De bereikbaarheid van zorginstellingen met het openbaar vervoer, naar aanleiding van de opheffing van bushalte Mooiland in Doorwerth. |
|
Habtamu de Hoop (PvdA) |
|
Thierry Aartsen (VVD) |
|
|
|
|
Bent u ermee bekend dat bushalte Mooiland in Doorwerth, gelegen nabij de zorginstellingen Philadelphia en Vilente, wordt opgeheven?
Nee, van de provincie Gelderland heb ik begrepen dat inmiddels is besloten om de bushalte niet op te heffen.
Bent u ermee bekend dat de zorginstellingen en buurtbewoners hun zorgen hebben geuit in diverse regionale media en middels een brief aan de provinciale staten van Gelderland, omdat de bushalte van grote waarde is voor de inwoners van de zorginstellingen, die vaak slecht ter been zijn, en voor het woon-werkverkeer van de zorgmedewerkers?1, 2, 3
Ja.
Deelt u de mening dat het opheffen van bushalte Mooiland een negatieve invloed heeft op de mobiliteit, autonomie, sociale verbondenheid en bewegingsvrijheid van de bewoners en zorgmedewerkers? Zo nee, waarom niet?
Van de provincie Gelderland heb ik begrepen dat inmiddels is besloten om de bushalte niet op te heffen.
Deelt u de mening dat het in het algemeen van groot belang is om de bereikbaarheid van zorginstellingen met het openbaar vervoer te waarborgen, om de toegankelijkheid van zorg te garanderen, sociale isolatie tegen te gaan en de continuïteit van de zorg te faciliteren in verband met het woon-werkverkeer van zorgmedewerkers? Zo ja, deelt u de mening dat de rendabiliteit van een buslijn of bushalte ondergeschikt is aan deze maatschappelijke belangen? Zo nee, waarom niet?
In het kabinetsstandpunt Bereikbaarheid op Peil van eerder dit jaar is het belang van de bereikbaarheid van voorzieningen, waaronder zorginstellingen, onderschreven.4 Bereikbaarheid raakt ons allemaal. Meedoen in de samenleving en in de economie kan niet zonder in verbinding te staan met elkaar en met de vitale maatschappelijk-economische voorzieningen zoals onderwijs, zorg, wonen, werken, winkels en recreatie. Bereikbaarheid is een belangrijke sleutel in de keuzevrijheid van burgers om de voor hen belangrijke rechten als wonen, werken, gezondheid en onderwijs in te vullen op basis van de voorkeuren. Hoe dit invulling te geven, is maatwerk. Daarbij gaat het om zoeken naar balans tussen meerdere factoren, waaronder bereikbaarheid en rendabiliteit.
Bent u bereid zich in te zetten voor het behoud van bushalte Mooiland, oftewel voor het tegemoetkomen van de bewoners van de zorginstellingen die nu geen kant op kunnen, bijvoorbeeld door in gesprek te gaan met betrokken partijen zoals de provincie Gelderland? Zo nee, waarom niet?
Van de provincie Gelderland heb ik begrepen dat zij reeds besloten heeft bushalte Mooiland te behouden, maar dat er wel nog een oplossing wordt gezocht voor een vraagstuk rondom verkeersveiligheid ter hoogte van de halte en de voor veel overige reizigers van belang zijnde versnelling van de buslijn.
Bent u bereid om – nu inwoners toen bezwaar kon worden gemaakt niet op de hoogte waren – samen met de provincie en andere betrokken partijen te onderzoeken hoe inwoners beter geïnformeerd kunnen worden over dit soort ingrijpende besluiten? Zo nee, waarom niet?
Ik begrijp van de provincie Gelderland dat zij in gesprek zijn met betrokkenen over de situatie. De provincie heeft reeds besloten bushalte Mooiland te behouden. Er wordt nog wel een oplossing gezocht voor een vraagstuk rondom verkeersveiligheid ter hoogte van de halte en de voor veel overige reizigers van belang zijnde versnelling van de buslijn.
Heeft u in beeld of er op andere plekken in Nederland ook plannen zijn om bushaltes bij zorginstellingen te verwijderen? Zo ja, kunt u hier een overzicht van geven? Zo nee, bent u bereid met de provincies en vervoersregio’s hier een inventarisatie van te maken?
In het kabinetsstandpunt Bereikbaarheid op Peil van eerder dit jaar is het belang van de bereikbaarheid van voorzieningen, waaronder zorginstellingen, onderschreven. Daarbij is ook het instrument van het bereikbaarheidspeil geïntroduceerd om de ontwikkeling van de bereikbaarheid van voorzieningen in heel Nederland te gaan monitoren. Bij de toepassing hiervan is een integrale aanpak voorzien, waarbij naar alle vormen van vervoer wordt gekeken, evenals naar de locaties van instellingen. Deze toepassing vindt conform het kabinetsstandpunt gebiedsgericht plaats. De eerste stap daarbij is het opstellen van regionale bereikbaarheidsanalyses door de regionale overheden. Daarvoor wordt samen met de regionale bestuurlijke partners momenteel een plan van aanpak opgesteld. Dit plan van aanpak ligt komende maand voor in de bestuurlijke overleggen MIRT en zal vervolgens aan de Kamer worden toegezonden.
Wat gaat u doen om te voorkomen dat bushaltes worden opgeheven bij zorginstellingen en andere voorzieningen waar mensen die slecht ter been zijn afhankelijk van zijn?
De verantwoordelijkheid voor de afweging van het wel of niet opheffen van bushaltes berust bij de concessieverlenende overheid. In het kabinetsstandpunt Bereikbaarheid op Peil van eerder dit jaar is aangegeven hoe met het instrument van het bereikbaarheidspeil de (integrale) bereikbaarheid van voorzieningen, zoals zorginstellingen, in beeld wordt gebracht. Hierbij is ook aangegeven hoe dit gebiedsgericht uitwerking krijgt. Een belangrijke vervolgstap hierbij is het opstellen van regionale bereikbaarheidsanalyses door de medeoverheden, met hun bevoegdheid en verantwoordelijkheden in de regionale bereikbaarheid en hun inzichten in de regionale en lokale staat van bereikbaarheid. Het plan van aanpak om te komen tot deze regionale bereikbaarheidsanalyses ontvangt u later dit jaar.
De PwC speelveldtoets die de afval- en recyclingsector heeft laten uitvoeren op het invoeren van €567 miljoen extra heffingen op afval |
|
Cor Pierik (BBB) |
|
Thierry Aartsen (VVD) |
|
|
|
|
Bent u bekend met het rapport van PricewaterhouseCoopers (PwC) getiteld «Gevolgen van fiscale maatregelen voor concurrentiepositie afvalverwerkingssector»?
Ja.
Deelt u de analyse dat de bij de Voorjaarsnota aangekondigde fiscale maatregelen in de afvalsector, ter waarde van € 567 miljoen, leiden tot een verslechtering van de concurrentiepositie van de recycle- en sorteerbedrijven? Erkent u dat deze verslechtering van de concurrentiepositie haaks staat op de noodzaak om de recyclecapaciteit in Nederland optimaal te benutten?
Het kabinet onderkent dat de aangekondigde fiscale maatregelen gevolgen kunnen hebben voor de concurrentiepositie van recycle- en sorteerbedrijven. Dit blijkt ook uit de beschikbare impactanalyses die onderzoeksbureau Trinomics in opdracht van het kabinet heeft uitgevoerd en die PwC in opdracht van de afvalsector heeft uitgevoerd. Deze impactanalyses laten zien dat de hogere kosten voor het verbranden van afval de prikkel om te recyclen weliswaar vergroten, maar dat dit effect naar verwachting niet volledig opweegt tegen de kostprijsverhoging voor recyclers en de verminderde import van recyclebaar materiaal. Volgens de speelveldtoetsen leidt dit tot een verhoogd risico op het verplaatsen van Nederlandse recyclingbedrijven naar het buitenland. Juist daarom is het kabinet, samen met de sector in de Werkgroep Afvalsector, bezig met het verkennen van alternatieve invullingen die de circulaire economie beter ondersteunen. Daarbij wordt onder meer gekeken naar de mogelijkheid om recyclingresidu uit te sluiten van de belastinggrondslag van de afvalstoffenbelasting.
Hoe schat u het risico in dat recycle- en sorteeractiviteiten in Nederland afnemen als gevolg van deze maatregelen? Wat betekent dit voor de nationale ambitie om in 2050 volledig circulair te zijn?
Het kabinet erkent dat de huidige maatvoering van het maatregelenpakket voor de afvalsector verhoogde kosten voor recyclers kan veroorzaken. Dit komt door de verhoogde kosten voor het verbranden van een eventueel overgebleven recyclingresidu. De impact is alleen kwalitatief beschreven door de onderzoeksbureaus, een exacte schatting is hierbij lastig te maken. Nederland streeft naar een circulaire economie in 2050. Daarom kijkt het kabinet samen met de sector via de Werkgroep Afvalsector naar een mogelijke alternatieve invulling met als doel om de circulaire economie meer te bevorderen. Onderdeel daarvan is een verkenning van de mogelijkheid om recyclingresidu uit te sluiten van de belastinggrondslag van de afvalstoffenbelasting en de effecten daarvan.
Hoe weegt u de constatering van het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) tijdens de technische briefing over de Integrale Circulaire Economie Rapportage (ICER) dat de 2050 doelen onhaalbaar zijn? Hoe gaat u werkbare handvatten bieden middels het herziene Nationaal Programma Circulaire Economie (NPCE)?
Op 14 oktober is de actualisatie van het Nationaal Programma Circulaire Economie aan de Kamer gestuurd (Kamerstukken II 2025–2026, 32 852, nr. 392). Hierin (en in de achterliggende documenten) wordt een compleet overzicht gegeven van de beleidsmaatregelen. In de aanbiedingsbrief bij de actualisatie is aangegeven dat er extra stappen nodig zijn om de 2050 doelen te realiseren. Dat onderstreept juist het belang van het NPCE: het programma biedt aanvullende nieuwe werkbare handvatten om de komende jaren meer tempo te maken, samen met bedrijven, kennisinstellingen en medeoverheden.
Hoe voorkomt u dat Nederland zichzelf buitenspel zet in de mondiale concurrentie om circulaire grondstoffen, nu de voorgestelde heffing recyclingactiviteiten uit ons land dreigt weg te drukken en daarmee de toegang tot strategische secundaire materialen voor de Nederlandse industrie ondermijnt?
Vooralsnog geldt een groot deel van het door het kabinet voorgestelde beprijzingspakket als technische dekking. Aan de Werkgroep Afvalsector, waaraan vertegenwoordigers van bedrijven met afvalverbrandingsinstallaties en vertegenwoordigers van recycling-, inzameling- en sorteerbedrijven deelnemen, is gevraagd te komen tot een lijst met alternatieve beprijzende maatregelen. Beoogd is hierover een definitief besluit te nemen bij voorjaarsbesluitvorming 2026.
PwC stelt dat de heffing leidt tot een winstimpact van – 133% voor afvalverbrandingsinstallaties (AVI’s) in 2035, waardoor kostendekkende exploitatie onmogelijk wordt. Erkent u dat afvalverbranding een noodzakelijke schakel vormt binnen de circulaire keten, en hoe verhoudt deze negatieve impact zich tot die rol?
De winstimpact op afvalverbrandingsinstallaties (AVI’s) zal afhangen van de mate waarin zij de kosten kunnen doorberekenen in hun poorttarieven. Voor de verhoging in de afvalstoffenbelasting geldt dat de export van afval dat in buitenlandse AVI’s wordt verbrand ook onder de grondslag valt. Deze maatregel geeft hiermee geen prikkel om afval naar het buitenland te exporteren. Voor de verhoogde kosten van de CO2-heffing geldt dat export niet belast wordt. De hoogte van de heffing en de impact op de poorttarieven ten opzichte van het buitenland hangt ervan af hoeveel CO2 een AVI nog uitstoot als de aanscherping gaat gelden. PwC gaat bij de berekening van de winstimpact uit van een doorgifte van 10% van de kosten in de poorttarieven voor Nederlands afval op basis van het scenario van de huidig verstrekte SDE++-beschikkingen bij vier AVI’s (AVR, Attero, AEB en EEW). Bij het toepassen van meer CCS kunnen echter meer kosten vermeden worden, waardoor de kostenstijging beperkt zal blijven ten opzichte van het buitenland. Het Planbureau voor de Leefomgeving raamt in de Klimaat- en Energieverkenning 2025 meer CO2-reductie door CCS als gevolg van de aangescherpte CO2-heffing voor AVI’s. CCS-projecten kennen echter onzekerheden door onder andere de mogelijke ontoereikendheid van de SDE++-subsidies om de onrendabele top te dekken, wat van invloed kan zijn op de winstgevendheid. Daarnaast geldt dat de importstroom van afval zal wegvallen door het maatregelenpakket, met negatieve bedrijfseconomische consequenties voor AVI’s.
Het kabinet onderschrijft dat afvalverbranding een essentiële rol inneemt in de afvalverwerkingsketen voor het veilig en nuttig verwerken van niet-recyclebare afvalstromen. Tegelijkertijd is het ook noodzakelijk dat de totale hoeveelheid afval afneemt, dat er minder afval wordt verbrand en dat er meer recycling plaatsvindt. Aan de Werkgroep Afvalsector is daarom gevraagd te komen tot een lijst met alternatieve beprijzende maatregelen met als doel de circulaire economie meer te bevorderen.
Op basis van speelveldtoetsen op het heffen van de € 567 miljoen plasticheffing op polymeren of verpakkingen is besloten deze heffing voorlopig te verplaatsen naar de recycling- en afvalsector. Hoe verhouden de effecten tussen het heffen van de € 567 miljoen op polymeren, verpakkingen of recycling & afval zich tot elkaar en hoe beoordeelt u deze?
Onderzoeksbureau Trinomics heeft in opdracht van het kabinet de beleidseffecten van de plastic-heffing in kaart gebracht richting het voorjaar van 2025. Het kabinet heeft besloten geen polymerenheffing in te voeren vanwege: de weglekeffecten die het rapport van Trinomics laat zien als gevolg van de invoering van een polymerenheffing; de beperkte milieu-impact die een lage heffing op verwerking en productie van polymeren met zich mee brengt; en vanwege zorgen vanuit de sector over de lastenverzwaring en de bijbehorende productieverliezen. De verwachting is geweest dat afvalverbrandingsinstallaties makkelijker dan de overige industriële installaties hun kosten kunnen afwentelen via de poorttarieven. De afvalmarkt is een voornamelijk regionale en deels Europese markt, ten opzichte van veel overige industriële installaties die op mondiale markten opereren. Export van afval voor verbranding naar andere Europese landen is mogelijk, maar wel aan regels onderhevig van de Europese Verordening voor Overbrenging van Afvalstoffen. Dit laat onverlet dat er evenwel sprake is van weglekrisico bij AVI’s, wat ook wordt bevestigd in de rapporten van PwC en Trinomics. Het kabinet stelt daarom subsidies ter beschikking om verduurzamingskosten te beperken en het exportrisico te verkleinen. Op het moment van besluitvorming had het kabinet geen uitvoerbare variant voor een verpakkingenbelasting in beeld. Het kabinet heeft besloten om een beprijzingspakket van € 567 miljoen, grotendeels als technische dekking, in het afvaldomein te beleggen. Juist daarom zijn we als kabinet, samen met de sector in de Werkgroep Afvalsector, actief bezig met het verkennen van alternatieve invullingen.
Waar verwacht u dat het afval naartoe zal gaan als AVI’s hun werkzaamheden in Nederland moeten staken vanwege de negatieve winstimpact van – 133% zoals PwC schetst?
Als er in Nederland niet voldoende capaciteit beschikbaar is voor de verwerking van een afvalstof, kan dit afval voor verwerking naar het buitenland worden overgebracht. Of inderdaad gekozen zal worden voor verwerking buiten Nederland zal onder andere afhangen van toekomstige beleidsontwikkelingen in andere landen die invloed hebben op de buitenlandse poorttarieven (gaan AVI’s bijvoorbeeld onder ETS1 vallen per 2028 of niet). Het Landelijk Afvalbeheerplan schrijft voor dat overbrenging van afval alleen is toegestaan wanneer het afval in het buitenland voldoende hoogwaardig wordt verwerkt. In praktijk betekent dit dat Nederlands brandbaar afval in ieder geval niet mag worden overgebracht om in het buitenland te worden gestort. Verder verbiedt de Europese Verordening Overbrenging Afvalstoffen met ingang van 21 mei 2026 de uitvoer uit de EU naar OESO-landen van gemengd stedelijk afval, ook indien dat afval is verwerkt tot refuse-derived fuel.
Hoe beoordeelt u het risico dat afvalexport toeneemt als gevolg van de heffing, terwijl buitenlandse verwerkers vaak lagere milieustandaarden hanteren en minder CO2-efficiënt zijn? Acht u het wenselijk dat Nederland hierdoor de regie verliest over de verduurzaming van haar afvalverwerking en afhankelijk wordt van de bereidwilligheid van andere landen om Nederlands afval te verwerken?
Het kabinet erkent dat de maatvoering van de maatregelen negatieve neveneffecten kan hebben, waaronder de mogelijke risico’s op verplaatsing van Nederlands afval naar het buitenland. Zoals ook met Prinsjesdag gecommuniceerd, is het merendeel van het maatregelenpakket voor de afvalsector (de aanscherping van de CO2-heffing en de afvalstoffenbelasting) onderdeel van een technische invulling. Samen met de sector wordt via de Werkgroep Afvalsector naar een mogelijke alternatieve invulling gekeken om de beoogde opbrengsten te realiseren waarbij de circulaire economie meer wordt bevorderd en bijdraagt aan CO2-reductie.
Tegen de achtergrond dat het kabinet in de Voorjaarsnota het strategische belang van het Carbon Capture and Storage-project (CCS-project) Aramis heeft benadrukt1, waarbij is aangegeven dat de businesscase van Aramis in grote mate afhankelijk is van CO2-afvang door AVI’s2 en dat het PwC-rapport laat zien dat de heffing in de afvalsector leidt tot onzekerheid over CO2-leveringen aan projecten als Aramis, deelt u de zorg dat deze onzekerheid de kans van slagen van Aramis ernstig kan belemmeren?
Aramis is van strategisch belang voor het behalen van de klimaatdoelstellingen en het versterken van de duurzame industrie-infrastructuur in Nederland. In de Voorjaarsnota is daarom expliciet aangegeven dat het kabinet fors in Aramis investeert. Het klopt dat de businesscase van Aramis in belangrijke mate afhankelijk is van voldoende en voorspelbare aanvoer van afgevangen CO2, waarbij AVI’s een potentiële rol kunnen vervullen als leveranciers.
De aanpassingen aan de CO2-heffing voor afvalverbrandingsinstallaties verstevigen de prijsprikkel om CCS (CO2-afvang) toe te passen. Het Planbureau voor de Leefomgeving raamt in de Klimaat- en Energieverkenning 2025 een extra CO2-reductie als gevolg van de aangescherpte CO2-heffing voor AVI’s. Tegelijkertijd wijst Trinomics3 erop dat het toepassen van CCS weliswaar rendabeler wordt, maar dat het onzeker is of AVI’s in de praktijk ook daadwerkelijk gaan investeren in CCS. Het totale beprijzingspakket (inclusief verhoging afvalstoffenbelasting) leidt namelijk tot minder afvalverbranding, door andere vormen van afvalverwerking, minder import van afval en het risico op meer export van Nederlands afval, wat de business case voor AVI’s verslechtert en meer investeringsonzekerheid geeft.
Het kabinet erkent het belang van investeringszekerheid voor zowel CO2-leveranciers als afnemers binnen het Aramis-project. Tegelijkertijd acht het kabinet het van belang dat het beleid gericht blijft op het stimuleren van afvalpreventie en recycling in het kader van de circulaire economie. Hierbij wordt gezocht naar een gebalanceerde aanpak waarin zowel de klimaatdoelen als de circulaire ambities kunnen worden gerealiseerd. De oproep van de sector is duidelijk gehoord om te werken aan investeringszekerheid voor AVI’s. De Werkgroep Afvalsector is daarom verzocht om te komen tot een afsprakenpakket dat investeringszekerheid biedt voor verduurzaming van afvalverbranding.
Hoe beoordeelt u het risico dat de export van Nederlands afval brandbaar restafval in andere Europese landen verdringt richting stortplaatsen (met methaanemissies tot gevolg) gezien het feit dat er in Europa jaarlijks nog ruim 50 Mton huishoudelijk restafval wordt gestort?
Er wordt in Europa nog altijd een aanzienlijk deel van het stedelijk afval gestort. De export van Nederlands afval naar buitenlandse verwerkingsinstallaties kan daar de verwerking van ander afval verdringen. Waar dit vrijgekomen afval vervolgens verwerkt wordt, ligt aan factoren als marktwerking en aan de wet- en regelgeving in deze lidstaten. Afhankelijk van deze factoren kan het vrijgekomen afval in het land van herkomst gestort worden, bij een gebrek aan alternatieve verbrandingscapaciteit.
Bent u bereid om bij de verdere uitwerking van de heffing van € 567 miljoen expliciet te waarborgen dat deze buiten het afvaldomein wordt geheven, bijvoorbeeld middels uitgebreide producentenverantwoordelijkheid (UPV) of buiten de circulaire keten, zodat recycling en verwerking niet disproportioneel worden belast en de vervuiler daadwerkelijk betaalt?
Zoals ook aangegeven bij de beantwoording van vraag 5 is aan de afvalsector gevraagd om in de Werkgroep Afvalsector te komen tot een lijst met alternatieve maatregelen voor het door het kabinet voorgestelde beprijzingspakket. Op dit moment worden een aantal van de daar aangedragen en op het eerste gezicht kansrijke alternatieven verder verkend. Beoogd is bij voorjaarsbesluitvorming 2026 een definitief besluit te nemen.
Bent u bereid om de nationale CO2-heffing voor de afvalsector in lijn te brengen met die van andere industrietakken, zodat afvalverwerkers niet worden geconfronteerd met een onevenredige fiscale last die investeringen in verduurzaming en CCS ondermijnt? Verandert uw beoordeling als de Europese Commissie uiterlijk 31 juli 2026 beslist of afvalverbrandingsinstallaties vanaf 2028 onder het European Union Emissions Trading System (EU-ETS) komen te vallen?
Het kabinet acht de differentiatie in de CO2-heffing tussen ETS1- en lachgasinstallaties enerzijds en AVI’s anderzijds verdedigbaar. Het kabinet wil toewerken naar een circulaire economie met minder afvalverbranding, waarbij de afvalverbranding die nog plaatsvindt op een CO2-neutrale manier gebeurt. Omdat AVI’s op dit moment niet onder het ETS vallen, bestaat er op dit moment voor AVI’s geen CO2-reductieprikkel vanuit het ETS1. Bovendien is ongeveer tweederde van de broeikasgasemissies van afvalverbrandingsinstallaties van biogene oorsprong, waar de CO2-heffing niet op van toepassing is. Hierdoor is de verduurzamingsprikkel vanuit de CO2-heffing voor AVI’s, bijvoorbeeld om CO2 af te vangen, slechts een derde van de prijsprikkel die ETS1- en lachgasinstallaties ervaren. Dit rechtvaardigt in de ogen van het kabinet een hoger heffingstarief voor de AVI’s. Op het moment dat AVI’s onder het EU-ETS komen te vallen, zal de belastingdruk vanuit de heffing afnemen, omdat de nationale CO2-heffing fungeert als een minimumprijs waarbij wordt gecorrigeerd voor de ETS-prijs indien bedrijven onder het ETS vallen. Het kabinet acht het wenselijk dat AVI’s zo snel mogelijk onder het ETS worden gebracht en zet zich hiervoor in binnen Europa. De beoordeling van het kabinet dat een hoger tarief voor AVI’s gerechtvaardigd en noodzakelijk is, verandert echter niet op het moment dat AVI’s onder het EU-ETS komen, omdat een sterke prijsprikkel nodig blijft.
Het bericht ‘OP wil alsnog volledige sanering vervuilde grond Havenhoofd en Veerdam, maar dat lijkt een utopie’ |
|
Ismail El Abassi (DENK) |
|
Thierry Aartsen (VVD) |
|
|
|
|
Bent u bekend met het bericht «OP wil alsnog volledige sanering vervuilde grond Havenhoofd en Veerdam, maar dat lijkt een utopie»?1
Ja.
Bent u ermee bekend dat de desbetreffende grond met minstens achttien gifstoffen, waarond polycyclische aromatische koolwaterstoffen (PAK’s), kwikdichloride en arseen is vergiftigd?
De uitvoering van vergunningverlening, toezicht en handhaving voor bodemsanering zijn gedecentraliseerd. Daarom is naar aanleiding van de vragen contact gezocht met het bevoegd gezag voor deze saneringslocaties, de provincie Zuid-Holland en via de provincie met de omgevingsdienst Zuid-Holland Zuid (OZHZ). De provincie Zuid-Holland is verantwoordelijk voor beheer en nazorg op de locatie, behalve voor de periode van 2011 tot en met 2020. In die periode was via een bestuurlijke overeenkomst de gemeente Papendrecht opdrachtgever voor het beheer van de nazorglocaties namens de provincie. De OZHZ heeft taken uitgevoerd namens de provincie en gemeente. Veel informatie is te vinden in de recente beantwoording van vragen aan de provincie2 en de gemeente3 over deze locatie.
Van het bevoegd gezag is vernomen dat in het verleden op de locatie een houtverduurzamingsbedrijf stond waardoor de bodem verontreinigd is geraakt. In 1996–1997 is de locatie gesaneerd. Onder de toen aangebrachte leeflaag van ongeveer een meter dik is een restverontreiniging aanwezig. In 1999 heeft de provincie, toen bevoegd gezag, vastgesteld dat de sanering voltooid is en dat in het kader van zogenaamde nazorg een monitoring moest worden uitgevoerd. Deze monitoring heeft in de periode 1999–2024 plaatsgevonden. Op basis van de resultaten van de monitoring is geconcludeerd dat een stabiele eindsituatie is bereikt, waarna met de monitoring kon worden gestopt. Hiermee is ingestemd door de OZHZ, waar de provincie Zuid-Holland de uitvoering van de betreffende bodemtaken heeft belegd.
Bent u ermee bekend dat er boven op de toxische grond 26 huizen zijn gebouwd waarvan 14 huishoudens te maken hebben gekregen met kanker?
De enige bij het ministerie bekende informatie hierover is een citaat van het Kamerlid El Abassi in een bericht in de lokale media4. Ook bij de provincie is hierover geen informatie bekend.
Is het uws inziens verantwoord dat de betreffende bewoners pas vijftien jaar na aankoop van hun huizen werden geïnformeerd over de toxische grond waarboven ze leefden? Snapt u hun zorgen over hun eigen gezondheid en veiligheid en die van hun kinderen?
De verontreiniging onder de leeflaag was in 2009 al bekend. Dit blijkt uit het saneringsverslag en de beslissing van de provincie hierop. Hierin wordt aangegeven dat de locatie geschikt is om op te wonen. Hierbij geldt wel de gebruiksbeperking dat de aangebrachte leeflaag in stand gehouden moet worden. Door de leeflaag is er bij gewoon gebruik geen blootstelling aan de verontreinigde grond onder deze laag en zijn er dus ook geen gezondheidsrisico's. De verkoper moet de koper hierover informeren. Informatie over de verontreinigingssituatie staat in de koopcontracten van de nieuw gebouwde woningen, zie ook de antwoorden op de vragen die hierover aan de gemeente Papendrecht gesteld zijn (zie voetnoot 3, antwoord 1.20 en 2.1 van de gemeente).
De bewoners zijn vertegenwoordigd in een bewonerscomité. In 2009 is in overleg met dit comité een verifiërend deklaagonderzoek uitgevoerd. Het onderzoek bestond onder meer uit het vaststellen van de dikte en van de kwaliteit van de leeflaag in de tuinen en uit het uitvoeren van luchtmetingen in verschillende kruipruimten (zie ook het antwoord op vraag 6). Het onderzoek en de metingen waren voor het bevoegd gezag geen aanleiding om terug te komen op het oordeel dat door de sanering de locatie geschikt was voor de functie. Er bleken uit dat onderzoek geen risico’s voor de menselijke gezondheid.
