Kamerstuk 21501-32-573

Verslag van een algemeen overleg

Landbouw- en Visserijraad


Nr. 573 VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG

Vastgesteld 13 februari 2012

De vaste commissie voor Economische Zaken, Landbouw en Innovatie1 en de vaste commissie voor Europese Zaken2 hebben op 18 januari 2012 overleg gevoerd met staatssecretaris Bleker van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie over de Landbouw- en Visserijraad op 23 en 24 januari 2012.

(De volledige agenda is opgenomen aan het einde van het verslag.)

Van dit overleg brengt de commissie bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.

De voorzitter van de vaste commissie voor Economische Zaken, Landbouw en Innovatie , Van der Ham

De voorzitter van de vaste commissie voor Europese Zaken, Knops

De griffier van de vaste commissie voor Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, Franke

Voorzitter: Van der Ham

Griffier: Schüssel

Aanwezig zijn negen leden der Kamer, te weten: Dijkgraaf, Van Gerven, Van der Ham, Houwers, Jacobi, Koopmans, Koppejan, Ouwehand, Snijder-Hazelhoff,

en staatssecretaris Bleker van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, die vergezeld is van enkele ambtenaren van zijn ministerie.

Voorzitter: Snijder-Hazelhoff

De voorzitter: ik open de vergadering.

Mevrouw Jacobi (PvdA): Voorzitter. Dat wij er maar een mooi jaar van mogen maken met elkaar.

Ik wil allereerst iets zeggen over de gemeenschappelijke marktordening. De PvdA is geen voorstander van een zodanige ondersteuning van de markt dat het ten koste gaat van de kleine boeren en de boeren in ontwikkelingslanden. Bij dit type marktsteun is geen onderscheid gemaakt tussen typen producenten. Veelal gaat het om grootproducenten die het meest profiteren van dit soort type interventies, terwijl wij ons juist willen focussen op een goede prijs voor het product, maar dan voor de kleine producenten.

Bij het gemeenschappelijk landbouwbeleid moet vooral worden ingezet op innovatie en vergroening. Daarom is het belangrijk om de basispremie te verbinden met veel wettelijke minimumeisen. Veel staat overigens al op de rails. Ik denk aan het ontzien van akkerranden, vruchtwisseling, het ontzien van nesten en verplichte weidegang. Daarnaast is er een extra premie voor bijzondere prestaties op het gebied van groene en blauwe diensten. Net voor de Kerst hebben wij een motie ingediend tegen de koppelingen. Er zijn nog steeds enkele landen die daarop aansturen, maar ik vind dat je daar echt niet mee moet beginnen. Wat vindt de staatssecretaris hiervan?

Wat betreft het legbatterijverbod wordt Nederland in gebreke gesteld, heb ik begrepen. Heeft de staatssecretaris al een brief ontvangen en wat zijn eigenlijk de gevolgen van deze ingebrekestelling? Belangrijker nog: hoe kunnen we zo snel mogelijk een forse welzijnsverbetering realiseren zodat we geen ontheffing meer nodig hebben? We hadden eigenlijk geen ontheffing moeten geven. Ik vind dit wel teleurstellend.

De ontwikkelingen rond het Schmallenbergvirus moeten nauwlettend in de gaten worden gehouden. Het virus is immers verrekte lastig te bestrijden. Bovendien kunnen virussen muteren. Wordt hierover gecommuniceerd tussen EL&I en Volksgezondheid? De volksgezondheidsrisico's moeten zo laag mogelijk worden gehouden. Ik las het advies om contact op te nemen met de GGD, maar dat vind ik wel een heel smalle sturing.

Er is veel gedoe over de zuiverheid van honden-, schapen- en koeienrassen. Verder zijn identificatie en registratie nogal fraudegevoelig. Paardenfokkers dringen aan op dna-registratie omdat er wordt gefraudeerd met de chips. Bij de koeien willen gewetensbezwaarden meer ruimte. En ook wordt gevraagd onder welke voorwaarden men honden kan inkruisen om het ras zuiver te houden. Op al deze terreinen moeten duidelijke beleidslijnen komen, ook tegen de achtergrond van de Europese verordeningen. Ik wil hierover graag verder met de staatssecretaris van gedachten wisselen.

De scholvissers komen in de knel. Duurzaamheidsmaatregelen vergen grotere mazen, maar ingevolge Europese regels ben je dan geen scholvisser, maar een kabeljauwvisser. Als je voldoet aan de Europese regels krijg je weer veel meer bijvangsten en dat willen we nu juist niet. Hoe denkt de staatssecretaris uit deze patstelling te komen?

In de protocollen voor Marokko, Mauritius en Mozambique zitten onvoldoende garanties voor de lokale vissers. Zolang die garanties er niet zijn, willen wij vanuit Europa een maximale verduurzamingsinzet

Wat betreft de garnalenvissers is een aardige slag gemaakt als het gaat om Natura 2000 en regionale ontwikkelingen. Hoe staat het met de commissie die zich bezighoudt met de duurzame visserij en dus ook met de positie van garnalenvissers op de Waddenzee?

Op 27 oktober heb ik tijdens een algemeen overleg gevraagd naar de toepassing van het Ierse model voor de zeebaarsvangst. Dat behelst kleinschalige beroepsvisserij en sportvisserij. Dat is een goed model. Toen vroeg ik naar een reactie van de staatssecretaris op dat model, maar het heeft nu wel lang genoeg geduurd. Ik vind dat wij het Ierse model moeten overnemen.

Voorzitter: Van der Ham

De heer Dijkgraaf (SGP): Voorzitter. Ik begin met de GMO-verordening. Wij zijn blij met de inzet van de Commissie en de staatssecretaris om voor alle sectoren het oprichten van producentenorganisaties mogelijk te maken. Het gaat mij niet om allerlei steunverzoeken die daar dan nog bovenop zouden moeten komen, maar om het geven van ruimte voor mededingingsbeperkende afspraken. Natuurlijk moet de markt goed blijven werken, maar we weten nu eenmaal dat duurzaamheidsmaatregelen ook moeten worden terugverdiend. De staatssecretaris wil nog steeds niet de aardappelsector opnemen, maar juist in deze sector is sprake van lage prijzen en ongelijke machtsposities. Daardoor is er te weinig ruimte om te investeren in duurzaamheid. Dat betreuren wij. Ik wil benadrukken dat die vraag vanuit de sector zelf komt. Ik heb een email gehad van de Nederlandse Akkerbouwvakbond waarin staat dat dat essentieel is. Wil de staatssecretaris in Brussel ervoor pleiten om ook de aardappelsector daarin onder te brengen?

Wil de staatssecretaris nu wel of niet af van de suikerquotering? Wij zouden die quotering liever handhaven. Het LEI heeft aangetoond dat zowel akkerbouwers als ontwikkelingslanden zeer waarschijnlijk fors moeten inleveren bij afschaffing ervan. Zowel de akkerbouwsector als de verwerkende bedrijven hebben zich uitgesproken voor handhaving. Wil de staatssecretaris dat steunen?

Wij hebben geen goed gevoel bij de VIBEG. Het bevat vergaande maatregelen voor de visserijsector en daarbij zou je dan wel een gedegen onderbouwing verwachten. Is het dan zo dramatisch dat vanaf 2016 geen bodemberoerende visserij in de Noordzeekustzone mag plaatsvinden? Daar hebben wij onze vraagtekens bij. De kwaliteit van het centrale habitattype – de permanent overstroomde zandbanken – zou ongunstig zijn. Daarom geldt een verbeteropgave voor de kwaliteit en moet de visserij flinke veren laten. Maar in het onderliggende profielendocument staat dat de kwaliteit van de typische soorten gunstig mag worden genoemd. Ik vind het merkwaardig dat dat niet is doorvertaald. In het akkoord wordt regelmatig de spisulaschelp genoemd. Dat is een halfgeknotte strandschelp, driehoekig, één kant is meer afgerond en de umbo zit in het midden. De soort doet het niet zo goed, maar zet wel een paar stoplichten op rood.

De vraag is – en dit moet de staatssecretaris aanspreken – of er wat nieuws onder de zon is. Het antwoord is «nee», want de soort vertoont nu eenmaal grote natuurlijke fluctuaties en was enkele decennia geleden zelfs heel zeldzaam. De vraag is ook of we er met die beheersmaatregelen wel komen. Het zit immers ingebakken in de natuur. Schieten wij hier niet door? Waarom moet ook het effectonderzoek naar de garnalenvisserij met klossenpees nog plaatsvinden en is toch al een gesloten gebied ingeboekt? Het is veelzeggend dat een innovatieve garnalenvisser op de vraag waarom hij zonder klossenpees vist, antwoordt: «Omdat wij een oplossing zoeken voor een probleem dat er niet is». Zouden wij niet eerst het effectonderzoek moeten afwachten voordat we zulke vergaande stappen zetten? Ik vraag de staatssecretaris nuchter te blijven, het akkoord niet in beton te gieten en zeker voor de andere Natura 2000-gebieden op de Noordzee een betere onderbouwing te zoeken.

Een onzekere factor voor de visserij is het krijgen van ruim baan voor de pulskorvisserij. De Eurocommissaris biedt een opening. Ik ga ervan uit dat de staatssecretaris samen met de vissers optrekt om het maximale eruit te halen en dat de voorgestelde sluiting van gebieden op lossen schroeven staat als de vissers niet meer ruimte krijgen voor de pulskorvisserij. Kan de staatssecretaris dit bevestigen?

Vervolgens een enkele opmerking over de zeedagenkorting. Wij zijn ontevreden over de uitkomst van de vorige Visserijraad. Wij hadden drie belangrijke punten: een status quo voor geassocieerde bestanden, geen zeedagenkorting voor kabeljauw en geen zeedagenkorting voor schol en tong. Het eerste punt is binnengehaald, waarvoor dank, maar de andere twee helaas niet. De SGP deelt daarom niet de positieve stemming van de staatssecretaris. Hij noemt bijvoorbeeld de TAC-verhoging voor schol en tong, maar wat hebben vissers daaraan als zij door de zeedagenkorting geen ruimte hebben om het extra quotum op te vissen? Zowel de staatssecretaris als de Eurocommissaris heeft grote woorden gesproken over de reductie van discards. Daar zijn wij het mee eens, maar denken zij dat de zeedagenkortingen helpen om bijvangsten te verminderen? Ik denk dat het tegendeel het geval is. De vissers moeten er immers fors tegenaan om te proberen het quotum binnen te halen en wij weten wat er dan gebeurt. Ziet de staatssecretaris dit probleem?

In het verslag klinkt iets door van: goed gedaan, nu kunnen we weer met de armen over elkaar gaan zitten. Dat is niet de stijl van de staatssecretaris en dat zal hij ook niet doen. Ik kan mij dan ook niet voorstellen dat hij dat zo heeft bedoeld. Is hij bereid om de komende maanden alle zeilen bij te zetten om de zeedagenkorting van tafel te krijgen? Een aanknopingspunt kan zijn de situatie rondom het Verenigd Koninkrijk dat een duidelijke uitzonderingspositie heeft gekregen en zeedagen terugkrijgt. Waarom zet de staatssecretaris niet voluit in op zo'n uitzonderingspositie? Of ziet hij andere mogelijkheden om ervoor te zorgen dat het quotum daadwerkelijk kan worden opgevist zodat de vissers een eerlijke boterham kunnen verdienen?

De heer Koppejan (CDA): Voorzitter. Ik zal het visserijgedeelte voor mijn rekening nemen en de heer Koopmans het landbouwgedeelte.

Ik begin met de uitkomsten van de laatste Visserijraad. Wij zijn tevreden over de vastgestelde quota voor schol, tong en de Noordzeeharing en over de status quo voor de geassocieerde soorten: tarbot, griet, tongschar en witje, schar en bot. Wel willen wij voorkomen dat wij volgend jaar weer een discussie krijgen over die geassocieerde bestanden. Omdat wij weinig wetenschappelijke kennis hebben van deze bestanden, kunnen ze ook niet in aanmerking komen voor het MSC-certificaat. Daarom vraag ik de staatssecretaris om in Europees verband een sterk pleidooi te houden voor nader wetenschappelijk onderzoek naar de geassocieerde bestanden, zodat wij volgend jaar een besluit kunnen nemen op basis van gedegen onderzoeken en deze bestanden in aanmerking kunnen komen voor MSC-certificering.

We zijn ontevreden over het aantal toegekende zeedagen. Dat ligt ons echt zwaar op de maag. De Kamer heeft hierover over een duidelijke motie aangenomen, maar de uitkomst is ronduit teleurstellend. Ik hoor graag van de staatssecretaris hoe het zover heeft kunnen komen. Wat heeft hij ondertussen gedaan om te proberen het besluit terug te draaien?

