Ledenwerving van ledenomroep WNL op het VVD congres |
|
Ines Kostić (PvdD), Martin Oostenbrink (BBB), Joost Eerdmans (EénNL), Mohammed Mohandis (PvdA) |
|
Eppo Bruins (minister ) (NSC) |
|
![]() ![]() ![]() |
Kent u het bericht dat ledenomroep WNL leden werft op het VVD-congres? Zo ja, wat vindt u hiervan?1
Ja. Hoewel ledenwerving van belang is voor omroepen vanwege de huidige inrichting van het bestel, is het bewaken van journalistieke onafhankelijkheid uiterst belangrijk. Ik vraag daarom zorgvuldigheid van omroepen bij hun wervingsactiviteiten. Omdat een van de ledenwervers van WNL een badge droeg met pers leverde dat een verkeerd beeld op. Ik heb van WNL begrepen dat het ging om een activiteit van de vereniging van WNL, niet van een bepaalde redactie of met een bepaald journalistiek oogmerk. Dat onderscheid is van fundamenteel belang.
Deelt u de mening dat de Stichting Nederlandse Publieke Omroep (NPO) en ledenomroepen de schijn van partijdigheid en onafhankelijkheid hoog in het vaandel moeten hebben volgens de geldende «gedragscode integriteit publieke omroep 2021» en de mediawet? Zo ja, hoe kijkt u naar de handelwijze van WNL?
Ik hecht zeer grote waarde aan de onafhankelijkheid van de media. De publieke omroep moet (kunnen) opereren zonder commerciële of politieke invloed. Onafhankelijke journalistiek is onmisbaar in een democratische rechtsstaat. Hoewel het in deze casus ging om een activiteit van de vereniging van WNL, niet van een journalistieke redactie of met een bepaald journalistiek oogmerk, blijft het noodzakelijk dit onderscheid te maken.
Deelt u de mening dat omroepen hun onafhankelijkheid dienen te bewaken en hun aanwezigheid op evenementen van politieke partijen, zoals (leden)congressen, vooral dienen te beperken tot verslaggeving? Zo ja, deelt u de mening dat ledenwervers expliciet voorzien van een perspas zich slecht verhouden tot de gedragscode van de NPO? Zo nee, waarom niet?
Zie mijn antwoord op vraag 1. Daarnaast begreep ik van WNL dat zij de namens WNL aanwezige personen nadrukkelijk als marketingmedewerkers hebben aangemeld, niet als pers. Het is inderdaad ongelukkig dat zij vervolgens alsnog een perspas hebben gekregen. Ik ben het dus met u eens.
Klopt het feit dat alleen het Commissariaat voor de Media kan handelen bij overschrijding van de code?
Het klopt dat het Commissariaat voor de Media sinds 2021 de aangewezen toezichthouder op deze code is. Daarbij merk ik op dat zij alleen toezichthoudende bevoegdheden hebben op de bindende onderdelen van deze code, niet op de aanbevelingen. Mede naar aanleiding van het rapport van de Onderzoekscommissie Gedrag en Cultuur Omroepen en een aantal incidenten die zich daarna nog hebben voorgedaan, heb ik de NPO en het Commissariaat voor de Media gevraagd deze code verder aan te scherpen. Daar wordt nu door beide partijen en in samenspraak met de omroepen aan gewerkt.
Deelt u onze opvatting dat het merkwaardig is dat WNL leden werft op een partijcongres, maar in de eigen statuten stelt dat WNL op geen enkele manier gebonden of gelieerd wil zijn aan een politieke partij (pagina 2, regel 2) «WNL heeft respect voor ieders mening en is niet gebonden aan en politiek partij, een belangengroepering et etc.»?2
Het werven van leden op een bepaalde plek, zegt niet direct iets over de onafhankelijkheid van een omroep. Ik begreep van WNL dat zij van plan waren op meerdere politieke congressen aanwezig te zijn, niet enkel dat van de VVD. Maar nogmaals: ik verwacht van omroepen daarin zorgvuldigheid en waar nodig duidelijke communicatie dat het om ledenwerving gaat, en niet om journalistieke of redactionele activiteiten.
Bent u bereid om in alle gesprekken die u en uw departement hebben met de NPO en omroepen en andere relevante actoren te blijven wijzen op dat leden werven op politieke congressen ongewenst is?
Zoals aangekondigd in mijn brief van 4 april jongstleden, ben ik voornemens bij de hervorming van de landelijke publieke omroep het ledencriterium los te laten.3 Wat mij betreft behoort deze praktijk dus zo snel mogelijk tot het verleden.
Kunt u, bezien vanuit uw voornemen om via een wetswijziging alle omroepen terug te brengen tot een maximaal aantal omroephuizen, toelichten hoe u ervoor gaat zorgen dat het ledencriterium niet meer leidend gaat zijn voor het bestaansrecht van omroepen?
Zoals ik in mijn brief aan uw Kamer van 4 april jl. heb aangegeven, ben ik voornemens het ledencriterium los te laten. Het hebben van een vereniging met een minimum aantal leden is in mijn voorstel voor de hervorming niet langer verplicht. Er komen meer manieren om maatschappelijke worteling aan te tonen, dat kan nog steeds via een vereniging maar dat hoeft niet. Daarnaast heb ik in dezelfde brief aangegeven dat ik het bestel wil sluiten; er zal dus geen sprake meer zijn van toe- of uittreding waarbij het ledencriterium een rol speelt. Het ledencriterium komt dus geheel te vervallen.
Welke gevolgen zal deze transformatie naar omroephuizen vermoedelijk hebben voor de ledenwervende activiteiten van omroepen indien ook wordt gekozen voor andere criteria dan alleen het ledenaantal?
Zie mijn antwoord op vraag 7. Zoals ik al aangaf is het voor omroephuizen straks nog steeds mogelijk om via bepaalde verenigingen te werken aan maatschappelijke worteling. Maar deze verenigingen staan buiten de omroephuizen. Omroephuizen worden ook stichtingen, en zullen dus zelf niet aan ledenwerving kunnen doen.
(bodemroerende) visserij in de Waddenzee |
|
Ines Kostić (PvdD) |
|
Rummenie |
|
![]() |
Bent u bekend met de film «Ocean»«van Sir David Attenborough en heeft u de film zelf ook gezien?
Ik ben bekend met de film, maar heb deze (nog) niet gezien.
Wilt u de film gaan zien voorafgaand aan het commissiedebat (CD) Visserij op 5 juni aanstaande of voorafgaand aan de Verenigde Naties (VN) Oceaanconferentie (UNOC3) in Nice die op 9 juni 2025 start, mocht u de film nog niet gezien hebben?
Het commissiedebat Visserij is verplaatst en lukt het mij niet om voor 9 juni a.s. de film te zien.
Hoe staat u tegenover het pleidooi van Sir David Attenborough dat met name de ondiepe kustzeeën een belangrijke rol hebben in de strijd tegen klimaatverandering en het behouden van biodiversiteit?
Ik kan niet ingaan op de film aangezien ik deze nog niet heb kunnen zien. In het algemeen deel ik wel de mening dat de zee een belangrijke rol heeft bij het behoud van de biodiversiteit. Daarom worden (delen van de zee) ook beschermd in het kader van de Vogel- en Habitatrichting, de Kaderrichtlijn Marien en de Kaderrichtlijn Water.
Deelt u de mening dat het United Nations Educational, Scientific and Cultural Organization (UNESCO) Werelderfgoed Waddenzee, hoewel niet expliciet benoemd in de film, een uitstekend voorbeeld is van zo’n ondiepe zee met een enorme betekenis als kinderkamer voor het voortbestaan van vissen en vogels?
De Waddenzee is sinds 2009 Werelderfgoed en is het grootste getijdensysteem ter wereld, waar natuurlijke processen ongestoord kunnen plaatsvinden. Vanwege zijn wereldwijd unieke geologische en ecologische waarden staat de Waddenzee op de Werelderfgoedlijst en vervult een belangrijke functie voor (trek)vogels en als kinderkamer voor vissen.
De Waddenzee is destijds op de Werelderfgoedlijst geplaatst omdat de bescherming van dit natuurgebied op orde is middels Natura 2000, het ruimtelijk instrumentarium en een stelsel van vergunningverlening onder de Omgevingswet. Het Waddengebied heeft een belangrijke functie voor wonen, werken en recreëren. Plaatsing van de Waddenzee op de Werelderfgoedlijst is inclusief het gebruik.
Deelt u de mening dat het UNESCO Werelderfgoed Waddenzee de best mogelijke bescherming verdient om nog decennia te kunnen dienen als kinderkamer voor vissen en vogels?
Zie antwoord vraag 4.
Klopt het dat op dit moment bodemberoerende visserij plaatsvindt in UNESCO Werelderfgoed Waddenzee?
Ja
Bent u bekend met de evaluatie van het kabinet (in opdracht van de Minister van Ifrastructuur en Waterstaat (I&W) van het huidige beheer van de Waddenzee als UNESCO Werelderfgoed en de conclusie uit die evaluatie dat bodemberoerende visserij kan worden gezien als een activiteit die grote schade kan toebrengen aan de unieke natuur van Werelderfgoed Waddenzee?1
Ja, ik ben bekend met de evaluatie. Zij was mede aanleiding om een breder assessment te laten uitvoeren van wetenschappelijke onderzoeken over de gevolgen van garnalenvisserij. Het rapport van de commissie Eijsackers, met deelname van o.a. Wageningen Marine Research (WMR) en de Waddenacademie, is in september 2024 opgeleverd en geeft een overzicht van de effecten van garnalenvisserij op de natuur.
Ik heb op 18 juni jl. de garnalenvisserij een natuurvergunning verleend. Dat heb ik onder strikte voorwaarden en inperkingen gedaan. Aan deze besluitvorming is een inspraakproces op ontwerpvergunningen voorafgegaan, conform de in Nederland geldende wet- en regelgeving zoals vastgesteld door de Staten Generaal.
Parallel aan de vergunningverlening werk ik aan een Toekomstvisie Garnalenvisserij. Hiermee wil ik zowel de sector als de natuur perspectief bieden door een duurzame manier van vissen te stimuleren. De Toekomstvisie Garnalenvisserij zal aandacht besteden aan het ontzien van de meest kwetsbare en ecologisch waardevolle gebieden.
Deelt u de observatie dat deze conclusie van het kabinet kan worden gezien als een niet te negeren bevestiging dat het pleidooi van Sir David Attenborough urgent en passend is om nog meer aantasting van de zeebodem van de Waddenzee te voorkomen?
Zie antwoord vraag 7.
Klopt het dat het kabinet garnalenvissers die nu vissen in en op de Waddenzee een lange termijn zekerheid wil bieden over het voortbestaan van hun (familie)bedrijf door het uitgeven van vergunningen met een looptijd van meer dan 20 jaar?
Zie antwoord vraag 7.
Kunt u aangeven of dit voornemen is voorgelegd aan het UNESCO Werelderfgoedcomité? Zo ja, kunt u de reactie van UNESCO op dit voornemen met de Kamer delen? Zo nee, waarom niet?
Nee. Garnalenvisserij was een bestaande economische activiteit ten tijde van de plaatsing van de Waddenzee op de Werelderfgoedlijst. Er wordt dus niet een geheel nieuwe activiteit geïntroduceerd. Middels de strikte voorwaarden en beperkingen die in de natuurvergunningen zijn opgenomen, wordt er voor gezorgd dat activiteiten zoals de visserij op een verantwoorde wijze plaats kunnen vinden.
Kunt u aangeven hoe de economische zekerheid voor ondernemers middels zo’n langdurige vergunning zich verhoudt tot de grote risico’s dat de natuurlijke basis voor visserij aantoonbaar wordt aangetast door een manier van bedrijfsvoering (bodemberoerende visserij) die het fundament van diezelfde economische activiteit langzaam maar zeker beschadigt?
De garnalenvissers vissen al generaties lang op de Waddenzee; vissen op garnalen hoort dus bij de Waddenzee. Het kabinet wil de garnalenvissers langjarige zekerheid bieden, mede omdat we forse investeringen van de sector vragen. De langjarige vergunning is gekoppeld aan zes-jaarlijkse evaluatiemomenten. Indien er nieuwe inzichten zijn in de effecten van deze visserij dan kunnen er nadere voorwaarden aan de vergunning worden gesteld. Ik wijs er op dat in de vergunning sprake is van een reductie van 10% van de zogenoemde «ecologische visuren» en dat er daarnaast een vrijwillige saneringsregeling zal worden opengesteld. Op dit moment overweegt ca. een derde van de garnalenvissers om gebruik te maken van die regeling, waardoor de omvang van de actieve vloot substantieel kleiner wordt.
Bent u aanwezig bij het komende UNOC3 in Nice? Zo nee, waarom niet?
In verband met een dienstreis naar Japan, kon ik niet aanwezig zijn bij de UNOC3.Het Koninkrijk der Nederlanden was goed vertegenwoordigd tijdens UNOC3. Vanuit het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat is op hoog ambtelijk niveau deelgenomen aan de conferentie ook is vanuit mijn ministerie op ambtelijk niveau deelgenomen. Ook was er betrokkenheid vanuit het Caribisch deel van het Koninkrijk. Zo nam vanuit Sint-Maarten de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening, Milieu en Infrastructuur deel.
Zo ja, bent u bereid een gesprek te hebben met Sir David Attenborough over het voortbestaan van UNESCO Werelderfgoed Waddenzee in relatie tot het verminderen van bodemberoerende visserij en de Kamer over de uitkomsten van dat gesprek te informeren voordat het kabinet onomkeerbare stappen zet in een nu lopend vergunningentraject?
Ik ben altijd bereid om met mensen in gesprek te gaan. Aangezien ik niet aanwezig was bij de UNOC3, lag een gesprek met Sir David Attenborough niet in het verschiet. Ik heb inmiddels de vergunning voor deze visserij verleend. Ik vind het van groot belang om de garnalenvissers nu perspectief te bieden na een lange periode van onzekerheid voor deze sector.
Wat is de inzet van Nederland precies als het gaat om de UNOC3 in Nice als het gaat om bescherming van oceanen en naleven van al eerder gemaakte afspraken en ambities?
Het kabinet staat achter de eerder gemaakte afspraken en ambities. De inzet van Nederland tijdens UNOC3 is in lijn met staand kabinetsbeleid ten aanzien van de oceaan. Op 15 maart 2024 is de Tweede Kamer geïnformeerd in een brief (Kamerstuk 30 196, nr. 825) over de internationale inzet van LVVN rond voedselsystemen. Hierin wordt het belang van mariene biodiversiteit onderstreept, evenals het belang van de overeenkomst inzake het behoud en duurzaam gebruik van mariene biologische diversiteit in gebieden buiten de nationale rechtsmacht (Biological Diversity of Areas Beyond National Jurisdiction, BBNJ-verdrag).
Kunt de antwoorden van deze vragen gezien de actualiteit en urgentie aan de Kamer sturen voorafgaand aan het CD Visserij van 5 juni aanstaande?
De beantwoording is tijdig nu het CD Visserij tot nader orde is verplaatst.
De vergunning voor het doden van een wolf in Gelderland |
|
Ines Kostić (PvdD) |
|
Rummenie |
|
![]() |
Klopt het dat uw ministerie inhoudelijk heeft meegewerkt aan de totstandkoming van de vergunning voor het afschot van een wolf in Nationaal Park De Hoge Veluwe, zoals u op 6 mei jongstleden publiekelijk heeft verklaard?
Juristen van mijn ministerie hebben ondersteuning geboden bij totstandkoming van de vergunning.
Zo ja, op welke wijze en in welke fase van het besluitvormingsproces heeft deze betrokkenheid plaatsgevonden? Kunt u alle communicatie hierover met de provincie Gelderland openbaar maken (artikel 68 Grondwet)?
Vanuit de provincie Gelderland is voorafgaand aan het vormgeven van de vergunning contact opgenomen met het Ministerie van LVVN. Vervolgens heeft er mondeling overleg plaatsgevonden tussen de provincie en het ministerie over de te zetten stappen om tot een goede onderbouwing van de vergunning te komen en over de wezenlijke elementen voor die onderbouwing in het licht van het beoordelingskader voor het besluit over het wel of niet verlenen van een omgevingsvergunning voor een flora- en fauna-activiteit op grond van artikel 8.74k van het Besluit kwaliteit leefomgeving. Vervolgens is door de provincie een conceptvergunning opgesteld. Op het finale concept van deze vergunning heeft het ministerie meegekeken, wat vervolgens niet tot wijzigingen heeft geleid. Hierna is er geen inhoudelijke betrokkenheid meer geweest vanuit het ministerie.
Op basis van welk juridisch kader achtte u deze bemoeienis verenigbaar met artikel 1.2, lid 2 van de Wet natuurbescherming (Wnb), waarin expliciet is bepaald dat uitsluitend de provincie bevoegd is tot het verlenen van vergunningen met betrekking tot strikt beschermde soorten?
Op dit moment geldt de Wnb niet meer, maar een soortgelijke bepaling is opgenomen in de Omgevingswet. Het ministerie heeft uitsluitend ondersteuning verleend waar het de uitleg van de vereisten van de wetgeving betreft mede in het licht van de jurisprudentie. Ambtelijke contacten om kennis te delen tussen verschillende overheden zijn heel gebruikelijk en gewenst. Er is op geen enkele wijze getreden in de eigenstandige bevoegdheid van gedeputeerde staten ten aanzien van de beoordeling en afweging die deze moeten maken naar aanleiding van een aanvraag om een omgevingsvergunning.
Klopt het dat bij de opstelling van de vergunning gebruik is gemaakt van definities van «probleemwolf» en «probleemsituatie» uit een landelijk wolvenplan (Kamerstuk 33 576, nr. 405) dat niet als formeel beleid en regelgeving is vastgesteld?
Bij de totstandkoming van de vergunning is gebruik gemaakt van de interventierichtlijnen uit het recent door de gezamenlijke provincies vastgestelde Wolvenplan 2025. De definities van probleemwolf en probleemsituatie uit de Landelijke Aanpak Wolven zijn in lijn met de provinciale interventierichtlijnen en definities, maar zijn bij deze vergunning uitsluitend als aanvulling gebruikt.
Klopt het dat deze definities niet juridisch zijn getoetst aan Europese regelgeving?
De definities dienen als beleidsrichting en handvatten. Juridische toetsing vindt plaats in het vergunningverleningstraject en uiteindelijk bij de rechter.
Kunt u aangeven hoe u de juridische houdbaarheid van de afgegeven vergunning inschat in de bodemprocedure en een eventueel hoger beroep?
De juridische houdbaarheid is vastgesteld in een procedure bij de voorzieningenrechter.1 De provincie heeft voldoende aannemelijk gemaakt welke wolf op Nationaal Park De Hoge Veluwe voor problemen zorgt en dat het noodzakelijk is om deze (probleem)wolf af te schieten vanwege de openbare veiligheid. Volgens de voorzieningenrechter zijn er ook geen minder verstrekkende alternatieven om toekomstige veiligheidsincidenten met deze wolf te voorkomen. De voorzieningenrechter heeft de uitspraak gemotiveerd. Het is niet aan mij om uitspraken te doen over de verwachte afloop van een lopende bodemprocedure of een eventueel hoger beroep in zaken waarin de provincie partij is. Het is sowieso gepast om terughoudend te zijn met uitlatingen over zaken die onder de rechter zijn.
Bent u ervan op de hoogte dat het DNA-bewijs dat als onderbouwing dient voor het afschot niet is afgenomen door een bevoegde forensisch deskundige, en dat de bemonstering noch onder toezicht van BIJ12, noch door een onafhankelijk laboratorium in Nederland is uitgevoerd? Zo ja, kunt u een uitgebreide onderbouwing geven hoe dat in overeenstemming is met artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) (het zorgvuldigheidsbeginsel)?
Van de provincie begrijp ik het volgende: de DNA-monsters van de bijtwonden zijn afgenomen door een gekwalificeerd persoon – tevens BOA – conform het monitoringsprotocol dat daarvoor geldt en onder andere aangeboden wordt in de wolvencursus van de Zoogdiervereniging. Het materiaal is opgestuurd naar het INBO in Vlaanderen, een erkend onafhankelijk laboratorium dat aangesloten is bij het Europese samenwerkingsverband CEWOLF consortium. Aanvullend is de broek van de vrouw met DNA-materiaal (perforaties) door de gekwalificeerd persoon veiliggesteld en in zijn geheel naar het INBO voor de DNA-analyse getransporteerd.
Deelt u de mening dat het bovenstaande essentieel is voor de integriteit van het proces van een vergunningverlening voor het afschot van een wolf? Zo nee, waarom niet?
Ja, daarom is hier door de provincie bewust gekozen voor een daartoe kundig en bevoegd persoon en erkend onafhankelijk laboratorium.
Kunt u gedetailleerd aangeven hoe de objectiviteit en onafhankelijkheid worden geborgd en hoe de protocollen eruitzien bij de afname en analyse van monsters die als onderbouwing worden gebruikt voor de vergunningaanvraag? Kunt u tevens uitleggen wie de objectiviteit en wettelijk correcte invulling van protocollen toetst en wie de protocollen, indien nodig, kan wijzigen?
De DNA-monsters zijn afgenomen door een gekwalificeerd persoon – tevens BOA – conform het monitoringsprotocol dat daarvoor geldt en getransporteerd naar het INBO, aldus de provincie. Het lab INBO in Vlaanderen werkt transparant conform de procedure die daarvoor vastgesteld is. Deze werkwijze is als bijlage bij de stukken bij het besluit van de provincie Gelderland toegevoegd.
Erkent u dat het DNA van de betreffende wolf pas voor het eerst in de database is opgenomen na het incident van 13 april 2025 en dat er dus geen enkel bewijs is van herhaald gedrag of eerdere betrokkenheid bij incidenten? Zo nee, welk concreet bewijs heeft u er dan wel van?
Het DNA van de nakomeling van de roedel is na het incident op 13 april 2025 voor het eerst vastgesteld. Uit de DNA-analyse blijkt het dat het om een nakomeling van de roedel van het Park De Hoge Veluwe gaat, die eerder middels DNA vastgesteld is. Op basis van uiterlijke kenmerken uit beeld- en videomateriaal blijkt dat deze wolf bij eerdere incidenten betrokken was, aldus de provincie.
Bent u van oordeel dat de in het besluit aangevoerde grond, namelijk «acute dreiging», voor een spoedeisende uitvoering van afschot rechtmatig is? Zo ja, kunt u dat toelichten en onderbouwen?
Ja. Dit wordt onderschreven door de door de provincie geraadpleegde wolvengedragsdeskundige.
Waarom is het Nationale Park De Hoge Veluwe niet direct na 13 april 2025 overgegaan tot het afsluiten van het park, als «acute dreiging» de grond is geweest voor het bespoedigen van de uitvoering (namelijk dat het besluit de tweede dag in werking gaat)?
Het volgende is hierover met mij gedeeld: afsluiten van het Park neemt het probleem niet weg, namelijk de wolf die agressief gedrag jegens mensen vertoont. Bovendien kunnen wolven in en uit het Park, waarmee afsluiting niet zinvol is.
Welke concrete en verifieerbare feiten onderbouwen dat alternatieve maatregelen, zoals bezoekersmanagement, daadwerkelijk zijn geprobeerd en onuitvoerbaar waren? Kunt u dit uitgebreid onderbouwen?
Alternatieven zoals bezoekersmanagement en verjagen zonder en met pijnprikkel zijn beschreven en afgewogen in de deskundigenbeoordeling. Hieruit bleek dat deze niet werkzaam en toepasbaar waren voor deze situatie en de kans op herhaling hier niet mee voorkomen kon worden. Daarmee was voor de provincie de laatste stap tot het doden van de wolf onontkoombaar.
Hoe duidt u de rol van de parkdirecteur van De Hoge Veluwe, die direct na het incident opriep tot afschot, het incident publiekelijk duidde zonder forensische onderbouwing, en tevens belanghebbende is als jachtrechthebbende? Acht u zijn invloed verenigbaar met het vereiste van onafhankelijke besluitvorming? Zo ja, hoe onderbouwt u dat?
Het staat eenieder vrij om zijn mening te geven over wolven en het ingrijpen bij incidenten. De besluitvorming door de provincie Gelderland heeft wat mij betreft zorgvuldig plaatsgevonden.
Acht u het toelaatbaar dat een park dat monitoring van wolven weigert, BIJ12-medewerkers de toegang ontzegt en structureel ecologische verbindingen blokkeert, toch invloed heeft op beleid ten aanzien van strikt beschermde soorten? Zo ja, waarom en hoe onderbouwt u dat precies?
Het Park heeft geen invloed op het provinciaal beleid en is als terreineigenaar derde belanghebbende in de zaak.
Kunt u bevestigen dat het ecologisch rapport dat ten grondslag ligt aan de vergunning tot afschot van een wolf (mede) is opgesteld door een wolvendeskundige die tevens in dienst is van landgoed Den Treek, waar rentmeester Nijland actief is, en dezelfde persoon die eerder het initiatief nam om vergunningen voor afschot aan te vragen zonder dat er sprake was van concrete incidenten?1
De provincie Gelderland heeft de betroffen wolvengedragsdeskundige op basis van onafhankelijke expertise en beschikbaarheid bevraagd. Ik twijfel niet aan de keuze die Gelderland hiervoor gemaakt heeft.
Hoe beoordeelt u deze verwevenheid van functies en belangen in het licht van het vereiste van een objectief en onafhankelijk besluitvormingsproces?
Zie mijn antwoord op vraag 16.
Deelt u de opvatting dat dergelijke belangenverstrengeling de integriteit van het proces ondermijnt?
Nee, zie mijn antwoord op vraag 16.
Hoe borgt u dat beleidsvorming en vergunningverlening inzake beschermde fauna, zoals de wolf, objectief, transparant en juridisch toetsbaar plaatsvindt, zonder onwettige inmenging of druk van belanghebbenden? Kunt u dit uitgebreid toelichten?
Het provinciaal wolvenbeleid is gezamenlijk met alle provincies vastgesteld en voor ieder transparant in te zien. De vastgestelde richtlijnen en afzonderlijk provinciaal beleid zijn hierin gevolgd. Vergunningverlening heeft binnen de wettelijke kaders plaatsgevonden en de voorzieningenrechter heeft dit getoetst en akkoord bevonden.
Het niet beboeten van ernstig dierenleed door botbreuken, bloedingen en ontwrichtingen bij miljoenen kippen, eenden en kalkoenen |
|
Ines Kostić (PvdD) |
|
Rummenie , Femke Wiersma (minister ) (BBB) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van het persbericht van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) waarin zij grote zorgen uiten omdat ze niet kunnen handhaven bij het ernstige dierenleed dat ontstaat doordat kippen, eenden en kalkoenen hardhandig worden gevangen en in kratten worden gepropt?1
Ja, ik heb kennisgenomen van het persbericht waar u op doelt.
Onderschrijft u de uitspraak van de NVWA dat miljoenen dieren per jaar gewond raken en pijn lijden als ze worden gevangen en op transport naar het slachthuis worden gezet? Zo nee, waarom niet en op welke wetenschappelijke rapporten baseert u dat precies?
Bij het vangen en vervoeren van pluimvee kunnen dieren gewond raken. De sector heeft de afgelopen jaren laten zien dat ze dit letsel sterk kan verminderen en ik vertrouw erop dat ze deze trend door zal zetten.
Kunt u bevestigen dat er tot dusverre alleen handhavend werd opgetreden als bij meer dan 1% van de dieren vangletsel is geconstateerd?2 Kunt u bevestigen dat hiermee wordt gedoogd dat jaarlijks meer dan vijf miljoen dieren (ernstige) verwondingen oplopen? Zo nee, waar baseert u dat dan op?
Ik kan bevestigen dat, met het doel vangletsel steeds verder terug te dringen, er sinds 2024 handhavend werd opgetreden als bij meer dan 1% van een koppel vangletsel werd geconstateerd in het slachthuis. Daarvoor werd er handhavend opgetreden als meer dan 2% van een koppel vangletsel liet zien. Het percentage vangletsel is verminderd in de afgelopen jaren. Ook is het aantal overschrijdingen van de handhavingsgrens gedaald. De NVWA wil de bedrijven die zelf verantwoordelijk zijn voor het welzijn van de dieren, aansporen om voldoende tijd te nemen voor het vangproces.
Wat vindt u ervan dat er een veehouderijsysteem is opgetuigd waarin het normaal wordt gevonden dat binnen één sector meer dan vijf miljoen dieren per jaar ernstige verwondingen oplopen?
Uiteraard vind ik dat moet worden voorkomen dat dieren gewond raken en pijn lijden. De pluimveesector in Nederland is een verantwoordelijke en innovatieve sector die hard bezig is om het vangproces met het oog op dierenwelzijn te verbeteren. De vorig jaar gepubliceerde rapportage van de publiek-private samenwerking naar verschillende methoden van vangen biedt handvatten voor de sector om het letsel verder terug te dringen.3
Deelt u de zorgen dat nu de NVWA niet meer handhavend kan optreden, het aantal dieren dat gewond raakt flink kan gaan oplopen? Zo nee, waarom niet?
Ik wil voorop stellen dat de rechterlijke uitspraak gaat over de onderbouwing van de methode waarmee de NVWA vangletsel vaststelt.. De NVWA onderzoekt naar aanleiding van deze uitspraak wat er nodig is om de pluimveesector in gezamenlijkheid de verantwoordelijkheid op te laten pakken zodat het welzijn van pluimvee in de gehele keten ook in de toekomst geborgd blijft. De sector heeft de afgelopen jaren laten zien gemotiveerd te zijn om vangletsel te verminderen en is daar ook in geslaagd. Ik vertrouw erop dat de sector haar uiterste best doet het percentage vangletsel te blijven verminderen.
Bent u ermee bekend dat de Tweede Kamer schande spreekt over de structurele dierenmishandeling bij het vangen van pluimvee?3 Deelt u de mening dat moet worden voorkomen dat pluimveehouderijen en vangploegen zonder gevolgen ernstig dierenleed veroorzaken?
Ik deel de mening dat moet worden voorkomen dat pluimveehouderijen en vangploegen, maar ook andere schakels in de keten, dierenleed veroorzaken.
Deelt u de mening dat nu de NVWA vangletsel niet meer kan beboeten vanuit slachthuizen, het noodzakelijk is dat er ook structureel toezicht komt bij het vangen van dieren in stallen? Zo nee, waarom niet?
De NVWA zal de uitspraak van de rechter goed bestuderen en daarbij komen tot de meest effectieve oplossing om toezicht te houden op het vang-, laad- en transportproces en waar nodig passende handhaving toe te passen. Mijn departement zal daarbij kijken wat er vanuit beleid nodig is om dit mogelijk te maken.
Bent u bereid om op zeer korte termijn te zorgen voor structureel toezicht bij het vangen van dieren in stallen? Zo nee, waarom niet?
Zie mijn antwoord op vraag 7.