Snapt u dat de bewoners zich zorgen maken dat de gemeente miljoenen ontvangen heeft om de grond te reinigen, maar uiteindelijk van totale sanering heeft afgezien, terwijl het ook onduidelijk is wat er wél met het geld is gebeurd?
Het is goed voorstelbaar dat bewoners vragen hebben over de besteding van middelen.
Bij een sanering wordt doorgaans niet alle verontreinigde grond verwijderd. Doel is vaak om een locatie geschikt te maken voor het beoogd gebruik. Dat kan door het aanbrengen van een leeflaag, zoals bij het Havenhoofd en de Veerdam is gedaan. Dit is een gangbare en bewezen techniek. Door de leeflaag wordt contact met de onderliggende verontreinigde grond voorkomen. Daarom is het ook belangrijk om de leeflaag in stand te houden. Bijzonderheid bij de locatie in kwestie was dat sprake was van een verlaagd terrein. Daarom is vooral grond aangebracht (ophoging) om de reguliere leeflaagdikte van één meter te bereiken. Er hoefde daarom maar beperkt grond afgegraven en afgevoerd te worden.
De sanering (aanbrengen van een leeflaag) is dus wel uitgevoerd. Dit was in opdracht en op kosten van de provincie, het bevoegd gezag. De gemeente Papendrecht heeft de sanering namens de provincie uitgevoerd. Als bevoegd gezag heeft de provincie ingestemd met het behaalde saneringsresultaat en het nazorgplan. De besteding van middelen aan de sanering door de gemeente is door een accountant gecontroleerd en correct bevonden, zo blijkt uit de beantwoording van de vragen door gedeputeerde staten van Zuid-Holland.2
Wat vindt u ervan dat de kruipruimten in hun huizen niet dampdicht zijn en dat de bewoners aangeven dat er pas na hun aankoop van de betreffende huizen, gasmeters zijn geplaatst waarvan nog altijd niet bekend is door wie ze zijn geplaatst en hoe ze zijn gemonitord?
Voor zover bij het ministerie bekend zijn bij de locatie Havenhoofd en Veerdam geen permanente gasmeters geplaatst. Die hoeven dus ook niet gemonitord te worden. Wel zijn na de sanering periodiek controlemetingen uitgevoerd om de situatie te monitoren. In 2010 is een verhoogde binnenluchtwaarde (kwik) gemeten in een kelder en een studeerkamer. Dit was waarschijnlijk te wijten aan een stukgevallen kwikthermometer. Voor de zekerheid zijn daarna in 2015, 2018 en 2021 binnenluchtmetingen uitgevoerd. In 2015 is bij één woning een verhoogde concentratie kwik gemeten in een kruipruimte. In de verblijfsruimte was het gehalte kwik onder de detectiegrens. Sinds 2018 zijn geen verhoogde concentraties meer gemeten. De resultaten zijn beoordeeld door het bevoegd gezag en akkoord bevonden.
Tot slot is het dampdicht maken van kruipruimtes een maatregel die genomen kan worden, maar dat is niet altijd nodig. Ook door voldoende ventilatie kan voorkomen worden dat gassen zich ophopen in de kruipruimtes en de kwaliteit van de binnenlucht beïnvloeden. In deze situatie is destijds door het bevoegd gezag beoordeeld dat ventilatie voldoende was.
Bent u het er, uit het oogpunt van preventieve veiligheid, mee eens dat dit soort maatregelen voorafgaand aan de verkoop van huizen genomen moet worden? Bent u het ermee eens dat de desbetreffende bewoners daarom het recht hebben om hier alsnog nader en compleet over geïnformeerd te worden?
In de praktijk is het treffen van maatregelen voorafgaand alleen mogelijk als op het moment van verkoop de verontreiniging bekend is. Bij Havenhoofd en Veerdam was een deel van de woningen al bestaand toen de historische verontreiniging werd ontdekt en de sanering is uitgevoerd. Dan kunnen alleen maatregelen achteraf worden genomen.
Er is veel aandacht besteed aan het informeren van de bewoners wat betreft nazorg. De beschikking op het nazorgplan is aan alle bewoners binnen het nazorggebied toegestuurd. Daarnaast is door de gemeente ook een toegankelijke informatiefolder over de sanering en nazorg beschikbaar gesteld.
In het verleden vond jaarlijks een overleg plaats met het bewonerscomité en de wethouder van de gemeente. Hierin werd de stand van zaken rondom de nazorg toegelicht, waarna het nazorgstatusrapport (inclusief samenvatting) aan het bewonerscomité werd toegezonden.
De rapportages en beoordelingsbrieven van de nazorg zijn conform beschikking elk jaar naar het bewonerscomité verzonden. Vanaf 2020 is op verzoek van het bewonerscomité de communicatie afgebouwd. Het nazorgstatusrapport (inclusief samenvatting) wordt vanaf 2021 ter informatie gemaild naar het comité en een bewoner die daar specifiek om verzocht heeft. Het laatste nazorgstatusrapport is op 24 juli 2024 ter informatie verzonden.
Bent u bereid om contact op te nemen met de relevante partijen om de lokale bestuurlijke impasse te doorbreken, aangezien de kwestie dermate zwaarwegend is?
Zoals aangegeven bij antwoord 1, is contact opgenomen met het lokaal bevoegd gezag. Uit de aangeleverde informatie blijkt niet dat er sprake is van een bestuurlijke impasse. Bovendien heeft het bewonerscomité een brief geschreven aan de gemeente Papendrecht waarin aangegeven wordt dat het overgrote deel van de bewoners zich geen zorgen maakt over de uitgevoerde bodemsanering en aanwezige restverontreiniging onder de afdeklaag.
Bent u het ermee eens dat er te veel onduidelijkheid bestaat omtrent dit dossier en dat het alle partijen helpt als er een feitenonderzoek komt waar het ministerie het overzicht over behoudt?
In provinciale staten van Zuid-Holland en in de gemeenteraad van Papendrecht zijn veel vragen gesteld in het verleden en beantwoord. Eventuele aanvullende vragen kunnen het beste worden beantwoord door de overheden die op basis van de bodemregelgeving hiervoor verantwoordelijk zijn.
Het bericht dat ambtenaren regels omzeilden om PFAS-grond van Schiphol weg te werken |
|
Habtamu de Hoop (PvdA), Geert Gabriëls (GL) |
|
Tieman , Thierry Aartsen (VVD) |
|
|
|
|
Bent u bekend met het artikel «Ambtenaren «omzeilden» de regels om pfas-grond van Schiphol weg te werken»1?
Ja.
Klopt het dat miljoenen kilo’s zwaar vervuilde PFAS-grond van Schiphol is gebruikt bij de Aalsmeerderbrug?
Dit klopt niet.
De gemeente Haarlemmermeer was destijds het bevoegd gezag voor bodemtaken vanuit het Besluit bodemkwaliteit in de gemeente en de provincie vanuit de Wet bodembescherming2. De hieruit volgende taken, waaronder het toezicht, worden uitgevoerd door de Omgevingsdienst Noordzeekanaalgebied (ODNZKG). Om die reden verwijs ik voor verdere inhoudelijke vragen over de gang van zaken graag naar het bevoegde gezag. In overleg met de ODNZKG beantwoord ik deze vragen zo goed mogelijk.
Uit de gegevens die aan mij zijn verstrekt door ODNZKG volgt dat de opgeslagen en toegepaste grond valt onder de categorie licht verontreinigde grond en voldoet aan het op dat moment geldende beleid in het betreffende gebied3, zie de tabel hieronder. Tevens zou de grond die hier is toegepast ook vallen binnen de toepassingswaarden van de huidige landelijke richtlijn, het Handelingskader PFAS.4
Depot
Gemeten gehalte PFOS (in µg/kg droge stof (ds))
Toepassingsnorm
Gekeurd
1
0,4
Achtergrondwaarde / Altijd toepasbaar
januari 2019
2a
0,63
Achtergrondwaarde / Altijd toepasbaar
januari 2019
2b
0,1
Achtergrondwaarde / Altijd toepasbaar
januari 2019
3
1,55
Klasse Wonen/Industrie
januari 2019
4
< 0,1
Niet verontreinigd
januari 2019
5
0,45
Achtergrondwaarde / Altijd toepasbaar
januari 2019
6
2,05
Klasse Wonen/Industrie
maart 2021
7
0,27
Achtergrondwaarde / Altijd toepasbaar
februari 2017
8
0,255
Achtergrondwaarde / Altijd toepasbaar
maart 2021
Toelichting: Meetgegevens verzameld door ODNZKG voor de partijen grond
De grond is, naar wat ik heb vernomen, verplaatst naar een terrein aan de Aalsmeerderweg in Rozenburg ten bate van de aanleg van een Hoogwaardige Openbaar Vervoerverbinding naar Schiphol en niet naar Aalsmeerderbrug, al liggen beide plaatsen in de gemeente Haarlemmermeer.
Klopt het dat de grond daar is toegepast door dit in eerste instantie als tijdelijk voor zes maanden toe te staan en later tijdelijk voor drie jaar, terwijl het van meet af aan de bedoeling was om de grond daar permanent toe te passen?
Ja, dat klopt. Uit informatie van ODNZKG blijkt dat het van meet af aan de bedoeling was om de grond permanent toe te passen. Volgens het toen geldende Besluit bodemkwaliteit (artikel 42, lid 4) mocht de grond vooruitlopend op de definitieve toepassing tijdelijk worden opgeslagen voor een periode van 3 jaar, mits binnen 6 maanden na opslag de definitieve bestemming wordt gemeld.
ODNZKG geeft aan dat de grond aanvankelijk is opgeslagen op basis van de indicatieve kwaliteit en later is onderzocht via een gerichte partijkeuring. Toen de termijn van zes maanden afliep, is een zogenoemd gedoogverzoek voor tijdelijke opslag ingediend. Dit bleek uiteindelijk niet nodig, omdat de opgeslagen partijen grond voldeden aan de voorwaarden voor definitieve toepassing. Dat houdt in dat er bij toepassing geen verslechtering van de bodem optreedt.
Tijdens de opslagperiode werden namelijk de lokaal afgeleide toepassingswaarden aangepast, in samenhang met het inwerking treden van het tijdelijk handelingskader PFAS in 2019.5 Destijds was er nog weinig bekend over PFAS en waren de advieswaarden voor toepassen nog in ontwikkeling. Met de nieuwe toepassingswaarden voldeden de partijen aan de eisen, waardoor tijdelijke opslag niet langer nodig was. Na afronding van alle definitieve partijkeuringen kon de grond daarom definitief worden toegepast conform het Besluit bodemkwaliteit.
Klopt het dat de concentratie PFAS in deze grond de normen met een factor 1500 overschrijdt?
Zie het antwoord op vraag 2 voor de gemeten concentraties PFOS. Uit de informatie blijkt dat de gemeten concentraties voldeden aan de regelgeving van de gemeente Haarlemmermeer in zowel 2017 als 2023 en dat ze ook vallen binnen de landelijk geldende advieswaarden uit het Handelingskader PFAS.
Komt het vaker voor dat vervuilde grond «tijdelijk» wordt verplaatst, maar in de praktijk wordt toegepast voor een permanent project? Kunt u hier voorbeelden van geven?
Het komt regelmatig voor dat grond wordt opgeslagen in afwachting van toepassing, of om nader onderzoek uit te voeren naar de kwaliteit. In een aantal gevallen gebeurt dat ook op of nabij de plaats van definitief toepassen van de grond.
Wat zijn de bestuurlijke en strafrechtelijke gevolgen van het op deze manier storten van vervuilde grond? Gaat u hier actie op ondernemen?
Uit de antwoorden op vraag 2 blijkt dat er geen sprake was van zwaar vervuilde grond, maar van toepasbare grond. Er was hier geen sprake van storting. Storten en toepassen van grond zijn in de wet afzonderlijke begrippen waarvoor verschillende criteria gelden. Voor een verder antwoord op deze vraag verwijs ik naar het toenmalige bevoegd gezag.
Klopt het dat een ambtenaar ernstig en minder ernstig vervuilde grond administratief heeft gemiddeld en zo gelegaliseerd? Mag dit?
Uit de informatie van ODNZKG blijkt dat alle partijen individueel voldeden aan de «dubbele toets» voor toepassing. Deze houdt in dat de toegepaste grond niet slechter van kwaliteit mag zijn dan de bestaande kwaliteit van de ontvangende bodem en moet passen bij de bestaande bodemfunctie. Dat wijst erop dat er niks is gemiddeld.
Bestaat door het storten van de vervuilde grond gevaar voor de volksgezondheid?
Zoals uitgelegd bij vraag 6 was hier geen sprake van storten. Om te bepalen of er gevaar is voor de volksgezondheid, gelden als eerste indicatie de zogenoemde Indicatieve Niveaus voor Ernstige Verontreiniging (INEV’s), vastgesteld door het RIVM. Deze waarden zijn voor PFOS 59 µg/kg ds. De gemeten concentraties zoals vermeld bij het antwoord op vraag 2 liggen daar ruim onder.
Kunt u reflecteren op de uitspraak van dr. ir. Jonker dat de stoffen zeker zullen uitspoelen en in het water terecht zullen komen waarmee boeren hun akkers besproeien of in de Noordzee in de vissen die we eten?
Het is bekend dat diffuse belasting kan leiden tot uitspoeling van PFAS naar het grondwater. Het beleid van het kabinet is daarom gericht op het zorgen dat er zo weinig mogelijk PFAS in het milieu terechtkomt. Dat doen we door in te zetten op een bronaanpak via een Europese restrictie op PFAS, en het beperken van emissies, bijvoorbeeld door het herzien van lozingsvergunningen. Daarnaast ondersteunen we gemeenten en provincies, als bevoegde overheden voor bodemsanering, financieel bij ernstige verontreinigingen met PFAS via de SPUK bodem. Feit blijft dat deze stoffen nog lang in onze leefomgeving zullen blijven, omdat PFAS nog lastig te verwijderen of te zuiveren zijn en een persistent karakter hebben. Daarom bestaat het Handelingskader PFAS, dat advies geeft aan bevoegd gezagen over hoe zorgvuldig om te gaan met grondstromen met een diffuse PFAS-belasting.
Kunt u reflecteren op de uitspraak van prof. dr. Timmermans dat ambtenaren meteen in de houding springen als Schiphol in het geding is? En dat er sprake is van een «beleidsmonopolie»?
Dit beeld herken ik niet.
Wat gaat u of de provincie doen om de grond bij de Aalsmeerderbrug weer schoon te maken en zo te voorkomen dat de vervuiling in de voedselketen terechtkomt?
Er is door de toepassing van de grond aan de Aalsmeerderweg in Rozenburg geen verslechtering van de bodem opgetreden, zie ook het antwoord op vraag 3. De toegepaste grond voldeed aan de toepassingswaarden. Eventuele maatregelen zijn aan het bevoegd gezag, in dit geval de gemeente.
Kunt u deze vragen beantwoorden voor het commissiedebat Leefomgeving en Externe veiligheid van 30 september?
Tot mijn spijt is dit niet gelukt.
Het bericht 'Oproep gemeente Moerdijk: Eerst geven, dan nemen' |
|
Henk Vermeer (BBB) |
|
Sophie Hermans (minister klimaat en groene groei, minister infrastructuur en waterstaat) (VVD), Mona Keijzer (minister volkshuisvesting en ruimtelijke ordening) (BBB), Thierry Aartsen (VVD) |
|
|
|
|
Bent u bekend met het bericht «Oproep gemeente Moerdijk: Eerst geven, dan nemen» van 11 november 2025, waarin de gemeente Moerdijk haar standpunt toelicht over de uitbreiding van het haven- en industrieterrein in het kader van de nationale Powerport-opgave?
Kunt u aangeven op welke feitelijke grondslag de gemeente Moerdijk voornemens is het dorp Moerdijk op te heffen, en welke stappen tot op heden zijn ondernomen richting realisatie van dit besluit?
Kunt u aangeven op welke juridische grondslag de gemeente Moerdijk voornemens is het dorp Moerdijk op te heffen, en welke stappen tot op heden zijn ondernomen richting realisatie van dit besluit?
Wat is het vastgestelde of vooraf bepaalde besluitvormingsproces?
Is er aan alle 1.100 inwoners gevraagd of zij weg willen? Zo ja, is er gevraagd onder welke voorwaarden? Zo nee, gaat u dat wel doen?
Hoe realistisch acht u het zelf dat dit plan binnen 10 jaar doorgaat gezien de onrust en juridische strijd die dit zal veroorzaken?
Erkent u dat dit besluit diep ingrijpt in de levens van de circa 1.100 inwoners van het dorp Moerdijk, die nu in onzekerheid verkeren over hun woningen, hun gemeenschap en zelfs over het voortbestaan van het lokale kerkhof?
Welke alternatieve plannen anders dan Moerdijk opheffen zijn verkend? Worden deze alternatieven nog opnieuw beoordeeld vóór het definitieve besluit op 1 december?
Hoe beoordeelt u het voornemen om Moerdijk op te heffen, mede in het licht van de grondwettelijke taak van de overheid om de leefbaarheid en het welzijn van haar inwoners te waarborgen?
Zijn er landelijke criteria of indicatoren om te beoordelen of de opheffing van een bestaand dorp, zoals Moerdijk, proportioneel, noodzakelijk en subsidiair is in de context van de energietransitie?
Zijn de plannen voor Moerdijk nog steeds actueel gezien de ontwikkelingen rondom stagnerende projecten aangaande windturbines op zee en een dalend vestigingsklimaat waar de Botlek last van heeft?
Is er al bekend welke agrariërs te maken zullen krijgen met kabeltracés?
Hoe is het draagvlak onder agrariërs voor kabeltracés?
Zijn er Rijksmonumenten in Moerdijk aanwezig? Zo ja, wat betekent dit op den duur als het dorp afgebroken moet worden?
Welke impact heeft dit besluit op de grondkwaliteit en de grondwaarde?
Is er een risicoanalyse beschikbaar over de negatieve effecten (psychosociaal, sociaal-economisch, infrastructuur) voor bewoners? Zo ja, kan deze openbaar worden gemaakt? Zo nee, waarom niet?
Welke impact heeft dit besluit op lokale ondernemers en hoe worden zij gecompenseerd?
Hoe wordt de emotionele en sociale impact van dit besluit meegewogen, met name voor ouderen, gezinnen en nabestaanden die geconfronteerd worden met vragen over het behoud of verplaatsing van graven op het kerkhof?
Welke maatregelen neemt het Rijk om te voorkomen dat woningwaarden kelderen in gemeente Moerdijk als gevolg van de onzekerheid over de toekomst?
Welke rol ziet u voor uzelf als Minister van Volkshuisvesting in het bieden van perspectief aan bewoners van het dorp Moerdijk, gelet op het feit dat 1.100 inwoners op straat dreigen komen te staan?
Hoe draagt het verdwijnen van het dorp Moerdijk en de mogelijke verdringing van agrarische bedrijven bij aan het versterken van de brede welvaart, zoals beoogd in de Nota Ruimte bij de uitbreiding van de Powerport-regio Moerdijk?
Hoe krijgen bewoners en agrariërs daadwerkelijk invloed op het proces waarin de clusterspecifieke consequenties en de vertaling van de gekozen richting worden vormgegeven, en hoe wordt hun inbreng daarbij gewogen ten opzichte van de economische belangen van het havenbedrijf en de industrie?
Kunt u aangeven of en hoe het kabinet bereid is om op voorstel van de gemeente Moerdijk en haar bewoners gezamenlijk tot een alternatief plan te komen waarbij behoud van de kern mogelijk is?
Hoe verhoudt het besluit tot opheffing van Moerdijk zich tot het bestaansrecht van basisschool IBS De Klaverhoek en bent u zich ervan bewust dat hierdoor klassen abrupt uiteengerukt dreigen te worden?1, 2
Hoe wordt geborgd dat inwoners van Moerdijk, waaronder ouderen en kwetsbaren, toegang blijven houden tot zorg in de buurt als het dorp wordt opgeheven en zij noodgedwongen moeten verhuizen?
Is het mogelijk dat inwoners die willen blijven dat mogen? Onder welke voorwaarden?
Kunt u deze vragen een voor een beantwoorden?
De voorgenomen wijziging van het Besluit Aanwijzing hoofdspoorwegen met het oog op het slopen van de spoorbrug over de Maas in Maastricht |
|
Laurens Dassen (Volt) |
|
Thierry Aartsen (VVD) |
|
|
|
|
Heeft u kennisgenomen van de inbrengen in de internetconsultatie van het Besluit Aanwijzing hoofdspoorwegen aangaande de spoorlijn Maastricht – Lanaken?1
Herkent u het beeld dat de reacties van zowel Nederlandse als Belgische zijde van de grens negatief zijn? Zo ja, hoe neemt u deze inbreng mee in de verdere besluitvorming?
Hoe verhoudt uw voorgenomen besluit zich tot de aangenomen motie Van Dijk/Dassen d.d. 22 september 2025 (Kamerstuk 36 563-10)? Deelt u dat uw voornemen en de dientengevolge sloop van de brug niet past binnen het verzoek van de motie om samen met uw collega’s uit België en Duitsland kansrijke verbindingen te inventariseren en vervolgstappen te zetten tot reactivatie?
Is er sinds het besluit om niet door te gaan met het project tram Maastricht – Hasselt door u in samenwerking met de Belgische/Vlaamse overheden onderzoek gedaan naar een alternatief? Zo nee, waarom niet? Zo ja, heeft u daarbij ook de mogelijkheden van de spoorbrug onderzocht? Kunt u aangeven aan welk alternatief u werkt, welk budget u hiervoor heeft en wat de planning is voor realisatie?
Klopt het dat er sinds het stranden van het Spartacusplan geen gezamenlijk overleg is geweest tussen Nederland, het Federale Ministerie van Mobiliteit, de provincies Limburg, de Vlaamse Minister van Mobiliteit en Openbare Werken en de gemeenten Maastricht en Hasselt over een integrale regionale mobiliteitsvisie voor de corridor Hasselt – Maastricht inclusief de toekomstige rol van het openbaar vervoer?
Bent u bereid een hernieuwd overleg te starten met alle betrokken overheden in Nederland en België om te komen tot een gezamenlijk gedragen visie op de ontwikkeling van een toekomstbestendige hoogwaardige OV-verbinding tussen Hasselt en Maastricht welke ook bijdraagt aan een verbeterde verbinding tussen Antwerpen en Maastricht en tussen Hasselt en Aachen conform de motie Van Dijk/Dassen?
Deelt u de mening dat de spoorbrug in de verbinding Maastricht – Lanaken in de toekomst mogelijk noodzakelijk kan zijn voor de weerbaarheidsopgave op het Nederlandse en Belgische spoor gezien de beperkte redundantie in de bestaande west-oostverbindingen?2
Kunt u bevestigen dat circa 15 jaar geleden 33 miljoen euro is besteed aan renovatie van deze spoorbrug?
Kunt u verantwoorden waarom u daarbovenop nu circa 10 miljoen euro, die bestemd was voor een verbeterde OV-verbinding tussen Maastricht en Hasselt, wilt inzetten voor de sloop van deze brug?
Waarom behoudt u het genoemde budget van 10 miljoen euro niet voor het verbeteren van de OV-verbinding tussen Maastricht en Hasselt?
Heeft u of de provincie Limburg een marktconsultatie gedaan onder vervoerders om te zien of er interesse is om te rijden met treinen tussen Hasselt, Lanaken en Maastricht bijvoorbeeld als onderdeel van de nieuwe OV-concessie voor Nederlands Limburg vanaf 2031? Zo nee, waar baseert u de conclusie op dat er geen interesse is in spoorvervoer via deze verbinding? Bent u bereid alsnog een marktconsultatie te doen?
Klopt het dat er geen overleg is geweest tussen uw ministerie en de consumentenorganisaties in het Locov over de sloop van de spoorbrug terwijl het Locov een wettelijke adviesorgaan is voor reizigersrelevante spoorse zaken? Klopt het dat het Locov ook niet proactief is geïnformeerd over de door u genomen besluiten over de spoorbrug in het BO-MIRT? Hoe heeft u het reizigersbelang in uw besluitvorming geborgd?
Deelt u de mening dat behoud van de brug onderdeel kan zijn van de oplossing om alsnog te komen tot een snelle OV-verbinding tussen beide steden?
Kunt u bevestigen dat technisch gezien een reistijd van circa 25 minuten tussen Hasselt en Maastricht haalbaar is als de spoorlijn gereactiveerd zou worden terwijl de reistijd per bus of trambus circa 70 minuten zal zijn?
Bent u bereid ter uitvoering van voornoemde motie en in het licht van het initiatief van Rover en Trein Tram Bus en gezien het mogelijke belang voor de weerbaarheid van ons land uw voorgenomen besluit ten aanzien van het verwijderen van de spoorverbinding Maastricht – Lanaken uit de hoofdspoorweginfrastructuur in te trekken? Zo nee, wilt u deze vragen dan beantwoorden voor het CD Spoor d.d. donderdag 18 december 2025 en uw definitieve besluit niet nemen voordat de Kamer deze heeft kunnen bespreken?
De veiligheidsrisico’s van windturbines op land |
|
Henk Vermeer (BBB) |
|
Thierry Aartsen (VVD) |
|
|
|
|
Heeft de Onderzoeksraad voor Veiligheid (OVV) ooit onderzoek gedaan naar brand- en veiligheidsrisico’s van windturbines op land?
Zo ja, kan dat onderzoek met de Kamer worden gedeeld? Zo nee, wilt u de OVV verzoeken dit alsnog te doen?
Hoe wordt geborgd dat windturbines van 130 meter en hoger voldoen aan eisen voor externe veiligheid, blusbaarheid en rampenbestrijding?
Is er voldoende bluscapaciteit beschikbaar om branden op grote hoogte te bestrijden?
Worden omwonenden voldoende geïnformeerd over risico’s en noodprocedures bij brand of technisch falen?
Hoe beoordeelt u het incident bij Nieuwleusen, waar brokstukken en gesmolten kunststof neerkwamen op landbouwgrond?
Hoe zijn de opruiming, schadevergoeding en milieuschade bij dergelijke incidenten geregeld?
Bent u bereid samen met provincies en gemeenten een landelijke risicoanalyse op te stellen voor windturbines van 130 meter en hoger, inclusief blusbaarheid en impact op de leefomgeving?
De Joint Letter of Intent met Tata Steel, de fors hogere uitstoot van Tata Steel, staalslakken en de forse salarisverhogingen van directieleden bij Tata Steel |
|
Ines Kostić (PvdD), Geert Gabriëls (GL), Christine Teunissen (PvdD), Joris Thijssen (PvdA), Suzanne Kröger (GL) |
|
Thierry Aartsen (VVD), Sophie Hermans (minister klimaat en groene groei, minister infrastructuur en waterstaat) (VVD) |
|
|
|
|
Bent u bekend met het bericht «Omgevingsdienst ziet fors hogere uitstoot Tata Steel in 2024»1?
Wat vindt u ervan dat Tata Steel Nederland (TSN) vorig jaar van meerdere stoffen significant meer heeft uitgestoten dan de jaren ervoor? Wat verklaart exact de toename van de uitstoot van benzeen, lood, nikkel en zink?
In hoeverre is deze hogere uitstoot te wijten aan het feit dat de uitstootmeting van beide kooksgasfabrieken is meegenomen in 2024?
Wat betekenen deze resultaten voor de aanzeggingsprocedure van de provincie? Klopt de aanname dat de overtredingen bij de Kooksgasfabriek 2 niet zijn beëindigd en dat intrekking van de vergunning een stap dichterbij is gekomen?
Wat betekent de grotere uitstoot van grotendeels zeer zorgwekkende stoffen voor de gezondheid van omwonenden?
