De zichtbaarheid van huiselijk geweld in het familierecht |
|
Michiel van Nispen (SP) |
|
Struycken , Coenradie |
|
![]() |
Bent u bekend met de bevindingen van het Verwey-Jonker Instituut uit het recent gepubliceerde rapport «Waar geweld uit beeld raakt»?1 Wat is uw algemene reactie hierop?
Ja, wij zijn bekend met het onderzoek en de bevindingen. Wij vinden het belangrijk dat onderzoek is gedaan naar de zichtbaarheid van huiselijk geweld in het familierecht, en zien het belang van de uitkomsten van dit onderzoek voor de beleidsopgaven die er op dit terrein zijn. Zoals toegezegd wordt de Tweede Kamer voor de zomer in de voortgangsbrief over het plan van aanpak «Stop Femicide!» nader geïnformeerd over de uitkomsten van dit onderzoek. Wij zullen de Kamer in deze brief ook informeren over welk gevolg wij zullen geven aan de uitkomsten van het onderzoek.
Wat is uw reactie op de bevinding dat het niet vanzelfsprekend is dat huiselijk geweld naar voren wordt gebracht in beslissingen omtrent zorgregelingen, omgang en gezag, waardoor de rechter te weinig rekening houdt/kan houden met huiselijk geweld en veiligheid bij zaken rond complexe scheidingen?
Wij hechten er belang aan dat er meer aandacht komt voor huiselijk geweld in familierechtzaken, in het belang van zowel het kind als de betreffende slachtofferouder.
Wat vindt u van de conclusie dat risicoscreeningsinstrumenten, die helpen om een inschatting te maken van de aard en ernst van het huiselijk geweld, nauwelijks worden gebruikt in dit soort procedures?
De beantwoording van deze vragen zullen wij meenemen in de toegezegde beleidsreactie.
Bent u het met de onderzoekers eens dat het belang van de ouder die slachtoffer is van huiselijk geweld of dwingende controle, niet voldoende gewaarborgd lijkt in de huidige rechtsgang?
Zie antwoord vraag 3.
Wat is uw reactie op de aanbevelingen van het Verwey-Jonker Instituut die gaan over het vergroten van de kennis bij alle juridische professionals en hulpverleners door scholing over (de signalering van) huiselijk geweld?
Wij delen met de onderzoekers dat het vergroten van de kennis bij de betrokken professionals en het ontwikkelen van een toetsingskader belangrijke instrumenten zijn om de aandacht voor huiselijk geweld in familierechtzaken te vergroten. In de beleidsreactie zullen wij toelichten hoe gevolg wordt gegeven aan de aanbevelingen van de onderzoekers.
Wat is uw reactie op de aanbevelingen over een beter toetsingskader waarmee risico’s en geweld beter kunnen worden vastgesteld, meer aandacht voor ouderschapsvaardigheden in de afweging over zorg- en omgangsregelingen en verbeteren van de uitwisseling van strafrechtelijke informatie bij familierechtelijke procedures? Bent u bereid hierover ook overleg te voeren met de rechtspraak?
Zie antwoord vraag 5.
Wat is de stand van zaken van de eerder aangenomen motie-Temmink/Mutluer, waaruit bleek dat dit toetsingskader al een duidelijke wens is van de Kamer?2
In de toegezegde beleidsreactie zullen wij de Kamer nader informeren over de stand van zaken van deze motie en hoe gevolg wordt gegeven aan de aanbevelingen van de onderzoekers.
Wat gaat u doen om uitvoering te geven aan deze motie en welk gevolg zal gegeven worden aan de aanbevelingen uit dit onderzoek?
Zie antwoord vraag 7.
Bent u bekend met het bericht waaruit blijkt dat de stekende tbs’er Malek F. meermaals onbegeleid verlof kreeg, dat de adviescommissie hierbij geen risico’s zag en dat meerdere waarschuwingen van slachtoffers daarbij zijn genegeerd?1
Ik ben bekend met het artikel waarnaar wordt verwezen in de voetnoot.
Kunt u tot in detail uitleggen waarom de adviescommissie groen licht gaf voor het verlof van deze terrorist, die zondag 6 april een man met een Joodse achtergrond met messteken ernstig verwondde?
Hoewel ik in principe geen uitspraken doe over individuele casussen, hecht ik eraan u in algemeenheid erover te informeren dat verschillende aannamen in het artikel niet op feiten berust zijn.
Los daarvan kan ik u ten aanzien van de procedure rondom de beoordeling van verlofaanvragen het volgende toelichten. De procedure voor het verlenen van verlof met steeds meer vrijheden is zeer zorgvuldig opgebouwd. De veiligheid van de samenleving is het belangrijkste uitgangspunt bij het toetsen of iemand op verlof mag. Een tbs gestelde gaat pas met verlof als vanuit risicotaxatie en professioneel oordeel van de behandelaars de kans op recidive of terugval beheersbaar wordt geacht. Bovendien worden verlofaanvragen getoetst door een onafhankelijk adviescollege. Verlof is een belangrijk onderdeel van de behandeling van een tbs-gestelde.
Kunt u aangeven wanneer u de goedkeuring voor het verlof van deze veroordeelde terrorist heeft gegeven?
Zie antwoord vraag 2.
Zijn na aanleiding van alle incidenten bij deze kliniek eerder dit jaar de verloven opnieuw geëvalueerd? Zo nee, waarom niet?
Zorgvuldige toetsing van verlofaanvragen door het Adviescollege Verloftoetsing tbs (AVT) moet het risico op incidenten tijdens verloven verkleinen. Helaas kan -ondanks deze zorgvuldige toetsing- nooit honderd procent voorkomen worden dat er een incident plaatsvindt. Incidenten tijdens verloven worden altijd geëvalueerd. Daarbij kan een incident gevolgen hebben voor de verlofmachtiging van een tbs-patiënt. Daarnaast wordt een incident ook betrokken bij de behandeling. Bij onttrekking aan het verlof (wanneer een patiënt langer dan 24 uur afwezig is) wordt de machtiging ingetrokken.
Hoe beoordeelt u het verlof in het licht van de constatering die de rechter in 2018 deed, namelijk dat deze terrorist «radicale en extremistische gedachten» had, hij tijdens een steekpartij in 2018 «Allahu akbar» riep en op Facebook schreef dat «alle ongelovigen moeten lijden»?
Ik verwijs naar mijn antwoord bij vragen 2 en 3.
Kunt u uitleggen waarom er niets is gedaan met de waarschuwingen van zijn slachtoffers, die stellen: «Wij wisten dat hij opnieuw zou toeslaan en hebben hiervoor gewaarschuwd»?
Ik ga niet in op individuele casussen en verwijs naar mijn antwoord bij vragen 2 en 3. Desalniettemin wil ik naar aanleiding van deze vraag toelichten dat het een vast onderdeel van het verlofproces en de verlofaanvraag is dat het belang en de veiligheid van de slachtoffers meegewogen worden. In gevallen kan ook sprake zijn van het opleggen van een contact- of gebiedsverbod ten behoeve van het slachtoffer als bijzondere voorwaarde bij het verlof.
Wie houdt u verantwoordelijk voor het falen van de adviescommissie?
Nogmaals: ik ga niet in op individuele gevallen. In algemene zin wil ik u meegeven dat tbs Nederland veiliger maakt, omdat het bijdraagt aan het voorkomen van recidive. In de tbs worden de moeilijkste patiënten van ons land behandeld. Patiënten die een ernstig strafbaar feit hebben gepleegd. Het eerlijke verhaal is: hoe zorgvuldig we ook omgaan met de veiligheid van de samenleving, er kan niet honderd procent worden uitgesloten dat sporadisch incidenten plaatsvinden met deze moeilijke groep. Indien het voorkomt dat een tbs-patiënt een delict pleegt tijdens de behandeling, wordt daar altijd aangifte van gedaan. Het is aan het OM om te beslissen over strafrechtelijke vervolging.
Deelt u de mening dat de aanslag in de Van Mesdagkliniek een terroristische daad is, dat Malek F. hiervoor vervolgd moet worden en levenslang in de cel moet verdwijnen?
Zie antwoord vraag 7.
Deelt u de mening dat terroristen zoals Malek F. nooit en te nimmer verlof mogen krijgen en vrij de straat op mogen worden gestuurd?
Ik verwijs naar mijn antwoord op vragen 2 en 3. Daarbij geldt dat het aan de rechter is om een straf te bepalen en dat het aan DJI is om deze uit te voeren. Bij een tbs-maatregel geldt dat verlof onderdeel is van de tbs-behandeling.
Bent u bereid om na dit eindeloos falen de verlofregeling op de schop te doen en te schrappen voor tbs’ers?
Daar ben ik niet toe bereid. Ik verwijs naar mijn antwoord op vraag 2, 3 en 7.
Geheime en onwettige detentieplaatsen in Nederland |
|
Michiel van Nispen (SP) |
|
Struycken , Coenradie , David van Weel (minister ) |
|
![]() |
Hoe belangrijk is volgens u het uitgangspunt dat personen slechts gedetineerd mogen worden volgens de regels, vastgelegd in wetten en verdragen, die onder andere met zich meebrengen dat detentie slechts mag plaatsvinden op officieel erkende en gecontroleerde plaatsen?
Dat is zeer belangrijk. Gedetineerden moeten er in elke situatie op kunnen vertrouwen dat hun detentie veilig, zorgvuldig en humaan ten uitvoer wordt gelegd met toepassing van geldende wet- en regelgeving.
Wie gaf er opdracht advocaat Weski op de sluiten op een niet wettige en geheime locatie? Welke argumentatie lag daar precies aan ten grondslag? Welke wetten en regels zijn hier overtreden?
Zoals gebruikelijk ga ik niet in op individuele zaken. Dat betekent dat ik ook hier zo min mogelijk in ga op de details van de individuele zaak. In algemene zin geldt dat de Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI) namens mij gedetineerden plaatst in een inrichting. In uitzonderlijke situaties kan ervoor worden gekozen om gedetineerden op een afgeschermde wijze te plaatsen. Dit kan het geval zijn als dit bijvoorbeeld vanuit veiligheidsoverwegingen noodzakelijk is. Deze afweging vindt plaats op basis van de op dat moment beschikbare informatie van bijvoorbeeld het Openbaar Ministerie of de politie. Er wordt afgeschaald zodra dat mogelijk wordt geacht.
Zoals ik in mijn brief aan uw Kamer van 7 april jl.1 heb aangegeven, had de Inspectie van Justitie en Veiligheid (IJenV) echter wel op de hoogte moeten zijn van deze afgeschermde locatie. Eind 2024 heeft de DJI hierover afspraken gemaakt met de IJenV. Deze afspraken zijn aanvullend op de reguliere werkwijze tussen DJI en de IJenV en zien met name op praktische zaken die nodig zijn om afscherming te kunnen waarborgen bij het uitoefenen van toezicht. Daarnaast moet er ook bij een afgeschermde locatie een Commissie van Toezicht (CvT) zijn ingesteld en moeten er huisregels zijn. Dit was niet geregeld. Het instellen van een CvT voor deze locatie bevind zich in een vergevorderd stadium. Daarnaast worden, op basis van het reguliere model, huisregels vastgesteld voor deze vorm van detentie.
Zoals ook reeds uit mijn brief blijkt, hebben de IJenV en de DJI mij bevestigd dat de DJI in deze casus uitzonderlijk veel in het werk heeft gesteld om de negen dagen durende periode van afgeschermde detentie op een verantwoorde, veilige en humane manier vorm te geven. Zo heeft betrokkene haar advocaat kunnen ontvangen en dagelijks gesproken met een medewerker van de DJI over haar welzijn.
Waarom is op dat moment geen enkele toezichthouder geïnformeerd over het feit dat zij op deze locatie gedetineerd werd?
Er rust geen verplichting op DJI om toezichthouders te informeren over individuele plaatsingen. In de reguliere werkwijze tussen de IJenV en de DJI wordt de IJenV hier dan ook niet over geïnformeerd. Bij een plaatsing waarbij rekening wordt gehouden met extreme veiligheidsrisico’s worden zo min mogelijk partijen geïnformeerd om de veiligheid en afscherming van alle betrokkenen zo goed mogelijk te waarborgen. Wel moet de IJenV op de hoogte zijn van alle detentielocaties, ook die afgeschermd zijn. Dat was niet het geval ten tijde van detentie van betrokkene. Er zijn inmiddels afspraken gemaakt tussen de IJenV en de DJI die o.a. zien op het vormgeven van toezicht door de IJenV op deze afgeschermde vorm van detentie.
Hoe is het mogelijk dat de Inspectie Justitie en Veiligheid (hierna: Inspectie) überhaupt niet op de hoogte was van het bestaan van deze detentielocatie in Nederland?
Dit was een zeer uitzonderlijke situatie, waarbij gebruik is gemaakt van een detentielocatie die vrijwel nooit wordt ingezet. Het is echter van belang dat – ook in een dergelijke bijzondere situatie – onafhankelijk toezicht kan worden uitgeoefend. Hiertoe zijn inmiddels afspraken gemaakt (zie ook antwoord op vraag 2).
Wie was er op dat moment wél op de hoogte van het bestaan van deze geheime detentieplaatsen?
