Dat Appelsientje de frisdrankentaks ontwijkt door koemelk aan een product toe te voegen |
|
Ines Kostić (PvdD) |
|
Marnix van Rij (staatssecretaris financiën) (CDA), Maarten van Ooijen (staatssecretaris volksgezondheid, welzijn en sport) (CU), Piet Adema (minister landbouw, natuur en voedselkwaliteit) (CU) |
|
Kent u het bericht «Appelsientje ontwijkt suikertaks met truc: vleugje zuivel maakt sap belastingvrij»?1
Ja
Wat is uw reactie hierop?
Alcoholvrije dranken die een bepaald gehalte aan melkvet («zuivel») bevatten, zijn uitgezonderd van de verbruiksbelasting van alcoholvrije dranken.2 Ook dranken waaraan zuivel wordt toegevoegd, vallen op deze manier niet onder de verbruiksbelasting. Op basis van de huidige wetgeving is dit toegestaan. Dit is niet nieuw. De huidige vormgeving van de uitzondering voor zuivel bestaat sinds 1993.
Of en in hoeverre de Kamer deze uitzondering wenselijk acht, is ook relevant voor de vormgeving van een mogelijke nieuwe verbruiksbelasting die differentieert op basis van het suikergehalte in de drank (hierna: gedifferentieerde verbruiksbelasting). Vorig jaar hebben de Ministeries van Financiën en Volksgezondheid, Welzijn en Sport onderzoek gedaan naar de mogelijkheden hiertoe. Over de uitkomsten van dit onderzoek heb ik samen met de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport de Kamer geïnformeerd per brief.3 In navolging van dit onderzoek zend ik uw Kamer, mede namens de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, tegelijkertijd met deze beantwoording ook een contourenbrief. Deze contourenbrief richt zich op de mogelijkheid van een gedifferentieerde verbruiksbelasting en is opgesteld naar aanleiding van aangenomen moties op dit onderwerp.4 In de contourenbrief worden verschillende opties voor een gedifferentieerde verbruiksbelasting uiteengezet. Het demissionaire kabinet heeft de route van een contourenbrief gekozen vanwege haar demissionaire status, de verscheidenheid in politieke wensen – de aangenomen moties geven geen eenduidig beeld – en de nog te maken keuzes. Afhankelijk van de voorkeur van uw Kamer voor één van de in deze brief opgenomen opties kan het demissionaire kabinet deze desgewenst uitwerken in een wetsvoorstel. Overigens kan de vormgeving van de uitzondering voor zuivel- en sojadranken ook binnen de systematiek van de húidige verbruiksbelasting worden aangepast. De definitie van zuiveldranken kan zodanig worden aangepast dat over bijvoorbeeld vruchtensap of frisdrank met een kleine hoeveelheid zuivel voortaan wel verbruiksbelasting is verschuldigd. De systematiek hieromtrent is toegelicht in paragraaf 3.6 van de contourenbrief.
Vindt u het wenselijk dat bedrijven zoals Appelsientje belasting ontwijken door melkpermeaat aan hun producten toe te voegen? Zo nee, waarom heeft u dan wetgeving gemaakt die dit mogelijk maakt?
Zoals ik heb aangegeven in het antwoord op vraag 2 geldt op basis van de huidige wetgeving – die geldt sinds 1993 – dat dranken met een bepaald gehalte aan melkvetten zijn uitgezonderd van de verbruiksbelasting van alcoholvrije dranken. Het kabinet en de Staten-Generaal hebben deze wet destijds inclusief deze uitzondering vastgesteld. Door de vormgeving van deze uitzondering zijn alcoholvrije dranken betrekkelijk snel uitgezonderd van de verbruiksbelasting als zuivel wordt toegevoegd. Zoals aangegeven wordt gelijktijdig met deze beantwoording een contourenbrief aan uw Kamer gestuurd, waarin verschillende opties voor een andere vormgeving zijn opgenomen.
Erkent u dat het toevoegen van koemelk aan andere dranken het kabinetsbeleid op het gebied van de eiwittransitie ondermijnt? Zo nee, waarom niet?
Nee, de toevoeging van koemelk aan een product ondermijnt het kabinetsbeleid op de eiwittransitie niet. Het beleid van de Nederlandse overheid richt zich op een verschuiving naar een voedingspatroon met in verhouding meer plantaardige en minder dierlijke eiwitten. Binnen de huidige doelstelling, een consumptieverhouding van 50/50 in 2030, is er nog ruimte voor de consumptie van dierlijke eiwitten. Producten waaraan een klein beetje zuivel wordt toegevoegd ondermijnen daarmee de doelstelling op de eiwittransitie niet.
De overheid zet in op een duurzaam en gezond eetpatroon voor alle Nederlanders. Via onder andere het Voedingscentrum worden burgers hierover geïnformeerd. Daarnaast zijn er in 2023 diverse monitors uitgevoerd om de verschuiving naar een meer plantaardig eetpatroon te kunnen volgen. Over de resultaten van deze monitors bent u recent geïnformeerd.5
Heeft u signalen dat ook andere bedrijven de truc van Appelsientje zullen gaan overnemen? Zo ja, om hoeveel en om welke bedrijven gaat het?
In een artikel van RTL Nieuws van dezelfde strekking6 lees ik dat er ook andere frisdranken zijn die voornemens zijn een kleine hoeveelheid melkvetten aan hun product toe te voegen. Er zijn geen aantallen bekend.
Kunt u aangeven of het primaire doel van de limonadetaks is om een gezondere leefstijl te bevorderen of extra belastinginkomsten te genereren?
Het doel van de huidige verbruiksbelasting van alcoholvrije dranken is het genereren van budgettaire opbrengst.7 Daarnaast wil het kabinet gezonde keuzes stimuleren. Een eerste stap daartoe is dat per 1 januari 2024 mineraalwater van de belasting is uitgezonderd. Een volgende stap kan zijn dat wordt overgegaan tot een gedifferentieerde verbruiksbelasting van alcoholvrije dranken op basis van suikergehalte. Of en hoe een dergelijke verbruiksbelasting wordt vormgegeven, is nu aan de Tweede en Eerste Kamer.
Als het doel is een gezonde leefstijl bevorderen, kunt u dan gemotiveerd duiden waarom suikerhoudende zuiveldranken zijn uitgezonderd van de heffing?
Het doel van de belasting is primair budgettair (zie antwoord op vraag 6) en niet het bevorderen van een gezonde leefstijl.
Als het doel is extra belastinginkomsten te genereren, waarom biedt u dan de mogelijkheid tot belastingontwijking via het toevoegen van zuivel?
Zoals aangegeven onder vraag 2 geldt de uitzondering voor zuivel van oudsher. De definitie van de zuiveluitzondering is zo vormgegeven dat bepaalde alcoholvrije dranken betrekkelijk snel zijn uitgezonderd van de verbruiksbelasting van alcoholvrije dranken.8 De uitzondering geldt, kort gezegd, voor drank uit melk met een melkvet gehalte van 0,02% massaprocent. In de parlementaire geschiedenis van de wet wordt toegelicht hoe het percentage van 0,02% destijds tot stand is gekomen.9 Daarin is uiteengezet dat bij de huidige omschrijvingen van alcoholvrije dranken aansluiting is gezocht bij de afbakening die wordt gebruikt in de zogenoemde gecombineerde nomenclatuur («GN-codes»), die deel uitmaakt van het gemeenschappelijk douanetarief van de Europese Gemeenschappen. Bij de opkomst van de zogenoemde yoghurtdranken en weidranken zijn alle producten onderzocht en is de grens vastgesteld op 0,02%mas. Dit percentage kan echter ook aan dranken worden toegevoegd die niet traditioneel als zuivel worden gezien, zoals vruchtensap of frisdrank.
Zoals aangegeven worden in de genoemde contourenbrief verschillende opties voor een gedifferentieerde verbruiksbelasting uiteengezet, en wordt hierbij ook ingegaan op de opties rondom de behandeling van zuivel- en sojadranken. Afhankelijk van de voorkeursrichting die uw Kamer aangeeft, kan de vormgeving van de huidige verbruiksbelasting worden aangepast. Aanpassing van de genoemde zuivel-uitzondering kan zowel plaatsvinden binnen een nieuw systeem dat differentieert op basis van het suikergehalte als binnen het huidige systeem. In de contourenbrief is dit toegelicht in paragraaf 3.6
Wat is de meest recente inschatting van de opbrengsten van de verbruiksbelasting op alcoholvrije dranken? Hoeveel kan er naar schatting worden misgelopen als deze truc breder zal worden toegepast?
De meest recente inschatting van de opbrengsten van de verbruiksbelasting op alcoholvrije dranken komt uit op € 699 miljoen in 2024 (raming Miljoenennota 2024). Hierbij zijn realisatiecijfers tot en met januari 2024 meegenomen. Het is niet mogelijk om een schatting te geven van het effect als meer drankproducenten een bepaald melkvetgehalte gaan toevoegen aan hun dranken. Van dranken die onder de zuiveluitzondering vallen, hoeft geen aangifte gedaan te worden. Het is daardoor niet mogelijk om de huidige omvang van deze categorie dranken op basis van aangiftedata in kaart te brengen. Ook is het lastig in te schatten of het toevoegen van zuivel in de toekomst aan populariteit zal winnen. Uiteraard blijven we de grondslag van de verbruiksbelasting de komende periode monitoren.
Wat is uw boodschap aan bedrijven zoals Appelsientje die door koemelk aan hun producten toe te voegen de verbruiksbelasting op alcoholvrije dranken ontwijken?
Het is een feit dat verbruiksbelasting níet is verschuldigd als de alcoholvrije drank een bepaald gehalte aan melkvet bevat, in lijn met de wet die sinds 1993 geldt. In hoeverre dat wenselijk is en blijft ligt nu ter beoordeling voor aan beide Kamers.
Deelt u de mening dat het beleid zo snel mogelijk moet worden aangepast om te voorkomen dat bedrijven belasting blijven ontwijken en de eiwittransitie blijvend wordt ondermijnd?
In bijgaande contourenbrief zijn de opties voor een gedifferentieerde verbruiksbelasting uiteengezet. Hierin worden ook verschillende opties voor de behandeling van zuivel- en sojadranken binnen een gedifferentieerde verbruiksbelasting toegelicht. In de brief is ook aangegeven hoe de uitzondering voor zuivel- en sojadranken kan worden aangepast binnen de húidige verbruiksbelasting. Het demissionaire kabinet heeft de route van een contourenbrief gekozen vanwege haar demissionaire status, de verscheidenheid in politieke wensen – de aangenomen moties geven geen eenduidig beeld – en de nog te maken keuzes. Verder merk ik op dat een wijziging van de uitzondering voor zuivel een structuurwijziging is met een voorbereidingsperiode van minimaal 12 tot 24 maanden voor de Douane vanaf het moment dat de wetswijziging is aangenomen door beide Kamers. Mocht uw Kamer een wijziging willen op dit gebied, dan dient met die termijn rekening te worden gehouden. De daadwerkelijke voorbereidings- en realisatieperiode is afhankelijk van complexiteit van de structuurwijziging en moet blijken uit enerzijds de Uitvoeringstoets en anderzijds de ruimte die er is in het IV portfolio van de Douane. Concreet voor het accijns en verbruiksbelastingportfolio geldt dat deze de komende jaren overvol is met onder andere aanpassingen naar aanleiding van (Europese) wetgeving en noodzakelijke modernisering van het ICT-landschap voor het borgen van de continuïteit van de accijns- en verbruiksbelastingprocessen.
Hoe gaat u ervoor zorgen dat dezeloopholezo snel mogelijk wordt gedicht?
Zie antwoord vraag 11.
Wat gaat u ondertussen doen om te voorkomen dat andere bedrijven dit soort trucjes gaan toepassen en op welke termijn gaat u dat doen?
Zie antwoord vraag 11.
Wat bedoelt u met dat u de uitzondering in de suikertaks voor zuiveldranken onder de loep gaat nemen? Bedoelt u hiermee dat u de uitzondering voor koemelk zal gaan schrappen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 11.
In het plenaire debat over het Gezond en Actief Leven Akkoord gaf u aan in september met een voorstel te komen voor een progressieve suikerbelasting op frisdranken. Schrapt u in dit voorstel ook meteen de uitzondering voor koemelk? Zo nee, waarom niet?
Zoals aangegeven kunnen in het kader van een gedifferentieerde verbruiksbelasting verschillende beleidsopties worden overwogen. In de genoemde contourenbrief zijn alle opties uiteengezet, zodat uw Kamer hierover een voorkeursrichting kan aangeven. Ook als niet wordt overgegaan op een gedifferentieerde verbruiksbelasting geldt dat de reikwijdte van de uitzondering voor zuivel- en sojadranken desgewenst kan worden aangepast. Ook dit is toegelicht in de contourenbrief.
Voor veel mensen is het een als vanzelfsprekende aanname dat vruchtensappen in hun aard plantaardig zijn. Overweegt u met Appelsientje in gesprek te gaan om aan te geven dat het belangrijk is een duidelijke waarschuwing op de verpakking op te nemen, waarbij gewaarschuwd wordt dat het product niet langer geschikt is voor mensen met een lactose-intolerantie of die principieel kiezen voor plantaardige voeding? Zo nee, waarom niet? Zo ja, op welke termijn en op wijze?
Nee, wij zullen niet in gesprek gaan met Appelsientje. Producenten zijn verplicht alle ingrediënten op de juiste wijze op het etiket van de drank te vermelden. Op deze manier heeft een allergisch persoon voldoende informatie en is een waarschuwing niet nodig.
Zijn er voorbeelden in ons omringende landen waarin zuivelproducten een fiscale voorkeursbehandeling krijgen ten opzichte van plantaardige producten? Zo nee, waarom is dat dan in Nederland wel het geval?
Allereerst is de verbruiksbelasting van alcoholvrije dranken een nationale (verbruiks)belasting. Deze belasting is niet op Europees-niveau geharmoniseerd zoals de accijns en btw. Buiten de accijns kunnen EU-lidstaten andere indirecte belastingen heffen. Niet alle landen hebben daarom een verbruiksbelasting van alcoholvrije dranken. Zo heeft Nederland een verbruiksbelasting van alcoholvrije dranken, maar Duitsland niet. Duitsland heeft dan wel weer een belasting op koffie, die Nederland niet heeft.
Van landen die een nationale belasting hebben op alcoholvrije dranken is bekend dat het merendeel een uitzondering heeft voor zuivel (of dranken op basis daarvan). Hieronder vallen landen als België, Frankrijk, Ierland en het Verenigd Koninkrijk. Deze uitzondering is niet altijd op melkvet gebaseerd, maar eerder op de vraag of de drank al dan niet toegevoegd suiker bevat.
Kan melkpermeaat allergische reacties oproepen? Zo ja, bent u dan bereid het in wetgeving als allergeen te behandelen met een verplichte waarschuwing op producten waarin het verwerkt is? Zo nee, hoe zeker bent u daarvan en op grond van welke wetenschappelijke vaststelling?
Melkpermeaat is een bijproduct van (ultra)filtratie van melk tijdens de productie van kaas en andere zuivelproducten. Tijdens het (ultra)filtratieproces passeert het permeaat door verschillende zeven. De samenstelling van het melkpermeaat is afhankelijk van de grootte en permeabiliteit van de gebruikte zeven.10 Het product Appelsientje bevat 10% melkpermeaat, per liter kan het dan 4–12 gram lactose bevatten en ongeveer 400 mg melkeiwit. De meeste mensen met lactose-intolerantie kunnen deze hoeveelheid verdragen, maar melkpermeaat kan dus een allergische reactie oproepen bij gevoelige personen. Omdat melkpermeaat als ingrediënt wordt toegevoegd aan het product, moet dit op het etiket in de ingrediëntenlijst worden vermeld. Daarnaast moet het woord «melk» op een nadrukkelijk manier worden genoemd, aangezien het hier om een allergeen gaat.
Het grote verschil tussen de Duitse en de Nederlandse Schijf van Vijf |
|
Ines Kostić (PvdD) |
|
Maarten van Ooijen (staatssecretaris volksgezondheid, welzijn en sport) (CU), Piet Adema (minister landbouw, natuur en voedselkwaliteit) (CU) |
|
Heeft u gezien dat de Duitse versie van de Schijf van Vijf recent is herzien?1
Ja.
Kunt u bevestigen dat in het herziene advies wordt aanbevolen om meer dan 75% plantaardig te eten en minder dan 25% dierlijk?
Dat klopt, het Duitse advies beveelt aan dat meer dan drie kwart van de levensmiddelen in het eetpatroon uit plantaardige producten bestaat en minder dan een kwart uit dierlijke producten.
Kunt u bevestigen dat het kabinet ernaar streeft om te komen tot een verhouding tussen plantaardige en dierlijke eiwitten van 50/50 in 2030?
Ja, de doelstelling is om een verschuiving van de balans in de consumptie van dierlijke en plantaardige eiwitten van de huidige 60/40-verhouding naar 50/50 in 2030 te realiseren. Deze verhouding past bij de Schijf van Vijf van het Voedingscentrum.
Kunt u bevestigen dat de Gezondheidsraad een verhouding van 60/40 plantaardige en dierlijke eiwitten aanbeveelt?
Op verzoek van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV) en de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) heeft de Gezondheidsraad de gevolgen van de eiwittransitie voor de gezondheid onderzocht, en in het bijzonder de verschuiving naar een voedingspatroon met 60% plantaardige en 40% dierlijke eiwitten. In het advies dat de Gezondheidsraad op 13 december 20232 heeft uitgebracht, concludeert zij dat een verschuiving naar een voedingspatroon met 60% plantaardige en 40% dierlijke eiwitten goed is voor de gezondheid van de meeste Nederlanders en tevens milieuwinst oplevert. De Gezondheidsraad adviseert allereerst in te zetten op beleidsmaatregelen gericht op de gehele bevolking om de huidige beleidsdoelen (verhouding 50/50) te behalen, en daarna in te zetten op een verdere verschuiving naar 60% plantaardige en 40% dierlijke eiwitten.
Kunt u bevestigen dat, als de duurzaamheidsdoelen worden meegerekend, deze aanbeveling nog verder zou moeten worden aangescherpt? Zo nee, waarom niet?
Nee. De Gezondheidsraad heeft hier geen uitspraken over gedaan. De Gezondheidsraad adviseert allereerst in te zetten op beleidsmaatregelen om de huidige beleidsdoelen te behalen. Dit levert een directe en substantiële gezondheids- en duurzaamheidswinst op.
Kunt u uiteenzetten op welke onderzoeken het kabinetsbeleid en de Schijf van Vijf zijn gebaseerd?
Het voedselbeleid van het kabinet neemt de Schijf van Vijf als uitgangspunt voor wat een gezond en duurzaam eetpatroon is. De Schijf van Vijf is het wetenschappelijk onderbouwde voedingsvoorlichtingsmodel in Nederland over gezond, veilig en duurzaam eten, gemaakt door het Voedingscentrum. De Schijf van Vijf vormt de praktische vertaalslag van de Richtlijnen goede voeding van de Gezondheidsraad die in 2015 zijn gepubliceerd. In deze Richtlijnen goede voeding staat omschreven aan welke voedingskundige eisen de voeding moet voldoen om een preventieve bijdrage te leveren aan voeding-gerelateerde welvaartsziekten, en wordt de wetenschappelijke onderbouwing daarvoor beschreven. De Schijf van Vijf houdt ook rekening met de energiebehoefte, behalen van voedingsnormen en met duurzaamheid, namelijk door een maximum te stellen voor dierlijke producten met hoge broeikasgasuitstoot. Daarbij wordt ook gezorgd dat de adviezen niet te ver van de eetgewoonten in Nederland af staan, en dat ze herkenbaar zijn voor de diversiteit aan eetculturen die Nederland rijk is.
Hoe verklaart u het grote verschil tussen het Duitse- en Nederlandse advies?
Het Duitse voedingsadvies spreekt over 75% plantaardige en 25% dierlijke producten, terwijl de Nederlandse beleidsdoelstelling specifiek over de eiwitverhouding gaat. Binnen deze 75% plantaardige producten vallen bijvoorbeeld ook groente, fruit en plantaardige oliën: deze bevatten wel (plantaardige) eiwitten, maar zijn minder eiwitrijk dan bijvoorbeeld vlees, vis, zuivel, eieren en peulvruchten. Het Nederlandse advies gaat niet uit van voedselproducten, maar de verhouding plantaardige en dierlijke eiwitten, die in meer of mindere mate in verschillende voedselproducten aanwezig zijn. Dit zijn dus verschillende uitgangspunten. Daarnaast zijn de nieuwe Duitse adviezen met een andere methode dan in Nederland tot stand gekomen, met mogelijk andere randvoorwaarden. Tenslotte zijn in beide adviezen de lokale eetgewoonten meegewogen, deze gewoonten verschillen in enige mate tussen de landen, wat kan leiden tot verschillen in voedingsadviezen.
Overigens komt de verhouding van plantaardige en dierlijke producten zoals beschreven in de aanbevelingen in Duitsland aardig in de buurt van verhouding in een voedingspatroon met 60% plantaardige en 40% dierlijke eiwitten zoals beschreven in het Nederlandse advies. Naast dat de website van het
Voedingscentrum geraadpleegd kan worden over hoe te eten met de Schijf van Vijf, biedt deze ook informatie over hoe een eetpatroon met 60% plantaardig eiwit eruit zou kunnen zien. Hier wordt deze verhouding in producten zoals beschreven in het Duitse advies zichtbaar.
Kunt u bevestigen dat het kabinetsdoel en de Schijf van Vijf niet uitgaan van wat het meest optimaal is voor de humane gezondheid, het klimaat, de natuur en dierenwelzijn? Zo niet, op welke wetenschappelijke onderzoeken baseert u de stelling dat het kabinetsdoel en de Schijf van Vijf het meest optimaal is voor de humane gezondheid, het klimaat, de natuur en dierenwelzijn?
Het kabinet streeft een voedselbeleid na waarin gezondheid en duurzaamheid integraal samenkomen. Dit wordt ook beoogd in de Schijf van Vijf van het Voedingscentrum. Gezonde en duurzame keuzes gaan vaak samen. Inmiddels is steeds meer bekend over duurzaamheidsaspecten van voedsel en is het nodig dat deze meer geïntegreerd worden meegewogen in de voedingsadviezen. Daarom zal hier bij de actualisering van de Richtlijnen goede voeding door de Gezondheidsraad specifiek aandacht voor zijn.
Bent u bereid om naar aanleiding van het advies van de Gezondheidsraad2 en de nieuwe richtlijnen in Duitsland opdracht te geven om de Schijf van Vijf te herzien? Zo nee, waarom niet?
De Commissie Voeding van de Gezondheidsraad is in 2023 gestart met de advisering over de Richtlijnen goede voeding. De commissie evalueert op basis van de huidige stand van wetenschap of de bestaande Richtlijnen goede voeding uit 2015 gehandhaafd kunnen blijven of moeten worden aangepast. Ook gaat de commissie na of er een wetenschappelijke basis is voor nieuwe richtlijnen. De Richtlijnen goede voeding zijn gericht op de preventie van chronische ziekten, maar daarnaast worden ook milieuaspecten meegewogen. De publicatie van een eerste advies wordt verwacht eind 2025.4 Het Voedingscentrum zal vervolgens bekijken hoe de adviezen van de Gezondheidsraad het beste in de Schijf van Vijf tot uiting kunnen komen. Het Voedingscentrum zorgt ervoor dat hun voedingsadvies betrouwbaar is door nieuwe bevindingen te verwerken wanneer daar voldoende wetenschappelijke consensus over is. Periodiek wordt daarom de Schijf van Vijf geactualiseerd, de laatste grote update van de Schijf van Vijf heeft in 2016 plaatsgevonden.
Bent u bereid om bij het kabinetsdoel en bij de herziening van de Schijf van Vijf niet alleen mee te wegen hoeveel consumptie van dierlijke producten vanuit humane gezondheid verantwoord is, maar ook de impact die de productie ervan heeft op dieren, klimaat en natuur? Zo nee, waarom niet?
Het formuleren van nieuwe ambities of beleidsdoelen is aan een nieuw kabinet.
Zoals aangegeven bij vraag 9, zullen bij de herziening van de Richtlijnen goede voeding, waar de Schijf van Vijf grotendeels op gebaseerd is, milieuaspecten worden meegewogen. Dit is ook gebeurd bij de voorgaande actualisatie op basis van de destijds beschikbare kennis. Indien nodig, kan het Voedingscentrum de Schijf van Vijf vervolgens actualiseren op basis van de herziene Richtlijnen goede voeding.
Bent u bereid om de wetenschappelijke adviezen zoals vormgegeven in de Schijf for Life, een plek te geven in het voedselbeleid? Zo nee, waarom niet?
In het voedselbeleid speelt de Schijf van Vijf een belangrijke rol. De Schijf van Vijf is gebaseerd op de laatste inzichten van de wetenschap die op brede consensus kunnen rekenen. De Richtlijnen goede voeding en voedingsnormen die door de Gezondheidsraad worden opgesteld vormen hiervoor een belangrijke basis. Bij het opstellen van deze Gezondheidsraad-adviezen worden alle beschikbare wetenschappelijke inzichten meegenomen en gewogen door onafhankelijke experts.
Indien nodig kunnen specifieke onderwerpen extra aandacht krijgen in het voedselbeleid en de uitvoering daarvan, omdat de Nederlandse situatie of actualiteit hier aanleiding toe geeft. De overheid bemoeit zich echter niet met de voedingsadviezen aan de burger.
Bent u voornemens om de adviezen van de Gezondheidsraad door te vertalen in concrete voedingsadviezen? Zo nee, waarom niet?
Het doorvertalen van de adviezen van de Gezondheidsraad in concrete voedingsadviezen ligt bij het Voedingscentrum. Het Voedingscentrum biedt consumenten en professionals wetenschappelijke en onafhankelijke informatie over een gezonde, veilige en meer duurzame voedselkeuze. Deze voedingsadviezen worden gefinancierd door de overheid en zijn in die hoedanigheid onderdeel van het voedselbeleid, maar worden inhoudelijk enkel gebaseerd op wetenschappelijke inzichten.
Kunt u deze vragen één voor één en binnen de daarvoor gestelde termijn beantwoorden?
Ja.
Het aanpassen van antwoorden op schriftelijke vragen over de landelijke vrijstellingslijst en het toch niet uitvoeren van een aangenomen motie, vlak na gesprekken met de jagerslobby |
|
Ines Kostić (PvdD) |
|
Christianne van der Wal (minister zonder portefeuille landbouw, natuur en voedselkwaliteit) (VVD) |
|
Kunt u bevestigen dat de Kamer een motie van de Partij voor de Dieren heeft aangenomen, waarmee de regering wordt verzocht om diersoorten die in hun voortbestaan worden bedreigd per direct van de landelijke vrijstellingslijst af te halen?1
Ja.
