Kamerstuk 31552-10

Uitbreiding toepassingsbereik wetsvoorstel tot wijziging van het Wetboek van Strafrecht en het Wetboek van Strafvordering in verband met de beëindiging van de maatregel van terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging van overheidswege door de Minister van Justitie (31 552).

Dossier: Wijziging van het Wetboek van Strafrecht en het Wetboek van Strafvordering in verband met de beëindiging van de maatregel van terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging van overheidswege door de Minister van Justitie


31 552
Wijziging van het Wetboek van Strafrecht en het Wetboek van Strafvordering in verband met de beëindiging van de maatregel van terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging van overheidswege door de Minister van Justitie

nr. 10
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN JUSTITIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 2 februari 2010

Inleiding

Op 10 en 16 december 2009 heeft uw Kamer met mij een Algemeen Overleg gevoerd over een illegale vreemdeling wier terbeschikkingstelling is beëindigd, vanwege uitzetting naar Kosovo. Ik heb toegezegd u te berichten of er mogelijkheden zijn om met terugwerkende kracht het wetsvoorstel tot wijziging van het Wetboek van Strafrecht en het Wetboek van Strafvordering in verband met de beëindiging van de maatregel van terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging van overheidswege door de minister van Justitie (Kamerstukken I, 2008/09, 31 552, A), van toepassing te laten zijn op reeds uitgezette personen. Verder ga ik in deze brief in op de aangenomen moties die betrekking hebben op de repatriëring van ongewenst verklaarde tbs-gestelden naar het land van herkomst.

Bestaande mogelijkheden wetsvoorstel

Alvorens in te gaan op de mogelijkheid om het toepassingsbereik van het vorengenoemde wetsvoorstel te verruimen, sta ik stil bij de bestaande mogelijkheden om op te treden tegen illegale vreemdelingen die terugkeren naar Nederland.

Allereerst dient te worden bedacht dat de illegale status van Ramo I. als illegale en ongewenst verklaarde vreemdeling, onverminderd blijft gehandhaafd. Dit betekent dat vreemdelingen in zijn positie bij terugkeer in Nederland onmiddellijk in vreemdelingenbewaring kunnen worden geplaatst en vervolgens opnieuw kunnen worden uitgezet. Bovendien is het verblijf in Nederland een strafbaar feit (artikel 197 Wetboek van Strafrecht), zodat ook strafvorderlijk kan worden opgetreden. Een dergelijke vreemdeling kan worden gestraft met een gevangenisstraf van ten hoogste zes maanden of een geldboete van de derde categorie. Ook een voorwaardelijke straf is denkbaar. Onder omstandigheden kan daarbij als voorwaarde worden opgelegd dat de vreemdeling zich voor zijn stoornis laat behandelen in een inrichting.

Verder wijs ik op de mogelijkheden van de Wet bopz. In deze wet zijn bevoegdheden toegekend aan de rechter en de burgemeester om te bepalen dat iemand bij een stoornis in zijn geestvermogens of bij een vermoeden daarvan of bij (dreigend) gevaar onvrijwillig wordt opgenomen in een psychiatrisch ziekenhuis. Deze wettelijke mogelijkheden kunnen ook worden ingezet bij illegale vreemdelingen die terugkeren naar Nederland.

Met dit wettelijke instrumentarium is het thans reeds mogelijk om de Nederlandse samenleving en mensen die zich in een positie bevinden zoals de ex-familie van de betreffende Kosovaar, te beschermen tegen de aanwezigheid van dergelijke vreemdelingen in onze samenleving en de veiligheid te waarborgen.

Toepassingsbereik wetsvoorstel

Het wetsvoorstel biedt de mogelijkheid om illegale vreemdelingen die zich in tbs-klinieken bevinden, terug te laten keren naar het land van herkomst indien daar een passende voorziening voor de betrokkene beschikbaar is. Dit wetsvoorstel is gericht op deze vorm van terugkeer en heeft een tweeledig doel:

1. de terugkeer sneller te laten plaatsvinden doordat de minister van Justitie de tbs tussentijds kan beëindigen en niet hoeft te worden gewacht op de verlengingszitting;

2. de terugkeer veiliger te laten plaatsvinden gelet op het feit dat de tbs herleeft indien de betrokkene, in strijd met de voorwaarden, terugkeert naar Nederland.

Het wetsvoorstel ziet op de gevallen waarin de minister van Justitie de tbs tussentijds beëindigt. In die gevallen herleeft de tbs als de betrokken illegaal terugkeert naar Nederland. In het geval van Ramo I. is de terbeschikkingstelling door de rechter beëindigd.

