Gepubliceerd: 16 april 2008
Indiener(s): Guusje ter Horst (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (PvdA)
Onderwerpen: bestuur bestuursrecht financiƫn inkomensbeleid organisatie en beleid recht staatsrecht
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-31387-5.html
ID: 31387-5

31 387
Regeling van de rechtspositie van de vice-president van de Raad van State, de staatsraden en de staatsraden in buitengewone dienst, alsmede van de president en de overige leden van de Algemene Rekenkamer, alsmede van de Nationale ombudsman en de substituut-ombudsmannen (Wet rechtspositie Raad van State, Algemene Rekenkamer en Nationale ombudsman)

nr. 5
VERSLAG

Vastgesteld 16 april 2008

De vaste commissie voor Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties1, belast met het voorbereidend onderzoek van dit wetsvoorstel, heeft de eer als volgt verslag uit te brengen van haar bevindingen.

Onder het voorbehoud dat de regering op de gestelde vragen en de gemaakte opmerkingen tijdig en genoegzaam zal hebben geantwoord, acht de commissie de openbare beraadslaging over dit wetsvoorstel voldoende voorbereid.

I. ALGEMEEN

1. Inleiding; vastlegging rechtspositie in één wet

De leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het onderhavige wetsvoorstel dat een eind beoogt te maken aan de sterk verbrokkelde rechtspositie van de leden van de Raad van State, de leden van de Algemene Rekenkamer en de Nationale Ombudsman, door de rechtspositie in één wet samen te voegen. Zoals de memorie van toelichting aangeeft, waren dezelfde rechtspositionele aangelegenheden voor deze functies op verschillende wettelijke niveaus en op niet voor de hand liggende plaatsen geregeld. Daarnaast waren de rechtspositieregelingen zeer summier ingevuld. Door dit wetsvoorstel worden tevens modernisering van de rechtspositie en vermindering van regeldruk geëffectueerd. Deze leden onderschrij-ven deze doelstellingen. Wel leven bij deze leden nog enkele vragen.

De leden van de PvdA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het wetsvoorstel. Zij onderschrijven het belang dat er een einde gemaakt moet worden aan de verbrokkelde rechtspositie van de leden van de Raad van State, de leden van de Algemene Rekenkamer en de Nationale ombudsman.

De leden van de SP-fractie hebben met interesse kennisgenomen van dit wetsvoor-stel, dat vooral bestaande regelingen wil samenvoegen. Deze leden ontvangen graag een nadere toelichting wat de regering bedoelt met de mogelijkheid om de rechtspo-sitie van bedoelde functionarissen te «moderniseren».

De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het onderhavige wetsvoorstel. Zij vinden het een goede zaak dat er een einde wordt gemaakt aan de verbrokkelde regeling van de rechtspositie van de leden van de Raad van State, de leden van de Algemene Rekenkamer en de Nationale ombudsman door deze rechtspositie in één wet samen te voegen en door één algemene maatregel van bestuur te maken. Voorts achten zij het een goede zaak dat de voorgestelde rechtspositie van de leden van de Hoge Colleges van Staat geënt zal worden op de rechtspositie van bewindslieden.

De leden van de SGP-fractie hebben belangstellend kennis genomen van dit wets-voorstel. Zij steunen de gedachte dat verbrokkeling moet worden voorkomen, maar hebben wel enkele vragen.

Deze leden constateren dat de Raad van State zich afvraagt waarom voor deze geheel verschillende colleges geen eigen afzonderlijke wettelijke regeling wordt getroffen. Zij menen dat deze vraag niet is beantwoord en zouden hier graag alsnog een antwoord op ontvangen. Wat is de toegevoegde waarde van het regelen in één wet? Zou het niet meer voor de hand liggen de rechtspositie te regelen in dezelfde wetten als waarin andere regels omtrent benoeming, schorsing en ontslag van de desbetreffende instanties zijn opgenomen, respectievelijk de Wet op de Raad van State, de Comptabiliteitswet 2001 en de Wet Nationale ombudsman? Zou dat de overzichtelijkheid niet nog verder ten goede komen? Zij ontvangen graag een reactie van de regering op deze zienswijze.

2. Verbinding met de voorstellen van de commissie-Dijkstal

De leden van de CDA-fractie wijzen op het feit dat leden van de Hoge Colleges van Staat en bewindspersonen geen werktijdenregeling kennen. Een salarisverhoging van 10% voor bewindspersonen (als eerste fase van een totale verhoging van 30%) is in wetsvoorstel TK 30 426 voorgesteld om de salarisachterstand ten opzichte van top-ambtenaren in te lopen. Dit wetsvoorstel beoogt de bezoldiging van de leden van de Hoge Colleges van Staat te koppelen aan de bezoldiging van de bewindspersonen en via die weg indirect aan de salarissen voor Rijkspersoneel. Indien er geen veertig-urige werkweek mogelijk is voor bewindspersonen, waarom is de veertigurige werkweek voor ambtenaren dan wel als argument gebruikt voor een 10% salaris-verhoging? Hierbij verwijzen de leden van de CDA-fractie tevens naar een vraag die op dezelfde materie betrekking heeft in het nader verslag op wetsvoorstel TK 30 426.