Kunt u bevestigen dat u op 15 februari 2024 in antwoorden op schriftelijke vragen het volgende schreef aan de Kamer: «Om aan de motie tegemoet te komen, zal ik voorbereidingen treffen voor het intrekken van de vrijstelling en de aanwijzing van konijn, houtduif en kauw»?2
Ja. Op 15 februari 2024 heb ik uw Kamer, in antwoord op vragen van het lid Akerboom (PvdD) over de landelijke vrijstellingslijst (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2023–2024, nr. 1045), geïnformeerd over de wijze waarop ik uitvoering wil geven aan de motie van het lid Akerboom, 36 410 XIV, nr. 9, waarin wordt opgeroepen de soorten die in hun voortbestaan worden bedreigd per direct van de vrijstellingslijst af te halen. Door een menselijke fout is op 15 februari 2024 een verkeerde versie van mijn antwoord verstuurd, hetgeen ik betreur.
Het is juist dat mijn ministerie stappen heeft gezet om de vrijstellingen voor konijn, houtduif en kauw in te trekken. Het uitvoeren van de motie is echter complexer dan vooraf voorzien. In januari is in gesprekken met de provincies en andere partijen gebleken dat aan het intrekken van de vrijstellingen meer haken en ogen zitten dan eerder gedacht.
De versie waaraan u refereert was in een eerder stadium wel aan mij voorgelegd, ik heb toen aangegeven dat die ook afgestemd moest worden met provincies en andere stakeholders. Op basis hiervan is de beantwoording aangepast. De verstuurde antwoorden waren dus antwoorden die niet mijn akkoord hadden. Hierop heeft een rectificatie plaatsgevonden. Zoals in de gerectificeerde beantwoording is aangegeven, heb ik meer tijd nodig om de uitvoering van de motie af te stemmen met provincies en betrokken partijen, en om de consequenties hiervan beter in beeld te brengen.
Kunt u bevestigen dat er op 19 februari 2024 een gesprek heeft plaatsgevonden tussen ambtenaren van het Ministerie van LNV en de Jagersvereniging?3
Ja. Op die dag was een overleg met Land en Tuinbouworganisatie Nederland (LTO), Federatie Particulier Grondbezit (FPG), Koninklijke Nederlandse Jagersvereniging (KNJV) en Nederlandse Organisatie voor Jacht en Grondbeheer (NOJG) gepland, om het proces rond uitvoering van genoemde motie van het lid Akerboom te bespreken. Dit overleg was al gepland om plaats te vinden op die datum, vóór verzending van de antwoorden op vragen van het lid Akerboom, zie bijlagen docnr 1 en docnr 2.
Kunt u in detail omschrijven (met een tijdslijn) hoe dit gesprek zo snel tot stand is gekomen? Is hierover sinds de beantwoording van de Kamervragen op 15 februari 2024 telefonisch, app- en/of mailcontact over geweest en zo ja tussen wie precies? Van wie kwam het initiatief en wat is er gezegd?
De tijdlijn is de volgende:
Kunt u uitleggen of het normaal is dat deze lobbyclubs door het Ministerie van LNV zo snel (binnen vier dagen na beantwoording van de Kamervragen) worden bediend? Kunt u drie concrete voorbeelden noemen van een situatie waarbij bijvoorbeeld dierenwelzijnsorganisaties op deze manier en zo snel zijn bediend? Zo nee, waarom niet?
Het proces dat u hier schetst is geen gebruikelijke gang van zaken. Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 4, komt het proces zoals u dat schetst ook niet overeen met de gang van zaken bij de rectificatie van de beantwoording van de vragen over de landelijke vrijstellingslijst. Mijn medewerkers zijn door de KNJV op de vergissing geattendeerd en hebben daarop een rectificatie in gang gezet. Het is niet zo dat het besluit op verzoek van de vier genoemde partijen is aangepast. De beantwoording was al eerder n.a.v. een signaal van de provincies aangepast.
Welke andere organisaties waren vertegenwoordigd bij dit gesprek?
Bij dit gesprek waren vertegenwoordigers aanwezig van LTO, FPG, KNJV en NOJG.
Kunt u bevestigen dat het tijdens dit gesprek is gegaan over de antwoorden op de schriftelijke vragen?
Ja, de beantwoording van betreffende Kamervragen en het per abuis versturen van niet door mij geaccordeerde antwoorden zijn tijdens het gesprek aan de orde gekomen. Dit vormde echter niet de aanleiding voor het gesprek.
Kunt u bevestigen dat onder andere de jagerslobby tijdens dit gesprek hun ongenoegen heeft geuit over de voorbereidingen die worden getroffen over het beperken van de jacht op konijnen, houtduiven en kauwen?
Nee. Tijdens het gesprek hebben de vier partijen aandacht gevraagd voor een zorgvuldig proces rond besluitvorming over uitvoering van de motie. Ik deel die opvatting. Er is niet specifiek ongenoegen geuit over het beperken van de jacht op betreffende soorten.
Ter specificatie, er is hier geen sprake van beperken van de jacht op deze soorten, maar van het intrekken van vrijstellingen. De jacht op konijnen is niet geopend, de jacht op houtduiven is toegestaan. Kauwen staan niet op de wildlijst.
Kunt u het verslag van dit gesprek en alle correspondentie hierover (de correspondentie over de aanloop naar het gesprek en de conclusies en afronding erna) delen met de Kamer (uiteraard kunnen namen worden weggelaten)? Zo nee, waarom niet?
In de bijlage treft u een intern verslag van het gesprek, de uitnodiging voor het gesprek en de terugkoppeling die richting de vier partijen is gegeven.
Kunt u bevestigen dat uw ambtenaren hebben aangegeven later die week een terugkoppeling te geven over hoe er nu verder met de antwoorden wordt omgegaan?
Mijn ambtenaren hebben aangegeven een bevestiging te geven wanneer de rectificatie gerealiseerd was. U treft de terugkoppeling aan KNJV, NOJG, LTO en FPG in de bijlage.
Kunt u bevestigen dat uw antwoorden op de schriftelijke vragen op 20 februari 2024, één dag na het plaatsvinden van dit gesprek, zijn aangepast?4
Op 19 februari 2024 is de rectificatie bij de Kamerleden gerealiseerd, reeds voor het gesprek met betreffende partijen plaatsvond. Met enige vertraging is dit ook op e website van de Kamer aangepast. Volledigheidshalve verwijs ik naar het rectificatiebericht dat ter illustratie geanonimiseerd bij de stukken gevoegd is. Zoals in de tijdlijn aangegeven was het besluit om meer tijd voor afstemming te nemen al daarvoor genomen, te weten op basis van signalen die wij van de provincies hebben ontvangen.
Kunt u bevestigen dat onder meer de eerder genoemde passage is geschrapt en is vervangen door: «Ik ben met provincies en betrokken belangenorganisaties in gesprek over hoe invulling aan deze motie te geven»?
Ja.
Kunt u bevestigen dat u de Kamer niet heeft geïnformeerd over deze wijziging, maar dat simpelweg de oorspronkelijke antwoorden offline zijn gehaald en zijn vervangen door de aangepaste antwoorden? Waarom heeft u de Kamer hierover niet geïnformeerd?
Zoals aangeven betrof het hier een rectificatie van een foutief verstuurde versie. Na constatering van deze fout is, conform de gebruikelijke werkwijze in dit soort gevallen, een rectificatie gestuurd aan de griffie, waarna de juiste versie online geplaatst is.
Wordt de hierboven geschetste gang van zaken − waarbij specifieke belangenclubs op zeer korte termijn na beantwoording van Kamervragen op gesprek worden uitgenodigd en waarna vervolgens de beantwoording van Kamervragen wordt aangepast − overal binnen het ministerie, maar ook bij andere ministeries, gezien als een standaardproces? Kunt u drie andere recente voorbeelden noemen waarbij dit zo is gedaan? Zo nee, waarom niet?
Nee, dit is geen standaardprocedure. Zoals aangegeven bij de antwoorden op vragen 4 en 5 vonden de rectificatie en het gesprek met betreffende partijen zeer kort na elkaar plaats. De verzending van onjuiste, niet door mij geaccordeerde antwoorden vormde echter niet de aanleiding voor het gesprek, waarvan de voorbereidingen al eerder, te weten op 9 februari 2024, in gang waren gezet. Het besluit om meer tijd te nemen voor een goede afstemming is tot stand gekomen op basis van signalen die wij van de provincies hebben ontvangen, niet op verzoek van de belangenorganisaties.
Ziet u in dat de hierboven geschetste gang van zaken overkomt alsof u bent gezwicht voor de jagerslobby? Zo nee, waarom niet?
Ik ben mij ervan bewust dat het hier een ongelukkige samenloop van omstandigheden betreft die kan leiden tot verkeerde beeldvorming. Ik hecht waarde aan een zorgvuldige afstemming met alle betrokken partijen en streef ernaar de consequenties van besluiten zo goed mogelijk in beeld te hebben.
Erkent u dat de opdracht van de Kamer, zoals verwoord in de aangenomen motie, belangrijker is dan de wens van de jagerslobby?
Ik neem aangenomen Kamermoties buitengewoon serieus. Ik ben mij er tegelijkertijd van bewust dat het intrekken van vrijstellingen grote consequenties kan hebben voor provincies en andere betrokken partijen. Ik hecht daarom waarde aan zorgvuldige afstemming met deze partijen. Zoals ik heb aangegeven is daar in dit geval meer tijd voor nodig.
Erkent u dat als het gaat om de landelijke vrijstellingslijst voor de soorten die worden bedreigd de Kamer primair beslist en niet de provincies?
Als Minister voor Natuur en Stikstof ben ik bevoegd besluiten te nemen over landelijke vrijstellingen (in de Omgevingswet: «vergunningsvrije gevallen»). Bij aanpassing van de lijst van schadeveroorzakende soorten in het Besluit activiteit leefomgeving (Bal) wordt de Kamer betrokken middels een voorhangprocedure.
Een besluit over het intrekken van landelijk vrijstellingen kan echter ingrijpende gevolgen hebben voor de provincies. Ik vind het belangrijk de samenwerking daarover op te zoeken.
Erkent u dat het voor de rechtsstaat en vertrouwen in de overheid belangrijk is om de wet na te leven en dus ook de Natuurbeschermingswet die stelt dat dieren die in hun voortbestaan worden bedreigd of dat gevaar lopen, niet bejaagd mogen worden? Zo nee, waarom niet?
Uiteraard hecht ik belang aan het naleven van wetten door iedereen, dus ook door de overheid. Ik vind het ook belangrijk mijn verantwoordelijkheid te nemen voor de bescherming van soorten die in hun voortbestaan worden bedreigd.
U verwijst naar wetgeving over bejagen. Hierop is sinds 1 januari 2024 de Omgevingswet van toepassing. Specifiek met betrekking tot de jacht gold onder de Wet natuurbescherming dat de jacht niet kon worden geopend op soorten waarvan de staat van instandhouding in het geding is.
Ten aanzien van de landelijke vrijstellingen, in de Omgevingswet «vergunningsvrije gevallen», is in het Besluit activiteit leefomgeving (Bal) en het Besluit kwaliteit leefomgeving (het Bkl) opgenomen dat deze alleen als zodanig kunnen worden aangewezen voor zover het vergunningsvrije geval niet leidt tot verslechtering van de staat van instandhouding van de soort.
Kunt u bevestigen dat u alsnog voorbereidingen treft om de vrijstelling en de aanwijzing van konijn, houtduif en kauw zo snel mogelijk in te trekken? Zo nee, waarom niet en hoe rijmt u dat met de Natuurbeschermingswet en de heldere opdracht van de Kamer?
Ik voer de motie uit en tref voorbereidingen voor het intrekken van de vrijstellingen voor houtduif, kauw en konijn. Zoals aangegeven in mijn brief (kenmerk DGNV / 45745616), die tegelijkertijd met deze beantwoording naar uw Kamer wordt gestuurd, zal ik uw Kamer in juni informeren over de wijze waarop ik voornemens ben invulling te geven aan uw motie.
Kunt u deze vragen één voor één en binnen de daarvoor gestelde termijn beantwoorden?
Zoals ik u op 20 maart 2024 (ah-tk-20232024-1283) heb laten weten vroeg zorgvuldige beantwoording van uw vragen meer tijd dan de daartoe gestelde termijn van drie weken.
Tata Steel en de HUMAN documentaire STAAL |
|
Mpanzu Bamenga (D66), Joris Thijssen (PvdA), Marieke Koekkoek (D66), Ines Kostić (PvdD), Geert Gabriëls (GL) |
|
Vivianne Heijnen (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (CDA) |
|
Heeft u de HUMAN-documentaire STAAL, bestaande uit vier afleveringen, gezien?1 Wat is uw reactie hierop?
Ik beschik niet over een NPO Plus account en heb daarom nog niet de volledige serie bekeken. Het materiaal dat ik tot nu toe heb gezien geeft een goede inkijk in de verschillende perspectieven in de IJmond.
Wat wilt u zeggen tegen de omwonenden van Tata Steel die, zoals ook naar voren komt in de documentaire, grote hinder en negatieve gezondheidseffecten ervaren van de fabriek en hun leven op allerlei wijzen moeten aanpassen aan de fabriek?
Bewoners in het IJmondgebied maken zich terecht zorgen over hun gezondheid en die van hun kinderen. Het kabinet besloot eerder al dat gezondheid een prominente plaats moet krijgen in een eventuele maatwerkafspraak met het bedrijf. Emissies van schadelijke stoffen moeten omlaag. De gezondheidsproblematiek in de IJmond is dermate urgent dat uitstel van verdere actie hierop onverantwoord zou zijn. Het kabinet wil op korte termijn afspraken maken met Tata Steel Nederland en gaat onderzoeken of het haalbaar is om een deel van de plannen sneller uit te voeren2. Zo moeten gezondheidsrisico’s op kortere termijn worden teruggebracht. Ik heb er vertrouwen in met deze keuze het goede pad in te slaan. Het komt er nu op aan om alles op alles te zetten zodat dit op korte termijn ook tot verbeteringen leidt.
Wat is uw reactie op het fragment waarin een Tata Steel-medewerker, wanneer hij een afsluiter van een installatie opendraait, tegen een collega zegt dat hierbij rotzooi vrijkomt, maar dat het goed is als het maar niet op de camera’s van Frisse Wind staat en dat ze de installatie daarom ’s avonds in het donker starten?2
Het ministerie kent de precieze feiten en omstandigheden niet. Dat maakt het lastig om goed te kunnen reflecteren. In algemene zin geldt dat uit de wetgeving volgt dat de toezichthouder, in dit geval de Omgevingsdienst Noordzeekanaalgebied, onverwijld over ongewone voorvallen moet worden geïnformeerd.
Tata Steel heeft mij laten weten dat het in dit geval ging om normale onderhoudswerkzaamheden die conform de geldende eisen gemeld zijn aan de Omgevingsdienst Noordzeekanaalgebied. De Omgevingsdienst Noordzeekanaalgebied handelt deze informatie af conform de in het toezicht gebruikelijke werkwijze. Daarbij wordt beoordeeld wat hier precies gebeurd is en of het bedrijf regels heeft overtreden.
Klopt het dat Tata Steel bepaald onderhoud voornamelijk ’s avonds en ’s nachts doet, omdat gifwolken die hierbij vrijkomen dan minder goed te zien zijn op beeld? Zo nee, hoe zit dit dan en waarom wordt die indruk dan gewekt? Zo ja, wat gaat u hiertegen doen?
Dat kan ik niet beoordelen. De Omgevingsdienst Noordzeekanaalgebied ziet erop toe dat onderhoud conform de daaraan gestelde eisen wordt uitgevoerd en dat de daarbij behorende meldingen worden gedaan.
Bent u het ermee eens dat, als Tata Steel bepaald onderhoud voornamelijk ’s avonds en ’s nachts doet, zodat het minder goed te zien is op beeld, dit bevestigt dat Tata Steel handhaving probeert te ondermijnen? Zo nee, waarom niet?
Dat kan ik niet beoordelen. Toezicht en handhaving op Tata Steel is een taak van het bevoegd gezag, de provincie Noord-Holland. Deze taken zijn gemandateerd aan de Omgevingsdienst Noordzeekanaalgebied.
Wat vindt u van het feit dat omwonenden van Tata Steel zelf camera’s en een infraroodcamera moeten opstellen, om te borgen dat de uitstoot van schadelijke stoffen door Tata goed wordt geregistreerd en erop kan worden gehandhaafd door de omgevingsdienst?
Het uitgangspunt van het milieurecht is overigens dat een grote onderneming als Tata Steel zélf door middel van metingen en monitoring de uitstoot van haar installaties in de gaten houdt. Daartoe huurt het bedrijf geaccrediteerde meetbedrijven in. De metingen die bewoners doen, kunnen een interessante aanvulling zijn op de zaken die het bedrijf en de verschillende overheden zelf al uitvoeren.
Het stellen van monitoringsvoorschriften in de vergunning, de monitoring en het indien nodig uitvoeren van controlemetingen daarop is een taak van het bevoegd gezag, de provincie Noord-Holland. Deze taken zijn belegd bij de Omgevingsdienst Noordzeekanaalgebied. De Omgevingsdienst Noordzeekanaalgebied heeft een programma opgesteld waarin extra controlemetingen worden uitgevoerd. Ook is recent een extra camera geplaatst voor toezicht op de Kooksfabriek 1. Daarnaast evalueert de provincie op dit moment het luchtmeetnet.
Kunt u bevestigen dat de door omwonenden geïnstalleerde infraroodcamera meer en actuelere inzichten biedt in de uitstoot van schadelijke stoffen door Tata Steel? Zo nee, op welke wijze heeft de omgevingsdienst zelf (los van input van Tata Steel zelf) inzicht in de dagelijkse uitstoot van die stoffen door Tata Steel?
Dat kan ik op dit moment nog niet zeggen. Mijn ministerie zal, samen met het RIVM en de Omgevingsdienst Noordzeekanaalgebied, contact leggen met de omwonenden om meer te weten te komen over de kwaliteit en bruikbaarheid van de met de infraroodcamera vergaarde informatie.
Bent u het ermee eens dat dit soort techniek actief moet worden ingezet door de omgevingsdiensten en dat burgers hiermee niet belast zouden moeten worden? Zo nee, waarom niet?
Dat kan ik op dit moment niet zeggen, omdat de kwaliteit en bruikbaarheid van de met de infraroodcamera vergaarde informatie mij nog niet duidelijk is.
Gaat u in gesprek met omgevingsdiensten om ze aan te sporen en waar nodig te faciliteren om bij grote vervuilers meer gebruik te maken van technologie zoals camera’s en eigen meetapparatuur? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wanneer gaat u dit doen?
Ik vind in algemene zin dat de overheid voortdurend moet streven naar een effectief en sterk stelsel van vergunningverlening, toezicht en handhaving. In het kader van het interbestuurlijk programma versterking VTH-stelsel (IBP VTH) zet ik daarom in op onder andere effectieve handhaving door het delen van de juiste informatie. In de actieagenda Industrie en Omwonenden4 wordt in het onderdeel «meten en weten» ook nader onderzoek gedaan naar de toegevoegde waarde van dit soort metingen.
Hoe kan het dat er nog maar zes verbeuringen zijn uitgedeeld in de derde last onder dwangsom voor rauwe kooks, terwijl op de camera’s van Frisse Wind al vele malen het soort zwarte wolken te zien zijn waarvan de omgevingsdienst in de documentaire STAAL zegt dat het rauwe kooks zijn?
Dat kan ik niet beoordelen. Toezicht en handhaving op Tata Steel is een taak van het bevoegd gezag, de provincie Noord-Holland. Deze taken zijn gemandateerd aan de Omgevingsdienst Noordzeekanaalgebied. De Omgevingsdienst heeft op haar website een uitgebreide uitleg geplaatst over het beoordelen van camerabeelden en rauwe kooks5. Daaruit blijkt overigens dat er diverse zaken in onderzoek zijn.
Kent u het gezondheidsultimatum van omwonenden van Tata Steel en milieuorganisaties?3 Wat is uw reactie hierop, punt voor punt?
Ja, dat is mij bekend. Hierin roepen omwonenden en milieuorganisaties op tot een snelle sluiting van de ziekmakende fabrieksonderdelen en een voortvarende verduurzaming van de fabriek. Het voorstel van de omwonenden vertoont grote overeenkomsten met het door Hans Wijers en Frans Blom geanalyseerde scenario «alleen elektrische boogovens.7» Zij geven aan dat een keuze voor de productieroute met alleen elektrische hoogovens logisch is als de Staat de grote investering van publieke middelen in een economisch kwetsbaar bedrijfsmodel op vindt wegen tegen de reductie van de lokale hinder en het behoud van een deel van de lokale werkgelegenheid, en als de Staat het vertrouwen heeft dat Tata Steel Nederland concurrerend kan zijn in de markt voor laagwaardig staal. Zij beoordelen de economische levensvatbaarheid van dit scenario als slecht.
In de recente brief heeft het kabinet een voorkeur uitgesproken voor een ander scenario, namelijk het «voorstel van TSN met versnelde overlastreductie»8.
Vindt u het acceptabel dat Tata Steel nog tot zeker 2040 wil doorgaan met het uitstoten van grote hoeveelheden ziekmakende stoffen, ten koste van de gezondheid van mens en milieu? Zo nee, welke maatregelen gaat u hier dan tegen nemen?
Nee, dat vind ik niet acceptabel. Emissies van schadelijke stoffen moeten omlaag. Het kabinet besloot eerder al dat gezondheid een prominente plaats moet krijgen in een eventuele maatwerkafspraak met het bedrijf. De gezondheidsproblematiek in de IJmond is dermate urgent dat uitstel van verdere actie hierop onverantwoord zou zijn. Het kabinet wil daarom op korte termijn afspraken maken met Tata Steel Nederland en gaat onderzoeken of het haalbaar is om een deel van de plannen sneller uit te voeren9. Zo moeten gezondheidsrisico’s op kortere termijn worden teruggebracht. Ik heb er vertrouwen in met deze keuze het goede pad in te slaan. Het komt er nu op aan om alles op alles te zetten zodat dit op korte termijn ook tot verbeteringen leidt.
Wat is uw reactie op de eis van deze omwonenden- en milieuorganisaties, namelijk dat Tata Steel de kooksfabriek 2 uiterlijk in 2025 moet sluiten? Wanneer gaat u hier gehoor aan geven?
Zoals in het antwoord op vraag 12 is aangegeven, onderzoekt het kabinet of het haalbaar is om een deel van de plannen sneller uit te voeren. Een definitief besluit hierover wordt tijdens de voorjaarsbesluitvorming genomen. Onderdeel van deze optie is een versnelde reductie van de impact op de gezondheid door het sneller realiseren van overkappingen en het eerder sluiten van Kooks- en Gasfabriek 2. In de onderhandelingen met het bedrijf zal moeten blijken in hoeverre het mogelijk is om de gewenste versnelling ook daadwerkelijk te bereiken. Daarbij spelen zaken als technische haalbaarheid, mogelijkheden voor versnelling van vergunningverlening en financiële haalbaarheid een rol.
Erkent u dat het stellen van bovenstaande eisen zoals ook verwoord in het gezondheidsultimatum aan Tata Steel ook helpt om de klimaat- en stikstofdoelen te halen, gezien het bedrijf de grootste CO2- en stikstofuitstoter is van Nederland? Zo nee, waarom niet?
Er zijn verschillende scenario’s waarmee een bijdrage kan worden geleverd aan de klimaat- en stikstofdoelen. Hiervoor verwijs ik u naar het rapport van Hans Wijers en Frans Blom10.
Hoe gaat u de maatwerkafspraken die met Tata Steel worden gemaakt ook afdwingbaar maken, zodat er bijvoorbeeld sancties kunnen worden opgelegd als Tata de doelen niet haalt en de afspraken niet naleeft, ook met betrekking tot gezondheid?
Het kabinet zal, in lijn met het advies van de Expertgroep gezondheid IJmond11, inzetten op het opnemen in een eventuele maatwerkafspraak van een paragraaf over gezondheid, met duidelijk omschreven doelen wat betreft effecten op de gezondheid. Uitgangspunt hierbij moet zijn dat de impact van Tata Steel op de gezondheid van omwonenden, werknemers en oud-werknemers, zowel in termen van schadelijke emissies als hinder, zo snel en zo ver mogelijk wordt geminimaliseerd. Deze vermindering van schadelijke impact moet bovendien goed gemeten en gecontroleerd worden. Zoals ik uw Kamer in juli 202312 heb gemeld, worden deze afspraken vastgelegd in juridisch bindende maatwerkafspraken, waar voorwaarden aan worden verbonden. Op dit moment wordt onderzocht hoe (het afdwingen van) een dergelijke afspraak het beste kan worden vormgeven.
Wat is uw reactie op het toekomstscenario dat in het gezondheidsultimatum wordt geschetst, uitgesplitst per stap, namelijk: Tata Steel halffabricaten laten inkopen, de oude hoogovens uiterlijk in 2030 vervangen door elektrische ovens en de productie vanaf 2030 verlagen van 7 miljoen naar 4 miljoen ton staal?
Zie hiervoor het antwoord op vraag 11.
Neemt u dit toekomstscenario dat in het gezondheidsultimatum wordt geschetst mee bij het uitvoeren van de aangenomen motie-Van Esch c.s. over de effecten op gezondheid en milieu van de verschillende toekomstscenario's van Tata Steel alsnog onafhankelijk en transparant in beeld brengen?4 Zo nee, waarom niet?
Ja. Het rapport van Hans Wijers en Frans Blom14 heeft dit onafhankelijk en transparant in beeld gebracht.
Wanneer krijgt de Kamer de resultaten van de uitvoering van de bovengenoemde motie-Van Esch c.s. met een MKBA van de verschillende toekomstscenario's van Tata Steel, waaronder ook expliciet een scenario van recycling en het afschalen van de fabriek?
De Kamer heeft deze informatie recent ontvangen in de vorm van het rapport van Hans Wijers en Frans Blom15. Hiermee is deze motie afgedaan.
Aangezien eerder al is gebleken dat de data van Tata over de schadelijke stoffen die zij uitstoten geen betrouwbaar, compleet en actueel beeld geeft van de daadwerkelijk uitgestoten stoffen, bent u bereid om ervoor te zorgen dat er vanuit de overheid meer zelf wordt gemeten bij Tata Steel, bijvoorbeeld met meer inzet van slimme technologie en uitbreiding van meetpunten waardoor continu kan worden gemeten, actuele gegevens over schadelijke stoffen worden vergaard en handhavers en burgers zo voorzien worden van betrouwbare informatie? Zo nee, waarom niet?
Zoals ik in mijn brief van 9 januari 202416 aan uw Kamer heb gemeld, heeft de provincie Noord-Holland vorig jaar al aanvullend budget gegeven aan de Omgevingsdienst Noordzeekanaalgebied voor het uit laten voeren van additionele emissiemetingen bij Tata Steel. De Omgevingsdienst voert aanvullende emissiemetingen uit bij onder andere de Kooksfabrieken van Tata Steel. Dit vanwege de behoefte vanuit verschillende partijen om de betrouwbaarheid te kunnen toetsen van metingen door het geaccrediteerde meetbureau van Tata Steel en door andere geaccrediteerde meetbureaus in opdracht van Tata Steel. Daarnaast is het doel onder meer om niet-genormeerde emissies in kaart te brengen. Na uitvoering van de metingen zal worden geëvalueerd of vervolg of aanpassing in deze meetstrategie nodig is. Daarnaast houdt de Omgevingsdienst sinds februari 2023 cameratoezicht op Kooksfabriek 2. Sinds eind december is ook een tweede camera operationeel met zicht op Kooksfabriek 117.