Ik sluit mij graag aan bij de opmerkingen van mevrouw Jacobi over het merkwaardige beleid van Europa ten aanzien van zeedagen voor scholvissers. Duurzame vissers die het MSC-certificaat voor schol hebben behaald, hebben grotere maaswijdtes in hun netten waardoor ze een stevige korting op hun visdagen krijgen. Ze vallen dan namelijk onder de kabeljauwregeling. Het kan toch niet de bedoeling zijn dat Europees beleid duurzaamheid frustreert en afstraft? Ik zie hier graag een actie van de staatssecretaris in Europees verband.

Het nieuwe visserijbeleid en het Europees fonds voor maritieme zaken en visserij richten zich vooral op de kleinschalige visserij. Wij weten dat kleinschalige visserij lang niet altijd duurzame visserij is en dat de Nederlandse visserij heel erg efficiënt is en dus niet per definitie onder de kleinschalige visserij valt. Dat zou onze inspanningen om duurzaamheid te bereiken kunnen frustreren. Tot nu toe krijgt Nederland 1,13% uit het fonds plus een top voor innovaties op het terrein van duurzaamheid. Wij vragen de staatssecretaris zich er in Europees verband voor in te zetten dat Nederland hetzelfde percentage uit het fonds krijgt en ook dat er meer werk wordt gemaakt van duurzaamheid. Niet alleen kleinschaligheid, maar vooral ook duurzaamheid moet worden beloond. Dan komen ook onze vissers ervoor in aanmerking.

Ik steun de inspanningen met betrekking tot de visserijprotocollen. Wel zie ik graag een gelijk speelveld. Wij maken ons zorgen over de Chinese vissers die zich niets aantrekken van duurzaamheid en de zeeën gewoon leegvissen terwijl onze vissers zich netjes gedragen.

Hoe staat het met het kuststatenoverleg en de beheersafspraken voor makreel? Dat is erg belangrijk voor het behoud van het MSC-certificaat voor makreel.

De heer Koopmans (CDA): Voorzitter. De CDA-fractie hecht veel waarde aan de vangnetconstructie voor de producentenorganisaties binnen het GLB. Door die sterke coöperatieve structuur en de producentenorganisaties zijn wij groot geworden. De huidige gemeenschappelijke marktordening voor groente en fruit werkt deels wel en deels niet. Er zijn enkele aanbevelingen gedaan en aan de hand van de evaluatie wil ik graag van de staatssecretaris horen hoe hij die meeneemt in het GLB-traject. Wij vinden dat er ruimte moet zijn voor innovatie binnen die systematiek.

Erkende producentenorganisaties moeten van Brussel ruimte krijgen om afspraken te maken over de duurzaamheid. Is de staatssecretaris bereid om aan de artikelen 106 en 114 toe te voegen dat de erkende producentenorganisaties recht hebben op faire en redelijke producentenprijzen? Dit vinden wij een belangrijk punt. Daarbij moet ook rekening worden gehouden met investeringen in duurzaamheid.

De Europese Commissie wil op verzoek inter-brancheorganisaties erkennen. Dat is een goed punt. Wij kennen ze natuurlijk al: de productschappen. Sommigen willen die afschaffen, maar in onze ogen zouden ze ook op dit punt een goede rol kunnen spelen. Wij steunen het kabinet om hiermee aan de slag te gaan.

Crisisfondsen moeten in de EU-meerjarenbegroting vooraf worden gedekt. Dat moet natuurlijk zo blijven ten tijde van de marktcrisis. In bijzondere omstandigheden moet het mogelijk zijn, over te gaan tot het inzetten van interventiemiddelen. Is de staatssecretaris het hiermee eens?

De Europese Commissie schept de mogelijkheid om bij een uitbraak van plant- of dierziekte bijzondere maatregelen te nemen. De Commissie kan 50% van deze maatregelen financieren. Wij steunen dit voorstel.

De suikersector is recent drastisch hervormd. Er is nu een WTO-proof systeem, dat heel goed werkt voor de arme landen. De EU is van een exporterende een importerende regio geworden. Wij zijn dus niet zo enthousiast om het suikerquotum per 2015 te beëindigen. Wij vinden dat het huidige systeem voorlopig moet blijven. Het voldoet immers aan de WTO-eisen.

Op het punt van dierenwelzijn en duurzaamheid zou Europa meer voorop moeten lopen om mondiale standaarden te beïnvloeden. Ziet de staatssecretaris voor zich een rol weggelegd op dit punt? De EU moet hierbij vooroplopen, al was het maar omdat ons eigenbelang in het geding is. Dat past wat mij betreft ook in het actieplan dierenwelzijn.

Ten slotte willen wij graag dat er in heel Europa een meldplicht komt voor het Schmallenbergvirus.

Mevrouw Ouwehand (PvdD): Voorzitter. Nederland loopt allang niet meer voorop als het gaat om de dingen die de wereld echt nodig heeft: voorzichtig omgaan met het klimaat, de natuur en de dieren. De PvdD vindt het een enorme blamage als je in je regeerakkoord schrijft dat je in Nederland niks voor dieren gaat doen, maar dat je het dierenwelzijn wel in Europa gaat verbeteren. Vervolgens komt de staatssecretaris met een labbekakkerig briefje waaruit een labbekakkerige inzet blijkt. Ik spreek hier mijn teleurstelling uit over het uitblijven van steun van de PVV. Die fractie is nooit aanwezig bij dit soort debatten en steunen geen moties om te proberen in Europees verband ernstige.

De tweede teleurstelling heeft te maken met het feit dat wij in Nederland nog steeds legbatterijen hebben, terwijl was afgesproken dat die inmiddels de deur uit zouden zijn. Het zou ook zijn afgelopen met die heel kleine legbatterijen, want de verrijkte kooi is helaas ook niet veel meer dan een legbatterij met een behangetje, al is dat wel een stapje vooruit. Wat verwacht de staatssecretaris van de ingebrekestelling? Wat gaat dat kosten en naar wie wordt de rekening gestuurd?

Ik heb nogal wat visserijpunten. Eerst iets over het akkoord over de visserij in beschermde gebieden. De PvdD vindt dat je in beschermde gebieden niet moet vissen. Wij zijn wat dat betreft nog niet zo enthousiast over het akkoord. Wij vragen ons af waarom het verbod op bodemberoerende visserij afhankelijk is van de toelating van de pulsvisserij. Daar is heel veel kritiek op. Wat betreft het estuarium van de Theems hebben de Britten geconstateerd dat, als de Nederlandse pulsvissers langs zijn geweest, er sprake is van lege staandwantnetten en dat zij trawlen over een kerkhof. De Britse vissers vrezen dat de pulsvisserij te effectief is en de zeebodem zo ongeveer steriliseert. Engelse vissers halen veel dode jonge vis van postzegelformaat naar boven, zoals krabben, wormen en andere bodemdieren. Met dat pulsvissen zaagt men dus de poten onder het ecosysteem vandaan, omdat bodemdieren een belangrijke voedselbron vormen. Zo werkt het ecosysteem namelijk. Ik heb begrepen dat zelfs China, waarover de CDA-woordvoerder zojuist zei dat men daar helemaal geen rekening met duurzaamheid houdt, pulsvissen heeft verboden, omdat met net iets te veel stroom de zee daar opeens leeg was. Vindt de staatssecretaris het verstandig om pulsvisserij in plaats van bodemvisserij toe te staan, als dat zoveel negatieve effecten heeft?

Dan het fonds. Er is 6,5 mld. beschikbaar. Daarna is er nog een mld. voor de visserijakkoorden, maar wat krijgen we ervoor terug?: Lege zeeën! De PvdD vindt dat je geen belastinggeld mag verspillen aan het uitbreiden en stimuleren van de visserij, maar dat gebeurt wel. Alles zou erop moeten zijn gericht om de vloot af te bouwen en de capaciteit te verminderen. Alleen dan is het verantwoord om er belastinggeld in te steken, maar dat zien wij hier niet gebeuren. Er zijn geen criteria opgesteld op basis van ecologische doelen. Er is alleen gekeken naar de werkgelegenheid in de visserij. Misschien wil een partij als de VVD zo langzamerhand ook erkennen dat het niet aangaat om van de belastingbetaler te vragen om een sector die niet levensvatbaar is met subsidies in de benen te houden. Ik hoop wat dat betreft op een omslag.

Ik kom bij de visserijprotocollen. Er was heel veel terechte kritiek op de protocollen met Marokko. De mensenrechten worden geschonden. Het kost Europa meer dan het oplevert. De Kamer heeft een motie aangenomen waarin dit wordt afgewezen. Ook het Europees Parlement wil niet dat er nog een nieuw akkoord met Marokko wordt gesloten, maar toch ziet de staatssecretaris wel wat in nieuwe onderhandelingen. Hij somt vervolgens een aantal bekende voorwaarden bij eerdere protocollen op. Moeten wij op basis daarvan geloven dat het nu wel goed gaat komen met de mensenrechten? De PvdD doet dat niet. Wij gaan wat ons betreft niet opnieuw de onderhandelingen in. Er moet nu een streep worden getrokken. Er moet worden erkend dat een en ander over een poosje in de evaluatie op dezelfde conclusie uitkomt, namelijk dat het geld heeft gekost, dat de mensenrechten zijn geschonden en dat er te veel is gevist. Wij moeten dat niet willen. Ik vraag de staatssecretaris om toe te zeggen dat hij het opnieuw starten van de onderhandelingen niet steunt. Wij hebben dezelfde bezwaren tegen de protocollen met Mauritius en Mozambique. Wat Mozambique betreft wijzen wij er nadrukkelijk op dat het gaat om het vangen van de geelvintonijn, de grootoogtonijn, de zwaardvis en de skipjacktonijn. Dat zijn niet bepaald soorten waar het goed mee gaat. Ze staan op de rode lijst. De staatssecretaris erkent dat het niet zo goed ging, maar de situatie lijkt te verbeteren, omdat de visserijinspanningen iets zijn verminderd. De stelling dat het beter lijkt te gaan, vinden wij geen argument om de visserijdruk nog verder te laten toenemen. Ik wil weten welke landen bij uitstek profiteren van de visserijprotocollen en of Nederland daar, ook als je het puur berekenend beziet, zijn steun aan moet verlenen.

Dan de viskweek in het algemeen. Ook wat dat betreft maken wij bezwaar tegen het Europese visserijfonds. Wij voorzien dat in de viskwekerij dezelfde problemen gaan ontstaan als in de bio-industrie met zoogdieren, het uitbreken van ziekten en de plannen om dieren grootschalig te ruimen. Wordt het geen tijd voor de conclusie dat we met de viskwekerij weer een nieuw bio-industrieavontuur gaan beginnen, terwijl we van te voren weten dat deze op dezelfde bezwaren gaat stuiten als het bio-industrieavontuur met varkens, kippen en koeien? Laten wij daarmee ophouden en er in elk geval geen belastinggeld insteken. Dat pleidooi brengen wij onder de aandacht van de staatssecretaris.

Dan nog een laatste positiever gekleurde opmerking over het verbod op het ontvinnen van haaien. Met de nu voorliggende verordening wordt een stap verder gezet. Ik hoop dat de controle scherp wordt en dat niet alleen op papier een betere bescherming van de haaien wordt geregeld, terwijl er in de praktijk niet veel van terechtkomt. Ik krijg graag de toezegging van de staatssecretaris dat hij zich daarvoor gaat inzetten.

De voorzitter: Dan nu het woord aan de heer Houwers, die de spreektijd van de VVD-fractie gaat verdelen met mevrouw Snijder-Hazelhoff.

De heer Houwers (VVD): Voorzitter. Dat ga ik zeker doen.

Op Europees niveau zijn de vangstmogelijkheden voor de visserij in 2012 vastgesteld. De uitslag van het akkoord lijkt positief. De visstand van een aantal soorten is dusdanig verbeterd dat de quota verruimd kunnen worden. Maar het aantal zeedagen is voor een aantal van de voor de Nederlandse visserij van belang zijnde soorten gedaald. De vissers zijn bang dat het aantal zeedagen te laag zal zijn om het quotum te kunnen opvissen. Dat kan toch niet de bedoeling zijn? Wij zien hierin een beweging die gericht lijkt te zijn op het stimuleren van de grootschalige visserij. Graag een reactie van de staatssecretaris.

Op een aantal Nederlandse forelbedrijven is de visziekte Infectieuze Hematopoïetische Necrose (IHN) geconstateerd. De VVD vraagt zich af wat de prognose is van de verspreiding van deze ziekte.

De VVD is verheugd over de koerswijziging in het voorstel voor de verordening inzake het EFMZV. De nadruk wordt verschoven van investerings- en saneringssteun naar steun voor innovatie, verduurzaming en kennisopbouw. De VVD is van mening dat dit past in het streven naar een sector die het bedrijf zo veel mogelijk onafhankelijk kan uitoefenen en niet afhankelijk is van subsidies. Anders dan mevrouw Ouwehand stelt – zij schetst een te negatief en onjuist beeld, terwijl zij er dichtbij zit en dus beter zou moeten weten – is de visserijsector een sector van hardwerkende ondernemers die zeker niet alleen maar afhankelijk is van subsidies. Dat mag ook wel eens worden gezegd.