Vanwege veiligheidsredenen kan ik hier niet inhoudelijk op ingaan.
Ik hecht eraan te benadrukken dat een gedetineerde altijd, ook in het geval van afgeschermde detentie, in contact kan blijven met zijn of haar raadsman. Een gedetineerde is dan ook altijd in staat om telefonisch contact te onderhouden met de advocaat en de advocaat op locatie te ontvangen voor bezoek.
Hoeveel vaker is het voorgekomen dat iemand is overgebracht naar een onbekende of niet officieel erkende en gecontroleerde locatie? Kunt u specifieker zijn dan «een enkele keer» «in de afgelopen decennia» zoals u schrijft in uw brief aan de Kamer? Welke redenen waren hiervoor in die gevallen?
Plaatsing op een afgeschermde aangewezen detentielocatie is zeer uitzonderlijk. Vanuit veiligheidsoverwegingen kan ik geen aantallen noemen.
Kunt u uitsluiten dat er meer geheime detentieplaatsen zijn in Nederland? Zo nee, op welke plaatsen zijn deze er nog meer?
Vanuit veiligheidsoverwegingen kan ik niet ingaan op het aantal afschermde detentielocaties en de betreffende locaties daarvan. De IJenV is op dit moment op de hoogte van alle locaties die door DJI kunnen worden ingezet voor dit doel.
Wat vindt u ervan dat de Inspectie in het boek van mevrouw Weski heeft moeten lezen dat dit was gebeurd en niet al veel eerder en op andere wijze hierover was geïnformeerd?
Zoals aangegeven bij antwoord op vraag 2 had de IJenV op de hoogte moeten zijn van deze afgeschermde detentielocatie.
Waarom merkt u in uw Kamerbrief op dat de Inspectie «normaliter niet wordt geïnformeerd over individuele plaatsingen, ook niet als deze plaatsvinden op een afgeschermde locatie», maar dat het in deze specifieke situatie wel voor de hand had gelegen om de Inspectie te informeren over deze plaatsing? In welke gevallen zal dit in de toekomst dan wel gebeuren?
Vanwege de gevoeligheid van deze zaak had het voor de hand gelegen om de inspectie te informeren dat gebruik werd gemaakt van een afgeschermde detentielocatie.
Anders dan bij de andere reguliere detentielocaties, waren daar nog geen aparte afspraken over gemaakt. Dit was een zeer uitzonderlijke situatie (zie antwoord vraag 4). Voor alle andere detentielocaties geldt dat deze bekend waren en zijn bij de IJenV. Hier gelden de reguliere afspraken rondom het houden van toezicht.
De IJenV zal geïnformeerd worden als een afgeschermd locatie wordt ingezet. Hiertoe zijn naar aanleiding van de afgeschermde detentie van betrokkene eind 2024 aanvullende afspraken over gemaakt tussen de IJenV en de DJI onder andere rondom het detineren op een afgeschermde wijze en het houden van toezicht hierop.
Bent u bereid te waarborgen dat voortaan de Inspectie altijd geïnformeerd zal worden als een persoon geplaatst wordt op een niet-reguliere of afgeschermde detentielocatie? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 9.
Hoe gaat u ervoor zorgen dat in de toekomst in alle gevallen (in ieder geval richting de toezichthoudende partijen) transparantie bestaat over waar een persoon is, er toezicht kan worden uitgeoefend op de locatie en het welzijn van de betrokkene, en een persoon altijd een klachtmogelijkheid heeft over de behandeling, de locatie of de omstandigheden?
Ik vind het zeer belangrijk dat onafhankelijk toezicht wordt uitgeoefend. Ook als de uitzonderlijke situatie zich voordoet waarbij een gedetineerde vanwege veiligheidsrisico’s op een afgeschermde plek wordt gedetineerd.
De IJenV wordt niet geïnformeerd over individuele plaatsingen. De IJenV wordt wel geïnformeerd als een afgeschermde locatie wordt ingezet. De IJenV is inmiddels wel op de hoogte van alle locaties die door de DJI kunnen worden ingezet. Hiermee vallen alle locaties en gedetineerden onder het bereik van de IJenV. Daarnaast zal de DJI zorgdragen dat elke detentielocatie beschikt over een CvT en dat er huisregels zijn vastgelegd en bekend worden gemaakt aan de gedetineerden op die locatie.
Zoals ik ook in mijn brief van 7 april jl. aan uw Kamer heb benoemd ben ik de IJenV erkentelijk voor hun brief. Deze brief heeft geleid tot verbeterde werkafspraken tussen de DJI en de IJenV en de inrichting van een CvT voor deze bijzondere en uitzonderlijke vorm van detentie.
Holocausteducatie |
|
Bente Becker (VVD), Ulysse Ellian (VVD) |
|
Coenradie |
|
![]() |
Herinnert u zich de afspraak in het Hoofdlijnenakkoord dat inburgering kennis over de Holocaust en de slachtoffers daarvan moet omvatten en de uitwerking hiervan in het regeerprogramma, namelijk «kennis over de Holocaust wordt een vast onderdeel van inburgering»?
Ja.
Op welke wijze heeft u uitvoering gegeven aan de gewijzigde motie-Diederik van Dijk c.s. waarin de regering wordt verzocht bij de uitwerking van het Hoofdlijnenakkoord en/of het Nationaal Plan Versterking Holocausteducatie te betrekken dat nieuwkomers een bezoek brengen aan een locatie zoals het Nationaal Holocaustmuseum in het kader van hun inburgering?1
Holocausteducatie in de inburgering en meer specifiek het mogelijk maken van een bezoek door inburgeraars aan instellingen, zoals het Nationaal Holocaustmuseum, is conform de betreffende motie opgenomen in het Nationaal Plan Versterking Holocausteducatie (NPVHE). Dit plan is op 24 juni 2024 aan de kamer aangeboden2. Om goed zicht te krijgen op de uitvoerbaarheid en haalbaarheid van de uitvoering van de motie is een verkenning uitgezet naar de inhoudelijke en financiële consequenties voor instellingen en musea van een dergelijk bezoek.
In deze verkenning wordt in het kader van het NPVHE tegelijkertijd gekeken naar de consequenties voor de instellingen en musea om meer scholieren een bezoek te laten brengen aan dergelijke locaties. Daarom voer ik deze verkenning samen met mijn collega’s van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) en Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW) uit. De uitkomsten van de verkenning worden in de eerste helft van 2025 opgeleverd. De uitkomsten van de verkenning zijn belangrijk voor het bepalen van de vervolgstappen voor de uitvoering van de betreffende motie van Dijk.
Klopt het dat u nog geen stappen heeft gezet om Holocausteducatie zo spoedig mogelijk onderdeel te maken van de inburgering van nieuwkomers? Zo ja of nee, waarom?
Nee. Holocausteducatie wordt conform het Hoofdlijnenakkoord en regeerprogramma onderdeel van de inburgering. Recent zijn hiervoor de zogenaamde eindtermen (dat wat inburgeraars moeten kennen en weten) van het inburgeringsexamen Kennis Nederlandse Maatschappij (KNM) aangepast. In het nieuwe examen is expliciet aandacht voor de Holocaust en de betekenis hiervan. Inburgeraars worden op deze kennis getoetst. De nieuwe eindtermen treden per 1 juli 2025 in werking. In het kader van het NPVHE is in opdracht van het Ministerie van OCW een brede peiling uitgezet onder docenten in het voortgezet onderwijs naar hoe docenten lesgeven over de Holocaust en welke bevorderende en belemmerende factoren daarbij ervaren worden. Hierin loopt ook Holocausteducatie in het nieuwkomersonderwijs mee. Naar verwachting komen de uitkomsten van de peiling in de eerste helft van 2025 beschikbaar. Lessen uit de peiling kunnen worden meegenomen in het versterken van de Holocausteducatie in de inburgering. Daarnaast loopt de onder vraag 2 genoemde verkenning naar de inhoudelijke en financiële consequenties voor de instellingen en musea van een bezoek door inburgeraars. In het tweede kwartaal van 2025 start de evaluatie van de participatieverklaring. Hierin zal in het kader van de motie Flach3 tevens worden verkend hoe meer aandacht voor de geschiedenis van de Holocaust en de betekenis hiervan daarvan onderdeel kan worden van de participatieverklaring. De evaluatie van de participatieverklaring is onderdeel van de tussenevaluatie van de Wi2021.
In hoeverre beseft u dat bij het tegengaan van antisemitisme, inburgering een belangrijke rol speelt?
Inburgering en meer specifiek de overdracht van kennis over de fundamentele vrijheden van de Nederlandse samenleving, zoals het vrijheidsrecht en gelijkwaardigheid, kunnen bijdragen aan het voorkomen van discriminatie en antisemitisme. De overdracht van normen, waarden en rechten is een belangrijk onderdeel van de inburgering. Het is belangrijk dat iedereen en ook inburgeringsplichtige nieuwkomers weten dat er geen plaats is voor antisemitisme in Nederland.
Wat gaat u doen om ervoor te zorgen dat kennis over de Holocaust een vast onderdeel van inburgering wordt en binnen welke termijn kan de Kamer een voorstel hiertoe verwachten?
Zie antwoord vraag 2 en 3. Holocausteducatie wordt conform het Hoofdlijnenakkoord en regeerprogramma onderdeel van de inburgering. Per 1 juli 2025 is kennis over de Holocaust een expliciet onderdeel van het inburgeringsexamen. Ik verwacht de Kamer in het derde kwartaal van 2025 verder te informeren over het versterken van Holocausteducatie in de inburgering en de vervolgstappen. Hierbij betrek ik de uitkomsten van de verkenning onder instellingen en musea en de peiling onder docenten.
Kunt u deze vragen afzonderlijk en binnen drie weken beantwoorden?
Nee. Ik heb hiervoor iets meer tijd nodig gehad.
Herinnert u zich de documentaire «Zitten en zwijgen», Videoland 20231 en het rapport van de inspectie Justitie en Veiligheid waarin de geconstateerde misstanden, zoals seksueel grensoverschrijdend gedrag en zedenmisdrijven van gevangenisbewaarders richting gedetineerde vrouwen, werden bevestigd?2
Deelt u de mening dat het absoluut onacceptabel is dat deze misstanden plaats konden vinden, en dat dit een grove schending is van het vertrouwen dat gedetineerden, het personeel en de hele samenleving moeten kunnen hebben in het gevangeniswezen waar de situatie zeer onveilig was voor mensen die aan de zorg van de overheid zijn toevertrouwd?
Vindt u dat kort na deze publicaties voldoende erkenning is uitgesproken over de misstanden die zijn vastgesteld? Is daar naar uw mening ook voldoende opvolging aan gegeven? Hoe kan het dat de Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI) nergens te bekennen was toen ze zo onder vuur lagen, maar enkel Minister Weerwind het woord lieten voeren? Was het niet passend geweest als ook DJI zich had laten horen?
Kunt u bevestigen dat verdachte medewerkers die uiteindelijk ook zijn veroordeeld destijds niet werden ontslagen maar met vaststellingsovereenkomst uit dienst vertrokken? Vindt u dat verstandig? Klopt het dat dit vertrek daardoor ook niet op de zogeheten «voorvallenlijst» hoefde te worden opgenomen?
Heeft u kennis genomen van de documentaire serie «Dubbel gestraft»?3
Wat is uw reactie op de medewerkers uit het gevangeniswezen die bevestigen dat er sprake is van een angstcultuur om zaken naar buiten te brengen maar dat er veel aan wordt gedaan om het imago van DJI te beschermen en de vuile was binnen te houden? Herkent u dit?
Hoe kan het dat de medewerker die deze misstanden aan de orde stelde, die beschouwd kan worden als een klokkenluider, zijn baan kwijt is geraakt en nergens bij DJI meer terecht kan? Verdient zo iemand niet eerder een schouderklopje en waardering dan het verwijt een verrader en disloyaal aan de organisatie te zijn?
Klopt het dat een van de beloftes was om een aandachtsfunctionaris, een soort vertrouwenspersoon, aan te stellen? Klopt het dat deze persoon, die veel tijd besteedde aan het luisteren naar gedetineerden en kritisch was op de directie, al na 10 maanden is weggestuurd door DI door de samenwerking te beëindigen? Hoe kan dit? Is er al een nieuwe aandachtsfunctionaris en zo niet. Hoe lang heeft dit geduurd?
Hoe wordt bij DJI voorkomen dat degene waar een klacht over gaat, bijvoorbeeld een inrichtingswerker, ook direct of indirect degene is die deze in ontvangst moet nemen?
Wat is uw reactie op de bevindingen over de staat van de medische zorg in detentie?
Is er goed zicht op de hoeveelheid medicijnen die precies de gevangenissen ingaan en aan gedetineerden worden verstrekt? Zo niet, hoe kan dat? Zo ja, waarom is daar geen openheid over?
Klopt het dat het is voorgekomen dat gedetineerden zelf een voorraad medicatie op cel hadden? Hoe vaak is dit voorgekomen? Is dit wel toegestaan?
Wat is uw reactie op de kritiek van nabestaanden in zaken van niet-natuurlijk overlijden in detentie dat zij zo slecht geïnformeerd worden? Hoe komt dat, volgens u? Wat gaat u er aan doen dit te verbeteren?
