Kamerstuk 21501-32-540

Verslag van een algemeen overleg

Landbouw- en Visserijraad


Nr. 540 VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG

Vastgesteld 14 december 2011

De vaste commissie voor Economische Zaken, Landbouw en Innovatie1 en de vaste commissie voor Europese Zaken2 hebben op 10 november 2011 overleg gevoerd met staatssecretaris Bleker van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie over:

  • de brief van de staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie d.d. 4 november 2011 over de geannoteerde agenda Landbouw- en Visserijraad november 2011 (gedeelte visserij) (21 501-32, nr. 530);

  • de brief van de staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie d.d. 26 oktober 2011 met de reactie op de motie van de leden Koppejan, Dijkgraaf en Slob (29 675, nr. 126) ten aanzien van discardban (29 675, nr. 137);

  • de brief van de staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie d.d. 26 oktober 2011 met de reactie op het bericht «Nearly € 6 billion in subsidies fuel Spain's ravenous fleet» (21 501-32, nr. 527);

  • de brief van de staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie d.d. 26 oktober 2011 met de verdere toelichting inzake de visie op de visserijpartnerschapsovereenkomsten in het kader van visserijakkoorden (21 501-32, nr. 529);

  • de brief van de staatssecretaris van Buitenlandse Zaken d.d. 31 oktober 2011 inzake het fiche mededeling bijvangsten walvisachtigen (22 112, nr. 1252);

  • de brief van de staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie d.d. 4 november 2011 over de geannoteerde agenda Landbouw- en Visserijraad november 2011 (gedeelte overige onderwerpen) (21 501-32, nr. 530);

  • de brief van de staatssecretaris van Buitenlandse Zaken d.d. 10 oktober 2011 inzake het fiche wijziging verordening elektronische identificatie (EID) van runderen (22 112, nr. 1240);

  • de brief van de staatssecretaris van Buitenlandse Zaken d.d. 10 oktober 2011 inzake het fiche verordening gearomatiseerde wijnbouwproducten (22 112, nr. 1242);

  • de brief van de staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie d.d. 14 oktober 2011 met de reactie op motie de Grashoff/Koopmans (21 501-32, nr. 522) over de EU-minstbedeeldenregeling (21 501-32, nr. 526);

  • de brief van de staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie d.d. 28 oktober 2011 over het verslag en de uitkomsten van de Landbouw- en Visserijraad van 20 en 21 oktober 2011 (21 501-32, nr. 528).

Van dit overleg brengt de commissie bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.

De voorzitter van de vaste commissie voor Economische Zaken, Landbouw en Innovatie,

Van der Ham

De voorzitter van de vaste commissie voor Europese Zaken,

Knops

De griffier van de vaste commissie voor Economische Zaken, Landbouw en Innovatie,

Franke

Voorzitter: Snijder-Hazelhoff

Griffier: Peen

Aanwezig zijn acht leden der Kamer, te weten: Snijder-Hazelhoff, Van Gerven, Ouwehand, Houwers, Dijkgraaf, Koppejan, Jacobi en El Fassed,

en staatssecretaris Bleker van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, die vergezeld is van enkele ambtenaren van zijn ministerie.

De voorzitter: Ik open dit algemeen overleg van de vaste commissie voor Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, met als onderwerp de Landbouw- en Visserijraad. Het eerste blok zal gaan over de Visserijraad van 14 en 15 november. Ik heet de staatssecretaris welkom evenals zijn ondersteunende staf. Ook heet ik de mensen op de publieke tribune welkom evenals de Kamerleden naast mij. We hebben zojuist de afspraak gemaakt dat voor het totale AO de Kamerleden ongeveer zes minuten spreektijd in eerste termijn hebben. Zij moeten zelf een inschatting maken hoeveel minuten daarvan zij nodig hebben voor dit eerste blok. Als leidraad geef ik mee daarvoor twee minuten te gebruiken.

Als eerste is het woord aan de heer Van Gerven, die spreekt namens de fractie van de Socialistische Partij.

De heer Van Gerven (SP): Voorzitter. Het moet radicaal over een andere boeg alvorens tot nieuwe visserijakkoorden met ontwikkelingslanden kan worden overgegaan. Uit de evaluatie door consultant Oceanic Development, gefinancierd door de Europese Commissie, van het visserijakkoord met Marokko blijkt een grote overexploitatie van de Marokkaanse visbestanden. Ook blijkt dat de Europese belastingbetaler erbij inschiet. Elke euro die we investeren, levert slechts € 0,65 toegevoegde waarde op. Momenteel wordt een bekritiseerd visserijakkoord met Guinee-Bissau verlengd, terwijl de evaluatie toch allerminst aanleiding geeft tot vreugde: elke gevangen visje wordt voor 21% betaald door de Europese belastingbetaler. De gevolgen van het visserijakkoord voor het ecosysteem, bijvoorbeeld voor de schildpaddenpopulaties, worden zorgelijk bevonden. Er moet gevreesd worden voor gevolgen voor de basisvoedselvoorziening, aldus de evaluatie. Visserijakkoorden mogen niet concurreren met de voedselzekerheid of de kleinschalige kustvisserij. Ik vraag de staatssecretaris daarom, de inzet die hij heeft getoond voor de voedselzekerheid van de mensen van Guinee-Bissau ook te tonen voor andere arme landen. Is de staatssecretaris bereid om bij het nieuwe externe visserijbeleid zich in te zetten voor een standaardclausule tot het weren van schepen van Europa en andere derde landen – ik zeg dit er nadrukkelijk bij – uit de kustzone van het continentaal plat? Ik hoop echt op een toezegging in dezen, want die kan een VAO voorkomen.

Het is te prijzen dat de staatssecretaris mijn motie die verlenging van de visserijakkoorden afhankelijk maakt van een positieve en verifieerbare evaluatie heeft overgenomen als ondersteuning van beleid. Ik vraag hem om hierop in Brussel helder in te zetten. Wij zien namelijk dat het geen standaardpraktijk is. Onafhankelijkheid en openbaarheid van de rapporten zijn hierbij van groot belang. Ik herinner de staatssecretaris graag aan zijn eerdere toezegging om te zullen pleiten voor openbaarheid en goede democratische controle. De huidige praktijk is dat vertegenwoordigers van de sector overal bij worden betrokken en worden geïnformeerd over het naadje van de kous, terwijl Kamerleden blij mogen zijn als zij vooraf worden geïnformeerd. Dat is een democratische tekortkoming. Ik hoop dat de staatssecretaris het eens is met deze constatering.

Ik kom op de subsidie van 6 mld. aan de Spaanse vissers. We hebben een erg magere brief ontvangen van de staatssecretaris. Wil hij nogmaals toelichten wat zijn mogelijkheden zijn? Het idee dat het niet goed is wat daar gebeurt, leeft breed. Het is misschien wel de uitkomst van de regels die we hebben gemaakt, maar dan is mijn vraag hoe we die regels kunnen aanpassen, hoe we ervoor kunnen zorgen dat de enorme subsidiestroom kan worden afgebouwd en hoe we de duurzaamheid van de visserij kunnen bevorderen.

Tot slot heb ik een gewetensvraag aan de heer Koppejan, over het sociale gezicht van het CDA. Vindt hij dat visserijakkoorden met ontwikkelingslanden klakkeloos verlengd moeten worden als uit evaluatie blijkt dat dit ten koste gaat van voedselzekerheid, dat de lokale bevolking er geen enkel profijt van heeft, dat er overbevissing dreigt en dat soorten zoals haaien en schildpadden erdoor aangetast dreigen te raken? De CDA-fractie heeft tegen onze motie hierover gestemd, waarin simpelweg wordt gevraagd, verlenging van de akkoorden afhankelijk te maken van een positieve evaluatie. Ik kan dat niet rijmen.

Ik heb ook een vraag aan de heer Koppejan over de «discardban». Wil hij als theoloog en christen toelichten waarom het economische belang van de sector zwaarder weegt dan het morele principe, geen dieren nutteloos te doden middels een discard? Ik had begrepen dat de heer Koppejan theoloog is, voorzitter, maar ik hoor nu dat dit niet zo is. Hij organiseert iets met theologen, dat is het waarschijnlijk geweest. Christen is hij echter zeker. Ik kan dit uitgangspunt niet rijmen met zijn stemgedrag in de Kamer. Graag een reactie daarop.

De voorzitter: Ik stel voor dat de heer Koppejan in zijn eigen termijn antwoord geeft.

De heer Koppejan (CDA): Niet van mijn twee minuten spreektijd!

De voorzitter: Ik zal u de ruimte geven om erop te reageren. We hadden afgesproken niet te interrumperen, maar wat de heer Van Gerven nu doet, is wel heel uitdagend. U hebt bijna vier minuten spreektijd gebruikt, mijnheer Van Gerven.

Het woord is aan mevrouw Ouwehand, die spreekt namens de Partij voor de Dieren.

Mevrouw Ouwehand (PvdD): Voorzitter. Ik kan de kritiek op de visserijakkoorden van de SP-woordvoerder onderschrijven en ondersteunen. Ik bouw voort op zijn kritiek.

De visserijakkoorden evenals de onderhandelingen erover zijn de Partij voor de Dieren een doorn in het oog. Er ligt een aangenomen motie over het visserijakkoord met Marokko. Hierin wordt uitgesproken dat Nederland geen steun mag verlenen aan verlenging. Wat zagen we echter gebeuren? Twee commissies in het Europees Parlement hebben tegen het akkoord gestemd en de Europese Commissie scherp terechtgewezen over de manier waarop zij hiermee is omgegaan. Het Parlement kreeg de stukken namelijk pas toen de verlenging van het akkoord al was ingegaan. Ik hoor graag van de staatssecretaris wat de verwerping van het akkoord door het Parlement in de praktijk inhoudt. Hoe nu verder? Wil de staatssecretaris dit onderwerp aankaarten tijdens de Raad? Wil hij de Europese Commissie aanspreken op haar handelwijze hierin? Ik vertrouw erop dat de staatssecretaris vasthoudt aan het uitvoeren van de motie, dus dat ook in het vervolgtraject Nederland geen steun zal verlenen aan de verlenging maar zich daartegen zal verzetten. Kennelijk is er ook een juridische strijd gaande over de bevoegdheden van het Europees Parlement bij dit soort akkoorden. Wat gaat de staatssecretaris daaraan doen? Wat gaat hij erover zeggen? Ik hoop dat de staatssecretaris ervoor zal pleiten dat het Parlement in het vervolg op een correcte manier wordt betrokken bij de visserijakkoorden en dat in dit geval de stem van het Parlement met betrekking tot het akkoord met Marokko alsnog wordt meegenomen in de codecisie en dat dus het akkoord van de baan moet. Graag een toezegging dat de staatssecretaris zich hiervoor sterk zal maken en een bevestiging dat hij blijft zitten op de lijn van de aangenomen motie.

Mijn tweede en laatste punt betreft de bijvangst van walvisachtigen. Er wordt gewerkt aan een integraal bruinvisbeschermingsplan. Wat kunnen we daarvan verwachten? Wanneer komt dit plan naar de Kamer? Heeft de staatssecretaris de dolfijnslachtingen bij de Faeröer al aangekaart, zoals hij in een eerder AO heeft toegezegd? Wat mij betreft liggen daar mogelijkheden. Heeft de staatssecretaris The Cove, de film die ik hem over dit onderwerp heb gegeven, eigenlijk al bekeken?

De voorzitter: Ik waarschuw de andere sprekers. Ook deze bijdrage was ruim twee minuten.

Het woord is aan de heer Houwers. Hij spreekt namens de fractie van de VVD.

De heer Houwers (VVD): Voorzitter. Ik ben verbaasd; ik dacht dat de Partij voor de Dieren gisteren al een eerste termijn had gehouden over het landbouw- en visserijbeleid. Blijkbaar heeft de woordvoerder ook nu weer veel tijd nodig om te vertellen wat zij ervan vindt.

De VVD heeft slechts twee punten. Het eerste betreft de bruinvis. De staatssecretaris schrijft dat nog steeds veel bruinvissen stranden en dat er een integraal bruinvisbeschermingsplan komt. Hoe staat het daarmee? Kan er een verband worden gelegd met het recreatief vissen op de Wadden? Daarvan is namelijk gezegd dat het in relatie met die bruinvis tot problemen leidt. De VVD is daarvan nog niet volledig overtuigd.

Mijn tweede punt betreft Spanje. Wij wachten de verdere actie richting Spanje en de subsidies af, omdat we daar met elkaar een afspraak over hebben gemaakt.

De voorzitter: Dat was heel snel: 50 seconden.

Het woord is aan de heer Dijkgraaf, die spreekt namens de fractie van de SGP.

De heer Dijkgraaf (SGP): Voorzitter. Ik zal proberen om het ook snel te doen. De truc die ik daarvoor heb gevonden, is vragen te stellen aan de staatssecretaris waarop hij met een simpel ja kan antwoorden.

Mijn eerste punt betreft de binnenvisserij. Kan de staatssecretaris heel snel met het voorstel schade palingvangstverbod aan de slag? Kan hij daar een week voor de begrotingsbehandeling mee naar de Kamer komen? Is hij ook bereid om het rapport van IMARES (Institute for Marine Resources and Ecosystem Studies) over de schieraaluittrek snel naar de Kamer te sturen?

