Kamerstuk 30907-4

Aanpassingswet burgerservicenummer; Advies en nader rapport

Dossier: Aanpassing van enige wetten in verband met de invoering van het burgerservicenummer (Aanpassingswet burgerservicenummer)


30 907
Aanpassing van enige wetten in verband met de invoering van het burgerservicenummer (Aanpassingswet burgerservicenummer)

nr. 4
ADVIES RAAD VAN STATE EN NADER RAPPORT1

Hieronder zijn opgenomen het advies van de Raad van State d.d. 6 februari 2006 en het nader rapport d.d. 4 december 2006, aangeboden aan de Koningin door de minister voor Bestuurlijke vernieuwing en Koninkrijkrelaties. Het advies van de Raad van State is cursief afgedrukt.

Bij Kabinetsmissive van 21 december 2005, nr. 05.004727, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister voor Bestuurlijke Vernieuwing en Koninkrijksrelaties, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot aanpassing van enige wetten in verband met de invoering van het burgerservicenummer (Aanpassingswet burgerservicenummer), met memorie van toelichting.

De Raad van State onderschrijft de strekking van het wetsvoorstel, maar maakt enkele opmerkingen. Hij is van oordeel dat het wetsvoorstel in verband daarmee enige aanpassing behoeft.

Blijkens de mededeling van de Directeur van Uw kabinet van 21 december 2005, kenmerk 05.004727, machtigde Uwe Majesteit de Raad van State zijn advies inzake het voorstel van wet houdende aanpassing van enige wetten in verband met de invoering van het burgerservicenummer (Aanpassingswet burgerservicenummer) rechtstreeks aan de minister voor Bestuurlijke Vernieuwing en Koninkrijksrelaties te doen toekomen.

Dit advies, gedateerd 6 februari 2006, nr. W04.05 0572/I, bied ik U hierbij aan.

Naar aanleiding van het advies wordt het volgende opgemerkt.

1. Hoofdstuk 1: Wijziging van de Wet gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens

Het voorgestelde artikel 59, eerste lid, van de Wet gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens (hoofdstuk 1, artikel 1, onderdeel E, van het wetsvoorstel) bepaalt dat de minister «de inlichtingen die van belang zijn voor een goede uitvoering van de taak met betrekking tot de bijhouding van de basisadministratie» op verzoek aan een college van burgemeester en wethouders verstrekt. Volgens de toelichting betreft dit de informatie of aan betrokkene al een burgerservicenummer is toegekend. De Raad adviseert het voorgestelde artikel 59 aldus te preciseren.

1. Hoofdstuk 1: wijziging van de Wet gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens

Het voorgestelde artikel 59 bleek bij nader inzien overbodig, gelet op de reeds bestaande verplichtingen, en kan daarom worden geschrapt. De aanpassingen van de artikelen 51 en 59 van de Wet gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens zijn inmiddels bij nota van wijziging opgenomen in het voorstel van wet houdende algemene bepalingen betreffende de toekenning, het beheer en het gebruik van het burgerservicenummer (Wet algemene bepalingen burgerservicenummer) (kamerstukken 30 312).

2. Hoofdstuk 3: afstemming met het wetsvoorstel Versterking fiscale rechtshandhaving

a. Hoofdstuk 3, artikel 2, onderdeel A, wijzigt artikel 26b van de Wet op de loonbelasting 1964, een bepaling die ook wordt gewijzigd bij het in de Tweede Kamer der Staten-Generaal voorliggende wetsvoorstel Versterking fiscale rechtshandhaving1. Deze laatste wet bevat nog meer wijzigingen van fiscale wetten, onder andere een wijziging van artikel 19 van de Wet financiering sociale verzekeringen. Artikel 19 van de Wet financiering sociale verzekeringen gebruikt de term«sociaal-fiscaalnummer». De memorie van toelichting bij het nu voorliggende voorstel verklaart niet waarom ten aanzien van artikel 26b van de Wet op de loonbelasting 1964 wèl afstemming wordt geregeld, en ten aanzien van artikel 19 van de Wet financiering sociale verzekeringen niet. De Raad adviseert in deze leemte te voorzien en zonodig het voorstel aan te passen.

b. Daarnaast wijst de Raad erop dat het voorgestelde artikel 43, vierde lid, van de Zorgverzekeringswet (artikel XII van het wetsvoorstel Versterking fiscale rechtshandhaving) ook aanpassing behoeft. De Raad adviseert daarin te voorzien met een nota van wijziging bij het wetsvoorstel Wet gebruik burgerservicenummer2.

