Kamerstuk 31301-3

Wijziging Invorderingswet 1990 (vervanging g-rekeningstelsel door depotstelsel); Memorie van Toelichting

Dossier: Fiscaal stimuleringspakket en overige fiscale maatregelen


31 301
Wijziging van de Invorderingswet 1990 (vervanging g-rekeningenstelsel door een depotstelsel)

nr. 3
MEMORIE VAN TOELICHTING

ALGEMEEN

1.1. Inleiding

Het huidige g-rekeningensysteem (waarover hierna meer) is in 1982 in gebruik genomen en daarna nauwelijks aangepast aan de eisen van deze tijd. Hierdoor kosten de handelingen met betrekking tot de g-rekeningen relatief veel tijd. Aanpassingen van de huidige software zijn niet meer mogelijk. Daarnaast is in de praktijk een systeem van rechtstreeks storten op de bankrekening van de ontvanger ontstaan, dat voor de Belastingdienst veel handmatig werk vereist en juridische onduidelijkheden bevat. In verband met de ontwikkeling van nieuwe software voor het inningssysteem bij de Belastingdienst wordt het wenselijk geacht over te gaan naar een wettelijk verankerd, éénduidig systeem van rechtstreeks storten. Dit leidt tot een vermindering van de uitvoeringskosten van de Belastingdienst en een vermindering van de administratieve lasten van het bedrijfsleven. Voorts heeft dit voor de banken het voordeel dat zij afraken van een voor hen ongebruikelijke werkstroom. Tenslotte is er een budgettair voordeel voor de overheid.

1.2 Het g-rekeningensysteem

Op 1 juli 1982 is de wet van 4 juni 1981, Stb. 370, houdende nadere wijziging van de Coördinatiewet Sociale Verzekering, de Wet op de loonbelasting 1964, de Wet op de omzetbelasting 1968 en enige andere wetten (invoering van bepalingen inzake hoofdelijke aansprakelijkheid voor betalingen van premie en loon- en omzetbelasting bij onderaanneming en het ter beschikking stellen van arbeidskrachten) in werking getreden. De op grond van vorengenoemde wet ingevoerde aansprakelijkheidsbepalingen voor inleners van tijdelijke arbeidskrachten en aannemers van werk van stoffelijke aard zijn sinds 1 juni 1990 opgenomen in de artikelen 34 en 35 van de Invorderingswet 1990 (hierna: IW 1990). Met ingang van 1 oktober 2003 is in artikel 35a van de IW 1990 een gelijkluidende aansprakelijkheidsbepaling opgenomen voor de opdrachtgever in de confectiesector.

Aannemers van werk, inleners van personeel en opdrachtgevers in de confectiesector kunnen ingevolge respectievelijk de artikelen 34, 35 en 35a van de IW 1990 aansprakelijk worden gesteld voor de niet betaalde loon- en omzetbelasting en sociale verzekeringspremies van hun onderaannemers, uitleners en (confectie)aannemers. Ter beperking van de omvang van hun aansprakelijkheid kunnen aannemers, inleners en opdrachtgevers in de confectiesector de belasting- en premiecomponent van de hen uitgereikte facturen storten op een speciale geblokkeerde rekening (de zogenoemde g-rekening) die de onderaannemer of uitlener heeft geopend bij zijn bank. Op die g-rekening heeft de Belastingdienst een eerste pandrecht. Het saldo op de g-rekening kan de g-rekeninghouder uitsluitend gebruiken voor de betaling van loon- en omzetbelasting en sociale verzekeringspremies. Daarnaast mogen bedragen bij doorbesteding van een werk of doorlenen van personeel vanaf de g-rekening worden doorgestort naar andere g-rekeningen. Als de aannemer of inlener aansprakelijk wordt gesteld, worden de bedragen die op de g-rekening zijn gestort – indien aan alle administratieve voorwaarden is voldaan – in mindering gebracht op het bedrag van de aansprakelijkstelling.