Dan de Noordzeevisserij. Onderhandelingen over quota en zeedagen zijn in volle gang. Steunt de staatssecretaris het pleidooi van Frankrijk en Engeland voor het opschorten van de zeedagenkorting in het kabeljauwherstelplan? Mijn volgende vraag heeft ook betrekking op de zeedagenkorting. Ik vraag steun voor het voorkómen van de zevendagenkorting in de plannen voor tong en schol, omdat die bestanden allang in de groene zone zitten.

Verzet de staatssecretaris zich tegen lagere quota's voor de geassocieerde bestanden in lijn met het rapport van het ISEST (International Symposium on Environmental Science and Technology)?

De voorzitter: Dat was heel snel.

Het woord is aan de heer Koppejan, die spreekt namens de fractie van het CDA.

De heer Koppejan (CDA): Voorzitter. Snelheidshalve sluit ik mij aan bij de vragen van de heer Dijkgraaf.

Als eerste kom ik op de strijd buiten de EU-wateren. Het lijkt er sterk op dat de Commissie er alles aan wil doen om te voorkomen dat EU-gevlagde schepen eigen akkoorden afspreken met derde landen. Dat is een verandering ten opzichte van het huidige beleid. Hoe staat de minister hiertegenover? Kan hij toelichten waarom er zo bewust voor wordt gekozen?

Staatssecretaris Bleker: Ik hoop niet dat het van de tijd van de heer Koppejan afgaat, maar kan hij de vraag herhalen? Ik was even afgeleid.

De heer Koppejan (CDA): Nieuw in het beleid is dat de Europese Commissie er alles aan wil doen om EU-gevlagde schepen niet langer in staat te stellen, eigen akkoorden te sluiten met derde landen. Dat is een verschil ten opzichte van het huidige beleid. Graag krijg ik hier een nadere toelichting op.

Voorzitter. Kunnen we nog een gelijk speelveld bewaren als EU-vaartuigen alleen nog maar mogen vissen op een surplusgedeelte in de bestanden van die derde landen? Bij dat surplusgedeelte zit ook het deel van bijvoorbeeld China. Dat wordt daarin dus meegeteld. Hoe kun je een gelijk speelveld bewaren voor Nederland ten opzichte van dat soort landen? Hoe staan de door de Commissie geformuleerde surplusvoorstellen in verhouding tot het Zeerechtverdrag van de VN?

Mijn volgende punt betreft de discards. Het gaat mijn fractie met name om de overlevingskansen van discards. De staatssecretaris heeft daar in zijn brief iets over geschreven, maar hij noemt daarin ook een literatuurstudie in opdracht van het ministerie door IMARES en het LEI (Landbouw Economisch Instituut). Die studie is echter niet naar de Kamer gestuurd. Kan dat alsnog gebeuren, zodat we de overlevingsonderzoeken nader kunnen bekijken?

De voorzitter: Ook dat was kort.

Het woord is aan mevrouw Jacobi, die spreekt namens de fractie van het PvdA.

Mevrouw Jacobi (PvdA): Voorzitter. Na alles wat al gezegd is over de visserijakkoorden voor derde landen, moet ik zeggen dat ik blij ben dat de staatssecretaris een brief heeft geschreven waarin hij toezegt uitvoering te geven aan de motie-Jacobi c.s. om ten minste drie weken voor de besluitvorming de conceptpartnerschapsovereenkomsten met de Kamer te bespreken. Graag ontvang ik een halfjaarlijks overzicht met daarin de stand van zaken van de onderhandelingen met die derde landen. Ook krijg ik graag de toezegging dat de Kamer bij relevante ontwikkelingen zo spoedig mogelijk wordt geïnformeerd. Onlangs werden we pas achteraf of zeer kort van tevoren geïnformeerd. Dat moeten we niet meer willen.

Dan de bijvangst van de walvisachtigen. In een vorig overleg hebben we toch de toezegging gehad van de staatssecretaris dat wij in september – hij had het over «na de zomer» – het bruinvisplan zouden krijgen? Dat hing heel erg samen met het staandwantverbod dat op Ameland behoorlijk reuring geeft. Ik heb daar de hele tijd moeten zeggen dat we het bruinvisplan afwachten maar dat we het daarna zullen hebben over de mogelijkheden om het historisch medegebruik ook aan de Noordzeekant een plek te geven. Ik vind eigenlijk dat het niet kan dat we in november nog steeds dat bruinvisplan niet hebben ontvangen en dat wij dus ook lang op ons laten wachten. De staatssecretaris had ook toegezegd, contact te zoeken met Ameland. Is dat gebeurd? Wat is er gecommuniceerd?

Collega Dijkgraaf heeft al gevraagd hoe we de planning voor de Toekomstvisie Binnenvisserij vormgeven. Mijn vraag is wie de voorzitter is. Dat was namelijk de vorige keer niet duidelijk. Wanneer gaan we aan de slag en hoe gaan we hierin precies de toekomstvisie van de Wadden uitvoering geven?

Er is een rapport uitgekomen over het percentage schone paling. Het begint een beetje een lachertje te worden, want 1,3% tot 3,5% is nog schoon. Hoe kunnen we hier, in samenwerking met het ministerie van VWS, verder beleid op zetten?

Dan een regionale kwestie. Ik was vrijdag op bezoek bij het flora- en faunateam in Midden-Friesland. We voeren ook over het Pikmeer. Daar stonden allemaal palingfuiken. Ik zei dat regelgeving mooi is, maar handhaving minstens zo belangrijk en vroeg hoe het kan dat daar allemaal palingfuiken staan. Ik kreeg als antwoord een heel relaas dat erop neerkwam dat het goed zou zijn als ik hierover vragen zou stellen aan de staatssecretaris, dat het een pilot schijnt te zijn, dat men van niets wist maar dat de politie ervan uitging dat het deugt. Ik denk dat er op zijn minst nette informatie moet gaan naar de handhavers. Wat gebeurt er precies bij de pilots? Ik heb er altijd voor gepleit maar dan moet wel teruggekoppeld worden naar de Kamer wat er precies gebeurt, wat het doel is, en hoe het komt dat de handhavers er niet van op de hoogte zijn.

De voorzitter: Wij schorsen drie minuten.

Staatssecretaris Bleker: Voorzitter. Als eerste kom ik te spreken over het algemene punt van de visserijakkoorden. De afweging die wij maken, is als volgt te karakteriseren. Geen akkoord betekent niet: geen visserij in die gebieden. Langs de private lijn kunnen er immers door vissers, ondernemers uit Nederland of waar dan ook deals worden gesloten met de nationale lidstaat ter plekke. Geen akkoord is dus een onaantrekkelijke optie. Een slecht akkoord helpt ons ook niet vooruit. Het moet dus echt gaan om heel goede akkoorden waarin een aantal belangrijke zaken is gewaarborgd.

Wat de zaken betreft die in zo'n akkoord gewaarborgd moeten zijn, handel ik in lijn met de inbreng van de heer Van Gerven en de motie die hij eerder op dit punt heeft ingediend. Dat betekent dat de nieuwe generatie visserijakkoorden van een ander en aanzienlijk beter kaliber moet zijn dan de akkoorden uit het verleden. Vissen mag niet ten koste gaan van de lokale voedselvoorziening en moet ook ten goede komen aan de economie en de leefbaarheid van de lokale bevolking. Mensenrechtelijke aspecten moeten er onderdeel van uitmaken. Verlenging evenals het sluiten van een akkoord mag slechts op basis van evaluatie. Er moet veel betere informatie komen over de visbestanden ter plekke. Alleen gebieden waar de lokale bevolking niet kan of wil vissen zijn beschikbaar voor het surplus binnen de randvoorwaarden van duurzame visbestanden. Controle en handhaving moeten beter dan in het verleden. Dat zijn de zaken die in de akkoorden nieuwe stijl moeten worden geregeld. De leden kunnen ervan op aan dat wij de Commissie hierover scherp zullen bevragen en zullen volgen. Een scherp, goed akkoord dat voldoet aan deze voorwaarden is beter dan geen akkoord, ook voor de gebieden, de visbestanden en de bevolking ter plekke.

De heer Koppejan (CDA): Ik heb een vraag over het surplus. Ik heb mij laten vertellen dat het surplus niet alleen datgene is wat het derde land zelf opvist. Als bijvoorbeeld China daar vist, wordt dat ook bij dat surplus opgeteld. Als dit inderdaad zo is, krijg je een ongelijk speelveld van Europa ten opzichte van landen als China, die heel wat minder zorgvuldig met dit soort visserij omgaan dan wij gewend zijn.

Staatssecretaris Bleker: In lijn met het zeevisverdrag is het surplus gedefinieerd als de omvang van de vispopulatie die gevangen mag worden nadat is bepaald wat de lokale bevolking kan en wil vangen en nadat is bepaald wat het bestand toelaat uit oogpunt van duurzaamheid. Dat is het surplus en dat surplus wordt verdeeld in de onderhandelingen. Voor een deel gaat het naar bijvoorbeeld de Chinese vloot, de Europese vloot, enzovoorts. Zo werkt de systematiek.

De heer Koppejan (CDA): Dan ga ik er dus van uit dat er ook een verdrag wordt gesloten door het desbetreffende land met China, Europa, etc. Dan is het dus niet zo dat bijvoorbeeld China zonder afspraken daar gewoon kan vissen en dat dat er automatisch bij wordt opgeteld.

Staatssecretaris Bleker: Dat hebben wij niet in de hand. Als de Chinese vloot of Chinese ondernemers separate afspraken maken op heel andere basis dan wij doen, zonder een akkoord, zonder al die duurzaamheidsaspecten etc., dan kan dat. Dat hebben wij niet in de hand. Wij zitten niet aan de knoppen om dat te verbieden.

De heer Koppejan (CDA): Stel dat ze helemaal geen afspraak hebben gemaakt met het desbetreffende land en dat ze daar gewoon blijven vissen. Is dan ...

Staatssecretaris Bleker: Omdat er op private basis bilateraal wordt gevist?

De heer Koppejan (CDA): Zonder enige afspraak.

Staatssecretaris Bleker: Er moet wel een afspraak zijn. Er kan niet zomaar gevist worden in een bestand dat onder het regime van een bepaalde staat valt. Dat is voor niemand toegestaan. Maar laten wij de wereld niet mooier voorstellen dan hij is. Het is natuurlijk niet uitgesloten dat de Chinese vloot veel meer met getrokken geldbuidel kan opereren en afspraken kan maken over te vangen quota die van een geheel andere orde zijn dan de afspraken die de Europese vloot kan maken. Het land is verantwoordelijk; er is geen VN-quotaverdeling. Het is het land ter plekke dat uiteindelijk aan de knoppen zit om een afspraak te maken met de Europese Unie. Die afspraak is dan weer bepalend voor wat de Europese vloot daar kan en wat andere vissers uit andere landen daar kunnen.

De heer Koppejan (CDA): Als de staatssecretaris het zo formuleert, ben ik dat met hem eens. Mijn vraag is echter ook om aan dit punt en met name aan het gelijke speelveld aandacht te geven in het overleg.

Staatssecretaris Bleker: Dat is duidelijk.

De voorzitter: De heer Van Gerven heeft ook een vraag, Ik denk dat het bij één interruptie moet blijven. Ik zie de tijd wegtikken.

De heer Van Gerven (SP): Is de staatssecretaris bereid om met betrekking tot het continentaal plat een standaardclausule te laten opnemen tot het weren van schepen van Europa en van derde landen? Dat kan namelijk wel. Je kunt natuurlijk in een contract bilateraal – tussen Europa en een land – afspreken dat je het zo gaat doen en dat je ook wilt dat dat land niet stiekem met China een andere deal maakt. Ik denk dat er meer mogelijk is.

Staatssecretaris Bleker: Wij zouden misschien wel zo'n contract willen sluiten, maar wij zijn de vragende partij. Wij willen namelijk het recht om daar onder zeer verantwoorde condities onze vloot te laten vissen. Dan is het aan de andere partij, het betreffende land, om te bepalen wat voor akkoorden het sluit met andere landen. Wij kunnen geen deal sluiten met een land en zeggen dat dit betekent dat dat land niets mag afspreken met China of India of welk land dan ook. Dat is een illusie.

De heer Van Gerven (SP): Ik denk dat de staatssecretaris dat wél kan voorstellen. Het is dan aan dat land zelf om een dergelijke clausule op te nemen. Dat is ook in lijn met wat de heer Koppejan zegt. Wij willen een gelijk speelveld en we willen dat, als er al wordt gevist, dat op een duurzame manier gebeurt. De staatssecretaris zegt dat we slechts de vragende partij zijn, maar wij hebben ook wat te bieden. Ik neem aan dat een afspraak tot wederzijds voordeel moet strekken.

Staatssecretaris Bleker: Hoe kan de heer Van Gerven beweren dat er sprake is van een gelijk speelveld, als wij in ons contract laten bepalen dat andere landen zijn uitgesloten van visserij in die gebieden?

