De ‘student encampment for Palestine’ op de Universiteit van Amsterdam |
|
Queeny Rajkowski (VVD), Ingrid Michon (VVD) |
|
Eppo Bruins (minister ) (NSC), David van Weel (minister , minister ) |
|
![]() |
Bent u bekend met de oproep van begin mei 2025 van Samidoun om deel te nemen aan een «student encampment for Palestine» die van 2 tot 20 juni plaatsvond op de Roeterseilandcampus van de Universiteit van Amsterdam (UvA)?
Ja.
Bent u het eens met de stelling dat het onacceptabel en zeer zorgelijk is dat een organisatie als Samidoun, die in andere landen is verboden wegens banden met terreurbewegingen, in Nederland openlijk betrokken is bij en oproept tot demonstraties op universiteitscampussen? Zo nee, waarom niet?
In algemene zin vindt het kabinet organisaties en verenigingen die in Nederland steun uitspreken voor terroristische organisaties, extremisme en terrorisme bevorderen en geweld verheerlijken absoluut verwerpelijk. Extremistische uitingen, zoals haatzaaien, opruiing en aanzetten tot geweld horen niet thuis in onze democratische rechtsstaat.
Zoals u begrijpt kan er niet op individuele casuïstiek in worden gegaan, zo ook niet waar het gaat over de specifieke betrokkenheid van organisaties bij demonstraties, omdat hiermee in de bevoegdheid van de lokale driehoek, te weten de burgemeester, de politie en het Openbaar Ministerie, wordt getreden. Het verbieden van organisaties valt onder het civielrechtelijke domein. Het is aan het Openbaar Ministerie om een verzoek tot het verbieden van een rechtspersoon te doen bij de rechter. Uiteindelijk is het aan de rechter om een organisatie te verbieden.
Tevens heeft het kabinet, conform het Regeerprogramma 2024 en in reactie op verschillende moties, waaronder de motie Yeşilgöz c.s.1, een verkenning uitgevoerd naar de wijze waarop andere landen met eerdergenoemde type organisaties omgaan. Op 15 mei jl. is uw Kamer hierover geïnformeerd.2 Uit de verkenning volgt dat andere landen interessante instrumenten hebben om dergelijke organisaties aan te pakken. Dit biedt aanknopingspunten voor nader onderzoek. Hierover zal de Minister van Justitie en Veiligheid uw Kamer in het najaar van 2025 nader informeren.
Hoe beoordeelt u de prominente rol van Samidoun bij deze demonstraties, mede in het licht van de kabinetswens om via het Openbaar Ministerie (OM) een verbod op deze organisatie te laten uitspreken?
Zie antwoord vraag 2.
Op welke manier biedt het door het kabinet aangekondigde wetvoorstel Strafbaarstelling verheerlijken terrorisme handvaten om de betrokkenheid van eventuele terroristische organisaties bij dit soort demonstraties en bezettingen aan te pakken?
Het kabinet geeft uitvoering aan het Regeerprogramma 2024 door het verheerlijken van terrorisme (inclusief de verspreiding van terroristische boodschappen) en het openlijk betuigen van steun aan terroristische organisaties strafbaar te stellen. Het daartoe strekkende wetsvoorstel is recent in consultatie gegeven. Verheerlijkende of steun betuigende boodschappen kunnen bijdragen aan radicalisering en het plegen van (terroristisch) geweld, door de anderen ontvankelijk te maken voor deze ideeën. De voorgestelde strafbaarstellingen onderstrepen het gevaar dat (denkbeelden van) terroristische organisaties veroorzaken in onze maatschappij en het belang dat dit kabinet hecht aan de bescherming van de nationale veiligheid en democratische rechtsstaat.
Het Wetboek van Strafrecht kent op dit moment verschillende strafbaarstellingen waarmee in het openbaar gedane uitingen, waaronder ook het tonen van bepaalde afbeeldingen of symbolen, strafrechtelijk aangepakt kunnen worden, zoals opruiing (tot terroristische misdrijven), groepsbelediging en het aanzetten tot haat, discriminatie of geweld tegen mensen. De voorgenomen strafbaarstelling van het verheerlijken van terroristische misdrijven waarop levenslange gevangenisstraf is gesteld en van het openlijk betuigen van steun aan een terroristische organisatie vormt een aanvulling op het bestaande wettelijke instrumentarium. Het prijzen van terroristisch geweld wordt zelfstandig strafbaar, ook wanneer anderen niet direct worden opgeroepen tot het plegen van geweld. Dat is nu nog niet het geval. Daarnaast wordt het strafbaar om in het openbaar steun te betuigen aan een verboden terroristische organisatie. Daarbij kan onder meer worden gedacht aan het in het openbaar dragen van kleding met symbolen of logo’s van zo’n organisatie.
Of deze nieuwe strafbaarstellingen kunnen worden toegepast op uitingen die bij demonstraties in het openbaar worden gedaan, zal afhangen van de omstandigheden van het geval. Dit is ter beoordeling van het Openbaar Ministerie en, indien strafrechtelijke vervolging wordt ingesteld, aan de rechter. Daarbij kan ook worden onderzocht of er betrokkenheid is geweest van bepaalde organisaties of groeperingen, en zo ja, hoe die betrokkenheid strafrechtelijk dient te worden gekwalificeerd. Het kan dan bijvoorbeeld gaan om een strafbare vorm van deelneming, zoals medeplegen of uitlokking.
Krijgen onderwijsinstellingen met de strafbaarstelling van de verheerlijking van terrorisme handvaten om in te kunnen grijpen bij het tonen van symbolen van terroristische organisaties op en rondom universiteitsgebouwen en andere onderwijsinstellingen? Zo ja, op welke manier dan? Zo nee, waarom niet en bent u van mening dat dit wel wenselijk zou moeten zijn?
Zoals in het antwoord op vraag 4 is aangegeven is het afhankelijk van de omstandigheden van het geval of de nieuwe strafbaarstellingen kunnen worden toegepast op uitingen die bij demonstraties in het openbaar worden gedaan. Daarom kan er op dit moment niet vooruit worden gelopen op de vraag of het wetsvoorstel onderwijsinstellingen handvatten biedt. Wel is het zo dat instellingen op basis van de wet en hun huis- en gedragsregels afwegen wat wel en niet kan op privéterrein van hun instelling. De onderwijsinstellingen hebben afgesproken dat, indien zij van mening zijn dat er sprake is van een gepleegd strafbaar feit, er altijd aangifte wordt gedaan bij de politie. Het is aan het Openbaar Ministerie en, indien vervolging wordt ingesteld, aan de rechter om te bepalen of er in het concrete geval sprake is geweest van strafbare feiten.
Deelt u de analyse dat deze bezetting, net als eerdere rellen en bezettingen, het onderwijsproces ontregelt en de autoriteit van het universiteitsbestuur ondermijnt? Zo nee, waarom niet?
De besturen op de instellingen spannen zich dagelijks in om hun verantwoordelijkheid voor de organisatie en continuïteit van het primaire proces in een veilige leer- en werkomgeving in te vullen. Dat betekent niet dat er geen incidenten plaatsvinden. In de praktijk komen besturen voor lastige dilemma’s te staan wanneer zij geconfronteerd worden met gebeurtenissen, incidenten of bezettingen waarbij zij het evenwicht moeten vinden tussen het demonstratierecht, de academische vrijheid en de continuïteit van onderwijs en onderzoek in een veilige leer- en werkomgeving. Door het stellen van heldere regels (waaronder de gezamenlijke «Richtlijn protesten») en deze te handhaven, de inzet van onder andere risicogericht toegangsbeleid, en inzet op verbetering van de informatiedeling tussen instellingen en lokale driehoek, ziet de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap dat de weerbaarheid van instellingen tegen verstoringen het afgelopen jaar is verhoogd. In de Kamerbrief van 3 juli jl. over veiligheid op universiteiten en hogescholen wordt hierop ingegaan en in de bijlage wordt door de koepels toegelicht hoe zij dit doen.3
Bent u van mening dat zolang er geen beslissing is genomen over een eventueel verbod op Samidoun, onderwijsinstellingen aangemoedigd moeten worden om afstand te nemen van deze organisatie en aanwezigheid ervan op hun instelling te weren?
Het is zaak dat het debat over de aanwezigheid van Samidoun op de campussen door de academische gemeenschap zelf op het scherpst van de snede gevoerd wordt. Het is aan de besturen van instellingen om dit debat te faciliteren en hierover te besluiten. Uiteraard zijn zij hierop aanspreekbaar. In de bijlage bij de Kamerbrief over veiligheid op universiteiten en hogescholen wordt een toelichting gegeven over welke mechanismen van escalatie er mogelijk zijn wanneer protesten op universiteiten of hogescholen uit de hand lopen of de veiligheid van studenten en medewerkers gevaar loopt.
Verder is voor haatzaaien en het verheerlijken van geweld is geen plaats in Nederland. De organisatie Samidoun spreekt steun uit voor verschillende terroristische organisaties. De organisatie Samidoun legitimeert, vergoelijkt en verheerlijkt geweld, waaronder geweld door organisaties die op de terrorismelijst van de Europese Unie staan. Ook spreekt de organisatie actief zijn steun uit voor terroristische organisaties. Dergelijke uitspraken kunnen een radicaliserend effect hebben. Zo heeft dit er in oktober 2024 toe geleid dat een lid van deze organisatie vreemdelingrechtelijk gesignaleerd werd. Dit betekent dat betrokkene zal worden geweerd indien hij Nederlands grondgebied wil betreden of hier wordt aangetroffen. Zoals gezegd is er in onze rechtsstaat ruimte om scherpe discussies te voeren en hiertoe bijeenkomsten te organiseren, maar altijd binnen de grenzen van de wet.
Bent u bereid om onderwijsinstellingen te informeren over waarom andere landen Samidoun op de terrorismelijst hebben staan en dat het onwenselijk is dat zulke organisaties de sfeer en het debat op onderwijsinstellingen domineren en sturen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 7.
Klopt het dat er nu geen landelijke richtlijnen bestaan over hoe om te gaan met dit soort bezettingen? Zo nee, welke richtlijnen zijn er dan? Zo ja, bent u het eens met de stelling dat de aangekondigde escalatieladder een dergelijke richtlijn moet vormen waarin concrete verantwoordelijkheden worden vastgelegd?
Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 5 hebben universiteiten en hogescholen gezamenlijk de «richtlijn protesten» opgesteld. Deze richtlijn is ingebed in escalatiemogelijkheden bij veiligheidssituaties, waarover uw Kamer is geïnformeerd via de in het antwoord op vraag 7 en 8 genoemde Kamerbrief en bijlagen.
Heeft u of uw ambtenaren, vooruitlopend op de aangekondigde escalatieladder, steeds contact gehad met de UvA over de handhaving van huisregels en het inschakelen van politie bij dergelijke acties?
De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap heeft het afgelopen jaar regelmatig gesproken met bestuurders van universiteiten en hogescholen, waaronder ook de UvA en hierbij ook vertegenwoordigers uit het veiligheidsdomein uitgenodigd over de omgang met demonstraties en bezettingen en onderlinge samenwerking. In de Kamerbrief over veiligheid op universiteiten en hogescholen en bijlage van de koepels wordt ingegaan op de handhaving van huisregels en de samenwerking met de veiligheidsketen.
Deelt u de mening dat studenten die zich schuldig maken aan illegale bezetting, vernieling of het verhinderen van onderwijs in het uiterste geval moeten kunnen worden geschorst of hun recht op studiefinanciering kunnen verliezen? Zo nee, waarom niet?
Als de huisregels en ordemaatregelen van instellingen worden overtreden kunnen instellingen op basis van artikel 7.57h van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek (WHW) maatregelen nemen tegen studenten, waaronder het tijdelijk of definitief ontzeggen van de toegang of in het uiterste geval beëindiging van inschrijving. Indien instellingen overgaan tot ontzegging of opschorting van de inschrijving van een student, vervalt ook het recht op studiefinanciering. Inschrijving is immers een vereiste om studiefinanciering te kunnen ontvangen. Het vervallen van het recht op studiefinanciering is daarbij een gevolg van de stopzetting van de inschrijving en geen op zichzelf inzetbare strafmaatregel.
Bent u bekend met de berichten «Perroncontroles «overlasttrein» Zwolle – Emmen komen niet terug» en «Staatssecretaris: snel oplossing voor mogelijk overslaan treinstation Maarheeze»?1 2
Ja.
Deelt u de mening dat intimidatie, agressie en geweld onacceptabel zijn en dat hier hard tegen moet worden opgetreden zodat treinreizigers veilig kunnen reizen en treinpersoneel veilig zijn werk kan doen?
Die mening deel ik, het OV moet veilig zijn voor reizigers en personeel.
Op welke trajecten is met name last van overlastgevende asielzoekers? Om welk type incidenten gaat het dan? Kunt u dit cijfermatig weergeven? Zo nee, waarom niet?
NS en Arriva ervaren de situaties op de trajecten Eindhoven – Weert en Zwolle – Emmen en op de stations Emmen en Maarheeze in zekere zin als uniek als een gevolg van de nabijgelegen aanmeldlocaties in Ter Apel en Budel. Voor een overzicht van het aantal en type incidenten verwijs ik naar de brief van de Staatssecretaris van IenW van 23 januari jl. waar inzicht wordt gegeven in de situatie op station Maarheeze3. Door vervoerders en ProRail worden maatregelen genomen op basis van algemene incidentdata, om zo het OV veilig te kunnen houden voor de reizigers en het personeel.
Deelt u de mening dat het feit dat overlastgevende asielzoekers die treinen of stations onveilig maken, geen reden mag zijn om treinen op bepaalde trajecten niet in te zetten of om treinen bepaalde stations niet meer aan te laten doen?
Ja, die mening deel ik. Aangaande de situatie in Maarheeze verwijs ik naar de brief die de Staatssecretaris van IenW daarover op 23 januari jl. naar de Kamer heeft verstuurd.
Hoe legt u uit aan de reizigers op de trajecten Meppel-Zwolle en Weert-Eindhoven dat zij moeten reizen in een onveilige situatie met een hoger risico op incidenten dan gemiddeld?
Ik ben van mening dat alle betrokken partijen zich maximaal moeten inzetten voor de veiligheid van de reizigers. Vervoerders en ProRail zetten reeds waar mogelijk extra maatregelen in om ook in deze regio’s de reiservaring en de veiligheid van personeel en reizigers te verbeteren. Daarbij wordt in beide gebieden meer dan de gebruikelijke hoeveelheid professionele beveiliging ingezet. Vervoerders geven aan dat deze aanpak leidt tot een situatie die beheersbaar is.
Hoe beoordeelt u het feit dat controles op perrons niet zouden werken, maar het aantal incidenten wel flink gestegen is?
Het beeld dat controles op perrons niet werken deel ik niet. Bij Maarheeze heeft deze maatregel (in combinatie met het toezicht op de trein) een positief effect, zoals toegelicht in de brief die de Staatssecretaris van IenW op 23 januari jl. heeft gestuurd.
Per locatie wordt gekeken naar de maatregel met het grootste mogelijke effect, waarbij het beschikbare personeel uiteraard maar één keer kan ingezet kan worden. Arriva heeft op het traject Zwolle – Emmen in overleg met de concessieverlener besloten dat, gelet op het gegeven dat de perroncontroles veel capaciteit kosten, maar te weinig effect hadden op het tegengaan van zwartrijden of overlast, de perroncontroles stop te zetten. Zo probeerde men controles te vermijden door over het spoor te lopen. Daarnaast werden er kaartjes gekocht voor de eerstvolgende halte om door de controle te kunnen, maar vervolgens het hele traject bleven zitten.
Omdat perroncontroles niet het gewenste effect hadden, zet Arriva momenteel in plaats daarvan extra service en veiligheidsmedewerkers in op de trein. Ook zet Arriva op de lijn Zwolle – Emmen standaard twee stewards per trein in. Hierdoor wordt in principe elke reiziger op de Vechtdallijn gecontroleerd, wat een positief effect heeft op het veiligheidsgevoel van reizigers en medewerkers. Daarnaast kan Arriva aanvullend medewerkers service en veiligheid inzetten die daar waar dat nodig als «vliegende brigades» worden ingezet. Ook dit heeft geresulteerd in een verbeterd veiligheidsgevoel onder reizigers en personeel.
Arriva geeft aan dat het treinpersoneel op de Vechtdallijnen tevreden is over de aanwezigheid van extra veiligheidsmedewerkers op de treinen. De cijfers laten zien dat het aantal aangiftewaardige incidenten tegen personeel (60% t.o.v. 2022) door de extra inzet van service en veiligheid-medewerkers is afgenomen. Voor nadere cijfers over de treindienst Zwolle – Emmen verwijs ik uw Kamer door naar de brief van de voormalig Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid van 25 juni jl.4
Al het controlerend personeel van Arriva draagt een bodycam en is boa-bevoegd. Vanuit NS en Arriva zijn de ervaringen met het gebruik van de bodycam zodanig dat zij menen dat het gebruik ervan helpt bij de analyse van incidenten en dat er een preventieve werking van uitgaat. Daarnaast zijn sommige stations en alle Arriva-treinen voorzien van camera’s.
Welke stappen onderneemt u om het veiligheidsgevoel van reizigers op deze trajecten, en op de stations op deze trajecten, te vergroten?
Bij de spoorverbindingen en stations in de buurt van de aanmeldlocaties in Ter Apel en Budel zijn door vervoerders extra maatregelen genomen om incidenten en overlast te voorkomen. Zoals gezegd zetten NS en Arriva op verschillende plaatsen extra medewerkers en toezichthouders in. Daarbij bieden het Ministerie van Asiel en Migratie en de verantwoordelijke concessieverlener op de lijn Emmen – Zwolle een subsidie voor de extra inzet van medewerkers service en veiligheid.
Op station Maarheeze en op NS-treinen is cameratoezicht aanwezig en dragen medewerkers service en veiligheid van NS bodycams. Ook voert NS op Maarheeze een 100% ingangscontrole waardoor veel overlast en incidenten worden voorkomen. Voor de kosten van deze extra inzet is NS voor 2023 achteraf gecompenseerd. Tijdens het tweeminutendebat Spoor van 23 januari jl. is door de Staatssecretaris van IenW toegezegd NS met € 2,3 miljoen te compenseren voor de extra beveiliging rondom station Maarheeze in het afgelopen jaar.
Zowel Arriva als NS geven aan dat de situatie op beide locaties beheersbaar is. Dit beeld wordt ondersteund door het algemene oordeel van de reizigers in de landelijke Stationsbelevingsmonitor, waarbij Zwolle, Emmen (en tussenliggende stations) en Maarheeze een 6,5 of hoger scoren als algemeen oordeel van de reiziger. Alleen Maarheeze scoort een onvoldoende op sociale veiligheid en komt daardoor in aanmerking voor extra maatregelen, zoals is toegelicht in de brief van 23 januari jl.
De Ministeries van IenW en AenM hebben in gezamenlijkheid met vervoerders en het COA tevens aan enkele preventieve maatregelen gewerkt. Zo is de voorlichting aan asielzoekers over de werking van het OV verbeterd en kunnen alle asielzoekers sinds begin 2024 met een nieuw betaalmiddel wat op alle COA-locaties is geïmplementeerd reizen in het OV. Vervoerders geven aan dat de ervaringen hiermee positief zijn.
Welke preventieve en repressieve maatregelen worden op deze trajecten getroffen om overlast en overtredingen te voorkomen en overlastgevers aan te pakken en hoe effectief zijn die?
Zie antwoord vraag 7.
Welke maatregelen treft u tegen overlastgevers die zich door toegangscontroles niet laten weerhouden en over de hekken klimmen en alsnog de trein in stappen?
Op dit moment staan er op station Maarheeze vijf beveiligers, die houden ook toezicht op het hekwerk en de eventuele omlooproute aan het einde van het perron. Op het moment dat er iemand wordt gezien die over het hekwerk geklommen is, wordt deze naar de uitgang van het station begeleid om daar een vervoersbewijs te kopen of in te checken. NS laat weten dat met het huidige aantal beveiligers het ook mogelijk is om te surveilleren. Daarnaast is gekozen voor een hoger hekwerk waardoor het moeilijker is geworden om over de hekken heen te klimmen. In de gevallen dat dit wel gebeurt, heeft de beveiliging door het hogere hekwerk langer de tijd om te interveniëren. Daarnaast zijn op de trein dagelijks vier OV-boa’s aanwezig om te zorgen voor een veilige en prettige reis. NS geeft aan dat er goed contact is tussen de beveiligers en het personeel op de trein zodat waar benodigd kan worden ingezet op het laten uitstappen van personen uit de trein (die eerder bijvoorbeeld over hekken geklommen zijn) en waar nodig kan worden doorgepakt door middel van het oproepen van politie.
Kunt u de garantie geven dat de problemen op station Maarheeze zo spoedig mogelijk, en uiterlijk 1 maart 2025, worden opgelost? Zo nee, waarom niet?
De huidige situatie op station Maarheeze is volgens NS beheersbaar, zie ook de brief op dit onderwerp van 23 januari jl. Het is van belang dat er een structurele oplossing wordt gevonden zodat de extra beveiliging op het station kan worden afgeschaald. Hier voeren de Ministeries van AenM, JenV, IenW, de gemeente, politie en vervoerders momenteel het gesprek over. Omdat verschillende partijen hierin afhankelijk van elkaar zijn, kan geen garantie worden gegeven dat de problemen op een bepaalde datum zijn opgelost.
Wordt de identiteit vastgesteld van de overlastgevers op de trajecten Meppel-Zwolle en Weert-Eindhoven, mede gelet op het feit dat overlastgevende asielzoekers vaak nog niet zijn geregistreerd of geen rijbewijs hebben? Zo ja, op welke manier en hoe wordt dit geregistreerd? Zo nee, waarom niet?
OV-boa’s schrijven combibonnen uit aan overtreders bij overlast. Daarvoor leggen zij de identiteit inclusief geboorteplaats/land van de verdachte vast met het doel om deze gegevens naar het CJIB te sturen. Vervoerders zelf houden geen registratie bij van de nationaliteit van overtreders en hebben geen inzage in de verblijfsrechtelijke status van deze personen. Dit is namelijk niet toegestaan. De overtreding wordt door vervoerders wel geregistreerd, zodat aan de hand van incidentendata maatregelen genomen kunnen worden en eventueel extra handhaving kan worden ingezet.
Voor het identificeren van een overlastgevende asielzoeker moet OV-personeel veelal een beroep doen op de politie, zij hebben namelijk geen toegang tot de basisvoorziening vreemdelingen (BVV). Op dit moment is de toegang tot de BVV voorbehouden aan bestuursorganen met een wettelijke taak in het kader van de vreemdelingenwet die hier uitvoering aan geven (dus de migratieketenpartners, AVIM en de Koninklijke Marechaussee). Over de toegang voor boa’s tot de BVV worden momenteel verkennende gesprekken gevoerd tussen AenM, als eigenaar van de wetgeving omtrent dit register, en JenV. Het is voor de uitvoering van de taken van de boa van belang dat de boa over informatie beschikt en ook, voor zover mogelijk, toegang verkrijgt tot de daarvoor benodigde systemen.
Deelt u de mening dat er gehandhaafd moet worden richting asielzoekers die overlast veroorzaken, zwartrijden of ander onwenselijk gedrag vertonen? Zo nee, waarom niet?
Ik vind dat alle vormen van overlast en zwartrijden in het OV – ongeacht wie hiervoor verantwoordelijk is – aangepakt moet worden. De Ministeries van AenM, J&V en IenW, het COA, OM en vervoerders voeren met elkaar het gesprek over het verbeteren van de mogelijkheden voor dossieropbouw en gegevensdeling, zodat effectiever gehandhaafd kan worden op asielzoekers die overlast veroorzaken in het OV.
Hoe vaak wordt er bij het constateren van overtredingen een boete opgelegd, dan wel uitstel van betaling aangeboden, en in hoeveel van deze gevallen wordt er daadwerkelijk geïnd?
In 2023 zijn er door NS in totaal 283.450 uitstel van betalingen (UvB’s) uitgeschreven. In 2024 waren dit er 352.969. In 2023 zijn er door Arriva in totaal 35908 UvB’s uitgeschreven. In 2024 waren dit er 53542. Het inningspercentage is bedrijfsvertrouwelijke informatie en kan voor beide bedrijven niet worden gedeeld. Wel kan aangegeven worden dat het voor vervoerders niet in alle gevallen lukt om de boetes te innen. Over de uitdagingen bij het vaststellen van de identiteit wordt in de beantwoording van vraag 15 ingegaan.
Hoe hoog is het bedrag uitstel van betaling op beide trajecten?
De hoogte van het bedrag van een UvB is opgebouwd uit de kosten voor een normaal treinkaartje plus een wettelijke verhoging van 50 euro. Daarbij komt 15 euro aan administratiekosten.
Hoe vaak worden er reisverboden opgelegd? Gebeurt dit in alle mogelijke gevallen? Zo nee, waarom niet?
In 2023 zijn in totaal 193 actieve reisverboden door NS opgelegd. In 2024 waren dit er 265. In 2023 zijn door Arriva in totaal 262 reisverboden opgelegd. In 2024 waren dit er 258.
NS en Arriva geven aan in alle mogelijke gevallen een reisverbod op te leggen, waarbij zij zich moeten houden aan de richtlijn van het OM die voorschrijft in welke gevallen een verbod mag worden opgelegd. Voor dossieropbouw en het opleggen van een OV-verbod is het essentieel dat vervoerders de identiteit van de overlastgever vaststellen. In dat kader hebben OV-boa’s toegang tot de basisregistratiepersonen en wordt gewerkt aan de zelfstandige toegang tot het rijbewijzenregister. Systemen als het rijbewijzenregister worden door politie, indien er geen minder ingrijpende manier voorhanden is, geraadpleegd voor het vaststellen van de identiteit van staande gehouden personen. In geval de boa niet zelfstandig de identiteit van een staande gehouden persoon kan vaststellen, wordt een beroep gedaan op ondersteuning door de politie.
Deelt u de mening dat mensen die geen kaartje hebben niet eindeloos uitstel van betaling kunnen krijgen, maar uiteindelijk een reisverbod zouden moeten worden opgelegd dan wel bij overtreding daarvan lik op stuk beleid wordt toegepast? Zo nee, waarom niet? Zo ja, hoe vaak komt dit voor?
Die mening deel ik en het opleggen van reisverboden aan notoire zwartrijders behoort dan ook tot de bestaande veiligheidsinstrumenten van vervoerders. Het OM heeft daarbij een richtlijn opgesteld die voorschrijft dat iemand met 25 UvB’s 1 tot 2 maanden reisverbod krijgt. Deze richtlijn loopt op tot 6 maanden reisverbod bij 75 UvB’s5.
Deelt u de mening dat wanneer deze mensen zichzelf niet kunnen identificeren, dit meteen opgepakt moet worden door deze mensen te registreren? Zo nee, waarom niet? Zo ja, hoe gaat u dat regelen?
Wanneer een overlastgever in het OV zich niet aannemelijk kan identificeren richting OV-personeel kan er een beroep worden gedaan op politie-ondersteuning en kan dit worden geregistreerd.
Wilt u deze vragen beantwoorden voor het commissiedebat over Vreemdelingen- en asielbeleid op 5 februari 2025? Zo nee, waarom niet?
Dit is helaas niet gelukt.
Het bericht 'Stekende tbs’er al eerder met onbegeleid verlof' |
|
Wendy van Eijk-Nagel (VVD), Queeny Rajkowski (VVD) |
|
Coenradie |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Stekende tbs’er al eerder met onbegeleid verlof: «Wij wisten dat hij opnieuw zou toeslaan en hebben hiervoor gewaarschuwd»»1 en het bericht «Malek F. stak drie mensen neer en maakt kans op verlof: slachtoffer leeft voortdurend in angst»?2
Ik ben bekend met de artikelen waarnaar wordt verwezen in de voetnoot.
Wat is uw reactie op deze berichten en welke onderzoeken worden naar aanleiding van het nieuwste steekincident gedaan, wanneer zijn deze onderzoeken afgerond en wanneer wordt de Kamer geïnformeerd over de uitkomsten?
Ik doe geen uitspraken over individuele gevallen. In algemene zin kan ik zeggen dat een verdachte bij incidenten aan passende maatregelen wordt onderworpen. Daarnaast doet een kliniek aangifte en onderzoekt de kliniek het incident. Hiervoor wordt een calamiteitenonderzoekscommissie ingezet. De bevindingen van deze commissie worden gedeeld met de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd en de Inspectie Justitie en Veiligheid.
Indien er vanuit de slachtoffers behoefte bestaat aan een gesprek met mijn departement, dan sta ik daarvoor open. Dit vanuit de gedachte dat een slachtoffer de regie moet hebben over zijn eigen verwerkingsproces.
Bent u bereid in gesprek te gaan met de slachtoffers van Malek F. om beter inzicht te krijgen in de wijze waarop de waarschuwingen van slachtoffers zijn meegenomen in de besluitvorming om betrokkene uiteindelijk onbegeleid verlof toe te kennen?
Zie antwoord vraag 2.
Hoe vaak is sinds de inwerkingtreding van de Wet uitbreiding slachtofferrechten gebruik gemaakt van het spreekrecht bij tbs-verlengingszittingen, en als dit niet kan worden afgeleid uit de managementsystemen bij de Rechtspraak, kunt u dan bij elke rechtbank en het Hof Arnhem-Leeuwarden opvragen hoe vaak dit gebeurt?
Het beperkt spreekrecht bij tbs-verlengingszittingen is op 1 januari 2025 in werking getreden. Het beperkt spreekrecht biedt slachtoffers en nabestaanden de mogelijkheid om hun beschermingsbehoefte mondeling aan de rechter toe te lichten. Het beperkt spreekrecht ziet enkel op de voorwaarden die een relatie tot het slachtoffer hebben. Het is onbekend hoeveel slachtoffers sinds de invoering op 1 januari jl. van het beperkt spreekrecht gebruik hebben gemaakt. Dit kan niet worden afgeleid uit de managementsystemen van de rechtspraak. Uit navraag bij de rechtbanken en het Hof Arnhem-Leeuwarden is gebleken dat ook daar geen informatie over aantallen beschikbaar is.