De VVD is blij dat de verschillende partijen tot het VIBEG-akkoord zijn gekomen. Dat is een prima insteek. Hulde voor de inzet van alle partijen, maar ziet de staatssecretaris kans, als men blijkt onvoldoende middelen te hebben, om de omslag te maken waarover wordt gesproken? Wij zijn ook benieuwd naar de stand van zaken met betrekking tot het VisWad-akkoord. Er is sprake van een vervolg. Hoe staat het met de status van de onderhandelingen?

In het akkoord wordt tevens aangegeven dat er op korte termijn informeel overleg plaats zal vinden tussen de NMa, de sector en het Rijk. De VVD wil de staatssecretaris tot spoed manen op dit dossier. De problemen met de mededingingsregels zijn al langere tijd bekend en het is van belang dat de vissers duidelijkheid krijgen. Graag wat extra actie van de staatssecretaris.

Wij zijn blij met het feit dat er vanuit Europa ruimte is voor het uitkeren van een vergoeding aan de dioxinepalingvissers. Ook wat dat betreft pleiten wij voor voortgang. Wij zijn benieuwd naar de stand van zaken.

De voorzitter: U hebt zich keurig aan uw spreektijd gehouden. Er is nog 2,5 minuut over voor mevrouw Snijder.

Mevrouw Snijder-Hazelhoff (VVD): Voorzitter. Eerst iets over de agenda en de ronde over het markt- en prijsbeleid. Ook mijn fractie wil graag weten hoe het met de interventiemaatregel staat, in relatie tot het crisisfonds. In principe hebben wij ons uitgesproken tegen een verlenging van het suikerquotum, maar gelet op de discussies daarover vraag ik de staatssecretaris toch of hij nog mogelijkheden ziet dat langer in stand te houden en of daar eventueel steun voor is.

Dan de mededeling over de EU-strategie dierenwelzijn. De staatssecretaris schrijft dat er moet worden gekomen tot een modernisering en aanscherping van bestaande regels. Wij vragen ons af wat daarmee wordt bedoeld en wat de staatssecretaris ziet als aanscherping. Het lijkt ons verstandiger om veel meer te harmoniseren in EU-wetgeving en te bezien welke hoge standaarden er internationaal zouden moeten komen om ook in Europa een eerlijk speelveld te creëren. Europa is geen eiland en moet wereldwijd de concurrentie aangaan.

In het verslag van de vorige vergadering wordt gesproken over het rapport van de Commissie inzake de bescherming van dieren tijdens transport. Uit dat rapport blijkt dat de effecten van de verordening nog niet voldoende zijn. De staatssecretaris geeft aan dat het doelmatiger en meer uniform moet. Dat heeft onze steun, maar wij blijven er moeite mee houden dat dieren er op lange transporten na acht uur af en op moeten. Ik krijg steeds weer signalen dat juist dat erop en eraf moeten bij dieren veel stress blijft geven. Stoppen is geen probleem. Even rust is ook geen probleem, maar het op- en afladen van de dieren zorgt voor stress. Dat is niet bevorderlijk voor het dierenwelzijn.

In het verslag staat voorts dat Ciolos nog een mogelijkheid ziet voor gekoppelde betalingen, maar daar zijn wij het totaal niet mee eens.

Dan het Schmallenbergvirus. In Frankrijk en Duitsland bestaat inmiddels een meldplicht, maar België doet er nog niet aan mee. Ik sluit mij aan bij degene die heeft aangegeven dat dit Europees moet gebeuren. België ligt heel dicht naast ons. Ook België dient in te zien dat een meldplicht op zijn plaats is.

Hoe is het echter mogelijk dat zich in Nederland zo'n grote uitbraak lijkt voor te doen, vergeleken met de ons omringende landen? Bij ons stapelen de aantallen zich op, maar we weten niet anders dan dat knutten ook in de rest van Europa voorkomen. De staatssecretaris geeft aan dat er op allerlei fronten sprake is van diagnostisch onderzoek. Er wordt een vaccin ontwikkeld en er vindt viruskarakterisering plaats. Volgens ons moet in het onderzoek ook aan de orde komen waarom Nederland zo uit de pas loopt ten opzichte van de andere lidstaten.

Dan het legkippenverbod in kooien. De Europese Commissie heeft aangekondigd dat er juridische procedures komen tegen veertien lidstaten, maar wat betekent dat? Welke consequenties heeft een eventuele inbreukprocedure voor Nederland? Wat gebeurt er in de andere lidstaten? De staatssecretaris heeft aangekondigd dat hij een en ander nog een half jaar wil aanzien, tot 1 juli, maar wat doen de andere lidstaten? Ik ben daar heel benieuwd naar. De staatssecretaris heeft ook een tijdelijke voorziening aangekondigd. Bedrijven die vanwege wet- en regelgeving nog niet aan het verbod hebben kunnen voldoen, krijgen tot 1 juli de mogelijkheid om nog kippen te houden in hun oorspronkelijke stallen, maar waren deze bedrijven wel vroegtijdig op de hoogte van de deadlines van 1 januari 2010 en 1 januari 2011? Hebben ze vervolgens ook voldoende ruimte gehad om een aanvraag te doen, inclusief de bouw en het weer in werking zetten van de nieuwe stallen? De twee termijnen lijken namelijk zeer kort.

De heer Van Gerven (SP): Voorzitter. Gruwelijk en vreselijk noemde minister-president Rutte het bij het debat over de regeringsverklaring. Per 1 januari 2010 had het zover moeten zijn: een verbod op het gebruik van het elektrische waterbad voor het verdoven van kippen voor de slacht. Nou ja, verdoven. Drie jaar geleden is wetenschappelijk vastgesteld dat veel kippen helemaal niet buiten bewustzijn geraken. Om die reden zou het elektrische waterbad moeten worden verboden. Het kabinet, dat dierenwelzijn met het beleid alleen lippendienst bewijst, laat in de praktijk een ander gezicht zien. Uit economische belangen, uit angst voor productie en productschade wordt het invoeren van een betere verdovingsmethode uitgesteld. Graag een reactie van de staatssecretaris op deze stelling van de SP. Wij overwegen op dat vlak een motie.

Dan het verbod op de legbatterijen voor kippen. Ik vraag de staatssecretaris om wat dit betreft garen op de klos te doen. Ik heb begrepen dat hij de ingebrekestelling al heeft ontvangen, maar wat zijn de consequenties daarvan? Dit heeft een voorbeeldfunctie. Als je heel coulant bent voor de legbatterijen, dan opent dat de deur voor de varkenshouders die in 2013 aan nieuwe regelgeving en wetgeving moeten voldoen. Ook zij kunnen dan weer aansturen op ontheffingen. Ik wil graag de uitspraak van de staatssecretaris dat dit niet gebeurt, zodat ook de varkenshouders weten dat er strikt gehandhaafd wordt op het punt van de toekomstige normen.

Er zijn nog 15 kippenhouders met legbatterijen. Ik vraag de staatssecretaris – desnoods doe ik dat via een motie – om tegen deze kippenhouders, die willen overstappen op kooien voor koloniehuisvesting, te zeggen dat ze dat niet moeten doen. We weten allemaal dat ook koloniehuisvesting niet duurzaam is. In Duitsland is daarvoor al een einddatum aangegeven. Ook deze kippenhouders moeten overgaan op scharrelkippen. Misschien kan er gebruik worden gemaakt van een knelgevallenregeling. Het is in elk geval heel belangrijk dat deze kippenhouders daar naar toe worden geleid.

Wij krijgen graag een schriftelijke reactie op de gemeenschappelijke strategie dierenwelzijn. Onze verwachtingen zijn hooggespannen, want het kabinet schuift alle dierenwelzijnszaken door naar Europa. Wij verwachten in ieder geval een oplossing voor het probleem van het maximeren van de reistijden. Het probleem is opgelost als er wordt gekomen tot een maximum van acht uur. Daar pleit de SP dan ook voor. Er ligt ook een aangenomen Kamermotie op dit punt.

Dan het visserijbeleid. In Afrikaanse landen moeten lokale vissers toezien hoe de Europese superschepen de wateren voor hun kust leegvissen als gevolg van visserijakkoorden. Ik vraag de staatssecretaris om daar buitengewoon kritisch over te zijn. Ik verzoek hem erop aan te dringen dat visserij in het nieuwe akkoord met Marokko niet in de wateren van de Westelijke Sahara zal plaatsvinden. Graag een toezegging op dit punt. Er wordt opnieuw onderhandeld, terwijl het Europees Parlement heeft tegengestemd en de bezetting van de Westelijke Sahara, inclusief de zeeën, volgens de VN illegaal is. Ook de juridische dienst van het Europees Parlement noemt visserij aldaar illegaal.

Dan iets over de visserijakkoorden. Het lijkt mij niet meer dan normaal dat bij een proces waarbij lokale, natuurlijke hulpbronnen worden verkocht, er ook consultatie plaatsvindt van lokale vissers en andere belanghebbenden. Gaat de staatssecretaris erop aandringen dat ook plaatselijke stakeholders worden geconsulteerd en worden betrokken bij de uitvoering en de evaluatie van de visserijakkoorden? Ik ben verbaasd dat in het visserijakkoord met Mozambique de zwaardvis is opgenomen als een door de EU te bevissen soort. Deze prachtige, maar zich langzaam voortplantende vis, staat toch op de rode lijst van beschermde dieren? Bovendien is de jachtmethode wreed en is er sprake van grote bijvangsten van onder andere haaien en schildpadden. Het duurzame sausje van dit akkoord is kennelijk flinterdun. Hoe kan dit? Wil de staatssecretaris ervoor pleiten om de zwaardvis uit de visserijakkoorden met Mozambique te halen?

Ik hoor tevens graag dat de staatssecretaris zich ervoor gaat inzetten om ook visserij door buitenlandse schepen uit de kustwateren van zich ontwikkelende landen te weren. Er ligt een aangenomen motie over Guinee Bissau. De staatssecretaris heeft aangegeven dat hij zich daarvoor hard gaat maken. Ik neem dat hij niet alleen de kustbewoners van Guinee Bissau een warm hart toedraagt, maar alle kustbewoners van arme landen een zee met vis erin gunt. Ik krijg dus graag vier toezeggingen op deze vier punten. Dan ben ik een gelukkig mens. Dat is niet onaardig op deze mooie dag.

Dan nog iets over het Schmallenbergvirus. Het is een heel ingewikkelde kwestie. Wij tasten een beetje in het duister over hoe wij dit moeten aanpakken. Het virus verspreidt zich kennelijk in heel Nederland. Ik begrijp dat er op alle vlakken onderzoek wordt gedaan. Er is een meldingsplicht, maar leven er al gedachten over preventieve maatregelen? Ik krijg graag een bespiegeling van de staatssecretaris over zijn gedachten op dat vlak en of wij niet iets meer kunnen doen dan alleen onderzoek en monitoren, want dat geeft een heel onbevredigend gevoel.

Voorzitter: Snijder-Hazelhoff

De heer Van der Ham (D66): Voorzitter. Ik vervang mevrouw Van Veldhoven die iets in de plenaire zaal moet doen.

Binnenkort verschijnt, als het goed is, de Europese gemeenschappelijke strategie over de bescherming van het welzijn van dieren. Dat is mooi. Wij geloven dat een Europese aanpak onmisbaar is om grote stappen te kunnen zetten, bijvoorbeeld door het op termijn komen tot een even goed Europees label voor dierenwelzijn als die al bestaat voor biologisch eten. Wij moeten het nu nog doen met nationale initiatieven, zoals de sterretjes van de dierenbescherming, terwijl juist veel producten over de grens worden verhandeld en een nationaal initiatief daar niet werkt. Als de klant niet kan kiezen, dan kan de boer er niets aan verdienen. Deze invalshoek ontbreekt echter, als ik het goed begrijp, nog geheel in de gelekte Europese voorstellen. Kan de staatssecretaris zich daarvoor inzetten? Kan hij het Nederlandse keurmerk in Europa onder de aandacht brengen en ervoor zorgen dat dit de richting van denken wordt in de Europese Unie? Bij de dierenwelzijnstrategie gaat men de welzijnscriteria wetenschappelijk onderbouwen. Dat is mooi, maar in het verleden hebben we gezien dat veel op de wetenschap gebaseerde adviezen van de Europese Voedselautoriteit, de EFSA, bij de relevante besluitvorming om politieke redenen weer zijn verdwenen. Hoe denkt de staatssecretaris te voorkomen dat adviezen, net als in het verleden, door de lidstaten als keuzemenu worden gezien? Wil hij zich inzetten voor een integraal ja of nee op de wetenschappelijke adviezen over de voorschriften voor welzijn?