De heer Van Gerven (SP): Dat kan wel, want het gaat om surplusvangst, om bescherming van de lokale visserij en om duurzaamheid. Die aspecten gelden voor ons. Als wij dan vanuit Europa bepaalde contracten afsluiten, moeten die punten eigenlijk wereldwijd zijn gedekt. Als wij een akkoord afspreken maar als het vervolgens mogelijk is dat China of een ander land daar weer van alles gaat vissen, is het een slecht akkoord. Een slecht akkoord was niet de bedoeling van de staatssecretaris.

Staatssecretaris Bleker: De heer Van Gerven vraagt mij iets wat hij zou moeten vragen aan het parlement van bijvoorbeeld Guinee-Bissau of Marokko. Daar moet hij zeggen dat ze verstandige akkoorden moeten sluiten met meerdere landen en de boel niet moeten laten overbevissen. Volgens mij is er een redelijke consensus tussen Kamer en kabinet over de hogere eisen die we moeten gaan stellen aan dit type akkoorden. We hebben nog geen evaluaties gezien die zonder meer positief waren; meestal zijn ze zeer kritisch en een enkele zit er een beetje tussenin. Daar moeten we nuchter over zijn. Wij leggen de lat hoog voor de nieuwe generatie visserijakkoorden met derde landen.

Voorzitter. Er is gevraagd hoe het zit met het Europees Parlement. Het Europees Parlement heeft tegen verlenging van het akkoord met Marokko gestemd. De bal ligt nu bij de Europese Commissie. Die moet besluiten wat te doen. Ongetwijfeld zullen allerlei juristen zich bezighouden met de vraag hoe het op Europees niveau staatsrechtelijk moet worden bezien wanneer het Europees Parlement een dergelijke positie inneemt over iets wat volgens sommigen tot de volledige competentie van de Commissie behoort. Wij zullen in ieder geval de Commissie aanspreken op een snelle en degelijke reactie op dit standpunt van het Parlement. Het standpunt van het Parlement gaat uit van dezelfde kritische uitgangspositie van waaruit wij hebben geacteerd richting de Commissie.

De heer Van Gerven sprak over het stoppen van Europese visserijsubsidies. Hij wordt op zijn wenken bediend, want de hervormingen van het gemeenschappelijk visserijbeleid liggen nu inhoudelijk op tafel. Bovendien komt de Commissie met een financiële vertaling bij het nieuwe gemeenschappelijke visserijbeleid. Daar kunnen we te zijner tijd over spreken. Wij hebben gezegd – we volgen daarin de motie die op dit punt door de Kamer is aangenomen – dat de toedeling van subsidies uit het Europese visserijbudget goed moet aansluiten op de modernisering van het visserijbeleid, innovatie en duurzaamheid. Het moet een stimulans zijn voor het innoveren in de Europese vloot en het duurzamer maken van de Europese visserij.

Er is gevraagd of we kunnen afreizen naar Spanje om daar het geld terug te halen. Ik heb de Kamer eerder al gezegd dat geld dat volgens Europees recht correct naar een bepaald land is gegaan, niet terug kan worden gehaald. Wij kunnen zeggen dat er veel op één plek terecht is gekomen, maar als het volgens wet- en regelgeving van Europa daar rechtens terecht is gekomen, is dat zo. Wij zouden het ook niet accepteren wanneer men geld dat aan ons is gegeven met terugwerkende kracht terugvraagt. We moeten ons vooral richten op het nieuwe financiële kader voor het hervormde gemeenschappelijk visserijbeleid.

Ik ben het eens met de opmerking over het evaluatierapport als inzet voor de akkoorden. Ik ben het er ook mee eens dat in de voorbereiding van zo'n akkoord de openbaarheid en transparantie moeten worden vergroot. Ik heb dit al tegen mevrouw Jacobi gezegd. Ik ben ook bereid om een keer per halfjaar een voortgangsrapportage over de akkoorden op te stellen. Soms zal dat een heel korte rapportage zijn, wanneer er weinig voortgang is te melden.

Mevrouw Jacobi, de heer Houwers en mevrouw Ouwehand hebben gesproken over de bruinvis. Ik kan hen zeggen dat ik echt een bruinvisfan ben geworden. Ga maar met je dochter naar het bruinvisopvangcentrum van het Dolfinarium – waar ze in het algemeen al heel goed werk doen maar dus ook met de bruinvis – en je denkt: goh, dat is inderdaad ontzettend lief spul, die bruinvissen. Mijn eerste indruk is dat het aantal bruinvissen lijkt te groeien als kool. Ik weet dat dit allemaal de vraag niet was, voorzitter, maar ik ben soms geneigd om mijn gevoelens te veel kenbaar te maken. De bruinvis heeft een plek in mijn hart. Op 23 november ontvang ik het rapport over het bruinvisbeschermingsplan. Dat zal vervolgens met een spoedige reactie naar de Kamer toe worden gestuurd.

Dan het punt van de dolfijnenslachtingen op de Faeröer. Ik heb die film nog niet bekeken ...

Mevrouw Jacobi (PvdA): Ik had nog een vraag gesteld over de bruinvissen, namelijk over de kwestie Ameland.

Staatssecretaris Bleker: Op 15 september heeft er een apart ambtelijk overleg plaatsgevonden met Ameland. Ameland pleit voor het gecontroleerd toestaan van recreatief staandwantvissen langs de Noordzeekust. Van onze zijde is gewezen op het risico van bijvangst van bruinvissen en beschermde trekvissen. Tevens hebben wij het risico van precedentwerking aangekaart. Ik heb begrepen – ik ben er heel eerlijk over – dat Ameland zich niet heeft laten overtuigen. Ik denk ook niet dat dit nog lukt.

Mevrouw Jacobi (PvdA): Dat gaat niet gebeuren.

Staatssecretaris Bleker: Nee, dat lukt niet. Daar blijft een verschil van mening over bestaan. We hebben wel voor een aanpak gekozen die in de Kamer redelijke steun heeft verworven, namelijk onder bepaalde condities staandwantvissen, ik meen aan de Waddenzeezijde van enkele eilanden, toe te staan en het daartoe te beperken.

Mevrouw Jacobi (PvdA): We hebben in de Kamer, met het rapport van de commissie-Hollinga in het achterhoofd, gezegd dat we gaan voor «nee, tenzij». Dat is namelijk beter te handhaven. Er is ook overleg met de gemeenten geweest. We hebben het toen specifiek gehad over het historisch medegebruik bij dat heel kleinschalige staandwantvissen op Ameland. Daarbij is ook de Noordzee aan de orde geweest. Wij vinden dat daar ook voor een «nee, tenzij»-beleid gepleit moet worden. Er is toen echter afgesproken dat we in afwachting van het bruinvisplan dit punt laten rusten. Ik ga dus niet helemaal akkoord met de zienswijze van de staatssecretaris.

Staatssecretaris Bleker: Tot nu toe hebben wij Ameland nog niet kunnen overtuigen. In het bruinvisbeschermingsplan komen we er nader op terug.

De heer Houwers (VVD): De staatssecretaris zegt: wij hebben Ameland nog niet kunnen overtuigen. Zou het ook kunnen zijn dat Ameland óns nog kan overtuigen? Zit er nog rek of aanpassing in? Het is immers misschien tweerichtingsverkeer.

Staatssecretaris Bleker: Als je in overleg treedt, moet je altijd rekening houden met de mogelijkheid dat jij overtuigd wordt. Eerst komt het rapport nog.

Ik heb de film over de dolfijnenslachting nog niet bekeken. Het wachten is op een voorstel van de Commissie over mogelijke sancties. Ik denk dat ik op dit punt zal handelen zoals bedoeld door mevrouw Ouwehand, zelfs al heb ik de film niet gezien.

Dan de ja/nee-vragen van de heer Dijkgraaf. Vraag 1. Als de heer Dijkgraaf die zich tenminste nog herinnert.

Mevrouw Ouwehand (PvdD): Ik heb nog een vraag over de grienden. Dat zijn ook walvisachtigen, dolfijnen, bij de Faeröer. Ik stelde hier destijds een vraag over omdat er een soort makreeloorlog gaande was tussen de Europese Commissie en als ik mij niet vergis IJsland en de Faeröer, waarbij werd gedreigd met sancties als men zich niet aan de makreelafspraken hield. Ik neem aan dat wij dus ook wel stevig kunnen optreden over die gruwelijke slachting ieder jaar. Wat is de stand van zaken bij die makreeloorlog? Ik zou het jammer vinden als we de boot missen en helemaal opnieuw over de grienden moeten beginnen. Volgens mij moet het punt nu mee.

Staatssecretaris Bleker: De Commissie komt met een voorstel over de situatie aldaar en over sancties. Wij zullen het punt dat mevrouw Ouwehand benoemt, meenemen in onze reactie.

Mevrouw Ouwehand (PvdD): Is er al enig zicht op wanneer dat gaat spelen?

Staatssecretaris Bleker: Nee.

Het antwoord op de eerste vraag van de heer Dijkgraaf is ja, mits passend binnen het meerjarenbeheerplan. Het antwoord op de tweede vraag is ook ja. Ook het antwoord op de derde vraag is ja. Dat waren alle vragen van de heer Dijkgraaf.

De heer Koppejan heeft een vraag gesteld over het overlevingsonderzoek en de discards. De literatuurstudie zal in een brief aan de Kamer worden gemeld.

De heer Koppejan (CDA): De vraag is of we het onderzoek zelf ook even mogen inzien.

Staatssecretaris Bleker: Ja, dat krijgt u.

Ik heb overal ja op gezegd en nu wil de heer Dijkgraaf toch het woord. Ik snap er niets van.

De heer Dijkgraaf (SGP): Ik heb vijf vragen gesteld. Volgens mij heb ik drie keer ja gehoord, dus ik begin mij af te vragen op welke vragen ik een ja heb gekregen. Als de staatssecretaris kan zeggen dat het antwoord op al mijn vragen ja is, is het goed.

Staatssecretaris Bleker: Steun zeedagenkorting en schol: zowel voor de tong als voor de schol is het antwoord: ja, mits passend binnen het meerjarenherstelplan. Dan de vraag over de steun voor zeedagenkorting in het kabeljauwherstelplan. Het antwoord daarop is ja. Dan de vraag over de paling, voor de begroting naar de Tweede Kamer: ja. Meer vragen hebben wij niet genoteerd van de heer Dijkgraaf.

De heer Dijkgraaf (SGP): Ik heb ook gevraagd of het IMARES-rapport snel naar de Kamer kan komen.

Staatssecretaris Bleker: Ja.

De heer Dijkgraaf (SGP): Dan heb ik vijf keer ja. Dank u wel.

Staatssecretaris Bleker: Mevrouw Jacobi vraagt of de commissie voor 1 januari zal zijn samengesteld en aan de slag kan. Dit is zo. Voor de zomer hoop ik de visie de Kamer te kunnen toesturen. De samenstelling zullen wij per brief melden, eind dit jaar dan wel begin volgend jaar.

Mevrouw Jacobi (PvdA): Mag ik hieruit afleiden ...

Staatssecretaris Bleker: Ja, ja, er zijn mensen benaderd en eentje van hen kent mevrouw Jacobi heel goed.

Dan de vraag van mevrouw Jacobi over het palingonderzoek. Er komt een aparte brief over het onderzoek en over de gebieden waarover zij sprak, het Pikmeer in Fryslân. Als je experimenten doet in Friesland, moet je goed opletten, dus wij zullen er nog eens goed naar kijken en de Kamer er separaat over informeren. De handhavers zullen we in ieder geval degelijk informeren.

Mevrouw Jacobi heeft ook een vraag gesteld over contact met Ameland over staandwantvissen. Ja, ik heb het onderwerp inderdaad besproken.

Daarmee heb ik de vragen beantwoord, voorzitter.

De voorzitter: Ik draag het voorzitterschap over aan de heer Houwers.

Mevrouw Jacobi (PvdA): Ik heb nog een korte vraag, voorzitter.

De voorzitter: Het lijkt mij handiger om die aan het einde te stellen en nu het blokje in één keer af te ronden.

Voorzitter: Houwers

De voorzitter: De staatssecretaris wil graag een mededeling vooraf doen. Ik neem aan dat de commissie hem daarvoor de ruimte geeft. Het woord is aan de staatssecretaris.

Staatssecretaris Bleker: Dank u wel, voorzitter. Het Poolse voorzitterschap heeft onder het punt diversen drie agendapunten toegevoegd aan de agenda voor de Raad van aanstaande maandag. Het is gebruikelijk in het overleg tussen Kamer en kabinet dat dit gemeld wordt. Het betreft de volgende drie punten. Ten eerste een verslag van een bossenconferentie eind september in Polen. Ten tweede de stand van zaken met betrekking tot het verbod op legbatterijen per 1 januari 2012. Hierover zal mondeling informatie worden verstrekt door de heer Dalli. Ten derde een verslag van de conferentie over EU-betaalorganen van 1 september in Polen. Er is ook nog een onderwerp dat niet is toegevoegd aan de agenda, namelijk het onderwerp minstbedeelden.

De voorzitter: Waarvan akte.

Het lijkt mij ook in deze fase niet handig om te interrumperen.

Het woord is aan de heer Van Gerven, namens de SP-fractie.

