31 746
Wijziging van boek 2 van het Burgerlijk Wetboek en de Wet op het financieel toezicht ter uitvoering van richtlijn nr. 2007/36/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 11 juli 2007 betreffende de uitoefening van bepaalde rechten van aandeelhouders in beursgenoteerde vennootschappen (PbEU L 184)

nr. 6
VERSLAG

Vastgesteld 30 december 2008

De vaste commissie voor Justitie1, belast met het voorbereidend onderzoek van dit voorstel van wet, heeft de eer als volgt verslag uit te brengen. Onder het voorbehoud dat de hierin gestelde vragen en gemaakte opmerkingen voldoende zullen zijn beantwoord, acht de commissie de openbare behandeling van het voorstel van wet genoegzaam voorbereid.

Inhoudsopgave blz.

1. Inleiding 1

2. Reikwijdte van de richtlijn 3

3. Informatie voorafgaand aan de algemene vergadering 3

4. Recht om punten op de agenda van de algemene vergadering te plaatsen en ontwerpresoluties in te dienen 4

5. Vereisten voor het deelnemen aan en stemmen op de algemene vergadering 5

6. Stemmen bij volmacht 5

7. Stemmen per brief 5

8. Stemmingsresultaten 6

9. Artikelsgewijs 6

1. Inleiding

De leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het voorliggende wetsvoorstel. Zij onderschrijven het belang om de deelname van aandeelhouders aan de besluitvorming in de algemene vergadering te verbeteren. Genoemde leden zoeken daarbij naar een balans tussen de rechten van de aandeelhouder en het nationale belang om bedrijven een aantrekkelijk vestigingsklimaat te bieden. Het mag niet zo zijn dat bedrijven naar het buitenland worden gejaagd door in nationale regelgeving aandeelhouders ongebreidelde rechten te geven. Wederkerigheid, namelijk dat uitbreiding van de rechten voor aandeelhouders in EU-verband gebeurt, is daarom voor deze leden dan ook van groot belang. Daarnaast is het voor de leden van de CDA-fractie belangrijk dat dit wordt bewerkstelligd met de minste administratieve lastenverhoging.

Met instemming hebben zij daarom geconstateerd dat het voorliggende voorstel niet gepaard gaat met extra lasten voor het bedrijfsleven.

De leden van de CDA-fractie constateren dat het wetsvoorstel uitvoering geeft aan de richtlijn betreffende de uitoefening van bepaalde rechten van aandeelhouders in beursgenoteerde vennootschappen (richtlijn nr. 2007/36/EG, hierna: de richtlijn). De richtlijn vloeit voort uit het Actieplan modernisering van het vennootschapsrecht en verbetering van de corporate governance in de EU van de Europese Commissie. Dit Actieplan is echter opgesteld in 2003 en heeft dus geen rekening kunnen houden met de kredietcrisis. Wat is nog de actuele waarde van het Actieplan? Is het niet ingehaald door de tijd? Wat kunnen de gevolgen van de crisis zijn voor de positie van aandeelhouders in beursgenoteerde ondernemingen? Kan de regering daar een kleine toelichting op geven of is het daar nog te vroeg voor?

De leden van de CDA-fractie wijzen op het feit dat naast Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek (BW), ook de Wet op het financieel toezicht (Wft) regels bevat die zien op de informatieverschaffing over aandeelhoudersvergaderingen. Deze leden vragen of het niet de voorkeur verdient om alle regels voor beursvennootschappen die betrekking hebben op de informatieverschaffing over aandeelhoudersvergaderingen op één plek in de wetgeving op te nemen. In het verlengde daarvan uit de Gecombineerde Commissie vennootschapsrecht zijn zorgen over de onderling weinig samenhangende wijze waarop zowel op het gebied van het vennootschapsrecht als op het gebied van het effectenrecht voorstellen tot wijziging worden voorbereid en aangeboden. De leden van de CDA-fractie onderschrijven deze zorg. Waarom is bijvoorbeeld de gelegenheid niet aangegrepen om de in de Monitoring Commissie Corporate Governance Code aangekondigde voorstellen tegelijkertijd met onderhavig wetsvoorstel aan te bieden? Dat zou het mogelijk hebben gemaakt om de verschillende regelingen beter in hun onderling verband te beoordelen. Graag ontvangen deze leden een reactie op bovenstaande punten.