Een vraag over het GLB. De marktverordening staat vandaag ook op de agenda, maar ik heb begrepen dat er overleg wordt gevoerd door de zogenaamde bende van vijf waartoe Nederland ook toe behoort, over de vergroeningsvoorstellen. Kan de staatssecretaris toelichten welke kant men opdenkt en toezeggen de commissie te informeren over de uitkomsten? Dan nog een vraag over de visserij op de wadden. Kan de staatssecretaris aangeven of er een limitering komt van het aantal staandwantvergunningen dat een waddengemeente mag uitschrijven, of is dat onbeperkt?

Voorzitter: Van der Ham

De vergadering wordt geschorst.

De voorzitter: Dames en heren. Wij gaan weer door met het debat.

Mevrouw Snijder-Hazelhoff (VVD): Voorzitter. Gaat de staatssecretaris in blokken antwoorden? Krijgen wij maximaal twee interrupties?

De voorzitter: Dat was het voorstel dat ik wilde doen, maar u hebt de kwaliteit van een groot voorzitter. Het woord is aan de staatssecretaris.

Staatssecretaris Bleker: Voorzitter. Ik zou mijn bijdrage graag onderverdelen in vijf blokken:

Het GLB en marktordening, visserij, Schmallenberg, het legbatterijverbod en ten slotte de algemene aspecten van dierenwelzijn.

Mijn eerste blok gaat over de landbouw. Mevrouw Jacobi en anderen hebben gesproken over het markt- en prijsbeleid en de inzet van het kabinet. Het kabinet streeft naar een marktvangnet voor extreem lage prijzen die door incidentele exogene factoren worden bepaald. De heer Koopmans heeft hierover ook gesproken. Wij vinden dat er dan geïntervenieerd moet kunnen worden en dat er dan ook voldoende Europese middelen beschikbaar moeten zijn om die interventie te verzilveren. Verder zullen wij ervoor moeten zorgen, mede via afspraken in de keten, waartoe wij nu initiatieven nemen in het kader van het rapport-Alders en het rapport-Van Doorn, dat er een faire prijs voor de primaire producent ontstaat. Het kabinet steunt de Kamer volledig in het streven om geen herkoppeling van productiesteun toe te staan. Wij weten dat sommige landen van Europa daar toch voor opteren, maar wij vinden dat wij daarvan nu echt afscheid moeten nemen. Dat hebben enkele commissieleden reeds verwoord.

De heer Dijkgraaf heeft gesproken over het versterken van de marktmacht van de primaire producenten. Nederland heeft met de producentenorganisaties en de interbrancheorganisaties een structuur waarin, institutioneel gezien, ook marktmacht aan primaire producenten is toegekend. Zoals aangegeven, zullen wij er in de GLB-voorstellen voor zorgen dat deze in eigen land op niveau blijft en dat wij die mogelijkheid behouden. Bovendien zullen wij nationaal, via het rapport-Van Doorn en het rapport-Alders, waarvan wij de uitwerking hebben opgepakt, deze mogelijkheden proberen te versterken.

De leden Snijder, Koopmans en Dijkgraaf hebben gesproken over de suikerquotering. Het kabinet heeft in reactie op de voorstellen van de Eurocommissaris gezegd: quoteringssystemen zijn van het verleden; die moeten wij niet meer gebruiken. Dat geldt ook voor bijvoorbeeld de melkquotering. De leden hebben argumenten gehoord en aangevoerd voor de afschaffing van het suikerquotumsysteem. Ik moet zeggen dat enkele van die argumenten wel tot enige heroverweging nopen. De suikersector heeft net een transformatie achter de rug. Dit geldt zowel voor de industrie als voor de primaire producenten. Op bijna alle bijeenkomsten van de afgelopen drie maanden heb ik dat punt regelmatig gehoord, of het nu van jonge boeren, oudere boeren, of de industrie kwam. Men vroeg of het wel verstandig is om in 2015 de suikerquotering af te schaffen in de wetenschap dat de sector nog met een transitie van doen heeft. Dat zijn voor een deel valide argumenten. Deze zal ik bij de Europese Commissie dus op tafel leggen; dat is mijn inzet. Daarin moeten wij behoedzaam opereren, maar volgens mij begrijpen wij elkaar wel redelijk. Daar komt bij dat er, voor zover ik weet, twee landen zijn die ongeveer op dezelfde lijn zitten. Dat zijn Duitsland en Frankrijk. Op dit punt staan wij dus niet alleen. Ik denk dat het signaal duidelijk is. Over de vraag hoe het dan wel moet, moet dan een deal worden gesloten met de Commissie en de andere lidstaten. Volgens mij is enige heroverweging inderdaad noodzakelijk.

Dit ligt anders bij het punt van de heer Dijkgraaf over de aardappelen en de werking van de marktordening. De heer Dijkgraaf sprak ten aanzien van de Nederlandse Akkerbouw Vakbond over «de sector». Ik denk dat dit net iets te veel eer voor die organisatie is en de sector in het algemeen iets tekortdoet. Wij zijn zeer aarzelend over de suggestie van de SGP. Het gemeenschappelijk landbouwbeleid bestaat dit jaar precies 50 jaar. In die vijf decennia hebben wij ons altijd verzet tegen een aardappelmarktordening. Zo'n marktordening zou gunstig zijn voor lidstaten met een laagwaardige bulkproductie, maar houdt voor Nederland risico's in omdat ons land hoogwaardige kwaliteitsproducten levert: consumptieaardappelen, pootaardappelen, enzovoorts. Als er een probleem in de aardappelteelt is, moeten wij dat aanpakken, maar naar mijn oordeel niet via een nieuwe GLB-marktordening. Daar kleven echt grote risico's aan.

De heer Koopmans vroeg: hoe moet het verder met de gemeenschappelijke marktordening voor groenten en fruit? Dit is belangrijk. De sector ontvangt jaarlijks ongeveer 100 mln. Wij willen deze marktordening behouden en verbeteren. In de toekomst willen wij meer inzetten op innovatie, zoals energie-innovatie. Dat is ook onze algemene lijn voor de inzet van Europese instrumenten. Wij willen die inzet focussen op innovatie en verduurzaming. Dit geldt ook voor de visserij. Dan weet Nederland dat het als lidstaat stevig kan meedoen en een reëel financieel aandeel kan halen uit de Europese fondsen.

Ik kom op de voorstellen voor risicobeheer. De heer Koopmans heeft daarover gesproken. Nederland maakt in dit kader weleens gebruik van het huidige artikel 68 van Europese verordening 73/2009, onder de eerste pijler. Hierdoor wordt een brede weersverzekering mogelijk gemaakt. Het is goed dat de voorstellen opnieuw dergelijke mogelijkheden bieden om instrumenten voor risicobeheer te faciliteren. Het is belangrijk dat er een interventiemogelijkheid als vangnet blijft. Daarop ben ik net ingegaan. Net als de heer Koopmans ben ik van mening dat het goed is dat voor grootschalige plant- en dierziektencrises cofinanciering door de EU mogelijk blijft. Volgens mij is het goed om dit op Europees niveau te doen, omdat heel veel dierziekten zich niet slechts op nationaal niveau, maar ook op Europees niveau voordoen. Als zij niet helemaal Europees zijn, raken de effecten van deze ziekten op de markt en de export vaak toch heel Europa. Daarom ondersteun ik dit punt.

Er is een aantal vragen gesteld over de verduurzaming. Daarop ben ik ingegaan. Wij zorgen hiervoor op twee manieren. Ten eerste gebeurt dit via de regiegroep met onder anderen de heer Van Doorn, de heer Alders en de ketenpartners uit het bedrijfsleven; onder mijn leiding zal de regiegroep hiermee aan de slag gaan. Ten tweede gebeurt dit via de opening die de NMa nu biedt voor een soort preconsultatie voor initiatieven voor duurzaamheidsafspraken in de keten, of deze nu van de visserij- of de landbouwsector afkomstig zijn, opdat wij daar niet bij voorbaat tegen mededingingsproblemen aanlopen. Ik onderstreep dus het punt van de heer Houwers dat wij spoed moeten betrachten in de zaken betreffende de NMa, de mededinging en de visserij.

De heer Van der Ham vroeg hoe het staat met de vergroening en de «bende van vijf». Ik heb de Kamer toegezegd, elk kwartaal een voortgangsrapportage over het GLB te sturen. Ik denk dat het niet goed is om tussentijdse mededelingen te doen over onderhandelingen en subonderhandelingen. Die zal ik in de kwartaalrapportage opnemen.

De heer van der Ham vroeg ook naar de adviezen van de European Food Safety Authority. Nederland is groot voorstander van het volgen van de wetenschappelijke adviezen van de EFSA, bijvoorbeeld voor ggo's, genetisch gemodificeerde organismen. Wij moeten wel reëel zijn: voor een aantal collega-lidstaten ligt het anders. Het is echter onze inzet om deze adviezen te volgen; dat geldt ook voor de visserij. Je moet heel goede politiek-bestuurlijke argumenten hebben om af te wijken van wetenschappelijke adviezen waar je zelf om hebt gevraagd.

Dit was mijn laatste punt binnen het blok over de landbouw.

De heer Dijkgraaf (SGP): Ik kom terug op de aardappelen. Dat punt komt steeds terug. Ik kan de staatssecretaris volgen als het om de pootgoedsector gaat. In dat deel van de aardappelsector gaat het om hoge kwaliteit en kwaliteitsconcurrentie. Ik denk inderdaad dat men in deze sector niet geholpen is met het beter benutten van producentenorganisaties.

Voor de consumptieaardappelen is het volgens mij een heel ander verhaal. De kwaliteit wordt vastgesteld door supermarkten. Er is hevige concurrentie, maar deze vindt plaats op basis van de prijs en niet op basis van de kwaliteit. Daar vindt juist versprokkeling plaats. Het is al moeilijk genoeg om voldoende producenten bij elkaar te brengen; dat weten wij uit het verleden. Waarom zou je nu niet voor dat deel van de aardappelsector producentenorganisaties mogelijk maken?

Staatssecretaris Bleker: Hoe zou het in de praktijk uitwerken als wij aardappelen onderdeel laten uitmaken van de marktordening, zodat interventie kan plaatsvinden bij lage prijzen? Dat zou dan immers de redenering zijn.

De heer Dijkgraaf (SGP): Dat hoeft niet per se. Het gaat om de rol van de producentenorganisaties bij gmo's, genetically modified organisms. De organisaties kunnen bijvoorbeeld afspraken maken over het areaal of de prijs. Dat valt allemaal nog te bezien. Het betekent niet standaard dat er geïntervenieerd moet worden. Men kan dan echter wel afspraken maken, terwijl dit nu in feite verboden is.

Staatssecretaris Bleker: Hier is sprake van een misverstand. De Commissie sluit de aardappelsector niet uit van de mogelijkheid om een producentenorganisatie te hebben. Producentenorganisaties kunnen dus best ketenafspraken en dergelijke maken.

De heer Dijkgraaf (SGP): Ik had begrepen dat dit niet mocht in de aardappelsector, dus dat zal ik nog even checken in de stukken. Het zou mooi zijn als het wel kan.

Staatssecretaris Bleker: Dan is er weer een misverstand. Nu kan het niet, maar straks kan het wel.

De heer Dijkgraaf (SGP): Dat het nu niet kan, is helder. Dat het straks wel kan, is essentieel. Als wij een en ander verkeerd geïnterpreteerd hebben en dit straks wel mogelijk is, is dat een prachtige correctie.

Staatssecretaris Bleker: Voorzitter. Ik ga verder met mijn tweede blok: de visserij. In december waren er gedurende tweeënhalve dag onderhandelingen over de visserij. Ik zal de resultaten daarvan duiden. Ik deel de opvatting van de commissieleden dat de vaststelling van de quota voor de voor ons belangrijke soorten goed is uitgepakt.

Wij hebben ingezet op continuering en verruiming van de mogelijkheden om de pulsvisserij toe te passen, overigens wel met begeleidend, gedegen wetenschappelijk onderzoek en praktijkonderzoek. Door een enkeling wordt nu een heel zwart beeld van de ecologische effecten van de pulsvisserij geschetst. Tot nu toe zijn hiervoor geen aanwijzingen. De pulsvisserij heeft een aantal positieve effecten, zoals de beperking van de bodemberoering; dat is altijd een heel zwaar punt geweest. Kan de pulsvisserij onbeperkt en zonder nader begeleidend onderzoek worden uitgebreid? Nee. Je kunt pulsvisserij toestaan en uitbreiden omdat de signalen positief zijn, maar je moet heel alert blijven en verdere gegevens verzamelen op basis van wetenschappelijk onderzoek naar de biologische en ecologische effecten. Daarin heeft de sector zelf ook een verantwoordelijkheid; dat heb ik ook tegen de sector gezegd. Onder die voorwaarde zien wij kans om de pulsvisserij uit te breiden. Daarin hebben wij de Commissie in beginsel meegekregen. Dat is voor ons een belangrijk resultaat.