Hoewel het aantal bij de diverse banken lopende g-rekeningen voor bancaire begrippen relatief klein is (het aantal handhaaft zich over een reeks van jaren op circa 40 000 rekeningen) zijn de aantallen mutaties en de bedragen die over de g-rekeningen lopen wel substantieel. Over de maand januari 2006 bijvoorbeeld vonden met betrekking tot de g-rekeningen circa 400 000 mutaties plaats tot een bedrag van ruim 1 miljard euro. Omdat de stortingen op de g-rekeningen in het algemeen eerder plaatsvinden dan de betalingen aan de Belastingdienst ontstaat op de g-rekeningen door het jaar heen een positief saldo dat fluctueert tussen € 600 miljoen en € 900 miljoen.

1.3 Huidige praktijk van rechtstreeks storten op een rekening van de Belastingdienst

Naast het formele g-rekeningensysteem, is er informeel/buitenwettelijk een systeem ontstaan waarbij aannemers en inleners de belasting- en premiecomponent van de factuur niet op een g-rekening van de onderaannemer of uitlener storten, maar rechtstreeks storten op een bankrekening van de Belastingdienst. De rechtstreeks gestorte bedragen boekt de Belastingdienst in «depot» voor de onderaannemer of uitlener die door de aannemer of inlener is vermeld bij de «rechtstreekse» storting. Bij de Belastingdienst zijn inmiddels ongeveer 7800 «depotrekeningen» in gebruik waarop rechtstreekse stortingen plaatsvinden.

Thans is er een wettelijke vrijwaring voor bedragen die op een g-rekening zijn gestort. In het verleden (tot aan het eind van de negentiger jaren van de vorige eeuw) was dit anders: een storting op een g-rekening had alleen vrijwarende werking (in de betekenis dat tot het overgemaakte bedrag aansprakelijkheid verviel) als het op de g-rekening gestorte bedrag uiteindelijk door de onderaannemer of uitlener daadwerkelijk ook aan de Belastingdienst of (destijds) de bedrijfsvereniging was betaald. Hierdoor is de gewoonte tot rechtstreeks storten bij de Belastingdienst ingeslopen. Mits aan een aantal administratieve voorwaarden is voldaan, gedoogt de Belastingdienst uit beleidsmatige overwegingen rechtstreekse stortingen, hoewel de juridische status van de rechtstreekse stortingen onduidelijk is. Als het saldo van het depot hoger is dan de hoogte van de premie- of belastingschuld kan «de gerechtigde tot een depot» de ontvanger verzoeken dit overtollig saldo van zijn depot over te maken naar zijn bank- of girorekening. De Belastingdienst stelt dan eerst een zogenoemd deblokkeringonderzoek in, hoewel er juridisch geen sprake is van een «geblokkeerde rekening».

1.4 Vervangen g-rekeningensysteem en het informele systeem van rechtstreekse stortingen door een wettelijk systeem van rechtstreeks storten op een rekening van de Belastingdienst

Het g-rekeningensysteem is, sinds het in 1982 in gebruik is genomen, nauwelijks aangepast aan de eisen van de tijd. Mede door de beperkte automatiseringstechnische mogelijkheden van het systeem ontstaan lange doorlooptijden bij alle handelingen met betrekking tot de g-rekening. Voor de Belastingdienst vergen de handelingen rond het gebruik van de g-rekening een intensief administratief proces. Het in de praktijk ontstane informele systeem van rechtstreekse stortingen, heeft als bezwaar dat het juridisch niet is ingekaderd.