Kunt u bevestigen dat – als de NVWA niet structureel bij het vangen van pluimvee in stallen aanwezig kan zijn, en vangletsel niet meer beboet mag worden door controles in slachthuizen – pluimveehouders en vangploegen kunnen wegkomen met dierenmishandeling? Wat vindt u hiervan?
Zie mijn antwoord op vraag 7.
Bent u bereid om via fokbeperkingen het aantal kippen, eenden en kalkoenen in Nederland op zeer korte termijn te verlagen, zodat er genoeg toezichtcapaciteit is om deze dierenmishandeling te constateren en te kunnen handhaven? Zo nee, waarom niet en hoe gaat u dan op korte termijn voorkomen dat dit dierenleed structureel blijft optreden?
Daartoe ben ik niet bereid. Het instellen van een fokbeperking is een zeer ingrijpende maatregel waarvoor de onderbouwing ontbreekt. Bovendien zet de NVWA, zoals toegelicht in het antwoord op vraag 7, stappen om gegeven de rechterlijke uitspraak tot een adequate aanpak te komen. Instellen van een fokbeperking is daarmee niet aan de orde.
Indien u hier niet toe bereid bent, bent u dan bereid om in het kader van transparantie op zeer korte termijn bij de consument van vlees en eieren bekend te maken dat er niet kan worden opgetreden tegen ernstige dierenmishandeling van pluimvee, waardoor de kans zeer groot is dat het stukje vlees of het ei op hun bord afkomstig is van een dier dat ernstig heeft geleden door botbreuken, bloedingen en/of ontwrichtingen? Zo ja, op welke manier gaat u ervoor zorgen dat dit breed in de samenleving bekend wordt? Zo nee, waarom niet?
Hiertoe ben ik niet bereid. Een dergelijke vorm van communicatie gaat eraan voorbij dat het overgrote deel van de sector zorgvuldig te werk gaat om onnodig lijden en letsel bij dieren te voorkomen en dat de NVWA, gegeven de rechterlijke uitspraak, hierop toezicht zal houden en zonodig handhavend zal optreden.
Kunt u bevestigen dat het College van Beroep voor het bedrijfsleven (CBb) in juni 2024 oordeelde dat het vangen van kippen aan de poten verboden is op grond van Europese wetgeving, en de toenmalige Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit vervolgens liet weten dat er per augustus 2024 zou worden opgetreden?4
Het CBb vindt (uitspraak 4 juni), net als de rechtbank Rotterdam, dat het vangen van pluimvee door het aan de poten op te tillen een overtreding is van de Transportverordening en dat de NVWA hierop moet handhaven. De wijze waarop de NVWA gaat handhaven moet recht doen aan het belang van het welzijn van de dieren, maar ook aan het belang van de sector en het Europese speelveld. Op basis van deze uitspraak heeft de NVWA zorgvuldig onderzoek gedaan en hierbij is gebruik gemaakt van recente wetenschappelijke rapporten van de WUR en EFSA. De NVWA zal tot het van kracht worden van de nieuwe Transportverordening niet handhaven indien de dieren worden gevangen en opgetild op de wijze die door EFSA en in de concept-Transportverordening is weergegeven. Dit betekent dat pluimvee nog wel aan de poten kan worden opgetild maar dan onder aanvullende voorwaarden zoals het optillen aan beide poten met extra ondersteuning van het lichaam. De bedrijven krijgen vanaf 14 mei 2025 6 maanden de tijd om op een andere vangmethode over te gaan.
Kunt u bevestigen dat dit zou moeten betekenen dat inmiddels alle pluimveebedrijven en vangploegen zijn gestopt met het vangen van dieren aan hun poten? Kunt aangeven of dit inmiddels ook het geval is? Zo ja, waar baseert u dat op? Zo nee, waarom niet?
Zoals ik in het antwoord op vraag 12 heb uitgelegd heeft de sector vanaf 14 mei 2025 nog 6 maanden de tijd om op een ander wijze van vangen van pluimvee over te schakelen.
Kunt u bevestigen dat de NVWA, op basis van de uitspraak van het CBb, inmiddels dan ook handhavend optreedt tegen het vangen aan poten? Zo ja, hoe vaak wordt er gecontroleerd, hoeveel overtredingen van het verbod zijn geconstateerd, hoeveel waarschuwingen zijn er gegeven en hoeveel boetes zijn er opgelegd?
Zie mijn antwoord op vraag 13.
Bent u ermee bekend dat de Tweede Kamer wil dat deze afschuwelijke vangpraktijk verboden blijft?5 Kunt u toezeggen dat u zich er conform deze aangenomen motie actief voor inzet dat deze praktijk verboden blijft? Zo ja, op welke manier doet u dit?
Ik ben bekend met de motie van het lid Ouwehand (Kamerstuk 21 501-32, nr. 1651). Het kabinet zet zich bij de onderhandelingen over het voorstel voor de herziening van de transportverordening in conform de eerder met de Kamer gedeelde lijn.
Kunt u deze vragen één voor één en met spoed, binnen een week, beantwoorden?
Ik heb deze vragen zo spoedig mogelijk beantwoord.
Bent u bekend met de recente explosie bij U.S. Steel in Pennsylvania, Verenigde Staten, waarbij doden zijn gevallen en meerdere mensen gewond zijn geraakt?1
We weten de oorzaak van de explosie nog niet, maar we weten dat oude installaties en slecht onderhoud de kans op ernstige ongelukken verhogen: hoe beoordeelt u dit ernstige industriële ongeval?
Bent u bereid om uit voorzorg het veiligheidsbeleid rondom vergelijkbare installaties in Nederland te herzien en op korte termijn extra controles te laten uitvoeren?
Hoe beoordeelt u de risico’s van de ernstig verouderde fabrieksinstallaties bij Tata Steel IJmuiden in het licht van het Amerikaanse incident? Kunt u de informatie van onafhankelijke experts waarop u zich baseert bij de antwoorden voegen?
Zijn alle verouderde onderdelen en installaties bij Tata Steel IJmuiden, zoals de kooksgasfabrieken, recentelijk onafhankelijk gecontroleerd op explosie- en brandveiligheid, en beschikt u over actuele inspectieresultaten? Zo ja, kunt u deze resultaten delen?
Bent u ermee bekend dat de Omgevingsdienst eerder heeft geoordeeld dat het onderhoud aan de kooksgasfabrieken van Tata Steel ernstig tekortschiet?
Erkent u dat het feit dat het bij Tata om zeer verouderde installaties en slecht onderhoud gaat, de kans op ernstige incidenten verhoogt? Zo nee, waar baseert u zich dan op?
Waarom komt Tata Steel er al jaren mee weg dat ze met ernstig vervuilde, lekkende en slecht onderhouden installaties werken, ten koste van gezondheid van omwonenden?
Erkent u de mening van experts dat de kooksgasfabrieken van Tata zwaar over hun houdbaarheidsdatum zijn en allang afgeschreven hadden moeten worden? Zo nee, op welke onafhankelijke experts baseert u zich dan?
Bent u ermee bekend dat omwonenden in Wijk aan Zee, net zoals de omwonenden van U.S. Steel, al jaren gezondheidsschade ondervinden door de kooksgasfabrieken, er sinds een paar jaar dwangsommen worden opgelegd, maar dat desondanks de situatie niet of nauwelijks verbetert en mensen worden blootgesteld aan ziekmakende stoffen?
Begrijpt u de reactie van de Dorpsraad Wijk aan Zee, waarin de omwonenden zich ernstige zorgen maken en parallellen zien tussen wat er bij U.S. Steel in Pennsylvania gebeurt, en wat er zich rondom Tata Steel al jaren afspeelt?
Wat zegt u tegen de omwonenden van Tata Steel die zich zorgen maken over hun gezondheid? Kunt u ze beloven dat wat in Pennsylvania is gebeurd, hier in Nederland niet gaat gebeuren en hoe lang moeten zij nog wachten totdat ze niet meer geconfronteerd worden met de gevaarlijke stoffen die lekken uit de kooksgasfabrieken van Tata?
Welke concrete stappen worden genomen om de veiligheid van medewerkers en omwonenden bij Tata Steel te waarborgen?
Bent u bereid Tata Steel te verplichten tot versnelde sluiting van de zeer verouderde kooksgasfabrieken, die allang afgeschreven hadden moeten worden, gelet op de dichtbevolkte omgeving en de schade aan de gezondheid die wordt aangericht? Zo nee, waarom laat u bewust nog jaren toe dat mensen extra risico lopen op kanker en andere gezondheidsschade?
Kunt u de vragen één voor één en binnen de daarvoor gestelde termijn beantwoorden?
De rechterlijke uitspraak dat Nederland burgers onvoldoende beschermt tegen landbouwgif |
|
Ines Kostić (PvdD) |
|
Thierry Aartsen (VVD), Femke Wiersma (minister ) (BBB) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van de uitspraak van het gerechtshof van Den Bosch, waarbij werd bevestigd dat lelieteelt naast woonwijken wegens het vele gebruik van landbouwgif onwenselijk is en dat de wetgever en de toelatingsorganisatie (het College voor de toelating van gewasbeschermingsmiddelen en biociden (Ctgb)) steken laten vallen in het beschermen van bewoners tegen landbouwgif?1
Weet u nog dat de Partij voor de Dieren (Kamerstuk 27 858, nr. 714) en wetenschappers eerder ook kritiek hebben geuit op het gebrek aan handelen van het kabinet om de gezondheid van burgers te beschermen, maar dat de Minister en de Staatssecretarissen wilden wachten op nog jarenlang onderzoek totdat 100 procent zekerheid was dat bestrijdingsmiddelen inderdaad gevaarlijk waren voor mensen?2, 3, 4
Weet u nog dat de Partij voor de Dieren in het commissiedebat Gewasbeschermingsmiddelen van 15 mei 2025 stelde dat dat geen juiste toepassing was van het voorzorgsbeginsel door het kabinet en dat het kabinet meer verboden en beperkingen moest instellen, eventueel in afwachting van resultaten van verder onderzoek (Kamerstuk 27 858, nr. 714)?
Wat is uw reactie op de kritiek van de rechter op de regering over het feit dat Nederland het voorzorgsbeginsel niet goed toepast en de Europese richtlijn omtrent duurzaam gebruik van pesticiden niet goed heeft ingevoerd en daarmee kwetsbare groepen zoals kinderen en ouderen onvoldoende beschermt?
Hoe gaat u deze fout precies op korte termijn corrigeren?
Weet u nog dat de Partij voor de Dieren en wetenschappers eerder ook kritiek hebben geuit (Kamerstuk 2025D28474) (Kamerstuk 2024D43678) op de werkwijze van het Ctgb, waarbij onvoldoende werd getoetst op de gevaren voor de gezondheid van burgers, maar de Minister altijd bleef herhalen dat ze blijft volgen wat het Ctgb zegt?
Wat is uw reactie op de uitspraken van de rechter over het gebrekkige handelen van het Ctgb, waaronder het niet toetsen op risico’s op ziektes als Parkinson en ontwikkelingsstoornissen bij kinderen en het niet vragen om een risicobeoordeling bij wetenschappelijke deskundigen?
Welke snelle stappen gaat u ondernemen om deze fout te corrigeren?
Wat gaat u precies op welke termijn doen naar aanleiding van de uitspraak van de rechter?
Wat gaat u doen om ervoor te zorgen dat kinderen en andere mensen op korte termijn alsnog voldoende worden beschermd tegen landbouwgif en andere bestrijdingsmiddelen en biociden?
Gaat u in ieder geval met uw collega’s een landelijk verbod op het gebruik van bestrijdingsmiddelen nabij woonwijken instellen, zoals omwonenden dat willen? Zo nee, waarom speelt u bewust met mensenlevens?
Bent u bereid ervoor te zorgen dat de Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden vlak na het zomerreces 2025 weer naar de Kamer wordt gestuurd, waarbij recht wordt gedaan aan de genoemde uitspraak van de rechter en de roep vanuit de wetenschap en burgers om mensen en dieren beter te beschermen tegen bestrijdingsmiddelen en biociden, gezien het feit dat deze wet met een amendement succesvol is gewijzigd door de Partij voor de Dieren (Kamerstuk 35 756, nr. 8, waardoor deze wet een flinke reductie had van het gebruik van schadelijke gif in de landbouw en erbuiten en zo de gezondheid van mensen echt beschermt, maar werd ingetrokken door het huidige kabinet? Zo ja, wat komt er dan in die wet te staan en welke middelen (binnen en buiten de landbouw) worden verder verboden of aan banden gelegd en op welke termijn? Zo nee, waarom speelt u bewust met mensenlevens?
Wat zijn de gevolgen van deze uitspraak met betrekking tot de andere teelten waarvoor veel gif wordt gebruikt (zoals tulpen en pootaardappelen)? Op welk wetenschappelijk en juridisch advies baseert u uw antwoord en kunt u dit advies of deze adviezen meesturen)?
Erkent u dat de kans groot is dat als de overheid niet snel in actie komt tegen landbouwgif, er meer mensen na deze uitspraak terecht naar de rechter zullen stappen om hun gezondheid en die van hun kinderen te beschermen?
Deelt u de mening, van ons en omwonenden, dat het de taak van de overheid is om snel alsnog duidelijkheid en goede bescherming van gezondheid van mensen en dieren te regelen, zodat burgers niet worden gedwongen om agrariërs voor de rechter te slepen en om te voorkomen dat spanningen tussen burgers en agrariërs op het platteland verder oplopen? Zo nee, waarom niet?
Kunt u de vragen één voor één, zo snel mogelijk en in ieder geval binnen de gestelde termijn beantwoorden?
Het onderzoek waaruit blijkt dat TUI bakken met geld verdient aan het lijden van dolfijnen en orka’s. |
|
Ines Kostić (PvdD) |
|
Rummenie |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van het rapport «Stories of Suffering: What TUI Group isn’t telling you» van World Animal Protection?1
Bent u ermee bekend dat TUI ook in Nederland op grote schaal tickets verkoopt voor activiteiten met dolfijnen en orka’s die in gevangenschap worden gehouden?
Heeft u gezien dat TUI onder meer tickets aanbiedt voor peddelen met in gevangenschap levende dolfijnen in Dubai, zwemmen met dolfijnen in Mexico en de Dominicaanse Republiek en shows met orka’s op Tenerife?2, 3, 4
Heeft u kennisgenomen van de lange lijst aan dierenwelzijnsmisstanden in de parken, zoals hoogzwangere dieren die moeten optreden, dolfijnenkalfjes die worden gescheiden van hun moeder, oog- en huidbeschadigingen en verwondingen?
Deelt u het inzicht dat veel van deze dolfijnen en orka’s onnatuurlijk gedrag moeten vertonen en daardoor lijden en stress ervaren, zoals ook wordt ondersteund door het recente advies van de Raad voor Dierenaangelegenheden (Kamerstuk 2025D23962) waarin wordt gesteld dat het erg lastig is om dolfijnen in gevangenschap te bieden wat ze nodig hebben?
Kunt u bevestigen dat veel van de activiteiten die TUI aanbiedt met orka’s en dolfijnen in Nederland verboden zijn, omdat we het niet in het belang van dierenwelzijn vinden?
Deelt u de mening dat het vanuit dierenwelzijnsoogpunt onacceptabel is dat orka’s en dolfijnen in gevangenschap worden gehouden en shows moeten doen, puur voor het vermaak van mensen? Zo nee, waarom niet?
Heeft u gezien dat TUI dergelijke uitjes actief promoot, met lokkende zinnen zoals «Laat je verrassen door de aanstekelijke energie van een ontmoeting met een orka», «Een keer in je leven wil je toch met dolfijnen hebben gezwommen» en «Van ’s werelds grootste pinguïnarium tot verbluffende orka- en dolfijnenshows, je dag vliegt gewoon voorbij»? Wat vindt u hiervan?5, 6
Deelt u de mening van oud-Minister Adema die stelde er «onvoldoende vertrouwen» in te hebben dat publieksinteracties tussen bezoekers en wilde dieren mogelijk zijn zonder een onnatuurlijk beeld van de dieren neer te zetten? Zo nee, waarom niet en op welk onderzoek baseert u dat?7
Bent u bereid om TUI op te roepen te stoppen met de verkoop van tickets voor uitjes die gepaard gaan met dierenleed? Zo nee, waarom niet?
Bent u bereid om maatregelen te nemen zodat er een einde komt aan de Nederlandse verkoop van tickets voor dieronvriendelijke activiteiten, zoals zwemmen met dolfijnen en shows met orka’s? Zo nee, waarom niet?
Kunt u bevestigen dat niet alleen in het buitenland, maar ook in het Dolfinarium nog shows met dolfijnen plaatsvinden die ingaan tegen het natuurlijk gedrag en het welzijn van de dieren?
Kunt u aangeven hoe vaak, sinds de rechterlijke uitspraak van mei over het mogelijk overtreden van de wet door het Dolfinarium, de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) en/of de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) controles hebben uitgevoerd in het park? Kunt u aangeven wat de bevindingen waren van deze controles?
Kunt u toezeggen dat door het ministerie wordt gewerkt aan aanvullende, juridisch houdbare onderbouwing, zodat alsnog kan worden ingegrepen bij de twintig showonderdelen waarmee het Dolfinarium de wet overtreedt? Zo nee, waarom niet?
Kunt u bevestigen dat u werkt aan een verbod op publieksinteracties in dierentuinen en het onderzoek hiervoor in het voorjaar van 2026 opgeleverd zal worden? Kunt u een tijdlijn geven met daarin de verwachte inwerkingtredingsdatum van het verbod?
Kunt u deze vragen één voor één en binnen de daarvoor gestelde termijn beantwoorden?
De rechterlijke uitspraak dat Nederland burgers onvoldoende beschermt tegen landbouwgif |
|
Ines Kostić (PvdD) |
|
Daniëlle Jansen (NSC), Judith Tielen (VVD) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van de uitspraak van het gerechtshof van Den Bosch, waarbij werd bevestigd dat lelieteelt naast woonwijken wegens het vele gebruik van landbouwgif onwenselijk is en dat de wetgever en de toelatingsorganisatie het College voor de toelating van gewasbeschermingsmiddelen en biociden (Ctgb) steken laten vallen in het beschermen van bewoners tegen landbouwgif?1
Bent u zich ervan bewust dat u hoofdverantwoordelijk bent voor de bescherming van gezondheid van mensen in Nederland en dat het een grondwettelijke taak is van de overheid?
Is u bekend dat de Partij voor de Dieren en wetenschappers eerder ook kritiek hebben geuit op het gebrek aan handelen door het kabinet om de gezondheid van burgers te beschermen tegen bestrijdingsmiddelen, maar dat het kabinet wilde wachten op nog jarenlang onderzoek totdat 100% zekerheid was dat bestrijdingsmiddelen inderdaad gevaarlijk zijn voor mensen?
Is u bekend dat de Partij voor de Dieren eerder stelde dat dat geen juiste toepassing was van het voorzorgsbeginsel door het kabinet en dat het kabinet meer verboden en beperkingen moest instellen, eventueel in afwachting van resultaten van verder onderzoek?
Is u bekend dat de Partij voor de Dieren en wetenschappers eerder ook kritiek hebben geuit op de werkwijze van het Ctgb, waarbij onvoldoende werd getoetst op de gevaren voor de gezondheid van burgers, maar het kabinet alleen bleef herhalen dat ze blijven volgen wat het Ctgb zegt?
Wat is uw reactie op de uitspraken van de rechter over het gebrekkige handelen van het Ctgb, waaronder het niet toetsen op risico’s op ziektes als Parkinson en ontwikkelingsstoornissen bij kinderen en het niet vragen om een risicobeoordeling bij wetenschappelijke deskundigen? Hoe gaat u dit corrigeren?
Wat is uw reactie op de kritiek van de rechter op de regering over het feit dat Nederland het voorzorgsbeginsel niet goed toepast en de Europese richtlijn omtrent duurzaam gebruik van pesticiden niet goed heeft ingevoerd en daarmee kwetsbare groepen zoals kinderen en ouderen onvoldoende beschermt? Hoe gaat u deze fout precies op korte termijn corrigeren?
Bent u met ons en omwonenden eens dat het de taak van de overheid is om alsnog goede bescherming van gezondheid van mensen en dieren te regelen, zodat burgers niet gedwongen worden om agrariërs voor de rechter te slepen en om te voorkomen dat spanningen tussen burgers en agrariërs op het platteland verder oplopen? Zo nee, waarom niet?
Wat gaat u precies op welke termijn doen naar aanleiding van de uitspraak van de rechter?
Wat gaat u doen, vanuit uw (grondwettelijke) verantwoordelijkheid voor gezondheid van mensen in Nederland, om ervoor te zorgen dat kinderen en andere mensen op korte termijn alsnog voldoende worden beschermd tegen landbouwgif en andere bestrijdingsmiddelen en biociden?
Gaat u in ieder geval met uw collega’s een landelijk verbod op het gebruik van bestrijdingsmiddelen nabij woonwijken instellen, zoals omwonenden dat willen? Zo nee, waarom speelt u bewust met mensenlevens?
Is u bekend dat met de Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden, zoals met een amendement succesvol gewijzigd door de Partij voor de Dieren2, een flinke reductie van het gebruik van schadelijke gif in de landbouw en erbuiten was geregeld en zo de gezondheid van mensen echt was beschermd, maar werd ingetrokken door het huidige kabinet? Bent u bereid om vanuit uw verantwoordelijkheid voor de gezondheid van burgers, met uw collega’s in het kabinet ervoor te zorgen dat deze wet vlak na het zomerreces weer naar de Kamer wordt gestuurd, waarbij recht wordt gedaan aan de genoemde uitspraak van de rechter en de roep vanuit de wetenschap en burgers om mensen en dieren beter te beschermen tegen bestrijdingsmiddelen en biociden? Zo nee, waarom speelt u bewust met mensenlevens?
Kunt u deze vragen één voor één, zo snel mogelijk en in ieder geval binnen het gestelde termijn beantwoorden?
De MER Tata Steel en misleidende communicatie over uitstootcijfers |
|
Joris Thijssen (PvdA), Ines Kostić (PvdD), Christine Teunissen (PvdD), Mpanzu Bamenga (D66), Natascha Wingelaar (NSC), Ilana Rooderkerk (D66), Wytske de Pater-Postma (CDA), Marieke Koekkoek (D66), Geert Gabriëls (GL) |
|
Sophie Hermans (minister , minister ) (VVD), Tieman |
|
![]() ![]() ![]() ![]() ![]() ![]() |
Heeft u kennisgenomen van het feit dat Tata Steel op 30 juni 2025 het milieueffectrapport (MER) voor het project HeraCless-Groen Staal heeft ingediend bij de provincie Noord-Holland, en dat de MER openbaar is gemaakt op de website van Tata Steel?1
Bent u bekend met het feit dat volgens het onlangs gepubliceerde MER van Tata Steel de immissie van fijnstof, NOx en dioxines niet daalt, maar zelfs stijgt? Zo ja, hoe beoordeelt u deze uitkomst in het licht van het feit dat het RIVM concludeert dat fijnstof en NOx de grootste boosdoeners zijn voor de gezondheid van omwonenden?
Vindt u het acceptabel dat de immissie van fijnstof, NOx en dioxines niet daalt, maar zelfs stijgt? Zo ja, waarom en op welke gezondheidsexperts baseert u zich dan?
Wat vindt u ervan dat uit het MER blijkt dat ziekmakende stoffen, zoals ultrafijnstof, benzeen, zware metalen en polycyclische aromatische koolwaterstoffen (PAK’s), nauwelijks worden teruggedrongen en dat veel technieken die Tata noemt om emissies te beperken worden afgedaan als «nog in onderzoek», «niet verplicht» of «niet gebruikelijk»? Welke harde reductiedoelen en toetsbare resultaatsverplichtingen zijn er voor deze stoffen dan?
Bent u het ermee eens dat dit te veel onzekerheid met zich meebrengt en dat omwonenden – die jarenlang moesten vechten tegen een Tata Steel en een overheid, die lang wegkeken en de ziekmakende effecten van Tata ontkenden – garanties moeten krijgen over de exacte reducties van emissies van zulke ziekmakende stoffen (in absolute cijfers)?
Bent u het ermee eens dat alle relevante mitigerende maatregelen (oftewel maatregelen die de schadelijke effecten beperken) in het MER moeten worden opgenomen, dus ook de overkappingen en maatregelen die in het buitenland al worden toegepast bij staalfabrieken? Zo nee, waarom niet? Hoe worden dan maatregelen die niet in het MER worden doorgerekend, maar wel worden toegepast via bijvoorbeeld maatwerkafspraken, onderworpen aan een verplichte toets op de effectiviteit en milieugevolgen?
Zijn cruciale technieken voor de overkapping van de schrootverwerking, het slaktransport en de aanvoer en opslag van grondstoffen voor de «direct reduced iron» (DRI) meegenomen in het MER? Zo nee, waarom niet en bent u bereid om uit te spreken dat het nodig is om dit alsnog op te laten nemen in het MER?
Bent u het ermee eens dat het onwenselijk is dat Tata met het MER feitelijk een soort vorm van salderen in de tijd toepast: verslechtering van de leefomgeving in de komende jaren wordt goedgepraat met beloften over latere verbetering, maar zonder juridische garanties dat die verbetering er ook daadwerkelijk komt? Zo nee, welke juridische garanties zijn er dan concreet voor reductie van ziekmakende stoffen?
Welke concrete, juridisch bindende normen per stofsoort met resultaatverplichtingen op korte termijn – ook voor de bouw- en transitiefase – worden gehanteerd om gezondheidswinst te garanderen?
Erkent u dat in de bouw- en transitiefase, waarin oude vervuilende installaties (zoals kooksgasfabriek 2 en de hoogovens) nog jaren blijven draaien naast nieuwe bronnen als «electric arc furnace» (EAF) en DRI, de uitstoot en hinder toenemen? Kunt u ook aangeven welke maatschappelijke kosten en effecten op de gezondheid dit met zich mee zal brengen? Kunt u een oproep doen om ook de bouw- en transitiefase te laten meenemen in het MER?
Wat is de planning, nu recent een coördinator is aangesteld om een gezondheidseffectrapportage (GER) te (laten) maken, het MER er is en de systematiek van de GER ook is ontwikkeld, om te komen tot een GER en worden omwonenden daar ook bij betrokken?
Wanneer verwacht u dat er adviezen van de Expertgroep Gezondheid IJmond voor de omwonenden in IJmond op basis van de GER kunnen liggen? Bent u bereid te wachten met het maken van een maatwerkafspraak met Tata, totdat deze adviezen er zijn, zoals een meerderheid van de Kamer u heeft verzocht? Zo nee, waarom niet?
Als u niet gaat wachten op deze adviezen, hoe weten de omwonenden wat de gezondheidswinst precies zal zijn en hoe gaat u dan de door u in het vooruitzicht gestelde gezondheidswinst voor omwonenden waarmaken? En als u niet bereid bent te wachten op de adviezen van de expertgroep, beseft u dan dat u een meerderheid van de Kamer negeert, terwijl u veel belastinggeld wilt uitgeven aan een Indiaas bedrijf? Waarom doet u dat dan toch?
Bent u bekend met het feit dat volgens het technisch rapport Detailstudie Stikstofdepositie behorend bij het MER van Tata Steel2 (tabel 10.3) er zowel in de aanlegfase, de transitiefase, de operationele fase met aardgas als in de operationele fase met waterstof, sprake is van een toename van de stikstofdepositie in het Natura 2000-gebied Noord-Hollands Duinreservaat? Welke gevolgen heeft dit, ook in het licht van de Greenpeace-uitspraak?
Klopt het dat dit betekent dat met de aanleg niet kan worden begonnen, totdat de stikstofdepositie op Natura 2000 daalt? Wanneer verwacht u dat dit het geval zal zijn? Zo nee, op welke juridische adviezen baseert u zich daan? Kunt u deze juridische adviezen meesturen?
Bent u bekend met het feit dat volgens het technisch rapport Detailstudie Externe Veiligheid – QRA Heracless, behorend bij het MER van Tata Steel3, is aangegeven dat het gifwolkaandachtsgebied van Tata Steel, zowel in de bestaande als nieuwe situatie, zich uitstrekt over diverse gemeentes? Wat gaat u met die informatie doen en welke maatregelen gaat u treffen op korte termijn?
Klopt het dat in het MER geen absolute emissiecijfers zijn opgenomen voor de belangrijkste schadelijke stoffen, zoals fijnstof, stikstofoxiden en dioxines, maar slechts informatie over toe- of afname ten opzichte van het huidige niveau en acht u een MER zonder absolute emissiegegevens voldoende om de milieueffecten goed te beoordelen? Als dit klopt, hoe rijmt u dit dan met a) het advies van Commissie m.e.r dat er absolute emissiecijfers moeten zijn en b) de expertsessie GER waaruit bleek dat zonder goede cijfers over emissie, depositie en immissie geen GER mogelijk is? Heeft u de Expertgroep Gezondheid hiernaar laten kijken en wat adviseert de Expertgroep precies over de bruikbaarheid van het huidige MER?
Kent u de door Tata Steel eerder gecommuniceerde en beloofde reductiecijfers?4 Welke absolute uitstootcijfers horen bij de daarin genoemde percentages?
Hoe verklaart u het grote verschil tussen deze eerder door Tata Steel gecommuniceerde reductiecijfers voor NOx en fijnstof uit puntbronnen5, en de daadwerkelijke cijfers in het MER?
Hoeveel emissiereductie voor NOx en fijnstof uit puntbronnen is gerealiseerd (in absolute uitstootcijfers) en zal naar verwachting nog worden gerealiseerd met Roadmap Plus, volgens de meest recente cijfers van de omgevingsdienst?
Acht u het aannemelijk (en op basis waarvan) dat Tata Steel niet wist dat deze cijfers niet klopten, gezien in het verleden Tata ook cijfers heeft gedeeld die misleidend waren of niet klopten (zie o.a. de uitspraak van Reclame Code Commissie, bevestigd door de omgevingsdienst) en welke consequenties verbindt u hieraan?
Welke stappen onderneemt u om gegarandeerd te voorkomen dat bedrijven als Tata Steel misleidende informatie verspreiden over hun uitstoot en de verwachte effecten van verduurzamingsmaatregelen?
Hoe wilt u, gelet op het feit dat Tata door de omgevingsdienst wordt gekwalificeerd als «calculerend en opportunistisch», een stap boven «crimineel», met dit bedrijf afspraken maken die worden nagekomen, waarbij u rekening houdt met de analyse van de Algemene Rekenkamer dat toezicht en handhaving tekortschieten? Welke waarborgen zitten er in de maatwerkafspraken, of welke waarborgen gaat u toevoegen, om ervoor te zorgen dat nauwkeurige onafhankelijke metingen, toezicht en handhaving op orde zijn?
Vindt u het ook onverstandig om afspraken te maken met bestuurders naar wie het Openbaar Ministerie (OM) strafrechtelijk onderzoek doet en met een bedrijf waar meerdere rechtszaken tegen lopen? Zo nee, waarom vindt u dit dan wel een verstandige keuze en hoe neemt u daar het risico voor de belastingbetaler in mee?
Hoe bent u van plan om te gaan met een eventuele vervolging door het OM en wellicht veroordeling van Tata Steel-bestuurders?