Een ander resultaat, dat overigens in de marge van deze onderhandelingen is behaald, betreft de paling. Wij hebben nu een grotere marge dan voor de decemberonderhandelingen om de palingvisserij, die als gevolg van de sluiting van gebieden gedupeerd is, tegemoet te komen.

Voor de zeedagen hebben wij ons heel lang kunnen inzetten in coalitieverband, samen met enkele andere landen. In de laatste nachtelijke uren viel de coalitie echter uiteen. Dan houdt het op. Als een groot land samen met twee andere landen, alles afwegende, een ander belang laat prevaleren, heb je geen blokkerende minderheid meer. Dan heb je niets meer om nog invloed mee uit te oefenen. Dat is gebeurd. De Kamerleden kunnen zich voorstellen hoe dat dan gaat. Op dit punt staan wij in zekere zin met lege handen; wij vinden het dan ook een minpunt in het resultaat. Wat gaan wij nu doen? Wij zien wel goede mogelijkheden om in overleg met de sector een en ander zo te implementeren dat de sector op een verantwoorde wijze de quota kan opvissen. Als wij echt in de problemen komen doordat de implementatie onvoldoende mogelijkheden biedt, gaan wij terug naar de Commissie en zullen wij zeggen: beste vrienden, dit werkt averechts. Zo is de situatie. Daarover zullen wij de Kamer medio 2012 informeren.

De fracties van de SGP, het CDA en de VVD hebben gesproken over het aantal zeedagen. Heronderhandelen over het aantal zeedagen is nu niet aan de orde. Dat is een fictie. Wat aan de orde kan komen, is dat wij geen ruimte vinden bij de implementatie, waardoor wij echt in de problemen komen. Wij zien die ruimte nu nog wel. Hiervoor staan wij zij aan zij, schouder aan schouder met de sector. Ik stel voor, de Kamer hierover in de loop van de zomer te rapporteren.

Ik kom op de afspraken over de verdeling van het fonds. De leden Houwers en Koppejan hebben daarover gesproken. In het rijtje criteria waarover de Commissie nu spreekt, staat ook de omvang: kleinschaligheid, kleine (kust)visserij als bonus; dan zou je extra uit het fonds kunnen putten. Dat is voor ons fout, want het geeft aan dat «klein» duurzamer is dan «groot». Daar is geen enkel bewijs voor. Soms is het zo, maar het is zeker geen generieke regel. Volgens ons moeten duurzaamheid en innovatie de criteria zijn om in aanmerking te komen voor de middelen. Soms kunnen duurzaamheid, innovatie en kleine omvang heel goed samengaan. Waar dat het geval is, moet die combinatie volop in aanmerking komen voor support.

De heer Koppejan heeft de geassocieerde bestanden genoemd. Dat is een belangrijk punt. Ik vind het in het algemeen teleurstellend dat je quota moet vaststellen terwijl je niet over voldoende gegevens beschikt. De Commissie is dan meestal geneigd om heel terughoudend te zijn en lage quota voor te stellen. Dat is een bijzondere reactie, want dan krijg je een soort ad-hocbeleid. Wij bepleiten bij de Commissie dat zij ervoor zorgt dat zij voor alle relevante bestanden over voldoende wetenschappelijke inzichten beschikt om de quota, de taks op te kunnen funderen. Dit is ook voor de certificering van belang, zoals de heer Koppejan al zei.

Ik ga in op de stand van zaken voor de makreel. Binnenkort heb ik hierover overleg met de kuststaten. De inzet is om eruit te komen voor de makreel. Ik laat de uitkomsten van het overleg aan de Kamer weten zodra deze er zijn.

Mevrouw Jacobi heeft gevraagd naar de garnalenvissers. Leden van de commissie-Remkes zijn aangezocht. Deze week is het eerste gesprek met de voorzitter. Het streven van de commissie is om voor de zomer het rapport op te leveren. Ik ben voornemens om de garnalenvisserij en de Waddenvisserij bij de opdracht te betrekken, zoals door mevrouw Jacobi is gevraagd via een motie of op andere wijze. Mogelijkerwijs zal ook degene die zich hiermee de afgelopen tijd heeft beziggehouden, de heer Hollenga, zitting nemen in deze commissie, zodat een en ander vloeiend verloopt.

Ik kom op het Ierse plan voor de zeebaars. Ik heb navraag gedaan bij de Ieren. Er blijkt geen sprake te zijn van een echt Iers plan. De beroepsmatige lijnenvisserij is daar verboden. Bij recreatieve visserij mag je twee stuks meenemen. Er zijn geen wetenschappelijke adviezen die wijzen op een noodzaak om in te grijpen. Voor mij is er dus geen aanleiding om maatregelen te nemen. Ik ben wel bereid om met de sport- en beroepsvisserij in gesprek te gaan over dit punt.

Ik ga in op de scholvissers. Het aangekaarte probleem is bekend. Wij zoeken naar een oplossing, maar deze hangt af van de hoeveelheid bijvangst van kabeljauw. Mogelijk kan het aangepaste kabeljauwbeheerplan van de Commissie dit voorjaar een oplossing bieden. Het is een kafkaëske situatie. Het probleem is bekend; er wordt naar gekeken.

Ik kom op de visserij in landen als Mozambique en de visserijakkoorden met dit soort landen. Gisteren is er een ambtelijk overleg met de ngo's en de sector gehouden, als ik het wel heb; misschien was het niet gisteren, maar in ieder geval wel recentelijk. Wij hebben een dilemma. Aan de ene kant is het goed om akkoorden te sluiten; wij willen graag zo maatschappelijk verantwoord mogelijke akkoorden, die duurzaam zijn en rekening houden met de lokale economie en bevolking. Aan de andere kant heb je voor het sluiten van een akkoord een wederpartij nodig; dit zijn de betreffende landen. Het niet sluiten van een akkoord betekent niet dat er niet wordt gevist, want met name de Russen en Chinezen vissen ook in die gebieden. Het is een moreel dilemma. Als wij daar niet vissen, laten wij de zeeën vrij voor landen die zich minder zorgen maken om dit soort maatschappelijk verantwoorde aspecten dan Europa geneigd is te doen. Ik vind dus dat wij voor die akkoorden moeten gaan, al moeten wij wel erkennen dat wij dan soms niet het maximale kunnen realiseren voor een maatschappelijk verantwoorde visserij en duurzaamheid. Het alternatief is echter slechter, namelijk dat wij daar niet aanwezig zijn en dat anderen die het op dat punt minder nauw nemen, ruim baan krijgen. Zo staan wij daartegenover. Ik denk dat de inzet van het kabinet en de Kamer bij de Europese Commissie niet verschillend is. Vooral de Russen en Chinezen zijn daar actief, zo zeg ik in antwoord op de vraag van mevrouw Ouwehand.

Op de protocollen ben ik grotendeels ingegaan. Het is van belang dat de plaatselijke bevolking en stakeholders bij het proces worden betrokken. Die mening deel ik met de heer Van Gerven. Dat benadruk ik. Dat geldt voor alle landen.

De heer Van Gerven heeft een vraag gesteld over Guinee-Bissau. Dat is een lastig punt. De grootte van een schip zegt niet per definitie iets over de mate van duurzaamheid. Voor mij is het van belang dat de belangen van de lokale bevolking worden geborgd. Dat is onze insteek bij de akkoorden.

Er is gevraagd of de zwaardvis uit de visserijakkoorden kan worden gehaald. Dat is geen optie op dit moment. Een en ander is uitonderhandeld en geparafeerd; er staat een handtekening onder.

Datgene wat door mevrouw Ouwehand en de heer Van Gerven is benoemd, is wel een belangrijk punt. Ik zal daarom pleiten voor verantwoorde vangst op basis van adequate beheerplannen.

Verscheidene leden hebben gesproken over de visserij in beschermde gebieden (VIBEG). Is het glas halfvol of is het halfleeg? Er is veel emotie geweest rond dit onderwerp, maar uiteindelijk hebben wij nu de VIBEG-akkoorden, waar de visserijsector en de natuurorganisaties achter staan. Dan denk ik, zo aan het begin van het jaar: het glas is een beetje meer dan halfvol. Wij hebben een belangrijke stap gezet op het gebied van de natuur, terwijl de visserijsector er uiteindelijk ja tegen heeft kunnen zeggen, hoe moeilijk dat ook lag. Daar wilde ik het bij houden. Uiteindelijk vind ik het een evenwichtig pakket, waarmee ook de Natura 2000-doelstellingen kunnen realiseren. Wij gaan met de sector zelf op zoek naar de financiering van de onderdelen. De heer Houwers heeft daarover gesproken.

Voor de VisWad-onderhandelingen geldt een vergelijkbaar traject en een vergelijkbare aanpak als bij de VIBEG. Door alle betrokken partijen wordt daar nu aan gewerkt. Wij moeten afwachten of wij er met elkaar uit kunnen komen.

Ik ben het eens met wat mevrouw Ouwehand heeft gezegd over het ontvinnen van haaien. Ik steun de Europese inzet. Niet ontvinnen, maar de vinnen eraan laten, maakt controle veel beter mogelijk. Dat is in feite wat mevrouw Ouwehand ook bepleit. Het belang van de controle zal ik benadrukken in het overleg met de Commissie.

De Commissie heeft absoluut aandacht voor de viskweek. Wat mij betreft moeten voedselzekerheid en voedselveiligheid hierbij voorop blijven staan. Wij moeten wel eisen blijven stellen aan de viskweek, zeker als deze met publieke middelen wordt ondersteund. Het gaat echter te ver om een ban uit te spreken over de viskweek.

De heer Houwers heeft gevraagd naar de stand van zaken betreffende de palingvergoeding. Na overleg met de Commissie is er ruimte, zij het beperkt, om te komen tot een ruimere vergoeding. Ik ben in overleg met de sector. Het eerste overleg heeft net voor kerst plaatsgevonden. Ik informeer de Kamer over de uitkomsten uiterlijk in de eerste helft van maart.

De visziekte IHN is alleen gevonden in forellenvijvers van hobbyvissers. De kans op verspreiding is klein, aangezien deze bedrijven geen vissen uitwisselen. Overdracht via hengels kan worden voorkomen via goede hygiënevoorschriften. De sector pakt het zelf op en geeft adviezen aan de vissers. Er is geen gevaar voor de volksgezondheid.

Wat betreft de visserij in de Waddenzee is het aan de gemeenten om te bepalen onder welke strikte voorwaarden men daar mag vissen. Dit is beperkt per persoon, zeg ik tegen de heer Van der Ham. Er is dus geen sprake van een soort totaalquotum.

Mevrouw Jacobi (PvdA): Ik ga even in op de Kafka-achtige situatie rond de scholvangst. Het MSC-label schrijft een bepaalde maaswijdte voor, maar de EU-eisen staan aan de verduurzaming in de weg. De staatssecretaris heeft te weinig specifiek aangegeven hoe wij kunnen trachten om dat weg te masseren.

Staatssecretaris Bleker: Daarover gaan wij met de Europese Commissie in gesprek. Ik heb het een Kafka-achtige situatie genoemd om aan te geven dat het een situatie is waar wij iets aan moeten doen.

De heer Dijkgraaf (SGP): Dat geldt wat mij betreft ook voor de zeedagenkorting. Anderen hebben daar ook over gesproken. Ik vind het prettig om van de staatssecretaris te horen, althans zo beluister ik hem, dat hij het eigenlijk ook een onbevredigende uitkomst vindt. Dat delen wij dan in ieder geval. Feit is wel dat de Nederlandse visserijsector daar mee zit. Het Verenigd Koninkrijk heeft een uitzonderingspositie gekregen. Ligt dat dan aan de onderhandelingen? De staatssecretaris moet dat niet opvatten als een verwijt, want zo is het helemaal niet bedoeld. Zo lopen de zaken nu eenmaal. Wat zijn de creatieve mogelijkheden om hier samen met de sector de komende tijd echt iets aan te doen?

Staatssecretaris Bleker: De situatie met het Verenigd Koninkrijk was een andere. Wij hadden met elkaar echt een juridisch dispuut over de vraag of het wel kon, of het niet anders kon, enzovoort. Dan is er op een gegeven moment een coalitie die denkt dat het anders kan, en op een gegeven moment denkt iemand: verdraaid, dat gaat mij op een ander dossier te veel kosten en dat wil ik niet. Dan barst de coalitie en is het voorbij. Dat gebeurt dan in de nacht van vrijdag op zaterdag om twee uur. Vervolgens kun je ernaar fluiten. Je bent dan geneigd om met een rotgevoel om vier uur in de auto te stappen, maar ondertussen hadden wij wel vier andere punten binnengehaald. Wat kunnen wij nu doen? Welnu, wij kunnen de implementatie aanpakken. Wij moeten met de sector bezien hoe wij met deze quota en zeedagen de zaak kunnen oppakken. Ik zie daar wel mogelijkheden toe. Als het eenmaal zo ver is en als blijkt dat wij tegen problemen aanlopen, gaan wij terug naar de Commissie. Ik zal u daar dan over rapporteren.