Uit navraag bij de Rechtspraak, het openbaar ministerie en het CJIB over de eerste ervaringen komt het beeld naar voren dat er tot nu toe weinig gebruik is gemaakt van het spreekrecht. Op dit moment loopt bij het WODC een nulmeting van het beperkt spreekrecht op de tbs- en pij-verlengingszitting ten behoeve van de inhoudelijke effectevaluatie na twee jaar.
Hoeveel slachtoffers en nabestaanden krijgen per jaar vanaf 1 januari 2025 een brief waarin wordt uitgelegd dat zij het spreekrecht bij tbs-verlengingszittingen kunnen uitoefenen, en hoe ziet zo’n brief eruit?
Bij de invoering van het beperkt spreekrecht is er, op basis van beschikbare informatie bij de ketenpartners, vanuit gegaan dat het beperkt spreekrecht per jaar ongeveer 400 tbs-(verlengings)zittingen in eerste aanleg aan de orde kan zijn.
Het aantal slachtoffers en nabestaanden dat geïnformeerd en geraadpleegd wordt over het beperkt spreekrecht bij deze tbs-zittingen is daarmee naar schatting 720 per jaar (uitgaande van gemiddeld 1,8 slachtoffers per zaak). Ingeschat is dat gemiddeld tussen de 5 en 15% van de slachtoffers vervolgens daadwerkelijk gebruik zal maken van het beperkt spreekrecht.
Het CJIB informeert het slachtoffer over het beperkt spreekrecht. In de brief wordt gevraagd naar de beschermingsbehoefte van het slachtoffer, wordt toegelicht wat het beperkt spreekrecht inhoudt en wordt gevraagd of het slachtoffer hiervan gebruik wil maken. In de brief is een telefoonnummer opgenomen van het Slachtofferinformatiepunt van het CJIB, waar het slachtoffer terecht kan met vragen. In Q2 2025 zal er tevens een verwijzing worden opgenomen naar Slachtofferhulp Nederland voor ondersteuning. Het CJIB beziet op basis van de opgedane ervaringen of aanpassingen in de brief nog gewenst zijn.
Klopt het dat er bij de betreffende kliniek dit jaar al vier onttrekkingen zijn geweest, en is dit vergelijkbaar met andere tbs-klinieken?
In 2025 zijn tot nu toe zes tbs-gestelden van de betreffende kliniek geweest die niet tijdig teruggekeerd zijn van verlof. Deze personen zijn allemaal teruggekeerd in de kliniek. Het komt ieder jaar enkele tientallen keren voor dat een tbs-gestelde zich onttrekt aan verlof. Dit kan zowel om begeleid als onbegeleid verlof gaan. Naast te laat terugkeren, kan het ook gaan om een schending van de verlofvoorwaarden (een tbs-gestelde overnacht bijvoorbeeld bij zijn vriendin, terwijl dit volgens de verlofvoorwaarden bij de ouders had moeten zijn). Op het jaarlijks totale aantal verlofbewegingen ligt het percentage onttrekkingen doorgaans rond de 0,05 procent. Over een wat langere tijdsperiode dan de afgelopen maanden zien we geen duidelijk afwijkend beeld bij FPC Van Mesdag. Echter, gezien de onttrekkingen uit de kliniek dit jaar, monitort de Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI) of het aantal onttrekkingen tijdens verlofbewegingen significant afwijkt.
Wat is de wettelijke grondslag voor het onbegeleide verlof dat ongewenstverklaarde vreemdelingen in de tbs zoals Malek F. krijgen?
Zoals uw Kamer bekend ga ik niet in op individuele gevallen.
In algemene zin geldt dat verlof tijdens de tbs-behandeling ongewenst verklaarde vreemdelingen moet voorbereiden op resocialisatie in het land van herkomst. Vanwege de vreemdelingenwetgeving heeft een vreemdeling zonder rechtmatig verblijf namelijk geen recht op voorzieningen in Nederland en dient men terug te keren naar het land van herkomst.3 Indien een vreemdeling geen rechtmatig verblijf heeft in Nederland, kunnen de behandelmogelijkheden in een tbs-kliniek belemmerd worden. De regelgeving (Verlofregeling tbs) laat alleen begeleid verlof bij vreemdelingen zonder rechtmatig verblijf toe. Sporadisch, in individuele gevallen, wordt een machtiging verleend voor ander verlof dan begeleid verlof (onbegeleid of transmuraal verlof). Er is dan sprake van maatwerk. Dit besluit wordt door de Staatssecretaris Rechtsbescherming genomen na een positief advies van het Adviescollege Verloftoetsing tbs (AVT). Uiteraard wordt dit maatwerk alleen toegepast wanneer dit behandelinhoudelijk geïndiceerd is en veilig en verantwoord kan worden vormgegeven. Dit maatwerk heeft tot doel te voorkomen dat ongedocumenteerde vreemdelingen in uitzichtloze situaties terecht komen en de kans op repatriëring naar land van herkomst te vergroten. Immers, hoe verder een patiënt is in zijn of haar behandeling, des te groter de kans dat in het land van herkomst een soortgelijke voorziening gevonden kan worden waar de patiënt verder behandeld kan worden. Er is in 2023 en 2024 in vier gevallen bovengenoemd maatwerk toegepast en onbegeleid/transmuraal verlof toegestaan voor vreemdelingen met een tbs-maatregel. In 2025 is (nog) geen maatwerk toegepast.
Wat is de wettelijke grondslag voor het verlenen van een transmurale verlofstatus aan ongewenstverklaarde vreemdelingen in de tbs?
Zie antwoord vraag 7.
Deelt u de mening dat slachtoffers en nabestaanden een sterkere positie zouden moeten krijgen bij het proces dat plaatsvindt bij het adviescollege verloftoetsing tbs? Zo nee, waarom niet?
Het meewegen van het belang en de veiligheid van slachtoffers is een vast onderdeel van het verlofproces en de verlofaanvraag. In de Verlofregeling tbs is opgenomen dat een slachtofferonderzoek moet plaatsvinden. Dit is een analyse van de mogelijke gevolgen en veiligheidsrisico’s van verlof voor het slachtoffer of zijn omgeving.4 In de praktijk betekent dit dat onder andere wordt gekeken naar de relatie van de tbs-er tot het slachtoffer, de kans op confrontatie en het bestaan van een eventuele betalingsregeling.
In gevallen kan sprake zijn van het opleggen van een contact- of gebiedsverbod ten behoeve van het slachtoffer als bijzondere voorwaarde bij het verlof. Daarnaast worden slachtoffers die dat willen, gedurende de behandeling van de patiënt op de hoogte gehouden van verlengingszittingen en verlofstappen.
Ik ga verkennen of versterking van de positie van slachtoffers en nabestaanden bij verloftoetsing mogelijk en wenselijk is, en zo ja op welke manier. Ik zal uw Kamer hiervan op de hoogte houden via de voortgangsbrief Slachtofferbeleid die in Q2 2026 naar uw Kamer zal worden gestuurd.
Waarom worden slachtoffers en nabestaanden van een zeer ernstig misdrijf in een zaak zoals deze middels standaardbrieven geïnformeerd?
Gelet op de verwachte aantallen brieven die per jaar worden verstuurd, is het noodzakelijk dit proces te standaardiseren. Het CJIB stuurt echter, indien de aard van de zaak daarom vraagt, op de individuele zaak afgestemde brieven en informeert de slachtoffers op maat. Slachtoffers en nabestaanden kunnen daarnaast altijd persoonlijk contact opnemen met het slachtofferinformatiepunt van het CJIB voor vragen en meer informatie.
Klopt het dat er 130 vreemdelingen in de tbs zijn zoals Malek F. die ongewenst zijn verklaard en dus geen recht hebben op verlof, maar moeten worden teruggestuurd naar het land van herkomst?
Dat klopt niet. Op 27 mei 2025 hadden 50 van de 163 niet-Nederlandse tbs-gestelden die op 30 april 2025 in de intra-en transmurale bezetting verbleven geen geldige verblijfstitel.
In de nota naar aanleiding van het verslag van de tweede vaststellingswet Wetboek van Strafvordering (Kamerstukken 36 636, nr. 7) schreef u dat er nog geen besluitvorming heeft plaatsgevonden over het gewenste beleid ten aanzien van vreemdelingen met tbs. Hoe verklaart u de praktijk waarin kennelijk toch (een deel van) deze groep begeleid en onbegeleid verlof heeft gekregen, terwijl besluitvorming in februari 2025 nog niet was afgerond?
Vreemdelingen zonder rechtmatig verblijf in de tbs kunnen in de knel raken tussen de stelsels van de migratieketen en de strafrechtketen. Dit komt met name doordat aan de vreemdeling zonder rechtmatig verblijf niet in alle gevallen verlof kan worden verleend, wat repatriëring naar- en resocialisatie in het land van herkomst in de weg staat. Zij zijn vanwege hun psychische problematiek en de tbs-maatregel in veel gevallen zeer moeilijk uitzetbaar. Dit heeft te maken met zowel de terugkeerrelatie met landen van herkomst als met de wetgeving die eist dat er minimale zorg beschikbaar én toegankelijk is in het land van herkomst.5 Tegelijkertijd belemmert het niet beschikken over een verblijfsvergunning de tenuitvoerlegging van de tbs-maatregel aangezien meerdere stappen in het verlof niet goed kunnen worden uitgevoerd zonder rechtmatig verblijf. Doordat verlof een belangrijk onderdeel is van de behandeling van een tbs-gestelde, stagneert de tbs-behandeling en wordt het nog lastiger om een verantwoorde terugkeer te realiseren. Door deze botsing van het vreemdelingenrecht en het strafrecht kunnen vreemdelingen in een uitzichtloze situatie te komen. Het is een ingewikkeld probleem met veel stakeholders uit zowel binnen- als buitenland.
De impasse die de botsing van het straf- en vreemdelingenrecht teweegbrengt is n.a.v. de Motie Ploumen/Jetten6 in navolging van de bevindingen van de Parlementaire ondervragingscommissie Kinderopvangtoeslag (POK) als hardvochtigheid aangemerkt door zowel Dienst Justitiële Inrichtingen als de drie Reclasseringsorganisaties. In een adviesrapport van februari 2021 vroeg de Raad voor Strafrechtstoepassing en Jeugdbescherming (RSJ) al aandacht voor dit probleem.7 Zo wordt in dit rapport gesteld dat door deze botsing van het vreemdelingenrecht en het strafrecht vreemdelingen in een uitzichtloze situatie dreigen te komen. Op dit rapport is vanwege de complexiteit van dit probleem tot op heden nog geen formele reactie gekomen van het kabinet.
In de tussentijd wordt in individuele gevallen bekeken welke mogelijkheden voor onbegeleid en transmuraal verlof mogelijk zijn, daar waar dit verlof veilig en verantwoord kan worden vormgegeven. Een terbeschikkinggestelde gaat namelijk pas met verlof als vanuit risicotaxatie en professioneel oordeel van de behandelaars de kans op recidive of terugval beheersbaar wordt geacht. Bovendien worden verlofaanvragen getoetst door een onafhankelijk adviescollege. Het Adviescollege Verloftoetsing tbs (AVT) is een onafhankelijk college dat alle verlofaanvragen, ingediend door Forensisch Psychiatrische Centra (FPC) ten behoeve van individuele tbs-gestelden, toetst op veiligheid. Op basis van die toetsing wordt een schriftelijk advies uitgebracht aan de Staatssecretaris Rechtsbescherming. Op basis van een strikt individuele beoordeling hebben opeenvolgende bewindspersonen de afgelopen jaren incidenteel maatwerk toegepast voor tbs-gestelden zonder verblijfsrecht.
Op peildatum 27 mei 2025 hadden 110 van de 163 niet-Nederlandse tbs-gestelden die op 30 april 2025 in de intra-en transmurale bezetting verbleven een geldige verblijfstitel. 50 niet-Nederlandse tbs-gestelden in de intra- en transmurale setting verbleven dus in de tbs zonder geldige verblijfstitel. Naast het feit dat een deel van deze 50 personen in een uitzichtloze situatie zit of dreigt te komen, houden zij schaarse en kostbare tbs-bedden bezet. Omdat deze situatie voor alle betrokkenen onaanvaardbaar is, ga ik hierover in gesprek met de Minister van Asiel en Migratie.
Kunt u bevorderen dat – als er een geschikte grondslag komt om een vorm van verlof te verlenen aan vreemdelingen in de tbs – dat verlof enkel is gericht op resocialisatie in het land van herkomst, en dus niet op resocialisatie in Nederland? Zo nee, waarom niet en wanneer is de Kamer geïnformeerd over de kennelijke beleidswijziging? Wie heeft deze beleidswijziging geïnitieerd en hoe is deze beleidswijziging juridisch vormgegeven?
Zie antwoord vraag 12.
Kunt u in gesprek gaan met de Minister van Asiel en Migratie om te bevorderen dat ongewenste vreemdelingen bij beëindiging van een tbs-maatregel meteen worden teruggestuurd naar land van herkomst?
Zie antwoord vraag 12.
Het bericht 'Van moord verdachte Amerikaanse zat wekenlang ongezien in Ter Apel' |
|
Queeny Rajkowski (VVD) |
|
Marjolein Faber (PVV) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Van moord verdachte Amerikaanse zat wekenlang ongezien in Ter Apel»?1
Ja.
Klopt het dat deze vrouw zich in Ter Apel had aangemeld onder haar echte naam?
Uw vragen zien op een individuele zaak. Over lopende strafrechtelijke procedures kan ik geen uitspraken doen.
Klopt het dat deze vrouw gesignaleerd stond in internationale systemen waar ook Nederland van de inhoud op de hoogte dient te zijn?
Zie antwoord vraag 2.
Hoe is het mogelijk dat een Amerikaanse vrouw die internationaal gezocht wordt wegens moord, zonder enige belemmering asiel kon aanvragen in Nederland onder haar eigen naam?
Zie antwoord vraag 2.
Hoeveel weken of maanden zaten er tussen de internationale signalering van Kendra Leigh W. en haar aanhouding?
Zie antwoord vraag 2.
Bent u zich bewust van de veiligheidsrisico’s die medewerkers van het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COA) en de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) dagelijks lopen als moordverdachten en andere internationaal gesignaleerde personen zonder enige restricties in het aanmeldcentrum kunnen verblijven? Zo ja, welke maatregelen neemt u om deze risico’s tot een minimum te beperken. Zo nee, waarom niet?
Veiligheid is belangrijk voor eenieder die in Nederland verblijft. Uiteraard vind ik het belangrijk dat de medewerkers van de IND en het COA veilig hun werk kunnen doen. Voordat mensen in het aanmeldcentrum verblijven, worden ze geïdentificeerd, geregistreerd en wordt hun asielaanvraag vastgelegd. Tijdens dit proces, zie ook beantwoording vraag 7, worden verschillende checks gedaan om de veiligheid van de medewerkers te waarborgen. Deze veiligheidschecks betreffen fysieke veiligheidschecks (fouillering en bagage-onderzoek), maar ook het raadplegen van verschillende systemen om na te gaan of de persoon die asiel aanvraagt (internationaal) gesignaleerd staat. Als blijkt dat iemand gesignaleerd staat, dan wordt hier uiteraard actie op ondernomen.
Hoe controleert de Dienst Internationale Samenwerking (DISA) bij binnenkomst of iemand gesignaleerd staat in internationale opsporingssystemen? Op welke manier kan dit proces volgens u worden verbeterd?
Zowel de Dienst Identificatie en Screening Asielzoekers, DISA, voor de aanmeldingen op het Aanmeldcentrum Ter Apel, en de Koninklijke Marechaussee, KMar, voor de aanmeldingen aan de Nederlandse buitengrens, voeren bij elke persoon die in Nederland asiel aanvraagt, een identificatie en registratieproces uit, voordat met de asiel- of de asielgrensprocedure wordt aangevangen. Tijdens dit proces, wordt de persoon die in Nederland asiel aanvraagt op basis van biometrie en persoonsgegevens geverifieerd en geregistreerd door middel van de BVID (Basis Voorziening Identiteitsvaststelling).
Tijdens dit proces worden verschillende (internationale) systemen bevraagd, waaronder het Schengen Informatie Systeem (SIS), waarin internationale signaleringen zijn geregistreerd. Indien uit de bevraging blijkt dat een persoon gesignaleerd staat in internationale opsporingssystemen, dan wordt hierop geacteerd. De DISA werkt in breder perspectief continu aan het verbeteren en optimaliseren van de processen. Zo wordt in 2025 in afstemming met de keten een efficiënter I&R-proces geïmplementeerd waarin verdere automatisering en digitalisering centraal staat. Ook is er structureel overleg tussen de DISA en de veiligheidspartners over adequate opvolging van signalen binnen ieders bevoegdheden.
Hoe vaak kwam het in 2024 voor dat een asielzoeker die zich in Ter Apel meldde internationaal gesignaleerd stond? Hoe verhoudt dit zich tot 2023 en 2022?
In het I&R proces wordt het Schengen Informatie Systeem (SIS) geraadpleegd. Elk EU-land dat gebruikmaakt van het SIS heeft een nationaal Sirene-bureau opgericht, dat 24 uur per dag en 7 dagen per week operationeel is en belast is met de uitwisseling van informatie en de coördinatie van de activiteiten in verband met SIS-signaleringen. In SIS staan onder andere persoonssignaleringen geregistreerd. Deze kunnen variëren van signaleringen die zien bijvoorbeeld op vermiste personen, aanhoudingen ter overlevering/uitlevering tot het niet toe laten van vreemdelingen. Een check op de signaleringen in SIS wordt via de BVID voorziening gedaan. De informatie die aan de BVID wordt teruggekoppeld, wordt na 30 dagen gewist vanwege privacy overwegingen. Bureau Sirene houdt niet bij via welke locatie de raadpleging wordt gedaan. Dit maakt dat het niet mogelijk is om inzichtelijk te maken hoe vaak het voorkwam dat een asielzoeker die in Ter Apel door het I&R proces is gegaan, gesignaleerd stond.
Kunt u uitsluiten dat andere internationaal gezochte personen zich momenteel ook zonder signalering in het Nederlandse asielsysteem bevinden? Zo nee, welke stappen onderneemt u om dit risico structureel te verkleinen?
Nee, tijdens het I&R proces wordt een check gedaan of de persoon die asiel aanvraagt op dat moment gesignaleerd staat of internationaal gezocht wordt. Wanneer de signalering pas nadien in de internationale opsporingssystemen wordt ingevoerd, is deze pas zichtbaar wanneer de systemen worden geraadpleegd, of wanneer vanuit het OM, bijvoorbeeld na het uitvaardigen van een opsporingsbevel/uitleveringsbevel actie wordt ondernomen.
Bent u het eens met de stelling dat wanneer iemand gesignaleerd staat in internationale systemen dit direct duidelijk moet worden bij aanmelding in Ter Apel, zodat er maatregelen genomen kunnen worden? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wat is ervoor nodig om dit goed te regelen?
Ja. Dit is al zo. Bij aanmelding in zowel Ter Apel, als op Schiphol valt direct na te gaan of iemand op dat moment gesignaleerd staat.
Kunt u toezeggen dat dit zo snel mogelijk, al dan niet met een tijdelijke maatregel, wordt opgelost en dat bij de implementatie van het Europese Asiel- en Migratiepact hier een structurele oplossing voor wordt gevonden? Zo ja, kunt u de Kamer hierover informeren bij de volgende stand van zaken over de implementatie hiervan? Zo nee, waarom niet?
Zoals onder vraag 10 aangegeven, is het binnen het huidige proces al direct zichtbaar indien iemand internationaal gesignaleerd staat in SIS. Dit proces verandert niet met de implementatie van het Europees Asiel- en Migratiepact. Wel zal het proces worden uitgebreid met het raadplegen van een aantal Europese databases. Er zal dan bij het screenen al zichtbaar worden of iemand op dat moment internationaal gesignaleerd staat.
Het bericht ‘Verdachte aangehouden voor ernstig zedenmisdrijf op Amsterdamse Weesperzijde’ |
|
Queeny Rajkowski (VVD) |
|
Eddy van Hijum (minister , minister ) (CDA), Mona Keijzer (minister ) (BBB), David van Weel (minister , minister ) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Verdachte aangehouden voor ernstig zedenmisdrijf op Amsterdamse Weesperzijde»?1
Bent u het eens met de stelling dat de wet voor iedereen geldt en dus ook voor asielzoekers? Zo nee, waarom niet? Zo ja, op welke manier zorgt u ervoor dat dit in de praktijk ook het geval is?
Bent u het eens met de stelling dat er altijd consequenties moeten zijn voor asielzoekers die de wet overtreden, zoals het leefgeld inhouden, vastzetten, asielaanvraag intrekken en uitzetten? Zo nee, waarom niet? Zo ja, in hoeveel gevallen wordt er na een veroordeling daadwerkelijk één van deze straffen opgelegd? Waarom niet in alle gevallen?
Op welke manier zorgt u ervoor dat wanneer een asielzoeker verdacht wordt van een overtreding of misdrijf of ander strafbaar gedrag, tussen vrijspraak of veroordeling niet wederom de fout in gaat?
Bent u het eens met de stelling dat het daarom extra belangrijk is dat het amendement over het sneller kunnen opleggen van een ongewenstverklaring kan helpen bij het straffen van asielzoekers die (ernstige) misdrijven plegen (Kamerstuk 36 704, nr. 52)? Zo nee, waarom niet?
Bent u bereid om experts in het vreemdelingenrecht en het strafrecht te consulteren over hoe we ervoor kunnen zorgen dat vreemdelingen vaker de consequenties van hun gedrag ervaren en wilt u de Kamer hierover informeren? Zo nee, waarom niet?
Hoe verloopt het proces van het opleggen van boetes vanwege zwartrijden en ander illegaal gedrag in het openbaar vervoer? Bent u het eens met de stelling dat zulke boetes voor 100% moeten worden doorbelast (desnoods door het inhouden van leefgeld)? Zo ja, in hoeveel gevallen waarin het bekend is voor wie de boete is, wordt de boete ook daadwerkelijk doorbelast? Waarom niet in alle gevallen? Bent u bereid om met het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COA) in gesprek te gaan hierover en de Kamer hierover te informeren voor het commissiedebat vreemdelingen en asielbeleid van 2 oktober?
De aankondiging van Netanyahu dat migratiestromen uit Gaza zullen ontstaan |
|
Queeny Rajkowski (VVD), Eric van der Burg (VVD) |
|
Eddy van Hijum (minister , minister ) (CDA), Mona Keijzer (minister ) (BBB), David van Weel (minister , minister ) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Netanyahu: we zullen Palestijnen toestaan om Gaza te verlaten»?1
Deelt u de mening dat onze samenleving op geen enkele manier een nieuwe migratiestroom aankan, zoals de eerdere stromen uit Syrië, Afghanistan en Oekraïne, waar Netanyahu op hint en dat het noodgedwongen verlaten van Gaza geen oplossing is voor dit conflict en ook zeer onwenselijk is? Zo nee, waarom niet?
Deelt u de mening dat als er migratiestromen ontstaan vanuit Gaza, het risico levensgroot is dat Hamas strijders zich daar tussen zullen mengen en ook zij zullen proberen asiel aan te vragen in landen als Nederland en we dat koste wat kost moeten voorkomen?
Hoe kunt u ervoor zorgen dat al aan de buitengrens van de Europese Unie (EU) wordt vastgesteld dat deze terroristen geen recht hebben op asiel in de EU en zij dus per ommegaande worden teruggestuurd?
Deelt u de opvatting dat het Nederlandse kabinet naast het aandringen op humanitaire hulp via Arabische landen, ook actief en publiekelijk druk moet uitoefenen op de regering-Netanyahu om onmiddellijk een staakt-het-vuren in te stellen en onbeperkte toegang voor humanitaire hulp te verlenen, en daarbij in de gaten te houden welk effect beslissingen van de regering Netanyahu kunnen hebben op migratie richting de EU? Zo nee, waarom niet?
Is er zicht op een doorbraak in de situatie door de zeer benodigde vrijlating van alle gijzelaars door Hamas en zo ja op welke wijze? Zo nee waarom niet?
Hoe werkt het kabinet, in het licht van het recht van Palestijnen om op hun eigen grondgebied te blijven wonen, concreet aan het beëindigen van het conflict en het realiseren van een tweestatenoplossing, en bent u bereid om daarbij de regering-Netanyahu expliciet te houden aan het beëindigen van disproportioneel geweld en het opheffen van blokkades als essentiële stap, naast het erkennen van Israël door omliggende landen en het ontmantelen van Hamas?
Op welke manier zet Nederland zich in om een grotere hongersnood of grootschalige migratie te voorkomen?
Op welke manier zetten Nederland en de EU zich in wat betreft noodhulp en opvang in de regio in de regio rond Gaza? Kan de inzet in EU-verband op beide punten vergroot worden?
Hoe onderneemt u momenteel actie vanuit Nederland en in de EU om te waarborgen dat eventuele vluchtelingen uit Gaza in de regio worden opgevangen en niet massaal naar de EU komen om asiel aan te vragen?
Bent u bereid de Arabische landen aan te spreken op hun verantwoordelijkheid om opvang in de regio te bieden alsmede te voorkomen dat door hun landen illegale migratieroutes ontstaan richting Europa?
Bent u bereid dit onderwerp in relatie tot mogelijke migratiestromen op de agenda te zetten van de volgende Europese Raad en uw bilaterale gesprekken met de regering-Netanyahu, alsmede de regeringen van de Arabische landen?
Bent u bereid om met Europese collega’s te kijken welke onderdelen van het EU Migratiepact versneld in uitvoering kunnen worden gebracht om zo snel als mogelijk meer grip te krijgen op de buitengrenzen van Europa? Zo nee, waarom niet?
Bent u bereid deze vragen een voor een en binnen twee weken te beantwoorden?
Het bericht ‘Nederland mag van rechter geen mannelijke asielzoekers terugsturen naar België: ’Enorm frustrerend’’ |
|
Queeny Rajkowski (VVD) |
|
David van Weel (minister , minister ) , Mona Keijzer (minister ) (BBB) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Nederland mag van rechter geen mannelijke asielzoekers terugsturen naar België: «Enorm frustrerend»»?1
Wat zijn de gevolgen van deze uitspraak voor de grip op asielmigratie en de keuze die de Nederlandse politiek heeft om te bepalen wie hier mag blijven en wie niet?
Deelt u de mening dat dit een zeer onwenselijke situatie is?
Hoeveel alleenstaande mannen in Nederland kunnen door deze uitspraak niet meer teruggestuurd worden naar België? Wat gaat er met deze mannen gebeuren?
Klopt het dat de Raad van State noodopvang in België niet heeft meegewogen in hun uitspraak? Hoeveel procent van de opvang in Nederland is noodopvang en wat zijn de verhoudingen in België?
Deelt u de mening dat het noodzakelijk is om de Dublinafspraken zo snel als mogelijk in ere te herstellen en vreemdelingen terug te sturen naar landen zoals België, indien dat hun land van herkomst of doorreizen is? Zo nee, waarom niet? Zo ja, hoe gaat u dit doen en kunt u de Tweede Kamer hierover binnenkort informeren?
Hoe staat het met het uitwerken van de afspraak uit het hoofdlijnenakkoord: «het recht op opvang zal gedurende de opschorting gedifferentieerd worden beperkt en sterk worden versoberd»?
Het bericht ‘COA opnieuw honderden miljoenen extra kwijt aan asielopvang’ |
|
Queeny Rajkowski (VVD) |
|
Mona Keijzer (minister ) (BBB) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht uit het Financieel Dagblad «COA opnieuw honderden miljoenen extra kwijt aan asielopvang»?1
Hoe beoordeelt u de onrechtmatigheden van 655 miljoen euro in 2024? Deelt u de mening dat dit een enorm bedrag is? Hoe beoordeelt u de forse groei van onrechtmatigheden ten opzichte van 2023 à 359 miljoen euro?
Waar bestaan de onrechtmatigheden uit? Kunt u een splitsing maken per categorie?
Hebben de onrechtmatigheden voornamelijk te maken met tijdelijke of reguliere opvang?
Welke maatregelen zijn er getroffen naar aanleiding van de onrechtmatigheden van 2023? Hebben zij effect gehad? Zo nee, waarom niet en wat gaat u veranderen? Zo ja, hoe kan het dan dat er een verdubbeling heeft plaatsgevonden ten opzichte van 2024?
Hoe vaak komt het voor dat ondernemers onterecht geld ontvangen of geld terugstorten?
Is er sprake van een geautomatiseerd facturatiesysteem? Hebben de onrechtmatigheden daarmee te maken of gaat het om menselijk (handmatig) handelen? Kunt u hier een toelichting op geven? Zo nee, waarom niet?
Deelt u de mening dat er zo spoedig mogelijk inzicht moet komen in de onrechtmatigheden en waar mogelijk herstel moet plaatsvinden? Zo nee, waarom niet? Zo ja, op welke manier bent u bereid hier opvolging aan te geven? Kunt u de Kamer hier periodiek over informeren? Zo nee, waarom niet?
De ‘student encampment for Palestine’ op de Universiteit van Amsterdam |
|
Queeny Rajkowski (VVD), Ingrid Michon (VVD) |
|
Eppo Bruins (minister ) (NSC), David van Weel (minister , minister ) |
|
![]() |
Bent u bekend met de oproep van begin mei 2025 van Samidoun om deel te nemen aan een «student encampment for Palestine» die van 2 tot 20 juni plaatsvond op de Roeterseilandcampus van de Universiteit van Amsterdam (UvA)?
Ja.
Bent u het eens met de stelling dat het onacceptabel en zeer zorgelijk is dat een organisatie als Samidoun, die in andere landen is verboden wegens banden met terreurbewegingen, in Nederland openlijk betrokken is bij en oproept tot demonstraties op universiteitscampussen? Zo nee, waarom niet?