Kunt u bevestigen dat de maatwerkafspraken alleen doorgang vinden als er harde, afdwingbare, concrete prestatieafspraken komen, volledig in lijn met alle adviezen van de Expertgroep Gezondheid IJmond over het minimaliseren van gezondheidsschade en emissies van o.a. kankerverwekkende stoffen zoals PAK's (met concrete reductiedoelen), zoals door de Kamer geëist?
Hoe gaat u, gelet op het feit dat de totale uitstoot – en daarmee de depositie – van NOₓ als gevolg van de cijfers in het MER minder hard zal dalen dan eerder door het PBL werd geraamd, zodat nog méér moet worden gedaan om aan het bevel van de rechtbank in de zaak van Greenpeace te voldoen, hiervoor concreet zorgdragen?
Kunt u bevestigen dat de verwachte CO₂-reductie van het Groen Staal-project maximaal 5 megaton per jaar bedraagt, maar dat de werkelijke uitstoot van Tata Steel de afgelopen jaren dusdanig lager lag dan eerder verondersteld, dat de feitelijke reductie dichter bij de 3,5 megaton ligt? Wat wordt de jaarlijkse CO₂-emissie, nadat HeraCless-Groen Staal is uitgevoerd en de hoogoven is gesloten?
Wat is de verwachte chemische samenstelling van de EAF-slakken die vrijkomen bij het elektrisch smelten van staal, en hoe verhoudt deze zich tot de samenstelling van de huidige hoogovenslakken in termen van milieu en gezondheidsrisico’s (graag met bronvermelding)?
Bent u bekend met het feit dat in het technisch rapport Detailstudie secundaire stromen en afval, behorend bij het MER van Tata Steel6, is aangegeven dat Tata Steel momenteel nog de mogelijkheden onderzoekt voor de nuttige toepassing van EAF-slakken, wat volgens Tata Steel vanwege het zinkgehalte niet intern gerecupereerd kan worden, maar extern verwerkt en gestort moet worden? Hoe beoordeelt u dit?
Waarop is het vertrouwen gebaseerd dat de EAF-slakken toegepast kunnen gaan worden als secundaire bouwstof, gelet op de huidige maatschappelijke zorgen, de aangenomen motie-Teunissen c.s. (Kamerstuk 29 383, nr. 428) om in ieder geval tijdelijk te stoppen met het gebruik van staalslakken en de gebrekkige borging van milieuveiligheid bij bestaande toepassingen van staalslakken?
Deelt u de opvatting dat een nog niet bestaande of getoetste verwerkingsmethode geen geldige basis mag vormen voor een positief oordeel over de milieueffecten in een MER? Zo nee, op welke experts baseert u zich dan en is hierover advies gegeven door Expertgroep Gezondheid IJmond?
Bent u in het licht van bovenstaande constateringen – toename van schadelijke immissie, het ontbreken van emissiegegevens, onduidelijkheid over staalslakken, mogelijk overschatte CO₂-winst, juridische risico’s en misleidende communicatie – bereid om de onderhandelingen over de maatwerkafspraken te heroverwegen of ten minste aanvullende eisen te stellen, voordat verdere financiële steun aan Tata Steel wordt verstrekt met belastinggeld van Nederlandse burgers?
Bent u bekend met het persbericht van Tata Steel Nederland van 9 april jl. waarin wordt aangekondigd dat een op de vijf werknemers zijn of haar baan zal verliezen om het bedrijf toekomstbestendig te maken en dus ook om de groenstaalplannen mogelijk te maken? Wat vindt u van dit persbericht?
Vindt u het acceptabel dat dit bedrijf mogelijk miljarden aan subsidie gaat ontvangen en ondertussen een op de vijf werknemers ontslaat? Zo ja, waarom is dit voor u acceptabel? Zo nee, welke voorwaarden omtrent werkgelegenheid en inspraak bent u voornemens af te spreken bij de maatwerkafspraken?
Onderschrijft u dat een belangrijke voorwaarde voor steun vanuit de overheid naast harde garanties voor gezondheid van omwonenden, commitment vanuit de directie voor goede, gezonde en groene werkgelegenheid zou moeten zijn?
Zou het, ondanks de recente uitwisselingen tussen het bedrijf, de medewerkers en vakbonden, die de plannen lijken te hebben afgezwakt, volgens u mogelijk zijn dat volgend jaar (of ergens de komende jaren) alsnog een op de vijf medewerkers ontslagen wordt? Vindt u dit acceptabel?
Bent u bereid om als voorwaarde te bedingen dat de medewerkers betrokken worden en een finale stem krijgen bij het eventueel herstructureren van het bedrijf? Bent u bereid om als voorwaarde te stellen dat kerntaken van het bedrijf niet uitbesteed gaan worden?
Gaat u er met de maatwerkafspraken ook voor zorgen dat omwonenden en werknemers meer zeggenschap krijgen in het bedrijf? Zo nee, waarom niet? Zo ja, op welke manier gaat u hiervoor zorgen?
Kunt u deze vragen één voor één beantwoorden en vóór het CD Verduurzaming Industrie dat begin september staat ingepland?
Ledenwerving van ledenomroep WNL op het VVD congres |
|
Ines Kostić (PvdD), Martin Oostenbrink (BBB), Joost Eerdmans (EénNL), Mohammed Mohandis (PvdA) |
|
Eppo Bruins (minister ) (NSC) |
|
![]() ![]() ![]() |
Kent u het bericht dat ledenomroep WNL leden werft op het VVD-congres? Zo ja, wat vindt u hiervan?1
Ja. Hoewel ledenwerving van belang is voor omroepen vanwege de huidige inrichting van het bestel, is het bewaken van journalistieke onafhankelijkheid uiterst belangrijk. Ik vraag daarom zorgvuldigheid van omroepen bij hun wervingsactiviteiten. Omdat een van de ledenwervers van WNL een badge droeg met pers leverde dat een verkeerd beeld op. Ik heb van WNL begrepen dat het ging om een activiteit van de vereniging van WNL, niet van een bepaalde redactie of met een bepaald journalistiek oogmerk. Dat onderscheid is van fundamenteel belang.
Deelt u de mening dat de Stichting Nederlandse Publieke Omroep (NPO) en ledenomroepen de schijn van partijdigheid en onafhankelijkheid hoog in het vaandel moeten hebben volgens de geldende «gedragscode integriteit publieke omroep 2021» en de mediawet? Zo ja, hoe kijkt u naar de handelwijze van WNL?
Ik hecht zeer grote waarde aan de onafhankelijkheid van de media. De publieke omroep moet (kunnen) opereren zonder commerciële of politieke invloed. Onafhankelijke journalistiek is onmisbaar in een democratische rechtsstaat. Hoewel het in deze casus ging om een activiteit van de vereniging van WNL, niet van een journalistieke redactie of met een bepaald journalistiek oogmerk, blijft het noodzakelijk dit onderscheid te maken.
Deelt u de mening dat omroepen hun onafhankelijkheid dienen te bewaken en hun aanwezigheid op evenementen van politieke partijen, zoals (leden)congressen, vooral dienen te beperken tot verslaggeving? Zo ja, deelt u de mening dat ledenwervers expliciet voorzien van een perspas zich slecht verhouden tot de gedragscode van de NPO? Zo nee, waarom niet?
Zie mijn antwoord op vraag 1. Daarnaast begreep ik van WNL dat zij de namens WNL aanwezige personen nadrukkelijk als marketingmedewerkers hebben aangemeld, niet als pers. Het is inderdaad ongelukkig dat zij vervolgens alsnog een perspas hebben gekregen. Ik ben het dus met u eens.
Klopt het feit dat alleen het Commissariaat voor de Media kan handelen bij overschrijding van de code?
Het klopt dat het Commissariaat voor de Media sinds 2021 de aangewezen toezichthouder op deze code is. Daarbij merk ik op dat zij alleen toezichthoudende bevoegdheden hebben op de bindende onderdelen van deze code, niet op de aanbevelingen. Mede naar aanleiding van het rapport van de Onderzoekscommissie Gedrag en Cultuur Omroepen en een aantal incidenten die zich daarna nog hebben voorgedaan, heb ik de NPO en het Commissariaat voor de Media gevraagd deze code verder aan te scherpen. Daar wordt nu door beide partijen en in samenspraak met de omroepen aan gewerkt.
Deelt u onze opvatting dat het merkwaardig is dat WNL leden werft op een partijcongres, maar in de eigen statuten stelt dat WNL op geen enkele manier gebonden of gelieerd wil zijn aan een politieke partij (pagina 2, regel 2) «WNL heeft respect voor ieders mening en is niet gebonden aan en politiek partij, een belangengroepering et etc.»?2
Het werven van leden op een bepaalde plek, zegt niet direct iets over de onafhankelijkheid van een omroep. Ik begreep van WNL dat zij van plan waren op meerdere politieke congressen aanwezig te zijn, niet enkel dat van de VVD. Maar nogmaals: ik verwacht van omroepen daarin zorgvuldigheid en waar nodig duidelijke communicatie dat het om ledenwerving gaat, en niet om journalistieke of redactionele activiteiten.
Bent u bereid om in alle gesprekken die u en uw departement hebben met de NPO en omroepen en andere relevante actoren te blijven wijzen op dat leden werven op politieke congressen ongewenst is?
Zoals aangekondigd in mijn brief van 4 april jongstleden, ben ik voornemens bij de hervorming van de landelijke publieke omroep het ledencriterium los te laten.3 Wat mij betreft behoort deze praktijk dus zo snel mogelijk tot het verleden.
Kunt u, bezien vanuit uw voornemen om via een wetswijziging alle omroepen terug te brengen tot een maximaal aantal omroephuizen, toelichten hoe u ervoor gaat zorgen dat het ledencriterium niet meer leidend gaat zijn voor het bestaansrecht van omroepen?
Zoals ik in mijn brief aan uw Kamer van 4 april jl. heb aangegeven, ben ik voornemens het ledencriterium los te laten. Het hebben van een vereniging met een minimum aantal leden is in mijn voorstel voor de hervorming niet langer verplicht. Er komen meer manieren om maatschappelijke worteling aan te tonen, dat kan nog steeds via een vereniging maar dat hoeft niet. Daarnaast heb ik in dezelfde brief aangegeven dat ik het bestel wil sluiten; er zal dus geen sprake meer zijn van toe- of uittreding waarbij het ledencriterium een rol speelt. Het ledencriterium komt dus geheel te vervallen.
Welke gevolgen zal deze transformatie naar omroephuizen vermoedelijk hebben voor de ledenwervende activiteiten van omroepen indien ook wordt gekozen voor andere criteria dan alleen het ledenaantal?
Zie mijn antwoord op vraag 7. Zoals ik al aangaf is het voor omroephuizen straks nog steeds mogelijk om via bepaalde verenigingen te werken aan maatschappelijke worteling. Maar deze verenigingen staan buiten de omroephuizen. Omroephuizen worden ook stichtingen, en zullen dus zelf niet aan ledenwerving kunnen doen.
(bodemroerende) visserij in de Waddenzee |
|
Ines Kostić (PvdD) |
|
Rummenie |
|
![]() |
Bent u bekend met de film «Ocean»«van Sir David Attenborough en heeft u de film zelf ook gezien?
Ik ben bekend met de film, maar heb deze (nog) niet gezien.
Wilt u de film gaan zien voorafgaand aan het commissiedebat (CD) Visserij op 5 juni aanstaande of voorafgaand aan de Verenigde Naties (VN) Oceaanconferentie (UNOC3) in Nice die op 9 juni 2025 start, mocht u de film nog niet gezien hebben?
Het commissiedebat Visserij is verplaatst en lukt het mij niet om voor 9 juni a.s. de film te zien.
Hoe staat u tegenover het pleidooi van Sir David Attenborough dat met name de ondiepe kustzeeën een belangrijke rol hebben in de strijd tegen klimaatverandering en het behouden van biodiversiteit?
Ik kan niet ingaan op de film aangezien ik deze nog niet heb kunnen zien. In het algemeen deel ik wel de mening dat de zee een belangrijke rol heeft bij het behoud van de biodiversiteit. Daarom worden (delen van de zee) ook beschermd in het kader van de Vogel- en Habitatrichting, de Kaderrichtlijn Marien en de Kaderrichtlijn Water.
Deelt u de mening dat het United Nations Educational, Scientific and Cultural Organization (UNESCO) Werelderfgoed Waddenzee, hoewel niet expliciet benoemd in de film, een uitstekend voorbeeld is van zo’n ondiepe zee met een enorme betekenis als kinderkamer voor het voortbestaan van vissen en vogels?
De Waddenzee is sinds 2009 Werelderfgoed en is het grootste getijdensysteem ter wereld, waar natuurlijke processen ongestoord kunnen plaatsvinden. Vanwege zijn wereldwijd unieke geologische en ecologische waarden staat de Waddenzee op de Werelderfgoedlijst en vervult een belangrijke functie voor (trek)vogels en als kinderkamer voor vissen.
De Waddenzee is destijds op de Werelderfgoedlijst geplaatst omdat de bescherming van dit natuurgebied op orde is middels Natura 2000, het ruimtelijk instrumentarium en een stelsel van vergunningverlening onder de Omgevingswet. Het Waddengebied heeft een belangrijke functie voor wonen, werken en recreëren. Plaatsing van de Waddenzee op de Werelderfgoedlijst is inclusief het gebruik.
Deelt u de mening dat het UNESCO Werelderfgoed Waddenzee de best mogelijke bescherming verdient om nog decennia te kunnen dienen als kinderkamer voor vissen en vogels?
Zie antwoord vraag 4.
Klopt het dat op dit moment bodemberoerende visserij plaatsvindt in UNESCO Werelderfgoed Waddenzee?
Ja
Bent u bekend met de evaluatie van het kabinet (in opdracht van de Minister van Ifrastructuur en Waterstaat (I&W) van het huidige beheer van de Waddenzee als UNESCO Werelderfgoed en de conclusie uit die evaluatie dat bodemberoerende visserij kan worden gezien als een activiteit die grote schade kan toebrengen aan de unieke natuur van Werelderfgoed Waddenzee?1
Ja, ik ben bekend met de evaluatie. Zij was mede aanleiding om een breder assessment te laten uitvoeren van wetenschappelijke onderzoeken over de gevolgen van garnalenvisserij. Het rapport van de commissie Eijsackers, met deelname van o.a. Wageningen Marine Research (WMR) en de Waddenacademie, is in september 2024 opgeleverd en geeft een overzicht van de effecten van garnalenvisserij op de natuur.
Ik heb op 18 juni jl. de garnalenvisserij een natuurvergunning verleend. Dat heb ik onder strikte voorwaarden en inperkingen gedaan. Aan deze besluitvorming is een inspraakproces op ontwerpvergunningen voorafgegaan, conform de in Nederland geldende wet- en regelgeving zoals vastgesteld door de Staten Generaal.
Parallel aan de vergunningverlening werk ik aan een Toekomstvisie Garnalenvisserij. Hiermee wil ik zowel de sector als de natuur perspectief bieden door een duurzame manier van vissen te stimuleren. De Toekomstvisie Garnalenvisserij zal aandacht besteden aan het ontzien van de meest kwetsbare en ecologisch waardevolle gebieden.
Deelt u de observatie dat deze conclusie van het kabinet kan worden gezien als een niet te negeren bevestiging dat het pleidooi van Sir David Attenborough urgent en passend is om nog meer aantasting van de zeebodem van de Waddenzee te voorkomen?
Zie antwoord vraag 7.
Klopt het dat het kabinet garnalenvissers die nu vissen in en op de Waddenzee een lange termijn zekerheid wil bieden over het voortbestaan van hun (familie)bedrijf door het uitgeven van vergunningen met een looptijd van meer dan 20 jaar?
Zie antwoord vraag 7.
Kunt u aangeven of dit voornemen is voorgelegd aan het UNESCO Werelderfgoedcomité? Zo ja, kunt u de reactie van UNESCO op dit voornemen met de Kamer delen? Zo nee, waarom niet?
Nee. Garnalenvisserij was een bestaande economische activiteit ten tijde van de plaatsing van de Waddenzee op de Werelderfgoedlijst. Er wordt dus niet een geheel nieuwe activiteit geïntroduceerd. Middels de strikte voorwaarden en beperkingen die in de natuurvergunningen zijn opgenomen, wordt er voor gezorgd dat activiteiten zoals de visserij op een verantwoorde wijze plaats kunnen vinden.
Kunt u aangeven hoe de economische zekerheid voor ondernemers middels zo’n langdurige vergunning zich verhoudt tot de grote risico’s dat de natuurlijke basis voor visserij aantoonbaar wordt aangetast door een manier van bedrijfsvoering (bodemberoerende visserij) die het fundament van diezelfde economische activiteit langzaam maar zeker beschadigt?
De garnalenvissers vissen al generaties lang op de Waddenzee; vissen op garnalen hoort dus bij de Waddenzee. Het kabinet wil de garnalenvissers langjarige zekerheid bieden, mede omdat we forse investeringen van de sector vragen. De langjarige vergunning is gekoppeld aan zes-jaarlijkse evaluatiemomenten. Indien er nieuwe inzichten zijn in de effecten van deze visserij dan kunnen er nadere voorwaarden aan de vergunning worden gesteld. Ik wijs er op dat in de vergunning sprake is van een reductie van 10% van de zogenoemde «ecologische visuren» en dat er daarnaast een vrijwillige saneringsregeling zal worden opengesteld. Op dit moment overweegt ca. een derde van de garnalenvissers om gebruik te maken van die regeling, waardoor de omvang van de actieve vloot substantieel kleiner wordt.
Bent u aanwezig bij het komende UNOC3 in Nice? Zo nee, waarom niet?
In verband met een dienstreis naar Japan, kon ik niet aanwezig zijn bij de UNOC3.Het Koninkrijk der Nederlanden was goed vertegenwoordigd tijdens UNOC3. Vanuit het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat is op hoog ambtelijk niveau deelgenomen aan de conferentie ook is vanuit mijn ministerie op ambtelijk niveau deelgenomen. Ook was er betrokkenheid vanuit het Caribisch deel van het Koninkrijk. Zo nam vanuit Sint-Maarten de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening, Milieu en Infrastructuur deel.
Zo ja, bent u bereid een gesprek te hebben met Sir David Attenborough over het voortbestaan van UNESCO Werelderfgoed Waddenzee in relatie tot het verminderen van bodemberoerende visserij en de Kamer over de uitkomsten van dat gesprek te informeren voordat het kabinet onomkeerbare stappen zet in een nu lopend vergunningentraject?
Ik ben altijd bereid om met mensen in gesprek te gaan. Aangezien ik niet aanwezig was bij de UNOC3, lag een gesprek met Sir David Attenborough niet in het verschiet. Ik heb inmiddels de vergunning voor deze visserij verleend. Ik vind het van groot belang om de garnalenvissers nu perspectief te bieden na een lange periode van onzekerheid voor deze sector.
Wat is de inzet van Nederland precies als het gaat om de UNOC3 in Nice als het gaat om bescherming van oceanen en naleven van al eerder gemaakte afspraken en ambities?
Het kabinet staat achter de eerder gemaakte afspraken en ambities. De inzet van Nederland tijdens UNOC3 is in lijn met staand kabinetsbeleid ten aanzien van de oceaan. Op 15 maart 2024 is de Tweede Kamer geïnformeerd in een brief (Kamerstuk 30 196, nr. 825) over de internationale inzet van LVVN rond voedselsystemen. Hierin wordt het belang van mariene biodiversiteit onderstreept, evenals het belang van de overeenkomst inzake het behoud en duurzaam gebruik van mariene biologische diversiteit in gebieden buiten de nationale rechtsmacht (Biological Diversity of Areas Beyond National Jurisdiction, BBNJ-verdrag).
Kunt de antwoorden van deze vragen gezien de actualiteit en urgentie aan de Kamer sturen voorafgaand aan het CD Visserij van 5 juni aanstaande?
De beantwoording is tijdig nu het CD Visserij tot nader orde is verplaatst.
De vergunning voor het doden van een wolf in Gelderland |
|
Ines Kostić (PvdD) |
|
Rummenie |
|
![]() |
Klopt het dat uw ministerie inhoudelijk heeft meegewerkt aan de totstandkoming van de vergunning voor het afschot van een wolf in Nationaal Park De Hoge Veluwe, zoals u op 6 mei jongstleden publiekelijk heeft verklaard?
Juristen van mijn ministerie hebben ondersteuning geboden bij totstandkoming van de vergunning.
Zo ja, op welke wijze en in welke fase van het besluitvormingsproces heeft deze betrokkenheid plaatsgevonden? Kunt u alle communicatie hierover met de provincie Gelderland openbaar maken (artikel 68 Grondwet)?
Vanuit de provincie Gelderland is voorafgaand aan het vormgeven van de vergunning contact opgenomen met het Ministerie van LVVN. Vervolgens heeft er mondeling overleg plaatsgevonden tussen de provincie en het ministerie over de te zetten stappen om tot een goede onderbouwing van de vergunning te komen en over de wezenlijke elementen voor die onderbouwing in het licht van het beoordelingskader voor het besluit over het wel of niet verlenen van een omgevingsvergunning voor een flora- en fauna-activiteit op grond van artikel 8.74k van het Besluit kwaliteit leefomgeving. Vervolgens is door de provincie een conceptvergunning opgesteld. Op het finale concept van deze vergunning heeft het ministerie meegekeken, wat vervolgens niet tot wijzigingen heeft geleid. Hierna is er geen inhoudelijke betrokkenheid meer geweest vanuit het ministerie.
Op basis van welk juridisch kader achtte u deze bemoeienis verenigbaar met artikel 1.2, lid 2 van de Wet natuurbescherming (Wnb), waarin expliciet is bepaald dat uitsluitend de provincie bevoegd is tot het verlenen van vergunningen met betrekking tot strikt beschermde soorten?
Op dit moment geldt de Wnb niet meer, maar een soortgelijke bepaling is opgenomen in de Omgevingswet. Het ministerie heeft uitsluitend ondersteuning verleend waar het de uitleg van de vereisten van de wetgeving betreft mede in het licht van de jurisprudentie. Ambtelijke contacten om kennis te delen tussen verschillende overheden zijn heel gebruikelijk en gewenst. Er is op geen enkele wijze getreden in de eigenstandige bevoegdheid van gedeputeerde staten ten aanzien van de beoordeling en afweging die deze moeten maken naar aanleiding van een aanvraag om een omgevingsvergunning.
Klopt het dat bij de opstelling van de vergunning gebruik is gemaakt van definities van «probleemwolf» en «probleemsituatie» uit een landelijk wolvenplan (Kamerstuk 33 576, nr. 405) dat niet als formeel beleid en regelgeving is vastgesteld?
Bij de totstandkoming van de vergunning is gebruik gemaakt van de interventierichtlijnen uit het recent door de gezamenlijke provincies vastgestelde Wolvenplan 2025. De definities van probleemwolf en probleemsituatie uit de Landelijke Aanpak Wolven zijn in lijn met de provinciale interventierichtlijnen en definities, maar zijn bij deze vergunning uitsluitend als aanvulling gebruikt.
Klopt het dat deze definities niet juridisch zijn getoetst aan Europese regelgeving?
De definities dienen als beleidsrichting en handvatten. Juridische toetsing vindt plaats in het vergunningverleningstraject en uiteindelijk bij de rechter.
Kunt u aangeven hoe u de juridische houdbaarheid van de afgegeven vergunning inschat in de bodemprocedure en een eventueel hoger beroep?
De juridische houdbaarheid is vastgesteld in een procedure bij de voorzieningenrechter.1 De provincie heeft voldoende aannemelijk gemaakt welke wolf op Nationaal Park De Hoge Veluwe voor problemen zorgt en dat het noodzakelijk is om deze (probleem)wolf af te schieten vanwege de openbare veiligheid. Volgens de voorzieningenrechter zijn er ook geen minder verstrekkende alternatieven om toekomstige veiligheidsincidenten met deze wolf te voorkomen. De voorzieningenrechter heeft de uitspraak gemotiveerd. Het is niet aan mij om uitspraken te doen over de verwachte afloop van een lopende bodemprocedure of een eventueel hoger beroep in zaken waarin de provincie partij is. Het is sowieso gepast om terughoudend te zijn met uitlatingen over zaken die onder de rechter zijn.
Bent u ervan op de hoogte dat het DNA-bewijs dat als onderbouwing dient voor het afschot niet is afgenomen door een bevoegde forensisch deskundige, en dat de bemonstering noch onder toezicht van BIJ12, noch door een onafhankelijk laboratorium in Nederland is uitgevoerd? Zo ja, kunt u een uitgebreide onderbouwing geven hoe dat in overeenstemming is met artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) (het zorgvuldigheidsbeginsel)?
Van de provincie begrijp ik het volgende: de DNA-monsters van de bijtwonden zijn afgenomen door een gekwalificeerd persoon – tevens BOA – conform het monitoringsprotocol dat daarvoor geldt en onder andere aangeboden wordt in de wolvencursus van de Zoogdiervereniging. Het materiaal is opgestuurd naar het INBO in Vlaanderen, een erkend onafhankelijk laboratorium dat aangesloten is bij het Europese samenwerkingsverband CEWOLF consortium. Aanvullend is de broek van de vrouw met DNA-materiaal (perforaties) door de gekwalificeerd persoon veiliggesteld en in zijn geheel naar het INBO voor de DNA-analyse getransporteerd.
Deelt u de mening dat het bovenstaande essentieel is voor de integriteit van het proces van een vergunningverlening voor het afschot van een wolf? Zo nee, waarom niet?
Ja, daarom is hier door de provincie bewust gekozen voor een daartoe kundig en bevoegd persoon en erkend onafhankelijk laboratorium.
Kunt u gedetailleerd aangeven hoe de objectiviteit en onafhankelijkheid worden geborgd en hoe de protocollen eruitzien bij de afname en analyse van monsters die als onderbouwing worden gebruikt voor de vergunningaanvraag? Kunt u tevens uitleggen wie de objectiviteit en wettelijk correcte invulling van protocollen toetst en wie de protocollen, indien nodig, kan wijzigen?
De DNA-monsters zijn afgenomen door een gekwalificeerd persoon – tevens BOA – conform het monitoringsprotocol dat daarvoor geldt en getransporteerd naar het INBO, aldus de provincie. Het lab INBO in Vlaanderen werkt transparant conform de procedure die daarvoor vastgesteld is. Deze werkwijze is als bijlage bij de stukken bij het besluit van de provincie Gelderland toegevoegd.
Erkent u dat het DNA van de betreffende wolf pas voor het eerst in de database is opgenomen na het incident van 13 april 2025 en dat er dus geen enkel bewijs is van herhaald gedrag of eerdere betrokkenheid bij incidenten? Zo nee, welk concreet bewijs heeft u er dan wel van?
Het DNA van de nakomeling van de roedel is na het incident op 13 april 2025 voor het eerst vastgesteld. Uit de DNA-analyse blijkt het dat het om een nakomeling van de roedel van het Park De Hoge Veluwe gaat, die eerder middels DNA vastgesteld is. Op basis van uiterlijke kenmerken uit beeld- en videomateriaal blijkt dat deze wolf bij eerdere incidenten betrokken was, aldus de provincie.
Bent u van oordeel dat de in het besluit aangevoerde grond, namelijk «acute dreiging», voor een spoedeisende uitvoering van afschot rechtmatig is? Zo ja, kunt u dat toelichten en onderbouwen?
Ja. Dit wordt onderschreven door de door de provincie geraadpleegde wolvengedragsdeskundige.
Waarom is het Nationale Park De Hoge Veluwe niet direct na 13 april 2025 overgegaan tot het afsluiten van het park, als «acute dreiging» de grond is geweest voor het bespoedigen van de uitvoering (namelijk dat het besluit de tweede dag in werking gaat)?
Het volgende is hierover met mij gedeeld: afsluiten van het Park neemt het probleem niet weg, namelijk de wolf die agressief gedrag jegens mensen vertoont. Bovendien kunnen wolven in en uit het Park, waarmee afsluiting niet zinvol is.
Welke concrete en verifieerbare feiten onderbouwen dat alternatieve maatregelen, zoals bezoekersmanagement, daadwerkelijk zijn geprobeerd en onuitvoerbaar waren? Kunt u dit uitgebreid onderbouwen?
Alternatieven zoals bezoekersmanagement en verjagen zonder en met pijnprikkel zijn beschreven en afgewogen in de deskundigenbeoordeling. Hieruit bleek dat deze niet werkzaam en toepasbaar waren voor deze situatie en de kans op herhaling hier niet mee voorkomen kon worden. Daarmee was voor de provincie de laatste stap tot het doden van de wolf onontkoombaar.
Hoe duidt u de rol van de parkdirecteur van De Hoge Veluwe, die direct na het incident opriep tot afschot, het incident publiekelijk duidde zonder forensische onderbouwing, en tevens belanghebbende is als jachtrechthebbende? Acht u zijn invloed verenigbaar met het vereiste van onafhankelijke besluitvorming? Zo ja, hoe onderbouwt u dat?
Het staat eenieder vrij om zijn mening te geven over wolven en het ingrijpen bij incidenten. De besluitvorming door de provincie Gelderland heeft wat mij betreft zorgvuldig plaatsgevonden.
Acht u het toelaatbaar dat een park dat monitoring van wolven weigert, BIJ12-medewerkers de toegang ontzegt en structureel ecologische verbindingen blokkeert, toch invloed heeft op beleid ten aanzien van strikt beschermde soorten? Zo ja, waarom en hoe onderbouwt u dat precies?
Het Park heeft geen invloed op het provinciaal beleid en is als terreineigenaar derde belanghebbende in de zaak.
Kunt u bevestigen dat het ecologisch rapport dat ten grondslag ligt aan de vergunning tot afschot van een wolf (mede) is opgesteld door een wolvendeskundige die tevens in dienst is van landgoed Den Treek, waar rentmeester Nijland actief is, en dezelfde persoon die eerder het initiatief nam om vergunningen voor afschot aan te vragen zonder dat er sprake was van concrete incidenten?1
De provincie Gelderland heeft de betroffen wolvengedragsdeskundige op basis van onafhankelijke expertise en beschikbaarheid bevraagd. Ik twijfel niet aan de keuze die Gelderland hiervoor gemaakt heeft.
Hoe beoordeelt u deze verwevenheid van functies en belangen in het licht van het vereiste van een objectief en onafhankelijk besluitvormingsproces?
Zie mijn antwoord op vraag 16.
Deelt u de opvatting dat dergelijke belangenverstrengeling de integriteit van het proces ondermijnt?
Nee, zie mijn antwoord op vraag 16.
Hoe borgt u dat beleidsvorming en vergunningverlening inzake beschermde fauna, zoals de wolf, objectief, transparant en juridisch toetsbaar plaatsvindt, zonder onwettige inmenging of druk van belanghebbenden? Kunt u dit uitgebreid toelichten?