2. Hoofdstuk 3: afstemming met het wetsvoorstel Versterking fiscale rechtshandhaving

a. Overeenkomstig het advies van de Raad is het voorstel op dit punt aangepast.

Aangezien door deze aanpassing in meer dan één artikel van de Wet financiering sociale verzekeringen «sociaal-fiscaalnummer» wordt vervangen door burgerservicenummer is hierin tevens aanleiding gezien om in artikel 1 van die wet een definitiebepaling op te nemen met betrekking tot het burgerservicenummer.

b. De aanbeveling van de Raad om artikel XII van het wetsvoorstel Versterking fiscale rechtshandhaving aan te passen, zal ter harte worden genomen bij de voorbereidingen die worden getroffen voor het opstellen van een nota van wijziging ter vereenvoudiging van artikel XII van dat wetsvoorstel.

3. Hoofdstuk 5: Onderwijswetgeving

In hoofdstuk 5, artikel 11, onderdeel D, wordt bepaald dat het eerste en het tweede lid van artikel XI van de wet van 6 december 2001 tot wijziging van enkele onderwijswetten in verband met de invoering van persoonsgebonden nummers in het onderwijs (Stb. 2001, 681) komen te vervallen. Het – onder vernummering – handhaven van het derde en het vierde lid (die uitzonderingen bevatten op de eerste twee leden) is daarmee zinloos geworden.

De Raad adviseert heel artikel XI van genoemde wet te laten vervallen.

3. Hoofdstuk 5: onderwijswetgeving

Artikel XI vervalt reeds bij de wet van 29 mei 2006 tot wijziging van diverse wetten in verband met enkele aanpassingen met betrekking tot persoonsgebonden nummers in het onderwijs (Stb. 288).

4. Hoofdstuk 6: begrip «Personenverwijsbestand» in de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen

In hoofdstuk 6, artikel 9, worden bepalingen van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen gewijzigd. Artikel 1, onderdeel t, omschrijft «Personenverwijsbestand» als het bestand waarin wordt aangegeven welke personen met een sociaal-fiscaalnummer in registraties van de desbetreffende organisaties zijn opgenomen. De Raad adviseert in de omschrijving van het begrip «Personenverwijsbestand» de term «sociaal-fiscaalnummer» te vervangen door: burgerservicenummer.

4. Hoofdstuk 6: begrip «Personenverwijsbestand» in de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen

De omschrijving van het begrip «Personenverwijsbestand» is overeenkomstig het advies van de Raad van State aangepast.

5. Voor redactionele kanttekeningen verwijst de Raad naar de bij het advies behorende bijlage.

5. Redactionele kanttekeningen

De redactionele kanttekeningen van de Raad zijn verwerkt.

6. Overige wijzigingen

Voorts zijn in het voorstel van wet en de memorie van toelichting de volgende wijzigingen aangebracht, die niet het gevolg zijn van het advies van de Raad van State.

a. Aan hoofdstuk 1 is een nieuw artikel 4 toegevoegd, waarin een aanpassing is opgenomen van het voorstel van Wet algemene bepalingen burgerservicenummer (kamerstukken 30 312). De voorgestelde aanpassing betreft de bij nota van wijziging ingevoegde definitiebepaling van «sociaal-fiscaalnummer». De in die definitiebepaling opgenomen verwijzing naar artikel 2 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen behoeft wijziging in verband met de aanpassing van dat laatste artikel door middel van het onderhavige aanpassingswetsvoorstel.

b. Hoofdstuk 5 is op enkele punten geactualiseerd. Daarbij is met name aandacht besteed aan de samenhang met de inwerkingtreding van de verschillende onderdelen van de Wet van 6 december 2001 tot wijziging van enkele onderwijswetten in verband met invoering van persoonsgebonden nummers in het onderwijs (Stb. 2001, 681).

c. In hoofdstuk 6 zijn enkele ondergeschikte tekstuele correcties aangebracht.

d. De verwijzingen in artikel 1 van hoofdstuk 9 zijn aangepast naar aanleiding van de elders in het onderhavige wetsvoorstel aangebrachte wijzigingen.

