Het bericht dat de N9 te smal, te saai en te gevaarlijk is |
|
Daniel Koerhuis (VVD), Rudmer Heerema (VVD) |
|
Mark Harbers (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Rijkswaterstaat wil verbetering N9: «Weg is te smal, te saai en te gevaarlijk»»?1
Ja.
Wat is uw reactie op dit bericht?
Het is bekend dat de N9 een lange smalle weg is met diverse verkeersveiligheidsrisico’s. De ongevallen die plaats vonden op de N9 zijn ook bekend. Vanuit de € 200 miljoen die dit kabinet beschikbaar heeft gesteld voor verkeersveiligheid Rijks-N-wegen worden daarom middelen beschikbaar gesteld om de verkeersveiligheid op de N9 te verbeteren. Het onderzoek dat wordt aangehaald in het bericht betreft een verkeersveiligheidsonderzoek dat in opdracht van het Rijk en de regio is uitgevoerd, naar aanleiding van een motie van de Tweede Kamer2. Diverse maatregelen die uit het onderzoek naar voren kwamen, zullen als onderdeel van de eerste tranche van de middelen uit het Coalitieakkoord voor de verkeersveiligheid van de Rijks-N-wegen worden uitgevoerd. Zo zal een fietstunnel inclusief turborotonde worden aangelegd bij de kruising N9/Kogendijk. Daarnaast wordt een bushalte en een risicovol fietspad direct langs de N9 ter hoogte van de Hogenweg verwijderd. Ook zullen diverse risicovolle beginpunten en obstakels in de berm worden aangepakt.
Hoe hoog scoort de N9 in de Integrale Mobiliteitsanalyse (IMA)?
In de Integrale Mobiliteitsanalyse (IMA) zijn er verschillende perspectieven van waaruit de verkeersveiligheid van een weg is bekeken. Op basis van het gemonetariseerd slachtofferongevalsrisico, de maatschappelijke kosten van de slachtofferongevallen per miljard voertuigkilometer, staat de weg wat betreft de verkeersveiligheid op plek 10 in de IMA. Wanneer wordt gekeken naar het ongevallenrisicocijfer (aantal slachtofferongevallen per miljard voertuigkilometer) staat de N9 tussen Alkmaar en Den Helder op plek 8 in de IMA. Voor een verdere toelichting op de variabelen en scores van de N9 zie het antwoord op vraag 6.
Wat is de stand van zaken van de door u aangekondigde maatregelen voor de N9, zoals het aanleggen van een fietstunnel in combinatie met een turborotonde bij de kruising N9/Kogendijk?
De maatregelen op de N9, zoals het fysiek verwijderen van een bushalte, een risicovol fietspad, risicovolle beginpunten of obstakels in de berm, zullen door Rijkswaterstaat worden uitgevoerd met het geplande groot onderhoud in 2024. Op dit moment vindt er afstemming plaats met de regio. Over de turborotonde en fietstunnel ter hoogte van de Kogendijk is Rijkswaterstaat in gesprek met de provincie Noord-Holland en de gemeente Alkmaar en Bergen om te komen tot realisatie.
In hoeverre verbeteren de door u aangekondigde maatregelen voor de N9 de verkeersveiligheid?
Met de geplande maatregelen op de N9 wordt op delen van de N9 de verkeersveiligheid verbeterd. Daarmee zal het risico op ongevallen lokaal verminderen. De verkeersveiligheidseffecten van de maatregelen zijn in het verkeersveiligheidsonderzoek N93 bepaald aan de hand van een risicobeoordeling. Op delen verbetert de verkeersveiligheid en daalt de risicoklasse. De maatregelen verkleinen het risico, maar het risico op ongevallen blijft bestaan. Op de N9 spelen ook andere risico’s, zoals het gebrek aan een rijbaanscheiding (waar op dit moment geen middelen voor zijn). Daarnaast blijft er sprake van relatief hoge verkeersintensiteiten waardoor er kans is op kop-staartbotsingen. De verkeersveiligheid op de N9 (en op andere Rijks-N-wegen) blijft de komende jaren gemonitord, bijvoorbeeld via de IMA en Veilig over Rijkswegen.
Hoe hoog zijn de variabelen voor de N9 in de IMA op basis waarvan u bepaalt of de weg wel of niet een probleem voor de doorstroming of de verkeersveiligheid vormt?
In de Integrale Mobilteitsanalyse 2021 (IMA)4 is de (potentiële) bereikbaarheid van bestemmingen in beeld gebracht aan de hand van de verbetering of verslechtering van de potentiële bereikbaarheid van activiteiten (bijvoorbeeld arbeidsplaatsen). Daarnaast is de reissnelheid in beeld gebracht aan de hand van restcapaciteit, economische voertuigverliesuren en reistijdverlies. De IMA-2021 laat voor de N9 in 2040 in het WLO scenario laag en hoog geen grote knelpunten zien voor bereikbaarheid.
In de IMA-2021 zijn per traject de verwachte slachtofferongevallen en de daarmee samenhangende maatschappelijke kosten geschetst. Dit is gedaan op basis van ongevalscijfers en gegevens over wegkenmerken die bepalend zijn voor de verkeersveiligheid. Voor de slachtofferongevallen is zowel het slachtofferongevalsrisico (aantal slachtofferongevallen per miljard voertuigkilometer) als de slachtofferongevallendichtheid (aantal slachtofferongevallen per 10 kilometer weglengte) geschetst. De N9 tussen Alkmaar en Den Helder staat op plek 8 in de IMA op basis van hoogste slachtofferongevalsrisico, maar scoort relatief laag op de slachtoffer-ongevalsdichtheid en staat daarmee niet in de top-15 van de IMA.
In de IMA worden de maatschappelijke kosten geschetst door middel van het gemonetariseerd slachtofferongevalsrisico (miljoen euro per miljard voertuigkilometers) en de kosten van verkeersonveiligheid per 10 kilometer weglengte.5 De N9 tussen Alkmaar en Den Helder staat op de 10eplek voor wat betreft het gemonetariseerd slachtofferongevalsrisico (>5 mln).
De N9 staat niet in de top-15 hoogste kosten van de verkeersonveiligheid per 10 kilometer weglengte.
Op basis waarvan heeft u bepaald om sommige delen van de N9 verkeersveiliger te maken en niet de hele N9?
In juni 2022 bent u geïnformeerd over de besteding van de € 200 mln. voor verkeersveiligheid Rijks-N-wegen6. De opgaven zijn groter dan het beschikbare budget en daarom is gewerkt met een prioritering. De prioritering heeft geleid tot een aanpak in twee tranches. Door de aanpak in tranches is het mogelijk om maatregelen van beperktere omvang op korte termijn tot uitvoering te brengen en tegelijkertijd te starten met de voorbereiding van een grootschalige aanpak. Voor tranche 1 is geprioriteerd op een snelle uitvoerbaarheid, zodat op korte termijn stappen gezet kunnen worden. De maatregelen aan de N9 zijn onderdeel van deze eerste tranche.
De tweede tranche betreft een grootschalige en integrale aanpak. Daarbij is geprioriteerd op basis van objectieve verkeersveiligheidscriteria en is gekeken naar de geraamde kosten en de kosteneffectiviteit van een fysieke rijbaanscheiding. Zo is gekeken naar de maatschappelijke kosten-baten verhouding van de maatregel fysieke rijbaanscheiding voor de verschillende trajecten. Uit deze prioritering volgt dat andere trajecten een hogere prioriteit kennen dan de N9. Dit in combinatie met het beschikbare budget maakt dat er besloten is om niet over te gaan tot het aanbrengen van een fysieke rijbaanscheiding op de N9.
Uit de IMA en recent uitgevoerde onderzoeken, waaronder het onderzoek naar de verkeersveiligheid N9, N99 en N250 en het onderzoek van Arcadis7 naar fysieke rijbaanscheiding, blijkt dat verdere maatregelen zoals een rijbaanscheiding genomen zouden kunnen worden om de resterende risico’s weg te nemen en de verkeersveiligheid van de N9 verder te verbeteren. Op dit moment is er echter geen budget beschikbaar om te komen tot deze grootschalige aanpak van de verkeersveiligheid op de N9 aangezien de beschibare € 200 miljoen in het coalitieakkoord (mede) bestemd is voor andere wegvakken met hoge prioriteit.
Op basis waarvan zou u kunnen bepalen om de hele N9 verkeersveiliger te maken?
Zie antwoord vraag 7.
De vlootvervanging van de Rijksrederij |
|
Daniel Koerhuis (VVD) |
|
Mark Harbers (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD) |
|
![]() |
Herinnert u zich uw brief over de vlootvervanging van de Rijksrederij?1
Ja.
Wat is de stand van zaken?
Met mijn brief van 7 december 2022 heb ik u over de vlootvervanging van de Rijksrederij geïnformeerd. De daarin aangegeven stand van zaken en planning is nog steeds actueel. Ik heb dit kamerstuk met kenmerk 36 200-XII, nr. 106 als bijlage aan deze beantwoording toegevoegd.
Welk deel van de vlootvervanging is een investering die zichzelf terugverdient? Waaruit zou de Rijksrederij deze investering kunnen financieren?
Er is bij de vlootvervanging geen sprake van investeringen die zichzelf terugverdienen. Het niet vervangen van schepen leidt echter tot een lagere beschikbaarheid van schepen en daarmee een verlaagde inzet voor onder andere wettelijke taken en handhaving van de opdrachtgevers van de Rijksrederij.
Alle kosten die verband houden met de dienstverlening van de Rijksrederij worden in rekening gebracht bij en bekostigd door de opdrachtgevers van de Rijksrederij. De opdrachtgevers betreffen Rijkswaterstaat, de Kustwacht, het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en de Douane.
Welke schepen van de huidige vloot zijn (bijna) aan het einde van hun levensduur?
Als economische levensduur van schepen van de Rijksrederij wordt 25 jaar aangehouden. Dit is een gangbare termijn voor schepen van dit type dienstverlening en vastgelegd in de Beschrijving kostprijsmodel Rijksrederij 2014. Van de huidige vaartuigen van de Rijksrederij is ca. 60% over de economische levensduur (ouder dan 25 jaar). Nog eens ca. 20% is bijna aan het eind van de economische levensduur (tussen 20 en 25 jaar oud). In samenwerking tussen de Rijksrederij en haar opdrachtgevers wordt toegewerkt naar besluitvorming over het eerste deel van de vlootvernieuwing. Naar verwachting is de planning hiervan in de eerste helft van 2023 gereed. Hiermee zal duidelijk worden welke schepen als eerste vervangen gaan worden en welke hiervoor in de plaats zullen komen.
Hoe hoog zijn de onderhoudskosten van deze schepen per jaar? Hoeveel zouden deze onderhoudskosten dalen als deze schepen vervangen zouden worden? In hoeverre zou de Rijksrederij het deel van de vlootvervanging dat zichzelf niet terugverdient, uit deze besparing van de onderhoudskosten kunnen dekken?
De onderhoudskosten voor 2023 zijn geraamd op € 24 miljoen euro.
Of, en zo ja in welke mate, de onderhoudskosten van de schepen dalen, kan ik op dit moment nog niet zeggen. Zoals in mijn brief van 7 december 2022 aangegeven, worden op dit moment voor de eerste fase van de vlootvernieuwing businesscases uitgewerkt. Hierin worden verschillende oplossingsscenario’s en varianten op hoofdlijnen in beeld gebracht. Ook wordt inzichtelijk gemaakt wat de financiële consequenties (waaronder de onderhouds- en brandstofkosten) zijn van de verschillende varianten.
Wat is de CO2- en stikstof-uitstoot van de huidige vloot per jaar? Hoeveel zou deze uitstoot dalen als de vloot vernieuwd zou worden? In hoeverre zou de Rijksrederij het deel van de vlootvernieuwing dat zichzelf niet terugverdient, uit het klimaat- en stikstoffonds kunnen dekken?
De huidige uitstoot van de schepen van de Rijksrederij bedraagt 41 kiloton CO2 per jaar en ca. 0,6 kiloton NOx per jaar. Afhankelijk van de gekozen duurzame energiedragers kan de CO2-uitstoot met 92–100% dalen en de NOx-uitstoot met 60–100% als de gehele vloot is verduurzaamd. De Rijksrederij heeft tot nu toe geen toegang kunnen krijgen tot de gelden uit het klimaat- en stikstoffonds.
Wilt u deze vragen beantwoorden voor het tweeminutendebat Maritiem?
Ja.
De motie Koerhuis en Minhas om te onderzoeken hoe het probleem op de spoorwegen van de Maasvlakte voor goederenvervoer kan worden opgelost |
|
Daniel Koerhuis (VVD), Fahid Minhas (VVD) |
|
Vivianne Heijnen (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (CDA), Mark Harbers (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD) |
|
![]() |
Herinnert u zich de motie Koerhuis en Minhas om te onderzoeken hoe het probleem op de spoorwegen van de Maasvlakte voor goederenvervoer kan worden opgelost?1
Ja, deze herinner ik mij.
Wat is de stand van zaken van deze motie?
Naar aanleiding van deze motie heb ik het havenbedrijf Rotterdam en ProRail gevraagd om een analyse van de ontwikkeling van het spoorgoederenvervoer te maken voor de Maasvlakte. Hieruit blijkt dat zich op termijn een knelpunt zal voordoen op het spoor in de C2-bocht2 en op emplacement Maasvlakte West. Het moment waarop dat het geval is, is afhankelijk van gehanteerde prognoses.
Zoals ik in de voortgangsbrief Spoorgoederen van 13 december jl.3 heb aangegeven, beschik ik helaas niet over de benodigde financiële ruimte voor de realisatie van de door het havenbedrijf Rotterdam en ProRail voorgestelde nieuwe infrastructuur waarmee dit knelpunt kan worden aangepakt. In plaats daarvan bespreek ik met het havenbedrijf en ProRail mogelijkheden om de beperkte resterende middelen van het MIRT-project Spooraansluitingen Tweede Maasvlakte aan te wenden voor maatregelen die door partijen als meest prioritair worden beschouwd en die binnen het budget passen. Deze gesprekken zijn nog niet afgerond waarmee ik nog niet in zijn geheel aan de motie kan voldoen.
Kunt u aanvullend op de spoorgoederenvervoerbrief van 13 december 2022 het onderzoeksrapport naar de Kamer sturen?
Dit rapport was ook bij mijn brief van 13 december jl. gevoegd en stuur ik nogmaals met deze brief mee.
Hoe hoog scoort het spoornetwerk op de Maasvlakte in de Integrale Mobiliteitsanalyse (IMA)? Hoe verhoudt die score zich tot de prognose van de Haven van Rotterdam? Hoe staat het met de gesprekken die u daarover voert met de Haven van Rotterdam, zoals u aangeeft in uw brief van 13 december 2022?2
In de IMA scoort het spoor naar de Maasvlakte het hoogst voor wat betreft het aantal goederenpaden op het spoor. Zowel in de IMA als in de prognoses van het havenbedrijf Rotterdam is dit het drukst bereden goederenspoor in het land. Beide prognoses verschillen echter waar het de verwachtingen betreft van de economische groei en de ontwikkeling van het goederenvervoer. Uit de prognoses van de IMA blijkt dat hier in 2030 een knelpunt bij de C2-bocht ontstaat. Volgens de prognoses van het havenbedrijf Rotterdam is dat al in 2024 het geval.
Naar aanleiding van de contacten die ik met het havenbedrijf Rotterdam en ProRail heb, zijn verkenningen en een MIRT-onderzoek gestart.5 Momenteel bespreken we onder andere op welke manier het bestaande spoor zo efficiënt mogelijk kan worden benut, bijvoorbeeld met behulp van slimme camera’s en nieuwe technologie.
Wat zijn de variabelen op basis waarvan u bepaalt dat spoorwegen van havens een probleem voor de doorstroming voor goederenvervoer vormen?
Als het op basis van de IMA verwachte aantal treinen op een traject groter is dan het beschikbare aantal goederenpaden, kan een knelpunt voor de doorstroming ontstaan.
Hoe hoog zijn de betreffende variabelen voor de spoorwegen op de Maasvlakte in de IMA?
In de IMA staat onder andere het spoor vanuit Rotterdam als voorbeeld genoemd van een traject waar het aantal goederenpaden op termijn onvoldoende is, waardoor er bij aanvullende economische groei capaciteitsknelpunten zullen optreden. Uit de onderliggende modellen blijkt dat dit moment zich volgens de IMA in 2030 zal voordoen en volgens de prognoses van het havenbedrijf Rotterdam al in 2024.
Klopt het dat het probleem van de doorstroming op de spoorwegen van de Maasvlakte kan worden opgelost door het aanleggen van spoorbundels en aansluitingen en het elektrificeren van de bestaande spoorwegen van op de Maasvlakte?
Ja, uit de analyse en het advies van het havenbedrijf Rotterdam en ProRail maak ik op dat het knelpunt ontstaat door beperkingen in de spoorcapaciteit en dat dit waarschijnlijk kan worden opgelost door aanleg van nieuwe infrastructuur.
Klopt het dat het oplossen van de doorstroming op de spoorwegen van de Maasvlakte circa € 400 miljoen kost, dat havenbedrijf Rotterdam € 175 miljoen wil bijdragen en dat in Mobiliteitsfonds er nog circa € 30 miljoen is gereserveerd voor het spoor op de Tweede Maasvlakte?
