Ontvangen 11 april 2025
De ondergetekenden stellen het volgende amendement voor:
I
Na artikel I, onderdeel L, wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:
La
Aan artikel 18a, zevende lid, wordt toegevoegd «en de nadelige gevolgen van het opleggen van een boete voor de persoon aan wie een boete wordt opgelegd onevenredig zijn in verhouding tot de met het besluit te dienen doelen,».
II
Na artikel I, onderdeel HH, wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:
HHa
In artikel 58, achtste lid, wordt na «aanwezig zijn» ingevoegd «en de nadelige gevolgen van de terugvordering voor de persoon van wie wordt teruggevorderd onevenredig zijn in verhouding tot de met het besluit te dienen doelen,».
III
Na artikel II, onderdeel H, worden twee onderdelen ingevoegd, luidende:
Ha
Aan artikel 20a, zevende lid, wordt toegevoegd «en de nadelige gevolgen van het opleggen van een boete voor de persoon aan wie een boete wordt opgelegd onevenredig zijn in verhouding tot de met het besluit te dienen doelen,».
Hb
In artikel 25, zevende lid, wordt na «aanwezig zijn» ingevoegd «en de nadelige gevolgen van de terugvordering voor de persoon van wie wordt teruggevorderd onevenredig zijn in verhouding tot de met het besluit te dienen doelen,».
IV
Na artikel III, onderdeel I, worden twee onderdelen ingevoegd, luidende:
Ia
Aan artikel 20a, zevende lid, wordt toegevoegd «en de nadelige gevolgen van het opleggen van een boete voor de persoon aan wie een boete wordt opgelegd onevenredig zijn in verhouding tot de met het besluit te dienen doelen,».
Ib
In artikel 25, zevende lid, wordt na «aanwezig zijn» ingevoegd «en de nadelige gevolgen van de terugvordering voor de persoon van wie wordt teruggevorderd onevenredig zijn in verhouding tot de met het besluit te dienen doelen,».
De Participatiewet (en andere sociale zekerheidswetten) bevatten allemaal de mogelijkheid om in verband met dringende redenen geheel of gedeeltelijk af te zien van terugvordering wanneer de uitkering tot een te hoog bedrag is uitgekeerd of na het opleggen van een bestuurlijke boete. In de jurisprudentie is deze clausule altijd zeer strikt en beperkt uitgelegd waarmee burgers feitelijk zelden een geslaagd beroep konden doen op deze bepaling. Na de conclusie van Advocaat-Generaal De Bock en de volgende uitspraak van de Centrale Raad van Beroep is deze uitleg gewijzigd: «De dringende reden moet op zo’n manier worden ingevuld, dat zij als wettelijke hardheidsclausule een wezenlijke rol kan spelen in het stelsel van herziening en terugvordering van uitkeringen.»1 Met dit amendement beogen de indieners om deze jurisprudentie te codificeren. Zoals op dit punt duidelijk is gebleken kan de uitleg van wettelijke bepalingen in jurisprudentie sterk wijzigen. De norm die nu middels de jurisprudentie is neergelegd beogen indieners nu ook wettelijk te verankeren. Op deze wijze kunnen burgers niet enkel een beroep doen op de geldende jurisprudentie, maar op een wet. Dit amendement sluit ook aan op het beleid van het kabinet aangezien zij hebben gesteld: «De (beleids)ruimte die is ontstaan met deze uitspraak wil ik behouden.» (Kamerstukken II 2024/25, 17 050, nr. 609).
Ceder Van Kent Lahlah I. van Dijk Paulusma