De heer Dijkgraaf (SGP): Ik interpreteer het zo dat de staatssecretaris zich maximaal ervoor zal inzetten om er het maximale uit te halen.

Staatssecretaris Bleker: Ja, maar eerst bezien wij met de sector hoe wij de implementatie zodanig kunnen vormgeven dat de kwestie van de zeedagen geen probleem oplevert voor de sector.

De heer Koppejan (CDA): Ik heb nog een vraag over de geassocieerde soorten en het Europese onderzoek, dat de staatssecretaris ook wenselijk acht. Welke mogelijkheden ziet hij, in de zin dat het wetenschappelijk onderzoek op korte termijn daadwerkelijk plaatsvindt, zodat wij er volgend jaar, als het gaat om de nieuwe quota, al gebruik van kunnen maken en er zo snel mogelijk kan worden overgegaan tot MSC-gecertificeerde visvangst?

Staatssecretaris Bleker: Er vindt nu overleg plaats tussen de betrokken lidstaten en de Europese Commissie over de vraag hoe wij dit onderzoek kunnen inrichten en wat ieders rol daarin kan zijn. Ik weet niet of er aan het eind van dit jaar al onderzoeksresultaten zullen zijn die wij kunnen gebruiken bij de discussie in december, maar dat is wel de inzet.

Mevrouw Ouwehand (PvdD): Ik laat de ironie rond de kafkaëske toestanden nu maar even onbesproken; dat komt op een later moment wel. Ik wil graag van de staatssecretaris weten welke Europese vissers baat hebben bij de visserijprotocollen. Ik hoef niet te horen dat China en Rusland ook graag in de desbetreffende wateren zouden willen vissen. Dat weten wij wel. Wie gaat er het meest profiteren van het belastinggeld dat aan de protocollen wordt uitgegeven? Graag een antwoord voor de verschillende protocollen. Wat betreft de pulskorvisserij wijs ik de staatssecretaris erop dat hij wel erg positief aankijkt tegen de resultaten daarvan, terwijl hij de negatieve berichten blijkbaar niet wil horen.

Staatssecretaris Bleker: Ik ben niet doof voor de negatieve berichten. Daarom vind ik dat wij zorgvuldig onderzoek moeten blijven doen naar de toepassing van de pulskor.

Welke landen zijn vooral bij de visserijakkoorden gebaat? Welnu, dat zijn Spanje, Frankrijk, Portugal, Nederland en het Verenigd Koninkrijk.

Mevrouw Ouwehand (PvdD): Ik vroeg welke landen vooral profiteren. Mag ik concluderen dat dit Spanje, Frankrijk en Portugal zijn?

Staatssecretaris Bleker: Belangrijke landen als Spanje, Frankrijk en Nederland. Daarmee zitten wij toch in een respectabele lijst. Het zijn ongeveer de kandidaten voor het Europees kampioenschap.

Mevrouw Ouwehand (PvdD): Dat kan minder kwaad dan op vissen jagen.

De heer Van Gerven (SP): Ik ben nog niet echt gelukkig met het antwoord van de staatssecretaris op de vragen over de visserij. Ik beperk mij tot de zwaardvissen. Wat vindt de staatssecretaris nu zelf? Deze soort staat op de rode lijst. Vindt hij dat wij ons hier hard voor moeten maken? Hij zegt dat het akkoord niet meer kan worden opengebroken. Hoe ziet hij dit voor de toekomst?

Staatssecretaris Bleker: Ik vind dat bedreigde soorten in beginsel niet in de akkoorden opgenomen moeten kunnen worden. Als ze er nu wel in staan of als die soorten in de loop van de tijd kwetsbaarder worden, vind ik dat wij via afspraken in beheerplannen het probleem in de visserijakkoorden moet oplossen. De algemene lijn van Nederland bij visserij is: behoedzaamheid, behoedzaamheid, behoedzaamheid. Dat geldt ook voor deze soorten.

Voorzitter. Dan kom ik nu op het Schmallenbergvirus. Wij zijn geconfronteerd met datgene waarover wij de Kamer elke week rapporteren. Terecht hebben de heer Van Gerven en mevrouw Jacobi aandacht gevraagd voor het aspect van de volksgezondheid. Het advies van het RIVM was dat er geen of een verwaarloosbaar risico was voor de volksgezondheid. Ik heb toen meteen gezegd dat het daar niet mee ophoudt. Door de Europese zusterorganisatie is dat bevestigd. Verder hebben wij gezegd: wij informeren de ggd's over Schmallenbergbesmettingen. Je leert altijd. Wij hebben ook van het rapport-Van Dijk over de Q-koorts geleerd. Alhoewel er niet of nauwelijks risico is, worden de ggd's geïnformeerd. Wij informeren ook de burgemeesters van de gemeenten waar het Schmallenbergvirus op bedrijven wordt geconstateerd. Tegen de agrariërs hebben wij gezegd: vrienden, als jullie ziekteverschijnselen op of om het bedrijf waarnemen waarvan je denkt «hoe zit dat?», dan geldt bij twijfel: neem contact op met de huisarts en de ggd. In de laatste brief, via GGD Nederland, hebben wij geïnformeerd of er meldingen waren: «Hebt u verdachte situaties?» Het antwoord was: nee. Wij doen dus echt alles op een heel open en transparante manier. Ondanks de eerste bevinding van het RIVM dat er geen of een verwaarloosbaar risico is, blijven wij het elke week alert bezien. Ook voor mij staat dit met stip bovenaan. In de tweede plaats doen wij volop onderzoek. Daarom hebben wij snel een meldingsplicht ingesteld. Dat is nu gelukkig ook gebeurd in Frankrijk en Duitsland. De Europese Commissie, die hierover gaat, heeft gezegd: alle landen moeten transparantie betrachten over de aanwezigheid en de frequentie van deze besmettingen. Dat zal ook gebeuren. Dat is de aanpak waarvoor wij kiezen. Nu geldt vooral: onderzoek! Er zijn vragen gesteld in de trant van: waarom veel in Nederland en waarom minder elders? Voor een deel kan dat te maken hebben met de meldingsplicht. Voor een ander deel kan het te maken hebben met het meldingsgedrag. Er zitten twee kanten aan: meldingsplicht en meldingsgedrag. Duitsland is het eerste land waar het is geconstateerd. Wij hebben gezegd: wij zijn daarover meteen heel open, duidelijk en helder. Wij zullen ook bij onze Belgische collega's informeren waarom zij nog niet, net als Frankrijk, die meldingsplicht introduceren. Vanaf het begin is er dus een directe koppeling gelegd met de humane kolom, zowel op departementaal niveau als op het niveau van de operationele organisaties. Wij blijven dat elke week doen. Dat is de manier waarop wij het aanpakken.

In het begin heeft een enkeling gevraagd of het niet een beetje «overdone» is. Welnu, ik zeg op dit punt: liever iets of veel meer gedaan dan naderhand noodzakelijk blijkt, dan ietsje te weinig. Dat is de manier waarop wij het aanpakken. Er is nog veel onduidelijk en ik kan dus niet op alles antwoord geven, omdat het onderzoek nog loopt. Een ding mag ook duidelijk zijn: wij hebben nog geen methode om de antistof te detecteren. Op het moment dat wij die wel hebben, kan dit betekenen dat er meer bedrijven besmet zijn geweest dan nu is waargenomen. Ik doe nu ook even aan verwachtingenmanagement. Het is zelfs aannemelijk. Als de besmetting via vliegen gaat, lijkt het, als je tenminste je boerenverstand gebruikt, redelijk aannemelijk. Als wij de antistoffen niet kunnen waarnemen, kunnen wij de besmetting dus niet altijd vaststellen. Het aantal besmette bedrijven kan op een later moment veel hoger blijken te zijn geweest dan wij nu hebben kunnen vaststellen. Dat is ook een reden om ten aanzien van de humane kolom zo zorgvuldig te zijn. Je zou kunnen zeggen: het zijn 80 à 100 gevallen, maar als wij de antistoffen kunnen detecteren, kan het bij nader inzien zo zijn dat het om veel meer gevallen gaat. Nogmaals, dat is de manier waarop wij de zaak aanpakken, in goede samenwerking met VWS en met de gemeenten met het oog op de humane kolom. Wij krijgen vanuit de hoek van de gemeenten en de ggd's positieve reacties op de wijze waarop zij worden geïnformeerd over het proces.

De heer Van Gerven (SP): Dank voor de openhartigheid. Ik denk dat het heel erg belangrijk is dat die wordt betracht. Ik had ook nog gevraagd of er niet nog meer preventieve zaken zijn te entameren. Het gaat waarschijnlijk nog lang duren voordat er een vaccin is. Ik denk aan hygiënemaatregelen. Ik denk ook aan transport. Ik zag een uitzending waarbij een veehouder hielp bij een bevalling. Dat vond ik heel mooi aan de ene kant, maar als dokter dacht ik: oei, gaat dat wel goed? Ik dacht toen meteen aan hygiënemaatregelen. Leven er op dat punt ideeën?

Staatssecretaris Bleker: Dat gaan wij doen. De heer Van Gerven schetst een realistisch beeld van het moment waarop er een vaccin beschikbaar is, want het is niet realistisch om te veronderstellen dat dit voor het aankomende dekseizoen, het knuttenseizoen – de zomer van 2012 – beschikbaar is. Dat is niet aannemelijk. Dit betekent dat wij inderdaad moeten nadenken over preventieve maatregelen, dat wil zeggen beschermings- en hygiënemaatregelen. Dat gaan wij ook doen, samen met LTO Nederland, de vakgroep runder- en schapenhouderij. Dat kan betekenen dat de dieren minder buiten komen en onder dak blijven. Je kunt allerlei dingen bedenken. Het kan ook zijn dat wij iets doen met transport. Wij gaan dat allemaal bekijken. Als het vooral de vliegen zijn die de besmetting veroorzaken, zullen wij maatregelen moeten nemen om te voorkomen dat die met de dieren in aanraking komen. Ik denk dan aan sprays en dergelijke. Ik laat het vooral aan de sector en aan onze specialisten over om in het vroege voorjaar te bezien welke preventieve maatregelen wij zouden kunnen nemen. Daar gaan wij al in februari of maart beginnen. Wij hebben dan misschien al iets meer zicht op het verspreidingspatroon. Dat is daarbij ook van belang.

Voorzitter. Dan kom ik nu op het onderwerp legbatterijen. Is Nederland in gebreke gesteld? Het antwoord is: nee, of: nog niet. Er is geen ingebrekestellingsprocedure tegen Nederland gestart. Dan kan komen, maar het is nu nog niet het geval. Wat doen wij? Welnu, wij hebben heel zorgvuldig bezien of er bedrijven zijn die, uitsluitend als gevolg van externe factoren zoals procedures, wel ruim op tijd begonnen zijn met de aanvraag, maar niet op tijd de alternatieve locatie en huisvesting op orde konden krijgen. Het gaat dan om een klein aantal bedrijven, om en bij de 25. Er waren veel meer aanvragen voor een uitzonderingspositie, maar wij hebben gezegd: nee, dit zijn ze. Tot 1 juli heeft men de gelegenheid om te produceren met de methode legbatterij. Men mag niet de lege schuren opnieuw vullen. De eieren mogen alleen worden gebruikt voor de industrie. Alle andere bedrijven – maar dat zijn er niet zo veel – die nu nog de legbatterij gebruiken, handelen in strijd met de wet. Wij zullen daarop handhaven, en de eieren gaan op geen enkele wijze waar dan ook naartoe, behalve naar de vernietiger, punt, uit; dat is het verhaal. Dat is misschien heel hard, maar men mag gewoon niet opnieuw ophokken. Nederland heeft op dit punt wel wat te verliezen. De sector wist al tien jaar lang dat dit eraan zat te komen. Ook de Kamer heeft geklaagd over landen die de zaken nog lang niet op orde hebben. Wij hebben tegen de Europese Commissie gezegd: handhaven, handhaven, handhaven en in gebreke stellen. Ik heb het over Polen, Hongarije, Spanje enzovoort. Dan kan het niet zo zijn dat bedrijven die niet onder de zeer zware hardheidsclausule vallen, toch met hun spullen op de markt komen, ook al is het voor de industrie. Daarvan zeggen wij: nee, als wij daar de boel openzetten, hebben wij geen verhaal meer tegenover de Europese Commissie en de miljoenen eieren die in andere landen op niet-correcte wijze worden geproduceerd.