Het g-rekeningensysteem wordt ondersteund door een verouderd softwarepakket. De rechtstreekse stortingen moeten grotendeels handmatig geadministreerd worden. Aanpassingen van het verouderde softwarepakket zijn niet meer mogelijk. Bij de Belastingdienst wordt thans software ontwikkeld voor een geheel nieuw inningsysteem. Dit systeem kan een formeel, in wetgeving verankerd systeem van rechtstreekse stortingen ondersteunen. Hiermee kan het proces aanmerkelijk efficiënter verlopen. Ik acht dit een geschikt moment om over te gaan naar een in wetgeving neergelegd systeem van rechtstreekse stortingen (hierna ook wel aangeduid met: depotstelsel). Het is ondoelmatig om naast dit systeem het g-rekeningensysteem te continueren.

Ondernemers (onderaannemers of uitleners) kunnen een depot aanhouden bij de Belastingdienst/Centrale Administratie (B/CA). Het loon- en omzetbelasting deel (plus premies sociale verzekeringen) van de factuur die de onderaannemer of uitlener naar de aannemer of inlener stuurt, kan op het depot ten name van de onderaannemer of uitlener worden gestort. De onderaannemer of uitlener kan het tegoed van zijn depot vervolgens gebruiken voor betalingen van loonheffing, omzetbelasting en sociale verzekeringpremies of doorboeken naar het depot van een ander. Behoudens de overboekingen van het ene depot naar het andere depot komen de stortingen ten behoeve van een depot binnen op een speciaal daarvoor bij een bankinstelling door B/CA aangehouden rekening (hierna vrijwaringsrekening). Hiermee wordt een gescheiden betalingsstroom gecreëerd, waarmee duidelijk is dat stortingen op de vrijwaringsrekening depotstortingen zijn.

De huidige g-rekening heeft tot doel de in de IW 1990 gegeven mogelijkheid tot vrijwaring van de aansprakelijke derde te realiseren. Die doelstelling blijft ook in het nieuwe depotstelsel gehandhaafd: de derde die op de speciale rekening van de B/CA stort ten behoeve van een depotbegunstigde is – onder de daarbij te stellen administratieve voorwaarden – gevrijwaard van aansprakelijkheid tot het in depot gestorte bedrag. Deze vrijwaring geldt ook reeds in de situatie dat het geld nog op het depot staat.

De banken hebben eerder aangegeven dat zij de g-rekeningen slechts aanbieden omdat de IW 1990 de mogelijkheid van betalen via een g-rekening biedt. Als commercieel product is de g-rekening niet aantrekkelijk (behoort niet tot de gebruikelijke werkstroom van de banken). De banken geven de voorkeur aan rekeningen waarop derden (zoals de belastingontvanger) geen pandrecht hebben. Mede om deze reden wordt het g-rekeningstelsel niet gecontinueerd.

1.5 Gebruik van internet

Bij doorvoering van de voorstellen zoals opgenomen in dit wetsvoorstel zullen naar verwachting ongeveer 50 000 depots bij de belastingontvanger in gebruik zijn. Een omschakeling van een stelsel van g-rekeningen naar een depotstelsel is het meest zinvol als de communicatie tussen de depotbegunstigde en de Belastingdienst door middel van het internet verloopt. Alleen dan zal de maximale administratieve lastenverlichting en de substantiële verbetering van de doorloopsnelheid bij de diverse handelingen kunnen worden bereikt. Het depotstelsel zal daarom zodanig vorm worden gegeven dat de communicatie met de depotbegunstigde zoveel mogelijk via internet zal verlopen. De communicatie tussen de depotbegunstigde en de Belastingdienst via het internet kan plaatsvinden binnen het zogenoemde «persoonlijk domein» van de betrokken depotbegunstigde. Ondernemers maken bij het indienen van de aangiften loon-, omzet- en vennootschapsbelasting thans al gebruik van het persoonlijke domein.