De leden van de PvdA-fractie hebben met belangstelling kennisgemaakt met het onderhavige wetsvoorstel. Zij hebben nog enkele nadere vragen.

Deze leden vragen de regering aan te geven waarom er onvoldoende steun was bij de lidstaten voor een regeling met betrekking tot het vaststellen van een daadwerkelijke investeerder. Hoe zou een dergelijke regeling vorm hebben gekregen? Wat is de juridische status van de aangekondigde aanbeveling van de Europese Commissie?

De leden van de PvdA-fractie vragen de regering in te gaan op de verschillende voorstellen van Eumedion in de brief van 4 december 2008, gericht aan de vaste commissie voor Justitie en in afschrift verstuurd aan de minister van Justitie.

De aan het woord zijnde leden vragen de regering in te gaan op het bericht in het Financieele Dagblad van 17 november 2008 over de sluipoverval op Continental op de Duitse beurs. Is het waar dat ook in Nederland met behulp van derivaten een groter belang opgebouwd kan worden dan gemeld hoeft te worden op basis van de Wft? Is de regering bereid de Wft aan te passen om dergelijke sluipovervallen onmogelijk te maken?

De leden van de SP-fractie hebben met interesse kennisgenomen van het onderhavige wetsvoorstel. Wel hebben zij nog enkele vragen.

De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van het onderhavige wetsvoorstel. Zij onderschrijven het beoogde doel van verbeterde informatie aan, communicatie met en participatie door de aandeelhouders van beursvennootschappen.

Deze leden vragen hoe voorliggend voorstel zich verhoudt tot de adviezen van de commissie-Frijns en de kabinetsreactie hierop. Kan de regering hier een toelichting op geven?

De aan het woord zijnde leden vragen naar de samenhang met andere wetsvoorstellen ter implementatie van richtlijnen inzake vennootschappen. Deze leden vragen met name naar de samenhang met het wetsvoorstel inzake de jaarrekening. Hierin is bepaald dat het voorstel niet alleen betrekking heeft op vennootschappen wier aandelen zijn toegelaten tot de handel op een zogenaamde gereglementeerde markt, maar ook op vennootschappen die hun aandelen op een alternatief handelsplatform verhandelen en die qua omvang vergelijkbaar zijn met beursvennootschappen (een balanstotaal van meer dan 500 miljoen euro). Om welke reden zijn de regels in voorliggend wetsvoorstel niet van toepassing op deze qua omvang vergelijkbare vennootschappen?

De leden van de VVD-fractie vragen of in het voorliggend voorstel oude dan wel nieuwe nationale koppen bevinden. Zo ja, welke zijn dit en kan de regering aangeven waarom er voor is gekozen deze koppen te handhaven dan wel in het voorstel op te nemen?

2. Reikwijdte van de richtlijn

De leden van de CDA-fractie constateren dat de richtlijn de versterking van aandeelhoudersrechten als doel heeft. Erkent de regering dat met name hedgefunds profiteren van de versterkte aandeelhoudersrechten? Ziet de regering hiervan ook de gevaren voor het nationale bedrijfsleven? Voorziet de regering met deze richtlijn nieuwe mogelijkheden voor hedgefunds om ondernemingen onder druk te zetten of acht zij deze kans niet aanwezig?

De leden van de CDA-fractie lezen in de memorie van toelichting dat de richtlijn ruimte laat aan lidstaten om verdere verplichtingen op te leggen aan vennootschappen om het aandeelhouders gemakkelijker te maken de in de richtlijn genoemde rechten uit te oefenen. Is de regering van plan om gebruik te maken van de gegeven ruimte? Kunnen de leden van de CDA-fractie nadere regelgeving verwachten? Deze leden hebben daar geen behoefte aan.

De leden van de PvdA-fractie vragen of er in Nederland en in andere lidstaten veel gebruik wordt gemaakt van de rechtsvorm van de Europese Coöperatieve Vennootschap en de Europese Vennootschap?