In algemene zin vindt het kabinet organisaties en verenigingen die in Nederland steun uitspreken voor terroristische organisaties, extremisme en terrorisme bevorderen en geweld verheerlijken absoluut verwerpelijk. Extremistische uitingen, zoals haatzaaien, opruiing en aanzetten tot geweld horen niet thuis in onze democratische rechtsstaat.
Zoals u begrijpt kan er niet op individuele casuïstiek in worden gegaan, zo ook niet waar het gaat over de specifieke betrokkenheid van organisaties bij demonstraties, omdat hiermee in de bevoegdheid van de lokale driehoek, te weten de burgemeester, de politie en het Openbaar Ministerie, wordt getreden. Het verbieden van organisaties valt onder het civielrechtelijke domein. Het is aan het Openbaar Ministerie om een verzoek tot het verbieden van een rechtspersoon te doen bij de rechter. Uiteindelijk is het aan de rechter om een organisatie te verbieden.
Tevens heeft het kabinet, conform het Regeerprogramma 2024 en in reactie op verschillende moties, waaronder de motie Yeşilgöz c.s.1, een verkenning uitgevoerd naar de wijze waarop andere landen met eerdergenoemde type organisaties omgaan. Op 15 mei jl. is uw Kamer hierover geïnformeerd.2 Uit de verkenning volgt dat andere landen interessante instrumenten hebben om dergelijke organisaties aan te pakken. Dit biedt aanknopingspunten voor nader onderzoek. Hierover zal de Minister van Justitie en Veiligheid uw Kamer in het najaar van 2025 nader informeren.
Hoe beoordeelt u de prominente rol van Samidoun bij deze demonstraties, mede in het licht van de kabinetswens om via het Openbaar Ministerie (OM) een verbod op deze organisatie te laten uitspreken?
Zie antwoord vraag 2.
Op welke manier biedt het door het kabinet aangekondigde wetvoorstel Strafbaarstelling verheerlijken terrorisme handvaten om de betrokkenheid van eventuele terroristische organisaties bij dit soort demonstraties en bezettingen aan te pakken?
Het kabinet geeft uitvoering aan het Regeerprogramma 2024 door het verheerlijken van terrorisme (inclusief de verspreiding van terroristische boodschappen) en het openlijk betuigen van steun aan terroristische organisaties strafbaar te stellen. Het daartoe strekkende wetsvoorstel is recent in consultatie gegeven. Verheerlijkende of steun betuigende boodschappen kunnen bijdragen aan radicalisering en het plegen van (terroristisch) geweld, door de anderen ontvankelijk te maken voor deze ideeën. De voorgestelde strafbaarstellingen onderstrepen het gevaar dat (denkbeelden van) terroristische organisaties veroorzaken in onze maatschappij en het belang dat dit kabinet hecht aan de bescherming van de nationale veiligheid en democratische rechtsstaat.
Het Wetboek van Strafrecht kent op dit moment verschillende strafbaarstellingen waarmee in het openbaar gedane uitingen, waaronder ook het tonen van bepaalde afbeeldingen of symbolen, strafrechtelijk aangepakt kunnen worden, zoals opruiing (tot terroristische misdrijven), groepsbelediging en het aanzetten tot haat, discriminatie of geweld tegen mensen. De voorgenomen strafbaarstelling van het verheerlijken van terroristische misdrijven waarop levenslange gevangenisstraf is gesteld en van het openlijk betuigen van steun aan een terroristische organisatie vormt een aanvulling op het bestaande wettelijke instrumentarium. Het prijzen van terroristisch geweld wordt zelfstandig strafbaar, ook wanneer anderen niet direct worden opgeroepen tot het plegen van geweld. Dat is nu nog niet het geval. Daarnaast wordt het strafbaar om in het openbaar steun te betuigen aan een verboden terroristische organisatie. Daarbij kan onder meer worden gedacht aan het in het openbaar dragen van kleding met symbolen of logo’s van zo’n organisatie.
Of deze nieuwe strafbaarstellingen kunnen worden toegepast op uitingen die bij demonstraties in het openbaar worden gedaan, zal afhangen van de omstandigheden van het geval. Dit is ter beoordeling van het Openbaar Ministerie en, indien strafrechtelijke vervolging wordt ingesteld, aan de rechter. Daarbij kan ook worden onderzocht of er betrokkenheid is geweest van bepaalde organisaties of groeperingen, en zo ja, hoe die betrokkenheid strafrechtelijk dient te worden gekwalificeerd. Het kan dan bijvoorbeeld gaan om een strafbare vorm van deelneming, zoals medeplegen of uitlokking.
Krijgen onderwijsinstellingen met de strafbaarstelling van de verheerlijking van terrorisme handvaten om in te kunnen grijpen bij het tonen van symbolen van terroristische organisaties op en rondom universiteitsgebouwen en andere onderwijsinstellingen? Zo ja, op welke manier dan? Zo nee, waarom niet en bent u van mening dat dit wel wenselijk zou moeten zijn?
Zoals in het antwoord op vraag 4 is aangegeven is het afhankelijk van de omstandigheden van het geval of de nieuwe strafbaarstellingen kunnen worden toegepast op uitingen die bij demonstraties in het openbaar worden gedaan. Daarom kan er op dit moment niet vooruit worden gelopen op de vraag of het wetsvoorstel onderwijsinstellingen handvatten biedt. Wel is het zo dat instellingen op basis van de wet en hun huis- en gedragsregels afwegen wat wel en niet kan op privéterrein van hun instelling. De onderwijsinstellingen hebben afgesproken dat, indien zij van mening zijn dat er sprake is van een gepleegd strafbaar feit, er altijd aangifte wordt gedaan bij de politie. Het is aan het Openbaar Ministerie en, indien vervolging wordt ingesteld, aan de rechter om te bepalen of er in het concrete geval sprake is geweest van strafbare feiten.
Deelt u de analyse dat deze bezetting, net als eerdere rellen en bezettingen, het onderwijsproces ontregelt en de autoriteit van het universiteitsbestuur ondermijnt? Zo nee, waarom niet?
De besturen op de instellingen spannen zich dagelijks in om hun verantwoordelijkheid voor de organisatie en continuïteit van het primaire proces in een veilige leer- en werkomgeving in te vullen. Dat betekent niet dat er geen incidenten plaatsvinden. In de praktijk komen besturen voor lastige dilemma’s te staan wanneer zij geconfronteerd worden met gebeurtenissen, incidenten of bezettingen waarbij zij het evenwicht moeten vinden tussen het demonstratierecht, de academische vrijheid en de continuïteit van onderwijs en onderzoek in een veilige leer- en werkomgeving. Door het stellen van heldere regels (waaronder de gezamenlijke «Richtlijn protesten») en deze te handhaven, de inzet van onder andere risicogericht toegangsbeleid, en inzet op verbetering van de informatiedeling tussen instellingen en lokale driehoek, ziet de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap dat de weerbaarheid van instellingen tegen verstoringen het afgelopen jaar is verhoogd. In de Kamerbrief van 3 juli jl. over veiligheid op universiteiten en hogescholen wordt hierop ingegaan en in de bijlage wordt door de koepels toegelicht hoe zij dit doen.3
Bent u van mening dat zolang er geen beslissing is genomen over een eventueel verbod op Samidoun, onderwijsinstellingen aangemoedigd moeten worden om afstand te nemen van deze organisatie en aanwezigheid ervan op hun instelling te weren?
Het is zaak dat het debat over de aanwezigheid van Samidoun op de campussen door de academische gemeenschap zelf op het scherpst van de snede gevoerd wordt. Het is aan de besturen van instellingen om dit debat te faciliteren en hierover te besluiten. Uiteraard zijn zij hierop aanspreekbaar. In de bijlage bij de Kamerbrief over veiligheid op universiteiten en hogescholen wordt een toelichting gegeven over welke mechanismen van escalatie er mogelijk zijn wanneer protesten op universiteiten of hogescholen uit de hand lopen of de veiligheid van studenten en medewerkers gevaar loopt.
Verder is voor haatzaaien en het verheerlijken van geweld is geen plaats in Nederland. De organisatie Samidoun spreekt steun uit voor verschillende terroristische organisaties. De organisatie Samidoun legitimeert, vergoelijkt en verheerlijkt geweld, waaronder geweld door organisaties die op de terrorismelijst van de Europese Unie staan. Ook spreekt de organisatie actief zijn steun uit voor terroristische organisaties. Dergelijke uitspraken kunnen een radicaliserend effect hebben. Zo heeft dit er in oktober 2024 toe geleid dat een lid van deze organisatie vreemdelingrechtelijk gesignaleerd werd. Dit betekent dat betrokkene zal worden geweerd indien hij Nederlands grondgebied wil betreden of hier wordt aangetroffen. Zoals gezegd is er in onze rechtsstaat ruimte om scherpe discussies te voeren en hiertoe bijeenkomsten te organiseren, maar altijd binnen de grenzen van de wet.
Bent u bereid om onderwijsinstellingen te informeren over waarom andere landen Samidoun op de terrorismelijst hebben staan en dat het onwenselijk is dat zulke organisaties de sfeer en het debat op onderwijsinstellingen domineren en sturen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 7.
Klopt het dat er nu geen landelijke richtlijnen bestaan over hoe om te gaan met dit soort bezettingen? Zo nee, welke richtlijnen zijn er dan? Zo ja, bent u het eens met de stelling dat de aangekondigde escalatieladder een dergelijke richtlijn moet vormen waarin concrete verantwoordelijkheden worden vastgelegd?
Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 5 hebben universiteiten en hogescholen gezamenlijk de «richtlijn protesten» opgesteld. Deze richtlijn is ingebed in escalatiemogelijkheden bij veiligheidssituaties, waarover uw Kamer is geïnformeerd via de in het antwoord op vraag 7 en 8 genoemde Kamerbrief en bijlagen.
Heeft u of uw ambtenaren, vooruitlopend op de aangekondigde escalatieladder, steeds contact gehad met de UvA over de handhaving van huisregels en het inschakelen van politie bij dergelijke acties?
De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap heeft het afgelopen jaar regelmatig gesproken met bestuurders van universiteiten en hogescholen, waaronder ook de UvA en hierbij ook vertegenwoordigers uit het veiligheidsdomein uitgenodigd over de omgang met demonstraties en bezettingen en onderlinge samenwerking. In de Kamerbrief over veiligheid op universiteiten en hogescholen en bijlage van de koepels wordt ingegaan op de handhaving van huisregels en de samenwerking met de veiligheidsketen.
Deelt u de mening dat studenten die zich schuldig maken aan illegale bezetting, vernieling of het verhinderen van onderwijs in het uiterste geval moeten kunnen worden geschorst of hun recht op studiefinanciering kunnen verliezen? Zo nee, waarom niet?
Als de huisregels en ordemaatregelen van instellingen worden overtreden kunnen instellingen op basis van artikel 7.57h van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek (WHW) maatregelen nemen tegen studenten, waaronder het tijdelijk of definitief ontzeggen van de toegang of in het uiterste geval beëindiging van inschrijving. Indien instellingen overgaan tot ontzegging of opschorting van de inschrijving van een student, vervalt ook het recht op studiefinanciering. Inschrijving is immers een vereiste om studiefinanciering te kunnen ontvangen. Het vervallen van het recht op studiefinanciering is daarbij een gevolg van de stopzetting van de inschrijving en geen op zichzelf inzetbare strafmaatregel.
De plannen uit het Regeerakkoord om de voorwaarden voor het verkrijgen van de Nederlandse nationaliteit aan te scherpen. |
|
Queeny Rajkowski (VVD) |
|
Struycken |
|
![]() |
In welke fase bevindt zich het plan om de standaardtermijn voor naturalisatie te verlengen naar 10 jaar?
De voorgenomen verlenging van de naturalisatietermijn van vijf naar tien jaar vergt een wijziging van de Rijkswet op het Nederlanderschap. Het wetsvoorstel daartoe is in voorbereiding en wordt naar verwachting in het derde kwartaal van dit jaar in (internet)consultatie gegeven. Na akkoord in de Rijksministerraad wordt het wetsvoorstel vervolgens ter advisering aanhangig gemaakt bij de Afdeling advisering van de Raad van State. Na ommekomst van het advies van de Raad van State moet het wetsvoorstel, vanwege de demissionaire status van het kabinet, opnieuw langs de Rijksministerraad voor akkoord. Vervolgens wordt het wetsvoorstel bij de Tweede Kamer ingediend.
Wanneer verwacht u de benodigde wetswijziging om de standaardtermijn te verlengen naar 10 jaar voor te kunnen leggen aan de Raad van State voor advisering?
Zie antwoord vraag 1.
Wanneer verwacht u de benodigde wetswijziging naar de Tweede Kamer te kunnen sturen?
Zie antwoord vraag 1.
In welke fase bevindt zich het plan om de taaleis voor naturalisatie te verhogen naar B1?
De voorgenomen verhoging van het taalniveau voor naturalisatie van niveau A2 naar niveau B1 vergt een grondige herziening van het Besluit naturalisatietoets. Dit is een algemene maatregel van rijksbestuur. Een concept Besluit naturalisatietoets is in voorbereiding en wordt naar verwachting in het derde kwartaal van dit jaar in (internet)consultatie gegeven. Na akkoord in de Rijksministerraad wordt het concept vervolgens aanhangig gemaakt bij de Afdeling advisering van de Raad van State. Omdat dit een wijziging betreft van een algemene maatregel van rijksbestuur wordt het voorstel daarna niet bij de Tweede Kamer ingediend. Na ommekomst van het advies van de Raad van State en het opstellen van het nader rapport moet het concept, vanwege de demissionaire status van het kabinet, opnieuw langs de Rijksministerraad voor akkoord. Daarna kan het in werking treden. Conform artikel 8, zesde lid, Rijkswet op het Nederlanderschap treedt deze algemene maatregel van rijksbestuur niet eerder in werking dan vier weken na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin hij wordt geplaatst, en wordt van deze plaatsing mededeling gedaan aan de Tweede Kamer en de Eerste Kamer.
Wanneer verwacht u de benodigde wetswijziging om de taaleis te verhogen naar B1 voor te kunnen leggen aan de Raad van State voor advisering?
Zie antwoord vraag 4.
Wanneer verwacht u de benodigde wetswijziging naar de Tweede Kamer te kunnen sturen?
Zie antwoord vraag 4.
Onderzoekt u op dit moment nog meer aanscherpingen van de eisen om in aanmerking te komen voor naturalisatie? Zo ja, welke?
Nee.
Hoe verklaart u dat er het afgelopen jaar geen concrete stappen zijn ondernomen om de eisen voor naturalisatie aan te scherpen?
Er zijn wel degelijk stappen ondernomen om de eisen voor naturalisatie aan te scherpen. Het aanscherpen van naturalisatietermijnen vereist echter aanpassing van wet- en regelgeving. Dat vergt een zorgvuldig en vastomlijnd proces dat tijd kost.
Deelt u de mening dat het aanscherpen van de eisen om in aanmerking te komen voor naturalisatie een belangrijk middel is om integratie te bevorderen en dat de benodigde wetswijzingen hiervoor dan ook zo snel mogelijk moeten worden doorgevoerd?
Door het aanscherpen van de taaleis voor naturalisatie wordt het belang van de Nederlandse taalbeheersing onderstreept. Dit kan een bijdrage leveren aan de integratie.
Voor de rest verwijs ik u naar de eerdere antwoorden.
Bent u bereid bovenstaande vragen uiterlijk dinsdag 10 juni te beantwoorden?
Het is helaas niet gelukt uiterlijk dinsdag 10 juni uw vragen te beantwoorden.
Bent u bekend met het bericht «Arriva 92 procent van boetes voor zwartrijden van en naar azc Ter Apel niet betaald»?1
Bent u het eens dat het onwenselijk is dat mensen (en dus ook asielzoekers) die zwartrijden geen boete krijgen, geen boete betalen of bij herhaaldelijke overtreding geen reisverbod krijgen? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wat doet u hier dan aan?
Bent u het eens dat identiteitscontrole noodzakelijk is om vast te stellen wie zwartrijdt of overlastgevend gedrag vertoont, zodat iemand gesanctioneerd kan worden? Zo nee, waarom niet?
Op welke manier kan de identiteit van asielzoekers gecontroleerd worden in het openbaar vervoer als zij geen rijbewijs of ander ID-bewijs bij zich zeggen te hebben?
Bent u het eens dat het onwenselijk is dat iemand 50 keer kan worden betrapt op zwartrijden, geen reisverbod krijgt en ogenschijnlijk ook niet de boetes betaalt? Zo ja, waarom heeft het verhalen van de boetes geen prioriteit of wordt op geen enkele manier kenbaar gemaakt aan de asielzoeker dat dit niet is hoe je je in Nederland gedraagt?
Bent u het eens dat het wenselijk is om identiteitsvaststelling door BOA’s (Buitengewoon Opsporingsambtenaren), zo nodig als politievrijwilliger, te realiseren? Zo nee, waarom niet?
Bent u het eens dat het wenselijk kan zijn om in overleg met COA (Centraal Orgaan opvang asielzoekers), AVIM (Afdeling Vreemdelingenpolitie), OM (Openbaar Ministerie), Arriva en andere partners voor langere termijn een pilot op te zetten waarbij er regelmatig in de treinen wordt gecontroleerd op een geldig vervoersbewijs en indien nodig boetes daadwerkelijk op asielzoekers worden verhaald of dat vreemdelingen kunnen worden meegenomen door de politie? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wanneer gaat u dit realiseren?
Bent u het eens dat het de stewards en BOA’s van Arriva onevenredig veel tijd en capaciteit kost om boetes uit te delen die uiteindelijk niet worden betaald?
Hoe lang duurt het voordat een boete uitgeschreven door een steward terecht komt bij het COA?
Wat doet het COA in het geval van een boete waarbij de identiteit van de asielzoeker vastgesteld kon worden en de asielzoeker een inwoner is van asielzoekerscentrum (azc) Ter Apel? Is het COA bereid om maatregelen te nemen? Zo nee, waarom niet?
Kunt u deze vragen beantwoorden voor het zomerreces 2025?
Klopt het dat er recent een bedrag van 800.000 euro aan de gemeente Ter Apel is uitgekeerd voor preventiemaatregelen voor de gemeente Ter Apel en de ondernemers? Klopt het dat dit fonds al bijna is uitgeput na compensatie van reeds gedane investeringen in preventie?
Onlangs is een bedrag van € 0,8 mln. aan de gemeente Westerwolde uitgekeerd. Dit bedrag is onder andere beschikbaar gesteld voor het financieren van preventieve maatregelen. De gemeente heeft aangegeven dit preventiebedrag te besteden aan een leefbaarheidsfonds om Ter Apel weer op de kaart te zetten, winkelbeveiliging, plaatsing van camera’s en weerbaarheidstraining. De gemeente zal – in afstemming met de ondernemers – zorgdragen voor het werkelijk uitgeven van deze bedragen. Daarnaast heeft het Ministerie van Asiel en Migratie ca € 0,8 mln. aan de gemeente uitgekeerd ten behoeve van het overlastbudget voor eerder gemaakte kosten.
Op welke manier denkt u de overige kosten te kunnen financieren?
Zoals beschreven in het antwoord bij vraag 1, is recent circa € 1,6 mln. beschikbaar gesteld aan de gemeente Westerwolde in het kader van het overlastbudget en preventiemaatregelen. Er is bijgedragen aan veiligheidsmaatregelen waaronder winkelbeveiliging in de Hema, Jumbo, Aldi en Lidl in Ter Apel. De inzet van deze preventieve maatregelen bieden een structurele oplossing voor de lange termijn. Naast de uitgekeerde bedragen heeft de gemeente Westerwolde de mogelijkheid tot het aanvragen van een decentralisatie uitkering voor toekomstige financieringen.
Bent u bereid toe te zeggen dat de aanpassingen in de afhandeling van complexe schades (denk aan uitval personeel, schade aan goederen en kantoor) uiterlijk deze zomer zijn geregeld? Zo nee, waarom niet?
Zoals aan de Kamer toegezegd en benoemd in de Kamerbrief op 11 maart 2025, zal de schaderegeling verruimd worden. Een financiële verstrekking uit de tegemoetkomingsfaciliteit aan inwoners en ondernemers uit de gemeente Westerwolde kan, onder omstandigheden, kwalificeren als staatssteun. Het is afhankelijk van de omstandigheden per geval welk type schade in aanmerking komt om vergoed te worden uit de tegemoetkomingsfaciliteit. In bijzondere gevallen kan gedacht worden aan gederfde winst of inkomstenderving. Dit zal per aanvraag beoordeeld worden. Hiermee ontstaat voor ondernemers en bewoners extra ruimte om gebruik te maken van de tegemoetkomingsfaciliteit. Er is een aanvullende opdracht aan het externe bureau verleend, dat de afhandeling van de verzoeken doet.
Bent u bereid om er zorg voor te dragen dat er uiterlijk dit najaar één loket is voor schadeafhandelingen en regelingen voor ondernemers in Ter Apel, zodat ondernemers minder tijd kwijt zijn met aangiftes, rapportages en indienen schades? Hoe wordt de financiering van dit loket geregeld? Zo nee, waarom niet?
Naar aanleiding van mijn gesprek met de ondernemers uit Ter Apel en gemeente Westerwolde wordt, in samenwerking met de gemeente Westerwolde, de mogelijkheid verkend om bij de gemeente één loket in te richten voor de indiening van verzoeken van compensatie. Dit loket kan als vervanging dienen voor de huidige diverse regelingen ten aanzien van opgelopen schade. Vooruitlopend op de uitwerking van deze verkenning wordt een decentrale uitkering voorbereid waarmee dit initiatief voor één loket gefinancierd kan worden. De gemeente Westerwolde dient hier uiteindelijk een besluit over te nemen. Ik zal mijn uiterste best doen de gemeente Westerwolde te faciliteren in de oprichting van het loket, waar dit nodig zal blijken.
Bent u bereid te bezien of het mogelijk is ook het preventiefonds door ditzelfde loket te laten afhandelen?
Het preventiebudget was een eenmalige verstrekking vanuit het Ministerie van Asiel en Migratie bestemd voor de inzet van preventieve maatregelen. Voor toekomstige investeringen heeft de gemeente Westerwolde de mogelijkheid tot het aanvragen van een decentralisatie uitkering.
Bent u bereid deze vragen, in verband met de benodigde aanpassingen in de meicirculaire, uiterlijk 23 april te beantwoorden?
Ja.
Het bericht 'Van moord verdachte Amerikaanse zat wekenlang ongezien in Ter Apel' |
|
Queeny Rajkowski (VVD) |
|
Marjolein Faber (PVV) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Van moord verdachte Amerikaanse zat wekenlang ongezien in Ter Apel»?1
Ja.
Klopt het dat deze vrouw zich in Ter Apel had aangemeld onder haar echte naam?
Uw vragen zien op een individuele zaak. Over lopende strafrechtelijke procedures kan ik geen uitspraken doen.
Klopt het dat deze vrouw gesignaleerd stond in internationale systemen waar ook Nederland van de inhoud op de hoogte dient te zijn?
Zie antwoord vraag 2.
Hoe is het mogelijk dat een Amerikaanse vrouw die internationaal gezocht wordt wegens moord, zonder enige belemmering asiel kon aanvragen in Nederland onder haar eigen naam?
Zie antwoord vraag 2.
Hoeveel weken of maanden zaten er tussen de internationale signalering van Kendra Leigh W. en haar aanhouding?
Zie antwoord vraag 2.
Bent u zich bewust van de veiligheidsrisico’s die medewerkers van het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COA) en de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) dagelijks lopen als moordverdachten en andere internationaal gesignaleerde personen zonder enige restricties in het aanmeldcentrum kunnen verblijven? Zo ja, welke maatregelen neemt u om deze risico’s tot een minimum te beperken. Zo nee, waarom niet?
Veiligheid is belangrijk voor eenieder die in Nederland verblijft. Uiteraard vind ik het belangrijk dat de medewerkers van de IND en het COA veilig hun werk kunnen doen. Voordat mensen in het aanmeldcentrum verblijven, worden ze geïdentificeerd, geregistreerd en wordt hun asielaanvraag vastgelegd. Tijdens dit proces, zie ook beantwoording vraag 7, worden verschillende checks gedaan om de veiligheid van de medewerkers te waarborgen. Deze veiligheidschecks betreffen fysieke veiligheidschecks (fouillering en bagage-onderzoek), maar ook het raadplegen van verschillende systemen om na te gaan of de persoon die asiel aanvraagt (internationaal) gesignaleerd staat. Als blijkt dat iemand gesignaleerd staat, dan wordt hier uiteraard actie op ondernomen.
Hoe controleert de Dienst Internationale Samenwerking (DISA) bij binnenkomst of iemand gesignaleerd staat in internationale opsporingssystemen? Op welke manier kan dit proces volgens u worden verbeterd?
Zowel de Dienst Identificatie en Screening Asielzoekers, DISA, voor de aanmeldingen op het Aanmeldcentrum Ter Apel, en de Koninklijke Marechaussee, KMar, voor de aanmeldingen aan de Nederlandse buitengrens, voeren bij elke persoon die in Nederland asiel aanvraagt, een identificatie en registratieproces uit, voordat met de asiel- of de asielgrensprocedure wordt aangevangen. Tijdens dit proces, wordt de persoon die in Nederland asiel aanvraagt op basis van biometrie en persoonsgegevens geverifieerd en geregistreerd door middel van de BVID (Basis Voorziening Identiteitsvaststelling).
Tijdens dit proces worden verschillende (internationale) systemen bevraagd, waaronder het Schengen Informatie Systeem (SIS), waarin internationale signaleringen zijn geregistreerd. Indien uit de bevraging blijkt dat een persoon gesignaleerd staat in internationale opsporingssystemen, dan wordt hierop geacteerd. De DISA werkt in breder perspectief continu aan het verbeteren en optimaliseren van de processen. Zo wordt in 2025 in afstemming met de keten een efficiënter I&R-proces geïmplementeerd waarin verdere automatisering en digitalisering centraal staat. Ook is er structureel overleg tussen de DISA en de veiligheidspartners over adequate opvolging van signalen binnen ieders bevoegdheden.
Hoe vaak kwam het in 2024 voor dat een asielzoeker die zich in Ter Apel meldde internationaal gesignaleerd stond? Hoe verhoudt dit zich tot 2023 en 2022?
In het I&R proces wordt het Schengen Informatie Systeem (SIS) geraadpleegd. Elk EU-land dat gebruikmaakt van het SIS heeft een nationaal Sirene-bureau opgericht, dat 24 uur per dag en 7 dagen per week operationeel is en belast is met de uitwisseling van informatie en de coördinatie van de activiteiten in verband met SIS-signaleringen. In SIS staan onder andere persoonssignaleringen geregistreerd. Deze kunnen variëren van signaleringen die zien bijvoorbeeld op vermiste personen, aanhoudingen ter overlevering/uitlevering tot het niet toe laten van vreemdelingen. Een check op de signaleringen in SIS wordt via de BVID voorziening gedaan. De informatie die aan de BVID wordt teruggekoppeld, wordt na 30 dagen gewist vanwege privacy overwegingen. Bureau Sirene houdt niet bij via welke locatie de raadpleging wordt gedaan. Dit maakt dat het niet mogelijk is om inzichtelijk te maken hoe vaak het voorkwam dat een asielzoeker die in Ter Apel door het I&R proces is gegaan, gesignaleerd stond.
Kunt u uitsluiten dat andere internationaal gezochte personen zich momenteel ook zonder signalering in het Nederlandse asielsysteem bevinden? Zo nee, welke stappen onderneemt u om dit risico structureel te verkleinen?
Nee, tijdens het I&R proces wordt een check gedaan of de persoon die asiel aanvraagt op dat moment gesignaleerd staat of internationaal gezocht wordt. Wanneer de signalering pas nadien in de internationale opsporingssystemen wordt ingevoerd, is deze pas zichtbaar wanneer de systemen worden geraadpleegd, of wanneer vanuit het OM, bijvoorbeeld na het uitvaardigen van een opsporingsbevel/uitleveringsbevel actie wordt ondernomen.
Bent u het eens met de stelling dat wanneer iemand gesignaleerd staat in internationale systemen dit direct duidelijk moet worden bij aanmelding in Ter Apel, zodat er maatregelen genomen kunnen worden? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wat is ervoor nodig om dit goed te regelen?
Ja. Dit is al zo. Bij aanmelding in zowel Ter Apel, als op Schiphol valt direct na te gaan of iemand op dat moment gesignaleerd staat.
Kunt u toezeggen dat dit zo snel mogelijk, al dan niet met een tijdelijke maatregel, wordt opgelost en dat bij de implementatie van het Europese Asiel- en Migratiepact hier een structurele oplossing voor wordt gevonden? Zo ja, kunt u de Kamer hierover informeren bij de volgende stand van zaken over de implementatie hiervan? Zo nee, waarom niet?
Zoals onder vraag 10 aangegeven, is het binnen het huidige proces al direct zichtbaar indien iemand internationaal gesignaleerd staat in SIS. Dit proces verandert niet met de implementatie van het Europees Asiel- en Migratiepact. Wel zal het proces worden uitgebreid met het raadplegen van een aantal Europese databases. Er zal dan bij het screenen al zichtbaar worden of iemand op dat moment internationaal gesignaleerd staat.
Het bericht 'Stekende tbs’er al eerder met onbegeleid verlof' |
|
Wendy van Eijk-Nagel (VVD), Queeny Rajkowski (VVD) |
|
Coenradie |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Stekende tbs’er al eerder met onbegeleid verlof: «Wij wisten dat hij opnieuw zou toeslaan en hebben hiervoor gewaarschuwd»»1 en het bericht «Malek F. stak drie mensen neer en maakt kans op verlof: slachtoffer leeft voortdurend in angst»?2
Ik ben bekend met de artikelen waarnaar wordt verwezen in de voetnoot.
Wat is uw reactie op deze berichten en welke onderzoeken worden naar aanleiding van het nieuwste steekincident gedaan, wanneer zijn deze onderzoeken afgerond en wanneer wordt de Kamer geïnformeerd over de uitkomsten?