Is er nog steeds mogelijk sprake is van relaties tussen gevangenispersoneel en de gedetineerden nu het al langer duidelijk is dat dit volstrekt ongewenst is en dit moet worden voorkomen? Hoe wordt dat op alle mogelijke manieren voorkomen?
Bent u het ermee eens dat deze vormen van machtsmisbruik door het personeel in een situatie van volledige afhankelijk voor de gedetineerden, zeer traumatiserend is voor deze vrouwen?
Kunt u zich voorstellen dat deze situatie voor gedetineerden zeer beangstigend is omdat de gedetineerde letterlijk geen kant op kan en ook nergens terecht kan?
Bent u het met advocate Hannah Handriks eens dat de gedetineerden die hun verhaal hebben gedaan en melding hebben gedaan, slechts het topje van de ijsberg is en dat veel vrouwen waarschijnlijk geen melding durven te doen uit angst voor repercussies?
Hoe is het mogelijk dat de Gedetineerden Commissie in de Penitentiaire Inrichting (PI) Nieuwersluis de opdracht heeft gekregen om positieve verhalen te verzamelen vanuit de gedetineerden om een «tegengeluid» te forceren in het nieuws? Vindt u dat, met mij, ook schandalig dat er op deze manier wordt omgegaan met schokkende feiten over grensoverschrijdend gedrag? Wat doe dit volgens u met het vertrouwensgevoel van de gedetineerden?
Bent u ervan op de hoogte hoe DJI omgaat met journalisten? Waarom worden vragen niet of nauwelijks beantwoord, wordt niet de gehele waarheid verteld, worden verzoeken om medewerking opzettelijk getraineerd? Bent u tevreden over de openheid die door DJI wordt geboden?
Kunt u een gedetailleerd overzicht geven op welke momenten DJI van de documentairemakers vragen heeft gekregen en op welke momenten dit tot antwoorden heeft geleid? Hoe beoordeelt u de kwaliteit van deze antwoorden?
Waarom is het document met informatie en cijfers over de kosten van medische zorg de afgelopen jaren (zoals medicijnen, ziekenhuiszorg etc.), dat tot allerlei serieuze vragen leidde, omdat het ongeloofwaardige grootheden waren, verwijderd in plaats van dat er verklaringen zijn gegeven voor de onjuistheden die hier in stonden?
Klopt het dat DJI de lijst met belangrijke incidenten, nadat de makers van de serie hier kritische vragen over hadden gesteld, heeft aangepast? Wie controleert die lijsten voordat ze aan de bewindspersoon worden gemeld? Waarom zijn deze voorvallenlijsten zeer recent uitgebreid en aangepast?
Bent u het ermee eens dat in het licht van de hierboven gestelde feiten, de directie een behoorlijk rooskleurig beeld heeft geschetst van de huidige stand van zaken voor het welzijn van vrouwelijke gedetineerden?4 5
Wat zegt deze documentaire volgens u over de inspanningen van DJI om verbeteringen aan te brengen in deze cultuur van grensoverschrijdend gedrag richting gedetineerden?
Was u op de hoogte van de vragen die door de documentairemaker aan u persoonlijk zijn gesteld? Hebben deze u bereikt of zijn deze bij u weggehouden?
Wat heeft u sinds uw aantreden gedaan aan het voorkomen van misstanden in vrouwen gevangenissen en het bevorderen van de veiligheid van met name gedetineerde vrouwen?
Bent u het met mij eens dat deze indringende documentaire laat zien dat er zo snel als mogelijk drastische stappen moeten worden genomen om de situatie te verbeteren waarin de privacy van vrouwelijke gedetineerden daadwerkelijk wordt gehandhaafd?
Bent u van plan om richting gedetineerden meer informatie te geven over de rechten die zij hebben als zij in de PI zitten en dat zij zich altijd moeten kunnen uitspreken tegen grensoverschrijdend gedrag?
Wat heeft u sinds uw aantreden gedaan aan het bevorderen van een open cultuur bij DJI waarin minder defensief gereageerd wordt op bijvoorbeeld media verzoeken en de angst- en zwijgcultuur die in sommige inrichtingen onder medewerkers heerst te veranderen?
Kunt u zich voorstellen dat ik, gelet op deze nieuwe documentaire, bepaald niet gerust ben op echte veranderingen in het gevangeniswezen, ten aanzien van de veiligheid van met name vrouwen, maar ook ten aanzien van de gewenste open cultuur waarin klokkenluiders worden beschermd en misstanden veilig kunnen worden onthuld zonder represailles, en hier voortaan eerlijk over wordt gecommuniceerd? Kunt u uw antwoord uitgebreid toelichten?
Bent u bereid grootschalig onderzoek te doen naar deze angstcultuur en deze cultuur van grensoverschrijdend gedrag aan te pakken bij DJI en de Kamer hierover open en transparant te informeren?
De verder aan het licht gekomen misstanden in sektes door undercover onderzoek |
|
Michiel van Nispen (SP) |
|
David van Weel (minister , minister ) , Coenradie |
|
![]() |
Bent u bekend met de uitzending van Undercover in Nederland waarin misstanden in de sekte «de lichtfamilie», die actief is in Nederland, zijn vastgesteld middels een undercover infiltrant?1 2
Wat is uw reactie op deze documentaire waarin wordt gesproken over grensoverschrijdend gedrag binnen deze sekte, zoals shunning, het aftroggelen van geld van de leden en vernederen?
Wat vindt u ervan dat in deze sekte er sprake is van een overtuiging dat mensen die ernstig ziek, zoals mensen met kanker, dit aan zichzelf te wijten hebben en door de «Draak» te verdrijven ook de genezing zelf in de hand hebben?
Deelt u de mening dat het niet aanvaardbaar is dat mensen worden gemanipuleerd en gekleineerd in het afstaan van hun bezittingen, alle contacten met mensen buiten de sekte en het ondergaan van grensoverschrijdende handelingen?
Deelt u de mening dat dit zeker geen nieuw fenomeen is gezien een eerdere documentaire van Undercover in Nederland in 2011, toen over de «Miracle of Love» sekte? En alle andere onthullingen over misstanden bij verschillende sektes in de jaren daarna?
Hoe groot en ernstig is volgens u momenteel de problematiek van sektes en misstanden die zich daarbinnen afspelen in Nederland?
Kunt u in algemene zin aangeven hoe de beleidsmatige aanpak van sektes in Nederland zich de afgelopen jaren heeft ontwikkeld?
Deelt u de mening dat een goed functionerend en laagdrempelig Meldpunt voor sektes van het grootste belang is? Kunt u de Kamer uitgebreid informeren hoe dit Meldpunt, nu bij Fier, vorm is gegeven en hoe er voor wordt gezorgd dat slachtoffers hulp krijgen en naasten advies, maar ook dat er een landelijke kennisfunctie gaat ontstaan?
Hoe zal er voor gezorgd worden dat slachtoffers en naasten aan de ene kant er zeker van zijn dat hulpvragen en zorgen laagdrempelig en veilig gemeld kunnen worden bij het meldpunt, maar aan de andere kant ernstige misstanden niet zonder gevolgen blijven en er lijntjes zijn met onder andere de politie en eventueel Inspecties om in te grijpen in de situaties die daar om vragen?
Welke financiering is er op dit moment gemoeid met dit «nieuwe» (ooit wegbezuinigde) Meldpunt voor sektes?
Hoe staat het met de aangenomen motie-Van Nispen/Michon-Derkzen waarin het kabinet wordt gevraagd werk te maken van hoe mensen beter beschermd kunnen worden tegen sektes en of, en zo ja hoe, voorkomen kan worden dat kinderen formeel toetreden tot gesloten gemeenschappen en waarin wordt verzocht in het kader van de aanstaande nieuwe wet omtrent strafbaarstelling van psychisch geweld het beleid rondom sektes beter vorm te geven en hierover al in een vroeg stadium te overleggen met deskundigen, Fier en de politie?3
Bent u bereid deze vragen voor het commissiedebat slachtofferbeleid op 18 juni te beantwoorden?
De Commissies van Toezicht in de gevangenissen |
|
Michiel van Nispen (SP) |
|
Coenradie |
|
![]() |
Wat is uw reactie op het artikel waarin zorgen staan over de werkwijzen van de Commissies van Toezicht (CvT's) in de gevangenissen en dat «toezicht op het toezicht» ontbreekt?1
Klopt het dat er geen vaste kaders zijn voor de wijze waarop de CvTs hun taak invullen, waardoor de werkwijzen per inrichting sterk kunnen verschillen? Vindt u dat wenselijk?
Bent u het eens met de analyse dat het problematisch is dat de benoemingsprocedure van de commissieleden niet transparant is, dat benoemingsbesluiten niet te achterhalen zijn en dat functies en nevenfuncties niet altijd volledig worden vermeld?
Wat vindt u van de kwaliteit van de jaarverslagen van de CvT’s, zijn deze voor verbetering vatbaar om de maatschappelijke controle hierop te vergroten? Welke termijnen gelden er voor de openbaarmaking hiervan en wordt hierop toegezien?
Waarom wordt er vanuit het ministerie niet gereageerd op vragen over het functioneren, de onafhankelijkheid en effectiviteit van de CvT’s en ligt een verzoek om de benoemingsbesluiten van de commissieleden in te zien al maanden te wachten?
Herkent u de signalen dat in penitentiaire inrichtingen de voor klachten bestemde postbus wordt geleegd door penitentiair inrichtingswerkers, die vervolgens de enveloppen openen, wat niet in lijn is met vertrouwelijkheid en het beklagrecht van de gedetineerden?
Wat is uw reactie op de aanbevelingen die onder het kopje «noodzakelijke hervormingen» worden gedaan?
Kunt u reflecteren op het punt dat blijkt dat veel van de aanbevelingen die in 2009 zijn gedaan door de Inspectie voor de Sanctietoepassing nog altijd niet of niet afdoende zijn gerealiseerd en ook specifiek worden genoemd in het artikel?
Bent u bereid om met de Inspectie Justitie en Veiligheid in gesprek te gaan om een vervolgonderzoek te starten naar de werkwijze van de CvT’s?
Het uitblijven van investeringen voor het gevangeniswezen |
|
Derk Boswijk (CDA), Faith Bruyning (NSC), Esmah Lahlah (GroenLinks-PvdA), Michiel van Nispen (SP), Willem Koops (NSC) |
|
Coenradie |
|
![]() ![]() ![]() ![]() |
Klopt het dat er bij de Voorjaarsnota geen geld is vrijgemaakt voor het gevangeniswezen, maar er in plaats daarvan een korting is ingeboekt van 23 miljoen euro?
Hoe kijkt u naar de afroming van 23 miljoen in 2025 van het surplus op het eigen vermogen bij de Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI) door Justitie en Veiligheid (J&V)? Deelt u de mening dat dit de facto in bezuiniging is op het gevangeniswezen?
Waarom zijn deze middelen niet behouden voor het gevangeniswezen?
Wat betekent het uitblijven van investeringen voor de veiligheid en werkbeleving van het gevangenispersoneel?
Wat zijn de gevolgen van het uitblijven van investeringen op de korte termijn, zoals het mogelijk nog eerder heenzenden van gedetineerden dan de nu al geldende noodmaatregel van twee weken?
In hoeverre leidt het uitblijven van investeringen tot een toename van het aantal nog niet geëxecuteerde gevangenisstraffen?
Betekent het uitblijven van investeringen tot een mildere beoordeling van gratieverzoeken die gegrond zijn op het niet tijdig executeren van opgelegde gevangenisstraffen?
Kunt u deze vragen los van elkaar en vóór 1 juni 2025, doch uiterlijk voorafgaand aan de behandeling van de suppletoire begroting J&V, beantwoorden?
Klopt het dat bij de landelijke aanbesteding van de medische arrestantenzorg alle tien percelen zijn gegund aan één partij, een huisartsenorganisatie, die deze zorg wil leveren met verpleegkundigen, basisartsen en huisartsen? Hoe beoordeelt u dit besluit?
Deelt u de ernstige zorgen van het Forensisch Medisch Genootschap1 dat hiermee de medische arrestantenzorg – een van de drie pijlers van de forensische geneeskunde – verdwijnt, en het vakgebied daarmee fundamenteel wordt verzwakt?
Waarom is er niet gekozen voor het behoud van forensisch medische kennis in het hart van deze zorg, terwijl het gaat om verdachten en mensen in detentie, vaak in kwetsbare situaties, en om cruciale medische informatie die onderdeel kan uitmaken van strafrechtelijke procedures?
Hoe gaat geborgd worden dat de artsen die werkzaam zijn bij de huisartsenorganisatie in kwestie op de hoogte zijn van het juridische kader dat noodzakelijk is om goed voor deze doelgroep te zorgen en het strafrechtelijke proces niet in de weg zitten?
Hoe verhoudt de keuze om alle medische arrestantenzorg uit te besteden aan één huisartsenorganisatie zich tot de tekorten waar de huisartsenzorg nu al mee kampt? Lopen die tekorten naar verwachting op door deze aanbesteding?
Erkent u dat deze keuze de uitkomst lijkt van een aanbestedingslogica waarin prijs belangrijker wordt geacht dan kwaliteit, rechtszekerheid en continuïteit? Wat zegt dit over de prioriteiten van dit kabinet?