1.6 Rentevergoeding over op de depots gestorte gelden

Op dit moment wordt bij de vijf grootste banken in Nederland in zeer beperkte mate rente vergoed over het saldo op de g-rekeningen. De hoogte van de rente die wordt vergoed varieert van 0% tot 0,25% (waarbij wordt opgemerkt dat de grotere partijen in de markt een ander percentage bedingen). Er vindt geen rente- of saldocompensatie plaats (hiermee wordt bedoeld dat een saldo op de g-rekening niet wordt gebruikt ter compensatie van een creditstand op een andere bankrekening). Ter compensatie van het feit dat geld wordt weggezet op een rekening van de overheid, wordt voorgesteld om over het saldo op het depot een rente te vergoeden aan de depotbegunstigde die gelijk is aan de rente bedoeld in artikel 9 van de Wet op de consignatie van gelden. De hoogte van deze rente zou voor 2007 0,82% hebben bedragen. Aansluiting bij de rente bedoeld in de Wet op de consignatie van gelden heeft als voordeel dat wordt aangesloten bij een bestaande systematiek. Daarnaast is de hoogte van deze rente dusdanig dat zogeheten gedragseffecten worden voorkomen.

1.7 Administratieve lasten

Het nieuwe depotstelsel zal een verlichting van de administratieve lasten opleveren. Het wetsvoorstel heeft tot gevolg dat een ondernemer een depot kan aanhouden bij de Belastingdienst. Een ondernemer die een depot wil openen hoeft zich niet te vervoegen bij een kantoor van de Belastingdienst, maar kan dit op zijn eigen bedrijf (via internet) regelen. Bij het openen van een g-rekening dient de ondernemer zich wel te vervoegen bij een bank. De procedures rondom aanvraag en vrijgave van een overschot op een depot zullen in vergelijking met het huidige g-rekeningensysteem aanzienlijk versneld worden. Voor de administratieve lasten levert deze tijdwinst een besparing op van ca. € 550 000 per jaar. Hiertegenover kan gesteld worden dat per storting op de vrijwaringsrekening een extra gegeven nodig is in vergelijking met de huidige situatie van de g-rekeningen. Dit is de vermelding van het bankrekeningnummer van de vrijwaringsrekening. Omdat dit nummer steeds hetzelfde is, zijn de gevolgen hiervan voor de administratieve lasten verwaarloosbaar. Opgemerkt wordt dat invoering van het nieuwe stelsel éénmalig leidt tot transitiekosten bij het bedrijfsleven (vermelden andere gegevens op facturen e.d.).

Voor mutaties op de depots bij de Belastingdienst zullen de depotbegunstigden geen kosten in rekening worden gebracht. De banken doen dat wel voor mutaties in de g-rekeningen. Voor boekingen vanaf de g-rekening brengen de banken kosten in rekening die gemiddeld € 40 tot € 60 per rekening per jaar bedragen. Bij een bestand van 50 000 depotbegunstigden levert dat voor het totale bestand een kostenbesparing van € 2,0 tot € 3,0 miljoen per jaar.

1.8 Budgettaire aspecten

Het omvormen van het g-rekeningstelsel naar een depotstelsel, heeft een effect op de rentelasten in de begroting IXA. Dit doordat het saldo van de g-rekeningen wordt overgeheveld van particuliere banken naar een bankrekening van de Belastingdienst. Hierdoor zal de financieringsbehoefte van de Staat met € 600 mln dalen. Dit levert een besparing op aan rentelasten in IXA. Bij een rentepercentage van 4%, levert dat een besparing op van € 24 mln. De rente die de Belastingdienst zal vergoeden op het saldo van de depots, zal in de begroting IXB structureel worden verwerkt.

1.9 Uitvoeringskosten Belastingdienst

De eenmalige kosten voor de Belastingdienst bedragen ca. € 2 mln. Met de inrichting van het depotstelsel en de ontwikkeling van internet communicatie is ca. € 1,5 mln. gemoeid. De overige kosten worden gemaakt voor afwikkeling van bestaande g-rekeningen, de verwerking van depot aanvragen en voor communicatie naar de doelgroep. In de nieuwe situatie vervalt een aantal handmatige werkzaamheden. Het nieuwe proces leidt naar verwachting tot een besparing in de uitvoering van ca. € 0,7 mln. De vermelde budgettaire gevolgen van het invoeren van het depotstelsel voor de Belastingdienst, worden verwerkt in de begroting van Financiën.