Indien u niet wilt zorgen voor meer onafhankelijke metingen bij Tata Steel, hoe denkt u dan het vertrouwen van omwonenden van Tata te herstellen, aangezien omwonenden geen vertrouwen hebben in de data van Tata en de overheid al jaren oproepen om te investeren in onafhankelijk, continu en fijnmazig meten?
Zie het antwoord op vraag 19.
Wat is uw reactie erop dat een kritische Tata Steel-medewerker, die te zien is in de documentaire STAAL, plotseling wordt ontslagen en één dag nadat de trailer van de documentaireserie te zien is, plotseling weer wordt aangenomen?5
Dit is een kwestie tussen de betreffende werknemer en Tata Steel als werkgever. Het ministerie kent de precieze feiten en omstandigheden van dit geval niet.
Bent u het ermee eens dat deze gang van zaken er erg op wijst dat Tata Steel een kritische werknemer de mond wil snoeren? Zo ja, wat is uw reactie hierop? Zo nee, hoe ziet u dit dan?
Zie het antwoord op vraag 21.
Wat is uw reactie erop dat deze kritische Tata Steel-medewerker signaleert dat er achterstallig onderhoud is bij installaties, dat er te weinig mensen zijn voor het vele werk en dat enkele mensen veel te veel overuren maken?
Iedereen heeft recht op een veilige en gezonde werkplek. Dat geldt ook voor de medewerkers van Tata Steel. Het is belangrijk dat de Arboregels worden nageleefd en dat de werkgever de werknemers beschermt, zodat zij gezond en veilig kunnen werken. Hoewel ik de beweringen van deze kritische medewerker niet kan beoordelen, vind ik dit signaal wel zorgelijk.
Handhaving en toezicht op Tata Steel is een taak van het bevoegd gezag, de provincie Noord-Holland. Deze taken zijn gemandateerd aan de Omgevingsdienst Noordzeekanaalgebied. In de Arbeidstijdenwet en het Arbeidstijdenbesluit staat hoe lang een werknemer per dag en per week mag werken en wanneer de werknemer recht heeft op pauze of rusttijd. Werkgevers zijn op basis van Arbowet ook verplicht om beleid vast te stellen om psychosociale arbeidsbelasting te voorkomen, dan wel te beperken. Daaronder valt ook het voorkomen of beperken van hoge werkdruk. De werkgever is verantwoordelijk voor de naleving van deze regels. Het toezicht op de Arbeidstijden- en de Arbowet is een taak van de Nederlandse Arbeidsinspectie en vormt daarmee het sluitstuk.
Wat is uw reactie erop dat er nog nooit goed onderzoek is gedaan naar de gezondheid van medewerkers, terwijl staalarbeiders volgens onderzoeken in het buitenland tot 500% grotere kans op kanker hebben?
Ik neem de gezondheid van werknemers serieus. Iedereen heeft immers recht op een veilige en gezonde werkplek. De werkgever is verantwoordelijk voor het beschermen van zijn werknemers, zodat zij gezond en veilig kunnen werken. Werkgevers zijn verplicht om via een Risico-Inventarisatie en -Evaluatie (RI&E) de arbeidsrisico’s in kaart te brengen en een plan van aanpak op te stellen om deze aan te pakken. Ook zijn werkgevers verplicht om een periodiek arbeidsgezondheidskundig onderzoek (PAGO) aan medewerkers aan te bieden. Deze verplichting vloeit voort uit de Arbowet- en regelgeving. Het toezicht hierop is een taak van de Nederlandse Arbeidsinspectie.
Bent u van plan opdracht te geven voor een dergelijk onderzoek naar de gezondheid van Tata Steel-medewerkers? Zo nee, waarom niet? Zo ja, door welke instantie en per wanneer?
In een eventuele maatwerkafspraak zet het kabinet in op het opnemen van een paragraaf over gezondheid die naast omwonenden ook gaat over werknemers en oud-werknemers. Uitgangspunt hierbij moet zijn dat Tata Steel de impact op de gezondheid van omwonenden, werknemers en oud-werknemers, zowel in termen van schadelijke emissies als hinder, zo snel en zo ver mogelijk minimaliseert. Deze vermindering van schadelijke impact op korte en lange termijn moet bovendien goed gemeten en gecontroleerd worden.
Het inzetten van een onderzoek naar de gezondheid van Tata Steel-medewerkers is echter niet aan mij, maar aan Tata Steel als werkgever. Zie hiervoor het antwoord op vraag 24.
Kunt u de bovenstaande vragen één voor één beantwoorden en het liefst voor 4 april 2024 in verband met het plenaire debat over het rapport van de Onderzoeksraad voor Veiligheid over industrie en omwonenden?
Ja.
De noodzakelijke verbeteringen aan het statiegeldsysteem |
|
Ines Kostić (PvdD) |
|
Vivianne Heijnen (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (CDA) |
|
Kent u de berichten «Slechts 50% van de blikjes weer ingezameld in 2023, politiek ingrijpen nodig»1 en «Waakhond wil fors hoger statiegeld om inzameling vlot te trekken»2?
Bent u ervan op de hoogte dat Verpact (de producentenorganisatie verantwoordelijk voor de inzameling van statiegeldverpakkingen) communiceert dat in 2023 71% van de plastic flessen en 65% van de blikjes zijn ingeleverd (voorlopige cijfers)?
Bent u ervan op de hoogte dat uit de rapportage van Verpact zelf blijkt dat het inzamelcijfer van blikjes dat wordt gecommuniceerd (65%) een momentopname is en dat, als er wordt gekeken naar het gemiddelde percentage over 2023, slechts 50% van de blikjes weer werden ingeleverd?3
Bent u het ermee eens dat Verpact aan cherry picking doet door cijfers te communiceren die hun prestaties beter doen lijken dan ze in werkelijkheid zijn? Zo nee, waarom niet? Zo ja, bent u het ermee eens dat dit niet hoort bij de rol van uitvoeringsorganisatie, en dat deze objectief behoort te informeren over de voortgang?
Hoe gaat u in de toekomst cherry picking van cijfers over de voortgang van de inzamelpercentages door Verpact voorkomen?
Wat is uw reactie op de inzamelpercentages (71% voor plastic flessen en 50% voor blikjes), gezien de wettelijke inzameldoelstelling negentig procent is?
Wat is uw reactie erop dat in één jaar slechts 3% meer plastic flessen zijn ingeleverd (71% in 2023 ten opzichte van 68% in 2022)?
Bent u het ermee eens dat «de stijgende lijn in inzamelpercentages» waar Verpact over communiceert slechts een zeer geringe stijging is die veel te kort schiet om aan de wet te voldoen?4 Zo nee, waarom niet?
Bent u het ermee eens dat het opnieuw niet halen van de inzameldoelstelling voor plastic flessen (zoals blijkt uit de voorlopige cijfers) de zoveelste wanprestatie is van Verpact, voorheen Afvalfonds Verpakkingen, als het gaat om het halen van de wettelijke doelen en afspraken? Zo nee, waarom niet?
Wat gaat u doen om ervoor te zorgen dat Verpact zo snel mogelijk, en niet pas in 2026 zoals het er nu naar uitziet, aan de statiegeldwetgeving gaat voldoen?
Wat is uw reactie erop dat de ILT eist dat producenten volgend jaar 50 eurocent statiegeld moeten gaan heffen op grote en kleine plastic flessen om zo meer consumenten te verleiden hun lege flessen in te leveren?
Bent u het ermee eens dat dit een goede ontwikkeling is, maar dat consumenten dan ook sneller bij veel meer innamepunten terecht moeten kunnen om hun statiegeldverpakkingen weer in te kunnen leveren, zodat het statiegeld ook daadwerkelijk weer terugkomt bij de consument en er niet nóg meer geld bij het bedrijfsleven blijft steken?5 Zo nee, waarom niet?
Bent u het ermee eens dat ook in dit kader het tijdspad waarin Verpact tot 2026 de tijd neemt om meer innamepunten te realiseren, echt te lang duurt? Zo nee, waarom niet?
Hoe gaat u ervoor zorgen dat het tijdspad van Verpact wordt versneld, zodat consumenten een stuk eerder makkelijker hun statiegeldverpakkingen weer kunnen inleveren?
Bent u van plan om de eisen die de ILT aan Verpact stelt – zoals een hoger statiegeldbedrag, het veranderen van statiegeldlogo’s op drankjes, het op tijd plaatsen van extra statiegeldautomaten en statiegeld stimuleren op sap- en zuivelflessen – ook vast te leggen in de statiegeldwetgeving die dit jaar wordt geëvalueerd? Zo nee, waarom niet?
Wat is de tijdlijn voor de evaluatie van de statiegeldregelgeving?
Welke maatschappelijke organisaties worden er betrokken bij de evaluatie van de statiegeldregelgeving? Op welke momenten worden deze organisaties hierbij betrokken?
Wanneer wordt de evaluatie van de statiegeldregelgeving naar de Kamer gestuurd?
Wordt er op basis van de evaluatie vervolgens ook een daadwerkelijke wijziging van de statiegeldregelgeving (Besluit beheer verpakkingen) voorbereid en naar de Kamer gestuurd? Zo ja, wanneer? Zo nee, waarom niet?
Kunt u verklaren waarom in de huidige statiegeldregelgeving statiegeld op flesjes is beperkt tot «water of frisdrank in een kunststof fles»6, terwijl statiegeld op blikjes geldt voor alle «drank in een metalen verpakking»7? Waarom is dit verschil gemaakt?
Waarom is in de regelgeving voor kunststofflessen er niet ook voor gekozen om «drank» op te nemen, in plaats van «water of frisdrank»?
Bent u van plan om in nieuwe statiegeldregelgeving op te nemen dat statiegeld geldt voor álle drank in zowel metalen als kunststof-drankverpakkingen? Zo nee, waarom niet?
Het bericht Meer sleepnetvisserij in Nederlandse natuurgebieden dan in zes andere landen bij elkaar |
|
Ines Kostić (PvdD) |
|
Piet Adema (minister landbouw, natuur en voedselkwaliteit) (CU), Christianne van der Wal (minister zonder portefeuille landbouw, natuur en voedselkwaliteit) (VVD) |
|
Kent u het bericht «Meer sleepnetvisserij in Nederlandse natuurgebieden dan in zes andere landen bij elkaar»?1
Wat is uw reactie op het rapport «A quantification of bottom towed fishing activity in Marine Natura 2000 sites» van de Marine Conservation Society?
Kunt u bevestigen dat uit het onderzoek blijkt dat er meer dan 2,1 miljoen uur met sleepnetten is gevist in Nederlandse Natura 2000-gebieden?
Kunt u bevestigen dat 96 procent van deze geviste uren kan worden toegewezen aan Nederlandse vissersschepen?
Kunt u bevestigen dat bijna evenveel uren in Nederlandse Natura 2000-gebieden is gevist als in zes andere Europese landen (Zweden, Denemarken, Duitsland, Ierland, Portugal en Spanje) bij elkaar?
Wat is uw reactie hierop?
Kunt u bevestigen dat bodemberoerende visserij, waarbij visnetten over de zeebodem worden gesleept om vis te vangen, de natuur op de zeebodem verstoort wat resulteert in verlies van biodiversiteit en de aantasting van de leefgebieden van diersoorten? Zo nee, waarom niet?
Hoe oordeelt u over de druk die met sleepnetvisserij wordt gelegd op de zeebodem in beschermde natuurgebieden?
Deelt u de mening dat kwetsbare natuurgebieden op zee, die we met een reden hebben aangewezen als beschermd gebied, ook daadwerkelijk goed moeten worden beschermd? Zo nee, waarom niet?
Kunt u bevestigen dat slechts 5 procent van de Nederlandse Noordzee is gesloten voor bodemberoerende visserij?
Kunt u bevestigen dat slechts 29 procent van de beschermde zeebodem in Nederland niet wordt bevist?
Kunt u verklaren waarom we in Nederland kwetsbare natuurgebieden op zee aanwijzen als beschermd gebied, maar deze gebieden vervolgens niet daadwerkelijk beschermen?
Welke maatregelen gaat u op korte termijn nemen om ervoor te zorgen dat een toenemend deel van de beschermde gebieden niet meer toegankelijk is voor (sleepnet)visserij?
Welke maatregelen gaat u nemen om de controle en handhaving te intensiveren om zo te garanderen dat de beschermingsmaatregelen ook daadwerkelijk worden nageleefd?
Kunt u deze vragen één voor één en binnen de daarvoor gestelde termijn beantwoorden?
Het bericht ‘Dagen na ongeval met vrachtwagen vindt gezin nog tientallen halfkale kippen: ‘Wat hier gebeurt, kan echt niet’’ |
|
Ines Kostić (PvdD) |
|
Piet Adema (minister landbouw, natuur en voedselkwaliteit) (CU) |
|
Heeft u gezien dat er dagen na een ongeval met een transportwagen met kippen nog steeds tientallen halfkale kippen worden aangetroffen naast de N65?1
Wat ging er door u heen toen u las dat een omwonende die de kippen aantrof het ongeval als volgt omschreef: «De hele weg lag bezaaid met pluisjes maar ik hoorde ook een enorm gekrijs. Pas toen ik dichterbij kwam zag ik het bloed, de dode en gewonde kippen, afgerukte lichaamsdelen én nog levende kippen volledig in de stress. Het was afschuwelijk.»?
Hoe verklaart u de uitspraak van de omwonende waaruit blijkt dat de kippen ook gedurende het transport al een slecht welzijn hadden: «Hoe ze eruit zagen heeft ons geshockeerd. Zwaar ondervoed en half kaal. Om te janken. Dat heeft ons echt geraakt»?
Wat vindt u ervan dat een omwonend gezin vlak na het ongeval, maar ook in de dagen erna, zoveel mogelijk kippen probeerde te redden omdat zij zagen dat «er verder niemand was die zich om de kippen bekommerde»?
Kunt u bevestigen dat artikel 2.1 lid 6 van de Wet dieren stelt dat eenieder verplicht is om een hulpbehoevend dier hulp te bieden?
Kunt u aangeven in hoeverre de betreffende transporteur zijn verantwoordelijkheid heeft genomen en de resterende levende kippen heeft opgevangen en/of de benodigde zorg heeft verleend? Zo nee, waarom niet?
Indien de betreffende transporteur zich niet heeft bekommerd om de resterende levende kippen, welke stappen worden er dan tegen hem ondernomen?
Kunt u bevestigen dat er geen kippen zijn opgevangen door de politie?
Kunt u bevestigen dat er geen kippen zijn opgevangen door Rijkswaterstaat?
Kunt u bevestigen dat er geen kippen zijn opgevangen door de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA)?
Kunt u bevestigen dat er door de bevoegde instanties geen hulp is ingeschakeld van de Dierenambulance of andere dierenhulporganisaties?
Bij wie ligt de verantwoordelijkheid voor hulp aan de dieren bij een dergelijk ongeluk?
Wie handhaaft hierop en waarom is dat niet gedaan? Wordt er alsnog voor gezorgd dat er wordt gehandhaafd en de transporteur sancties krijgt?
Deelt u de mening dat het onacceptabel is dat kippen bij een verkeersongeval aan hun lot worden overgelaten? Zo nee, waarom niet?
Deelt u de mening dat hulp aan dieren bij een dergelijk ongeval niet afhankelijk moet zijn van de welwillendheid van omwonende? Zo nee, waarom niet?
Hoe verklaart u dat dode en levende kippen dagen na het ongeluk nog worden aangetroffen in de omgeving? Hadden deze kippen niet moeten worden opgehaald en/of verzorgd door de betreffende transporteur of de bevoegde instanties?
Wat gaat u op korte termijn doen om ervoor te zorgen dat de resterende levende kippen zorg krijgen, conform artikel 2.1 lid 6 van de Wet dieren?
Wat gaat u op korte termijn doen om het betreffende gezin, dat vrijwillig de zorg van vele zwaargewonde kippen op zich heeft genomen, te ondersteunen en te bedanken?
Kunt u deze vragen één voor één en binnen de daarvoor gestelde termijn beantwoorden?
Het onder druk zetten van de minister van LNV om glyfosaat niet te verbieden. |
|
Esther Ouwehand (PvdD), Ines Kostić (PvdD) |
|
Mark Harbers (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD) |
|
Kunt u de berichtgeving van Zembla bevestigen waaruit blijkt dat u zich tijdens een ministerraad heeft verzet tegen het voornemen van Minister Adema om tegen de verlenging van de toelating van glyfosaat te stemmen?1
Bent u ermee bekend dat de Tweede Kamer een motie heeft aangenomen die de regering verzocht om tegen deze toelating te stemmen?2
Kunt u bevestigen dat de Minister van LNV er in het kabinet voor heeft gepleit om glyfosaat te verbieden, in lijn met de wens van de Tweede Kamer?
Kunt u bevestigen dat de onderbouwde wens van de Tweede Kamer en de onderbouwde wens van de verantwoordelijke Minister zeer zwaar wegen?
Wat vindt u ervan dat, door uw verzet, de zorgen van de Minister van LNV, onder meer door gesprekken met het RIVM en andere wetenschappers, en de wens van de Kamer zijn genegeerd?
Hoe bent u erop gekomen om u te verzetten tegen de keuze van de Minister van LNV?
Welke gesprekken heeft u tussen de stemming over de betreffende motie in de Tweede Kamer (op 7 september 2023) en de betreffende ministerraad in oktober 2023 gevoerd over dit onderwerp?
Welke mails of andere communicatievormen heeft u gedurende deze periode ontvangen of verstuurd over dit onderwerp?
Kunt u een lijst van bedrijven, instellingen en organisaties sturen waarmee gedurende deze periode is gesproken of waarvan input is verkregen over dit onderwerp?
Is er gedurende deze periode contact geweest tussen u (of uw ambtenaren) en de Staatssecretaris van IenW (of haar ambtenaren) over dit onderwerp? Zo ja, op wiens initiatief vond dit contact plaats en wat is er hierbij besproken?
Heeft u gedurende deze periode over dit onderwerp gesproken met (Kamerleden van) de VVD-fractie? Zo ja, op wiens initiatief vond dit contact plaats en wat is er hierbij besproken?
Kunt u deze vragen één voor één en binnen de daarvoor gestelde termijn beantwoorden, in ieder geval vóór het commissiedebat over landbouwgif (het zogeheten «commissiedebat Gewasbeschermingsmiddelen»)?
Gezondheidsrisico’s door het nog tien jaar toelaten van glyfosaat. |
|
Ines Kostić (PvdD), Esther Ouwehand (PvdD) |
|
Conny Helder (minister zonder portefeuille volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Wat is uw reactie op de uitzending van Zembla «Glyfosaat, de goedkeuring van gif», van 11 april 2024?1
Kunt u bevestigen dat u samen met de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV) aanwezig was bij een gesprek met het RIVM over glyfosaat?2
Kunt u bevestigen dat het RIVM bij dat gesprek heeft benadrukt dat er binnen de toelatingsprocedure van glyfosaat geen studies worden uitgevoerd naar de mogelijke risico’s op «neurodegeneratieve ziekten zoals Parkinson»?
Kunt u bevestigen dat het RIVM heeft aangegeven dat de conclusie van het College voor de toelating van gewasbeschermingsmiddelen en biociden (Ctgb) dat er geen verband met Parkinson zou zijn, «niet logisch» is?
Deelt u de uitspraak van de Minister van LNV dat het beter zou zijn geweest als het Ctgb zou hebben gesteld dat we niet weten of er een relatie is tussen glyfosaat en Parkinson?
Kunt u bevestigen dat we op basis van de toelatingsprocedure niet kunnen uitsluiten dat glyfosaat mogelijk leidt tot gezondheidsrisico’s, zoals Parkinson?
Deelt u de mening dat het op basis van het voorzorgsbeginsel logisch zou zijn om glyfosaat niet toe te staan, in ieder geval totdat we kunnen uitsluiten dat het schadelijke gevolgen heeft voor de volksgezondheid? Zo nee, waarom niet?
Wat vindt u ervan dat de toelating van glyfosaat, ondanks deze mogelijke gezondheidsrisico’s, met tien jaar is verlengd?
Kunt u deze vragen één voor één en binnen de daarvoor gestelde termijn beantwoorden, in ieder geval vóór het commissiedebat over landbouwgif (het zogeheten «commissiedebat gewasbeschermingsmiddelen»)?
Het bericht dat Adema achter de schermen pleitte voor een glyfosaatverbod. |
|
Ines Kostić (PvdD), Esther Ouwehand (PvdD) |
|
Piet Adema (minister landbouw, natuur en voedselkwaliteit) (CU) |
|
Wat is uw reactie op de uitzending van Zembla «Glyfosaat, de goedkeuring van gif» van 11 april 2024?1
Kunt u bevestigen dat de Kamer een motie heeft aangenomen die de regering verzocht om tegen de nieuwe Europese toelating van glyfosaat te stemmen?2
Kunt u bevestigen dat u in het kabinet heeft gepleit om glyfosaat te verbieden, in lijn met de wens van de Kamer?
Kunt u bevestigen dat u op dit standpunt bent gekomen naar aanleiding van gesprekken met het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) en andere wetenschappers?
Kunt u bevestigen dat u uiteindelijk, naar aanleiding van weerstand van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat (I&W), heeft besloten om toch niet voor een verbod op glyfosaat te stemmen?
Kunt u bevestigen dat de weerstand van de Minister van I&W was gestoeld op het moeten vertrouwen van het advies van het College voor de toelating van gewasbeschermingsmiddelen en biociden (Ctgb)?
Wat is uw reactie op de kritiek van meerdere wetenschappers op het advies van het Ctgb, waaronder dat de aanwijzingen dat glyfosaat bij mensen kanker kan veroorzaken systematisch zijn weggeredeneerd, dat het Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO)-protocol wordt geschonden en dat er geen studies zijn gedaan naar de risico’s op neurodegeneratieve ziekten, zoals Parkinson?
Klopt het dat het RIVM u heeft gezegd dat de conclusie van het Ctgb, dat er geen verband tussen glyfosaat en Parkinson zou zijn, «niet logisch» is?
Kunt u bevestigen dat u, zoals verwoord in Zembla, vindt dat het Ctgb zou moeten hebben gezegd dat we nog niet weten of glyfosaat een risico op Parkinson geeft?
Kunt u bevestigen dat het belangrijk is dat de overheid vanuit het voorzorgsbeginsel handelt?
Deelt u de mening dat er gegronde redenen waren om, op basis van het voorzorgsbeginsel, niet in te stemmen met de verlenging van glyfosaat? Zo nee, waarom niet?
Deelt u de zorgen van hoogleraar prof. dr. Ragas dat het Ctgb onvoldoende in beeld heeft wat de risico’s zijn die kinderen lopen bij hand-mondcontact met verwaaide bestrijdingsmiddelen? Zo nee, waarom niet?
Kunt u gevolgen van glyfosaat voor de gezondheid van kinderen uitsluiten?
Bent u bekend met het feit dat er wetenschappelijke onderzoeken zijn die verbanden laten zien tussen blootstelling aan glyfosaat en het risico op Parkinson, die laten zien dat glyfosaat neurotoxisch is (dus hersencellen aantast), die laten zien dat boeren en omwonenden van landbouwpercelen een sterk verhoogd risico hebben op Parkinson, en die laten zien dat glyfosaat leidt tot oxidatieve stress en angststoornissen?3, 4
Bent u op de hoogte van het feit dat hoogleraar neurologie prof. dr. Bloem en «case reports» laten zien dat mensen na blootstelling aan grote hoeveelheden glyfosaat Parkinson-achtige symptomen ontwikkelen?
Bent u ervan op de hoogte dat International Agency for Research on Cancer (IARC) in 2015 onderzoek heeft gedaan naar glyfosaat en er volgens IARC «voldoende bewijs» is dat glyfosaat bij dieren kanker veroorzaakt en er dus genoeg bewijs is voor een glyfosaatverbod, zoals bevestigd door de hoogleraar risicobeoordeling prof dr. Ragas?5
Klopt het dat het Ctgb, samen met de andere nationale pesticideautoriteiten in een Europees beoordelingsrapport stelde dat er geen bewijs is voor kanker bij dieren door glyfosaat, omdat er een limietdosering zoals voorgeschreven door OESO zou zijn overschreden?
Klopt het dat de OESO-handleiding de limietdosering van 1.000 milligram noemt, maar dat uit dat document blijkt dat dit limiet helemaal niet geldt van kankeronderzoek, maar alleen voor onderzoek naar «chronische toxiciteit»? Hoe rijmt dit met de stelling en conclusies van het Ctgb?
Bent u bekend met het feit dat toxicoloog Paul Scheepers na inzage van de stukken van het beoordelingsrapport, het Ctgb en de OESO stelt dat «deze limietdosering hier onterecht wordt opgevoerd», dat «vroegtijdige sterfte moet worden voorkomen, maar tumoren gevonden bij hoge doseringen niet kunnen worden genegeerd» en dat «het een onjuiste interpretatie is van de protocollen» door het Ctgb en het beoordelingsrapport? Wat is uw reactie hierop?
Wat is uw reactie op het feit dat ook hoogleraar prof. dr. Ragas stelt dat het argument van limietdosering «alleen geldt voor chronische toxiciteitsstudies, maar niet voor kankerstudies»? Klopt dit en welk implicaties heeft dit voor de conclusies en adviezen van het Ctgb en het beoordelingsrapport?
Wat is uw reactie op de stelling van de Duitse toxicoloog Peter Clausing dat de OESO-handleidingen juist aangeven dat een hoge dosis bij onderzoek naar kanker wenselijk is, omdat «we zeker moeten weten dat een stof geen kanker veroorzaakt»?
Klopt het dat de limietdosering van 1.000 milligram door het Ctgb onterecht is toegepast in het geval van glyfosaat en de relatie tot kanker?
Wat is uw reactie op het feit dat toxicoloog Paul Scheepers stelt dat «historische controledata niet gebruikt mogen worden om tumoren weg te redeneren», dat historische controledata juist extra onzekerheid met zich meebrengen over de uitkomst van de test, en dat dit indruist tegen OESO-protocollen, waarin juist staat dat waargenomen tumoren binnen dezelfde studie de voorkeur hebben? Wat betekent dit voor de conclusies van het genoemde beoordelingsrapport en het Ctgb?
Klopt het dat volgens de OESO-handleidingen zowel de statistische methode «pairwise comparison», als de «trend test» methode kan worden gebruikt om met zekerheid vast te stellen dat de tumoren door de blootstelling (van glyfosaat in dit geval) komen?
Klopt het daarnaast dat in het genoemde beoordelingsrapport de lat onnodig hoger wordt gelegd, door de waargenomen tumoren minder zwaar mee te wegen als niet beide testen een zogeheten «statistisch significant» resultaat opleveren? Zo niet, hoe zit het dan precies?