Deelt u de mening dat dit haaks staat de inspanningen van de afgelopen jaren om de forensische geneeskunde te professionaliseren en toekomstbestendig te maken? Zo nee, kunt u dit toelichten?
Wat betekent deze gunning voor de artsen die momenteel werkzaam zijn in de forensische geneeskunde, en die deze pijler verliezen als onderdeel van hun professionele identiteit? Hoe voorkomt u dat ervaren forensisch artsen hierdoor afhaken? Hoe trekt u nieuwe artsen aan als deze pijler wegvalt, ook aangezien dit de pijler is waarbinnen men behandelt als arts in dit vakgebied?
Hoe kijkt u aan tegen de versnelde uitstroom die dreigt en de stagnerende instroom van nieuwe forensisch artsen, terwijl het vakgebied nu al kampt met tekorten en een vergrijzend bestand?
Kunt u garanderen dat de 24/7-beschikbaarheid van forensisch artsen voor lijkschouw en zedenonderzoek ook in de toekomst gegarandeerd blijft, ook met deze aanbestedingskeuze?
Wat zijn volgens u de risico’s voor de kwaliteit van waarheidsvinding en de rechtsgang als deze deskundigheid verschraalt of verdwijnt?
Bent u bereid op korte termijn in gesprek te gaan met het Forensisch Medisch Genootschap, beroepsorganisaties en andere betrokkenen om te komen tot een structurele oplossing waardoor het vakgebied forensische geneeskunde in zijn volle breedte behouden wordt?
Kunt u de Kamer voor de zomer informeren over de impact van deze aanbesteding op de medische arrestantenzorg, de positie van forensisch artsen en het functioneren van de rechtsstaat?
De zichtbaarheid van huiselijk geweld in het familierecht |
|
Michiel van Nispen (SP) |
|
Struycken , Coenradie |
|
![]() |
Bent u bekend met de bevindingen van het Verwey-Jonker Instituut uit het recent gepubliceerde rapport «Waar geweld uit beeld raakt»?1 Wat is uw algemene reactie hierop?
Ja, wij zijn bekend met het onderzoek en de bevindingen. Wij vinden het belangrijk dat onderzoek is gedaan naar de zichtbaarheid van huiselijk geweld in het familierecht, en zien het belang van de uitkomsten van dit onderzoek voor de beleidsopgaven die er op dit terrein zijn. Zoals toegezegd wordt de Tweede Kamer voor de zomer in de voortgangsbrief over het plan van aanpak «Stop Femicide!» nader geïnformeerd over de uitkomsten van dit onderzoek. Wij zullen de Kamer in deze brief ook informeren over welk gevolg wij zullen geven aan de uitkomsten van het onderzoek.
Wat is uw reactie op de bevinding dat het niet vanzelfsprekend is dat huiselijk geweld naar voren wordt gebracht in beslissingen omtrent zorgregelingen, omgang en gezag, waardoor de rechter te weinig rekening houdt/kan houden met huiselijk geweld en veiligheid bij zaken rond complexe scheidingen?
Wij hechten er belang aan dat er meer aandacht komt voor huiselijk geweld in familierechtzaken, in het belang van zowel het kind als de betreffende slachtofferouder.
Wat vindt u van de conclusie dat risicoscreeningsinstrumenten, die helpen om een inschatting te maken van de aard en ernst van het huiselijk geweld, nauwelijks worden gebruikt in dit soort procedures?
De beantwoording van deze vragen zullen wij meenemen in de toegezegde beleidsreactie.
Bent u het met de onderzoekers eens dat het belang van de ouder die slachtoffer is van huiselijk geweld of dwingende controle, niet voldoende gewaarborgd lijkt in de huidige rechtsgang?
Zie antwoord vraag 3.
Wat is uw reactie op de aanbevelingen van het Verwey-Jonker Instituut die gaan over het vergroten van de kennis bij alle juridische professionals en hulpverleners door scholing over (de signalering van) huiselijk geweld?
Wij delen met de onderzoekers dat het vergroten van de kennis bij de betrokken professionals en het ontwikkelen van een toetsingskader belangrijke instrumenten zijn om de aandacht voor huiselijk geweld in familierechtzaken te vergroten. In de beleidsreactie zullen wij toelichten hoe gevolg wordt gegeven aan de aanbevelingen van de onderzoekers.
Wat is uw reactie op de aanbevelingen over een beter toetsingskader waarmee risico’s en geweld beter kunnen worden vastgesteld, meer aandacht voor ouderschapsvaardigheden in de afweging over zorg- en omgangsregelingen en verbeteren van de uitwisseling van strafrechtelijke informatie bij familierechtelijke procedures? Bent u bereid hierover ook overleg te voeren met de rechtspraak?
Zie antwoord vraag 5.
Wat is de stand van zaken van de eerder aangenomen motie-Temmink/Mutluer, waaruit bleek dat dit toetsingskader al een duidelijke wens is van de Kamer?2
In de toegezegde beleidsreactie zullen wij de Kamer nader informeren over de stand van zaken van deze motie en hoe gevolg wordt gegeven aan de aanbevelingen van de onderzoekers.
Wat gaat u doen om uitvoering te geven aan deze motie en welk gevolg zal gegeven worden aan de aanbevelingen uit dit onderzoek?
Zie antwoord vraag 7.
Het bericht 'Stekende tbs’er al eerder met onbegeleid verlof' |
|
Wendy van Eijk-Nagel (VVD), Queeny Rajkowski (VVD) |
|
Coenradie |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Stekende tbs’er al eerder met onbegeleid verlof: «Wij wisten dat hij opnieuw zou toeslaan en hebben hiervoor gewaarschuwd»»1 en het bericht «Malek F. stak drie mensen neer en maakt kans op verlof: slachtoffer leeft voortdurend in angst»?2
Wat is uw reactie op deze berichten en welke onderzoeken worden naar aanleiding van het nieuwste steekincident gedaan, wanneer zijn deze onderzoeken afgerond en wanneer wordt de Kamer geïnformeerd over de uitkomsten?
Bent u bereid in gesprek te gaan met de slachtoffers van Malek F. om beter inzicht te krijgen in de wijze waarop de waarschuwingen van slachtoffers zijn meegenomen in de besluitvorming om betrokkene uiteindelijk onbegeleid verlof toe te kennen?
Hoe vaak is sinds de inwerkingtreding van de Wet uitbreiding slachtofferrechten gebruik gemaakt van het spreekrecht bij tbs-verlengingszittingen, en als dit niet kan worden afgeleid uit de managementsystemen bij de Rechtspraak, kunt u dan bij elke rechtbank en het Hof Arnhem-Leeuwarden opvragen hoe vaak dit gebeurt?
Hoeveel slachtoffers en nabestaanden krijgen per jaar vanaf 1 januari 2025 een brief waarin wordt uitgelegd dat zij het spreekrecht bij tbs-verlengingszittingen kunnen uitoefenen, en hoe ziet zo’n brief eruit?
Klopt het dat er bij de betreffende kliniek dit jaar al vier onttrekkingen zijn geweest, en is dit vergelijkbaar met andere tbs-klinieken?
Wat is de wettelijke grondslag voor het onbegeleide verlof dat ongewenstverklaarde vreemdelingen in de tbs zoals Malek F. krijgen?
Wat is de wettelijke grondslag voor het verlenen van een transmurale verlofstatus aan ongewenstverklaarde vreemdelingen in de tbs?
Deelt u de mening dat slachtoffers en nabestaanden een sterkere positie zouden moeten krijgen bij het proces dat plaatsvindt bij het adviescollege verloftoetsing tbs? Zo nee, waarom niet?
Waarom worden slachtoffers en nabestaanden van een zeer ernstig misdrijf in een zaak zoals deze middels standaardbrieven geïnformeerd?
Klopt het dat er 130 vreemdelingen in de tbs zijn zoals Malek F. die ongewenst zijn verklaard en dus geen recht hebben op verlof, maar moeten worden teruggestuurd naar het land van herkomst?
In de nota naar aanleiding van het verslag van de tweede vaststellingswet Wetboek van Strafvordering (Kamerstukken 36 636, nr. 7) schreef u dat er nog geen besluitvorming heeft plaatsgevonden over het gewenste beleid ten aanzien van vreemdelingen met tbs. Hoe verklaart u de praktijk waarin kennelijk toch (een deel van) deze groep begeleid en onbegeleid verlof heeft gekregen, terwijl besluitvorming in februari 2025 nog niet was afgerond?
Kunt u bevorderen dat – als er een geschikte grondslag komt om een vorm van verlof te verlenen aan vreemdelingen in de tbs – dat verlof enkel is gericht op resocialisatie in het land van herkomst, en dus niet op resocialisatie in Nederland? Zo nee, waarom niet en wanneer is de Kamer geïnformeerd over de kennelijke beleidswijziging? Wie heeft deze beleidswijziging geïnitieerd en hoe is deze beleidswijziging juridisch vormgegeven?
Kunt u in gesprek gaan met de Minister van Asiel en Migratie om te bevorderen dat ongewenste vreemdelingen bij beëindiging van een tbs-maatregel meteen worden teruggestuurd naar land van herkomst?
Bent u bekend met het bericht waaruit blijkt dat de stekende tbs’er Malek F. meermaals onbegeleid verlof kreeg, dat de adviescommissie hierbij geen risico’s zag en dat meerdere waarschuwingen van slachtoffers daarbij zijn genegeerd?1
Ik ben bekend met het artikel waarnaar wordt verwezen in de voetnoot.
Kunt u tot in detail uitleggen waarom de adviescommissie groen licht gaf voor het verlof van deze terrorist, die zondag 6 april een man met een Joodse achtergrond met messteken ernstig verwondde?
Hoewel ik in principe geen uitspraken doe over individuele casussen, hecht ik eraan u in algemeenheid erover te informeren dat verschillende aannamen in het artikel niet op feiten berust zijn.
Los daarvan kan ik u ten aanzien van de procedure rondom de beoordeling van verlofaanvragen het volgende toelichten. De procedure voor het verlenen van verlof met steeds meer vrijheden is zeer zorgvuldig opgebouwd. De veiligheid van de samenleving is het belangrijkste uitgangspunt bij het toetsen of iemand op verlof mag. Een tbs gestelde gaat pas met verlof als vanuit risicotaxatie en professioneel oordeel van de behandelaars de kans op recidive of terugval beheersbaar wordt geacht. Bovendien worden verlofaanvragen getoetst door een onafhankelijk adviescollege. Verlof is een belangrijk onderdeel van de behandeling van een tbs-gestelde.
Kunt u aangeven wanneer u de goedkeuring voor het verlof van deze veroordeelde terrorist heeft gegeven?
Zie antwoord vraag 2.
Zijn na aanleiding van alle incidenten bij deze kliniek eerder dit jaar de verloven opnieuw geëvalueerd? Zo nee, waarom niet?
Zorgvuldige toetsing van verlofaanvragen door het Adviescollege Verloftoetsing tbs (AVT) moet het risico op incidenten tijdens verloven verkleinen. Helaas kan -ondanks deze zorgvuldige toetsing- nooit honderd procent voorkomen worden dat er een incident plaatsvindt. Incidenten tijdens verloven worden altijd geëvalueerd. Daarbij kan een incident gevolgen hebben voor de verlofmachtiging van een tbs-patiënt. Daarnaast wordt een incident ook betrokken bij de behandeling. Bij onttrekking aan het verlof (wanneer een patiënt langer dan 24 uur afwezig is) wordt de machtiging ingetrokken.
Hoe beoordeelt u het verlof in het licht van de constatering die de rechter in 2018 deed, namelijk dat deze terrorist «radicale en extremistische gedachten» had, hij tijdens een steekpartij in 2018 «Allahu akbar» riep en op Facebook schreef dat «alle ongelovigen moeten lijden»?
Ik verwijs naar mijn antwoord bij vragen 2 en 3.
Kunt u uitleggen waarom er niets is gedaan met de waarschuwingen van zijn slachtoffers, die stellen: «Wij wisten dat hij opnieuw zou toeslaan en hebben hiervoor gewaarschuwd»?
Ik ga niet in op individuele casussen en verwijs naar mijn antwoord bij vragen 2 en 3. Desalniettemin wil ik naar aanleiding van deze vraag toelichten dat het een vast onderdeel van het verlofproces en de verlofaanvraag is dat het belang en de veiligheid van de slachtoffers meegewogen worden. In gevallen kan ook sprake zijn van het opleggen van een contact- of gebiedsverbod ten behoeve van het slachtoffer als bijzondere voorwaarde bij het verlof.
Wie houdt u verantwoordelijk voor het falen van de adviescommissie?
Nogmaals: ik ga niet in op individuele gevallen. In algemene zin wil ik u meegeven dat tbs Nederland veiliger maakt, omdat het bijdraagt aan het voorkomen van recidive. In de tbs worden de moeilijkste patiënten van ons land behandeld. Patiënten die een ernstig strafbaar feit hebben gepleegd. Het eerlijke verhaal is: hoe zorgvuldig we ook omgaan met de veiligheid van de samenleving, er kan niet honderd procent worden uitgesloten dat sporadisch incidenten plaatsvinden met deze moeilijke groep. Indien het voorkomt dat een tbs-patiënt een delict pleegt tijdens de behandeling, wordt daar altijd aangifte van gedaan. Het is aan het OM om te beslissen over strafrechtelijke vervolging.