Deze bedragen herken ik uit de analyse van het havenbedrijf Rotterdam en ProRail. Een kanttekening hierbij is dat dit bedragen exclusief btw zijn en dat hierin niet de volledige prijsontwikkelingen van het afgelopen jaar zijn meegenomen. De werkelijke kosten voor het oplossen van de doorstroming op de spoorwegen van de Maasvlakte kunnen hierdoor hoger uitvallen dan de raming van € 400 mln.
Het bedrag op het Mobiliteitsfonds voor het spoor op de Tweede Maasvlakte is het restbudget van het MIRT-project Spooraansluitingen Tweede Maasvlakte. Over de besteding daarvan ben ik in overleg met het havenbedrijf Rotterdam en ProRail.
Op basis waarvan zou u kunnen bepalen om het Rijk de resterende € 195 miljoen bij te laten dragen voor het oplossen van de doorstroming op de spoorwegen van de Maasvlakte?
Mogelijkheden hiervoor ontstaan op het moment dat het Mobiliteitsfonds hiervoor ruimte biedt. Op dit moment lukt het niet om dit bedrag in de begroting van het fonds in te passen. Zodra er aanvullende middelen voor het Mobiliteitsfonds beschikbaar komen, is een afweging nodig tussen de door het havenbedrijf Rotterdam en ProRail voorgestelde investeringen en infrastructurele knelpunten en opgaven elders in het land.
Kunt u deze vragen beantwoorden voor het tweeminutendebat Maritiem?
Ja, ondanks de zeer korte doorlooptijd doe ik dat.
Kent u het bericht «Onrust in Industriehaven Harlingen: miljoenen voor sluis Kornwerderzand maar vaargeul slibt mogelijk dicht»?1
Ja.
Wat is uw reactie op de zorgen van de haven van Harlingen over de diepte van hoofdvaarweg Boontjes?
De zorgen van de haven zijn begrijpelijk. Als onderdeel van de evaluatie van de onderhoudspilot Verdieping Boontjes zijn verschillende ecologische en morfologische onderzoeken uitgevoerd in de Waddenzee en specifiek bij de Boontjes. Hierbij is onder meer gekeken naar de effecten van het onderhouden van deze vaargeul op de pilotdiepte van NAP-3,8m. De resultaten van deze onderzoeken zijn gedeeld met de verschillende stakeholders, waaronder de haven van Harlingen. De uitkomsten van de evaluatie worden momenteel besproken met de provincie Fryslân. Een eerste bestuurlijk overleg met Fryslân heeft op 19 december jl. plaatsgevonden. Daar is onder meer afgesproken om de conclusie van de evaluatie ook met het Omgevingsberaad Wadden te bespreken om een gezamenlijk standpunt van de verschillende stakeholders op te halen. Dit standpunt wordt meegenomen bij de beslissing over de toekomstige onderhoudsdiepte van de Boontjes. Tot dat dit besluit genomen is, zal in ieder geval de diepte van NAP-3,8m worden gehandhaafd.
Wat is de relatie tussen de investering in de nieuwe sluis Kornwerderzand en de diepte van hoofdvaarweg Boontjes?
Er is geen directe relatie tussen de aanleg van een grotere sluis op Kornwerderzand en de diepte van de Boontjes. De grotere sluis heeft tot doel om het IJsselmeer voor grotere schepen toegankelijk te maken vanaf zee. Dat is ook het uitgangspunt geweest voor de Bestuursovereenkomst met Fryslân voor deze sluis. Ten tijde van het opstellen en afsluiten van deze bestuursovereenkomst was al bekend dat de onderhoudsdiepte van de vaarweg Boontjes onzeker was. Er zijn meerdere vaargeulen waar de scheepvaart gebruik van kan maken van en naar de nieuwe sluis. In de MKBA die de provincie heeft laten maken voor de verbreding van de sluis, speelden de vaargeulen in de Waddenzee, of de Boontjes in het bijzonder, geen directe rol.
Hoe hoog scoort hoofdvaarweg Boontjes in de Integrale Mobiliteitsanalyse (IMA)?
De IMA 2021 was gericht op het in kaart brengen van capaciteitsknelpunten op de hoofdnetwerken. Specifiek voor de binnenvaart gaat dit alleen over de hoofdvaarwegen2. De capaciteitsknelpunten zijn in kaart gebracht aan de hand van het aantal sluispassages, aangezien sluiscapaciteit het voornaamste knelpunt vormt in de binnenvaart. Voor de IMA2021 zijn de sluizen geanalyseerd die aan het hoofdvaarwegennet liggen, een dominante beroepsvaartfunctie hebben (meer dan 10.000 passages per jaar) en waarvoor nog geen capaciteitsuitbreiding stond gepland. Aangezien vaargeul de Boontjes een overige rijksvaarweg3 betreft – dus geen hoofdvaarweg – en niet aan de selectiecriteria voldoet, is deze vaargeul als zodanig niet meegenomen in de analyse van capaciteitsknelpunten.
Hoe wordt het behouden van de banen van de haven van Harlingen gewogen in de IMA?
Dit is niet meegenomen, zie antwoord 4.
Wat zijn de variabelen op basis waarvan u bepaalt dat een hoofdvaarweg een probleem voor de doorstroming vormt?
Naast de sluiscapaciteit zijn doorvaarthoogte en -breedte van bruggen ook onderwerp van studie geweest in de IMA2021 en is er tevens gekeken naar de aanwezigheid van ligplaatsen en overnachtingshavens.
Wat zijn de variabelen op basis waarvan u bepaalt dat een hoofdvaarweg een probleem voor de vaarveiligheid vormt?
Voor de binnenvaart zijn de vaarwegen en schepen ingedeeld in zogeheten CEMT -klassen, waarbij per klasse de maximale afmetingen van een schip zijn vastgelegd. Aan de hand van de klasse van een vaarweg is voor een schipper inzichtelijk welke vaarwegen veilig bevaarbaar zijn, gelet op diepgang en manoeuvreerbaarheid van diens schip en of deze onder de bruggen door kan varen. De incidentmeldingen in de binnenvaart zijn rond de 1.000–1.200 per jaar en de incidenten betreffen meestal alleen materiële schade. Bij slechts een klein deel is reparatie van infrastructuur noodzakelijk of is sprake van aanzienlijke materiële schade aan het schip of zwaar persoonlijk letsel. Zodoende is de binnenvaart een relatief veilige modaliteit.
Hoe hoog zijn de betreffende variabelen voor hoofdvaarweg Boontjes in de IMA?
Zie antwoord 4.
Op basis waarvan heeft u eerder bepaald om hoofdvaarweg Boontjes op een diepte van 3,80m NAP te houden?
Om de bereikbaarheid van de haven Harlingen voor dieper stekende schepen te vergroten hebben het Rijk en provincie Fryslân indertijd afgesproken eenmalig een drempel in de Boontjes te verwijderen en de Boontjes tijdelijk op een diepte van de rest van de vaargeul nl. NAP-3,8m te onderhouden. Evaluatie van de onderhoudspilot zal moeten uitwijzen of de pilot succesvol is geweest en het onderhoud op een diepte van NAP-3,8m kan worden gecontinueerd of dat de onderhoudssituatie moet worden aangepast, wat kan leiden tot bijstellingen in het baggeronderhoud en dimensies. Zoals in antwoord 4 vermeld, betreft vaargeul Boontjes, anders dan in vraag 8 t/m 10 gesteld, geen hoofdvaarweg maar een rijksvaarweg.
Op basis waarvan zou u na 1 januari 2023 kunnen bepalen om hoofdvaarweg Boontjes op een diepte van 3,80m NAP te houden?
Op basis van een evaluatie van de onderhoudspilot van de Boontjes zal in 2023, in afstemming met de provincie Fryslân, een besluit worden genomen over de toekomstige vaarwegdiepte van de Boontjes. Hierbij wordt ook het gezamenlijk standpunt van het Omgevingsberaad Wadden meegenomen. In dit Omgevingsberaad zijn alle stakeholders van de Waddenzee vertegenwoordigd zoals de havens, natuurorganisaties en de gemeente Harlingen.
Kunt u deze vragen beantwoorden voor 31 december 2022, aangezien de haven van Harlingen zorgen heeft dat het baggeren van hoofdvaarweg Boontjes zal stoppen op 1 januari 2023? Indien u dit niet kunt, kunt u dan deze vragen beantwoorden voor het tweeminutendebat Maritiem in januari 2023?
Het baggeren is niet gestopt per 1 januari 2023. De planning is er op gericht deze antwoorden voor het tweeminutendebat Maritiem aan te bieden.
Het bericht ‘’Verdachte’ Chinese kranen staan ook in Nederlandse havens: zorgen om spionage’ |
|
Queeny Rajkowski (VVD), Ruben Brekelmans (VVD), Daniel Koerhuis (VVD), Peter Valstar (VVD) |
|
Kajsa Ollongren (minister defensie) (D66), Hanke Bruins Slot (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA), Wopke Hoekstra (viceminister-president , minister buitenlandse zaken) (CDA), Mark Harbers (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht ««Verdachte» Chinese kranen staan ook in Nederlandse havens: zorgen om spionage»?1
Hoe beoordeelt u de in het artikel genoemde zorgen dat China op deze manier gevoelige informatie kan vergaren over militaire transporten of activiteiten in havens kan platleggen?
Is het mogelijk om vanuit de Shanghai Zhenhua Heavy Industries Company Limited (ZPMC)-faciliteiten in China digitale toegang te krijgen tot de kranen, en tot de informatie die zij verwerken, tijdens bijvoorbeeld onderhoud of updates?
Zijn de ZPMC-kranen in de Rotterdamse haven op enigerlei wijze digitaal verbonden met een servicecentrum, controlecentrum of andere faciliteit van ZPMC, dan wel in Nederland, China of een derde land?
Tot wat voor soort informatie kunnen de ZMPC-faciliteiten in China via de ZMPC-kranen in de Rotterdamse haven toegang krijgen?
Valt het gebruik van de ZPMC-kranen in de Rotterdamse haven onder enige vorm van veiligheidsscreening of toetsing? Zo ja, welke? Zo nee, waarom niet?
Zijn de ZPMC-kranen verbonden met het Chinese logistieke dataplatform Logink, of komt informatie over wat zij doen op enigerlei andere wijze terecht bij Logink?
In hoeverre werkt de Rotterdamse haven samen met Logink, en kunt u schetsen welke data op welke wijze wordt gedeeld?
Klopt het dat Logink gratis ter beschikking wordt gesteld, en dat het zo lastig is voor eventuele Westerse alternatieven om succesvol te zijn op bijvoorbeeld de Europese markt?
Deelt u de analyse dat via het gratis ter beschikking stellen van Logink China een dominante positie kan krijgen over datastromen rond internationale handel?
Hoe verhoudt zich deze staatsgesteunde gratis levering van Logink tot de verordening buitenlandse subsidies, en welke mogelijkheden zijn er eventueel om tegen Logink maatregelen te nemen?
Welke Westerse alternatieven zijn beschikbaar op bijvoorbeeld de Europese Markt, en welke mogelijkheden zijn er eventueel om Westerse alternatieven te stimuleren?
In hoeverre zijn de ZPMC-kranen ook actief in de delen van de Rotterdamse haven die worden gebruikt voor militair transport van Noord-Atlantische Verdragsorganisatie (NAVO)-partners, en zijn deze delen van de haven ook verbonden met Logink?
In hoeverre zijn de ZMPC-kranen ook actief in de haven van Vlissingen in de delen die worden gebruikt voor militair transport van NAVO-partners?
Bent u het eens met de leden van de VVD-fractie dat gevoelige informatie over militair transport van NAVO-partners goed moet worden beschermd?
Overweegt u daarom nadere maatregelen te nemen? Zo ja, welke? Zo nee, waarom niet?
Kunt u deze vragen beantwoorden voorafgaand aan het Commissiedebat over China van 5 april?
Het bericht dat er geen snelle oplossing is voor de files op de A2 tussen Weert en Eindhoven |
|
Daniel Koerhuis (VVD) |
|
Mark Harbers (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Geen snelle oplossing voor de files op de A2»?1
Wat is uw reactie op dit bericht?
Wat is de stand van zaken van de verkenning van de verbreding van de A2 tussen Weert en Eindhoven in het Meerjarenprogramma Infrastructuur, Ruimte en Transport (MIRT)?
Kent u het rapport «A2 Weert-Eindhoven» van SmartwayZ.NL?
Wat is uw reactie met betrekking tot dit rapport?
Wat is de stand van zaken van de herinrichting van de vluchtstroken tot (tijdelijke) spitsstroken en de aanpassing van aansluitingen en configuraties?
Hoe hoog scoort de A2 tussen Weert en Eindhoven in de Integrale Mobiliteitsanalyse (IMA)?
Hoe hoog zijn de variabelen in de IMA op basis waarvan u bepaalt of de A2 tussen Weert en Eindhoven wel of niet een probleem voor de doorstroming of de veiligheid en leefbaarheid vormt?
Deelt u de zorgen over de files op de A2 tussen Weert en Eindhoven en de impact op de ontwikkeling van Brainport?
Hoe wordt de ontwikkeling van Brainport gewogen in de IMA?
Deelt u de zorgen over de files op de A2 tussen Weert en Eindhoven en het dichtslibben van de dorpen Maarheeze, Leende en Heeze en de impact op de veiligheid en leefbaarheid van de dorpen?
Hoe wordt de doorstroming of de veiligheid en leefbaarheid van de dorpen Maarheeze, Leende en Heeze gewogen in de IMA?
Op basis waarvan zou u kunnen bepalen om vluchtstroken (tijdelijk) tot spitsstroken in te richten en aansluitingen en configuraties aan te passen?
Op basis waarvan zou u kunnen bepalen om de A2 tussen Weert en Eindhoven te verbreden?
Bent u bereid om toch tot een snelle oplossing voor de files op de A2 tussen Weert en Eindhoven te komen en vluchtstroken (tijdelijk) tot spitsstroken in te richten en aansluitingen en configuraties aan te passen?
Het bericht dat dagelijkse dronevluchten tussen ziekenhuizen Meppel en Zwolle een stap dichterbij zijn |
|
Mark Strolenberg (VVD), Daniel Koerhuis (VVD) |
|
Mark Harbers (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Dagelijkse dronevluchten tussen ziekenhuizen Meppel en Zwolle stap dichterbij»?1
Wat is uw reactie op dit bericht?
Wat is de stand van zaken van de Europese wet- en regelgeving en de implementatie in Nederland om drones in te zetten voor goederenvervoer? In hoeverre anticipeert de Nederlandse wet- en regelgeving al op de Europese wet- en regelgeving?
Kent u het initiatief van de drie noordelijke provincies om drones in te zetten voor het vervoer van organen tussen luchthaven Eelde en universitair ziekenhuis Groningen?
Bent u bereid om in gesprek te gaan met Luchtverkeersleiding Nederland (LVNL) en tevens pilots toe te staan om drones in te zetten voor het vervoer van organen tussen luchthaven Eelde en universitair ziekenhuis Groningen?
Kent u het initiatief van de drie noordelijke provincies om drones in te zetten voor het vervoer van medicijnen naar de Waddeneilanden?
Klopt het dat het Besluit Beperkingen Burgerluchtverkeer Waddenzee op dit moment beperkingen oplegt om drones in te zetten naar de Waddeneilanden?
Klopt het dat u het Besluit Beperkingen Burgerluchtverkeer Waddenzee op dit moment wijzigt? Wanneer verwacht u dat u deze wijziging naar de Kamer kan sturen?
Hoe kijkt u er tegenaan om de beperkingen uit het Besluit Beperkingen Burgerluchtverkeer Waddenzee weg te nemen om drones in te zetten naar de Waddeneilanden?
Bent u het ermee eens dat de Waddeneilanden goede pilots kunnen zijn om drones in te zetten voor het vervoer van medicijnen, omdat de Waddeneilanden niet via land zijn te bereiken en er boven de Waddenzee geen overlast voor bewoners zal zijn?
Klopt het dat het luchtruim tot 450 meter hoogte boven de Waddenzee beperkingen kent voor vliegtuigen?
Bent u bereid om in gesprek te gaan met LVNL om pilots toe te staan om drones tot 450 meter hoogte in te zetten voor het vervoer van medicijnen naar de Waddeneilanden?
De tijdelijke beleidsregel inzake elektrische laadpunten op verzorgingsplaatsen |
|
Daniel Koerhuis (VVD) |
|
Mark Harbers (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD), Vivianne Heijnen (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (CDA) |
|
![]() |
Herinnert u zich de beleidsbrief van de Minister over de toekomst van de verzorgingsplaatsen van 23 december 2023 (Kamerstuk 31 305, nr. 376)?
Klopt het dat de op 23 december 2022 gepubliceerde «tijdelijke beleidsregel inzake elektrische laadpunten op verzorgingsplaatsen» per direct een moratorium invoert op het plaatsen van nieuwe snellaadpunten op verzorgingsplaatsen tot 2028?
In hoeverre rijmt de betreffende beleidsregel met uw doelstelling voor het plaatsen van 1,8 miljoen laadpunten in 2030? Wat is het aantal nieuwe snellaadpunten op verzorgingsplaatsen die moeten worden geplaatst tot 2030 binnen de doelstelling van 1,8 miljoen laadpunten in 2030?
In hoeverre rijmt de betreffende beleidsregel met uw beleidsbrief dat bestaande rechten van tankstations niet worden ingeperkt gedurende de looptijden?