De heer Van Gerven (SP): Voorzitter. Een heleboel landen hebben in Europees verband gezegd dat we het legbatterijverbod niet halen. Er dreigt dus feitelijk een illegale situatie te ontstaan. De heer Dalli heeft geopperd dat landen die niet voldoen aan de deadline, de eieren kunnen gebruiken voor industriële productie voor de eigen lidstaat. Wat is het regeringsstandpunt hierover? Wij denken dat het oneerlijke concurrentie is en niet moet kunnen. Kan dit uitstel ertoe leiden dat producten waarin legbatterijeieren zijn verwerkt straks in de Nederlandse winkel komen te liggen? Ik wil hierover graag een helder standpunt. Mijn fractie is tegen dit illegale herenakkoord. Wees waakzaam, staatssecretaris, ga niet met de kippen op stok en pik geen uitstel.

Wat mij betreft steunt Nederland de lijn om niet te aarzelen met de ingebrekestellingprocedures en die te starten indien nodig. Er moet direct krachtdadig worden opgetreden. De hand over het hart strijken voor de achterblijvers is een veeg teken voor de toekomst. Mag ik de staatssecretaris eraan herinneren dat het legbatterijverbod al in 1999 is ingezet? Dat is reeds twaalf jaar geleden. Er is een motie van mijn hand aangenomen waarin het kabinet wordt opgeroepen om zich in Europa in te spannen voor een verbod op de import van legbatterijeieren, hetzij via een rechtstreeks verbod hetzij via andere belemmeringen. Hoe staat het daarmee? Wat is het vervolgtraject?

Ik krijg graag een krachtige herbevestiging betreffende de inzet van de staatssecretaris inzake de oormerkweigeraars.

Ik heb nog geen antwoord gehad op mijn vragen aan de heer Koppejan.

Mevrouw Ouwehand (PvdD): Voorzitter. Wat mij betreft en wat de PvdD betreft hebben kippenboeren die niet zijn omgeschakeld en die geen gebruik hebben gemaakt van de zeer ruime overgangstermijn, geen licence to produce. Wie niet om is, stopt er maar mee en mag lekker de eigen kosten zelf nemen. Dat zou de houding moeten zijn. Ik ben dan ook uiterst verbaasd over de coulante houding van de heer Dalli. Ik ben benieuwd wat de staatssecretaris gaat doen. Hij heeft altijd namens Nederland gezegd dat 1 januari 2012, 1 januari 2012 is; geen omwegen, niet in eigen land je eieren verwerken tot koekjes met de mogelijkheid – daar ben ik bang voor – dat je die kunt exporteren naar andere Europese lidstaten. Per saldo ligt er dan immers gewoon nog steeds legbatterijspul op je bord. Ik krijg graag een reactie van de staatssecretaris die past bij de stoerheid waarmee we hem andere dossiers zien aanpakken. Ik zou die houding graag zien in dit Europees overleg.

Dan de labeling van voedsel en veevoer. Er zijn plannen om te komen met ecolabels. De Partij voor de Dieren vindt het prima om dergelijke labels te plakken op shampoo zonder chemicaliën en op zuinige apparaten. Echter, er wordt nu kennelijk ook over gesproken om deze labels op levensmiddelen, diervoer en aquacultuur te plakken. Daar bestaat echter al een EKO-label voor, dat duidelijk maakt dat het betreffende product biologisch is. Als je er een ander ecolabel op plakt, dat je net even anders schrijft, terwijl niet wordt voldaan aan de biologische standaard, ontstaat er een enorme verwarring. Ik vraag de staatssecretaris dus om er in Europa op te wijzen dat we deze kant niet op moeten. IFOAM (the International Federation of Organic Agriculture Movements) en Bionext hebben hierover al een duidelijk standpunt ingenomen. Dat kan de staatssecretaris zich eigen maken en daarmee kan hij Europa in trekken.

We komen natuurlijk nog te spreken over het gemeenschappelijk landbouwbeleid, maar ik kan nu al zeggen dat de PvdD niets ziet in de huidige plannen en ook niet in de reactie van de staatssecretaris daarop. We vinden dat Olivier De Schutter goede dingen heeft gezegd over het gemeenschappelijk landbouwbeleid. Het is een contradictie ter grootte van 50 mld. met de Europese verbintenissen om landbouw in ontwikkelingslanden vooruit te helpen. Dat is nog eens een constatering! Zolang het Westen hoge subsidies uitkeert aan zijn industriële landbouwers, vreest De Schutter dat het een vergeefse strijd is voor kleinschalige boeren in ontwikkelingslanden. Ik ben bang dat wij het met hem eens moeten zijn. Kan de staatssecretaris deze analyse van de VN-rapporteur onderschrijven? Kan die analyse zijn inzet bepalen in toekomstige debatten?

Mevrouw Snijder-Hazelhoff (VVD): Voorzitter. Ik begin met een punt waarvan ik hoop dat de staatssecretaris het snel op de Brusselse agenda zet en er actie op onderneemt. Dit is de aanvraag van de blauwtongvrije status voor Nederland. Onze export is in het geding en heeft er alle belang bij dat wij zo snel mogelijk – de mogelijkheid is er, de Commissie heeft inmiddels gezegd dat Nederland de blauwtongvrije status kan aanvragen – die status aanvragen.

De heer Van Gerven heeft al vragen gesteld over hoe het zit met de eieren uit legbatterijen. Ik sluit mij bij deze vragen aan. Ik ben daarnaast erg geschrokken van artikelen waarin wij lezen dat onze legbatterijkooien een tweede leven gaan leiden in Polen en Roemenië. Hoe gaat de staatssecretaris dit oplossen? Deze signalen komen tot ons, maar ik hoop dat ze niet bewaarheid zullen worden. Ik vind dat de staatssecretaris er stelling tegen dient te nemen.

Dan het punt waarover ik afgelopen week vragen heb gesteld, de grenscontroles en Afrikaanse varkenspest in Rusland. De staatssecretaris heeft mijn vragen beantwoord, maar ik ben nog niet helemaal gerustgesteld. De staatssecretaris meldt wel dat er een verbod is op swillvoedering, maar we lezen en horen inmiddels ook dat er nieuwe uitbraken zijn van Afrikaanse varkenspest die wellicht of waarschijnlijk het gevolg zijn van swillvoederingen. De staatssecretaris schrijft dat er onder leiding van de Commissie een goede samenwerking is met de buurlanden van Rusland en dat er goed wordt gekeken naar grenscontroles. Wat gebeurt er echter als deze vrachtwagens verderop Europa inrijden? Wat is de wisselwerking tussen Rusland en Nederland? Scherper laveren daarop lijkt ons gewenst, want varkenspest moeten we ver van ons houden.

Dan kom ik op het gemeenschappelijk landbouwbeleid. Wij ondersteunen op hoofdlijnen de kabinetsreactie. Het moet eerlijker, flexibeler en simpeler. Dat willen wij ook graag. Wij sluiten ons aan bij de kritiek die de staatssecretaris al heeft geleverd op de 8% korting voor Nederland op termijn. Er zijn echter ook enkele punten waar we het niet mee eens zijn. De staatssecretaris zegt dat het kabinet geen voorstander is van de definitie van de «actieve landbouwer». Ik zou graag horen hoe de staatssecretaris het dan wel ziet. De VVD is er wel voorstander van om ons te richten op de actieve landbouwer.

De staatssecretaris zegt dat het kabinet zich kan vinden in het voorstel om gebruikers van akkerland te verplichten om een gedeelte, 7%, van hun grond ecologisch te beheren. Het kan toch niet waar zijn dat dit kabinet serieus meent dat we 7% van onze akkerbouwgronden braak moeten laten liggen, met de wetenschap dat we hoge grondprijzen hebben en dat we op die grond heel veel voedsel zouden kunnen produceren?

Ik zou graag willen weten wat de staatssecretaris van de drie gewasrotaties vindt.

Hoe moeten we het punt van 30% van de toeslagen alleen voor vergroening en vergroeningsmaatregelen zien? Wat voor beeld heeft de staatssecretaris bij die vergroeningsmaatregelen? Er doen nu allerlei suggesties de ronde. Wij zouden graag weten wat de staatssecretaris voor ogen staat, maar natuurlijk ook wat andere lidstaten ervan vinden.

Tot slot kom ik bij een punt dat, tussen de regels door lezend, bij mijn fractie grote vragen oproept. Op bladzijde 5 van de brief van de staatssecretaris staat dat in het nieuwe systeem alleen door bedrijven die in 2011 toeslagrechten hebben benut en door gespecialiseerde groente-, fruit- en wijnbedrijven aanvragen kunnen worden ingediend. Dat zou betekenen dat echt efficiënte akkerbouwbedrijven, die bijvoorbeeld gefocust zijn op pootgoed of bollen, niet meer in aanmerking komen voor de nieuwe toeslagrechten. Hoe zit dit?

De heer Dijkgraaf (SGP): Voorzitter. Ik begin met de hervorming van het gemeenschappelijk landbouwbeleid. Wij willen graag de staatssecretaris een winstwaarschuwing geven. Dat is immers gebruikelijk in deze tijd van europroblemen. We hebben eerder gedebatteerd over de basispremie en de vergroening. Het kabinet streefde naar vervanging van de huidige directe betalingen door doelgerichte betalingen voor onder meer vergroening. Een Kamermeerderheid heeft destijds de regering per motie opgedragen om bij toekomstig beleid uit te gaan van een zo hoog mogelijke basispremie en top ups voor brede vergroening. De staatssecretaris heeft daar ja op gezegd. Nu ik de kabinetsreactie op de voorstellen van Cioloş heb gelezen, ben ik niet helemaal gerust. Een prominent uitgangspunt lijkt het streven naar vervanging van de huidige directe betaling door doelgerichte betaling. Ook is het kabinet positief over de inzet van wel 30% van de directe betalingen voor vergroening. Deze boodschap is afgelopen maandag zelfs al in Brussel neergelegd. In de brief van de staatssecretaris lees ik de zin: «voorts ondersteunt het kabinet de voorgestelde indirecte koppeling van de voorziene basispremie aan deelname aan vergroeningsmaatregelen». Deze acht ik in strijd met de uitgesproken en overgenomen wens van een meerderheid in deze Kamer. Ik hoor graag de staatssecretaris hierover. Ik wijs hem met klem op het behandelvoorbehoud. Ik vraag hem om tijdens de komende Landbouwraad een pas op de plaats te maken en te spreken in lijn met de aangenomen Kamermotie.

Ik kan niet achter de schermen kijken – wie kan dat wel? – maar ik kan mij voorstellen dat Cioloş de mededeling over het streven van het kabinet ook gelezen heeft en heeft gedacht: nou, de Nederlandse boeren kunnen een generieke toeslagenkorting van 8% blijkbaar wel hebben. Dat wil het kabinet toch niet? Ik hoor dat graag van de staatssecretaris, maar ik ga er helemaal van uit; die kant moeten we natuurlijk helemaal niet op. Dit geldt misschien ook wel voor de snelheid waarmee sommigen naar het regionale model willen. Voor de SGP staat voorop dat de agrarische ondernemers mee moeten kunnen schakelen, met andere woorden: laten we ons langzaam, dus wel zorgvuldig, haasten.

Ik kom op het legbatterijverbod. Wat ons betreft verliest de Europese Commissie op dit punt langzamerhand haar geloofwaardigheid. Ze heeft nota bene een voorstel gedaan om lidstaten onder voorwaarden een halfjaar uitstel te geven om in die tijd alsnog om te schakelen. Wij vragen de staatssecretaris nadrukkelijk om zich tegen dit uitstel te verzetten. Het kan niet zo zijn dat de Europese Commissie op allerlei dossiers op de eerste rang zit – ik denk aan de Hedwigepolder – en het bij het belangrijkere legbatterijverbod laat afweten. Als het uitstel uiteindelijk toch doorgezet zou moeten worden – maar laten we dat alstublieft voorkomen – vraag ik de staatssecretaris om in ieder geval te pleiten voor verplichte afzet alleen in het eigen land van elk product met kooi-eieren en het per januari inzetten van de tijdrovende inbreukprocedures en alles wat daaraan verbonden kan worden om de druk te maximaliseren, niet alleen ervoor maar ook erna.

Tot slot Natura 2000. De vorige minister, minister Verburg, heeft gezegd dat zij met Brussel in overleg gaat over de vraag wanneer een activiteit in het kader van Natura 2000 nu een significant effect heeft en wanneer niet. Voor zover ik weet – ik kan mij natuurlijk altijd vergissen – hebben wij daarover geen terugkoppeling ontvangen. Wil de staatssecretaris de Kamer daarover voor het AO over Natura 2000 informeren? Ik noem dit omdat Potočnik gisteren schreef dat economische activiteiten verzoenbaar zijn met natuurbeschermingseisen, en dat alleen activiteiten met «aanzienlijke negatieve gevolgen» goed bekeken moeten worden. Dan maakt het natuurlijk uit om te weten wat dat «aanzienlijk» is en hoe dat zich verhoudt tot de significante effecten. Als we uit kunnen gaan van «aanzienlijk», als dat de Europese interpretatie is, moeten we uit het juridische moeras kunnen komen, lijkt mij. Dat zou een hoopvol teken zijn. Ik ontvang graag meer informatie daarover van de staatssecretaris. Wat mij betreft hoeft dat niet nu, maar wel graag voor het AO over Natura 2000.