3. Informatie voorafgaand aan de algemene vergadering

De leden van de CDA-fractie constateren dat op grond van de Wft beursvennootschappen reeds de verplichting hebben bepaalde informatie op de website te plaatsen. Deze leden vragen of beursvennootschappen aan deze verplichting hebben voldaan indien de informatie in het Engels wordt weergeven of dat vennootschappen verplicht zijn de website ook in andere talen, zoals het Nederlands, weer te geven.

De leden van de PvdA-fractie vragen de regering nader in te gaan op de langs elektronische weg openbaar gemaakte aankondiging. Moet daaronder verstaan worden een bekendmaking op een website of dienen aandeelhouders ook per e-mail te worden benaderd? Wat is het gevolg als aandeelhouders nooit de website van de desbetreffende vennootschap raadplegen? Hebben de aandeelhouders dan bij een vermelding in een landelijk dagblad niet veel meer kans om op de hoogte te raken van een aanstaande aandeelhoudersvergadering? Leidt het voorstel onder artikel I, onderdeel A niet juist tot een lagere participatie onder aandeelhouders in plaats van een hogere? Waarom wil de regering geen centraal register van oproepingen, zoals door een aantal partijen bepleit? Worden er nog nadere eisen gesteld aan de manier waarop de oproeping op de website gesplaatst wordt? Hoeveel muisklikken vanaf de hoofdpagina zullen maximaal nodig zijn om bij de oproeping te komen?

4. Recht om punten op de agenda van de algemene vergadering te plaatsen en ontwerpresoluties in te dienen

De leden van de CDA-fractie wijzen erop dat artikel 2:114a BW op dit moment nog regelt dat agendering van een onderwerp kan worden geweigerd indien een «zwaarwichtig belang» van de vennootschap zich daartegen verzet. Ondanks het advies van de Raad van State om deze weigeringgrond te handhaven, heeft de regering ervoor gekozen om deze grond te schrappen. Toetsing aan de norm van de redelijkheid en billijkheid acht de regering voldoende. Het lijkt deze leden dat een agendavoorstel gemakkelijker geweigerd kan worden op grond van de redelijkheid en billijkheid dan op grond van het «zwaarwichtige belang» van de vennootschap. Deelt de regering deze visie? Is dat dan wel in lijn met de richtlijn die de rol van de aandeelhouder wil verstevigen? Hoe beoordeelt de regering het standpunt van Eumedion dat een beroep op redelijkheid en billijkheid onder het huidige recht ook niet mogelijk is?

De leden van de PvdA-fractie vragen waarom een verzoek om iets op de agenda te zetten nu met redenen omkleed moet zijn. Wie beoordeelt of er voldoende redenen zijn aangevoerd of is dit vormvrij? Is het waar dat aandeelhouders nu een wettelijk recht krijgen op het indienen van conceptbesluiten en ontwerpresoluties? Kunnen deze voorstellen ook worden gedaan in de vorm van moties? Moeten voorstellen die ter vergadering worden gedaan op schrift gesteld worden?

De leden van de SP-fractie constateren dat in het wetsvoorstel de bevoegdheid van de vennootschap wordt geschrapt om door aandeelhouders aangedragen agendapunten te weigeren indien een «zwaarwichtig belang» van de vennootschap zich daartegen verzet. De consequentie daarvan zou kunnen zijn dat de vennootschap alleen agendapunten mag weigeren die niet aan de formele vereisten voldoen. Dan zou zich de situatie kunnen voordoen dat er een ontwerpresolutie op de agenda wordt geplaatst over een onderwerp waarbij de aandeelhoudervergadering geen bevoegdheid heeft. Deze leden vragen hoe de regering dit potentiële probleem ziet.

De leden van de VVD-fractie wijzen tevens op het feit dat op dit moment nog de toets van «zwaarwichtig belang van de vennootschap» geldt. Dit is naar de mening van de Raad van State een duidelijker omschreven en specifieker weigeringsgrond dan de in de toelichting voorgestelde toetsingsnorm van de redelijkheid en billijkheid. Ook op grond van de richtlijn kan slechts bij grote uitzondering een rechtvaardiging bestaan voor de weigering van een agendapunt en is het beoogde doel de versterking van de rechten van aandeelhouders. Kan de regering nader toelichten op welke wijze de voorgestelde norm deze rechten beter beschermd dan het huidige criterium van het «zwaarwichtig belang» van de vennootschap? In hoeverre is weigering van bovengenoemd verzoek mogelijk als is voldaan aan de eisen voor indiening, te weten de motiveringseis en schriftelijkheidseis?