Deelt u de mening dat de aanslag in de Van Mesdagkliniek een terroristische daad is, dat Malek F. hiervoor vervolgd moet worden en levenslang in de cel moet verdwijnen?
Zie antwoord vraag 7.
Deelt u de mening dat terroristen zoals Malek F. nooit en te nimmer verlof mogen krijgen en vrij de straat op mogen worden gestuurd?
Ik verwijs naar mijn antwoord op vragen 2 en 3. Daarbij geldt dat het aan de rechter is om een straf te bepalen en dat het aan DJI is om deze uit te voeren. Bij een tbs-maatregel geldt dat verlof onderdeel is van de tbs-behandeling.
Bent u bereid om na dit eindeloos falen de verlofregeling op de schop te doen en te schrappen voor tbs’ers?
Daar ben ik niet toe bereid. Ik verwijs naar mijn antwoord op vraag 2, 3 en 7.
Geheime en onwettige detentieplaatsen in Nederland |
|
Michiel van Nispen (SP) |
|
Struycken , Coenradie , David van Weel (minister ) |
|
![]() |
Hoe belangrijk is volgens u het uitgangspunt dat personen slechts gedetineerd mogen worden volgens de regels, vastgelegd in wetten en verdragen, die onder andere met zich meebrengen dat detentie slechts mag plaatsvinden op officieel erkende en gecontroleerde plaatsen?
Dat is zeer belangrijk. Gedetineerden moeten er in elke situatie op kunnen vertrouwen dat hun detentie veilig, zorgvuldig en humaan ten uitvoer wordt gelegd met toepassing van geldende wet- en regelgeving.
Wie gaf er opdracht advocaat Weski op de sluiten op een niet wettige en geheime locatie? Welke argumentatie lag daar precies aan ten grondslag? Welke wetten en regels zijn hier overtreden?
Zoals gebruikelijk ga ik niet in op individuele zaken. Dat betekent dat ik ook hier zo min mogelijk in ga op de details van de individuele zaak. In algemene zin geldt dat de Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI) namens mij gedetineerden plaatst in een inrichting. In uitzonderlijke situaties kan ervoor worden gekozen om gedetineerden op een afgeschermde wijze te plaatsen. Dit kan het geval zijn als dit bijvoorbeeld vanuit veiligheidsoverwegingen noodzakelijk is. Deze afweging vindt plaats op basis van de op dat moment beschikbare informatie van bijvoorbeeld het Openbaar Ministerie of de politie. Er wordt afgeschaald zodra dat mogelijk wordt geacht.
Zoals ik in mijn brief aan uw Kamer van 7 april jl.1 heb aangegeven, had de Inspectie van Justitie en Veiligheid (IJenV) echter wel op de hoogte moeten zijn van deze afgeschermde locatie. Eind 2024 heeft de DJI hierover afspraken gemaakt met de IJenV. Deze afspraken zijn aanvullend op de reguliere werkwijze tussen DJI en de IJenV en zien met name op praktische zaken die nodig zijn om afscherming te kunnen waarborgen bij het uitoefenen van toezicht. Daarnaast moet er ook bij een afgeschermde locatie een Commissie van Toezicht (CvT) zijn ingesteld en moeten er huisregels zijn. Dit was niet geregeld. Het instellen van een CvT voor deze locatie bevind zich in een vergevorderd stadium. Daarnaast worden, op basis van het reguliere model, huisregels vastgesteld voor deze vorm van detentie.
Zoals ook reeds uit mijn brief blijkt, hebben de IJenV en de DJI mij bevestigd dat de DJI in deze casus uitzonderlijk veel in het werk heeft gesteld om de negen dagen durende periode van afgeschermde detentie op een verantwoorde, veilige en humane manier vorm te geven. Zo heeft betrokkene haar advocaat kunnen ontvangen en dagelijks gesproken met een medewerker van de DJI over haar welzijn.
Waarom is op dat moment geen enkele toezichthouder geïnformeerd over het feit dat zij op deze locatie gedetineerd werd?
Er rust geen verplichting op DJI om toezichthouders te informeren over individuele plaatsingen. In de reguliere werkwijze tussen de IJenV en de DJI wordt de IJenV hier dan ook niet over geïnformeerd. Bij een plaatsing waarbij rekening wordt gehouden met extreme veiligheidsrisico’s worden zo min mogelijk partijen geïnformeerd om de veiligheid en afscherming van alle betrokkenen zo goed mogelijk te waarborgen. Wel moet de IJenV op de hoogte zijn van alle detentielocaties, ook die afgeschermd zijn. Dat was niet het geval ten tijde van detentie van betrokkene. Er zijn inmiddels afspraken gemaakt tussen de IJenV en de DJI die o.a. zien op het vormgeven van toezicht door de IJenV op deze afgeschermde vorm van detentie.
Hoe is het mogelijk dat de Inspectie Justitie en Veiligheid (hierna: Inspectie) überhaupt niet op de hoogte was van het bestaan van deze detentielocatie in Nederland?
Dit was een zeer uitzonderlijke situatie, waarbij gebruik is gemaakt van een detentielocatie die vrijwel nooit wordt ingezet. Het is echter van belang dat – ook in een dergelijke bijzondere situatie – onafhankelijk toezicht kan worden uitgeoefend. Hiertoe zijn inmiddels afspraken gemaakt (zie ook antwoord op vraag 2).
Wie was er op dat moment wél op de hoogte van het bestaan van deze geheime detentieplaatsen?
Vanwege veiligheidsredenen kan ik hier niet inhoudelijk op ingaan.
Ik hecht eraan te benadrukken dat een gedetineerde altijd, ook in het geval van afgeschermde detentie, in contact kan blijven met zijn of haar raadsman. Een gedetineerde is dan ook altijd in staat om telefonisch contact te onderhouden met de advocaat en de advocaat op locatie te ontvangen voor bezoek.
Hoeveel vaker is het voorgekomen dat iemand is overgebracht naar een onbekende of niet officieel erkende en gecontroleerde locatie? Kunt u specifieker zijn dan «een enkele keer» «in de afgelopen decennia» zoals u schrijft in uw brief aan de Kamer? Welke redenen waren hiervoor in die gevallen?
Plaatsing op een afgeschermde aangewezen detentielocatie is zeer uitzonderlijk. Vanuit veiligheidsoverwegingen kan ik geen aantallen noemen.
Kunt u uitsluiten dat er meer geheime detentieplaatsen zijn in Nederland? Zo nee, op welke plaatsen zijn deze er nog meer?
Vanuit veiligheidsoverwegingen kan ik niet ingaan op het aantal afschermde detentielocaties en de betreffende locaties daarvan. De IJenV is op dit moment op de hoogte van alle locaties die door DJI kunnen worden ingezet voor dit doel.
Wat vindt u ervan dat de Inspectie in het boek van mevrouw Weski heeft moeten lezen dat dit was gebeurd en niet al veel eerder en op andere wijze hierover was geïnformeerd?
Zoals aangegeven bij antwoord op vraag 2 had de IJenV op de hoogte moeten zijn van deze afgeschermde detentielocatie.
Waarom merkt u in uw Kamerbrief op dat de Inspectie «normaliter niet wordt geïnformeerd over individuele plaatsingen, ook niet als deze plaatsvinden op een afgeschermde locatie», maar dat het in deze specifieke situatie wel voor de hand had gelegen om de Inspectie te informeren over deze plaatsing? In welke gevallen zal dit in de toekomst dan wel gebeuren?
Vanwege de gevoeligheid van deze zaak had het voor de hand gelegen om de inspectie te informeren dat gebruik werd gemaakt van een afgeschermde detentielocatie.
Anders dan bij de andere reguliere detentielocaties, waren daar nog geen aparte afspraken over gemaakt. Dit was een zeer uitzonderlijke situatie (zie antwoord vraag 4). Voor alle andere detentielocaties geldt dat deze bekend waren en zijn bij de IJenV. Hier gelden de reguliere afspraken rondom het houden van toezicht.
De IJenV zal geïnformeerd worden als een afgeschermd locatie wordt ingezet. Hiertoe zijn naar aanleiding van de afgeschermde detentie van betrokkene eind 2024 aanvullende afspraken over gemaakt tussen de IJenV en de DJI onder andere rondom het detineren op een afgeschermde wijze en het houden van toezicht hierop.
Bent u bereid te waarborgen dat voortaan de Inspectie altijd geïnformeerd zal worden als een persoon geplaatst wordt op een niet-reguliere of afgeschermde detentielocatie? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 9.
Hoe gaat u ervoor zorgen dat in de toekomst in alle gevallen (in ieder geval richting de toezichthoudende partijen) transparantie bestaat over waar een persoon is, er toezicht kan worden uitgeoefend op de locatie en het welzijn van de betrokkene, en een persoon altijd een klachtmogelijkheid heeft over de behandeling, de locatie of de omstandigheden?
Ik vind het zeer belangrijk dat onafhankelijk toezicht wordt uitgeoefend. Ook als de uitzonderlijke situatie zich voordoet waarbij een gedetineerde vanwege veiligheidsrisico’s op een afgeschermde plek wordt gedetineerd.
De IJenV wordt niet geïnformeerd over individuele plaatsingen. De IJenV wordt wel geïnformeerd als een afgeschermde locatie wordt ingezet. De IJenV is inmiddels wel op de hoogte van alle locaties die door de DJI kunnen worden ingezet. Hiermee vallen alle locaties en gedetineerden onder het bereik van de IJenV. Daarnaast zal de DJI zorgdragen dat elke detentielocatie beschikt over een CvT en dat er huisregels zijn vastgelegd en bekend worden gemaakt aan de gedetineerden op die locatie.
Zoals ik ook in mijn brief van 7 april jl. aan uw Kamer heb benoemd ben ik de IJenV erkentelijk voor hun brief. Deze brief heeft geleid tot verbeterde werkafspraken tussen de DJI en de IJenV en de inrichting van een CvT voor deze bijzondere en uitzonderlijke vorm van detentie.
Het bericht 'Brandweer en veiligheidsregio's slaan alarm over bezuiniging op rampenbestrijding: 'Onbegrijpelijk in deze tijden'' |
|
Derk Boswijk (CDA) |
|
Coenradie , David van Weel (minister ) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Brandweer en veiligheidsregio's slaan alarm over bezuiniging op rampenbestrijding: «Onbegrijpelijk in deze tijden»»?1
Deelt u de mening dat de veiligheidsregio’s een enorm belangrijke pijler zijn van de nationale paraatheid bij rampen, crises, maatschappelijke ontwrichting en hybride dreigingen?
Vindt u het verantwoord om in deze tijden van geopolitieke instabiliteit en maatschappelijke dreiging 10 procent te bezuinigen op de Brede Doeluitkering Rampenbestrijding (BDuR)?
Kunt u inzichtelijk maken wat de concrete gevolgen zijn van deze BDuR-korting voor de slagkracht van veiligheidsregio’s, met name op het gebied van crisisvoorbereiding, personele capaciteit, samenwerking en oefenstructuren?
Wat zijn de gevolgen van deze bezuiniging op de brandweerzorg, het aantal brandweerposten en brandweermedewerkers?
Worden vanwege de voorgenomen bezuinigingen bepaalde taken niet meer uitgevoerd en leidt dit tot verlies van expertise en samenwerking tussen ketenpartners in de veiligheidsregio’s?
Heeft u in beeld wat de BDuR-korting betekent voor de specifieke regio’s met een strategisch nationaal belang, zoals Zeeland, Groningen, Limburg en Noord-Holland?
Wat zijn volgens u de risico’s voor de nationale crisisstructuur op de langere termijn, wanneer veiligheidsregio’s met vitale verantwoordelijkheden onvoldoende worden bekostigd om hun taken blijvend te kunnen vervullen?
Hoe wordt binnen de civiel-militaire samenwerking geborgd dat veiligheidsregio’s structureel kunnen blijven rekenen op defensie?
Kunt u reageren op de financiële claim die het Veiligheidsberaad heeft gedaan voor de inrichting van een landelijk dekkend netwerk van noodsteunpunten? Neemt u deze mee in de besluitvorming omtrent de Voorjaarsnota?
Bent u bereid in samenspraak met het Veiligheidsberaad te verkennen hoe een toekomstbestendig, risicogestuurd financieringsmodel ontwikkeld kan worden op basis van strategische opgaven, risicoprofielen en ecologische kwetsbaarheden?
De stand van zaken van de aanpak van femicide |
|
Hanneke van der Werf (D66), Songül Mutluer (PvdA), Bente Becker (VVD) |
|
Coenradie |
|
![]() ![]() ![]() |
Herinnert u zich nog het laatste debat over femicide waarbij u een aantal toezeggingen heeft gedaan?
Ja.
Bent u het met ons eens dat, nu nog steeds iedere acht dagen een vrouw wordt vermoord, meestal door haar (ex)partner, het cruciaal is dat het voorkomen van femicide niet alleen een ambitie is op papier, maar snel leidt tot actie in de praktijk?
Ja.