Het provinciaal wolvenbeleid is gezamenlijk met alle provincies vastgesteld en voor ieder transparant in te zien. De vastgestelde richtlijnen en afzonderlijk provinciaal beleid zijn hierin gevolgd. Vergunningverlening heeft binnen de wettelijke kaders plaatsgevonden en de voorzieningenrechter heeft dit getoetst en akkoord bevonden.
Milieu- en gezondheidsschade industriële emissies |
|
Ines Kostić (PvdD) |
|
Chris Jansen (PVV) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht dat de Nederlandse industrie jaarlijks voor minstens 7 miljard euro aan milieu en gezondheidsschade veroorzaakt, en met de oproep van gezondheidsorganisaties, bezorgde omwonenden en milieuorganisaties om Nederlanders hier beter tegen te beschermen?1 2
Ja, ik ben bekend met dit bericht.
Wat vindt u van het feit dat Nederlanders dubbel de dupe zijn; ze worden ziek en betalen daarnaast de rekening door onder meer zorguitgaven, kosten voor bodemsanering, verminderde arbeidsproductiviteit en stijgende waterzuiveringskosten?
Nederlanders profiteren van de aanwezigheid van industrie in ons land. Zo zorgen bedrijven voor werkgelegenheid en maken bedrijven ook de spullen die Nederlanders iedere dag gebruiken. Dit neemt niet weg dat het signaal dat de aangehaalde artikelen afgeven serieus wordt genomen. Naar aanleiding van het rapport van de Onderzoeksraad voor Veiligheid (OVV) over Industrie en Omwonenden zijn inmiddels diverse vervolgacties ingezet. Zo wordt er een methode ontwikkeld om zorgkosten veroorzaakt door industrie te berekenen3.
Voor bodemsanering geldt dat de kosten daarvan zoveel mogelijk op de veroorzaker worden verhaald (principe «de vervuiler betaalt»). Pas als die niet meer aansprakelijk is, er ook geen andere aansprakelijke partijen zijn en er wegens onaanvaardbare risico’s door de bodemverontreiniging maatregelen moeten worden genomen, komen de kosten voor rekening van overheden. Uiteraard is het doel om dat zoveel mogelijk te voorkomen.
Aan waterzuivering wordt gewerkt door inzet op de bouw van vergaande zuiveringsmethoden op rioolwaterzuiveringsinstallaties waarmee microverontreinigingen kunnen worden verwijderd. Daarnaast start naar verwachting eind 2025 een vervolgtraject van de ontwikkeling van het waterschapsbelastingstelsel waarbij ook gekeken wordt naar het nog beter toepassen van het profijtbeginsel en «de vervuiler betaalt» principe bij de zuivering van stedelijk afvalwater, zoals ook verzocht in motie Grinwis4.
Bent u het ermee eens dat door het feit dat er vanaf 2026 op het thema gezonde lucht en tegengaan van geluidshinder wordt bezuinigd, de kans ook stijgt dat dit leidt tot o.a. hogere zorguitgaven, uitgaven voor bodemsanering, waardeverlies van woningen, ziekteverzuim én extra kosten voor waterzuivering? Zo ja, bent u het er dan mee eens dat dit niet alleen maatschappelijk, maar ook economisch onwenselijk is? Zo nee, op basis van welke onafhankelijke onderzoeken onderbouwt u dat?
Het belang van een gezonde leefomgeving, waaronder schone lucht, wordt onderkend. De beschikbare middelen voor luchtkwaliteit en geluid nemen de komende jaren af doordat de incidentele middelen voor het Schone Lucht Akkoord aflopen. Tevens zijn er nog geen middelen toebedeeld voor het voldoen aan de herziene EU-richtlijn Luchtkwaliteit. Het RIVM onderzoekt momenteel de gevolgen van de invoering van de nieuwe Europese richtlijn Luchtkwaliteit met nieuwe normen. Op basis van de uitkomsten in deze studie zal worden bezien in hoeverre aanvullende middelen noodzakelijk zijn om eventuele knelpunten op te lossen.
Bent u bereid om, voordat de definitieve keuzes vallen rond Prinsjesdag, in de afwegingen over de begroting vanaf 2026, ook mee te nemen welke sociale, milieu en gezondheidskosten (in euro's) kunnen worden voorkomen als er meer wordt geïnvesteerd in gezonde leefomgeving en versterking van vergunningverlening, toezicht en handhaving (VTH), en deze informatie ook voor Prinsjesdag te delen met de Tweede Kamer? Zo nee, waarom weigert u de Kamer volledig te informeren?
Het klopt dat het verminderen van bijvoorbeeld emissies van verkeer, landbouw, huishoudens en industrie leidt tot maatschappelijke baten. Het staand beleid van het Ministerie van IenW is erop gericht om dit soort emissies te verlagen, bijvoorbeeld via de versterking van het VTH-stelsel en het stapsgewijs aanscherpen van Europese normen. Als het beleid verder zou worden aangescherpt, zou dit kunnen leiden tot extra emissiewinst en daarmee tot extra baten. De omvang daarvan is op dit moment nog niet bekend, ik kan dit dus niet delen met uw Kamer. Daarvoor is bovendien aanvullend beleid nodig, dat breed moet worden afgewogen (onder andere in het kader van gelijk speelveld en andere belangen). Afwegingen hierover zijn aan een nieuw kabinet.
Wat gaat u doen om ervoor te zorgen dat er structureel geld beschikbaar blijft voor het versterken van het VTH-stelsel en daarmee het verbeteren van onze leefomgeving?
Er is structureel 18 miljoen euro beschikbaar voor het versterken van het stelsel van vergunningsverlening, toezicht en handhaving (VTH). Met het Interbestuurlijk Programma VTH is inhoudelijk gewerkt aan de versterking van het VTH-stelsel, waar deze middelen ook zijn ingezet5. Over de implementatie en het gebruik van de opgeleverde producten zijn samenwerkingsafspraken gemaakt met alle partijen. Mede op basis van deze afspraken zal, na overleg met de betreffende partijen, bepaald worden waar de beschikbare financiële middelen aan worden besteed.
Wat gaat u tot het einde van het jaar concreet doen om Nederlanders beter te beschermen tegen de schadelijke effecten van industriële emissies (graag een schets van concrete acties, afgezien van nog meer onderzoeken en deadlines)?
Op dit moment wordt de herziene Richtlijn Industriële Emissies (RIE) geïmplementeerd in de Nederlandse wetgeving. Een van de uitgangspunten voor vergunningverlening van de grote industriële installaties die onder de herziene RIE vallen, wordt het vergunnen aan de onderkant (strengste kant) van de bandbreedte van Best Beschikbare Technieken (BBT). Daarmee zorgt de RIE ervoor dat emissies van grote industriële installaties voorkomen en verminderd worden, ten behoeve van de bescherming van mensen, het milieu en de leefomgeving. De wetgeving als gevolg van de herziene richtlijn dient op 1 juli 2026 in werking te treden.
Daarnaast wordt gewerkt aan het uitvoeren van het Impulsprogramma Chemische Stoffen.
Ook wordt in het kader van de maatwerkaanpak gesproken met energie-intensieve industriebedrijven, om gericht hun uitstoot van broeikasgassen en effect op de leefomgeving te verkleinen.
Zoals aangegeven in de voortgangsbrief Industrie en Omwonenden volgt daarnaast een uitwerking van de acties uit de Actieagenda Industrie en Omwonenden in december 20256. Aangezien het kabinet demissionair is, ga ik hier nu niet op vooruit lopen.
Hoe ziet u het feit dat sommige energie-intensieve sectoren, zoals de basismetaalindustrie, per euro toegevoegde waarde tot wel 37 eurocent schade veroorzaken? Hoe verhoudt zich dit tot het «de vervuiler betaalt»-principe?
Het klopt dat industriële activiteiten maatschappelijke schade veroorzaken, in de vorm van schade aan onder andere de gezondheid van mensen en de natuur. Deze industriële activiteiten kennen echter ook baten in de vorm van diensten en producten die we dagelijks gebruiken en voor werkgelegenheid.
Het principe «de vervuiler betaalt» is een belangrijke leidraad in het milieubeleid, zowel nationaal als op EU-niveau. Zoals in het antwoord op vraag 2 aangegeven, geldt bijvoorbeeld voor bodemsanering dat de kosten daarvan zoveel mogelijk op de veroorzaker worden verhaald en wordt er ook voor waterzuivering gekeken hoe dit principe beter toegepast kan worden.
Daarnaast worden schadelijke emissies steeds strenger genormeerd en/of beprijsd via wet- en regelgeving. Voorbeelden hiervan zijn het Europese emissiehandelssysteem voor broeikasgassen en het systeem van de Richtlijn Industriële Emissies (RIE), op grond waarvan best beschikbare technieken verplicht worden gesteld voor de industrie. Dit soort normering gebeurt bij voorkeur in Europese en internationale afstemming, ten behoeve van een gelijk speelveld en voor het voorkomen van weglekeffecten. Op deze manier komt de situatie waarin milieuschade in de prijs van producten is verdisconteerd en de vervuiler betaalt stapsgewijs dichterbij.
Wat is uw reactie op het feit dat slechts 10% van de bedrijven verantwoordelijk is voor 75% van de schade aan onze leefomgeving en welke concrete stappen gaat u wanneer nemen om dit aan te pakken?
Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 6 werk ik op verschillende manieren aan het inperken van industriële emissies. Het klopt dat grote energie-intensieve industriële activiteiten, ten opzichte van de kleinere industrieën, relatief veel maatschappelijke schade veroorzaken. Dat is gelet op de schaalgrootte van de energie-intensieve industrie ook niet verwonderlijk. Deze industriële activiteiten kennen bovendien ook baten in de vorm van diensten en producten die we dagelijks gebruiken en voor werkgelegenheid.
Hoe gaat u ervoor zorgen dat het marktfalen wordt opgelost en vervuilende activiteiten een financieel realistische prijs krijgen, zodat de maatschappelijke kosten niet langer worden afgewenteld op omwonenden en de maatschappij? Welke concrete acties van uw kant kunnen we daarin verwachten en welke tijdlijn hoort daarbij?
Het principe «de vervuiler betaalt» is een belangrijke leidraad in het milieubeleid, zowel nationaal als op EU-niveau. Zie hiervoor ook het antwoord op vraag 7.
Deelt u de opvatting dat de bescherming van de volksgezondheid centraal moet staan bij de vergunningverlening aan industriële bedrijven en dat dit juridische borging verdient (zeker gezien eerdere schandalen waaruit bleek dat de overheid omwonenden en hun leefomgeving onvoldoende heeft beschermd)?
Bij de vergunningverlening van industriële bedrijven vindt er door het bevoegd gezag een afweging plaats tussen verschillende belangen. Het gezondheids- en milieubelang speelt hierbij een belangrijke rol. Eén van de doelen van de Omgevingswet is dan ook een gezonde fysieke leefomgeving. Een vergunning kan bijvoorbeeld geweigerd worden vanwege ernstige of mogelijk ernstige gezondheidsrisico’s. Hierdoor bestaat er reeds een juridische borging van de bescherming van de volksgezondheid.
Uit het rapport van de Onderzoeksraad voor Veiligheid over Industrie en Omwonenden7 blijkt dat de gezondheid van omwonenden niet altijd afdoende wordt beschermd bij vergunningverlening. Recent heeft de Kamer een juridisch onderzoek ontvangen, waarin knelpunten en oplossingsrichtingen op dit gebied zijn geïdentificeerd8. In het kader van de Actieagenda Industrie en Omwonenden wordt verder onder andere gekeken naar hoe gezondheid een meer volwaardige plaats kan krijgen in vergunningverlening. Zo wordt er een onderzoek uitgevoerd naar het meewegen van gezondheid in de Omgevingswet en op welke manier dit mogelijk verstevigd kan worden. In december 2025 wordt hierover gerapporteerd conform eerdere toezeggingen aan de Kamer.
Bent u het ermee eens dat burgers veel te lang in de steek zijn gelaten door de overheid als het gaat om bescherming van hun gezondheid en omgeving tegen vervuilers, en dat het nu aan u is om zo snel mogelijk concrete resultaten te boeken om dit te verbeteren, in plaats van in jarenlange onderzoeken te blijven hangen? Zo nee, waarom laat u dan burgers weer in de steek?
Het rapport van de Onderzoeksraad voor Veiligheid over «Industrie en Omwonenden» bevat confronterende bevindingen, die gaan over de gezondheid van burgers. Zoals aangeven9 in de kabinetsreactie van 10 oktober 2023, zijn dit bevindingen die het kabinet zich als geheel aantrekt en uiterst serieus neemt. Een goede opvolging van de bevindingen van de OVV is daarvoor van belang. In het antwoord op vraag 6 is reeds toegelicht welke stappen hiervoor worden gezet.
Hoe gaat u er – gelet op het feit dat het regelmatig voorkomt dat gegevens aangeleverd door bedrijven onbetrouwbaar of onvolledig waren en de Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT) er in november nog op wees dat emissiemetingen moeten worden uitgebreid en er meer immissiemetingen -metingen op het niveau van de leefomgeving- moeten plaatsvinden – op relatief korte termijn voor zorgen dat uitstootgegevens voortaan gebaseerd zijn op betrouwbare onafhankelijke metingen, waar de toezichthouders zoveel mogelijk direct toegang toe hebben in plaats van afhankelijk voor zijn van bedrijven, en welke concrete stappen met concrete deadlines/tijdpad horen daarbij?
Op dit moment wordt als onderdeel van de Actieagenda Industrie en Omwonenden in kaart gebracht welke verbeteringen en innovaties mogelijk zijn ten aanzien van het monitoren en controleren van verontreinigende emissies bij bedrijven. Hierbij wordt onder andere gekeken naar hoe de kwaliteit en onafhankelijkheid van emissiemetingen kan worden gewaarborgd. Daarnaast wordt ook gekeken hoe het monitoren van schadelijke stoffen naar omwonenden verbeterd kan worden, bijvoorbeeld via metingen van immissies, depositie of biomonitoring. Ook wordt er onderzocht hoe de informatiestroom op het gebied van meetdata tussen bedrijven en toezichthouders kan worden verbeterd. Uw Kamer wordt in december 2025 geïnformeerd over de uitkomsten.
Op welke manier gaat u ervoor zorgen dat beter onafhankelijk inzicht komt in zowel de uitstoot van als de blootstelling aan schadelijke stoffen (graag ook een schets van concrete stappen en tijdlijn)?
Zoals aangegeven in bovengenoemd antwoord op vraag 12 wordt dit momenteel onderzocht in de Actieagenda Industrie en Omwonenden. In december 2025 wordt uw Kamer geïnformeerd over de uitkomsten.
Ziet u een rol voor een onafhankelijke toezichthouder om meetgegevens te controleren of een landelijke, onafhankelijke meetdienst? Zo nee, hoe gaat u er dan voor zorgen dat de bestaande toezichthouders voldoende uitgerust zijn om goede controles te kunnen uitvoeren op met name grote, machtige bedrijven?
Bevoegde gezagen en de ILT hebben op grond van hoofdstuk 5 van de Algemene wet bestuursrecht reeds het recht om onafhankelijke metingen uit te (laten) voeren bij bedrijven om emissievoorschriften te controleren, en doen dat in praktijk ook. In het kader van de versterking van het VTH-stelsel wordt gewerkt aan het verbeteren van de kennisinfrastructuur van bevoegde gezagen.
Gaat u naar aanleiding van de conclusies inzake de informatiepositie van het bevoegd gezag ten opzichte van bedrijven (uit het juridische onderzoek over omgaan met vergunningen en onzekere risico’s, waaraan gerefereerd wordt in de de Voortgangsbrief Industrie en Omwonenden[3]), ook daadwerkelijk werken aan regelgeving om de informatiepositie van het bevoegd gezag ten opzichte van bedrijven te verbeteren (bijvoorbeeld in het Bkl)? Kunt u toezeggen om nog dit jaar een concreet wijzigingsvoorstel in gang te zetten? Zo nee, wat gaat u dan wel concreet doen en per wanneer?
Zoals u weet is het kabinet demissionair en daarom terughoudend met nieuwe beleids- en/of wetswijzigingen. Wel worden via verschillende maatregelen reeds stappen gezet met betrekking tot het versterken van het stelsel van vergunningverlening, toezicht en handhaving in de breedte. Dit versterkt ook de informatiepositie van het bevoegd gezag ten opzichte van bedrijven.
Ook verbetert de informatiepositie van het bevoegd gezag door de implementatie van de Richtlijn Industriële Emissies. Specifiek op het gebied van stoffen met onzekere risico’s wordt het bevoegd gezag ondersteund door bijvoorbeeld de ontwikkeling van de zogeheten Routekaart Voorzorg Beter Toepassen. Hierover zijn momenteel gesprekken gaande met zowel bevoegde gezagen, omgevingsdiensten en branches.
Welke concrete stappen worden er gezet om de monitoring van industriële emissies te verbeteren, zodat deze fijnmazig, onafhankelijker en zoveel mogelijk realtime plaatsvinden?
Zie hiervoor het antwoord op vraag 12 en vraag 14.
Welke concrete maatregelen neemt u om de omgevingsdiensten te versterken, zodat zij beter in staat zijn om de regels rond industriële emissies te handhaven?
Uw Kamer is op 8 mei 2025 geïnformeerd over de maatregelen die worden genomen om het stelsel van vergunningverlening, toezicht en handhaving (VTH) milieu in het algemeen te versterken10. Het gaat om een breed pakket aan maatregelen, waarvan wijziging van wet- en regelgeving onderdeel uitmaakt.
Hoe gaat u ervoor zorgen dat de blootstelling van omwonenden aan schadelijke stoffen beter in kaart wordt gebracht, bijvoorbeeld via biomonitoring?
De Gezondheidsraad heeft in 2024 geadviseerd om een structureel meetprogramma op te zetten voor meting van chemische stoffen met behulp van biomonitoring. Op basis van dat advies had het kabinet nog onvoldoende informatie over de beste invulling van zo’n meetprogramma en de bijbehorende kosten. Om die reden heeft het kabinet het RIVM opdracht gegeven tot het uitvoeren van een modelleringsstudie, waarin verschillende varianten in kaart worden gebracht en een realistische inschatting wordt gemaakt van de bijbehorende kosten12. Daarbij kan gebruik gemaakt worden van de ervaringen van lopende meetprogramma’s in andere landen. Het RIVM verwacht de modelleringsstudie eind 2025 op te kunnen leveren. Op basis van die modelleringsstudie zal het kabinet een afweging maken over het instellen van een meetprogramma voor blootstelling aan chemische stoffen. Het kabinet verwacht hier op zijn vroegst in de eerste helft van 2026 op terug te kunnen komen.
Bent u bereid om maatwerkafspraken met vervuilende bedrijven alleen aan te gaan wanneer er garanties zijn dat deze daadwerkelijk leiden tot wat gezondheidsexperts bestempelen als voldoende bescherming van de gezondheid van omwonenden, zoals door de Expertgroep Gezondheid is geadviseerd, waarbij een sterk uitgeruste toezichthouder de voortgang van afspraken monitort en waarbij als blijkt dat een bedrijf zich niet aan afspraken houdt er meteen harde sancties volgen?3 Zo niet, waarom laat u omwonenden weer in de steek?
De ministeries van KGG en IenW trekken met de maatwerkaanpak samen op om te bevorderen dat bedrijven én omwonenden een gezonde toekomst hebben. De Adviescommissie Maatwerkafspraken Verduurzaming Industrie (AMVI) toetst naast de bijdrage van de beoogde maatwerkafspraken aan de verbetering van het klimaat ook de verbeteringen voor de leefomgeving. Uiteraard worden (de effecten van) bedrijfsactiviteiten begrensd door de relevante vergunningen, zoals dat voor ieder bedrijf geldt.
Goede monitoring van de afspraken is belangrijk om te bewaken dat resultaten daadwerkelijk worden gerealiseerd. Dit is ook onderdeel van elke maatwerkafspraak. Op deze manier kan tijdig worden bijgestuurd in het geval dat doelstellingen onverhoopt niet (tijdig) kunnen worden gerealiseerd. Zoals eerder aangegeven, zijn er reeds middelen gereserveerd in het Klimaatfonds voor versterking van toezicht en handhaving ten behoeve van de maatwerkafspraken.
Kunt u deze vragen één voor één en binnen de daarvoor gestelde termijn beantwoorden?
In de vragen zit deels overlap. Om die reden is enkele keren verwezen naar een eerder antwoord. Verder vereisten verschillende vragen afstemming met andere departementen. Beantwoording binnen de gestelde termijn was daarom niet mogelijk. Op 28 mei is daarom een uitstelbrief aan uw Kamer verstuurd.
Het niet beboeten van ernstig dierenleed door botbreuken, bloedingen en ontwrichtingen bij miljoenen kippen, eenden en kalkoenen |
|
Ines Kostić (PvdD) |
|
Rummenie , Femke Wiersma (minister ) (BBB) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van het persbericht van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) waarin zij grote zorgen uiten omdat ze niet kunnen handhaven bij het ernstige dierenleed dat ontstaat doordat kippen, eenden en kalkoenen hardhandig worden gevangen en in kratten worden gepropt?1
Ja, ik heb kennisgenomen van het persbericht waar u op doelt.
Onderschrijft u de uitspraak van de NVWA dat miljoenen dieren per jaar gewond raken en pijn lijden als ze worden gevangen en op transport naar het slachthuis worden gezet? Zo nee, waarom niet en op welke wetenschappelijke rapporten baseert u dat precies?
Bij het vangen en vervoeren van pluimvee kunnen dieren gewond raken. De sector heeft de afgelopen jaren laten zien dat ze dit letsel sterk kan verminderen en ik vertrouw erop dat ze deze trend door zal zetten.
Kunt u bevestigen dat er tot dusverre alleen handhavend werd opgetreden als bij meer dan 1% van de dieren vangletsel is geconstateerd?2 Kunt u bevestigen dat hiermee wordt gedoogd dat jaarlijks meer dan vijf miljoen dieren (ernstige) verwondingen oplopen? Zo nee, waar baseert u dat dan op?
Ik kan bevestigen dat, met het doel vangletsel steeds verder terug te dringen, er sinds 2024 handhavend werd opgetreden als bij meer dan 1% van een koppel vangletsel werd geconstateerd in het slachthuis. Daarvoor werd er handhavend opgetreden als meer dan 2% van een koppel vangletsel liet zien. Het percentage vangletsel is verminderd in de afgelopen jaren. Ook is het aantal overschrijdingen van de handhavingsgrens gedaald. De NVWA wil de bedrijven die zelf verantwoordelijk zijn voor het welzijn van de dieren, aansporen om voldoende tijd te nemen voor het vangproces.
Wat vindt u ervan dat er een veehouderijsysteem is opgetuigd waarin het normaal wordt gevonden dat binnen één sector meer dan vijf miljoen dieren per jaar ernstige verwondingen oplopen?
Uiteraard vind ik dat moet worden voorkomen dat dieren gewond raken en pijn lijden. De pluimveesector in Nederland is een verantwoordelijke en innovatieve sector die hard bezig is om het vangproces met het oog op dierenwelzijn te verbeteren. De vorig jaar gepubliceerde rapportage van de publiek-private samenwerking naar verschillende methoden van vangen biedt handvatten voor de sector om het letsel verder terug te dringen.3
Deelt u de zorgen dat nu de NVWA niet meer handhavend kan optreden, het aantal dieren dat gewond raakt flink kan gaan oplopen? Zo nee, waarom niet?
Ik wil voorop stellen dat de rechterlijke uitspraak gaat over de onderbouwing van de methode waarmee de NVWA vangletsel vaststelt.. De NVWA onderzoekt naar aanleiding van deze uitspraak wat er nodig is om de pluimveesector in gezamenlijkheid de verantwoordelijkheid op te laten pakken zodat het welzijn van pluimvee in de gehele keten ook in de toekomst geborgd blijft. De sector heeft de afgelopen jaren laten zien gemotiveerd te zijn om vangletsel te verminderen en is daar ook in geslaagd. Ik vertrouw erop dat de sector haar uiterste best doet het percentage vangletsel te blijven verminderen.
Bent u ermee bekend dat de Tweede Kamer schande spreekt over de structurele dierenmishandeling bij het vangen van pluimvee?3 Deelt u de mening dat moet worden voorkomen dat pluimveehouderijen en vangploegen zonder gevolgen ernstig dierenleed veroorzaken?
Ik deel de mening dat moet worden voorkomen dat pluimveehouderijen en vangploegen, maar ook andere schakels in de keten, dierenleed veroorzaken.
Deelt u de mening dat nu de NVWA vangletsel niet meer kan beboeten vanuit slachthuizen, het noodzakelijk is dat er ook structureel toezicht komt bij het vangen van dieren in stallen? Zo nee, waarom niet?
De NVWA zal de uitspraak van de rechter goed bestuderen en daarbij komen tot de meest effectieve oplossing om toezicht te houden op het vang-, laad- en transportproces en waar nodig passende handhaving toe te passen. Mijn departement zal daarbij kijken wat er vanuit beleid nodig is om dit mogelijk te maken.
Bent u bereid om op zeer korte termijn te zorgen voor structureel toezicht bij het vangen van dieren in stallen? Zo nee, waarom niet?
Zie mijn antwoord op vraag 7.
Kunt u bevestigen dat – als de NVWA niet structureel bij het vangen van pluimvee in stallen aanwezig kan zijn, en vangletsel niet meer beboet mag worden door controles in slachthuizen – pluimveehouders en vangploegen kunnen wegkomen met dierenmishandeling? Wat vindt u hiervan?
Zie mijn antwoord op vraag 7.
Bent u bereid om via fokbeperkingen het aantal kippen, eenden en kalkoenen in Nederland op zeer korte termijn te verlagen, zodat er genoeg toezichtcapaciteit is om deze dierenmishandeling te constateren en te kunnen handhaven? Zo nee, waarom niet en hoe gaat u dan op korte termijn voorkomen dat dit dierenleed structureel blijft optreden?
Daartoe ben ik niet bereid. Het instellen van een fokbeperking is een zeer ingrijpende maatregel waarvoor de onderbouwing ontbreekt. Bovendien zet de NVWA, zoals toegelicht in het antwoord op vraag 7, stappen om gegeven de rechterlijke uitspraak tot een adequate aanpak te komen. Instellen van een fokbeperking is daarmee niet aan de orde.
Indien u hier niet toe bereid bent, bent u dan bereid om in het kader van transparantie op zeer korte termijn bij de consument van vlees en eieren bekend te maken dat er niet kan worden opgetreden tegen ernstige dierenmishandeling van pluimvee, waardoor de kans zeer groot is dat het stukje vlees of het ei op hun bord afkomstig is van een dier dat ernstig heeft geleden door botbreuken, bloedingen en/of ontwrichtingen? Zo ja, op welke manier gaat u ervoor zorgen dat dit breed in de samenleving bekend wordt? Zo nee, waarom niet?
Hiertoe ben ik niet bereid. Een dergelijke vorm van communicatie gaat eraan voorbij dat het overgrote deel van de sector zorgvuldig te werk gaat om onnodig lijden en letsel bij dieren te voorkomen en dat de NVWA, gegeven de rechterlijke uitspraak, hierop toezicht zal houden en zonodig handhavend zal optreden.
Kunt u bevestigen dat het College van Beroep voor het bedrijfsleven (CBb) in juni 2024 oordeelde dat het vangen van kippen aan de poten verboden is op grond van Europese wetgeving, en de toenmalige Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit vervolgens liet weten dat er per augustus 2024 zou worden opgetreden?4
Het CBb vindt (uitspraak 4 juni), net als de rechtbank Rotterdam, dat het vangen van pluimvee door het aan de poten op te tillen een overtreding is van de Transportverordening en dat de NVWA hierop moet handhaven. De wijze waarop de NVWA gaat handhaven moet recht doen aan het belang van het welzijn van de dieren, maar ook aan het belang van de sector en het Europese speelveld. Op basis van deze uitspraak heeft de NVWA zorgvuldig onderzoek gedaan en hierbij is gebruik gemaakt van recente wetenschappelijke rapporten van de WUR en EFSA. De NVWA zal tot het van kracht worden van de nieuwe Transportverordening niet handhaven indien de dieren worden gevangen en opgetild op de wijze die door EFSA en in de concept-Transportverordening is weergegeven. Dit betekent dat pluimvee nog wel aan de poten kan worden opgetild maar dan onder aanvullende voorwaarden zoals het optillen aan beide poten met extra ondersteuning van het lichaam. De bedrijven krijgen vanaf 14 mei 2025 6 maanden de tijd om op een andere vangmethode over te gaan.
Kunt u bevestigen dat dit zou moeten betekenen dat inmiddels alle pluimveebedrijven en vangploegen zijn gestopt met het vangen van dieren aan hun poten? Kunt aangeven of dit inmiddels ook het geval is? Zo ja, waar baseert u dat op? Zo nee, waarom niet?
Zoals ik in het antwoord op vraag 12 heb uitgelegd heeft de sector vanaf 14 mei 2025 nog 6 maanden de tijd om op een ander wijze van vangen van pluimvee over te schakelen.
Kunt u bevestigen dat de NVWA, op basis van de uitspraak van het CBb, inmiddels dan ook handhavend optreedt tegen het vangen aan poten? Zo ja, hoe vaak wordt er gecontroleerd, hoeveel overtredingen van het verbod zijn geconstateerd, hoeveel waarschuwingen zijn er gegeven en hoeveel boetes zijn er opgelegd?
Zie mijn antwoord op vraag 13.
Bent u ermee bekend dat de Tweede Kamer wil dat deze afschuwelijke vangpraktijk verboden blijft?5 Kunt u toezeggen dat u zich er conform deze aangenomen motie actief voor inzet dat deze praktijk verboden blijft? Zo ja, op welke manier doet u dit?
Ik ben bekend met de motie van het lid Ouwehand (Kamerstuk 21 501-32, nr. 1651). Het kabinet zet zich bij de onderhandelingen over het voorstel voor de herziening van de transportverordening in conform de eerder met de Kamer gedeelde lijn.
Kunt u deze vragen één voor één en met spoed, binnen een week, beantwoorden?
Ik heb deze vragen zo spoedig mogelijk beantwoord.
PFAS-lozingen Custom Powders |
|
Ines Kostić (PvdD) |
|
Chris Jansen (PVV), Barry Madlener (PVV) |
|
![]() |
Bent u bekend met de Zembla uitzonding van 27 april over dat Custom Powders al jaren duizenden kilo’s PFAS (Poly- en perfluoralkylstoffen) direct in het riool heeft geloosd?1
Ja.
Hoe kan het dat er rechtstreeks op het riool werd geloosd en dat hier geen controle door de overheid op heeft plaatsgevonden?
Het is belangrijk dat hier duidelijkheid over komt. De gemeente Helmond, als bevoegd gezag voor de rioollozingen, heeft daarom aangekondigd dat er een onafhankelijk onderzoek komt naar de rol van de gemeente en de milieudienst, inclusief vergunningverlening, toezicht en handhaving, bij de jarenlange PFAS-lozingen door Custom Powders2.