De leden van de VVD-fractie hebben voorts een vraag over de toevoeging van punten aan de agenda na de oproepingstermijn. De regering geeft in reactie op het advies van de Raad van State aan dat toevoeging van deze agendapunten is toegestaan, maar dat een dergelijke keuze er toe kan leiden dat er over de onderwerpen die na de oproepingstermijn nog aan de agenda worden toegevoegd, niet wettig kan worden beslist tijdens de vergadering.

Kan de regering toelichten hoe de status van deze punten op de agenda kenbaar zullen zijn voor aandeelhouders?

5. Vereisten voor het deelnemen aan en stemmen op de algemene vergadering

De leden van de CDA-fractie menen dat het voor ondernemingen vaak lastig is om de identiteit van aandeelhouders te achterhalen. In de memorie van toelichting staat dat het kabinet heeft aangekondigd een wettelijke regeling vorm te geven die de beursvennootschap in staat stelt de identiteit van de aandeelhouders te achterhalen. Kan de regering aangeven wat de stand van zaken op dit punt is? Is de wettelijke regeling inmiddels in voorbereiding?

De leden van de PvdA-fractie vragen waarom de datum van registratie dwingend wordt gefixeerd op de 21e dag voor de vergadering. Er zijn toch veel vennootschappen die een kortere periode hanteren of helemaal geen registratiedatum? Dit kan er toch toe leiden dat de participatie in de algemene vergadering van aandeelhouders niet hoger wordt, maar juist lager?

De leden van de SP-fractie steunen het voorstel voor een verplichte registratiedatum. In de discussie over het lenen van aandelen en empty voting is een voorstel voor een registratiedatum van 30 dagen enkele malen geopperd. Ook in de memorie van toelichting van onderhavig wetsvoorstel worden veel argumenten gegeven voor een vroege registratiedatum. De leden van de SP-fractie vragen daarom waarom niet gekozen is voor een registratiedatum van 30 dagen.

De leden van de SP-fractie wijzen erop dat in dezelfde discussie over het lenen van aandelen en empty voting wordt geopperd om de dividenddatum te splitsen van de registratiedatum. Op die manier wordt de reden van het lenen duidelijker. Uitlenende partijen kunnen op die manier beter hun verantwoordelijkheid nemen en geen aandelen meer uitlenen als duidelijk is dat de aandelen alleen voor het stemrecht worden geleend. Deze leden vragen de regering of is overwogen de splitsing van dividenddatum en registratiedatum wettelijk te regelen. Zo ja, waarom is dat niet in dit wetsvoorstel opgenomen?

De leden van de SP-fractie menen dat als niet-beursgenoteerde vennootschappen ervoor kiezen een registratiedatum te hanteren, de situatie ontstaat dat de oproeping voor de vergadering later kan plaatsvinden dan de registratie. Deze leden vragen de regering of zij dit wenselijk vindt. Zo ja, waarom?

6. Stemmen bij volmacht

De leden van de PvdA-fractie vragen de regering in te gaan op het voorstel van Eumedion ten aanzien van een verplicht register van steminstructies van institutionele beleggers. Waarom wordt deze optie uit de richtlijn niet in de Nederlandse wetgeving opgenomen?

De leden van de VVD-fractie lezen in de memorie van toelichting dat is afgezien van de optie in de richtlijn om een plicht tot het gedurende een bepaalde minimumperiode bijhouden van een register van steminstructies voor volmachthouders. Deze leden verzoeken de regering deze keuze nader toe te lichten. Op welke wijze kan een institutionele belegger nagaan en/of aantonen dat conform zijn instructie is gehandeld? Dit lijkt genoemde leden met name van belang in het kader van fusies en/of splitsingen. Graag ontvangen zij een toelichting op dit punt.

7. Stemmen per brief

De leden van de PvdA-fractie vragen de regering aan te geven wat de voor- en nadelen zijn van stemmen per brief. Is het waar dat bij het uitbrengen van dergelijke stemmen niet de laatste stand van zaken kan worden meegenomen?