Ik doe geen uitspraken over individuele gevallen. In algemene zin kan ik zeggen dat een verdachte bij incidenten aan passende maatregelen wordt onderworpen. Daarnaast doet een kliniek aangifte en onderzoekt de kliniek het incident. Hiervoor wordt een calamiteitenonderzoekscommissie ingezet. De bevindingen van deze commissie worden gedeeld met de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd en de Inspectie Justitie en Veiligheid.
Indien er vanuit de slachtoffers behoefte bestaat aan een gesprek met mijn departement, dan sta ik daarvoor open. Dit vanuit de gedachte dat een slachtoffer de regie moet hebben over zijn eigen verwerkingsproces.
Bent u bereid in gesprek te gaan met de slachtoffers van Malek F. om beter inzicht te krijgen in de wijze waarop de waarschuwingen van slachtoffers zijn meegenomen in de besluitvorming om betrokkene uiteindelijk onbegeleid verlof toe te kennen?
Zie antwoord vraag 2.
Hoe vaak is sinds de inwerkingtreding van de Wet uitbreiding slachtofferrechten gebruik gemaakt van het spreekrecht bij tbs-verlengingszittingen, en als dit niet kan worden afgeleid uit de managementsystemen bij de Rechtspraak, kunt u dan bij elke rechtbank en het Hof Arnhem-Leeuwarden opvragen hoe vaak dit gebeurt?
Het beperkt spreekrecht bij tbs-verlengingszittingen is op 1 januari 2025 in werking getreden. Het beperkt spreekrecht biedt slachtoffers en nabestaanden de mogelijkheid om hun beschermingsbehoefte mondeling aan de rechter toe te lichten. Het beperkt spreekrecht ziet enkel op de voorwaarden die een relatie tot het slachtoffer hebben. Het is onbekend hoeveel slachtoffers sinds de invoering op 1 januari jl. van het beperkt spreekrecht gebruik hebben gemaakt. Dit kan niet worden afgeleid uit de managementsystemen van de rechtspraak. Uit navraag bij de rechtbanken en het Hof Arnhem-Leeuwarden is gebleken dat ook daar geen informatie over aantallen beschikbaar is.
Uit navraag bij de Rechtspraak, het openbaar ministerie en het CJIB over de eerste ervaringen komt het beeld naar voren dat er tot nu toe weinig gebruik is gemaakt van het spreekrecht. Op dit moment loopt bij het WODC een nulmeting van het beperkt spreekrecht op de tbs- en pij-verlengingszitting ten behoeve van de inhoudelijke effectevaluatie na twee jaar.
Hoeveel slachtoffers en nabestaanden krijgen per jaar vanaf 1 januari 2025 een brief waarin wordt uitgelegd dat zij het spreekrecht bij tbs-verlengingszittingen kunnen uitoefenen, en hoe ziet zo’n brief eruit?
Bij de invoering van het beperkt spreekrecht is er, op basis van beschikbare informatie bij de ketenpartners, vanuit gegaan dat het beperkt spreekrecht per jaar ongeveer 400 tbs-(verlengings)zittingen in eerste aanleg aan de orde kan zijn.
Het aantal slachtoffers en nabestaanden dat geïnformeerd en geraadpleegd wordt over het beperkt spreekrecht bij deze tbs-zittingen is daarmee naar schatting 720 per jaar (uitgaande van gemiddeld 1,8 slachtoffers per zaak). Ingeschat is dat gemiddeld tussen de 5 en 15% van de slachtoffers vervolgens daadwerkelijk gebruik zal maken van het beperkt spreekrecht.
Het CJIB informeert het slachtoffer over het beperkt spreekrecht. In de brief wordt gevraagd naar de beschermingsbehoefte van het slachtoffer, wordt toegelicht wat het beperkt spreekrecht inhoudt en wordt gevraagd of het slachtoffer hiervan gebruik wil maken. In de brief is een telefoonnummer opgenomen van het Slachtofferinformatiepunt van het CJIB, waar het slachtoffer terecht kan met vragen. In Q2 2025 zal er tevens een verwijzing worden opgenomen naar Slachtofferhulp Nederland voor ondersteuning. Het CJIB beziet op basis van de opgedane ervaringen of aanpassingen in de brief nog gewenst zijn.
Klopt het dat er bij de betreffende kliniek dit jaar al vier onttrekkingen zijn geweest, en is dit vergelijkbaar met andere tbs-klinieken?
In 2025 zijn tot nu toe zes tbs-gestelden van de betreffende kliniek geweest die niet tijdig teruggekeerd zijn van verlof. Deze personen zijn allemaal teruggekeerd in de kliniek. Het komt ieder jaar enkele tientallen keren voor dat een tbs-gestelde zich onttrekt aan verlof. Dit kan zowel om begeleid als onbegeleid verlof gaan. Naast te laat terugkeren, kan het ook gaan om een schending van de verlofvoorwaarden (een tbs-gestelde overnacht bijvoorbeeld bij zijn vriendin, terwijl dit volgens de verlofvoorwaarden bij de ouders had moeten zijn). Op het jaarlijks totale aantal verlofbewegingen ligt het percentage onttrekkingen doorgaans rond de 0,05 procent. Over een wat langere tijdsperiode dan de afgelopen maanden zien we geen duidelijk afwijkend beeld bij FPC Van Mesdag. Echter, gezien de onttrekkingen uit de kliniek dit jaar, monitort de Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI) of het aantal onttrekkingen tijdens verlofbewegingen significant afwijkt.
Wat is de wettelijke grondslag voor het onbegeleide verlof dat ongewenstverklaarde vreemdelingen in de tbs zoals Malek F. krijgen?
Zoals uw Kamer bekend ga ik niet in op individuele gevallen.
In algemene zin geldt dat verlof tijdens de tbs-behandeling ongewenst verklaarde vreemdelingen moet voorbereiden op resocialisatie in het land van herkomst. Vanwege de vreemdelingenwetgeving heeft een vreemdeling zonder rechtmatig verblijf namelijk geen recht op voorzieningen in Nederland en dient men terug te keren naar het land van herkomst.3 Indien een vreemdeling geen rechtmatig verblijf heeft in Nederland, kunnen de behandelmogelijkheden in een tbs-kliniek belemmerd worden. De regelgeving (Verlofregeling tbs) laat alleen begeleid verlof bij vreemdelingen zonder rechtmatig verblijf toe. Sporadisch, in individuele gevallen, wordt een machtiging verleend voor ander verlof dan begeleid verlof (onbegeleid of transmuraal verlof). Er is dan sprake van maatwerk. Dit besluit wordt door de Staatssecretaris Rechtsbescherming genomen na een positief advies van het Adviescollege Verloftoetsing tbs (AVT). Uiteraard wordt dit maatwerk alleen toegepast wanneer dit behandelinhoudelijk geïndiceerd is en veilig en verantwoord kan worden vormgegeven. Dit maatwerk heeft tot doel te voorkomen dat ongedocumenteerde vreemdelingen in uitzichtloze situaties terecht komen en de kans op repatriëring naar land van herkomst te vergroten. Immers, hoe verder een patiënt is in zijn of haar behandeling, des te groter de kans dat in het land van herkomst een soortgelijke voorziening gevonden kan worden waar de patiënt verder behandeld kan worden. Er is in 2023 en 2024 in vier gevallen bovengenoemd maatwerk toegepast en onbegeleid/transmuraal verlof toegestaan voor vreemdelingen met een tbs-maatregel. In 2025 is (nog) geen maatwerk toegepast.
Wat is de wettelijke grondslag voor het verlenen van een transmurale verlofstatus aan ongewenstverklaarde vreemdelingen in de tbs?
Zie antwoord vraag 7.
Deelt u de mening dat slachtoffers en nabestaanden een sterkere positie zouden moeten krijgen bij het proces dat plaatsvindt bij het adviescollege verloftoetsing tbs? Zo nee, waarom niet?
Het meewegen van het belang en de veiligheid van slachtoffers is een vast onderdeel van het verlofproces en de verlofaanvraag. In de Verlofregeling tbs is opgenomen dat een slachtofferonderzoek moet plaatsvinden. Dit is een analyse van de mogelijke gevolgen en veiligheidsrisico’s van verlof voor het slachtoffer of zijn omgeving.4 In de praktijk betekent dit dat onder andere wordt gekeken naar de relatie van de tbs-er tot het slachtoffer, de kans op confrontatie en het bestaan van een eventuele betalingsregeling.
In gevallen kan sprake zijn van het opleggen van een contact- of gebiedsverbod ten behoeve van het slachtoffer als bijzondere voorwaarde bij het verlof. Daarnaast worden slachtoffers die dat willen, gedurende de behandeling van de patiënt op de hoogte gehouden van verlengingszittingen en verlofstappen.
Ik ga verkennen of versterking van de positie van slachtoffers en nabestaanden bij verloftoetsing mogelijk en wenselijk is, en zo ja op welke manier. Ik zal uw Kamer hiervan op de hoogte houden via de voortgangsbrief Slachtofferbeleid die in Q2 2026 naar uw Kamer zal worden gestuurd.
Waarom worden slachtoffers en nabestaanden van een zeer ernstig misdrijf in een zaak zoals deze middels standaardbrieven geïnformeerd?
Gelet op de verwachte aantallen brieven die per jaar worden verstuurd, is het noodzakelijk dit proces te standaardiseren. Het CJIB stuurt echter, indien de aard van de zaak daarom vraagt, op de individuele zaak afgestemde brieven en informeert de slachtoffers op maat. Slachtoffers en nabestaanden kunnen daarnaast altijd persoonlijk contact opnemen met het slachtofferinformatiepunt van het CJIB voor vragen en meer informatie.
Klopt het dat er 130 vreemdelingen in de tbs zijn zoals Malek F. die ongewenst zijn verklaard en dus geen recht hebben op verlof, maar moeten worden teruggestuurd naar het land van herkomst?
Dat klopt niet. Op 27 mei 2025 hadden 50 van de 163 niet-Nederlandse tbs-gestelden die op 30 april 2025 in de intra-en transmurale bezetting verbleven geen geldige verblijfstitel.
In de nota naar aanleiding van het verslag van de tweede vaststellingswet Wetboek van Strafvordering (Kamerstukken 36 636, nr. 7) schreef u dat er nog geen besluitvorming heeft plaatsgevonden over het gewenste beleid ten aanzien van vreemdelingen met tbs. Hoe verklaart u de praktijk waarin kennelijk toch (een deel van) deze groep begeleid en onbegeleid verlof heeft gekregen, terwijl besluitvorming in februari 2025 nog niet was afgerond?
Vreemdelingen zonder rechtmatig verblijf in de tbs kunnen in de knel raken tussen de stelsels van de migratieketen en de strafrechtketen. Dit komt met name doordat aan de vreemdeling zonder rechtmatig verblijf niet in alle gevallen verlof kan worden verleend, wat repatriëring naar- en resocialisatie in het land van herkomst in de weg staat. Zij zijn vanwege hun psychische problematiek en de tbs-maatregel in veel gevallen zeer moeilijk uitzetbaar. Dit heeft te maken met zowel de terugkeerrelatie met landen van herkomst als met de wetgeving die eist dat er minimale zorg beschikbaar én toegankelijk is in het land van herkomst.5 Tegelijkertijd belemmert het niet beschikken over een verblijfsvergunning de tenuitvoerlegging van de tbs-maatregel aangezien meerdere stappen in het verlof niet goed kunnen worden uitgevoerd zonder rechtmatig verblijf. Doordat verlof een belangrijk onderdeel is van de behandeling van een tbs-gestelde, stagneert de tbs-behandeling en wordt het nog lastiger om een verantwoorde terugkeer te realiseren. Door deze botsing van het vreemdelingenrecht en het strafrecht kunnen vreemdelingen in een uitzichtloze situatie te komen. Het is een ingewikkeld probleem met veel stakeholders uit zowel binnen- als buitenland.
De impasse die de botsing van het straf- en vreemdelingenrecht teweegbrengt is n.a.v. de Motie Ploumen/Jetten6 in navolging van de bevindingen van de Parlementaire ondervragingscommissie Kinderopvangtoeslag (POK) als hardvochtigheid aangemerkt door zowel Dienst Justitiële Inrichtingen als de drie Reclasseringsorganisaties. In een adviesrapport van februari 2021 vroeg de Raad voor Strafrechtstoepassing en Jeugdbescherming (RSJ) al aandacht voor dit probleem.7 Zo wordt in dit rapport gesteld dat door deze botsing van het vreemdelingenrecht en het strafrecht vreemdelingen in een uitzichtloze situatie dreigen te komen. Op dit rapport is vanwege de complexiteit van dit probleem tot op heden nog geen formele reactie gekomen van het kabinet.
In de tussentijd wordt in individuele gevallen bekeken welke mogelijkheden voor onbegeleid en transmuraal verlof mogelijk zijn, daar waar dit verlof veilig en verantwoord kan worden vormgegeven. Een terbeschikkinggestelde gaat namelijk pas met verlof als vanuit risicotaxatie en professioneel oordeel van de behandelaars de kans op recidive of terugval beheersbaar wordt geacht. Bovendien worden verlofaanvragen getoetst door een onafhankelijk adviescollege. Het Adviescollege Verloftoetsing tbs (AVT) is een onafhankelijk college dat alle verlofaanvragen, ingediend door Forensisch Psychiatrische Centra (FPC) ten behoeve van individuele tbs-gestelden, toetst op veiligheid. Op basis van die toetsing wordt een schriftelijk advies uitgebracht aan de Staatssecretaris Rechtsbescherming. Op basis van een strikt individuele beoordeling hebben opeenvolgende bewindspersonen de afgelopen jaren incidenteel maatwerk toegepast voor tbs-gestelden zonder verblijfsrecht.
Op peildatum 27 mei 2025 hadden 110 van de 163 niet-Nederlandse tbs-gestelden die op 30 april 2025 in de intra-en transmurale bezetting verbleven een geldige verblijfstitel. 50 niet-Nederlandse tbs-gestelden in de intra- en transmurale setting verbleven dus in de tbs zonder geldige verblijfstitel. Naast het feit dat een deel van deze 50 personen in een uitzichtloze situatie zit of dreigt te komen, houden zij schaarse en kostbare tbs-bedden bezet. Omdat deze situatie voor alle betrokkenen onaanvaardbaar is, ga ik hierover in gesprek met de Minister van Asiel en Migratie.
Kunt u bevorderen dat – als er een geschikte grondslag komt om een vorm van verlof te verlenen aan vreemdelingen in de tbs – dat verlof enkel is gericht op resocialisatie in het land van herkomst, en dus niet op resocialisatie in Nederland? Zo nee, waarom niet en wanneer is de Kamer geïnformeerd over de kennelijke beleidswijziging? Wie heeft deze beleidswijziging geïnitieerd en hoe is deze beleidswijziging juridisch vormgegeven?
Zie antwoord vraag 12.
Kunt u in gesprek gaan met de Minister van Asiel en Migratie om te bevorderen dat ongewenste vreemdelingen bij beëindiging van een tbs-maatregel meteen worden teruggestuurd naar land van herkomst?
Zie antwoord vraag 12.
Het bericht 'Groot deel asielzoekers die eigenlijk naar ander EU-land moeten om procedure af te wachten, doen dat niet' |
|
Queeny Rajkowski (VVD) |
|
Marjolein Faber (minister ) (PVV) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Groot deel asielzoekers die eigenlijk naar ander EU-land moeten om procedure af te wachten, doen dat niet»?1
Ja.
Klopt het dat in 2023 bij slechts 2.420 van de 1440 overdrachtsbesluiten asielzoekers daadwerkelijk zijn vertrokken naar de EU-lidstaat waar zij hun asielprocedure moeten afwachten? Kloppen de cijfers van 2024 uit het bericht?
In 2023 zijn 11.440 claimverzoeken verstuurd door de IND. Het gaat dan om alle verzoeken ter vaststelling van de verantwoordelijkheid van de aangezochte lidstaat. In het bericht wordt gesproken over overdrachtsverzoeken. Op 7960 van deze verzoeken heeft de IND een akkoord ontvangen. Ongeveer 2450 vreemdelingen zijn daadwerkelijk overgedragen. De opgenomen cijfers over 2024 schetsen niet het complete beeld. In veel zaken zal de termijn waarbinnen moet worden overgedragen nog niet verlopen zijn. De standaard overdrachtstermijn is zes maanden en deze kan onder omstandigheden verlengd worden tot maximaal 18 maanden. Van de 8830 verzoeken die in 2024 zijn gedaan, waren op 1 april 2025 5780 gehonoreerd en op dat moment waren 1700 personen daadwerkelijk overgedragen. Voor het bericht zijn de aantallen die bekend waren op 1 maart 2025 gebruikt.
Hoe verklaart u het feit dat andere EU-lidstaten slechts heel beperkt asielzoekers in het kader van de Dublinverordening overnemen, terwijl dit volgens bindend Unierecht wel zou moeten?
Of een Dublinclaimant al dan niet wordt overgedragen naar een andere EU-lidstaat hangt af van verschillende factoren. Het kan voorkomen dat een lidstaat vanwege gegronde redenen een claim niet accepteert, bijvoorbeeld omdat deze lidstaat meent niet verantwoordelijk te zijn op basis van de bepalingen uit de Dublinverordening. Ook komt het voor dat de procedure vanaf het accepteren van een claim tot het moment dat een juridische procedure is afgerond langer duurt dan de overdrachtstermijn van zes maanden die geregeld is in de Dublinverordening. Overdracht is na deze periode niet meer mogelijk, tenzij de termijn is opgeschort of verlengd. Als antwoord hierop heb ik op 15 mei jl. een wetsvoorstel ter advisering voorgelegd aan de Raad van State dat regelt dat de overdrachtstermijn van zes maanden pas aanvangt na afloop van de (hoger)beroepsprocedure. Hiermee maak ik gebruik van een mogelijkheid die de vigerende Dublinverordening expliciet biedt. Voorts komt het ook voor dat de daadwerkelijke overdracht niet mogelijk is, omdat een persoon uit beeld van de betreffende autoriteiten is op het moment dat feitelijke overdracht zou moeten plaatsvinden. Zoals hierna verder wordt uitgelegd bij de beantwoording van vraag 5 kan het daarnaast in een beperkt aantal gevallen voorkomen dat overdracht niet mogelijk is, omdat is vastgesteld dat overdracht naar de betreffende lidstaat zou leiden tot een risico op schending van artikel 4 van het EU-handvest.
Hoe vaak nam Nederland in 2023 en 2024 asielzoekers met een Dublin-claim over van andere EU-lidstaten? Hoe vaak weigerde Nederland dit te doen?
In 2023 ontving Nederland 4.875 claims van andere EU-lidstaten, waarvan 2.723 claims werden gehonoreerd en 1.216 overdrachten geëffectueerd werden. In 2024 ontving Nederland 5.329 claims van andere EU-lidstaten, waarvan 3.093 claims gehonoreerd en 901 overdrachten geëffectueerd werden. Ook bij deze cijfers dient de kanttekening gemaakt te worden dat in sommige gevallen de termijn waarbinnen moet worden overgedragen nog niet verlopen hoeft te zijn en overdracht alsnog plaats kan vinden.
Hoe verklaart u dat rechters regelmatig de overdracht van een Dublin-claimant tegenhouden? Hoe verhoudt dit zich tot het Unierechtelijke beginsel van wederzijds vertrouwen, waardoor aangenomen zou moeten worden dat elke lidstaat een veilige en eerlijke asielprocedure biedt?
Binnen de EU wordt uitgegaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel, en daarmee dat alle EU-lidstaten het EU-recht toepassen en dat de verschillende nationale rechtsordes in staat zijn een effectieve en gelijkwaardige bescherming te bieden van de in het EU-Handvest erkende grondrechten. In het kader van Dublin overdrachten betekent dit dat ervan mag worden uitgegaan dat de behandeling van verzoekers om internationale bescherming in alle lidstaten voldoet aan de vereisten van het EU-Handvest, het Verdrag van Genève en het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM). Alleen in het geval dat blijkt, bijvoorbeeld op basis van informatie die een asielzoeker inbrengt in de juridische procedure, dat er sprake is van een risico op behandeling die onverenigbaar is met artikel 4 van het EU-handvest, gelijkwaardig aan artikel 3 EVRM, moeten de nationale autoriteiten nagaan of de asielzoeker daadwerkelijk wordt geconfronteerd met een voldoende reëel en voorzienbaar risico op zo’n behandeling. In de beoordeling door de nationale rechtbanken wordt een dergelijke risico op schending aangenomen als zij vaststellen dat er sprake is van structurele tekortkomingen in de asielprocedure of opvangvoorzieningen in de lidstaat waarnaar de asielzoeker zal worden overgedragen, of wanneer bijvoorbeeld de medische situatie van de Dublinclaimant zich tegen een overdracht verzet. In een dergelijk geval kan een overdracht naar de betreffende lidstaat niet plaatsvinden. Zoals blijkt uit het antwoord op vraag 9 waren in 2023 slechts 12% van de ingediende beroepen tegen overdrachtsbesluiten gegrond. Dit betekent niet dat de rechter oordeelde dat in al die zaken sprake was van een risico op behandeling die onverenigbaar is met artikel 4 van het EU-handvest, gelijkwaardig aan artikel 3 EVRM, in de lidstaat waartoe overdragen had moeten worden. Een beroep kan ook om andere redenen gegrond zijn.
Hoe verklaart u dat veel asielzoekers die naar een ander EU-land zouden moeten vertrekken in de illegaliteit verdwijnen? Welke stappen onderneemt u om dit te voorkomen en ervoor te zorgen dat deze asielzoekers toch vrijwillig of gedwongen Nederland verlaten?
Het kan zijn dat personen van wie is bepaald dat een andere EU-lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling van hun asielverzoek een overdracht naar de betreffende EU-lidstaat proberen te voorkomen door uit het zicht van de autoriteiten te verdwijnen. Samen met de uitvoerende diensten span ik me ervoor in om te zorgen dat men zich zoveel mogelijk beschikbaar houdt voor de autoriteiten ten behoeve van de overdracht. Zo wordt men in vreemdelingenbewaring geplaatst voorafgaand aan de overdracht als er een (significant) risico is vastgesteld dat personen zich zullen gaan onttrekken aan het toezicht. Ook is er sprake van een constante verkenning in welke gevallen er mag worden aangenomen dat de uiterste overdrachtstermijn kan worden verlengd omdat de vreemdeling zich feitelijk buiten het bereik van de autoriteiten heeft geplaatst teneinde zijn overdracht te voorkomen.
Welke impact verwacht u dat het Europese Asiel- en Migratiepact zal hebben op de handhaving van Europese afspraken over het overnemen van asielzoekers? Bent u met uw Europese collega’s en de Europese Commissie in gesprek om ervoor te zorgen dat er bij implementatie van het Pact in ieder geval wel gehandhaafd gaat worden op overdracht? Zo nee, waarom niet?
Onderdeel van het Europese Asiel- en Migratiepact is de opvolger van de Dublinverordening, de AMMR, waarin is vastgelegd hoe de bepaling van de verantwoordelijkheid voor het behandelen van een verzoek om internationale bescherming plaatsvindt. Daarnaast heeft Nederland zich ervoor ingezet om in het nieuwe asielstelsel een aantal waarborgen in te bouwen voor verbeterde Dublin-implementatie. Zo kunnen lidstaten die systematisch geen Dublinoverdrachten aannemen geen of minder aanspraak maken op het solidariteitsmechanisme. In de implementatieplannen hebben lidstaten bovendien verschillende tussenstappen moeten omschrijven die zij zullen nemen om Dublin-overdrachten weer volledig te kunnen hervatten, bijvoorbeeld het verhogen van de uitvoeringscapaciteit op de «Dublin-units» die overdrachten faciliteren, maar ook via het opbouwen van opvangsystemen die volledig voldoen aan Europees- en internationaal recht. Bovendien heeft het Europees Asielagentschap met de inwerkingtreding van het Pact de taak gekregen de naleving van het asielacquis door lidstaten te monitoren. Nederland werkt momenteel mee aan een pilot voor dit monitoringsmechanisme, om ervaringen op te doen en de methodologie te verbeteren.
Daarnaast bevat het pact ook nieuwe afspraken over opvang en de asielprocedure en daarmee elementen die een rol spelen bij de vraag of er sprake is van een schending van artikel 4 van het Handvest, zoals relevant bij Dublinoverdrachten. Ook kent de AMMR kortere termijnen waardoor procedures sneller kunnen worden doorlopen en wordt er momenteel gewerkt door de Commissie in afstemming met de EU-lidstaten aan de bijbehorende uitvoeringsverordening. Daarbij wordt opnieuw gekeken naar de kaders van de procedures tot en met de overdracht tussen de lidstaten. Ten aanzien van handhaving is het de taak van de Europese Commissie, als hoedster van de verdragen, toe te zien op de naleving van de Europese wet- en regelgeving. Het kabinet spreekt de Commissie geregeld aan op deze rol, ook in het kader van de werking van Dublin.
Welk percentage van asielzoekers die een overdrachtsbesluit opgelegd heeft gekregen in 2023 gaan in beroep bij de rechter?
In 2023 ging 60 procent van de vreemdelingen die een overdrachtsbesluit opgelegd kregen in beroep.
Welk percentage van beroepszaken over overdrachtsbesluiten hield in 2023 stand bij de rechter?
In 12 procent van de ingediende beroepszaken werd het beroep door de rechter gegrond verklaard en hield het overdrachtsbesluit geen stand. Er kunnen verschillende redenen voor een gegrondverklaring van een beroep.
Bent u het eens met de stelling dat Nederland, totdat andere EU-lidstaten zich aan gemaakte afspraken over Dublin-claimanten gaan houden, erg terughoudend moet zijn met het overnemen van asielzoekers met een Dublin-claim uit andere EU-lidstaten? Zo nee, waarom niet?
Nederland blijft zich committeren aan de verplichtingen die volgen uit het EU-recht en zet zich ervoor in dat andere lidstaten datzelfde (blijven) doen.
Bent u het eens met de stelling dat het een prioriteit voor u zou moeten zijn om alleen mensen in Nederland te hebben die hier zouden moeten zijn en dat mensen die teruggestuurd worden ook daadwerkelijk weggaan en niet in de illegaliteit verdwijnen? Zo ja, hoe gaat u dit bereiken, welke rol gaat het EU Migratiepact hierin spelen en welke aanvullende maatregelen zijn er nodig? Zo nee, waarom niet?
Ik ben het eens met deze stelling. Ik verwijs voor verdere beantwoording van deze vraag naar de antwoorden op vragen 6 en 7.
Bent u het eens met de stelling dat het onbestaanbaar is dat er tienduizenden ongedocumenteerde mensen in Nederland verblijven en dat dit een onwenselijke situatie is voor die mensen zelf maar ook voor onze maatschappij? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wat gaat u hieraan doen?
Ik ben het eens met deze stelling. Personen van wie is bepaald dat zij niet rechtmatig in Nederland zijn, zouden hier niet moeten (ver)blijven. Ik zet me ervoor in om hen over te dragen naar de verantwoordelijke lidstaat dan wel terug te laten keren naar het land van herkomst.
Het bericht “Asielzoekers die overlast geven of crimineel zijn komen op speciale lijst, maar aanvraag loopt door: teller staat op ruim 1180” |
|
Queeny Rajkowski (VVD) |
|
Marjolein Faber (minister ) (PVV) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Asielzoekers die overlast geven of crimineel zijn komen op speciale lijst, maar aanvraag loopt door: teller staat op ruim 1.180»?1
Ja.
Hoe vaak moet een asielzoeker een incident veroorzaakt hebben in een asielzoekerscentrum om op de Top-X-lijst geplaatst te worden? Worden hierbij alle type incidenten meegenomen, of alleen de meest serieuze?
Vreemdelingen komen in aanmerking voor de Top-X aanpak indien een vreemdeling binnen de bezetting van het COA valt en daarnaast aan één of meer van onderstaande criteria voldoet. De vreemdeling:
Een (gestelde) alleenstaande minderjarige bewoner (amv) wordt aangedragen bij drie geregistreerde agressie incidenten (fysiek) in de afgelopen twaalf maanden of wanneer de bewoner door COA-medewerkers wordt aangedragen in verband met onacceptabel gedrag met een (zeer) grote impact op medewerkers, medebewoners en/ of omgeving.
Hoeveel incidenten met overlastgevende asielzoekers zijn er in 2024 door het Centraal Orgaan opvang Asielzoekers (COA) geregistreerd? Hoe verhoudt zich dit tot 2023?
Over incidenten waar bewoners van COA-locaties bij betrokken zijn, wordt jaarlijks gerapporteerd in de incidentenmonitor die door het WODC wordt opgesteld. De monitor van 2023 is in juni 2024 gepubliceerd.2 Het streven is dat de monitor over 2024 voor het zomerreces wordt gepubliceerd.
Hanteert het COA, en hanteren de ketenpartners die op asielzoekerscentra (azc's) werkzaam zijn, een beleid waarbij het melden en registreren van incidenten zoveel mogelijk wordt gestimuleerd? Zo nee, waarom niet?
Alle inzet van het COA is erop gericht om op iedere opvanglocatie alle incidenten te registreren. Alle medewerkers volgen een verplichte training Incidenten en maatregelen en op elke locatie zijn er minimaal twee contactpersonen veiligheid die bijdragen aan de kwaliteit van de incidentenregistratie. Incidenten worden op uniforme wijze geregistreerd binnen het daarvoor ingerichte informatiesysteem van het COA. Het registeren van incidenten en het borgen van de kwaliteit van die registraties is een onderwerp waar vanuit het COA op diverse manieren doorlopend aandacht aan wordt besteed.
Incidenten kunnen van verschillende aard zijn en worden door COA ook als zodanig vastgelegd. Incidenten kunnen een geringe tot zeer grote impact hebben op anderen.
