Gepubliceerd: 26 mei 2009
Indiener(s): Gerda Verburg (minister landbouw, natuur en voedselkwaliteit) (CDA)
Onderwerpen: dieren landbouw natuur- en landschapsbeheer natuur en milieu
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-31389-10.html
ID: 31389-10
Origineel: 31389-87

31 389
Een integraal kader voor regels over gehouden dieren en daaraan gerelateerde onderwerpen (Wet dieren)

nr. 10
TWEEDE NOTA VAN WIJZIGING

Ontvangen 26 mei 2009

Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:

A

Aan het slot van artikel 2.1, vierde lid, vervalt het zinsdeel «, deel uitmaken».

B

Artikel 2.2 wordt als volgt gewijzigd:

a. Het eerste lid komt te luiden:

1. Het is verboden dieren te houden die niet behoren tot door Onze Minister aangewezen diersoorten of diercategorieën.

b. Het tweede tot en met zevende lid worden vernummerd tot vijfde tot en met tiende lid.

c. Er worden drie leden ingevoegd, luidende:

2. Bij algemene maatregel van bestuur worden de criteria vastgesteld op grond waarvan Onze Minister diersoorten of diercategorieën, bedoeld in het eerste lid, aanwijst.

3. Bij algemene maatregel van bestuur kan worden geregeld dat het verbod, bedoeld in het eerste lid, slechts van toepassing is op één of meer dierklassen.

4. De afdelingen 7 en 8 van de Algemene wet bestuursrecht zijn van overeenkomstige toepassing op de aanwijzing, bedoeld in het eerste lid.

d. In het tiende lid, onderdeel k, worden de woorden «over door hem gehouden dieren» vervangen door: over het houden van dieren.

C

Aan artikel 2.7, tweede lid, wordt, onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel l door een puntkomma, een onderdeel toegevoegd, luidende:

m. een verbod op het verkopen van bij of krachtens die maatregel aangewezen diersoorten of diercategorieën aan een persoon van wie niet is vastgesteld dat deze een in die maatregel genoemde leeftijd heeft bereikt.

D

In artikel 2.8, eerste lid, onderdeel a, vervallen de woorden «bij dieren».

E

In artikel 2.9, zesde lid, wordt het woord «handeling» vervangen door: handelingen.

F

Artikel 2.10 wordt als volgt gewijzigd:

a. Het eerste lid komt te luiden:

1. Het is verboden om dieren behorend tot bij algemene maatregel van bestuur aangewezen diersoorten of diercategorieën te doden, behoudens in gevallen waarin een dier wordt gedood voor de bedrijfsmatige productie van dierlijke producten of in andere dan bij of krachtens algemene maatregel van bestuur aangewezen gevallen.

b. De onderdelen c tot en met e van het vierde lid komen als volgt te luiden:

c. situaties waarin het is toegestaan dieren te doden;

d. voorwaarden waaronder het is toegestaan dieren te doden;

e. de personen die dieren doden, of die daarbij betrokken zijn;.

G

In artikel 2.13 wordt het woord «bij» vervangen door de woorden: naar aanleiding van.

H

Artikel 2.23 wordt als volgt gewijzigd:

a. In het eerste lid, aanhef, vervalt het woord «worden» en wordt het woord «kunnen» vervangen door: worden.

b. In het eerste lid, onderdeel b, vervallen de woorden «of embryo’s».

c. In het tweede lid vervallen de woorden «bij gewervelde dieren».

I

Aan artikel 3.2 wordt een vierde lid toegevoegd, dat luidt als volgt:

4. Het eerste en het derde lid zijn niet van toepassing op gehakt vlees, separatorvlees, vleesbereidingen en vleesproducten als bedoeld in krachtens de Warenwet gestelde voorschriften.

J

Artikel 5.13, eerste lid, komt te luiden:

1. De burgemeester van de gemeente waar zich een dier bevindt dat in strijd met het bepaalde krachtens artikel 2.6, tweede lid, onderdeel a,onder 2°, is gefokt, of dat in strijd met het bepaalde bij en krachtens artikel 2.2, vijfde lid, eerste volzin, wordt gehouden, kan besluiten dat dit dier:

a. naar een door hem aangewezen plaats wordt vervoerd, en

b. aldaar wordt gedood.