Hoe staat het momenteel met de implementatie van het plan van aanpak femicide? Kunt u per punt schetsen welke concrete acties zijn ingevoerd?
Ik kan op dit moment niet per punt in detail aangeven hoe het staat met de implementatie van het plan van aanpak «Stop femicide!». De Staatssecretaris Langdurige en Maatschappelijke Zorg, de Staatssecretaris Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en ik zullen uw Kamer hierover in juni informeren, zoals door de Staatssecretaris Langdurige en Maatschappelijk Zorg en mij toegezegd in de Verzamelbrief van 19 november 2024 naar aanleiding van het commissiedebat over Zeden en (on)veiligheid van vrouwen.1
Wanneer kan de Kamer wetgeving tegemoet zien waarmee psychisch geweld wordt strafbaar gesteld, zoals toegezegd in het laatste debat? Bent u bereid voor het mei-reces wetgeving in consultatie te doen? Kunt u met de Kamer het tijdspad delen dat u voor zich ziet voor dit wetgevingsproces?
Zoals toegezegd zal ik, samen met de Minister van Justitie en Veiligheid, een wetsvoorstel indienen voor de aparte strafbaarstelling van psychisch geweld en uw Kamer voor de zomer van 2025 informeren over de contouren van dit wetsvoorstel. Hiervoor voeren wij momenteel gesprekken met diverse organisaties en experts. De contouren zullen worden opgenomen in bovengenoemde brief over de voortgang van de prioriteiten uit het plan van aanpak «Stop femicide!». In diezelfde brief zal ik uw Kamer informeren over het beoogde tijdspad van het wetsvoorstel. Momenteel worden er ook twee onderzoeken (een internationale rechtsvergelijking en een onderzoek naar de strafrechtelijke aanpak van psychisch geweld in de praktijk) en een pilot (ter verbetering van de dossiervorming) uitgevoerd, waarvan we de bevindingen meenemen in het wetgevingstraject. De resultaten van deze onderzoeken en pilot worden al in de loop van dit jaar verwacht.
Hoe staat het met het inrichten van het laagdrempelig meldpunt ter voorkoming van femicide uit de motie Van der Werf-Becker (Kamerstuk 29 279, nr. 890)? Welke acties heeft u sinds het aannemen van de motie ondernomen om uitvoering te geven aan de motie?
Ik verwijs u naar de brief van 1 april jl. van de Staatssecretaris Langdurige en Maatschappelijke Zorg en mij over de verkenning van een 24/7 bereikbaar meldpunt femicide en het verbeteren van de bereikbaarheid en toegankelijkheid van Veilig Thuis, met tevens een reactie op de initiatiefnota van het lid Mutluer.2
Hoe worden de middelen uit het amendement Mutluer (Kamerstuk 36 600 VI, nr. 34), waarbij 10 miljoen euro is vrijgemaakt voor de aanpak van femicide, ingezet?
De middelen worden onder meer besteed aan een brede publiekscampagne die kennis en bewustwording over femicide in de samenleving moet bevorderen. Deze publiekscampagne zal dit jaar nog starten. Daarnaast zet ik in op de inzet van extra officieren van justitie die gespecialiseerd zijn in huiselijk geweld. Ook zal de expertise binnen de politie over dit onderwerp worden vergroot door het verbeteren van de bestaande leermiddelen binnen de politieorganisatie. Verder laat ik een femicide-monitor ontwikkelen en zal ik – in lijn met de aandacht die de initiatiefnota Mutluer hiervoor vraagt – een onderzoek financieren dat forensisch-medisch onderzoek en samenwerking bij (vermoedens van) niet-fatale verwurging moet verbeteren, onder meer door een concrete handreiking te ontwikkelen voor alle betrokken organisaties.
Hoe staat het met het implementeren van meer kennis over de rode vlaggen voor femicide in de opleiding van de politie en hulpverleners? Welke concrete stappen worden gezet?
In opdracht van de Staatssecretaris Langdurige en Maatschappelijke Zorg zal in samenspraak met het veld een strategie worden ontwikkeld voor deskundigheidsbevordering over de rode vlaggen van femicide bij diverse beroepsgroepen. De totstandkoming van deze strategie wordt vanuit het Rijk gefaciliteerd en gefinancierd. Omdat gemeenten en de betrokken organisaties primair verantwoordelijk zijn voor de scholing en de deskundigheid van hun professionals, zullen organisaties zoals Veilig Thuis, wijkteams, vrouwenopvang, jeugdhulp, gecertificeerde instellingen, politie en justitieorganisaties en gemeenten hier zelf verdere invulling aan geven. Dit gaat om een groot en complex traject waarbij goed moet worden gekeken welke partij dit goed kan vormgeven met alle betrokken organisaties. Het duidelijk formuleren van de opdracht, in samenspraak met alle betrokken organisaties, is nu in de afrondende fase. De opdracht zal naar verwachting in april 2025 worden uitgezet en we verwachten eind 2025 meer te kunnen zeggen over de wijze waarop gemeenten en de organisaties vorm zullen geven aan de deskundigheidsbevordering met betrekking tot femicide en de bijbehorende rode vlaggen.
Hoe staat het met de implementatie van de Richtlijn die landen verplicht een zogenaamd «rape center» ingericht te hebben? Welke rol speelt het Centrum Seksueel Geweld hierbij?
De Centra Seksueel Geweld bieden in Nederland gespecialiseerde ondersteuning aan slachtoffers van seksueel geweld. Daarmee voldoet Nederland op dit punt aan de verplichting uit de EU-richtlijn ter bestrijding van geweld tegen vrouwen en huiselijk geweld. Aan de voorbereiding van de implementatie van deze EU-richtlijn, inclusief de waarborging van deze rol van de Centra Seksueel Geweld en de eventuele aanvullende maatregelen die nodig zijn, wordt momenteel gewerkt. Tijdens het commissiedebat Zeden en (on)veiligheid van vrouwen op 16 oktober 2024 heb ik aangegeven het wetsvoorstel voor implementatie in september 2025 met uw Kamer te kunnen delen. Gezien de omvang en impact van de EU-Richtlijn is echter meer tijd nodig voor de voorbereiding. Op dit moment is de verwachting dat uw Kamer het wetsvoorstel begin 2026 wordt aangeboden. Ik begrijp de belangstelling van uw Kamer en de behoefte aan duidelijkheid over de voortgang. Voor de zomer zal ik in de brief over de voortgang van het plan van aanpak «Stop Femicide!» ook een nadere toelichting geven op de stand van zaken rondom de implementatie van de EU-richtlijn.
Hoe staat het met de inzet om daders en potentiële daders sneller in de hulpverlening te trekken, door het inzetten van snelrecht en het sneller verplichten van een zogenaamd BORG-traject?
De BORG-gedragstraining van de reclassering wordt momenteel doorontwikkeld voor inzet in het strafrechtelijk kader. De theoretische onderbouwing is recent afgerond, momenteel wordt de training hierop aangepast. Deze nieuwe opzet is naar verwachting voor deze zomer gereed, waarna deze zal worden getest. Daarnaast zal naar verwachting na de zomer dit jaar een WODC-verkenning starten naar de mogelijkheden voor de inzet van deze doorontwikkelde BORG-training ook buitenhet strafrechtelijk kader, bijvoorbeeld bij een bestuursrechtelijk tijdelijk huisverbod.
Met betrekking tot de inzet van het snelrecht verwijs ik u naar de Verzamelbrief Zeden en (on)veiligheid van vrouwen van 19 november 2024: het Openbaar Ministerie bepaalt (in samenspraak met politie en Rechtspraak) welke zaken via het snelrecht worden afgedaan. Dat kan in principe ook bij huiselijk geweld. In zijn algemeenheid geldt daarvoor dat het moet gaan om zaken die eenvoudig van aard zijn, waar het bewijsrechtelijk gemakkelijk is en/of waar de verdachte bekent. Juist bij ernstige vormen van huiselijk geweld is vaak meer nodig. Een advies van de reclassering bijvoorbeeld over welke bijzondere voorwaarden er nodig zijn voor de dader. Een ander belangrijk aspect om in acht te nemen is dat de snelrechter (politierechter) geen gevangenisstraf hoger dan één jaar kan opleggen. Zeker bij huiselijk geweld is het van belang dat de verdachte een passende straf krijgt. Snelrecht systematisch inzetten bij ernstige vormen van huiselijk geweld is dus niet per se wenselijk.
Hoe staat het met de implementatie van de adviezen die zijn gegeven na de moord op Humeyra voor de aanpak van stalking?
In het vervolgonderzoek Gestalkt. Gezien. Gehoord? De aanpak van (ex-)partnerstalking uit 2024 beschrijft de Inspectie Justitie en Veiligheid op welke wijze en in welke mate de adviezen die zijn gegeven na de moord op Hümeyra zijn opgevolgd door de betrokken organisaties en welke verdere verbeteringen nog nodig zijn. De Tweede Kamer is op 25 april 2024 door de toenmalige Minster van Justitie en Veiligheid en de toenmalige Minister voor Rechtsbescherming geïnformeerd over de beleidsreactie op dit vervolgonderzoek.
Voor wat betreft de voortgang sinds april 2024 verwijs ik u naar de Verzamelbrief Zeden en (on)veiligheid van vrouwen van 19 november 2024.3
Wie implementeert momenteel het protocol dat Regioplan heeft opgesteld voor een meer uniforme aanpak van stalking en wanneer is de implementatie gereed?
Regioplan heeft in opdracht van het Ministerie van VWS samen met alle betrokken partners de Handreiking aanpak stalking opgesteld. Deze handreiking is in april 2024 gelanceerd met een webinar voor professionals en gemeenten. De handreiking is nu te gebruiken voor alle gemeenten in hun lokale inrichting van de aanpak van stalking.4 De inzet op stalking wordt daarnaast ook meegenomen in meerdere lopende trajecten ter verbetering van de aanpak van huiselijk geweld en kindermishandeling, zoals de inzet op deskundigheidsbevordering, de verbetering van de veiligheids- en risicobeoordeling en de verbetering van het inzetten van het tijdelijk huisverbod.
Is er al een interne casusregisseur binnen de politie beschikbaar voor de aanpak van stalking en zo nee, waarom niet?
Zoals in de Verzamelbrief Zeden en (on)veiligheid van vrouwen van 19 november 2024 is aangegeven verkent de politie momenteel hoe regievoering er binnen een eenheid uit kan zien.5 Alle eenheden hebben de opdracht om na te gaan wat passend is om regie te borgen en hier ook een plan op te maken. Uw Kamer wordt in juni 2025 over de stand van zaken geïnformeerd in de brief over de voortgang van het plan van aanpak «Stop femicide!».
Hoe staat het binnen de politie met het verbeteren van de kwaliteit van het invullen van het specifieke screeningsinstrument SASH en het waarborgen dat deze ook wordt ingevuld door een medewerker die daarin is getraind?
De politie ziet er op toe dat de SASH-formulieren door goed opgeleide medewerkers worden ingevuld. Deze formulieren worden ingevuld door politiemedewerkers die een e-learning gevolgd moeten hebben om de gestelde vragen goed te kunnen interpreteren. Daarnaast stuurt de politie op het zorgvuldig invullen van de SASH op basis van nieuwe informatie die de politie binnenkrijgt.
Eén van de tien prioriteiten in het plan van aanpak «Stop femicide!» is het verbeteren van de veiligheids- en risicotaxatie. Het is belangrijk dat we hierbij niet alleen kijken naar het SASH-instrument van de politie. In samenwerking met een aantal van de voornaamste organisaties die een veiligheids- en/of risicobeoordeling uitvoeren wordt onderzocht hoe instrumenten voor veiligheids- en risicobeoordeling (waaronder de SASH) beter in samenhang kunnen worden ingezet en wat ervoor nodig is om deze te verbeteren, zodat rode vlaggen sneller worden herkend. Ook over dit onderwerp zal u verder worden geïnformeerd in de brief over de voortgang van de prioriteiten van het plan van aanpak «Stop femicide!».
Hoe staat het met het verbeteren van de communicatie met slachtoffers en eventueel nabestaanden door het Openbaart Ministerie en de politie? Is de verkenning al afgerond naar de vraag of er één aanspreekpunt bij de politie kan komen?
Zoals in de Verzamelbrief Zeden en (on)veiligheid van vrouwen van 19 november 2024 is aangegeven, hebben de betrokken organisaties – politie, Openbaar Ministerie, reclassering, Raad voor de Kinderbescherming, Veilig Thuis, samen met de slachtofferadvocatuur en Slachtofferhulp Nederland – gezamenlijk geconcludeerd dat al deze organisaties een verantwoordelijkheid hebben om ervoor te zorgen dat het contact met een slachtoffer van stalking tijdens het volledige traject goed verloopt.6 De manier waarop en hoe de organisaties dat in samenhang met elkaar doen, werk ik op dit moment samen met hen verder uit. Over de stand van zaken wordt uw Kamer in juni 2025 geïnformeerd in de brief over de voortgang van de prioriteiten uit het plan van aanpak «Stop femicide!».