Waren deze cijfers al bekend toen de Joint Letter of Intent (JLoI) met TSN werd ondertekend?
Wat is er met het advies «Geef meer duidelijkheid over de effecten van de transitie op emissie van de zeer zorgwekkende stoffen en neem de doelstellingen in het advies van de Expertgroep over» van de Expertgroep Gezondheid IJmond gedaan?
Waarom is het advies van de Expertgroep Gezondheid IJmond om een reductie van 90% voor Polycyclische Aromatische Koolwaterstoffen (PAK’s), benzeen en een selectie aan metalen op te nemen niet opgenomen in de JLoI, terwijl dit volgens de expertgroep zorgt voor een grote verlaging van gezondheidsrisico’s? Kunt u deze keuze onderbouwen zonder dat de gezondheidseffectrapportage is afgerond?
Bent u bekend met het artikel «Salaris van Tata-directie verdubbeld, terwijl medewerkers geen kerstpakket meer krijgen?»2
Wat vindt u van dit nieuws?
Vindt u het eerlijk dat de salarissen van de directie van TSN omhoog zijn gegaan terwijl er op de werkvloer op kerstpakketten, overwerkmaaltijden en koffie wordt bezuinigd?
Wat vindt u ervan dat de directie hogere salarissen krijgen, terwijl eerder dit jaar diezelfde directieplannen bekend maakte om één op de vijf werknemers te ontslaan?
Wat ziet u als een gepaste beloning voor de bedijfsleiding, zoals dat in de JLoI is geformuleerd, en vallen de huidige bonussen in die range?
Bent u bekend met het bericht «Staalslakken op veel meer plekken gevonden: aantal locaties bijna verdubbeld»3?
Klopt het dat op zeker 216 plekken in Nederland staalslakken zijn gebruikt? Was u bekend met elk van deze gevallen? Hoeveel locaties verwacht u dat er nog meer boven water komen? Bent u dit volledig in kaart aan het brengen?
Wat vindt u ervan dat sommige gemeenten, zoals Muiden, Amstelveen, Texel, Den Haag en Heusden, al proactief staalslakken hebben verwijderd, bijvoorbeeld bij paden of hofjes in woonwijken of in de buurt van speelplaatsen en scholen? Stimuleert u andere gemeenten om in dergelijke gevallen hetzelfde te doen? Hoe moeten gemeenten dit bekostigen?
Bent u voornemens om een saneringsplan op te stellen voor de plaatsen waar staalslakken het meest acute gevaar vormen? Bent u in gesprek met provincies en gemeenten die al maatregelen aan het nemen zijn?
Wanneer is het onderzoek van het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) naar de veilige toepassingen van staalslakken afgerond? Deelt u de opvatting dat, gezien de schaal van dit probleem, er eerst onomstotelijk moet zijn vastgesteld dat de toepassingen veilig zijn en dat daarom een tijdelijk totaalverbod vanuit het voorzorgsprincipe de juiste weg is?
Wat gebeurt er met de staalslakken die naar de Baltische Staten geëxporteerd worden? Hoe worden ze daar toegepast?
Bent u bekend met het artikel «Waar komen verwijderde staalslakken terecht? Geen zicht op»4?
Klopt het dat er geen zicht op is waar verwijderde staalslakken terechtkomen?
Gaat u dit inzichtelijk brengen om te voorkomen dat de problemen steeds verplaatst worden?
Kunt u nogmaals uiteenzetten hoe het precies zit met de ontbindende voorwaarden die in de JLoI over staalslakken zijn opgenomen? Waarom zei u tijdens het commissiedebat Leefomgeving en externe veiligheid dat deze voorwaarden er niet toe leidt het kabinet zich terughoudend zal opstellen ten opzichte van staalslakken?
Kunt u toelichten wat artikel 15, vierde lid, van de JLoI over de CO2-heffing en staalslakken precies betekent voor toekomstig beleid op deze terreinen? Wat zou een verhoging van de CO2-heffing (juridisch) betekenen voor de maatwerkafspraken? Wat zou een totaalverbod op staalslakken betekenen voor de maatwerkafspraken?
Klopt het dat er met artikel 15, vierde lid 4, feitelijk afspraken gemaakt worden die gaan gelden voor alle bedrijven in Nederland? Waarom levert u op deze aspecten geen maatwerkmaatregelen, bijvoorbeeld op de manier zoals beschreven in de aangenomen motie-Thijssen (Kamerstuk 29 826, nr. 236)? Bent u het ermee eens dat deze bepaling in artikel 15, vierde lid, betekent dat bedrijven die bij u hebben aangegeven niet verder te willen praten over verduurzaming wel dit belastingvoordeel (het afschaffen van de CO2-heffing) krijgen?
Kunt u exact uiteenzetten welke maatregelen u aanvullend heeft genomen na het advies van Arbeid, Mens, Verzuim en Inzetbaarheid (AMVI) in samenwerking met de Expertgroep Gezondheid IJmond en welke adviezen u specifiek niet heeft overgenomen? Kunt u in een overzicht ingaan op wat u met elk van de adviezen en aanbevelingen uit het AMVI-advies heeft gedaan?
Wat betekent het maximum subsidiebedrag van twee miljard euro door de Rijksoverheid? Betekent dit dat de eventuele meerkosten van de uitvoering van de adviezen van de gezondheidseffectrapportage (GER) per definitie voor de rekening van TSN zijn?
Waarom is het doel voor TSN om over te zijn op groene waterstof en biomethaan pas gesteld in 2047? Hoe verhoudt dit zich tot de deadline van de uitgifte van ETS-rechten die is gesteld in 2040? Hoe verhoudt zich dit tot aangenomen moties (Kamerstukken 29 826, nrs. 186 en 187)?
Welke juridische waarborgen zitten er in de maatwerkafspraken om er zeker van te zijn dat TSN van aardgas over gaat op groene waterstof? Hoe wordt lock-in voorkomen?
Waarom wordt er ook ingezet op Carbon Capture & Storage (CCS), naast de overgang van aardgas op groene waterstof? Is CCS nog nuttig als de fabriek overgaat op groene waterstof? Zo nee, betekent CCS dan niet een lock-in voor het maken van staal met aardgas?
Wat zijn de totale kosten om eerst 15 jaar lang staal te maken met aardgas en CCS en daarna 15 jaar groen staal te gaan maken (met groene waterstof) in vergelijking met 30 jaar lang groen staal maken (met groene waterstof)? Kunt u bij dit antwoord werken met verschillende IEA en PBL-scenario’s voor de CO2-prijs, aardgasprijs, prijs van groene waterstof en prijs van CCS?
Waarom heeft u de aangenomen motie-Thijssen c.s. over de adviezen van de Expertgroep Gezondheid IJmond (Kamerstuk 28 089, nr. 307) niet als harde voorwaarde opgenomen in de JLoI? Heeft u dit wel besproken met Tata? Wat was het antwoord van TSN? Wat zijn de kosten om deze adviezen wel op te volgen?
Wat is de uitstoot van alle schadelijke stoffen op dit moment en op basis van welke gegevens zijn de afspraken over emissiereductie in 2030 gemaakt? Zijn de metingen van deze emissies onafhankelijk gedaan? Kan het zijn, zoals in het eerdergenoemde artikel, dat later blijkt dat emissies toch weer hoger zijn? Zijn de door het RIVM gemeten deposities buiten het TSN-terrein verklaarbaar met de op dit moment bekende emissies? Zo nee, waar komt het verschil door?
Is er in de afspraken ook rekening gehouden met de waarschuwing van de Expertgroep Gezondheid IJmond dat de emissies in de bouwfase kunnen toenemen? Kunt u in een tabel aangeven wat de emissies en andere overlast jaarlijks gaat zijn van nu tot 2032?
Waarom gaat TSN verder onderzoek doen naar ultrafijnstof? Waarom is niet afgesproken dat het RIVM verder onderzoek gaat doen naar de uitstoot van ultrafijnstof? Waarom wordt de Expertgroep Gezondheid IJmond niet gevraagd om op basis van een eventueel RIVM-onderzoek naar fijnstof advies te geven over de gezondheidseffecten van fijnstof en hoe deze effecten te verminderen? Wordt fijnstof meegenomen in de GER?
Wat zijn de gezondheidseffecten van de schadelijke stoffen die nog wel uitgestoten mogen gaan worden? Wat is het cumulatieve gezondheidseffect van deze emissies? Kunt u dit weergeven in DALY’s (Disability Adjusted Life Years), zoals ook de Expertgroep Gezondheid IJmond doet? Hoe vergelijkt dit gezondheidseffect zich met een gemiddelde stad in Nederland?
Wanneer verwacht u dat de GER af zal zijn? Waarom vraagt u geen advies van de Expertgroep Gezondheid IJmond naar aanleiding van de GER? Hoe gaat de GER invloed hebben op de bindende afspraken die u wilt maken met TSN? Wanneer vindt u de uitkomsten van de GER op de maatwerkafspraken voldoende?
Wat zegt u tegen omwonenden die de afgelopen jaren meerdere RIVM-rapporten hebben gelezen over hun leefomgeving die stellen dat de lucht rond TSN ongezond is? Welke concrete gezondheidswinst kunt u garanderen aan de omwonenden?
Is de toename van het hergebruik van staal tot 30% in 2030 in lijn met de aangenomen motie-Kröger/Thijssen over de circulariteitsdoelen (Kamerstuk 29 826, nr. 186)?
Is in de JLoI afgesproken dat alle grondstofvelden worden verkapt?
Onderschrijft u dat de passage in de JLoI "TSN to do its utmost to ensure that TSN will continue to generate the cash flow needed to complete the Projects" een financiële prikkel geeft aan TSN om kosten te reduceren waardoor mogelijk arbeidsvoorwaarden kunnen verschralen en maatregelen ter bescherming van de omgeving en omwonenden kunnen verminderen? Als TSde aangekondigde reorganisatie van afgelopen april niet doorzet, vindt u dan dat TSN voldoet aan dit stuk van de JLoI? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet?
Hoe groot vindt u dat de «final instalment» minimaal moet zijn, die wordt overmaakt als de CGP2 en BF7 gesloten zijn? Wat is de rationale achter dit bedrag?
Wat is de rekensom achter de 200 miljoen euro die de Staat bereid is te lenen om de overstap naar biomethaan of groene waterstof mogelijk te maken? Hoe waarschijnlijk is het dat dit bedrag voldoende is om de lock-in van aardgas te voorkomen? Als TSN geen gebruik maakt van de lening en niet overgaat op biomethaan of groene waterstof, wat gebeurt er dan?
Onderschrijft u dat, om eventueel gebruik te maken van het genoemde clawback mechanisme, het nodig is dat de Staat inzicht heeft in de rendementen die gemaakt worden en dus ook in de geldstromen tussen TSN en Tata Steel Limited (TSL)? Heeft u dit ook besproken met TSN en TSL? Hoe gaan zijn inzicht geven in de bedrijfsvoering?
Hoe is de 600 miljoen euro berekend voor additionele maatregelen voor gezondheids- en milieuwinst?
Welke scenario’s heeft u gezien die aantonen dat met de voorgenomen investeringen TSN tot de meest concurrerende Europese staalproducenten zal behoren? Welke aannames zijn daarbij gedaan voor de prijzen van CO2, kolen, ijzererts, gas, wind op zee, groene waterstof, etc.? Hoe verhoudt dit zich tot de prijs van zonne-energie in Zuid-Europa en Noord-Afrika ofwel kan TSN concurreren met dergelijke locaties gezien de lage kosten van zonne-energie?
Wat wordt bedoeld met de potentiële «coal ban»?
Kan het huidige stikstofslot ervoor zorgen dat TSN niet kan gaan bouwen aan de nieuwe fabrieken?
Het bericht 'Staatssecretaris wil demonstraties op spoor tegenhouden' |
|
Olger van Dijk (NSC) |
|
Foort van Oosten (VVD), Thierry Aartsen (VVD) |
|
|
|
|
Bent u bekend met het bericht «Staatssecretaris wil demonstraties op spoor tegenhouden»?1
Wat is uw reactie op het feit dat woensdagavond 8 oktober toch meerdere activisten van Extinction Rebellion het spoor bij Amsterdam centraal zijn opgelopen waarna al het treinverkeer werd stilgelegd?
Wat is ondernomen na de aankondiging van Pro-Palestijnse demonstranten van Extinction Rebellion (XR) om delen van het spoor te bezetten bij «een cruciaal station» als het kabinet niet voor woensdagmiddag een volledig economisch embargo tegen Israël zou instellen?
Hoe is het mogelijk geweest dat ondanks de ruime aanwezigheid van politie op Amsterdam Centraal en de vele uren eerdere aankondiging niet is voorkomen dat activisten op het spoor terechtkwamen?
Kan feitelijk worden aangegeven welke overleggen hebben plaatsgevonden na de aankondiging tussen het kabinet, het lokale gezag en de activisten, wat daarin is besproken en hoe NS en ProRail daarbij zijn betrokken?
Welke mogelijkheden zijn er om preventief activisten aan te houden als zij tevoren kenbaar maken strafbare feiten te willen plegen en is dat in deze situatie overwogen?
Wat gaat u ondernemen om in de toekomst het ontregelen door activisten van cruciale transportaders zoals spoorstations te voorkomen?
Hoe voert u de aangenomen motie Michon-Derksen (34 324, nr. 25) uit om wetgeving voor te bereiden met een aparte strafbaarstelling op het blokkeren van vitale infrastructuur?
Hoe geeft u uitvoering aan de aangenomen motie Grinwis c.s. (29 984, nr. 1198) om samen met NS, ProRail en veiligheidsdriehoeken van gemeenten waar stationsdemonstraties hebben plaatsgevonden, te komen tot een gezamenlijk handelingskader en escalatieladder om handhaving bij stationsdemonstraties te verbeteren?
Kunt u deze vragen voor woensdag 29 oktober beantwoorden?
De berichten ‘Staalslakken op veel meer plekken gevonden: aantal locaties bijna verdubbeld’ en ‘Waar komen verwijderde staalslakken terecht? “Geen zicht op”’ |
|
Jimmy Dijk (SP) |
|
Thierry Aartsen (VVD) |
|
|
|
|
Wat is uw reactie op het onderzoek van NU.nl en Investico, die meer dan honderd locaties hebben gevonden waar staalslakken zijn toegepast?1
Waren deze locaties al bekend bij uw ministerie? Zo ja, waarom is de Kamer hier niet eerder over geïnformeerd? Zo nee, waarom niet?
Zijn er meer locaties waarvan uw ministerie afweet dat er staalslakken zijn toegepast, die nog niet op de kaart van NU.nl en Investico staan? Zo ja, kunt u dit met de Kamer delen?
Zijn er sinds de invoering van de vergunningplicht ook staalslakken toegepast? Zo ja, op welke locaties is dit gebeurd, en hoe zijn lokale toezichthouders betrokken?
Bent u bereid een plan van aanpak te maken om zoveel mogelijk locaties te vinden waar staalslakken zijn toegepast, lokale toezichthouders en bestuurders hierover te informeren, en samen met deze partijen en de staalslakleveranciers de staalslakken te verwijderen als er sprake is van milieuvervuiling? Kunt u hierbij ook de toepassingen van hydraulisch menggranulaat meenemen?
Hoe reageert u op de uitspraak van Omgevingsdienst NL, die vreest dat afvalverwerkers staalslakken onvoldoende herkennen en het vervolgens behandelen als normaal afval?2
Hoe gaat u voorkomen dat staalslakken worden gemengd met andere afval- en bouwstoffen en daarmee uit het zicht raken?
Welke regels zijn er voor hergebruik en verwerking van verwijderde staalslakken? Bent u bereid maatregelen te nemen, zodat bedrijven en afvalverwerkers die staalslakken verwijderen lokale toezichthouders actief moeten informeren over het hergebruik en de verwerking van staalslakken?
Bent u bereid staalslakken aan te merken als afval in plaats van bouwstof?
De PwC speelveldtoets die de afval- en recyclingsector heeft laten uitvoeren op het invoeren van €567 miljoen extra heffingen op afval |
|
Cor Pierik (BBB) |
|
Thierry Aartsen (VVD) |
|
|
|
|
Bent u bekend met het rapport van PricewaterhouseCoopers (PwC) getiteld «Gevolgen van fiscale maatregelen voor concurrentiepositie afvalverwerkingssector»?
Ja.
Deelt u de analyse dat de bij de Voorjaarsnota aangekondigde fiscale maatregelen in de afvalsector, ter waarde van € 567 miljoen, leiden tot een verslechtering van de concurrentiepositie van de recycle- en sorteerbedrijven? Erkent u dat deze verslechtering van de concurrentiepositie haaks staat op de noodzaak om de recyclecapaciteit in Nederland optimaal te benutten?
Het kabinet onderkent dat de aangekondigde fiscale maatregelen gevolgen kunnen hebben voor de concurrentiepositie van recycle- en sorteerbedrijven. Dit blijkt ook uit de beschikbare impactanalyses die onderzoeksbureau Trinomics in opdracht van het kabinet heeft uitgevoerd en die PwC in opdracht van de afvalsector heeft uitgevoerd. Deze impactanalyses laten zien dat de hogere kosten voor het verbranden van afval de prikkel om te recyclen weliswaar vergroten, maar dat dit effect naar verwachting niet volledig opweegt tegen de kostprijsverhoging voor recyclers en de verminderde import van recyclebaar materiaal. Volgens de speelveldtoetsen leidt dit tot een verhoogd risico op het verplaatsen van Nederlandse recyclingbedrijven naar het buitenland. Juist daarom is het kabinet, samen met de sector in de Werkgroep Afvalsector, bezig met het verkennen van alternatieve invullingen die de circulaire economie beter ondersteunen. Daarbij wordt onder meer gekeken naar de mogelijkheid om recyclingresidu uit te sluiten van de belastinggrondslag van de afvalstoffenbelasting.
Hoe schat u het risico in dat recycle- en sorteeractiviteiten in Nederland afnemen als gevolg van deze maatregelen? Wat betekent dit voor de nationale ambitie om in 2050 volledig circulair te zijn?
Het kabinet erkent dat de huidige maatvoering van het maatregelenpakket voor de afvalsector verhoogde kosten voor recyclers kan veroorzaken. Dit komt door de verhoogde kosten voor het verbranden van een eventueel overgebleven recyclingresidu. De impact is alleen kwalitatief beschreven door de onderzoeksbureaus, een exacte schatting is hierbij lastig te maken. Nederland streeft naar een circulaire economie in 2050. Daarom kijkt het kabinet samen met de sector via de Werkgroep Afvalsector naar een mogelijke alternatieve invulling met als doel om de circulaire economie meer te bevorderen. Onderdeel daarvan is een verkenning van de mogelijkheid om recyclingresidu uit te sluiten van de belastinggrondslag van de afvalstoffenbelasting en de effecten daarvan.
Hoe weegt u de constatering van het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) tijdens de technische briefing over de Integrale Circulaire Economie Rapportage (ICER) dat de 2050 doelen onhaalbaar zijn? Hoe gaat u werkbare handvatten bieden middels het herziene Nationaal Programma Circulaire Economie (NPCE)?
Op 14 oktober is de actualisatie van het Nationaal Programma Circulaire Economie aan de Kamer gestuurd (Kamerstukken II 2025–2026, 32 852, nr. 392). Hierin (en in de achterliggende documenten) wordt een compleet overzicht gegeven van de beleidsmaatregelen. In de aanbiedingsbrief bij de actualisatie is aangegeven dat er extra stappen nodig zijn om de 2050 doelen te realiseren. Dat onderstreept juist het belang van het NPCE: het programma biedt aanvullende nieuwe werkbare handvatten om de komende jaren meer tempo te maken, samen met bedrijven, kennisinstellingen en medeoverheden.
Hoe voorkomt u dat Nederland zichzelf buitenspel zet in de mondiale concurrentie om circulaire grondstoffen, nu de voorgestelde heffing recyclingactiviteiten uit ons land dreigt weg te drukken en daarmee de toegang tot strategische secundaire materialen voor de Nederlandse industrie ondermijnt?
Vooralsnog geldt een groot deel van het door het kabinet voorgestelde beprijzingspakket als technische dekking. Aan de Werkgroep Afvalsector, waaraan vertegenwoordigers van bedrijven met afvalverbrandingsinstallaties en vertegenwoordigers van recycling-, inzameling- en sorteerbedrijven deelnemen, is gevraagd te komen tot een lijst met alternatieve beprijzende maatregelen. Beoogd is hierover een definitief besluit te nemen bij voorjaarsbesluitvorming 2026.
PwC stelt dat de heffing leidt tot een winstimpact van – 133% voor afvalverbrandingsinstallaties (AVI’s) in 2035, waardoor kostendekkende exploitatie onmogelijk wordt. Erkent u dat afvalverbranding een noodzakelijke schakel vormt binnen de circulaire keten, en hoe verhoudt deze negatieve impact zich tot die rol?
De winstimpact op afvalverbrandingsinstallaties (AVI’s) zal afhangen van de mate waarin zij de kosten kunnen doorberekenen in hun poorttarieven. Voor de verhoging in de afvalstoffenbelasting geldt dat de export van afval dat in buitenlandse AVI’s wordt verbrand ook onder de grondslag valt. Deze maatregel geeft hiermee geen prikkel om afval naar het buitenland te exporteren. Voor de verhoogde kosten van de CO2-heffing geldt dat export niet belast wordt. De hoogte van de heffing en de impact op de poorttarieven ten opzichte van het buitenland hangt ervan af hoeveel CO2 een AVI nog uitstoot als de aanscherping gaat gelden. PwC gaat bij de berekening van de winstimpact uit van een doorgifte van 10% van de kosten in de poorttarieven voor Nederlands afval op basis van het scenario van de huidig verstrekte SDE++-beschikkingen bij vier AVI’s (AVR, Attero, AEB en EEW). Bij het toepassen van meer CCS kunnen echter meer kosten vermeden worden, waardoor de kostenstijging beperkt zal blijven ten opzichte van het buitenland. Het Planbureau voor de Leefomgeving raamt in de Klimaat- en Energieverkenning 2025 meer CO2-reductie door CCS als gevolg van de aangescherpte CO2-heffing voor AVI’s. CCS-projecten kennen echter onzekerheden door onder andere de mogelijke ontoereikendheid van de SDE++-subsidies om de onrendabele top te dekken, wat van invloed kan zijn op de winstgevendheid. Daarnaast geldt dat de importstroom van afval zal wegvallen door het maatregelenpakket, met negatieve bedrijfseconomische consequenties voor AVI’s.
Het kabinet onderschrijft dat afvalverbranding een essentiële rol inneemt in de afvalverwerkingsketen voor het veilig en nuttig verwerken van niet-recyclebare afvalstromen. Tegelijkertijd is het ook noodzakelijk dat de totale hoeveelheid afval afneemt, dat er minder afval wordt verbrand en dat er meer recycling plaatsvindt. Aan de Werkgroep Afvalsector is daarom gevraagd te komen tot een lijst met alternatieve beprijzende maatregelen met als doel de circulaire economie meer te bevorderen.
Op basis van speelveldtoetsen op het heffen van de € 567 miljoen plasticheffing op polymeren of verpakkingen is besloten deze heffing voorlopig te verplaatsen naar de recycling- en afvalsector. Hoe verhouden de effecten tussen het heffen van de € 567 miljoen op polymeren, verpakkingen of recycling & afval zich tot elkaar en hoe beoordeelt u deze?
Onderzoeksbureau Trinomics heeft in opdracht van het kabinet de beleidseffecten van de plastic-heffing in kaart gebracht richting het voorjaar van 2025. Het kabinet heeft besloten geen polymerenheffing in te voeren vanwege: de weglekeffecten die het rapport van Trinomics laat zien als gevolg van de invoering van een polymerenheffing; de beperkte milieu-impact die een lage heffing op verwerking en productie van polymeren met zich mee brengt; en vanwege zorgen vanuit de sector over de lastenverzwaring en de bijbehorende productieverliezen. De verwachting is geweest dat afvalverbrandingsinstallaties makkelijker dan de overige industriële installaties hun kosten kunnen afwentelen via de poorttarieven. De afvalmarkt is een voornamelijk regionale en deels Europese markt, ten opzichte van veel overige industriële installaties die op mondiale markten opereren. Export van afval voor verbranding naar andere Europese landen is mogelijk, maar wel aan regels onderhevig van de Europese Verordening voor Overbrenging van Afvalstoffen. Dit laat onverlet dat er evenwel sprake is van weglekrisico bij AVI’s, wat ook wordt bevestigd in de rapporten van PwC en Trinomics. Het kabinet stelt daarom subsidies ter beschikking om verduurzamingskosten te beperken en het exportrisico te verkleinen. Op het moment van besluitvorming had het kabinet geen uitvoerbare variant voor een verpakkingenbelasting in beeld. Het kabinet heeft besloten om een beprijzingspakket van € 567 miljoen, grotendeels als technische dekking, in het afvaldomein te beleggen. Juist daarom zijn we als kabinet, samen met de sector in de Werkgroep Afvalsector, actief bezig met het verkennen van alternatieve invullingen.
Waar verwacht u dat het afval naartoe zal gaan als AVI’s hun werkzaamheden in Nederland moeten staken vanwege de negatieve winstimpact van – 133% zoals PwC schetst?
Als er in Nederland niet voldoende capaciteit beschikbaar is voor de verwerking van een afvalstof, kan dit afval voor verwerking naar het buitenland worden overgebracht. Of inderdaad gekozen zal worden voor verwerking buiten Nederland zal onder andere afhangen van toekomstige beleidsontwikkelingen in andere landen die invloed hebben op de buitenlandse poorttarieven (gaan AVI’s bijvoorbeeld onder ETS1 vallen per 2028 of niet). Het Landelijk Afvalbeheerplan schrijft voor dat overbrenging van afval alleen is toegestaan wanneer het afval in het buitenland voldoende hoogwaardig wordt verwerkt. In praktijk betekent dit dat Nederlands brandbaar afval in ieder geval niet mag worden overgebracht om in het buitenland te worden gestort. Verder verbiedt de Europese Verordening Overbrenging Afvalstoffen met ingang van 21 mei 2026 de uitvoer uit de EU naar OESO-landen van gemengd stedelijk afval, ook indien dat afval is verwerkt tot refuse-derived fuel.
Hoe beoordeelt u het risico dat afvalexport toeneemt als gevolg van de heffing, terwijl buitenlandse verwerkers vaak lagere milieustandaarden hanteren en minder CO2-efficiënt zijn? Acht u het wenselijk dat Nederland hierdoor de regie verliest over de verduurzaming van haar afvalverwerking en afhankelijk wordt van de bereidwilligheid van andere landen om Nederlands afval te verwerken?
Het kabinet erkent dat de maatvoering van de maatregelen negatieve neveneffecten kan hebben, waaronder de mogelijke risico’s op verplaatsing van Nederlands afval naar het buitenland. Zoals ook met Prinsjesdag gecommuniceerd, is het merendeel van het maatregelenpakket voor de afvalsector (de aanscherping van de CO2-heffing en de afvalstoffenbelasting) onderdeel van een technische invulling. Samen met de sector wordt via de Werkgroep Afvalsector naar een mogelijke alternatieve invulling gekeken om de beoogde opbrengsten te realiseren waarbij de circulaire economie meer wordt bevorderd en bijdraagt aan CO2-reductie.
Tegen de achtergrond dat het kabinet in de Voorjaarsnota het strategische belang van het Carbon Capture and Storage-project (CCS-project) Aramis heeft benadrukt1, waarbij is aangegeven dat de businesscase van Aramis in grote mate afhankelijk is van CO2-afvang door AVI’s2 en dat het PwC-rapport laat zien dat de heffing in de afvalsector leidt tot onzekerheid over CO2-leveringen aan projecten als Aramis, deelt u de zorg dat deze onzekerheid de kans van slagen van Aramis ernstig kan belemmeren?
