Het mijden van (mond)zorg als gevolg van gebrekkige financiële middelen |
|
Julian Bushoff (PvdA) |
|
Kuipers |
|
![]() |
Bent u bekend met de signalen dat steeds meer mensen kiezen voor het mijden van (mond)zorg als gevolg van te weinig financiële middelen en specifiek het niet afsluiten van een aanvullende tandartsverzekering en het niet laten behandelen van tandproblemen?1, 2
Ja.
Deelt u de opvatting dat het onwenselijk is dat mensen door gebrek aan financiële middelen zorg mijden of noodgedwongen gokken met hun mondgezondheid, in plaats van zorg te krijgen wanneer dat nodig is? Zo ja, welke stappen gaat u zetten om (mond)zorgmijding te voorkomen? Zo nee, waarom niet?
Ja, ik deel die opvatting. Ik vind het van groot belang dat iedereen in Nederland toegang heeft tot goede mondzorg. Helaas kan het voorkomen dat mensen in een situatie verkeren dat dit niet het geval is. Vanwege de beperkte beschikbaarheid van betrouwbare data is het moeilijk om een precieze uitspraak te doen over de hoeveelheid mensen in Nederland die puur vanwege financiën mondzorg mijden. De verschillende bronnen geven geen eenduidig beeld.
De rijksoverheid (de Ministeries VWS en SZW), gemeenten (VNG), zorgverzekeraars (ZN) en de mondzorgverleners (Mondzorgalliantie) hebben afgesproken om gezamenlijk
De probleemanalyse wordt uitgevoerd door de ACTA in opdracht van het Ministerie van VWS in samenwerking met Radboud UMC en de HvA. In dit onderzoek wordt onderzocht wanneer gesproken kan worden van «ongewenste mijding van mondzorg», hoeveel volwassenen de mondzorg mijden om financiële redenen en welke deelgroepen te onderscheiden zijn. Ik verwacht de uitkomsten van dit onderzoek in het voorjaar van 2023.
Bent u – nu minder mensen in staat zijn een aanvullende tandverzekering af te sluiten en mondzorg niet in het basispakket zit – bereid de regels voor bijzondere bijstand op te rekken zodat ook reguliere mondzorgkosten vergoed kunnen worden uit de bijzondere bijstand voor mensen met weinig geld? Zo nee, waarom niet en wat zijn concrete acute andere maatregelen die u treft om het toenemende mijden van mondzorg tegen te gaan?3
Nee, daar ben ik niet toe bereid. Bijzondere bijstand is bedoeld voor bijzondere noodzakelijke kosten die niet via andere regelingen vergoed worden. Het is onwenselijk om vanuit de bijzondere bijstand structureel reguliere mondzorgkosten te vergoeden. Gemeentelijke regelingen kunnen wel een instrument zijn voor de bovengenoemde partijen om gezamenlijk bij te dragen aan het verminderen van de mijding van mondzorg om financiële redenen. U kunt dan denken aan de gemeentepolis of lokale maatwerkbudgetten. In mijn brief van 10 november 20224 heb ik aangegeven deze maatregelen te verkennen.
Evenals een Richtlijn minimaal noodzakelijke mondzorg financieel kwetsbaren en een onderzoek naar de financiële ruimte voor tandartskosten voor mensen met schuldenproblematiek en te nemen maatregelen.
Indien u bereid bent de regels voor de bijzondere bijstand op te rekken, bent u dan tevens bereid daarvoor extra financiële middelen beschikbaar te stellen voor gemeenten ten behoeve van bijzondere bijstand om mensen met weinig financiële middelen te helpen bij reguliere mondzorgkosten? Bent u in dat geval ook bereid om in samenwerking met de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) grootschalige campagnes op te zetten om mensen te informeren dat via de bijzondere bijstand mondzorgkosten worden vergoed? Zo ja, hoeveel en op welke termijn?
In mijn antwoord op vraag 3 heb ik aangegeven dat een aantal maatregelen reeds wordt verkend door de genoemde partijen, waaronder de eventuele inzet van gemeentelijke regelingen als instrument om in samen te werken. Dit aantal is niet uitputtend, maar een startpunt. Er zal niet één maatregel zijn die alle problemen op zal lossen. Een eerste stap is een nadere analyse van het onderliggende probleem. Het gaat daarbij niet alleen om de omvang van het probleem, maar ook om zicht op de te onderscheiden deelgroepen en de samenhang met andere redenen voor het mijden van mondzorg, zoals angst.
Hoe beoordeelt u, in het licht van uw brief waarin wordt gesteld dat het zeer lastig blijkt om op basis van gegevens die nu beschikbaar zijn bij het CBS en verzekeraars zicht te krijgen op de grootte van de problematiek rond ongewenste mondzorg mijding, de nieuwe cijfers van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) over mondgezondheid? Geven deze cijfers niet al voldoende weer dat de problematiek heel serieus is? Zo nee, waarom niet?4, 5
Ik deel de veronderstelling dat het verkrijgen van zicht op de grootte van de problematiek ingewikkeld is. Het komen tot een definitie van ongewenste mijding van mondzorg en het verkrijgen van de benodigde data is ingewikkeld. Tegelijkertijd is het noodzakelijk om hier meer zicht op te krijgen voor het uitwerken van de te nemen maatregelen. Het gaat daarbij met name ook om de vragen: wanneer spreken we van ongewenste mijding van mondzorg? Welke deelgroepen kunnen worden onderscheiden? Welke zorg dient minimaal geregeld te worden? Welke redenen spelen nog meer een rol? Zonder dit inzicht zouden te nemen maatregelen mogelijk hun doel voorbijschieten.
Bent u bereid om verder te onderzoeken of mondzorg in het basispakket besparing op andere medische kosten kan opleveren en wat de omvang van deze besparing is? Zo, ja op welke termijn verwacht u de Kamer hierover te informeren? Zo nee, waarom niet?
Nee, ik ben hiertoe niet bereid. Het is niet mogelijk om op basis van een theoretisch onderzoek vast te stellen welke effecten het onderbrengen van alle mondzorg in het basispakket (inclusief het eigen risico) heeft op het mijden van mondzorg om financiële redenen (gezien alle onzekere variabelen zoals samenhang met andere redenen), en vervolgens vast te stellen welke medische kosten worden bespaard gegeven de samenhang die de mondgezondheid kent met bepaalde aandoeningen.