K

Artikel 7.6 wordt als volgt gewijzigd:

a. In het eerste lid, onderdeel a wordt voor de puntkomma aan het slot, ingevoegd de woorden: , of van een aanvraag tot aanwijzing, als bedoeld in artikel 2.2, eerste lid, dan wel tot wijziging daarvan.

b. Aan het eerste lid wordt, onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel c, door een puntkomma, een nieuw onderdeel toegevoegd, luidende:

d. de toepasselijkheid van de bepalingen van de afdelingen 7 en 8 van de Algemene wet bestuursrecht op een besluit.

c. Het tweede lid, onderdeel b, komt te luiden:

b. dat een daarbij aangewezen onderzoek noodzakelijk is alvorens een vergunning, erkenning, toestemming, toelating of registratie wordt verleend, verlengd of gewijzigd of alvorens een diersoort wordt aangewezen op grond van de artikelen 2.2, eerste lid;.

d. In het derde lid wordt telkenmale na het woord «tot» ingevoegd de woorden: aanwijzing als bedoeld in artikel 2.2, eerste lid,.

L

In artikel 8.7, eerste lid, onderdeel a, vervalt «, aangewezen bij algemene maatregel van bestuur,».

M

Artikel 8.9 komt te luiden:

Artikel 8.9 [Hoogte bestuurlijke boete]

1. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld over de hoogte van de bestuurlijke boete die voor een overtreding of voor categorieën van overtredingen ten hoogste kan worden opgelegd.

2. De op grond van het eerste lid te bepalen bestuurlijke boete bedraagt ten hoogste het bedrag dat is bepaald voor de vijfde categorie, bedoeld in artikel 23, vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht, per overtreding begaan door een natuurlijke persoon, en ten hoogste het bedrag dat is bepaald voor de zesde categorie, bedoeld in artikel 23, vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht per overtreding, begaan door een rechtspersoon of een vennootschap, of, indien dat meer is, 10 procent van de jaaromzet in het boekjaar voorafgaande aan het boekjaar waarin de boete wordt opgelegd.

3. De berekening van de omzet, bedoeld in het tweede lid, geschiedt op voet van het bepaalde in artikel 377, zesde lid, van boek 2 van het Burgerlijk Wetboek voor de netto-omzet.

N

Artikel 8.10 komt te luiden:

Artikel 8.10 [Beperking aan mandaat]

Mandaat tot het opleggen van een bestuurlijke boete van meer dan het bedrag dat is bepaald voor de eerste categorie, bedoeld in artikel 23, vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht, wordt niet verleend aan degene die van de overtreding een rapport of proces-verbaal heeft opgemaakt.

O

In artikel 8.12, tweede lid, wordt het zinsdeel «artikel 248, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering» vervangen door: artikel 246, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering.

P

In artikel 8.20, eerste lid, worden de woorden «een maatschap» vervangen door: een vennootschap.

Q

Artikel 8.35, tweede lid, aanhef, komt te luiden:

Van de beslissing, bedoeld in het eerste lid, wordt door de secretaris van het veterinair tuchtcollege onverwijld een afschrift gezonden:

R

In artikel 10.10 wordt de zinsnede «2.2, eerste, vierde en zesde lid,» vervangen door: 2.2, tweede, zevende en negende lid,.

S

In artikel 11.2, onder A, wordt het zinsdeel «, of indien hij de vervolging deswege overeenkomstig de bepalingen van artikel 74 van het Wetboek van Strafrecht heeft voorkomen» vervangen door: dan wel deswege hem een strafbeschikking is uitgevaardigd.

T

Artikel 11.3 wordt als volgt gewijzigd:

a. De onderdelen B, C, K, M, O, Q en S vervallen.

b. De onderdelen D, E, F, G, H, I, J, L, N, P en R worden geletterd B tot en met L

c. Het onderdeel C (nieuw) komt te luiden:

C

In hoofdstuk II (nieuw) vervalt het opschrift «Afdeling 3 Heffingen».

d. Na onderdeel L wordt een nieuw onderdeel toegevoegd, luidende:

M

Na artikel 130 wordt een nieuw artikel toegevoegd, luidende:

Artikel 130a

1. De verschillende artikelen van deze wet, of onderdelen daarvan, komen te vervallen op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden bepaald.