Bent u bereid een specifieke verkenning te doen naar de rol van kinderen rond femicide-zaken en het feit dat minderjarige kinderen na de moord dikwijls verplicht omgang moeten hebben met de dader, terwijl lang niet altijd het kind zelf gehoord is door de rechter of de Raad voor de Kinderbescherming? Bent u bereid te voorkomen dat te snel wordt geconcludeerd dat contact met de dader in het belang van het kind is?
Het recht op contact of omgang van de ouder met zijn of haar kind is een fundamenteel recht dat wordt beschermd door verschillende mensenrechtenverdragen. Dit betekent dat bij partnerdoding contact en omgang van de ouder met het kind op dit moment niet automatisch kan worden ontnomen. Daarvoor zal altijd door de kinderrechter een zorgvuldige afweging worden gemaakt over of contact of omgang in het belang van het kind is. Uit de recente evaluatie van de Wet clausulering recht op contact of omgang na partnerdoding blijkt dat die zorgvuldige afweging ook plaatsvindt.7 Ook blijkt uit deze evaluatie dat in verreweg de meeste gevallen door de Raad voor de Kinderbescherming op basis van haar onderzoek wordt verzocht om een beëindiging van het gezag van de (gedetineerde) ouder, en dat de kinderrechter dan vrijwel altijd ook hiermee instemt.
Het belang van het kind is leidend. Tegelijkertijd begrijp ik heel goed dat het voor nabestaanden vaak zeer moeilijk en pijnlijk is om een omgangsregeling met de pleger na partnerdoding te moeten bespreken of accepteren. Ik zal hierover in gesprek gaan met de Staatssecretaris van Rechtsbescherming, ook het perspectief en de ervaringen van nabestaanden expliciet daarin betrekken en op dit onderwerp in juni 2025 terugkomen in de toegezegde brief over de voortgang van de prioriteiten uit het plan van aanpak «Stop femicide!».
Bent u bereid deze vragen een voor een te beantwoorden voor het commissiedebat over zeden en (on)veiligheid van vrouwen op 3 april 2025?
Ja.
Het bericht ‘Afgesproken normen in zedenzaken niet gehaald’ |
|
Hanneke van der Werf (D66), Songül Mutluer (PvdA) |
|
Coenradie |
|
![]() ![]() |
Bent u bekend met het bericht «Afgesproken normen in zedenzaken niet gehaald?»1
Ja.
Wanneer wist u dat de afspraken met de politie, het Openbaar Ministerie (OM) en de Rechtspraak ten aanzien van de doorlooptijden nogmaals niet zijn behaald? Welke actie(s) heeft u vervolgens ondernomen?
Over de doorlooptijden van zedenzaken wordt jaarlijks in het voorjaar gerapporteerd via de Strafrechtketenmonitor, die ook met uw Kamer wordt gedeeld. De meest recente Strafrechtketenmonitor is die van 2023, die in juni 2024 is gepubliceerd.2 In de Kamerbrief voortgang seksuele delicten van december 2024 heb ik verder toegelicht dat er tekenen van verbetering van de doorlooptijden zichtbaar zijn en dat concrete cijfermatige informatie hierover wordt opgenomen in de komende Strafrechtketenmonitor.3 Mede naar aanleiding van de uitzending van Nieuwsuur ben ik nader geïnformeerd. De officiële, gevalideerde cijfermatige informatie zal worden opgenomen in de Strafrechtketenmonitor die dit voorjaar wordt gepubliceerd.
Uit een eerste beeld blijkt dat de inspanningen die al langere tijd, onder andere via het Actieplan versterken ketenaanpak zedenzaken (hierna: het actieplan), worden verricht om de doorlooptijden terug te dringen, in 2024 resultaat beginnen op te leveren. Op geen van de trajecten wordt de streefnorm gehaald, maar het algemene beeld is dat het de organisaties in de strafrechtketen is gelukt om meer oudere zaken af te handelen en de voorraden te verminderen zonder dat de doorlooptijden zijn opgelopen. Dit ondanks een toenemende instroom van zedenmeldingen en -aangiften, onderbezetting en het feit dat de organisaties in de strafrechtketen de Wet seksuele misdrijven in deze periode hebben geïmplementeerd. Op sommige trajecten van het strafproces zijn deze termijnen zelfs licht verbeterd. Zo is bijvoorbeeld het percentage zaken dat na instroom bij het OM binnen 60 dagen wordt beoordeeld van 48% in 2021 naar 60% in 2024 gestegen.
Het actieplan is in opdracht van het Bestuurlijk Ketenberaad door de organisaties uit de strafrechtketen in 2022 opgesteld. Om de voortgang van het actieplan te waarborgen en de behaalde resultaten verder te versterken, heeft het Bestuurlijk Ketenberaad besloten het oorspronkelijk tot eind 2024 lopende actieplan, met een jaar te verlengen, tot eind 2025. Ik steun dit besluit. Via het actieplan wordt niet alleen gewerkt aan het verkorten van de doorlooptijden, maar ook aan het verbeteren en verder professionaliseren van de strafrechtketen. Daarbij wordt ook ingezet op meer regie voor het slachtoffer in zedenzaken en meer inzet op betekenisvolle interventies. Ik vind het belangrijk om de verdere resultaten van het actieplan af te wachten alvorens in overleg met de strafrechtketen eventuele verdere maatregelen te overwegen.
Kunt u het percentage behandelde zedenaangiftes vertalen naar hoeveelheden? Hoeveel zedenaangiftes zijn afgelopen jaar niet binnen de afgesproken termijn behandeld?
Voor de politie is de streefnorm afgesproken dat in 80% van de gevallen een aangifte van een zedendelict binnen 180 dagen (6 maanden) wordt ingezonden naar het OM. Eind 2024 waren er in totaal 3.194 zedenzaken bij de politie in behandeling. Het gaat daarbij om aanranding, verkrachting, incest, ontucht met minderjarigen, grooming en overige zedenmeldingen, openbare schennis en sexting. Hiermee is de werkvoorraad zedenzaken bij de politie gedaald ten opzichte van het voorgaande jaar (3.398 eind 2023) en ligt de voorraad inmiddels ruim onder het niveau van 2020 (3.346 eind 2020). In 716 van die zaken was de aangifte langer dan 6 maanden (streefnorm) in behandeling. Dit aantal ligt lager dan in voorafgaande jaren. Tegelijkertijd constateert de politie een toename van het aantal geregistreerde zedenmeldingen en aangiften van zedendelicten naar respectievelijk 14.802 meldingen en 3.567 aangiften in 2024 (eind 2023 was sprake van 14.046 meldingen en 3.151 aangiften). Dit betekent dat de zedenteams, bij een toename aan werk, in staat zijn gebleken om stappen te zetten op het terugdringen van de werkvoorraden. In het halfjaarbericht politie wordt uw Kamer halfjaarlijks geïnformeerd over de werkvoorraden op het terrein van zedenzaken bij de politie.
Erkent u dat sinds het instellen van de normen in 2019 slechts een lichte verbetering is te zien in de doorlooptijden en er na zes jaar onvoldoende vooruitgang is geboekt? Vindt u dit aanleiding om het Actieplan versterken ketenaanpak zedenzaken tegen het licht te houden of te wijzigen?
Zoals gemeld in het antwoord op vraag 2 is in 2024 op sommige trajecten in het strafproces inderdaad een verbetering in de doorlooptijd te zien. Daarbij moet worden opgemerkt dat het percentage dat binnen de streefnorm valt slechts een beperkt beeld schetst. Zo zorgt het afhandelen van oude zaken en cold cases in het belang van het slachtoffer bijvoorbeeld in eerste instantie voor een daling van het percentage. Ook worden de resultaten van ketenorganisaties behaald in een context van een toenemende instroom van zedenmeldingen en -aangiften bij de politie. Tegen die achtergrond zijn in 2024 meer oudere zaken afgehandeld en de voorraden verminderd zonder dat de doorlooptijden zijn toegenomen.
Verder wil ik benadrukken dat de streefnormen voor doorlooptijden in de strafrechtketen als professionele streefnormen gelden, ten behoeve van interne sturing. De ketenorganisaties hebben zichzelf ambitieuze streefnormen gesteld. Het behalen c.q. benaderen van de streefnorm is belangrijk, zeker voor slachtoffers, maar de inzet vanuit de strafrechtketen is breder en focust naast de tijdigheid van het strafproces ook op kwalitatieve aspecten, zoals de verbetering van de communicatie met zedenslachtoffers en te komen tot betekenisvolle (alternatieve) interventies voor het slachtoffer. Het actieplan dat eind 2022/begin 2023 is gestart richt zich op al deze aspecten. Zoals gemeld, hebben de ketenorganisaties het actieplan verlengd tot eind 2025.
Ik heb vertrouwen in de professionaliteit en deskundigheid van de professionals in de strafrechtketen. Het tegen het licht houden of wijzigen van het actieplan ligt, gezien de acties die op dit moment nog lopen, niet voor de hand.
Kunt u de doorlooptijden per categorie uiteenzetten, waarbij u in ieder geval ingaat op de doorlooptijden van zaken met betrekking tot aanranding, verkrachting, het bezit of verspreiden van kinderporno, grooming, ontucht met een minderjarige en straatintimidatie?
In de Strafrechtketenmonitor worden de doorlooptijden van zedenzaken vermeld. Een specificatie van de doorlooptijden per delict is niet gebruikelijk. Bovendien is het de vraag of, in ieder geval op dit moment, representatieve informatie over de doorlooptijden van de bovengenoemde delicten kan worden gegenereerd. Dit gezien de beperkte ervaring die tot nu toe is opgedaan met bovengenoemde strafbaarstellingen die met de Wet seksuele misdrijven in het Wetboek van Strafrecht zijn opgenomen (denk bijvoorbeeld aan seksuele intimidatie in het openbaar of het seksueel benaderen van kinderen) of zijn aangepast (de delicten aanranding en verkrachting zijn in de Wet seksuele misdrijven vervangen door in totaal zes strafbaarstellingen). Daarnaast betrof 2024 een overgangsjaar waarin deels alleen op de oude strafbaarstellingen is geregistreerd, aangezien de Wet seksuele misdrijven op 1 juli 2024 in werking is getreden.
Erkent u dat te lange doorlooptijden ervoor kunnen zorgen dat slachtoffer van seksueel geweld worden gedemotiveerd om aangifte te doen omdat zij geen vertrouwen hebben dat hun zaak binnen een te verwachte termijn zal worden afgerond? Heeft u zicht op de huidige aangiftebereidheid van slachtoffers en hoe gaat u ervoor zorgen dat deze niet terugloopt?
Uit recente cijfers van de politie blijkt dat het aantal meldingen en aangiftes in de tweede helft van 2024 is toegenomen. Dit wijst er niet op dat de aangiftebereidheid op dit moment terug zou lopen.
Desalniettemin begrijp ik goed dat een slachtoffer zo snel mogelijk duidelijkheid over zijn of haar zaak wil hebben, en dat het voor veel slachtoffers frustrerend kan zijn om lange tijd te wachten op de uitkomst van de strafrechtelijke procedure. De strafrechtketen is zich hier ook van bewust en werkt daarom al geruime tijd aan het verbeteren van het strafproces als geheel. Zoals gemeld in het antwoord op vraag 4 betekent dit dat verbeteringen zich naast de tijdigheid van het strafproces (doorlooptijden) ook richten op kwalitatieve aspecten. Denk hierbij aan de verbetering van de communicatie met slachtoffers en daders voor (passend informeren) en tijdens het strafproces, een goede, multidisciplinaire triage, prioritering en sturing, waaronder het sneller besluiten over de bewijsbaarheid van een zaak en het voorrang geven bij de beschikbare zittingsruimte. En net zo belangrijk: er wordt ingezet op meer regie van het slachtoffer in zedenzaken. Professionals worden opgeleid om slachtoffers alle keuzes voor te houden die te maken zijn bij melding en aangifte zodat er een passende, betekenisvolle interventie kan worden gevonden. In dit verband kan de politie doorverwijzen naar bijvoorbeeld herstelvoorzieningen, Veilig Thuis, Slachtofferhulp Nederland en het Centrum Seksueel Geweld. Het strafrecht is namelijk niet dé oplossing voor alle zedenzaken. Het is aan het slachtoffer om een afweging te maken en te bepalen welke keuze, aangifte doen of een andere route, het beste bij zijn of haar situatie past. De lange duur van een zaak kan daarbij meewegen.
Kunt u de huidige ondercapaciteit bij zowel de zedenrecherche als het openbaar ministerie uiteenzetten? Hoeveel extra fte verwacht u bij deze organisaties nodig te hebben om de gestelde doelstelling te behalen?
De afgelopen 5 jaar is de formatie van de zedenteams van de politie uitgebreid (van 630 fte tot 708 fte). Hoewel het lukt om extra zedencapaciteit te werven, ziet de politie ook dat er sprake is van uitstroom door onder andere de krappe arbeidsmarkt en omdat relatief veel politiemedewerkers op een leeftijd zijn dat zij met (vervroegd) pensioen gaan. Daardoor is er momenteel sprake van onderbezetting bij de zedenteams. De politie werkt voortdurend aan de werving en selectie van zedenrechercheurs en zoekt hierbij ook naar alternatieve mogelijkheden, zoals de instroom van specialistische zij-instromers met kennis van (on)line seksuele misdrijven. Het blijft alleen een proces van de lange adem doordat er geen panklare oplossing is voor de krapte op de arbeidsmarkt.