Bent u bereid om het moratorium per direct op te heffen op het plaatsen van nieuwe snellaadpunten op verzorgingsplaatsen?
Klopt het dat u gunningen voor het plaatsen van nieuwe snellaadpunten op tankstations heeft afgegeven die niet worden geplaatst, omdat de gunningstermijnen van nieuwe snellaadpunten sneller aflopen dan de terugverdientijden?
Bent u bereid om de gunningstermijnen van nieuwe snellaadpunten op tankstations te verlengen?
Bent u bereid om deze vragen één voor één te beantwoorden?
Het bericht dat honderden bagagemedewerkers zich melden voor een claimzaak tegen Schiphol en dat ook de Nederlandse Arbeidsinspectie ingrijpt |
|
Daniel Koerhuis (VVD), Mark Strolenberg (VVD) |
|
Karien van Gennip (minister sociale zaken en werkgelegenheid) (CDA), Mark Harbers (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD) |
|
![]() |
Kent u het bericht dat honderden bagagemedewerkers zich melden voor een claimzaak tegen Schiphol en dat ook de Nederlandse Arbeidsinspectie (hierna: Arbeidsinspectie) ingrijpt?1
Klopt het de Arbeidsinspectie constateert dat het bagagewerk veel te zwaar is en dat de bagagebedrijven de Arbowet overtreden?
Klopt het dat de Arbeidsinspectie de voorlopige eis heeft gesteld dat Schiphol de bagagekelder binnen twee jaar automatiseert? Wanneer gaat de Arbeidsinspectie de definitieve eis stellen?
Klopt het dat Schiphol pas in 2026 de bagagekelder wil automatiseren?
Wat zijn de bedrijfseconomische redenen van Schiphol om de bagagekelder eerder of later te automatiseren?
Bent u bereid om Schiphol te vragen de bagagekelder eerder te automatiseren?
Klopt het dat Schiphol pas in mei 2023 een pilot voor de nieuwe automatische tilhulpen start?
Bent u bereid om Schiphol te vragen de nieuwe automatische tilhulpen eerder in te voeren?
Laat Schiphol medewerkerstevredenheidsonderzoeken onder de bagagemedewerkers uitvoeren? Zo nee, bent u bereid om Schiphol te vragen dit te doen? Zo ja, bent u bereid om Schiphol te vragen de uitkomsten van deze onderzoeken mee te wegen in het aanbestedingsbeleid voor bagagebedrijven?
Bent u bereid om voor het volgende commissiedebat Luchtvaart een internationale vergelijking naar de Kamer te sturen voor de bagageafhandeling op Schiphol ten opzichte van Parijs (Charles de Gaulle) en Frankfurt?
Kunt u deze vragen één voor één beantwoorden?
Het bericht dat het bijna niet meer rendabel is om als binnenvaartschipper te varen |
|
Daniel Koerhuis (VVD) |
|
Mark Harbers (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Bijna niet meer rendabel om als binnenvaartschipper te varen»?1
Klopt het dat de Centrale Commissie voor de Rijnvaart (CCR) voorstelt om de hoogte van slaapvertrekken van bestaande binnenvaartschepen te verhogen?
Klopt het dat op een binnenvaartschip het huisrecht geldt onder het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM)?
In hoeverre is het voorstel om de hoogte van slaapvertrekken van bestaande binnenvaartschepen verplicht te verhogen een inbreuk op het huisrecht onder het EVRM?
Als er inderdaad een inbreuk op het huisrecht is, waarom zouden dan voor binnenvaartschepen andere regels gelden dan voor huizen?
Welke andere voorstellen doet de CCR voor bestaande binnenvaartschepen?
Hoe kijkt u aan tegen de andere voorstellen van de CCR?
In hoeverre klopt het dat het hierdoor niet meer rendabel is voor een groot deel van de kleine binnenvaartschepen om te varen? Wat is hiervan de impact op de «modal shift» van het goederenvervoer naar binnenvaartschepen? Wat is hiervan de impact op de Integrale Mobiliteitsanalyse?
Klopt het dat u in gesprek bent met de binnenvaartsector over de voorstellen van de CCR? Wat is hiervan de stand van zaken?
Klopt het dat u vrijstellingen kan vragen voor de voorstellen van de CCR? Welke vrijstellingen wil de binnenvaartsector graag krijgen? Welke vrijstellingen wilt u vragen?
Hoe kijken andere Europese landen aan tegen de voorstellen van de CCR? Welke vrijstellingen willen andere Europese landen vragen? Welke vrijstellingen hebben andere Europese landen gekregen?
Herinnert u zich uw voorstel om toiletten van bestaande pleziervaartschepen verplicht te verzegelen?
Wat is hiervan de stand van zaken?
Kunt u deze vragen één voor één beantwoorden?
De motie Koerhuis en Minhas om te onderzoeken hoe het probleem op de spoorwegen van de Maasvlakte voor goederenvervoer kan worden opgelost |
|
Daniel Koerhuis (VVD), Fahid Minhas (VVD) |
|
Vivianne Heijnen (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (CDA), Mark Harbers (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD) |
|
![]() |
Herinnert u zich de motie Koerhuis en Minhas om te onderzoeken hoe het probleem op de spoorwegen van de Maasvlakte voor goederenvervoer kan worden opgelost?1
Ja, deze herinner ik mij.
Wat is de stand van zaken van deze motie?
Naar aanleiding van deze motie heb ik het havenbedrijf Rotterdam en ProRail gevraagd om een analyse van de ontwikkeling van het spoorgoederenvervoer te maken voor de Maasvlakte. Hieruit blijkt dat zich op termijn een knelpunt zal voordoen op het spoor in de C2-bocht2 en op emplacement Maasvlakte West. Het moment waarop dat het geval is, is afhankelijk van gehanteerde prognoses.
Zoals ik in de voortgangsbrief Spoorgoederen van 13 december jl.3 heb aangegeven, beschik ik helaas niet over de benodigde financiële ruimte voor de realisatie van de door het havenbedrijf Rotterdam en ProRail voorgestelde nieuwe infrastructuur waarmee dit knelpunt kan worden aangepakt. In plaats daarvan bespreek ik met het havenbedrijf en ProRail mogelijkheden om de beperkte resterende middelen van het MIRT-project Spooraansluitingen Tweede Maasvlakte aan te wenden voor maatregelen die door partijen als meest prioritair worden beschouwd en die binnen het budget passen. Deze gesprekken zijn nog niet afgerond waarmee ik nog niet in zijn geheel aan de motie kan voldoen.
Kunt u aanvullend op de spoorgoederenvervoerbrief van 13 december 2022 het onderzoeksrapport naar de Kamer sturen?
Dit rapport was ook bij mijn brief van 13 december jl. gevoegd en stuur ik nogmaals met deze brief mee.
Hoe hoog scoort het spoornetwerk op de Maasvlakte in de Integrale Mobiliteitsanalyse (IMA)? Hoe verhoudt die score zich tot de prognose van de Haven van Rotterdam? Hoe staat het met de gesprekken die u daarover voert met de Haven van Rotterdam, zoals u aangeeft in uw brief van 13 december 2022?2
In de IMA scoort het spoor naar de Maasvlakte het hoogst voor wat betreft het aantal goederenpaden op het spoor. Zowel in de IMA als in de prognoses van het havenbedrijf Rotterdam is dit het drukst bereden goederenspoor in het land. Beide prognoses verschillen echter waar het de verwachtingen betreft van de economische groei en de ontwikkeling van het goederenvervoer. Uit de prognoses van de IMA blijkt dat hier in 2030 een knelpunt bij de C2-bocht ontstaat. Volgens de prognoses van het havenbedrijf Rotterdam is dat al in 2024 het geval.
Naar aanleiding van de contacten die ik met het havenbedrijf Rotterdam en ProRail heb, zijn verkenningen en een MIRT-onderzoek gestart.5 Momenteel bespreken we onder andere op welke manier het bestaande spoor zo efficiënt mogelijk kan worden benut, bijvoorbeeld met behulp van slimme camera’s en nieuwe technologie.
Wat zijn de variabelen op basis waarvan u bepaalt dat spoorwegen van havens een probleem voor de doorstroming voor goederenvervoer vormen?
Als het op basis van de IMA verwachte aantal treinen op een traject groter is dan het beschikbare aantal goederenpaden, kan een knelpunt voor de doorstroming ontstaan.
Hoe hoog zijn de betreffende variabelen voor de spoorwegen op de Maasvlakte in de IMA?
In de IMA staat onder andere het spoor vanuit Rotterdam als voorbeeld genoemd van een traject waar het aantal goederenpaden op termijn onvoldoende is, waardoor er bij aanvullende economische groei capaciteitsknelpunten zullen optreden. Uit de onderliggende modellen blijkt dat dit moment zich volgens de IMA in 2030 zal voordoen en volgens de prognoses van het havenbedrijf Rotterdam al in 2024.
Klopt het dat het probleem van de doorstroming op de spoorwegen van de Maasvlakte kan worden opgelost door het aanleggen van spoorbundels en aansluitingen en het elektrificeren van de bestaande spoorwegen van op de Maasvlakte?
Ja, uit de analyse en het advies van het havenbedrijf Rotterdam en ProRail maak ik op dat het knelpunt ontstaat door beperkingen in de spoorcapaciteit en dat dit waarschijnlijk kan worden opgelost door aanleg van nieuwe infrastructuur.
Klopt het dat het oplossen van de doorstroming op de spoorwegen van de Maasvlakte circa € 400 miljoen kost, dat havenbedrijf Rotterdam € 175 miljoen wil bijdragen en dat in Mobiliteitsfonds er nog circa € 30 miljoen is gereserveerd voor het spoor op de Tweede Maasvlakte?
Deze bedragen herken ik uit de analyse van het havenbedrijf Rotterdam en ProRail. Een kanttekening hierbij is dat dit bedragen exclusief btw zijn en dat hierin niet de volledige prijsontwikkelingen van het afgelopen jaar zijn meegenomen. De werkelijke kosten voor het oplossen van de doorstroming op de spoorwegen van de Maasvlakte kunnen hierdoor hoger uitvallen dan de raming van € 400 mln.
Het bedrag op het Mobiliteitsfonds voor het spoor op de Tweede Maasvlakte is het restbudget van het MIRT-project Spooraansluitingen Tweede Maasvlakte. Over de besteding daarvan ben ik in overleg met het havenbedrijf Rotterdam en ProRail.
Op basis waarvan zou u kunnen bepalen om het Rijk de resterende € 195 miljoen bij te laten dragen voor het oplossen van de doorstroming op de spoorwegen van de Maasvlakte?
Mogelijkheden hiervoor ontstaan op het moment dat het Mobiliteitsfonds hiervoor ruimte biedt. Op dit moment lukt het niet om dit bedrag in de begroting van het fonds in te passen. Zodra er aanvullende middelen voor het Mobiliteitsfonds beschikbaar komen, is een afweging nodig tussen de door het havenbedrijf Rotterdam en ProRail voorgestelde investeringen en infrastructurele knelpunten en opgaven elders in het land.
Kunt u deze vragen beantwoorden voor het tweeminutendebat Maritiem?
Ja, ondanks de zeer korte doorlooptijd doe ik dat.
Kent u het bericht «Onrust in Industriehaven Harlingen: miljoenen voor sluis Kornwerderzand maar vaargeul slibt mogelijk dicht»?1
Ja.
Wat is uw reactie op de zorgen van de haven van Harlingen over de diepte van hoofdvaarweg Boontjes?
De zorgen van de haven zijn begrijpelijk. Als onderdeel van de evaluatie van de onderhoudspilot Verdieping Boontjes zijn verschillende ecologische en morfologische onderzoeken uitgevoerd in de Waddenzee en specifiek bij de Boontjes. Hierbij is onder meer gekeken naar de effecten van het onderhouden van deze vaargeul op de pilotdiepte van NAP-3,8m. De resultaten van deze onderzoeken zijn gedeeld met de verschillende stakeholders, waaronder de haven van Harlingen. De uitkomsten van de evaluatie worden momenteel besproken met de provincie Fryslân. Een eerste bestuurlijk overleg met Fryslân heeft op 19 december jl. plaatsgevonden. Daar is onder meer afgesproken om de conclusie van de evaluatie ook met het Omgevingsberaad Wadden te bespreken om een gezamenlijk standpunt van de verschillende stakeholders op te halen. Dit standpunt wordt meegenomen bij de beslissing over de toekomstige onderhoudsdiepte van de Boontjes. Tot dat dit besluit genomen is, zal in ieder geval de diepte van NAP-3,8m worden gehandhaafd.
Wat is de relatie tussen de investering in de nieuwe sluis Kornwerderzand en de diepte van hoofdvaarweg Boontjes?
Er is geen directe relatie tussen de aanleg van een grotere sluis op Kornwerderzand en de diepte van de Boontjes. De grotere sluis heeft tot doel om het IJsselmeer voor grotere schepen toegankelijk te maken vanaf zee. Dat is ook het uitgangspunt geweest voor de Bestuursovereenkomst met Fryslân voor deze sluis. Ten tijde van het opstellen en afsluiten van deze bestuursovereenkomst was al bekend dat de onderhoudsdiepte van de vaarweg Boontjes onzeker was. Er zijn meerdere vaargeulen waar de scheepvaart gebruik van kan maken van en naar de nieuwe sluis. In de MKBA die de provincie heeft laten maken voor de verbreding van de sluis, speelden de vaargeulen in de Waddenzee, of de Boontjes in het bijzonder, geen directe rol.
Hoe hoog scoort hoofdvaarweg Boontjes in de Integrale Mobiliteitsanalyse (IMA)?
De IMA 2021 was gericht op het in kaart brengen van capaciteitsknelpunten op de hoofdnetwerken. Specifiek voor de binnenvaart gaat dit alleen over de hoofdvaarwegen2. De capaciteitsknelpunten zijn in kaart gebracht aan de hand van het aantal sluispassages, aangezien sluiscapaciteit het voornaamste knelpunt vormt in de binnenvaart. Voor de IMA2021 zijn de sluizen geanalyseerd die aan het hoofdvaarwegennet liggen, een dominante beroepsvaartfunctie hebben (meer dan 10.000 passages per jaar) en waarvoor nog geen capaciteitsuitbreiding stond gepland. Aangezien vaargeul de Boontjes een overige rijksvaarweg3 betreft – dus geen hoofdvaarweg – en niet aan de selectiecriteria voldoet, is deze vaargeul als zodanig niet meegenomen in de analyse van capaciteitsknelpunten.
Hoe wordt het behouden van de banen van de haven van Harlingen gewogen in de IMA?
Dit is niet meegenomen, zie antwoord 4.
Wat zijn de variabelen op basis waarvan u bepaalt dat een hoofdvaarweg een probleem voor de doorstroming vormt?
Naast de sluiscapaciteit zijn doorvaarthoogte en -breedte van bruggen ook onderwerp van studie geweest in de IMA2021 en is er tevens gekeken naar de aanwezigheid van ligplaatsen en overnachtingshavens.
Wat zijn de variabelen op basis waarvan u bepaalt dat een hoofdvaarweg een probleem voor de vaarveiligheid vormt?
Voor de binnenvaart zijn de vaarwegen en schepen ingedeeld in zogeheten CEMT -klassen, waarbij per klasse de maximale afmetingen van een schip zijn vastgelegd. Aan de hand van de klasse van een vaarweg is voor een schipper inzichtelijk welke vaarwegen veilig bevaarbaar zijn, gelet op diepgang en manoeuvreerbaarheid van diens schip en of deze onder de bruggen door kan varen. De incidentmeldingen in de binnenvaart zijn rond de 1.000–1.200 per jaar en de incidenten betreffen meestal alleen materiële schade. Bij slechts een klein deel is reparatie van infrastructuur noodzakelijk of is sprake van aanzienlijke materiële schade aan het schip of zwaar persoonlijk letsel. Zodoende is de binnenvaart een relatief veilige modaliteit.
Hoe hoog zijn de betreffende variabelen voor hoofdvaarweg Boontjes in de IMA?
Zie antwoord 4.
Op basis waarvan heeft u eerder bepaald om hoofdvaarweg Boontjes op een diepte van 3,80m NAP te houden?
Om de bereikbaarheid van de haven Harlingen voor dieper stekende schepen te vergroten hebben het Rijk en provincie Fryslân indertijd afgesproken eenmalig een drempel in de Boontjes te verwijderen en de Boontjes tijdelijk op een diepte van de rest van de vaargeul nl. NAP-3,8m te onderhouden. Evaluatie van de onderhoudspilot zal moeten uitwijzen of de pilot succesvol is geweest en het onderhoud op een diepte van NAP-3,8m kan worden gecontinueerd of dat de onderhoudssituatie moet worden aangepast, wat kan leiden tot bijstellingen in het baggeronderhoud en dimensies. Zoals in antwoord 4 vermeld, betreft vaargeul Boontjes, anders dan in vraag 8 t/m 10 gesteld, geen hoofdvaarweg maar een rijksvaarweg.
Op basis waarvan zou u na 1 januari 2023 kunnen bepalen om hoofdvaarweg Boontjes op een diepte van 3,80m NAP te houden?
Op basis van een evaluatie van de onderhoudspilot van de Boontjes zal in 2023, in afstemming met de provincie Fryslân, een besluit worden genomen over de toekomstige vaarwegdiepte van de Boontjes. Hierbij wordt ook het gezamenlijk standpunt van het Omgevingsberaad Wadden meegenomen. In dit Omgevingsberaad zijn alle stakeholders van de Waddenzee vertegenwoordigd zoals de havens, natuurorganisaties en de gemeente Harlingen.