2. Op het in het eerste lid bedoelde tijdstip vervallen in de artikelen 1 en 1a van de Wet op de economische delicten de verwijzingen naar de betrokken artikelen of onderdelen.

U

Artikel 11.7 wordt als volgt gewijzigd:

a. In onderdeel A, onder 2, wordt de zinsnede «artikelen 2.2, tweede lid, zesde lid in samenhang met het zevende lid, onderdelen a en e,» vervangen door: artikelen 2.2, vijfde lid, negende lid in samenhang met het tiende lid, onderdelen a en e,.

b. In onderdeel B, onder 2, wordt de zinsnede «artikelen 2.2, zesde lid in samenhang met het zevende lid, f, g, h, i, j, k, l, m, n, o en p,» vervangen door: artikelen 2.2, negende lid in samenhang met het tiende lid, onderdelen f, g, h, i, j, k, l, m, n, o en p,.

c. In onderdeel D, onder 2, wordt de zinsnede «artikelen 2.2, vierde lid, zesde lid in samenhang met het zevende lid, onderdeel q,» vervangen door: artikelen 2.2, zevende lid, negende lid in samenhang met het tiende lid, onderdeel q,.

V

In de artikelen 11.8 en 11.9 wordt de zinsnede «krachtens artikel 2.2, derde lid,» telkenmale vervangen door: krachtens artikel 2.2, zesde lid,.

Toelichting

Met deze nota van wijziging voer ik een aantal wijzigingen door om onvolkomenheden in het wetsvoorstel te herstellen.

A, D, E, en O

Dit betreffen wijzigingen van redactionele aard.

B

In de nota naar aanleiding van het verslag bij het wetsvoorstel heb ik de wijzigingen in artikel 2.2, eerste tot en met derde lid, toegelicht. Met het voorgestelde derde lid wordt beoogd mogelijk te maken het verbod eerst alleen op zoogdieren van toepassing te laten zijn. Voor het overige volsta ik met een verwijzing naar hetgeen hierover in de nota naar aanleiding van het verslag is opgenomen.

C

Dit artikel is opgenomen voor implementatie van de Europese overeenkomst ter bescherming van kleine huisdieren (ETS-125, 1987).

F

Het nieuwe eerste lid van artikel 2.10 bevat een verbod om bij algemenemaatregel van bestuur aangewezen diersoorten te doden. Dit verbod geldt niet wanneer een dier wordt gedood voor de bedrijfsmatige productie van dierlijke producten. Hieronder wordt verstaan het doden van een dier voor de productie van dierlijke producten voor de markt. Het verbod op het doden van dieren is tevens niet van toepassing in bij of krachtens algemene maatregel van bestuur aangewezen gevallen.

Voor de achtergrond van de wijzigingen in het eerste lid verwijs ik naar hetgeen ik hierover in de nota naar aanleiding van het verslag bij het wetsvoorstel heb opgemerkt.

De wijzigingen in het nieuwe derde lid van artikel 2.10 zijn van redactionele aard.

G

Artikel 2.13 is aangepast om te verhelderen dat naast het verbod op het uitloven van dieren als prijs, ook het gebruik van schijnconstructies, bedoeld om dit verbod te omzeilen, verboden is.

Daartoe zijn de woorden «bij wedstrijden» vervangen door «naar aanleiding van wedstrijden». Het verbod geldt daardoor ook voor constructies die ertoe leiden dat het houderschap van een dier niet direct bij een wedstrijd, verloting, weddenschap of andere dergelijke evenementen, maar op een ander, later moment als gevolg van die wedstrijd, verloting, weddenschap of dat evenement overgaat. Als voorbeeld kan genoemd worden de constructie waarbij een tegoedbon wordt uitgeloofd of uitgereikt, met welke bon op enig later moment een dier als prijs om niet kan worden verkregen.