Aramis is van strategisch belang voor het behalen van de klimaatdoelstellingen en het versterken van de duurzame industrie-infrastructuur in Nederland. In de Voorjaarsnota is daarom expliciet aangegeven dat het kabinet fors in Aramis investeert. Het klopt dat de businesscase van Aramis in belangrijke mate afhankelijk is van voldoende en voorspelbare aanvoer van afgevangen CO2, waarbij AVI’s een potentiële rol kunnen vervullen als leveranciers.
De aanpassingen aan de CO2-heffing voor afvalverbrandingsinstallaties verstevigen de prijsprikkel om CCS (CO2-afvang) toe te passen. Het Planbureau voor de Leefomgeving raamt in de Klimaat- en Energieverkenning 2025 een extra CO2-reductie als gevolg van de aangescherpte CO2-heffing voor AVI’s. Tegelijkertijd wijst Trinomics3 erop dat het toepassen van CCS weliswaar rendabeler wordt, maar dat het onzeker is of AVI’s in de praktijk ook daadwerkelijk gaan investeren in CCS. Het totale beprijzingspakket (inclusief verhoging afvalstoffenbelasting) leidt namelijk tot minder afvalverbranding, door andere vormen van afvalverwerking, minder import van afval en het risico op meer export van Nederlands afval, wat de business case voor AVI’s verslechtert en meer investeringsonzekerheid geeft.
Het kabinet erkent het belang van investeringszekerheid voor zowel CO2-leveranciers als afnemers binnen het Aramis-project. Tegelijkertijd acht het kabinet het van belang dat het beleid gericht blijft op het stimuleren van afvalpreventie en recycling in het kader van de circulaire economie. Hierbij wordt gezocht naar een gebalanceerde aanpak waarin zowel de klimaatdoelen als de circulaire ambities kunnen worden gerealiseerd. De oproep van de sector is duidelijk gehoord om te werken aan investeringszekerheid voor AVI’s. De Werkgroep Afvalsector is daarom verzocht om te komen tot een afsprakenpakket dat investeringszekerheid biedt voor verduurzaming van afvalverbranding.
Hoe beoordeelt u het risico dat de export van Nederlands afval brandbaar restafval in andere Europese landen verdringt richting stortplaatsen (met methaanemissies tot gevolg) gezien het feit dat er in Europa jaarlijks nog ruim 50 Mton huishoudelijk restafval wordt gestort?
Er wordt in Europa nog altijd een aanzienlijk deel van het stedelijk afval gestort. De export van Nederlands afval naar buitenlandse verwerkingsinstallaties kan daar de verwerking van ander afval verdringen. Waar dit vrijgekomen afval vervolgens verwerkt wordt, ligt aan factoren als marktwerking en aan de wet- en regelgeving in deze lidstaten. Afhankelijk van deze factoren kan het vrijgekomen afval in het land van herkomst gestort worden, bij een gebrek aan alternatieve verbrandingscapaciteit.
Bent u bereid om bij de verdere uitwerking van de heffing van € 567 miljoen expliciet te waarborgen dat deze buiten het afvaldomein wordt geheven, bijvoorbeeld middels uitgebreide producentenverantwoordelijkheid (UPV) of buiten de circulaire keten, zodat recycling en verwerking niet disproportioneel worden belast en de vervuiler daadwerkelijk betaalt?
Zoals ook aangegeven bij de beantwoording van vraag 5 is aan de afvalsector gevraagd om in de Werkgroep Afvalsector te komen tot een lijst met alternatieve maatregelen voor het door het kabinet voorgestelde beprijzingspakket. Op dit moment worden een aantal van de daar aangedragen en op het eerste gezicht kansrijke alternatieven verder verkend. Beoogd is bij voorjaarsbesluitvorming 2026 een definitief besluit te nemen.
Bent u bereid om de nationale CO2-heffing voor de afvalsector in lijn te brengen met die van andere industrietakken, zodat afvalverwerkers niet worden geconfronteerd met een onevenredige fiscale last die investeringen in verduurzaming en CCS ondermijnt? Verandert uw beoordeling als de Europese Commissie uiterlijk 31 juli 2026 beslist of afvalverbrandingsinstallaties vanaf 2028 onder het European Union Emissions Trading System (EU-ETS) komen te vallen?
Het kabinet acht de differentiatie in de CO2-heffing tussen ETS1- en lachgasinstallaties enerzijds en AVI’s anderzijds verdedigbaar. Het kabinet wil toewerken naar een circulaire economie met minder afvalverbranding, waarbij de afvalverbranding die nog plaatsvindt op een CO2-neutrale manier gebeurt. Omdat AVI’s op dit moment niet onder het ETS vallen, bestaat er op dit moment voor AVI’s geen CO2-reductieprikkel vanuit het ETS1. Bovendien is ongeveer tweederde van de broeikasgasemissies van afvalverbrandingsinstallaties van biogene oorsprong, waar de CO2-heffing niet op van toepassing is. Hierdoor is de verduurzamingsprikkel vanuit de CO2-heffing voor AVI’s, bijvoorbeeld om CO2 af te vangen, slechts een derde van de prijsprikkel die ETS1- en lachgasinstallaties ervaren. Dit rechtvaardigt in de ogen van het kabinet een hoger heffingstarief voor de AVI’s. Op het moment dat AVI’s onder het EU-ETS komen te vallen, zal de belastingdruk vanuit de heffing afnemen, omdat de nationale CO2-heffing fungeert als een minimumprijs waarbij wordt gecorrigeerd voor de ETS-prijs indien bedrijven onder het ETS vallen. Het kabinet acht het wenselijk dat AVI’s zo snel mogelijk onder het ETS worden gebracht en zet zich hiervoor in binnen Europa. De beoordeling van het kabinet dat een hoger tarief voor AVI’s gerechtvaardigd en noodzakelijk is, verandert echter niet op het moment dat AVI’s onder het EU-ETS komen, omdat een sterke prijsprikkel nodig blijft.
De bereikbaarheid van zorginstellingen met het openbaar vervoer, naar aanleiding van de opheffing van bushalte Mooiland in Doorwerth. |
|
Habtamu de Hoop (PvdA) |
|
Thierry Aartsen (VVD) |
|
|
|
|
Bent u ermee bekend dat bushalte Mooiland in Doorwerth, gelegen nabij de zorginstellingen Philadelphia en Vilente, wordt opgeheven?
Nee, van de provincie Gelderland heb ik begrepen dat inmiddels is besloten om de bushalte niet op te heffen.
Bent u ermee bekend dat de zorginstellingen en buurtbewoners hun zorgen hebben geuit in diverse regionale media en middels een brief aan de provinciale staten van Gelderland, omdat de bushalte van grote waarde is voor de inwoners van de zorginstellingen, die vaak slecht ter been zijn, en voor het woon-werkverkeer van de zorgmedewerkers?1, 2, 3
Ja.
Deelt u de mening dat het opheffen van bushalte Mooiland een negatieve invloed heeft op de mobiliteit, autonomie, sociale verbondenheid en bewegingsvrijheid van de bewoners en zorgmedewerkers? Zo nee, waarom niet?
Van de provincie Gelderland heb ik begrepen dat inmiddels is besloten om de bushalte niet op te heffen.
Deelt u de mening dat het in het algemeen van groot belang is om de bereikbaarheid van zorginstellingen met het openbaar vervoer te waarborgen, om de toegankelijkheid van zorg te garanderen, sociale isolatie tegen te gaan en de continuïteit van de zorg te faciliteren in verband met het woon-werkverkeer van zorgmedewerkers? Zo ja, deelt u de mening dat de rendabiliteit van een buslijn of bushalte ondergeschikt is aan deze maatschappelijke belangen? Zo nee, waarom niet?
In het kabinetsstandpunt Bereikbaarheid op Peil van eerder dit jaar is het belang van de bereikbaarheid van voorzieningen, waaronder zorginstellingen, onderschreven.4 Bereikbaarheid raakt ons allemaal. Meedoen in de samenleving en in de economie kan niet zonder in verbinding te staan met elkaar en met de vitale maatschappelijk-economische voorzieningen zoals onderwijs, zorg, wonen, werken, winkels en recreatie. Bereikbaarheid is een belangrijke sleutel in de keuzevrijheid van burgers om de voor hen belangrijke rechten als wonen, werken, gezondheid en onderwijs in te vullen op basis van de voorkeuren. Hoe dit invulling te geven, is maatwerk. Daarbij gaat het om zoeken naar balans tussen meerdere factoren, waaronder bereikbaarheid en rendabiliteit.
Bent u bereid zich in te zetten voor het behoud van bushalte Mooiland, oftewel voor het tegemoetkomen van de bewoners van de zorginstellingen die nu geen kant op kunnen, bijvoorbeeld door in gesprek te gaan met betrokken partijen zoals de provincie Gelderland? Zo nee, waarom niet?
Van de provincie Gelderland heb ik begrepen dat zij reeds besloten heeft bushalte Mooiland te behouden, maar dat er wel nog een oplossing wordt gezocht voor een vraagstuk rondom verkeersveiligheid ter hoogte van de halte en de voor veel overige reizigers van belang zijnde versnelling van de buslijn.
Bent u bereid om – nu inwoners toen bezwaar kon worden gemaakt niet op de hoogte waren – samen met de provincie en andere betrokken partijen te onderzoeken hoe inwoners beter geïnformeerd kunnen worden over dit soort ingrijpende besluiten? Zo nee, waarom niet?
Ik begrijp van de provincie Gelderland dat zij in gesprek zijn met betrokkenen over de situatie. De provincie heeft reeds besloten bushalte Mooiland te behouden. Er wordt nog wel een oplossing gezocht voor een vraagstuk rondom verkeersveiligheid ter hoogte van de halte en de voor veel overige reizigers van belang zijnde versnelling van de buslijn.
Heeft u in beeld of er op andere plekken in Nederland ook plannen zijn om bushaltes bij zorginstellingen te verwijderen? Zo ja, kunt u hier een overzicht van geven? Zo nee, bent u bereid met de provincies en vervoersregio’s hier een inventarisatie van te maken?
In het kabinetsstandpunt Bereikbaarheid op Peil van eerder dit jaar is het belang van de bereikbaarheid van voorzieningen, waaronder zorginstellingen, onderschreven. Daarbij is ook het instrument van het bereikbaarheidspeil geïntroduceerd om de ontwikkeling van de bereikbaarheid van voorzieningen in heel Nederland te gaan monitoren. Bij de toepassing hiervan is een integrale aanpak voorzien, waarbij naar alle vormen van vervoer wordt gekeken, evenals naar de locaties van instellingen. Deze toepassing vindt conform het kabinetsstandpunt gebiedsgericht plaats. De eerste stap daarbij is het opstellen van regionale bereikbaarheidsanalyses door de regionale overheden. Daarvoor wordt samen met de regionale bestuurlijke partners momenteel een plan van aanpak opgesteld. Dit plan van aanpak ligt komende maand voor in de bestuurlijke overleggen MIRT en zal vervolgens aan de Kamer worden toegezonden.
Wat gaat u doen om te voorkomen dat bushaltes worden opgeheven bij zorginstellingen en andere voorzieningen waar mensen die slecht ter been zijn afhankelijk van zijn?
De verantwoordelijkheid voor de afweging van het wel of niet opheffen van bushaltes berust bij de concessieverlenende overheid. In het kabinetsstandpunt Bereikbaarheid op Peil van eerder dit jaar is aangegeven hoe met het instrument van het bereikbaarheidspeil de (integrale) bereikbaarheid van voorzieningen, zoals zorginstellingen, in beeld wordt gebracht. Hierbij is ook aangegeven hoe dit gebiedsgericht uitwerking krijgt. Een belangrijke vervolgstap hierbij is het opstellen van regionale bereikbaarheidsanalyses door de medeoverheden, met hun bevoegdheid en verantwoordelijkheden in de regionale bereikbaarheid en hun inzichten in de regionale en lokale staat van bereikbaarheid. Het plan van aanpak om te komen tot deze regionale bereikbaarheidsanalyses ontvangt u later dit jaar.
Het bericht ‘OP wil alsnog volledige sanering vervuilde grond Havenhoofd en Veerdam, maar dat lijkt een utopie’ |
|
Ismail El Abassi (DENK) |
|
Thierry Aartsen (VVD) |
|
|
|
|
Bent u bekend met het bericht «OP wil alsnog volledige sanering vervuilde grond Havenhoofd en Veerdam, maar dat lijkt een utopie»?1
Ja.
Bent u ermee bekend dat de desbetreffende grond met minstens achttien gifstoffen, waarond polycyclische aromatische koolwaterstoffen (PAK’s), kwikdichloride en arseen is vergiftigd?
De uitvoering van vergunningverlening, toezicht en handhaving voor bodemsanering zijn gedecentraliseerd. Daarom is naar aanleiding van de vragen contact gezocht met het bevoegd gezag voor deze saneringslocaties, de provincie Zuid-Holland en via de provincie met de omgevingsdienst Zuid-Holland Zuid (OZHZ). De provincie Zuid-Holland is verantwoordelijk voor beheer en nazorg op de locatie, behalve voor de periode van 2011 tot en met 2020. In die periode was via een bestuurlijke overeenkomst de gemeente Papendrecht opdrachtgever voor het beheer van de nazorglocaties namens de provincie. De OZHZ heeft taken uitgevoerd namens de provincie en gemeente. Veel informatie is te vinden in de recente beantwoording van vragen aan de provincie2 en de gemeente3 over deze locatie.
Van het bevoegd gezag is vernomen dat in het verleden op de locatie een houtverduurzamingsbedrijf stond waardoor de bodem verontreinigd is geraakt. In 1996–1997 is de locatie gesaneerd. Onder de toen aangebrachte leeflaag van ongeveer een meter dik is een restverontreiniging aanwezig. In 1999 heeft de provincie, toen bevoegd gezag, vastgesteld dat de sanering voltooid is en dat in het kader van zogenaamde nazorg een monitoring moest worden uitgevoerd. Deze monitoring heeft in de periode 1999–2024 plaatsgevonden. Op basis van de resultaten van de monitoring is geconcludeerd dat een stabiele eindsituatie is bereikt, waarna met de monitoring kon worden gestopt. Hiermee is ingestemd door de OZHZ, waar de provincie Zuid-Holland de uitvoering van de betreffende bodemtaken heeft belegd.
Bent u ermee bekend dat er boven op de toxische grond 26 huizen zijn gebouwd waarvan 14 huishoudens te maken hebben gekregen met kanker?
De enige bij het ministerie bekende informatie hierover is een citaat van het Kamerlid El Abassi in een bericht in de lokale media4. Ook bij de provincie is hierover geen informatie bekend.
Is het uws inziens verantwoord dat de betreffende bewoners pas vijftien jaar na aankoop van hun huizen werden geïnformeerd over de toxische grond waarboven ze leefden? Snapt u hun zorgen over hun eigen gezondheid en veiligheid en die van hun kinderen?
De verontreiniging onder de leeflaag was in 2009 al bekend. Dit blijkt uit het saneringsverslag en de beslissing van de provincie hierop. Hierin wordt aangegeven dat de locatie geschikt is om op te wonen. Hierbij geldt wel de gebruiksbeperking dat de aangebrachte leeflaag in stand gehouden moet worden. Door de leeflaag is er bij gewoon gebruik geen blootstelling aan de verontreinigde grond onder deze laag en zijn er dus ook geen gezondheidsrisico's. De verkoper moet de koper hierover informeren. Informatie over de verontreinigingssituatie staat in de koopcontracten van de nieuw gebouwde woningen, zie ook de antwoorden op de vragen die hierover aan de gemeente Papendrecht gesteld zijn (zie voetnoot 3, antwoord 1.20 en 2.1 van de gemeente).
De bewoners zijn vertegenwoordigd in een bewonerscomité. In 2009 is in overleg met dit comité een verifiërend deklaagonderzoek uitgevoerd. Het onderzoek bestond onder meer uit het vaststellen van de dikte en van de kwaliteit van de leeflaag in de tuinen en uit het uitvoeren van luchtmetingen in verschillende kruipruimten (zie ook het antwoord op vraag 6). Het onderzoek en de metingen waren voor het bevoegd gezag geen aanleiding om terug te komen op het oordeel dat door de sanering de locatie geschikt was voor de functie. Er bleken uit dat onderzoek geen risico’s voor de menselijke gezondheid.
Snapt u dat de bewoners zich zorgen maken dat de gemeente miljoenen ontvangen heeft om de grond te reinigen, maar uiteindelijk van totale sanering heeft afgezien, terwijl het ook onduidelijk is wat er wél met het geld is gebeurd?
Het is goed voorstelbaar dat bewoners vragen hebben over de besteding van middelen.
Bij een sanering wordt doorgaans niet alle verontreinigde grond verwijderd. Doel is vaak om een locatie geschikt te maken voor het beoogd gebruik. Dat kan door het aanbrengen van een leeflaag, zoals bij het Havenhoofd en de Veerdam is gedaan. Dit is een gangbare en bewezen techniek. Door de leeflaag wordt contact met de onderliggende verontreinigde grond voorkomen. Daarom is het ook belangrijk om de leeflaag in stand te houden. Bijzonderheid bij de locatie in kwestie was dat sprake was van een verlaagd terrein. Daarom is vooral grond aangebracht (ophoging) om de reguliere leeflaagdikte van één meter te bereiken. Er hoefde daarom maar beperkt grond afgegraven en afgevoerd te worden.
De sanering (aanbrengen van een leeflaag) is dus wel uitgevoerd. Dit was in opdracht en op kosten van de provincie, het bevoegd gezag. De gemeente Papendrecht heeft de sanering namens de provincie uitgevoerd. Als bevoegd gezag heeft de provincie ingestemd met het behaalde saneringsresultaat en het nazorgplan. De besteding van middelen aan de sanering door de gemeente is door een accountant gecontroleerd en correct bevonden, zo blijkt uit de beantwoording van de vragen door gedeputeerde staten van Zuid-Holland.2
Wat vindt u ervan dat de kruipruimten in hun huizen niet dampdicht zijn en dat de bewoners aangeven dat er pas na hun aankoop van de betreffende huizen, gasmeters zijn geplaatst waarvan nog altijd niet bekend is door wie ze zijn geplaatst en hoe ze zijn gemonitord?
Voor zover bij het ministerie bekend zijn bij de locatie Havenhoofd en Veerdam geen permanente gasmeters geplaatst. Die hoeven dus ook niet gemonitord te worden. Wel zijn na de sanering periodiek controlemetingen uitgevoerd om de situatie te monitoren. In 2010 is een verhoogde binnenluchtwaarde (kwik) gemeten in een kelder en een studeerkamer. Dit was waarschijnlijk te wijten aan een stukgevallen kwikthermometer. Voor de zekerheid zijn daarna in 2015, 2018 en 2021 binnenluchtmetingen uitgevoerd. In 2015 is bij één woning een verhoogde concentratie kwik gemeten in een kruipruimte. In de verblijfsruimte was het gehalte kwik onder de detectiegrens. Sinds 2018 zijn geen verhoogde concentraties meer gemeten. De resultaten zijn beoordeeld door het bevoegd gezag en akkoord bevonden.
Tot slot is het dampdicht maken van kruipruimtes een maatregel die genomen kan worden, maar dat is niet altijd nodig. Ook door voldoende ventilatie kan voorkomen worden dat gassen zich ophopen in de kruipruimtes en de kwaliteit van de binnenlucht beïnvloeden. In deze situatie is destijds door het bevoegd gezag beoordeeld dat ventilatie voldoende was.
Bent u het er, uit het oogpunt van preventieve veiligheid, mee eens dat dit soort maatregelen voorafgaand aan de verkoop van huizen genomen moet worden? Bent u het ermee eens dat de desbetreffende bewoners daarom het recht hebben om hier alsnog nader en compleet over geïnformeerd te worden?
In de praktijk is het treffen van maatregelen voorafgaand alleen mogelijk als op het moment van verkoop de verontreiniging bekend is. Bij Havenhoofd en Veerdam was een deel van de woningen al bestaand toen de historische verontreiniging werd ontdekt en de sanering is uitgevoerd. Dan kunnen alleen maatregelen achteraf worden genomen.
Er is veel aandacht besteed aan het informeren van de bewoners wat betreft nazorg. De beschikking op het nazorgplan is aan alle bewoners binnen het nazorggebied toegestuurd. Daarnaast is door de gemeente ook een toegankelijke informatiefolder over de sanering en nazorg beschikbaar gesteld.
In het verleden vond jaarlijks een overleg plaats met het bewonerscomité en de wethouder van de gemeente. Hierin werd de stand van zaken rondom de nazorg toegelicht, waarna het nazorgstatusrapport (inclusief samenvatting) aan het bewonerscomité werd toegezonden.
De rapportages en beoordelingsbrieven van de nazorg zijn conform beschikking elk jaar naar het bewonerscomité verzonden. Vanaf 2020 is op verzoek van het bewonerscomité de communicatie afgebouwd. Het nazorgstatusrapport (inclusief samenvatting) wordt vanaf 2021 ter informatie gemaild naar het comité en een bewoner die daar specifiek om verzocht heeft. Het laatste nazorgstatusrapport is op 24 juli 2024 ter informatie verzonden.
Bent u bereid om contact op te nemen met de relevante partijen om de lokale bestuurlijke impasse te doorbreken, aangezien de kwestie dermate zwaarwegend is?
Zoals aangegeven bij antwoord 1, is contact opgenomen met het lokaal bevoegd gezag. Uit de aangeleverde informatie blijkt niet dat er sprake is van een bestuurlijke impasse. Bovendien heeft het bewonerscomité een brief geschreven aan de gemeente Papendrecht waarin aangegeven wordt dat het overgrote deel van de bewoners zich geen zorgen maakt over de uitgevoerde bodemsanering en aanwezige restverontreiniging onder de afdeklaag.
Bent u het ermee eens dat er te veel onduidelijkheid bestaat omtrent dit dossier en dat het alle partijen helpt als er een feitenonderzoek komt waar het ministerie het overzicht over behoudt?
In provinciale staten van Zuid-Holland en in de gemeenteraad van Papendrecht zijn veel vragen gesteld in het verleden en beantwoord. Eventuele aanvullende vragen kunnen het beste worden beantwoord door de overheden die op basis van de bodemregelgeving hiervoor verantwoordelijk zijn.
De getekende joint letter of intent met Tata Steel |
|
Ines Kostić (PvdD) |
|
Thierry Aartsen (VVD), Sophie Hermans (minister klimaat en groene groei, minister infrastructuur en waterstaat) (VVD) |
|
|
|
|
In hoeverre is de Nederlandse overheid nu al juridisch aansprakelijk voor het naleven van de Joint Letter of Intent (JLoI)? Waarom zijn er dan ontbindende voorwaarden afgesproken als de overheid niet juridisch aansprakelijk/gebonden is?
Wat is er gebeurd met de doelstelling om de Kooks- en Gasfabrieken (KGF) 2 vóór 2029 te sluiten, aangezien het een grote bron is van schadelijke stoffen?
Klopt het dat de maatwerkafspraken met Tata Steel niet door kunnen gaan als er handhavingsprocedures en juridische procedures lopen tegen (delen van) het bedrijf? Wat betekent dit voor het handhavings- en toezichtproces dat nu loopt bij KGF 2 en KGF 1? Met welke beslissing van de omgevingsdienst of de rechter zouden de maatwerkafspraken niet doorgaan?
De Omgevingsdienst Noordzeekanaalgebied (OD NZKG) heeft na een tweede evaluatie besloten dat het verscherpt toezicht van juni 2023 op de beide Kooksgasfabrieken van kracht blijft en Tata Steel heeft de gestelde doelen van het verscherpt toezicht nog niet behaald1; hoe is dit meegenomen bij het opstellen en tekenen van JLoI en welke mogelijke gevolgen heeft dit voor de maatwerkafspraken? Deelt u de mening dat dit geen vertrouwen wekt in Tata Steel als een partner waar je goede afspraken mee kan maken?
De OD NZKG, die al decennia intensief met Tata Steel te maken heeft, beschrijft het bedrijf als opportunistisch en calculerend2, deelt u de mening dat dit geen goede basis is om afspraken te maken?
Wat gebeurt er als door handhaving eerdere sluiting van de kooksgasfabrieken wordt afgedwongen, gezien het feit dat het huidige plan van Tata dat het kabinet wil subsidiëren uitgaat van de situatie dat de kooksgasfabrieken nog jarenlang open mogen blijven, maar de kooksgasfabrieken zwaar verouderd zijn (99 van 108 ovens voldoen niet aan de vereisten) en er kans is dat door goede handhaving de kooksgasfabrieken eerder dicht moeten dan nu gepland? Welke gevolgen heeft het voor de maatwerkafspraken en wat is het risico van de investering van de 2 miljard euro van de belastingbetaler?
Hoe plaatst u deze maatwerkafspraak in het kader van het recente onderzoek van Stichting Onderzoek Multinationale Ondernemingen (SOMO) dat concludeert dat de business case voor de Tata Steel verduurzaming onhoudbaar is3?
Waarom geeft u een buitenlandse multinational de ruimte om via de genoemde opzeggingsgronden nationaal beleid te beïnvloeden?
Waarom draagt u 600 miljoen euro bij aan de overkapping, terwijl milieu-experts stellen dat dit een wettelijke verplichting betreft4?
Waarom pretendeert u dat er klimaatwinst is tegen 2030, als zelfs Tata Steel toegeeft dat deze fabriek niet tussen eind 2026 (vroegste moment voor akkoord) en 2030 gebouwd kan worden?
Welke consequenties heeft eventuele vertraging van de plannen voor Tata Steel?
Waarom is er niets opgenomen over een sociaal plan voor de 1.200 werknemers die in de huidige ontslagronde hun baan verliezen, en werknemers die mogelijk in de toekomst ontslagen worden?
Deelt u de mening dat de omwonenden van Tata Steel jarenlang groot onrecht is aangedaan doordat hun terechte zorgen over hun gezondheid jarelang zijn genegeerd en er heel lang onvoldoende gehandhaafd is? Wilt u daarvoor uw excuses aanbieden?
Staat de bescherming van gezondheid van omwonenden nu wel op de eerste plek en is het leidend in het verdere proces van de maatwerkafspraken en beleid rondom Tata Steel? Zo ja, waarom heeft u niet alle adviezen van Expertgroep Gezondheid IJmond overgenomen?
De omwonenden zijn niet blij met de JLoI; waarom tekent u dan alsnog, terwijl de overheid nog veel goed te maken heeft met omwonenden?
Bent u bereid alleen maatwerkafspraken met Tata Steel aan te gaan als de omwonendenorganisaties zoals Dorpsraad Wijk aan Zee, Frisse Wind en Gezondheid op 1 ook akkoord hebben gegeven? Zo nee, waarom laat u dan weer de omwonenden in de steek?
Wat zijn de korte termijn harde garanties voor de verbetering van de gezondheid van omwonenden?
Kunt u ons het oordeel (laten) sturen van Expertgroep Gezondheid IJmond over de laatste en ondertekende versie van de JLoI?
Er is veel kritiek geweest op de Milieueffectrapportage (MER) van het plan van Tata Steel en de toezichthouder omgevingsdienst heeft Tata gevraagd om de MER te corrigeren; is het MER inmiddels goedgekeurd door de toezichthouder?5
Waarom is er niet gewacht op de publicatie van de Gezondheidseffectrapportage (GER) of in ieder geval een onafhankelijke rapportage dat laat zien hoeveel gezondheidswinst er wordt gehaald?
Door wie wordt precies vastgesteld hoeveel gezondheidswinst het plan van Tata daadwerkelijk gaat opleveren en wanneer krijgt de Kamer dit te horen?
Waarom komt er in de JLoI nauwelijks naar voren hoe de gezondheid van de omwonenden bewaakt moet worden?
Vertrouwt u de uitstootmetingen van Tata Steel, aangezien milieurapportage al eens teruggestuurd is en opnieuw berekend moest worden en Tata Steel eerder op de vingers is getikt door Reclame Code Commissie? Zo ja, waarop baseert u dat vertrouwen?