Het mogelijk faillissement van de geneesmiddelenfabriek InnoGenerics |
|
Julian Bushoff (PvdA), Attje Kuiken (PvdA) |
|
Kuipers |
|
![]() |
Hoe verhoudt de kamerbrief van 13 december over het faillissement van geneesmiddelenfabriek InnoGenerics zich tot het nieuws van gisteren dat u de medicijnenfabriek nog even overeind houdt? Was uw brief van vorige week te voorbarig?1, 2
Op 13 december 2022 heb ik uw Kamer direct geïnformeerd over de inspanningen van de Ministeries van VWS en EZK voorafgaand aan het faillissement van de geneesmiddelenfabriek InnoGenerics.3 Deze fabriek was verantwoordelijk voor het produceren en verpakken van geneesmiddelen in tabletvorm.
Het maatschappelijk belang waar deze inspanningen op waren gericht is het zo veel mogelijk voorkomen van tekorten van geneesmiddelen voor de patiënt. Mijn brief van 13 december was gebaseerd op het beeld en de informatie die de Ministeries van VWS en EZK op dat moment hadden. Op basis daarvan heb ik geconcludeerd dat een aanvullende bijdrage enkel vanuit de overheid niet was gerechtvaardigd, omdat het risico op tekorten van geneesmiddelen niet zou worden weggenomen en dat ook met een nieuwe investering continuering van de bedrijfsvoering, zoals deze er was voorafgaand aan het faillissement, niet kon worden gewaarborgd.
Ik heb ook aan uw Kamer gemeld dat de rechtbank een curator zou aanwijzen. De benoemde curator heeft op 14 december 2022 contact met mij gezocht en het Ministerie van VWS gevraagd om een boedelkrediet om de mogelijkheden van een doorstart «going concern» te onderzoeken. Volgens de curator zou zonder die bijdrage de fabriek stil komen te staan waardoor de kans op een doorstart aanzienlijk zou worden verkleind. Inmiddels is bekend geworden dat een doorstart niet mogelijk is en dat 17 januari 2023 de laatste productiedag zal zijn. Ik informeer uw Kamer zodra er meer duidelijkheid is over de consequenties van de sluiting van de fabriek.
Wat houdt het maatschappelijk belang, dat uw woordvoerder aanhaalt voor de tijdelijke steun, in?
Zie antwoord vraag 1.
Hoe heeft u dit maatschappelijk belang meegenomen in het besluit om InnoGenerics in eerste instantie niet te hulp te schieten?
Om het maatschappelijke belang te bewaken, heb ik steeds meerdere sporen gevolgd. VWS en EZK hebben geprobeerd om de fabriek open te houden, maar we hebben ook gekeken hoe we de leveringszekerheid bij een onverhoopt faillissement zoveel mogelijk zouden kunnen garanderen. Het openhouden van de fabriek was voor VWS onlosmakelijk verbonden met het zo veel mogelijk voorkomen van tekorten van geneesmiddelen en het borgen van de beschikbaarheid daarvan voor de patiënt.
Dit heeft steeds centraal gestaan in al mijn inspanningen rondom de geneesmiddelenfabriek InnoGenerics. Ik heb uw Kamer hierover uitgebreid geïnformeerd.
Voorafgaand aan het faillissement van InnoGenerics waren de Ministeries van EZK en VWS alsook het College ter Beoordeling van Geneesmiddelen (CBG) en de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ) intensief betrokken bij het verkennen van de mogelijkheden om de fabriek open te houden en een faillissement te voorkomen. Ook is er nauw contact onderhouden met de handelsvergunninghouders van de geneesmiddelen die door InnoGenerics werden geproduceerd om in het geval van een faillissement te kunnen handelen indien er tekorten zouden ontstaan.
Heeft het eerdere besluit om InnoGenerics niet te steunen de leveringszekerheid van bepaalde medicijnen onder druk gezet? Zo ja, heeft dit bijgedragen aan uw keuze voor tijdelijke steun? Zo nee, wat is dan uw lezing van het maatschappelijk belang?
Eind vorig jaar werd ik geconfronteerd met een bedrijf in financiële nood. Deze situatie bracht de leveringszekerheid van de door InnoGenerics geproduceerde geneesmiddelen in eerste instantie onder druk. Strikt genomen heeft daarbij mijn uiteindelijke besluit om InnoGenerics geen aanvullende financiële steun te bieden op korte termijn ook een impact op de leveringszekerheid van bepaalde geneesmiddelen. Door het wegvallen van de productie door InnoGenerics moeten handelsvergunninghouders immers op zoek naar een andere producent. In de periode totdat er nieuwe productie naar de markt komt is er daardoor een risico op tekorten van bepaalde geneesmiddelen, met name die geneesmiddelen waar geen andere handelsvergunninghouders voor in Nederland zijn.
Het is hierbij van belang te realiseren dat het risico op tekorten ook met een aanvullende financiële overheidsbijdrage niet zou kunnen worden weggenomen. Op basis van diverse informatie, waaronder ook die van InnoGenerics zelf, bleek dat ook met een nieuwe investering continuering van de bedrijfsvoering, zoals deze er was voorafgaand aan het faillissement, niet kon worden gewaarborgd. Ik heb uw Kamer geïnformeerd hoe ik vanuit het maatschappelijke belang diverse oplossingen heb overwogen en onderzocht en uiteindelijk heb geconcludeerd dat een aanvullende financiële overheidsbijdrage – als enige partij – met als doel continuïteit voor InnoGenerics in dit geval niet te verantwoorden was. Er bleek geen enkele andere partij mee te willen investeren.
Op dit moment is niet te zeggen of en zo ja, voor welke geneesmiddelen, er tekorten zullen ontstaan. Het CBG en de IGJ monitoren daarom de voorraden, zodat ze bij dreigende tekorten de nodige maatregelen kunnen treffen.
Het voorkomen van tekorten van geneesmiddelen en het zoveel mogelijk borgen van de beschikbaarheid daarvan voor de patiënt stond centraal in al mijn inspanningen rondom de geneesmiddelenfabriek InnoGenerics. Daarnaast is er de bredere en continue inspanning vanuit de overheid om geneesmiddelen, waar mogelijk, beschikbaar te houden. Het CBG en de IGJ spelen (met het Meldpunt geneesmiddelentekorten en -defecten) daarbij een belangrijke coördinerende rol in het monitoren van leveringsonderbrekingen van geneesmiddelen en het zo goed als mogelijk (laten) opvangen of mitigeren van de gevolgen voor de patiënt bij (dreigende) tekorten van geneesmiddelen. Op basis van de concrete dreiging bekijken zij welke oplossingsrichtingen verkend kunnen worden.