Conform het ketenbrede incidentenprotocol sturen ketenpartners, waaronder COA, IND, DTenV, meldingen inzake ernstige incidenten door naar het departement. Deze meldingen worden achteraf openbaar gemaakt in de vorm van een samenvatting.
Naast de incidenten bij COA kunnen ook verstoringen van de openbare orde of strafbare feiten buiten de opvanglocatie plaatsvinden. Deze worden geregistreerd door de politie.
Deelt u de mening dat het registreren van COA-incidenten waarbij asielzoekers betrokken zijn essentieel is om overlast, geweld en elke andere vorm van onwenselijk gedrag door asielzoekers te voorkomen en te bestrijden? Zo nee, waarom niet?
Registratie van incidenten die op COA opvanglocaties plaatsvinden door het COA is van belang om normerend op te treden. Daarnaast is het van belang voor een goede dossieropbouw en daarmee het kunnen opleggen van verdere maatregelen, zoals plaatsing in de verscherpte toezichtlocatie, procesbeschikbaarheidslocatie of handhavings- en toezichtlocatie.
Bent u bereid om naar aanleiding van een toezegging aan lid Rajkowski in het commissiedebat over vreemdelingen- en asielbeleid op 12 maart 2025, over de registratie en de Top-X lijst, in gesprek te gaan met het COA zodat incidenten altijd geregistreerd worden? Zo nee, waarom niet?
Zoals aangegeven in antwoord op vraag 4, is alle inzet van het COA erop gericht om op iedere opvanglocatie alle incidenten te registreren en heeft dit onderwerp doorlopende aandacht.
Worden alle incidenten die het COA registreert op dit moment vanwege de potentiële impact op de verblijfsstatus of verblijfsaanvraag doorgegeven aan de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND)? Zo nee, waarom niet?
Zoals toegelicht in antwoord op vraag 4 registreert het COA verschillende type incidenten. Daaronder vallen ook incidenten met geringe impact, zoals het overtreden van huisregels bij het niet schoonhouden van de eigen woonruimte. Niet alle incidenten die het COA registreert, hebben impact op de verblijfsrechtelijke status van de vreemdeling.
Voor wat betreft vreemdelingen die in aanmerking komen voor de Top-X aanpak, gaat het in de regel om zware dan wel stelselmatige overlastgevers. Deze personen worden periodiek besproken in het lokaal ketenoverleg waar de organisaties in de asielketen in gezamenlijkheid een individuele Top-X aanpak bepalen.
De Kwalificatierichtlijn vereist dat, als een vreemdeling internationale bescherming nodig heeft, er sprake moet zijn van een veroordeling vanwege een ernstig misdrijf of een bijzonder ernstig misdrijf om een asielvergunning te kunnen weigeren of intrekken. Hierover is uw Kamer geïnformeerd in mijn brief van 18 december 2024.3
Deelt u de mening dat alle COA-incidenten waarbij asielzoekers zijn betrokken gedeeld moeten worden met de IND, en dat juridische belemmeringen die dit onmogelijk maken zo spoedig mogelijk moeten worden weggenomen?
Het is niet doelmatig om alle incidenten met de IND te delen. Lichte incidenten zoals overtreding huisregels zijn immers niet aan te merken als strafbare feiten en hebben geen verblijfsrechtelijke consequenties. Dit laat onverlet dat dergelijke incidenten wel door COA worden geregistreerd met het oog op het opleggen van een maatregel (zoals o.a. het inhouden van leefgeld) om het gedrag te corrigeren. Overlastgevende incidenten die door het COA bij de IND worden gemeld kunnen in het kader van de pilot procesoptimalisatie met prioriteit worden opgepakt om in ieder geval de procedure te bespoedigen en de duur van het verblijf in de opvang te beperken. Het moet daarbij wel gaan om een kansarme aanvraag. Ook zwaardere incidenten hebben niet altijd verblijfsrechtelijke consequenties, zoals toegelicht in antwoord op vraag 7. Zij leiden conform voornoemde criteria wel tot selectie voor de Top-X aanpak, die met de IND wordt besproken in een lokaal ketenoverleg om een individuele aanpak te bespreken.
Klopt het dat de kwalificatierichtlijn op dit moment een soepelere eis hanteert voor het afwijzen van een verblijfsvergunning asiel in het geval van subsidiaire bescherming?
Ja. Uw Kamer is hierover geïnformeerd in voornoemde brief van 18 december 2024.
Maakt Nederland op dit moment gebruik van het toegestane onderscheid tussen verdragsvluchtelingen en asielzoekers die recht hebben op subsidiaire bescherming bij het afwijzen van de aanvraag en het intrekken van de verblijfsvergunning asiel? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 9.
Hoeveel aangiften zijn er in 2024 gedaan tegen asielzoekers die betrokken waren bij een COA-incident? Hoe verhoudt zich dit tot 2023?
Het aantal aangiften tegen asielzoekers valt op die manier niet uit het politiesysteem te herleiden. Voor het aantal geregistreerde verdachten van misdrijven verwijs ik uw Kamer naar de jaarlijkse Incidentenmonitor van het WODC. De monitor over 2024 wordt naar verwachting voor het zomerreces gepubliceerd.
Hoe verhoudt het aantal geregistreerde COA-incidenten zich tot het aantal gedane aangiften?
Zie antwoord vraag 11.
Hanteert het COA, en hanteren de ketenpartners die op azc’s werkzaam zijn, een beleid waarbij het doen van aangifte tegen asielzoekers die betrokken zijn bij een COA-incident zoveel mogelijk wordt gestimuleerd? Zo nee, waarom niet?
Ja, daarom benadruk ik dit in gesprek met het COA en wordt het doen van aangifte gestimuleerd. Bewoners die slachtoffer worden van een strafbaar feit worden door COA-medewerkers gewezen op de mogelijkheid om aangifte te doen, waarbij COA toegankelijke informatie verstrekt. Indien COA-medewerkers slachtoffer zijn van een strafbaar feit, worden zij intern geïnstrueerd om aangifte te doen onder vermelding van Veilige Publiek Taak (VPT). De politie en het Openbaar Ministerie (OM) geven hoge prioriteit aan de opvolging van VPT-aangiften. De Eenduidige Landelijke Afspraken (ELA) tussen politie en OM vormen hiervoor het kader. Deze afspraken gaan over de opsporing en vervolging van agressie en geweld gericht tegen mensen met een publieke taak. Recent zijn de ELA geëvalueerd en deze evaluatie geeft een duidelijk kader om met alle betrokken partijen met de knelpunten binnen de VPT-aanpak aan de slag te gaan en daarbij ook de ELA te herzien. Binnen dit traject wordt ook gekeken naar verbeterpunten in het aangifteproces.
Hoe verklaart u het feit dat de Top-X-lijst geen evenredige afspiegeling is van de verspreiding van asielzoekers over Nederland? Komt dit doordat het COA geen eenduidig beleid voert wat betreft het melden van COA-incidenten en het doen van aangifte tegen asielzoekers die betrokken zijn bij COA-incidenten?
Verschillende factoren zijn van invloed op het feit dat in bepaalde gemeenten relatief veel Top-X overlastgevers, en in andere gemeenten relatief weinig Top-X overlastgevers voorkomen. In grote mate hangt dit samen met de spreiding van COA-locaties in Nederland, het aantal asielzoekers dat op een COA-locatie verblijft en de samenstelling van de bezetting op een COA-locatie. Ook een georganiseerde politie-inzet kan mede bepalend zijn voor een hoog aantal politieregistraties in een bepaalde gemeente in een specifieke periode. Grote steden en gemeenten kunnen ook een bepaalde aantrekkingskracht hebben. Pleegplaatsen hoeven niet dezelfde plaatsen te zijn waar de vreemdeling verblijft.
De uniformiteit van het registreren van incidenten door COA of het landelijke beleid om aangifte te doen bij strafbare feiten staat hierbij niet ter discussie.
Deelt u de mening dat het doen van aangifte tegen asielzoekers in het geval van COA-incidenten zoveel mogelijk moet worden gestimuleerd vanwege de veiligheid van het personeel in de asielketen, de veiligheid van inwoners rond azc's en de consequenties die aangiften kunnen hebben op de verblijfsstatus van asielzoekers? Zo nee, waarom niet?
Ja, daarom wijs ik in gesprek met COA voortdurend op het belang van aangifte doen en goede dossieropbouw, wat ook door COA wordt gestimuleerd.4
Bij hoeveel aangiften tegen asielzoekers heeft het Openbaar Ministerie (OM) in 2024 besloten om de zaak te seponeren of af te doen met een strafbeschikking? Hoe verhoudt zich dit tot 2023?
Over de door het Openbaar Ministerie afgehandelde misdrijven en de wijze van afdoening verwijs ik uw Kamer naar voornoemde Incidentenmonitor.
Hanteert het OM het beleid alle asielzoekers waartegen aangifte is gedaan vanwege de mogelijke gevolgen voor de verblijfsstatus voor de rechter moeten komen? Zo nee, waarom niet?
Het OM zet ten aanzien van overlastgevende asielzoekers die misdrijven plegen in op lik-op-stuk. Denk daarbij aan de inzet van (super)snelrecht en directe tenuitvoerlegging van de sanctie (veelal een gevangenisstraf). Of dit in een concreet geval mogelijk is hangt af van de omstandigheden en is aan de officier van justitie.
Deelt u de mening dat het cruciaal is dat elke asielzoeker waartegen aangifte is gedaan vanwege de veiligheid van Nederland en de gevolgen die een veroordeling kan hebben voor de verblijfsstatus voor de rechter moet verschijnen? Zo nee, waarom niet?
Zie het antwoord op vraag 17. Het is aan het OM om te bepalen of een zaak aan de rechter wordt voorgelegd. Het kabinet mengt zich hier niet in.
Hanteert de IND het beleid dat er bij een veroordeling wegens een ernstig of bijzonder ernstig misdrijf automatisch een intrekkingszaak wordt opgevoerd of dat er automatisch wordt onderzocht of de verblijfsaanvraag zo spoedig mogelijk kan worden afgewezen? Zo nee, waarom niet?
Wanneer een statushouder of asielzoeker bij (onherroepelijk) rechtelijk vonnis is veroordeeld voor een misdrijf wordt er altijd onderzocht of respectievelijk de asielvergunning ingetrokken kan worden of de verblijfsaanvraag asiel afgewezen kan worden op grond van openbare orde.
Als betrokkene moet worden aangemerkt als verdragsvluchteling, kan de vergunning alleen worden geweigerd of ingetrokken als er sprake is van een «bijzonder ernstig misdrijf». Daarnaast moet er ook sprake zijn van een gevaar voor de gemeenschap.
Als de vreemdeling geen verdragsvluchteling is maar wel in aanmerking komt voor subsidiaire bescherming, moet sprake zijn van een «ernstig misdrijf». Een van de veroordelingen moet daarnaast betrekking hebben op een misdrijf dat naar zijn aard een gevaar voor de gemeenschap oplevert. In beide gevallen moet ook het Unierechtelijk openbare orde criterium worden getoetst. Daarnaast moeten beide gevallen evenredig zijn aan de bedreiging die de betrokken derdelander vormt voor een fundamenteel belang van de samenleving. Ook moet er in het geval van een intrekking aan de glijdende schaal worden voldaan.
Hoeveel asielzoekers zijn in 2024 veroordeeld voor een bijzonder ernstig misdrijf? Hoe verhoudt zich dit tot 2023?
De termen «ernstig misdrijf» en «bijzonder ernstig misdrijf» komen uit de Kwalificatierichtlijn en zijn niet verbonden aan bepaalde categorieën uit onze strafwetten. De IND beoordeelt dit per geval aan de hand van alle juridische en feitelijke elementen. De gevraagde aantallen zijn als zodanig niet uit de systemen te herleiden. Wel is er inzage in het aantal zaken waarin een (bijzonder) ernstig misdrijf verblijfsrechtelijke consequenties heeft (zie antwoord op vraag 22 en5.
Over de door het OM en de rechtbank afgehandelde misdrijven door asielzoekers verwijs ik uw Kamer verder naar voornoemde Incidentenmonitor. Daarin wordt per delictcategorie aangegeven hoeveel zaken door het OM en de rechtspraak zijn afgehandeld.
Hoeveel asielzoekers zijn in 2024 veroordeeld voor een ernstig misdrijf? Hoe verhoudt zich dit tot 2023?
Zie antwoord vraag 20.
Voor hoeveel asielzoekers had een veroordeling voor een bijzonder ernstig misdrijf in 2024 verblijfsrechtelijke consequenties (intrekking of afwijzing)? Hoe verhoudt zich dit tot 2023?
De IND kan verblijfsvergunningen asiel intrekken of aanvragen afwijzen indien de vreemdeling (onherroepelijk) is veroordeeld voor een (bijzonder) ernstig misdrijf. In 2024 zijn 20 asielvergunningen ingetrokken en 70 asielaanvragen afgewezen op grond van openbare orde. In 2023 zijn om die reden 10 asielvergunningen ingetrokken en 20 asielaanvragen afgewezen. Vanaf 2024 is het mogelijk om openbare orde tegen te werpen als de aanvraag ook op inhoudelijke gronden wordt afgewezen. Dit heeft geresulteerd in een groter aantal afwijzingen van asielverzoeken op grond van de openbare orde.
Voor hoeveel asielzoekers had een veroordeling voor een ernstig misdrijf in 2024 verblijfsrechtelijke consequenties (intrekking of afwijzing)? Hoe verhoudt zich dit tot 2023?
Zie antwoord op vraag 22.
Bestaat er naast de mogelijkheid om een verblijfsvergunning in te trekken of af te wijzen vanwege een veroordeling nog een andere mogelijkheid binnen het huidige vreemdelingenrecht om verblijfsrechtelijke consequenties aan overlastgevend of openbare orde verstorend gedrag te verbinden? Zo ja, wat is hiervoor de juridische grondslag?
Nee, er zijn – zo lang de vreemdeling voldoet aan de voorwaarden uit de Kwalificatierichtlijn om voor bescherming in aanmerking te komen – geen andere gronden om een verblijfsvergunning in te trekken of te weigeren dan een veroordeling voor een voldoende ernstig strafbaar feit.
Biedt het Europees recht op dit moment door Nederland onbenutte ruimte om verblijfsrechtelijke consequenties aan overlastgevend of openbare orde verstorend gedrag te verbinden? Zo ja, om welke (juridische) ruimte gaat het?
Zoals aangegeven in voornoemde brief van 18 december 2024 stelt de jurisprudentie van het Hof van Justitie van de EU hoge eisen aan de beoordeling van de vraag of internationale bescherming kan worden geweigerd of ingetrokken op grond van openbare orde. Ik heb in die brief dan ook gebruik gemaakt van de mogelijkheden die voorhanden waren.
Hoeveel verblijfsaanvragen op grond van asiel zijn in 2024 afgewezen? Hoe verhoudt zich dit tot 2023?
In 2024 zijn 12.420 eerste asielaanvragen afgewezen. In 2023 waren dit 10.830 eerste asielaanvragen.6
In hoeveel zaken waarbij de verblijfsvergunning asiel is afgewezen is de asielzoeker of zijn gemachtigde in 2024 in beroep gegaan? Hoe verhoudt zich dit tot 2023?
In 2024 werd in 9.220 asielzaken beroep ingesteld. In 2023 betrof dit 9.410 asielzaken. Hierbij zijn de beroepen niet-tijdig beslissen en voorlopige voorzieningen niet meegeteld. Het beroep kan zijn ingesteld door de asielzoeker of diens gemachtigde. Een zaak bij de Raad voor Rechtsbijstand kan meerdere vreemdelingen betreffen. De cijfers zijn derhalve niet een-op-een vergelijkbaar met de cijfers in antwoord 26 inzake het aantal afgewezen asielaanvragen.7
Hoe hoog is het bedrag waarop de gemachtigde van een asielzoeker recht heeft in het geval succesvol beroep tegen een afwijzing is aangetekend?
De gesubsidieerde rechtsbijstand in Nederland is geregeld in een forfaitair systeem dat uitgaat van onderlinge uitmiddeling van zaken waarin soms relatief meer en een andere keer juist minder inspanningen vereist zijn. Daarbij wordt uitgegaan van een puntensysteem, waarbij 1 punt in 2024 met 134,47 euro wordt vergoed. Het uitgangspunt van dit forfaitaire systeem is dat de vergoeding gebaseerd is op de gemiddelde tijdsbesteding. 1 punt moet daarmee ongeveer gelijk staan met 1 uur. Een gemachtigde krijgt 10 punten vergoed voor een beroepsprocedure. Daarmee krijgt een gemachtigde dus 1.344,47 euro (excl. BTW).
Bij een gegrond beroep wordt er door de rechter een proceskostenvergoeding vastgesteld. Bij declaratie bij de Raad voor Rechtsbijstand wordt de vastgestelde proceskostenvergoeding in mindering gebracht op de uit te betalen vergoeding van de advocaat (Artikel 32 Besluit vergoedingen rechtsbijstand 2000).
De vergoeding aan de gemachtigde staat los van de uitkomst van de procedure. Een belangrijke uitzondering hierop geldt voor herhaalde asielaanvragen. Voor rechtsbijstand in het kader van opvolgende asielaanvragen wordt, indien de aanvraag wordt afgewezen, een lager aantal punten toegekend dan bij inwilliging van de opvolgende aanvraag. Dit vergoedingensysteem wordt ook toegepast voor rechtsbijstand in beroeps- en hoger beroepsprocedures
Kan het bedrag waarop de gemachtigde van een asielzoeker recht heeft in het geval succesvol beroep tegen een afwijzing is aangetekend binnen de huidige grenzen van het Europees en internationaal recht verder worden verlaagd? Zo ja, tot welk bedrag kan deze vergoeding worden verlaagd?
Het Europees recht zelf stelt geen specifieke regels vast over de hoogte van vergoedingen voor rechtsbijstand op nationaal niveau. Het waarborgt wel het recht op een effectieve rechtsmiddel en de toegang tot de rechter, wat impliceert dat de kosten van rechtsbijstand niet onterecht belemmerend mogen zijn. Verlaging van vergoedingen mag er niet toe leiden dat de toegang tot het recht illusoir worden. Bovendien zou verlaging van de vergoeding terwijl de gemiddelde tijdsbesteding gelijk blijft, botsen met de gedachte van het forfaitaire systeem zoals genoemd onder vraag 28.
In hoeveel zaken waarbij het beroep op de afwijzing van de verblijfsvergunning asiel ongegrond blijkt te zijn werd door de asielzoeker of zijn gemachtigde in 2024 hoger beroep aangetekend? Hoe verhoudt zich dit tot 2023?
In 2024 werd in 2.400 asielzaken hoger beroep ingesteld. In 2023 betrof dit 2.240 asielzaken.8 Hierbij zijn de voorlopige voorzieningen niet meegeteld.
Het hoger beroep kan zowel zijn ingesteld door de asielzoeker of diens gemachtigde als door de IND.
Hoe hoog is het bedrag waarop de gemachtigde van een asielzoeker recht heeft in het geval succesvol hoger beroep tegen een afwijzing is aangetekend?
Een gemachtigde krijgt 6 punten vergoed voor een hoger beroepsprocedure. Daarmee krijgt de gemachtigde € 806,82 euro (excl. BTW). Bij een gegrond hoger beroep wordt er door de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State een proceskostenvergoeding vastgesteld. Bij declaratie bij de Raad voor de Rechtsbijstand wordt de vastgestelde proceskostenvergoeding in mindering gebracht op de uit te betalen vergoeding van de advocaat (Artikel 32 Besluit vergoedingen rechtsbijstand 2000).
Kan het bedrag waarop de gemachtigde van een asielzoeker recht heeft in het geval succesvol hoger beroep tegen een ongegrond beroep is aangetekend binnen de huidige grenzen van het Europees en internationaal recht verder worden verlaagd? Zo ja, tot welk bedrag kan deze vergoeding worden verlaagd?
Zie antwoord op vraag 29.
Hoe vaak heeft de IND in 2024 een vrijheidsbeperkende maatregel op grond van artikel 56 Vw. aan een asielzoeker opgelegd? Hoe verhoudt zich dit tot 2023?
In 2024 heeft de IND ongeveer 220 keer een maatregel op grond van artikel 56 Vw. aan een asielzoeker opgelegd. In 2023 heeft de IND deze maatregel 270 keer opgelegd.
De IND legt enkel een vrijheidsbeperkende maatregel op grond van artikel 56 Vw. op aan vreemdelingen die op de HTL geplaatst worden. Statushouders kunnen ook op de HTL geplaatst worden. In de cijfers is geen onderscheid gemaakt naar verblijfsstatus.9 10
Hoe vaak is er in 2024 tegen het opleggen van een vrijheidsbeperkende maatregel op grond van artikel 56 Vw. door een asielzoeker of zijn gemachtigde beroep aangetekend? Hoe verhoudt zich dit tot 2023?
In 2024 is ongeveer 90 keer beroep ingediend tegen het opleggen van een vrijheidsbeperkende maatregel op grond van artikel 56 Vw. In 2023 is dit ongeveer 100 keer gebeurd. Het betreft hier enkel beroepen ingediend in zaken waarin de maatregel door de IND was opgelegd.
Hoe vaak was het beroep tegen het opleggen van een vrijheidsbeperkende maatregel op grond van artikel 56 Vw. in 2024 succesvol? Hoe verhoudt zich dit tot 2023?
In 2024 waren minder dan 10 beroepen ingediend tegen het opleggen van een vrijheidsbeperkende maatregel op grond van artikel 56 Vw (opgelegd door de IND) gegrond. In 2023 waren ongeveer 20 van deze beroepen gegrond.
Hoe hoog is het bedrag waarop de gemachtigde van een asielzoeker recht heeft in het geval een beroep tegen een artikel 56 Vw. maatregel succesvol blijkt te zijn?
Een gemachtigde krijgt 4 punten vergoed voor een beroepsprocedure tegen een vrijheidsbeperkende maatregel. Daarmee krijgt de gemachtigde dus 537,88 euro (excl. BTW). Bij een gegrond beroep wordt er door de rechtbank een proceskostenvergoeding vastgesteld. Bij declaratie bij de Raad voor Rechtsbijstand wordt de vastgestelde proceskostenvergoeding in mindering gebracht op de uit te betalen vergoeding van de advocaat (Artikel 32 Besluit vergoedingen rechtsbijstand 2000).
Hoe hoog is het bedrag waarop de asielzoeker recht heeft in het geval in beroep blijkt dat tegen hem onrechtmatig een artikel 56 Vw. maatregel is opgelegd?
Alleen de immateriële schade (het psychische nadeel van de vrijheidsbeneming/beperking) komt in aanmerking voor eventuele schadevergoeding (art. 106 Vw). Op grond van de richtlijn van de Nederlandse Vereniging voor Rechtspraak worden in detentie doorgebrachte dagen volgens een vast bedrag per dag vergoed. Hierin wordt aansluiting gezocht bij het strafrecht voor de hoogte van het te vergoeden forfaitaire bedrag: € 130,= per dag in een politiecel en € 100,= per dag in een Detentiecentrum. Bij moedwillige onrechtmatige vrijheidsbeneming kan het verschuldigde bedrag worden verhoogd naar 150% (denk hier bijvoorbeeld aan de situatie waarin bewaring na een rechterlijke uitspraak niet tijdig wordt opgeheven).
Tevens kan de hoogte van het verschuldigde bedrag worden gematigd indien er sprake was van (gedeeltelijke) eigen schuld. Het is echter niet mogelijk zover te matigen, dat er helemaal geen bedrag meer verschuldigd is aan de benadeelde. Rechters gaan ervan uit dat de artikel 56 Vw maatregel, evenals een vrijheidsontnemende maatregel, immateriële schade tot gevolg heeft bij degene die de maatregel dient te ondergaan. Die schade zal bij een vrijheidsbeperkende maatregel wel geringer zijn dan bij een vrijheidsontnemende maatregel. Uit de rechtspraak volgt dat daarom wordt uitgegaan van een forfaitaire bedrag van € 25,= schadevergoeding per dag onrechtmatige vrijheidsbeperking. Hoe hoog het bedrag is dat de asielzoeker in een dergelijke geval ontvangt, hangt dus af van het aantal dagen dat sprake is geweest van onrechtmatige vrijheidsbeperking. Daarbij is geen sprake van een maximumbedrag.
Kunnen de bedragen waarop de gemachtigde en de asielzoeker recht hebben in het geval in beroep blijkt dat er tegen de asielzoeker onrechtmatig een artikel 56 Vw. maatregel is opgelegd binnen de huidige grenzen van het Europees en internationaal recht verder worden verlaagd? Zo ja, tot welk bedrag kunnen deze vergoedingen worden verlaagd?
Zie het antwoord op vraag 29.
In hoeveel zaken waarbij het beroep op de oplegging van de artikel 56 Vw. maatregel ongegrond blijkt wordt door de asielzoeker of zijn gemachtigde in 2024 hoger beroep aangetekend? Hoe verhoudt zich dit tot 2023?
Zowel in 2024 als in 2023 is in minder dan 10 zaken hoger beroep ingesteld na een ongegrond beroep tegen het opleggen van de vrijheidsbeperkende maatregel op grond van artikel 56 Vw (opgelegd door de IND).
Hoe hoog is het bedrag waarop de gemachtigde van een asielzoeker recht heeft in het geval een hoger beroep tegen een artikel 56 Vw. maatregel succesvol blijkt te zijn?
Er staat geen hoger beroep open tegen een artikel 56 Vw maatregel, zie artikel 84, onder a van de Vw.
Hoe hoog is het bedrag waarop de asielzoeker recht heeft in het geval in hoger beroep blijkt dat tegen hem onrechtmatig een artikel 56Vw. maatregel is opgelegd?
Zie antwoord vraag 40.
Kunnen de bedragen waarop de gemachtigde en de asielzoeker recht hebben in het geval in hoger beroep blijkt dat er tegen de asielzoeker onrechtmatig een artikel 56Vw. maatregel is opgelegd binnen de huidige grenzen van het Europees en internationaal recht verder worden verlaagd? Zo ja, tot welk bedrag kunnen deze vergoedingen worden verlaagd?
Zie het antwoord op vraag 29.
Bent u bekend met signalen dat gemachtigden beroep aantekenen tegen afwijzingen van verblijfsvergunningen of tegen de oplegging van een artikel 56Vw. maatregel zonder dat de asielzoeker hiervan op de hoogte is of hiervoor toestemming gegeven heeft? Zo ja, mag dit volgens huidige wet- en regelgeving?
Uit artikel 2:1 van de Awb volgt dat eenieder zich ter behartiging van zijn belangen in het verkeer met bestuursorganen kan laten bijstaan of door een gemachtigde kan laten vertegenwoordigen. Het bestuursorgaan kan van een gemachtigde een schriftelijke machtiging verlangen. Bij advocaten wordt, uitzonderlijke omstandigheden daargelaten, geen schriftelijke machtiging verlangd. Het wordt voldoende geacht dat de advocaat zich als gemachtigde stelt. De rechtspraak handelt dienovereenkomstig.11
Een advocaat die zich zonder voorafgaande toestemming van de asielzoeker als diens gemachtigde stelt en rechtsmiddelen indient, handelt daarmee in strijd met de op hem rustende verplichtingen en kan daarop ingevolge de Advocatenwet worden aangesproken. Advocaten zijn aan tuchtrechtspraak onderworpen ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met de zorg die zij als advocaat behoren te betrachten ten opzichte van degenen wier belangen zij als zodanig behartigen of behoren te behartigen.
Overigens hanteert de Raad voor Rechtsbijstand voor de kwaliteitsborging van de asielrechtsbijstand de normen uit de best practices leidraad. Hierin is onder andere opgenomen dat de advocaat duidelijk afspraken maakt met zijn cliënt, deze afspraken vastlegt en de cliënt betrekt in alle stappen van het proces.
De IND heeft aangegeven geen concrete en duidelijke aanwijzingen te hebben dat advocaten beroep aantekenen zonder dat de asielzoeker daarvan op de hoogte is. Tegelijkertijd blijft de IND alert op dergelijke aanwijzingen. Daarbij wordt nauwlettend in de gaten gehouden of signalen aanleiding geven tot onderzoek.
Volledigheidshalve wordt daarbij opgemerkt dat het bekend is dat advocaten soms zonder overleg met hun cliënt pro forma beroep instellen, omdat zij hun cliënt niet tijdig kunnen bereiken om de wenselijkheid van het instellen van beroep te bespreken. Dit echter om te voorkomen dat de beroepstermijn wordt overschreden. Daarmee handelen zij in het belang van hun cliënt.
Mocht de IND het vermoeden hebben dat een advocaat niet handelt in overeenstemming met de op hem rustende verplichtingen, dan gaat de IND met deze advocaat in gesprek en betrekt daarbij zo nodig een deken van de orde van advocaten. Dit komt echter zelden voor.
Deelt u de mening dat er op dit moment sprake is van een pervers verdienmodel rondom (proces)vertegenwoordiging van asielzoekers en dat het cruciaal is dat dit verdienmodel moet worden doorbroken? Zo nee, waarom niet?
Nee, er is geen sprake van een pervers verdienmodel rondom asielrechtsbijstand.
Zoals hierboven is aangegeven is de gesubsidieerde rechtsbijstand in Nederland geregeld in een forfaitair systeem dat uitgaat van onderlinge uitmiddeling van zaken waarin soms relatief meer en een andere keer juist minder inspanningen vereist zijn. Het uitgangspunt daarbij is dat één gewerkt uur gemiddeld overeen moet komen met één forfaitair punt in het stelsel.
Daarnaast geldt het no cure less fee principe als het gaat om een afgewezen opvolgende asielaanvraag, een ongegrond beroep of hoger beroep in een opvolgende asielaanvraag. Dit systeem is ingevoerd met als doel de behandeling van (opvolgende) asielaanvragen zo effectief, efficiënt en zorgvuldig mogelijk te laten plaatsvinden. De vergoedingen voor rechtsbijstandsverlening zijn daarbij zo aangepast dat prikkels voor nieuwe, weinig kansrijke asielprocedures zonder dat sprake is van nieuwe omstandigheden na de behandeling van eerste asielaanvraag worden weggenomen. De rechtsbijstandsverlener zal bij een opvolgende asielaanvraag daarom gestimuleerd worden een inschatting te maken van de kansrijkheid van de zaak.