Kunt u deze vragen beantwoorden voor 31 december 2022, aangezien de haven van Harlingen zorgen heeft dat het baggeren van hoofdvaarweg Boontjes zal stoppen op 1 januari 2023? Indien u dit niet kunt, kunt u dan deze vragen beantwoorden voor het tweeminutendebat Maritiem in januari 2023?
Het baggeren is niet gestopt per 1 januari 2023. De planning is er op gericht deze antwoorden voor het tweeminutendebat Maritiem aan te bieden.
De motie Koerhuis/Van der Molen om de ratificatie van het luchtvaartverdrag Qatar op te schorten |
|
Daniel Koerhuis (VVD) |
|
Mark Harbers (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD) |
|
![]() |
Herinnert u zich de motie Koerhuis/Van der Molen om de ratificatie van het luchtvaartverdrag Qatar op te schorten?1
Ja2
Wat betekent het in de praktijk dat de ratificatie is opgeschort?
Het EU-Qatar luchtvaartverdrag is op 27 oktober 2022 stilzwijgend goedgekeurd. De volgende stap in het ratificatietraject is dat Nederland het secretariaat-generaal van de Raad van de Europese Unie in kennis stelt van de voltooiing van deze goedkeuringsprocedure. Als invulling van de motie zal deze stap niet genomen worden in afwachting van het corruptieonderzoek. Als blijkt dat er niet langer reden is om de ratificatie aan te houden, wordt de Kamer hierover geïnformeerd.
Klopt het dat, ondanks het opschorten van de ratificatie, het luchtvaartverdrag Qatar al tijdelijk in werking is getreden op grond van het EU-verdrag?
Ja, het aanhouden van de ratificatie staat los van de voorlopige toepassing van het EU-Qatar luchtvaartverdrag. Die voorlopige toepassing is overeengekomen tussen de partijen en vastgelegd in het derde lid van artikel 29 van het verdrag. Zoals ook in de toelichtende nota3 bij het EU-Qatar luchtvaartverdrag aangegeven, wordt het verdrag vanaf de datum ondertekening, 18 oktober 2021, voorlopig toegepast. Dit betekent dat de Europese Unie en de staat Qatar het verdrag vanaf die datum voorlopig toepassen, en verder die lidstaten van de Europese Unie die een voorlopige toepassing kennen, waaronder Nederland.
Overeenkomstig artikel 15 van de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen (Rgbv) heeft de Minister van Buitenlandse Zaken de voorlopige toepassing bij brief van 8 november 2021 aan de Eerste en Tweede Kamer medegedeeld.4 In de Kamerbrief van 31 oktober jl. over luchtvaartverdragen5 is het principe van de voorlopige toepassing van EU-luchtvaartverdragen nader toegelicht.
Wat betekent het in de praktijk dat het luchtvaartverdrag Qatar al tijdelijk in werking is getreden?
Dit betekent onder meer dat het gemengd comité, waar vertegenwoordigers van de verdragspartijen de uitvoering van het verdrag afstemmen, ingesteld is. Op 22 juni 2022 is dit comité voor de eerste keer bijeengekomen. Binnen het comité is onder andere gesproken over financiering van Qatar Airways en de initiatieven die Qatar en Qatar Airways hebben ondernomen om de luchtvaart te verduurzamen. Een volgende bijeenkomst van het gemengd comité is voorzien voor de zomer van 2023. Zoals aangegeven in het Commissiedebat Luchtvaartveiligheid van 15 september 2022 zal Nederland de Europese Commissie verzoeken om in dit gemengd comité de zorgen over de toepassing van de Qatarese wetgeving op het gebied van werk- en rusttijden onder de aandacht te brengen.
Zoals vermeld in de toelichtende nota bij het EU-Qatar luchtvaartverdrag is de voorlopige toepassing in het economische belang van Nederland. Dit in verband met de verruiming van de luchtvaartbetrekkingen met Qatar, maar vooral met het oog op de bepalingen met betrekking tot eerlijke concurrentie en de instrumenten die het EU-Qatar luchtvaartverdrag biedt om gelijke concurrentievoorwaarden te handhaven en sancties in te kunnen stellen wanneer er sprake is van schending van die bepalingen. Verder is het in het belang van Nederland dat de bepalingen inzake de veiligheid en beveiliging van de luchtvaart, sociale aspecten en milieubescherming voorlopig worden toegepast.
De voorlopige toepassing betekent ook dat aangewezen luchtvaartmaatschappijen op basis van het EU-Qatar luchtvaartverdrag vluchten uit mogen voeren. Zoals uiteengezet in de beantwoording van het Schriftelijk Overleg Luchtvaartverdragen op 21 december jl. is voor een 5-tal lidstaten van de Europese Unie, waaronder Nederland, een 5-stappenplan onder de punten 2 en 7 e van bijlage 1 bij het EU-Qatar luchtvaartverdrag vastgelegd over markttoegang om plotselinge en/of ingrijpende markteffecten te voorkomen. Op routes tussen Qatar en de overige lidstaten van de Europese Unie geldt vanaf de «baseline» een ongelimiteerd aantal vluchten per week.
Voor Nederland betekent dit dat luchtvaartmaatschappijen op dit moment, tot het IATA winterseizoen 2023/2024:
Om deze toegestane frequenties uit te kunnen voeren, moeten luchtvaartmaatschappijen ook over de benodigde slots beschikken. Luchtvaartmaatschappijen kunnen geen slots opeisen bij de slotcoördinator op basis van de frequenties zoals overeengekomen in het EU-Qatar luchtvaartverdrag.
Hoeveel extra vluchten voert Qatar uit sinds het luchtvaartverdrag Qatar tijdelijk in werking is getreden? En vanaf welke luchthavens? Kunt u een overzicht sturen van de vluchten vanaf Schiphol en de regionale luchthavens?
Routes
Routes
Baseline
Per 7 juni 2019
Stap 1
Per IATA winter 2020/2021
Stap 2
Per IATA winter 2021/2022
Stap 3
Per IATA winter 2022/2023
Stap 4
Per IATA winter 2023/2024
Stap 5
Per IATA winter 2024/2025
Passagiers
Passagiers
Toegestaan
Naar/van punten in Qatar en Amsterdam
10
12
14
14
17
ongelimiteerd
Uitgevoerd
Naar/van punten in Qatar en Amsterdam
7
7
7
10
Toegestaan
Naar/van alle andere punten tussen NL en Qatar
7
7
14
17
21
ongelimiteerd
Uitgevoerd
Naar/van alle andere punten tussen NL en Qatar
–
–
–
–
Vracht
Vracht
Toegstaan
Naar/van alle punten tussen NL en Qatar
10
14
14
17
21
ongelimiteerd
Uitgevoerd
Naar/van alle punten tussen NL en Qatar
7 (AMS)
7 (AMS)
1 (MAA)
8 (AMS)
6 (MAA)
11 (AMS)
4 (MAA)
Daarnaast heeft Qatar Airways sinds de voorlopige toepassing van het EU luchtvaartverdrag met Qatar op ad hoc basis toestemming verkregen om in het winterseizoen 2021/2022 6 additionele wekelijkse vrachtvluchten uit te voeren vanaf Maastricht Aachen Airport. Deze toestemming is gebaseerd op het vigerende liberale beleid ten aanzien van Maastricht Aachen Airport dat in meer ruimte voorziet bij het verkrijgen van verkeersrechten en het aantrekken van buitenlandse luchtvaartmaatschappijen ter versterking van zowel de regionale economie als het verbindingennetwerk van Nederland.
In hoeverre kan Qatar al aanspraak maken op extra historische slotrechten, op basis van het luchtvaartverdrag Qatar dat al tijdelijk in werking is getreden?
Op grond van de EU slotverordening kan door luchtvaartmaatschappijen op gecoördineerde luchthavens binnen de Europese Unie historische aanspraak gemaakt worden op slots als ze in een serie (van tenminste vijf) voor 80% of meer zijn gevlogen in een bepaald IATA zomer- of winterseizoen. Dan is er een historische reeks voor het volgende vergelijkbare seizoen ontstaan.
Als Qatar Airways op een gecoördineerde luchthaven binnen de Europese Unie slots toegewezen heeft gekregen en deze volgens de slotcoördinator naar behoren heeft gebruikt dan kan Qatar Airways het eerstvolgende vergelijkbare seizoen aanspraak maken op dezelfde slotreeks(en). De specifieke capaciteitsdeclaratie van de desbetreffende gecoördineerde luchthaven binnen de Europese Unie is daarbij wel randvoorwaardelijk. Deze capaciteitsdeclaratie is een weergave van alle beschikbare capaciteit rekening houdend met operationele, technische en milieubeperkingen. Uit de capaciteitsdeclaratie blijkt hoeveel slots er beschikbaar zijn voor het betreffende seizoen. Er kunnen niet meer slots toegewezen worden door de onafhankelijke slotcoördinator dan de beschikbare capaciteit toelaat, ook niet als luchtvaartmaatschappijen zich beroepen op een historische aanspraak.
In hoeverre kan Nederland voorkomen dat Qatar al aanspraak kan maken op extra historische slotrechten, gezien het huidige en toekomstige slotbesluit voor Schiphol?
De onafhankelijke slotcoördinator beoordeelt (per seizoen) of een luchtvaartmaatschappij wel of niet historische aanspraak kan maken op slotreeksen (voor het eerstvolgende vergelijkbare seizoen). De overheid heeft daar geen invloed op. De slotcoördinator moet slots verdelen op basis van de verdeelregels en basisbeginselen (neutraal, transparant en non-discriminatoir) van de EU slotverordening. Aan deze basisbeginselen kan Nederland op grond van het kabinetsbesluit Schiphol geen afbreuk doen door bijvoorbeeld Qatar Airways historische rechten te ontzeggen. De slotcoördinator ontwikkelt op dit moment – in lijn met de basisbeginselen van de slotverordening – een reductiemethodiek ter voorbereiding op de inwerkingtreding van het kabinetsbesluit om het aantal vliegtuigbewegingen op Schiphol te reduceren.
Hoe lang kan het maximaal duren voordat het luchtvaartverdrag Qatar tijdelijk in werking kan treden?
Het verdrag treedt in werking nadat de Europese Unie en haar individuele lidstaten alsmede Qatar het verdrag hebben geratificeerd. Daarbij dienen alle benodigde parlementaire goedkeuringsprocedures doorlopen te worden en die nemen, net als in Nederland, geruime tijd in beslag. Op het moment dat alle partijen elkaar in kennis hebben gesteld van de voltooiing van hun nationale goedkeuringsprocedures treedt het verdrag in werking op de eerste dag van de tweede maand van de daaropvolgende maand. Voor het doorlopen van alle procedures valt geen termijn te geven. In het algemeen kan het bij een EU-luchtvaartverdrag jaren duren voordat er sprake is van inwerkingtreding. Zo is het luchtvaartverdrag tussen de Europese Unie en haar lidstaten en Israël op 10 juni 2013 ondertekend en vanaf die datum voorlopig toegepast, en is het verdrag op 2 augustus 2020 in werking getreden.
Welke juridische mogelijkheden heeft Nederland om, naast de ratificatie, ook de tijdelijke inwerkingtreding van het luchtvaartverdrag Qatar en de extra vluchten van Qatar op te schorten?
Artikel 29 van het EU-Qatar luchtvaartverdrag geeft partijen de ruimte om het verdrag voor wat betreft de bepalingen die tot de nationale bevoegdheid behoren voorlopig toe te passen als hun interne procedures daarin voorzien. Als er geen voorlopige toepassing zou worden overeengekomen in het verdrag zouden de bepalingen met betrekking tot bijvoorbeeld eerlijke concurrentie en de
instrumenten die het EU-Qatar luchtvaartverdrag biedt om gelijke concurrentievoorwaarden te handhaven en sancties in te kunnen stellen, pas bij inwerkingtreding van het verdrag van kracht worden.
Zowel de Europese Unie als Nederland zijn overgegaan tot voorlopige toepassing van het verdrag. Eenzijdige opschorting van de voorlopige toepassing door Nederland zou er voor Nederland toe leiden dat het verlenen van markttoegang tot het luchtruim van Nederland aan de hand van het uitwisselen van verkeersrechten op basis van het EU-Qatar luchtvaartverdrag wordt stilgelegd.
Het kabinet is van mening dat in het licht van rechtszekerheid een onderzoek van het Europees Parlement naar corruptie geen reden is voor opschorting van de voorlopige toepassing van het verdrag. Het opschorten van de voorlopige toepassing van de bepalingen in het EU-Qatar luchtvaartverdrag is namelijk een zeer verregaande maatregel. Er moet daarbij ook rekening worden gehouden met verplichtingen ten opzichte van derden die zijn ontstaan als gevolg van de voorlopige toepassing. Derden zouden daar nadeel van kunnen ondervinden.
Zoals ook blijkt uit de toelichtende nota bij het verdrag is de regering van oordeel dat in het EU-Qatar luchtvaartverdrag rechtstreeks rechten worden toegekend aan de door Qatar aangewezen luchtvaartmaatschappijen, in onder meer artikel 2, eerste lid, onder a) (verlening van rechten) en artikel 3, eerste lid, onder a) en d) (exploitatievergunning), en het overgangsrecht vastgelegd in punt 7 van Bijlage 1 van het verdrag.
Na het opschorten van de voorlopige toepassing van het EU-Qatar luchtvaartverdrag door Nederland zou een Qatarese luchtvaartmaatschappij een gerechtelijke procedure kunnen instellen tegen de Nederlandse staat met een beroep op deze bepalingen.
Het corruptieonderzoek binnen het Europees Parlement loopt nog. Dat wil de regering afwachten voordat er andere stappen worden overwogen.
Ook van belang om te vermelden is dat het EU-Qatar luchtvaartverdrag Nederland een aantal belangrijke extra waarborgen biedt ten opzichte van het bilaterale luchtvaartverdrag met Qatar, onder andere op het gebied van eerlijke concurrentie en financiële transparantie, maar ook door de instelling van het gemengd comité waar in de beantwoording op vraag 4 aan wordt gerefereerd. Opschorting van de voorlopige toepassing kan daarmee in het nadeel van Nederland werken.
Kunt u deze vragen beantwoorden voor het commissiedebat Luchtvaart op 25 januari 2023?
Ja
Het bericht dat Nelis uit De Lutte het verkeerslawaai van de A1 meer dan beu is |
|
Daniel Koerhuis (VVD) |
|
Mark Harbers (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Nelis uit De Lutte is verkeerslawaai meer dan beu: «Het wordt steeds erger»»?1
Ja.
Wat is uw reactie op dit bericht?
Mijn inhoudelijke reactie volgt hieronder in antwoord op de vragen.
Klopt het dat het aantal decibel dat het verkeer veroorzaakt boven de wettelijke norm is gestegen?
Nee. Als het gaat om geluidsnormen heeft Rijkswaterstaat zich te houden aan de normen die in de Wet milieubeheer worden gesteld. Het gaat dan om de voor dit wegvak vastgestelde geluidproductieplafonds (GPP’s). De GPP’s worden bij de A1 bij de Lutte niet overschreden. Rijkswaterstaat stelt over het naleven van de GPP’s jaarlijks een nalevingsverslag op, waarvan de meest recente over het jaar 2021 op 21 december 2022 is aangeboden aan de Kamer.2
Klopt het dat Rijkswaterstaat in het verleden metingen heeft gedaan maar dat in de loop der tijd het (vracht)verkeer is toegenomen?
Nee. Rijkswaterstaat heeft langs dit wegvak geen specifieke geluidsmetingen gedaan. Bij de onderzoeken die in het kader van de eerder genoemde nalevingsverslagen worden uitgevoerd, wordt gebruik gemaakt van geluidsberekeningen. Voor deze geluidsberekeningen maakt Rijkswaterstaat gebruik van verkeerstellingen. Uit de verkeerstellingen (pre corona) is een trend te halen dat het (vracht)verkeer toeneemt. Tijdens de pandemie was echter sprake van lagere verkeersintensiteit. Uit de meest recente verkeerstellingen blijkt dat de verkeersintensiteiten in de betreffende regio dit jaar weer bijna op het niveau van 2019 zijn.
Heeft Rijkswaterstaat actuele en representatieve metingen gedaan? Zo ja, zou Rijkswaterstaat die metingen kunnen delen met de gemeente Losser? Zo nee, bent u bereid om Rijkswaterstaat actuele en representatieve metingen te laten doen?
Rijkwaterstaat heeft, zoals aangegeven in antwoord 4, geen specifieke geluidsmetingen gedaan. Rijkswaterstaat hanteert de wettelijk voorgeschreven rekenmethodiek. Daarbij valideert het RIVM met langdurige metingen of deze rekenmethodiek adequaat is. Er is daarmee dus ook geen noodzaak om specifieke geluidsmetingen uit te voeren.
Welke oplossingen heeft Rijkswaterstaat beschikbaar tegen verkeerslawaai van A-wegen en welke oplossingen zou Rijkswaterstaat kunnen toepassen om het probleem van de A1 in De Lutte op te lossen?