De voorzitter: Dank u wel. Ik heb een reactie op de bijdrage van de heer Dijkgraaf. U verzoekt de staatssecretaris te zeggen dat hij geen onomkeerbare besluiten zal nemen. Ik dacht dat dit inmiddels al gebeurd is. Dat is al gehonoreerd. Daarnaast stelt u een brief aan de orde. De staatssecretaris moet zelf maar kijken of hij daar nu op wil ingaan, want deze brief staat ook nog geagendeerd voor december.

De heer Dijkgraaf (SGP): Voorzitter. Ik heb niet verzocht om een behandelvoorbehoud; ik heb de staatssecretaris erop gewezen dat het er is. Dat maakt natuurlijk nogal wat uit.

De voorzitter: Dat is helder.

Ik geef het woord aan de heer Koppejan, die ook vijf minuten spreektijd heeft. Ik wil hem echter graag de gelegenheid geven om aan het begin van zijn betoog even te reageren op de heer Van Gerven. Daarna begint zijn tijd te lopen.

De heer Koppejan (CDA): Ik denk dat de heer Van Gerven een paar dingen door elkaar haalt. Hij lijkt te veronderstellen dat «sociaal» en «socialistisch» en «Socialistische Partij» drie synoniemen zijn, en dat je dus alleen sociaal bent als je moties van de Socialistische Partij ondersteunt. Ik moet hem uit de droom helpen: zo zit het bij ons niet. Wij maken een eigen afweging. De heer Van Gerven sprak over de discards. Ik denk dat wij het daarover best met elkaar eens zijn. Ook wij vinden dat discards zover mogelijk moeten worden teruggedrongen, en daarin steunen wij de staatssecretaris. Het moet alleen wel op zodanige wijze gebeuren dat er nog altijd gevist kan blijven worden. Zolang er gevist wordt, vis je immers wel eens iets op wat je niet had willen opvissen. Dat blijft altijd zo. Wij hebben echter wel de plicht om met elkaar te streven naar duurzaamheid en de discards zo veel mogelijk terug te dringen. Daaraan wordt hard gewerkt, met name door de vissers zelf.

De heer Van Gerven (SP): Wij stellen dat je in het gemeenschappelijk visserijbeleid bij de toekenning van de ITQ's voorrang moet geven aan innovatieve en duurzame vissers. Dat staat in de motie waar het CDA tegen heeft gestemd. Tevens wordt daarin gevraagd om een progressieve prikkel tot vermindering van aanlanding. De staatssecretaris heeft gezegd dat hij sympathiek staat tegenover beide opties, maar het CDA stemt daartegen. Ik kan dat niet rijmen met het betoog van de heer Koppejan, waarin hij zegt dat hij voor duurzaamheid is.

De heer Koppejan (CDA): Wij maken een eigen afweging. Het gaat om de middelen en hoe je die verdeelt. Wij denken dat wij vooral met betrekking tot het Nederlandse beleid prikkels kunnen uitdelen, maar dat Europees gezien de middelen gewoon zo eerlijk mogelijk moeten worden verdeeld. Ik voeg daaraan in alle eerlijkheid toe: wij zijn het heel vaak met onze staatssecretaris eens, maar wij volgen hem natuurlijk niet blindelings. Dat kan de heer Van Gerven niet van ons verwachten.

Voorzitter. Ik vervang even mijn collega Koopmans. Wij zijn verheugd over de uitwerking van de motie-Koopmans/Jacobi ten aanzien van het Groenboek voorlichting en afzetbevordering landbouwproducten. Minder blij zijn wij met de uitwerking van de motie-Grashoff/Koopmans. Hoewel alle mogelijkheden lijken te zijn verkend, voelt dit toch alsof Nederland de boot mist. Ik sluit mij graag bij voorbaat aan bij de opmerkingen die mijn collega van GroenLinks El Fassed hierover nog zal maken.

Wat is de stand van zaken met betrekking tot de motie over EHEC, waarin de regering wordt verzocht om in de Raad van Ministers tot een akkoord te komen inzake het voorstel van het Europees Parlement om in 2012 250 mln. te reserveren voor groentetelers die lijden onder de gevolgen van de EHEC-crisis? Wij gaan ervan uit dat de regeling opengaat onder dezelfde condities als de eerdere regeling, in ieder geval voor dezelfde periode. Graag verneem ik wat de stand van zaken is en krijg ik hierover een nadere duiding.

Wat betreft het kooiverbod, het verbod op legbatterijen, sluit ik me graag aan bij de vragen en opmerkingen van de collega's Van Gerven en Dijkgraaf.

De voorzitter: Het woord is aan mevrouw Jacobi. Zij heeft nog drie minuten spreektijd.

Mevrouw Jacobi (PvdA): Voorzitter. De SP-fractie sprak over het legbatterijverbod. 1 januari 2012 komt al heel dichtbij. België, Bulgarije, Cyprus, Frankrijk, Griekenland, Hongarije, Italië, Letland, Polen, Portugal en Roemenië hebben aangegeven de deadline niet te zullen halen. Er ligt nu een voorstel, dat zo-even door de heer Dijkgraaf uitgebreid aan de orde is gesteld. Wat vindt de staatssecretaris van dit voorstel? Hoe staat het ervoor met de omschakeling in Nederland zelf?

Vervolgens vraag ik aandacht voor het fiche over de identificatie en registratie. De vorige keer hebben wij hierover al even gesproken. De staatssecretaris zei toen dat er bij de uitwerking van het fiche de mogelijkheid bestaat om een pilot te gaan draaien voor de gewetensbezwaarden. Dat vond ik echt heel goed. Intussen is er weer wat tijd overheen gegaan. Kan de staatssecretaris zeggen in hoeverre hierover al contacten zijn gelegd met Europa? In hoeverre kunnen wij hier met zo'n pilot starten? Kan de staatssecretaris meer zeggen over het wat, wanneer en hoe?

Ten slotte geeft de PvdA-fractie graag enkele opmerkingen mee in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid. Wij vinden eigenlijk dat het wat onduidelijk wordt. De vorige keer is gesproken over enkele piketpalen. CDA, VVD en PVV hebben sterk aangedrongen op een zo hoog mogelijke basispremie en een zo laag mogelijke top-up. Ik denk dat dit heel vreemd zal uitpakken. Volgens de lijnen zoals de PvdA die graag ziet, wordt er in het Europese beleid van uitgegaan dat je inspanningen pleegt voor de premies die je krijgt. Je kunt daarvoor bijvoorbeeld gaan innoveren, verduurzamen en vergroenen. Ik vraag me af hoe de staatssecretaris hierin weer lijn zal proberen te brengen na de tweespalt die is ontstaan door de motie. Wat er nu ligt, heeft eigenlijk een wat vreemde uitwerking. Er zijn zelfs tuinders, in de opengrondtuinbouw en de bloemen- en bomenteelt, die zelf aangeven dat zij die premie helemaal niet nodig hebben. Wij moeten er naar mijn mening duidelijker in zijn dat er een prestatie wordt geleverd voor de premie die je krijgt. Door in die richting te werken, kunnen wij de sector, niet alleen de boeren maar ook de omgeving, helpen. Wij pleiten sterk voor het maximaal inzetten op die nieuwe opgave. Er bestaat Europees gezien onduidelijkheid over de ontvangers. Als er wordt bijgedragen aan plattelandsontwikkeling en wordt meegeholpen bij landschapsbeheer, maakt het ons niet uit of dit gebeurt door een boer of een privépersoon of een natuurorganisatie. Wij vinden gewoon dat het gaat om de prestatie. De prestatie en de premie moeten aan elkaar zijn gekoppeld. Graag krijg ik daarop een reactie.

Wij willen ook graag dat de premies maximaal worden ingezet buiten de primaire sector, in de innovatie in de agroketen, zoals biobased economy. Daarnaast willen wij dat er aan de basispremie, voor zover die zal bestaan, belangrijke voorwaarden worden verbonden, die meteen een prestatie inhouden, bijvoorbeeld akkerrandenbeheer, vruchtwisseling, het ontzien van nesten bij het maaien en een beperking van het gebruik van pesticiden. Het gaat er kortom om dat er steeds prestaties tegenover staan. Dit moet gewoon duidelijk zijn, want daarmee helpen wij elkaar vooruit. Wij moeten niet halfzacht proberen om iedereen een beetje te vriend te houden. Dat gaat niet goed.

De heer El Fassed (GroenLinks): Voorzitter. Het komt in dit verband niet zo heel vaak voor dat GroenLinks samen met het CDA een motie indient, dat deze motie wordt aangenomen door de Kamer en dat de staatssecretaris deze vervolgens naast zich neerlegt. Ik heb het over de motie voor een fatsoenlijke en redelijke afbouwregeling van het minstbedeeldenprogramma voor de jaren 2012 en 2013.

De staatssecretaris zei dat hij de motie niet uitvoert omdat het minstbedeeldenprogramma is opgezet als landbouwinstrument in plaats van als sociaal instrument. Dat kunnen wij volgen, maar het gaat om een overgangsregeling. Deze winter zullen er zonder de overgangsregeling, als de bestaande regeling plotseling wordt gestopt, in Europa duizenden mensen honger lijden. De staatssecretaris zegt dat er een regeling is voor 2012, maar dat is geen fatsoenlijke of redelijke regeling. Het bedrag kan in de meeste landen slechts worden besteed aan magere melkpoeder, omdat er alleen daarin overschotten zijn. Om de voedselbanken echt voor te bereiden, moet er een betere regeling komen voor 2012 en 2013. Daarvoor zijn marktaankopen als tijdelijk middel noodzakelijk.

Een meerderheid van de Tweede Kamer waartoe ook GroenLinks behoort, is het met de staatssecretaris eens dat het voedselprogramma geen permanent beleid moet worden. De motie van de Kamer vraagt echter slechts om een redelijke afwikkeling van het bestaande voedselprogramma. Daarvoor is een sociale rechtsgrondslag gedurende twee jaar bij uitzondering nodig. Door met deze overgangsregeling in te stemmen wordt niet automatisch ingestemd met het Commissievoorstel om het programma ook na 2013 voort te zetten. Sterker nog, het Poolse voorzitterschap heeft tijdens de vorige Raad letterlijk gezegd dat het standpunt over het voorstel voor de overgangsregeling losstaat van een toekomstig standpunt over een nieuw voorstel voor voedselhulp. Dat wordt ook bevestigd door de Commissie. Het gaat alleen over 2012 en 2013. Het staat de regering natuurlijk vrij om dan de voortzetting van het voedselprogramma vanaf 2014 te blokkeren. Graag krijg ik een reactie van de staatssecretaris hierop.

In de spoedprocedure heeft de Kamer erop gewezen dat Nederland zich ervoor zou kunnen inzetten dat het onderscheid tussen de regeling van de komende twee jaar en de periode daarna scherper wordt door in de overgangsregeling specifiek de einddatum van 1 januari 2014 te vermelden. De staatssecretaris heeft dit niet gedaan. Hij heeft alleen herhaald dat Nederland tegen is. De Kamer heeft de staatssecretaris echter niet gevraagd om een standpunt over de toekomst van het programma in te nemen, maar om steun te geven aan een acute, fatsoenlijke en redelijke regeling. Is de staatssecretaris bereid om hieraan alsnog gevolg te geven?

Het akkoord gaan met een tijdelijke voortzetting van het programma tot en met 2013 is niet alleen een zaak van menselijkheid tegenover 18 miljoen armen die plotseling niet meer kunnen rekenen op voedselhulp maar ook van betrouwbaar financieel beleid van de Europese Unie. Het financieel kader van de EU loopt tot en met 2013. Tot het eind van die periode rekenen voedselbanken in Europa op dit voedselprogramma. Deze zaak gaat over kwetsbare mensen en mijn fractie vindt dat de EU de verantwoordelijkheid heeft om dit programma, waarvan overigens Commissaris Andriessen van het CDA de geestelijk vader is, op een fatsoenlijke en redelijke manier te beëindigen.

De voorzitter: Wij hebben net de informatie gekregen dat het VAO dat eventueel zou kunnen volgen op dit overleg, om 17.00 uur zal zijn. Daarom vraag ik of nu al duidelijk is of er een VAO moet komen. Natuurlijk krijgen wij dadelijk nog de beantwoording van de staatssecretaris over de landbouwonderdelen, maar ik begreep dat er vooral gefocust was op visserij.

De heer Van Gerven (SP): Ja, het gaat door. Wij dienen een motie in.

De voorzitter: Dan houden wij daar rekening mee, en moeten wij stipt om 17.00 uur afronden. Daar gaan wij ons best voor doen. De staatssecretaris zal meteen antwoorden. Zullen wij afspreken dat ieder één interruptie krijgt? Ik vraag iedereen om kort te zijn.