Hoe rijmt de uitspraak: «Het behoud van de grootste generieke geneesmiddelenfabriek van Nederland achten wij van groot belang voor de leveringszekerheid van generieke medicijnen», uit de Kamerbrief van 18 december 2022, met de uitspraak «Uitgangspunt is dat mijn beleid ten aanzien van leveringszekerheid niet gericht is op slechts één bedrijf», uit de Kamerbrief van 13 december 2022? Impliceert de eerste uitspraak niet wel degelijk dat de leveringszekerheid van medicijnen kan afhangen van één bedrijf?3
Het klopt dat mijn brede beleid rondom leveringszekerheid van medische producten niet gericht is op één individueel bedrijf, zoals ik eerder heb toegelicht in mijn brief over het faillissement van InnoGenerics5, maar op een nationale, Europese en Internationale aanpak om te werken aan de open strategische autonomie van Nederland en de EU. Destijds is echter tijdens de pandemische crisis besloten om de toenmalige Apotex-fabriek van het Indiase Aurobindo over te nemen en in Nederland te behouden. Een bedrijf als InnoGenerics kan immers bijdragen aan leveringszekerheid, omdat aanwezigheid van productie op Nederlandse bodem bijdraagt aan de beschikbaarheid van geneesmiddelen voor de patiënt en de zorg. Het belang van het borgen van de leveringszekerheid was in de speciale context van corona daarmee nog groter vanwege de maatschappelijke onrust die toen speelde. De sluiting van één fabriek is toen voorkomen, ondanks dat dit geen staand beleid is. Uw Kamer is toen in 2020 ook geïnformeerd dat het een eenmalige en specifiek voor die casus situatie betrof.6
Welke rol vindt u bij de overheid passen in het verzekeren van leveringszekerheid van medicijnen?
Zoals vermeld in mijn recente brief over de onderzoeken ten aanzien van de leveringszekerheid van medische producten7 zie ik het versterken van de leveringszekerheid als een belangrijke opgave. Het doel is het werken aan de beschikbaarheid van voldoende en goede medische producten voor de patiënt en de zorg. Dit doe ik zowel voor geneesmiddelen, waaronder vaccins, als voor medische hulpmiddelen, waaronder persoonlijke beschermingsmiddelen (PBM) waarvan de zorg afhankelijk is. Hierbij zijn internationaal opererende marktspelers verantwoordelijk voor de ontwikkeling, productie en levering van geneesmiddelen. Bedrijven zijn zelf verantwoordelijk voor een gezonde en levensvatbare businesscase. De overheid kan dat niet overnemen.
De rol van de overheid is het scheppen van de juiste condities, zoals het verbeteren van het Nederlands vestigingsklimaat voor de ontwikkeling en productie van medische producten en daarnaast het monitoren van leveringsonderbrekingen van geneesmiddelen en het voorkomen van de gevolgen voor de patiënt bij (dreigende) tekorten van geneesmiddelen.
De overheid is ook verantwoordelijk voor het wettelijke kader waarbinnen handelsvergunninghouders en groothandelaren moeten opereren. Bijvoorbeeld de regels rondom de voorraden die zij moeten aanhouden (uw Kamer is recent geïnformeerd over de beleidsregel die afgelopen zomer is gepubliceerd8) en de verplichting voor vergunninghouders om leveringsonderbrekingen tijdig te melden bij het Meldpunt geneesmiddelentekorten en -defecten. Voortvloeiend uit de wettelijke verplichting van handelsvergunninghouders om leveringsonderbrekingen te melden, speelt de overheid (via CBG en IGJ) een rol bij het beoordelen van deze meldingen en het, samen met het veld, verkennen van diverse oplossingsrichtingen om (dreigende) tekorten zo goed als mogelijk te ondervangen of de gevolgen te mitigeren.
Op Europees niveau wordt de komende tijd bekeken in hoeverre het huidige Europese wettelijke kader voldoende is. Aanvullende Europese wetsvoorstellen om de beschikbaarheid van geneesmiddelen beter te borgen worden (vooralsnog) in het eerste kwartaal van dit jaar verwacht.
Wat zou het faillissement van InnoGenerics betekenen voor de afgeronde onderzoeken op nationaal niveau over de kwetsbaarheden in de productie- en distributieketen?4
Mijn indruk is dat de belangrijkste conclusies voor mij van het onderzoeksrapport «Productie- en toeleveringsketens medische producten» hetzelfde blijven. Immers, bij de productie van generieke geneesmiddelen is er daarbij in het algemeen een grote mate van afhankelijkheid van een beperkt aantal toeleveranciers en producerende landen van werkzame stoffen (zogenaamde active pharmaceutical ingredients, API’s) en hulpstoffen die zich buiten kunnen Europa bevinden. API’s en hulpstoffen zijn nodig in de vaak langere en complexe productieketen van het eindproduct, zoals een geneesmiddel in tabletvorm. Ook InnoGenerics betrok API’s en hulpstoffen uit onder andere Azië en fabriceerde in Nederland de eindproducten in tabletvorm van generieke geneesmiddelen. Dus om te werken aan het verminderen van ongewenste afhankelijkheden in Nederland en de EU, bijvoorbeeld door het vergroten van de productiecapaciteit, moeten we blijven kijken naar alle stappen van de veelal complexe en internationale productieketens van geneesmiddelen.
Kunt u een overzicht geven van de geneesmiddelenfabrieken binnen de Europese Unie (EU) die medicijnen, vergelijkbaar met die van InnoGenerics, leveren?
We weten dat veel producenten van generieke geneesmiddelen de eindproducten in Europa produceren. Hier is echter geen volledig overzicht van beschikbaar. Zoals eerder aan uw Kamer toegezegd breng ik de bestaande productiecapaciteit in Nederland in kaart.
Kunt u uitgebreid uiteenzetten wat het mogelijk faillissement van InnoGenerics zou betekenen voor de strategische afhankelijkheid van Nederland van landen buiten de EU, specifiek van China en India, voor de levering van generieke medicijnen?