Rijkswaterstaat past bij overschrijding van de GPP’s in principe eerst bronmaatregelen toe in de vorm van stiller asfalt. Vervolgens kan in specifieke situaties een geluidscherm worden gerealiseerd. Daarbij wordt conform de wet- en regelgeving eerst vastgesteld of deze maatregelen doelmatig zijn. Zou in deze situatie langs de A1 bij De Lutte uit de nalevingsrapportage blijken dat er sprake is van een (dreigende) overschrijding van het GPP, dan zou de aanleg van een stiller wegdek een oplossing kunnen zijn, mits doelmatig. Zoals eerder gesteld, is op dit moment echter geen sprake van een overschrijding van de GPP’s.
Klopt het dat de gemeente Losser dit probleem heeft aangekaart bij Rijkswaterstaat om gezamenlijk te kijken naar een oplossing?
De gemeente Losser heeft begin november 2022, via de 0800-lijn contact gezocht. Er is vervolgens ambtelijk contact geweest waarbij Rijkswaterstaat het systeem van monitoring op geluidproductieplafonds heeft toegelicht. Dit heeft op dat moment niet geleid tot nadere vragen.
Bent u bereid om Rijkswaterstaat gezamenlijk te laten kijken naar een oplossing?
Dat is op dit moment niet aan de orde aangezien de wettelijke geluidsnormen niet worden overschreden of dreigen te worden overgeschreden.
De vlootvervanging van de Rijksrederij |
|
Daniel Koerhuis (VVD) |
|
Mark Harbers (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD) |
|
![]() |
Herinnert u zich uw brief over de vlootvervanging van de Rijksrederij?1
Ja.
Wat is de stand van zaken?
Met mijn brief van 7 december 2022 heb ik u over de vlootvervanging van de Rijksrederij geïnformeerd. De daarin aangegeven stand van zaken en planning is nog steeds actueel. Ik heb dit kamerstuk met kenmerk 36 200-XII, nr. 106 als bijlage aan deze beantwoording toegevoegd.
Welk deel van de vlootvervanging is een investering die zichzelf terugverdient? Waaruit zou de Rijksrederij deze investering kunnen financieren?
Er is bij de vlootvervanging geen sprake van investeringen die zichzelf terugverdienen. Het niet vervangen van schepen leidt echter tot een lagere beschikbaarheid van schepen en daarmee een verlaagde inzet voor onder andere wettelijke taken en handhaving van de opdrachtgevers van de Rijksrederij.
Alle kosten die verband houden met de dienstverlening van de Rijksrederij worden in rekening gebracht bij en bekostigd door de opdrachtgevers van de Rijksrederij. De opdrachtgevers betreffen Rijkswaterstaat, de Kustwacht, het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en de Douane.
Welke schepen van de huidige vloot zijn (bijna) aan het einde van hun levensduur?
Als economische levensduur van schepen van de Rijksrederij wordt 25 jaar aangehouden. Dit is een gangbare termijn voor schepen van dit type dienstverlening en vastgelegd in de Beschrijving kostprijsmodel Rijksrederij 2014. Van de huidige vaartuigen van de Rijksrederij is ca. 60% over de economische levensduur (ouder dan 25 jaar). Nog eens ca. 20% is bijna aan het eind van de economische levensduur (tussen 20 en 25 jaar oud). In samenwerking tussen de Rijksrederij en haar opdrachtgevers wordt toegewerkt naar besluitvorming over het eerste deel van de vlootvernieuwing. Naar verwachting is de planning hiervan in de eerste helft van 2023 gereed. Hiermee zal duidelijk worden welke schepen als eerste vervangen gaan worden en welke hiervoor in de plaats zullen komen.
Hoe hoog zijn de onderhoudskosten van deze schepen per jaar? Hoeveel zouden deze onderhoudskosten dalen als deze schepen vervangen zouden worden? In hoeverre zou de Rijksrederij het deel van de vlootvervanging dat zichzelf niet terugverdient, uit deze besparing van de onderhoudskosten kunnen dekken?
De onderhoudskosten voor 2023 zijn geraamd op € 24 miljoen euro.
Of, en zo ja in welke mate, de onderhoudskosten van de schepen dalen, kan ik op dit moment nog niet zeggen. Zoals in mijn brief van 7 december 2022 aangegeven, worden op dit moment voor de eerste fase van de vlootvernieuwing businesscases uitgewerkt. Hierin worden verschillende oplossingsscenario’s en varianten op hoofdlijnen in beeld gebracht. Ook wordt inzichtelijk gemaakt wat de financiële consequenties (waaronder de onderhouds- en brandstofkosten) zijn van de verschillende varianten.
Wat is de CO2- en stikstof-uitstoot van de huidige vloot per jaar? Hoeveel zou deze uitstoot dalen als de vloot vernieuwd zou worden? In hoeverre zou de Rijksrederij het deel van de vlootvernieuwing dat zichzelf niet terugverdient, uit het klimaat- en stikstoffonds kunnen dekken?
De huidige uitstoot van de schepen van de Rijksrederij bedraagt 41 kiloton CO2 per jaar en ca. 0,6 kiloton NOx per jaar. Afhankelijk van de gekozen duurzame energiedragers kan de CO2-uitstoot met 92–100% dalen en de NOx-uitstoot met 60–100% als de gehele vloot is verduurzaamd. De Rijksrederij heeft tot nu toe geen toegang kunnen krijgen tot de gelden uit het klimaat- en stikstoffonds.
Wilt u deze vragen beantwoorden voor het tweeminutendebat Maritiem?
Ja.
Het bericht dat de N9 te smal, te saai en te gevaarlijk is |
|
Daniel Koerhuis (VVD), Rudmer Heerema (VVD) |
|
Mark Harbers (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Rijkswaterstaat wil verbetering N9: «Weg is te smal, te saai en te gevaarlijk»»?1
Ja.
Wat is uw reactie op dit bericht?
Het is bekend dat de N9 een lange smalle weg is met diverse verkeersveiligheidsrisico’s. De ongevallen die plaats vonden op de N9 zijn ook bekend. Vanuit de € 200 miljoen die dit kabinet beschikbaar heeft gesteld voor verkeersveiligheid Rijks-N-wegen worden daarom middelen beschikbaar gesteld om de verkeersveiligheid op de N9 te verbeteren. Het onderzoek dat wordt aangehaald in het bericht betreft een verkeersveiligheidsonderzoek dat in opdracht van het Rijk en de regio is uitgevoerd, naar aanleiding van een motie van de Tweede Kamer2. Diverse maatregelen die uit het onderzoek naar voren kwamen, zullen als onderdeel van de eerste tranche van de middelen uit het Coalitieakkoord voor de verkeersveiligheid van de Rijks-N-wegen worden uitgevoerd. Zo zal een fietstunnel inclusief turborotonde worden aangelegd bij de kruising N9/Kogendijk. Daarnaast wordt een bushalte en een risicovol fietspad direct langs de N9 ter hoogte van de Hogenweg verwijderd. Ook zullen diverse risicovolle beginpunten en obstakels in de berm worden aangepakt.
Hoe hoog scoort de N9 in de Integrale Mobiliteitsanalyse (IMA)?
In de Integrale Mobiliteitsanalyse (IMA) zijn er verschillende perspectieven van waaruit de verkeersveiligheid van een weg is bekeken. Op basis van het gemonetariseerd slachtofferongevalsrisico, de maatschappelijke kosten van de slachtofferongevallen per miljard voertuigkilometer, staat de weg wat betreft de verkeersveiligheid op plek 10 in de IMA. Wanneer wordt gekeken naar het ongevallenrisicocijfer (aantal slachtofferongevallen per miljard voertuigkilometer) staat de N9 tussen Alkmaar en Den Helder op plek 8 in de IMA. Voor een verdere toelichting op de variabelen en scores van de N9 zie het antwoord op vraag 6.
Wat is de stand van zaken van de door u aangekondigde maatregelen voor de N9, zoals het aanleggen van een fietstunnel in combinatie met een turborotonde bij de kruising N9/Kogendijk?
De maatregelen op de N9, zoals het fysiek verwijderen van een bushalte, een risicovol fietspad, risicovolle beginpunten of obstakels in de berm, zullen door Rijkswaterstaat worden uitgevoerd met het geplande groot onderhoud in 2024. Op dit moment vindt er afstemming plaats met de regio. Over de turborotonde en fietstunnel ter hoogte van de Kogendijk is Rijkswaterstaat in gesprek met de provincie Noord-Holland en de gemeente Alkmaar en Bergen om te komen tot realisatie.
In hoeverre verbeteren de door u aangekondigde maatregelen voor de N9 de verkeersveiligheid?
Met de geplande maatregelen op de N9 wordt op delen van de N9 de verkeersveiligheid verbeterd. Daarmee zal het risico op ongevallen lokaal verminderen. De verkeersveiligheidseffecten van de maatregelen zijn in het verkeersveiligheidsonderzoek N93 bepaald aan de hand van een risicobeoordeling. Op delen verbetert de verkeersveiligheid en daalt de risicoklasse. De maatregelen verkleinen het risico, maar het risico op ongevallen blijft bestaan. Op de N9 spelen ook andere risico’s, zoals het gebrek aan een rijbaanscheiding (waar op dit moment geen middelen voor zijn). Daarnaast blijft er sprake van relatief hoge verkeersintensiteiten waardoor er kans is op kop-staartbotsingen. De verkeersveiligheid op de N9 (en op andere Rijks-N-wegen) blijft de komende jaren gemonitord, bijvoorbeeld via de IMA en Veilig over Rijkswegen.
Hoe hoog zijn de variabelen voor de N9 in de IMA op basis waarvan u bepaalt of de weg wel of niet een probleem voor de doorstroming of de verkeersveiligheid vormt?
In de Integrale Mobilteitsanalyse 2021 (IMA)4 is de (potentiële) bereikbaarheid van bestemmingen in beeld gebracht aan de hand van de verbetering of verslechtering van de potentiële bereikbaarheid van activiteiten (bijvoorbeeld arbeidsplaatsen). Daarnaast is de reissnelheid in beeld gebracht aan de hand van restcapaciteit, economische voertuigverliesuren en reistijdverlies. De IMA-2021 laat voor de N9 in 2040 in het WLO scenario laag en hoog geen grote knelpunten zien voor bereikbaarheid.
In de IMA-2021 zijn per traject de verwachte slachtofferongevallen en de daarmee samenhangende maatschappelijke kosten geschetst. Dit is gedaan op basis van ongevalscijfers en gegevens over wegkenmerken die bepalend zijn voor de verkeersveiligheid. Voor de slachtofferongevallen is zowel het slachtofferongevalsrisico (aantal slachtofferongevallen per miljard voertuigkilometer) als de slachtofferongevallendichtheid (aantal slachtofferongevallen per 10 kilometer weglengte) geschetst. De N9 tussen Alkmaar en Den Helder staat op plek 8 in de IMA op basis van hoogste slachtofferongevalsrisico, maar scoort relatief laag op de slachtoffer-ongevalsdichtheid en staat daarmee niet in de top-15 van de IMA.
In de IMA worden de maatschappelijke kosten geschetst door middel van het gemonetariseerd slachtofferongevalsrisico (miljoen euro per miljard voertuigkilometers) en de kosten van verkeersonveiligheid per 10 kilometer weglengte.5 De N9 tussen Alkmaar en Den Helder staat op de 10eplek voor wat betreft het gemonetariseerd slachtofferongevalsrisico (>5 mln).
De N9 staat niet in de top-15 hoogste kosten van de verkeersonveiligheid per 10 kilometer weglengte.
Op basis waarvan heeft u bepaald om sommige delen van de N9 verkeersveiliger te maken en niet de hele N9?
In juni 2022 bent u geïnformeerd over de besteding van de € 200 mln. voor verkeersveiligheid Rijks-N-wegen6. De opgaven zijn groter dan het beschikbare budget en daarom is gewerkt met een prioritering. De prioritering heeft geleid tot een aanpak in twee tranches. Door de aanpak in tranches is het mogelijk om maatregelen van beperktere omvang op korte termijn tot uitvoering te brengen en tegelijkertijd te starten met de voorbereiding van een grootschalige aanpak. Voor tranche 1 is geprioriteerd op een snelle uitvoerbaarheid, zodat op korte termijn stappen gezet kunnen worden. De maatregelen aan de N9 zijn onderdeel van deze eerste tranche.
De tweede tranche betreft een grootschalige en integrale aanpak. Daarbij is geprioriteerd op basis van objectieve verkeersveiligheidscriteria en is gekeken naar de geraamde kosten en de kosteneffectiviteit van een fysieke rijbaanscheiding. Zo is gekeken naar de maatschappelijke kosten-baten verhouding van de maatregel fysieke rijbaanscheiding voor de verschillende trajecten. Uit deze prioritering volgt dat andere trajecten een hogere prioriteit kennen dan de N9. Dit in combinatie met het beschikbare budget maakt dat er besloten is om niet over te gaan tot het aanbrengen van een fysieke rijbaanscheiding op de N9.
Uit de IMA en recent uitgevoerde onderzoeken, waaronder het onderzoek naar de verkeersveiligheid N9, N99 en N250 en het onderzoek van Arcadis7 naar fysieke rijbaanscheiding, blijkt dat verdere maatregelen zoals een rijbaanscheiding genomen zouden kunnen worden om de resterende risico’s weg te nemen en de verkeersveiligheid van de N9 verder te verbeteren. Op dit moment is er echter geen budget beschikbaar om te komen tot deze grootschalige aanpak van de verkeersveiligheid op de N9 aangezien de beschibare € 200 miljoen in het coalitieakkoord (mede) bestemd is voor andere wegvakken met hoge prioriteit.
Op basis waarvan zou u kunnen bepalen om de hele N9 verkeersveiliger te maken?
Zie antwoord vraag 7.
De motie Koerhuis om de continuïteit van Groningen Airport Eelde te waarborgen (Kamerstuk 31936, nr. 915). |
|
Daniel Koerhuis (VVD) |
|
Mark Harbers (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD) |
|
![]() |
Herinnert u zich de motie-Koerhuis om de continuïteit van Groningen Airport Eelde te waarborgen?
Ja.
Welke gesprekken met Groningen Airport Eelde heeft u gehad en welke mogelijkheden heeft u in kaart gebracht om de continuïteit van Groningen Airport Eelde te waarborgen?
In het licht van de motie-Koerhuis om de continuïteit van Groningen Airport Eelde te waarborgen1 heeft het Ministerie van IenW in meerdere gesprekken met de luchthaven en de provincies Groningen en Drenthe gesproken over de aanvraag van een nieuw luchthavenbesluit en de onderbouwing voor de toekomstplannen van Groningen Airport Eelde. Zo heeft er op 29 augustus jl. een overleg plaatsgevonden tussen het ministerie, de directie van Groningen Airport Eelde en de Gedeputeerden van Groningen en Drenthe. Op 16 september jl. heeft een bezoek plaatsgevonden van het ministerie aan Groningen Airport Eelde en ook bij de gesprekken met de Royal Schiphol Group is het ministerie betrokken. In deze gesprekken is ook gesproken over de toekomst van Groningen Airport Eelde, over de aanvraag voor een Luchthavenbesluit en over het intensiveren van de samenwerking. Daarbij geldt wel dat, zoals aangegeven in mijn brief van 31 mei jl.2, het primair aan de luchthaven (en haar aandeelhouders) is om in samenwerking met de regio de toekomst te bepalen. Daarbij past dat het Rijk geen bijdragen doet in exploitatie of instandhouding van regionale luchthavens3. Daarnaast zijn er ook geen financiële middelen beschikbaar vanuit de begroting om hier invulling aan te geven.
Klopt het dat op de begroting van Infrastructuur en Waterstaat middelen beschikbaar worden gesteld voor regionale luchthavens op de BES-eilanden?
Er staat jaarlijks ongeveer € 465.000,- op de begroting van Infrastructuur en Waterstaat voor luchtvaart in Caribisch Nederland.
Kunt u toelichten waarvoor de beschikbaar gestelde middelen voor regionale luchthavens op de BES-eilanden worden gebruikt?
In 2009 is naar aanleiding van het adviesrapport van de Commissie Havermans besloten om jaarlijks geld beschikbaar te stellen voor de ontwikkeling van kennis over luchtvaart op Caribisch Nederland. In tegenstelling tot de regionale luchthavens in Europees Nederland, zijn de luchthavens op Bonaire, Saba en Sint Eustatius essentieel om deze eilanden te bereiken. Gelet op het insulaire karakter van Caribisch Nederland zijn spoorwegen en snelwegen niet beschikbaar. Lucht- en scheepvaart zijn de enige modaliteiten die deze Nederlandse gebieden kunnen ontsluiten. In de begrotingsverantwoording kunt u jaarlijks lezen waaraan de middelen worden besteed. Voor 2023 wordt het geld besteed aan verschillende zaken, zoals het ondersteunen van Saba bij het opstellen van een beheer- en onderhoudsplan, het beschikbaar stellen van opleidingsbudget voor Saba en Sint Eustatius en het verkennen van duurzame kennisborging op de Cariben.
Klopt het dat een deel van de beschikbaar gestelde middelen wordt gebruikt voor de kosten van baanverlichting?
Ja.
Klopt het dat de kosten van baanverlichting worden gekwalificeerd als kosten voor niet-economische diensten van algemeen belang (NEDAB-kosten)?
Of bepaalde kosten kwalificeren als kosten voor niet-economische diensten van algemeen belang (NEDAB-kosten) is van belang bij beantwoording van de vraag of de Europese staatssteunregels van toepassing zijn. De BES-eilanden hebben een bijzonder status binnen de EU en dat betekent dat er maar een beperkt aantal verdragsbepalingen op de eilanden van toepassing zijn. De Europese staatssteunregels maken hier geen onderdeel van uit. De kosten van de baanverlichting kunnen in deze context dan ook niet worden gekwalificeerd als NEDAB-kosten.