Klopt het dat het Ctgb bij het beoordelingsrapport de «tweezijdige» toets voor de resultaten heeft gebruikt, waarmee de statistische significantie afgezwakt wordt, terwijl de OESO-handleidingen aangeven dat als het gaat om onderzoek naar kanker, de «enkelzijdige» toets als «meer gepast» kan worden gezien?
Klopt het dat door deze keuze van het Ctgb twee keer zoveel tumoren nodig zijn om statistische significantie te bereiken?
Bent u ermee bekend dat een woordvoerder van het OESO stelt: «in relatie tot tumorincidentie in een toxicologisch onderzoek, is het logisch om de eenzijdige toets te gebruiken»? Welke invloed heeft dit op de adviezen en beoordelingen van het Ctgb als het gaat om glyfosaat?6
Kunt u bevestigen dat hoogleraar prof. dr. Ragas stelt dat de tweezijdige toets vaak bij medicijnonderzoek wordt gebruikt, waar de goede effecten van een stof afgewogen worden tegen de slechte effecten, terwijl men in het geval van glyfosaat alleen geïnteresseerd is in de slechte effecten, en dus een enkelzijdige toets juist voor de hand ligt? Hoe rijmt dit met de keuzes van het Ctgb?
Naar welke exacte «Europese afspraken» verwijst het Ctgb als ze tegenover Zembla stellen dat de protocollen weliswaar geen tweezijdige toetsen voorschrijven, maar dat de tweezijdige toets zou zijn gekozen omdat dit in lijn is met «Europese afspraken»? Kunt u de documenten waarin de gemaakte afspraken staan meesturen?
Wat is uw reactie op de constatering van emeritus-hoogleraar toxicologie prof. dr. Van den Berg dat het Ctgb met collega’s «vooral bezig zijn met het wegschoffelen van bewijs», en dat «ze zoeken naar argumenten om het niet te hoeven classificeren als een kankerverwekkende stof»?
Wat is uw reactie op de constatering van hoogleraar prof. dr. Ragas over het Ctgb dat «ze wetenschappelijke aanwijzingen dat glyfosaat mogelijk kankerverwekkend is, systematisch wegredeneren»?
Wat is uw reactie op de constatering van hoogleraar prof. dr. Ragas dat «in ieder geval de protocollen, die moeten garanderen dat je één voor één netjes alle stappen zet, worden geschonden»?
Wat vindt u ervan dat uit onderzoek van MSc Gerritse van de Wageningen University & Research (WUR) blijkt dat glyfosaat het microbioom van mensen beïnvloedt en dat wetenschappers zich hierover zorgen maken, terwijl de effecten op het microbioom niet zijn meegenomen in de beoordeling van toelating van glyfosaat?
Deelt u de mening dat op basis van bovenstaande feiten niet kan worden uitgesloten dat glyfosaat een risico vormt voor de gezondheid?
Deelt u de mening dat het onlogisch is om glyfosaat opnieuw tien jaar toe te staan, als op basis van de toelatingsprocedure niet met zekerheid kan worden uitgesloten dat glyfosaat kan leiden tot ernstige gezondheidsrisico’s? Zo nee, waarom niet?
Bent u bereid u alsnog in te zetten voor een Europees verbod op glyfosaat? Zo nee, waarom niet?
Bent u bereid om alle nationale toelatingen van glyfosaat in te trekken? Zo nee, waarom niet?
Kunt u deze vragen één voor één en binnen de daarvoor gestelde termijn beantwoorden, in ieder geval vóór het commissiedebat van 14 mei 2024 over landbouwgif (het zogeheten «commissiedebat gewasbeschermingsmiddelen»)?
De toelating van glyfosaat met tien jaar verlengen. |
|
Ines Kostić (PvdD), Esther Ouwehand (PvdD) |
|
Vivianne Heijnen (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (CDA) |
|
Wat is uw reactie op de uitzending van Zembla «Glyfosaat, de goedkeuring van gif»?1
Wat is uw reactie op de kritiek van meerdere wetenschappers op het advies van het College voor de toelating van gewasbeschermingsmiddelen en biociden (Ctgb), waaronder dat de aanwijzingen dat glyfosaat bij mensen kanker kan veroorzaken systematisch is weggeredeneerd, dat het protocol van de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO) wordt geschonden en dat er geen studies zijn gedaan naar de risico’s op neurodegeneratieve ziekten, zoals Parkinson?
Wat is uw reactie op de uitspraak van het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) dat de conclusie van het Ctgb dat er geen relatie is tussen glyfosaat en Parkinson «niet logisch» is?
Kunt u bevestigen dat het belangrijk is om het voorzorgsbeginsel toe te passen om te voorkomen dat vele mensen worden blootgesteld aan schadelijke stoffen? Zo nee, waarom niet?
Deelt u de mening dat het voorkomen van (ernstige) gezondheidsschade belangrijker is dan een eventuele «precedentwerking» wanneer het advies van het Ctgb niet zou worden gevolgd? Zo nee, waarom niet?
Wat vindt u ervan dat uit onderzoek van onder andere Wageningen University & Research blijkt dat veel bestrijdingsmiddelen overal, waaronder in het menselijk lichaam en huizen van mensen, wordt aangetroffen en zelfs in luiers van baby’s?2, 3
Kunt u bevestigen dat het Ministerie van IenW er onlangs, bij een casus over luchtvaart, door de rechter op is gewezen dat de Staat jarenlang mensenrechten van omwonenden heeft geschonden, de belangen van omwonenden ondergeschikt heeft gemaakt en dat dit hersteld moet worden?4
Kunt u bevestigen dat u naar aanleiding van het vernietigende rapport van de Onderzoeksraad voor Veiligheid (OVV) «Industrie en Omwonenden» heeft besloten om gezondheid leidend te laten zijn in beleid?
Deelt u de mening dat als de gezondheid leidend zou zijn geweest bij het al dan niet toelaten van glyfosaat, het voorzorgsbeginsel was toegepast? Zo nee, waarom niet?
Deelt u de mening dat op basis van het voorzorgsbeginsel tegen het tien jaar langer toestaan van glyfosaat had moeten worden gestemd? Zo nee, waarom niet?
Bent u bereid om, vanwege het voorzorgsbeginsel, alle nationale toelatingen van glyfosaat in te trekken? Zo nee, waarom niet?
Bent u bereid u alsnog in te zetten voor een Europees verbod op glyfosaat? Zo nee, waarom niet?
Kunt u deze vragen één voor één en binnen de daarvoor gestelde termijn beantwoorden, in ieder geval vóór het commissiedebat over landbouwgif (het zogeheten «commissiedebat Gewasbeschermingsmiddelen»)?
Het gebruik van onnodig geweld tegen vreedzame klimaatdemonstranten |
|
Christine Teunissen (PvdD), Ines Kostić (PvdD) |
|
Dilan Yeşilgöz-Zegerius (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Klopt het dat op zaterdag 6 april jl. bij een vreedzame klimaatdemonstratie de elleboog van een demonstrant is gebroken door een poltieagent?1 Zo ja, vindt u dit optreden tegen vreedzame demonstranten proportioneel?
Klopt het dat bij dezelfde demonstratie een vrouwelijke demonstrant bij haar borst is vastgepakt door een agent en dat een andere agent opmerkte «dat vind je vast wel lekker»?2 Zo ja, wat vindt u van het op deze wijze betasten van een vrouwelijke demonstrant, alsmede van het maken van een opmerking tegen deze demonstrant? Heeft de politie hier volgens u correct gehandeld?
Bent u ervan op de hoogte dat meerdere demonstranten melden dat de politie onnodig veel geweld heeft gebruikt bij de demonstratie, zoals een demonstrant die meldt dat ondanks dat hij zou hebben aangegeven mee te willen lopen met de agent, met beide handen door die agent bij de keel is gegrepen, hem de keel is afgeknepen en de demonstrant met de handen nog op de keel omhoog is getrokken en het publiek in is geduwd?3 Wat is uw reactie op deze signalen? In hoeverre past het optreden van de politie tijdens deze demonstratie volgens u binnen de wettelijke kaders van het demonstratierecht en mensenrechtenverdragen?
In welke situaties exact is het bovengenoemde handelen van de politie proportioneel en geoorloofd? Wanneer mag een agent een demonstrant bij de keel grijpen en zijn keel afknijpen?
Bent u ervan op de hoogte dat de Nederlandse Vereniging voor Journalisten het optreden van de politie jegens journalisten tijdens de genoemde demonstratie heeft veroordeeld wegens het onmogelijk maken van journalisitiek werk?4 Wat vindt u ervan dat de politie volgens aanwezige journalisten het journalistieke werk onmogelijk heeft gemaakt?
Bent u bekend met het rapport «State repression of environmental protest and civil disobedience: a major threat to human rights and democracy» van Michel Forst, speciaal rapporteur van de Verenige Naties (VN), dat op 28 februari jl. gepubliceerd is5?
Hoe reflecteert u op de conclusie van dit rapport dat de repressie waar vreedzame klimaat- en milieuactivisten op dit moment mee te maken hebben in Europa, inclusief in Nederland, een grote bedreiging vormt voor de democratie en mensenrechten?
Bent u het eens met de constatering van de speciaal rapporteur dat de ecologische noodsituatie waarmee we collectief worden geconfronteerd niet kan worden aangepakt als degenen die vreedzaam alarm slaan en actie eisen, daarvoor worden gecriminaliseerd? Zo nee, waar baseert u dit op?
Kunt u bevestigen dat de overheid de plicht heeft om het recht op elke vorm van vreedzaam demonstreren, inclusief burgerlijke ongehoorzaamheid, te respecteren én te beschermen, ongeacht de eventuele tijdelijke overlast of het ongemak die deze demonstraties kunnen veroorzaken? Zo nee, hoe ziet u dit dan?
Kunt u bevestigen dat internationale en Europese verdragen de overheid verplichten de uitoefening van fundamentele rechten tijdens dergelijke acties maximaal te faciliteren en te beschermen, in plaats van deze te beperken of te onderdrukken? Hoe rijmt u dit met het politie-optreden tegen klimaatdemonstranten van de afgelopen jaren?
Deelt u de mening dat vreedzame klimaatbewegingen op geen enkele wijze neergezet kunnen worden als een criminele organisaties? Zo nee, waarom niet?
Hoe verenigt u het optreden van politie en justitie tegen klimaatdemonstranten met Artikel 3, lid 8, van het Verdrag van Aarhus, welke een een juridisch bindende verplichting oplegt aan landen die partij zijn bij het Verdrag om ervoor te zorgen dat personen die hun rechten uit hoofde van het Verdrag uitoefenen, niet worden gestraft, vervolgd of lastig gevallen?
Ben u het met de speciaal rapporteur van de VN eens dat door klimaat- en milieuactivisten zowel in de politiek als in verschillende media continu in een kwaad daglicht te stellen, een giftig debat kan ontstaan dat het functioneren van de democratie kan schaden en kan aanzetten tot steeds verdergaande repressie van vreedzame demonstranten? Zo nee, op welk onderzoek berust uw mening hierover?
Realiseert u zich dat u ook bijdraagt aan steeds verdere polarisatie door het te hebben over «illegale acties», «misbruik van het demonstratierecht» en een «verdienmodel»? Zo ja, waarom gebruikt u deze termen dan toch? Zo nee, kunt u toezeggen te stoppen met het gebruiken van deze termen in het debat over klimaatdemonstranten?
Kunt u aangeven hoe vaak de volgende overtredingen zijn geconstateerd gedurende de afgelopen 24 maanden bij resp. de blokkades van de A12 door Extincion Rebellion en de boerenprotesten; gebruik van geweld tegen politie of omstanders, brandstichting, verbranden van giftige materialen zoals asbest, storten van vuil of puin, intimidatie van bestuurders en afsteken van vuurwerk? Wilt u elk van deze onderwerpen afzonderlijk beantwoorden, zowel voor de snelwegblokkades van Extinction Rebellion als voor de boerenprotesten?
Deelt u de mening dat er een wezenlijk verschil is tussen de vreedzame en geweldloze demonstraties van Extinction Rebellion en de boerenprotesten in Nederland en Brussel waarbij puin op de wegen werd gestort, bestuurders werden geïntimideerd, hooibalen in brand werden gestoken, illegaal vuurwerk werd afgestoken en zelfs asbest werd verbrand? Zo nee, waarom niet?
Waarom kiest u ervoor om in uw beantwoording van mondelinge vragen protesten en in het nieuwsbericht, dat u op 7 februari jl naar buiten bracht naar naar aanleiding van een overleg tussen u, de politie en het Openbaar Ministerie (OM) over boerenprotesten, blokkades door Extinction Rebellion en andere protesten6, twee groepen demonstranten, die qua opzet en aard totaal van elkaar verschillen, op één hoop te gooien?
Kunt u bevestigen dat in algemene zin een demonstratie alleen door het demonstratierecht beschermd wordt indien de demonstratie vreedzaam is? Geldt in algemene zin ook dat bij een gewelddadig protest geen sprake is van een door het demonstratierecht beschermde demonstratie, maar van een misdrijf tegen de openbare orde zoals bedoeld in Artikel 141 Wetboek van Strafrecht?
Het hiervoor genoemde nieuwsbericht over boerenprotesten, demonstraties van XR en «protesten waarbij verwerpelijke leuzen worden gescandeerd» opent met de zin «De maat is vol: dit is geen demonstreren, dit zijn geen protesten, dit zijn illegale acties of zelfs het plegen van misdrijven», welke grondslag gebruikt u of uw ministerie om hier te beoordelen of hier (i) sprake is van demonstreren of protesteren, (ii) sprake is van illegale acties en (iii) sprake is van het plegen van misdrijven? Graag elk onderdeel individueel beantwoorden.
Hoe rijmt u uw opmerking in dit nieuwsbericht, welke ook betrekking heeft op demonstraties van XR, met het feit dat het Europees Hof van de Rechten van de Mens vreedzame, tijdelijke verkeersblokkades heeft aangemerkt als een vorm van demonstreren, waarbij voor de overheid de plicht voorop staat om uitoefening van het demonstratierecht mogelijk te maken?
Hoe gaat u de vijf oproepen tot actie uit het rapport van de speciaal rapporteur omzetten in beleid?
Hoe gaat u ervoor zorgen dat de verantwoordelijke partijen (OM, burgemeesters, politie, etc.) per direct in lijn met internationale mensenrechtenverdragen gaan acteren?
Het toepassen van de Wet aanpak dierenmishandeling |
|
Ines Kostić (PvdD), Christine Teunissen (PvdD) |
|
Dilan Yeşilgöz-Zegerius (minister justitie en veiligheid) (VVD), Piet Adema (minister landbouw, natuur en voedselkwaliteit) (CU) |
|
Kunt u bevestigen dat sinds de inwerkingtreding van de Wet aanpak dierenmishandeling en dierverwaarlozing per 1 januari 2024 de rechtspraak extra instrumenten heeft, waaronder het opleggen van een zelfstandig (levenslang) houdverbod?
Kunt u bevestigen dat sinds de inwerkingtreding van deze wet de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) nieuwe instrumenten heeft, waaronder de bevoegdheid om een bedrijf te sluiten vanwege dierenwelzijn?
Kunt u bevestigen dat sinds de inwerkingtreding van deze wet de officier van de justitie (OvJ) een gedragsaanwijzing kan opleggen waardoor een verdachte tot aan de zitting geen of minder dieren mag houden?
Kunt u bevestigen dat de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) sinds de inwerkingtreding van deze wet extra instrumenten heeft, waaronder het opleggen van een educatieve maatregel en het geheel of gedeeltelijk sluiten van bedrijven, inrichtingen en locaties waar dierenwelzijn wordt geschaad?
Kunt u aangeven hoe vaak er een zelfstandig houdverbod is opgelegd sinds de inwerkingtreding van de wet?
Kunt u aangeven hoe vaak er een levenslang houdverbod is opgelegd?
Kunt u aangeven hoe vaak de NVWA een bedrijf heeft stilgelegd of gesloten vanwege dierenwelzijn?
Kunt u aangeven hoe vaak de OvJ een gedragsaanwijzing heeft opgelegd waardoor een verdachte geen of minder dieren mag houden?
Kunt u aangeven hoe vaak de RVO een educatieve maatregel heeft opgelegd?
Kunt u aangeven hoe vaak de RvO een bedrijf, inrichting en/of locatie heeft stilgelegd of gesloten vanwege dierenwelzijn?
Hoe heeft u ervoor gezorgd dat deze instanties voldoende op de hoogte zijn van de extra bevoegdheden en instrumenten sinds de inwerkingtreding van de wet?
Heeft het aangekondigde gesprek met het Openbaar Ministerie (OM) en de rechtspraak over hoe de kennis over dierenwelzijnszaken kan worden geborgd, inmiddels plaatsgevonden? Zo ja, kunt u een terugkoppeling geven van dit gesprek? Zo nee, wanneer gaat dit gesprek plaatsvinden?
Kunt u bevestigen dat de NVWA onlangs een inspectie heeft gedaan bij een varkenshouderij in Twente, waarbij varkens met botbreuken en grote aantallen dode varkens zijn aangetroffen? Kunt u bevestigen dat de dieren nauwelijks licht hadden en de waterleiding was afgesloten?1
Kunt u bevestigen dat er naar aanleiding van deze inspectie een proces-verbaal is geschreven?
Kunt u verklaren waarom de NVWA er in dit geval, waarbij ernstige dierenmishandeling en dierverwaarlozing is aangetroffen, niet voor heeft gekozen om gebruik te maken van hun nieuwe bevoegdheid en het bedrijf stil te leggen of te sluiten vanwege gebrekkig dierenwelzijn en de dieren in beslag te nemen?
Bent u bereid om (opnieuw) in gesprek te gaan met de NVWA, de RVO, het OM en rechtspraak over de extra bevoegdheden en instrumenten die zij hebben om op te treden bij dierenmishandeling en dierverwaarlozing? Zo nee, waarom niet?
Bent u bereid om in dit gesprek aan te kaarten om de extra bevoegdheden en instrumenten een (belangrijker) onderdeel te maken van de relevante opleidingen, zoals de opleiding tot OvJ? Zo nee, waarom niet?
Kunt u deze vragen één voor één en binnen de daarvoor gestelde termijn beantwoorden?
Een dikbilstier die vanwege de stress is overleden op de veemarkt in Schagen. |
|
Ines Kostić (PvdD) |
|
Piet Adema (minister landbouw, natuur en voedselkwaliteit) (CU) |
|
Wat is uw reactie op het bericht dat een dikbilstier op een veemarkt in Schagen in elkaar is gezakt en is overleden?1
Wat vindt u ervan dat we dieren op markten puur voor het vermaak van mensen blootstellen aan grote hoeveelheden stress, met ernstige welzijnsaantastingen als gevolg?
Deelt u de mening dat het overlijden van de dikbilstier geen incident is, maar onderdeel van een breder patroon van welzijnsproblemen en misstanden op markten met levende dieren?2, 3, 4, 5
Bent u bereid om wetgeving voor te bereiden om markten met levende dieren te verbieden? Zo nee, waarom niet?
Kunt u bevestigen dat het verboden is om dieren onnodig angst en stress te bezorgen?
Kunt u bevestigen dat dieren op deze veemarkt onnodig angst en stress zijn bezorgd?
Was de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) aanwezig op deze veemarkt? Zo nee, waarom niet?
Indien de NVWA wel aanwezig was, zijn er overtredingen of misstanden geconstateerd op deze veemarkt? Zo ja, hoeveel en welke?
Wat vindt u ervan dat extreem doorgefokte rassen zoals dikbilrunderen worden tentoongesteld op markten?
Ziet u de mogelijkheid om dikbilrunderen ook op te nemen in het vertoningsverbod dat u voorbereidt voor dieren met extreme uiterlijke kenmerken? Zo nee, waarom niet?
Kunt u bevestigen dat veel dikbilrunderen extreem zijn doorgefokt zodat ze meer vlees opleveren, maar dat dit ten koste is gegaan van het bekken dat juist smaller is geworden?
Kunt u bevestigen dat hierdoor het overgrote deel van de dikbilkalfjes niet op natuurlijke wijze kan bevallen, maar alleen via routinematige keizersneden?
Kunt u bevestigen dat het al meer dan 15 jaar de inzet van het ministerie is om het aantal keizersneden bij dikbilrunderen te verminderen door vrijblijvende onderzoeken, pilots, gesprekken en plannen van de sector?6
Wat vindt u ervan dat het aantal keizersneden ondanks al deze vrijblijvende initiatieven nog steeds extreem hoog is?
Kunt u herinneren dat u eerder aan de Kamer schreef dat u een einde wil aan het fokken van dierrassen met kenmerken die schadelijk zijn voor hun welzijn en gezondheid?7
Erkent u dat dikbilrunderen worden gefokt met kenmerken die schadelijk zijn voor hun welzijn en gezondheid? Zo nee, waarom niet?
Wanneer komt u met maatregelen om de fok van dikbilrunderen te verbieden?
Kunt u deze vragen één voor één en binnen de daarvoor gestelde termijn beantwoorden?
Tata Steel en de HUMAN documentaire STAAL |
|
Mpanzu Bamenga (D66), Joris Thijssen (PvdA), Marieke Koekkoek (D66), Ines Kostić (PvdD), Geert Gabriëls (GL) |
|
Vivianne Heijnen (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (CDA) |
|
Heeft u de HUMAN-documentaire STAAL, bestaande uit vier afleveringen, gezien?1 Wat is uw reactie hierop?
Ik beschik niet over een NPO Plus account en heb daarom nog niet de volledige serie bekeken. Het materiaal dat ik tot nu toe heb gezien geeft een goede inkijk in de verschillende perspectieven in de IJmond.
Wat wilt u zeggen tegen de omwonenden van Tata Steel die, zoals ook naar voren komt in de documentaire, grote hinder en negatieve gezondheidseffecten ervaren van de fabriek en hun leven op allerlei wijzen moeten aanpassen aan de fabriek?
Bewoners in het IJmondgebied maken zich terecht zorgen over hun gezondheid en die van hun kinderen. Het kabinet besloot eerder al dat gezondheid een prominente plaats moet krijgen in een eventuele maatwerkafspraak met het bedrijf. Emissies van schadelijke stoffen moeten omlaag. De gezondheidsproblematiek in de IJmond is dermate urgent dat uitstel van verdere actie hierop onverantwoord zou zijn. Het kabinet wil op korte termijn afspraken maken met Tata Steel Nederland en gaat onderzoeken of het haalbaar is om een deel van de plannen sneller uit te voeren2. Zo moeten gezondheidsrisico’s op kortere termijn worden teruggebracht. Ik heb er vertrouwen in met deze keuze het goede pad in te slaan. Het komt er nu op aan om alles op alles te zetten zodat dit op korte termijn ook tot verbeteringen leidt.
Wat is uw reactie op het fragment waarin een Tata Steel-medewerker, wanneer hij een afsluiter van een installatie opendraait, tegen een collega zegt dat hierbij rotzooi vrijkomt, maar dat het goed is als het maar niet op de camera’s van Frisse Wind staat en dat ze de installatie daarom ’s avonds in het donker starten?2
Het ministerie kent de precieze feiten en omstandigheden niet. Dat maakt het lastig om goed te kunnen reflecteren. In algemene zin geldt dat uit de wetgeving volgt dat de toezichthouder, in dit geval de Omgevingsdienst Noordzeekanaalgebied, onverwijld over ongewone voorvallen moet worden geïnformeerd.
Tata Steel heeft mij laten weten dat het in dit geval ging om normale onderhoudswerkzaamheden die conform de geldende eisen gemeld zijn aan de Omgevingsdienst Noordzeekanaalgebied. De Omgevingsdienst Noordzeekanaalgebied handelt deze informatie af conform de in het toezicht gebruikelijke werkwijze. Daarbij wordt beoordeeld wat hier precies gebeurd is en of het bedrijf regels heeft overtreden.
Klopt het dat Tata Steel bepaald onderhoud voornamelijk ’s avonds en ’s nachts doet, omdat gifwolken die hierbij vrijkomen dan minder goed te zien zijn op beeld? Zo nee, hoe zit dit dan en waarom wordt die indruk dan gewekt? Zo ja, wat gaat u hiertegen doen?
Dat kan ik niet beoordelen. De Omgevingsdienst Noordzeekanaalgebied ziet erop toe dat onderhoud conform de daaraan gestelde eisen wordt uitgevoerd en dat de daarbij behorende meldingen worden gedaan.
Bent u het ermee eens dat, als Tata Steel bepaald onderhoud voornamelijk ’s avonds en ’s nachts doet, zodat het minder goed te zien is op beeld, dit bevestigt dat Tata Steel handhaving probeert te ondermijnen? Zo nee, waarom niet?
Dat kan ik niet beoordelen. Toezicht en handhaving op Tata Steel is een taak van het bevoegd gezag, de provincie Noord-Holland. Deze taken zijn gemandateerd aan de Omgevingsdienst Noordzeekanaalgebied.
Wat vindt u van het feit dat omwonenden van Tata Steel zelf camera’s en een infraroodcamera moeten opstellen, om te borgen dat de uitstoot van schadelijke stoffen door Tata goed wordt geregistreerd en erop kan worden gehandhaafd door de omgevingsdienst?
Het uitgangspunt van het milieurecht is overigens dat een grote onderneming als Tata Steel zélf door middel van metingen en monitoring de uitstoot van haar installaties in de gaten houdt. Daartoe huurt het bedrijf geaccrediteerde meetbedrijven in. De metingen die bewoners doen, kunnen een interessante aanvulling zijn op de zaken die het bedrijf en de verschillende overheden zelf al uitvoeren.
Het stellen van monitoringsvoorschriften in de vergunning, de monitoring en het indien nodig uitvoeren van controlemetingen daarop is een taak van het bevoegd gezag, de provincie Noord-Holland. Deze taken zijn belegd bij de Omgevingsdienst Noordzeekanaalgebied. De Omgevingsdienst Noordzeekanaalgebied heeft een programma opgesteld waarin extra controlemetingen worden uitgevoerd. Ook is recent een extra camera geplaatst voor toezicht op de Kooksfabriek 1. Daarnaast evalueert de provincie op dit moment het luchtmeetnet.
Kunt u bevestigen dat de door omwonenden geïnstalleerde infraroodcamera meer en actuelere inzichten biedt in de uitstoot van schadelijke stoffen door Tata Steel? Zo nee, op welke wijze heeft de omgevingsdienst zelf (los van input van Tata Steel zelf) inzicht in de dagelijkse uitstoot van die stoffen door Tata Steel?
Dat kan ik op dit moment nog niet zeggen. Mijn ministerie zal, samen met het RIVM en de Omgevingsdienst Noordzeekanaalgebied, contact leggen met de omwonenden om meer te weten te komen over de kwaliteit en bruikbaarheid van de met de infraroodcamera vergaarde informatie.
Bent u het ermee eens dat dit soort techniek actief moet worden ingezet door de omgevingsdiensten en dat burgers hiermee niet belast zouden moeten worden? Zo nee, waarom niet?
Dat kan ik op dit moment niet zeggen, omdat de kwaliteit en bruikbaarheid van de met de infraroodcamera vergaarde informatie mij nog niet duidelijk is.
Gaat u in gesprek met omgevingsdiensten om ze aan te sporen en waar nodig te faciliteren om bij grote vervuilers meer gebruik te maken van technologie zoals camera’s en eigen meetapparatuur? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wanneer gaat u dit doen?