De heer Koopmans (CDA): Die lijn delen wij, op een klein puntje na. Ik heb het nu over de groep van ongeveer 15 bedrijven die naar koloniehuisvesting toe willen. De nahangprocedure die de Kamer op dat punt heeft ingezet, heeft tot effect gehad dat er sprake was van de noodzaak om tot wetgeving te komen. Daar kan ik niets aan doen. Een deel van de Kamer, meer dan 30 leden, vroeg daarom. Er moest dus een wet komen. Die wet is pas van kracht vanaf 20 december 2011. Inhoudelijk ben ik het met de lijn van de staatssecretaris eens, maar wij kunnen die 15 ondernemers op dat punt niet behandelen op de wijze waarop het kabinet voornemens is om te doen, want dan gaan wij echt het recht in Nederland geweld aandoen. Ik vraag de staatssecretaris dus om dat te wijzigen.

Staatssecretaris Bleker: Daar wil ik met de Europese Commissie over spreken. Daar hoort u nog van. Overigens wordt Nederland eventueel in gebreke gesteld; dus ook de wetgever in dit geval.

Mevrouw Snijder-Hazelhoff (VVD): Het is goed dat wij hier strak in zitten, maar wat doen die andere dertien lidstaten? Daar ben ik heel benieuwd naar. Het kan niet zo zijn dat daar andere maatregelen worden getroffen dan wij in Nederland doen, want anders kunnen wij in Nederland een aantal zaken niet uitleggen.

Staatssecretaris Bleker: De Commissie is bezig met een overzicht. Zodra dat overzicht beschikbaar is, zal ik de Kamer daarvan op de hoogte stellen. De enige manier om de Commissie een goede positie te geven, is zelf strak te zijn.

Voorzitter. Ik kom op het punt van de heer Koopmans betreffende de rol van Nederland als het gaat om internationale standaarden op het gebied van dierenwelzijn, ook buiten Europa. Nederland en de Europese Unie zijn zeer actief om de hoge EU-dierenwelzijnsstandaarden op mondiaal niveau geaccepteerd te krijgen, bijvoorbeeld in de bilaterale handelsakkoorden, met Mercosur, India en Zuid-Korea. Dat is wel onze inzet en dat is de rol die wij zien.

Tegen mevrouw Snijder zeg ik: morgen presenteert de Europese Commissie, in de persoon van de heer Dalli, de EU-strategie dierenwelzijn.

De EU-strategie dierenwelzijn. De inzet van het kabinet is opgenomen in de brieven van 31 mei en 3 oktober en in de brief aan eurocommissaris Dalli. Hierin zijn, ook naar aanleiding van de motie-Ouwehand/Koopmans, additionele punten opgenomen bovenop de inzet van mijn ambtsvoorganger mevrouw Verburg. De Kamer ontvangt na het verschijnen van de strategie binnen zes weken de inzet van het kabinet. Normaal gesproken zal dat uiterlijk half maart zijn.

Wij zetten meer dan voorheen in op specifieke regelgeving voor melkvee, vleeskuikens, kalkoenen, konijnen en nertsen. Verder zetten wij in op de modernisering en de aanscherping van bestaande regels inzake transport, bedwelmingsmethoden, de huisvesting van varkens enzovoort. Het is de Kamer bekend.

De heer Van Gerven vraagt om een schriftelijke reactie op de EU-dierenwelzijnstrategie. Ik heb aangegeven dat die reactie zes weken na de presentatie van de voorstellen van de heer Dalli naar de Kamer komt.

Mevrouw Jacobi vroeg naar de identificatie en de registratie. Ik zeg haar toe dat dit punt in de nota over dierenwelzijn meer integraal zal worden besproken, zodat wij daarover vervolgens met elkaar in gesprek kunnen gaan. Ik neem het dus expliciet mee in de nota. Ik deel overigens wel haar zorgen, maar om in alle gevallen om DNA te vragen? Het is echt een dure business. Als je vier veulentjes laat «DNA'en», dan ben je al gauw zo'n € 260 kwijt. Ik zag die rekening laatst bij mijn zoon liggen. Ik heb die dieren immers niet meer in eigendom. Ik zeg maar gelijk tegen de heer Van Gerven dat ik deze rekening wel heb betaald. Dat doe ik dan dus voor mijn zoon, de eigenaar van deze dieren, maar natuurlijk wel onder de voorwaarde dat hij dat geld niet voor zijn studie gebruikt of voor andere leuke dingen.

Het alternatief voor het elektrische waterbad. De heer Van Gerven heeft gelijk, want het loopt inderdaad niet goed. Goed bezien is het allemaal knap waardeloos dat er nog steeds geen goede praktische methode is om dat elektrische waterbad wel adequaat zijn werk te laten doen. Het moet echt dodelijk zijn en tegelijkertijd het vlees niet al te zeer beschadigen. Ik zou bijna zeggen dat het een hoofdpijndossier is. Kennelijk beschikken wij nog steeds niet over goede technieken. Op 1 september zal naar verwachting dat punt van het waterbad en de vleeskuikens achter ons liggen. Wij moeten dan met andere woorden over een adequate methode beschikken.

Ik moet eerlijk zeggen dat ik mij ongemakkelijk voel bij het doen van een harde toezegging. Wij hebben de deadline immers al drie keer moeten opschuiven. De Kamer weet verder ook heel goed dat wij het niet in eigen hand hebben, omdat wij nu eenmaal die techniek niet maken. Ik zet er wel maximale druk op, want ik heb in slachterijen met eigen ogen gezien wat er gebeurt. Je moet even kijken hoe het koppie hangt. Als het koppie niet echt goed hangt, bestaat de kans dat de eerste slachthandelingen worden uitgevoerd terwijl het dier nog niet helemaal van de wereld is. Dat is natuurlijk niet goed! Het moet dan ook beter, zeker omdat er heel veel dieren volgens deze methode worden geslacht. Ik voel mij daar net zo ongemakkelijk bij als de heer Van Gerven. Ik voel mij tegelijkertijd ook een beetje machteloos.

De heer Van Gerven vroeg wat ik ga doen met de hardheidsclausule voor de kippenhuisvesting. Op basis van de huidige inzichten is er geen aanleiding om bij de varkens met uitstelprocedures te gaan werken.

De heer Van der Ham van de D66-fractie vroeg naar het keurmerk voor dierenwelzijn. Dat keurmerk wordt op dit moment in Nederland ontwikkeld en hij zou graag zien dat het in Europa onder de aandacht wordt gebracht. Dat is een goed punt. Ik ben dan ook bereid om dat te doen. Misschien hebben mijn Europese collega's zelf ook wel goede voorbeelden. Ik kom hier later op terug.

Mevrouw Snijder-Hazelhoff (VVD): Voorzitter, ik kom toch nog even terug op de standaarden voor dierenwelzijn. De staatssecretaris verwijst mij naar de brief van oktober, maar daarin staat nu juist: modernisering en aanscherping van het transport en de huisvesting van varkens. Ik weet echter niet op welke punten hij de eisen voor de huisvesting van varkens nog verder wil aanscherpen. Wij hebben nog niet zo lang geleden een aantal nieuwe beleidslijnen uitgezet. Wat moet ik mij dan voorstellen bij die aanscherping?

Ik heb in eerste termijn gezegd dat ik het heel belangrijk vind dat wij werk gaan maken van harmonisering. Dat betekent dat wij moeten gaan werken aan internationale standaarden. Die standaarden moeten strenger om het gelijke speelveld voor de Europese boeren te behouden.

Staatssecretaris Bleker: Ik kom, zoals gezegd, met een reactie op de voorstellen van de Europese Commissie. Ik zeg toe dat ik de internationalisering daarbij expliciet zal meenemen.

Wat houdt die aanscherping voor de varkenshouderij in? Dat moet ergens in een brief staan. Ik heb het nu niet paraat, maar ik zeg mevrouw Snijder toe dat ik ook daarop terug zal komen in de reactie op de voorstellen van de Europese Commissie. Het vertrekpunt van mevrouw Snijder is mij duidelijk!

De voorzitter: Om ervoor te zorgen dat u daardoor uw tweede termijn kunt beperken, loop ik nu eerst de toezeggingen van de staatssecretaris langs:

  • De staatssecretaris zal de Kamer medio 2012 een brief sturen over het implementeren van het aantal zeedagen en de gevolgen daarvan voor de sector.

  • De staatssecretaris zal de Kamer informeren over de resultaten van het overleg dat binnenkort plaatsvindt met de kuststaten over makreel.

  • De staatssecretaris zal de Kamer uiterlijk in de eerste helft van maart 2012 informeren over de vergoeding voor palingvissers.

  • De staatssecretaris zal de Kamer informeren over de vijftien pluimveebedrijven, waarover de staatssecretaris nog nader met de Europese Commissie gaat overleggen in verband met het legbatterijverbod. Dat is een punt van de heer Koopmans over de invoerdatum van de wet.

  • Zodra een overzicht van de overige lidstaten bekend is, stuurt de staatssecretaris dit overzicht naar de Kamer.

  • Binnen zes weken na het verschijnen van de Europese strategie voor dierenwelzijn zal de staatssecretaris de kabinetsinzet naar de Kamer sturen.

Met dank aan de griffier. Zij heeft het allemaal heel goed bijgehouden.

U hebt één minuut voor de tweede termijn! Het woord is aan mevrouw Jacobi van de Partij van de Arbeid.

Mevrouw Jacobi (PvdA): Voorzitter. De aanpak voor de verduurzaming van de visserij in onze binnenwateren en de Waddenzee. Ik zou heel graag worden geïnformeerd over deze aanpak.

Ik ben blij dat de staatssecretaris heeft toegezegd – dit punt mag wat mij betreft in de toezeggingen worden opgenomen – dat hij contact zal opnemen met de sportvisserij en aanverwante sectoren over een plan voor de zeebaars.

De contracten voor de visserij voor de Afrikaanse kunst. Er ligt een motie van mijn hand, ondertekend door de heren Van Gerven en Grashoff, waarin de regering wordt gevraagd om te streven naar maximale betrokkenheid van de lokale vissers. Ik zou heel graag zien dat Nederland hierbij het voortouw neemt.

Ten slotte nog iets over de toezegging van de staatssecretaris dat hij in de nota over dierenwelzijn aandacht zal besteden aan de criteria voor het «doorkruisen» van dieren en voor de registratie. Die nota had al voor 1 januari jongstleden gereed moeten zijn. Mag ik ervan uitgaan dat die nota uiterlijk eind deze week naar de Kamer komt? Zo ja, is het dan niet wat kort dag om hiervoor goede beleidslijnen te ontwikkelen?

De heer Dijkgraaf (SGP): Voorzitter. De SGP-fractie is dankbaar voor dit mooie eerste overleg. Volgens mij was het namelijk een constructief overleg dat goede punten heeft opgeleverd. Er is ruimte voor de palingvissers. De suikerquotering wordt heroverwogen. De aardappels vallen verder blijkbaar wel onder de regels voor gmo-producenten. Mijn fractie heeft hier drie keer om gevraagd en elke keer kregen wij nul op het rekest. Blijkbaar stelden wij de verkeerde vraag. Ten slotte is het goed om te horen dat de staatssecretaris zich maximaal inzet voor het aantal zeedagen, want daaraan moet echt wat worden gedaan.

Ik heb eigenlijk maar één vraag. Is de staatssecretaris van plan om dit jaar op zee en op land dezelfde nuchterheid te betrachten? Als hij ja antwoordt, dan is het goed.

Mevrouw Ouwehand (PvdD): Voorzitter. Het hele visserijbeleid met meer dan zeshonderd verschillende regels en verordeningen vraagt natuurlijk om kafkaëske toestanden. Deze regels en verordeningen zijn immers vaak met elkaar in strijd. Dat krijg je als je iets wilt doen, wat eigenlijk niet kan. Wij creëren met andere woorden onze eigen kafkaëske toestanden; ik hoop dat de staatssecretaris dat begrijpt.

De visserijprotocollen. Ik zal daarover moties indienen. Ik vind namelijk dat Nederland niet mag instemmen met de voorliggende protocollen of met heropening van de onderhandelingen.

Het waterbad voor slachtkuikens stond geagendeerd voor het algemeen overleg over dierhouderij. Dat is de reden waarom ik er niet over begonnen ben. Ik geef de staatssecretaris nu wel mee dat het een wettelijke plicht is om de stress en pijn van dieren voorafgaand aan de slacht zo veel mogelijk te beperken. Dieren mogen hun eigen slacht niet meemaken. De staatssecretaris is verantwoordelijk voor de dieren in Nederland en hij heeft hierop dan ook goed beleid te voeren! Als die wettelijke plicht niet wordt nageleefd, dan slachten wij maar niet. Ik kom hier nog op terug bij het algemeen overleg over dierhouderij, maar de staatssecretaris komt dan niet weg met het misbaar dat hij vandaag maakte. Wij zijn het inmiddels van hem gewend dat hij tegen de Kamer zegt dat hij het écht heel erg vindt om vervolgens helemaal niets te doen. Dat is echt onvoldoende. Dat hij dat maar effe weet!