Zoals ik in mijn antwoord op vraag 7 beschrijf, was InnoGenerics in de productie van geneesmiddelen ook afhankelijk van werkzame stoffen en hulpstoffen uit derde landen waaronder uit Azië. Deze werkzame stoffen en hulpstoffen zijn nodig voor de productie van de eindproducten van InnoGenerics. Enkel door productie van eindproducten van generieke geneesmiddelen kan de strategische afhankelijkheid niet wezenlijk worden verminderd. Het is nu nog te vroeg om verdere conclusies te trekken.
Welke concrete doelstellingen heeft u op het gebied van het verminderen van buitenlandse afhankelijkheden voor medicijnen? Hoe beïnvloedt het faillissement van InnoGenerics het behalen van deze doelstellingen?
Ik verwijs u hiervoor naar mijn recente brief10 betreffende de leveringszekerheid van medische producten en specifiek mijn handelingsopties voor 2023. Het komende jaar bouwen we nationaal, Europees en internationaal verder aan het versterken van deze leveringszekerheid van medische producten en voldoende beschikbaarheid voor de patiënt en de zorg.
Bij deze brief heb ik ook een aantal onderzoeken toegevoegd, waaronder het onderzoek van KPMG «Study on security of supply of medical products production close to home» met als belangrijke conclusie dat we als Nederland het meest effectief zijn als we met andere EU landen Europees samen optrekken. Daarnaast wil ik inzicht krijgen in welke producten specifiek voor Nederland belangrijk zijn. Daarom ga ik dit jaar verkennen of we kunnen identificeren welke medische producten specifiek voor Nederland kritisch en/of kwetsbaar zijn. Criteria hiervoor zijn in de eerste plaats dat deze essentieel moeten zijn voor de zorg en in de tweede plaats dat er sprake is van ongewenste afhankelijkheid, bijvoorbeeld als grondstoffen afkomstig zijn uit een zeer beperkt aantal landen of als deze afhankelijkheid geopolitiek ongewenst is.
Welke stappen gaat u zetten om de leveringszekerheid van geneesmiddelen in Nederland nu en in de toekomst te borgen?
Zie antwoord vraag 10.
Hoe gaat u ervoor zorgen dat in de toekomst nog steeds een deel van de medicijnen in Nederland geproduceerd wordt?
Zie antwoord vraag 10.
De voortgang van de kabinetsdoelstellingen voor 2030 |
|
Bouchallikh , Laura Bromet (GL), Lisa Westerveld (GL), Songül Mutluer (PvdA), Kati Piri (PvdA), Senna Maatoug (GL), Attje Kuiken (PvdA), Joris Thijssen (PvdA), Habtamu de Hoop (PvdA), Barbara Kathmann (PvdA), Suzanne Kröger (GL), Jesse Klaver (GL), Tom van der Lee (GL), Corinne Ellemeet (GL), Julian Bushoff (PvdA), Mohammed Mohandis (PvdA), Henk Nijboer (PvdA) |
|
Mark Rutte (minister-president , minister algemene zaken) (VVD) |
|
![]() ![]() |
Klopt het dat dit kabinet de volgende doelstellingen heeft voor 2030: a. 60% CO2-reductie, maar in elk geval 55% CO2-reductie; b. Halvering van de stikstofuitstoot; c. 15% van landbouwgrond voor biologische landbouw (& een Europees doel van 25%); d. 50% minder grondstoffengebruik; e. 100% schoon water in 2027 (Kaderrichtlijn Water); f. Halvering van het aantal mensen in armoede (ten opzichte van 2015) g. Halvering van het aantal kinderen in armoede in 2025 (ten opzichte van 2015); h. Halvering van het aantal mensen met problematische schulden; i. 0 daklozen (Lissabon verklaring); j. 0 jongeren in de gesloten jeugdzorg; k. 0 thuiszittende kinderen; l. 1 miljoen extra huizen, waaronder 250.000 sociale huurwoningen; m. Aandeel van 30% sociale huurwoningen per gemeente; n. Isoleren van 2,5 miljoen woningen in 2030, omgerekend 300.000 woningen per jaar; o. Meer mensen met een passende huurquote (= tussen de 20% en 35%, afhankelijk van de gezinssituatie) ten opzichte van het WoonOnderzoek 2021; p. Halvering van het aantal verkeersslachtoffers; q. 3% van het bbp wordt besteed aan R&D-uitgaven (Lissabon doelstelling);
Kunt u per doelstelling exact aangeven wat de meest actuele prognose is voor 2030 (door bij elke doelstelling een concreet percentage/getal te noemen) en wanneer deze prognose is gemaakt?
Kunt u bij elk van deze prognoses aangeven of deze prognose voldoende is om de doelstelling te bereiken?
Indien er een doelstelling is waarbij bovenstaande vraag niet beantwoord kan worden omdat de informatie ontbreekt, kunt u per doelstelling aangeven hoe u er alsnog voor gaat zorgen dat het inzichtelijk wordt voor de Kamer of deze doelstelling daadwerkelijk gehaald gaat worden?
Bij hoeveel van de bovenstaande kabinetsdoelstellingen kunt u op basis van de meest actuele prognoses aantonen dat deze doelstelling met het huidige kabinetsbeleid bereikt gaat worden (graag een concreet getal tussen 0 en 17 noemen)?
Kunt u deze vragen binnen drie weken een voor een beantwoorden?
Het nieuws dat steeds meer huisartsenpraktijken in commerciële handen komen |
|
Julian Bushoff (PvdA) |
|
Kuipers |
|
![]() |
Bent u bekend met het nieuws over een toename in het aantal huisartsenpraktijken dat wordt overgenomen door commerciële partijen, die hand in hand gaat met een toename in het aantal klachten door patiënten?1
Hoeveel huisartsenpraktijken zijn in handen van commerciële bedrijven? Hoe verhoudt dit aantal zich tot de afgelopen vijf jaar?
Hoe beoordeelt u de rol van commerciële partijen in de huisartsenzorg?
Hoe beoordeelt u signalen dat er gemiddeld genomen bij private financiering van huisartsenpraktijken grotere druk is om een winstmarge te maken op de geleverde zorg?
Vindt u de inmenging van commerciële partijen een wenselijk gevolg van marktwerking in de zorg? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet? Zijn er maatregelen genomen of op handen om de commercialisering van de huisartsenzorg te verminderen? Zo ja, welke?