Ik vind in algemene zin dat de overheid voortdurend moet streven naar een effectief en sterk stelsel van vergunningverlening, toezicht en handhaving. In het kader van het interbestuurlijk programma versterking VTH-stelsel (IBP VTH) zet ik daarom in op onder andere effectieve handhaving door het delen van de juiste informatie. In de actieagenda Industrie en Omwonenden4 wordt in het onderdeel «meten en weten» ook nader onderzoek gedaan naar de toegevoegde waarde van dit soort metingen.
Hoe kan het dat er nog maar zes verbeuringen zijn uitgedeeld in de derde last onder dwangsom voor rauwe kooks, terwijl op de camera’s van Frisse Wind al vele malen het soort zwarte wolken te zien zijn waarvan de omgevingsdienst in de documentaire STAAL zegt dat het rauwe kooks zijn?
Dat kan ik niet beoordelen. Toezicht en handhaving op Tata Steel is een taak van het bevoegd gezag, de provincie Noord-Holland. Deze taken zijn gemandateerd aan de Omgevingsdienst Noordzeekanaalgebied. De Omgevingsdienst heeft op haar website een uitgebreide uitleg geplaatst over het beoordelen van camerabeelden en rauwe kooks5. Daaruit blijkt overigens dat er diverse zaken in onderzoek zijn.
Kent u het gezondheidsultimatum van omwonenden van Tata Steel en milieuorganisaties?3 Wat is uw reactie hierop, punt voor punt?
Ja, dat is mij bekend. Hierin roepen omwonenden en milieuorganisaties op tot een snelle sluiting van de ziekmakende fabrieksonderdelen en een voortvarende verduurzaming van de fabriek. Het voorstel van de omwonenden vertoont grote overeenkomsten met het door Hans Wijers en Frans Blom geanalyseerde scenario «alleen elektrische boogovens.7» Zij geven aan dat een keuze voor de productieroute met alleen elektrische hoogovens logisch is als de Staat de grote investering van publieke middelen in een economisch kwetsbaar bedrijfsmodel op vindt wegen tegen de reductie van de lokale hinder en het behoud van een deel van de lokale werkgelegenheid, en als de Staat het vertrouwen heeft dat Tata Steel Nederland concurrerend kan zijn in de markt voor laagwaardig staal. Zij beoordelen de economische levensvatbaarheid van dit scenario als slecht.
In de recente brief heeft het kabinet een voorkeur uitgesproken voor een ander scenario, namelijk het «voorstel van TSN met versnelde overlastreductie»8.
Vindt u het acceptabel dat Tata Steel nog tot zeker 2040 wil doorgaan met het uitstoten van grote hoeveelheden ziekmakende stoffen, ten koste van de gezondheid van mens en milieu? Zo nee, welke maatregelen gaat u hier dan tegen nemen?
Nee, dat vind ik niet acceptabel. Emissies van schadelijke stoffen moeten omlaag. Het kabinet besloot eerder al dat gezondheid een prominente plaats moet krijgen in een eventuele maatwerkafspraak met het bedrijf. De gezondheidsproblematiek in de IJmond is dermate urgent dat uitstel van verdere actie hierop onverantwoord zou zijn. Het kabinet wil daarom op korte termijn afspraken maken met Tata Steel Nederland en gaat onderzoeken of het haalbaar is om een deel van de plannen sneller uit te voeren9. Zo moeten gezondheidsrisico’s op kortere termijn worden teruggebracht. Ik heb er vertrouwen in met deze keuze het goede pad in te slaan. Het komt er nu op aan om alles op alles te zetten zodat dit op korte termijn ook tot verbeteringen leidt.
Wat is uw reactie op de eis van deze omwonenden- en milieuorganisaties, namelijk dat Tata Steel de kooksfabriek 2 uiterlijk in 2025 moet sluiten? Wanneer gaat u hier gehoor aan geven?
Zoals in het antwoord op vraag 12 is aangegeven, onderzoekt het kabinet of het haalbaar is om een deel van de plannen sneller uit te voeren. Een definitief besluit hierover wordt tijdens de voorjaarsbesluitvorming genomen. Onderdeel van deze optie is een versnelde reductie van de impact op de gezondheid door het sneller realiseren van overkappingen en het eerder sluiten van Kooks- en Gasfabriek 2. In de onderhandelingen met het bedrijf zal moeten blijken in hoeverre het mogelijk is om de gewenste versnelling ook daadwerkelijk te bereiken. Daarbij spelen zaken als technische haalbaarheid, mogelijkheden voor versnelling van vergunningverlening en financiële haalbaarheid een rol.
Erkent u dat het stellen van bovenstaande eisen zoals ook verwoord in het gezondheidsultimatum aan Tata Steel ook helpt om de klimaat- en stikstofdoelen te halen, gezien het bedrijf de grootste CO2- en stikstofuitstoter is van Nederland? Zo nee, waarom niet?
Er zijn verschillende scenario’s waarmee een bijdrage kan worden geleverd aan de klimaat- en stikstofdoelen. Hiervoor verwijs ik u naar het rapport van Hans Wijers en Frans Blom10.
Hoe gaat u de maatwerkafspraken die met Tata Steel worden gemaakt ook afdwingbaar maken, zodat er bijvoorbeeld sancties kunnen worden opgelegd als Tata de doelen niet haalt en de afspraken niet naleeft, ook met betrekking tot gezondheid?
Het kabinet zal, in lijn met het advies van de Expertgroep gezondheid IJmond11, inzetten op het opnemen in een eventuele maatwerkafspraak van een paragraaf over gezondheid, met duidelijk omschreven doelen wat betreft effecten op de gezondheid. Uitgangspunt hierbij moet zijn dat de impact van Tata Steel op de gezondheid van omwonenden, werknemers en oud-werknemers, zowel in termen van schadelijke emissies als hinder, zo snel en zo ver mogelijk wordt geminimaliseerd. Deze vermindering van schadelijke impact moet bovendien goed gemeten en gecontroleerd worden. Zoals ik uw Kamer in juli 202312 heb gemeld, worden deze afspraken vastgelegd in juridisch bindende maatwerkafspraken, waar voorwaarden aan worden verbonden. Op dit moment wordt onderzocht hoe (het afdwingen van) een dergelijke afspraak het beste kan worden vormgeven.
Wat is uw reactie op het toekomstscenario dat in het gezondheidsultimatum wordt geschetst, uitgesplitst per stap, namelijk: Tata Steel halffabricaten laten inkopen, de oude hoogovens uiterlijk in 2030 vervangen door elektrische ovens en de productie vanaf 2030 verlagen van 7 miljoen naar 4 miljoen ton staal?
Zie hiervoor het antwoord op vraag 11.
Neemt u dit toekomstscenario dat in het gezondheidsultimatum wordt geschetst mee bij het uitvoeren van de aangenomen motie-Van Esch c.s. over de effecten op gezondheid en milieu van de verschillende toekomstscenario's van Tata Steel alsnog onafhankelijk en transparant in beeld brengen?4 Zo nee, waarom niet?
Ja. Het rapport van Hans Wijers en Frans Blom14 heeft dit onafhankelijk en transparant in beeld gebracht.
Wanneer krijgt de Kamer de resultaten van de uitvoering van de bovengenoemde motie-Van Esch c.s. met een MKBA van de verschillende toekomstscenario's van Tata Steel, waaronder ook expliciet een scenario van recycling en het afschalen van de fabriek?
De Kamer heeft deze informatie recent ontvangen in de vorm van het rapport van Hans Wijers en Frans Blom15. Hiermee is deze motie afgedaan.
Aangezien eerder al is gebleken dat de data van Tata over de schadelijke stoffen die zij uitstoten geen betrouwbaar, compleet en actueel beeld geeft van de daadwerkelijk uitgestoten stoffen, bent u bereid om ervoor te zorgen dat er vanuit de overheid meer zelf wordt gemeten bij Tata Steel, bijvoorbeeld met meer inzet van slimme technologie en uitbreiding van meetpunten waardoor continu kan worden gemeten, actuele gegevens over schadelijke stoffen worden vergaard en handhavers en burgers zo voorzien worden van betrouwbare informatie? Zo nee, waarom niet?
Zoals ik in mijn brief van 9 januari 202416 aan uw Kamer heb gemeld, heeft de provincie Noord-Holland vorig jaar al aanvullend budget gegeven aan de Omgevingsdienst Noordzeekanaalgebied voor het uit laten voeren van additionele emissiemetingen bij Tata Steel. De Omgevingsdienst voert aanvullende emissiemetingen uit bij onder andere de Kooksfabrieken van Tata Steel. Dit vanwege de behoefte vanuit verschillende partijen om de betrouwbaarheid te kunnen toetsen van metingen door het geaccrediteerde meetbureau van Tata Steel en door andere geaccrediteerde meetbureaus in opdracht van Tata Steel. Daarnaast is het doel onder meer om niet-genormeerde emissies in kaart te brengen. Na uitvoering van de metingen zal worden geëvalueerd of vervolg of aanpassing in deze meetstrategie nodig is. Daarnaast houdt de Omgevingsdienst sinds februari 2023 cameratoezicht op Kooksfabriek 2. Sinds eind december is ook een tweede camera operationeel met zicht op Kooksfabriek 117.
Indien u niet wilt zorgen voor meer onafhankelijke metingen bij Tata Steel, hoe denkt u dan het vertrouwen van omwonenden van Tata te herstellen, aangezien omwonenden geen vertrouwen hebben in de data van Tata en de overheid al jaren oproepen om te investeren in onafhankelijk, continu en fijnmazig meten?
Zie het antwoord op vraag 19.
Wat is uw reactie erop dat een kritische Tata Steel-medewerker, die te zien is in de documentaire STAAL, plotseling wordt ontslagen en één dag nadat de trailer van de documentaireserie te zien is, plotseling weer wordt aangenomen?5
Dit is een kwestie tussen de betreffende werknemer en Tata Steel als werkgever. Het ministerie kent de precieze feiten en omstandigheden van dit geval niet.
Bent u het ermee eens dat deze gang van zaken er erg op wijst dat Tata Steel een kritische werknemer de mond wil snoeren? Zo ja, wat is uw reactie hierop? Zo nee, hoe ziet u dit dan?
Zie het antwoord op vraag 21.
Wat is uw reactie erop dat deze kritische Tata Steel-medewerker signaleert dat er achterstallig onderhoud is bij installaties, dat er te weinig mensen zijn voor het vele werk en dat enkele mensen veel te veel overuren maken?
Iedereen heeft recht op een veilige en gezonde werkplek. Dat geldt ook voor de medewerkers van Tata Steel. Het is belangrijk dat de Arboregels worden nageleefd en dat de werkgever de werknemers beschermt, zodat zij gezond en veilig kunnen werken. Hoewel ik de beweringen van deze kritische medewerker niet kan beoordelen, vind ik dit signaal wel zorgelijk.
Handhaving en toezicht op Tata Steel is een taak van het bevoegd gezag, de provincie Noord-Holland. Deze taken zijn gemandateerd aan de Omgevingsdienst Noordzeekanaalgebied. In de Arbeidstijdenwet en het Arbeidstijdenbesluit staat hoe lang een werknemer per dag en per week mag werken en wanneer de werknemer recht heeft op pauze of rusttijd. Werkgevers zijn op basis van Arbowet ook verplicht om beleid vast te stellen om psychosociale arbeidsbelasting te voorkomen, dan wel te beperken. Daaronder valt ook het voorkomen of beperken van hoge werkdruk. De werkgever is verantwoordelijk voor de naleving van deze regels. Het toezicht op de Arbeidstijden- en de Arbowet is een taak van de Nederlandse Arbeidsinspectie en vormt daarmee het sluitstuk.
Wat is uw reactie erop dat er nog nooit goed onderzoek is gedaan naar de gezondheid van medewerkers, terwijl staalarbeiders volgens onderzoeken in het buitenland tot 500% grotere kans op kanker hebben?
Ik neem de gezondheid van werknemers serieus. Iedereen heeft immers recht op een veilige en gezonde werkplek. De werkgever is verantwoordelijk voor het beschermen van zijn werknemers, zodat zij gezond en veilig kunnen werken. Werkgevers zijn verplicht om via een Risico-Inventarisatie en -Evaluatie (RI&E) de arbeidsrisico’s in kaart te brengen en een plan van aanpak op te stellen om deze aan te pakken. Ook zijn werkgevers verplicht om een periodiek arbeidsgezondheidskundig onderzoek (PAGO) aan medewerkers aan te bieden. Deze verplichting vloeit voort uit de Arbowet- en regelgeving. Het toezicht hierop is een taak van de Nederlandse Arbeidsinspectie.
Bent u van plan opdracht te geven voor een dergelijk onderzoek naar de gezondheid van Tata Steel-medewerkers? Zo nee, waarom niet? Zo ja, door welke instantie en per wanneer?
In een eventuele maatwerkafspraak zet het kabinet in op het opnemen van een paragraaf over gezondheid die naast omwonenden ook gaat over werknemers en oud-werknemers. Uitgangspunt hierbij moet zijn dat Tata Steel de impact op de gezondheid van omwonenden, werknemers en oud-werknemers, zowel in termen van schadelijke emissies als hinder, zo snel en zo ver mogelijk minimaliseert. Deze vermindering van schadelijke impact op korte en lange termijn moet bovendien goed gemeten en gecontroleerd worden.
Het inzetten van een onderzoek naar de gezondheid van Tata Steel-medewerkers is echter niet aan mij, maar aan Tata Steel als werkgever. Zie hiervoor het antwoord op vraag 24.
Kunt u de bovenstaande vragen één voor één beantwoorden en het liefst voor 4 april 2024 in verband met het plenaire debat over het rapport van de Onderzoeksraad voor Veiligheid over industrie en omwonenden?
Ja.
Het grote verschil tussen de Duitse en de Nederlandse Schijf van Vijf |
|
Ines Kostić (PvdD) |
|
Maarten van Ooijen (staatssecretaris volksgezondheid, welzijn en sport) (CU), Piet Adema (minister landbouw, natuur en voedselkwaliteit) (CU) |
|
Heeft u gezien dat de Duitse versie van de Schijf van Vijf recent is herzien?1
Ja.
Kunt u bevestigen dat in het herziene advies wordt aanbevolen om meer dan 75% plantaardig te eten en minder dan 25% dierlijk?
Dat klopt, het Duitse advies beveelt aan dat meer dan drie kwart van de levensmiddelen in het eetpatroon uit plantaardige producten bestaat en minder dan een kwart uit dierlijke producten.
Kunt u bevestigen dat het kabinet ernaar streeft om te komen tot een verhouding tussen plantaardige en dierlijke eiwitten van 50/50 in 2030?
Ja, de doelstelling is om een verschuiving van de balans in de consumptie van dierlijke en plantaardige eiwitten van de huidige 60/40-verhouding naar 50/50 in 2030 te realiseren. Deze verhouding past bij de Schijf van Vijf van het Voedingscentrum.
Kunt u bevestigen dat de Gezondheidsraad een verhouding van 60/40 plantaardige en dierlijke eiwitten aanbeveelt?
Op verzoek van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV) en de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) heeft de Gezondheidsraad de gevolgen van de eiwittransitie voor de gezondheid onderzocht, en in het bijzonder de verschuiving naar een voedingspatroon met 60% plantaardige en 40% dierlijke eiwitten. In het advies dat de Gezondheidsraad op 13 december 20232 heeft uitgebracht, concludeert zij dat een verschuiving naar een voedingspatroon met 60% plantaardige en 40% dierlijke eiwitten goed is voor de gezondheid van de meeste Nederlanders en tevens milieuwinst oplevert. De Gezondheidsraad adviseert allereerst in te zetten op beleidsmaatregelen gericht op de gehele bevolking om de huidige beleidsdoelen (verhouding 50/50) te behalen, en daarna in te zetten op een verdere verschuiving naar 60% plantaardige en 40% dierlijke eiwitten.
Kunt u bevestigen dat, als de duurzaamheidsdoelen worden meegerekend, deze aanbeveling nog verder zou moeten worden aangescherpt? Zo nee, waarom niet?
Nee. De Gezondheidsraad heeft hier geen uitspraken over gedaan. De Gezondheidsraad adviseert allereerst in te zetten op beleidsmaatregelen om de huidige beleidsdoelen te behalen. Dit levert een directe en substantiële gezondheids- en duurzaamheidswinst op.
Kunt u uiteenzetten op welke onderzoeken het kabinetsbeleid en de Schijf van Vijf zijn gebaseerd?
Het voedselbeleid van het kabinet neemt de Schijf van Vijf als uitgangspunt voor wat een gezond en duurzaam eetpatroon is. De Schijf van Vijf is het wetenschappelijk onderbouwde voedingsvoorlichtingsmodel in Nederland over gezond, veilig en duurzaam eten, gemaakt door het Voedingscentrum. De Schijf van Vijf vormt de praktische vertaalslag van de Richtlijnen goede voeding van de Gezondheidsraad die in 2015 zijn gepubliceerd. In deze Richtlijnen goede voeding staat omschreven aan welke voedingskundige eisen de voeding moet voldoen om een preventieve bijdrage te leveren aan voeding-gerelateerde welvaartsziekten, en wordt de wetenschappelijke onderbouwing daarvoor beschreven. De Schijf van Vijf houdt ook rekening met de energiebehoefte, behalen van voedingsnormen en met duurzaamheid, namelijk door een maximum te stellen voor dierlijke producten met hoge broeikasgasuitstoot. Daarbij wordt ook gezorgd dat de adviezen niet te ver van de eetgewoonten in Nederland af staan, en dat ze herkenbaar zijn voor de diversiteit aan eetculturen die Nederland rijk is.
Hoe verklaart u het grote verschil tussen het Duitse- en Nederlandse advies?
Het Duitse voedingsadvies spreekt over 75% plantaardige en 25% dierlijke producten, terwijl de Nederlandse beleidsdoelstelling specifiek over de eiwitverhouding gaat. Binnen deze 75% plantaardige producten vallen bijvoorbeeld ook groente, fruit en plantaardige oliën: deze bevatten wel (plantaardige) eiwitten, maar zijn minder eiwitrijk dan bijvoorbeeld vlees, vis, zuivel, eieren en peulvruchten. Het Nederlandse advies gaat niet uit van voedselproducten, maar de verhouding plantaardige en dierlijke eiwitten, die in meer of mindere mate in verschillende voedselproducten aanwezig zijn. Dit zijn dus verschillende uitgangspunten. Daarnaast zijn de nieuwe Duitse adviezen met een andere methode dan in Nederland tot stand gekomen, met mogelijk andere randvoorwaarden. Tenslotte zijn in beide adviezen de lokale eetgewoonten meegewogen, deze gewoonten verschillen in enige mate tussen de landen, wat kan leiden tot verschillen in voedingsadviezen.
Overigens komt de verhouding van plantaardige en dierlijke producten zoals beschreven in de aanbevelingen in Duitsland aardig in de buurt van verhouding in een voedingspatroon met 60% plantaardige en 40% dierlijke eiwitten zoals beschreven in het Nederlandse advies. Naast dat de website van het
Voedingscentrum geraadpleegd kan worden over hoe te eten met de Schijf van Vijf, biedt deze ook informatie over hoe een eetpatroon met 60% plantaardig eiwit eruit zou kunnen zien. Hier wordt deze verhouding in producten zoals beschreven in het Duitse advies zichtbaar.
Kunt u bevestigen dat het kabinetsdoel en de Schijf van Vijf niet uitgaan van wat het meest optimaal is voor de humane gezondheid, het klimaat, de natuur en dierenwelzijn? Zo niet, op welke wetenschappelijke onderzoeken baseert u de stelling dat het kabinetsdoel en de Schijf van Vijf het meest optimaal is voor de humane gezondheid, het klimaat, de natuur en dierenwelzijn?
Het kabinet streeft een voedselbeleid na waarin gezondheid en duurzaamheid integraal samenkomen. Dit wordt ook beoogd in de Schijf van Vijf van het Voedingscentrum. Gezonde en duurzame keuzes gaan vaak samen. Inmiddels is steeds meer bekend over duurzaamheidsaspecten van voedsel en is het nodig dat deze meer geïntegreerd worden meegewogen in de voedingsadviezen. Daarom zal hier bij de actualisering van de Richtlijnen goede voeding door de Gezondheidsraad specifiek aandacht voor zijn.
Bent u bereid om naar aanleiding van het advies van de Gezondheidsraad2 en de nieuwe richtlijnen in Duitsland opdracht te geven om de Schijf van Vijf te herzien? Zo nee, waarom niet?
De Commissie Voeding van de Gezondheidsraad is in 2023 gestart met de advisering over de Richtlijnen goede voeding. De commissie evalueert op basis van de huidige stand van wetenschap of de bestaande Richtlijnen goede voeding uit 2015 gehandhaafd kunnen blijven of moeten worden aangepast. Ook gaat de commissie na of er een wetenschappelijke basis is voor nieuwe richtlijnen. De Richtlijnen goede voeding zijn gericht op de preventie van chronische ziekten, maar daarnaast worden ook milieuaspecten meegewogen. De publicatie van een eerste advies wordt verwacht eind 2025.4 Het Voedingscentrum zal vervolgens bekijken hoe de adviezen van de Gezondheidsraad het beste in de Schijf van Vijf tot uiting kunnen komen. Het Voedingscentrum zorgt ervoor dat hun voedingsadvies betrouwbaar is door nieuwe bevindingen te verwerken wanneer daar voldoende wetenschappelijke consensus over is. Periodiek wordt daarom de Schijf van Vijf geactualiseerd, de laatste grote update van de Schijf van Vijf heeft in 2016 plaatsgevonden.
Bent u bereid om bij het kabinetsdoel en bij de herziening van de Schijf van Vijf niet alleen mee te wegen hoeveel consumptie van dierlijke producten vanuit humane gezondheid verantwoord is, maar ook de impact die de productie ervan heeft op dieren, klimaat en natuur? Zo nee, waarom niet?
Het formuleren van nieuwe ambities of beleidsdoelen is aan een nieuw kabinet.
Zoals aangegeven bij vraag 9, zullen bij de herziening van de Richtlijnen goede voeding, waar de Schijf van Vijf grotendeels op gebaseerd is, milieuaspecten worden meegewogen. Dit is ook gebeurd bij de voorgaande actualisatie op basis van de destijds beschikbare kennis. Indien nodig, kan het Voedingscentrum de Schijf van Vijf vervolgens actualiseren op basis van de herziene Richtlijnen goede voeding.
Bent u bereid om de wetenschappelijke adviezen zoals vormgegeven in de Schijf for Life, een plek te geven in het voedselbeleid? Zo nee, waarom niet?
In het voedselbeleid speelt de Schijf van Vijf een belangrijke rol. De Schijf van Vijf is gebaseerd op de laatste inzichten van de wetenschap die op brede consensus kunnen rekenen. De Richtlijnen goede voeding en voedingsnormen die door de Gezondheidsraad worden opgesteld vormen hiervoor een belangrijke basis. Bij het opstellen van deze Gezondheidsraad-adviezen worden alle beschikbare wetenschappelijke inzichten meegenomen en gewogen door onafhankelijke experts.
Indien nodig kunnen specifieke onderwerpen extra aandacht krijgen in het voedselbeleid en de uitvoering daarvan, omdat de Nederlandse situatie of actualiteit hier aanleiding toe geeft. De overheid bemoeit zich echter niet met de voedingsadviezen aan de burger.
Bent u voornemens om de adviezen van de Gezondheidsraad door te vertalen in concrete voedingsadviezen? Zo nee, waarom niet?
Het doorvertalen van de adviezen van de Gezondheidsraad in concrete voedingsadviezen ligt bij het Voedingscentrum. Het Voedingscentrum biedt consumenten en professionals wetenschappelijke en onafhankelijke informatie over een gezonde, veilige en meer duurzame voedselkeuze. Deze voedingsadviezen worden gefinancierd door de overheid en zijn in die hoedanigheid onderdeel van het voedselbeleid, maar worden inhoudelijk enkel gebaseerd op wetenschappelijke inzichten.
Kunt u deze vragen één voor één en binnen de daarvoor gestelde termijn beantwoorden?
Ja.
Puppy-yoga |
|
Ines Kostić (PvdD), Joost Eerdmans (EénNL) |
|
Piet Adema (minister landbouw, natuur en voedselkwaliteit) (CU) |
|
Heeft u kennisgenomen van de uitzending van Radar over misstanden bij puppy yoga?1
Wat vindt u ervan dat een buitenlands bedrijf een yogacentrum in Amsterdam heeft geopend waarbij pups urenlang worden gebruikt voor commercieel gewin?
Wat is uw reactie op de beelden waarbij te zien is dat pups continu wakker worden gemaakt, worden opgetild en doorgegeven en rondlopen in een ruimte waar een groot risico is dat ze gewond raken?
Wat vindt u ervan dat er geen toezicht is op de gezondheid en het welzijn van de pups door bijvoorbeeld een diergedragsdeskundige?
Kunt u bevestigen dat de eerste weken van het leven van een hond cruciaal zijn voor de ontwikkeling?
Kunt u bevestigen dat pups het grootste deel van de dag horen te slapen?
Kunt u bevestigen dat overmatige angst en stress, overprikkeling en een tekort aan slaap kan leiden tot gezondheids- en gedragsproblemen bij honden?
Kunt u bevestigen dat pups die urenlang worden ingezet voor puppy yoga en continu wakker worden gemaakt, onvoldoende slaap en rust krijgen?
Kunt u bevestigen dat op de beelden te zien is dat de pups onnodige angst en stress ervaren en dat dit een overtreding is van de Wet dieren (Kamerstuk 35 398) en het Besluit houders van dieren?
Heeft u gezien dat meerdere yogadocenten die bij dit yogacentrum hebben gewerkt zich nu actief uitspreken tegen puppy yoga?2
Heeft u gezien dat verschillende dierenwelzijnsorganisaties, waaronder de Dierenbescherming, Vier Voeters en House of Animals, zich hebben uitgesproken tegen puppy yoga?3 4 5
Deelt u de mening dat het onwenselijk is dat pups, puur vanwege commercieel belang en het vermaak van mensen, worden ingezet bij yoga? Zo nee, waarom niet?
Deelt u de mening dat puppy yoga kan leiden tot onwenselijke impulsaankopen van pups? Zo nee, waarom niet?
Wat vindt u van de uitspraak van de eigenaar van het bedrijf Puppies & Yoga: «Zolang de vraag naar puppy yoga toeneemt, blijven wij studio’s openen?»6
Deelt u de mening dat dit een ongewenste trend is waar snel een halt aan moet worden toegeroepen? Zo nee, waarom niet?
Bent u bereid om zo snel mogelijk met maatregelen te komen om puppy yoga te verbieden? Zo nee, waarom niet?
Kunt u deze vragen één voor één en binnen de daarvoor gestelde termijn beantwoorden?
Dat Appelsientje de frisdrankentaks ontwijkt door koemelk aan een product toe te voegen |
|
Ines Kostić (PvdD) |
|
Marnix van Rij (staatssecretaris financiën) (CDA), Maarten van Ooijen (staatssecretaris volksgezondheid, welzijn en sport) (CU), Piet Adema (minister landbouw, natuur en voedselkwaliteit) (CU) |
|
Kent u het bericht «Appelsientje ontwijkt suikertaks met truc: vleugje zuivel maakt sap belastingvrij»?1
Ja
Wat is uw reactie hierop?