De heer Van Gerven (SP): Voorzitter. Nog twee punten. Ik begin met de bedrijven die het verbod op de legbatterijen nog niet volledig hebben geïmplementeerd. De SP heeft voorgesteld om deze bedrijven aan te moedigen om over te gaan op scharrelkooien, eventueel via een regeling.

Mijn tweede punt is dat ik van de staatssecretaris graag de keiharde toezegging krijg dat varkenshouders in 2013 geen ontheffingen zullen krijgen. Als hij dat doet, voorkomt hij een herhaling van wat er bij de legbatterijen is gebeurd.

De heer Koopmans (CDA): Voorzitter. Ik bedank de staatssecretaris voor de beantwoording.

Ik ben vooral blij met de wijziging op het punt van het suikerbeleid. Dank daarvoor!

De staatssecretaris is niet ingegaan op mijn vraag om aan de artikelen 106 en 114 toe te voegen dat erkende producentenorganisaties recht hebben op faire en redelijke producentenprijzen. Dat geldt ook voor mijn opmerking over de wens van de Commissie dat lidstaten op verzoek interbrancheorganisaties erkennen. Daarbij zouden in de ogen van de CDA-fractie de productschappen uiteraard een rol kunnen spelen. Hoe beoordeelt de regering dat?

In eerste termijn heb ik gezegd dat de staatssecretaris een grotere rol zou moeten spelen – laat ik het een leidende rol noemen – bij het wereldwijd promoten van andere eisen op het gebied van dierenwelzijn en milieu. Ik geloof daarin! Ik zei dat ook, omdat wij recentelijk hebben gezien dat ondanks het bilaterale akkoord tussen de Oekraïne en de EU een enorme partij eieren Europa is binnengekomen, ook al hoeven de producenten van deze eieren aan veel minder strenge welzijnseisen te voldoen. Dat kan en moet beter. Het moet harder en zo nodig ga ik proberen om vast te leggen dat de Kamer vindt dat de staatssecretaris dat zou moeten doen.

Mevrouw Snijder-Hazelhoff (VVD): Voorzitter. Ik ben blij met wat de heer Koopmans zojuist zei. Ik doelde daar namelijk zeker ook op toen ik sprak over het internationale speelveld. De staatssecretaris heeft toegezegd dat hij hierop terugkomt en daarom laat ik het hier nu maar even bij.

Ik ben blij met wat de staatssecretaris heeft gezegd over de interventiemogelijkheden in het marktbeleid. Dat geldt ook voor het suikerquotum. Op welke termijn kan hij hierover duidelijkheid verschaffen? Ik vraag dat, omdat ik graag zou zien dat er met steun van andere lidstaten een omslag in het beleid komt.

Het Schmallenbergvirus. Ik ben benieuwd of Europa de onderzoeksprogramma's financieel gaat steunen. Verder is het een goede zaak dat de staatssecretaris met de sector in gesprek gaat over mogelijkheden om de knutten te bestrijden. Dat is namelijk een heel andere aanvliegroute. Wij proberen nu immers vooral om het virus te bestrijden. Als wij de knutten zouden kunnen bestrijden, dan kunnen ze dieren niet besmetten. Dat lijkt mij een uitstekende zaak en wij zullen alle mogelijkheden daarvoor, dus ook sprayen, moeten benutten.

Voorzitter: Snijder-Hazelhoff

De heer Van der Ham (D66): De staatssecretaris sprak over de staandwantvergunningen op de Waddeneilanden. Die zijn persoonsgebonden en hij presenteert dat als een limitering. Het is echter niet uitgesloten dat heel veel individuen zo'n vergunning gaan aanvragen. En als dat gebeurt, leidt dat tot de toestanden die wij nu juist willen vermijden. Wordt er met andere woorden wel op toegezien dat het aantal door gemeenten verstrekte staandwantvergunningen ecologisch verantwoord is?

De heer Houwers (VVD): Hebt u echt zo weinig vertrouwen in de gemeenten? De gemeenten kunnen het aantal te verstrekken vergunningen immers limiteren.

De heer Van der Ham (D66): Zeker. In eerste termijn vroeg ik de staatssecretaris naar die limitering en toen kwam hij niet verder dan het antwoord dat het is gelimiteerd doordat een vergunning altijd aan een individu is gebonden. Als heel veel individuen zich voor een staandwantvergunning melden, heb je volgens mij een plafond nodig om onwenselijke situaties te voorkomen. Ik wil met andere woorden meer informatie over de vraag of de regering of de gemeenten verantwoordelijk zijn voor de limitering.

Voorzitter: Van der Ham

Staatssecretaris Bleker: Voorzitter. Ik begin met de vragen van mevrouw Jacobi. Ik ga de Kamer een brief schrijven over de definitieve samenstelling van de commissie binnenvisserij. In die brief zal ik de Kamer ook informeren over het werkdomein van de commissie en de diverse aspecten waarover de commissie zich zal buigen.

Wij gaan inderdaad met de sportvissers en eventueel de provincies overleggen over de zeebaars.

De betrokkenheid van de lokale visserij. Ik deel de opvatting, een opvatting die breed in de Kamer wordt gedeeld, dat in nieuwe visserijakkoorden de belangen van de lokale economie en van de lokale vissers op een goede manier moeten worden verdisconteerd. Dat betekent: veel meer dan in het verleden het geval was. Dat zal ook mijn inzet zijn binnen de raad van Europese ministers van visserij. Ik denk niet dat onze ambities op dit punt uiteenlopen.

De nota dieren bereikt binnen nu en drie weken de Kamer. Dat is later dan is toegezegd, maar hij is in ieder geval in aantocht. In die nota zal het punt van mevrouw Jacobi worden meegenomen.

Mijn nuchterheid op zee zal dezelfde zijn als mijn nuchterheid op land, of hoe dat dan ook bedoeld mag zijn door de heer Dijkgraaf.

Het waterbad. Ik heb aangegeven dat wij er veel druk op zetten om deze slachtmethode/dodingsmethode effectief te krijgen. Maar om nu uit te spreken dat wij eventueel met het slachten van kippens en kuikens gaan stoppen, is wat mij betreft een stap die te ver gaat. Maar hoe het ook zij: het moet snel beter.

Tegen de heer Van Gerven zeg ik dat het een zaak van de ondernemers in de sector is om te besluiten of ze van de legbatterij overstappen op de kooi of op scharrelhuisvesting. Ik deel wel zijn opvatting dat als ik ondernemer was, ik voor de tweede mogelijkheid zou kiezen, vooral gezien de ontwikkelingen in Duitsland. Daar is de verrijkte kooi namelijk eigenlijk alweer aan een limiet gebonden, mede door de opvattingen van de Duitse consument. Maar goed: uiteindelijk is het een keuze van de ondernemers zelf.

In 2013 geen ontheffingen verlenen aan varkenshouders die niet aan de huisvestingseisen voldoen. Dat is mijn inzet met de kennis van nu.

De heer Koopmans noemde een aantal artikelen. Ik zal bezien of de toevoegingen die door hem worden voorgesteld, doenlijk zijn. Ik wil daarmee overigens niet via de Europese lijn de Nederlandse discussie over de productschappen oprakelen. Ik zeg daarmee alleen dat ik vind dat er ruimte moet zijn voor interbrancheorganisaties, omdat dat past bij onze ketenaanpak.

Als de heer Koopmans, gesteund door mevrouw Snijder, mij als staatssecretaris oproept om in de wereld een leidende rol te vervullen, dan …. Want wat bedoelen zij daar nu eigenlijk mee?

De voorzitter: U moet weg.

Staatssecretaris Bleker: Ja! Ik moet de wereld in. Staatssecretaris Bleker moet de grote wereld in omdat ze hier even wat minder van hem willen zien. Dat kan ik mij op zichzelf ook wel weer voorstellen, want dat gevoel bekruipt mij bij sommige mensen ook wel eens.

Ik begrijp het punt dat de heer Koopmans maakt, maar ik moet altijd een beetje lachen als de woorden «Nederland» en «leidende rol» in een adem worden gebruikt. De boodschap is duidelijk, want het is in het belang van de Nederlandse sector. Dat is het verhaal! De heer Koopmans kan er dan ook op rekenen dat ik mij daarvoor ga inzetten. Maar om de Obama van de legkippen in de wereld te worden, gaat mij toch wel wat te ver. Een knipoog moet kunnen, want ik wil 2012 graag een beetje relativerend beginnen.

Wanneer is er duidelijkheid over het suikerquotum? Dat ligt aan de onderhandelingen. Hoe verlopen die de komende tijd? Ik kan en wil nu niet zeggen wat ik allemaal wel of niet wil, want wij moeten nu echt eerst eens gaan onderhandelen. Wij moeten ook andere dingen binnenhalen. Snapt u?

Mevrouw Snijder-Hazelhoff (VVD): Het signaal is duidelijk.

Staatssecretaris Bleker: Uw signaal is duidelijk. Maar ik heb niet alleen nu, maar ook eerder aangeven dat er goede argumenten zijn.

Europese financiële steun voor het onderzoek naar het Schmallenbergvirus. Er is toegezegd dat er financiële steun komt, maar het is nog niet duidelijk om welk bedrag het gaat.

Voorzitter. Ik denk dat ik hiermee nagenoeg alle punten heb beantwoord.

De voorzitter: U bent nog niet ingegaan op de staandwantvisserij.

Staatssecretaris Bleker: De heer Van der Ham wil een vergunning voor staandwantvissen. Laat ik het hierop houden: er zijn geen aanwijzingen dat het uit de hand loopt. Als dat wel het geval mocht zijn, dan gaan wij met de gemeenten overleggen.

De aanscherping van de eisen voor varkenshouders. Die aanscherping spitst zich toe op de vloeren. Het gaat dan echter om vloeren die in Nederland al gangbaar en vereist zijn. Het is de bedoeling om die eisen op Europees niveau ingang te doen vinden.

Mevrouw Snijder-Hazelhoff (VVD): Dus alles Europees harmoniseren.

Staatssecretaris Bleker: Ik doe dat helemaal volgens de Obama-methode.

De voorzitter: Daarmee zijn wij aan het einde gekomen van de tweede termijn van de staatssecretaris, de Obama der legkippen! Het betekent ook dat wij aan het einde zijn gekomen van dit overleg. Ik sluit de vergadering, maar niet nadat ik de staatssecretaris, zijn ondersteuning, de Kamerleden en alle belangstellenden op de publieke tribune heb bedankt voor hun aanwezigheid.

Volledige agenda

1 Geannoteerde agenda Landbouw- en Visserijraad 24 en 25 januari 2012.

21 501-32-564 – Brief regering d.d. 13-01-2012

staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, H. Bleker

2 Verslag van de Landbouw- en Visserijraad december 2011

21 501-32-562 – Brief regering d.d. 22-12-2011

staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, H. Bleker

3 Aanbieding VIBEG akkoord over de visserijmaatregelen in de beschermde Natura 2000 gebieden van de Noordzee

29 675-140 – Brief regering d.d. 15-12-2011

staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, H. Bleker

4 EU voorstel: Verordening Europees Fonds voor Maritieme Zaken en Visserij COM(2011)804 nagekomen bij EU-voorstel: Gemeenschappelijk Visserijbeleid COM(011)425 (Kamerstuk 32848-1)

2011Z26058 – EU-voorstel d.d. 13-12-2011

5 Fiche: Verordening Europees Fonds voor Maritieme Zaken en Visserij voor 2014–2020

22 112-1320 – Brief regering d.d. 13-01-2012

staatssecretaris van Buitenlandse Zaken, H.P.M. Knapen

6 Fiche: Verordening verbod op ontvinnen van haaien

22 112-1309 – Brief regering d.d. 23-12-2011

staatssecretaris van Buitenlandse Zaken, H.P.M. Knapen

7 Fiche: Verordening beheerplan haring ten westen van Schotland

22 112-1303 – Brief regering d.d. 23-12-2011

staatssecretaris van Buitenlandse Zaken, H.P.M. Knapen

8 De actuele ontwikkelingen rondom het Schmallenbergvirus

29 683-108 – Brief regering d.d. 21-12-2011

staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, H. Bleker

9 Overzicht van de recente ontwikkelingen van het Schmallenbergvirus

29 683-111 – Brief regering d.d. 30-12-2011

staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, H. Bleker

10 Recente ontwikkelingen met betrekking tot het Schmallenbergvirus

29 683-112 – Brief regering d.d. 05-01-2012

staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, H. Bleker

11 Recente ontwikkelingen met betrekking tot het Schmallenbergvirus

29 683-113 – Brief regering d.d. 13-01-2012

staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, H. Bleker

12 Handhavingsstrategie van de overheid m.b.t. het legbatterijverbod voor legkippen per 1 januari 2012

31 923-26 – Brief regering d.d. 19-12-2011

staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, H. Bleker

13 Antwoord op vragen t.b.v. een Verslag Schriftelijke Overleg inzake handhavingstrategie legbatterijverbod

31 923-27 – Brief regering d.d. 17-01-2012

staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, H. Bleker