Hoe staat het met het nakomen van afspraken uit het milieuconvenant uit 1992, waarin doelen werden gesteld over vermindering van bijvoorbeeld fijnstof en stikstof (voor 2010) waaraan ook de staalfabriek in de IJmond moest voldoen?6 Wat waren uiteindelijk de resultaten in 2010 (graag een volledig overzicht delen van de uitstoot in relatie tot de doelen) en hoe staat het nu met de uitstoot in relatie tot de doelen die in het milieuconvenant waren gesteld (graag een leesbaar overzicht meesturen)?
Klopt het dat er niet aan de doelen is voldaan uit de afspraken van de jaren 90 en waarom is dit niet alsnog afgedwongen?
Klopt het dat in zijn eentje Tata Steel nog altijd veel meer fijnstof, zwaveldioxide en stikstof uitstoot dan de hele sector volgens de afspraken mocht uitstoten in 2010? Zo nee, hoe zit het dan precies?
Klopt het dat dat een belangrijke milieu-installatie die in 2013 in gebruik werd genomen bij Tata er vooral kwam omdat omwonenden van Tata Steel in 2007 een rechtszaak hadden aangespannen tegen de nieuwe vergunning van de staalfabriek en afdwongen dat er een doekfilter moest komen bij de sinterfabriek, terwijl de provincie die zelf niet in de vergunning had gezet?
Is het milieuconvenant destijds ook gepaard gegaan met steun aan de staalindustrie, ten koste van de belastingbetaler? Zo ja, hoeveel heeft dat gekost?
Bent u zich bewust van het feit dat van het staal dat Tata Steel in IJmuiden produceert, ongeveer 90% wordt geëxporteerd? Waarom neemt u dan de misleidende opmerking op in de eerste alinea van de JLoI dat Tata Steel Nederland jaarlijkse productie (6-t Mton) ongeveer gelijk is aan de staalconsumptie in Nederland (5–6 Mton)?
Het gaat in de JLoI vaak over de circulaire economie; deelt u de mening dat gevaarlijke stoffen hergebruiken zonder dat ze getoetst zijn op milieu- en gezondheidseffecten tegen het principe van de circulaire economie ingaat? Op welke manier komen er onafhankelijke toetsen op gezondheidseffecten?
Begrijpt u dat zolang we voor staal afhankelijk zijn van aanvoer van nieuw ijzererts uit verre landen, we niet onafhankelijk worden? Uit welke landen wilt u ijzererts blijven aanvoeren?
Begrijpt u dat zolang we nieuw ijzererts blijven winnen voor staal, er geen sprake is van volledige circulaire economie?
Bent u bereid om te verkennen op welke manier we volledig zouden kunnen overgaan naar echt circulair gebruik van staal, zonder winning van nieuw ijzerts en met inzet op nieuwe, bio-based materialen? Bent u het met ons eens dat dat een wenselijke transitie zou zijn, ook om echt Europees onafhakelijk te kunnen worden?
Wat gebeurt er als uit het onderzoek naar nieuwe toepassingen voor staalslakken, de enige toezegging die Tata Steel Nederland doet over het verantwoord omgaan met deze afvalstof, geen goedkoop alternatief komt?
Kunt u uitsluiten dat de er belastinggeld gaat naar onderzoek naar of ontwikkeling van nieuwe toepassingen voor staalslakken? Zo niet, waarom laat u de belastingbetaler weer opdraaien voor problemen van staalbedrijven als Tata Steel?
Wordt in het risicodocument ook gekeken naar de lange termijneffecten van contact met staalslak en de lange termijneffecten van staalslak in het milieu? Zo ja, naar welke termijn wordt gekeken?
Klopt het dat de GER gewoon genegeerd kan worden in het verdere proces en verder niet juridisch bindend is? Zo nee, welke verplichtingen zijn hier dan wel over opgenomen?
Waar in de JLoI kunnen we de afspraak over de reductie voor oa PAK’s zien, aangezien de Kamer heeft uitgesproken alle adviezen van de Expertgroep Gezondheid IJmond als randvoorwaarde te willen voor de maatwerkafspraken en de Expertgroep adviseerde een reductie van 90% voor PAK’s, benzeen en een selectie aan metalen? Als deze niet is opgenomen, waarom negeert u dan de Kamer hierin?
Waarom zijn de geadviseerde reductiedoelen voor PM2.5 en fijnstof niet meegenomen terwijl deze een groot risico vormen voor de volksgezondheid?
Waarom is er geen voorwaarde opgenomen dat de uitstoot van dioxines niet mag stijgen, aangezien de uitstoot van dioxines stijgt flink in het plan dat beschreven wordt in de JLoI?
Waarom is het advies voor een onafhankelijke gezondheidsmonitoring voor (ex-)werknemers niet overgenomen?
Kunt u meer vertellen over het proces van Tata Steel over de update voor REACH-classificatie van staalslak en wat Tata Steel precies hoopt te bereiken en wanneer hier een beslissing over gemaakt wordt?
Klopt het dat de afspraak ontbonden kan worden als Tata extra kosten moet maken voor het verwerken van staalslakken, bijvoorbeeld als het schoonmaken voordat deze gedumpt worden verplicht wordt gesteld?
De ontbindende voorwaarden over de staalslakken in de JLoI gaan volgens de Staatssecretaris over «de classificatie van het product» en niet over de «toepassing» van staalslakken, maar in de tekst van JLoI wordt dat onderscheid niet gemaakt, dus waar in de tekst van JLoI staat precies dit onderscheid beschreven?
Waarom wilde Tata Steel deze ontbindende voorwaarde per se in de JLoI en waarom bent u ermee akkoord gegaan?
Geldt zo’n ontbindende voorwaarde op het moment dat Nederland staalslakken gaat aanmerken als een afvalproduct? Of als we export en import van staalslakken op een bepaalde manier zouden willen beperken?
De Staatssecretaris zei in het laatste debat over de leefomgeving: «Tata heeft een opzeggrond die het bedrijf kan inroepen op het moment dat het nationaal beleid ten aanzien van het product dusdanig verandert dat de businesscase significant negatief wordt beïnvloed.» Kunt u drie voorbeelden noemen – anders dan het voorbeeld in het commissiedebat – waarin zo’n opzeggrond zou gelden?
Kunt u per ontbindende voorwaarde waar Tata Steel zich op kan beroepen precies uitleggen wat ermee wordt bedoeld en bij elke voorwaarde twee voorbeelden noemen?
Waar moet het aardgas dat één van de twee kolencentrales moet vervangen vandaan komen? Verhogen wij daarmee onze afhankelijkheid van de Verenigde Staten? Zo niet, van welke regimes stijgt dan de afhankelijkheid?
Klopt het dat CO2-emissie in werkelijkheid de afgelopen 5 jaar gemiddelde 10,7 miljoen ton C02 (niet 12,6 wat het theoretisch maximum is) en dat de eerste 1,9 ton reductie dus geen extra inspanningen vragen van Tata Steel?
Klopt het dat de beschikbaarheid van biomethaan zeer onzeker is? Zo niet, waar baseert u zich dan precies op?
Waarom doet de overheid de toezegging dat (de onrendabele top van) biomethaan en waterstof wordt gedekt? In hoeverre bent u hiermee kwetsbaar voor juridische procedures als er in de toekomst geen subsidie wordt gegeven?
Waarom is er geen vereiste opgenomen voor sanering van de bodem (tenzij productie stopt), terwijl bekend is dat de bodem zeer ernstig vervuild is? Bent u bereid dit alsnog te doen?
Hoe bent u op 2 miljard subsidie uitgekomen vanuit het Rijk?
Uit welke post wilt u de 2 miljard euro gaan betalen, aangezien er in het Klimaatfonds nu 640 miljoen gereserveerd is? Wat zal daarvoor gelaten moeten worden?
Klopt het dat er in de JLoI geen besluit wordt genomen over de subsidiering van energiekosten? Kunt u garanderen dat er geen additionele subsidie komt om de netwerkkosten te dekken, gezien de verwachte stijging in netwerkkosten de komende jaren (zie bijv. vooruitzichten Aurora)?
Hoe gaat u de stimulans voor biomethaan en groene waterstof financieren en wat zijn de kosten en risico’s voor de belastingbetaler concreet?
Welke garanties geeft u voor de subsidiering vancarbon capture and storage (CCS)vanuit de Stimulering Duurzame Energieproductie en Klimaattransitie-subsidie (SDE++)? Komt dit bovenop de 2 miljard euro of is dit hier onderdeel van?
Klopt het dat er nog wordt gekeken naar andere nationale subsidies zoals Nationale Investeringsregeling Klimaatprojecten Industrie (NIKI) om deze subsidie aan te vullen?
Klopt het dat er niet uitgesloten is dat er naast die 2 miljard nog extra geld vanuit de overheid in Tata Steel wordt gestoken? Zo ja, kunt u dit toelichten en vertellen over hoeveel geld het mogelijk gaat en waar dat dan naartoe zou gaan?
Wat verstaat u onder «reasonable, suitable and explainable» salarissen en bonussen voor de top van Tata Steel Nederland tijdens het proces van de maatwerkafspraken en wanneer de belastingbetaler 2 miljard in Tata Steel stopt? Hoe groot zijn die bonussen dan concreet (maximaal)?
Bent u zich bewust van het feit dat de vergoeding per lid van de Board of Management bij Tata Steel Nederland de afgelopen 10 jaar 2,5x zo snel zijn gestegen als het gemiddelde salaris per werknemer (uit Tata Steel Nederland jaarverslagen)? Zo niet, wat vindt u hiervan? Valt dit nog binnen uw definitie van «reasonable, suitable and explainable»?
Wat gebeurt er met het al toegekende geld aan Tata Steel Nederland als Tata Steel Nederland tijdens het proces failliet gaat?
Hoe wilt u het geld aan Tata Steel gaan uitlenen voor het gebruik van biomethaan en waterstof, en onder welke financiële voorwaarden?
Hoe is geconcludeerd dat Tata Steel Nederland genoeg kapitaal heeft om zelf bij te dragen gezien het feit dat Tata Steel Nederland de laatste jaren verlies draait en de balansreserves (op dit moment ongeveer 400 miljoen euro) zeer beperkt zijn?
Wat gebeurt er als er u constateert dat Tata Steel Nederland niet voldoende kapitaal heeft om aan de verplichtingen te kunnen voldoen?
Wat gebeurt er als Tata Steel India besluit om toch niet te investeren, gegeven hun eigen website: «There are a lot of issues to resolve and work to be done before us. This includes work we have to do internally, including the completion of the engineering preparedness for this very complex transition & addressing statutory and regulatory aspects related to the coke and gas plants. It also involves external issues including satisfactory resolution of critical policy matters impacting the investment case, obtaining permits for the projects, and agreeing on detailed terms in the binding agreement, before we can consider proceeding towards the investment decision.»?
Is er in lijn met het advies van de Commissie mer een onafhankelijke en transparante nulmeting uitgevoerd bij Tata Steel of wordt die nog uitgevoerd als voorwaarde voor eventuele maatwerkafspraken? Zo niet, hoe kunnen dan afspraken met Tata Steel worden gemaakt op kosten van de belastingbetaler, waaronder de omwonenden?
Kunt een actueel overzicht geven van emissies, immissies en deposities bij Tata Steel, conform het advies van Cmmissie mer?
De Kamer heeft met de motie Teunissen c.s. (Kamerstuk 28 089, nr. 302) al als voorwaarde uitgesproken dat er zo snel mogelijk gezorgd moest worden voor onafhankelijk, continu en fijnmazig meten van gevaarlijke stoffen bij Tata Steel, inclusief het voor handhaving benodigde cameratoezicht en dat deze data zo veel mogelijk openbaar beschikbaar gemaakt moesten worden; waarom is dit niet in de JLoI geregeld en wanneer gaat u dit alsnog regelen?
Deelt u de mening dat er zonder een breed, voor burgers transparant en onafhankelijk monitoringsysteem geen deal kan komen omdat het de basis vormt om te kunnen controleren of de doelen gehaald worden, aangezien in de JLoI wordt gesproken over de wens om tot een overeenkomst over een monitoringsysteem te komen?
Waarom wordt er pas vanaf 2027 monitoring voor geur en geluid voorzien en kan dit versneld worden?
Wanneer wordt de monitoring op de schadelijke stoffen die worden uitgestoten voorzien?
Klopt het dat het ontbreekt aan een controle- en boetesysteem in relatie tot de emissiereductiedoelen?
Klopt het dat het alleen door kan gaan als aan veel aannames wordt voldaan zoals de nationale CO2 geeft geen kosten voor Tata Steel, verwerking van staalslakken blijven goedkoop voor het bedrijf, de markt voor groen staal wordt lucratief genoeg voor Tata Steel om te concurreren, nettarieven en overige energiekosten worden gesubsidieerd en de kooksgasfabriek 2 hoeft niet eerder dicht door alle overtredingen?
Hoe garandeert u dat de provincie, nu zij als mede-contractspartij bestuurlijk gecommitteerd is aan het slagen van de langetermijntransitie in de JLoI, in de praktijk volledig onafhankelijk blijft bij het uitvoeren van haar wettelijke taak tot onmiddellijke handhaving – zelfs als strenge handhaving (zoals een stillegging) de afgesproken transitietermijnen en de gehele JLoI in gevaar brengt?
Kunt u deze vragen een voor een beantwoorden en in ieder geval vóór het plenaire debat over Tata Steel?
De staalslakkenkwesties |
|
Geert Gabriëls (GL), Ines Kostić (PvdD) |
|
Thierry Aartsen (VVD) |
|
|
|
|
Wanneer wordt de bodemregelgeving aangepast en worden er in de nieuwe bodemregelgeving ook eisen toegevoegd over uitloging van niet genormeerde relevante stoffen, zoals natrium (Na), calcium (Ca), aluminium (Al), strontium (Sr), titanium (Ti), beryllium (Be) en boor (B) en beïnvloeding van de pH? Zo ja, geldt dat dan voor álle secundaire bouwstoffen?
Waarom is de bodemregelgeving al zo lang niet meer aangepast, terwijl de omgevingsdiensten aangeven dat de bodemregelgeving hun geen handvatten bood en geboden heeft om goed toezicht te kunnen houden op bijvoorbeeld het gebruik van staalslakken?
Is er ooit eerder overwogen om de «vrije toepasbaarheid» van staalslakken in te binden en het gebruik aan een meld- of vergunningsplicht te laten voldoen? Waarom wel/niet?
Bent u bereid een wijziging van bijlage A van de Regeling Bodemkwaliteit 2022 door te voeren en daarbij alle relevante factoren voor gezondheid en milieu toe te voegen, waaronder de pH-waarde van uitloogwater?
Waarom is de terugvaloptie bij het eventueel vervallen van het tijdelijke gedeeltelijke verbod op het gebruik van staalslakken een invoering van een meldplicht en niet een invoering van een vergunningsplicht vanaf 1 januari 2026?
Bent u bereid om terug te vallen op een totale vergunningsplicht vanaf 1 januari 2026 voor het gebruik van staalslakken?
Waarom is er sinds in de circulaire van VROM in 2005 staat dat er milieuschade kan optreden bij het gebruik van staalslakken, niet verder ingegrepen om de bodemregelgeving ten aanzien van uitloging van zware metalen en ongeblust kalk aan te scherpen?
Wat vindt u van het feit dat Tata Steel niet eerder zijn risicodocumenten/gevarenclassificatie ten aanzien van het gebruik van staalslakken heeft aangepast en daarmee niet eerlijk is geweest over de impact die staalslakken kunnen hebben op de gezondheid van mens en dier?
Kan Tata Steel aansprakelijk gehouden worden voor verwijderingskosten, omdat de gevarenclassificatie niet op orde was en er gezondheidsrisico’s zijn weggelaten?
Waarom geeft het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat in zijn communicatie op schrift en via een technische briefing telkens aan dat het niet veel uitmaakt of restproducten van staalproductie de classificatie «afval» of «bijproduct» krijgen, terwijl het hoofd van OmgevingsdienstNL in het rondetafelgesprek van 25 september 2025 aangaf dat het wel degelijk relevant is of een product geclassificeerd wordt als «afval» of als «bijproduct»?
Is het juist dat er bij de classificatie van het restproduct van staalproductie als «afval» sprake is van het moeten betalen van afvalstoffenbelasting? Zo ja, heeft dit meegespeeld in de beoordeling bij het vormgeven van het rechtsoordeel?
Klopt het dat er bij het opruimen een verschil zit in verantwoordelijkheid wanneer het staalslakkenspul geclassificeerd is als «afval» of als «bijproduct»? Zo ja, wat zijn de verschillen?
Klopt het dat Tata Steel verantwoordelijk is voor alle verwijderings- en saneringskosten in situaties waar de staalslakken toch als afvalproduct moeten worden geclassificeerd?
Waarom is er in de technische briefing van dinsdag 23 september 2025 aangegeven dat het voorleggen van een totaalverbod aan «Europa» juridisch moeilijk te onderbouwen is, terwijl er een onderzoek uit 2007 ligt van dhr. Van der Sloot, waarin staat dat milieuschade niet direct afhangt van de dikte van de laag en er dus ook juridische onderbouwing is voor optreden van milieuschade bij gebruik van pakketten staalslakken onder de 50 cm dikte?
Waarom is ervoor gekozen om enkel het gevaar van gebruik van staalslakken in pakketten dikker dan 50 cm te onderbouwen, terwijl uit het rapport van Van der Sloot blijkt dat milieuschade niet van de dikte van het verticale pakket afhangt maar onder andere van het horizontale gebruik, de oppervlakte, van het pakket?
Wordt op dit moment onderzocht of een verbod op basis van artikel 128 lid 2 REACH tot de mogelijkheden behoort, omdat het hier gaat om permanente beperkende maatregelen in situaties dat REACH zelf geen aanvullende regels bevat over de toepassing van een chemische stof?
Klopt het dat er geen aanvullende voorschriften over bijvoorbeeld gebruik vanuit REACH zijn voorgeschreven voor staalslakken, omdat staalslakken niet in bijlagen XVII van REACH genoemd staan?
Kunt u uitsluiten dat er een significante invloed is van het gebruik van staalslakken op het Natura 2000-gebied de Westerschelde?
Wat is het gevolg als een rechter toch oordeelt dat niet vaststaat dat staalslakkengebruik in grote wateren geen significant effect heeft op Natura 2000-gebieden, zoals de Scheldes?
Wat gaat u doen met alle staalslakken die nu al in Nederland liggen in pakketten groter dan 50 cm, nu erkend wordt dat het gebruik van die dikke pakketten staalslakken (boven de 50cm) tot milieuschade kunnen leiden?
Klopt het dat hydraulisch menggranulaat door elke particulier nu gekocht kan worden en gebruikt kan worden voor bijvoorbeeld de tuin of oprit?
Kunt u uitsluiten dat het gebruik van staalslakken in een percentage lager dan 20 procent in menggranulaat niet schadelijk is voor de gezondheid? Zo nee, waarom valt hydraulisch menggranulaat met staalslak dan niet onder het verbod?
Bent u bereid alsnog uitvoering te geven aan de vraag van de Kamer om een totaalverbod, door in aanbestedingen bij weg- en waterbouwwerken als criterium te stellen dat er geen gebruik gemaakt wordt van staalslakken? Waarom wel/niet?
Wat vindt u ervan dat Tata Steel Nederland aangeeft dat ze nog net zoveel staalslakken afzet als vóór het tijdelijke verbod en dat deze nu worden ingezet in pakketten van kleiner dan 50cm, die niet onder het verbod vallen en waarvan is aangetoond dat deze óók milieuschade opleveren?1
De uitvoering van de CBb-uitspraak inzake de HRN-concessie |
|
Hester Veltman-Kamp (VVD) |
|
Thierry Aartsen (VVD) |
|
|
|
|
Deelt u de opvatting dat reizigers er belang bij hebben dat zij hun treinreis net zo gemakkelijk via een platform naar keuze kunnen boeken – bijvoorbeeld een app waarin trein, bus, fiets en deelauto gecombineerd worden (Mobility as a Service, MaaS) – als rechtstreeks bij NS? Hoe wordt dat belang nu geborgd in de concessie?1
Ja, die opvatting deel ik. In het beleidsvoornemen tot gunning concessie voor het hoofdrailnet 20252 is dit toegelicht onder beleidsdoel «Deur-Tot-Deur Reis»: faciliteren dat reizigers zo optimaal en drempelloos mogelijk gebruik kunnen maken van de verschillende modaliteiten. Daarbij wordt zowel het belang van innovatie en samenwerking in de sector benoemd, als Mobility as a Service (MaaS). De Concessieverlener wil met het mogelijk maken van de verkoop en betaling van treinreizen via derden, een bijdrage leveren aan het optimaliseren van een zo drempelloos mogelijke deur-tot-deurreis voor de reiziger, de ontwikkeling van duurzame mobiliteit en het verhogen van de bezetting in het OV. Dit was geborgd in artikel 44 van de Hoofdrailnet-concessie 2025–2033 (hierna: HRN-concessie). Inmiddels is het artikel 44 van de HRN-concessie in lijn gebracht met de tussenuitspraak van het College van Beroep voor het bedrijfsleven (hierna: CBb) d.d. 30 juni 2025, waardoor deze waarborgen nog sterker en nadrukkelijk in de concessie zijn opgenomen. Deze concessiewijziging is met de Kamer gedeeld op 10 oktober jl.3
Hoe zorgt u ervoor dat reizigers de zekerheid hebben dat zij via verschillende kanalen toegang krijgen tot dezelfde reisproducten, tegen dezelfde voorwaarden en tarieven, zodat er sprake is van keuzevrijheid en gelijke behandeling?
In artikel 44 van de gewijzigde concessie is opgenomen dat de voorwaarden waartegen NS treinreizen voor wederverkoop ter beschikking stelt aan MaaS-dienstverleners (hierna: referentieaanbod) transparant, non-discriminatoir en concurrerend is. Deze voorwaarden zijn ook nader gespecificeerd en zorgen er feitelijk voor dat de MaaS-dienstverleners een «korting» krijgen op het retail aanbod van NS. Door het hanteren van deze voorwaarden en daarop toe te zien, wordt een gelijk speelveld tussen NS en MaaS-dienstverleners geborgd.
Door het referentieaanbod kunnen de MaaS-dienstverleners met de verkregen korting hun eigen proposities voor reizigers samenstellen. Daarnaast kunnen zij reizigers bijzondere reisproducten en aanvullende faciliteiten van NS aanbieden. Een voorbeeld van een bijzonder reisproduct is de dagkaart 4 t/m 11 jaar. Een voorbeeld van een aanvullende faciliteit is de OV-fiets en het corrigeren van een bepaald aantal vergeten check-outs.
Hoe beoordeelt u, na de uitspraak van 30 juni jl. van het College van Beroep voor het bedrijfsleven om in de HRN-concessie een gelijk speelveld voor MaaS-aanbieders te borgen en gezien uw brief aan de Kamer hierover op 29 augustus jl.,2 of de door u voorgestelde conceptwijziging van de HRN-concessie voldoende recht doet aan de uitspraak, en hoe wordt dat getoetst?
Het Ministerie van IenW heeft de tussenuitspraak van het CBb van 30 juni jl. ontvangen en naar aanleiding van een zorgvuldige analyse de concessie gewijzigd. De reeds in werking getreden en gepubliceerde concessiewijziging van de HRN-concessie herstelt de door het CBb geconstateerde gebreken. Zo wordt nu in de concessie expliciet gemaakt dat het referentieaanbod van NS transparant, non-discriminatoir en concurrerend is waardoor een gelijk speelveld wordt geborgd. Hoewel deze vereisten al besloten lagen in de MaaS-waardige bestekseisen waar de HRN-concessie naar verwijst, zijn deze vereisten nu ook expliciet opgenomen in de tekst van de HRN-concessie. Ook zijn de formules opgenomen die bepalen hoe de concessieverlener het referentieaanbod beoordeelt. Ten slotte wordt met het nieuwe artikel 44a voorkomen dat toekomstige wijzigingen in de MaaS-waardige bestekseisen automatisch (negatieve) gevolgen kunnen hebben voor MaaS-dienstverleners. De aanpassingen zijn getoetst door externe en onafhankelijke (economisch) deskundigen. Onlangs is het CBb geïnformeerd dat met de gewijzigde concessie aan de tussenuitspraak is tegemoetgekomen. Het CBb zal aan de hand daarvan beslissen over de voortgang van de procedure.
Welke stappen worden gezet om zeker te stellen dat de op 29 augustus jl. gepubliceerde concessiewijziging volledig in lijn is met de uitspraak van het College van Beroep voor het bedrijfsleven van 30 juni jl.?
Zoals ook in het antwoord op vraag 3 opgenomen, zijn de aanpassingen getoetst door externe en onafhankelijke (economisch) deskundigen. Onlangs is het CBb geïnformeerd dat met de gewijzigde concessie aan de tussenuitspraak is tegemoetgekomen. Het CBb zal aan de hand daarvan beslissen over de voortgang van de procedure.
Welke onafhankelijke partij, bijvoorbeeld de Autoriteit Consument en Markt (ACM), krijgt een formele rol bij het beoordelen van de aangepaste concessietekst en het referentieaanbod van NS? En als dit niet het geval is, acht u het wenselijk dat uw ministerie – als zowel concessieverlener als aandeelhouder van NS – deze toetsing zelf uitvoert?
De gewijzigde concessietekst is getoetst door externe en onafhankelijke (economisch) deskundigen. Onafhankelijke toetsing van het referentieaanbod wordt in de concessiewijziging geborgd door de te doorlopen stappen uitvoerig te beschrijven (zie onderdeel A, artikel 44 van de gewijzigde concessie) en door de uiteindelijke toetsing bij (een) onafhankelijke derde(n) te beleggen. Daarnaast gelden de reguliere bezwaar- en beroepsprocedures. De eerste toetsing (over het referentieaanbod voor 2026) is reeds aanbesteed.
Tot slot merk ik op dat niet het Ministerie van IenW, maar het Ministerie van Financiën aandeelhouder is van NS.
Op welke wijze zijn consumentenorganisaties en andere marktpartijen, naast NS zelf, betrokken geweest bij de totstandkoming van de conceptconcessie? Zijn alle partijen gelijk behandeld in dit proces?
Het Ministerie van IenW heeft volgens het voorgestelde tijd- en stappenschema van de Verendigde Innovatieve Mobiliteitsdienstverleners (VIM) gewerkt. Ten behoeve van het opstellen van de gewijzigde concessietekst is hulp ingeschakeld van externe en onafhankelijke (economisch) deskundigen. Daarbij heeft het Ministerie van IenW ook kennisgenomen van het voorstel van VIM (d.d. 21 juli 2025 en herzien op d.d. 4 augustus 2025). De wijziging is met NS in haar hoedanigheid als concessiehouder afgestemd en vervolgens ter consultatie voorgelegd aan het Landelijk Overleg Consumentenbelangen Openbaar Vervoer (hierna: Locov). Ook zijn de MaaS-dienstverleners waarmee NS een contract heeft, gevraagd hun zienswijzen in te dienen.
Op 15 september 2025 hebben het Locov, VIM, ChipBizz en Student Mobility aan de Concessieverlener hun zienswijzen kenbaar gemaakt. In de paragraaf Consultatie van het wijzigingsbesluit gaat de Concessieverlener op hoofdlijnen in op de inbreng en is aangegeven wat is overgenomen.5 Alle geconsulteerde partijen zijn in dit proces gelijk behandeld.
Kunt u bevestigen dat commerciële diensten van NS, zoals de NS-Businesscard, de NS-app en NS Flex, de afgelopen vijf jaar niet direct of indirect zijn bekostigd met middelen uit het openbaar dienstencontract?