8. Stemmingsresultaten

De leden van de PvdA-fractie vragen of het waar is dat de bevoegdheid tot het bekendmaken van een stemmingsuitslag wordt neergelegd bij de vennootschap. Betekent dit dat deze taak ook kan worden neergelegd bij de raad van bestuur? Acht de regering dit wenselijk? Verdient het geen aanbeveling deze bevoegdheid expliciet neer te leggen bij de raad van commissarissen, die een onafhankelijkere positie heeft?

De aan het woord zijnde leden vragen of er nog nadere eisen worden gesteld aan de manier waarop de stemmingsuitslag op de website geplaatst wordt. Hoeveel muisklikken vanaf de hoofdpagina zullen maximaal nodig zijn om bij de stemmingsuitslag te komen?

9. Artikelsgewijs

Artikel 2:114 BW

De leden van de PvdA-fractie vragen of overwogen kan worden om de moeilijk leesbare redactie van artikel 2:114, eerste lid, sub d, BW aan te passen. Is het niet logischer als deze bepaling begint met «de procedure»?

Artikel 2:120 BW

De leden van de CDA-fractie vragen of het klopt dat een vennootschap door één aandeelhouder gedwongen kan worden om de stemmingsresultaten uitgebreid vast te stellen. Zo ja, is het niet voor de hand liggend om hiervoor een quorum in te voeren? Hiermee wordt voorkomen dat één aandeelhouder een vennootschap onnodig veel werk en dus kosten kan bezorgen terwijl 99 procent van de aandeelhouders hier niet om heeft verzocht. Graag ontvangen deze leden een reactie op dit punt.

Artikel 5:25k Wft

De leden van de VVD-fractie verzoeken de regering te reageren op de opmerkingen van Eumedion in de brief van 4 december 2008, gericht aan de vaste commissie voor Justitie en in afschrift verstuurd aan de minister van Justitie, over de twee verschillende openbaarmakingmomenten. Hoe verhoudt het voorliggende wetsvoorstel zich tot de opmerkingen van de minister van Financiën tijdens de behandeling van het wetsvoorstel ter implementatie van de Transparantierichtlijn? Kan de regering nader toelichten waarom niet is gekozen voor één openbaarmakingmoment?

Artikel 5:25ka Wft

De leden van de PvdA-fractie vragen of er nog nadere eisen worden gesteld aan de toelichting die de raad van bestuur moet geven per agendapunt. Is het waar dat zowel een te summiere als een te lange toelichting onwenselijk geacht moet worden, omdat zowel te weinig als te veel informatie de transparantie vermindert?

De voorzitter van de commissie,

De Pater-van der Meer

De adjunct-griffier van de commissie,

Van Doorn


XNoot
1

Samenstelling:

Leden: Van de Camp (CDA), De Wit (SP), Van der Staaij (SGP), Arib (PvdA), ondervoorzitter, De Pater-van der Meer (CDA), voorzitter, Çörüz (CDA), Joldersma (CDA), Gerkens (SP), Van Velzen (SP), Van Vroonhoven-Kok (CDA), De Krom (VVD), Azough (GL), Timmer (PvdA), Griffith (VVD), Teeven (VVD), Verdonk (Verdonk), De Roon (PVV), Pechtold (D66), Heerts (PvdA), Thieme (PvdD), Kuiken (PvdA), Leijten (SP), Bouwmeester (PvdA), Van Toorenburg (CDA) en Anker (CU).

Plv. leden: Sterk (CDA), Langkamp (SP), Van der Vlies (SGP), Smeets (PvdA), Aasted Madsen-van Stiphout (CDA), Jager (CDA), Jonker (CDA), Roemer (SP), Vacature (SP), De Vries (CDA), Weekers (VVD), Halsema (GL), Dijsselbloem (PvdA), Dezentjé Hamming-Bluemink (VVD), Van Miltenburg (VVD), Zijlstra (VVD), Fritsma (PVV), Koşer Kaya (D66), Gill’ard (PvdA), Ouwehand (PvdD), Spekman (PvdA), Vacature (SP), Bouchibti (PvdA), Van Haersma Buma (CDA) en Slob (CU).