Welke mogelijkheden ziet u om middelen beschikbaar te stellen voor de NEDAB-kosten van andere regionale luchthavens, zoals Groningen Airport Eelde en Maastricht Aachen Airport?
Deze vraag impliceert een zekere gelijkheid tussen de luchthavens van Bonaire, Saba, Sint Eustatius, Maastricht en Groningen. Die implicatie is onterecht. De regionale luchthavens van nationale betekenis ontlenen hun status aan artikel 8.1, lid 3, van de Wet Luchtvaart. De luchthavens van Bonaire, Saba en Sint Eustatius zijn aangewezen op grond van artikel 30 van de Luchtvaartwet BES. De luchthavens van Bonaire, Saba en Sint Eustatius zijn een essentiële schakel in de bereikbaarheid van de eilanden waarop ze liggen. Er zijn geen alternatieve modaliteiten om deze eilanden te ontsluiten. Inwoners van Caribisch Nederland zijn van de luchthaven afhankelijk voor zaken als een bezoek aan een medisch specialist, een notaris, familie en vrienden, of een boodschap op het naastgelegen grote eiland zo’n 50 km verderop. Inwoners van Groningen of Maastricht kunnen voor zulke zaken ofwel terecht in eigen stad, ofwel zich per trein, bus, fiets of gemotoriseerd wegverkeer verplaatsen. Voor het overige deel is deze vraag hetzelfde als vraag 8, en ik verwijs u voor het antwoord op dit deel naar mijn antwoord op die vraag.
Bent u bereid om in gesprek te gaan met Groningen Airport Eelde en Maastricht Aachen Airport en de mogelijkheden in kaart te brengen om middelen beschikbaar te stellen voor de NEDAB-kosten?
De lijn die het kabinet inzet met betrekking tot financiële middelen richting luchthavens is dat het Rijk niet bijdraagt aan de exploitatie en instandhouding van luchthavens. NEDAB-kosten maken onderdeel uit van het in stand houden van luchthavens. Als zodanig valt het beschikbaar stellen van middelen hiervoor vanuit het Rijk daarom niet binnen het luchtvaartbeleid. Dit wordt dan ook voor geen enkele luchthaven door het Rijk gefinancierd. Een uitzondering maken voor de financiering van NEDAB-kosten bij de luchthavens door het Rijk zou tevens voor aanzienlijke kosten zorgen, waarvoor geen middelen op de rijksbegroting staan. Op dit moment ontvangen Maastricht Aachen Airport en Groningen Airport Eelde wel NEDAB-steun (brandweer, securitykosten) via de publieke aandeelhouders (provincies, gemeenten). Bij Maastricht Aachen Airport gaat het voor de komende jaren om NEDAB-steun ter hoogte van circa 5,5 mln. euro per jaar. Groningen Airport Eelde ontvangt circa 3 mln. euro aan NEDAB-steun per jaar.
Kunt u deze vragen beantwoorden voor de begrotingsbehandeling van Infrastructuur en Waterstaat?
Ja.
Het bericht dat Bouwend Nederland waarschuwt dat er gaten in de weg komen door een dreigende asfaltcrisis. |
|
Erik Haverkort (VVD), Daniel Koerhuis (VVD) |
|
Vivianne Heijnen (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (CDA), Mark Harbers (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Bouwend Nederland waarschuwt: Gaten in de weg door een dreigende asfaltcrisis»?1
Ja, ik ben bekend met het door u genoemde bericht.
Wat is uw reactie op dit bericht?
De aanname van Bouwend Nederland in het artikel dat de asfaltproductie komt stil te liggen, acht ik niet aannemelijk, omdat er asfaltbedrijven zijn die voldoen aan de normen en de asfaltcentrales maatregelen kunnen nemen om aan de normen te voldoen. In de kamerbrief van 7 juli 20222 staat ook aangegeven dat de omgevingsdiensten vooruitlopend op het schrappen van de erkende maatregel in gesprek zijn met de asfaltcentrales om hierop voor te sorteren.
De omgevingsdiensten en bevoegde gezagen hebben aangegeven dat de erkende maatregel (inname-certificaat met informatie over het teergehalte van het te recyclen materiaal) een beperking vormde voor het handhaven door het bevoegd gezag. Zo konden vergunningverleners bijvoorbeeld geen monitoringsverplichting opleggen voor PAK’s en kon evenmin worden gehandhaafd op overschrijdingen van de emissienorm. Om die reden is de erkende maatregel voor de PAK-emissies bij asfaltcentrales vervallen. De erkende maatregel blijkt namelijk niet te waarborgen dat aan de normstelling voor de PAK’s emissies wordt voldaan.
Zijn Rijkswaterstaat en Bouwend Nederland geconsulteerd voor het schrappen van de erkende maatregel voor de productie van asfalt? Zo ja, wat was de reactie van Rijkswaterstaat en Bouwend Nederland? Zo nee, bent u bereid om Rijkswaterstaat en Bouwend Nederland alsnog te consulteren?
Het schrappen van de erkende maatregel geeft invulling aan de toezegging aan de Tweede Kamer in de brief van 8 november 20213 dat de erkende maatregel geschrapt wordt, als deze niet voldoet. Met Bouwend Nederland en Rijkswaterstaat is gesproken over het schrappen van de erkende maatregel.
Het schrappen van de erkende maatregel maakt deel uit van de Verzamelregeling IenW uit de huidige Activiteitenregeling4. De verzamelwijziging bevat reparaties en technische wijzigingen in enkele bestaande regelingen (huidig recht), die samenhangen met de inwerkingtreding van de Omgevingswet. Deze wijziging is op 4 november 2022 gepubliceerd en in werking getreden. In het kader van de invoering van de Omgevingswet vindt een formele consultatie plaats.
De bovengenoemde Activiteitenregeling vervalt namelijk bij de inwerkingtreding van de Omgevingswet en de inhoud wordt opgenomen in het Besluit Activiteiten Leefomgeving. Dit Verzamelbesluit Omgevingswet 2023 van het Ministerie van Binnenlandse Zaken, is ter consultatie voorgelegd: Overheid.nl | Consultatie Verzamelbesluit Omgevingswet 2023 (internetconsultatie.nl). Rijkswaterstaat is hierover geïnformeerd. Bouwend Nederland heeft aangegeven van deze mogelijkheid tot consultatie gebruik te willen maken.
Welk aandeel heeft het gebruik van circulair asfalt in de ambitie van Rijkswaterstaat om volledig circulair te werken in 2030? Wat zou het effect zijn op deze ambitie als de productie van circulair asfalt stil komt te liggen?
Nederland is koploper als het gaat om het hergebruik van asfalt, momenteel is 40 tot 50% van gebruikt asfalt afkomstig uit de asfaltcentrales. De ambitie is om dit hergebruik verder te optimaliseren. Dit zal komende jaren naar verwachting doorgroeien naar 70%.
Rijkswaterstaat is voor circulair asfalt deels afhankelijk van asfaltcentrales. In de brief aan de Kamer van 7 juli 20225 zijn de resultaten gepresenteerd van de inventarisatie van asfaltcentrales die aan de emissienormen voldoen. Hieruit blijkt dat er asfaltcentrales zijn, die aan de normen voor PAK’s kunnen voldoen6. Er is dan ook geen sprake van het geheel stil komen te liggen van de productie van circulair asfalt. Op 15 november 20227 heb ik uw Kamer een update verzonden waarbij ik ben ingegaan op de openstaande meetonderzoeken van het eerdere overzicht van 7 juli 2022.
Wat zou het effect zijn op onze ambitie voor de verkeersveiligheid van N-wegen, als we freesasfalt niet langer kunnen gebruiken voor de productie van circulair asfalt?
Freesasfalt heeft betrekking op het hergebruik van materialen. Uitgangspunt moet zijn dat het hergebruik van materialen niet leidt tot grotere risico’s voor de verkeersveiligheid.
Wat zou het effect zijn op onze ambitie voor het onderhoud van bestaande wegen en de bouw van nieuwe wegen voor nieuwe woonwijken, als de productie van circulair asfalt stil komt te liggen en we alleen nog nieuw asfalt kunnen gebruiken? Wat zou het effect zijn op de prijs van asfalt en op de begroting Infrastructuur en Waterstaat?
Aangezien er geen sprake is van het stil komen te liggen van asfaltcentrales is de verwachting dat de effecten daarvan voor aanleg en onderhoud van rijkswegen vooralsnog beperkt zijn. Op dit moment ondervindt Rijkswaterstaat geen knelpunten ten gevolge van verminderde productie voor aanleg en onderhoud van het Rijkswegennet. Het is niet goed in te schatten wat dit betekent voor de prijs van asfalt en de begroting van het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat. De prijs van asfalt en andere materialen is van veel factoren afhankelijk. Verminderde beschikbaarheid van materialen zou kunnen leiden tot prijseffecten.
Wat zou het effect zijn op de ambities van provincies en gemeenten, als de productie van circulair asfalt stil komt te liggen en provincies en gemeenten alleen nog nieuw asfalt kunnen gebruiken?
De verwachting is dat de productie van circulair asfalt niet stil komt te liggen. Zoals aangegeven in het antwoord onder vraag 4 blijkt dat er asfaltcentrales zijn die kunnen voldoen aan de emissienormen van PAK’s.
Bent u bereid om de erkende maatregel voor de productie van asfalt nog niet te schrappen en om samen met Rijkswaterstaat en Bouwend Nederland de effecten van verschillende uitstootnormen eerst te onderzoeken en een uitstootnorm te laten ingaan die asfaltbergen voorkomt en de productie van circulair asfalt laat doorgaan?
Nee, de erkende maatregel is ingetrokken, zie antwoord onder vraag 4. Het intrekken van de erkende maatregel leidt niet tot een aanpassing van de normen. Ik vind het belangrijk dat er een niet-toxische leefomgeving is. Een mogelijke versoepeling van de emissienormen lijkt mij gelet op de gezondheidsrisico’s voor omwonenden niet wenselijk. Er zijn asfaltcentrales die aan de normen kunnen voldoen. Meer kennisuitwisseling tussen de centrales over mogelijke technische aanpassingen lijkt mij hier de gewenste route. Met Bouwend Nederland ben ik hierover in gesprek.
Wilt u deze vragen beantwoorden voor het notaoverleg MIRT van 28 november 2022?
Ja.
De beantwoording op de schriftelijke vragen over het bericht dat de vierbaans N18 waar 100 kilometer mag worden gereden blijft staan als piketpaal |
|
Daniel Koerhuis (VVD) |
|
Mark Harbers (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD) |
|
![]() |
Herinnert u zich uw beantwoording op de schriftelijke vragen over het bericht «Vierbaans N18 waar 100 kilometer mag worden gereden blijft staan als piketpaal»?1
Ja.
Klopt het dat in uw beantwoording een lage slachofferongevalsdichtheid, in combinatie met een hoog gemonetariseerd slachtofferongevalsrisico, betekent dat er relatief weinig ongevallen plaatsvinden, maar als er een ongeval plaatsvindt deze relatief ernstig is?
In de beantwoording is onderscheid gemaakt tussen de verschillende criteria die in de IMA in beeld zijn gebracht. Het betreft:
Een lage slachtofferongevalsdichtheid betekent dat er relatief weinig slachtofferongevallen plaatsvinden, in verhouding tot andere (vaak drukker bereden) rijkswegen die zijn onderzocht in de IMA. Een hoog slachtofferongevallenrisico betekent dat de kans op een slachtofferongeval (het aantal slachtofferongevallen afgezet tegen de hoeveelheid verkeer op de weg) relatief hoog is, in verhouding tot andere rijkswegen die zijn onderzocht in de IMA. Het gemonetariseerd slachtofferrisico vormt vervolgens een vertaling van de maatschappelijke kosten die hiermee samenhangen. In deze cijfers is geen rekening gehouden met niet-slachtofferongevallen (in de ongevallenregistratie bekend als UMS-ongevallen: uitsluitend materiële schade) en de verhouding tussen ongevallen waarbij wel of geen slachtoffers vallen (ernst). Over die verhoudingen kunnen op basis van de IMA dan ook geen uitspraken worden gedaan.
Hoe rijmt dit met uw beantwoording dat de kosten van de verkeersonveiligheid relatief laag zijn?
Zie ook de toelichting onder vraag 2 m.b.t. de in de IMA in beeld gebrachte criteria. De kosten van verkeersonveiligheid (uitgedrukt in miljoen euro per 10 km weglengte) betreffen een vertaling van de maatschappelijke kosten van het aantal slachtofferongevallen op een bepaalde weg. Het gemonetariseerd slachtofferrisico betreft een vertaling van de maatschappelijke kosten van het slachtofferongevallen risico op een bepaalde weg. Hierbij zijn de absolute aantallen slachtoffers afgezet tegen de totaal gereden kilometers op een weg. Een weg waar in absolute zin minder slachtoffers vallen (dus lagere kosten van verkeersonveiligheid) maar waar ook minder verkeer rijdt kan daarom tegelijkertijd hoger scoren op het gemonetariseerd slachtofferrisico.
Wat veroorzaakt specifiek de verkeersonveiligheid van de N18 en specifiek tussen Varsseveld en Groenlo?
De N18 tussen Varsseveld en Groenlo is een weg zonder rijbaanscheiding met een maximumsnelheid van 80 km/uur. Over het algemeen vinden op de doorgaande delen van de weg beperkt ongevallen plaats. Het zijn vooral de gelijkvloerse kruispunten waar ongevallen plaatsvinden. We onderscheiden daarin:
In de rij voor een verkeerslicht kunnen kop/staartongevallen plaatsvinden. Dit speelt in mindere mate bij kruispunten met verkeerslichten met zgn. dubbele opstelstroken.2 Twee kruispunten op de N18 hebben dat nog niet. Een daarvan vervalt medio volgend jaar omdat dit kruispunt (Zieuwentseweg) wordt opgeheven. Voor het andere kruispunt (Landstraat) is nog geen zicht op een oplossing.
Zoals op alle kruispunten met verkeerslichten vinden ook hier soms kop/staart ongevallen plaats vanwege stilstaand en/of optrekkend verkeer. Ook vinden flankongevallen plaats op het kruispunt zelf omdat bij kruisende bewegingen, ondanks verkeerslichten, het menselijk gedrag (bijv. door rood rijden of te hard rijden) nog steeds mede bepalend is.
Enkele kruispunten en oversteken zijn nu nog ongeregeld. De risico’s op kop/staart- en flankongevallen zijn op dit soort kruispunten groter dan bij kruispunten met verkeerslichten, maar voor deze locaties zijn maatregelen gepland.
In hoeverre verbeteren de door u aangekondige maatregelen voor de N18 de hiervoor genoemde verkeersveiligheid en specifiek tussen Varsseveld en Groenlo, zoals het voorzien van verkeerslichten op het laatste ongeregelde kruispunt en het treffen van bermmaatregelen?2
Met de maatregelen die al genomen zijn en die nog staan gepland verminderen we het aantal (ongeregelde) kruispunten op de N18.Minder (ongeregelde) kruispunten betekent in zijn algemeenheid een veiligere weg. Wanneer kruispunten ongeregeld zijn moeten gebruikers m.b.v. voorrangsborden en haaientanden zelf een inschatting maken. Met het plaatsen van verkeerslichten wordt deze menselijke inschattingsfactor (als men zich aan de regels houdt) zeer beperkt. Daarmee wordt de verkeersveiligheid aanzienlijk vergroot. Naast het verminderen van (ongeregelde kruispunten) is de weg voorzien van een markering die weggebruikers waarschuwt als ze per abuis naar de andere weghelft sturen door middel van een trilling en akoestisch signaal.
De volgende maatregelen staan nog gepland:
Verder concludeert de SWOV dat een belangrijke oorzaak voor dodelijke aanrijdingen op rijkswegen onoplettendheid of (bewust) risicogedrag van de weggebruiker is, maar dat de ernst van de afloop van het ongeval voor een belangrijk deel bepaald wordt door de inrichting van de berm. De belangrijkste infrastructurele maatregel ter voorkoming van een dodelijke afloop van ongevallen op rijkswegen is daarom ook een veilige inrichting van bermen. Met de € 200 miljoen die dit kabinet beschikbaar heeft gesteld voor verkeersveiligheid op Rijks-N-wegen, wordt de komende jaren daarom ook diverse bermmaatregelen getroffen, waaronder op de N18.
In hoeverre zou u de MIRT-gelden kunnen gebruiken om het Rijk extra geld bij te laten dragen voor het verbeteren van de verkeersveiligheid van de N18 en specifiek tussen Varsseveld en Groenlo?
Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 5 zijn voor de komende jaren maatregelen voorzien om de verkeersveiligheid van de N18 te verbeteren. Hiervoor worden o.a. uit de € 200 miljoen die dit kabinet beschikbaar heeft gesteld voor verkeersveiligheid op Rijks-N-wegen extra middelen in de N18 geïnvesteerd.
Wilt u deze vragen beantwoorden voor het MIRT-overleg van 28 november 2022?
Ja.