Vindt u het wenselijk dat ook buitenlandse private equity partijen met winstoogmerk een rol kunnen spelen in het opkopen van huisartsenpraktijken? Zo ja, waarom? Zo nee, bent u bereid in kaart te brengen welke maatregelen hiertegen genomen kunnen worden?
Onderzoekt de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ) de toename van het aantal klachten van patiënten? Heeft het IGJ hierbij specifiek aandacht voor de rol van gecommercialiseerde zorg? Zo ja, wanneer worden de resultaten van dit onderzoek verwacht? Zo nee, waarom niet en bent u bereid om dit onderzoek alsnog op te starten?
Wat kan de IGJ doen als blijkt dat een commerciële partij inderdaad niet kwalitatief goede zorg kan leveren?
Erkent u het belang van een vaste huisarts voor de patiënt om nabijheid en continuïteit van zorg te verzekeren? Zo ja, wordt dit meegenomen als kwaliteitscriterium voor huisartsenpraktijken? Zo nee, waarom niet?
Welke rol ziet u voor uzelf in de vormgeving van de huisartsenzorg? Ligt die rol, zoals u eerder noemde met betrekking tot de verhouding tussen praktijkhouders en waarnemers, vooral bij de beroepsgroep zelf? Wanneer grijpt u daar op in?2
Welke acties uit het Integraal Zorgakkoord (IZA) helpen om praktijkhouderschap te stimuleren (zoals aangekondigd in de beantwoording van eerdere Kamervragen van het lid Kuiken (PvdA)) om zo de kans te verkleinen dat commerciële partijen in de markt kunnen komen?3
Hoe beoordeelt u het statement dat commerciële partijen zich mogelijk focussen op achterstandswijken of buurten met veel ouderen, omdat ze van hen een hoger bedrag aan inschrijfgeld krijgen uitgekeerd, en vervolgens bezoeken door patiënten aan de praktijk proberen te voorkomen?4
Deelt u de mening dat het onwenselijk is dat deze commerciële partijen zich focussen op achterstandswijken, waar patiënten extra kwetsbaar zijn en toegankelijkheid van zorg juist belangrijk is? Zo ja, welke concrete acties heeft u genomen om dit tegen te gaan en op welke daarvan gaat u inzetten? Zo nee, waarom niet?
Het mogelijk faillissement van de geneesmiddelenfabriek InnoGenerics |
|
Julian Bushoff (PvdA), Attje Kuiken (PvdA) |
|
Kuipers |
|
![]() |
Hoe verhoudt de kamerbrief van 13 december over het faillissement van geneesmiddelenfabriek InnoGenerics zich tot het nieuws van gisteren dat u de medicijnenfabriek nog even overeind houdt? Was uw brief van vorige week te voorbarig?1, 2
Op 13 december 2022 heb ik uw Kamer direct geïnformeerd over de inspanningen van de Ministeries van VWS en EZK voorafgaand aan het faillissement van de geneesmiddelenfabriek InnoGenerics.3 Deze fabriek was verantwoordelijk voor het produceren en verpakken van geneesmiddelen in tabletvorm.
Het maatschappelijk belang waar deze inspanningen op waren gericht is het zo veel mogelijk voorkomen van tekorten van geneesmiddelen voor de patiënt. Mijn brief van 13 december was gebaseerd op het beeld en de informatie die de Ministeries van VWS en EZK op dat moment hadden. Op basis daarvan heb ik geconcludeerd dat een aanvullende bijdrage enkel vanuit de overheid niet was gerechtvaardigd, omdat het risico op tekorten van geneesmiddelen niet zou worden weggenomen en dat ook met een nieuwe investering continuering van de bedrijfsvoering, zoals deze er was voorafgaand aan het faillissement, niet kon worden gewaarborgd.
Ik heb ook aan uw Kamer gemeld dat de rechtbank een curator zou aanwijzen. De benoemde curator heeft op 14 december 2022 contact met mij gezocht en het Ministerie van VWS gevraagd om een boedelkrediet om de mogelijkheden van een doorstart «going concern» te onderzoeken. Volgens de curator zou zonder die bijdrage de fabriek stil komen te staan waardoor de kans op een doorstart aanzienlijk zou worden verkleind. Inmiddels is bekend geworden dat een doorstart niet mogelijk is en dat 17 januari 2023 de laatste productiedag zal zijn. Ik informeer uw Kamer zodra er meer duidelijkheid is over de consequenties van de sluiting van de fabriek.
Wat houdt het maatschappelijk belang, dat uw woordvoerder aanhaalt voor de tijdelijke steun, in?
Zie antwoord vraag 1.
Hoe heeft u dit maatschappelijk belang meegenomen in het besluit om InnoGenerics in eerste instantie niet te hulp te schieten?
Om het maatschappelijke belang te bewaken, heb ik steeds meerdere sporen gevolgd. VWS en EZK hebben geprobeerd om de fabriek open te houden, maar we hebben ook gekeken hoe we de leveringszekerheid bij een onverhoopt faillissement zoveel mogelijk zouden kunnen garanderen. Het openhouden van de fabriek was voor VWS onlosmakelijk verbonden met het zo veel mogelijk voorkomen van tekorten van geneesmiddelen en het borgen van de beschikbaarheid daarvan voor de patiënt.
Dit heeft steeds centraal gestaan in al mijn inspanningen rondom de geneesmiddelenfabriek InnoGenerics. Ik heb uw Kamer hierover uitgebreid geïnformeerd.
Voorafgaand aan het faillissement van InnoGenerics waren de Ministeries van EZK en VWS alsook het College ter Beoordeling van Geneesmiddelen (CBG) en de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ) intensief betrokken bij het verkennen van de mogelijkheden om de fabriek open te houden en een faillissement te voorkomen. Ook is er nauw contact onderhouden met de handelsvergunninghouders van de geneesmiddelen die door InnoGenerics werden geproduceerd om in het geval van een faillissement te kunnen handelen indien er tekorten zouden ontstaan.
Heeft het eerdere besluit om InnoGenerics niet te steunen de leveringszekerheid van bepaalde medicijnen onder druk gezet? Zo ja, heeft dit bijgedragen aan uw keuze voor tijdelijke steun? Zo nee, wat is dan uw lezing van het maatschappelijk belang?