Alcoholvrije dranken die een bepaald gehalte aan melkvet («zuivel») bevatten, zijn uitgezonderd van de verbruiksbelasting van alcoholvrije dranken.2 Ook dranken waaraan zuivel wordt toegevoegd, vallen op deze manier niet onder de verbruiksbelasting. Op basis van de huidige wetgeving is dit toegestaan. Dit is niet nieuw. De huidige vormgeving van de uitzondering voor zuivel bestaat sinds 1993.
Of en in hoeverre de Kamer deze uitzondering wenselijk acht, is ook relevant voor de vormgeving van een mogelijke nieuwe verbruiksbelasting die differentieert op basis van het suikergehalte in de drank (hierna: gedifferentieerde verbruiksbelasting). Vorig jaar hebben de Ministeries van Financiën en Volksgezondheid, Welzijn en Sport onderzoek gedaan naar de mogelijkheden hiertoe. Over de uitkomsten van dit onderzoek heb ik samen met de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport de Kamer geïnformeerd per brief.3 In navolging van dit onderzoek zend ik uw Kamer, mede namens de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, tegelijkertijd met deze beantwoording ook een contourenbrief. Deze contourenbrief richt zich op de mogelijkheid van een gedifferentieerde verbruiksbelasting en is opgesteld naar aanleiding van aangenomen moties op dit onderwerp.4 In de contourenbrief worden verschillende opties voor een gedifferentieerde verbruiksbelasting uiteengezet. Het demissionaire kabinet heeft de route van een contourenbrief gekozen vanwege haar demissionaire status, de verscheidenheid in politieke wensen – de aangenomen moties geven geen eenduidig beeld – en de nog te maken keuzes. Afhankelijk van de voorkeur van uw Kamer voor één van de in deze brief opgenomen opties kan het demissionaire kabinet deze desgewenst uitwerken in een wetsvoorstel. Overigens kan de vormgeving van de uitzondering voor zuivel- en sojadranken ook binnen de systematiek van de húidige verbruiksbelasting worden aangepast. De definitie van zuiveldranken kan zodanig worden aangepast dat over bijvoorbeeld vruchtensap of frisdrank met een kleine hoeveelheid zuivel voortaan wel verbruiksbelasting is verschuldigd. De systematiek hieromtrent is toegelicht in paragraaf 3.6 van de contourenbrief.
Vindt u het wenselijk dat bedrijven zoals Appelsientje belasting ontwijken door melkpermeaat aan hun producten toe te voegen? Zo nee, waarom heeft u dan wetgeving gemaakt die dit mogelijk maakt?
Zoals ik heb aangegeven in het antwoord op vraag 2 geldt op basis van de huidige wetgeving – die geldt sinds 1993 – dat dranken met een bepaald gehalte aan melkvetten zijn uitgezonderd van de verbruiksbelasting van alcoholvrije dranken. Het kabinet en de Staten-Generaal hebben deze wet destijds inclusief deze uitzondering vastgesteld. Door de vormgeving van deze uitzondering zijn alcoholvrije dranken betrekkelijk snel uitgezonderd van de verbruiksbelasting als zuivel wordt toegevoegd. Zoals aangegeven wordt gelijktijdig met deze beantwoording een contourenbrief aan uw Kamer gestuurd, waarin verschillende opties voor een andere vormgeving zijn opgenomen.
Erkent u dat het toevoegen van koemelk aan andere dranken het kabinetsbeleid op het gebied van de eiwittransitie ondermijnt? Zo nee, waarom niet?
Nee, de toevoeging van koemelk aan een product ondermijnt het kabinetsbeleid op de eiwittransitie niet. Het beleid van de Nederlandse overheid richt zich op een verschuiving naar een voedingspatroon met in verhouding meer plantaardige en minder dierlijke eiwitten. Binnen de huidige doelstelling, een consumptieverhouding van 50/50 in 2030, is er nog ruimte voor de consumptie van dierlijke eiwitten. Producten waaraan een klein beetje zuivel wordt toegevoegd ondermijnen daarmee de doelstelling op de eiwittransitie niet.
De overheid zet in op een duurzaam en gezond eetpatroon voor alle Nederlanders. Via onder andere het Voedingscentrum worden burgers hierover geïnformeerd. Daarnaast zijn er in 2023 diverse monitors uitgevoerd om de verschuiving naar een meer plantaardig eetpatroon te kunnen volgen. Over de resultaten van deze monitors bent u recent geïnformeerd.5
Heeft u signalen dat ook andere bedrijven de truc van Appelsientje zullen gaan overnemen? Zo ja, om hoeveel en om welke bedrijven gaat het?
In een artikel van RTL Nieuws van dezelfde strekking6 lees ik dat er ook andere frisdranken zijn die voornemens zijn een kleine hoeveelheid melkvetten aan hun product toe te voegen. Er zijn geen aantallen bekend.
Kunt u aangeven of het primaire doel van de limonadetaks is om een gezondere leefstijl te bevorderen of extra belastinginkomsten te genereren?
Het doel van de huidige verbruiksbelasting van alcoholvrije dranken is het genereren van budgettaire opbrengst.7 Daarnaast wil het kabinet gezonde keuzes stimuleren. Een eerste stap daartoe is dat per 1 januari 2024 mineraalwater van de belasting is uitgezonderd. Een volgende stap kan zijn dat wordt overgegaan tot een gedifferentieerde verbruiksbelasting van alcoholvrije dranken op basis van suikergehalte. Of en hoe een dergelijke verbruiksbelasting wordt vormgegeven, is nu aan de Tweede en Eerste Kamer.
Als het doel is een gezonde leefstijl bevorderen, kunt u dan gemotiveerd duiden waarom suikerhoudende zuiveldranken zijn uitgezonderd van de heffing?
Het doel van de belasting is primair budgettair (zie antwoord op vraag 6) en niet het bevorderen van een gezonde leefstijl.
Als het doel is extra belastinginkomsten te genereren, waarom biedt u dan de mogelijkheid tot belastingontwijking via het toevoegen van zuivel?
Zoals aangegeven onder vraag 2 geldt de uitzondering voor zuivel van oudsher. De definitie van de zuiveluitzondering is zo vormgegeven dat bepaalde alcoholvrije dranken betrekkelijk snel zijn uitgezonderd van de verbruiksbelasting van alcoholvrije dranken.8 De uitzondering geldt, kort gezegd, voor drank uit melk met een melkvet gehalte van 0,02% massaprocent. In de parlementaire geschiedenis van de wet wordt toegelicht hoe het percentage van 0,02% destijds tot stand is gekomen.9 Daarin is uiteengezet dat bij de huidige omschrijvingen van alcoholvrije dranken aansluiting is gezocht bij de afbakening die wordt gebruikt in de zogenoemde gecombineerde nomenclatuur («GN-codes»), die deel uitmaakt van het gemeenschappelijk douanetarief van de Europese Gemeenschappen. Bij de opkomst van de zogenoemde yoghurtdranken en weidranken zijn alle producten onderzocht en is de grens vastgesteld op 0,02%mas. Dit percentage kan echter ook aan dranken worden toegevoegd die niet traditioneel als zuivel worden gezien, zoals vruchtensap of frisdrank.
Zoals aangegeven worden in de genoemde contourenbrief verschillende opties voor een gedifferentieerde verbruiksbelasting uiteengezet, en wordt hierbij ook ingegaan op de opties rondom de behandeling van zuivel- en sojadranken. Afhankelijk van de voorkeursrichting die uw Kamer aangeeft, kan de vormgeving van de huidige verbruiksbelasting worden aangepast. Aanpassing van de genoemde zuivel-uitzondering kan zowel plaatsvinden binnen een nieuw systeem dat differentieert op basis van het suikergehalte als binnen het huidige systeem. In de contourenbrief is dit toegelicht in paragraaf 3.6
Wat is de meest recente inschatting van de opbrengsten van de verbruiksbelasting op alcoholvrije dranken? Hoeveel kan er naar schatting worden misgelopen als deze truc breder zal worden toegepast?
De meest recente inschatting van de opbrengsten van de verbruiksbelasting op alcoholvrije dranken komt uit op € 699 miljoen in 2024 (raming Miljoenennota 2024). Hierbij zijn realisatiecijfers tot en met januari 2024 meegenomen. Het is niet mogelijk om een schatting te geven van het effect als meer drankproducenten een bepaald melkvetgehalte gaan toevoegen aan hun dranken. Van dranken die onder de zuiveluitzondering vallen, hoeft geen aangifte gedaan te worden. Het is daardoor niet mogelijk om de huidige omvang van deze categorie dranken op basis van aangiftedata in kaart te brengen. Ook is het lastig in te schatten of het toevoegen van zuivel in de toekomst aan populariteit zal winnen. Uiteraard blijven we de grondslag van de verbruiksbelasting de komende periode monitoren.
Wat is uw boodschap aan bedrijven zoals Appelsientje die door koemelk aan hun producten toe te voegen de verbruiksbelasting op alcoholvrije dranken ontwijken?
Het is een feit dat verbruiksbelasting níet is verschuldigd als de alcoholvrije drank een bepaald gehalte aan melkvet bevat, in lijn met de wet die sinds 1993 geldt. In hoeverre dat wenselijk is en blijft ligt nu ter beoordeling voor aan beide Kamers.
Deelt u de mening dat het beleid zo snel mogelijk moet worden aangepast om te voorkomen dat bedrijven belasting blijven ontwijken en de eiwittransitie blijvend wordt ondermijnd?
In bijgaande contourenbrief zijn de opties voor een gedifferentieerde verbruiksbelasting uiteengezet. Hierin worden ook verschillende opties voor de behandeling van zuivel- en sojadranken binnen een gedifferentieerde verbruiksbelasting toegelicht. In de brief is ook aangegeven hoe de uitzondering voor zuivel- en sojadranken kan worden aangepast binnen de húidige verbruiksbelasting. Het demissionaire kabinet heeft de route van een contourenbrief gekozen vanwege haar demissionaire status, de verscheidenheid in politieke wensen – de aangenomen moties geven geen eenduidig beeld – en de nog te maken keuzes. Verder merk ik op dat een wijziging van de uitzondering voor zuivel een structuurwijziging is met een voorbereidingsperiode van minimaal 12 tot 24 maanden voor de Douane vanaf het moment dat de wetswijziging is aangenomen door beide Kamers. Mocht uw Kamer een wijziging willen op dit gebied, dan dient met die termijn rekening te worden gehouden. De daadwerkelijke voorbereidings- en realisatieperiode is afhankelijk van complexiteit van de structuurwijziging en moet blijken uit enerzijds de Uitvoeringstoets en anderzijds de ruimte die er is in het IV portfolio van de Douane. Concreet voor het accijns en verbruiksbelastingportfolio geldt dat deze de komende jaren overvol is met onder andere aanpassingen naar aanleiding van (Europese) wetgeving en noodzakelijke modernisering van het ICT-landschap voor het borgen van de continuïteit van de accijns- en verbruiksbelastingprocessen.
Hoe gaat u ervoor zorgen dat dezeloopholezo snel mogelijk wordt gedicht?
Zie antwoord vraag 11.
Wat gaat u ondertussen doen om te voorkomen dat andere bedrijven dit soort trucjes gaan toepassen en op welke termijn gaat u dat doen?
Zie antwoord vraag 11.
Wat bedoelt u met dat u de uitzondering in de suikertaks voor zuiveldranken onder de loep gaat nemen? Bedoelt u hiermee dat u de uitzondering voor koemelk zal gaan schrappen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 11.
In het plenaire debat over het Gezond en Actief Leven Akkoord gaf u aan in september met een voorstel te komen voor een progressieve suikerbelasting op frisdranken. Schrapt u in dit voorstel ook meteen de uitzondering voor koemelk? Zo nee, waarom niet?
Zoals aangegeven kunnen in het kader van een gedifferentieerde verbruiksbelasting verschillende beleidsopties worden overwogen. In de genoemde contourenbrief zijn alle opties uiteengezet, zodat uw Kamer hierover een voorkeursrichting kan aangeven. Ook als niet wordt overgegaan op een gedifferentieerde verbruiksbelasting geldt dat de reikwijdte van de uitzondering voor zuivel- en sojadranken desgewenst kan worden aangepast. Ook dit is toegelicht in de contourenbrief.
Voor veel mensen is het een als vanzelfsprekende aanname dat vruchtensappen in hun aard plantaardig zijn. Overweegt u met Appelsientje in gesprek te gaan om aan te geven dat het belangrijk is een duidelijke waarschuwing op de verpakking op te nemen, waarbij gewaarschuwd wordt dat het product niet langer geschikt is voor mensen met een lactose-intolerantie of die principieel kiezen voor plantaardige voeding? Zo nee, waarom niet? Zo ja, op welke termijn en op wijze?
Nee, wij zullen niet in gesprek gaan met Appelsientje. Producenten zijn verplicht alle ingrediënten op de juiste wijze op het etiket van de drank te vermelden. Op deze manier heeft een allergisch persoon voldoende informatie en is een waarschuwing niet nodig.
Zijn er voorbeelden in ons omringende landen waarin zuivelproducten een fiscale voorkeursbehandeling krijgen ten opzichte van plantaardige producten? Zo nee, waarom is dat dan in Nederland wel het geval?
Allereerst is de verbruiksbelasting van alcoholvrije dranken een nationale (verbruiks)belasting. Deze belasting is niet op Europees-niveau geharmoniseerd zoals de accijns en btw. Buiten de accijns kunnen EU-lidstaten andere indirecte belastingen heffen. Niet alle landen hebben daarom een verbruiksbelasting van alcoholvrije dranken. Zo heeft Nederland een verbruiksbelasting van alcoholvrije dranken, maar Duitsland niet. Duitsland heeft dan wel weer een belasting op koffie, die Nederland niet heeft.
Van landen die een nationale belasting hebben op alcoholvrije dranken is bekend dat het merendeel een uitzondering heeft voor zuivel (of dranken op basis daarvan). Hieronder vallen landen als België, Frankrijk, Ierland en het Verenigd Koninkrijk. Deze uitzondering is niet altijd op melkvet gebaseerd, maar eerder op de vraag of de drank al dan niet toegevoegd suiker bevat.
Kan melkpermeaat allergische reacties oproepen? Zo ja, bent u dan bereid het in wetgeving als allergeen te behandelen met een verplichte waarschuwing op producten waarin het verwerkt is? Zo nee, hoe zeker bent u daarvan en op grond van welke wetenschappelijke vaststelling?
Melkpermeaat is een bijproduct van (ultra)filtratie van melk tijdens de productie van kaas en andere zuivelproducten. Tijdens het (ultra)filtratieproces passeert het permeaat door verschillende zeven. De samenstelling van het melkpermeaat is afhankelijk van de grootte en permeabiliteit van de gebruikte zeven.10 Het product Appelsientje bevat 10% melkpermeaat, per liter kan het dan 4–12 gram lactose bevatten en ongeveer 400 mg melkeiwit. De meeste mensen met lactose-intolerantie kunnen deze hoeveelheid verdragen, maar melkpermeaat kan dus een allergische reactie oproepen bij gevoelige personen. Omdat melkpermeaat als ingrediënt wordt toegevoegd aan het product, moet dit op het etiket in de ingrediëntenlijst worden vermeld. Daarnaast moet het woord «melk» op een nadrukkelijk manier worden genoemd, aangezien het hier om een allergeen gaat.
Een via Nederland verspreide tuberculose-uitbraak bij apen die als proefdier worden gebruikt |
|
Ines Kostić (PvdD) |
|
Conny Helder (minister zonder portefeuille volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD), Piet Adema (minister landbouw, natuur en voedselkwaliteit) (CU) |
|
Kunt u de berichtgeving van Animal Rights bevestigen waaruit blijkt dat er via Nederland een tuberculose-uitbraak is verspreid bij apen die als proefdier worden gebruikt?1
Wanneer bent u op de hoogte gebracht van deze tuberculose-uitbraak? Welke stappen zijn er ondernomen sinds de besmetting is vastgesteld?
Waarom heeft u de Tweede Kamer hier niet over geïnformeerd, maar moet de Kamer in plaats daarvan van het Spaanse Ministerie van Landbouw, Visserij en Voedsel, via een dierenrechtenorganisatie, vernemen dat deze uitbraak heeft plaatsgevonden?
Heeft u op enig moment overwogen om de Kamer hierover te informeren, gezien het belang van een transparant bestuur, de politieke aandacht voor zoönosen en de politieke wens om een einde te maken aan dierproeven met apen? Zo nee, waarom niet?
Bent u bereid om de Kamer voortaan (tijdig) te informeren over dergelijke uitbraken van dierziektes? Zo nee, waarom niet?
Hoeveel besmette apen zijn er in Nederland aangetroffen en hoeveel, via Nederland getransporteerde, besmette apen zijn er in andere landen aangetroffen?
Kunt u bevestigen dat deze besmette apen vanuit Vietnam naar Nederland zijn getransporteerd? Via hoeveel transporten zijn deze apen naar Nederland gekomen?
Klopt het dat deze apen naar Nederland zijn getransporteerd om vanaf hier verder te verhandelen voor proefdieronderzoeken? Zo niet, voor welke reden zijn de apen dan naar Nederland getransporteerd?
Naar welke landen zijn deze apen geëxporteerd?
Hadden deze apen al tuberculose voordat ze naar Nederland zijn getransporteerd of hebben ze de tuberculose in Nederland opgelopen?
Welke eisen worden gesteld aan de import, quarantaine en export van apen? Zijn deze eisen in dit geval goed nageleefd?
Wat is er met de besmette apen gebeurd? Wat is er met de andere apen gebeurd die op dezelfde transporten zaten, maar niet besmet waren?
Kunt u bevestigen dat de besmette apen voordat ze zijn geïmporteerd, negatief zijn getest op tuberculose, en dat een dergelijke test dus niet de garantie biedt dat we apen zonder zoönosen importeren?
Heeft u, nadat u op de hoogte bent gebracht van de tuberculose-uitbraak, het transport van apen vanuit Vietnam naar Nederland stilgelegd? Zo ja, voor hoe lang? Zo nee, waarom niet?
Heeft u, nadat u op de hoogte bent gebracht van de uitbraak, het transport van apen vanuit Nederland naar andere landen stilgelegd? Zo ja, voor hoe lang? Zo nee, waarom niet?
Kunt u bevestigen dat er handhavend is opgetreden tegen de betreffende handelaar die apen met gevaarlijke zoönosen naar Nederland heeft gehaald? Zo ja, op welke manier? Zo nee, waarom niet?
Wat bedoelt de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) met: «Ondertussen is de certificering aangepast zodat dit niet meer kan voorkomen»?2
Kunt u bevestigen dat dit niet het eerste geval is van tuberculose-besmetting bij getransporteerde apen vanuit Zuidoost-Azië, maar dat er ook andere recente gevallen zijn, in bijvoorbeeld de Verenigde Staten?3
Hoe verklaart u het verschil in handelen tussen de Amerikaanse overheid en de Nederlandse overheid, waarbij in de Verenigde Staten meteen een bericht uitging naar de veterinaire instanties en het luchtvaart- en vliegveldpersoneel werd gewaarschuwd, terwijl er in Nederland is besloten om «geen verdere ruchtbaarheid» aan deze uitbraak te geven, zoals de NVWA meldt op vragen van Animal Rights?
Deelt u de mening dat het over de hele wereld verschepen van apen uit Zuidoost-Azië een risico met zich meebrengt voor de volksgezondheid? Zo nee, waarom niet?
Bent u bereid om de import van apen vanuit Zuidoost-Azië stil te leggen, gezien het risico voor de volksgezondheid en voor het dierenwelzijn? Zo nee, waarom niet?
Bent u bereid om, gezien deze risico’s, een einde te maken aan de commerciële handel in apen? Zo nee, waarom niet?
Kunt u deze vragen één voor één en binnen de daarvoor gestelde termijn beantwoorden?
Het bericht ‘Kritiek op besluit provincie Friesland tegen actief regenboogbeleid' |
|
Ines Kostić (PvdD), Songül Mutluer (PvdA) |
|
Robbert Dijkgraaf (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (D66) |
|
Heeft u kennisgenomen van het artikel «Kritiek op besluit provincie Friesland tegen actief regenboogbeleid»?1
Ja.
Zijn de voorwaarden waaraan een provincie moet voldoen om zich regenboogprovincie te mogen noemen, vastgelegd? Zo ja, waar en wat zijn die voorwaarden? Zo nee, kunt u voor die voorwaarden zorgen?
De regenboogprovincies zijn een initiatief van de provincies zelf en daarmee is ook de invulling hiervan en de financiering aan de provincies zelf. OCW heeft hierin dus geen voorwaardenscheppende rol. Dat neemt niet weg dat ik dit initiatief van de provincies als Minister van OCW van harte ondersteun. Daarom heb ik een financiële bijdrage geleverd aan kennisinstituut Movisie waarmee zij onder meer uitwisseling van kennis en verbinding tussen de regenboogprovincies faciliteren.
Deelt u de mening dat als een provincie het predicaat regenboogprovincie heeft die provincie dan ook een actief «regenboogbeleid» zou moeten voeren waaronder het actief inzetten voor onder meer de veiligheid en acceptatie van de lhbti-gemeenschap? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet en wat is de waarde van dat predicaat dan nog?
Het is van groot belang dat iedereen in Nederland, dus ook lhbtiq+ personen, zich veilig en geaccepteerd weten. Iedereen moet de ruimte en vrijheid krijgen om zichtbaar en openlijk zichzelf te kunnen zijn, zonder negatieve invloed van seksuele en gendernormen en zonder geconfronteerd te worden met verbaal of fysiek geweld. Dat kan ik niet alleen bereiken. Ik ben dan ook verheugd met het feit dat in de periode van 2016 tot 2020 alle provincies Regenboogprovincie zijn geworden. Uit de nieuwe Inventarisatie Regenboogbeleid Regenboogprovincies 2022 blijkt ook dat provincies steeds concreter invulling geven aan lhbtiq+ beleid. Bij veel provincies staat lhbtiq+ acceptatie en veiligheid dus hoog op de agenda. Ik werk hierin graag samen met de provincies, maar zoals gezegd is de invulling van het regenboogbeleid uiteindelijk aan de provincies zelf.
Deelt u de mening dat regenboogprovincies in het kader van de acceptatie en de veiligheid van de lhbti-gemeenschap een regierol hebben te vervullen om inclusie en diversiteit actief te bevorderen in de regio en initiatieven te verbinden? Zo ja, kunt u dan met de provincie Fryslân in overleg treden over hoe die rol wel kan worden ingevuld? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 3.
Kent u de Inventarisatie Regenboogbeleid Regenboogprovincies?2 Zo ja, deelt u de mening dat u een sturender rol moet gaan spelen om te zorgen dat provincies hun rol als aanjager van initiatieven en verbinder voor het bevorderen van de veiligheid en acceptatie van de lhbti-gemeenschap nog beter waar gaan maken? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 3.
Kunt u inzichtelijk maken hoeveel meldingen de afgelopen drie jaar bij de Antidiscriminatievoorzieningen in Fryslân zijn gemaakt van discriminatie, uitsluiting dan wel onveiligheid van de lhbti-gemeenschap en hoeveel meldingen en aangiftes bij de politie?
Bijgaande cijfers zijn aangeleverd door Discriminatie.nl/Fryslân/Tumba:
Grond
Meldingen in 2021
Meldingen in 2022
Meldingen in 2023
Geslacht(Trans)
2
3
6
Seksuele gerichtheid
10
14
34
12
17
40
Grond
Meldingen in 2021
Meldingen in 2022
Meldingen in 2023
Seksuele gerichtheid
66
73
74
Het aanpassen van antwoorden op schriftelijke vragen over de landelijke vrijstellingslijst en het toch niet uitvoeren van een aangenomen motie, vlak na gesprekken met de jagerslobby |
|
Ines Kostić (PvdD) |
|
Christianne van der Wal (minister zonder portefeuille landbouw, natuur en voedselkwaliteit) (VVD) |
|
Kunt u bevestigen dat de Kamer een motie van de Partij voor de Dieren heeft aangenomen, waarmee de regering wordt verzocht om diersoorten die in hun voortbestaan worden bedreigd per direct van de landelijke vrijstellingslijst af te halen?1
Ja.
Kunt u bevestigen dat u op 15 februari 2024 in antwoorden op schriftelijke vragen het volgende schreef aan de Kamer: «Om aan de motie tegemoet te komen, zal ik voorbereidingen treffen voor het intrekken van de vrijstelling en de aanwijzing van konijn, houtduif en kauw»?2
Ja. Op 15 februari 2024 heb ik uw Kamer, in antwoord op vragen van het lid Akerboom (PvdD) over de landelijke vrijstellingslijst (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2023–2024, nr. 1045), geïnformeerd over de wijze waarop ik uitvoering wil geven aan de motie van het lid Akerboom, 36 410 XIV, nr. 9, waarin wordt opgeroepen de soorten die in hun voortbestaan worden bedreigd per direct van de vrijstellingslijst af te halen. Door een menselijke fout is op 15 februari 2024 een verkeerde versie van mijn antwoord verstuurd, hetgeen ik betreur.
Het is juist dat mijn ministerie stappen heeft gezet om de vrijstellingen voor konijn, houtduif en kauw in te trekken. Het uitvoeren van de motie is echter complexer dan vooraf voorzien. In januari is in gesprekken met de provincies en andere partijen gebleken dat aan het intrekken van de vrijstellingen meer haken en ogen zitten dan eerder gedacht.
De versie waaraan u refereert was in een eerder stadium wel aan mij voorgelegd, ik heb toen aangegeven dat die ook afgestemd moest worden met provincies en andere stakeholders. Op basis hiervan is de beantwoording aangepast. De verstuurde antwoorden waren dus antwoorden die niet mijn akkoord hadden. Hierop heeft een rectificatie plaatsgevonden. Zoals in de gerectificeerde beantwoording is aangegeven, heb ik meer tijd nodig om de uitvoering van de motie af te stemmen met provincies en betrokken partijen, en om de consequenties hiervan beter in beeld te brengen.
Kunt u bevestigen dat er op 19 februari 2024 een gesprek heeft plaatsgevonden tussen ambtenaren van het Ministerie van LNV en de Jagersvereniging?3
Ja. Op die dag was een overleg met Land en Tuinbouworganisatie Nederland (LTO), Federatie Particulier Grondbezit (FPG), Koninklijke Nederlandse Jagersvereniging (KNJV) en Nederlandse Organisatie voor Jacht en Grondbeheer (NOJG) gepland, om het proces rond uitvoering van genoemde motie van het lid Akerboom te bespreken. Dit overleg was al gepland om plaats te vinden op die datum, vóór verzending van de antwoorden op vragen van het lid Akerboom, zie bijlagen docnr 1 en docnr 2.