De beantwoording op de schriftelijke vragen over het bericht dat een taskforce een einde moet maken aan de Rijnbrug-impasse |
|
Daniel Koerhuis (VVD) |
|
Mark Harbers (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD) |
|
![]() |
Herinnert u zich uw beantwoording op de schriftelijke vragen over het bericht «Een taskforce moet een einde maken aan de Rijnbrug-impasse»?1
Ja.
Hoe rijmt u uw beantwoording dat de verbreding van de Rijnbrug een provinciaal project is met het feit dat de Rijnbrug een Rijksbrug is?
De brug bij Rhenen is een Rijksbrug over de Nederrijn. Het wegdeel maakt echter deel uit van de provinciale weg N233 (provincies Utrecht en Gelderland).
Deelt u de mening dat sinds de bestuursovereenkomst over de Rijnbrug is afgesloten in 2012, de woningbouwopgave van Rivierenland en de Gelderse Vallei fors is gestegen?
In hoeverre vormt de Rijnbrug gegeven de fors gestegen woningbouwopgave een probleem voor de doorstroming of de verkeersveiligheid?
Met de regio is een afspraak gemaakt over een Rijksbijdrage aan de Rijnbrug bij Rhenen in één van de 17 NOVEX-woningbouwlocaties, de regio Foodvalley. De regio kan hiermee de uitvoering van het project verder oppakken. Hiermee wordt invulling gegeven aan de motie van het lid Stoffer2. Met de bijdrage kan de regio beter worden ontsloten.
Bent u bereid om gegeven de fors gestegen woningbouwopgave een nieuwe bestuursovereenkomst over de Rijnbrug af te spreken?
Zie het antwoord op vraag 4.
Kent u de Mobiliteitsanalyse Arnhem-Nijmegen en Foodvalley, die is opgesteld voor de Verstedelijkingsstrategie Arnhem-Nijmegen-Foodvalley?2
Ja.
Wat is uw reactie op de mobiliteitsanalyse met betrekking tot de zuidelijke ontsluiting van de Gelderse Vallei ofwel de Rijnbrug?
Zie het antwoord op vraag 4.
In hoeverre deelt u de uitkomst van de mobiliteitsanalyse dat de zuidelijke ontsluiting van de Gelderse Vallei ofwel de Rijnbrug een probleem voor de doorstroming vormt?
Klopt het dat het verbreden van de Rijnbrug 141 miljoen euro kost, dat provincies en gemeenten 80 miljoen euro willen bijdragen en dat deze bijdrage een einddatum heeft?3
De verbreding kan voor € 120 mln worden uitgevoerd, met de afspraak dat de risico’s bij de regio liggen.
Klopt het dat na de betreffende einddatum de bijdrage van provincies en gemeenten omlaag kan gaan en de bijdrage van het Rijk omhoog kan gaan?
De bijdrage van het Rijk is lumpsum, de regio staat aan de lat voor verdere bijdragen.
Bent u bereid om gegeven de fors gestegen woningbouwopgave de 7,5 miljard euro nieuwe woningbouwgelden te gebruiken om het Rijk de overige 61 miljoen euro bij te laten dragen voor het verbreden van de Rijnbrug voor de betreffende einddatum?
Zoals hierboven aangegeven doet het Rijk voor de verbreding van de Rijnbrug bij Rhenen in een van de 17 NOVEX- woningbouwlocaties en de regio Foodvalley een lumpsum bijdrage van € 40 miljoen voor prijspeil 2022, incl. BTW.
Wilt u deze vragen beantwoorden voor het notaoverleg MIRT van 28 november 2022?
Ja.
Het bericht dat burgemeesters strijd aanbinden tegen extreme hardrijders na dodelijk ongeval Oud Gastel |
|
Daniel Koerhuis (VVD) |
|
Mark Harbers (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Burgemeesters binden strijd aan tegen extreme hardrijders na dodelijk ongeval Oud Gastel»?1
Ja, ik ben bekend met dit bericht.
In hoeverre zijn de middelen die burgemeesters hebben voldoende om extreme hardrijders aan te pakken?
Een effectieve aanpak van verkeersveiligheidsrisico’s is gestoeld op een lokale afweging van wat nodig is om die risico’s te beperken. Zoals ook gemeld in de beantwoording van de eerdere Kamervragen over het ongeval in Oud Gastel, is het belangrijk dat de betreffende burgemeesters het signaal dat hardrijders de verkeersveiligheid in hun gemeente in gevaar brengen, ook binnen hun gemeente oppakken in de lokale driehoek.2 In de lokale driehoek kan gekozen worden uit een voldoende breed scala aan infrastructurele, educatieve en handhavingsmaatregelen om snelheidsovertredingen zo veel mogelijk terug te dringen. Voorbeelden hiervan zijn respectievelijk aanpassing van de inrichting van de weg, voorlichting aan burgers en het aanvragen van een flitspaal. Het Rijk ondersteunt gemeenten hierbij, bijvoorbeeld met de investeringsimpuls verkeersveiligheid waarbij sinds 2020 tot 2030 500 miljoen euro beschikbaar is om een impuls te geven aan het verbeteren van de verkeersveiligheid ook op de gemeentelijke en provinciale wegen.
In hoeverre worden auto’s op gemeentelijke en provinciale wegen gescand door camera’s met ANPR (automatic number plate recognition) om extreme hardrijders aan te pakken? Kunnen burgemeesters verzoeken indienen om ANPR-camera’s op gemeentelijke en provinciale wegen te laten plaatsen? Zo ja, wat zijn dan de afwegingen om wel of niet ANPR-camera’s te laten plaatsen? Zo nee, waarom niet?
Voorop staat dat in algemene zin de handhavingsmiddelen die daarvoor bedoeld zijn, zoals de vaste en verplaatsbare flitspaal en de radar- en trajectcontroles, volstaan als middelen om snelheidsovertredingen te kunnen constateren en aan te pakken. Wensen omtrent aanvullende inzet op handhaving door de politie of het aanvragen van flitspalen om snelheidsovertredingen tegen te gaan, moeten binnen de lokale driehoek besproken worden.
Specifiek voor de aanpak van bestuurders die vaker ernstige verkeersovertredingen hebben begaan, waaronder snelheidsovertredingen, bestaat daarnaast nog een aantal andere bestuursrechtelijke en strafrechtelijke middelen. Deze maatregelen zijn in de beantwoording van de eerdere Kamervragen over het ongeval in Oud Gastel uiteengezet.3 Zo verkent het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat op dit moment binnen het bestuursrechtelijke kader of er een monitoringssysteem geplaatst kan worden in het voertuig van die bestuurders.4 Ook kan veelvuldig risicovol rijgedrag – waaronder te hard rijden – aanleiding vormen voor het OM en de politie om over te gaan tot een persoonsgerichte aanpak.5 Die aanpak is per definitie maatwerk en de afstemming daarover vindt lokaal tussen politie en OM plaats. Het gaat dus niet om één integrale aanpak, maar om op de persoon gericht maatwerk.
Aanvullend vraagt u naar de inzet van ANPR-camera’s en geotagging. De ANPR-camera’s van de politie kunnen niet worden ingezet voor de aanpak van bestuurders die de maximumsnelheid vaker overtreden. Daar is geen wettelijke grondslag voor. Voor wat betreft geotagging van voertuigen, geldt dat dit een onderdeel kan zijn van de eerdergenoemde persoonsgerichte aanpak bij bestuurders die vaker ernstige verkeersovertredingen begaan, waaronder snelheidsovertredingen. Met dit middel wordt terughoudend omgegaan. Het betreft een arbeidsintensievere interventie – gericht op de individuele bestuurder – die vanuit proportionaliteitsoverwegingen alleen bij de meest notoire (snelheids)overtreders wordt ingezet. De wettelijke grondslag hiervoor is artikel 3 van de Politiewet. Om zo min mogelijk inbreuk te maken op de privacy van betrokkene, gebeurt geotaggen met een baken dat geen locatiegegevens mag opslaan en alleen voor zeer beperkte duur op het voertuig geplaatst wordt. Het baken dient als hulpmiddel voor de politie. Het stuurt de politie een signaal wanneer het voertuig in gebruik is, zodat de politie het voertuig rijdend kan waarnemen en kan vaststellen of er snelheidsovertredingen mee begaan worden. Indien dat het geval is, kan de bestuurder staande gehouden worden.
Heeft u een interne integrale persoonsgerichte aanpak van extreme hardrijders? Zo ja, hoe ziet die aanpak eruit en bent u bereid om die aanpak ook extern in te voeren? Zo nee, waarom niet en bent u bereid om die aanpak in te voeren?
Zie antwoord vraag 3.
In hoeverre kunnen auto’s worden gegeotagd om extreme hardrijders aan te pakken? Is dit wettelijk mogelijk? Zo ja, op basis van welke wet? Zo nee, welke wet zou moeten worden aangepast? Heeft u hiervoor pilots gestart? Zo ja, welke pilots en bent u bereid om die pilot om te zetten in beleid? Zo nee, waarom niet en bent u bereid om die pilots te starten?
Zie antwoord vraag 3.
Hoe lang kunnen rijbewijzen worden ingevorderd om extreme hardrijders aan te pakken? Kunnen rijbewijzen ook definitief worden ingevorderd? Is dit wettelijk mogelijk? Zo nee, welke wet zou moeten worden aangepast? Hoe vaak en voor hoe lang worden er op jaarbasis rijbewijzen ingevorderd naar aanleiding van extreem hard rijden?
Bij ernstige verkeersdelicten, waaronder bepaalde snelheidsovertredingen, is zowel invordering van het rijbewijs als inbeslagname van het voertuig mogelijk.
Het rijbewijs van een bestuurder moet direct ingevorderd worden door de politie bij een snelheidsovertreding van 50 km per uur of meer te hard (30 km/h of meer bij een bromfiets). De politie heeft daarnaast de mogelijkheid het rijbewijs in te vorderen wanneer door de overtreding de veiligheid op de weg ernstig in gevaar is gebracht. Na invordering door de politie, besluit de officier van justitie in de meeste gevallen dat het rijbewijs wordt ingehouden voor de duur van de ontzegging van de rijbevoegdheid die op basis van de overtreding en de eventuele recidive door de rechter kan worden opgelegd. De maximale duur van ontzegging van de rijbevoegdheid is bij snelheidsovertredingen 2 jaar, bij recidive binnen 2 jaar is de maximumduur 4 jaar. Cijfers over invordering van het rijbewijs voor te hard rijden worden niet apart geregistreerd. Overigens is het rijden terwijl het rijbewijs is ingevorderd of tijdens een ontzegging van de rijbevoegdheid een misdrijf waarvoor door het OM standaard twee weken gevangenisstraf wordt geëist.
Op basis van artikel 94 van het Wetboek van Strafvordering kan besloten worden om een voertuig in beslag te nemen. In de door het Openbaar Ministerie vastgestelde «Aanwijzing inbeslagneming» is geregeld in welke gevallen de politie precies tot inbeslagname zal overgaan.6 Dit is bijvoorbeeld het geval wanneer de maximum toegestane snelheid met tenminste 100 procent wordt overschreden en er daarbij sprake is van concrete gevaarzetting. Het voertuig wordt inbeslaggenomen nadat daarover overleg met de officier van justitie heeft plaatsgevonden. Met inbeslagname van voertuigen wordt terughoudend omgegaan. Dit heeft onder andere te maken met het feit dat de verbeurdverklaring van het voertuig moet worden gevorderd. Hierin wordt meegewogen of de sanctie in verhouding staat tot de ernst van de overtreding en wordt ook de draagkracht van de verdachte meegewogen. Ook zijn er hoge kosten verbonden aan het opslaan van een voertuig tot betrokkene onherroepelijk veroordeeld is. Verder is de bestuurder die de overtreding begaat niet altijd de eigenaar van het voertuig. De verbeurdverklaring van een voertuig dat aan een ander dan de bestuurder toebehoort is alleen mogelijk als bij de eigenaar van het voertuig bekend was – of dat hij redelijkerwijs moest vermoeden – dat de bestuurder een overtreding zou begaan met het voertuig. Cijfers over inbeslagname en verbeurdverklaring van voertuigen worden niet apart geregistreerd.
In hoeverre kunnen auto’s in beslag worden genomen en worden ingevorderd om extreme hardrijders aan te pakken? Is dit beide wettelijk mogelijk? Zo nee, welke wet zou moeten worden aangepast? Hoe vaak worden er op jaarbasis auto’s in beslag genomen naar aanleiding van extreem hard rijden? Hoe vaak worden er op jaarbasis auto’s ingevorderd naar aanleiding van extreem hard rijden?
Zie antwoord vraag 6.
Het bericht dat de verdachte van het drama in Oud Gastel in een huurauto reed en de burgemeester verontwaardigd is over ‘jonge mannen die keihard rijden’ |
|
Daniel Koerhuis (VVD) |
|
Mark Harbers (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD) |
|
![]() |
Kent u de berichten «Verdachte drama Oud Gastel reed in huurauto | Burgemeester verontwaardigd over jonge mannen die keihard rijden» en «Burgemeesters binden strijd aan tegen extreme hardrijders na dodelijk ongeval Oud Gastel»?1, 2
Ja.
Wat is uw reactie op deze berichten?
Allereerst is het verschrikkelijk voor de familie en de nabestaanden dat dit tragische ongeluk heeft plaatsgevonden. Op dit moment loopt het onderzoek naar de toedracht van het ongeval.
Wat is uw reactie op de constatering van de burgemeester van Halderberge en de burgemeester van Roosendaal dat jonge mannen steeds vaker in gehuurde auto’s keihard door hun gemeenten rijden?
Het is een zorgelijk signaal van deze burgemeesters dat er vaak snelheidsovertreding in hun gemeenten plaatsvinden. Snelheidsovertredingen brengen de verkeersveiligheid in gevaar. In dit geval met verschrikkelijke gevolgen. Het is belangrijk dat deze West-Brabantse burgemeesters dit probleem in beeld hebben en in samenspraak in de lokale driehoek aan willen pakken. Antwoord 4 gaat verder in op snelheidsovertredingen in gehuurde auto’s.
Hoeveel ongevallen zijn er op jaarbasis met gehuurde auto’s en niet-gehuurde auto’s? In hoeverre is er een toename te zien in het aantal ongevallen met gehuurde auto’s en het aantal ongevallen met buitenlandse gehuurde auto’s in grensregio’s? Welke profielen zijn er van bestuurders die in gehuurde auto’s keihard rijden?
Gegevens over verkeersongevallen in Nederland worden op verschillende manieren verzameld en vastgelegd in statistieken. Elke organisatie doet dit vanuit een eigen invalshoek en doel. De infographic van Rijkswaterstaat laat zien hoe de statistieken van de verschillende organisaties tot stand komen en zich tot elkaar verhouden.3 In deze registraties wordt geen onderscheid gemaakt tussen gehuurde auto’s en niet-gehuurde auto’s, net als dat er niet geregistreerd wordt of het om een leaseauto of een geleend voertuig gaat. De politie registreert bij overtredingen en ongevallen de gegevens van de kentekenhouder (die vanuit de Wegenverkeerswet aansprakelijk is voor het gebruik van de auto) en ook die van de bestuurder bij een staandehouding. Dat de kentekenhouder en de bestuurder die de overtreding heeft begaan niet dezelfde persoon zijn – bijvoorbeeld omdat het om een huurauto gaat – is niet van belang voor de bekeuring of het eventuele strafrechtelijke proces.
Omdat bij de registratie van ongevallen niet vastgelegd wordt of het om een gehuurde auto gaat, is het niet mogelijk om een uitspraak te doen of er een toename te zien is in het aantal ongevallen met gehuurde auto’s en het aantal ongevallen met buitenlandse gehuurde auto’s in grensregio’s. Ook zijn er geen profielen van bestuurders die in gehuurde auto’s (snelheids)overtredingen begaan.
Wel is er onderzoek gedaan door de Stichting Wetenschappelijk Onderzoek Verkeersveiligheid (SWOV) naar de redenen waarom bestuurders te hard rijden. Volgens de SWOV4 hebben bestuurders verschillende redenen om hard te rijden: omdat ze zich willen aanpassen aan het andere verkeer, omdat ze haast hebben, omdat ze het leuk vinden, of omdat ze het niet in de gaten hebben. Een klein deel van de automobilisten geeft aan dit uit verveling te doen. Daarnaast is er ook onderzoek gedaan naar verkeersgedrag van veelplegers van verkeersovertredingen, waaronder snelheidsovertredingen. Dit is een kleine groep bestuurders met een grote impact op de verkeersveiligheid.5 Uit het onderzoek blijkt dat jongeren en mannen relatief meer riskant verkeersgedrag vertonen. Deze groep vertoont ook vaker agressief gedrag in het verkeer, met name als ze ook agressief zijn in andere situaties. Zowel maatregelen gericht op gedragsverandering en monitoring als gerichte verkeershandhaving zijn volgens de SWOV mogelijk effectief bij de aanpak van dit gedrag. Bij de beantwoording van vraag 5 staat welke maatregelen daarom worden genomen.
Welke maatregelen heeft u al genomen om bestuurders aan te pakken die in gehuurde auto’s keihard rijden?