Eind vorig jaar werd ik geconfronteerd met een bedrijf in financiële nood. Deze situatie bracht de leveringszekerheid van de door InnoGenerics geproduceerde geneesmiddelen in eerste instantie onder druk. Strikt genomen heeft daarbij mijn uiteindelijke besluit om InnoGenerics geen aanvullende financiële steun te bieden op korte termijn ook een impact op de leveringszekerheid van bepaalde geneesmiddelen. Door het wegvallen van de productie door InnoGenerics moeten handelsvergunninghouders immers op zoek naar een andere producent. In de periode totdat er nieuwe productie naar de markt komt is er daardoor een risico op tekorten van bepaalde geneesmiddelen, met name die geneesmiddelen waar geen andere handelsvergunninghouders voor in Nederland zijn.
Het is hierbij van belang te realiseren dat het risico op tekorten ook met een aanvullende financiële overheidsbijdrage niet zou kunnen worden weggenomen. Op basis van diverse informatie, waaronder ook die van InnoGenerics zelf, bleek dat ook met een nieuwe investering continuering van de bedrijfsvoering, zoals deze er was voorafgaand aan het faillissement, niet kon worden gewaarborgd. Ik heb uw Kamer geïnformeerd hoe ik vanuit het maatschappelijke belang diverse oplossingen heb overwogen en onderzocht en uiteindelijk heb geconcludeerd dat een aanvullende financiële overheidsbijdrage – als enige partij – met als doel continuïteit voor InnoGenerics in dit geval niet te verantwoorden was. Er bleek geen enkele andere partij mee te willen investeren.
Op dit moment is niet te zeggen of en zo ja, voor welke geneesmiddelen, er tekorten zullen ontstaan. Het CBG en de IGJ monitoren daarom de voorraden, zodat ze bij dreigende tekorten de nodige maatregelen kunnen treffen.
Het voorkomen van tekorten van geneesmiddelen en het zoveel mogelijk borgen van de beschikbaarheid daarvan voor de patiënt stond centraal in al mijn inspanningen rondom de geneesmiddelenfabriek InnoGenerics. Daarnaast is er de bredere en continue inspanning vanuit de overheid om geneesmiddelen, waar mogelijk, beschikbaar te houden. Het CBG en de IGJ spelen (met het Meldpunt geneesmiddelentekorten en -defecten) daarbij een belangrijke coördinerende rol in het monitoren van leveringsonderbrekingen van geneesmiddelen en het zo goed als mogelijk (laten) opvangen of mitigeren van de gevolgen voor de patiënt bij (dreigende) tekorten van geneesmiddelen. Op basis van de concrete dreiging bekijken zij welke oplossingsrichtingen verkend kunnen worden.
Hoe rijmt de uitspraak: «Het behoud van de grootste generieke geneesmiddelenfabriek van Nederland achten wij van groot belang voor de leveringszekerheid van generieke medicijnen», uit de Kamerbrief van 18 december 2022, met de uitspraak «Uitgangspunt is dat mijn beleid ten aanzien van leveringszekerheid niet gericht is op slechts één bedrijf», uit de Kamerbrief van 13 december 2022? Impliceert de eerste uitspraak niet wel degelijk dat de leveringszekerheid van medicijnen kan afhangen van één bedrijf?3
Het klopt dat mijn brede beleid rondom leveringszekerheid van medische producten niet gericht is op één individueel bedrijf, zoals ik eerder heb toegelicht in mijn brief over het faillissement van InnoGenerics5, maar op een nationale, Europese en Internationale aanpak om te werken aan de open strategische autonomie van Nederland en de EU. Destijds is echter tijdens de pandemische crisis besloten om de toenmalige Apotex-fabriek van het Indiase Aurobindo over te nemen en in Nederland te behouden. Een bedrijf als InnoGenerics kan immers bijdragen aan leveringszekerheid, omdat aanwezigheid van productie op Nederlandse bodem bijdraagt aan de beschikbaarheid van geneesmiddelen voor de patiënt en de zorg. Het belang van het borgen van de leveringszekerheid was in de speciale context van corona daarmee nog groter vanwege de maatschappelijke onrust die toen speelde. De sluiting van één fabriek is toen voorkomen, ondanks dat dit geen staand beleid is. Uw Kamer is toen in 2020 ook geïnformeerd dat het een eenmalige en specifiek voor die casus situatie betrof.6
Welke rol vindt u bij de overheid passen in het verzekeren van leveringszekerheid van medicijnen?
Zoals vermeld in mijn recente brief over de onderzoeken ten aanzien van de leveringszekerheid van medische producten7 zie ik het versterken van de leveringszekerheid als een belangrijke opgave. Het doel is het werken aan de beschikbaarheid van voldoende en goede medische producten voor de patiënt en de zorg. Dit doe ik zowel voor geneesmiddelen, waaronder vaccins, als voor medische hulpmiddelen, waaronder persoonlijke beschermingsmiddelen (PBM) waarvan de zorg afhankelijk is. Hierbij zijn internationaal opererende marktspelers verantwoordelijk voor de ontwikkeling, productie en levering van geneesmiddelen. Bedrijven zijn zelf verantwoordelijk voor een gezonde en levensvatbare businesscase. De overheid kan dat niet overnemen.
De rol van de overheid is het scheppen van de juiste condities, zoals het verbeteren van het Nederlands vestigingsklimaat voor de ontwikkeling en productie van medische producten en daarnaast het monitoren van leveringsonderbrekingen van geneesmiddelen en het voorkomen van de gevolgen voor de patiënt bij (dreigende) tekorten van geneesmiddelen.
De overheid is ook verantwoordelijk voor het wettelijke kader waarbinnen handelsvergunninghouders en groothandelaren moeten opereren. Bijvoorbeeld de regels rondom de voorraden die zij moeten aanhouden (uw Kamer is recent geïnformeerd over de beleidsregel die afgelopen zomer is gepubliceerd8) en de verplichting voor vergunninghouders om leveringsonderbrekingen tijdig te melden bij het Meldpunt geneesmiddelentekorten en -defecten. Voortvloeiend uit de wettelijke verplichting van handelsvergunninghouders om leveringsonderbrekingen te melden, speelt de overheid (via CBG en IGJ) een rol bij het beoordelen van deze meldingen en het, samen met het veld, verkennen van diverse oplossingsrichtingen om (dreigende) tekorten zo goed als mogelijk te ondervangen of de gevolgen te mitigeren.