2.0 Overgangsfase

De huidige g-rekeninghouders zullen in de periode voordat onderhavig wetsvoorstel in werking treedt, reeds schriftelijk worden geïnformeerd over de vervanging van het g-rekeningenstelsel door een depotstelsel. De g-rekeninghouders kunnen een depot aanvragen. Artikel III maakt het mogelijk deze aanvragen voorafgaand aan de invoering van het depotstelsel te doen. Ook de beschikkingen met de depotnummers kunnen dan zoveel mogelijk voor de invoering verzonden worden. Na opening van het depot kunnen de depotbegunstigden desgewenst het saldo van hun g-rekening overmaken naar de vrijwaringsrekening van de ontvanger ten behoeve van hun depot. Tot een jaar na inwerkingtreding van dit wetsvoorstel zal het g-rekeningenstelsel blijven bestaan. Hierdoor wordt het bedrijfsleven de gelegenheid gegeven de benodigde veranderingen door te voeren.

ARTIKELSGEWIJS

Artikel I, onderdelen A en B (wijzigingen van artikel 34 en 35 IW 1990)

De voorgestelde wijzigingen van artikel 34, derde lid, en artikel 35, vijfde lid, IW 1990 impliceren een vrijwaring van aansprakelijkheid van de inlener of aannemer voor het bedrag dat hij heeft overgemaakt op de vrijwaringsrekening van de ontvanger ten behoeve van het depot van de uitlener of onderaannemer. Deze vrijwaring komt overeen met de vrijwaring die thans wordt verleend bij storting op een geblokkeerde rekening – de g-rekening – die de onderaannemer, uitlener of (confectie)aannemer aanhoudt bij een bank. Deze vrijwaring geldt ook in de situatie dat geld van het ene depot wordt overgeboekt naar het andere depot (doorstorten). Een overmaking op een andere rekening dan de vrijwaringsrekening levert geen vrijwaring op. In dit geval zal de belastingontvanger het overgemaakte bedrag niet in bewaring nemen, doch rechtstreeks afboeken van openstaande aanslagen van degene ten behoeve van wie is gestort en als die aanslagen er niet zijn, uitkeren aan die persoon als zijnde onverschuldigd betaald.

Doordat het geld niet meer wordt gestort op een bankrekening ten name van een uitlener of onderaannemer, maar op een bankrekening ten name van de ontvanger, is er geen behoefte meer aan datgene wat nu is bepaald in artikel 34, vierde lid, en artikel 35, vijfde lid, tweede volzin, IW 1990, te weten dat storting op een g-rekening geen vrijwaring oplevert in de situatie dat de inlener of aannemer wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat de uitlener of onderaannemer in gebreke zou blijven het op de g-rekening gestorte bedrag aan te wenden voor betaling van loon- en omzetbelasting of sociale verzekeringspremies. Voorgesteld wordt genoemde bepalingen te laten vervallen.

De bestaande delegatiebepalingen in artikel 34, vijfde lid (nieuw), IW 1990 en artikel 35, vijfde lid, vierde volzin (nieuw), IW 1990 zijn voortaan bedoeld voor het opstellen van nadere regels, vergelijkbaar met de regels die thans in de Uitvoeringsregeling inleners-, keten- en opdrachtgeversaansprakelijkheid 2004 zijn neergelegd.

Artikel I, onderdeel C (artikel 57a (nieuw) IW 1990)

Volgens het voorgestelde artikel 57a, eerste lid, IW 1990 houdt de ontvanger op zijn naam een rekening aan bij een financiële onderneming die ingevolge de Wet op het financieel toezicht in Nederland het bedrijf van bank mag uitoefenen. Op deze rekening kunnen inleners, aannemers of opdrachtgevers bedragen storten ten behoeve van de door hun uitleners, onderaannemers of aannemers bij de ontvanger aan te houden depots. Omdat de inleners, aannemers of opdrachtgevers tot de omvang van de door hen gestorte bedragen zijn gevrijwaard van aansprakelijkheid, wordt de op naam van de ontvanger staande rekening aangeduid met: vrijwaringsrekening.