Staatssecretaris Bleker: Voorzitter. Ik begin met de kwestie van de legbatterijen en de kooihuisvesting. Wij vinden dat Commissaris Dalli de voorbereidingen moet starten voor de ingebrekestelling van de landen die daarvoor in aanmerking komen. Ook vinden wij dat het uitstel waarvoor de heer Dalli nu ruimte biedt, maximaal een halfjaar mag zijn. Daarbij hoort dat de eieren op het erf gemerkt moeten zijn en in het land moeten worden verwerkt. De eieren mogen niet worden geëxporteerd uit het betreffende land, ook niet in de vorm van eierpoeder. Van producten waarin eventueel eieren uit legbatterijen zijn verwerkt, zoals shampoo – denk bijvoorbeeld aan Roemeense eiershampoo – moeten wij accepteren dat ze nog een halfjaar in andere landen binnenkomen, voor zover daarvan sprake is. Het begint wat ons betreft echter met de ingebrekestelling en een maximale termijn van een halfjaar. Dit zal onze reactie aan de Commissaris zijn als hij aanstaande maandag hierover weer iets meldt.

Het alternatief is dat de eieren en het voedsel, het eierproduct, gewoon niet op de markt, ook niet op de binnenlandse markt of de verwerkingsmarkt terecht mogen komen in het komende halfjaar. Dat geldt ook voor de kippen; naar ik heb begrepen, gaat het om 15 miljoen kippen. Dit betekent gewoon dat 15 miljoen legkippen vervroegd naar de slachterij gaan en eieren op de stort belanden. Dit zal het geval zijn als je dit in zijn meest extreme vorm doorvoert. Wij zijn voor een heel strenge benadering, maar om voor het komende halfjaar, per direct, voor onze rekening te nemen dat de kippen naar de slacht en de eieren naar de stort gaan, gaat ons net wat te ver. In die zin zijn wij voor een heel strenge overgangsregeling van maximaal een halfjaar.

Mevrouw Snijder-Hazelhoff (VVD): Volgens mij hebben wij ook afgesproken dat er een stempelplicht is, zodat wij weten waar de eieren vandaan komen. Realiseert de staatssecretaris zich dat alleen Nederland dat waarschijnlijk al geregeld heeft, maar de andere lidstaten weer niet? Als wij de zaak zo afpellen, zijn wij echt op een glijdende schaal bezig. Ik steun hierin volkomen het verhaal van de heer Dijkgraaf: wij moeten veel scherper laveren. Wij laten ons door Brussel namelijk wel steeds in de hoek zetten, maar de andere lidstaten gaan gewoon hun gang. Een aantal zaken kun je wel naast elkaar zetten. Ik denk echt dat de staatssecretaris wat steviger op het vinkentouw mag zitten.

Staatssecretaris Bleker: Als wij zeggen dat de ingebrekestellingsprocedure moet worden gestart, is dat een duidelijk signaal. Bijvoorbeeld in een interessant dossier als de Westerschelde is er nog geen sprake van het starten van een ingebrekestelling. Dit is dus een heel zwaar middel. Vervolgens zeggen wij: de eieren, de eierproducten en het eierpoeder mogen niet de grens over, het land uit, en er moet worden gemerkt op het erf. Aan al deze voorwaarden moet worden voldaan.

Mevrouw Snijder zei dat er batterijen, stalinrichtingen, van Nederland naar Polen en Roemenië gaan. Het moeten wel heel domme Polen en Roemenen zijn die dat spul nog kopen in de wetenschap dat zij er nog maximaal een halfjaar mee kunnen produceren. Zij moeten het dan nog vervoeren en installeren en zij moeten er nog kippen voor kopen. Ik kan me niet voorstellen dat dit een goede investering is. Of het gebeurt, weet ik niet. Wij hebben hierover eerder al gesproken. Mevrouw Ouwehand heeft aangedrongen op een exportverbod of een soort schrootbehandeling, maar WTO-technisch kan dat niet. Dat is de situatie.

Als de leden vasthouden aan 1 januari, gaan er 15 miljoen kippen vervroegd naar de slacht, en verdwijnen de kippen die desalniettemin op de markt komen, in de afvalbak. Nemen zij dat dan voor hun verantwoording?

Mevrouw Snijder-Hazelhoff (VVD): Naar mijn mening is het ten eerste van belang dat wij boven tafel krijgen of het werkelijk zo is dat onze legbatterijen naar Polen en Roemenië gaan. Ik vind echt dat wij dit moeten uitzoeken. Ik krijg namelijk signalen dat onze mensen ze hier afbreken en ze daar weer opbouwen. Ten tweede is het stempelen cruciaal als wij accepteren dat de eieren in de lidstaten blijven. De eieren moeten dan wel van een stempel zijn voorzien, want anders hebben wij helemaal geen controle. De staatssecretaris zei dat hij niet wil dat er 15 miljoen kippen worden afgemaakt, maar daarvoor is het stempelen heel cruciaal. Het gaat om de vraag of je accepteert dat de eieren in de lidstaten blijven. Zonder stempelen kunnen wij ze niet controleren.

Staatssecretaris Bleker: Dat is voor ons een harde eis als onderdeel van het pakket waarover de heer Dalli spreekt: stempelen of merken op het erf.

De heer Dijkgraaf (SGP): Natuurlijk begrijp ik de argumenten van de staatssecretaris wel. Ik luister daar ook goed naar. Dit is echter precies hoe het spelletje wordt gespeeld. Men laat het op het laatste moment aankomen. Vervolgens zegt men: nu wij zover zijn, kun je het toch niet maken om die kippen af te maken terwijl ze nog goed zijn. Zo wordt het spelletje elke keer gespeeld in de Europese Unie. Als wij iets willen met duurzaamheid, zullen wij de eisen daarvoor ook een keer moeten handhaven. Wij hebben in Nederland vooropgelopen, en als er goed gehandhaafd wordt, zal het misschien nog wat worden. Wij weten echter hoe moeizaam dat stempelen en dergelijke in de praktijk gaan. De VVD-fractie heeft daarover al het nodige naar voren gebracht. Ik heb er dus erg grote moeite mee dat men ons nu in feite chanteert op basis van dat soort argumenten.

De voorzitter: Dat brengt u tot welke vraag?

De heer Dijkgraaf (SGP): Vindt de staatssecretaris niet ook dat men dit lang van tevoren heeft kunnen zien aankomen? Dit is al heel lang bekend. Men had er alles op kunnen voorbereiden. Dan moeten wij ons toch niet laten beetnemen door het argument: wij hebben het nu eenmaal gedaan, en daarvan moeten de consequenties nu maar genomen worden? Zo wordt het nooit wat met het duurzaamheidsbeleid. Dit ondermijnt ook de investeringen in eigen land, die hard nodig zijn voor duurzaamheid voor de toekomst.

Staatssecretaris Bleker: Ik kan mij de teleurstelling van de heer Dijkgraaf heel goed voorstellen. Daar zijn wij deelgenoot in, evenals in de kritische analyse op dit punt. Daarom heb ik ook gezegd dat de ingebrekestelling nu moet worden voorbereid. Het is nu november. Per 1 januari 2012 moet het in werking treden. Daarvoor moet de ingebrekestelling nu worden voorbereid, als onderdeel van het pakket. De overgangsregeling geldt voor maximaal een halfjaar. Die is aan een termijn gebonden. Het is dus niet zo dat de Europese Commissie en wij in het kielzog daarvan het maar een beetje op zijn beloop laten. Dat is absoluut niet zo. Een ingebrekestelling is sowieso nodig. Daarvoor bestaat een procedure. Als wij alleen zeggen dat het niet mag, is het daarmee nog niet meteen over. Dan gaat de ingebrekestellingsprocedure voor al die landen gelden. Dat zijn lange procedures. Deze aanpak, het voorbereiden van een ingebrekestelling en het hanteren van een overgangstermijn van maximaal een halfjaar onder deze conditie, zou er uiteindelijk weleens toe kunnen leiden dat die eieren eerder van de markt zijn dan als wij nu alleen zouden koersen op de ingebrekestelling, gelet op het tijdsverloop dat daarmee is gemoeid. Dat zou zo kunnen zijn. Maar ik moet zeggen dat het ook een beetje kafkaiaans is allemaal. Dat ben ik met de leden eens.

De voorzitter: Mijnheer Dijkgraaf, een korte vervolgvraag.

De heer Dijkgraaf (SGP): Ik ben in ieder geval blij met dit antwoord. Wij gaan nog wel even broeden op een vervolg, heel goed luisterend naar de argumenten van de staatssecretaris. Als ik om mij heen kijk in de Kamer, denk ik wel dat de Kamer breed van mening is dat het ons goed zou uitkomen als de staatssecretaris in Brussel overbrengt dat dit eigenlijk echt niet kan. Als wij meters willen maken op het duurzaamheidsvlak, wat wij linksom of rechtsom met elkaar heus wel willen, de een wat sneller dan de ander, moet men dit soort dingen echt niet uithalen, want dan wordt het niets. Dat ondermijnt de prikkel die wij bij de investeerders hard nodig hebben.

Staatssecretaris Bleker: Dat zal ik absoluut doen, mede omdat het aansluit bij mijn eigen opvatting. Daar heb ik zelfs geen motie voor nodig.

De heer Dijkgraaf (SGP): Ik vind dit wel een belangrijk punt. Ik zal hierover geen motie indienen, want ik denk dat wij dit gewoon Kamerbreed met elkaar delen, en dat de staatssecretaris dit als steun in de rug kan meenemen.

De voorzitter: Wij noteren het als toezegging.

De heer Van Gerven (SP): Ik hecht toch aan 1 januari. Men wist vanaf 1999 dat dit aan de orde was. Ik vind het dan ook, in lijn met wat de heer Dijkgraaf zei, een beetje demagogisch om te komen met het argument dat er dan een heleboel kippen en eieren vernietigd moeten worden. Men had dit kunnen zien aankomen. Ik denk dus dat wij maar gewoon een streep moeten trekken en alles op alles moeten zetten om ervoor te zorgen dat op 1 januari ook in de shampoo die in Nederland wordt geïmporteerd, fatsoenlijk geproduceerde eieren zitten. Graag krijg ik daarop een reactie. Ook hoor ik graag van de staatssecretaris wat hij ervan vindt als boeren kooien verkopen die eigenlijk vernietigd moeten worden, die naar de schroothoop moeten. Moeten wij daarvan geen werk maken? Het kan toch niet zo zijn dat ook onze boeren Europese wetgeving ondermijnen?

Staatssecretaris Bleker: Volgens mij is de wet heel duidelijk. Je mag geen kippen houden in kooien, maar je mag wel kooien hebben. Zo is het, niet meer en niet minder.

De heer Van Gerven (SP): De staatssecretaris moet er niet omheen draaien. Als een boer de kooien verkoopt naar Roemenië of Polen en ze daarheen uitvoert, is het toch zonneklaar dat die kooien hergebruikt zullen worden? Laat ik het heel scherp stellen: wij exporteren ook geen verrijkt uranium naar Iran, omdat wij weten dat het daarmee wel eens fout zou kunnen gaan. Ik vind dan ook dat wij een gezaghebbende oproep moeten doen dat boeren die kooien moeten vervangen, deze niet exporteren naar landen waar ze hergebruikt worden.

Staatssecretaris Bleker: Als ze naar Roemenië of Polen worden geëxporteerd, mogen ze daar niet gebruikt worden. Wat de Poolse en Roemeense afnemers verder met die kooien doen en of zij ze naar de Oekraïne of Rusland of waar dan ook doorverkopen, is aan hen. Ik vind niet dat je Nederlandse ondernemers die van dat spul af moeten, in de beklaagdenbank moet zetten als zij gewoon hun spulletjes verkopen aan de best biedende onder de beste condities. Hen moreel in de beklaagdenbank zetten, stuit me ook tegen de borst.

Mevrouw Ouwehand (PvdD): De VVD wierp voorzichtigjes tegen: wij gaan de kooien hier afbouwen, maar dan worden ze in Polen weer opgebouwd. De heer Van Gerven heeft een punt: daaraan werkt men dan wel zelf mee. Ik heb een pluimveehouder gesproken die zei: ik kan de kooien naar de schroot brengen, maar de Oekraïne geeft net een paar centen meer; dus doe ik dat. Ik vind dat de staatssecretaris daaraan een moreel oordeel zou kunnen verbinden. Het gebeurt niet vaak, maar ik deel de opvattingen van de SGP. Het is chantage. Hoezo zou de enige uitweg zijn om de kippen naar de slacht te brengen? Zonder dat dit een concreet voorstel is, zie ik toch voor me dat degenen die het verbod hebben zien aankomen en daarnaar niet hebben gehandeld, voor de 15 miljoen kippen waarover de staatssecretaris sprak zelf met een oplossing komen die recht doet aan de normen voor dierenwelzijn in Europa.

De voorzitter: Uw vraag is?

Mevrouw Ouwehand (PvdD): Dat wordt dus een enorm veld met 15 miljoen kippen, waaraan wij kunnen zien: zo schaamteloos gaan wij in Europa met dieren om. Waarom wordt het meteen de slacht? Wat voor precedent zal dit scheppen voor andere afspraken die wij in Europa maken? Gaan wij dit straks ook krijgen met de zeugen: wij kunnen ze niet in groepshuisvesting onderbrengen, en anders gaan ze allemaal naar de slacht? Ik wil daar niet in mee.