Kunt u bevestigen dat deze lozingen en uitstoot van schadelijke stoffen schade (in welke mate dan ook) hebben veroorzaakt aan milieu, waterkwaliteit en gezondheid van mens en dier, waar ook de experts in de aflevering van Zembla naar verwijzen? Zo nee, op welke experts baseert u zich dan?
Ja, deze effecten zijn vastgesteld. PFOA is een schadelijke stof die sinds 2013 wordt beschouwd als een Zeer Zorgwekkende Stof (ZZS).3 Deze stof is extreem persistent in het milieu en breekt nauwelijks af. Bovendien kan PFOA effecten op de menselijke gezondheid hebben zoals effecten op het immuunsysteem, voortplanting, ontwikkeling van het ongeboren kind, en is het mogelijk kankerverwekkend. De GenX stoffen, die daarnaast ook zijn geloosd, veroorzaken vergelijkbare gezondheidseffecten als PFOA4.
Daarnaast is het schadelijk voor de natuur doordat de stof kan ophopen in de voedselketen. Het is aannemelijk dat deze combinatie van eigenschappen en de hoeveelheden PFOA die door de jaren heen zijn uitgestoten en geloosd hebben geleid tot schade (in welke mate dan ook) aan het milieu, de waterkwaliteit, en de gezondheid van mens en dier.
Welke mogelijke effecten heeft, volgens experts, het feit dat werknemers van Custom Powders concentraties van PFOA (Perfluoroctaanzuur) in hun bloed hadden die een factor 1000 hoger is dan de EFSA-norm (Europese Autoriteit voor Voedselveiligheid)?
De aanwezigheid van PFOA in het bloed wordt in verband gebracht met verschillende gezondheidseffecten. Van PFOA is bekend dat het schadelijke effecten kan hebben op het immuunsysteem, op de voortplanting en ontwikkeling van het ongeboren kind. Het is mogelijk kankerverwekkend. Het meest recente RIVM-overzicht over de betekenis van de gevonden PFOA-concentraties in het bloed dateert uit 20175. Een overzicht van ongewenste veranderingen bij mensen die op basis van epidemiologische studies met PFAS-blootstelling in verband worden gebracht staat in Tabel II.1 van die rapportage. Het is echter niet mogelijk om een oorzakelijk verband aan te tonen.
De in de uitzending vermelde concentraties PFAS in het bloed van werknemers van Custom Powders, met waarden die oplopen tot 6.239 ng/mL, zijn veel hoger dan de concentratie waaronder EFSA geen gezondheidseffecten verwacht. De inventarisatie uit 2017 bevat geen informatie over de mate waarin genoemde gezondheidseffecten optreden bij dergelijk hoge concentraties.
In 2024 heeft RIVM de behoeften aan onderzoek van omwonenden en werknemers van Chemours en omwonenden van de Westerschelde in relatie tot PFAS in kaart gebracht. Naar aanleiding van deze verkenning is geadviseerd om in de wetenschappelijke literatuur antwoorden te zoeken op vragen als wat zijn de gezondheidsrisico’s, welke ziekten en aandoeningen kun je krijgen van PFAS en wat de langetermijneffecten zijn. De Kamer wordt voor het zomerreces geïnformeerd over de opvolging van deze adviezen.
Hoe kijkt u ernaar dat in de uitzending wordt gesproken over een «kankerstraat» vlakbij de locatie van Custom Powders, waarbij veel omwonenden kanker hebben gekregen? Wat zegt u tegen die burgers?
Het is begrijpelijk en ook logisch dat de berichten over ernstige gezondheidsproblemen, zoals kanker, bij omwonenden van de locatie van Custom Powders diepe zorgen oproepen. Iedereen heeft recht op een veilige en gezonde leefomgeving. Tegelijkertijd is het belangrijk om zorgvuldig met dit soort signalen om te gaan. De GGD heeft in 2018 samen met het waterschap onderzoek gedaan naar de verspreiding van PFAS. Uit die onderzoeken bleek dat er geen sprake is van verhoogde gezondheidsrisico’s.
Op dit moment is er geen causaal verband vastgesteld tussen de blootstelling aan PFAS vanaf deze locatie en het optreden van kanker in de directe omgeving6. Dat sluit niet uit dat de zorgen over mogelijke gezondheidseffecten onverminderd zijn. De gemeente Helmond heeft aan de GGD gevraagd om een vrijwillig gezondheidsonderzoek uit te voeren7.
PFOA is een kankerverwekkende stof, maar het is ingewikkeld aan te tonen dat een omwonende kanker heeft gekregen van PFOA-uitstoot/lozingen; hoe kunnen burgers dan wel hun recht halen en worden beschermd?
Het bevoegd gezag houdt toezicht op de uitstoot en activiteiten van bedrijven. Het uitgangspunt is dat bedrijven zich aan milieuwetgeving moeten houden. Wanneer dat niet gebeurt, biedt de wetgeving verschillende handvatten om dit aan te pakken. Zowel het bestuursrecht, strafrecht als privaatrecht biedt mogelijkheden om bedrijven aan te spreken op overtredingen en schade te vergoeden. Het is van de specifieke feiten en omstandigheden afhankelijk of en door wie deze mogelijkheden daadwerkelijk benut kunnen worden.
Voor een uitgebreide uiteenzetting van de juridische mogelijkheden voor verschillende partijen in zulke gevallen geldt het antwoord op vraag drie in de Kamerbrief over het aansprakelijk stellen van bedrijven voor schade door PFAS-vervuiling8.
Bent u het eens dat uit voorzorg de uitstoot snel gestopt moet worden, als er vermoedens zijn dat mensen ziek worden van PFOA en andere gevaarlijke stoffen? Zo nee, waarom speelt u dan Russisch roulette met levens van mensen?
Het uitgangspunt van het milieubeleid is dat de gezondheid van mens en dier en de kwaliteit van het milieu goed beschermd moet worden. Voorzorg speelt daarin een belangrijke rol: als er serieuze aanwijzingen zijn dat een stof schadelijk kan zijn voor de gezondheid of het milieu, is dat aanleiding om maatregelen te nemen, ook als er nog geen volledige wetenschappelijke zekerheid is. Het bevoegd gezag beoordeelt of en welke maatregelen nodig zijn. Dit doen ze op basis van de beschikbare wetenschappelijke inzichten, adviezen van experts, en de mate van onzekerheid of risico. Daarbij worden ook de belangen van volksgezondheid en milieubescherming expliciet meegewogen.
Het beeld dat er «Russisch roulette» wordt gespeeld met mensenlevens wordt dan ook niet herkend. Waar vermoedens bestaan van gezondheidsschade door stoffen als PFOA, is het juist van belang om snel inzicht te krijgen in de ernst van de risico’s en om waar nodig preventief op te treden.
Kunt u een inschatting geven, op basis van input van onafhankelijke experts/wetenschappers, wat inmiddels (in euro's) de schade aan milieu en gezondheid is door de genoemde lozingen en de uitstoot van schadelijke stoffen? Zo nee, waarom heeft u nog steeds geen beeld van de schade die bedrijven aan milieu en burgers aanrichten?
Het is ingewikkeld om de schade van een bepaalde stof in euro’s uit te drukken, omdat de effecten van de vervuiling verstrekkend kunnen zijn en niet direct te meten zijn. In plaats van te kijken naar schade in euro’s, wordt gekeken naar de impact die een stof heeft op de functies van het milieu en de volksgezondheid.
Als de emissie van een stof past binnen de kaders en grenzen die het lozingsbeleid toelaat, wordt deze als acceptabel beschouwd. Dit betekent dat gezorgd wordt dat de uitstoot niet boven de vastgestelde normen uitkomt om zo de leefomgeving te beschermen. Daarnaast geldt het principe «de vervuiler betaalt», wat inhoudt dat bedrijven en organisaties die stoffen lozen, via een lozingsheffing bijdragen aan de kosten voor het beheer en herstel van de gevolgen van de vervuiling.
Wie is aansprakelijk voor de gemaakte fouten en het vergoeden van de schade aangericht aan gezondheid, natuur en milieu?
In Nederland geldt het uitgangspunt dat de veroorzaker van schade aan gezondheid, natuur of milieu verantwoordelijk is voor het herstellen van die schade. Of en in hoeverre er sprake is van aansprakelijkheid hangt af van de specifieke omstandigheden van het geval, zoals de geldende wet- en regelgeving op het moment van de lozing, de kennis over de schadelijkheid van stoffen op dat moment en de vraag of er is gehandeld binnen of buiten de vergunde kaders.
In het geval van de PFAS-vervuiling in Helmond heeft de gemeente aangifte gedaan tegen zowel Custom Powders als Chemours (voorheen DuPont). Het is uiteindelijk aan de rechter om vast te stellen of er sprake is van juridische aansprakelijkheid en of er schadevergoeding moet worden toegekend.
Kunt u schetsen waar er vanuit de overheid precies fouten zijn gemaakt en op welk moment, inclusief de bijbehorende tijdlijn?
De gemeente Helmond heeft een tijdlijn opgesteld van het onderzoek naar de PFAS-emissies bij Custom Powders (zie bijlage 1). Het onafhankelijke onderzoek dat de gemeente Helmond laat uitvoeren zal duidelijkheid geven over de rol van de gemeente en de milieudienst bij de jarenlange PFAS-lozingen door Custom Powders (zie ook vraag 2). Het Ministerie van IenW heeft destijds, op verzoek van de gemeente Helmond, vanuit haar beschikbare kennis en expertise meegedacht in de aanpak van de vervuiling.
Welke concrete lessen trekt u uit deze casus en de gemaakte fouten en welke concrete extra acties (anders dan nog meer onderzoek) gaat u ondernemen om soortgelijke schade aan milieu en gezondheid van burgers te voorkomen (graag met tijdlijn en planning)?
De casus rondom PFAS-lozingen bij Custom Powders in Helmond toont het belang van:
Op al deze thema’s lopen verschillende acties. Zo wordt de vernieuwde Europese Richtlijn Industriële Emissies geïmplementeerd en wordt er in Europees verband gewerkt aan een hernieuwde Kaderrichtlijn Water. Het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat is daarnaast bezig met de uitvoering van de Actieagenda Industrie en Omwonenden9 en het Impulsprogramma Chemische Stoffen10 en met het robuust maken van het VTH-stelsel11. Op basis van deze trajecten worden verschillende maatregelen uitgevoerd of voorgesteld die gericht zijn op het beschermen van de gezondheid van omwonenden en het verbeteren van wet- en regelgeving. De Kamer wordt periodiek geïnformeerd over de voortgang van de verschillende sporen.
Klopt het dat onze rioolwaterzuiveringsinstallaties niet gebouwd zijn op het zuiveren van PFAS en dat de enorme hoeveelheden PFAS er dus gewoon steeds doorheen stroomt? Welke gevolgen heeft dit voor biodiversiteit, water, voedsel en gezondheid?
Het klopt dat rioolwaterzuiveringsinstallaties (RWZI’s) in hun huidige opstelling niet zijn ontworpen om PFAS te verwijderen. De mate waarin PFAS zal worden gezuiverd in de RWZI zal daardoor zeer beperkt zijn. Welke gevolgen dit heeft voor de biodiversiteit, water, voedsel en gezondheid is ter beoordeling van het bevoegd gezag. Voor diverse soorten PFAS is bewezen dat deze schadelijk kunnen zijn voor mens en milieu. Doordat deze stoffen ophopen in onze leefomgeving kunnen we er langdurig aan worden blootgesteld. Het valt niet uit te sluiten dat dit heeft geleid tot schade (in welke mate dan ook) aan het milieu, de waterkwaliteit, en de gezondheid van mens en dier.
Uit de steekproef van Zembla rondom de fabriek blijkt dat bij het merendeel van de hobbykipeieren de Europese PFAO-norm wordt overschreden en experts adviseren de eieren niet te eten. Hoe staat dat met ander voedsel zoals groente en fruit?
In 2018 en 2022 heeft het RIVM onderzoek gedaan naar de risico’s van het eten van gewassen uit het volkstuincomplex uit de omgeving van Custom Powders (1e Helmondse volkstuinencomplex aan de Sluisdijk en Delta volkstuinen aan de Griftstraat (Sluisdijk en Delta). Sluisdijk ligt op ongeveer 450m en Delta op ongeveer 1.150 meter benedenwinds van Custom Powders. Na een herziening op basis van de nieuwe gezondheidskundige grenswaarden van EFSA die in 2020 zijn vastgesteld, heeft het RIVM geadviseerd dat gewassen uit het volkstuinencomplex aan de Sluisdijk beter niet gegeten konden worden en dat gewassen uit de Delta volkstuinen veilig zijn voor consumptie, al raadt het RIVM af om daar elke dag uit de volkstuin te eten. De gemeente Helmond heeft daarop de bodem op het volkstuinencomplex aan de Sluisdijk laten saneren.
Het Voedingscentrum adviseert: eet gevarieerd. Voedsel bevat vele gezonde stoffen zoals vitamines, mineralen, koolhydraten en vezels. Maar voedsel kan ook verontreinigd zijn met andere stoffen zoals zware metalen of PFAS. Het is niet te voorkomen dat we ook deze ongewenste stoffen binnenkrijgen, omdat ze nu eenmaal in ons milieu voorkomen. Groente uit de moestuin kun je gewoon eten. Alleen voor groente en fruit uit moestuinen binnen 1 kilometer van de fabriek van DuPont/Chemours in Dordrecht is het advies om dit niet te eten. Op deze plekken zitten veel PFAS in de bodem (www.voedingscentrum.nl).
In de Zembla uitzending wordt gesproken over «liegen en bedriegen» en «crimineel gedrag» van Chemours; bent u het met die constateringen eens? Zo nee, waar baseert u dat dan precies op?
Het is niet aan het kabinet om een oordeel te vellen over de kwalificaties «liegen en bedriegen» en «crimineel gedrag» die in de Zembla-uitzending worden genoemd. Dit is aan het Openbaar Ministerie en uiteindelijk aan de rechter.
Wel is het zorgelijk over de wijze waarop DuPont (nu Chemours) is omgegaan met informatie over de risico’s van PFAS. Als blijkt dat het bedrijf al geruime tijd kennis had van de schadelijke effecten en deze informatie niet heeft gedeeld met overheden, samenwerkingspartijen (zoals Custom Powders), werknemers of omwonenden, is dat zorgelijk en onacceptabel. Transparantie en verantwoordelijkheid zijn cruciaal bij het beschermen van de volksgezondheid en het milieu. Het is daarom goed dat er onderzoek loopt naar de rol van het bedrijf in de lozingen en mogelijke milieuschade. De uitkomsten van dat onderzoek zullen duidelijkheid moeten geven over de vraag of er inderdaad sprake is geweest van strafbaar handelen.
Wat vindt u ervan dat Custom Powders voor Chemours teflonpoeder verwerkte, maar dat belangrijke informatie over de stoffen niet bekend was voor de medewerkers van Custom Powders?
Uitgangspunt is dat werknemers veilig en gezond kunnen werken. Werkgevers zijn daar op basis van de Arbowet primair voor verantwoordelijk. Zij moeten een inventarisatie maken van de gevaarlijke stoffen in hun bedrijf en de hoogte van de blootstelling van werknemers aan die stoffen bepalen. Vervolgens beoordelen zij of die blootstelling tot gezondheidsrisico’s kan leiden en dienen zij maatregelen te nemen. Afhankelijk van de gezondheidsrisico’s die gevaarlijke stoffen kunnen veroorzaken, moet de producent of distributeur van de stof informatie verstrekken over die gevaren in het Veiligheidsinformatieblad (VIB). Dit is dan ook belangrijke informatie voor een inventarisatie. De werkgever is volgens de Arbowet verplicht om doeltreffende voorlichting en onderricht te geven aan de werknemers over het veilig werken met gevaarlijke stoffen. Bij de invulling van de zorgplicht van de werkgever richting zijn werknemers is het van belang dat de werkgever over de juiste informatie beschikt.
Zoals in het antwoord op vraag 14 is aangegeven deel is het zorgelijk hoe DuPont (nu Chemours) is omgegaan met informatie over de risico’s van PFAS. Als blijkt dat het bedrijf al geruime tijd kennis had van de schadelijke effecten en deze informatie niet heeft gedeeld met partijen in de keten of werknemers is dat zorgelijk en onacceptabel.
Wat vindt u ervan dat Dupont (nu Chemours) al sinds 2011 wist dat er zelfs hogere hoeveelheden PFOA in het bloed van medewerken van Custom Powders zaten dan in het bloed van de medewerkers van de Dordrechtse en Amerikaanse Dupont fabriek?
Onderzoek moet uitwijzen of het inderdaad klopt dat DuPont (nu Chemours) al sinds 2011 wist dat medewerkers van Custom Powders werden blootgesteld aan hogere concentraties PFOA dan hun eigen werknemers in Dordrecht en de Verenigde Staten. Als dit het geval is, dan is dat een uiterst zorgwekkende constatering. Hoewel Chemours niet de directe werkgever was van de medewerkers van Custom Powders, heeft het bedrijf wel degelijk een verantwoordelijkheid als leverancier van de stof.
Bedrijven moeten zorgvuldig omgaan met kennis over mogelijke gezondheidsschade, vooral wanneer deze ook impact heeft op ketenpartners of derden. Het feit dat deze informatie niet eerder is gedeeld met het bedrijf Custom Powders, toezichthouders of betrokken overheden roept vragen op over de zorgplicht en transparantie van alle betrokken partijen. Het is van groot belang dat het lopende onderzoek door de gemeente Helmond helderheid wordt verschaft over wat er (en op welk moment) bekend was en of er adequaat is gehandeld.
Bent u bekend met de effecten op de omgeving en omwonenden die dit PFAO-lek heeft veroorzaakt? Zo ja, kunt u deze toelichten? Zo nee, waarom heeft u na al die jaren nog steeds geen overzicht over wat vervuiling door bedrijven met de gezondheid van burgers en milieu doet?
Tussen 2018 en 2020 heeft de gemeente Helmond een milieuonderzoek laten uitvoeren naar de gevolgen van de uitstoot van PFOA en GenX in de regio12. Uit het onderzoek blijkt dat de omvang van de PFAS-verontreiniging goed in kaart is gebracht. De risicobeoordeling, gebaseerd op de door het RIVM geadviseerde risicogrenswaarden, laat zien dat er geen verhoogd gezondheidsrisico is voor omwonenden.
Wel is sprake van ernstige verontreiniging van de bodem en het grondwater, met name in de directe omgeving van het bedrijf Custom Powders. Er bestaat een aanzienlijk risico dat deze stoffen zich via het grondwater verder verspreiden. Bovendien bevindt een deel van de grondwaterverontreiniging zich binnen het grondwaterbeschermingsgebied. Op basis van deze bevindingen heeft de gemeente Helmond besloten dat saneringsmaatregelen noodzakelijk zijn. De uitvoering van deze sanering staat gepland voor medio 2026.
Daarnaast zijn ook concentraties van PFOA en GenX aangetroffen in het oppervlakte- en rioolwater. Onderzoek van de ILT bevestigt dat deze stoffen nog steeds worden waargenomen13. Waterschap Aa en Maas monitort de waterkwaliteit en signaleert indien nodig of aanvullende maatregelen vereist zijn.
In de Zembla-aflevering schetst de gemeente Helmond hoe lastig het is voor overheden en toezichthouders om goede beslissingen te maken, omdat bedrijven tegenover een toezichthouder met weinig capaciteit informatie kunnen achterhouden of in kleine letters verbergen in bijlagen; welke stappen gaat u ondernemen om dit te voorkomen en de informatiepositie van toezichthouders en de overheid ten opzichte van bedrijven te verbeteren op korte termijn?
Via verschillende maatregelen wordt gewerkt aan het versterken van het stelsel van vergunningverlening, toezicht en handhaving in de breedte. Versterking die niet alleen het stelsel, maar ook de dagelijkse uitvoering ten goede komt waar ook de informatiepositie van het bevoegd gezag ten opzichte van bedrijven wordt versterkt. Specifiek op het gebied van stoffen wordt het bevoegd gezag met de ontwikkeling van de Routekaart Voorzorg Beter Toepassen, zoals benoemd in het commissiedebat Leefomgeving van 13 mei 2025, ondersteund.
Zoals eerder aan uw Kamer gemeld14, wordt er momenteel gewerkt aan het IenW-programma Digitaal VTH-stelsel Milieu en aan de versterking van de kennisinfrastructuur bij omgevingsdiensten. Beide acties zullen ervoor zorgen dat de informatie van toezichthouders wordt versterkt. Er zal eerst worden gekeken naar de effecten van die inzet afwachten voordat er eventueel aanvullende acties worden genomen.
Hoe kan het dat de Dupont (via de arbeidshygiënist) de medewerkers heeft voorgehouden dat er geen gevaar is voor de gezondheid, zoals in de Zembla-aflevering wordt geschetst? Heeft de overheid daar nooit op gecontroleerd en ingegrepen en waarom niet?
Zoals gezegd in het antwoord op vraag 14 is de werkgever verantwoordelijk voor gezonde en veilige werkomstandigheden voor de werknemers. Daarnaast is de werkgever verantwoordelijk om werknemers op een doeltreffende manier in te lichten over de risico’s en hoe die te beperken. Dat begint bij een inventarisatie van deze risico’s. Als kennis beschikbaar is over deze risico’s, moeten deze beschikbaar zijn voor partijen in de keten. Een werkgever kan ervoor kiezen om ter ondersteuning van deze verantwoordelijkheid een bedrijfsarts, arbeidshygiënist of andere arbodienstverleners in te schakelen. De Arbeidsinspectie houdt risicogericht toezicht op de naleving van de Arbowetgeving.
Met welke extra stappen gaat u voorkomen dat de situatie uit de bovenstaande vraag zich opnieuw ergens voordoet?
Het is lastig om een dergelijke gebeurtenis uit te sluiten. Wel stimuleren we bedrijven het gebruik van schadelijke stoffen te verminderen en wordt het vergunningsstelsel aangepast. Dit heeft ook een effect op werknemersbescherming. De verantwoordelijkheid voor gezond en veilig werken die daarnaast bij de werkgever ligt blijft ook gelden, waaronder de eerdergenoemde verantwoordelijkheid tot het doeltreffend informeren van werknemers, en toezien op het juist toepassen van maatregelen om gezondheidsrisico’s te beperken. De Nederlandse Arbeidsinspectie houdt toezicht op de naleving hiervan.
Wat vindt u ervan dat de gemeente Helmond al veel geld van burgers heeft moeten besteden aan sanering en de kosten voor de vervuiling dus zijn afgewenteld op burgers?
Het principe «de vervuiler betaalt» is een belangrijk beginsel. Bij Custom Powders is een verontreiniging ontstaan, waarbij een veroorzaker in beeld is, maar de aanpak wegens de aanwezige risico’s niet kan wachten op de uitkomst van kostenverhaal. De gemeente Helmond is als bevoegd gezag voor bodemsanering daarom met de aanpak gestart om mens en milieu te beschermen en parallel daaraan met het traject voor het aanspreken van aansprakelijke partijen.
Uitgangspunt blijft dat de kosten voor de sanering uiteindelijk bij aansprakelijke partijen zoals Custom Powders terechtkomen.
Nu Custom Powders failliet is, is het aan de curator om de schuldeisers te inventariseren en te bepalen welke middelen er in de failliete boedel aanwezig zijn om de openstaande schulden te voldoen. Indien daaruit onvoldoende middelen overblijven voor de sanering en ook geen andere aansprakelijke partijen kunnen worden aangesproken, zullen de kosten door het Rijk gefinancierd worden.
Middels deze aanpak wordt zoveel als mogelijk voorkomen dat de uiteindelijke rekening door de burger wordt betaald. Als kosten worden verhaald kan hiermee rekening worden gehouden bij het vaststellen van de uitkering aan de gemeente. Dan kan het uitgekeerde geld bijvoorbeeld terugvloeien naar artikel 13, hoofdstuk 12 van de begroting en opnieuw worden ingezet voor bodemsanering of terugvloeien naar Financiën.
Het opruimen van deze vervuiling gaat meer dan 10 miljoen euro kosten. Hoe gaat u ervoor zorgen dat de rekening bij Chemours komt en niet nog verder bij de belastingbetaler?
Van de ruim 10 miljoen euro aan kosten die de gemeente Helmond verwacht te maken, is door de gemeente bijna 8,8 miljoen aangevraagd onder de regeling specifieke uitkering (SPUK) Bodem op de begroting van het Ministerie van IenW. De gemeente heeft het volledig aangevraagde bedrag toegekend gekregen.15 Daarnaast heeft de gemeente Helmond in de periode 2017–2020 zo’n 1,5 miljoen euro aan kosten gemaakt voor onderzoek en voorbereiding op de sanering. De gemeente probeert dit totaal aan kosten te verhalen op de veroorzaker. Het Ministerie van IenW heeft vernomen dat de gemeente probeert om ook Chemours aansprakelijk te stellen voor de bodemverontreiniging op en rond het terrein van Custom Powders. Of en in hoeverre zij dat ook zijn, is uiteindelijk aan de rechter.
Met welke concrete extra stappen gaat u de opdracht van de Kamer uitvoeren (zoals verwoord in motie Kostic/Soepboer) om beter te borgen dat vervuilers zelf opdraaien voor de kosten van de schade die hebben veroorzaakt door onder andere PFAS, in plaats van de belastingbetaler?2
In de meeste recente verzamelbrief bodem en ondergrond heeft de Staatssecretaris van IenW aangegeven hoe er uitvoering wordt gegeven aan deze motie geef17. Daarin staat aangegeven hoe het principe «de vervuiler betaalt» bepaalt dat de kosten van milieuverontreiniging en andere schade zoveel mogelijk op de veroorzaker daarvan worden verhaald. Voor bodemverontreinigingen met PFAS, ontstaan in de periode van 1 januari 1987 tot 1 januari 2024, geldt in beginsel de zorgplichtbepaling uit de Wet bodembescherming (Wbb) via het overgangsrecht18. Om het bevoegd gezag te ondersteunen bij invulling van de genoemde zorgplichtbepaling, is recent een handreiking zorgplicht onder artikel 13 van de Wet bodembescherming bij bodemverontreiniging met PFAS gepubliceerd.
Weet u welk bedrijf de rol van het bewerken van zeer zorgwekkende stoffen zoals PFAS voor Chemours heeft overgenomen nu Custom Powders failliet is? Zo ja, staat deze fabriek in Nederland en is hier nu wel constante controle op de lozingen, en zo ja, in welke vorm?
Het drogen van het fluorpolymeer PTFE, dat voorheen bij Custom Powders gebeurde, is na het faillissement van Custom Powders opgenomen in het productieproces bij het bedrijf Chemours (Dordrecht) zelf. Dit verliep binnen de geldende vergunning, waarbij er ook extra emissie reducerende maatregelen zijn toegepast.
Welke kansen ziet u om vanuit het Rijk juridische stappen te ondernemen tegen verantwoordelijke actoren of anderen daarin te ondersteunen?
Voor wat betreft de bodemsanering is de gemeente Helmond bevoegd gezag. Het is aan de gemeente om de kosten te verhalen op de veroorzaker. Of er ook er ook juridische stappen tegen andere actoren genomen moeten worden, is aan de gemeente. Om overheden te ondersteunen bij de aanpak van buitenproportionele opgaven op het gebied van bodemsanering, bestaat de eerdergenoemde SPUK Bodem. Kostenverhaal en aansprakelijkheid zijn onderdeel van de aanpak. Juridische kosten, wanneer die buitenproportioneel van aard zijn, kunnen hier ook onder vallen. De gemeente Helmond heeft binnen deze regeling de aangevraagde bijna 8,8 miljoen euro toegekend gekregen voor de aanpak van de bodemverontreiniging en voor de inzet van kostenverhaal (zie het antwoord 22).
Hoe gaat u ervoor zorgen dat een soortgelijk schandaal niet nog een keer voorkomt, en welke concrete stappen binnen welke periode neemt u daartoe (anders dan nog meer onderzoek)?
Het is onmogelijk om het risico volledig uit te sluiten. Wel zorgen we er voor dat de kans op herhaling zo klein mogelijk is. Dat doen we op meerdere manieren: zo versterken we het VTH-stelsel, investeren we in kennis bij instituten zoals het RIVM, en scherpen we de lozingsvergunningen aan. Daarnaast zal het lopende Europese restrictievoorstel voor PFAS hier van grote waarde zijn. Uiteindelijk is een zo groot mogelijk verbod de belangrijkste factor om dergelijke situaties te voorkomen. Ook stimuleren we bedrijven om nu al te kijken waar het gebruik van schadelijke stoffen omlaag kan en waar alternatieven kunnen worden ingezet. Daarnaast ondersteunen we het bevoegd gezag waar nodig, zodat zij hun rol met meer kennis en kracht kunnen vervullen. Zo werken we stap voor stap aan een veiliger en gezonder systeem.
Gaat u na deze berichten versnelde acties ondernemen om nul uit de pijp bij Chemours op korte termijn te kunnen bereiken? Hoe gaat u dat precies bereiken en op welke termijn?
De wens om bij Chemours zo snel mogelijk «nul uit de pijp» te bereiken is begrijpelijk. Uw Kamer zal voor de zomer over de aanpak worden geïnformeerd.
Wat betekent deze casus volgens u voor het vertrouwen in de overheid vanuit de burgers?
Zoals ook aangegeven in het antwoord op vraag 11, benadrukt deze casus het belang van een goede bescherming van de gezondheid van omwonenden. Het blijft belangrijk om het vertrouwen van omwonenden in de overheid te versterken en als overheid benaderbaar te zijn voor omwonenden, zoals ook blijkt uit het recente onderzoek van de Raad voor Leefomgeving en Infrastructuur19. Het realiseren van een dialoog tussen omwonenden, industrie en overheid is onderdeel van de Actieagenda Industrie en Omwonenden. Voor het zomerreces wordt de Kamer over de vervolgstappen op dit vlak geïnformeerd.
Hoe kunnen burgers gezien alle schandalen er nog vertrouwen in hebben dat de overheid controle heeft over, en scherp toeziet en handhaaft op bedrijven die met gevaarlijke en ziekmakende stoffen werken?
Dit soort casussen doen het vertrouwen van omwonenden geen goed. Een vergelijkbare conclusie trok de Onderzoeksraad voor Veiligheid in haar rapport over industrie en omwonenden20. Er is dus werk aan de winkel. In het antwoord op vraag 11 is reeds aangegeven welke acties (mede naar aanleiding daarvan) zijn ingezet. Het gaat onder andere om het verbeteren van het stelsel van vergunningverlening, toezicht en handhaving, het versterken van wet- en regelgeving en gezondheid in de afwegingen op dit gebied een volwaardige plaats te geven. Mijn ambitie is om met deze verschillende acties een stap de goede richting op te zetten en het vertrouwen terug te winnen.
Hoe kunt u aan de burgers uitleggen dat u afspraken kan maken met bedrijven die al hebben laten zien dat ze in staat zijn om te liegen, te verhullen en te misleiden, niet alleen als het gaat om Chemours, maar ook om bijvoorbeeld Tata Steel?