De leden van de VVD-fractie brengen in herinnering dat de commissie-Dijkstal heeft geadviseerd één nieuwe salaristabel voor politieke ambtsdragers, leden van de Hoge Colleges van Staat en voor de rechterlijke macht te introduceren. Het vorige kabinet heeft de invulling van de voorstellen van de commissie-Dijkstal ten aanzien van de Hoge Colleges van Staat voor nadere besluitvorming aangehouden. Het huidige kabinet heeft besloten om de topfuncties bij de Hoge Colleges van Staat volgens de door deze commissie voorgestelde systematiek te koppelen aan het ministerssalaris. De leden van de VVD-fractie zijn daar ook een voorstander van. Zij vragen de regering dan ook om voortvarend aan de slag te gaan met de nota naar aanleiding van het verslag, opdat dit wetsvoorstel, tezamen met de andere vijf wetsvoorstellen met betrekking tot de rechtspositie van politieke ambtsdragers, plenair in de Tweede Kamer kan worden behandeld. In dit kader vragen de leden van de VVD-fractie zich af wat de voornemens van het kabinet zijn als het gaat om de niveaus 1, 2 en 3 bij de rechterlijke macht. Wat is de stand van zaken? Wanneer volgt hierover besluitvorming? Gaarne krijgen zij daarop een reactie van de regering.

2. Verbinding met de algemene regelingen voor het rijkspersoneel

De leden van de CDA-fractie lezen dat in artikel 3, lid 1, voor de leden van de Hoge Colleges van Staat een ambtsjubileumgratificatie, een vakantieuitkering en een eindejaarsuitkering wordt geregeld «op de voet van de regeling die hieromtrent geldt voor het personeel werkzaam bij de sector Rijk». Waarom wordt bij de voorzie-ningen die onder lid 2 worden genoemd niet eveneens aangesloten bij de regeling voor het Rijkspersoneel, zo vragen deze leden.

Voorts vragen zij met betrekking tot artikel 11 van het wetsvoorstel, hoe de bezoldi-ging van bewindspersonen en leden van de Hoge Colleges van Staat zich in de komende jaren gaat verhouden tot de trendmatige salarisverhogingen voor rijksperso-neel, nu er voor de salarisverhoging van de bewindspersonen een aparte commissie wordt voorgesteld.

II. ARTIKELSGEWIJS

Artikel 2

Het voorgestelde artikel 2 gaat over staatsraden in buitengewone dienst en leden in buitengewone dienst van de Algemene Rekenkamer. Zij zullen voor hun werkzaamheden een, bij algemene maatregel van bestuur te regelen, vergoeding ontvangen. Aan welk percentage, uitgaande van het salaris van een minister, moet worden gedacht, zo vragen de leden van de VVD-fractie.

De voorzitter van de commissie,

Leerdam

Adjunct-griffier van de commissie,

Hendrickx


XNoot
1

Samenstelling:

Leden: Van Beek (VVD), Van der Staaij (SGP), De Pater-van der Meer (CDA), Van Bochove (CDA), Duyvendak (GL), Hessels (CDA), Gerkens (SP), Haverkamp (CDA), Leerdam (PvdA), voorzitter, De Krom (VVD), ondervoorzitter, Griffith (VVD), Boelhouwer (PvdA), Irrgang (SP), Kalma (PvdA), Schinkelshoek (CDA), Van der Burg (VVD), Brinkman (PVV), Pechtold (D66), Van Raak (SP), Thieme (PvdD), Kuiken (PvdA), Leijten (SP), Heijnen (PvdA), Bilder (CDA) en Anker (CU).

Plv. leden: Teeven (VVD), Van der Vlies (SGP), Van de Camp (CDA), Smilde (CDA), Van Gent (GL), Knops (CDA), Polderman (SP), Spies (CDA), Wolbert (PvdA), Aptroot (VVD), Zijlstra (VVD), Vermeij (PvdA), Van Gerven (SP), Heerts (PvdA), Çörüz (CDA), Remkes (VVD), De Roon (PVV), Van der Ham (D66), Van Bommel (SP), Ouwehand (PvdD), Timmer (PvdA), De Wit (SP), Kraneveldt-van der Veen (PvdA), Van Haersma Buma (CDA) en Cramer (CU).