Bent u bekend met het bericht «Onlogische, lange en onnodige ritten: misbruik taxivervoer asielzoekers blootgelegd»?1
Ja.
Wanneer werd hierover een Woo-verzoek ingediend, en klopt het dat het Centraal Orgaan opvang Asielzoekers op verzoek van GZA weigerde om die stukken openbaar te maken? Op welke wettelijke grondslag werd openbaarmaking aanvankelijk afgewezen?
Het Woo-verzoek naar medisch taxivervoer is op 30 april 2024 bij het COA ingediend. Onderdeel van de Woo-procedure is dat derden, die bij een document dat voor openbaarmaking in aanmerking komt betrokken zijn, om een zienswijze wordt verzocht. Gezondheidszorg Asielzoekers (GZA) is om deze reden ook om een zienswijze verzocht. Het COA heeft het betreffende document geweigerd op de grond dat het concurrentie- en bedrijfsgevoelige informatie bevat die vertrouwelijk aan het COA ter beschikking zijn gesteld. Openbaarmaking hiervan kan schadelijk zijn voor de opdrachtnemer van het COA. Kennis hiervan bij andere partijen kan ertoe leiden dat zij daarmee hun voordeel zullen doen. Daarnaast ging het om een casus waarbij met openbaarmaking vertrouwelijke en mogelijk tot een persoon herleidbare (medische en persoonlijke) informatie openbaar wordt.
Hoeveel kosten heeft het COA in 2023 en in 2024 gemaakt aan taxiritten voor asielzoekers met een medische indicatie (graag uitsplitsen per jaar)?
In 2023 heeft de GZA voor zittend ziekenvervoer 72.527 ritten (dit is inclusief de retour ritten van de zorginstelling naar het azc) geboekt voor de bewoners met een medische indicatie. De totale kosten hiervan bedroegen € 4.710.433. In 2024 heeft de GZA voor zittend ziekenvervoer 72.257 ritten geboekt, de totale kosten hiervan bedroegen € 4.941.716. Voor schadejaar 2024 betreft dit een voorlopig resultaat, nog niet alle kosten zijn namelijk gedeclareerd.
Voor de volledigheid dient hierbij wel vermeld dat een deel van het jaarlijkse aantal taxiritten dat vanuit het COA wordt geboekt ook ingezet wordt voor zorgvervoer, zie hiervoor verder het antwoord op vraag 7.
Klopt het dat in 2023 11.000 asielzoekers een taxi-indicatie kregen? Zo nee, hoeveel wel?
Uit de meest recente informatie blijkt dat in 2023 in totaal 12.700 asielzoekers de indicatie voor zittend ziekenvervoer kregen van GZA.
Hoeveel asielzoekers vielen in 2023 onder de verantwoordelijkheid van het COA en welk percentage hiervan heeft een taxi-indicatie gekregen?
Het aantal unieke asielzoekers en vergunninghouders onder de verantwoordelijkheid van het COA bedroeg in 2023 94.419 personen. Er waren in 2023 12.700 asielzoekers en vergunninghouders die de medische indicatie voor zittend ziekenvervoer hebben ontvangen. Dit is ca. 13%. Een indicatie is tijdelijk en afhankelijk van de duur behandeling/medische noodzaak.
Met welke medische indicaties kan een asielzoeker een taxi-indicatie krijgen?
De lijst met de indicaties voor zittend ziekenvervoer is onderdeel van de Regeling Medische zorg Asielzoekers (RMA), de volledige lijst is hier te vinden. Een aantal elementen dat op deze lijst staat is bijvoorbeeld:
Op welke manier controleert het COA dat een taxirit daadwerkelijk wordt ingezet voor een medische afspraak?
Het uitgangspunt bij alle ritten zittend ziekenvoer is een medische indicatie. Bij het boeken van een taxirit naar een zorginstelling controleert de Praktijklijn van GZA altijd op de aanwezigheid van een geldige medische indicatie. In sommige gevallen, zoals op de centrale ontvangstlocaties en de Handhavings en Toezichtlocatie (HTL) waar geen medische indicatie vereist is boekt het COA (in plaats van GZA) een taxi voor een asielzoeker die niet zelfstandig kan reizen voor vervoer naar een zorginstelling. De bewoners van de col hebben geen financiële verstrekkingen en alleen recht op medisch noodzakelijke zorg, op basis van oordeel van een arts. Wanneer zij naar het ziekenhuis moeten dan wordt daarom het zittend ziekenvervoer (met een taxi) ingezet. Bewoners van de htl krijgen standaard een zorgtaxi toegewezen als ze naar een zorgverlener buiten de locatie moeten.
In sommige gevallen, bijvoorbeeld wanneer er slechts beperkte mogelijkheden zijn voor gebruik van het openbaar vervoer, boekt het COA een taxi voor een asielzoeker voor vervoer naar een zorginstelling. Dit is naar inzicht van de locatie zelf op grond van bijvoorbeeld de fysieke gesteldheid van de bewoner. Wel dient de asielzoeker dan informatie over de medische afspraak te overhandigen aan het COA.
Klopt het dat er niet standaard wordt gecontroleerd of asielzoekers met een taxi-indicatie daadwerkelijk een medische afspraak hebben? Zo ja, waarom vindt er geen check plaats?
Bij het boeken van een medische afspraak door de Praktijklijn GZA waarbij een taxi wordt verzocht, controleert de GZA of sprake is van een medische indicatie. Indien de Praktijklijn GZA zelf geen afspraak boekt omdat het om een vervolgafspraak gaat (bijvoorbeeld in het ziekenhuis), dan kan de Praktijklijn GZA op dit moment alleen de aanwezigheid van een geldige indicatie checken. Het COA en GZA doen momenteel onderzoek of en zo ja welke aanvullende controlemogelijkheden binnen de geldende wettelijke kaders gerealiseerd zouden kunnen worden. Op basis van de signalen is er door het COA opdracht gegeven om vervolgonderzoek te doen naar mogelijke onregelmatigheden.
Hoeveel vermoedens van fraude met taxiritten door asielzoekers met een taxi-indicatie heeft het COA in 2023 en in 2024 onderzocht?
Bij vermoeden van fraude wordt dit onderzocht. GZA heeft naar aanleiding van signalen van fraude met de zorgtaxi’s een onderzoek laten doen. Voor de accountants van GZA en COA is dit onderzoek echter nog niet voldoende. Zij hebben aangegeven in onzekerheid te zijn of er sprake is van onregelmatigheden en dus is er aanleiding voor een vervolgonderzoek dat de komende tijd wordt uitgevoerd. Er is door het COA dus opdracht gegeven om vervolgonderzoek te doen hiernaar.
Klopt het dat er regelmatig sprake is van «spookritten»: ritten die zijn aangevraagd door taxichauffeurs die zich voordoen als asielzoeker? Zo ja, hoe vaak kwam dit in 2023 en 2024 voor en welk bedrag is hiermee gemoeid?
Het COA heeft voor de taxiritten van bewoners een vaste contractpartner. Deze contractpartner is na zorgvuldige Europese aanbesteding tot stand is gekomen. Voor het zittend ziekenvervoer heeft het COA een contract met de Gezondheidszorg Asielzoekers (GZA), onderdeel van Arts en Zorg, en ook deze partij is geselecteerd na zorgvuldige Europese aanbesteding. De GZA heeft een contract gesloten met een zorgverzekeraar die op haar beurt weer contacten heeft gesloten met een tweetal taxibedrijven. Arts en Zorg controleert de medische uitgaven, inclusief taxiritten, vergelijkbaar met de zorgverzekeringswet, op formele aspecten en materiele aspecten op basis van een risicoanalyse aan de hand van een jaarlijks vastgesteld controleplan. Het COA stelt jaarlijks een controleprotocol vast, op basis waarvan de onafhankelijke accountant van Arts en Zorg de zorgkosten van asielzoekers controleert. De accountant van Arts en Zorg wordt jaarlijks gereviewd door de onafhankelijke accountant van het COA. De uitkomst van de review kan voor het COA aanleiding zijn om het controleprotocol aan te scherpen.
Voor het COA geldt, dat het daadwerkelijk boeken van een taxi veelal lokaal plaatsvindt. Gecontracteerde vervoerders hebben een verplichting naar het COA om te melden wanneer sprake is van een vermoeden dat taxichauffeurs niet bonafide zijn. Zij hebben inzicht in de ritten van de chauffeurs en geven ook annuleringen en no shows door aan het COA. Aangezien er vooralsnog geen indicaties zijn van grootschalige fraude met spookritten, ligt het voor het COA niet direct voor de hand om een controlesysteem hierop in te richten. Wel monitort het COA de signalen en zal hiernaar handelen wanneer daar reden toe is. Verder is er wel opdracht gegeven tot vervolgonderzoek naar eventuele onregelmatigheden ten aanzien van de taxiritten.
De GZA boekt als gesteld uitsluitend de taxi’s voor zittend ziekenvervoer. Of hiervoor aanvullende controlemaatregelen nodig zijn, zal moeten blijken uit het vervolgonderzoek dat zoals aangegeven bij de beantwoording op vraag 9 de komende tijd plaats zal vinden.
Controleert het COA of taxichauffeurs bonafide zijn? Zo ja, hoe vindt deze controle plaats? Zo nee, waarom niet en bent u bereid dit te regelen?
Zie antwoord vraag 10.
Hoeveel vermoedens van spookritten heeft het COA in 2023 en 2024 onderzocht?
Zie antwoord vraag 10.
Heeft het boeken van spookritten door taxichauffeurs bestuursrechtelijke en/of strafrechtelijke consequenties?
Zie antwoord vraag 10.
Hoe vaak heeft het COA in 2023 en in 2024 aangifte gedaan tegen taxichauffeurs voor het aanvragen van spookritten?
Zie antwoord vraag 10.
Deelt u de mening dat een taxi-indicatie alleen bedoeld is voor asielzoekers die vanwege medische redenen onder geen enkele andere voorwaarde gebruik kunnen maken van het openbaar vervoer? Zo nee, waarom niet? Zo ja, welke maatregelen worden genomen zodat er beter gecontroleerd wordt op de taxi-indicatie?
Het uitgangspunt bij alle ritten zittend ziekenvoer is een medische indicatie die wordt verstrekt door het GZA. Voor overige taxiritten was tot nu toe het uitgangspunt dat hier terughoudend mee wordt omgegaan. Bewoners konden om diverse redenen gebruik maken van regulier taxivervoer, bijvoorbeeld bij afspraken inzake de asielprocedure of vervoer naar een zorgverlener zonder medische indicatie.
Ik ga snoeien in de reguliere taxiritten. Daarom start het COA per 1 juni met de standaard dat bij ritten om niet medische redenen uitsluitend gereisd kan worden met het openbaar vervoer, tenzij het onmogelijk is om door middel van openbaar vervoer op de gewenste tijd op de betreffende plaats te verschijnen. De uitzondering geldt alleen voor ritten naar de IND. Taxivervoer kan ook noodzakelijk zijn in het kader van terugkeer en vertrek en in acute spoedsituaties. Ik merk hierbij nadrukkelijk op dat deze ritten afzonderlijk worden gewogen.
De capaciteit vreemdelingendetentie |
|
Ulysse Ellian (VVD), Queeny Rajkowski (VVD) |
|
Coenradie , Marjolein Faber (minister ) (PVV) |
|
![]() |
Op welke wijze is uitvoering gegeven aan de in het kabinet gemaakte afspraken van oktober jl. dat 50 tot 100 extra plekken voor vreemdelingenbewaring worden gerealiseerd?1
Samen met de Dienst Justitiële Inrichtingen (hierna: DJI) hebben we gesprekken gevoerd op welke wijze invulling gegeven kan worden aan de afspraak om tot 50 tot 100 extra plekken vreemdelingenbewaring te komen. We hebben besloten om per 1 augustus 2025 90 plekken voor vreemdelingenbewaring te realiseren op het Justitieel Complex Schiphol (hierna: JCS).
Op welke locaties (Detentiecentrum Rotterdam, Justitieel Complex Schiphol, Justitieel Complex Zeist) was deze celcapaciteit voorzien en klopt het dat 45 plekken al gerealiseerd zijn in Justitieel Complex Schiphol?
Zoals aangegeven in de beantwoording van vraag 1 zullen er 90 plekken worden gerealiseerd op JCS. Op dit moment zijn er 282 plekken op JCS gealloceerd voor de tenuitvoerlegging van grensdetentie ex artikel 6 Vreemdelingenwet 2000 (hierna: Vw). Dit betreft 192 vaste plekken en 90 plekken buffercapaciteit in het geval van hoge instroommomenten. In normale omstandigheden wordt de buffercapaciteit niet benut. Dit is nu het geval. Daarom is besloten om de leegstaande afdeling voor de buffercapaciteit te benutten voor vreemdelingenbewaring. De buffercapaciteit ten behoeve van de uitvoering van de grensprocedure wordt op alternatieve wijze door DJI gecreëerd nabij luchthaven Schiphol.
In eerste instantie was voorzien om per 1 mei 2025 45 plekken in gebruik te nemen voor vreemdelingenbewaring en per 1 augustus 2025 de overige 45 plekken. In het licht van de problematiek met het gevangeniswezen, is besloten om drie maanden extra de tijd te nemen om te voorkomen dat strafrechtelijke capaciteit uit de sterkte moet worden gehaald. Per 1 augustus 2025 komen 45 plekken en per 1 november 2025 volgen nog eens 45 plekken.
Hoeveel extra capaciteit voor vreemdelingenbewaring is er noodzakelijk om uitvoering te geven aan de voorgenomen asielmaatregelen van het kabinet?
Op basis van onder meer de reeds geïntensiveerde inzet op vertrekprocedures door Dienst Terugkeer en Vertrek (hierna: DTenV) is via het Prognose Model Justitiële ketens (hierna: PMJ) vastgesteld dat in 2025 136 plekken nodig zijn voor vreemdelingenbewaring ex artikel 59 Vw. In samenspraak met DJI wordt in 2025 bezien op welke wijze de overige 46 plekken kunnen worden gerealiseerd.
Is de extra capaciteit voor vreemdelingenbewaring ten koste gegaan van de reguliere capaciteit van het gevangeniswezen? Zo ja, hoe zouden die tekorten dan opgevangen worden? Zo nee, hoe zijn deze extra cellen dan gerealiseerd?
De 90 extra plekken voor vreemdelingenbewaring worden zoals aangegeven ingericht op twee leegstaande afdelingen die nu als buffer dienen voor grensdetentie en zullen op 1 augustus 2025 worden opgeleverd. Per 1 mei 2025 worden zoals aangegeven de 45 plekken in JCS tijdelijk beschikbaar gesteld voor het gevangeniswezen. DJI zet zich in om het benodigde extra personeel hiervoor beschikbaar te krijgen. Mocht dit onvoldoende lukken, bestaat het risico dat in DC Schiphol een deel van de strafrechtelijke capaciteit tijdelijk buiten gebruik moet worden gezet totdat er voldoende personeel beschikbaar is. Personeel kan immers maar één keer worden ingezet.
Op welke wijze is rekening gehouden met het grote capaciteitstekort in het gevangeniswezen bij het creëren van capaciteit voor vreemdelingenbewaring?
Zoals aangegeven wordt jaarlijks door middel van het PMJ traject de algehele bewaringscapaciteit bij DJI vastgesteld. Dit wordt door het Wetenschappelijk Onderzoek- en Datacentrum (hierna: WODC) uitgevoerd. In samenspraak met DJI is bezien op welke wijze het best invulling gegeven kan worden aan de afspraken van het kabinet, rekening houdend met de opgaven waar DJI voor staat. Het kabinet streeft naar een structurele oplossing met een goede balans tussen de benodigde capaciteit voor de uitvoering van de opgaven binnen de migratieketen en de strafrechtketen. Voor de oplossing op JCS is rekening gehouden met het capaciteitstekort door leegstaande cellen te gebruiken op een locatie waar personele bezetting te realiseren is met een beperkte impact op de capaciteit in het gevangeniswezen. Zoals hierboven aangegeven is DJI hierbij wel afhankelijk van het tijdig werven van het benodigde personeel.
Wat is uw reactie op het bericht in NRC «omstreden plan om gevangenen eerder vrij te laten alweer van de baan: ministerie regelt extra cellen op Schiphol»?2
Zie antwoord op vraag 1 en 2.
Hoeveel extra cellen voor het reguliere gevangeniswezen kunnen er in Justitieel Complex Schiphol en Detentiecentrum Rotterdam gerealiseerd worden?
Voor de periode van 1 mei tot augustus 2025 worden 45 extra plekken beschikbaar gesteld voor het gevangeniswezen op Justitieel Complex Schiphol.
Hoeveel extra cellen voor vreemdelingenbewaring kunnen er in Justitieel Complex Schiphol en Detentiecentrum Rotterdam gerealiseerd worden?
Zie de beantwoording van vragen 1 en 2.
Kunt u deze vragen afzonderlijk en uiterlijk vóór de regeling van werkzaamheden van dinsdag 11 februari 2025 beantwoorden?
We zorgen ervoor dat de beantwoording zo spoedig mogelijk aan uw Kamer gestuurd worden.
De komst van omstreden predikers naar de Ramadan Expo in de Jaarbeurs |
|
Bente Becker (VVD), Ingrid Michon (VVD), Queeny Rajkowski (VVD) |
|
Marjolein Faber (minister ) (PVV), David van Weel (minister ) |
|
![]() |
Bent u bekend met de berichten dat op de Ramadan Expo, 22-23 februari in de Jaarbeurs Utrecht drie omstreden buitenlandse predikers zijn uitgenodigd, waaronder Ali Hammuda, Mohammed Hijab en Abu Bakr Zoud, die in het verleden antisemitische, homofobe en extremistische uitspraken hebben gedaan?
Ja.
Klopt het dat Stichting Dawah Groep samen met Moslim Jongeren Almere, de Hadiethshop en Stichting Rizq de organisatoren zijn van dit evenement? Heeft u zicht op de activiteiten van deze organisaties en hun banden met extremistische netwerken?
Volgens berichtgeving van de Stichting Dawah groep zijn de organisatoren van de Ramadan Expo in de Jaarbeurs de Stichting Dawah-Groep, HadiethShop en MJA.
Organisaties zijn zelf verantwoordelijkheid voor de inhoud van hun activiteiten en kunnen deze vrijelijk organiseren binnen de daarvoor bestaande wet- en regelgeving. In beginsel vindt er dan ook geen toezicht plaats op organisaties tenzij er daartoe aanleiding is, bijvoorbeeld bij overtreding van de wet.
Welke juridische mogelijkheden heeft u om deze predikers uit Nederland te weren of, indien ze al op Nederlands grondgebied zijn, hen uit te zetten?
Voor alle vreemdelingen geldt dat, als zij naar Nederland willen komen, zij moeten voldoen aan de toegangsvoorwaarden, ongeacht of personen visumplichtig zijn of niet. Hierin speelt de Schengengrenscode een belangrijke rol. Zo kunnen visum- of grensautoriteiten vreemdelingen weren als zij niet voldoen aan de eisen voor doel, duur of middelen ten aanzien van hun bezoek aan Nederland. Lidstaten kunnen vreemdelingen ook weigeren als zij een dreiging vormen voor de openbare orde of nationale veiligheid van Nederland. Indien de vreemdeling een bedreiging voor de openbare orde of nationale veiligheid vormt is het mogelijk om de betrokkene ongewenst te verklaren en/of te signaleren in het Schengeninformatiesysteem (SIS III). De toegangsvoorwaarden gelden ook in de periode dat vreemdelingen op Nederlands grondgebied verblijven. Indien zij hier niet meer aan voldoen, dienen zij Nederland te verlaten. Als zij weigeren om Nederland zelfstandig te verlaten, kan het gevolg zijn dat zij gedwongen worden uitgezet.
Kunt u aangeven of de drie predikers een visum hebben aangevraagd of reeds hebben verkregen voor hun komst naar Nederland? Bent u bereid deze personen een visum te weigeren?
Het kabinet is er alles aan gelegen om personen die naar Nederland komen om hier extremistisch gedachtegoed te verspreiden, te weren. De vrijheid van meningsuiting is een groot goed. Hierin mag het ook best schuren, maar wel binnen de democratische waarden die we met elkaar hebben afgesproken. De drie sprekers die zijn uitgenodigd voor het evenement hebben in het verleden verwerpelijke uitspraken gedaan, waaronder over homoseksualiteit, geslachtsgemeenschap met minderjarigen en het bagatelliseren en vergoelijken van daden van terrorisme. Dit kan bijdragen aan een klimaat van haat, vijandigheid en het vergoelijken van geweld, waar in Nederland geen plek voor is. Dit heeft ertoe geleid dat de Minister van Asiel en Migratie, in samenspraak met de Minister van Justitie en Veiligheid, op 19 februari 2025 besloten heeft om de drie sprekers uit Nederland te weren door hen te signaleren in het Schengeninformatiesysteem. Hiermee is tevens invulling gegeven aan de motie van de leden Eerdmans (JA21) en Rajkowski (VVD).1 Op 20 februari 2025 heeft de voorzieningenrechter deze besluiten geschorst tot zes weken na bekendmaking van de beslissing op bezwaar, met als gevolg dat de signaleringen in het Schengeninformatiesysteem verwijderd zijn en personen Nederland in kunnen reizen.
Gelet op de verwerpelijke uitspraken van deze omstreden sprekers, die bij kunnen dragen aan een klimaat van haat en vijandigheid, is het teleurstellend dat deze sprekers naar Nederland hebben kunnen afreizen en een podium hebben gekregen. Voor haatzaaien en het vergoelijken van geweld is in Nederland geen plek. Het lokaal bevoegd gezag heeft aangegeven uiteraard alert te zijn op ongeregeldheden rondom het evenement. Indien blijkt dat er mogelijk strafbare uitlatingen zijn gedaan, kan het Openbaar Ministerie besluiten om hen te vervolgen.
Bent u bereid te bezien of genoemde predikers door de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) ongewenst kunnen worden verklaard?
Zie antwoord vraag 4.
Deelt u de mening dat de uitspraken van deze predikers een werkelijke, actuele en ernstige bedreiging kunnen vormen voor de openbare orde en nationale veiligheid?
Zie antwoord vraag 4.
Bent u het ermee eens dat het totaal onacceptabel is als haatpredikers als Ali Hammuda, Mohammed Hijab en Abu Bakr Zoud de mogelijkheid krijgen om naar Nederland te komen om te spreken op een groot publiek evenement? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie antwoord vraag 4.
Wat kan de gemeente Utrecht doen om te voorkomen dat extremistische predikers op een publiek evenement in een gemeentelijke instelling als de Jaarbeurs een platform krijgen?
Ik heb kennisgenomen van de brief van burgemeester en wethouders van Utrecht welke zij aan de gemeenteraad hebben gestuurd over de samenwerking met de Stichting Dawah Groep. Ik deel de zorgen die zij daarin uiten. Het is verwerpelijk dat omstreden sprekers herhaaldelijk een podium wordt geboden. De burgemeester is verantwoordelijk voor handhaving van de openbare orde en zal binnen de lokale driehoek in dat kader een beoordeling maken. Het vooraf verbieden is alleen mogelijk als sprake is van een concrete en ernstige bedreiging van de openbare orde. Het lokaal bestuur maakt daarin een eigen afweging.
De gemeente Utrecht heeft in oktober 2024 de samenwerking met Stichting Dawah Groep beëindigd wegens herhaalde uitnodigingen van omstreden sprekers; bent u het ermee eens dat deze stichting zich herhaaldelijk niet houdt aan de gemaakte afspraken en hoe kan hiertegen worden opgetreden?
Zie antwoord vraag 8.
Welke juridische en bestuurlijke maatregelen kunnen worden genomen tegen organisaties zoals Stichting Dawah Groep die herhaaldelijk extremistische sprekers uitnodigen, ondanks waarschuwingen van de overheid en de gemeente?
Zie antwoord vraag 8.
Wat doet u om te voorkomen dat anti-integratieve en haatzaaiende boodschappen worden verspreid via religieuze evenementen? Bent u bereid de regels rondom visumverstrekking voor dit soort sprekers aan te scherpen?
De EU-regelgeving rondom kort verblijf visumverlening biedt nu reeds alle ruimte om visumaanvragen af te wijzen als een aanvrager wordt beschouwd als een bedreiging van de openbare orde of binnenlandse veiligheid van EU-landen. In het kader van visumverlening wordt interdepartementaal nauw samengewerkt om te achterhalen of voorgenomen activiteiten van visumplichtige sprekers een bedreiging van de openbare orde of binnenlandse veiligheid met zich meebrengen.
Kunt u garanderen dat de veiligheid en openbare orde in Utrecht gewaarborgd blijven tijdens dit evenement en dat er geen sprake zal zijn van haatzaaiende toespraken? Kunt u garanderen dat er wordt ingegrepen en het evenement wordt beëindigd zodra er haatzaaiende toespraken plaatsvinden?
Het lokaal bestuur is verantwoordelijk voor de handhaving van de openbare orde en maakt daarin een eigen afweging. Zij hebben aangegeven uiteraard alert te zijn op ongeregeldheden rondom het evenement. Het Openbaar Ministerie kan, indien blijkt dat er mogelijk strafbare uitlatingen zijn gedaan, besluiten om sprekers te vervolgen die dergelijke boodschappen uiten.
Kunt u deze vragen zo snel mogelijk beantwoorden, in ieder geval voor aanvang van het evenement?
De vragen zijn binnen de reguliere termijn zo spoedig mogelijk beantwoord.
Bent u bekend met de berichten «Perroncontroles «overlasttrein» Zwolle – Emmen komen niet terug» en «Staatssecretaris: snel oplossing voor mogelijk overslaan treinstation Maarheeze»?1 2
Ja.
Deelt u de mening dat intimidatie, agressie en geweld onacceptabel zijn en dat hier hard tegen moet worden opgetreden zodat treinreizigers veilig kunnen reizen en treinpersoneel veilig zijn werk kan doen?
Die mening deel ik, het OV moet veilig zijn voor reizigers en personeel.
Op welke trajecten is met name last van overlastgevende asielzoekers? Om welk type incidenten gaat het dan? Kunt u dit cijfermatig weergeven? Zo nee, waarom niet?
NS en Arriva ervaren de situaties op de trajecten Eindhoven – Weert en Zwolle – Emmen en op de stations Emmen en Maarheeze in zekere zin als uniek als een gevolg van de nabijgelegen aanmeldlocaties in Ter Apel en Budel. Voor een overzicht van het aantal en type incidenten verwijs ik naar de brief van de Staatssecretaris van IenW van 23 januari jl. waar inzicht wordt gegeven in de situatie op station Maarheeze3. Door vervoerders en ProRail worden maatregelen genomen op basis van algemene incidentdata, om zo het OV veilig te kunnen houden voor de reizigers en het personeel.
Deelt u de mening dat het feit dat overlastgevende asielzoekers die treinen of stations onveilig maken, geen reden mag zijn om treinen op bepaalde trajecten niet in te zetten of om treinen bepaalde stations niet meer aan te laten doen?
Ja, die mening deel ik. Aangaande de situatie in Maarheeze verwijs ik naar de brief die de Staatssecretaris van IenW daarover op 23 januari jl. naar de Kamer heeft verstuurd.
Hoe legt u uit aan de reizigers op de trajecten Meppel-Zwolle en Weert-Eindhoven dat zij moeten reizen in een onveilige situatie met een hoger risico op incidenten dan gemiddeld?
Ik ben van mening dat alle betrokken partijen zich maximaal moeten inzetten voor de veiligheid van de reizigers. Vervoerders en ProRail zetten reeds waar mogelijk extra maatregelen in om ook in deze regio’s de reiservaring en de veiligheid van personeel en reizigers te verbeteren. Daarbij wordt in beide gebieden meer dan de gebruikelijke hoeveelheid professionele beveiliging ingezet. Vervoerders geven aan dat deze aanpak leidt tot een situatie die beheersbaar is.
Hoe beoordeelt u het feit dat controles op perrons niet zouden werken, maar het aantal incidenten wel flink gestegen is?
Het beeld dat controles op perrons niet werken deel ik niet. Bij Maarheeze heeft deze maatregel (in combinatie met het toezicht op de trein) een positief effect, zoals toegelicht in de brief die de Staatssecretaris van IenW op 23 januari jl. heeft gestuurd.
Per locatie wordt gekeken naar de maatregel met het grootste mogelijke effect, waarbij het beschikbare personeel uiteraard maar één keer kan ingezet kan worden. Arriva heeft op het traject Zwolle – Emmen in overleg met de concessieverlener besloten dat, gelet op het gegeven dat de perroncontroles veel capaciteit kosten, maar te weinig effect hadden op het tegengaan van zwartrijden of overlast, de perroncontroles stop te zetten. Zo probeerde men controles te vermijden door over het spoor te lopen. Daarnaast werden er kaartjes gekocht voor de eerstvolgende halte om door de controle te kunnen, maar vervolgens het hele traject bleven zitten.
Omdat perroncontroles niet het gewenste effect hadden, zet Arriva momenteel in plaats daarvan extra service en veiligheidsmedewerkers in op de trein. Ook zet Arriva op de lijn Zwolle – Emmen standaard twee stewards per trein in. Hierdoor wordt in principe elke reiziger op de Vechtdallijn gecontroleerd, wat een positief effect heeft op het veiligheidsgevoel van reizigers en medewerkers. Daarnaast kan Arriva aanvullend medewerkers service en veiligheid inzetten die daar waar dat nodig als «vliegende brigades» worden ingezet. Ook dit heeft geresulteerd in een verbeterd veiligheidsgevoel onder reizigers en personeel.