Staatssecretaris Bleker: Volgens mij is er niet echt een vraag gesteld. Er is een stelling betrokken. Er is mij gevraagd om een moreel oordeel vellen, maar dat doe ik niet. Als de Nederlandse overheid dit had willen voorkomen, had zij een saneringsregeling met geld erbij op tafel moeten leggen. Zo nuchter moet je zijn. Dan voorkom je dat de zaak verkocht wordt aan wie dan ook. Nogmaals, als Nederlandse ondernemers die nieuwe investeringen plegen en aan fatsoenlijke huisvesting doen, de kooien op normale basis verkopen, vind ik het ongepast om met het vingertje te wijzen en te zeggen: die 2 of 3 cent extra – dat kunnen uiteindelijk samen een heleboel euro's zijn – had je niet mogen vangen. Kom op.

De voorzitter: Mevrouw Ouwehand gaat over haar vragen, de staatssecretaris gaat over zijn antwoord. Ik heb alleen het verzoek aan mevrouw Ouwehand, evenals aan de anderen, om te proberen iets korter te zijn, want anders loopt het een beetje uit. U krijgt nog uw nabrander, mevrouw Ouwehand.

Mevrouw Ouwehand (PvdD): Ik wil nog van de staatssecretaris weten of hij zeker weet dat in Nederland iedereen is omgeschakeld. Als dat niet zo is, als wij in Nederland op 1 januari 2012 nog een bedrijf hebben met een legbatterij, is hij dan bereid om dat bedrijf onmiddellijk te sluiten wegens het illegaal houden van dieren?

Staatssecretaris Bleker: Het is nu 10 november. Voor zover ik weet is er in Nederland een vijf- tot tiental bedrijven die graag per 1 januari 2012 een gerenoveerde of nieuwe kippenschuur zonder kooien hadden willen hebben, maar door lengte van procedures ondanks tijdige aanvraag, bijvoorbeeld onduidelijkheid over Natura 2000-gebieden en onduidelijkheid over LOG-procedures, procedures voor landbouwontwikkelingsgebieden, nog steeds geen zekerheid hebben over een vergunning. Zulke bedrijven zijn er. Volgens onze schatting – dit ligt echter met name bij de provincies – gaat het om vijf tot tien bedrijven. Zij hadden graag al willen bouwen en hebben de vergunning tijdig aangevraagd, maar door exogene factoren is de procedure langer gaan lopen dan redelijkerwijs gesproken had kunnen worden voorzien. Dat klopt.

Mevrouw Ouwehand (PvdD): Dan gaat het dus om het illegaal houden van dieren, want de legbatterij is verboden. Gaat de staatssecretaris deze bedrijven dan sluiten? Hij hoeft bij mij niet met krokodillentranen aan te komen over Natura 2000, want het is dit kabinet, het is het CDA, dat voor die enorme vertraging en die onzekerheid heeft gezorgd. Daar trappen wij dus niet in.

Staatssecretaris Bleker: Het is 10 november, en wij wachten even af hoe de balans eind december is. Dan zullen wij bekijken hoe en wat. Als ondernemers echt alles hebben gedaan in de procedure, als zij tijdig de vergunning hebben aangevraagd en tijdig de informatie hebben verstrekt, als zij alles en nog wat hebben gedaan en dan door exogene factoren, waarmee je normaal gesproken geen rekening kunt houden, over de termijn van 1 januari 2012 heen gaan, hoort de overheid te bezien of in zo'n geval een hardheidsclausule moet worden toegepast. Dat is ook recht.

Mevrouw Ouwehand (PvdD): Dan wordt staatssecretaris Bleker dus de illegale kippenhouder.

De voorzitter: Hiermee is dit voldoende besproken, denk ik. Ik stel voor dat de staatssecretaris zijn beantwoording vervolgt.

Staatssecretaris Bleker: Toen was staatssecretaris Bleker de illegale kippenhouder.

Voorzitter. Mevrouw Ouwehand zei dat ecolabeling op levensmiddelen verwarrend is met het oog op biologische producten. Het is op dit moment verboden om iets ecologisch te noemen als het niet biologisch is. In die zin ben ik tegen ecolabeling.

Mevrouw Snijder sprak over de Afrikaanse varkenspest. Hierover hebben wij een brief gestuurd. Met name het Russische gebied is risicovol. Deze varkenspest wordt trouwens niet alleen door transport verspreid, maar ook door wilde varkens. Gelukkig mag men in het Russische gebied wel op wilde varkens schieten. Men mag dus proberen om de insleep van die vreselijke ziekte te beperken. Als het aan ons ligt, zit de Europese Commissie erbovenop, ook als het gaat om de voorwaarden ten aanzien van transport en dergelijke.

De heer Van Gerven stelde een vraag over de elektronische registratie en identificatie van runderen. Ook mevrouw Jacobi sprak hierover. Er ligt een voorstel van de Commissie tot aanpassing van de regelgeving voor de I&R Runderen om toepassing van elektronische identificatie mogelijk te maken. Hierdoor wordt het in de toekomst mogelijk om te kiezen voor andere identificatiemogelijkheden dan alleen via oormerken. Wij zullen nog met elkaar moeten spreken over de precieze ruimte die deze voorstellen bieden. In onze contacten met de Commissie zullen wij maximale ruimte bepleiten. Wij zullen ons dus echt inzetten voor de erkenning van andere identificatiemogelijkheden, die ook ruimte bieden voor de gewetensbezwaarden.

De heer Dijkgraaf vroeg wat de Commissie verstaat onder een significant effect in verband met Natura 2000. Hij citeerde de heer Potočnik. Ik kende dat citaat niet, maar het is een hoopgevend citaat.

De heer Dijkgraaf (SGP): Dit komt uit het antwoord van de Commissie op schriftelijke vragen van de heer Gerbrandy van D66 over de nieuwe Natura 2000-aanpak. Deze antwoorden zijn net binnen. Het is misschien goed om daar nog even goed naar te kijken.

Staatssecretaris Bleker: Hartelijk dank in de richting van de heer Gerbrandy. Hij heeft vragen gesteld die tot een interessant, ruimte biedend antwoord hebben geleid.

Mevrouw Ouwehand (PvdD): Daar denkt hij zelf anders over.

Staatssecretaris Bleker: Dat is altijd zo. Als je een antwoord geeft of krijgt, wordt het altijd verschillend geïnterpreteerd. Ik zal dit nader bestuderen. Vóór het AO Natura 2000 komen wij met een brief hierover, waarin overigens meerdere aspecten aan de orde zullen komen.

De motie van de heer Koopmans en mevrouw Jacobi over EHEC wordt in het kabinet besproken. Ik verwacht de Kamer volgende week dan wel uiterlijk de week daarop te kunnen informeren hoe het kabinet met deze motie omgaat.

De heer El Fassed en de heer Koppejan hebben gesproken over de minstbedeeldenregeling. Als het goed is, hebben zij kunnen lezen wat de inbreng van mijn kant namens de Nederlandse regering in de desbetreffende Landbouwraad is geweest. Deze inbreng hield in dat wij tegen een minstbedeeldenregeling in het nieuwe Europese landbouwbeleid zijn. Wij delen de opvatting van verscheidene anderen dat er geen grondslag meer is voor de minstbedeeldenregeling in de komende twee, drie jaar. Vervolgens is er in de Raad door een behoorlijk aantal landen gepleit voor een onverkorte voortzetting van de regeling, in ieder geval voor de periode tot aan het nieuwe landbouwbeleid. Sommige landen zagen dit bovendien als opmaat naar een nieuwe regeling in het nieuwe gemeenschappelijk landbouwbeleid. Zo zag het speelveld eruit. Daarbij werden degenen die dit blokkeerden, waaronder Nederland, zelfs duidelijk in de hoek gezet als niet sociaal voelend jegens de minstbedeelden in Europa.

Een bescheiden, beperkte afbouwregeling lag dus helemaal niet op tafel. Er is ook geen enkele initiatief van bijvoorbeeld de zijde van Frankrijk of anderen geweest, formeel noch informeel, om tot een kleine, sobere, simpele afbouwregeling of uitloopregeling te komen. Men ging voor deze termijn van het Europese landbouwbeleid voor het volle pond: voortzetting van de oude regeling in de komende paar jaar. Ik heb in de Raad in mijn woorden gezegd dat wij dat niet kunnen steunen, maar dat ik niet wil verhelen dat in ons parlement is gepleit voor een afbouwregeling. Zo heb ik duidelijk willen maken hoe de gevoelens in Nederland liggen. Ik heb gezegd dat wij principieel tegen zijn, dat wij geen voorstander zijn van een volledige voortzetting, maar heb daarbij melding gemaakt van hoe er in het parlement wordt gedacht over een beperkte afbouwregeling. Daarop is tijdens de Raad door niemand formeel dan wel informeel gereageerd. Er waren namelijk maar twee smaken: het was óf niet óf het volle pond. Voor een deel van de landen was het volle pond ook nog de opmaat naar een nieuwe regeling. Door geen enkele voorstander van voortzetting is een voorstel gedaan dat neerkwam op een bescheiden, beperkte, afgeslankte, kleine overgangsregeling. Zo'n voorstel is er niet geweest. Ik heb gehandeld in lijn met het kabinetsstandpunt. Dat was duidelijk. Bovendien heb ik melding gemaakt van het gevoelen dat in het parlement leeft, maar daarbij is op geen enkel punt aansluiting gezocht.

De heer El Fassed (GroenLinks): Dan had de staatssecretaris, de motie volgend, dit toch kunnen inbrengen tijdens de Raad?

Staatssecretaris Bleker: Nee. Het standpunt van het kabinet was duidelijk. Dat hebben wij de Kamer ook gemeld, onder meer in een brief als reactie op de motie. Ik ben zo open en fair geweest om de gevoelens in ons parlement te melden. Op dat moment is het aan de voorstanders om te bepalen of zij dat gevoelen zien als een basis om met een heel ander voorstel dan het voorliggende voorstel te komen. Dat is niet aan ons.

De heer El Fassed (GroenLinks): Als er een voorstel wordt gedaan om de afbouwregeling eind 2013 te beëindigen, gaat de staatssecretaris daarmee dan akkoord of niet?

Staatssecretaris Bleker: Ik wacht af wat er gebeurt. Ik heb zonet bij de aankondiging van de toegevoegde punten gemeld dat de minstbedeeldenregeling door geen enkele lidstaat, ook niet door de voorstanders – zij zouden het hebben moeten doen – is toegevoegd aan de agenda voor de Landbouwraad van aanstaande maandag. In die situatie zitten wij nu. Tegelijkertijd moeten wij consistent zijn met betrekking tot de brief van 2010 van zowel de Voorzitter van de Tweede Kamer als van de Voorzitter van de Eerste Kamer, waarin wordt gezegd dat dit type financiële ondersteuning niet van Europa hoort te komen. Wat ons betreft hoort het dus ook niet uit het Europese landbouwbudget te komen. Dat is de andere kant van de medaille. De marge voor het parlement is dus ook heel beperkt, als men tenminste consequent wil zijn ten opzichte van eerdere brieven. Vorige week, als ik het wel heb, zat ik in deze Kamer in een overleg over armoedebeleid met de heer De Krom. Daarin is dit punt ook aan de orde geweest. Ook toen heeft de Kamer zich heel bescheiden en terughoudend opgesteld, op dezelfde wijze als vandaag verwoord werd door de heer El Fassed. Er werd gezegd dat men niet pleitte voor structureel beleid en niet voor een complete voortzetting. Door een enkeling is nog gevraagd wat ik heb gedaan in de laatste Landbouwraad, maar er is geen uitdrukkelijk verzoek gekomen om tot heropening van het debat over te gaan. Ik vind ook niet dat wij dat moeten doen. Dat moeten Frankrijk, Italië enzovoorts doen. Laten wij wel wezen: wij hadden het over de arme mensen in Roemenië, maar ongeveer 60% tot 70% gaat naar de Fransen en de Italianen. Frankrijk en Italië kun je toch niet als nieuw toegetreden, arme ontwikkelingslanden zien.

De voorzitter: Ik denk dat deze vraag hiermee voldoende is beantwoord en vraag de staatssecretaris om zijn beantwoording op de andere punten voort zetten.

Staatssecretaris Bleker: De uitspraken van de heer De Schutter onderschrijf ik niet. Het idee dat het Europese landbouwbeleid nog steeds, ook in zijn nieuwe vormen van de afgelopen jaren, de ontwikkeling van de landbouw- en voedselproductie in de ontwikkelingslanden blokkeert, vind ik echt getuigen van weinig oog voor de ontwikkelingen in de afgelopen twintig jaar. Dit heb ik ook in de brief aan de Kamer tot twee keer toe vermeld. Het is een ouderwets idee. Ik durf wel een andere stelling aan, namelijk de volgende. De investeringen die mede door de publieke sector in de agrisector in Nederland en in Europa zijn gedaan, zijn een zegen. Ze hebben knowhow opgeleverd, bijvoorbeeld over uitgangsmateriaal of teelten. Zo worden droogtebestendige teelten mogelijk gemaakt. Dankzij die investeringen kunnen technieken worden geïntroduceerd en kan er knowhow worden overgedragen. Het is een zegen dat wij dit voor heel veel ontwikkelingslanden kunnen doen.