De stortingen op de vrijwaringsrekening zijn bestemd voor een latere betaling door de uitlener, onderaannemer of aannemer (depotbegunstigde) van de door hen verschuldigde belasting en sociale verzekeringspremies die verband houden met de aansprakelijkheidsbepalingen van artikel 34, artikel 35 en artikel 35a van de IW 1990. De rekening zal worden gehouden door de Belastingdienst/Centrale administratie (B/CA).

Volgens het voorgestelde artikel 57a, tweede lid, IW 1990 kan een uitlener, een onderaannemer of een aannemer de ontvanger verzoeken ten behoeve van hem een depot aan te houden. Bij ministeriële regeling zal worden bepaald welke administratieve voorwaarden hierbij zullen worden gesteld. Een aanvraag zal via internet plaatsvinden (persoonlijk domein). De depotbegunstigde heeft het recht het saldo van het depot te bestemmen voor de door hem verschuldigde belasting of sociale verzekeringspremies. Op het verzoek een depot aan te mogen houden, beslist de ontvanger bij voor bezwaar vatbare beschikking. Dit geldt ook voor de situatie dat een depot wordt opgeheven. Hoofdstuk V van de Algemene wet inzake rijksbelastingen is van overeenkomstige toepassing op de door de ontvanger vastgestelde beschikking. Deze bepaling is noodzakelijk omdat de IW 1990 geen belastingwet is in de zin van de Algemene wet inzake rijksbelastingen. Door opneming van deze bepaling kan men in bezwaar komen en in beroep gaan tegen de beschikking van de ontvanger over het depot. Dit betekent een verbetering van de rechtsbescherming ten opzichte van het huidige stelsel, want thans is alleen een gang naar de civiele rechter mogelijk als de ontvanger weigert een g-rekeningovereenkomst af te sluiten.

In het voorgestelde artikel 57a, derde lid, van de IW 1990 is neergelegd dat het tegoed op het depot kan worden gebruikt voor de voldoening van loonbelasting, omzetbelasting of sociale verzekeringspremies De depotbegunstigde kan zijn afdracht via internet regelen. De verantwoordelijkheid voor het aanwenden van het saldo op het depot voor afdracht van de verschuldigde belasting en premies ligt bij de depotbegunstigde en niet bij de Belastingdienst. Wordt het saldo door de depotbegunstigde niet tijdig aangewend voor betaling, dan is de loon-/omzetbelastingschuldige in gebreke en volgt de verzuimboete wegens het niet voldoen aan de door de wet gestelde betalingstermijn. In voorkomende gevallen is de ontvanger bevoegd tot een zodanige aanwending van het saldo van het depot over te gaan. Dit zal de ontvanger doen in de situatie dat de depotbegunstigde in gebreke is met het betalen van zijn belasting- of premieschuld (nadat een aanmaning is verstuurd) of in de situatie dat er versneld wordt ingevorderd (de situatie van artikel 10 van de IW 1990).

Volgens het voorgestelde artikel 57a, vierde lid, van de IW 1990 kan de depotbegunstigde tevens over het tegoed beschikken voor het overboeken naar andere depots. Net als bij een storting op de vrijwaringsrekening geldt hierbij dat deze overboeking betrekking moet hebben op verschuldigde belasting of sociale verzekeringspremies die verband houden met de aansprakelijkheidsbepalingen van artikel 34, artikel 35 en artikel 35a van de IW 1990. Voor zover dit niet het geval is, is de depotbegunstigde aan wie het geld is overgeboekt, verplicht dit bedrag onmiddellijk terug te boeken naar het depot waarvan het bedrag afkomstig is. Indien deze depotbegunstigde zich niet houdt aan deze verplichting, is de ontvanger bevoegd (zonder opdracht van de depotbegunstigde) de desbetreffende overboeking ongedaan te maken.