e. In hoofdstuk 9 is een nieuw artikel 4 ingevoegd, waarin wordt voorgesteld de voorhangprocedure van artikel 2b van de Wegenverkeerswet 1994 buiten toepassing te laten voor zover het de aanpassing betreft aan de invoering van het burgerservicenummer.

f. In het aan de Raad van State voorgelegde ontwerp was de inwerkingtreding van het onderhavige wetsvoorstel afhankelijk gesteld van de inwerkingtreding van artikel 22 van het voorstel van Wet algemene bepalingen burgerservicenummer. Teneinde onduidelijkheid over de inwerkingtredingsdatum van het onderhavige wetsvoorstel te voorkomen, die zouden kunnen ontstaan door vernummering van artikelen in het voorstel van Wet algemene bepalingen burgerservicenummer, wordt thans voorgesteld de inwerkingtreding bij koninklijk besluit te regelen.

g. Er is een nieuw hoofdstuk 8 ingevoegd, waarin enkele wetten op het beleidsterrein van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport worden aangepast. Het betreft wijziging van de definitiebepalingen van het sociaal-fiscaalnummer in de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten en de Zorgverzekeringswet. De in die bepalingen opgenomen verwijzing naar artikel 2 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen behoeft wijziging in verband met de aanpassing van dat laatste artikel door middel van het onderhavige aanpassingswetsvoorstel. In verband met het invoegen van dit hoofdstuk zijn de hoofdstukken 8 (Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer) en 9 (Overgangs- en slotbepalingen) vernummerd tot 9 en 10.

De Raad van State geeft U in overweging het voorstel van wet te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal, nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden.

De Vice-President van de Raad van State,

H. D. Tjeenk Willink

Ik moge U verzoeken het hierbij gevoegde gewijzigde voorstel van wet en de gewijzigde memorie van toelichting aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal te zenden.

De Minister voor Bestuurlijke Vernieuwing en Koninkrijksrelaties,

A. Nicolaï

Bijlage bij het advies van de Raad van State betreffende no. W04.05 0572/I met redactionele kanttekeningen die de Raad in overweging geeft.

– In hoofdstuk 1, artikel 1, onderdeel H, vóór het eerste lid invoegen «Het opschrift van onderdeel A, onder 3, komt te luiden: Gegevens over het burgerservicenummer.» Tevens de overige leden vernummeren.

– In hoofdstuk 3, artikel 2, onderdeel a, «(30 238)» wijzigen in: (30 322).

– In hoofdstuk 5, artikel 4, de onderdelen C en D laten vervallen, nu artikel 98a per 1 januari 2006 is vervallen (Stb. 2005, 288 en Stb. 2005, 476).

– In hoofdstuk 5, artikel 11, onderdeel C, eerste lid, de zinsnede «onderdeel u» vervangen door: onderdeel v.

– In hoofdstuk 5, artikel 11, onderdeel C, eerste lid «v.» vervangen door: w.

– In hoofdstuk 5, artikel 11, onderdeel E, het niet bestaande artikel XV, vierde lid, niet noemen.

– In hoofdstuk 6, artikel 2, in het voorgestelde artikel 16, eerste lid, van de Wet arbeid vreemdelingen een komma toevoegen na «artikel 14».

– In hoofdstuk 6, artikel 9, onderdeel B, «artikel 63, tweede lid,» vervangen door «artikel 63, derde lid».

– De wijzigingen in de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen waarop hoofdstuk 6, de artikelen 10 en 11 betrekking hebben, zijn inmiddels in werking getreden. In verband daarmee de artikelen 10 en 11 actualiseren.

– Hoofdstuk 6, artikel 13, aanhef, actualiseren, nu de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen in werking is getreden.

– In hoofdstuk 6, artikel 17, ook het opschrift van artikel 10 van de Wet privatisering FVP wijzigen. Aan het tweede lid van voorgesteld artikel 10 een punt toevoegen.


XNoot
1

De oorspronkelijke tekst van het voorstel van wet en van de memorie van toelichting zoals voorgelegd aan de Raad van State is ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

XNoot
1

Kamerstukken II 2005/06, 30 322, nr. 2, artikel XI.

XNoot
2

Kamerstukken II 2005/06, 30 380.