Op Europees niveau wordt de komende tijd bekeken in hoeverre het huidige Europese wettelijke kader voldoende is. Aanvullende Europese wetsvoorstellen om de beschikbaarheid van geneesmiddelen beter te borgen worden (vooralsnog) in het eerste kwartaal van dit jaar verwacht.
Wat zou het faillissement van InnoGenerics betekenen voor de afgeronde onderzoeken op nationaal niveau over de kwetsbaarheden in de productie- en distributieketen?4
Mijn indruk is dat de belangrijkste conclusies voor mij van het onderzoeksrapport «Productie- en toeleveringsketens medische producten» hetzelfde blijven. Immers, bij de productie van generieke geneesmiddelen is er daarbij in het algemeen een grote mate van afhankelijkheid van een beperkt aantal toeleveranciers en producerende landen van werkzame stoffen (zogenaamde active pharmaceutical ingredients, API’s) en hulpstoffen die zich buiten kunnen Europa bevinden. API’s en hulpstoffen zijn nodig in de vaak langere en complexe productieketen van het eindproduct, zoals een geneesmiddel in tabletvorm. Ook InnoGenerics betrok API’s en hulpstoffen uit onder andere Azië en fabriceerde in Nederland de eindproducten in tabletvorm van generieke geneesmiddelen. Dus om te werken aan het verminderen van ongewenste afhankelijkheden in Nederland en de EU, bijvoorbeeld door het vergroten van de productiecapaciteit, moeten we blijven kijken naar alle stappen van de veelal complexe en internationale productieketens van geneesmiddelen.
Kunt u een overzicht geven van de geneesmiddelenfabrieken binnen de Europese Unie (EU) die medicijnen, vergelijkbaar met die van InnoGenerics, leveren?
We weten dat veel producenten van generieke geneesmiddelen de eindproducten in Europa produceren. Hier is echter geen volledig overzicht van beschikbaar. Zoals eerder aan uw Kamer toegezegd breng ik de bestaande productiecapaciteit in Nederland in kaart.
Kunt u uitgebreid uiteenzetten wat het mogelijk faillissement van InnoGenerics zou betekenen voor de strategische afhankelijkheid van Nederland van landen buiten de EU, specifiek van China en India, voor de levering van generieke medicijnen?
Zoals ik in mijn antwoord op vraag 7 beschrijf, was InnoGenerics in de productie van geneesmiddelen ook afhankelijk van werkzame stoffen en hulpstoffen uit derde landen waaronder uit Azië. Deze werkzame stoffen en hulpstoffen zijn nodig voor de productie van de eindproducten van InnoGenerics. Enkel door productie van eindproducten van generieke geneesmiddelen kan de strategische afhankelijkheid niet wezenlijk worden verminderd. Het is nu nog te vroeg om verdere conclusies te trekken.
Welke concrete doelstellingen heeft u op het gebied van het verminderen van buitenlandse afhankelijkheden voor medicijnen? Hoe beïnvloedt het faillissement van InnoGenerics het behalen van deze doelstellingen?
Ik verwijs u hiervoor naar mijn recente brief10 betreffende de leveringszekerheid van medische producten en specifiek mijn handelingsopties voor 2023. Het komende jaar bouwen we nationaal, Europees en internationaal verder aan het versterken van deze leveringszekerheid van medische producten en voldoende beschikbaarheid voor de patiënt en de zorg.
Bij deze brief heb ik ook een aantal onderzoeken toegevoegd, waaronder het onderzoek van KPMG «Study on security of supply of medical products production close to home» met als belangrijke conclusie dat we als Nederland het meest effectief zijn als we met andere EU landen Europees samen optrekken. Daarnaast wil ik inzicht krijgen in welke producten specifiek voor Nederland belangrijk zijn. Daarom ga ik dit jaar verkennen of we kunnen identificeren welke medische producten specifiek voor Nederland kritisch en/of kwetsbaar zijn. Criteria hiervoor zijn in de eerste plaats dat deze essentieel moeten zijn voor de zorg en in de tweede plaats dat er sprake is van ongewenste afhankelijkheid, bijvoorbeeld als grondstoffen afkomstig zijn uit een zeer beperkt aantal landen of als deze afhankelijkheid geopolitiek ongewenst is.
Welke stappen gaat u zetten om de leveringszekerheid van geneesmiddelen in Nederland nu en in de toekomst te borgen?
Zie antwoord vraag 10.
Hoe gaat u ervoor zorgen dat in de toekomst nog steeds een deel van de medicijnen in Nederland geproduceerd wordt?
Zie antwoord vraag 10.
De druk van de zorgverzekeraar op de huisarts voor het gebruik van een nieuw, onbekend en goedkoper spiraaltje |
|
Corinne Ellemeet (GL), Julian Bushoff (PvdA) |
|
Kuipers |
|
![]() ![]() |
Bent u bekend met het nieuws dat zorgverzekeraar VGZ huisartsen heeft proberen op te leggen om een nieuw, onbekend en goedkoper spiraaltje te gaan gebruiken?1
Vindt u het wenselijk dat de soort spiraal en bijbehorende methode van inbrengen waar een huisarts mee moet werken, afhankelijk is van de voorkeur van individuele verzekeraars? Zo ja, waarom? Zo nee, hoe zou hier eenduidig landelijk beleid op gevoerd kunnen worden?
Wat vindt u ervan dat een zorgverzekeraar uit kostenoverweging in dit geval een spiraal en in algemeenheid iets oplegt aan huisartsen/zorgverleners terwijl het Nederlands Huisartsen Genootschap (NHG) uit zorgvuldigheid dit juist niet opneemt in praktijkrichtlijnen?
Hoe worden zorgverleners, zoals huisartsen, in positie gesteld om met zorgverzekeraars een gelijkwaardig gesprek te voeren over niet alleen de kosten, maar ook de kwaliteit van de te leveren zorg?
Deelt u de mening dat deze casus laat zien dat te vaak een lage prijs leidend is boven kwaliteit? Zo nee, waarom niet? Hoe duidt u dit voorbeeld?
Vindt u dat er voldoende waarborgen in het huidige systeem zijn om veiligheid en kwaliteit in plaats van prijs leidend te laten zijn? Zo ja, welke waarborgen zijn dat en werken deze voldoende? Zo nee, welke stappen gaat u zetten zodat er beter op kwaliteit gestuurd wordt?