Arriva geeft aan dat het treinpersoneel op de Vechtdallijnen tevreden is over de aanwezigheid van extra veiligheidsmedewerkers op de treinen. De cijfers laten zien dat het aantal aangiftewaardige incidenten tegen personeel (60% t.o.v. 2022) door de extra inzet van service en veiligheid-medewerkers is afgenomen. Voor nadere cijfers over de treindienst Zwolle – Emmen verwijs ik uw Kamer door naar de brief van de voormalig Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid van 25 juni jl.4
Al het controlerend personeel van Arriva draagt een bodycam en is boa-bevoegd. Vanuit NS en Arriva zijn de ervaringen met het gebruik van de bodycam zodanig dat zij menen dat het gebruik ervan helpt bij de analyse van incidenten en dat er een preventieve werking van uitgaat. Daarnaast zijn sommige stations en alle Arriva-treinen voorzien van camera’s.
Welke stappen onderneemt u om het veiligheidsgevoel van reizigers op deze trajecten, en op de stations op deze trajecten, te vergroten?
Bij de spoorverbindingen en stations in de buurt van de aanmeldlocaties in Ter Apel en Budel zijn door vervoerders extra maatregelen genomen om incidenten en overlast te voorkomen. Zoals gezegd zetten NS en Arriva op verschillende plaatsen extra medewerkers en toezichthouders in. Daarbij bieden het Ministerie van Asiel en Migratie en de verantwoordelijke concessieverlener op de lijn Emmen – Zwolle een subsidie voor de extra inzet van medewerkers service en veiligheid.
Op station Maarheeze en op NS-treinen is cameratoezicht aanwezig en dragen medewerkers service en veiligheid van NS bodycams. Ook voert NS op Maarheeze een 100% ingangscontrole waardoor veel overlast en incidenten worden voorkomen. Voor de kosten van deze extra inzet is NS voor 2023 achteraf gecompenseerd. Tijdens het tweeminutendebat Spoor van 23 januari jl. is door de Staatssecretaris van IenW toegezegd NS met € 2,3 miljoen te compenseren voor de extra beveiliging rondom station Maarheeze in het afgelopen jaar.
Zowel Arriva als NS geven aan dat de situatie op beide locaties beheersbaar is. Dit beeld wordt ondersteund door het algemene oordeel van de reizigers in de landelijke Stationsbelevingsmonitor, waarbij Zwolle, Emmen (en tussenliggende stations) en Maarheeze een 6,5 of hoger scoren als algemeen oordeel van de reiziger. Alleen Maarheeze scoort een onvoldoende op sociale veiligheid en komt daardoor in aanmerking voor extra maatregelen, zoals is toegelicht in de brief van 23 januari jl.
De Ministeries van IenW en AenM hebben in gezamenlijkheid met vervoerders en het COA tevens aan enkele preventieve maatregelen gewerkt. Zo is de voorlichting aan asielzoekers over de werking van het OV verbeterd en kunnen alle asielzoekers sinds begin 2024 met een nieuw betaalmiddel wat op alle COA-locaties is geïmplementeerd reizen in het OV. Vervoerders geven aan dat de ervaringen hiermee positief zijn.
Welke preventieve en repressieve maatregelen worden op deze trajecten getroffen om overlast en overtredingen te voorkomen en overlastgevers aan te pakken en hoe effectief zijn die?
Zie antwoord vraag 7.
Welke maatregelen treft u tegen overlastgevers die zich door toegangscontroles niet laten weerhouden en over de hekken klimmen en alsnog de trein in stappen?
Op dit moment staan er op station Maarheeze vijf beveiligers, die houden ook toezicht op het hekwerk en de eventuele omlooproute aan het einde van het perron. Op het moment dat er iemand wordt gezien die over het hekwerk geklommen is, wordt deze naar de uitgang van het station begeleid om daar een vervoersbewijs te kopen of in te checken. NS laat weten dat met het huidige aantal beveiligers het ook mogelijk is om te surveilleren. Daarnaast is gekozen voor een hoger hekwerk waardoor het moeilijker is geworden om over de hekken heen te klimmen. In de gevallen dat dit wel gebeurt, heeft de beveiliging door het hogere hekwerk langer de tijd om te interveniëren. Daarnaast zijn op de trein dagelijks vier OV-boa’s aanwezig om te zorgen voor een veilige en prettige reis. NS geeft aan dat er goed contact is tussen de beveiligers en het personeel op de trein zodat waar benodigd kan worden ingezet op het laten uitstappen van personen uit de trein (die eerder bijvoorbeeld over hekken geklommen zijn) en waar nodig kan worden doorgepakt door middel van het oproepen van politie.
Kunt u de garantie geven dat de problemen op station Maarheeze zo spoedig mogelijk, en uiterlijk 1 maart 2025, worden opgelost? Zo nee, waarom niet?
De huidige situatie op station Maarheeze is volgens NS beheersbaar, zie ook de brief op dit onderwerp van 23 januari jl. Het is van belang dat er een structurele oplossing wordt gevonden zodat de extra beveiliging op het station kan worden afgeschaald. Hier voeren de Ministeries van AenM, JenV, IenW, de gemeente, politie en vervoerders momenteel het gesprek over. Omdat verschillende partijen hierin afhankelijk van elkaar zijn, kan geen garantie worden gegeven dat de problemen op een bepaalde datum zijn opgelost.
Wordt de identiteit vastgesteld van de overlastgevers op de trajecten Meppel-Zwolle en Weert-Eindhoven, mede gelet op het feit dat overlastgevende asielzoekers vaak nog niet zijn geregistreerd of geen rijbewijs hebben? Zo ja, op welke manier en hoe wordt dit geregistreerd? Zo nee, waarom niet?
OV-boa’s schrijven combibonnen uit aan overtreders bij overlast. Daarvoor leggen zij de identiteit inclusief geboorteplaats/land van de verdachte vast met het doel om deze gegevens naar het CJIB te sturen. Vervoerders zelf houden geen registratie bij van de nationaliteit van overtreders en hebben geen inzage in de verblijfsrechtelijke status van deze personen. Dit is namelijk niet toegestaan. De overtreding wordt door vervoerders wel geregistreerd, zodat aan de hand van incidentendata maatregelen genomen kunnen worden en eventueel extra handhaving kan worden ingezet.
Voor het identificeren van een overlastgevende asielzoeker moet OV-personeel veelal een beroep doen op de politie, zij hebben namelijk geen toegang tot de basisvoorziening vreemdelingen (BVV). Op dit moment is de toegang tot de BVV voorbehouden aan bestuursorganen met een wettelijke taak in het kader van de vreemdelingenwet die hier uitvoering aan geven (dus de migratieketenpartners, AVIM en de Koninklijke Marechaussee). Over de toegang voor boa’s tot de BVV worden momenteel verkennende gesprekken gevoerd tussen AenM, als eigenaar van de wetgeving omtrent dit register, en JenV. Het is voor de uitvoering van de taken van de boa van belang dat de boa over informatie beschikt en ook, voor zover mogelijk, toegang verkrijgt tot de daarvoor benodigde systemen.
Deelt u de mening dat er gehandhaafd moet worden richting asielzoekers die overlast veroorzaken, zwartrijden of ander onwenselijk gedrag vertonen? Zo nee, waarom niet?
Ik vind dat alle vormen van overlast en zwartrijden in het OV – ongeacht wie hiervoor verantwoordelijk is – aangepakt moet worden. De Ministeries van AenM, J&V en IenW, het COA, OM en vervoerders voeren met elkaar het gesprek over het verbeteren van de mogelijkheden voor dossieropbouw en gegevensdeling, zodat effectiever gehandhaafd kan worden op asielzoekers die overlast veroorzaken in het OV.
Hoe vaak wordt er bij het constateren van overtredingen een boete opgelegd, dan wel uitstel van betaling aangeboden, en in hoeveel van deze gevallen wordt er daadwerkelijk geïnd?
In 2023 zijn er door NS in totaal 283.450 uitstel van betalingen (UvB’s) uitgeschreven. In 2024 waren dit er 352.969. In 2023 zijn er door Arriva in totaal 35908 UvB’s uitgeschreven. In 2024 waren dit er 53542. Het inningspercentage is bedrijfsvertrouwelijke informatie en kan voor beide bedrijven niet worden gedeeld. Wel kan aangegeven worden dat het voor vervoerders niet in alle gevallen lukt om de boetes te innen. Over de uitdagingen bij het vaststellen van de identiteit wordt in de beantwoording van vraag 15 ingegaan.
Hoe hoog is het bedrag uitstel van betaling op beide trajecten?
De hoogte van het bedrag van een UvB is opgebouwd uit de kosten voor een normaal treinkaartje plus een wettelijke verhoging van 50 euro. Daarbij komt 15 euro aan administratiekosten.
Hoe vaak worden er reisverboden opgelegd? Gebeurt dit in alle mogelijke gevallen? Zo nee, waarom niet?
In 2023 zijn in totaal 193 actieve reisverboden door NS opgelegd. In 2024 waren dit er 265. In 2023 zijn door Arriva in totaal 262 reisverboden opgelegd. In 2024 waren dit er 258.
NS en Arriva geven aan in alle mogelijke gevallen een reisverbod op te leggen, waarbij zij zich moeten houden aan de richtlijn van het OM die voorschrijft in welke gevallen een verbod mag worden opgelegd. Voor dossieropbouw en het opleggen van een OV-verbod is het essentieel dat vervoerders de identiteit van de overlastgever vaststellen. In dat kader hebben OV-boa’s toegang tot de basisregistratiepersonen en wordt gewerkt aan de zelfstandige toegang tot het rijbewijzenregister. Systemen als het rijbewijzenregister worden door politie, indien er geen minder ingrijpende manier voorhanden is, geraadpleegd voor het vaststellen van de identiteit van staande gehouden personen. In geval de boa niet zelfstandig de identiteit van een staande gehouden persoon kan vaststellen, wordt een beroep gedaan op ondersteuning door de politie.
Deelt u de mening dat mensen die geen kaartje hebben niet eindeloos uitstel van betaling kunnen krijgen, maar uiteindelijk een reisverbod zouden moeten worden opgelegd dan wel bij overtreding daarvan lik op stuk beleid wordt toegepast? Zo nee, waarom niet? Zo ja, hoe vaak komt dit voor?
Die mening deel ik en het opleggen van reisverboden aan notoire zwartrijders behoort dan ook tot de bestaande veiligheidsinstrumenten van vervoerders. Het OM heeft daarbij een richtlijn opgesteld die voorschrijft dat iemand met 25 UvB’s 1 tot 2 maanden reisverbod krijgt. Deze richtlijn loopt op tot 6 maanden reisverbod bij 75 UvB’s5.
Deelt u de mening dat wanneer deze mensen zichzelf niet kunnen identificeren, dit meteen opgepakt moet worden door deze mensen te registreren? Zo nee, waarom niet? Zo ja, hoe gaat u dat regelen?
Wanneer een overlastgever in het OV zich niet aannemelijk kan identificeren richting OV-personeel kan er een beroep worden gedaan op politie-ondersteuning en kan dit worden geregistreerd.
Wilt u deze vragen beantwoorden voor het commissiedebat over Vreemdelingen- en asielbeleid op 5 februari 2025? Zo nee, waarom niet?
Dit is helaas niet gelukt.
Bent u bekend met de berichten: «Plotse daling van aantal kenniswerkers, iets minder nieuwe aanvragen voor asiel» en «Wachtende asielzoekers ontvangen astronomisch bedrag aan dwangsommen: «Schaf dit af»»?1 2
Ja.
Hoe verklaart u de stijging van het totale bedrag dat de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) aan dwangsommen aan asielaanvragers heeft moeten uitkeren van elf miljoen euro in 2023 naar 36,8 miljoen euro in 2024?
Bij asiel- en nareis aanvragen heeft de IND al jaren te kampen met oplopende voorraden. Zelfs met de huidige instroomcijfers is het niet mogelijk om de opgelopen voorraden in te lopen. Mede hierom heeft de IND een meerjarenambitie om vanaf 2025 jaarlijks de productie te verhogen en om te voorkomen dat de voorraden verder oplopen.
Concreet betekent dit dat de IND (1) de komende periode in gaat zetten op slimmer werken, inzet (2) op het decompliceren van de behandeling van aanvragen en (3) zet de IND beperkt in op extra personeel waar nodig.
Tot november 2022 was de «Tijdelijke wet opschorting dwangsommen IND» nog van toepassing. Sinds 27 september 2022 geldt voor asiel een verlengde beslistermijn van in totaal 15 maanden. Waar rechtbanken deze verlenging eerst in overwegende mate rechtsgeldig achtte, is dat met het verloop van de jaren afgenomen en zijn er steeds meer rechtbanken die de verlenging van de beslistermijn niet langer accepteren waardoor een ingebrekestelling sneller geldig is en een dwangsom sneller kan worden opgelegd. In 2022 zijn er daardoor verhoudingsgewijs minder ingebrekestellingen ingediend dan een jaar later. Zo bedroeg het aantal ingebrekestellingen in 2023 27.450, terwijl deze in 2024 verder opliep naar 29.840. De toename van het aantal ingediende ingebrekestellingen leidt tot meer dwangsommen.
In hoeveel asielaanvragen heeft het opstarten van een gerechtelijke dwangsomprocedure of het indienen van een ingebrekestelling daadwerkelijk geleid tot een snellere beslissing?
Deze vraag is gelet op het grote aantal ingebrekestellingen niet te beantwoorden. De IND beslist op basis van het fifo-principe3. Een toenemend aantal ingebrekestellingen zou een continue herprioritering vergen binnen de logistieke processen van de IND. Dit wordt niet gedaan omdat dit een ontwrichtend effect heeft op de IND. Door het grote aantal ingebrekestellingen is het bovendien niet meer mogelijk om in alle uitspraken op de daaropvolgende beroepen niet tijdig beslissen uitvoering aan de rechterlijke uitspraak te geven. De IND probeert, waar mogelijk, rekening te houden met schrijnende zaken.
Klopt het dat asielzoekers die een dwangsom ontvangen soms moeten meebetalen aan de opvang? Van welke factoren hangt het af of een asielzoeker daadwerkelijk moet meebetalen?
Het klopt dat asielzoekers die een dwangsom ontvangen in beginsel moeten meebetalen aan de kosten van de opvang. Hiervoor geldt dat de dwangsom hoger moet zijn dan de vermogensgrens voortkomend uit de Participatiewet. In 2025 is dit respectievelijk € 7.575 voor alleenstaanden en € 15.540 voor meerpersoonshuishoudens. Wanneer de dwangsom lager is dan de vermogensgrens wordt geen bijdrage geïnd. Ook kan niet te worden geïnd wanneer een asielzoeker met onbekende bestemming is vertrokken, uitgestroomd is naar een gemeente (gemeente doet vermogenstoets voor uitkering) of dat binnen drie maanden zal doen, of wanneer de asielzoeker al een eigen bijdrage betaalt. Voor meer achtergrond verwijs ik graag naar brief 19 637, nr. 3298 die uw kamer op 4 oktober 2024 ontving.
Klopt het dat het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COA) niet automatisch op de hoogte wordt gesteld wanneer een asielzoeker een dwangsom ontvangt, maar dat de asielzoeker deze zelf moet melden? Zo ja, hoe vaak is er in de afgelopen jaren gemeld en waarom gebeurt dit niet automatisch?
Bij uit te keren dwangsommen boven de eenpersoonsvermogensgrens wordt het COA actief door de IND geïnformeerd. Het COA heeft geen zicht op het vermogen van haar bewoners. Wanneer een dwangsom lager is dan de vermogensgrens, maar het totale vermogen van de asielzoeker tot boven de vermogensgrens brengt is dit voor het COA niet te achterhalen. In het kader van privacywetgeving zou dit ook niet mogelijk zijn. Het COA is hier dus afhankelijk van de bereidheid van bewoners om zelf melding te maken.
Welk percentage van het totaal verstrekte bedrag aan dwangsommen is uiteindelijk aan het COA overgemaakt om mee te betalen aan de opvang? Om welk totaalbedrag gaat het?
In 2024 is in het kader van de regeling eigen bijdrage asielzoekers (reba)
€ 184.370 ontvangen. Afgezet tegenover de € 36,8 mln. die uitgekeerd is als dwangsom levert dat een percentage van 0,5% op als bijdrage aan de opvang. In 2023 is een bedrag van € 125.812 ontvangen. Afgezet tegenover het totaalbedrag aan uitgekeerde dwangsommen van € 11,3 mln. levert dat 1,1% als bijdrage voor de opvang op.
Bent u het met de stelling eens dat een asielzoeker die de maximale dwangsom ontvangt altijd moet meebetalen aan de opvang? Zo ja, welke maatregelen bent u van plan te nemen om hiervoor te zorgen? Zo nee, waarom niet?
Ik ben het er mee eens dat uitgekeerde dwangsommen waar mogelijk moeten worden geïnd als bijdrage voor de opvang. Het COA en de IND onderzoeken samen of een snellere gegevensdeling tussen de organisaties leidt tot meer terugvorderingsbeschikkingen. Over de uitkomsten van dat onderzoek wordt uw Kamer op korte termijn separaat geïnformeerd.
Bent u het met de stelling eens dat naast de bestuurlijke dwangsom in vreemdelingenzaken ook de gerechtelijke dwangsom afgeschaft moet worden? Zo ja, wanneer bent u van plan een wetsvoorstel dat dit regelt naar de Kamer te sturen? Zo nee, waarom niet?
Conform de brief van de Minister President van 25 oktober 2024 aan de Tweede Kamer inzake «Nadere afspraken ten aanzien van de uitvoering van hoofdstuk 2 van het Hoofdlijnenakkoord 2024–2028 van PVV, VVD, NSC en BBB» is de inzet van het kabinet erop gericht om de rechterlijke dwangsom in vreemdelingrechtelijke procedures af te schaffen. Momenteel wordt onderzocht hoe dat juridisch onderbouwd kan worden met inachtneming van de jurisprudentie van de Afdeling hierover. De rechterlijk dwangsom functioneert feitelijk niet als effectief rechtsmiddel doordat het niet leidt tot dat waar het de rechtzoekende om gaat: een beslissing op korte termijn. Dit is in meer sectoren het geval. Het kabinet onderzoekt daarom onder welke condities het alsnog mogelijk is deze rechterlijke dwangsom niet te betalen waar dat feitelijk geen effectief rechtsmiddel is.
Hoe verklaart u een stijging van het aantal gerechtelijke procedures tegen de IND van 60.760 in 2023 naar 8.320 in 2024?
Voor zover uw Kamer doelt op de IND jaarcijfers 2024, kan worden opgemerkt dat het aantal gerechtelijke procedures omtrent verblijf in 2024 met ongeveer 30.000 is toegenomen. Deze toename wordt door een groot deel veroorzaakt door het aantal Beroepen Niet Tijdig Beslissen (hierna BNTB’s). In 2023 ging het nog om een aantal van circa 25.000 BNTB’s, terwijl dit aantal in 2024 steeg tot circa 50.000.
Hoeveel kosten heeft de IND in 2024 gemaakt om de gerechtelijke procedures te kunnen voeren? Hoe verhoudt dit bedrag zich tot 2023? Hoeveel fte. heeft de IND moeten inzetten om de gerechtelijke procedures in 2024 te kunnen voeren?
De directie Juridische Zaken (JZ) van de IND heeft als belangrijkste taak het voeren van gerechtelijke procedures. In 2024 had JZ een kostenpost van
€ 52,7 miljoen. In het jaar daarvoor ging het om een kostenpost van € 47,2 miljoen. De gemiddelde personele bezetting bij directie JZ bedroeg in 2024 incl. administratieve ondersteuning, staf en management 368 fte. In 2023 was dit gemiddeld 360 fte.
Welke maatregelen bent u van plan te nemen om ervoor te zorgen dat de IND zich weer vooral kan richten op het nemen van beslissingen op aanvragen, in plaats van op het voeren van gerechtelijke procedures over dwangsommen of afwijzingen van asielaanvragen?
De inzet van het kabinet is erop gericht om met een breed pakket aan maatregelen het asielstelsel te hervormen en de asielinstroom te beperken.
De voornemens van dit kabinet op het terrein van asielmigratie zijn stevig en de wetsvoorstellen zijn daar een uitdrukking van. Dat laat onverlet dat ik op dit moment de adviezen van de Raad van State bestudeer. Daartoe wordt zo spoedig mogelijk het nader rapport opgesteld, gericht op bespreking daarvan in de Ministerraad op korte termijn.
Na bespreking hiervan in het kabinet zal het nader rapport zo spoedig mogelijk met de wetsvoorstellen aan uw Kamer worden aangeboden. Daarnaast krijgt door het wetsvoorstel verlenging beslistermijnen in asiel- en nareiszaken, dat op 11 maart 2025 is aangenomen door de Eerste Kamer, de IND meer ruimte om te beslissen en is het mogelijk dat er daardoor minder beroepen tijdig beslissen zullen worden ingediend.
Diverse cijfers omtrent asiel |
|
Queeny Rajkowski (VVD) |
|
Marjolein Faber (minister ) (PVV) |
|
![]() |
Hoeveel asielaanvragen zijn er in 2024 in Nederland gedaan?
In 2024 zijn er in totaal ca. 45.640 asielaanvragen gedaan. Hiervan waren ca. 32.180 eerste asielaanvragen, ca. 11.880 nareis aanvragen en ca. 1.590 herhaalde aanvragen. Daarnaast zijn in 2024 ca. 760 asielzoekers overgenomen van andere landen, waarvan ca. 570 middels klassieke hervestiging en ca. 190 asielzoekers middels één-op-één hervestiging uit Turkije.
Hoeveel statushouders en afgewezen asielzoekers verlieten de opvang en waar gingen zij naartoe (verplaatsing andere opvang, doorstroom naar reguliere woning of hebben ze Nederland verlaten)?
In 2024 hebben in totaal ca. 44.280 personen COA-opvang verlaten, waarvan ca. 30.210 vergunninghouders en ca. 14.060 asielzoekers. In 2024 was huisvesting in een gemeente de voornaamste reden van uitstroom dat door COA is geregistreerd. Dit betrof 68% van het vertrek uit de COA-opvang. Overplaatsing naar een andere opvangvorm (zoals Nidos) en overplaatsing naar vreemdelingenbewaring en strafrechtelijke detentie betrof in beide gevallen 2% van de vertrekredenen die het COA registreerde.
Wat betreft vertrek zijn de cijfers van de DTenV in beginsel leidend. In 2024 hebben ca. 3.240 vreemdelingen Nederland zelfstandig verlaten, waren er ca. 2.750 gedwongen vertrekken en waren er ca. 5.740 zelfstandige vertrekken zonder toezicht.
Hoeveel statushouders verblijven op dit moment in de opvang? Hoe verhoudt dit getal zich tot het aantal asielzoekers dat op dit moment op locaties van het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COA) verblijft en klopt het dat het aantal statushouders ten opzichte van asielzoekers toeneemt vanwege stagnerende doorstroom? Zo nee, waarom niet?
Op 20 januari 2025 verbleven ca. 72.680 personen bij het COA, waarvan ca. 53.800 asielzoekers en ca. 18.870 statushouders. Ter vergelijking, vorig jaar verbleven er op 22 januari 2024 ca. 63.560 personen bij het COA, waarvan ca. 49.540 asielzoekers en ca. 16.020 vergunninghouders. Het aandeel statushouders in COA-opvang is in een jaar tijd dus licht toegenomen van 24% naar 26%.
Hoeveel statushouders en hoeveel asielzoekers verblijven op dit moment op noodopvanglocaties van het COA? Hoe verhouden deze getallen zich tot het aantal statushouders en asielzoekers dat op een reguliere COA-locatie verblijft?
Op 27 januari 2025 verbleven ca. 30.490 personen in noodopvang van het COA, waarvan ca. 21.460 asielzoekers en ca. 9.040 statushouders. In reguliere COA-opvang verbleven op dezelfde dag ca. 34.920 personen, waarvan ca. 27.140 asielzoekers en ca. 7.780 statushouders. Dit laat zien dat het aandeel vergunninghouders in de noodopvang van het COA groter is dan het aandeel vergunninghouders in reguliere opvang.
Naast de voorgenoemde opvangvormen in beheer van het COA, worden ook personen opgevangen in tijdelijke gemeentelijke opvang (TGO): een vorm van noodopvang beheerd door gemeenten. Het gaat hier om ca. 4.970 personen, waarvan ca. 4.300 asielzoekers en ca. 670 vergunninghouders. Tot slot wordt ook gebruik gemaakt van noodopvang op niet-COA locaties, zoals hotels en vakantieparken. In deze opvangvorm verbleven op 27 januari 2025 ca. 2.320 personen, waarvan ca. 960 asielzoekers en ca. 1.370 statushouders.
Wat is de verwachte ontwikkeling van het aantal asielzoekers dat verblijft op de COA-locaties in 2025, 2026, 2027 en 2028?
De verwachte ontwikkelingen van het aantal asielzoekers en aantal statushouders dat verblijft op de COA-locaties kunnen worden geschetst op basis van de uitkomsten van de Meerjaren Productie Prognose 2024-II, die eerder met uw Kamer is gedeeld.
De verwachting is dat er eind 2025 ca. 106.700 asielzoekers door het COA zullen worden opgevangen. Voor eind 2026 verwacht men een bezetting van ca. 135.800 asielzoekers en voor eind 2027 ca. 166.000 asielzoekers.
Wat betreft de ontwikkelingen van het aantal statushouders wordt verwacht dat er op 1 januari 2026 ongeveer 1 op de 2 COA-bewoners statushouder is. Hierbij is bij de totstandkoming van de MPP 2024-II rekening gehouden met een hogere instroom statushouders (o.a. vanwege de instroom van nareizigers) en een achterblijvende uitstroom naar gemeenten. Daardoor neemt in de verwachting van de MPP 2024-II het aantal statushouders in de opvang toe.
Bovenstaande verwachte ontwikkelingen zijn gebaseerd op het medio scenario van de MPP, 2024-II tot het met gegevens van het eerste half jaar van 20024. De maatregelen uit het regeerakkoord zijn niet meegenomen in de MPP 2024-II evenals de recente trendmatige ontwikkelingen van de afgelopen maanden.
Wat is de verwachte ontwikkeling van het aantal statushouders dat verblijft op de COA-locaties in 2025, 2026, 2027 en 2028?
Zie antwoord vraag 5.
Hoeveel doorstroomlocaties zijn er op dit moment in Nederland? Hoe worden deze locaties op dit moment gefinancierd en op welke manier wordt er gewerkt aan integratie?
Er zijn op dit moment 16 doorstroomlocaties in Nederland. De financiering van de huidige doorstroomlocaties geschiedt vanuit het COA kader op de AenM begroting. Statushouders kunnen tijdens hun verblijf in een doorstroomlocatie al starten met werken en inburgeren.
Wanneer zal het pakket dat ziet op het realiseren van doorstroomlocaties zoals genoemd in de brief van de Minister-President van 25 oktober 2024 naar de Kamer worden gestuurd?1
Het Ministerie van Asiel en Migratie en het Ministerie van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening zijn met de VNG, AEDES en medeoverheden in gesprek over de doorontwikkeling van doorstroomlocaties. Deze gesprekken zijn naar verwachting in februari afgerond. In navolging op de motie van de leden Podt en Bontenbal2 streef ik ernaar om uw Kamer hier in februari nader over te informeren.
Wat is de verwachte ontwikkeling van het aantal doorstroomlocaties in 2025, 2026, 2027 en 2028?
Momenteel verblijven er 17.960 statushouders in de COA-opvang. Het is de ambitie om voor een deel van de statushouders in de COA-opvang een oplossing te vinden in de vorm van een doorstroomlocatie. Het precieze aantal doorstroomlocaties en het aantal statushouders die mogelijk op deze locaties gehuisvest kunnen worden hangt af van de grootte van de locaties die in gebruik worden genomen en de bereidheid van gemeenten om in doorstroomlocaties te voorzien en is op voorhand moeilijk te voorspellen.
Hoeveel statushouders zullen naar verwachting op de doorstroomlocaties in 2025, 2026, 2027 en 2028 gehuisvest kunnen worden?
Zie antwoord vraag 9.
Wat zijn de verwachte kosten van het realiseren van voldoende doorstroomlocaties in 2025, 2026, 2027 en 2028?
De financiering van de doorstroomlocaties is onderdeel van de nadere uitwerking van de doorstroomlocaties. Indien hiervoor extra aanvullende middelen benodigd zijn dan zal besluitvorming hierover onderdeel zijn van de politieke besluitvorming op passende momenten in aansluiting op de begrotingscyclus.
Welke consequenties zal de realisatie van doorstroomlocaties voor statushouders hebben voor het aantal COA-locaties (zowel reguliere opvang als noodopvang) dat nodig is om asielzoekers en statushouders op te vangen?
De druk op de asielopvang is groot. Een van de oorzaken hiervan is het onvoldoende uitstromen van statushouders uit de asielopvang naar gemeentelijke huisvesting. Hierdoor is het noodzakelijk om doorstroomlocaties in te richten. De consequenties van de realisatie van doorstroomlocaties voor het aantal COA-locaties zijn op voorhand moeilijk te voorspellen. Ideaal bezien leidt het huisvesten van statushouders in doorstroomlocaties tot een dergelijke uitstroom uit de COA-opvang dat minder (nood)opvang nodig is. Dit hangt ook af van de bereidheid van gemeenten om gebruik te maken van de bekostigingsregeling die in de maak is en waar vanuit het Rijk een bijdrage wordt geleverd om een doorstroomlocatie in te richten. Daarnaast is ook de toekomstige instroom van asielzoekers hierop van invloed.
Wat zijn de totale kosten voor noodopvang en de kosten per asielzoeker of statushouder die COA op dit moment maakt? Hoe verhouden die kosten zich tot reguliere opvangplekken?
De locatie-gebonden kosten voor een reguliere opvangplek lagen in de eerste 7 maanden van 2024 op gemiddeld 23.300 euro per plek. De locatie-gebonden kosten voor noodopvang lagen op 55.700 euro per plek. Over dezelfde maanden werd een totaal van 1.076 mld euro aan kosten voor noodopvang en tijdelijke gemeentelijke opvang gerealiseerd. Dit stond tegenover een totaal bedrag van 449 miljoen euro voor reguliere opvang.