De PSO-verordening6 schrijft voor dat vervoerders met een concessie een gescheiden boekhouding voeren. Dit betekent dat opbrengsten uit de concessieactiviteiten (activiteiten van algemeen economisch belang) niet mogen worden vermengd met opbrengsten uit andere bedrijfsactiviteiten (commerciële activiteiten die NS uit eigen beweging uitvoert). Kruissubsidiëring vanuit de HRN-concessie naar andere activiteiten is niet toegestaan. Op 13 februari 2025 heeft de Kamer een brief ontvangen die hier nader op ingaat.7
Vloeien de genoemde commerciële diensten van NS voort uit verplichtingen in de HRN-concessie, of voert NS deze geheel op commerciële basis uit? En hoe wordt daarbij geborgd dat geen concessiemiddelen worden ingezet voor commerciële activiteiten?
Zoals tevens in het antwoord bij vraag 7 aangegeven, hanteert NS een gescheiden boekhouding ten aanzien van activiteiten in het kader van de concessieactiviteiten en andere bedrijfsactiviteiten. De kernvraag is of een geldstroom betrekking heeft op activiteiten die onder de HRN-concessie vallen of niet. NS heeft de ruimte om binnen de grenzen van de HRN-concessie een aantrekkelijk portfolio aan proposities te hanteren die aansluit bij de behoeften en wensen van reizigers (zie artikel 30, tweede lid, van de HRN-concessie). De NS-Business Card en het NS Flex-abonnement zijn proposities die NS in het kader van haar concessieactiviteiten mag aanbieden. Deze producten zijn er op gericht om (meer) reizigers aan te trekken. De kosten voor het in stand houden van de NS-app zijn grotendeels terug te voeren op de concessie, omdat de NS-app uitvoering geeft aan concessieverplichtingen op bijvoorbeeld het gebied van reisinformatie en druktesturing.
In aanvulling daarop, het Ministerie van IenW stuurt op de prestaties van NS als concessiehouder. De NS gaat zelf over de operationele inrichting en legt daarover verantwoording af aan de aandeelhouder.
Klopt het dat NS geen gescheiden administratie hanteert voor haar publieke HRN-diensten en commerciële activiteiten, zoals de NS-app, de NS-Business Card en NS Flex? Hoe wordt in dat geval gecontroleerd dat er geen publieke middelen uit het dienstencontract worden aangewend voor commerciële diensten?
Zoals ook in het antwoord op de vragen 7 en 8 aangegeven, hanteert NS een gescheiden administratie tussen activiteiten in het kader van de HRN-concessie en overige bedrijfsactiviteiten. De kernvraag is of een geldstroom betrekking heeft op activiteiten die onder de HRN-concessie vallen of niet. De NS-Business Card en het NS Flex-abonnement zijn proposities die NS in het kader van haar concessieactiviteiten mag aanbieden. Deze producten zijn er op gericht om (meer) reizigers aan te trekken. De kosten voor het in stand houden van de NS-app zijn grotendeels terug te voeren op de concessie, omdat de NS-app uitvoering geeft aan concessieverplichtingen op bijvoorbeeld het gebied van reisinformatie en druktesturing.
Bent u bekend met de adviezen van consumentenorganisaties, verenigd in het Locov, waarin is aanbevolen om NS-reisproducten – zoals abonnementen en jongerentickets – op gelijke voorwaarden beschikbaar te stellen aan MaaS-aanbieders, vergelijkbaar met praktijken elders in Europa? En kunt u het meest recente Locov-advies uit 2025 met de Kamer delen?
Het Locov adviseert om alle abonnementen en daaraan verplichte kilometers beschikbaar te maken, onder de voorwaarde van gebruik van dezelfde naamgeving en dezelfde productprijs (het zogeheten agentuur model). De concessieverlenende partijen waaronder het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat hebben in 2024 gezamenlijk de MaaS-waardige bestekseisen versie 4.18 vastgesteld waarin gekozen is voor het resell model. De bestekseisen hebben tot doel te zorgen voor MaaS-waardige concessies waarin kortweg een aantal zaken zijn geborgd. Zo kunnen reizigers vervoerbewijzen voor (multimodale reizen inclusief) het ov aanschaffen via MaaS-dienstverleners. Daarnaast zijn de verkoopvoorwaarden die concessiehouders in dit verband aan MaaS-dienstverleners stellen (1) transparant, (2) non-discriminerend en (3) concurrerend. Door het hanteren van het resellmodel kunnen derden (in tegenstelling tot bij het agentuurmodel) innovatieve proposities vormgeven. Voor nadere toelichting verwijs ik u naar de toelichting op de MaaS-waardige bestekseisen versie 4.1.9
Het meest recente Locov advies ziet toe op de voorgestelde concessiewijziging artikel 44 van de Concessie. Deze zal volgens de hiervoor gebruikelijke procedure openbaar worden gemaakt via de website van het Locov.10
Hoe wordt gegarandeerd dat reizigers die via een MaaS-platform boeken dezelfde toegang hebben tot kortingsproducten van NS (bijvoorbeeld voor jongeren of ouderen) als reizigers die rechtstreeks bij NS boeken, zodat er geen sprake is van ongelijke behandeling?
Met keuze voor het resellmodel kunnen MaaS-dienstverleners eigen proposities met kortingen voor reizigers ontwikkelen. Het staat MaaS-dienstverleners vrij om voor vergelijkbare reizigers dezelfde kortingsproducten te ontwikkelen en in MaaS-platformen aan te bieden. Ook kunnen MaaS-dienstverleners reizigers bijzondere reisproducten zoals de dagkaart 4 t/m 11 jaar aanbieden en kunnen reizigers gebruik maken van aanvullende faciliteiten zoals de OV-fiets en het corrigeren van een bepaald aantal vergeten check-outs.
Het bericht dat wetenschappers twijfelen aan de ICL-maatregelen tegen stank en zoutzuur |
|
Suzanne Kröger (GL), Geert Gabriëls (GL) |
|
Thierry Aartsen (VVD) |
|
|
|
|
Bent u bekend met het bericht «Wetenschappers twijfelen aan ICL-maatregelen tegen stank en zoutzuur?»1
Ja. Ik ben hierover in contact getreden met de provincie Noord-Holland, die voor de Amsterdamse vestiging van ICL het bevoegd gezag is. De provincie heeft de uitvoering van de bijbehorende taken op het gebied van vergunningverlening, toezicht en handhaving (VTH) gemandateerd aan de Omgevingsdienst Noordzeekanaalgebied (OD NZKG).
Vindt u het ook zorgelijk dat veel bewoners van de wijk Tuindorp Oostzaan al decennialang last hebben van brandende ogen, geïrriteerde luchtwegen en een vreemde geur door de uitstoot van zoutzuur door de kunstmestfabriek ICL in het Westelijk Havengebied van Amsterdam? Zo nee, waarom niet?
Ik vind dat de zorgen van bewoners van Tuindorp Oostzaan, die last hebben van de emissies van de kunstmestfabriek van ICL, serieus genomen moeten worden. Het gaat hier om emissies van verschillende stoffen, waaronder zoutzuur, dat brandende ogen en geïrriteerde luchtwegen veroorzaakt, en zwavelverbindingen die zorgen voor geuroverlast. Ik vind dat gezondheidsschade voorkomen moet worden. ICL heeft de verantwoordelijkheid om alles te doen om uitstoot en overlast te beperken en te voldoen aan de regels, wil het met draagvlak blijven opereren in een dichtbevolkte omgeving.
Waarom zijn de oorzaken van de resultaten van de kankeratlas (waaruit bleek dat er in westelijk Amsterdam Noord meer longkanker voorkomt dan gemiddeld) nog niet onderzocht, ondanks grote zorgen van omwonenden over de rol van ICL? Kan het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) onderzoek doen naar de oorzaken?
Het is zeer moeilijk om de oorzaak van een verhoogde incidentie van bepaalde soorten kanker in een bepaald gebied te kunnen achterhalen. Er zijn immers vele omgevingsfactoren die de kans op kanker kunnen verhogen. Ook factoren als bevolkingssamenstelling, leefstijl en de blootstelling in het verleden spelen een rol. De invloed van een enkel bedrijf in een geïndustrialiseerde en dichtbevolkte omgeving als Amsterdam-Noord op het ontstaan van kanker is daarmee moeilijk, zo niet onmogelijk om te bepalen.
ICL stoot met name zoutzuur (HCL) uit. Emissies van andere stoffen uit de schoorsteen zijn te klein om een rol te kunnen spelen. De International Agency for Research on Cancer (IARC), het in kanker gespecialiseerde onderdeel van de Wereldgezondheidsorganisatie WHO geeft aan dat er geen significant bewijs is dat deze stof kanker veroorzaakt bij mensen. Een extra onderzoek heeft daarom geen meerwaarde. Mijn inzet blijft onverminderd gericht op het zoveel als mogelijk beperken van gezondheidsschade door industriële installaties, onder meer via de Actieagenda Industrie en Omwonenden.
Wat vindt u ervan dat ICL de wettelijke grenswaarden voor zoutzuur meermaals heeft overschreden binnen de huidige verouderde vergunning, tot wel 46 keer? Vindt u het acceptabel dat deze door wetenschappers als ongezond beoordeelde situatie maar blijft voortbestaan?
Ik vind het onacceptabel dat de emissies van een bedrijf de wettelijke grenswaarden overschrijden en dat daarmee een ongezonde situatie bestaat voor omwonenden.
De provincie Noord-Holland is voor ICL het bevoegd gezag. De provincie heeft de uitvoering van de bijbehorende taken op het gebied van vergunningverlening, toezicht en handhaving (VTH) gemandateerd aan de OD NZKG. De OD NZKG heeft laten weten het getal 46 overigens niet te herkennen. Wel constateert de OD NZKG dat ICL 76,9 kg zoutzuur per uur uitstoot, terwijl de grenswaarde ligt op 4,2 kg per uur. Volgens de omgevingsdienst stoot het bedrijf dus circa 16 keer zo veel uit als toegestaan. Omdat de toegestane emissievracht voor zoutzuur in de huidige vergunning wordt overschreden, heeft de OD NZKG een Last Onder Dwangsom (LOD) opgelegd aan het bedrijf, waarbij bovenstaande getallen zijn meegenomen in het vaststellen van de hoogte daarvan. ICL moet er aantoonbaar alles aan doen om de overschrijding van de emissiegrenswaarden in de vergunning zo snel mogelijk ongedaan te maken. Indien de huidige LOD niet leidt tot verbetering bij ICL, neemt de OD NZKG een volgende handhavingstap. Ook bij deze stap worden weer de gezondheidseffecten meegewogen. De GGD adviseert de OD NZKG hierover.
Herkent u de zorgen van wetenschappers dat de aangekondigde maatregelen (de overstap naar gezuiverd water in de gaswasser en speciale sponzen die een deel van het zoutzuur afvangen) onvoldoende zijn om de uitstoot substantieel terug te dringen? Deelt u de opvatting dat de maatregelen de uitstoot zeker niet met bijna 50 keer zullen terugdringen?
De OD NZKG heeft mij desgevraagd laten weten ervan op de hoogte te zijn dat het bedrijf onderzoek doet naar maatregelen. Vooralsnog zijn de resultaten van deze maatregelen nog niet ter beoordeling met de OD NZKG gedeeld. Of deze zorgen terecht zijn, kan de OD NZKG daarom nog niet beoordelen. Het is aan het bedrijf om te zorgen dat de zij de juiste maatregelen neemt om aan de emissiegrenswaarden te voldoen.
Kan in deze situatie gesproken worden van het gebruik van best beschikbarre technieken? Zo nee, wat zijn dan de consequenties daarvan?
De OD NZKG heeft mij laten weten dat ICL op de zogenaamde drooginstallatie een techniek toepast (cyclonen en gaswasser) die als Beste Beschikbare Techniek voor een kunstmest producerend bedrijf als ICL wordt beschouwd. Voor de betreffende installatie en de emissie van zoutzuur zijn de beste beschikbare technieken en de hierbij behorende emissieniveaus opgenomen in de BREF2 anorganische bulkchemie (BREF Large Volume Inorganic Chemicals LVIC, 2017).
De emissiegrenswaarden in de vergunning sluiten aan bij deze BREF en de bijbehorende grenswaarden. ICL moet aan de in de vergunning gestelde emissiegrenswaarden voldoen. Daar houdt de OD NZKG vervolgens toezicht op. Wanneer het bedrijf niet aan deze emissiegrenswaarden voldoet, wordt het – zoals dat nu gebeurt – via handhaving door de omgevingsdienst gedwongen deze overtreding ongedaan te maken.
Wat vindt u ervan dat andere kunstmestfabrieken de normen wél halen? Spreekt u ICL erop aan dat het bedrijf onvoldoende doet om aan haar zorgplicht te voldoen en om zoutzuuruitstoot terug te dringen?
ICL moet aan de emissiegrenswaarden voldoen die in de vergunning staan, en die ook gelden voor andere fabrieken die dergelijke installaties hebben. De OD NZKG laat weten dat ICL op sommige punten niet voldoet aan die grenswaarden. Conform de Landelijke Handhavingstrategie Omgevingsrecht3 treedt de OD NZKG dan handhavend op. Ook wijst de OD NZKG het bedrijf op de maatschappelijke verantwoordelijkheid om maatregelen te nemen om de overlast zo snel mogelijk te reduceren. Ik sluit mij bij die oproep aan.
Hoe kijkt u ernaar dat ICL de gaswasser pas in 2027 wil vervangen, terwijl wetenschappers aangeven dat die maatregel het echte verschil kan maken? Welke druk kunt u als stelselverantwoordelijke – eventueel samen met bevoegde gezagen – uitoefenen op ICL om deze maatregel naar voren te halen?
De OD NZKG handhaaft op de huidige emissienormen uit de vergunning. Daarnaast wordt momenteel op initiatief van het bevoegd gezag de vergunning geactualiseerd, wat leidt tot aangescherpte emissiegrenswaarden. Het bedrijf wil graag zekerheid over de vergunning en de daarin op te nemen normen ten aanzien van de emissies, voordat het de investering doet. Het is aan ICL om de juiste best beschikbare techniek toe te passen om aan deze normen te kunnen voldoen. De OD NZKG laat weten de bijbehorende aanvragen zo snel mogelijk te beoordelen, waarbij ICL een zo kort mogelijk implementatietermijn krijgt.
Wat vindt u ervan dat ICL kan blijven door produceren op basis van een verouderde vergunning met een maximumconcentratie van 30 mg/nm3, terwijl er in het Besluit activiteiten leefomgeving (BAL) al sprake is van een veel strengere emissienorm van maximaal 3 mg/nm3?
De algemene emissiegrenswaarde voor zoutzuur uit het Besluit activiteiten leefomgeving (Bal) is voor deze installatie niet van toepassing. Voor de betreffende installatie en de emissie van zoutzuur zijn de Best Beschikbare Technieken en het daarbij behorende emissieniveau opgenomen in de eerdergenoemde BREF anorganische bulkchemie (BREF LVIC, 2017). Bij het opstellen van een vergunning moet dit emissieniveau specifiek voor het desbetreffende bedrijf als emissiegrenswaarde worden vertaald. Hierbij hanteert de OD NZKG het uitgangspunt om een zo scherp mogelijke grenswaarde op te nemen. Welke waarde dit wordt is op dit moment nog niet bekend. Op dinsdag 14 oktober 2025 organiseert de OD NZKG een bewonersbijeenkomst4 waar de belangrijkste nieuwe eisen uit het conceptbesluit voor de vergunning gepresenteerd worden. Het gaat hierbij vooral om de thema’s geur en zoutzuur, omdat daar de meeste meldingen van overlast over gaan.
Heeft u gesprekken met de provincie Noord-Holland en de Omgevingsdienst Noordzeekanaalgebied over de nieuwe, strengere normen die de Omgevingsdienst Noordzeekanaalgebied aan ICL wil gaan opleggen? Wordt de emissienorm uit het BAL in de nieuwe vergunning opgenomen?
Het ministerie is in gesprek gegaan met de provincie, die bevoegd gezag is voor ICL. Aan welke eisen bedrijven moeten voldoen is vastgelegd in wetgeving. Voor dit soort grote industriële bedrijven zijn de algemene emissiegrenswaarden in het Bal niet zonder meer van toepassing. Hiervoor gelden Europese BREF-documenten, die Europees worden afgestemd. In de vergunning worden emissiegrenswaarden vastgelegd die kunnen worden gehaald met de toepassing van de daarin omschreven best beschikbare technieken. Het bedrijf moet aantoonbaar voldoen aan de genoemde waarden in de vergunning, bevoegd gezag heeft een verantwoordelijkheid hier op toe te zien.
Waarom is het überhaupt mogelijk dat vergunningen afwijken van de normen die in het BAL worden gesteld? Gaat u ervoor zorgen dat alle milieuvergunningen aan de normen uit het BAL voldoen?
Zie het antwoord op vraag 10.
Op welke wijze kunt u zich als stelselverantwoordelijke nog meer inzetten om de overlast terug te dringen?
Het is allereerst aan het bedrijf om zich te houden aan de wettelijke eisen binnen het stelsel, en de verantwoordelijkheid van bevoegd gezag en de betreffende omgevingsdienst om de situatie te bezien en waar nodig passende maatregelen te nemen. Dat gebeurt hier ook door de provincie en de OD NZKG. Wat ik doe is onder andere via Europese wetgeving blijven werken aan een gezonde leefomgeving. Ook zet ik mij in voor acties uit de Actieagenda Industrie en Omwonenden, die allemaal tot doel hebben om gezondheid en het belang van omwonenden beter mee te wegen in beleid en vergunningverlening ten aanzien van industriële bedrijven.
Zijn er mogelijkheden om het bedrijf stil te leggen totdat de problemen zijn opgelost?
De provincie Noord-Holland en OD NZKG hebben laten weten dat er is geconstateerd dat ICL meer zoutzuur uitstoot dan is toegestaan op basis van de emissiegrenswaarden in de vergunning. Om ICL te bewegen deze uitstoot zo snel mogelijk terug te dringen is er een Last Onder Dwangsom (LOD) opgelegd van 500.000 euro. De OD NZKG past hierbij de Landelijke Handhavingsstrategie Omgevingsrecht toe.
De OD NZKG beschouwt de LOD als een passende maatregel. Daarbij is onder andere meegewogen dat ICL gelegenheid moet krijgen om de uitstoot binnen een redelijke termijn terug te dringen.
Als de uitstoot na invordering van de opgelegde LOD nog niet is teruggedrongen naar toegestane niveaus, zal de OD NZKG overwegen andere bestuursrechtelijke maatregelen op te leggen.
Het stilleggen van een bedrijf door bevoegd gezag is alleen mogelijk onder strenge voorwaarden en als uiterste middel5. Het is aan het bevoegd gezag om dit te beoordelen.
Op welke wijze kunt u zich als stelselverantwoordelijke inzetten om overlast terug te dringen?
Zie antwoord op vraag 12.
Kunt u deze vragen beantwoorden voor het commissiedebat leefomgeving en externe veiligheid op 30 september 2025?
Ja
Het bericht 'Plasticgigant zweeg decennialang over PFAS-lozingen' |
|
Geert Gabriëls (GL) |
|
Thierry Aartsen (VVD), Tieman |
|
|
|
|
Bent u bekend met het bericht «Plasticgigant zweeg decennialang over PFAS-lozingen»?1
Klopt de stelling uit het bericht dat Sabic meer dan 25 jaar lang PFAS loosde in de Westerschelde zonder toezichthouders te informeren?
Als dit klopt, wat zijn dan de straffen die opgelegd kunnen worden aan Sabic?
Klopt het dat dit bedrijf eerder ook al waarschuwingen ontving voor drie overtredingen, waaronder het niet melden van een lekkage van PFBS?
Hoe groot acht u de kans dat Sabic daadwerkelijk een sanctie opgelegd krijgt voor de lozing van PFAS in de Westerschelde?
Welke sancties kunnen aan een bedrijf worden opgelegd als dat bedrijf langdurig de milieuregels niet heeft opgevolgd en het toezichthouders onmogelijk heeft gemaakt hun taak naar behoren uit te voeren?
Waar ligt de drempel om een dossier voor beoordeling door te sturen naar het Openbaar Ministerie?
Acht u het wenselijk dat er een evaluatie plaatsvindt van ernstige situaties als deze en, zo ja, wie zouden hierbij betrokken moeten zijn? Bestaan hier (ad hoc) voorschriften of structuren voor?
Gaat u het bevoegd gezag helpen bij het opleggen van straffen en eventuele rechtszaken die volgen? Waarom wel/niet?
Wat kunt u nog meer doen om ervoor te zorgen dat de veroorzakers van deze milieuovertredingen daadwerkelijk bestraft worden?
Wanneer worden de nieuwe Europese regels (sancties en straffen voor milieucriminaliteit) van kracht in Nederland?
Hoe beoordeelt u het feit dat provincie Brabant pas in 2022 ontdekte dat er PFAS geloosd werd?
Hoe kan het dat het bedrijf het lozen van PFBS niet gemeld heeft aan de bevoegde instanties en hoe beoordeelt u dat gegeven?
Hoe beoordeelt u het gegeven dat Sabic aangeeft de lozing van PFBS ontdekt te hebben in 2019, terwijl provincie Brabant pas in 2022 werd geïnformeerd?
Wat kunt u doen om decentrale overheden en omgevingsdiensten beter te equiperen om milieuovertredingen als deze te voorkomen?
Wat kunt u doen om decentrale overheden en omgevingsdiensten beter te equiperen om milieuovertredingen als deze te bestraffen?
Wat vindt u van het gegeven dat PFBS pas sinds 2020 op de lijst van zeer zorgwekkende stoffen staat en hoe gaat u voorkomen dat andere PFAS-soorten «over het hoofd gezien worden» door bedrijven?
Welke rol pakt u als stelselverantwoordelijke om situaties als deze te voorkomen én deze situatie op te lossen?
Vindt u ook dat verwijzen naar het bevoegde gezag niet een oplossing biedt voor de ontstane situatie? Waarom wel/niet?
Hoe kan de landelijke handhavingsstrategie aangescherpt worden, zodat in situaties als deze de vervuiler bestraft wordt en de vervuiling opgeruimd wordt door de vervuiler?
Zou u het ook onbevredigend vinden als het handhavingstraject hier niet leidt tot een straf?
Bestaat er een landelijke dataset waar waterschappen hun eigen PFAS-metingen kunnen laten registreren om zo op landelijk niveau een beter zicht te krijgen op mogelijke bronnen?
Wanneer kunt u meer uitsluitsel geven over concrete acties die u gaat uitvoeren naar aanleiding van de aangenomen motie om te komen tot een nationaal PFAS-lozingsverbod?2
Kunt u deze vragen één voor éen beantwoorden?
De Kamerbrief ‘Gezamenlijke reactie IenW en JenV op rapport Handhaven in het OV’ d.d. 9 juli 2025 |
|
Hester Veltman-Kamp (VVD), Ingrid Michon (VVD) |
|
Thierry Aartsen (VVD), Foort van Oosten (VVD) |
|
|
|
|
Kunt u bevestigen dat identiteitsvaststellingen door OV-boa’s in de praktijk geregeld 30 tot 45 minuten of langer duren, of soms helemaal niet plaatsvinden, met oplopende agressie en grote veiligheidsrisico’s voor reizigers en personeel tot gevolg?1
Klopt het dat OV-boa’s in de praktijk bij de inschatting dat de politie pas laat of helemaal niet ter plaatse kan komen, vaak besluiten een overlastgever te laten lopen?
Kan worden aangegeven hoe groot het zogenoemde «dark number» is van zwaardere overtredingen en incidenten in het OV die hierdoor niet kunnen worden afgehandeld, en hoe beoordeelt u dat in de praktijk juist lichtere overtredingen vaker worden beboet, terwijl zwaardere overtredingen vaak onbestraft blijven?
Deelt u de zorg dat reizigers door onveiligheid in het OV bepaalde lijnen of tijdstippen mijden, en dat dit in het bijzonder voor meisjes en vrouwen kan leiden tot een onveilig reisgevoel, waardoor zij het openbaar vervoer minder vaak gebruiken?
Hoe beoordeelt u dat de RET in Rotterdam via het Real Time Intelligence Centre (RITC) sinds 2021 aantoonbaar betere resultaten boekt – met fors minder wachttijd, minder agressie, meer veiligheid en een betere inzet van politie en boa’s – terwijl landelijk nog geen vergelijkbare aanpak wordt toegepast?
Hoe beoordeelt u dat de Rotterdamse aanpak in nog geen jaar tijd (2019) 13.820 politie-uren én 8.544 RET-uren heeft bespaard, terwijl elders in het land dagelijks politie en boa’s kostbare capaciteit verliezen aan tijdrovende identiteitschecks?
Kunt u toelichten waarom er nog geen landelijke richtlijnen of protocollen zijn opgesteld voor de samenwerking tussen politie en OV-boa’s bij identiteitsvaststellingen (behalve bij een check via het Rijbewijsregister), terwijl de brancheorganisatie OV-NL hier al jaren expliciet om vraagt?
Kunt u bevestigen dat de NS in 2023 circa 15.000 keer assistentie van de politie moest vragen, waarvan ongeveer 5.000 keer specifiek voor identiteitsvaststelling, en hoe beoordeelt u dat een aanpak zoals in Rotterdam deze inzet grotendeels had kunnen voorkomen?
Welke overwegingen liggen eraan ten grondslag dat u de juridische basis van de Rotterdamse samenwerking «niet solide genoeg» achten, en welke mogelijkheden ziet u om deze werkwijze zo snel mogelijk te borgen?
Kunt u aangeven hoe u voorkomt dat de toegang van OV-boa’s tot het rijbewijzenregister (voorzien 1 januari 2026) en andere registers nog verder vertraagt, terwijl de knelpunten al jaren bekend zijn en de noodzaak in de praktijk dagelijks zichtbaar is?
Welke reden ligt eraan ten grondslag dat u opnieuw teruggrijpt op het onderzoeken van de «wenselijkheid en noodzaak» van toegang tot de strafrechtsketendatabank en de Basisvoorziening vreemdelingen, en ziet u mogelijkheden om sneller richting uitvoering te gaan?
Ben u bereid om uiterlijk binnen zes maanden concrete voorstellen aan de Kamer voor te leggen om de Rotterdamse aanpak in meerdere regio’s te starten en te borgen, zodat reizigers en OV-personeel niet langer hoeven te wachten op oplossingen?
Een groen en gezond alternatief voor de huidige plannen van Tata Steel |
|
Ines Kostić (PvdD) |
|
Thierry Aartsen (VVD), Sophie Hermans (minister klimaat en groene groei, minister infrastructuur en waterstaat) (VVD), Mona Keijzer (minister volkshuisvesting en ruimtelijke ordening) (BBB) |
|
|
|
|
Heeft u kennisgenomen van het rapport «Wijmond. Een business case voor alternatieve invulling van het terrein van Tata Steel IJmuiden»?1
Ja, de Minister van Klimaat en Groene Groei (KGG) en ik hebben dit rapport voor de zomer ontvangen tijdens een gesprek met omwonenden. Ook ambtelijk is dit rapport bekend: de ministeries staan in nauw contact met alle betrokkenen, waaronder omwonenden- en milieuorganisaties.
Weet u nog dat verschillende economen ervoor hebben gewaarschuwd dat belastinggeld geven aan het huidige «Groen Staal Plan» grote risico’s met zich meebrengt voor de belastingbetaler en verspilling van belastinggeld zou kunnen betekenen?2 Welke garanties kunt u bieden dat het plan haalbaar is?
Dit signaal is bekend. Het doel van de maatwerkafspraak met Tata Steel is, naast de realisatie van schone en groene staalproductie in de IJmond, juist ook om een duurzaam verdienmodel te realiseren. Er moet zicht zijn op winstgevendheid van de onderneming, voordat een eventuele subsidie toegekend wordt. Het Groen Staal-plan betreft een zeer omvangrijke investering van Tata Steel Nederland (TSN) en het moederbedrijf Tata Steel Limited (TSL). Het bedrijf zal niet investeren zonder zicht op een langetermijnverdienmodel. In dat licht wordt ook verwezen naar uitspraken van de bestuursvoorzitter van TSL.3
Daarnaast zijn strenge voorwaarden verbonden aan een subsidie die verleend wordt door de overheid. Op basis van de Europese regels voor staatssteun voor verduurzaming geldt dat steun niet ingezet mag worden om een verlieslatend bedrijf overeind te houden. De Europese Commissie toetst hier streng op. Verder biedt de maatwerkafspraak ook de mogelijkheid voor de overheid om afspraken te maken over de beheersing van mogelijke risico’s.