Het mijden van (mond)zorg als gevolg van gebrekkige financiële middelen |
|
Julian Bushoff (PvdA) |
|
Kuipers |
|
![]() |
Bent u bekend met de signalen dat steeds meer mensen kiezen voor het mijden van (mond)zorg als gevolg van te weinig financiële middelen en specifiek het niet afsluiten van een aanvullende tandartsverzekering en het niet laten behandelen van tandproblemen?1, 2
Ja.
Deelt u de opvatting dat het onwenselijk is dat mensen door gebrek aan financiële middelen zorg mijden of noodgedwongen gokken met hun mondgezondheid, in plaats van zorg te krijgen wanneer dat nodig is? Zo ja, welke stappen gaat u zetten om (mond)zorgmijding te voorkomen? Zo nee, waarom niet?
Ja, ik deel die opvatting. Ik vind het van groot belang dat iedereen in Nederland toegang heeft tot goede mondzorg. Helaas kan het voorkomen dat mensen in een situatie verkeren dat dit niet het geval is. Vanwege de beperkte beschikbaarheid van betrouwbare data is het moeilijk om een precieze uitspraak te doen over de hoeveelheid mensen in Nederland die puur vanwege financiën mondzorg mijden. De verschillende bronnen geven geen eenduidig beeld.
De rijksoverheid (de Ministeries VWS en SZW), gemeenten (VNG), zorgverzekeraars (ZN) en de mondzorgverleners (Mondzorgalliantie) hebben afgesproken om gezamenlijk
De probleemanalyse wordt uitgevoerd door de ACTA in opdracht van het Ministerie van VWS in samenwerking met Radboud UMC en de HvA. In dit onderzoek wordt onderzocht wanneer gesproken kan worden van «ongewenste mijding van mondzorg», hoeveel volwassenen de mondzorg mijden om financiële redenen en welke deelgroepen te onderscheiden zijn. Ik verwacht de uitkomsten van dit onderzoek in het voorjaar van 2023.
Bent u – nu minder mensen in staat zijn een aanvullende tandverzekering af te sluiten en mondzorg niet in het basispakket zit – bereid de regels voor bijzondere bijstand op te rekken zodat ook reguliere mondzorgkosten vergoed kunnen worden uit de bijzondere bijstand voor mensen met weinig geld? Zo nee, waarom niet en wat zijn concrete acute andere maatregelen die u treft om het toenemende mijden van mondzorg tegen te gaan?3
Nee, daar ben ik niet toe bereid. Bijzondere bijstand is bedoeld voor bijzondere noodzakelijke kosten die niet via andere regelingen vergoed worden. Het is onwenselijk om vanuit de bijzondere bijstand structureel reguliere mondzorgkosten te vergoeden. Gemeentelijke regelingen kunnen wel een instrument zijn voor de bovengenoemde partijen om gezamenlijk bij te dragen aan het verminderen van de mijding van mondzorg om financiële redenen. U kunt dan denken aan de gemeentepolis of lokale maatwerkbudgetten. In mijn brief van 10 november 20224 heb ik aangegeven deze maatregelen te verkennen.
Evenals een Richtlijn minimaal noodzakelijke mondzorg financieel kwetsbaren en een onderzoek naar de financiële ruimte voor tandartskosten voor mensen met schuldenproblematiek en te nemen maatregelen.
Indien u bereid bent de regels voor de bijzondere bijstand op te rekken, bent u dan tevens bereid daarvoor extra financiële middelen beschikbaar te stellen voor gemeenten ten behoeve van bijzondere bijstand om mensen met weinig financiële middelen te helpen bij reguliere mondzorgkosten? Bent u in dat geval ook bereid om in samenwerking met de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) grootschalige campagnes op te zetten om mensen te informeren dat via de bijzondere bijstand mondzorgkosten worden vergoed? Zo ja, hoeveel en op welke termijn?
In mijn antwoord op vraag 3 heb ik aangegeven dat een aantal maatregelen reeds wordt verkend door de genoemde partijen, waaronder de eventuele inzet van gemeentelijke regelingen als instrument om in samen te werken. Dit aantal is niet uitputtend, maar een startpunt. Er zal niet één maatregel zijn die alle problemen op zal lossen. Een eerste stap is een nadere analyse van het onderliggende probleem. Het gaat daarbij niet alleen om de omvang van het probleem, maar ook om zicht op de te onderscheiden deelgroepen en de samenhang met andere redenen voor het mijden van mondzorg, zoals angst.
Hoe beoordeelt u, in het licht van uw brief waarin wordt gesteld dat het zeer lastig blijkt om op basis van gegevens die nu beschikbaar zijn bij het CBS en verzekeraars zicht te krijgen op de grootte van de problematiek rond ongewenste mondzorg mijding, de nieuwe cijfers van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) over mondgezondheid? Geven deze cijfers niet al voldoende weer dat de problematiek heel serieus is? Zo nee, waarom niet?4, 5
Ik deel de veronderstelling dat het verkrijgen van zicht op de grootte van de problematiek ingewikkeld is. Het komen tot een definitie van ongewenste mijding van mondzorg en het verkrijgen van de benodigde data is ingewikkeld. Tegelijkertijd is het noodzakelijk om hier meer zicht op te krijgen voor het uitwerken van de te nemen maatregelen. Het gaat daarbij met name ook om de vragen: wanneer spreken we van ongewenste mijding van mondzorg? Welke deelgroepen kunnen worden onderscheiden? Welke zorg dient minimaal geregeld te worden? Welke redenen spelen nog meer een rol? Zonder dit inzicht zouden te nemen maatregelen mogelijk hun doel voorbijschieten.
Bent u bereid om verder te onderzoeken of mondzorg in het basispakket besparing op andere medische kosten kan opleveren en wat de omvang van deze besparing is? Zo, ja op welke termijn verwacht u de Kamer hierover te informeren? Zo nee, waarom niet?
Nee, ik ben hiertoe niet bereid. Het is niet mogelijk om op basis van een theoretisch onderzoek vast te stellen welke effecten het onderbrengen van alle mondzorg in het basispakket (inclusief het eigen risico) heeft op het mijden van mondzorg om financiële redenen (gezien alle onzekere variabelen zoals samenhang met andere redenen), en vervolgens vast te stellen welke medische kosten worden bespaard gegeven de samenhang die de mondgezondheid kent met bepaalde aandoeningen.