Het kabinet werkt met verschillende bedrijven aan maatwerkafspraken om de verduurzaming van de industrie en het verbeteren van de leefomgeving extra te stimuleren. Het doel staat daarbij voorop. Door het maken van deze afspraken is het mogelijk om bijvoorbeeld additionele CO2-reductie en verbetering van de leefomgeving te realiseren, die zonder deze afspraken niet behaald zouden kunnen worden. Ook niet met bijvoorbeeld strengere handhaving of scherpere vergunningen. Bij het maken van afspraken met bedrijven wordt toegewerkt naar een bindende maatwerkafspraak waarin juridisch afdwingbare verplichtingen worden vastgelegd.
Kunt u toezeggen dat u bij de gesprekken en besluiten over verbod op PFAS en andere gevaarlijke stoffen, de gezondheid van burgers centraal zult stellen en zult plaatsen boven korte termijn economische belangen, ook om te compenseren voor de schade die mensen en hun leefomgeving hebben opgelopen door het feit dat de overheid ze onvoldoende heeft beschermd?
Het besluit om te werken aan een EU-brede restrictie op het gebruik en op de markt brengen van (producten met) PFAS is juist genomen om de gezondheid van burgers zo goed mogelijk te beschermen. Daar wordt nu hard aan gewerkt door het EU-agentschap voor chemische stoffen (ECHA). Het gaat hierbij om het beoordelen van veel verschillende toepassingen van PFAS. Waar in sommige gevallen prima alternatieven beschikbaar en al in gebruik zijn, zijn er ook situaties waar dat niet zo is. Dat moet goed worden beoordeeld om ongewenste maatschappelijke effecten te voorkomen zoals het niet meer beschikbaar zijn van bepaalde medische apparatuur, consumentenelektronica of specifieke industriële toepassingen. Dat wordt momenteel beoordeeld, waarna de Europese Commissie een voorstel voor besluitvorming zal opstellen dat gebaseerd is op het aanpakken van het risico en de sociaaleconomische gevolgen, aangezien deze twee elementen in de regelgeving zijn vastgelegd.
Kunt u deze vragen één voor één en binnen de daarvoor gestelde termijn beantwoorden?
Ja.
Het lot van de witoorpenseelapen in het apenproefdiercentrum |
|
Ines Kostić (PvdD) |
|
Rummenie , Eppo Bruins (minister ) (NSC) |
|
![]() |
Kunt u bevestigen dat het apenproefdiercentrum, het Biomedical Primate Research Centre (BPRC), vijftig witoorpenseelapen weg gaat doen en ervoor heeft gekozen om ze naar een andere proefdierinstelling te verplaatsen in plaats van ze een fijn leven te gunnen in een opvangcentrum?1
Zoals ik uw Kamer in mijn brief van 11 april jl. heb laten weten, heeft het BPRC besloten om de kolonie witoorpenseelapen in zijn geheel af te bouwen. Het gaat om een groep van ongeveer 50 witoorpenseelapen waar dit jaar een bestemming voor wordt gezocht. Het streven van het BPRC is om de witoorpenseelapen een bestemming te geven bij een onderzoeksinstelling in het buitenland waar het BPRC mee samenwerkt. Het toekomstig verblijf van de witoorpenseelapen voldoet minimaal aan de Europese welzijnsstandaarden en aan de richtlijnen van het Britse 3R Centre. In het antwoord op vraag 6 zal ik ingaan op waarom de dieren niet naar een opvangcentrum gaan.
Kunt u bevestigen dat de apen naar alle waarschijnlijkheid in een proefdierinstelling in het buitenland zullen belanden?
Ja.
Kunt u aangeven welke proefdierinstelling dit zal zijn en voor welke onderzoeken de apen daar gebruikt zullen worden? Zo nee, kunt u de Kamer hier zo snel mogelijk van op de hoogte brengen, gezien de politieke en maatschappelijke aandacht voor apenproeven?
Nee, het is nog niet bekend waar de witoorpenseelapen naartoe gaan en voor welke onderzoeken ze daar gebruikt gaan worden. Het BPRC is gevraagd mij, met in achtneming van geldende regelgeving zoals de AVG, te informeren zodra het BPRC tot een overeenkomst met een organisatie of instelling is gekomen en de apen daar naartoe zijn verplaatst.
Kunt u beschrijven in wat voor verblijven de apen zullen worden gehouden in het nieuwe proefdiercentrum, zowel gedurende een proef als wanneer ze niet worden ingezet voor een proef?
De verzorging en huisvesting van de apen voldoet minimaal aan de Europese welzijnsstandaarden en aan de richtlijnen van het Britse 3R Centre, die het BPRC ook zelf stelt aan de verblijven.
Kunt u aangeven en precies beschrijven welke dierproeven en handelingen deze apen al hebben moeten ondergaan in het BPRC?
De groep van ongeveer 50 witoorpenseelapen, waar dit jaar een bestemming voor wordt gezocht, hebben geen dierproeven ondergaan. De witoorpenseelapen verblijven momenteel in de kolonie en in voorbereiding op toekomstige experimenten worden ze wel getraind. Gebruikmakend van hun nieuwsgierigheid worden ze vertrouwd gemaakt met experimentele situaties. Hierbij kan gedacht worden aan bloedafname of het wegen van de apen.
Wat vindt u ervan dat de apen – die al hun hele leven in een proefdierinstelling worden gehouden – de rest van hun leven in een ander proefdiercentrum moeten slijten, terwijl ze daar allerlei verschrikkelijke proeven moeten ondergaan?
Ik snap heel goed de weerstand die er is tegen dierproeven vanwege de ethische dilemma’s die eraan verbonden zijn. Een onafhankelijke commissie met experts heeft daarom onderzocht of en hoe proeven met niet-humane primaten (NHP) kunnen worden afgebouwd. De commissie constateert dat alternatieve (proefdiervrije) modellen nog niet het volledige inzicht bieden in de complexe menselijke biologie en ziekteprocessen. Onderzoek met NHP zal daarom voorlopig nog noodzakelijk blijven voor de bestrijding van levensbedreigende ziektes en uitbraken van infectieziekten die de volksgezondheid bedreigen.
Vervolgens spelen er twee zaken:
Gezien deze overwegingen acht ik het passend dat het BPRC de apen een bestemming bij een andere onderzoeksinstelling geeft. Het streven naar gezamenlijke (internationale) afbouw van dierproeven betekent namelijk ook verantwoord gebruik van de huidige proefdierpopulatie en het niet onnodig fokken van nieuwe proefdieren. De witoorpenseelapen blijven beschikbaar voor wetenschappelijk onderzoek voor de bestrijding van levensbedreigende ziekten en uitbraken van infectieziekten die de volksgezondheid bedreigen en de oplossing is kosteneffectief.
Kunt u herinneren dat u in uw Kamerbrief, gebaseerd op het rapport van de Commissie Bijker, waarschuwt dat dierproeven zullen verplaatsen naar het buitenland en dat u dit als argument gebruikt om apenproeven niet af te bouwen?2
In mijn Kamerbrief, waarin ik inga op de bevindingen uit het rapport van de «Commissie onderzoek NHP», geef ik verschillende argumenten waarom het kabinet het belangrijk vindt dat Nederland de beschikking houdt over een onafhankelijk primatencentrum en het aantal (proeven met) NHP niet verder afbouwt. Argumenten betreffen de geopolitieke ontwikkelingen en het belang van pandemische paraatheid; dat Nederland een bijdrage blijft leveren aan wereldwijd onderzoek voor de bestrijding van ernstige (infectie)ziekten en dat New Approach Methodologies (NAM) hierin nog niet volledig volstaan; dat de huidige fokkolonie bij het BPRC al relatief kleinschalig is en niet veel verder kan worden teruggebracht zonder het risico op inteelt; en dat afbouw van de publieke financiering van het BPRC waarschijnlijk tot gevolg heeft dat onderzoek met NHP in het buitenland wordt voortgezet, waar Nederland niet meer zelf de kwaliteit van NHP-faciliteiten kan monitoren.
Tegelijkertijd heeft het BPRC zich gecommitteerd aan de zorgvuldige verkleining van de kolonie naar ongeveer 1.000 NHP, zoals eerder afgesproken in het «Ambitieplan 2019–2025». Omdat er per apensoort een genetisch voldoende diverse groep van apen beschikbaar moet zijn om inteelt te voorkomen, heeft het BPRC ervoor gekozen om de kolonie witoorpenseelapen in zijn geheel af te bouwen en de groep van ongeveer 50 witoorpenseelapen uit te plaatsen. Het BPRC kiest ervoor om de groep bij een ander onderzoekscentrum onder te brengen, zodat ze behouden blijft voor wetenschappelijk onderzoek voor de bestrijding van levensbedreigende ziekten en uitbraken van infectieziekten die de volksgezondheid bedreigen. Het BPRC heeft mij verzekerd dat de apen terecht komen op een plek die voldoet aan de Europese welzijnsstandaarden en aan de richtlijnen van het Britse 3R Centre. Ook met het uitplaatsen van de groep witoorpenseelapen blijft het BPRC een belangrijke bijdrage leveren aan de bestrijding van ernstige (infectie)ziekten.
Hoe rijmt u deze argumentatie met het feit dat het BPRC er nu, met uw instemming, zélf voor zorgt dat apenproeven worden verplaatst naar het buitenland?
Zie mijn antwoord op vraag 7.
Deelt u de mening dat het opvangen van deze apen en ze een rustige oude dag gunnen de voorkeur heeft boven het verplaatsen van de apen naar een andere proefdierinstelling waar ze de rest van hun leven ingezet zullen blijven worden voor dierproeven? Zo nee, waarom vindt u dat deze apen het verdienen dat ze de rest van hun leven opzettelijk ziek worden gemaakt en uiteindelijk van ellende zullen sterven gedurende een dierproef of na afloop van een proef zullen worden gedood?
Zie mijn antwoord op vraag 6.
Bent u bereid om het BPRC op te roepen om hun apen niet te verplaatsen naar een ander proefdiercentrum, maar om een andere opvanglocatie te zoeken waar ze niet meer zullen worden gebruikt voor dierproeven? Zo nee, waarom niet?
Nee. Het is niet aan het kabinet, maar aan het BPRC om een geschikte bestemming te vinden voor de groep witoorpenseelapen. In de afgelopen jaren heeft het BRPC vaker NHP, waaronder witoorpenseelapen, uitgeplaatst naar onderzoeksinstellingen in het buitenland. Door de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) wordt toestemming gegeven voor de uitplaatsing en wordt gecontroleerd of wordt voldaan aan de strenge regels die gelden bij een uitplaatsing. Zoals aangegeven in antwoord op vraag 6 vind ik het begrijpelijk dat de groep van ongeveer 50 witoorpenseelapen behouden blijft voor wetenschappelijk onderzoek voor de bestrijding van levensbedreigende ziekten en uitbraken van infectieziekten die de volksgezondheid bedreigen.
Kunt u deze vragen één voor één en zo snel mogelijk beantwoorden, in ieder geval vóórdat de Tweede Kamer de recent door u gestuurde Kamerbrief gaat behandelen?
Ja.
De noodzaak van het stellen van een concrete maximumnorm om varkens te beschermen tegen ziekmakende giftige staldampen |
|
Ines Kostić (PvdD) |
|
Femke Wiersma (minister ) (BBB) |
|
![]() |
Herinnert u zich dat u heeft erkend dat ammoniakconcentraties in stallen schadelijk kunnen zijn voor de gezondheid van varkens, dat wetgeving voorschrijft dat het stalklimaat niet schadelijk mag zijn, dat effectief toezicht op dit moment nog altijd niet mogelijk is, dat hier al heel lang onderzoek naar wordt gedaan en dat ook de hoogste baas van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) het Ministerie van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur (LVVN) al vier jaar geleden heeft opgeroepen om met een concrete kwantitatieve norm te komen?1
Ik heb in het antwoord op eerdere Kamervragen over dit onderwerp (Aanhangsel van de Handelingen II, vergaderjaar 2024–2025, nr. 1519) onder andere aangegeven dat ammoniak bij hoge concentraties schadelijk kan zijn voor de gezondheid van varkens. De mate van schadelijkheid is naast de concentratie ook afhankelijk van de blootstellingsduur. De directe relatie tussen blootstelling aan ammoniak en ontstaan van gezondheidsproblemen is moeilijk vast te stellen, omdat vaak meerdere stalfactoren tegelijkertijd van invloed zijn op de gezondheid van de dieren. Mede hierdoor wordt effectief toezicht bemoeilijkt.
Het klopt dat de Inspecteur-Generaal van de NVWA aan mijn voorganger heeft gevraagd om met concrete kwantitatieve normen te komen. Naar aanleiding van dit verzoek hebben het Ministerie van LNV en de NVWA destijds samen besloten een werkgroep te starten om invulling te geven aan de open norm. Het uitgangspunt was om tot een kwantitatieve invulling van de open norm te komen.
Herinnert u zich nog dat u in het antwoord op de vragen heeft gesteld dat naast schade voor het dier ook andere factoren, zoals aansluiting bij internationale standaarden, meetbaarheid, handhaafbaarheid, en praktische haalbaarheid, moeten worden meegewogen?
Wageningen UR heeft in het onderzoek «Effecten van ammoniak (NH3) op gezondheid en welzijn van varkens» uit december 2024 aangegeven dat in de range van waarden waar de normstelling ten aanzien van ammoniakconcentraties in varkensstallen zou kunnen plaatsvinden, ook andere factoren redelijkerwijs relevant zijn. Zoals aansluiting bij internationale standaarden, meetbaarheid en handhaafbaarheid en mogelijk ook de praktische haalbaarheid.
Bedoelt u hiermee te zeggen dat u serieus overweegt om dierenwelzijn af te wegen tegen economische en praktische factoren, terwijl de wet (artikel 2.5, lid 4 Besluit houders van dieren) niet voorziet in deze afwegingsmogelijkheid?
De wetgeving schrijft voor dat het stalklimaat niet schadelijk mag zijn voor het varken. Dat volgt uit de algemene huisvestingsnorm (voor het houden van dieren voor de productie van dierlijke producten) van artikel 2.5, vierde lid, van het Besluit houders van dieren. In deze regelgeving is niet vastgelegd wanneer dat het geval is. De regelgeving bevat een open norm. Bij het bepalen van deze nader in te vullen handhaafbare norm worden naast dierenwelzijn en diergezondheid ook randvoorwaarden meegewogen. Randvoorwaarden die van invloed zijn op bijvoorbeeld aanvullende voorschriften met betrekking tot deze norm zijn onder andere de wijze waarop de waarden gemeten kunnen worden, de betrouwbaarheid van meetmethodes en de uitvoerbaarheid in de praktijk.
Heeft u het meest recente rapport van de Wageningen Livestock Research met betrekking tot een schadelijk stalklimaat gezien?2
Ja.
Kunt u bevestigen dat de conclusie van dit rapport is dat er schadelijke gevolgen voor varkens zijn zodra ammoniak (NH3)-concentraties boven 15 tot 20 parts per million (ppm) zitten, zelfs als dit kortstondig is?
Nee. Wageningen UR concludeert dat er naar verwachting tot circa 20 ppm (parts per million) ammoniak amper of geen sprake is van schade voor de varkens.
De ambitie van het onderzoek was om een uitspraak te kunnen doen over de dose – response relatie tussen de ammoniakconcentratie en enkele diergebonden parameters, waaronder de gezondheid van de varkens. Een dose – response relatie is het verband tussen de hoeveelheid van een stof (in dit geval ammoniak) waaraan een individueel organisme of een populatie wordt blootgesteld en de wijze waarop deze reageert. De onderzoekers zijn hierin niet geslaagd. Het aantal bruikbare studies bleek te gering om een dose – response relatie te kunnen vaststellen.
Wel concluderen de onderzoekers dat hogere concentraties (hoger dan 20 ppm) van ammoniak schadelijk kunnen zijn voor het dier, zowel qua gezondheid, welzijn als productiviteit. De onderzoekers geven aan dat op basis van de literatuur er een gradueel effect van ammoniak is te verwachten: een hogere ammoniak concentratie is meer nadelig.
Kunt u bevestigen dat de aanbeveling van dit rapport is dat de maximum NH3-concentratie in een varkensstal niet hoger zou mogen liggen dan 15 tot 20 ppm?
Wageningen UR stelt dat op basis van de literatuur en normen in de omliggende landen het niet voor de hand ligt om bij de normstelling uit te gaan van een gemiddeld gehalte van meer dan 20 ppm ammoniak.
Kunt u bevestigen dat later in het rapport (boven Tabel 1) er zelfs wordt gesproken over aanbevolen grenswaarde («recommended thresholds») van vijf tot 10 ppm?
Nee, Wageningen UR beveelt geen grenswaarde aan van 5 tot 10 ppm ammoniak. Zie ook mijn antwoord op vraag 6.
Kunt u bevestigen dat in Tabel 1 van het rapport meerdere studies schadelijke effecten als gevolg van NH3 aantonen bij concentraties lager dan 20 ppm?
De onderzoekers geven aan dat het beeld dat voorkomt uit (de in de tabel 1 opgenomen) bronnen met concentraties ammoniak onder 20 ppm is dat varkens hogere concentraties minder aantrekkelijk vinden. Daarbij geven de onderzoekers aan dat het aantal bronnen dat effecten van relatief lage concentraties (minder dan 20 ppm) ammoniak op varkens systematisch onderzoekt en rapporteert zeer beperkt is.
Kunt u bevestigen dat Europese Autoriteit voor Voedselveiligheid (EFSA), een toonaangevend wetenschappelijk instituut van de Europese Commissie, als aanbeveling een maximum norm van 10 tot 15 ppm gaf (op basis van een hele rits aan onderzoeken en expertopinie van vooraanstaande onderzoekers naar welzijn van varkens)?3
EFSA heeft in het rapport Welfare of pigs on farm uit 2022 onder andere de volgende aanbeveling gedaan ten aanzien van luchtkwaliteit in varkensstallen:
Wageningen UR geeft in het onderzoek «Effecten van ammoniak (NH3) op gezondheid en welzijn van varkens» uit december 2024 aan dat dit onderzoek de EFSA-opinie niet onderbouwt dat gehaltes boven 10–15 ppm een risico voor de dieren vormen. Wageningen UR geeft aan dat er te weinig dierwetenschappelijke informatie is om uitspraken te kunnen doen over lagere normen dan 20 ppm. Dierwetenschappelijk mag ervan uitgegaan worden dat de effecten gradueel zijn. Elke grens is daarmee enigermate arbitrair.
Kunt u bevestigen dat het Klimaatplatform Varkenshouderij al in 2021 als richtlijn gaf dat de ammoniakconcentratie lager dient te zijn dan 20 ppm?4
In de Richtlijnen klimaatinstellingen van het Klimaatplatform varkenshouderij is opgenomen dat de ammoniakconcentratie gemeten in rusttoestand van de varkens lager dient te zijn dan 20 ppm. Daarbij wordt aangegeven dat dit niet altijd haalbaar is in afdelingen waar geen emissiebeperkende maatregelen toegepast worden. De gewenste hoeveelheid ventilatie die nodig is om de ammoniakconcentratie te halen is dan vaak dusdanig hoog dat tocht ontstaat.
Is u bekend dat de organisatie Landbrug & Fodevarer – Sektor for Gris (de hoofdorganisatie ter ondersteuning van de Deense varkenshouderij) op hun website in het belang va de dieren en de mensen die in de stallen werken stelt dat een grenswaarde van 25 ppm NH3 geldt?5
Ja.
Is u bekend dat in Duitse wetgeving de open norm voor ammoniakconcentratie zodanig is ingevuld dat in de leefruimte van varkens de ammoniakwaarde niet hoger mag liggen dan 20 ppm?6
Ja.
Is u bekend dat in Frankrijk het Ministère de l’Agriculture et de la Souveraineté alimentaire (Ministerie van landbouw en voedselzekerheid) de open norm van punt 10 uit de bijlage van Richtlijn 98/58/EG wat betreft ammoniak zodanig heeft ingevuld dat de concentratie lager moet zijn dan 20 ppm?7
Ja. Daarbij is aangegeven dat rekening mag worden gehouden met een foutmarge bij het meten van de ammoniakconcentratie en specifieke weersomstandigheden (bijvoorbeeld lage buitentemperaturen) die ertoe kunnen leiden dat de drempelwaarde van tijd tot tijd wordt overschreden.
Bent u nog steeds van plan om nóg meer onderzoek te gaan doen, gezien de enorme hoeveelheid aan voorbeelden (waarvan hierboven een klein aantal) waarin wetenschappers, andere lidstaten, en agrarische experts een norm van rond de 20 ppm adviseren en handhaven?
Ik ben voornemens een norm voor een maximum ammoniakconcentratie voor varkensstallen op te nemen in de AMvB dierwaardige veehouderij.
Zo ja, kunt u toelichten wat er volgens u nog onduidelijk is, waar u dat op baseert, en waarom u denkt dat Frankrijk en Duitsland hier wel een knoop over hebben kunnen doorhakken door de open norm te specificeren met een limiet van 20 ppm?
Zie het antwoord op vraag 14.
Kunt u deze vragen ieder afzonderlijk en binnen de daarvoor gestelde termijn beantwoorden?
Ik heb de vragen afzonderlijk beantwoord. Het is niet gelukt om de vragen binnen de gestelde termijn te beantwoorden. Ik heb uw Kamer dit op 7 mei laten weten via een uitstelbrief.
Het massale gebruik van glyfosaat voor de productie van veevoer |
|
Ines Kostić (PvdD) |
|
Femke Wiersma (minister ) (BBB), Fleur Agema (minister ) (PVV) |
|
![]() |
Bent u bekend met het artikel van Follow the Money van 6 april 2025, waarin wordt beschreven dat glyfosaat massaal wordt ingezet om vanggewassen en grasland te vernietigen, met als doel de productie van veevoer?1
Ja.
Hoe beoordeelt u het feit dat de meeste glyfosaattoepassingen in Nederland plaatsvinden op akkers waar gras of snijmaïs is geteeld; gewassen die vrijwel uitsluitend dienen als voer voor de veehouderij?
Gewasbeschermingsmiddelen worden alleen toegelaten als aan de hand van wettelijk vastgestelde toetsingskaders is beoordeeld en aangetoond dat ze veilig kunnen worden toegepast. Dit geldt ook voor gewasbeschermingsmiddelen op basis van glyfosaat. Uw Kamer is de afgelopen jaren uitgebreid geïnformeerd over de Europese herbeoordeling van glyfosaat waaruit, gebaseerd op de meest actuele stand van de wetenschap en beoordeling van 2.400 wetenschappelijke studies, waarvan ca. 800 uit onafhankelijke wetenschappelijke literatuur, geen kritieke zorgpunten voortkomen (Kamerstukken 27 858, nr. 636, 641, 644, 646, 653 en 683).
Ik vind het essentieel om bij de discussie over dergelijke complexe, technisch/inhoudelijke dossiers te blijven steunen op onafhankelijke en wetenschappelijke bevindingen van daartoe aangewezen en bevoegde instanties. Dit is ook het beleid van dit kabinet.
Kunt u bevestigen dat glyfosaat in Nederland nog steeds grootschalig wordt toegepast in de buurt van woonwijken, en dat miljoenen mensen – waaronder kinderen – binnen een straal van één kilometer van bespoten velden wonen? Kunt u uitsluiten dat dit risico’s heeft voor de volksgezondheid? Zo ja, met welke recente wetenschappelijke conclusies onderbouwt u dat?
Zie antwoord vraag 2.
Kunt u reflecteren op de keuze van boeren om glyfosaat te gebruiken vanwege de lagere kosten en tijdsdruk, terwijl er mechanische en biologische alternatieven voorhanden zijn?
Telers passen gewasbeschermingsmiddelen toe om ziekten, plagen en onkruiden effectief te beheersen en zo te zorgen voor oogstzekerheid. Hierbij moeten telers de principes van geïntegreerde gewasbescherming hanteren waarbij eerst wordt gekeken naar mogelijke preventieve en niet-chemische maatregelen alvorens gewasbeschermingsmiddelen worden ingezet. Het is voor de teler van belang dat dergelijke maatregelen in de praktijk doeltreffend, doelmatig, uitvoerbaar en betaalbaar zijn. Binnen het Uitvoeringsprogramma van de Visie gewasbescherming 2030 zet ik, samen met belanghebbenden, stappen om dergelijke alternatieven steeds meer beschikbaar te krijgen voor telers. Wanneer vervolgens toch gewasbeschermingsmiddelen worden gebruikt is het belangrijk dat deze toepassingen veilig kunnen worden gebruikt met het oog op mens, dier en milieu. De beoordelingscriteria hiervoor zijn vastgelegd in de Europese Gewasbeschermingsverordening (EC) 1107/2009. Voor de uitvoering hiervan vertrouw ik op de onafhankelijke wetenschappelijke beoordelingen van de daartoe aangewezen instanties, zoals het Ctgb.
Acht u economische motieven een legitieme reden om volksgezondheid en biodiversiteit op het spel te zetten? Zo ja, waarom? Zo ja, hoe weegt u dat dan precies? Brengt u bijvoorbeeld de directe economische schade in kaart, de schade voor biodiversiteit en de schade in volksgezondheid? Kwantificeert u het in termen van geld en weegt u vervolgens af wat het minste de maatschappij kost?
Zie antwoord vraag 4.
Bent u bereid om het gebruik van glyfosaat voor het vernietigen van vanggewassen en grasland zo snel mogelijk te verbieden, gezien het feit dat wetenschappelijk is aangetoond dat alternatieven even effectief zijn en minder schadelijk? Zo nee, waarom niet?
Ik heb uw Kamer op 26 november 2024 geïnformeerd over de stappen die zijn gezet om het gebruik van glyfosaathoudende middelen te verminderen en dat het juridisch niet mogelijk is om het gebruik van verschillende toepassingen van glyfosaat te verbieden (Kamerstuk 27 858, nr. 683). Mede vanwege de wens van uw Kamer heb ik wel stappen gezet om alternatieven voor het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen te verplichten. Hierbij dient te worden voldaan aan de randvoorwaarden dat het alternatief in de praktijk doeltreffend, doelmatig, uitvoerbaar en betaalbaar moet zijn voor de ondernemer én dat de impact van (de toepassing van) een alternatief op andere doelen (stikstof, klimaat, biodiversiteit) niet slechter mag zijn dan de impact van gangbare methoden. Ik laat me daarbij adviseren door zowel wetenschap, als de agrarische sector.
Het daarvoor bedoelde wijzigingsvoorstel van het Besluit gewasbeschermingsmiddelen en biociden heb ik naar de Raad van State gestuurd voor advies. Zodra het advies van de Raad van State er ligt, ga ik mij hierop beraden en vervolgens zal ik uw Kamer informeren.
Waarom heeft u de eerder door uw voorganger aangekondigde en uitgewerkte maatregel, die dit jaar zou ingaan, om glyfosaatgebruik in te perken uitgesteld?
Zie antwoord vraag 6.
Wat is de planning rondom het verkrijgen van het advies van de Raad van State over het wijzigingsvoorstel van het «Besluit gewasbeschermingsmiddelen en biociden» om alternatieven voor glyfosaat verplicht te maken?
Zie antwoord vraag 6.
Erkent u dat glyfosaat wordt aangeduid als één van de meest verdachte pesticiden die neurodegeneratieve ziektes, zoals Parkinson, kunnen veroorzaken?2
Ik vind het belangrijk dat gewasbeschermingsmiddelen veilig kunnen worden toegepast. Ondanks dat er geen causaal verband is aangetoond tussen het gebruik van glyfosaat en het ontwikkelen van neurodegeneratieve ziekten, heeft het RIVM de opdracht gekregen om specifiek wetenschappelijk onderzoek te starten naar de mogelijke relatie tussen glyfosaat en het ontstaan van Parkinson. Dit onderzoek levert over 3–5 jaar gegevens op, waarmee een causaal verband tussen stof en ziekte aangetoond, dan wel uitgesloten kan worden. Binnen dit onderzoek zal tevens een teststrategie (voor Europees gebruik) worden ontwikkeld waarmee de mogelijke relatie tussen gewasbeschermingsmiddelen en de ziekte van Parkinson onderzocht kan worden. Uw Kamer wordt periodiek geïnformeerd over de voortgang van dit onderzoek (Kamerstuk 27 858, nr. 707).
Hoe verklaart u dat in landen als Frankrijk en Duitsland de link tussen pesticidengebruik en Parkinson inmiddels zo overtuigend is dat de ziekte daar als beroepsziekte is erkend, terwijl Nederland dat niet doet? Hoe wordt er uitvoering gegeven aan de motie van de leden Podt en Grinwis (Kamerstuk 27 858, nr. 670) die hierover gaat?
Nederland kent geen systeem van erkenning van beroepsziekten waaraan, zoals bijvoorbeeld in Frankrijk en Duitsland, een sociale zekerheidsuitkering gekoppeld is. Hier heb ik uw Kamer op 25 juni 2024 over geïnformeerd (Kamerstuk 27 858, nr. 671).
Wel heeft Nederland sinds 2023 de Tegemoetkoming Stoffengerelateerde Beroepsziekten (TSB-regeling) en adviseert de onafhankelijke Adviescommissie Lijst Beroepsziekten (ALB) het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) periodiek over de ziekten die in aanmerking komen om aan de TSB regeling te worden toegevoegd. Dit gebeurt op basis van verschillende criteria zoals de ernst van de ziekte, de aantoonbaarheid van de werkgerelateerdheid en de mate waarin de ziekte voorkomt in de Nederlandse samenleving. De Adviescommissie kijkt ook naar actuele maatschappelijke ontwikkelingen en heeft in 2024 besloten te verkennen of Parkinson op basis van de criteria in aanmerking komt om toe te voegen aan de TSB-regeling. Hiermee wordt invulling gegeven aan de motie van de leden Podt (D66) en Grinwis (CU) (Kamerstuk 27 858, nr. 670).
De ALB heeft inmiddels advies uitgebracht aan de Staatssecretaris van Participatie en Integratie. Daarin staat dat de ziekte mogelijk kan worden toegevoegd aan de regeling. Voor een definitief advies moet de ALB eerst de laatste stand van wetenschap – waaronder relevante internationale ontwikkelingen en documenten zoals uit Frankrijk en Duitsland – in kaart brengen en beoordelen of een protocol kan worden uitgewerkt met oog op toepasbaarheid voor de TSB. Hierover volgt een apart advies richting de Staatssecretaris van SZW. Naar verwachting volgt dit advies in het voorjaar van 2026.
Kunt u reflecteren op het feit dat Parkinson inmiddels de snelst groeiende neurologische aandoening in Nederland is?3
Ik begrijp de zorgen die er leven omtrent de wereldwijde toename van de ziekte van Parkinson. Juist omdat ik deze zorgen deel, is het belangrijk dat het RIVM specifiek wetenschappelijk onderzoek doet naar de mogelijke relatie tussen glyfosaat en het ontstaan van Parkinson. Dit onderzoek levert over 3–5 jaar gegevens op, waarmee een causaal verband tussen stof en ziekte aangetoond, dan wel uitgesloten kan worden.