Op welke uitstroom van statushouders uit COA-locaties zet u in om de besparingen uit het Hoofdlijnenakkoord te realiseren?
Totdat de Huisvestingswet 2014 is gewijzigd en de taakstelling als onderdeel van de wet is afgeschaft blijft het huidige stelsel van kracht. De taakstelling voor het eerste half jaar van 2025 is vastgesteld op 17.700. De achterstand op 1 januari 2025 betreft circa 12.100 te huisvesten statushouders. Deze achterstand komt bovenop de taakstelling voor de eerste helft van 2025. De totale opgave voor 2025-I bedraagt hierdoor circa 29.800 te huisvesten statushouders.
Bent u het met de stelling eens dat naast het omlaag brengen van de instroom van asielzoekers, ook de doorstroom en uitstroom van statushouders prioriteit moeten hebben? Zo ja, wat gaat u hieraan in Q1 2025 al doen? Zo nee, waarom niet en hoe denkt u de opvang dan betaalbaar en uitvoerbaar te houden?
Ja. Op de korte termijn ziet het Kabinet zich genoodzaakt om maatregelen te nemen om het COA te ontlasten. In de brief van de Minister-President (dd. 25 oktober jl.) is onder meer aangekondigd om uitstroom te bevorderen, middels het inrichten van voorzieningen voor statushouders. Voor de korte termijn kiest het kabinet ervoor een aantal regelingen te treffen, te weten een incidenteel bedrag voor gemeenten en verdere realisatie van doorstroomlocaties/opstartwoningen voor de huisvesting van statushouders. Om de grote druk op de COA-opvang op korte termijn te verlichten zet ik in op het zoveel mogelijk faciliteren van een versnelde uitstroom van statushouders naar gemeenten onder het huidige stelsel. Voor meer informatie verwijs ik naar de Kamerbrief van 14 februari jl.3
Hoe gaat u ervoor zorgen dat doorstroom nog dit kwartaal op gang gaat komen? Worden er gesprekken gevoerd door Ministers van Asiel en Migratie en Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening met decentrale overheden? Zo ja, welke locaties zijn er in beeld en welke financiële afspraken worden er gemaakt? Zo nee, waarom niet?
Er is een tweetal voorstellen uitgewerkt om op korte termijn zoveel mogelijk statushouders uit te laten stromen naar gemeenten en tevens kosten besparen. Concreet betreft dit: (1) een eenmalig bedrag voor gemeenten voor het overnemen van statushouders van het COA en (2) een doorontwikkeling van de doorstroomlocaties in de vorm van een specifieke regeling met aangepaste voorwaarden voor gemeenten. Hierover zijn/worden gesprekken gevoerd met de Minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening. Voor meer informatie verwijs ik naar de Kamerbrief van 14 februari jl.4
Bent u bekend met het artikel «Hoe één broker tientallen miljoenen verdiende aan asielopvang in hotels» en de gestelde vraag van lid Rajkowski tijdens het gesprek van de vaste commissie voor Asiel en Migratie met de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) op 5 december 2024 en bent u het met de stelling eens dat het wenselijk is dat de kosten voor tijdelijke- en noodopvang worden gedrukt? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wat gaat u hieraan doen en op welke termijn?2
Ja, ik ben bekend met dit artikel. Ook de vraag van het lid Rajkowski is mij bekend. Het is van groot belang dat de kosten voor tijdelijke- en noodopvang zo snel mogelijk worden teruggebracht. Instroombeperkende maatregelen maken dat deze tijdelijke, dure modaliteiten uitgefaseerd kunnen worden. Voor de aangehouden gemeentelijke opvangcapaciteit wordt in nauwe samenwerking met het COA en gemeenten gewerkt aan een duurzame en goedkopere bekostigingssystematiek.
Het bericht 'Duizenden asielzoekers krijgen werkvergunning nu regels soepeler zijn' |
|
Bente Becker (VVD), Queeny Rajkowski (VVD) |
|
Eddy van Hijum (minister ) (CDA), Marjolein Faber (minister ) (PVV) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Duizenden asielzoekers krijgen werkvergunning nu regels soepeler zijn»?1
Ja.
Klopt de analyse dat de toename toe te schrijven is aan het loslaten van de 24 weken eis? Zo nee, waarom niet? Welke redenen zouden hier nog meer aan ten grondslag kunnen liggen?
De inschatting is inderdaad dat de sterke toename van het aantal afgegeven tewerkstellingsvergunningen aan werkgevers voor het laten werken van asielzoekers voor een groot deel komt door het vervallen van de 24-weken-eis. Ook vóór de uitspraak over de 24-weken-eis was er al sprake van een stijging van het aantal aanvragen. De inschatting is dat de toename ook gedeeltelijk komt door de extra aandacht die er is geweest voor de mogelijkheid voor werkgevers om asielzoekers in dienst te nemen. Sinds de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 29 november 20232 kunnen de tewerkstellingsvergunningen worden afgegeven voor een langere duur dan maximaal 24 weken in een periode van 52 weken. In het onderzoek van Regioplan3 zijn de verschillende belemmeringen voor de toegang tot de arbeidsmarkt voor asielzoekers en voor werkgevers om hen in dienst te nemen uitgewerkt. Deze belemmeringen zijn onderverdeeld in drie verschillende categorieën: wet- en regelgeving, maatschappelijke contextfactoren en individuele factoren. Uit dit rapport volgt dat de 24-weken-eis de grootste belemmering was binnen de categorie wet- en regelgeving.
Klopt het dat 25–30% van de tewerkstellingsvergunning (twv’s) wordt afgewezen? Zo nee, wat is dan het percentage? Op basis waarvan kan een afwijzing plaatsvinden? Wat zijn de meest belangrijke en opvallendste afwijzingsgronden?
UWV beoordeelt bij de behandeling van een tewerkstellingsvergunningaanvraag of aan de voorwaarden wordt voldaan. UWV doet, indien het een aanvraag voor een asielzoeker betreft onder andere navraag bij de IND en het COA om te controleren of de asielaanvraag van de asielzoeker tenminste zes maanden in behandeling is en er recht is op opvang. Ook controleert UWV onder andere of het loon marktconform is. Als de aanvraag voldoet aan alle vereisten, dan verleent UWV de tewerkstellingsvergunning aan de werkgever. De aanvraag kan worden afgewezen als er bijvoorbeeld geen positieve verklaring van de IND of van het COA is. Of als de werkgever een loon opgeeft dat voor de specifieke functie niet marktconform is.
In 2024 zijn er bij UWV 12.284 aanvragen voor een tewerkstellingsvergunning voor een asielzoeker ingediend. In 2024 is in 1.405 gevallen de aanvraag voor een tewerkstellingsvergunning voor een asielzoeker geweigerd. Dit komt neer op een percentage van 11,44% geweigerde aanvragen van de in 2024 ingediende aanvragen.
UWV heeft in de publicatie «Tewerkstellingsvergunningen voor asielzoekers. Eén jaar na de afschaffing van de 24-wekeneis.» van december 2024 aangegeven dat gemiddeld ongeveer 25 tot 30% van de aanvragen voor een tewerkstellingsvergunning voor een asielzoeker wordt of afgewezen of de aanvraag ingetrokken. Hierbij is er vaak sprake van een combinatie van redenen op grond waarvan de aanvraag wordt stopgezet of afgewezen. De belangrijkste redenen hiervoor zijn:
Onderstaande tabel met de redenen voor het intrekken van de aanvragen of van het afwijzen van de aanvraag voor de tewerkstellingsvergunning is opgenomen in de voornoemde publicatie.
Hoe lang duurt het proces vanaf de aanvraag van de twv tot de inwilliging of afwijzing gemiddeld in het geval van asielzoekers? Hoe verhoudt zich dit tot het proces voor niet-asielzoekers?
De wettelijke beslistermijn voor UWV om een beslissing te nemen op een aanvraag van een werkgevers voor een tewerkstellingsvergunning bedraagt vijf weken. In de periode april–augustus vorig jaar liep de behandeling van de aanvragen van tewerkstellingsvergunningen echter vertraging op, waardoor werkgevers rekening moesten houden met vier extra weken. De oorzaak was de samenloop van een grote toename van het aantal aanvragen en de implementatie van een nieuw verwerkingssysteem bij UWV. UWV heeft hierop extra maatregelen genomen en de achterstanden zijn sinds medio augustus weer ingelopen.
UWV heeft naar aanleiding van een verzoek vanuit SZW een verkenning uitgevoerd of en vanaf wanneer zij complete aanvragen voor een tewerkstellingsvergunning voor een asielzoeker, binnen een streeftermijn van twee weken zouden kunnen behandelen in plaats van binnen de wettelijke beslistermijn van vijf weken. De reden van dit verzoek is dat uit het onderzoek van Regioplan is gebleken dat de beslistermijn van vijf weken een belemmering vormt voor werkgevers om asielzoekers in dienst te nemen. UWV heeft aangegeven deze afhandelingstermijn van twee weken bij complete vragen per 1 januari 2025 na te streven.
Van de aanvragen voor een tewerkstellingsvergunning voor een asielzoeker die in de maanden november en december 2024 compleet werden aangeleverd, heeft UWV in 83,7% respectievelijk 80% van de aanvragen binnen twee weken een tewerkstellingsvergunning verleend. De gemiddelde doorlooptijd van een complete aanvraag was in die maanden 13 dagen. Van de niet compleet aangeleverde aanvragen heeft UWV in november en december 2024 in 70,9 respectievelijk 83,4% van de gevallen een tewerkstellingsvergunning binnen vijf weken verleend. De gemiddelde doorlooptijd van deze aanvragen was in december 2024 28 dagen.
Voor alle aanvragen, dus ook voor de aanvragen voor asielzoekers, heeft UWV een wettelijke beslistermijn van vijf weken, waarbij UWV een tijdigheidscijfer van 90% nastreeft.
Klopt het dat een afwijzingsgrond kan zijn dat de vreemdeling uitgezet wordt/vertrekt? Hoe vaak komt dit voor?
De regeling voor asielzoekers om te werken ziet op de asielzoekers voor wie de toegang tot Nederland niet is geweigerd en door wie een asielaanvraag is ingediend. Het gaat dan om asielzoekers die in afwachting zijn van de beslissing op hun aanvraag of in afwachting van de beslissing op een bezwaar- of beroepsschrift. Er moet sprake zijn van een lopende asielaanvraag die in behandeling is. Voor Dublinclaimanten, waarbij de persoon in afwachting is op de overdracht naar de lidstaat die verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvraag, is deze regeling niet van toepassing. Bij een tewerkstellingsvergunningaanvraag voor personen uit deze groep gelden de reguliere voorwaarden, waarbij onder andere ook een toets op prioriteitgenietend aanbod wordt uitgevoerd.
Onder de herziene Opvangrichtlijn die uiterlijk 12 juni 2026 moet zijn geïmplementeerd geldt dat onder andere Dublinclaimanten geen toegang meer krijgen tot de arbeidsmarkt. Dit geldt eveneens voor een aantal andere categorieën asielzoekers binnen de versnelde procedure voor wie de kans klein is dat hun asielaanvraag zal worden ingewilligd, bijvoorbeeld asielzoekers afkomstig uit veilige landen van herkomst.
Hoe groot is het aandeel veilige landers en «kansarme» asielzoekers dat een twv krijgt als onderdeel van het totaal aantal asielzoekers dat een twv krijgt?
In de regelgeving voor het afgeven van tewerkstellingsvergunningaanvragen voor asielzoekers geldt op dit moment geen onderscheid tussen asielzoekers afkomstig uit veilige landen van herkomst of asielzoekers met een lage kans op inwilliging van hun asielverzoek. Omdat van een dergelijke differentiatie op dit moment nog geen sprake is kan niet worden aangegeven voor hoeveel asielzoekers uit deze groepen op dit moment een tewerkstellingsvergunning aan de werkgever is afgegeven.
Op basis van de nationaliteit van de asielzoeker en op basis van de lijst met de landen die zijn aangewezen als veilig land4, kan UWV wel aangeven hoeveel tewerkstellingsvergunningen zijn verleend aan asielzoekers met de nationaliteit van een veilig land. Op basis van de nationaliteiten op de lijst met veilige landen is in 2024 voor 93 asielzoekers met de nationaliteit van een veilig land een tewerkstellingsvergunning verleend op een totaal van 12.284 aanvragen (waarvan er 1.405 aanvragen zijn afgewezen). Van het aantal in 2024 afgegeven tewerkstellingsvergunningen is een percentage van minder dan 1% van de vergunningen afgegeven voor het laten werken van een asielzoeker uit een veilig land van herkomst.
Klopt het dat de aangenomen motie van de leden Becker en Flach 32 824, nr. 435 wordt meegenomen bij het uitwerken in het EU-migratiepact, zoals toegezegd aan het lid Rajkowski (VVD) bij het begrotingsdebat Asiel en Migratie?2
Ja. De herziene Opvangrichtlijn moet uiterlijk op 12 juni 2026 geïmplementeerd zijn. De uitwerking van de motie Becker/Flach wordt in dit implementatietraject meegenomen. Onder de herziene Europese Opvangrichtlijn wordt een aantal categorieën asielzoekers uitgesloten van toegang tot de arbeidsmarkt. Het gaat hierbij om een aantal groepen asielzoekers binnen de versnelde procedure voor wie het niet waarschijnlijk is dat hun aanvraag zal worden ingewilligd, bijvoorbeeld omdat:
De uitsluiting van de arbeidsmarkt geldt ook voor Dublinclaimanten die een overdrachtsbesluit hebben gekregen.
Op vrijdag 20 december is de implementatiewet voor het Asiel- en migratiepact 2026 in consultatie gebracht. In dit wetsvoorstel is ook een wijziging van de Wet arbeid vreemdelingen opgenomen. Met deze wijziging zijn een nieuwe weigeringsgrond en een intrekkingsgrond opgenomen voor tewerkstellingsvergunningaanvragen. Hiermee moeten aanvragen voor een tewerkstellingsvergunning voor een asielzoeker voor wie binnen de versnelde procedure de toegang tot de arbeidsmarkt is uitgesloten, zoals ook opgenomen in de motie, worden geweigerd. Daarnaast moet een reeds verleende tewerkstellingsvergunning worden ingetrokken indien de asielzoeker onder een categorie binnen de versnelde procedure komt te vallen voor wie geen toegang tot de arbeidsmarkt is.
Hoe staat het met de uitvoering van de toezegging aan het lid Aartsen (VVD) over het anticiperen van het UWV op het beperken van de mogelijkheden voor de mensen uit veilige landen die minder kans hebben op een asielvergunning om toe te treden tot de Nederlandse arbeidsmarkt?
Om vooruitlopend op de implementatie van de herziene Opvangrichtlijn het beperken van de toegang tot de arbeidsmarkt voor asielzoekers uit veilige landen te realiseren is niet haalbaar. Op dit moment is er in de regelgeving nog geen onderscheid opgenomen tussen verschillende categorieën asielzoekers o.b.v. de herkomst uit een veilig land. Met de implementatie van de herziene Opvangrichtlijn wordt dit onderscheid wel opgenomen. Hierbij geldt echter voor bijvoorbeeld de veilige landen van herkomst straks een Europese lijst, in plaats van de huidige nationale lijst. Of deze Europese lijst overeenkomt met de huidige Nederlands lijst is nog niet bekend. Voor het uitsluiten van de toegang tot verschillende groepen asielzoekers tot de arbeidsmarkt is een wettelijke grondslag nodig. Op dit moment werkt de IND met een sporenbeleid, waarbij spoor 1 de Dublinprocedure betreft en asielzoekers uit een veilig land van herkomst in behandelspoor 2 worden ingedeeld. Deze asielaanvragen in spoor 2 worden in de vereenvoudigde asielprocedure behandeld. Om deze groepen al vooruitlopend op de implementatie uit te sluiten van de toegang tot de arbeidsmarkt zou de Wet arbeid vreemdelingen aangepast moeten worden. Deze wijziging is opgenomen in de implementatiewet voor het Asiel- en migratiepact 2026. Zolang deze wet nog niet in werking is getreden kan de vergunningsaanvraag niet worden afgewezen, aangezien de wettelijke grondslag daarvoor ontbreekt. Anticiperen op wetgeving is in dit geval niet mogelijk. Het rechtszekerheidsbeginsel verzet zich tegen het anticiperen op wetgeving indien dit zou leiden tot een nadeliger positie van degene ten aanzien van wie geanticipeerd wordt op wetgeving.
Daarnaast heeft dit ook impact op het proces bij de uitvoering, onder andere bij UWV en IND. Gelet op de benodigde tijd voor een dergelijke aanpassing van de wet en het feit dat de herziene Opvangrichtlijn uiterlijk in juni 2026 geïmplementeerd moet zijn is het niet realistisch om gelet op zowel de juridische als de uitvoeringstechnische bezwaren, daaraan voorafgaand nog andere wijzigingen door te voeren. Dit zou namelijk de implementatie van de herziene Opvangrichtlijn dusdanig belemmeren dat tijdige implementatie lastig zal worden. Hiermee acht ik de toezegging aan het lid Aartsen afgedaan.
Deelt u de mening dat het onwenselijk is om veilige landers/«kansarme» asielzoekers hier te laten werken, terwijl de kans op een verblijfsvergunning nihil is? Zo ja, wat gaat u hieraan doen? Zo nee, waarom niet?
Onder de herziene Europese Opvangrichtlijn wordt een aantal categorieën asielzoekers uitgesloten van de toegang tot de arbeidsmarkt. Het gaat dan om asielzoekers met een kleine kans op inwilliging van hun asielaanvraag (zie het antwoord op vraag 7). Dit betekent dat asielzoekers die vallen onder één van deze categorieën wanneer zij onder de versnelde procedure vallen na de implementatie niet mogen werken. De herziene Opvangrichtlijn moet uiterlijk 12 juni 2026 zijn geïmplementeerd en zoals bij het antwoord op vraag 7 reeds is aangegeven is de wetswijziging hiertoe momenteel reeds voorgelegd voor internetconsultatie.
Ik vind het belangrijk dat asielzoekers voor wie de kans juist groot is dat zij een asielvergunning krijgen snel aan het werk kunnen. Met het werk kunnen zij namelijk sneller de taal leren, bouwen zij een netwerk op en doen zij werkervaring op. Werk is daarnaast een goede manier om te leren over de Nederlandse gewoontes en cultuur. Daarnaast leveren zij zo een bijdrage aan de Nederlandse samenleving en aan de kosten van de opvang. Ook in het regeerprogramma is opgenomen om onder andere specifiek asielzoekers van wie de kans groot is dat zij een asielvergunning krijgen – in lijn met de herziene Opvangrichtlijn die wordt geïmplementeerd – te stimuleren om deel te nemen aan de arbeidsmarkt en belemmeringen hiertoe weg te nemen.
Het bericht 'Helft van het aantal asielopvangplekken in 2026 bezet door statushouders' |
|
Queeny Rajkowski (VVD), Peter de Groot (VVD) |
|
Mona Keijzer (minister ) (BBB), Marjolein Faber (minister ) (PVV) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Helft van het aantal asielopvangplekken in 2026 bezet door statushouders»?1
Ja.
Welke concrete maatregelen heeft u vanaf de installatie van het nieuwe kabinet tot heden genomen om de asielinstroom te beperken?
Zoals u weet heeft het kabinet verschillende opties onderzocht om zo snel mogelijk de asielinstroom te beperken. Op 25 oktober 2024 heeft het kabinet u per brief op de hoogte gesteld van de te nemen acties.2
Hoe verklaart u een stijging van het aantal nareizigers in de eerste tien maanden van 2024 ten opzichte van dezelfde periode in 2023?
De IND is in mei 2023 gestart met het project Bespoediging Afdoening Asiel (hierna: BAA) waarbij (op basis van het op dat moment geldende landenbeleid) zeer kansrijke asielaanvragen versneld zijn afgehandeld. In dit project zijn met name Syrische asielaanvragen beslist en deze aanvragen zijn vrijwel allemaal ingewilligd. In de periode tot en met juli 2024 zijn er 18.000 asielaanvragen in dit project afgehandeld. Een nareisaanvraag dient binnen drie maanden na vergunningverlening te worden ingediend. Dit geldt dus ook voor vreemdelingen die in het project BAA een inwilliging hebben ontvangen. De stijging van het aantal nareisaanvragen in de eerste tien maanden van 2024 laat zich hierdoor verklaren.
Bent u het eens met de stelling dat er maatregelen genomen moeten worden om het aantal nareizigers terug te dringen? Zo ja, met welke maatregelen bent u bezig en wanneer worden deze maatregelen naar de Kamer gestuurd? Zo nee, waarom niet?
Het kabinet heeft in haar Hoofdlijnenakkoord en in het Regeerprogramma opgenomen dat nareis verder wordt beperkt. Het kabinet heeft hiervoor ook reeds concrete stappen gezet.
De voornemens van dit kabinet op het terrein van asielmigratie zijn stevig en de wetsvoorstellen zijn daar een uitdrukking van. Dat laat onverlet dat ik op dit moment de adviezen van de Raad van State bestudeer. Daartoe wordt zo spoedig mogelijk het nader rapport opgesteld, gericht op bespreking daarvan in de ministerraad van 7 maart.
Na bespreking hiervan in het kabinet zal het nader rapport zo spoedig mogelijk met de wetsvoorstellen aan uw Kamer worden aangeboden.
Bent u het eens met de stelling dat het zo snel mogelijk invoeren van het tweestatusstelsel kan bijdragen aan het aanzienlijk terugdringen van het aantal nareizigers? Zo nee, waarom niet?
Het invoeren van een tweestatusstelsel heeft als doel een onderscheid te maken tussen vluchtelingen en subsidiair beschermden, waardoor ook de instroom van nareizigers kan worden verminderd. Het zo snel mogelijk invoeren van het tweestatusstelsel met inbegrip van aanvullende voorwaarden voor de nareis van subsidiaire beschermden, zoals een wachttermijn, het beschikken over een toereikend inkomen en huisvesting, heeft naar verwachting op de korte termijn invloed op het terugdringen van het aantal nareizigers.
Bent u het eens met de stelling dat het voor iedereen onwenselijk is dat grote hoeveelheden statushouders verblijven in azc’s en dat naar verwachting op 1 januari 2026 de helft van de mensen in COA-opvanglocaties statushouder is? Zo nee, waarom niet?
Ik ben het eens met de stelling. Wanneer statushouders noodgedwongen langer in de COA-opvang verblijven, geeft dit extra druk op de beschikbare opvangcapaciteit van het COA. Ook werkt dit belemmerend voor de integratie en participatie van de statushouders zelf.
Welke prognoses heeft het kabinet voor het aantal asielzoekers en het aantal statushouders dat voor komend half jaar een beroep zal doen op een plek in een COA-locatie?
De Meerjaren Productie Prognose (MPP) 2024-II (medio scenario) laat zien dat op 1 januari 2026 ongeveer de helft van de COA-bezetting uit statushouders bestaat. In het afgelopen half jaar is een dalende trend zichtbaar op zowel de asielinstroom als het aantal inwilligingen. Deze trends zullen effect hebben op de prognoses en zullen worden meegenomen in de volgende MPP.
Hoe gaat het kabinet voorkomen dat er azc’s worden gebouwd om vervolgens statushouders te huisvesten?
Het kabinet wil een groter beroep doen op de zelfredzaamheid van statushouders, waarbij zij zelf of bijvoorbeeld via familie huisvesting moeten vinden. Daarnaast worden voor een deel van deze groep alternatieve voorzieningen ingericht. Hiervoor zullen de Minister van Asiel en Migratie en de Minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening in overleg met de medeoverheden met een samenhangend pakket komen. Bij het realiseren van deze voorzieningen wordt rekening gehouden met de beoogde wijziging van de Huisvestingswet door het Ministerie van VRO.
Bent u het eens met de stelling dat er door het gaan schrappen van de gemeentelijke taakstelling voor huisvesting van statushouders en een verbod op voorrang het zeer urgent is om onder regie van het Rijk tijdelijke huisvesting te realiseren om integratie in de samenleving te kunnen starten?
Het kabinet vindt het belangrijk dat statushouders snel participeren in de maatschappij. Uitgangspunt uit het Regeerprogramma, is dat er met het afschaffen van de taakstelling gelijke kansen voor woningzoekenden worden gecreëerd. Dit betekent dat statushouders in eerste instantie zelf op andere manieren zullen moeten zoeken naar huisvesting, bijvoorbeeld bij vrienden of familie die al in Nederland verblijven. Ander onderdeel hiervan is de realisatie van doorstroomlocaties en opstartwoningen. Het realiseren van deze voorzieningen wordt, vanuit een gemeenschappelijke verantwoordelijkheid van gemeenten en Rijk, bevorderd. Hiervoor zullen de Minister van Asiel en Migratie en de Minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening in overleg met de medeoverheden met een samenhangend pakket komen.
Wanneer komt het kabinet met een plan naar de Kamer voor het creëren van tijdelijke huisvesting van statushouders waardoor statushouders kunnen uitstromen uit azc's?
Het streven is om op korte termijn (Q1 2025) met maatregelen te komen om de uitstroom van statushouders (onder het huidige stelsel met de taakstelling) te bespoedigen. Voor de langere termijn wordt nog gewerkt aan de uitwerking van de plannen zoals genoemd in de brief Nadere afspraken ten aanzien van de uitvoering van hoofdstuk 2 van het Hoofdlijnenakkoord van 25 oktober jl3.
Welke gesprekken hebben hierover inmiddels plaatsgevonden met lokale overheden?
Op ambtelijk niveau vinden continu gesprekken plaats met lokale overheden, bijvoorbeeld over de realisatie van doorstroomlocaties. Verder heeft op 26 september 2024 en op 18 december 2024 de Landelijke Regietafel Migratie & Integratie plaatsgevonden, waarin het Rijk, de provincies en gemeenten spraken over de gezamenlijke opgaven op het terrein van asiel, huisvesting van statushouders en integratie en participatie. Ook heeft Minister Faber dit jaar diverse gesprekken gevoerd met o.a. de kring van commissarissen, Burgemeesters en de VNG.
Bent u het eens met de stelling dat tijdelijke huisvestinglocaties, niet alleen voor statushouders maar ook voor bijvoorbeeld starters, alleenstaande spoedzoekers, studenten en andere urgenten, goed geschikt zijn als huisvestings- en integratieplek voor statushouders? Zo nee, waarom niet?
Het is voor al deze doelgroepen belangrijk dat er extra woonvoorzieningen gerealiseerd worden en huisvestingslocaties met een gemixte doelgroep, waaronder statushouders, zijn daarom zeker een mogelijkheid. Lokaal kan het beste een inschatting worden gemaakt van welke samenstelling van verschillende groepen geschikt is in een dergelijke gemixte woonvoorziening. De doorstroomlocaties die op korte termijn gerealiseerd worden, met budget van het Ministerie van Asiel en Migratie, zijn in eerste instantie voor statushouders bestemd.
Welke succesvolle tijdelijke huisvestingsprojecten met gemixt wonen kent u in Nederland en hoe gaat u ervoor zorgen dat er meer van dit soort projecten van de grond komen zodat er voldoende woningen komen waar statushouders kunnen integreren?
Het is aan gemeenten om samen met lokale partijen, zoals woningcorporaties, te zorgen voor goede huisvesting van diverse groepen woningzoekenden waaronder statushouders. Wat daarbij succesvol is, is vaak afhankelijke van specifieke locatie omstandigheden zoals de beschikbare woonvoorraad en de mogelijke ondersteuning en begeleiding vanuit het sociaal domein.
Bent u het met de VVD eens dat vooruitlopend op definitieve woningbouwplannen deze locaties uiterst geschikt kunnen zijn voor tijdelijke huisvesting vooruitlopend op de planontwikkeling? Zo nee, waarom niet?
Het benutten van tijdelijk huisvestingslocaties is wenselijk om te zorgen voor een flexibele schil aan verplaatsbare woningen. Deze flexwoningen kunnen bijdragen aan het tijdelijk verminderen van de druk op de lokale woningmarkt door in te spelen op demografische ontwikkelingen. Verplaatsbare woningen (flexwoningen) zijn ook geschikt om een start te maken met gebiedsontwikkeling voor permanente woningen.
Hoeveel locaties zijn er op dit moment in beeld om tijdelijke huisvesting te realiseren?
Gemeenten worden aangemoedigd om – naast permanente, ook – tijdelijke locaties te benutten voor huisvesting van alle woningzoekenden. Daarbij is het wenselijk gebruik te maken van verplaatsbare woningen. Deze zijn snel te realiseren en kunnen na afloop van de tijdelijke locatie elders ingezet om de woningtekorten te verminderen. Het Rijk heeft geen aparte administratie waarin wordt bijgehouden welke locaties nu of in de toekomst benut worden voor tijdelijke huisvesting en voor welke doelgroepen. Wel geeft het aantal verplaatsbare woningen een indicatie hoeveel tijdelijke huisvesting voor alle woningzoekenden gerealiseerd wordt. In 2023 zijn er circa 5.100 verplaatsbare woningen gerealiseerd, een flinke groei ten opzichte van eerdere jaren. De cijfers over heel 2024 zullen naar verwachting in februari beschikbaar zijn.
Welke aantallen van tijdelijke huisvesting zijn er op dit moment beschikbaar?
Het Rijk heeft geen aparte administratie waarin wordt bijgehouden welke aantallen tijdelijke huisvesting beschikbaar zijn. Het is aan de gemeenten om te bepalen welke locaties tijdelijk beschikbaar zijn en waar mogelijk deze voor huisvesting te benutten.
Welke aantallen van tijdelijke huisvesting zit er in de planning om toegevoegd te worden in 2025 en 2026?
Zie het antwoord op vraag 16. Verder zijn er ca. 60 gemeenten die interesse hebben getoond in het ontwikkelen van een doorstroomlocatie.
Wilt u deze vragen één voor één beantwoorden?
Waar mogelijk zijn de vragen van aparte antwoorden voorzien.