Bij de overboeking geldt de verplichting de nodige gegevens te vermelden die verwijzen naar het betreffende werk of het ter beschikking stellen van werknemers. Hiermee kan depotbegunstigde naar wie is overgeboekt controleren of de overboeking terecht heeft plaatsgevonden. Ingeval van een niet terechte overboeking, is hij verplicht de overboeking terug te boeken. De ontvanger kan ingeval van een niet terechte overboeking, de overboeking ook ongedaan maken.

Volgens het voorgestelde artikel 57a, vijfde lid, van de IW 1990, kan de depotbegunstigde, voor zover het tegoed van het depot uitgaat boven hetgeen de depotbegunstigde verschuldigd is aan loonbelasting, omzetbelasting of sociale verzekeringspremies, en hetgeen hij naar verwachting binnenkort aan zodanige schulden zal moeten voldoen, de ontvanger verzoeken het tegoed aan te wenden voor andere belastingen of heffingen waarvan de invordering aan de ontvanger is opgedragen. In de ministeriële regeling op grond van het voorgestelde artikel 57a, negende lid, zullen de kaders worden bepaald van de situaties waarin de ontvanger aan een dergelijk verzoek gehoor zal geven. Indien de depotbegunstigde in gebreke is met het betalen van zijn belasting- of premieschuld (nadat een aanmaning is verstuurd) of in de situatie dat er versneld wordt ingevorderd (de situatie van artikel 10 van de IW 1990), is de ontvanger ook zelf bevoegd tot zodanige aanwending over te gaan.

Een depot kan ook worden opgeheven (op verzoek van de depotbegunstigde of als niet meer aan door de ontvanger gestelde voorwaarden wordt voldaan, waaronder het niet of op onjuiste wijze gebruik maken van het depot). Volgens het voorgestelde artikel 57a, zesde lid, van de IW 1990 keert de ontvanger bij het opheffen van een depot het tegoed van het depot uit aan de depotbegunstigde. In de ministeriële regeling op grond van het voorgestelde artikel 57a, negende lid, zullen de kaders worden bepaald van de situaties waarin de ontvanger, ook zonder opheffing van het depot, aan een verzoek tot vrijgave van het tegoed gehoor zal geven. Deze kaders zullen vergelijkbaar zijn met die van de deblokkeringsregeling voor de g-rekeningen. Artikel 24 van de IW 1990 is hierbij van overeenkomstige toepassing. Deze verruiming van de verrekeningsbevoegdheid van de ontvanger is ingegeven door praktische (doelmatigheids-)overwegingen en vloeit voort uit het gekozen systeem. De ontvanger zal derhalve bij vrijgave van het tegoed verrekenen met eventuele openstaande schulden alvorens tot uitkering over te gaan.

Volgens het voorgestelde artikel 57a, zevende lid, van de IW 1990 vergoedt de ontvanger aan de depotbegunstigde over het saldo van het depot een rente als bedoeld in artikel 9 van de Wet op de consignatie van gelden. Deze rente wordt bijgeschreven bij het tegoed. Dit is anders dan in de huidige situatie waarbij een bank de rente die wordt vergoed op een g-rekening overmaakt op een andere andere rekening dan de g-rekening. Deze systematiek is voor de Belastingdienst niet uitvoerbaar en daarom is er voor gekozen de rente die wordt vergoed over het tegoed van een depot bij te schrijven op het depottegoed van de depotbegunstigde. Dat de rente wordt berekend volgens de regels van de Wet op de consignatie van gelden impliceert dat het te vergoeden rentepercentage jaarlijks wordt vastgesteld, waarbij wordt uitgegaan van de dan geldende rentepercentages voor direct opvraagbare spaarrekeningen bij de grote banken.