Kunt u in detail omschrijven (met een tijdslijn) hoe dit gesprek zo snel tot stand is gekomen? Is hierover sinds de beantwoording van de Kamervragen op 15 februari 2024 telefonisch, app- en/of mailcontact over geweest en zo ja tussen wie precies? Van wie kwam het initiatief en wat is er gezegd?
De tijdlijn is de volgende:
Kunt u uitleggen of het normaal is dat deze lobbyclubs door het Ministerie van LNV zo snel (binnen vier dagen na beantwoording van de Kamervragen) worden bediend? Kunt u drie concrete voorbeelden noemen van een situatie waarbij bijvoorbeeld dierenwelzijnsorganisaties op deze manier en zo snel zijn bediend? Zo nee, waarom niet?
Het proces dat u hier schetst is geen gebruikelijke gang van zaken. Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 4, komt het proces zoals u dat schetst ook niet overeen met de gang van zaken bij de rectificatie van de beantwoording van de vragen over de landelijke vrijstellingslijst. Mijn medewerkers zijn door de KNJV op de vergissing geattendeerd en hebben daarop een rectificatie in gang gezet. Het is niet zo dat het besluit op verzoek van de vier genoemde partijen is aangepast. De beantwoording was al eerder n.a.v. een signaal van de provincies aangepast.
Welke andere organisaties waren vertegenwoordigd bij dit gesprek?
Bij dit gesprek waren vertegenwoordigers aanwezig van LTO, FPG, KNJV en NOJG.
Kunt u bevestigen dat het tijdens dit gesprek is gegaan over de antwoorden op de schriftelijke vragen?
Ja, de beantwoording van betreffende Kamervragen en het per abuis versturen van niet door mij geaccordeerde antwoorden zijn tijdens het gesprek aan de orde gekomen. Dit vormde echter niet de aanleiding voor het gesprek.
Kunt u bevestigen dat onder andere de jagerslobby tijdens dit gesprek hun ongenoegen heeft geuit over de voorbereidingen die worden getroffen over het beperken van de jacht op konijnen, houtduiven en kauwen?
Nee. Tijdens het gesprek hebben de vier partijen aandacht gevraagd voor een zorgvuldig proces rond besluitvorming over uitvoering van de motie. Ik deel die opvatting. Er is niet specifiek ongenoegen geuit over het beperken van de jacht op betreffende soorten.
Ter specificatie, er is hier geen sprake van beperken van de jacht op deze soorten, maar van het intrekken van vrijstellingen. De jacht op konijnen is niet geopend, de jacht op houtduiven is toegestaan. Kauwen staan niet op de wildlijst.
Kunt u het verslag van dit gesprek en alle correspondentie hierover (de correspondentie over de aanloop naar het gesprek en de conclusies en afronding erna) delen met de Kamer (uiteraard kunnen namen worden weggelaten)? Zo nee, waarom niet?
In de bijlage treft u een intern verslag van het gesprek, de uitnodiging voor het gesprek en de terugkoppeling die richting de vier partijen is gegeven.
Kunt u bevestigen dat uw ambtenaren hebben aangegeven later die week een terugkoppeling te geven over hoe er nu verder met de antwoorden wordt omgegaan?
Mijn ambtenaren hebben aangegeven een bevestiging te geven wanneer de rectificatie gerealiseerd was. U treft de terugkoppeling aan KNJV, NOJG, LTO en FPG in de bijlage.
Kunt u bevestigen dat uw antwoorden op de schriftelijke vragen op 20 februari 2024, één dag na het plaatsvinden van dit gesprek, zijn aangepast?4
Op 19 februari 2024 is de rectificatie bij de Kamerleden gerealiseerd, reeds voor het gesprek met betreffende partijen plaatsvond. Met enige vertraging is dit ook op e website van de Kamer aangepast. Volledigheidshalve verwijs ik naar het rectificatiebericht dat ter illustratie geanonimiseerd bij de stukken gevoegd is. Zoals in de tijdlijn aangegeven was het besluit om meer tijd voor afstemming te nemen al daarvoor genomen, te weten op basis van signalen die wij van de provincies hebben ontvangen.
Kunt u bevestigen dat onder meer de eerder genoemde passage is geschrapt en is vervangen door: «Ik ben met provincies en betrokken belangenorganisaties in gesprek over hoe invulling aan deze motie te geven»?
Ja.
Kunt u bevestigen dat u de Kamer niet heeft geïnformeerd over deze wijziging, maar dat simpelweg de oorspronkelijke antwoorden offline zijn gehaald en zijn vervangen door de aangepaste antwoorden? Waarom heeft u de Kamer hierover niet geïnformeerd?
Zoals aangeven betrof het hier een rectificatie van een foutief verstuurde versie. Na constatering van deze fout is, conform de gebruikelijke werkwijze in dit soort gevallen, een rectificatie gestuurd aan de griffie, waarna de juiste versie online geplaatst is.
Wordt de hierboven geschetste gang van zaken − waarbij specifieke belangenclubs op zeer korte termijn na beantwoording van Kamervragen op gesprek worden uitgenodigd en waarna vervolgens de beantwoording van Kamervragen wordt aangepast − overal binnen het ministerie, maar ook bij andere ministeries, gezien als een standaardproces? Kunt u drie andere recente voorbeelden noemen waarbij dit zo is gedaan? Zo nee, waarom niet?
Nee, dit is geen standaardprocedure. Zoals aangegeven bij de antwoorden op vragen 4 en 5 vonden de rectificatie en het gesprek met betreffende partijen zeer kort na elkaar plaats. De verzending van onjuiste, niet door mij geaccordeerde antwoorden vormde echter niet de aanleiding voor het gesprek, waarvan de voorbereidingen al eerder, te weten op 9 februari 2024, in gang waren gezet. Het besluit om meer tijd te nemen voor een goede afstemming is tot stand gekomen op basis van signalen die wij van de provincies hebben ontvangen, niet op verzoek van de belangenorganisaties.
Ziet u in dat de hierboven geschetste gang van zaken overkomt alsof u bent gezwicht voor de jagerslobby? Zo nee, waarom niet?
Ik ben mij ervan bewust dat het hier een ongelukkige samenloop van omstandigheden betreft die kan leiden tot verkeerde beeldvorming. Ik hecht waarde aan een zorgvuldige afstemming met alle betrokken partijen en streef ernaar de consequenties van besluiten zo goed mogelijk in beeld te hebben.
Erkent u dat de opdracht van de Kamer, zoals verwoord in de aangenomen motie, belangrijker is dan de wens van de jagerslobby?
Ik neem aangenomen Kamermoties buitengewoon serieus. Ik ben mij er tegelijkertijd van bewust dat het intrekken van vrijstellingen grote consequenties kan hebben voor provincies en andere betrokken partijen. Ik hecht daarom waarde aan zorgvuldige afstemming met deze partijen. Zoals ik heb aangegeven is daar in dit geval meer tijd voor nodig.
Erkent u dat als het gaat om de landelijke vrijstellingslijst voor de soorten die worden bedreigd de Kamer primair beslist en niet de provincies?
Als Minister voor Natuur en Stikstof ben ik bevoegd besluiten te nemen over landelijke vrijstellingen (in de Omgevingswet: «vergunningsvrije gevallen»). Bij aanpassing van de lijst van schadeveroorzakende soorten in het Besluit activiteit leefomgeving (Bal) wordt de Kamer betrokken middels een voorhangprocedure.
Een besluit over het intrekken van landelijk vrijstellingen kan echter ingrijpende gevolgen hebben voor de provincies. Ik vind het belangrijk de samenwerking daarover op te zoeken.
Erkent u dat het voor de rechtsstaat en vertrouwen in de overheid belangrijk is om de wet na te leven en dus ook de Natuurbeschermingswet die stelt dat dieren die in hun voortbestaan worden bedreigd of dat gevaar lopen, niet bejaagd mogen worden? Zo nee, waarom niet?
Uiteraard hecht ik belang aan het naleven van wetten door iedereen, dus ook door de overheid. Ik vind het ook belangrijk mijn verantwoordelijkheid te nemen voor de bescherming van soorten die in hun voortbestaan worden bedreigd.
U verwijst naar wetgeving over bejagen. Hierop is sinds 1 januari 2024 de Omgevingswet van toepassing. Specifiek met betrekking tot de jacht gold onder de Wet natuurbescherming dat de jacht niet kon worden geopend op soorten waarvan de staat van instandhouding in het geding is.
Ten aanzien van de landelijke vrijstellingen, in de Omgevingswet «vergunningsvrije gevallen», is in het Besluit activiteit leefomgeving (Bal) en het Besluit kwaliteit leefomgeving (het Bkl) opgenomen dat deze alleen als zodanig kunnen worden aangewezen voor zover het vergunningsvrije geval niet leidt tot verslechtering van de staat van instandhouding van de soort.
Kunt u bevestigen dat u alsnog voorbereidingen treft om de vrijstelling en de aanwijzing van konijn, houtduif en kauw zo snel mogelijk in te trekken? Zo nee, waarom niet en hoe rijmt u dat met de Natuurbeschermingswet en de heldere opdracht van de Kamer?
Ik voer de motie uit en tref voorbereidingen voor het intrekken van de vrijstellingen voor houtduif, kauw en konijn. Zoals aangegeven in mijn brief (kenmerk DGNV / 45745616), die tegelijkertijd met deze beantwoording naar uw Kamer wordt gestuurd, zal ik uw Kamer in juni informeren over de wijze waarop ik voornemens ben invulling te geven aan uw motie.
Kunt u deze vragen één voor één en binnen de daarvoor gestelde termijn beantwoorden?
Zoals ik u op 20 maart 2024 (ah-tk-20232024-1283) heb laten weten vroeg zorgvuldige beantwoording van uw vragen meer tijd dan de daartoe gestelde termijn van drie weken.
De verkoop van illegaal gefokte dieren met ernstige erfelijke aandoeningen via Marktplaats. |
|
Ines Kostić (PvdD) |
|
Piet Adema (minister landbouw, natuur en voedselkwaliteit) (CU) |
|
Kunt u bevestigen dat er op Marktplaats talloze advertenties zijn aangetroffen waarin kittens van het ras Scottish Fold en aanverwante kruisingen worden aangeboden?1
Ja, dit kan ik bevestigen.
Kunt u bevestigen dat het verboden is om te fokken met Scottish Fold katten, omdat deze dieren continu ernstig lijden vanwege erfelijke afwijkingen?
Ja, het is op grond van artikel 3.4 van het Besluit houders van dieren verboden om te fokken met katten met vouworen (waaronder Scottish Fold katten), omdat deze katten drager zijn van een gen dat zorgt voor kraakbeenafwijkingen in het hele lichaam. Hierdoor krijgen ze op latere leeftijd ernstige gezondheidsproblemen, zoals kreupelheid en pijn. Ik vind het vreselijk dat deze dieren nog steeds worden gefokt.
Wat vindt u ervan dat uit onderzoek van House of Animals blijkt dat in drie maanden tijd via meer dan honderd advertenties Scottish Fold kittens zijn aangeboden?
Uit het onderzoek blijkt helaas dat een verbod op het fokken met katten met vouworen onvoldoende effectief is. Daarom werk ik ook aan een houdverbod voor deze katten.
Hoe verklaart u dat fokkers deze illegaal gefokte dieren nog steeds kunnen verkopen via online handelsplatformen, zoals Marktplaats?
Deze dieren kunnen worden verkocht via online handelsplatformen, omdat het momenteel nog toegestaan is om Scottish Fold katten te houden, kopen en voor de verkoop aan te bieden. Online handelsplatformen hebben geen verplichting om na te gaan of de aangeboden kittens legaal zijn gefokt. Voor een online handelsplatform is het ook niet mogelijk om op basis van een advertentie vast te stellen of de aangeboden kittens illegaal zijn gefokt.
Herkent u de signalen dat advertenties voor Scottish Fold kittens op Marktplaats niet adequaat worden verwijderd, in tegenstelling tot andere op het platform verboden producten, zoals sigaretten?
De verkoop en aankoop van dieren op Marktplaats is in beginsel toegestaan als de handel hierin niet is verboden door nationale of internationale wet- en regelgeving. Zo is bijvoorbeeld sinds 1 juli 2023 de online verkoop van tabak en e-sigaretten verboden. Advertenties voor Scottish Fold kittens zijn dat niet. De vergelijking tussen sigaretten en Scottish Fold kittens kan dan ook niet gemaakt worden.
Deelt u de mening dat Marktplaats hiermee ernstig dierenleed faciliteert? Zo nee, waarom niet?
Nee, die mening deel ik niet. Het zijn de fokkers van deze katten die dit ernstige dierenleed veroorzaken voor hun eigen (financiële) gewin.
Kunt u bevestigen dat de Nederlandse Voedsel en Warenautoriteit (NVWA) in 2023 113 waarschuwingsbrieven en 227 naleefbrieven heeft verstuurd naar fokkers van Scottish Fold katten?
Dat klopt.
Deelt u de mening dat het, gezien het feit dat al zeker 10 jaar verboden is te fokken met dit soort katten, geen tijd meer is voor waarschuwingen, maar dat er meteen moet worden ingegrepen?
Nee, deze mening deel ik niet. Het artikel uit het Besluit houders van dieren dat gaat over het fokken met gezelschapsdieren is inderdaad op 1 juli 2014, dus bijna 10 jaar geleden, in werking getreden. Het betreft hier echter een open norm, waarbij pas meer recent duidelijk is geworden2 en gecommuniceerd3, 4 dat het fokken met katten met vouworen een overtreding van dit artikel is. Daarom is het niet gek dat er op dit moment waarschuwingen worden verstuurd.
Hoe vaak heeft de NVWA het afgelopen jaar, naar aanleiding van advertenties op Marktplaats, handhavend opgetreden bij fokkers van Scottish Fold katten?
De NVWA heeft in 2023 naar aanleiding van advertenties op Marktplaats 113 officiële waarschuwingen en 227 naleefbrieven verstuurd naar fokkers van vouwoorkatten zoals de Scottish Fold katten.
Hoe vaak heeft de NVWA het afgelopen jaar de betaalgegevens en/of de advertentiehistorie van verkopers van Scottish Fold katten gevorderd?
Vanaf juni 2023 verstuurt de NVWA officiële waarschuwingen naar aanbieders van vouwoorkatten zoals de Scottish Fold. Ten behoeve van het kunnen versturen hiervan is gestart met het vorderen van gegevens bij banken. In 2023 heeft de NVWA bij Marktplaats 201 keer de advertentiehistorie en bankrekeningnummers gevorderd van verkopers van vouwoorkatten zoals de Scottish Folds. Daarnaast heeft de NVWA de naam, adres en woonplaats (NAW)-gegevens van adverteerders 130 keer opgevraagd bij de banken.
Welke mogelijkheden ziet u om de handhaving te verbeteren en ervoor te zorgen dat er een einde komt aan de illegale fok van dieren die lijden vanwege erfelijke kenmerken?
Om ervoor te zorgen dat er een einde komt aan de illegale fok van dieren die lijden vanwege erfelijke kenmerken is het ook nodig om de vraag naar deze dieren te stoppen. Daarom heb ik in de Kamerbrief «Aanpak gezelschapsdieren met schadelijke uiterlijke kenmerken» d.d. 20 januari 2023 (Kamerstuk 28 286, nr. 1288) aangegeven een houd- en vertoningsverbod te willen voor gezelschapsdieren met schadelijke uiterlijke kenmerken. In de verzamelbrief dierenwelzijn gezelschapsdieren van 13 juli 2023 (Kamerstuk 28 286, nr. 1303) heb ik aangegeven zo snel mogelijk een houdverbod in te voeren voor katten met vouworen. Momenteel wordt dit houdverbod vormgegeven. Zoals aangegeven in de verzamelbrief dierenwelzijn van 24 januari 2024 (Kamerstuk 28 286, nr. 1324) verwacht ik dit voorjaar de internetconsultatie te starten.
De in voorbereiding zijnde nationale en in het EU-voorstel «Verordening inzake het welzijn van honden en katten en hun traceerbaarheid» (COM/2023/769 final) opgenomen identificatie- en registratieplicht (I&R) voor katten zal toezichthouders beter in staat stellen om een fokker te traceren, te achterhalen of een dier illegaal in Nederland is gefokt, en/of illegaal (voor de leeftijd van de verplichte rabiës-vaccinatie, 15 weken) is geïmporteerd.
Daarnaast is in het EU-voorstel (COM/2023/769 final) een artikel opgenomen waarin staat gesteld dat exploitanten van fokbedrijven ervoor moeten zorgen dat fokstrategieën niet leiden tot het ontstaan van genotypen en fenotypen met schadelijke gevolgen voor het welzijn van honden en katten of van hun nakomelingen. Voor de effectiviteit van dit voorschrift is het van belang dat de gedelegeerde bevoegdheden hieromtrent ook daadwerkelijk en zo spoedig mogelijk na het vaststellen van de verordening opgesteld worden. Ik dring er in de raadswerkgroepen dan ook op aan dat dit op korte termijn gebeurt voor de kenmerken waarover nu al wetenschappelijk onderbouwd stelling kan worden genomen, zoals brachycefale dieren, katten met vouworen en bepaalde designer breeds5.
Bent u bereid om er bij Marktplaats op aan te dringen dat ze advertenties van dieren die in Nederland niet mogen worden gefokt sneller gaan verwijderen? Zo ja, op welke manier gaat u dit waarborgen?
Nee, het is niet doenlijk om op basis van foto's van een dier vast te stellen of deze al dan niet illegaal is gefokt.
Bent u bereid om strengere regels op te stellen voor de online verkoop van levende dieren?
De voornoemde «Verordening inzake het welzijn van honden en katten en hun traceerbaarheid» (COM/2023/769 final) zal hier naar verwachting mogelijkheden toe bieden. In dit voorstel worden maatregelen voorgesteld om de handel in honden en katten via online platforms beter te reguleren, onder andere door een EU-brede verplichting tot identificatie en registratie (I&R) van honden en katten, en een verplichte controle op deze I&R voordat een advertentie geplaatst kan worden. Online platforms worden daarnaast verplicht om bij advertenties voor honden en katten een waarschuwing te plaatsen waarin het belang van verantwoord houderschap wordt benadrukt.
Daarnaast ziet de Digitaledienstenverordening (Digital Servies Act, EU 2022/2065), die sinds 17 februari 2024 van kracht is, toe op verdere zorgvuldigheidsverplichtingen voor online marktplaatsen die relevant zijn voor online verkoop van levende dieren zoals een verbeterde traceerbaarheid van handelaren. Deze ontwikkelingen maken dat ik momenteel geen aanleiding zie tot strengere nationale regelgeving.
Welke andere mogelijkheden zijn er, tot het houdverbod voor katten met vouworen in werking treedt, om te voorkomen dat deze katten nog worden aangeboden via Marktplaats?
Op korte termijn zie ik geen andere mogelijkheden om te voorkomen dat deze katten nog worden aangeboden via Marktplaats. Dat laat onverlet dat ik ook wil dat deze katten niet meer worden aangeboden op Marktplaats, en ik mij daar voor inzet middels het houdverbod.
Kunt u deze vragen één voor één en binnen de daarvoor gestelde termijn beantwoorden?
Ja.
Belastingontwijking door bedrijven zoals Chemours |
|
Christine Teunissen (PvdD), Sandra Beckerman , Ines Kostić (PvdD) |
|
Marnix van Rij (staatssecretaris financiën) (CDA), Vivianne Heijnen (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (CDA) |
|
Heeft u sinds de beantwoording van mondelinge vragen op dinsdag 6 februari 2024 over het bericht «Vervuilende pfas-fabriek Chemours betaalde geen winstbelasting dankzij «cynische constructie»» van Follow the Money1 deze in meer detail kunnen bekijken?
Ik heb kennisgenomen van het artikel van Follow The Money over Chemours van 5 februari. In het vragenuur van 6 februari 2024 ik met uw Kamer over dit artikel gesproken. Relevante informatie heb ik zo goed en volledig mogelijk gedeeld op 6 februari met inachtneming van de fiscale geheimhoudingsplicht van artikel 67 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR). Meer informatie valt onder artikel 67 AWR en kan om die reden niet gedeeld worden.
Kunt u uitgebreider ingaan op de aantijgingen in het artikel en in hoeverre Chemours inderdaad honderden miljoenen winst maakte waarover ze geen winstbelasting hoefde te betalen, en zelfs geld terug heeft gekregen van de Belastingdienst?
Vanwege de fiscale geheimhoudingsplicht van artikel 67 AWR kan ik niet ingaan op individuele fiscale dossiers. In algemene zin kan het voorkomen dat een bedrijf in een bepaald jaar winst maakt en toch geen vennootschapsbelasting hoeft te betalen. Het belastbare bedrag waarover de vennootschapsbelasting wordt berekend, is namelijk de fiscale winst van een jaar minus de verrekenbare verliezen uit andere jaren. Verliesverrekening is inherent aan de systematiek van belastingheffing van ondernemerswinst. Het uitgangspunt is namelijk dat een bedrijf belasting betaalt over de winst die het behaalt over zijn totale levensduur (het «totaalwinstprincipe»). Als een verlies uit een bepaald jaar wordt verrekend met de winst van een voorgaand jaar («carry back»), dan resulteert dat in een teruggave van vennootschapsbelasting. Verliezen kunnen ook worden verrekend met winsten van volgende boekjaren («carry-forward»). Om te voorkomen dat bedrijven met winstgevende activiteiten in Nederland jaren achtereen geen vennootschapsbelasting betalen vanwege een grote hoeveelheid verrekenbare verliezen, zijn per 1 januari 2022 de regels voor verliesverrekening in de vennootschapsbelasting aangescherpt. Verliesverrekening kan in een bepaald jaar slechts plaatsvinden tot een bedrag van € 1 miljoen, vermeerderd met 50% van de belastbare winst die de € 1 miljoen te boven gaat.
Wat is uw reactie erop dat Chemours geen winstbelasting hoeft te betalen in Nederland, terwijl ze ondertussen wel de omgeving hier ernstig vervuilen en een gevaar zijn voor de gezondheid van omwonenden?
Winstbelasting (vennootschapsbelasting) is een belasting die wordt geheven over de belastbare winst die een bedrijf in Nederland behaalt. De winst van een bedrijf staat niet in rechtstreeks verband met bijvoorbeeld de mate van vervuiling. Daarom is er ook geen direct verband tussen de mate van vervuiling en de hoogte van de winstbelasting.
Vindt u dat hier het principe «de vervuiler betaalt» goed wordt toegepast? Kunt een nauwkeurige inhoudelijke toelichting geven?
In de vennootschapsbelasting betalen bedrijven belasting die belastbare winst in Nederland behalen. Het principe «de vervuiler betaalt» is geen principe in de vennootschapsbelasting.
Onderschrijft u de analyse dat de winst van Chemours in Nederland op papier laag lijkt door een verschil in de interne en externe prijs die het bedrijf hanteerde en daarmee een direct belastingvoordeel geeft door deze methode van transfer pricing? Zo niet, waarom niet?
Vennootschappen die tot dezelfde groep behoren, zijn onder fiscale regelgeving verplicht hun onderlinge transacties vorm te geven met inachtneming van het at arm’s-length beginsel. Dit beginsel is vastgelegd in artikel 8b van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 (Wet Vpb 1969). De OESO-richtlijnen voor verrekenprijzen voor multinationale ondernemingen en belastingdiensten2 geven inzicht in de wijze waarop het arm’s-lengthbeginsel in de praktijk dient te worden toegepast. In het Verrekenprijsbesluit wordt invulling gegeven aan de toepassing van het zogenoemde at arm’s-lengthbeginsel ten behoeve van de Nederlandse rechtspraktijk.3 Vanwege de fiscale geheimhoudingsplicht van artikel 67 van de AWR kan ik niet ingaan op individuele fiscale dossiers.
Heeft de Belastingdienst vooroverleg gehad met Chemours over de verschuldigde winstbelasting (i.e. een ruling)? Zo ja, wat houdt deze ruling in? Zo nee, is hiervoor wel een aanvraag gedaan?
Vanwege de fiscale geheimhoudingsplicht van artikel 67 van de AWR kan ik niet ingaan op individuele fiscale dossiers. Hieronder valt ook de vraag of er al dan niet contact is geweest met een individuele belastingplichtige, of de vraag of een afspraak in het kader van zekerheid vooraf is overeengekomen tussen de Belastingdienst en een individuele belastingplichtige.
In het algemeen kan ik wel het volgende opmerken. Een belanghebbende kan verzoeken om vooroverleg ter verkrijging van zekerheid vooraf. Dit geldt zowel voor burgers als bedrijven. Zo kun je als belastingplichtige vooraf zekerheid krijgen over de fiscale gevolgen van voorgenomen handelingen of transacties. Dit doet de Belastingdienst binnen de kaders van wet- en regelgeving, beleid en jurisprudentie. Een ruling zorgt dus voor zekerheid vooraf over de uitleg van de wet. De uitleg van fiscale wet- en regelgeving voor belastingplichtigen is echter altijd gelijk, met of zonder ruling. Zekerheid vooraf vervult niet alleen een waardevolle functie voor belastingplichtigen, maar ook een belangrijke functie in het toezicht van de Belastingdienst.
Specifiek over de rulings met een internationaal karakter merk ik op dat met ingang van 1 juli 2019 de Nederlandse rulingpraktijk is aangescherpt. Dit om de kwaliteit van de rulingpraktijk voor bedrijven met reële activiteiten verder te borgen, de eenheid van beleid en uitvoering en de naleving van procedurevoorschriften te versterken en meer transparantie over de internationale rulingpraktijk te bieden. Rulings met een internationaal karakter worden centraal gecoördineerd en getoetst. Periodiek onderzoekt een onafhankelijke commissie of het afgeven van deze rulings met een internationaal karakter binnen de kaders van wet- en regelgeving, beleid en jurisprudentie plaatsvindt. Deze onderzoekscommissie heeft in al haar rapporten geconcludeerd geen aanwijzingen te hebben gevonden dat de onderzochte rulings met een internationaal karakter inhoudelijk in strijd zijn met de wet, het beleid of de jurisprudentie waren afgegeven. Hun rapporten zijn openbaar. Ook de Algemene Rekenkamer heeft in haar onderzoek inzake rulings met een internationaal karakter van 15 april 2021 geconcludeerd dat de betrokken rulings in overeenstemming met de op dat moment geldende regels zijn afgegeven, op een beperkt aantal kanttekeningen na. Voorts worden vanwege de transparantie sinds enkele jaren geanonimiseerde samenvattingen gepubliceerd van alle toegewezen, afgewezen en ingetrokken verzoeken om vooroverleg met een internationaal karakter. Ook zijn op de website van de Belastingdienst vragen en antwoorden met betrekking tot rulings met een internationaal karakter te raadplegen. Tot slot wordt in het kader van transparantie jaarlijks, als onderdeel van de jaarrapportage Belastingdienst, inzicht gegeven in de ontwikkelingen van de rulingpraktijk (het jaarverslag rulings met een internationaal karakter).
Wat zou het antwoord van de Belastingdienst typisch zijn als een groot, internationaal opererend bedrijf een verzoek doet voor een ruling over winstbelasting? Welke overwegingen zouden hierin worden meegenomen?