Erkent u het feit dat, in 2021 al, het College voor de toelating van gewasbeschermingsmiddelen en biociden (Ctgb) de zorgen over Parkinson in relatie tot glyfosaat en gewasbeschermingsmiddelen en biociden in het algemeen heeft geuit in een brief aan de Europese Autoriteit voor Voedselveiligheid (EFSA)?4
Het Ctgb heeft in 2021 een brief aan EFSA gestuurd waarin zorgen worden geuit over een mogelijke relatie tussen het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen en de ontwikkeling van de ziekte van Parkinson. Deze zorgen gingen niet specifiek over de relatie tussen glyfosaat en de ziekte van Parkinson. In de brief wordt tevens de noodzaak aangegeven om een specifieke teststrategie te ontwikkelen waarmee de mogelijke relatie tussen gewasbeschermingsmiddelen en de ziekte van Parkinson onderzocht kan worden. Inmiddels is het RIVM een onderzoek gestart waarmee een dergelijke teststrategie wordt ontwikkeld en waarbij ook EFSA wordt betrokken zodat deze ook Europees kan worden toegepast.
Op welke manier wordt momenteel toezicht gehouden op de naleving van bestaande regels rond glyfosaatgebruik, met name op zand- en lössgronden? Wordt hierbij ook gemonitord of boeren daadwerkelijk alle alternatieven hebben overwogen en zo ja hoe precies en door wie? Zo ja, welk percentage boeren wordt jaarlijks gecontroleerd en wat zijn de resultaten van deze monitoring?
De NVWA houdt toezicht op het juist gebruik van gewasbeschermingsmiddelen, waaronder ook middelen met glyfosaat. In de toepassingsvoorwaarden van de toegelaten middelen met glyfosaat staat geen beperking voor de grondsoort. In de gewasbeschermingsmonitor geeft een teler aan op welke wijze invulling is gegeven aan geïntegreerde gewasbescherming, waaronder een afweging over de inzet van alternatieven. De NVWA ziet toe op de aanwezigheid van een gewasbeschermingsmonitor en of deze actueel wordt bijgehouden. De inspectieresultaten van de NVWA worden jaarlijks gepubliceerd op de website van de NVWA5. Daarnaast geldt binnen de eco-activiteit groenbedekking de verplichting om een gewas zijnde groenbemesters/vanggewassen mechanisch te onderwerken voorafgaand aan de hoofdteelt in het betreffende aanvraagjaar, zonder doodspuiten of branden van het gewas. RVO controleert of voldaan wordt aan de voorwaarden van deze eco-activiteit.
Erkent u dat het intensieve gebruik van glyfosaat ten behoeve van de veehouderij een duidelijk voorbeeld is van een landbouwsysteem dat niet alleen ecologisch onhoudbaar is, maar ook onhoudbaar is voor de volksgezondheid?
Het is belangrijk dat ieder gewasbeschermingsmiddel veilig kan worden toegepast in de teelten waarvoor het is toegelaten. Daarom wordt iedere werkzame stof en ieder gewasbeschermingsmiddel uitgebreid beoordeeld op de mogelijke risico’s voor mens, dier en milieu door de hiervoor aangewezen wetenschappelijke instanties volgens het wettelijk kader dat hiervoor is vastgesteld.
Welke stappen bent u bereid te zetten om de afhankelijkheid van landbouwgif in de veevoerketen af te bouwen?
Ik heb vertrouwen in het robuuste Europese systeem waarbij gewasbeschermingsmiddelen alleen worden toegelaten wanneer aan de hand van Europees vastgestelde toetsingskaders wetenschappelijk is aangetoond dat deze veilig voor mens, dier en milieu kunnen worden toegepast. Daarnaast werk ik binnen het Uitvoeringsprogramma van de Visie gewasbescherming 2030 samen met stakeholders aan het verminderen van de afhankelijkheid van gewasbeschermingsmiddelen. Hierover informeer ik uw Kamer met regelmaat.
Erkent u dat het feit dat 669.000 Nederlanders binnen 250 meter van een glyfosaatveld wonen en 4,3 miljoen op minder dan één kilometer afstand, in combinatie met het feit dat glyfosaat massaal wordt ingezet om vanggewassen en grasland te vernietigen met als doel de productie van veevoer, problematisch is omdat we niet zeker weten dat glyfosaat géén gezondheidsrisico’s met zich mee brengt en dat zelfs het Ctgb in 2021 zijn zorgen daarover uitte richting de EFSA? Zo nee, waarom niet en hoe onderbouwt u dat en weegt u dat precies?
In 2023 is de Europese goedkeuring van glyfosaat verlengd op basis van een uitgebreide wetenschappelijke beoordeling door de hiervoor aangestelde wetenschappelijke instituten, waaronder het Ctgb (Kamerstuk 27 858, nr. 641). Hierbij is ook alle beschikbare wetenschappelijke informatie over neurotoxiciteit en neurodegeneratie beoordeeld. EFSA concludeert dat er geen kritische zorgpunten zijn geconstateerd ten aanzien van de werkzame stof glyfosaat. Ik vind het daarnaast belangrijk dat het RIVM specifiek wetenschappelijk onderzoek doet waardoor een causaal verband tussen glyfosaat en Parkinson aangetoond, dan wel uitgesloten kan worden.
Bent u bekend met het feit dat ook dit jaar de sterfte van honingbijenvolken extreem hoog is en dat bijen doodgaan aan hun eigen honing omdat deze vol pesticiden zit?5
Zowel in de natuur, als in de land- en tuinbouw zijn bijen onmisbaar voor de bestuiving van planten en gewassen. Er zijn meerdere bedreigingen voor de bijenpopulatie die ik zeer serieus neem. Daarom zijn de afgelopen jaren (samen met andere betrokken partijen) verschillende initiatieven, acties en onderzoeken in gang gezet om de achteruitgang van bijen en andere bestuivers terug te dringen, zoals te lezen in de Nationale Bijenstrategie en de Kennisimpuls Bestuivers. Uw Kamer is hier geregeld over geïnformeerd (Kamerstukken 33 576, nr. 403 en 22 112, nr. 3630).
Daarnaast vind ik het belangrijk dat bijen goed worden beschermd tegen de mogelijke effecten van gewasbeschermingsmiddelen. Daarom zet ik mij actief in voor de totstandkoming van het hernieuwde Europese bijenrichtsnoer waarmee de risico’s van gewasbeschermingsmiddelen voor bijen worden beoordeeld. Uw Kamer is de afgelopen jaren met regelmaat hierover geïnformeerd (Kamerstukken 27 858, nr. 577, nr. 615, nr. 618 en 21 501-32, nr. 1337). Naar verwachting zal de Europese Commissie eind 2025 een voorstel doen aan de lidstaten om het bijenrichtsnoer te implementeren. Ik zal uw Kamer, zoals gebruikelijk, hier vooraf over informeren.
Deelt u de mening dat in het kader van voedselzekerheid en voedselsoevereniteit (wilde) bijen belangrijker zijn dan de vee-industrie die in Nederland grotendeels produceert voor de export en dat bijen dus dienen te worden beschermd? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 17.
Welke extra maatregelen gaat u nemen om bijen te beschermen, gezien de nog steeds zorgwekkend dalende trend bij bijenpopulaties?
Zie antwoord vraag 17.
De gevolgen van het niet naleven van Europese milieu- en natuurwetgeving |
|
Ines Kostić (PvdD) |
|
Barry Madlener (minister ) (PVV), Femke Wiersma (minister ) (BBB) |
|
![]() |
Over welke (juridische) middelen, behalve de inbreukprocedure (artikel 258 Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU)), beschikt de Europese Unie (EU) om Nederland te dwingen om aan milieu en natuurwetgeving te voldoen?
De Europese Commissie (hierna: Commissie) kan inderdaad een inbreukprocedure starten en daarin het standpunt innemen dat Nederland niet voldoet aan Europese regelgeving. In theorie zou de Commissie Nederland kunnen korten op Europese middelen, als Nederland niet aan zijn Europese verplichtingen voldoet. Zo’n korting zou bijvoorbeeld kunnen neerslaan op de middelen voor het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB) (zie hiervoor ook: Aanhangsel Handelingen II 2023/24, nr. 1567).
Zijn inbreukprocedures en/of andere middelen besproken met het directoraat-generaal voor het milieu (Directorate-General for the Environment) (DG-ENV), al dan niet in het gesprek met Jessika Roswall? Zo ja, wat is dan besproken?
Omdat veel, zo niet alle, dossiers op het gebied van landbouw, visserij, voedselzekerheid en natuur een Europese component hebben, vinden er ambtelijk en bestuurlijk met enige regelmaat gesprekken plaats met de Commissie. In deze gesprekken wordt Europees en nationaal beleid op verschillende dossiers besproken en toegelicht. Dergelijke gesprekken zijn onderdeel van het ambtelijk beleidsvormingsproces en vertrouwelijk van aard. In de gesprekken die de Staatssecretaris van Landbouw, Visserij en Natuur, de Minister van Infrastructuur en Waterstaat en ik hebben gevoerd met Commissaris Roswall, hebben we van gedachten gewisseld over de uitdagingen waarvoor wij op onze beleidsterreinen staan, zoals de aanpak van de stikstofproblematiek en het mestvraagstuk, alsook andere dossiers waarvoor de Commissaris verantwoordelijk is, zoals circulaire economie. De insteek van Commissaris Roswall in deze gesprekken sloot aan bij wat zij met uw Kamer heeft gewisseld tijdens het door u georganiseerde gesprek van 10 april jl. Voor de gesprekken tussen mij en mijn collega’s met de Commissaris geldt ook dat ze in vertrouwelijke setting plaatsvonden. Om nu en in de toekomst met de Commissie open van gedachten te kunnen wisselen over verschillende vraagstukken en mogelijke oplossingsrichtingen, is vertrouwelijkheid van groot belang. Daarom kan ik niet nader ingaan op de precieze inhoud van de gesprekken.
Welke signalen krijgt u van andere EU-lidstaten over zorgen dat Nederland het level playing field ondermijnt door het niet (goed) naleven van milieu en natuurwetgeving, zoals bijvoorbeeld de Nitraatrichtlijn, Habitatrichtlijn, Vogelrichtlijn, Kaderrichtlijn Water? Welke signalen daarover krijgt u van de Eurocommissarissen en/of ambtenaren?
In gesprekken met andere lidstaten en de Commissie is naleving van milieu- en natuurwetgeving één van de gespreksonderwerpen. Het onderwerp level playing field in relatie tot deze wetgeving staat daarbij niet op de voorgrond.
Is het loyaliteitsbeginsel (artikel 4 lid 3 Verdrag betreffende de Europese Unie (VEU)) in welke vorm dan ook ter sprake gekomen tijdens gesprekken met DG-ENV, Eurocommissaris Roswall of andere EU-lidstaten? Zo ja, wanneer en op welke manier?
Zoals hiervoor in het antwoord op vraag 2 aangegeven, zijn gesprekken met de Commissie vertrouwelijk. Daarom kan ik niet nader ingaan op wat er met Commissaris Roswall is besproken.
Kunt u de bovenstaande vragen zo snel mogelijk en één voor één beantwoorden?
Ja.
Het gebruik van lijmvallen voor ratten en muizen |
|
Ines Kostić (PvdD) |
|
Rummenie |
|
![]() |
Bent u ermee bekend dat het gebruik van lijmvallen voor ratten en muizen in Vlaanderen sinds 1 januari 2025 verboden is en dat er ook wordt gewerkt aan een verkoop- en reclameverbod van deze middelen?1
Ja.
Onderschrijft u de wetenschappelijke inzichten dat lijmvallen extreem veel leed veroorzaken bij de dieren die erop vast komen te zitten? Zo nee, waarom niet en op welke wetenschappelijke bronnen baseert u zich dan?234
Ik wil benadrukken dat ik het welzijn van dieren zeer belangrijk vind en onderschrijf dan ook de wetenschappelijke inzichten dat het gebruik van lijmvallen voor onnodig lijden kan zorgen. Juist vanwege dierenwelzijn is het zich buiten bevinden met lijm, als kan worden aangenomen dat deze lijm zal worden gebruikt voor het vangen of doden van dieren, reeds verboden.
Deelt u de stelling van Vlaams Minister Weyts dat er «weinig verbeeldingskracht nodig [is] om zich de doodstrijd in te beelden van een dier dat vastgelijmd geraakt»?5
Ja, ik ben me zeer bewust van de impact die lijmvallen hebben op dieren.
Deelt u de mening dat lijmvallen bovendien onnodig dierenleed veroorzaken, omdat er andere manieren zijn om overlast door ratten en muizen op te lossen, onder andere door het treffen van preventieve maatregelen? Zo nee, waarom niet en op welke wetenschappelijke inzichten baseert u zich dan?
Ja, wetenschappelijk onderzoek wijst uit dat lijmvallen onnodig dierenleed kunnen veroorzaken. Professionele plaagdierbeheersers moeten werken volgens het «Integrated Pest Management» (IPM) systeem. Daarbij ligt de nadruk op het voorkómen (preventie) in plaats van bestrijden. Om de omgeving onaantrekkelijk te maken voor plaagdieren wordt er eerst ingezet op adequate wering en hygiëne en zo mogelijk het wegnemen van voedselbronnen. Als dat niet werkt, wordt ingezet op niet-chemische bestrijdingsmiddelen, zoals klapvallen. Werken deze bestrijdingsmiddelen niet of is de volksgezondheid in gevaar, dan is het professioneel gebruik van chemische bestrijdingsmiddelen alleen toegestaan door gecertificeerde plaagdierbeheersers in het kader van IPM.
Sinds 2017 is het toepassen van IPM verplicht voor professionele plaagdierbeheersers bij het bestrijden van ratten en muizen buiten gebouwen. Sinds 2023 is IPM ook verplicht voor professionele plaagdierbeheersers bij het bestrijden van ratten en muizen binnen gebouwen.
Deelt u de mening dat lijmvallen, buiten de negatieve effecten op ratten en muizen, een risico vormen voor andere (beschermde) diersoorten die regelmatig op deze vallen vast komen te zitten? Zo nee, waarom niet?6
Ik deel de mening dat een niet-selectief middel als lijm een risico vormt voor (beschermde) soorten. Voor alle beschermde dieren – ongeacht of zij zich binnen of buiten bevinden – geldt dat het opzettelijk vangen of doden zonder omgevingsvergunning voor een flora- en fauna-activiteit verboden is (artikel 11.37 lid 1 sub a Besluit activiteiten leefomgeving voor vogels, artikel 11.46 lid 1 voor habitatrichtlijn soorten en artikel 11.54 lid 1 sub a voor andere soorten). Onder «opzet» wordt ook voorwaardelijke opzet begrepen, dus het willens en wetens aanvaarden van de aanmerkelijke kans dat dieren worden gevangen of gedood. Voor andere soorten geldt dat een ieder die een in het wild levend dier vangt of doodt, moet voorkomen dat het dier onnodig lijdt (artikel 11.28 Besluit activiteiten leefomgeving, Omgevingswet).
Kunt u aangeven of het gebruik van lijmvallen in Nederland al verboden is op grond van de Wet dieren en/of de Omgevingswet? Wordt hier dan ook op gehandhaafd, door wie en hoeveel overtredingen van dit verbod worden er per jaar geconstateerd en beboet, indien dat het geval is?
In artikel 11.28 van het Besluit activiteiten leefomgeving (Omgevingswet) staat dat een ieder die een in het wild levend dier doodt of vangt, moet voorkomen dat het dier onnodig lijdt. Omdat het vangen van knaagdieren met een lijmval in de praktijk onnodig lijden met zich meebrengt, maakt de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) bij constatering van de vangst van knaagdieren met een lijmval een proces-verbaal op.7 Vooral in horecabedrijven en detailhandel wordt gebruik gemaakt van lijmvallen. In 2024 en 2025 (tot 1 mei 2025) zijn respectievelijk 98 en 33 processen-verbaal opgemaakt na constatering van ratten of muizen op lijmplanken. Het zich buiten bevinden met lijm is verboden op grond van artikel 11.72 Besluit activiteiten leefomgeving, als kan worden aangenomen dat deze lijm zal worden gebruikt voor het doden of vangen van dieren. Provincies kunnen met maatwerkregels of maatwerkvoorschriften afwijken van dit verbod.
Bent u bereid om, net als in Vlaanderen, over te gaan tot een verbod op het gebruik van lijmvallen, indien het gebruik van lijmvallen in Nederland nog niet verboden is? Zo ja, wanneer bent u voornemens hiermee te komen? Zo nee, waarom niet?
Zoals ik bij mijn antwoord op vraag 2 aangeef kan het gebruik van lijmvallen voor onnodig lijden zorgen. Het zich buiten gebouwen bevinden met lijm is al verboden op grond van artikel 11.72 Besluit activiteiten leefomgeving, als kan worden aangenomen dat deze lijm zal worden gebruikt voor het doden of vangen van dieren. Het gebruik van lijm binnen zonder omgevingsvergunning voor een flora- en fauna-activiteit is toegestaan, mits uit te sluiten is dat beschermde soorten worden gedood of gevangen én het gebruik geen onnodig lijden veroorzaakt. In de praktijk is het voorkomen van onnodig lijden weerbarstig gebleken.
Ik juich het toe dat de brancheverenigingen voor plaagdierbeheersers hebben aangegeven met een voorstel te willen komen voor een streng protocol dat onnodig lijden moet voorkomen bij het gebruik van lijmplanken in gebouwen. Samen met de NVWA ga ik hierover in gesprek met de brancheverenigingen, met als doel onnodig lijden te voorkomen. Daarna wil ik, afhankelijk van de uitkomsten van deze gesprekken, de mogelijkheden om te komen tot een eventueel verbod op het gebruik en de verkoop van lijmvallen onderzoeken. Hierbij betrek ik de NVWA, de brancheverenigingen en de ervaringen van mijn Belgische collega’s. Ik informeer uw Kamer in het derde kwartaal van 2025 over de resultaten en vervolgstappen die voortkomen uit deze gesprekken.
Bent u ermee bekend dat lijmvallen voor ratten en muizen nog op grote schaal worden verkocht via Nederlandse webshops?78910
Ja, dat is mij bekend. De verkoop van lijmvallen is niet verboden.
Bent u, net als in Vlaanderen, bereid over te gaan tot een verbod op de verkoop, het in bezit hebben en het (online) adverteren van lijmvallen? Zo ja, wanneer bent u voornemens hiermee te komen? Zo nee, waarom niet?
Zie mijn antwoord bij vraag 7.
Bent u bereid om zich ook in de Europese context, eventueel samen met Belgische collega’s, in te zetten voor een verbod op het gebruik van lijmvallen? Zo nee, waarom niet? Zo ja, op welke manier en termijn gaat u hier uitvoering aan geven?
Zoals ik bij vraag 2 en 7 aangeef, zal ik eerst samen met de NVWA in gesprek gaan met de brancheverenigingen voor plaagdierbeheersers. Ook zal ik bij mijn collega’s in België navraag doen naar de ervaringen daar. Ik informeer uw Kamer in het derde kwartaal van 2025 over de resultaten en vervolgstappen die voortkomen uit deze gesprekken.
Kunt u deze vragen één voor één en binnen de daarvoor gestelde termijn beantwoorden?
Omdat ik moet afstemmen met de NVWA, brancheverenigingen voor plaagdierbeheersers en andere departementen lukt het mij niet om de vragen binnen de daarvoor gestelde termijn te beantwoorden.
Ernstige en structurele misstanden bij de ganzenjacht |
|
Ines Kostić (PvdD) |
|
Rummenie |
|
![]() |
Bent u bekend met de op 2 april 2025 gemaakte beelden van de ganzenjacht bij Stolwijk, waarbij een jager een gewonde gans aan zijn nek rondslingert en het dier vervolgens spartelend op de grond achterlaat zonder controle op de dood?1
Ik ben bekend met de beelden.
Erkent u dat deze methode (cervicale dislocatie) wettelijk niet is toegestaan voor het doden van ganzen, zoals vastgelegd in artikel 8.74q, derde lid, van het Besluit kwaliteit leefomgeving? Zo nee, wat is dan uw juridische onderbouwing?
Op de beelden lijkt te zien hoe een aangeschoten nijlgans wordt gedood door de nek te breken (cervicale dislocatie).
Artikel 8.74q van het Besluit kwaliteit leefomgeving (Bkl) bevat voorschriften die moeten worden opgenomen in omgevingsvergunningen voor het doden of vangen van beschermde vogels op grond van de vogelrichtlijn. Het derde lid van art 8.74q bepaalt inderdaad dat in een omgevingsvergunning voor een flora- en fauna-activiteit voor het doden van vogels, gebruikmaking van de dodingsmethode cervicale dislocatie alleen mag worden toegestaan voor het doden van in nood verkerende, gewonde vogels van een omvang kleiner dan of gelijk aan eenden.
Omdat het hier echter een nijlgans betreft, een exoot die niet op basis van de vogelrichtlijn beschermd wordt, is bovenstaande bepaling niet op deze situatie van toepassing.
Wel geldt voor het doden van alle in het wild levende dieren in het kader van jacht of faunabeheer de zorgplicht van artikel 11.27 lid 3 van het Besluit activiteiten leefomgeving (Bal). Dat artikel bepaalt dat eenieder die een in het wild levend dier doodt moet voorkomen dat het dier onnodig lijdt.
Het is aan het bevoegd gezag om te bepalen of in dit geval sprake is van een overtreding en of hiertegen handhavend opgetreden wordt. In dit geval is dat de Omgevingsdienst Zuid-Holland Zuid, die namens de provincie toezicht op het faunabeheer in Zuid-Holland. Ik heb de beelden met de provincie Zuid-Holland gedeeld.
Deelt u de mening dat de betrokken jager duidelijk niet beschikte over de vereiste deskundigheid om deze dodingsmethode humaan en effectief toe te passen, en dat bovendien een alternatief voorhanden was? Zo nee, op welke wetenschappelijke experts baseert u zich dan?2
Ik kan op basis van deze video niet beoordelen of de betrokken jager over de deskundigheid beschikt om deze dodingsmethode humaan en effectief toe te passen en of een alternatief voorhanden was.
Zie mijn antwoord bij vraag 2 voor de bevoegde instantie voor toezicht op het faunabeheer in Zuid-Holland.
Hoe beoordeelt u de reactie van de gemeente Krimpenerwaard die stelt geen taak te hebben, ondanks een eigen Nota Dierenwelzijn en het feit dat hier mogelijk sprake is van dierenmishandeling in de openbare ruimte? Wie heeft volgens u dan wel de taak om in te grijpen en de dieren te beschermen, waarbij u wordt verzocht te verwijzen naar de exacte stukken van de wet- en regelgeving waar u zich op baseert?3
Op basis van artikel 18.2 Omgevingswet is de provincie het bevoegd gezag voor flora en fauna-activiteiten en belast met het bestuursrechtelijk handhaven van de algemene regels en omgevingsvergunningen. Zoals gemeld in het antwoord op vraag 2, houdt in dit geval de Omgevingsdienst Zuid-Holland Zuid namens de provincie Zuid-Holland toezicht op het faunabeheer. Op de website van de Omgevingsdienst staat aangegeven hoe melding kan worden gemaakt van misstanden of vermeende overtredingen.
Overtredingen van voorschriften van omgevingsvergunningen voor flora en fauna-activiteiten zijn tevens overtredingen op basis van art 1a, onder 3 in combinatie met artikel 2 lid 3 van de Wet op de economische delicten. Voor het opsporen van dergelijke strafbare feiten is onder andere de politie bevoegd.
Wordt er actief toezicht gehouden op jachtactiviteiten, waaronder zogeheten «faunabeheer» en «schadebestrijding» in en rondom natuurgebieden zoals Polder het Beijersche, dat direct grenst aan de plek van dit incident? Zo nee, waarom niet?
Namens de provincie Zuid-Holland houdt de Omgevingsdienst Zuid-Holland Zuid toezicht op het faunabeheer in de gehele provincie Zuid-Holland. Dat gebeurt binnen en buiten natuurgebieden. Daarnaast heeft de politie een handhavende taak in het buitengebied.
Hoe vaak is er in Zuid-Holland in de afgelopen vijf jaar daadwerkelijk gecontroleerd op naleving van jachtregels? Hoeveel overtredingen zijn er vastgesteld?
In het betreffende voorval is formeel geen sprake van jacht, maar van exotenbeheer. De provincie Zuid-Holland laat mij weten dat de toezichthouders van de omgevingsdienst vrijwel dagelijks en gedurende het gehele jaar op pad zijn om in het veld te controleren op de naleving van de regels over activiteiten die de natuur betreffen, waaronder ook activiteiten in het kader van jacht en faunabeheer. Gemiddeld worden daarbij jaarlijks 150 tot 200 faunabeheerders in het veld gecontroleerd, aldus de provincie. De provincie Zuid-Holland laat weten dat daarbij over het algemeen geen ernstige overtredingen worden geconstateerd.
Bent u bekend met onderzoek waaruit blijkt dat 17 procent van de brandganzen en 22 procent van de grauwe ganzen in Nederland rondloopt met hagel in het lichaam als gevolg van jacht («crippling»)? Wat vindt u hiervan?4
Mij is bekend dat een aanzienlijk deel van de ganzen die zich in Nederland bevinden hagel in het lijf heeft. Ik vind dit onwenselijk.
Hoe duidt u het feit dat er structureel beelden opduiken van dieren die langdurig lijden na jachtschoten, waaronder een spartelende gans in Reeuwijk, een mishandelde eend bij Ransdorp, en een haas die met negen stokslagen wordt gedood in Hof van Twente?5
Ik kom op basis van deze beelden niet tot de conclusie dat er structureel beelden opduiken van dieren die langdurig lijden. Wel maak ik me zorgen over de opduikende beelden. Ik roep eenieder op die beelden bezit van (vermoedelijke)
diermishandeling dit te melden bij de omgevingsdienst of de provincie.
Bent u bereid onafhankelijk onderzoek te laten doen naar het functioneren van toezicht en handhaving op jachtactiviteiten in Nederland en een toegankelijk meldpunt voor burgers in te stellen? Zo nee, waarom niet en op welke recente onafhankelijke onderzoeken baseert u dan uw oordeel over toezicht en handhaving op jachtactiviteiten?
Het is op dit moment al mogelijk voor burgers om melding te maken van vermeende overtredingen. Dit kan bij de omgevingsdienst van de provincie, Zuid-Holland-Zuid in dit geval. Bij betrapping op heterdaad kan de politie direct worden ingeschakeld. Een apart meldpunt is daarom niet nodig. Ik zie ook nog onvoldoende aanleiding om een apart onderzoek in te stellen. Het is vooral belangrijk dat mensen gebruik maken van de mogelijkheden die er al zijn, als ze overtredingen zien.
Deelt u de conclusie van Nettie Dekker dat het massaal afschieten van ganzen niet leidt tot minder schade, noch tot een kleinere populatie? Zo nee, op welke recente onafhankelijke (bijvoorbeeld niet gerelateerd aan jagers en faunabeheereenheden) wetenschappelijke inzichten baseert u zich dan op?6
Provincies zijn verantwoordelijk voor beleid voor ganzen. Het is aan hen om besluiten te nemen over beheer en schadebestrijding en om die besluiten te motiveren.
Bent u bereid om extensieve graslandmaatregelen en vermindering van het voedselaanbod in te zetten als alternatief voor het huidige beleid van afschot? Zo nee, waarom niet en op welke wetenschappelijke bronnen baseert u zich dan?
Zie antwoord op vraag 10
Bent u bereid de ganzenjacht in Zuid-Holland op te schorten zolang het onderzoek naar de misstanden bij Stolwijk loopt? Zo nee, hoe gaat u er dan voor zorgen dat de misstanden zich niet herhalen en dat de dieren worden beschermd?
Jacht op ganzen is in Nederland niet toegestaan. Ganzen mogelijk uitsluitend worden geschoten in het kader van beheer en schadebestrijding. Provincies zijn verantwoordelijk voor beleid voor ganzen. Het is aan hen om besluiten te nemen over beheer en schadebestrijding en om die besluiten te motiveren.
Kunt u uitsluiten dat het incident bij Stolwijk plaatsvond tijdens het broedseizoen? Hoe wordt hierop gecontroleerd, door wie precies, hoe vaak en hoe onafhankelijk?
Zie antwoord op vraag 10. Handhaving is een bevoegdheid van het bevoegd gezag, in dit geval gedeputeerde staten van de provincie Zuid Holland.
Bent u op de hoogte dat het schot viel om 09:45 uur op 2 april 2025 tussen de Beijerscheweg en Achterbroek, grenzend aan natuurgebied Polder het Beijersche? Was de jacht, oftewel «faunabeheer», «schadebestrijding», daar toegestaan?
De precieze tijd van het schot is mij niet bekend, maar op dat moment en op die locatie was volgens het betreffende bevoegd gezag het beheer en de bestrijding van diverse diersoorten, waaronder nijlganzen toegestaan op basis van het aanwijzingsbesluit exoten en verwilderde dieren.
Bent u bereid te erkennen dat het lijden van dieren bij de jacht, of «faunabeheer», «schadebestrijding, geen incident is, maar structureel voorkomt en dat het gebrek aan optreden door provincies en toezichthouders een systeemprobleem vormt waarvoor dringend ingrijpen nodig is? Zo nee, op welke wetenschappelijke onderzoeken en feiten baseert u zich dan?7
Degene die gerechtigd is schadebestrijding uit te voeren heeft op grond van artikel 11.27 lid 3 van het Besluit activiteiten leefomgeving de plicht om onnodig lijden te voorkomen. De omgevingsdienst van de provincie en de politie zien toe op handhaving van die plicht.
Het onderzoek waaruit blijkt dat minstens 25 rashondenverenigingen de wet overtreden |
|
Ines Kostić (PvdD) |
|
Rummenie |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van de uitzending van Zembla waaruit blijkt dat minstens 25 rashondenverenigingen de wet overtreden?1
Ja.
Heeft u kennisgenomen van de uitspraak van dierenarts Joyce Hofman die stelt dat bij zo’n 60 procent van de zieke dieren die zij aantrof in haar praktijk een zeer sterk vermoeden bestaat dat het om een erfelijke afwijking gaat? Heeft u gezien dat universitair hoofddocent diergeneeskunde Hille Fieten stelt dat meer dan de helft van de diagnoses die ze in hun kliniek zien een erfelijke oorzaak heeft?
Ja.
Kunt u bevestigen dat het wettelijk verboden is om dieren te fokken op een manier waarop het welzijn en de gezondheid van de dieren wordt benadeeld, waaronder het fokken met ernstige erfelijke afwijkingen, ziekten en uiterlijke kenmerken die schadelijke gevolgen hebben voor de dieren?
Ja, dit staat in het Besluit houders van dieren onder artikel 3.4.
Hoe verklaart u het dat, ondanks dat het wettelijk verboden is om met zieke dieren te fokken, een extreemhoog percentage van rashonden lijdt aan erfelijke aandoeningen?
