Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 8 mei 2007
Op 15 januari 2007 is bij uw Kamer het wetsvoorstel tot wijziging van diverse wetten in verband met vereenvoudiging en harmonisatie van de totstandkomingsprocedures voor algemene maatregelen van bestuur op het gebied van wonen, ruimte en milieu (voor- en nahangprocedures) (30 930) ingediend. Met dit wetsvoorstel wordt beoogd die totstandkomingsprocedures te stroomlijnen en te vereenvoudigen. De vaste commissie voor Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer van uw Kamer heeft op 28 maart 2007 verslag uitgebracht van haar bevindingen omtrent het wetsvoorstel (Kamerstuk 30 930, nr. 6). In dit verslag komt naar voren dat de aan het woord zijnde fracties grote waarde hechten aan de betrokkenheid van de Tweede Kamer bij de gedelegeerde regelgeving op het gebied van wonen, ruimte en milieu.
In zijn brieven van 13 februari 2007 aan de Tweede en de Eerste Kamer (29 383, nr. 75, respectievelijk 30 800 VI, C) heeft de Minister van Justitie meer in den brede een aantal voorstellen uitgewerkt met betrekking tot bijzondere totstandkomingsprocedures voor gedelegeerde regelgeving, in het bijzonder die omtrent parlementaire betrokkenheid bij gedelegeerde regelgeving. De voorstellen van de Minister van Justitie zijn in overeenstemming met bovengenoemd wetsvoorstel van VROM. Uit het blanco advies van de Raad van State over dit wetsvoorstel blijkt dat de lijn van terughoudendheid met het regelen van bijzondere procedures voor parlementaire betrokkenheid bij gedelegeerde regelgeving door de Raad wordt onderschreven.
De Minister van Justitie heeft in zijn brieven aangegeven het op prijs te stellen ter zake met de Kamers van gedachten te wisselen. De brief aan de Tweede Kamer is momenteel in behandeling bij de Commissie voor de Werkwijze der Kamer.
Aangezien de brieven van de Minister van Justitie en het wetsvoorstel van VROM sterk corresponderen, deel ik u mede namens de Minister voor Wonen, Wijken en Integratie mede dat ik er de voorkeur aan geef nu eerst kennis te nemen van de opvattingen van de Commissie voor de Werkwijze der Kamer en de uitkomsten van de gedachtewisseling tussen de Kamer en de regering af te wachten om ons mede in dat licht verder te beraden omtrent het verslag over het wetsvoorstel van VROM.