H

In artikel 2.23, eerste lid, wordt het woord «kunnen» geschrapt. Daarmee wordt duidelijk gemaakt dat biotechnologische toepassingen bij dieren een zorgvuldig gereguleerde besluitvorming behoeven, waarbij een voldoende ethische toets op de wenselijkheid van die toepassingen blijvend nodig is.

Voorts is, op advies van de Commissie biotechnologie bij dieren, het woord «embryo’s» geschrapt uit artikel 2.23, eerste lid. De Commissie biotechnologie bij dieren acht toepassing van biotechnologische technieken bij dierlijke embryo’s niet dusdanig problematisch dat een uitgebreide ethische toets noodzakelijk is.

Tenslotte wordt het tweede lid van dit artikel aangepast om duidelijk te maken dat de uitzondering die dit artikellid maakt op de hoofdregel van het eerste lid betrekking kan hebben op zowel gewervelde als ongewervelde dieren. Deze wijziging is in lijn met het standpunt van de Ministers van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit van 22 oktober 2007 over de evaluaties van de Wet op de dierproeven en het Besluit biotechnologie bij dieren (Kamerstukken II 2007/08, 30 168, nr. 3).

I

Regels over de productie van vlees worden deels gesteld op basis van onderhavig wetsvoorstel en deels op basis van de Warenwet. Om dit onderscheid nog duidelijker te maken is aan artikel 3.2 een vierde lid toegevoegd. De in dit vierde lid genoemde begrippen zijn gedefinieerd zijn in bijlage I van verordening (EG) 853/2004.

J

Artikel 5.13 is bedoeld om dezelfde inhoud en strekking te hebben als artikel 74 Gezondheids- en welzijnswet voor dieren (GWWD). Om twijfel daarover uit te sluiten is het eerste lid aangepast om de tekst gelijk te laten zijn aan die van artikel 74 GWWD.

J

Op grond van artikel 7.6 kunnen regels worden gesteld met betrekking tot aanvraag- en meldingsprocedures. Die regels kunnen onder meer inhouden dat bij een aanvraag moet worden voorzien in nader te noemen onderzoeksresultaten. Om beoordeling van een aanvraag tot aanwijzing van een diersoort of -categorie, als bedoeld in artikel 2.2, eerste lid, mogelijk te maken is het wenselijk dat dit type regels ook voor een dergelijke aanvraag kan worden gesteld.

Om die reden wordt het voorgestelde artikel 7.6 aangepast.

L

Artikel 8.7, eerste lid, onderdeel a, bevat een opsomming van bepalingen. Bij overtreding van die bepalingen of van een krachtens één van die bepalingen gesteld voorschrift kan een bestuurlijke boete kan worden opgelegd. Het is niet nodig bij algemene maatregel van bestuur overtredingen nader aan te wijzen. Daarom vervallen in het voorgestelde artikel 8.7, eerste lid, de woorden «aangewezen bij algemene maatregel van bestuur». Deze wijziging hangt samen met het voorgestelde artikel 8.9 in onderdeel L.

M en N

Met deze onderdelen wordt voorgesteld per mogelijke overtreding een maximale hoogte voor een bestuurlijke boete vast te leggen. Bij het opleggen van een boete moet rekening worden gehouden met de ernst van de overtreding en met de omstandigheden van het geval. Bij of krachtens algemene regel van bestuur kunnen regels worden gesteld over de hoogte van de boete. Bij algemene maatregel van bestuur kan worden overgegaan tot een onderverdeling van overtredingen in boetecategorieën, waarna bij ministeriële regeling kan worden bepaald welke boetehoogte aan die categorieën wordt gekoppeld.

Verder is het tweede lid van artikel 8.9 zodanig aangepast dat de maximale boetehoogte voor een rechtspersoon in bepaalde gevallen afhankelijk is van de omzet die door die rechtspersoon in het boekjaar voorafgaande aan het jaar waarin de bestuurlijke boete opgelegd is.

Aan het opleggen van een omzetgerelateerde boete bestaat behoefte in gevallen waarin het punitieve karakter bij het opleggen van het maximale vaste boetebedrag onvoldoende gewaarborgd is. Hiervan is bijvoorbeeld sprake bij overtredingen waarmee grote winsten kunnen worden behaald. Ook kan worden gedacht aan gevallen waarin de omzet van een rechtspersoon zo hoog is dat van het vaste boetebedrag onvoldoende afschrikkende werking uitgaat.