Mensen willen graag het perfecte uiterlijk voor hun hond, maar realiseren zich te laat dat het perfecte uiterlijk en de perfecte gezondheid niet altijd hand in hand gaan. Met het fokken van rassen is onbedoeld ook geselecteerd op erfelijke afwijkingen. Het vereist een goed fokbeleid om rassen weer gezonder te maken. Voorlichting voor zowel fokker als consument kan hier een belangrijke rol in spelen.
Kunt u bevestigen dat de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) heeft gezegd dat de fokreglementen van 25 rashondenverenigingen niet voldoen aan de wet? Kunt u een lijst naar de Kamer sturen van de hondenrassen waarvoor dit geldt?2
Tijdens de opnames van Zembla is de NVWA bevraagd over één van de genoemde 25 fokreglementen. Dit betreft die voor de Berner Sennen. Ook weet de NVWA dat in andere fokreglementen3 informatie staat die in strijd is met de wetgeving indien fokkers hiernaar handelen. Ik zoek dit verder met de NVWA uit en daar waar de fokreglementen klaarblijkelijk aanzetten tot het handelen in strijd met de wet, zullen de betreffende organisaties benaderd worden.
Onderschrijft u de uitspraak van de NVWA dat dit «zeer ernstig» is? Zo nee, waarom niet?
Ik onderschrijf de uitspraak. Ik vind het ernstig dat gefokt wordt met honden met erfelijke schadelijke kenmerken en erfelijke ziekten en dat de gezondheid van de honden niet voorop staat. Daarom ga ik ook met de NVWA en de Raad van Beheer over de foknormen in gesprek. Het eerste gesprek hierover heeft inmiddels plaatsgevonden en de afspraak staat dat hier nog verder over gesproken zal worden.
Hoe verklaart u het dat rashondenverenigingen fokreglementen hebben waarin wordt toegestaan dat fokkers met ongezonde honden fokken terwijl dit wettelijk verboden is?
De fokreglementen zijn afspraken die de rasverenigingen onderling maken. Dit staat los van de regelgeving. De fokkers zijn verplicht zich te houden aan de wet- en regelgeving. Dat is ook waar de NVWA op controleert.
Kunt u aangeven hoe vaak er in de afgelopen drie jaar, voorafgaand aan de uitzending van Zembla, aan deze 25 rashondenverenigingen waarschuwingen zijn afgegeven of boetes zijn uitgedeeld omdat zij fokpraktijken toepassen die in strijd zijn met de wet?
Het fokken met gezelschapsdieren op een wijze waarbij erfelijke afwijkingen en ziekten kunnen worden doorgegeven aan of kunnen ontstaan bij nakomelingen is verboden volgens artikel 3.4 van het Besluit houders van dieren. De fokker is verantwoordelijk voor de wijze waarop wordt gefokt en deze moet dan ook aantonen dat er voldoende is gedaan om het doorgeven van erfelijke afwijkingen en ziekten te voorkomen.
De NVWA houdt sinds 2019 toezicht en handhaaft op artikel 3.4. Op basis van meldingen en risicoselecties voert zij inspecties uit bij fokkers van honden. Zowel bij rashondenfokkers als bij fokkers van honden zonder stamboom. Zo heeft de NVWA de afgelopen vijf jaar gecontroleerd en gehandhaafd op het fokken met schadelijke uiterlijke kenmerken en erfelijke aandoeningen, zoals honden met een te korte snuit, heupdysplasie en patella luxatie (ontwrichting van de knieschijf). Als een overtreding van artikel 3.4 wordt geconstateerd, wordt een waarschuwing, een bestuurlijke boete of een bestuursrechtelijke last opgelegd.
Een rashondenvereniging is een belangenvereniging, zij kunnen geen overtreding begaan van deze wetgeving, omdat de wetgeving gaat over de door de fokker geïnitieerde fokhandelingen. Een overtreding ligt daarom altijd bij de fokker die de ouderdieren heeft uitgekozen en ingezet. Desondanks vind ik het onwenselijk dat rashondenverenigingen fokkers van informatie voorzien die tegen de wet- en regelgeving ingaat. Ik ben hierover, samen met de NVWA, in gesprek met de Raad van Beheer.
Kunt u aangeven welke stappen er door de NVWA en/of het ministerie zijn ondernomen sinds de uitzending van Zembla?
Het beleid is er al jaren op gericht om te komen tot gezonde en sociale honden. In dit kader heb ik het Expertisecentrum Genetica Diergezondheid gevraagd om mij te adviseren over gezonde hondenfokkerij. Ook werk ik aan regelgeving die gericht is op het tegengaan van de vraag naar deze dieren, zoals een houdverbod voor dieren die altijd lijden onder hun uiterlijk.
Een ontwerpalgemene maatregel van bestuur met een houdverbod voor naaktkatten en vouwoorkatten is in procedure gebracht. De beoogde inwerkingtreding is 1 januari 2026. Dit houdverbod wil ik uitbreiden waar nodig. Ik werk ook aan een vertoningsverbod van dieren die lijden onder hun uiterlijk in bijvoorbeeld reclames. Een houd- of vertoningsverbod moet goed onderbouwd en handhaafbaar zijn. Daarvoor is het nodig om te weten welke uiterlijke kenmerken bij honden en katten lijden veroorzaken en hoe dat verband objectief kan worden vastgesteld. Daar wordt nu onderzoek naar gedaan en ik verwacht in de loop van 2025 te kunnen zeggen of en zo ja voor welke andere dieren bij wie de uiterlijke kenmerken lijden veroorzaken een houd- of vertoningsverbod zal worden uitgewerkt. Ook ondersteun ik Stichting Fairdog. Stichting Fairdog wil Nederlandse fokkers ondersteunen in verantwoorde fokkerij en consumenten faciliteren bij de aanschaf van een gezonde en sociale hond. Met een gezondheidscertificaat krijgen kopers dan de zekerheid dat alle nodige gezondheidscontroles bij de ouderdieren zijn uitgevoerd.
Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 8 controleert de NVWA bij fokkers van honden. De NVWA blijft toezicht houden en handhaven op het fokken met gezelschapsdieren, waaronder het fokken waarbij erfelijke afwijkingen en ziekten kunnen worden doorgegeven aan of kunnen ontstaan bij nakomelingen.
Bent u van plan om op korte termijn bij deze 25 rashondenverenigingen te handhaven, aangezien ze in strijd met de wet handelen? Zo ja, op welke manier gaat u dit doen? Zo nee, waarom niet?
Zoals aangegeven in vraag 8 kan enkel bij fokkers gehandhaafd worden op artikel 3.4 van het Besluit houders van dieren, die de fokcombinaties van ouderdieren uitkiezen en inzetten. Ik vind het echter niet acceptabel dat de rashondenverenigingen de houders niet goed voorlichten en daarom spreek ik, samen met de NVWA, over de foknormen met de Raad van Beheer.
Heeft u kennisgenomen van de uitspraak van de directeur van de Raad van Beheer die stelt dat de stamboomhond «gezonder is dan die misschien ooit wel was»? Kunt u bevestigen dat deze claim aantoonbaar onjuist is, gezien de uitspraak van veterinair neuroloog Paul Mandigers, die zegt dat hij hier «geen moer» van gelooft en de uitspraak van dierenarts Joyce Hofman die stelt dat bij vrijwel alle rashonden erfelijke en rasgebonden aandoeningen worden geconstateerd en dat dit niet minder is dan 15 jaar geleden?
Ik heb kennisgenomen van de uitspraak van de directeur van de Raad van Beheer. Zoals ook in de Zembla-uitzending wordt geconstateerd zijn er weliswaar stappen gezet om rashonden gezonder te maken, vanuit fokverenigingen maar ook door wet- en regelgeving, maar wordt er tegelijkertijd nog steeds gefokt met honden met erfelijke afwijkingen en/of schadelijke uiterlijke kenmerken. Hierdoor wordt de wet nog steeds overtreden en is er nog steeds geen sprake van een gezonde fokkerij.
Bent u bekend met de reactie van de Raad van Beheer op de uitzending van Zembla, waarin ze stelt dat de uitzending een «eenzijdig en onvolledig beeld geeft» en waarin ze alle verantwoordelijkheden afschuiven op de individuele fokker en de NVWA?3
Ja, ik ben bekend met de reactie van de Raad van Beheer. Alle fokkers dienen zich aan de wet- en regelgeving te houden en ook de Raad van Beheer heeft hier een rol in te spelen.
Wat vindt u van de opstelling van de Raad van Beheer?
De verantwoordelijkheid voor het fokken van gezonde dieren ligt bij de fokker. Ik vind dat de Raad van Beheer als overkoepelende organisatie van rashondenfokkers een belangrijke voorbeeldfunctie heeft in het bevorderen van de gezondheid en het welzijn van honden. De Raad draagt op zijn website ook uit dat zij veel waarde hecht aan het fokken van gezonde en sociale rashonden. Er zijn in het verleden gesprekken geweest met de Raad over fokkerij, maar niet specifiek over de fokreglementen. Uit deze gesprekken gaf de Raad aan dat zij voor een gezonde fokkerij is.
Deelt u de mening dat uit de uitzending van Zembla blijkt dat de Raad van Beheer geen enkele verantwoordelijkheid neemt om geen stambomen meer af te geven aan zieke honden die in strijd met de wet zijn gefokt, gezien de uitspraken van de directeur van de Raad van Beheer waarin ze kritiek telkens afschuift op de rashondenverenigingen en benadrukt dat de Raad van Beheer er niet is om de wet te handhaven? Zo nee, waarom niet?
Zie mijn antwoorden op vragen 12 en 13.
Heeft u in de Zembla-uitzending gezien dat de Raad van Beheer het volgende op hun website heeft staan: «Het is wenselijk om alleen met HD-vrije honden te fokken, omdat dan de kans op HD bij de nakomelingen het kleinst is. Zijn er binnen een ras maar weinig honden beschikbaar om mee te fokken, dan is dat helaas niet altijd mogelijk. Dat geldt ook voor rassen waarin HD vaak voorkomt.»? Kunt u bevestigen dat het in strijd is met de wet om met honden met heupdysplasie (HD) te fokken, vanwege artikel 3.4 van het Besluit houders van dieren?
Ja, dat kan ik bevestigen.
Wat vindt u ervan dat de Raad van Beheer niet alleen geen enkele verantwoordelijkheid neemt, maar ook nog een fokpraktijk voorschrijft die in strijd is met de wet?
Het is onwenselijk dat de Raad dit op zijn site heeft staan, want fokkers dienen zich ten alle tijde aan de wet- en regelgeving te houden. De wet is leidend, ook als dat betekent dat er te weinig honden zijn om mee te fokken. Ik ben inmiddels, samen met de NVWA, met de Raad van Beheer hierover in gesprek, zoals gemeld in voorgaande antwoorden.
Wat vindt u ervan dat de Raad van Beheer stambomen afgeeft aan honden die niet volgens de wet zijn gefokt?
Het fokken met zieke honden is wettelijk verboden. Dus het zou niet moeten kunnen dat de Raad stambomen afgeeft aan honden die niet volgens de wet zijn gefokt. Daarover ben ik, samen met de NVWA, met de Raad van Beheer in gesprek.
Welke maatregelen gaat u treffen om de Raad van Beheer te verplichten dat er alleen nog maar stambomen worden afgegeven aan honden die volgens de wet zijn gefokt?
Een stamboom valt onder privaat recht en ik kan de Raad niets verplichten. Daarnaast is een stamboom een afstammingsbewijs en zegt het nu niets over de gezondheid van een hond. Ik ben met de Raad van Beheer in gesprek.
Kunt u zich voorstellen dat veel hondenhouders, net zoals een houder in de uitzending van Zembla, denken dat als je een gezonde hond wilt, je naar een rasvereniging moet gaan omdat je ervan uitgaat dat er dan op wordt gelet dat een gezonde hond wordt gefokt?
Ja, dat kan ik mij voorstellen. Dat is ook de reden dat ik Stichting Fairdog ondersteun. Daarnaast wil ik inzetten op een communicatiecampagne en betere voorlichting voor toekomstige diereneigenaren. In deze campagne zal ook aandacht zijn voor deze problematiek. Ik verwacht deze campagne na de zomer te starten.
Kunt u bevestigen dat het hebben van een stamboom niks zegt over de gezondheid van een dier, omdat de Raad van Beheer op geen enkele manier controleert of hun leden gezonde honden fokken, zoals wordt bevestigd door de directeur van de Raad van Beheer? Zo nee, op welke manier biedt een stamboom dan gezondheidsgaranties die niet aanwezig zijn bij honden zonder stamboom, gezien stambomen gewoon worden afgegeven aan honden met erfelijke, ziekmakende kenmerken, die ook nog eens in strijd met de wet zijn gefokt?
Zoals ik al eerder heb aangegeven is een stamboom alleen een afstammingsbewijs en zegt het niets over de gezondheid van een hond.
Wat gaat u doen om hondenkopers ervan bewust te maken dat een stamboom niks zegt over de gezondheid van een hond?
Zoals ik al aangegeven heb bij mijn antwoord op vraag 19 wil ik inzetten op een communicatiecampagne en betere voorlichting voor toekomstige diereneigenaren.
Deelt u de uitspraak van Hille Fieten die stelt dat er bepaalde rassen zijn die zoveel ernstige ziekten hebben dat je daar vanuit een gezondheidsperspectief niet meer verantwoord mee kunt fokken? Zo nee, waarom niet?
Ik kan mij voorstellen dat er rassen zijn die zoveel ernstige ziekten hebben dat het niet meer verantwoord is door te gaan met dezelfde fokpopulatie. Mogelijk dat het kruisen met andere rassen een dergelijk ras kan verbeteren.
Bent u bereid om door onafhankelijke experts, zoals van Universiteit Utrecht, een lijst te laten opstellen van de rassen die dit betreft en over te gaan tot handhaving bij de fokkers van deze honden, gezien het fokken met deze honden feitelijk in strijd is met de wet? Zo nee, waarom niet?
Mijn beleid is erop gericht om dit probleem breder aan te pakken. Daarom heb ik het Expertisecentrum Genetica Diergeneeskunde ook gevraagd mij te adviseren in een bredere aanpak van een gezond fokbeleid.
Kunt u deze vragen één voor één en binnen de daarvoor gestelde termijn beantwoorden?
De vragen zijn één voor één beantwoord. Vanwege afstemming over de antwoorden op de vragen met de NVWA heeft het wat langer geduurd dan de gestelde termijn. Hiervoor heeft de Tweede Kamer een uitstelbrief ontvangen.
Het bericht waaruit blijkt dat het Dolfinarium met twintig showonderdelen de wet overtreedt. |
|
Ines Kostić (PvdD) |
|
Rummenie |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van het bericht van RTL Nieuws naar aanleiding van een handhavingsverzoek van Stichting Bite Back waaruit blijkt dat het Dolfinarium met twintig showonderdelen de Wet dieren en het Besluit houders van dieren overtreedt?1
Ja.
Deelt u de constatering van de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) dat het Dolfinarium dolfijnen, zeeleeuwen, walrussen en zeehonden onnatuurlijke gedragingen laat vertonen, waar ook nog eens geen educatieve boodschap aan is verbonden? Zo nee, op welke deskundigen baseert u zich dan?
Ja.
Kunt u bevestigen dat RVO heeft vastgesteld dat dolfijnen in het Dolfinarium onnatuurlijk gedrag moeten vertonen, zoals dolfijnen die met hun neus trainers moeten voortduwen, over de trainers heen moeten springen, op de kant moeten springen, de staart boven het water uit moeten steken, met een trainer in het water moeten ronddraaien, op commando over een waterstraal moeten springen, hun neus in de nek van een trainer moeten plaatsen, op de rug moeten zwemmen terwijl ze een trainer voortduwen, bewegingloos op hun rug in het water moeten liggen en geluid moeten maken? Kunt u bevestigen dat het Dolfinarium hiermee de geldende voorschriften heeft overtreden?
Ja.
Kunt u bevestigen dat RVO heeft vastgesteld dat zeeleeuwen moeten zwaaien met hun vinnen, moeten bewegen op commando van vin naar vin en moeten zwaaien naar bezoekers? Kunt u bevestigen dat het Dolfinarium hiermee de geldende voorschriften heeft overtreden?
Ja.
Kunt u bevestigen dat RVO heeft vastgesteld dat walrussen op commando moeten omrollen, klappen en zwaaien met de vinnen, schudden en bezoekers moeten natspuiten met water? Kunt u bevestigen dat het Dolfinarium hiermee de geldende voorschriften heeft overtreden?
Ja.
Kunt u bevestigen dat RVO heeft vastgesteld dat zeehonden hun tong moeten uitsteken ter vermaak van de bezoekers? Kunt u bevestigen dat het Dolfinarium hiermee de geldende voorschriften heeft overtreden?
Ja.
Kunt u zich herinneren dat u vorig jaar aan de Kamer hebt laten weten dat bij het Dolfinarium recent één keer een overtreding van de vergunning is geconstateerd, waarna RVO handhavend heeft opgetreden? (Handelingen II, vergaderjaar 2024–2025, nr. 8, blz. 12)
Ja.
Wat vindt u ervan dat het Dolfinarium niet op één, maar op twintig showonderdelen de wet en de afspraken overtreedt?
Ik vind het kwalijk, er zijn duidelijke afspraken gemaakt die als voorschriften aan de vergunning zijn verbonden. Alle dierentuinen moeten zich aan de geldende wet- en regelgeving houden.
Kunt u bevestigen dat het Dolfinarium tot eind februari 2024 de tijd had om hun shows aan te passen en dat vlak daarna zou worden bekeken of de afspraken die het Dolfinarium zegt te zijn nagekomen, ook daadwerkelijk zijn gerealiseerd? (Kamerstuk 28 286, nr. 1324)
Ja.
Hoe kan het dat uit de inspectie van RVO niet is gebleken dat het Dolfinarium op twintig showonderdelen de afspraken overtreedt, maar dat dit aan het licht moet komen door een handhavingsverzoek, inclusief videomateriaal, van een dierenrechtenorganisatie?
Een inspecteur van de NVWA heeft op verzoek van RVO een inspectie uitgevoerd om te controleren of de voorschriften werden nageleefd. De inspectie is in overleg met het Dolfinarium gepland, omdat de inspecteur, als onderdeel van de controle, deelnam aan de publieksinteractie met dolfijnen. Dierpresentaties zijn ook bijgewoond. De inspectie betreft dan ook een momentopname. Per dierpresentatie kunnen de getoonde gedragingen verschillend zijn. Een expert op het gebied van het gedrag van dolfijnen is geraadpleegd voor de beoordeling van de specifieke gedragingen. Tijdens deze inspectie vonden geen ongewenste gedragingen plaats.
Hoe verklaart u het dat het Dolfinarium nog steeds de afspraken overtreedt, vier jaar nadat de afspraken met het Dolfinarium zijn gemaakt?
Ik vind het kwalijk, er zijn duidelijke afspraken gemaakt die als voorschriften aan de vergunning zijn verbonden. Alle dierentuinen moeten zich aan de geldende wet- en regelgeving houden. Het is dus aan het Dolfinarium om zich aan de voorschriften in de vergunning te houden, als dat niet gebeurt wordt er ingegrepen.
Deelt u de mening dat het op een gegeven moment klaar is en een dergelijk bedrijf moet worden gesloten als een bedrijf stelselmatig de wet en de gemaakte afspraken overtreedt en hiermee het welzijn van dieren in gevaar brengt? Zo nee, waarom niet?
Ja, wanneer reguliere handhaving niet blijkt te werken en de dierentuinvergunning voortdurend wordt overtreden, is het mogelijk om uiteindelijk een dierentuin (gedeeltelijk) te sluiten.
Bent u bereid om naar aanleiding van deze aantoonbare wetsovertredingen de dierentuinvergunning van het Dolfinarium in te trekken? Zo nee, hoe vaak mag het Dolfinarium dan nog de wet en de gemaakte afspraken overtreden voordat hun dierentuinvergunning wordt ingetrokken?
Nee. Het is belangrijk om hier te vermelden dat er sprake is van verschillende voorschriften. De recente overtredingen hebben betrekking op het naleven van het voorschrift voor dierpresentaties. Dit voorschrift bevat afspraken over welke handelingen de dieren uit mogen voeren en welke interacties zij mogen hebben met hun trainers tijdens een presentatie. Het betreft daarom een andere overtreding dan bij de handhaving op de publieksinteracties van vorig jaar. Het voorschrift voor publieksinteracties bevat afspraken over het aanraken, voeren en maken van foto’s met dieren door het publiek. Het is dus de eerste keer dat er een overtreding is geconstateerd sinds de afspraken over dierpresentaties als handhaafbare voorschriften aan de vergunning zijn verbonden. Als reguliere handhavingsmiddelen niet toereikend blijken om overtredingen te herstellen of voorkomen, en een dierentuin geen gehoor geeft aan bestuursrechtelijke maatregelen of bij recidive, kunnen er verdergaande maatregelen worden getroffen zoals (gedeeltelijke) sluiting of intrekking van de vergunning. Op basis van de situatie zal de mate van toezicht aangepast worden.
Deelt u het inzicht dat, gezien de forse kritiek van RVO, het Dolfinarium geen significante educatieve waarde heeft? Zo nee, op basis van welke onafhankelijke experts baseert u zich dan?
Ik ben het daar niet mee eens. Bij de vergunningverlening is het educatieve programma beoordeeld door de experts van visitatiecommissie dierentuinen op educatieve waarde, en voldoende bevonden. Zolang het dolfinarium zich daaraan houdt, is educatie geborgd. Dat er niet-educatieve onderdelen in een voorstelling zitten, betekent ook niet dat het programma geen enkel educatief element bevat. Het Dolfinarium bestaat ook uit meer dan alleen de koepel, zoals de Dolfijnendelta die een natuurlijk verblijf nabootst. Hier worden educatieve presentaties gegeven.
Deelt u de mening dat het Dolfinarium geen maatschappelijke functie meer vervult die opweegt tegen het feit dat de intelligente en gevoelige dieren trucjes moeten uithalen, opgesloten zitten in betonnen bakken en allerlei onnatuurlijke gedragingen moeten vertonen? Zo nee, waarom niet?
Nee, ik verwijs naar mijn antwoord op vraag 14.
Bent u bereid om het voorbeeld van vele andere landen, zoals Ierland, Canada, India, Oostenrijk en Frankrijk te volgen en met een verbod te komen op het fokken, in gevangenschap houden en tentoonstellen van dolfijnen voor het vermaak van mensen? Zo nee, waarom niet?
Dierentuinen hebben een belangrijke maatschappelijke taak op het gebied van dierenwelzijn, educatie en conservatie, ook in de toekomst. Daarom ben ik gestart met een traject om in samenspraak met de sector en handhavende instanties te kijken naar aanpassing van de regelgeving, met het versterken van het welzijn van de dieren en educatie als speerpunten. Er zal ook aandacht zijn voor het fokken van surplusdieren n.a.v. de motie-Kostić (Kamerstuk 36 410, nr. 69).
Kunt u aangeven of het Dolfinarium nog steeds van plan is om acht dolfijnen, twee walrussen en twee zeeleeuwen te verkopen aan een Chinees pretpark?
Wij hebben hierover geen formeel bericht ontvangen van het Dolfinarium.
Bent u ermee bekend dat de Kamer bijna unaniem heeft uitgesproken dat deze verkoop onwenselijk is? (Kamerstuk 36 200 XIV, nr. 73)
Ja.
Kunt u, gezien de politieke en maatschappelijke aandacht voor dit onderwerp, de Kamer proactief en tijdig informeren zodra het ministerie of RVO aanvullende informatie vanuit het Dolfinarium heeft gekregen over een eventuele verhuizing van dieren vanuit het Dolfinarium naar China of een ander land, zodat de Kamer zich hierover kan uitspreken voordat een onomkeerbaar besluit is genomen? Zo nee, waarom niet?
Ik zal de Kamer hierover informeren, maar daarbij wil ik wel benadrukken dat ik de eventuele verhuizing niet tegen zou kunnen houden zolang het Dolfinarium zich aan de geldende wet- en regelgeving houdt.
Kunt u deze vragen één voor één en binnen de daarvoor gestelde termijn beantwoorden?
Vanwege een zorgvuldige beantwoording zijn de vragen niet binnen de gestelde termijnen beantwoord.
Het verdwijnen van wolven en stroperij in Nederland |
|
Ines Kostić (PvdD) |
|
Rummenie |
|
![]() |
Erkent u dat uit de tabel «dode wolven» op de website van BIJ12 blijkt dat er gevallen zijn waarin de doodsoorzaak van wolven niet natuurlijk is en dat dit in tegenspraak is met de bewering dat er geen aanwijzingen zijn voor stroperij?1
Er zijn inderdaad gevallen waarin de doodsoorzaak van wolven niet natuurlijk is. Zoals ik in de beantwoording van uw vragen heb aangegeven, is stroperij een bekend fenomeen dat van tijd tot tijd op verschillende locaties de kop opsteekt (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2024–2025, nr. 1622).
Kunt u bevestigen dat een kwart van de geregistreerde wolvenpopulatie in Nederland zonder duidelijke verklaring is verdwenen? Zo ja, waarom acht u dit geen reden voor nader onderzoek?
Zoals in de beantwoording van uw vragen is aangegeven, is uit navraag bij BIJ12 en politie niet gebleken dat er sprake is van een opvallende situatie rond verdwenen wolven (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2024–2025, nr. 1622).
Wolven kunnen om meerdere redenen van de radar verdwijnen. Bijvoorbeeld doordat ze over de grens naar andere landen trekken of doordat ze zich schuilhouden en daardoor niet zichtbaar zijn voor mensen. Ik zie derhalve geen reden voor nader onderzoek.
Klopt het dat er in ieder geval twee gevallen van dode wolven, één in Stroe (1 oktober 2021) en een in Heerde (21 september 2022), sprake is van een strafrechtelijk onderzoek op basis van de necropsies van deze dode wolven? Zo ja, klopt het dan ook dat als er sprake is van een strafrechtelijk onderzoek het over gevallen van stroperij gaat?
Naar de dood van deze twee wolven is destijds strafrechtelijk onderzoek verricht. Die onderzoeken zagen op overtreding van artikel 3.5 lid 1 van de Wet natuurbescherming (oud), te weten het opzettelijk doden van een soort genoemd in de Habitatrichtlijn en het Verdrag van Bern. In het geval van de wolf uit Stroe volgde uit de door een veterinair patholoog uitgevoerde sectie dat de wolf was doodgeschoten. Wegens het ontbreken van verdere aanknopingspunten, moest dat onderzoek worden gestopt. In het tweede geval, de wolf uit Heerde, bleek dat de wolf niet was doodgeschoten. Omdat niet duidelijk was of de wolf door een mens was gedood, is ook dit onderzoek geëindigd.
Bent u bereid om een onafhankelijk onderzoek te laten uitvoeren naar de huidige status van genetisch geïdentificeerde wolven in Nederland? Kan daarbij worden vastgesteld welke doodsoorzaken zijn geconstateerd en, indien onbekend, welke oorzaken het meest waarschijnlijk zijn?
Ik zie geen reden om hier onderzoek naar te doen. Doodsoorzaken van wolven worden in opdracht van BIJ12 onderzocht bij het Dutch Wildlife Healthcentre in Utrecht in samenwerking met Wageningen Environmental Research. De uitkomsten van dit onderzoek worden gedeeld met BIJ12 en de provincies. BIJ12 publiceert een overzicht van de aangereden of dood gevonden wolven op haar website.2
Welke gesprekken voert u met provincies om illegale praktijken rondom de wolf tegen te gaan? Bent u bereid dit alsnog te initiëren, indien deze gesprekken niet plaatsvinden?
Het toezicht op faunabeleid is een provinciale taak. Ik heb geen aanwijzingen dat provincies te kort schieten in dit toezicht. Ik zie daarom geen reden om hier het gesprek over aan te gaan.
Bent u bereid om met provincies en opsporingsinstanties in gesprek te gaan over de uitbreiding van toezicht en handhaving op illegale jachtpraktijken, inclusief gerichte controles in gebieden waar veel wolven verdwijnen?
Zie het antwoord op vraag 5. Aanvullend daaraan: de motie Graus-Van der Plas die de regering verzoekt te bezien hoe men in samenwerking met de boswachterij en de politie kan overgaan tot actievere opsporing en striktere handhaving in de strijd tegen stroperij van (beschermde) dieren, waaronder de wolf (Kamerstuk 33 576, nr. 432) heb ik doorgeleid naar het Ministerie van Justitie en Veiligheid.
Kunt u bevestigen of er in Nederland aangiftes zijn gedaan of signalen bekend zijn van bedreigingen aan het adres van ecologen of natuurbeschermers die zich uitspreken over wolven? Zo ja, welke maatregelen worden genomen om deze bedreigingen tegen te gaan, naast de verantwoordelijkheid die bij werkgevers wordt gelegd?
Wanneer aangifte wordt gedaan van bedreigingen aan het adres van ecologen of natuurbeschermers, zal hiernaar in de regel opsporingsonderzoek worden gedaan.
Uit de registratiesystemen van de politie is niet op te maken of er aangiftes zijn gedaan of signalen bekend zijn van bedreigingen aan het adres van ecologen of natuurbeschermers die zich uitspreken over wolven. In die systemen wordt niet systematisch vastgelegd of een betrokkene ecoloog of natuurbeschermer is. Ook anderszins zijn bij de politie, voor zover na te gaan, geen aangiftes of signalen van dien aard bekend.
Bent u bereid om aanvullende maatregelen te treffen, zoals betere bescherming van ecologen, strengere handhaving tegen bedreigingen en actieve signalering van intimidatie binnen de natuurbeschermingssector? Zo nee, waarom niet?
Gezien wat ik in mijn antwoord op vraag 7 heb geschreven, zie ik hier geen reden toe.
Bent u bereid onderzoek te laten uitvoeren naar het terreingebruik van wolven en een analyse te maken van gebieden waar wolven lijken te verdwijnen, om zo inzicht te krijgen in mogelijke illegale praktijken?
Aangezien ik geen reden heb om aan te nemen dat er sprake is van het op ongebruikelijk wijze verdwijnen van wolven, zie ik geen aanleiding tot dit onderzoek.
Hoe denkt u te kunnen controleren of ergens sprake is van stroperij als een nationaal park als Nationaal Park De Hoge Veluwe of een landgoed als Den Treek slechts beperkt of helemaal niet informatie deelt met BIJ12 en de provincies?
Zoals aangegeven in de beantwoording van vraag 5 is het toezicht op faunabeleid een provinciale taak en heb ik geen aanwijzingen dat provincies tekortschieten in dit toezicht.
Bent u bereid om expliciet de problematiek van stroperij daarin op te nemen en hierover afspraken te maken, aanvullend op de gesprekken met andere landen over een gezamenlijk wolvenmanagementplan?
Ik zie hier geen reden toe.
Kunt u deze vragen afzonderlijk en zo spoedig mogelijk te beantwoorden, voorafgaand aan het geplande plenaire debat over de wolf?
Aangezien de vragen zijn ingediend op de dag van het plenaire wolvendebat, was het niet mogelijk ze voorafgaand aan dit debat te beantwoorden.