Volgens artikel 57a, achtste lid, van de IW 1990 is het tegoed van een depot niet vatbaar voor beslag (hieronder valt ook een beslag in het kader van de Faillissementswet). Deze bepaling is opgenomen omdat het tegoed van een depot betrekking heeft op materieel reeds verschuldigde belasting of sociale verzekeringspremies. Daarnaast is bepaald dat het tegoed niet vatbaar is voor verpanding en niet kan worden overgedragen (cessie).

Volgens artikel 57a, negende lid, van de IW 1990 kunnen bij ministeriële regeling nadere regels worden gesteld met betrekking tot de toepassing van artikel 57a, waaronder regels dat als tegoed van het depot is aangewend voor betaling van een aangifte, of aanslag, die later wordt verlaagd, het bedrag van de teruggave door de ontvanger wordt teruggeboekt op de depotrekening. Veel van deze nadere regels komen overeen met hetgeen thans is neergelegd in de Uitvoeringsregeling inleners-, keten- en opdrachtgeversaansprakelijkheid 2004.

Artikel II (overgangsrecht)

In verband met de overgang naar het nieuwe stelsel van de vrijwaringsrekening en de daaraan gekoppelde depots, wordt in artikel II, eerste lid, voorgesteld aan de ontvanger de bevoegdheid te verlenen de op het moment van inwerkingtreden van deze wet bestaande g-rekeningovereenkomsten eenzijdig en zonder rechterlijke tussenkomst op te zeggen.

Depotbegunstigden kunnen pas na inwerkingtreding van het nieuwe systeem melden aan hun inleners of aannemers wat hun depotnummer wordt. Ook moeten de depotbegunstigden het nodige wijzigen in hun organisatie. Daardoor is er behoefte aan een overgangsperiode. Voorgesteld wordt deze op een jaar te stellen. Gedurende dit jaar heeft storting op de g-rekening ook nog vrijwarende werking. Nadat een g-rekeninghouder zijn depotnummer heeft, moet hij zijn zakenrelaties gaan informeren over het depotnummer en dat aanbrengen op zijn facturen. Niet valt uit te sluiten dat de betreffende inleners c.q. aannemers in de tussentijd nog storten op de (aan hen bekende) g-rekening, die niet eerder kan worden opgeheven omdat het saldo nog niet kan worden overgeboekt naar de vrijwaringsrekening ten behoeve van het depot van de g-rekeninghouder. Ook dan moet de inlener/aannemer in de gelegenheid zijn vrijwarend te storten. Na afloop van de periode dat nog vrijwaring wordt gegeven, heeft de ontvanger het recht de overeenkomst op te zeggen.

Omdat de overgang van het g-rekeningstelsel naar het depotstelsel een vrij technische operatie is, is het mogelijk dat er nadere (administratieve) regels moeten worden gesteld voor een soepele overgang. Artikel II, derde lid, biedt hiertoe de wettelijke basis.

Artikel III

Artikel III bepaalt dat dit wetsvoorstel in werking treedt op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip. Bij koninklijk besluit kan een ander tijdstip worden vastgesteld waarop het in artikel I, onderdeel C, opgenomen artikel 57a, tweede lid, eerste en tweede volzin, in werking treedt. Deze bepaling geeft de mogelijkheid om vooruitlopend op de inwerkingtreding van het nieuwe depotstelsel reeds depotbeschikkingen af te geven. Bij koninklijk besluit kan eveneens een ander tijdstip worden vastgesteld waarop het in artikel I, onderdeel C, opgenomen artikel 57a, zevende lid, in werking treedt. De mogelijkheid van deze latere inwerkingtreding houdt verband met de ontwikkeling van een softwarepakket dat de in dat artikellid geregelde rentevergoeding moet ondersteunen. Naar verwachting is dat softwarepakket later operationeel.

De staatssecretaris van Financiën,

J. C. de Jager