Aangezien met het huidige plan van Tata Steel we nog decennia afhankelijk blijven van aardgas, vindt u dat de best optie om geld van burgers in te investeren?
Ja, het huidige plan is nog steeds de betere optie van de onderzochte scenario’s uit het rapport van Wijers en Blom4. Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 2 beoogt het kabinet schone en groene staalproductie die financieel levensvatbaar is. Het kabinet stuurt aan op een goede afweging hierin. De inzet van aardgas is een tussenfase in de transitie naar groen staal. In deze tussenperiode wordt gewerkt aan de beschikbaarheid van voldoende betaalbare, beschikbare en betrouwbare groene, hernieuwbare energie. Door deze noodzakelijke tussenstap neemt de kans toe dat de omvangrijke transitie doorgemaakt zal worden. Het uitsluiten van het gebruik van aardgas zou ertoe kunnen leiden dat de verduurzaming en dus ook de gezondheidswinst voor omwonenden pas veel later of niet wordt gerealiseerd.
Ziet u ook in dat Nederland met het huidige plan van Tata sowieso afhankelijk blijft van verre (niet-Europese) landen voor schadelijk aardgas en ijzererts?
TSN importeert op dit moment aardgas en ijzererts vanuit zowel Europese als niet-Europese landen. Het is ook in de transitie een economische en strategische afweging van het bedrijf zelf om al dan niet de benodigde ijzererts en aardgas te importeren ten behoeve van de staalproductie, en zo ja, waarvandaan het bedrijf dat doet.
Heeft u kennis genomen van het advies van de onafhankelijke Expertgroep Gezondheid IJmond dat voor het goed borgen van gezondheid van omwonenden in de maatwerkafspraken er een garantie moet komen voor een reductie van 90% voor PAK’s, benzeen en een selectie aan metalen? Klopt het dat dat met het huidige plan waarover het kabinet onderhandelt niet gerealiseerd en gegarandeerd wordt, ondanks oproepen van de Kamer om dat wel te regelen?
Zoals eerder aan uw Kamer gemeld5 zal naar verwachting sprake zijn van een forse reductie van PAK’s en benzeen, maar waarschijnlijk niet 90%. Er zou dan dus nog een restopgave overblijven. Die zou deels worden gerealiseerd na 2030 als gevolg van de verdere verduurzaming van het bedrijf (na het vervangen van de resterende hoogoven en kooksgasfabriek). Het kabinet kan in het openbaar geen verdere mededelingen doen over wat onderdeel is van de onderhandelingen over maatwerkafspraken.
Wat is uw reactie op het rapport «Wijmond. Een business case voor alternatieve invulling van het terrein van Tata Steel IJmuiden»? Wat vindt u van de verschillende bouwstenen in het rapport?
Het kabinet heeft met belangstelling kennisgenomen van het rapport. De bouwstenen zijn interessante denkrichtingen die veelal bijdragen aan de maatschappelijke uitdagingen waar het kabinet aan werkt: voldoende betaalbare woningen, ruimte voor Defensie, de energietransitie en natuurherstel. Tegelijkertijd neemt het rapport als vertrekpunt dat TSN op korte termijn zal krimpen of sluiten, terwijl het bedrijf juist inzet op het Groen Staal-plan. Die inzet, met versnelde reductie van de overlast voor omwonenden en de leefomgeving, is ook de inzet van het kabinet voor de onderhandelingen over maatwerkafspraken.
Overigens wil ik nog meegeven dat Tata Steel zelf eigenaar is van het terrein. Ook als er geen maatwerkafspraak komt, is het primair aan het bedrijf zelf om mogelijke alternatieve invulling van het terrein te wegen.
Kunt u per scenario grondig onderbouwd toelichten welke potentie u daarin ziet?
In een eerder stadium zijn diverse scenario’s door Wijers en Blom onderzocht en door het kabinet gewogen6. De uitkomst van die weging is dat het kabinet inzet op maatwerkafspraken die de verduurzaming van TSN mogelijk helpen maken, met versnelde reductie van de overlast voor omwonenden en de leefomgeving. Daarom is het niet opportuun om nu nieuw onderzoek te doen naar de potentie van deze alternatieve denkrichtingen.
In het rapport komen veel aspecten aan de orde, maar nader onderzoek zou nodig zijn om te kunnen spreken van echte business cases of een volwaardige maatschappelijke kosten-batenanalyse. De scenario’s zijn interessant maar rusten ook op een aantal cruciale aannames, zoals over de bereidheid van TSN om op korte termijn te krimpen of te sluiten, en over mogelijke kosten van bodemsanering (zie ook het antwoord op vraag 10). Deze aannames zijn voor rekening van de auteur van het rapport.
In hoeverre neemt u de bevindingen uit dit rapport mee in de lopende onderhandelingen met Tata Steel over de maatwerkafspraken?
Zoals vermeld in het antwoord op vraag 6 bevat het rapport ideeën voor een hypothetisch scenario waarin TSN op korte termijn zou krimpen of sluiten. Dat is echter niet de inzet van de onderhandelingen over maatwerkafspraken.
Heeft u kennis van genomen dat het Wijmond-rapport de financiële situatie van Tata Steel, de juridische procedures en de marktvooruitzichten als factoren benoemt die een onsuccesvolle transitie en mogelijke sluiting van de fabriek tot gevolg kunnen hebben? Deelt u deze conclusie en zijn er, naast het Groen Staalplan, ook alternatieve plannen voorbereid voor het geval Tata Steel de deuren sluit?
Ja, de analyse over deze punten in het Wijmond-rapport is bekend. Zoals ook aangegeven in de beantwoording van vraag 2 hebben het kabinet en het bedrijf zelf als doel om de transitie naar schone en groene staalproductie in de IJmond te realiseren. Ik deel in zoverre de conclusie dat deze transitie essentieel is voor het toekomstperspectief van het bedrijf in Nederland. De overheid en het bedrijf zijn juist om die reden intensief in gesprek om deze transitie daadwerkelijk mogelijk te maken. Het rapport van Wijers en Blom gaat ook in op alternatieve plannen voor het Groen Staal-plan. De sluitingsroute werd als ongunstig beoordeeld, met zeer hoge financiële en uitvoeringsrisico’s. Het kabinet kiest, mede gelet op de economische en strategische waarde, voor behoud van staalproductie in de IJmond. Om die reden wordt de sluitingsroute niet verder uitgewerkt.
Heeft u er kenis van genomen dat volgens de studie de kosten voor de sloop en sanering van het terrein naar schatting 2 tot 4 miljard euro bedragen, wat aanzienlijk lager is dan de 12 miljard euro die eerder in de media is genoemd? Erkent u deze inschatting?
Het rapport noemt een bandbreedte van 1,7 miljard tot 7,3 miljard euro; daarbinnen schat de auteur dat de kosten 2 tot 4 miljard zouden bedragen (p. 81). Uit het rapport blijkt niet duidelijk hoe deze berekening en inschatting tot stand zijn gekomen. De berekening en inschatting zijn voor rekening van de auteur van het rapport.
Kent u de motie van de leden Kostic en Soepboer, waarbij het kabinet de opdracht kreeg om sterker te borgen dat vervuilers zelf de kosten van de schade die ze met vervuiling veroorzaken gaan betalen, en niet de belastingbetaler?3
Ja. Zoals eerder in reactie op de motie aangegeven8 is het principe «de vervuiler betaalt» voldoende geborgd in de regelgeving.
Erkent u dat Tata Steel aansprakelijk is voor de bodemvervuiling op het terrein en dus zelf moet betalen voor de bodemsanering? Op welke manier gaat u ervoor zorgen dat Tata Steel gaat betalen voor de enorme vervuiling die ze hebben veroorzaakt, in plaats van de gewone burger?
Het klopt dat ieder bedrijf aansprakelijk is voor de bodemvervuiling die het veroorzaakt. In de eerdere brief over de bodemvervuiling op het TSN-terrein wordt uitgebreid ingegaan op het verschil tussen historische vervuiling en vervuiling door TSN9. Het kabinet zet in op maatwerkafspraken die de verduurzaming en het schoner maken van de staalproductie van TSN mogelijk helpen maken, met versnelde reductie van de overlast voor omwonenden en de leefomgeving. Toekomstige bedrijfsactiviteiten zullen moeten voldoen aan de relevante wet- en regelgeving, zoals vergund door het bevoegd gezag. Dat geldt ook voor eventuele eisen aan de bodemkwaliteit op het terrein.
Heeft u er kennis van genomen dat het rapport stelt dat het scenario «Stad in de duinen», met de bouw van 30.000 tot 40.000 woningen, inkomsten kan genereren van 4 tot 5 miljard euro die kunnen helpen bij het dekken van saneringskosten. Kunt u toelichten hoe de overheid dit potentieel zou kunnen benutten?
Het rapport biedt interessante denkrichtingen voor de situatie waarin TSN op korte termijn zou krimpen of sluiten. In dat hypothetische geval kunnen de geschetste scenario's bijdragen aan de huidige uitdagingen rond de kwaliteit van de leefomgeving, schaarste aan woonruimte en druk op werklocaties in het Noordzeekanaalgebied. Het gaat echter om hypothetische scenario’s die niet aan de orde zijn en die deels gestoeld zijn op belangrijke aannames, zoals ook aangegeven in de antwoorden op vragen 6, 7, 8 en 9. Daar komt bij dat er in het gehele Noordzeekanaalgebied sprake is van een schaarste aan ruimte voor economische activiteiten en het uitgangspunt is om bestaande ruimte voor de economie te behouden10.
Kunt u toelichten hoe u kijkt naar de potentiële bijdrage van het Wijmondplan aan de oplossing van de wooncrisis?
Ik wil nogmaals benadrukken dat TSN de eigenaar is van het terrein. Ook als er geen maatwerkafspraak komt, is het primair aan het bedrijf zelf om mogelijk alternatieve invulling van het terrein te wegen.
Op zichzelf staand zouden 30.000 tot 40.000 extra woningen in positieve zin bijdragen aan het woningtekort. In de woondeal van de Metropoolregio Amsterdam zijn echter voldoende locaties afgesproken waarmee de woningbouwambitie van de regio kan worden ingevuld tot en met 2030. Het benutten van de locatie van TSN kent, zoals in het Wijmond-rapport ook aan de orde komt, financiële en uitvoeringsrisico’s, onder meer vanwege de bodemverontreiniging. Deze locatie zou bovendien pas op de lange termijn tot ontwikkeling kunnen komen en is daarmee geen oplossing voor de wooncrisis op de korte termijn. Tot slot is de potentiële bijdrage zoals gezegd hypothetisch van aard en deels gestoeld op een aantal belangrijke aannames, zoals ook aangegeven in de antwoorden op vragen 6, 7, 8, 9 en 13.
Heeft u er kennis van genomen dat het scenario «Natuur- en innovatiegebied» in het rapport aangeduid wordt als de meest maatschappelijk rendabele optie vanwege de baten van natuur, meer werkgelegenheid en lagere zorgkosten? Wat is uw onderbouwde visie op het prioriteren van maatschappelijke baten?
Het kabinet heeft met belangstelling kennisgenomen van deze denkrichting in het rapport. De aanname dat bedrijven die elders in Nederland gevestigd zijn naar dit gebied willen verhuizen, lijkt echter te optimistisch. Verschillende steden zijn innovatiedistricten en campussen aan het opzetten. Daarbij blijkt het verleiden van bedrijven om te verplaatsen een uitdaging. Ook dient voorkomen te worden dat een nieuw in te richten innovatiedistrict gaat concurreren met bestaande en in ontwikkeling zijnde gebieden binnen dezelfde regio.
Bent u het eens met de conclusie van de studie dat dat het Groen Staalplan de minst aantrekkelijke optie is wat betreft maatschappelijke baten? Welke andere scenario’s worden meegenomen in de besluitvorming?
Het kabinet deelt deze conclusie niet. Zoals ook aangegeven in de beantwoording van vragen 6, 7, 8 en 9 zet het kabinet, op basis van eerdere onderzoeken en besluitvorming11, in op het Groen Staal-plan. Deze route wordt nader uitgewerkt en maakt het mogelijk om schoon en groen staal te produceren in de IJmond, waardoor de economische en strategische waarde daarvan wordt behouden voor Nederland en Europa.
Bent u bereid te stoppen met de onderhandelingen met Tata Steel, gebaseerd op het achterhaalde, kostbare en risicovolle (voor milieu, gezondheid en belastingebetaler) Groen Staal Plan? Zo nee, waarom gokt u met geld van belastingbetalers?
Nee, het kabinet is niet bereid om de onderhandelingen te stoppen. Het kabinet zet juist in op een verantwoorde en zorgvuldige besteding van belastinggeld, zoals ook aangegeven in de beantwoording van vragen 2 en 3. Deze inzet moet juist leiden tot versnelde reductie van overlast voor omwonenden en de leefomgeving, zoals ook aangegeven in de beantwoording van vraag 6.
Kunt u de vragen zo snel mogelijk en één voor één beantwoorden?
Ja.
Economische belangen zwaarder laten wegen dan gezondheid |
|
Ines Kostić (PvdD) |
|
Thierry Aartsen (VVD) |
|
|
|
|
Bent u bekend met het bericht «Totaalverbod staalslakken door ministerie afgezwakt vanwege economische belangen»?1
Ja.
Klopt het dat u aanvankelijk een totaalverbod op het gebruik van staalslakken wilde invoeren, maar dat u daarvan bent afgestapt vanwege de economische belangen van Tata Steel en aanverwante bedrijven?
Nee. Voor de tijdelijke regeling heb ik verschillende alternatieven overwogen, een totaal verbod was daar één van. Alles afwegende heb ik uiteindelijk gekozen voor de voorliggende reikwijdte van de Tijdelijke regeling verbod en vergunningplicht toepassing LD- en ELO-staalslak. Dit is een zeer zorgvuldige afweging geweest op basis van de beschikbare feitelijke en wetenschappelijke kennis, juridische houdbaarheid, proportionaliteit en uitvoerbaarheid. In het kader van proportionaliteit zijn ook de mogelijke gevolgen voor Tata Steel in kaart gebracht, net als de mogelijke gevolgen voor andere belanghebbenden.
Kunt u aangeven welke partijen invloed hebben gehad op dit besluit of hebben aangedrongen om het voorgenomen totaalverbod op staalslakken af te zwakken?
De basis voor het instellen van de tijdelijke regeling zijn de meest recente inzichten vanuit wetenschappelijke studies van onder meer RIVM en WUR in combinatie met de laatste signaalrapportage van de ILT. Komende tijd doet het RIVM aanvullend onderzoek en worden er met de stakeholders (o.a. medeoverheden, bedrijfsleven) gesprekken gevoerd over vervolgstappen.
Hoe kunt u rechtvaardigen dat u de gezondheid van omwonenden, dieren en de natuur minder zwaar laat wegen dan de economische belangen van één vervuilend bedrijf?
De tijdelijk regeling is juist bedoeld om de gezondheid en het milieu te beschermen door te voorkomen dat er op nieuwe locaties grote hoeveelheden staalslakken worden toegepast of worden toegepast daar waar direct contact mogelijk is. In elk beleidsproces worden de verschillende belangen tegen elkaar afgewogen. Zo zijn in dit geval zowel de mogelijke gevolgen voor Tata Steel als de mogelijke gevolgen voor gezondheid, milieu en andere belanghebbenden in kaart gebracht en gewogen.2
Deelt u de mening dat het onacceptabel is dat volksgezondheid structureel ondergeschikt wordt gemaakt aan de lobby en winstbelangen van Tata Steel?
Ja, ik deel die mening en dit is dan ook niet het geval. De regeling is juist ingevoerd met het oog op de bescherming van volksgezondheid en milieu.
Hoe verklaart u dat u nota bene zelf erkent dat de maatregel is afgezwakt om de «negatieve effecten voor bedrijven minder groot te maken», terwijl er talloze rapporten liggen die wijzen op de ernstige gevaren van staalslakken voor mens en milieu?
Ik herken mij hier niet in. In elk beleidsproces worden de verschillende belangen goed in kaart gebracht en gewogen. Effecten op de uitvoering is daar één van. De reikwijdte van het verbod is zorgvuldig bepaald op basis van de beschikbare feitelijke en wetenschappelijke kennis, juridische houdbaarheid en uitvoerbaarheid.
Welke onderbouwing heeft u voor de afbakening van het gedeeltelijk verbod, bijvoorbeeld dat staalslakken in lagen minder dan een halve meter veilig zouden zijn? Hoe verhoudt dit zich tot de inzichten van experts als Annemarie van Wezel (Universiteit Utrecht) en Hans van der Sloot, die beiden aangeven dat enige wetenschappelijke onderbouwing hiervoor ontbreekt?
De zinsnede dat staalslakken in lagen minder dan een halve meter veilig zouden zijn staat niet als zodanig in de tijdelijke regeling en de toelichting daarbij. In algehele zin gaat het wel om de mate van risico op basis waarvan onderscheid is gemaakt in enerzijds een totaalverbod, en anderzijds een vergunningplicht.
Toepassingen in grotere laagdiktes kunnen sneller tot risico’s leiden dan toepassingen in kleine laagdiktes. Dit is ook zo beschreven in het ECN-rapport dat benoemd is in de toelichting bij de tijdelijke regeling. Daarbij is dus niet gezegd dat toepassingen in kleinere laagdiktes per definitie veilig zijn, alleen dat die minder risicovol zijn dan andere toepassingen. Of die (specifieke) toepassingen verantwoord zijn is een van de punten waarop beoordeeld moet worden bij vergunningverlening.
Hoe rijmt u uw keuze met het voorzorgsbeginsel, dat in Europese verdragen is vastgelegd en vereist dat we juist vervuiling en gezondheidsrisico’s bij de bron voorkomen?
De invoering van deze tijdelijke regeling, met een reikwijdte die ondersteund wordt door wetenschappelijke inzichten is juist een invulling van dit voorzorgsbeginsel. Overigens is Nederland het eerste land in Europa dat een dergelijke maatregel neemt.
Hoe legt u aan inwoners van de IJmond, die al jarenlang kampen met gezondheidsklachten door Tata Steel, uit dat hun gezondheid minder zwaar weegt dan het vermijden van «regeldruk» voor bedrijven?
De regeling ziet op (het voorkomen van) mogelijke milieu- en gezondheidseffecten in de nabijheid van toepassingen met staalslakken in heel Nederland, en daarmee ook in de IJmond.
Deelt u de mening dat het schandalig is dat een adviescollege als het ATR, dat alleen kijkt naar «regeldruk voor bedrijven», in de praktijk wordt gebruikt om maatregelen die burgers, natuur en milieu beschermen tegen te houden of af te zwakken?
Nee, ik vind het juist goed dat de overheid kijkt naar de regeldruk die nieuwe regelgeving met zich meebrengt. ATR adviseert, en dat advies wordt betrokken bij het uiteindelijke besluit. Dit advies wordt gewogen, naast alle andere signalen die betrokken worden. De basis voor de regeling zijn wetenschappelijke inzichten en signalen van toezichthouders.
Waarom zouden we überhaupt nog een adviescollege in stand houden dat wél economische lasten voor bedrijven zwaar meeweegt, maar níet de gezondheidsschade van burgers of het afsterven van natuur?
Zoals hiervoor geschetst, is het de taak van ATR om te adviseren over het goed in beeld brengen van de regeldruk van nieuwe en bestaande wetgeving voor burgers en bedrijven.
Bent u bereid het ATR af te schaffen, of op zijn minst de taakopdracht zo aan te passen dat gezondheid, milieu en dierenwelzijn zwaarder wegen dan de klachten van bedrijven over regeldruk?
Dit is niet aan de orde. Zoals ook in antwoord 10 en 11 wordt geschetst is dat de ATR adviseert over het goed in beeld brengen van de regeldruk van nieuwe en bestaande wetgeving voor burgers en bedrijven. Dit advies wordt gewogen door de bewindspersoon, naast alle andere signalen die betrokken worden en wordt betrokken bij de besluitvorming. Het is niet de taak van de ATR om daarin een weging mee te geven.
Kunt u garanderen dat bij toekomstige beleidsbeslissingen over staalslakken en andere giftige restproducten volksgezondheid en natuur áltijd leidend zullen zijn, en dat economische belangen nooit meer zwaarder mogen wegen?
Er is geen sprake van dat economische belangen zwaarder hebben gewogen bij de tijdelijk regeling. Zie ook het antwoord op vraag 2. Bij de totstandkoming van beleid worden altijd de diverse belangen gewogen. Toepassingen kunnen sowieso nooit plaatsvinden als dat niet past binnen de kaders die gelden met betrekking tot gezondheid en milieu.
Kunt u deze vragen afzonderlijk beantwoorden en in elk geval voor het rondetafelgesprek over staalslakken op 25 september?
Ja.
Het bericht dat ambtenaren regels omzeilden om PFAS-grond van Schiphol weg te werken |
|
Habtamu de Hoop (PvdA), Geert Gabriëls (GL) |
|
Tieman , Thierry Aartsen (VVD) |
|
|
|
|
Bent u bekend met het artikel «Ambtenaren «omzeilden» de regels om pfas-grond van Schiphol weg te werken»1?
Ja.
Klopt het dat miljoenen kilo’s zwaar vervuilde PFAS-grond van Schiphol is gebruikt bij de Aalsmeerderbrug?
Dit klopt niet.
De gemeente Haarlemmermeer was destijds het bevoegd gezag voor bodemtaken vanuit het Besluit bodemkwaliteit in de gemeente en de provincie vanuit de Wet bodembescherming2. De hieruit volgende taken, waaronder het toezicht, worden uitgevoerd door de Omgevingsdienst Noordzeekanaalgebied (ODNZKG). Om die reden verwijs ik voor verdere inhoudelijke vragen over de gang van zaken graag naar het bevoegde gezag. In overleg met de ODNZKG beantwoord ik deze vragen zo goed mogelijk.
Uit de gegevens die aan mij zijn verstrekt door ODNZKG volgt dat de opgeslagen en toegepaste grond valt onder de categorie licht verontreinigde grond en voldoet aan het op dat moment geldende beleid in het betreffende gebied3, zie de tabel hieronder. Tevens zou de grond die hier is toegepast ook vallen binnen de toepassingswaarden van de huidige landelijke richtlijn, het Handelingskader PFAS.4
Depot
Gemeten gehalte PFOS (in µg/kg droge stof (ds))
Toepassingsnorm
Gekeurd
1
0,4
Achtergrondwaarde / Altijd toepasbaar
januari 2019
2a
0,63
Achtergrondwaarde / Altijd toepasbaar
januari 2019
2b
0,1
Achtergrondwaarde / Altijd toepasbaar
januari 2019
3
1,55
Klasse Wonen/Industrie
januari 2019
4
< 0,1
Niet verontreinigd
januari 2019
5
0,45
Achtergrondwaarde / Altijd toepasbaar
januari 2019
6
2,05
Klasse Wonen/Industrie
maart 2021
7
0,27
Achtergrondwaarde / Altijd toepasbaar
februari 2017
8
0,255
Achtergrondwaarde / Altijd toepasbaar
maart 2021
Toelichting: Meetgegevens verzameld door ODNZKG voor de partijen grond
De grond is, naar wat ik heb vernomen, verplaatst naar een terrein aan de Aalsmeerderweg in Rozenburg ten bate van de aanleg van een Hoogwaardige Openbaar Vervoerverbinding naar Schiphol en niet naar Aalsmeerderbrug, al liggen beide plaatsen in de gemeente Haarlemmermeer.
Klopt het dat de grond daar is toegepast door dit in eerste instantie als tijdelijk voor zes maanden toe te staan en later tijdelijk voor drie jaar, terwijl het van meet af aan de bedoeling was om de grond daar permanent toe te passen?
Ja, dat klopt. Uit informatie van ODNZKG blijkt dat het van meet af aan de bedoeling was om de grond permanent toe te passen. Volgens het toen geldende Besluit bodemkwaliteit (artikel 42, lid 4) mocht de grond vooruitlopend op de definitieve toepassing tijdelijk worden opgeslagen voor een periode van 3 jaar, mits binnen 6 maanden na opslag de definitieve bestemming wordt gemeld.
ODNZKG geeft aan dat de grond aanvankelijk is opgeslagen op basis van de indicatieve kwaliteit en later is onderzocht via een gerichte partijkeuring. Toen de termijn van zes maanden afliep, is een zogenoemd gedoogverzoek voor tijdelijke opslag ingediend. Dit bleek uiteindelijk niet nodig, omdat de opgeslagen partijen grond voldeden aan de voorwaarden voor definitieve toepassing. Dat houdt in dat er bij toepassing geen verslechtering van de bodem optreedt.
Tijdens de opslagperiode werden namelijk de lokaal afgeleide toepassingswaarden aangepast, in samenhang met het inwerking treden van het tijdelijk handelingskader PFAS in 2019.5 Destijds was er nog weinig bekend over PFAS en waren de advieswaarden voor toepassen nog in ontwikkeling. Met de nieuwe toepassingswaarden voldeden de partijen aan de eisen, waardoor tijdelijke opslag niet langer nodig was. Na afronding van alle definitieve partijkeuringen kon de grond daarom definitief worden toegepast conform het Besluit bodemkwaliteit.
Klopt het dat de concentratie PFAS in deze grond de normen met een factor 1500 overschrijdt?
Zie het antwoord op vraag 2 voor de gemeten concentraties PFOS. Uit de informatie blijkt dat de gemeten concentraties voldeden aan de regelgeving van de gemeente Haarlemmermeer in zowel 2017 als 2023 en dat ze ook vallen binnen de landelijk geldende advieswaarden uit het Handelingskader PFAS.
Komt het vaker voor dat vervuilde grond «tijdelijk» wordt verplaatst, maar in de praktijk wordt toegepast voor een permanent project? Kunt u hier voorbeelden van geven?
Het komt regelmatig voor dat grond wordt opgeslagen in afwachting van toepassing, of om nader onderzoek uit te voeren naar de kwaliteit. In een aantal gevallen gebeurt dat ook op of nabij de plaats van definitief toepassen van de grond.
Wat zijn de bestuurlijke en strafrechtelijke gevolgen van het op deze manier storten van vervuilde grond? Gaat u hier actie op ondernemen?
Uit de antwoorden op vraag 2 blijkt dat er geen sprake was van zwaar vervuilde grond, maar van toepasbare grond. Er was hier geen sprake van storting. Storten en toepassen van grond zijn in de wet afzonderlijke begrippen waarvoor verschillende criteria gelden. Voor een verder antwoord op deze vraag verwijs ik naar het toenmalige bevoegd gezag.
Klopt het dat een ambtenaar ernstig en minder ernstig vervuilde grond administratief heeft gemiddeld en zo gelegaliseerd? Mag dit?
Uit de informatie van ODNZKG blijkt dat alle partijen individueel voldeden aan de «dubbele toets» voor toepassing. Deze houdt in dat de toegepaste grond niet slechter van kwaliteit mag zijn dan de bestaande kwaliteit van de ontvangende bodem en moet passen bij de bestaande bodemfunctie. Dat wijst erop dat er niks is gemiddeld.
Bestaat door het storten van de vervuilde grond gevaar voor de volksgezondheid?
Zoals uitgelegd bij vraag 6 was hier geen sprake van storten. Om te bepalen of er gevaar is voor de volksgezondheid, gelden als eerste indicatie de zogenoemde Indicatieve Niveaus voor Ernstige Verontreiniging (INEV’s), vastgesteld door het RIVM. Deze waarden zijn voor PFOS 59 µg/kg ds. De gemeten concentraties zoals vermeld bij het antwoord op vraag 2 liggen daar ruim onder.