Verruiming toepassingsbereik

Uit artikel 68 van het Wetboek van Strafrecht, waarin het ne bis in idem-beginsel is vastgelegd, vloeit voort dat niemand voor een tweede maal mag worden gestraft voor dezelfde feitelijke gebeurtenis als waarvoor men reeds eerder is veroordeeld, vrijgesproken of ontslagen van rechtsvervolging. In deze gevallen heeft de rechter immers bepaald dat de van toepassing zijnde maatregel onvoorwaardelijk is geëindigd. Het opleggen van een nieuwe maatregel is eerst mogelijk, indien de betrokkene een nieuw strafbaar feit pleegt.

Verruiming van het toepassingsbereik van het wetsvoorstel is wel mogelijk voor nieuwe gevallen. In de wet kan worden bepaald dat ook bij terugkeer en beëindiging door de rechter, de tbs herleeft. Hieraan kan vorm worden gegeven door een bevoegdheid voor de rechter om de terbeschikkingstelling te beëindigen onder de voorwaarde van herleving van de tbs bij terugkeer in Nederland. Dit betekent dat niet alleen bij een tussentijdse beëindiging door de minister van Justitie, maar ook bij een beëindiging door de rechter, de tbs herleeft bij terugkeer van de illegale vreemdeling naar Nederland. Hiermee geldt voor alle gevallen hetzelfde regime. Ik heb het voornemen om deze wijziging op korte termijn aan uw Kamer voor te leggen.

Moties

De eerste motie luidt dat de rechter alleen om opheffing van de tbs mag worden verzocht als alle voorwaarden voor een adequate behandeling van de uit te zetten persoon in het buitenland zijn vervuld en aan de rechter meegedeeld (Kamerstukken II, 2009/10, 19 637, nr. 1312). Deze motie ondersteunt het huidige beleid en wordt daarom uitgevoerd. Bij de vraag of ongewenstverklaarde tbs-gestelden moeten worden uitgezet, wordt uiterste zorgvuldigheid betracht. De rechter wordt ten behoeve van zijn beslissing over de beëindiging van de tbs teneinde tot uitzetting over te gaan, op de hoogte gebracht van de voorwaarden waaronder uitzetting plaatsheeft. Indien deze voorwaarden in de periode voor de rechterlijke uitspraak worden gewijzigd, dient de rechter hierover te worden geïnformeerd.

De andere motie strekt ertoe dat de Nederlandse regering in de eerste zes maanden na de uitzetting van de ongewenst verklaarde tbs-gestelde zich regelmatig laat informeren over de naleving van de afgesproken passende voorzieningen (Kamerstukken II, 2009/10, 19 637, nr. 1313). Uitzetting van ongewenst verklaarde tbs-gestelden is een kwestie van maatwerk. Het gaat om een relatief beperkt aantal personen dat wordt uitgezet, terwijl zij worden uitgezet naar verschillende landen, die doorgaans niet het niveau van zorg kunnen bieden dat Nederland biedt. Daarom wordt gesproken van «passende» zorg. Met sommige landen, zoals Marokko, zijn inmiddels nauwere banden met behandelaars opgebouwd. Bovendien onderhoudt FPC Veldzicht na uitzetting nog (in meer of mindere mate) contact met de ex-tbs-gestelden en de behandelaars ter plekke. In een aantal gevallen nemen de voormalige tbs-gestelden ook zelf het initiatief tot contact met FPC Veldzicht. Via de behandelaars en de ex-tbs-gestelden wordt zicht gehouden op het verloop van de behandeling in het land van herkomst.

Rekening houdend met de omstandigheden in het land van herkomst, zal de motie worden uitgevoerd. Dit houdt in dat FPC Veldzicht zich verder zal inspannen om de eerste zes maanden na uitzetting, binnen de hierboven genoemde beperkingen, informatie te verkrijgen over de naleving van de afgesproken passende voorzieningen. Hierbij merk ik op dat ik geen jurisdictie heb om het zorgaanbod dat vóór de uitzetting met het land van herkomst is overeengekomen, af te dwingen. Na de overdracht heb ik geen bevoegdheden en ook geen verantwoordelijkheden meer ten aanzien van de te verlenen zorg. Dit is de verantwoordelijkheid en bevoegdheid van de autoriteiten van het land waarnaar wordt overgedragen. Dit betekent dus ook dat de verkregen informatie nooit aanleiding kan zijn om de betrokken ongewenst verklaarde vreemdeling opnieuw in Nederland te behandelen, tenzij hij terugkeert naar Nederland.

De staatssecretaris van Justitie,

N. Albayrak