Tijdens alle handelsmissies die ik tot nu toe heb gedaan naar armere landen, van alle kleuren, of het nu gaat om de Socialistische Republiek Vietnam, om India, om Zuid-Afrika, om Mozambique of om Kenia, wordt door de regeringen en mensen uit het bedrijfsleven steeds één ding als eerste gezegd: help ons op het terrein van landbouw en agrifood, want daarin bent u de beste en is Europa de beste. Dat is toch uitzonderlijk? Men vraagt in al die landen: kom met knowhow uit Wageningen, kom met knowhow uit de glastuinbouw, kom met knowhow uit de melkveehouderij, kom met knowhow over manieren om – het klinkt een beetje cru – veilig en effectief te slachten in plaats van op de manier waarop wij het hier nu doen. Men moet mij niet vertellen dat het anders is. Die landen zitten te springen om onze knowhow, onze investeringen en onze tools. Die willen ze dolgraag. Stel je voor dat wij 40 jaar lang niets hadden gedaan aan onze landbouw. Dan hadden wij nu op het niveau van de jaren zeventig gezeten. Dat zou slecht zijn geweest voor de ontwikkelingslanden die nu vooruit willen met hun voedselproductie. Het zou anders zijn als wij tarifaire barrières zouden opwerpen, maar dat is allang voorbij. Dat speelt niet. Wij moeten eens een einde maken aan dat verhaal. Telkens wanneer ik weer een nieuw voorbeeld heb, uit welk land dan ook waar ik op bezoek ben geweest, zal ik proberen mevrouw Ouwehand te overtuigen. Dat gaat niet lukken, hoor ik mevrouw Ouwehand zeggen. Ga eens naar India, zou ik tegen haar zeggen, om te weten te komen wat de toekomst is van kalveren die daar geboren worden.

Mevrouw Ouwehand (PvdD): De staatssecretaris daagt mij uit. Hij kan weten dat er een heel ander startpunt is.

De voorzitter: Deze uitdaging moet u maar even weerstaan, mevrouw Ouwehand. Dit moeten wij op een ander moment doen. Wij hebben nog tien minuten. De staatssecretaris vervolgt zijn beantwoording.

Mevrouw Ouwehand (PvdD): Ik was niet onder de indruk, dat kan ik wel zeggen.

Staatssecretaris Bleker: Nee, dat is mij niet gegeven. Er is overigens wel een moment geweest waarop ik heel veel indruk heb gemaakt, want ik heb begrepen dat u mij een brief hebt geschreven onder de naam van een ander. U mag mij gewoon onder uw eigen naam brieven schrijven. Daar heb ik geen enkel probleem mee. Toen ik wat in het ongerede lag, heb ik ook een kaartje gehad. Gewoon zelf brieven schrijven, dat vind ik veel leuker, met naam en toenaam erbij.

Mevrouw Snijder en de heer Dijkgraaf vroegen naar het standpunt van het kabinet inzake het GLB en de basispremie. Is dat in lijn met de moties daarover, wilden zij weten. Wij steunen de Commissie als het gaat om een vergroening van 30% in de eerste pijler, zij het op een andere manier dan de Commissie voorstaat. Wij zijn namelijk voor effectieve, slimme vergroening. Daarbij gaat het niet alleen om zichtbare vergroening in de weide en op de akker, maar ook om vergroening in het bedrijfsproces: minder milieudruk, minder emissie enzovoorts. Ook technologische vernieuwing in het bedrijfsproces heeft positieve vergroeningseffecten. Vergroening is daarmee niet alleen een kwestie van teruggaan naar een soort ot-en-sienlandschap, maar ook van het stimuleren van moderne hightech in de agrarische bedrijvigheid.

Mevrouw Snijder sprak over de 7% van het akkerbouwgebied. In de brief staat dat wij dat percentage te hoog vinden. Wij denken dat wij met een kleiner areaal, een kleiner percentage dan de 7% een heel goed product kunnen realiseren als het gaat om agrobiodiversiteit, om het zo maar even te noemen. Dat is vooral goed mogelijk als je het niet alleen per bedrijf doet maar ook collectief, door collectief een gebied ecologisch mooi en goed in te richten.

Waarom is de eis gesteld dat alleen bedrijven in aanmerking komen die in 2011 een toeslagrecht hadden, vroeg mevrouw Snijder voorts. Dat is een WTO-eis.

Dat van de gewasrotatie vinden wij ook geen goed idee. Dat is iets statisch. Wij steunen de Commissie echt wel in de vergroeningsidealen, maar men komt met een uitwerking die heel rigide is en die soms, in bepaalde landen, niet effectief is, bijvoorbeeld in een land met zo intensieve landbouw als Nederland. De doelen moet je wel willen bereiken, maar dat moet je op een andere manier doen.

Over het begrip «actieve landbouwer» kun je een hele discussie voeren. Wij hebben het praktisch opgelost. Onder andere Schiphol noemen wij niet «actieve landbouw». Natuurmomenten is wel een actieve landbouwer. Die vereniging krijgt nu ook een behoorlijk bedrag aan toeslagrechten. Dat kan men op onze site nagaan. De reden daarvoor is dat Natuurmonumenten een deel van de gronden in agrarisch gebruik heeft. Dat kun je zien als voedsel producerend agrarisch gebruik. Voor die gronden komt men dus in aanmerking voor een toeslagrecht. Dat kan. Wij denken dat de Commissie ten aanzien van het begrip «actieve landbouwer» een enorm definitiemoeras ingaat. Zo schijnen er in Noord-Zweden landbouwers te zijn die al 20 of 30 jaar hetzelfde doen en niet investeren. De prijs van de grond is er € 2000 per ha. Is dat actieve landbouw of is het gewoon landschapsbeheer? Dat soort discussies krijg je. Dat gaat ons niet lukken. De manier waarop wij het nu doen, is voor Nederland voldoende helder en simpel. Laten wij het dus zo blijven doen, zo hebben wij gezegd.

De voorzitter: Ik kan niemand meer ruimte geven voor interrupties. Ik vraag de staatssecretaris om op de klok letten, want wij moeten echt uiterlijk om 17.00 uur klaar zijn.

Staatssecretaris Bleker: Als de vergroening effectief en slim wordt ingevuld op de manier die wij voorstellen, vind ik het aanvaardbaar dat de vergroening gekoppeld is aan de basispremie. Dat is een top-up die redelijkerwijs uitvoerbaar is voor de Nederlandse boeren. Dan vind ik het aanvaardbaar als die gekoppeld is aan de basispremie.

Het behandelvoorbehoud is mij bekend, en daarnaar blijf ik mij ook geheel gedragen. Dat betekent dat er geen onomkeerbare stappen worden gezet en er geen onomkeerbare standpunten worden ingenomen voordat wij daarover hier gesproken hebben.

De Commissie heeft twee varianten geschetst voor de overgangsperiode van oud naar nieuw. Het moet in alle gevallen snel. Wij willen met LTO nog eens goed bekijken wat een overgangsperiode is die aan de ene kant voldoende stimulansen biedt voor de ondernemers van de toekomst, en aan de andere kant geen schoksituatie creëert waardoor er in één klap veel inkomensverlies optreedt voor ondernemers.

De voorzitter: Dank u wel. Ik zie dat verschillende woordvoerders nog vragen hebben, maar mij lijkt dat ik er verstandig aan doe om eerst de toezeggingen met de commissie door te nemen. Daarna kunnen wij bezien of er nog heel dringende opmerkingen te plaatsen zijn. Wellicht is er ook nog wat tijd nodig voor de voorbereiding van de eventueel in te dienen moties.

Wij hebben de volgende toezeggingen genoteerd.

  • 1. De staatssecretaris van EL&I zegt toe dat het rapport bruinvisbescherming, dat hij op 23 november aanstaande ontvangt, per omgaande en voorzien van een kabinetsreactie aan de Kamer zal worden toegestuurd en dat hij nader zal terugkomen op de situatie in verband met Ameland.

  • 2. De staatssecretaris van EL&I zal de literatuurstudie inzake discards naar de Kamer sturen.

  • 3. Voor het eind van het jaar zal de Kamer de samenstelling van de commissie inzake de binnenvisserij ontvangen, en voor de zomer van 2012 het rapport.

  • 4. De Kamer ontvangt een brief inzake het onderzoek naar de schone paling.

  • 5. Voor het AO PAS/Natura 2000 ontvangt de Kamer een brief over Natura 2000, waarin mede wordt ingegaan op de reactie van Eurocommissaris Potočnik op de vragen van de Europarlementariër Gerbrandy.

  • 6. Voor het eind van volgende week ontvangt de Kamer een brief inzake de motie-Koopmans c.s over de EHEC-schaderegeling.

Daarnaast is een toezegging gedaan in de richting van de heer Dijkgraaf over de reactie die de staatssecretaris zal meenemen. Die is genoteerd in het verslag.

Mevrouw Snijder-Hazelhoff (VVD): Voorzitter. Laat één ding helder zijn. Ik zal er nu geen motie over indienen, maar de VVD-fractie steunt absoluut niet de motivering van de staatssecretaris over de actieve boeren. Dat ziet de VVD echt heel anders. Ook horen wij nog graag een reactie op de WTO-eis. Dat alleen bedrijven die in 2011 een toeslagrecht hadden hiervoor in aanmerking komen, kan naar ons gevoel niet de waarheid zijn. Dan zouden er heel veel bedrijven in Nederland buiten de boot vallen. Ook dat zien wij als een zorgpunt. Op die twee onderdelen kan de staatssecretaris dus nog wel werk verwachten.

De voorzitter: Daar komt u op terug.

De heer Dijkgraaf (SGP): Voorzitter. Staat ook het IMARES-rapport over de schieraaluittrek bij de toezeggingen? Daarover heb ik een vraag gesteld, en de staatssecretaris heeft daar ja op gezegd.

De voorzitter: Bij de toezeggingen staat de brief inzake het onderzoek naar de schone paling. Dat moet worden: schone paling schuine streep schieraal.

De heer Dijkgraaf (SGP): Het zijn twee rapporten.

Ik ga ervan uit dat de staatssecretaris ons vóór een volgend AO over de Landbouw- en Visserijraad per brief zal informeren over de zeedagenkorting en de lagere quota voor geassocieerde bestanden.

Met betrekking tot het GLB ga ik ervan uit dat de staatssecretaris in staat is om met een dusdanige uitwerking te komen dat die volstrekt in lijn is met tekst en geest van de aangenomen motie over het GLB. Gelukkig zie ik de staatssecretaris knikken. Dat is voor dit moment het belangrijkste. De detaildiscussie volgt daarna wel, al houden wij onze zorgpunten. Dit vind ik echter de belangrijkste constatering, want deze motie werd breed gesteund.

Mevrouw Jacobi (PvdA): Voorzitter. Ik spits het vanwege de tijd toe op één punt, namelijk de pilot of de proef, wat het ook moge zijn, die rechtvaardigt dat er blijkbaar palingfuiken in de Friese wateren staan, terwijl er op dit moment een verbod geldt. Waaruit bestaat deze pilot precies? De staatssecretaris heeft toegezegd dat de handhavers goed worden geïnformeerd, maar ik heb ook gevraagd om de Kamer hierover te informeren.

Mevrouw Snijder-Hazelhoff (VVD): Er is nog één vraag van mij blijven liggen, namelijk die over de blauwtongvrije status.

De voorzitter: Kan de staatssecretaris nog een korte reactie geven?

Staatssecretaris Bleker: De blauwtongvrije status proberen wij per 1 januari te regelen.

De brief inzake de kwestie die door mevrouw Jacobi is aangekaart, komt.

De voorzitter: Andere zaken komen op een ander moment terug. Ik dank de leden en de staatssecretaris voor hun voor medewerking om ervoor te zorgen dat wij voor vijf uur zijn geëindigd.

Excuus, mijnheer El Fassed, ik had u niet gezien. U krijgt alsnog een herkansing.

De heer El Fassed (GroenLinks): Voorzitter. Als ik de staatssecretaris goed begrijp, kan hij de motie uitvoeren als de kwestie opnieuw geagendeerd wordt door een andere lidstaat van de Europese Unie en als er een redelijke en fatsoenlijke regeling voor 2012 en 2013 uitkomt. Kan de staatssecretaris dan ook een redelijke en fatsoenlijke regeling voor 2012 en 2013 met als einddatum 31 december 2013 als Nederlands amendement inbrengen?

Staatssecretaris Bleker: Nee, ik wacht af waarmee de lidstaten onder leiding van Frankrijk en anderen komen. Zoals ik eerder zei, stem ik ook niet bij voorbaat in met een sobere, eenvoudige afbouwregeling, zo. Ik wil dit eerst zien. Als er met Nederland al over iets gesproken kan worden, dan alleen over zoiets. Wij zijn echter niet aan de bal. Anderen zijn hierbij aan de bal.

De heer El Fassed (GroenLinks): Ik neem aan dat de staatssecretaris wel de motie van de Kamer gaat uitvoeren als dit het geval is.

Staatssecretaris Bleker: In feite zou je kunnen zeggen: de vraag of de motie van de Kamer kan worden uitgevoerd, ligt vooral in handen van Frankrijk en een aantal andere landen. Het hangt af van de vraag of deze landen met iets totaal anders komen dan wat er nu ligt. Dat is namelijk gewoon een voortzetting voor de komende jaren van het oude beleid, en daar zeggen wij nee tegen. Zolang dit zo is, blijven wij netjes nee zeggen.

De voorzitter: Met dit antwoord moet u het voorlopig doen. Ik sluit deze bijeenkomst.