Kunt u reflecteren op de uitspraak van dr. ir. Jonker dat de stoffen zeker zullen uitspoelen en in het water terecht zullen komen waarmee boeren hun akkers besproeien of in de Noordzee in de vissen die we eten?
Het is bekend dat diffuse belasting kan leiden tot uitspoeling van PFAS naar het grondwater. Het beleid van het kabinet is daarom gericht op het zorgen dat er zo weinig mogelijk PFAS in het milieu terechtkomt. Dat doen we door in te zetten op een bronaanpak via een Europese restrictie op PFAS, en het beperken van emissies, bijvoorbeeld door het herzien van lozingsvergunningen. Daarnaast ondersteunen we gemeenten en provincies, als bevoegde overheden voor bodemsanering, financieel bij ernstige verontreinigingen met PFAS via de SPUK bodem. Feit blijft dat deze stoffen nog lang in onze leefomgeving zullen blijven, omdat PFAS nog lastig te verwijderen of te zuiveren zijn en een persistent karakter hebben. Daarom bestaat het Handelingskader PFAS, dat advies geeft aan bevoegd gezagen over hoe zorgvuldig om te gaan met grondstromen met een diffuse PFAS-belasting.
Kunt u reflecteren op de uitspraak van prof. dr. Timmermans dat ambtenaren meteen in de houding springen als Schiphol in het geding is? En dat er sprake is van een «beleidsmonopolie»?
Dit beeld herken ik niet.
Wat gaat u of de provincie doen om de grond bij de Aalsmeerderbrug weer schoon te maken en zo te voorkomen dat de vervuiling in de voedselketen terechtkomt?
Er is door de toepassing van de grond aan de Aalsmeerderweg in Rozenburg geen verslechtering van de bodem opgetreden, zie ook het antwoord op vraag 3. De toegepaste grond voldeed aan de toepassingswaarden. Eventuele maatregelen zijn aan het bevoegd gezag, in dit geval de gemeente.
Kunt u deze vragen beantwoorden voor het commissiedebat Leefomgeving en Externe veiligheid van 30 september?
Tot mijn spijt is dit niet gelukt.
Verzakkingen op het spoor |
|
Habtamu de Hoop (PvdA) |
|
Thierry Aartsen (VVD) |
|
|
|
|
Heeft u kennisgenomen van de verzakkingen op het spoor tussen Eindhoven en Utrecht?1 2
Ja.
Deelt u de zorgen over de verzakkingen op dit drukke spoortraject? Zo nee, waarom niet?
Ja. Ik vind het belangrijk dat reizigers kunnen rekenen op een betrouwbare dienstregeling en een veilige treinreis. Op het traject Utrecht-Eindhoven was het door de verzakkingen nodig met aangepaste snelheid te rijden om de veiligheid te kunnen garanderen. Daardoor waren treinen langer onderweg en konden er minder treinen rijden. Dat doet af aan de betrouwbaarheid en in die zin deel ik uw zorgen.
Deelt u ook de bredere zorg over de staat van de Nederlandse spoordijken? Zo nee, waarom niet?
Die zorgen deel ik deels. ProRail beoordeelt de baanstabiliteit van het huidige spoor als veilig. Er kunnen zich echter altijd problemen met het spoor voordoen. ProRail houdt de conditie van het spoor daarom nauwlettend in de gaten en neemt waar nodig de benodigde maatregelen. In het uiterste geval wordt het spoor uit voorzorg tijdelijk uit bedrijf genomen.
ProRail maakt bij spoordijken onderscheid tussen problemen met het draagvermogen van het spoor en met de stabiliteit van het baanlichaam. In het geval bij Culemborg (en eerder in Zeeland) was sprake van een probleem met het draagvermogen, waarbij verzakkingen zijn opgetreden als gevolg van een probleem direct onder de dwarsliggers en met de ballast. Problemen met het draagvermogen kunnen worden aangepakt door onderhoud met bijvoorbeeld een stopmachine.
Daarnaast kunnen problemen optreden met de stabiliteit van het baanlichaam, waarbij een gedeelte van de spoordijk naar beneden kan schuiven. Bij zulke problemen zijn grotere ingrepen nodig, waarbij de structuur van de spoordijk zelf wordt verbeterd.
Zulke situaties wil ik natuurlijk vermijden. ProRail doet daarom onderzoek naar beide vraagstukken, zowel voor de huidige als de toekomstige situatie, en neemt waar nodig preventieve maatregelen. In het onderzoek kijkt ProRail zowel landsbreed als in meer detail naar trajecten waar bijvoorbeeld snelheids- of intensiteitsverhogingen worden voorbereid. Over dit onderzoek is de Kamer eerder geïnformeerd.3 Het onderzoek vindt plaats in nauwe samenwerking met het onderzoeksprogramma over klimaatadaptatie van ProRail. Weersextremen zoals we die in de toekomst vaker gaan zien hebben naar verwachting namelijk ook invloed op het draagvermogen van het spoor en de stabiliteit van spoordijken.
Kunt u aangeven wat de (vermoedelijke) oorzaak van de verzakking is en op hoeveel andere plekken op dit traject soortgelijke risico’s zijn?
Op het betreffende traject concentreren de problemen zich rond het spoor bij Culemborg, het spoor ten zuiden van Meteren en ten noorden van Hedel. Dit gedeelte van het spoor wordt druk bereden en het is bekend dat de opbouw van de ondergrond in dit gebied maakt dat dit spoor gevoelig is voor verzakkingen en daardoor intensief onderhoud behoeft. Echter, ProRail ziet in de afgelopen maand een sterke toename in het aantal meldingen van verzakkingen. Er wordt onderzocht wat deze plotselinge stijging verklaart.
Klopt het dat de problemen van de verzakkingen op dit traject al veel langer spelen? Wanneer zijn, volgens de prognose, de werkzaamheden op dit traject voltooid en kunnen treinen weer de normale snelheid rijden?
Zoals in het antwoord op vraag 4 aangegeven, is bekend dat de ondergrond van het betreffende gebied maakt dat het spoor tussen Den Bosch en Utrecht gevoelig is voor verzakkingen en daardoor intensief onderhoud behoeft. ProRail onderzoekt wat de plotselinge toename verklaart van het aantal meldingen van verzakkingen.
Wat is er de afgelopen tijd concreet gedaan om de verzakkingsproblemen structureel op te lossen en om nieuwe potentiële verzakking vroegtijdig op te sporen en te voorkomen?
Zoals ook opgenomen in het antwoord op vraag 3 onderzoekt ProRail de problemen rond baanstabiliteit en het draagvermogen van het baanlichaam. Voor het hele spoornetwerk geldt dat bij de voorbereiding van spoorvernieuwingen veel aandacht is voor het verbeteren van de afwatering van het ballastbed en het draagvermogen van het baanlichaam. Dit heeft als doel om de beschikbaarheid van het spoor op peil te houden, ondanks de negatieve effecten van klimaatverandering, en tegelijk de groei van het treinverkeer waar nodig en mogelijk te faciliteren. Om dit beter in kaart te brengen is door ProRail ook het al genoemde programma klimaatadaptatie gestart om te onderzoeken waar de grootste risico's liggen.
Specifiek voor het stuk spoor tussen Den Bosch en Utrecht staan de komende jaren op een aantal locaties projecten gepland om de onderlaag onder de spoorballast te verbeteren. Daarnaast vindt structureel intensief onderhoud plaats om het spoor beschikbaar te houden.
Klopt het dat er een gebrek aan beschikbaarheid van noodzakelijk groot materieel is om verzakkingen spoedig te kunnen herstellen? Zo ja, wat wordt er gedaan om dit probleem in de nabije toekomst te verhelpen?
De beschikbaarheid van grote stopmachines, nodig voor onderhoud aan het spoor, is inderdaad beperkt. Dat is echter niet de oorzaak waardoor er niet eerder herstel plaats kan vinden. Indien nodig kan ProRail prioriteren tussen verschillende werkzaamheden. De inzet van een stopmachine vraagt echter voorbereiding. Zo moet er voldoende ballast aanwezig zijn en dient er vooraf een meting plaats te vinden om te kunnen bepalen hoe het spoor exact moet worden geherpositioneerd. Deze voorbereiding is noodzakelijk om de machine effectief te kunnen inzetten. Daarnaast kan een stopmachine een bepaalde productie per uur maken. Afhankelijk van de omvang van het benodigde onderhoud zijn soms meerdere nachten nodig om alles te herstellen.
Deelt u de mening dat goedkoop, duurkoop is? Kunt u bevestigen dat er bij herstelwerkzaamheden geen (financiële) belemmeringen zijn om voor de beste wijze van herstel van de schade en het versterken van de baanstabiliteit te kiezen, zodat voorkomen wordt dat er snel opnieuw verzakkingen plaatsvinden? Zo nee, waarom niet?
ProRail beoordeelt steeds per locatie welke herstelmaatregelen nodig zijn. Soms volstaat een relatief goedkope maatregel om het probleem op te lossen. Bij het onderzoek naar herstelmaatregelen is het vanzelfsprekend dat wordt beoogd een (snelle) herhaling van problemen te voorkomen. Dat zou onnodige hinder en kosten veroorzaken. Daarnaast is het uitgangspunt dat de budgetten doelmatig besteed worden. Het is op basis van de huidige inzichten niet doelmatig om alle spoordijken preventief met de zwaarste maatregelen aan te pakken.
Kunt u aangeven op hoeveel plekken op het Nederlandse spoor er op dit moment zogenaamde tijdelijke snelheidsbeperkende maatregelen zijn vanwege problemen met de baanstabiliteit? Kunt u hierbij ook aangeven hoelang een snelheidsbeperking als tijdelijk wordt gezien?
Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 3 maakt ProRail onderscheid tussen problemen met het draagvermogen van het spoor en met de stabiliteit van het baanlichaam. Er zijn tijdelijke snelheidsbeperkingen op het netwerk die te maken hebben met het draagvermogen. Dit geldt onder meer voor Rilland (Zeeland) en Culemborg, waar in beide gevallen nog onderzoek plaatsvindt naar de precieze oorzaak.
Er zijn op dit moment geen tijdelijke snelheidsbeperkingen veroorzaakt door problemen met de stabiliteit van het baanlichaam. Wel zijn er enkele locaties waar tijdelijk maatregelen zijn getroffen om op de reguliere baanvaksnelheid te kunnen blijven rijden totdat een definitieve oplossing is gerealiseerd, waarbij het spoorlichaam opnieuw wordt «opgebouwd». Voor het herstel en/of het uitvoeren van zulke tijdelijke maatregelen wordt de snelheid tijdelijk beperkt of wordt het treinverkeer geheel gestaakt. De langste, tijdelijke snelheidsbeperking heeft een week geduurd.
Wat is de stand van zaken met betrekking tot het nadere onderzoek naar de baanstabiliteit van 1.400 kilometer spoor in Nederland? Kunt u schetsen wat de huidige planning is van het afronden van dit onderzoek?
Het landelijk onderzoek van ProRail verloopt in meerdere fasen. Per baanvak komt informatie beschikbaar. Zo is er de afgelopen periode zicht gekomen op de stand van het onderzoek voor het baanvak Delft-Schiedam4 en loopt het onderzoek op drie andere PHS-corridors (Meteren-Boxtel, Amsterdam-Alkmaar, en Schiphol-Amsterdam-Almere) nog. Mijn voorganger heeft toegezegd de Kamer te informeren over de uitkomsten van het onderzoek in de brieven waarin infrastructuurmaatregelen voor de betrokken productstappen aan bod komen. Voor de genoemde PHS-corridors wordt het onderzoek naar verwachting in 2028 afgerond. Dan is het duidelijk of maatregelen noodzakelijk zijn. Uiteraard wordt de Kamer hierover geïnformeerd.
Deelt u de mening dat het van groot belang is om de komende tijd voldoende te investeren om de betrouwbaarheid van het Nederlandse spoornetwerk te waarborgen? Zo ja, welke concrete stappen zet u hiervoor en welke voornaamste risico’s ziet u op het Nederlandse spoor?
Ik deel uw inzet voor het waarborgen van de betrouwbaarheid van het spoor. In 2024 is hiertoe samen met ProRail het Basiskwaliteitsniveau spoor (BKN Spoor) gedefinieerd en zijn de benodigde financiële middelen daarvoor toegewezen.5 In het BKN Spoor is onder andere ruimte voor herstel van graafschade en van schade door extreem weer. Daarnaast is het doen van onderzoek naar en het nemen van klimaatadaptatiemaatregelen op toprisico’s onderdeel van het BKN Spoor. Het programma klimaatadaptatie bij ProRail heeft als doel om in de komende jaren meer scherpte te krijgen in de budgetbehoefte op dit gebied, waarna mogelijk opnieuw besluitvorming nodig is over de financiële kaders.
Kunt u bovenstaande vragen afzonderlijk van elkaar beantwoorden?
Ja.
Bent u bekend met de recente explosie bij U.S. Steel in Pennsylvania, Verenigde Staten, waarbij doden zijn gevallen en meerdere mensen gewond zijn geraakt?1
Ja.
We weten de oorzaak van de explosie nog niet, maar we weten dat oude installaties en slecht onderhoud de kans op ernstige ongelukken verhogen: hoe beoordeelt u dit ernstige industriële ongeval?
Ik heb met zorg kennisgenomen van het nieuws rondom dit ernstige industriële ongeval. Mijn medeleven gaat uit naar de nabestaanden van de overledenen. Elk dodelijk ongeval is er één te veel.
In Nederland streef ik naar een leefomgeving die gezond en veilig is en ook zo wordt ervaren. Bedrijven die werken met aanzienlijke gevaarlijke stoffen vallen binnen Europa onder de Seveso-richtlijn. De Seveso-richtlijn is specifiek bedoeld om incidenten te voorkomen en beheersen. De richtlijn zorgt voor een integrale beoordeling op het gebied van omgevingsveiligheid, arbeidsomstandigheden en rampenbestrijding. Controles worden uitgevoerd onder andere door de zes Seveso-omgevingsdiensten via een landelijk risicomodel. Verouderde installaties is al jaren een prioritair thema in Seveso-inspecties.
Bent u bereid om uit voorzorg het veiligheidsbeleid rondom vergelijkbare installaties in Nederland te herzien en op korte termijn extra controles te laten uitvoeren?
De precieze oorzaak van het incident in Pennsylvania is momenteel nog niet bekend. De bevoegde autoriteiten in de Verenigde Staten doen momenteel onderzoek naar de toedracht van het incident in Pittsburgh2.
In Nederland zijn vergunningverlening, toezicht- en handhaving (VTH) in de fysieke leefomgeving decentraal belegd. De provincie is bevoegd gezag voor het uitvoeren van de VTH-taken bij een groot aantal risicovolle/gevaarlijke bedrijven en activiteiten. In Nederland staat de enige primaire staalproducent in IJmuiden. Het bevoegd gezag voor de milieubelastende activiteit is in dit geval de provincie Noord-Holland en de door haar gemandateerde Seveso-omgevingsdienst Noordzeekanaalgebied (OD NZKG).
De OD NZKG zal de informatie over het incident in Amerika opvragen. Wanneer uit deze informatie blijkt dat herziening van het veiligheidsprotocol nodig is zal hier door de omgevingsdienst op worden toegezien.
Hoe beoordeelt u de risico’s van de ernstig verouderde fabrieksinstallaties bij Tata Steel IJmuiden in het licht van het Amerikaanse incident? Kunt u de informatie van onafhankelijke experts waarop u zich baseert bij de antwoorden voegen?
De precieze oorzaak van het Amerikaanse incident is nog niet bekend. Ik kan dus lastig parallellen trekken tussen deze twee fabrieken. Wel geldt dat er in Nederland regelgeving en protocollen zijn die het risico op een vergelijkbaar incident moeten minimaliseren.
De verantwoordelijkheid om de risico’s op het gebied van externe veiligheid te beheersen ligt primair bij bedrijven en moet altijd worden uitgevoerd conform geldende wet- en regelgeving. Zo is het wettelijk verplicht dat alle installaties een onderhoudsplan en duidelijke veiligheidsprotocollen hebben. Deze richten zich zowel op de veiligheid van medewerkers (arbeidsveiligheid) als op het voorkomen van gevaarlijke situaties in de fabriek zelf (procesveiligheid). Dat betekent: regelmatig onderhoud, trainingen voor medewerkers, het bijhouden van trends en het nemen van actie zodra er risico’s worden gezien. Ook stellen bedrijven samen met de veiligheidsregio’s rampenplannen op voor noodsituaties om, indien er een incident gebeurt, de impact te beperken.
Er wordt toezicht gehouden om te bepalen of bedrijven hun wettelijke taken uitvoeren. In Nederland werken sinds 2001 verschillende overheidsdiensten samen in het samenwerkingsprogramma SEVESO+ om te zorgen dat de meest risicovolle bedrijven van het land de veiligheidsregels eenduidig uitvoeren en dat het toezicht op die regels overal hetzelfde verloopt. Het samenwerkingsprogramma SEVESO+ regelt de uniforme en integrale aanpak van VTH-taken op het gebied van interne en externe veiligheid. Doel is het voorkomen van zware ongevallen bij alle Seveso-inrichtingen en bedrijven met een IPPC categorie 4-installatie.
De Seveso-inspecties bij Tata Steel worden gezamenlijk uitgevoerd door OD NZKG, de Nederlandse Arbeidsinspectie, de veiligheidsregio, en de waterkwaliteitsbeheerder. Zij voeren tweemaal per jaar een meerdaagse Seveso-inspectie uit bij Tata Steel, dit doen zij zowel aangekondigd als onaangekondigd. Het nieuwsbericht heeft betrekking op een kooksgasfabriek. Beide kooksgasfabrieken van Tata Steel maken onderdeel uit van de Seveso-inspecties. Van de inspecties wordt een openbare samenvatting gepubliceerd3. Tijdens de inspectie wordt op vele elementen gecontroleerd, ook op elementen van brandveiligheid en explosiegevaar.
Daarnaast vindt er, onder andere door de OD NZKG, intensief regulier toezicht plaats op het naleven van andere wet- en regelgeving.
Zijn alle verouderde onderdelen en installaties bij Tata Steel IJmuiden, zoals de kooksgasfabrieken, recentelijk onafhankelijk gecontroleerd op explosie- en brandveiligheid, en beschikt u over actuele inspectieresultaten? Zo ja, kunt u deze resultaten delen?
Zie het antwoord op vraag 4.
Bent u ermee bekend dat de Omgevingsdienst eerder heeft geoordeeld dat het onderhoud aan de kooksgasfabrieken van Tata Steel ernstig tekortschiet?
Ik ben ermee bekend dat de OD NZKG sinds 2023 verscherpt toezicht houdt op beide kooksgasfabrieken van Tata Steel naar aanleiding van een toename van het aantal meldingen van ongewone voorvallen en het onvoldoende naleven van vergunningsvoorschriften en wet- en regelgeving. In juli 2025 heeft de OD NZKG na een tweede evaluatie besloten dat het verscherpt toezicht, ondanks verdere verbeteringen, van kracht blijft.4 Reden voor het voortzetten van het verscherpt toezicht is dat een groot aantal verbetertrajecten nog in uitvoering zijn en de gestelde doelen van het verscherpt toezicht nog niet behaald zijn.
Daarnaast is mij bekend dat de OD NZKG in december 2024 een aanzeggingsbesluit heeft genomen voor de kooksgasfabriek 2. 5 Dit aanzeggingsbesluit heeft betrekking op verschillende aspecten die met onderhoud van de fabriek te maken hebben.
Erkent u dat het feit dat het bij Tata om zeer verouderde installaties en slecht onderhoud gaat, de kans op ernstige incidenten verhoogt? Zo nee, waar baseert u zich dan op?
Ik ben ermee bekend dat op het terrein van Tata Steel installaties aanwezig zijn die te maken hebben met veroudering. Zoals in eerdere antwoorden is toegelicht, lopen er verschillende trajecten om de kans op ernstige incidenten in Nederland te minimaliseren.
Waarom komt Tata Steel er al jaren mee weg dat ze met ernstig vervuilde, lekkende en slecht onderhouden installaties werken, ten koste van gezondheid van omwonenden?
Tata Steel heeft zich, net als elk ander bedrijf, te houden aan de wet- en regelgeving. Indien het bedrijf zich hier niet aan houdt kan het bevoegd gezag optreden. Zoals eerder aan uw Kamer is gemeld, lopen er diverse handhavingstrajecten bij Tata Steel, en staat specifiek de werkeenheid kooksgasfabrieken onder verscherpt toezicht vanwege door de OD NZKG geconstateerde tekortkomingen.
Erkent u de mening van experts dat de kooksgasfabrieken van Tata zwaar over hun houdbaarheidsdatum zijn en allang afgeschreven hadden moeten worden? Zo nee, op welke onafhankelijke experts baseert u zich dan?
Zoals ook aangegeven bij het antwoord op vraag 8 heeft Tata Steel zich te houden aan de wet- en regelgeving, zowel op het gebied van milieu als op het gebied van interne en externe veiligheid. De uitvoering van de VTH-taken ten aanzien van Tata Steel is belegd bij de OD NZKG die deze uitvoert in mandaat van de Provincie Noord-Holland.
Bent u ermee bekend dat omwonenden in Wijk aan Zee, net zoals de omwonenden van U.S. Steel, al jaren gezondheidsschade ondervinden door de kooksgasfabrieken, er sinds een paar jaar dwangsommen worden opgelegd, maar dat desondanks de situatie niet of nauwelijks verbetert en mensen worden blootgesteld aan ziekmakende stoffen?
Ik ben ermee bekend dat omwonenden in Wijk aan Zee een verhoogde kans op gezondheidsschade hebben door de uitstoot van het Tata Steel-terrein zoals ook is vastgesteld in het RIVM-rapport6. Hoe zich dit verhoudt tot de situatie van omwonenden bij U.S. Steel is mij niet bekend.
Er lopen meerdere handhavingstrajecten bij de kooksgasfabrieken van Tata Steel, waaronder verschillende lasten onder dwangsommen. Een last onder dwangsom die al langer loopt is die voor rauwe kooks. De omgevingsdienst heeft vastgesteld een afname in rauwe kooks te zien sinds het instellen van de lasten onder dwangsom. Zo was er in 2019 nog sprake van meer dan honderd rauwe kooks en waren dit er in 2023 nog maar 4.7 Ik herken de situatie die u schetst dan ook niet dat de situatie bij Tata Steel nauwelijks verbetert naar aanleiding van de lopende handhavingstrajecten.
Andere handhavingstrajecten die lopen zijn lasten onder dwangsom voor het overschrijden van de emissienormen bij beide kooksgasfabrieken.8 Het is aan het bevoegd gezag om te bepalen of dwangsommen en andere handhavingsinstrumenten voldoende effectief zijn en om zo nodig meer of andere instrumenten in te zetten.
Begrijpt u de reactie van de Dorpsraad Wijk aan Zee, waarin de omwonenden zich ernstige zorgen maken en parallellen zien tussen wat er bij U.S. Steel in Pennsylvania gebeurt, en wat er zich rondom Tata Steel al jaren afspeelt?
Ik heb de reactie van de Dorpsraad gelezen9 en ik begrijp de zorgen dat oude installaties, slecht onderhoud en onderbezetting de kans op incidenten, ernstige ongelukken en explosies kunnen vergroten. In bovenstaande antwoorden ben ik al ingegaan op de maatregelen die worden genomen ten aanzien van onderhoud.
Daarnaast snap ik de zorgen van onderbezetting in het kader van de door Tata Steel recent aangekondigde herstructurering die kan leiden tot het verlies van ongeveer 1.200 banen voornamelijk in management- en andere ondersteunende functies. Het bedrijf heeft aan mij aangegeven dat het veiligheidsbeleid de hoogste prioriteit heeft en dat in de reorganisatie geborgd wordt dat daar voldoende aandacht en bemensing voor blijft. Daarnaast geeft het bedrijf mij aan haar organisatie op het gebied van milieu, gezondheid en het naleven van wet- en regelgeving te versterken.
Wat zegt u tegen de omwonenden van Tata Steel die zich zorgen maken over hun gezondheid? Kunt u ze beloven dat wat in Pennsylvania is gebeurd, hier in Nederland niet gaat gebeuren en hoe lang moeten zij nog wachten totdat ze niet meer geconfronteerd worden met de gevaarlijke stoffen die lekken uit de kooksgasfabrieken van Tata?
Ik begrijp de zorgen van omwonenden en neem het incident in Pennsylvania uiterst serieus. In Nederland hebben we strikte wet- en regelgeving en wordt scherp toezicht gehouden om dit soort incidenten te voorkomen.
Tata Steel is primair verantwoordelijk voor een veilige bedrijfsvoering. Het is dus in de eerste plaats aan Tata Steel om lessen te trekken uit het incident in Pittsburgh en haar processen zo nodig aan te passen.
Het bevoegd gezag neemt het incident uiterst serieus en houdt de ontwikkelingen scherp in de gaten. Naast het verscherpt toezicht op beide kooksgasfabrieken, ziet het aanzeggingsbesluit specifiek op de kooksgasfabriek 2 toe. Het bevoegd gezag heeft Tata Steel afgelopen december een maximale termijn van 12 maanden gegeven om de geconstateerde overtredingen te stoppen.
Welke concrete stappen worden genomen om de veiligheid van medewerkers en omwonenden bij Tata Steel te waarborgen?
De veiligheid van medewerkers en omwonenden staat voorop. Tata Steel is als bedrijf primair verantwoordelijk voor het beheerden van de risico’s binnen haar processen. Zo heeft het bedrijf veiligheidsprotocollen, voert het regelmatig onderhoud uit, en geeft het trainingen voor medewerkers. De overheid stelt hierover strikte normen waar het bedrijf zich altijd aan dient te houden. Er wordt toezicht gehouden op de naleving hiervan door het bevoegd gezag mede via de SEVESO-inspecties. Waar nodig wordt handhavend opgetreden. Zie voor meer details ook het antwoord op vraag 4. Er worden dus meerdere concrete stappen genomen om de veiligheid van medewerkers en omwonenden bij Tata Steel te waarborgen.
Bent u bereid Tata Steel te verplichten tot versnelde sluiting van de zeer verouderde kooksgasfabrieken, die allang afgeschreven hadden moeten worden, gelet op de dichtbevolkte omgeving en de schade aan de gezondheid die wordt aangericht? Zo nee, waarom laat u bewust nog jaren toe dat mensen extra risico lopen op kanker en andere gezondheidsschade?
Ik beschik niet over het juridisch instrumentarium om de kooksgasfabrieken per direct te kunnen sluiten. Het wettelijk stelsel van de Omgevingswet bevat wel verschillende bevoegdheden voor het bevoegd gezag, de Provincie Noord-Holland om de vergunning (ambtshalve) aan te passen of in te trekken.
De OD NZKG voert namens het bevoegd gezag de VTH-taken uit. Het is aan het bevoegd gezag om te bepalen of, en zo ja, welke handhavingsmaatregelen getroffen moeten worden. Zoals bij vraag 8 toegelicht, vinden meerdere (handhavings)trajecten plaats vanuit het bevoegd gezag. De Omgevingswet schrijft voor dat een vergunning van een bedrijf slechts onder strikte omstandigheden kan worden ingetrokken. De voorwaarden waaronder gedeputeerde staten die bevoegdheid rechtmatig kan uitoefenen zijn zeer streng. In het geval van overtredingen van een vergunning, zijn bovendien bepaalde formele stappen vereist voordat een sluiting overwogen mag worden. In het geval van overtredingen wordt een bedrijf eerst in de gelegenheid gesteld om de activiteiten alsnog in overeenstemming te brengen met de voor Tata Steel geldende regels. Dat is door het bevoegd gezag uitvoerig onderzocht en in december 2024 is hiervoor door het bevoegd gezag een eerste stap gezet met het aanzeggingsbesluit voor de kooksgasfabriek 2.
Kunt u de vragen één voor één en binnen de daarvoor gestelde termijn beantwoorden?
Ja.