De voorwaarden voor vooroverleg inzake rulings met een internationaal karakter zijn vastgelegd in het Besluit vooroverleg rulings met een internationaal karakter. Het uitgangspunt is dat internationaal vooroverleg niet mogelijk is als belastingbesparing de enige of doorslaggevende reden van een rechtshandeling is, de gevraagde zekerheid betrekking heeft op de fiscale gevolgen van directe transacties met entiteiten die zijn gevestigd in staten die zijn opgenomen in de Regeling laagbelastende staten en/of niet-coöperatieve rechtsgebieden voor belastingdoeleinden of als een belanghebbende op de EU-sanctielijst staat. De hoogte van het tarief van de winstbelasting is nooit een onderwerp van een ruling.
Door welke afdeling binnen de Belastingdienst en volgens welk proces beoordeelt de Belastingdienst de methodiek van intercompany pricing van bedrijven (zoals Chemours)?
De directie Grote Ondernemingen (GO) van de Belastingdienst is verantwoordelijk voor de uitvoering en handhaving van fiscale wet- en regelgeving bij de grootste profit en publieke organisaties en zeer vermogende personen van Nederland. De werkwijze van Belastingdienst Grote Ondernemingen kenmerkt zich door een individuele klantbehandeling van deze grote organisaties en vermogende personen. Onderdeel van het toezichtconcept bij grote ondernemingen is dat periodiek contact plaatsvindt tussen belastingplichtigen en de Belastingdienst. De uitvoerings- en toezichtstrategie van deze directie is neergelegd en gepubliceerd in de leidraad Toezicht Grote Ondernemingen. Vanwege de fiscale geheimhoudingsplicht van artikel 67 van de AWR kan ik niet ingaan op individuele fiscale dossiers. Binnen de Belastingdienst zijn verschillende coördinatiegroepen ingesteld. De coördinatiegroep verrekenprijzen (CGVP) is verantwoordelijk voor de uitvoeringscoördinatie op het terrein van de verrekenprijzen. De CGVP waarborgt daarbij dat sprake is van eenheid van beleid met betrekking tot de uitvoering op het gebied van de verrekenprijzen. Bij de uitvoering van deze werkzaamheden werkt de CGVP nauw samen met de lokale inspecteur van de Belastingdienst. De CGVP ondersteunt de inspecteur bij de behandeling van verrekenprijsproblematiek.
Wat zijn de voornaamste beperkingen van dit controleproces?
Door de toegenomen globalisering in de afgelopen decennia is het belang van «intercompany pricing» (verrekenprijzen) toegenomen. Dit gaat gepaard met een toegenomen belangstelling voor het vakgebied bij bedrijven, adviseurs en overheden. Intercompany pricing is aan de orde bij iedere transactie tussen gelieerde vennootschappen. Zoals beschreven in het antwoord op vraag 5 spelen verrekenprijzen een rol waar het gaat om de allocatie van winsten (en verliezen) van concerns aan de verschillende vennootschappen en daarmee de initiële omvang van de winst waarover fiscale jurisdicties bevoegd zijn belasting te heffen. Het aantal bedrijven dat in Nederland actief is en dat wordt geconfronteerd met verrekenprijsvraagstukken is de laatste decennia fors toegenomen.
Binnen de directie GO van de Belastingdienst is intercompany pricing een vast element in de totale risico-selectie, op basis waarvan vervolgens de capaciteit van de CGVP (zie antwoord 8) al dan niet wordt ingezet. Deze capaciteit is uiteraard niet onbeperkt. Om deze reden dienen in het selectieproces, het startpunt van eventuele responsieve toezichtactiviteiten, keuzes te worden gemaakt omtrent de inzet van de CGVP-capaciteit. De niet-onbeperkte capaciteit vormt in dezen de eerste beperking van dit toezicht-(controle-)proces. Wanneer vervolgens wordt besloten tot inzet van CGVP-capaciteit, kan de praktijk geconfronteerd worden met informatie-asymmetrie, waarbij veel tijdrovende inspanningen moeten worden gedaan om tot volledigheid van de informatievoorziening te komen.
Zou de Belastingdienst het als een waarschuwing voor mogelijke belastingontwijking zien als een bedrijf een grote daling in de winst rapporteert van een Nederlandse fabriek die voornamelijk aan een gelieerd lichaam in het buitenland levert, terwijl tegelijkertijd een grote stijging uit dividend uit datzelfde land te zien is? Zo ja, hoe zou de Belastingdienst hierop handelen? Zo nee, waarom niet?
In algemene zin is het afhankelijk van de bij de Belastingdienst bekende overige feiten en omstandigheden van het geval of een dergelijke situatie een signaal is voor nader onderzoek. De relevante feiten en omstandigheden betreffen allereerst de functies en risico’s die een bedrijf in Nederland en het gelieerde lichaam in het buitenland vervullen, en de relatieve betekenis van deze functies en risico’s in de totale, internationaal georganiseerde, waardeketen binnen het concern waar dit bedrijf toe behoort en waarbinnen deze functies en risico’s plaats hebben. Afhankelijk van genoemde feiten en omstandigheden kan in de ene situatie een grote daling in de winst voor de Belastingdienst een signaal voor nader onderzoek opleveren, terwijl dat in een andere situatie niet het geval hoeft te zijn. Voor het geval de Belastingdienst in de situatie een signaal voor nader onderzoek ziet, zal het handelen van de Belastingdienst erop gericht zijn alle voornoemde relevante feiten en omstandigheden (nader) in beeld te brengen om vervolgens te beoordelen of de gepresenteerde gevolgen in lijn zijn met het arm’s-lengthbeginsel (zie hiervoor ook mijn antwoord op vraag 12).
Heeft PWC, als accountant van Chemours met de wettelijke plicht om constructies te melden die worden gebruikt voor belastingontwijking, melding gedaan bij de Belastingdienst? Zo ja, wat is er met die melding gedaan? Zo nee, waarom niet en hadden ze dat in dit geval niet moeten doen?
Nederland heeft per 1 juli 2020 de Europese DAC6-richtlijn4 ook wel Mandatory Disclosure Rules genoemd, geïmplementeerd. Als gevolg daarvan moeten intermediairs en/of belastingplichtigen vanaf 1 januari 2021 potentieel agressieve grensoverschrijdende fiscale constructies melden bij de Belastingdienst. Het gaat dan om fiscale constructies waarbij inwoners van verschillende landen zijn betrokken, die mogelijk gebruikt kunnen worden om belasting te ontwijken. Of een constructie gemeld moet worden wordt bepaald aan de hand van een lijst met wezenskenmerken.5 De «intermediair» is de persoon die een meldingsplichtige grensoverschrijdende constructie bedenkt, aanbiedt, opzet, beschikbaar maakt voor implementatie of de implementatie ervan beheert. De Europese DAC6-richtlijn had ook terugwerkende kracht. Uiterlijk 28 februari 2021 moesten de meldingsplichtige grensoverschrijdende constructies die plaatsvonden vanaf 25 juni 2018 tot 1 juli 2020 worden gemeld bij de Belastingdienst.
Vanwege de fiscale geheimhoudingsplicht van artikel 67 van de AWR kan ik niet ingaan op individuele fiscale dossiers.
In hoeverre is het gebruikelijk dat bedrijven afwijken van het arm’s length-principe bij het bepalen van de verrekenprijzen? Vindt u dit wenselijk?
Voor de beprijzing van gelieerde transacties is het arm’s-lengthbeginsel een leidend principe in het internationale fiscale recht. Ik verwijs ook naar het antwoord op vraag 5. Het principe is vastgelegd in artikel 8b Wet Vpb 1969. De OESO-richtlijnen voor verrekenprijzen voor multinationale ondernemingen en belastingdiensten6 geven inzicht in de wijze waarop het arm’s-lengthbeginsel in de praktijk dient te worden toegepast. De richtlijnen bieden houvast aan de praktijk om een zakelijke verrekenprijs vast te stellen. Feiten en omstandigheden zijn relevant om vast te stellen welke verrekenprijs in casu toepasselijk is. Omdat interpretatieverschillen van de OESO-richtlijnen tot verschillende uitkomsten kunnen leiden, kan er verschil van mening ontstaan tussen belastingdiensten enerzijds en bedrijven en hun adviseurs anderzijds over de vraag of een bepaalde verrekenprijs in lijn is met het arm’s-lengthbeginsel. Door de toegenomen aandacht voor het onderwerp (zie mijn antwoord op vraag 9) is de bewustheid van bedrijven om te handelen in overeenstemming met het arm’s-lengthbeginsel in algemene zin aanwezig. Dit hoeft echter niet altijd te leiden tot eenzelfde inzicht over de hoogte van deze verrekenprijs. Dit is in de praktijk overigens niet enkel het geval tussen belastingdiensten en bedrijven en hun adviseurs, maar ook tussen belastingdiensten van verschillende staten onderling.
Bewuste afwijkingen van het arm’s-lengthbeginsel komen in de praktijk voor7. Omtrent de «gebruikelijkheid» daarvan worden geen gegevens bijgehouden. Wanneer de Belastingdienst van mening is dat een bedrijf (bewust of onbewust) afwijkt van het arm’s-lengthbeginsel zoals de Belastingdienst dit op basis van de in casu relevante feiten en omstandigheden voorstaat, en dat om die reden de vergoeding voor de in Nederland uitgeoefende activiteiten binnen concernverband te laag is, is dit niet aanvaardbaar en zal een winstcorrectie worden doorgevoerd. In voorkomende gevallen zal ook een boete worden opgelegd.
Klopt het dat u voornemens bent om het arm’s length-beginsel in de EU-wetgeving op te nemen, maar dit niet strikter in wilt vullen dan de OESO-richtlijn? Zo ja, wat is dan de wijziging met de huidige situatie? Zo nee, wat is dan uw insteek voor het arm’s length-beginsel?
Het kabinet steunt het opnemen van het arm’s-lengthbeginsel in EU-wetgeving. Een verplichting voor lidstaten om het arm’s-lengthbeginsel in nationale regelgeving op te nemen zou een stap richting uniformering van het arm’s-lengthbeginsel binnen de EU kunnen zijn. Het beginsel krijgt daarmee in alle lidstaten dezelfde status.
Invulling aan het arm’s-lengthbeginsel wordt momenteel gegeven middels de OESO-richtlijnen. Deze richtlijnen hebben geen wettelijke status en worden in verschillende landen soms verschillend geïnterpreteerd. De OESO-richtlijnen geven volgens het kabinet een internationaal geaccepteerde invulling aan het arm’s-lengthbeginsel. Om die reden is het kabinet van mening dat een eventuele nadere invulling van het arm’s-lengthbeginsel aan de hand van de OESO-richtlijnen, bij voorkeur in OESO-verband geschiedt. Bindende EU-interpretatie van de OESO-richtlijnen brengt het risico met zich mee dat EU-lidstaten niet meer adequaat kunnen reageren op aanpassingen gemaakt door derde landen. Dit kan, in tegenstelling tot wat het voorstel beoogt, leiden tot een hoger risico op dubbele (niet-)belasting voor EU-belastingplichtigen en meer onderlinge overlegprocedures met landen buiten de EU.
Bent u het eens met de constatering dat de huidige regelgeving rondom het transfer pricing systeem bedrijven veel ruimte biedt om verrekenprijzen te beïnvloeden ten gunste van een lagere belastingafdracht? Zo ja, vindt u dit wenselijk? Zo nee, waarom niet?
Het is niet wenselijk indien belastingplichtigen door middel van verrekenprijzen een lagere belastingafdracht bewerkstelligen. Verrekenprijzen dienen in lijn te zijn met het arm’s-lengthbeginsel zoals gecodificeerd in artikel 8b Wet Vpb 1969. Op basis van het arm’s-lengthbeginsel dienen de voorwaarden (inclusief de prijs) van transacties tussen gelieerde lichamen vergelijkbaar te zijn met de voorwaarden van vergelijkbare transacties tussen ongelieerde lichamen.
Daarnaast is in het zogenaamde Base Erosion and Profit Shifting (BEPS)-project van de OESO door een wijziging van de OESO-richtlijnen voor verrekenprijzen getracht op een betere manier de winstverdeling te laten aansluiten bij de plekken waar binnen een multinationaal concern de waarde wordt gecreëerd. Op deze wijze is getracht om kunstmatige constructies waarbij verrekenprijzen een rol spelen terug te dringen.
Voor het overige verwijs ik naar mijn antwoord op vraag 12 hiervoor.
Zou een constructie zoals die van Chemours onder de gewijzigde richtlijn verrekenprijzen zoals deze beschreven is in de Fiche Richtlijn Verrekenprijzen2 nog binnen de bandbreedte van toegestane verrekenprijzen vallen? Zo ja, vindt u dit wenselijk? Zo nee, zou dit dan niet nu al verboden moeten worden?
Het kabinet verwacht in zijn algemeenheid niet dat de mogelijke implementatie van het Richtlijnvoorstel verrekenprijzen in de praktijk tot een wezenlijk ander oordeel zal leiden in relatie tot de beoordeling van de verrekenprijzen bij belastingplichtigen dan de huidige situatie. Het voorstel verwijst namelijk naar de interpretatie van het arm’s-length beginsel zoals beschreven in de OESO-richtlijnen. Slechts voor specifieke situaties zou er een afwijking mogelijk zijn.
Bent u bereid de regels omtrent transfer pricing verder aan te scherpen dan in het huidige Fiche Richtlijn Verrekenprijzen staat beschreven om constructies zoals die van Chemours in de toekomst te voorkomen?
Binnen de OESO zal Nederland zich blijvend inzetten om de OESO-richtlijnen verder te verbeteren indien dat kan leiden tot een effectievere aanpak van ongewenste constructies met een relatie tot verrekenprijzen.
Vindt u dat u het bedrijf op alle mogelijke manieren heeft aangepakt, zo ook financieel, om ervoor te zorgen dat de vervuiling stopt?
Alle mogelijkheden die de wetgeving biedt, worden gebruikt om emissies zoveel mogelijk te beperken. Voor PFAS die zijn aangemerkt als zeer zorgwekkende stof (ZZS) geldt een minimalisatieplicht. Bedrijven dienen in hun vermijdings- en reductieprogramma’s aan te geven hoe zij hieraan voldoen. Chemours is daarnaast gehouden aan vergunningen van de bevoegde gezagen. Voor emissies naar de lucht en voor indirecte lozingen heeft het bedrijf een vergunning van de DCMR-milieudienst Rijnmond namens de Provincie Zuid-Holland. Voor directe lozingen heeft het bedrijf een vergunning van Rijkswaterstaat. Zoals in antwoorden op vragen van uw Kamer vorig jaar gemeld (Aanhangsel 2022–2023 nr. 3647) zijn de vergunde luchtemissies van GenX-stoffen (deze behoren tot de ZZS) van 660 kg/jaar in 2013 naar 4 kg/jaar in 2022 gegaan en moeten deze uiterlijk in 2025 uitkomen op maximaal 3,45 kg/jaar. De vergunde emissie van de GenX-stoffen in indirecte lozingen is in stappen teruggebracht van 6.400 kg in 2013 naar 2 kg/jaar in 2021. Ook voor de vergunde emissies van de andere PFAS geldt dat deze in stappen verlaagd moeten worden tot gemiddeld 99% reductie in 2025. Voor de directe lozingen is in 2022 een nieuwe vergunning afgegeven waarmee maximaal 5 kg/jaar voor de GenX-stoffen geloosd mag worden en maximaal 2 kg/jaar voor PFOA. Bij overtredingen kunnen de bevoegde gezagen handhavend optreden en kunnen bestuursrechtelijke maatregelen worden genomen. Dat gebeurt ook.
Ziet u kans om Chemours (ook) in Nederland winstbelasting te laten betalen?
De regels van de vennootschapsbelasting gelden voor alle belastingplichtigen op gelijke wijze. Een belastingplichtige met belastbare winst in Nederland betaalt vennootschapsbelasting. Nederland heeft de afgelopen jaren veel maatregelen genomen die belastingontwijking aanpakken en zorgen voor een evenwichtiger heffing van multinationals, mede naar aanleiding van het rapport van de Adviescommissie belastingheffing van multinationals.9 Voorbeelden zijn de beperking van de liquidatie- en stakingsverliesregeling (2021), de aanscherping van de verliesverrekening in 2022 en het op strenge wijze invoeren (2019) en verder aanscherpen (2022) van de generieke renteaftrekbeperking (de earningsstrippingmaatregel).
Wat vindt u van het feit dat Nederland nog altijd vierde is in de «Corporate Tax Haven Index» van het Tax Justice Network en ook in andere onderzoeken zoals de Global Tax Evasion Report (van de EU Tax Observatory) structureel hoog eindigt op de lijst van landen met het meeste belastingontwijking? Wat is uw reactie op het feit dat zelfs hoogleraren belastingrecht aangeven dat Nederland nog steeds een belangrijk doorsluisland is?3 Hoe rijmt u dit met uw bewering dat Nederland geen belastingparadijs zou zijn? Kunt u verwijzen naar een onafhankelijke wetenschappelijke onderbouwing?
De onderzoeken en uitlatingen daarover zijn veelal gebaseerd op gegevens van landenrapporten (country-by-country reports) en statistieken over directe buitenlandse investeringen (DBI). Deze gegevens hebben belangrijke tekortkomingen zodat belastingontwijking er niet betrouwbaar mee gemeten kan worden. Landenrapporten bevatten bijvoorbeeld vaak dubbeltellingen van winsten die elders zijn belast, wat tot een overschatting van de winsten van wel 75% kan leiden.11 DBI zijn ook geen goede maatstaf voor belastingontwijking, omdat moeilijk te identificeren is of investeringen en inkomensstromen te maken hebben met reële activiteiten, of niet. Doordat Nederland relatief veel internationale bedrijven heeft aangetrokken, bestaat een deel van de buitenlandse investeringen uit investeringen vanuit het buitenland in een reëel hoofdkantoor in Nederland dat vervolgens investeert in buitenlandse dochterondernemingen. Dat kan om grote bedragen gaan zonder dat sprake is van belastingontwijking. Daarnaast zal voor sommige structuren de belastingbesparing wel verdwenen zijn door de genomen maatregelen tegen belastingontwijking, maar de structuur zelf nog niet. Ook zijn veel van de onderzoeken gebaseerd op oude cijfers waarin de effecten van recente maatregelen nog niet zichtbaar kunnen zijn. Ik heb deze tekortkomingen uitgebreider beschreven in de Kamerbrief over het monitoren van de effecten van de aanpak van belastingontwijking.12 Het kabinet zal zich blijven inzetten voor een verbetering van de kwaliteit van beschikbare gegevens, bijvoorbeeld in OESO-verband, zodat belastingontwijking op een betrouwbare manier kan worden gemeten.
Nederland heft vennootschapsbelasting (vpb) over de winst die aan Nederland toerekenbaar is. Het reguliere vpb-tarief is 25,8%. Volgens de rekenmethode van de OESO is het effectieve tarief in de Nederlandse vennootschapsbelasting 24,5% en volgens de EU is het 23,2% (niveau 2022). Nederland voldoet aan alle internationale standaarden van transparantie op belastinggebied. Nederland is daarom geen belastingparadijs. Het kabinet onderkent echter wel dat in het verleden het Nederlands belastingstelsel mogelijk kwetsbaar was voor belastingontwijkende structuren waarbij Nederland mogelijk werd gebruikt als doorstroomland naar belastingparadijzen. Nederland heeft daarom de afgelopen jaren veel maatregelen tegen belastingontwijking genomen. Daarbij heeft Nederland zowel internationale afspraken tegen belastingontwijking streng geïmplementeerd als aanvullend (eenzijdig) nationale maatregelen genomen om belastingontwijking aan te pakken. Het kabinet is ervan overtuigd dat de genomen maatregelen de mogelijkheden om belasting te ontwijken sterk hebben beperkt. Een belangrijke maatregel tegen doorstroom naar belastingparadijzen is de bronbelasting op renten en royalty’s per 2021. De Nederlandsche Bank houdt de stromen vanuit Nederland naar andere landen bij. Daarover rapporteert het kabinet jaarlijks aan uw Kamer. Het kabinet ziet een daling van de financiële stromen naar belastingparadijzen van € 38 miljard in 2019 naar € 6 miljard in 2022. Dat is een aanzienlijke daling. Het lijkt er dus op dat de aanpak werkt. De resterende stromen zijn voornamelijk dividenden en niet-uitgekeerde winsten (circa € 4,8 miljard). Sinds begin dit jaar geldt de bronbelasting ook op dividenden naar laagbelastende landen. Bemoedigend is ook dat de financiële stromen niet lijken te worden omgeleid via andere doorstroomlanden zoals Luxemburg, Ierland, Hong Kong, Zwitserland en Singapore, aangezien het totaal van de stromen naar die categorie landen gedaald is (van € 55 miljard in 2019 naar € 46 miljard in 2022).
Welke nieuwe stappen gaat u dit jaar nog zetten om Nederland uit de lijsten van belangrijke doorsluislanden te halen?
De afgelopen jaren zijn er belangrijke maatregelen genomen tegen het misbruik van doorstroomvennootschappen voor fiscale doeleinden. De Commissie Doorstroomvennootschappen heeft de meest in het oog springende maatregelen op een rij gezet.13 In lijn met het advies van de Commissie Doorstroomvennootschappen zet Nederland in op een EU-brede aanpak van doorstroomvennootschappen via het EU-richtlijnvoorstel «Unshell» uit december 2021. Het Unshell richtlijnvoorstel beoogt informatie-uitwisseling en belastinggevolgen te harmoniseren voor vennootschappen die niet voldoen aan een minimum van «substance-voorwaarden». Door een uniforme Europese aanpak kan misbruik van doorstroomvennootschappen effectiever worden aangepakt. Momenteel bestaat er verdeeldheid tussen lidstaten over de inhoud van de Unshell-richtlijn. Het kabinet blijft zich inzetten om progressie te maken in deze onderhandelingen. Mochten de richtlijnonderhandelingen niet tot het gewenste resultaat leiden, of niet binnen een acceptabele termijn, dan kan Nederland overwegen of binnen Europa een kopgroep gevormd kan worden, dan wel of unilaterale implementatie van één of meer van de aanbevelingen van de Commissie doorstroomvennootschappen geboden is. Eventuele aanvullende maatregelen zijn aan een nieuw kabinet.
Vanwege de methodologische beperkingen van het meten van de totale omvang van belastingontwijking verwacht ik overigens niet dat de effecten van de aanpak van het kabinet per definitie zichtbaar worden in de bestaande onderzoeken naar internationale belastingontwijking. Het kabinet bekijkt per maatregel hoe de effecten hiervan het beste kunnen worden gemonitord. Voor elke afzonderlijke maatregel is immers beter afgebakend welke vorm van belastingontwijking wordt bestreden. Hierover informeert het kabinet u jaarlijks met de monitoringsbrief over de effecten van de aanpak van belastingontwijking.
Kunt u de bovenstaande vragen individueel beantwoorden?
Ja.
Dumpprijzen van nieuw plastic |
|
Ines Kostić (PvdD) |
|
Vivianne Heijnen (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (CDA) |
|
Kent u het artikel «Crisis in de plasticrecycling: nieuw plastic is te goedkoop»?1
Ja.
Wat is uw reactie op het feit dat er een sterke daling te zien is in de prijs van nieuw plastic en leveranciers van gerecycled plastic niet met deze prijzen kunnen concurreren?
Het is zeer onwenselijk dat de markt voor recyclaat niet goed kan functioneren.
Wat is uw reactie op de waarschuwing dat recyclebedrijven hierdoor failliet zullen gaan en daardoor meer recyclebaar afval de verbrandingsoven in zal gaan? Vindt u dit wenselijk?
Ook dit is een zeer onwenselijke situatie. Ik ben daarom met mijn collega’s van Economische Zaken en Klimaat in gesprek welke mogelijkheden we hebben om hier zowel op de korte als lange termijn iets aan te doen. Hierbij betrek ik ook het Afvalfonds verpakkingen om te bekijken welke rol zij hier kunnen spelen. Datzelfde geldt voor InvestNL.
Vindt u het wenselijk dat nieuw plastic lange afstanden moet afleggen om op de Nederlandse markt te komen, gezien de productie voornamelijk plaatsvindt in China en de VS? Zo nee, welke maatregelen worden hier al tegen genomen en welke maatregelen kunnen hier additioneel worden genomen?
Het probleem is niet zozeer de afstand die het plastic heeft afgelegd, maar de lage prijs voor primair fossiel plastic (virgin plastic). Die is onwenselijk, omdat dit de markt voor recyclaat nu verstoort. De inzet van het kabinet is om de toepassing van recyclaat te stimuleren, omdat dat een lagere milieudruk heeft dan primair fossiel plastic. Ik ben met mijn collega’s van Economische Zaken en Klimaat in gesprek welke mogelijkheden we hebben om hier zowel op de korte als lange termijn iets aan te doen. Hierbij betrek ik ook het Afvalfonds verpakkingen om te bekijken welke rol zij hier kunnen spelen. Datzelfde geldt voor InvestNL.
Welke concrete maatregelen zijn er in deze kabinetsperiode getroffen voor het stimuleren van het gebruik van gerecycled plastic en/of het belasten van nieuw plastic?
Het kabinet heeft op verschillende manieren maatregelen getroffen en voor maatregelen gepleit in de EU, waaronder:
Bent u van plan om, gezien de berichten over dumpprijzen van nieuw plastic en het mogelijke faillissement van recyclebedrijven, de regelgeving omtrent het verplicht bijmengen van gerecycled plastic eerder in te laten gaan dan 2027? Zo nee, waarom niet?
Nee, het is niet mogelijk om al per 2025 een dergelijke verplichting in te voeren.
Bent u het ermee eens dat er extra maatregelen nodig zijn om het gebruik van nieuw plastic te ontmoedigen en dat het hier een kwestie van en-en is en niet of-of? Zo nee, waarom niet?
Ja. De transitie naar een circulaire plasticketen is complex en vraagt om verschillende maatregelen. Daarom pleit het kabinet onder andere voor ambitieuze verplichte recyclaatnormen in Europese productregelgeving, bereidt het kabinet een nationale circulaire plastic norm voor en bestaan er verschillende stimuleringsinstrumenten, waaronder het toegekende Nationaal Groeifondsvoorstel, Circular Plastics NL. Het is belangrijk dat recyclaat en primair fossiel plastic met elkaar kunnen concurreren, ook als het gaat om de prijs.
Deelt u de mening dat, naast het verplicht bijmengen van gerecycled plastic, het heffen van belasting op nieuw plastic nodig is, zodat bedrijven niet enkel het minimaal verplichte percentage zullen aanhouden, maar worden gestimuleerd om bovenop het minimale percentage meer gerecycled plastic te gaan gebruiken? Zo nee, waarom niet?
In het IBO-traject voor aanvullende klimaatmaatregelen is hier ook naar gekeken. De weglekeffecten van een dergelijke nationale maatregel zijn door het kabinet niet als proportioneel beoordeeld. Er is voor gekozen een nationale circulaire plastic norm in te voeren waarmee verwerkers verplicht worden bij de productie van half- of eindproducten een percentage recyclaat en/of biogebaseerd plastic toe te passen.
Bent u van plan om uw beslissing om geen belasting op nieuw plastic te willen heffen te herzien? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 8.