In algemene zin geldt dat er in de maatregelen die getroffen worden om overtredingen aan te pakken, geen onderscheid wordt gemaakt tussen voertuigen die gehuurd zijn en voertuigen die dat niet zijn. Maatregelen zijn gericht op de aanpak van bestuurders. Vanuit het Ministerie van IenW wordt verkend hoe zware overtreders door middel van cursussen (educatieve maatregel gedrag) en technische oplossingen, zoals een monitoringssysteem in de auto, tot veiliger gedrag kunnen worden bewogen. Een gebrekkige rijvaardigheid is bij een groot deel van deze groep bestuurders niet zozeer het probleem. Hun gedrag moet blijvend worden veranderd. Met dat doel werken we bijvoorbeeld aan de ontwikkeling van de nieuwe lichte educatieve maatregel gedrag (LEMG) waar we uw Kamer eerder over hebben geïnformeerd.6 Ook bezien we samen met stakeholders welke andere maatregelen we kunnen nemen om verkeersgedrag van (beginnende) bestuurders te verbeteren.
Handhaving op overschrijdingen van de maximumsnelheid vindt zowel plaats door de politie met radarcontroles als digitaal met flitspalen van het Openbaar Ministerie (OM). De inzet hiervan vindt risico-gestuurd plaats. Dat betekent dat bij het selecteren van locaties gekeken wordt waar de maximumsnelheid vaker wordt overtreden, of er vaker ongevallen plaatsvinden en of er vaker risicovolle situaties ontstaan.
Wanneer overtredingen zijn geconstateerd of een ongeval heeft plaatsgevonden, wordt op meerdere manieren opgetreden tegen bestuurders die te hard rijden. Bij relatief beperkte overtredingen, wordt een boete uitgeschreven. Overtredingen van de snelheid met meer dan 30 km per uur (en op de snelweg met 40 km per uur) vallen onder het strafrecht. In de aanpak van dergelijke zware overtredingen, wordt rekening gehouden met het verkeersverleden van iemand en of er sprake is van recidive. Wanneer er sprake is van veelvuldig risicovol rijgedrag kan dit bovendien aanleiding vormen voor het OM en de politie om over te gaan tot een persoonsgerichte aanpak.7 Bij een overschrijding van de snelheid met 50 kilometer per uur of meer vordert de politie bij een staandehouding het rijbewijs in. Het OM of de rechter bepaalt daarna hoe lang het rijbewijs ingehouden blijft. Ook is het mogelijk om het voertuig in beslag te nemen wanneer de maximum toegestane snelheid met tenminste honderd procent is overschreden en er daarbij sprake is van concrete gevaarzetting.
Bent u bereid om extra maatregelen te nemen naar aanleiding van de oproep van de burgemeester van Halderberge en de burgemeester van Roosendaal? Zo ja, welke extra maatregelen? Zo nee, waarom niet?
Aanvullend kan in de lokale driehoek worden bepaald wat er nodig is om de verkeersveiligheid ter plekke te verbeteren. Zo kan de wegbeheerder samen met de politie onderzoeken of en welke extra infrastructurele maatregelen er genomen kunnen worden om snelheidsovertredingen te voorkomen. Bovenop infrastructurele maatregelen kan de wegbeheerder, vaak de gemeente, haar inwoners ook informeren over geldende limieten en passende snelheden. Ook goede verkeerseducatie kan bijdragen om verkeersovertredingen te voorkomen. Als er aanvullende handhavingsinspanningen nodig zijn om snelheidsovertredingen terug te dringen, kunnen hierover in de lokale driehoek afspraken gemaakt worden.
Het artikel ‘Inspectie controleerde twaalf jaar niet op zwaar werk Schiphol’ |
|
Daniel Koerhuis (VVD), Chris Simons (VVD) |
|
Karien van Gennip (minister sociale zaken en werkgelegenheid) (CDA) |
|
![]() |
Bent u bekend met bovenstaande artikel?1
Ja. Ik ben verbaasd en geschrokken van de berichtgeving. Het is belangrijk dat de Arboregels worden nageleefd. Die regels gelden niet voor niets, die zijn voor iedere werkgever: mensen moeten gezond en veilig kunnen werken.
Klopt het dat de Nederlandse Arbeidsinspectie (de Inspectie) na 2010 geen enkele controle meer heeft uitgevoerd op de naleving van de Arbowet in de bagageafhandeling op Schiphol? Zo ja, hoe beoordeelt u dit feit?
Ja dat klopt. Ik ben verbaasd en geschrokken van de berichtgeving over de bagageafhandeling op Schiphol. Ik vind dat een onwenselijke situatie. Het is belangrijk dat de Arboregels worden nageleefd. Die regels gelden niet voor niets, die zijn er voor iedere werkgever: mensen moeten gezond en veilig kunnen werken. Het is en blijft de primaire verantwoordelijkheid van de werkgever om zich aan de wet- en regelgeving te houden.
De Arbeidsinspectie is inmiddels een onderzoek gestart naar de situatie bij het bagagepersoneel op Schiphol. De Arbeidsinspectie geeft aan dat ze graag eerder was gegaan, zie bijlage. Ik onderschrijf dat. Hierbij is het zo dat de Arbeidsinspectie altijd keuzes maakt als het gaat om de inzet van haar capaciteit. In dit geval geeft de Arbeidsinspectie aan dat er noch uit haar actieve programmering noch uit meldingen van buitenaf (via bijv. bedrijfsartsen, ondernemingsraden of vakbonden) aanleiding is geweest om eerder te controleren op fysieke belasting bij bagageafhandeling. Op andere terreinen – zoals blootstelling aan gevaarlijke stoffen – hebben de afgelopen jaren wel diverse inspecties plaatsgevonden op Schiphol.
Ik heb de Arbeidsinspectie gevraagd te bezien of er verbeteringen mogelijk zijn. Tevens heb ik de Arbeidsinspectie gevraagd om bij de door haar aangekondigde rapportage over de nog lopende onderzoeken in de bagage-afhandeling, tevens breder inzicht te geven in welke inspecties hebben plaatsgevonden de afgelopen jaren op Schiphol. Hierover wordt uw Kamer nader geïnformeerd.
Hoe beoordeelt u het feit dat de Inspectie in haar reactie aangeeft geen inspecties meer uitgevoerd te hebben omdat zij erop «vertrouwden» dat werkgevers in de bagageafhandeling op Schiphol zich zouden houden aan de gemaakte afspraken na een langdurig verbetertraject?
Mijn beoordeling is als volgt. Op grond van de wet- en regelgeving is het uitgangspunt dat de primaire verantwoordelijkheid ligt bij werkgevers en werknemers. In 2010 constateerde de Arbeidsinspectie dat de werkgevers in de bagageafhandeling concrete maatregelen hadden getroffen. In lijn met de uitgangspunten van het arbostelsel is het vervolgens de verantwoordelijkheid van de werkgevers en werknemers om de voortgang daarin te behouden.
Dit laat onverlet dat ik graag had willen zien dat de Arbeidsinspectie eerder was langsgegaan om te controleren of de voortgang daadwerkelijk werd voortgezet. Ik heb de Arbeidsinspectie gevraagd te bezien of er verbeteringen mogelijk zijn.
Hoe beoordeelt u het feit dat de Inspectie aangeeft sinds 2010 geen controles meer uitgevoerd te hebben op Schiphol, mede omdat er geen meldingen van overtredingen zijn ontvangen? Hoe verhoudt deze uitspraak zich tot de in het onderzoek aangehaalde bedrijfsartsen die aangeven herhaaldelijk meldingen gemaakt te hebben van beroepsziekten en tot het risicogestuurde toezicht van de Inspectie?
Ik constateer dat dit voortvloeit uit de werkwijze van de Arbeidsinspectie. Tevens wordt met «meldingen van bedrijfsartsen» waarschijnlijk gedoeld op meldingen aan het Nederlands Centrum voor Beroepsziekten, niet aan de Arbeidsinspectie.
Meldingen zijn een belangrijk onderdeel van het risico gestuurde toezicht door de Arbeidsinspectie. Graag verwijs ik u naar bijgaand document, waarin de Arbeidsinspectie haar werkwijze toelicht. Zij geeft daarin aan dat bij de Arbeidsinspectie geen meldingen zijn gedaan door bedrijfsartsen of anderen over de arbeidsomstandigheden van bagage-afhandelaars op Schiphol.
Hoe kijkt u aan tegen de bedrijfscultuur binnen Schiphol waarbij de medewerkers en bedrijfsartsen geen (anonieme) meldingen doen ondanks dat zij wisten van de overtredingen van de Arbowet en de hoge aantal beroepsgerelateerde fysieke klachten? Hoe gaat u om met het dit signaal waarbij er niet gemeld wordt in relatie tot de bedrijfscultuur, kijkend naar andere grote bedrijven?
Ik vind het een zeer kwalijke zaak als er sprake is van een bedrijfscultuur bij de afhandelingsbedrijven waarin medewerkers en bedrijfsartsen geen (anonieme) meldingen doen van overtredingen van de Arbowet of beroepsgerelateerde fysieke klachten. Ik vind het belangrijk dat de Arboregels worden nageleefd. Die regels gelden niet voor niets, die zijn er voor iedere werkgever: mensen moeten gezond en veilig kunnen werken. In dit geval zijn de afhandelingsbedrijven daarvoor verantwoordelijk.
Werknemers kunnen -in het geval hun klachten door de leidinggevende niet serieus genomen worden- via de ondernemingsraad (OR), personeelsvertegenwoordiging of vakbond kenbaar maken dat wettelijke voorschriften op het gebied van arbobeleid volgens hen niet worden nageleefd. Ook voor bedrijfsartsen is het mogelijk om al dan niet anoniem meldingen te doen bij de Arbeidsinspectie. Bij meldingen van de OR, personeelsvertegenwoordiging of vakbond stelt de Arbeidsinspectie conform artikel 24, lid 7 van de Arbowet altijd een onderzoek in.
Hoeveel vergelijkbare langdurige verbetertrajecten heeft de Inspectie met werkgevers in risicosectoren afgerond? Is het gebruikelijk dat de Inspectie na een dergelijk verbetertraject bij een werkgever geen controles meer uitvoert? Zo ja, hoe beoordeelt u dit? Zo nee, hoe vaak worden na afloop van een langdurig verbetertraject herhaalinspecties uitgevoerd?
De Arbeidsinspectie onderscheidt initiële inspecties en herinspecties. In de tabel met kerncijfers in de SZW begroting en de jaarstukken van de inspectie wordt het handhavingscijfer bij initiële inspecties en het cijfer bij herinspecties getoond. Het verschil tussen de cijfers is een maatstaf voor effect.
Uit het jaarverslag van de Arbeidsinspectie over 2021 blijkt dat her-inspecties een handhavingspercentage van 23% opleveren tegen een handhavingspercentage van 37% bij eerste inspecties. Het is aan de Arbeidsinspectie om op basis van Inspectiebrede Risicoanalyse te bepalen of en wanneer het instrument her-inspecties moet worden ingezet. De Arbeidsinspectie zet het instrument her-inspecties deels ad random in en deels risicogericht, dat wil zeggen daar waar wordt getwijfeld of de werkgever na inspectie afdoende maatregelen neemt om werknemers veilig en gezond te laten werken.
Een verbetertraject zoals met de bagage-afhandeling over zoveel jaren komt niet veel voor. In algemene zin geldt dat hoe langer het traject, des te groter de aandacht bij de Arbeidsinspectie of de tekortkomingen worden opgelost.
Zie ook het antwoord op vraag 2.
Hoe kijkt u aan tegen de noodzaak van herhaalinspecties van de Inspectie na afloop van verbetertrajecten zoals het traject dat op Schiphol tot 2010 liep?
Zie het antwoord op vraag 6.
Bent u bereid om in gesprek te gaan met Schiphol en de bedrijven in de bagageafhandeling om het opzetten van «equipment pooling», waarmee afhandelaars toegang krijgen tot de benodigde hulpmiddelen, zo snel mogelijk te realiseren?
In het Sociaal akkoord dat op 1 juni jl. is afgesloten tussen Schiphol en de FNV en CNV is afgesproken dat er wordt overgegaan tot equipment pooling. Equipment pooling moet ervoor zorgen dat er een standaard set aan afhandelmateriaal (GSE) beschikbaar is voor algemeen gebruik op vliegtuigopstelplaatsen. De invoering van equipment pooling gaat vanaf 1 oktober 2022 van start.2 Schiphol zal contact houden met het Ministerie van IenW over het verloop van de start met equipment pooling.
Klopt het dat luchtvaartmaatschappijen het gebruik van specifieke hulpmiddelen niet toestaan uit angst voor beschadiging aan vliegtuigen? Zo ja, hoe beoordeelt u dit?
Dit is mij niet bekend voor alle afhandelaren. In november breng ik samen met de Minister van IenW een werkbezoek op Schiphol en zullen we hierover navraag doen bij de afhandelingsbedrijven.
Kunt u schetsen op welke wijze de Inspectie toezicht houdt op de naleving van de Arbowet in de bagageafhandeling op andere Nederlandse luchthavens?
Het toezicht op bagage-afhandeling is, net als het toezicht op alle andere werkzaamheden, risicogericht en zowel actief als reactief/responsief. Vanwege het lopende onderzoek op Schiphol, gaat de Arbeidsinspectie na wat de situatie op andere luchthavens is.
Op welke wijze worden risico-inventarisaties en evaluaties (RI&E’s) van bedrijven en organisaties extra beoordeeld wanneer zij als gevolg van een bevinding van de Inspectie een verbetertraject hebben moeten doormaken?
Indien bij een controle is geconstateerd dat een werkgever overtredingen begaat (het niet hebben van een RI&E is ook een overtreding), dan wordt handhavend opgetreden. Afhankelijk van de zwaarte van de overtreding en de feiten en omstandigheden van het geval, worden de werkzaamheden ter plekke stilgelegd, wordt een boeterapport opgemaakt en veelal wordt een eis gesteld aan de werkgever om verbeteringen door te voeren. Bij voortgangscontrole of her-inspectie verifieert de Arbeidsinspectie of de werkgever opvolging heeft gegeven aan de eis. Afhankelijk van waar het over gaat, kan dat ook aanpassing van de RI&E vergen. Indien dat het geval is, zal de Arbeidsinspectie de RI&E van die bedrijven extra beoordelen.
Deelt u de mening dat het uitblijven van structurele verbeteringen zoals geconstateerd in de door de bedrijven opgestelde RI&E’s opgemerkt had moeten worden door de Inspectie en dat dit had moeten leiden tot verdere handhavingsacties? Zo ja, hoe gaat u er op toezien dat dit in de toekomst de standaard wordt?
Werkgevers zijn wettelijk verplicht om een RI&E en plan van aanpak op te stellen. Dat is om risico’s in het bedrijf helder te hebben. En om maatregelen te nemen om risico’s te voorkomen of te verkleinen. De RI&E is voor het bedrijf zelf, voor de werknemers en voor de Ondernemingsraad, die een rol heeft bij de vaststelling. RI&E en plan van aanpak worden niet opgesteld voor de overheid. Dit laat onverlet dat de Arbeidsinspectie bij controles om inzage kan vragen. Naast het inzien tijdens of na een controle bij een werkgever, vraagt de inspectie de afgelopen jaren in een aantal specifieke projecten de RI&E op bij groepen werkgevers zoals bijvoorbeeld de garagebranche. Dat stimuleert bedrijven om de Arbowet na te leven en een RI&E te maken of up-to-date te brengen. De Arbeidsinspectie heeft na 2010 geen controles uitgevoerd op fysieke belasting bij bagageafhandelingsbedrijven op Schiphol, wel op andere terreinen. De Arbeidsinspectie geeft aan dat ze graag eerder was gegaan. Ik onderschrijf dat.
Het bericht dat WOII-veteranen niet naar de herdenking van WOII kunnen gaan door Schiphol-chaos en corona |
|
Daniel Koerhuis (VVD) |
|
Mark Harbers (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD) |
|
![]() |
Kent u het bericht «WOII-veteranen niet naar herdenking oorlog door Schiphol-chaos en corona»?1
Ja.
Wat is uw reactie op dit bericht?
Ik betreur het ten zeerste dat de twaalf veteranen en hun begeleiding niet naar de herdenking van Market Garden kunnen komen. Ik heb direct contact opgenomen met Schiphol en de Koninklijke Marechaussee (verder: KMAR) om informatie in te winnen. Zij gaven aan dat zij niet op de hoogte waren van dit verzoek omdat deze op een andere manier was aangevraagd dan gebruikelijk. Normaal gesproken wordt er een verzoek ingediend bij de KMAR en wordt vanuit daar alles voor hen geregeld en faciliteert Schiphol waar nodig. Vanwege miscommunicatie is dat deze keer niet gebeurd en dat betreuren Schiphol en de KMAR ten zeerste. De KMAR begrijpt als militaire organisatie als geen ander dat veteranen erkenning en respect verdienen. Schiphol en de KMAR hebben contact opgenomen met de organisator en de situatie uitgelegd en afspraken gemaakt voor de toekomst om herhaling te voorkomen. In december is de eerstvolgende mogelijkheid als de veteranen naar de herdenking van het Ardennen Offensief willen gaan. De KMAR en Schiphol hebben alle hulp aangeboden om daarbij te helpen. Dat geldt ook voor andere toekomstige herdenkingen.
Bent u bereid om Schiphol te vragen de betreffende veteranen volgende maand voorrang te geven en een veilige reis te garanderen?
Schiphol en de KMAR hebben hierover contact opgenomen met de organisator van de reis en die heeft besloten om de reis te annuleren. Ik kan daar geen verschil meer in maken en stel het zeer op prijs dat er goede onderlinge afspraken gemaakt zijn om herhaling te voorkomen.
Kunt u deze vragen zo snel mogelijk beantwoorden?
Ja.