In artikel 8.9, tweede lid, en artikel 8.10 zijn maximale bedragen voor bestuurlijke boetes vervangen door een meer algemene verwijzing naar de vijfde en zesde, respectievelijk eerste categorie, bedoeld in artikel 23, vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht. De hoogte van de geldboetes, bedoeld in artikel 23, vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht wordt regelmatig geactualiseerd. De verwijzingen naar de categorieën geldboetes van artikel 23, vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht, zijn opgenomen om te voorkomen dat bij iedere actualisering van dat artikel deze wet ook moet worden aangepast.

P

Met inwerkingtreding van het wetsvoorstel tot vaststelling van titel 7.13 (vennootschap) van het Burgerlijk Wetboek (Kamerstukken II, 28 746) komt de ondernemingsvorm die thans bekend staat als maatschap te vallen onder het bredere begrip vennootschap. Dat wetsvoorstel zal naar verwachting in werking treden voordat onderhavig wetsvoorstel in werking treedt.

In artikel 8.9 van het onderhavige wetsvoorstel wordt de maximale boete geregeld voor zowel de huidige maatschap als de andere ondernemingsvormen die in de toekomst onder het begrip vennootschap komen te vallen. Daarom is van de gelegenheid gebruik gemaakt om de term naar de maatschap in de artikelen 8.9, tweede lid, en 8.20, eerste lid, te vervangen door een verwijzing naar de vennootschap.

Q

Aan aangetekende verzending van tuchtrechtelijke uitspraak bestaat in de praktijk geen behoefte. Met deze wijziging komt die eis te vervallen.

R, U en V

Met deze onderdelen worden verwijzingen naar de leden van het voorgestelde artikel 2.2 van het wetsvoorstel, die tengevolge van de wijziging van dat artikel onjuist worden, aangepast.

S

Naar aanleiding van een aanpassing in het Wetboek van Strafrecht van de juridische grondslag van de buitengerechtelijke afdoening van strafzaken (Wet OM-afdoening; Stb. 2006, nr. 330), is de Flora- en faunawet met ingang van 1 februari 2008 gewijzigd. Met deze wijziging is de verwijzing in de Flora- en faunawet naar artikel 74 van het Wetboek van Strafrecht vervangen door de opname van de strafbeschikking.

T

In artikel 11.3 van het wetsvoorstel is voorzien in het vervallen van bepalingen van de GWWD die niet zien op varkensheffingen. Met inwerkingtreding van dat artikel komen de bepalingen uit de GWWD, waarvoor met dit wetsvoorstel in een grondslag wordt voorzien, te vervallen.

Zoals in de nota naar aanleiding van het verslag bij het wetsvoorstel is aangegeven wordt op dit moment in Europees verband gewerkt aan herziening van regelgeving op het gebied van diergezondheid. In afwachting daarvan bestaat de voorkeur de bestaande regels over diergezondheid voorlopig te continueren.

Mede in het licht daarvan is het wenselijk dat het wetsvoorstel gefaseerde inwerkingtreding van zijn bepalingen en gefaseerde afbouw van huidige regelgeving mogelijk maakt. Door middel van de aanpassingen in dit artikel wordt daarin voorzien.

Het voorgestelde artikel 12.2 bepaalt dat het tijdstip van inwerkingtreding voor verschillende artikelen of onderdelen daarvan op verschillende tijdstippen kan worden vastgesteld. Derhalve kan eerst het voorgestelde artikel 11.3, onderdeel M, inwerkingtreden. Na inwerkingtreding van dat onderdeel kan bij koninklijk besluit worden bepaald dat nader te noemen artikelen van de GWWD of onderdelen daarvan komen te vervallen.

Nadat regelgeving over alle onderwerpen waarop de GWWD ziet, met uitzondering van de bepalingen over varkensheffingen, zijn geregeld onder het wetsvoorstel kunnen de overige onderdelen van artikel 11.3 inwerkingtreden, waardoor de GWWD alleen nog regels over varkensheffingen bevat.

De minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

G. Verburg