Wat het openbaar ministerie betreft is, bovenop de reguliere instroom van officieren van justitie, in 2022 gestart met het in drie jaar laten instromen en opleiden van 226 officieren van justitie, van wie inmiddels allen zijn geworven. Een groot deel hiervan wordt nog opgeleid. De verwachting is dat een deel van de nieuwe officieren van justitie wordt ingezet voor de aanpak van seksuele delicten.
Gelet op het voorgaande kan niet zonder meer gesteld worden dat een verdere uitbreiding van de formatie van de organisaties in de strafrechtketen op dit moment zal leiden tot het behalen van de streefnormen voor de doorlooptijden in zedenzaken. Er moet ook gekeken worden naar andere en creatieve oplossingen. Met het actieplan zet de strafrechtketen daarom ook in op andere maatregelen die op termijn kunnen bijdragen aan het op structurele wijze verkorten van de doorlooptijden. Voorbeelden zijn het optimaliseren en aanpassen van de werkprocessen binnen en tussen de betrokken organisaties, het prioriteren van deze zaken bij het plannen van zittingen, het verbeteren van de sturing op capaciteit en prioriteit, meer maatwerk en een passende en betekenisvolle afdoening voor het slachtoffer, of dit nu een strafzaak is, een goede begeleiding naar hulpverlening of herstelrecht.
Wordt er op dit moment prioritering gesteld door de politie en het OM bij de opsporing en vervolging van zedenzaken? Zo ja, hoe vindt deze prioritering plaats?
Ja. De politie en het OM hebben vorig jaar een nieuw sturingsmodel vastgesteld dat gaat over de prioritering en selectiviteit in zedenzaken. Het model biedt, volgens vaste criteria, ondersteuning in het maken van scherpere keuzes in de opsporing en vervolging van zedenzaken. Elementen die in de afweging worden meegenomen betreffen de strafrechtelijke kansrijkheid (bewijsbaarheid), de maatschappelijke impact van een zaak, maar ook de totale werkvoorraad. Een dergelijke prioritering is nodig, omdat er grenzen zitten aan de opsporingscapaciteit bij de politie en het OM. Ook is het belangrijk dat slachtoffers zo snel mogelijk duidelijkheid krijgen over het vervolg op hun aangifte. Van belang daarbij is dat de beperkte opsporingscapaciteit wordt ingezet voor die feiten waar de inzet van het strafrecht meerwaarde heeft voor het slachtoffer, de verdachte en de samenleving.
Wat is het effect van het voornemen van het OM om meer strafbeschikkingen uit te vaardigen op zedenzaken die op dit moment nog op de plank liggen? Kunt u, als dit wordt toegepast op zedenzaken, aangeven hoe de rechten van slachtoffers en het spreekrecht hierbij worden gewaarborgd?
De tijdelijke instructie intensivering strafbeschikking bij veelvoorkomende vermogensdelicten is alleen van toepassing op veelvoorkomende vermogensdelicten. Deze instructie heeft geen verandering gebracht in de contra-indicatie uit de Aanwijzing OM-strafbeschikking dat geen strafbeschikking wordt opgelegd bij «ernstige feiten op het vlak van (huiselijk) geweld, zeden en belaging».4
Hoe bereiden de zedenrecherche, het OM en de Rechtspraak zich voor op de te verwachten toename van het aantal meldingen van seksueel geweld na invoering van de Wet seksuele misdrijven? Erkent u dat uitbreiding van de capaciteit nodig is om de norm van 80% te behalen?
Met een toename van het aantal meldingen en aangiftes, en de gevolgen hiervan voor de strafrechtketen, is rekening gehouden bij de implementatie en invoering van de Wet seksuele misdrijven. De op 24 september 2021 door de Tweede Kamer aangenomen motie van het lid Hermans voorziet in een structurele investering van 200 miljoen euro in veiligheid. Een deel van deze middelen, namelijk 20 miljoen euro, is vrijgemaakt voor de uitvoering van de Wet seksuele misdrijven. Dat deel is structureel beschikbaar gesteld sinds 2024. Het bedrag van 20 miljoen euro is verdeeld onder de organisaties waarvan verwacht werd dat ze aanvullende middelen voor de uitvoering van de wet nodig zouden hebben, bijvoorbeeld door een stijging van het aantal meldingen en aangiftes. Van het bedrag van 20 miljoen euro is ruim 5 miljoen euro structureel aan de politie verstrekt voor de uitvoering van de Wet seksuele misdrijven. Verder is een aanvullend bedrag van ruim 1 miljoen euro per jaar structureel aan het Centrum Seksueel Geweld toegekend en 1,5 miljoen euro per jaar structureel aan het OM. In paragraaf 7 van de memorie van toelichting bij het wetsvoorstel seksuele misdrijven is nader ingegaan op de verdeling van deze 20 miljoen euro.5
Het is gelukt om de extra zedencapaciteit bij de politie uit de middelen voor de uitvoering van de Wet seksuele misdrijven te werven, maar net als bij andere onderdelen binnen het korps, is momenteel sprake van een onderbezetting bij de zedenteams. Eind 2024 bedroeg deze onderbezetting circa 60 fte. Tegen deze achtergrond ligt een verdere uitbreiding van de zedenteams op dit moment niet in de rede, maar zijn de inspanningen van de politie er vooreerst op gericht de zedenteams op sterkte te krijgen. De politie werkt voortdurend aan de werving en selectie van politiemedewerkers en zoekt hierbij ook naar alternatieve mogelijkheden, zoals de instroom van specialistische zij-instromers. Daarnaast is het belangrijk dat de ketenorganisaties ook inzetten op maatregelen die kwalitatieve verbeteringen in het strafproces brengen voor de zedenslachtoffers, zoals hierboven reeds toegelicht.
Erkent u dat inzetten op regie voor het slachtoffer, het verbeteren van communicatie met slachtoffers en verdachten tijdens het strafproces en het verbeteren van herstelrechtvoorzieningen, zoals aangegeven in de reactie van de Minister, geen invloed zullen hebben op het verbeteren van de doorlooptijden?
Nee, zoals ik heb aangegeven in het antwoord op vraag 6, is het strafrecht niet de oplossing voor alle zedenzaken. De strafrechtketen zet steeds meer in op maatwerk en op een passende en betekenisvolle afdoening voor het slachtoffer, of dit nu een strafzaak is, een goede begeleiding naar hulpverlening, herstelrecht of een combinatie ervan. Deze inspanningen richten zich op het geven van meer regie aan slachtoffers, maar kunnen als neveneffect hebben dat niet alle zaken via een strafrechtelijke procedure worden afgedaan. Hierdoor kan de voorraad zedenzaken teruglopen. Dit kan een positief effect hebben op de doorlooptijden van zaken die via het strafrecht worden afgedaan.
Welke maatregelen bent u voornemens in te stellen om ervoor te zorgen dat de doorlooptijden, met oog op de toename van het aantal meldingen van seksueel geweld, in uw kabinetsperiode zullen afnemen en de norm van 80% wordt behaald?
Zie het antwoord op vragen 2 en 4. Zoals daarin toegelicht is het algemene beeld dat het de organisaties in de strafrechtketen in 2024, ondanks een toenemende instroom van zedenmeldingen en -aangiften en onderbezetting, is het gelukt om meer oudere zaken te verwerken en de voorraden te verminderen zonder dat de doorlooptijden zijn opgelopen. Op sommige trajecten van het strafproces zijn de doorlooptijden zelfs licht verbeterd.
Ik heb vertrouwen in het actieplan en de professionals die het plan ontwikkelen en uitvoeren. Ik blijf de ontwikkelingen volgen, maar gezien de acties die op dit moment nog lopen, ligt het nemen van aanvullende maatregelen zoals in antwoord op vraag 4 aangegeven niet voor de hand.
Hoe is tot nu toe in de praktijk uitvoering gegeven aan de beslissing van het bestuurlijk Ketenberaad (BKB) om prioritering te geven aan het verkorten van doorlooptijden in zaakstromen op het gebied van zeden jeugd? Welke doelstellingen zijn hier onder meer gesteld en zijn deze gehaald?
In de brief van 30 mei 2022 over de hernieuwde aanpak van doorlooptijden van zedenzaken heeft de toenmalige Minister van Justitie en Veiligheid aangekondigd dat het Bestuurlijk Ketenberaad de komende jaren extra focus zou aanbrengen op de zaakstromen van onder andere zeden en jeugd.6
In 2001 zijn normen voor doorlooptijden in de jeugdstrafrechtketen vastgesteld, de zogenoemde «Kalsbeeknormen». Dit betreft alle jeugdzaken, niet alleen zeden. De normen geven aan welk percentage jeugdzaken binnen een vastgestelde termijn door de jeugdstrafrechtketen behandeld moet zijn. De «Kalsbeeknormen» gelden voor de fase van eerste verhoor door de politie tot en met afdoeningsbeslissing door OM of rechtspraak.7 In 2024 heeft het Bestuurlijk Ketenberaad een herijkte set aan streefnormen voor de doorlooptijden in de jeugdstrafrechtketen vastgesteld. Aangegeven is dat de eerder vastgestelde normen niet meer aansluiten op de huidige werkprocessen en dat daarom samen met de ketenpartners nieuwe normen zullen worden opgesteld. Hierover heeft de voormalige Minister voor Rechtsbescherming uw Kamer bij brief van 22 april 2024 geïnformeerd.8 Voor nadere informatie over dit onderwerp verwijs ik u naar deze brief.
Holocausteducatie |
|
Bente Becker (VVD), Ulysse Ellian (VVD) |
|
Coenradie |
|
![]() |
Herinnert u zich de afspraak in het Hoofdlijnenakkoord dat inburgering kennis over de Holocaust en de slachtoffers daarvan moet omvatten en de uitwerking hiervan in het regeerprogramma, namelijk «kennis over de Holocaust wordt een vast onderdeel van inburgering»?
Ja.
Op welke wijze heeft u uitvoering gegeven aan de gewijzigde motie-Diederik van Dijk c.s. waarin de regering wordt verzocht bij de uitwerking van het Hoofdlijnenakkoord en/of het Nationaal Plan Versterking Holocausteducatie te betrekken dat nieuwkomers een bezoek brengen aan een locatie zoals het Nationaal Holocaustmuseum in het kader van hun inburgering?1
Holocausteducatie in de inburgering en meer specifiek het mogelijk maken van een bezoek door inburgeraars aan instellingen, zoals het Nationaal Holocaustmuseum, is conform de betreffende motie opgenomen in het Nationaal Plan Versterking Holocausteducatie (NPVHE). Dit plan is op 24 juni 2024 aan de kamer aangeboden2. Om goed zicht te krijgen op de uitvoerbaarheid en haalbaarheid van de uitvoering van de motie is een verkenning uitgezet naar de inhoudelijke en financiële consequenties voor instellingen en musea van een dergelijk bezoek.
In deze verkenning wordt in het kader van het NPVHE tegelijkertijd gekeken naar de consequenties voor de instellingen en musea om meer scholieren een bezoek te laten brengen aan dergelijke locaties. Daarom voer ik deze verkenning samen met mijn collega’s van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) en Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW) uit. De uitkomsten van de verkenning worden in de eerste helft van 2025 opgeleverd. De uitkomsten van de verkenning zijn belangrijk voor het bepalen van de vervolgstappen voor de uitvoering van de betreffende motie van Dijk.
Klopt het dat u nog geen stappen heeft gezet om Holocausteducatie zo spoedig mogelijk onderdeel te maken van de inburgering van nieuwkomers? Zo ja of nee, waarom?
Nee. Holocausteducatie wordt conform het Hoofdlijnenakkoord en regeerprogramma onderdeel van de inburgering. Recent zijn hiervoor de zogenaamde eindtermen (dat wat inburgeraars moeten kennen en weten) van het inburgeringsexamen Kennis Nederlandse Maatschappij (KNM) aangepast. In het nieuwe examen is expliciet aandacht voor de Holocaust en de betekenis hiervan. Inburgeraars worden op deze kennis getoetst. De nieuwe eindtermen treden per 1 juli 2025 in werking. In het kader van het NPVHE is in opdracht van het Ministerie van OCW een brede peiling uitgezet onder docenten in het voortgezet onderwijs naar hoe docenten lesgeven over de Holocaust en welke bevorderende en belemmerende factoren daarbij ervaren worden. Hierin loopt ook Holocausteducatie in het nieuwkomersonderwijs mee. Naar verwachting komen de uitkomsten van de peiling in de eerste helft van 2025 beschikbaar. Lessen uit de peiling kunnen worden meegenomen in het versterken van de Holocausteducatie in de inburgering. Daarnaast loopt de onder vraag 2 genoemde verkenning naar de inhoudelijke en financiële consequenties voor de instellingen en musea van een bezoek door inburgeraars. In het tweede kwartaal van 2025 start de evaluatie van de participatieverklaring. Hierin zal in het kader van de motie Flach3 tevens worden verkend hoe meer aandacht voor de geschiedenis van de Holocaust en de betekenis hiervan daarvan onderdeel kan worden van de participatieverklaring. De evaluatie van de participatieverklaring is onderdeel van de tussenevaluatie van de Wi2021.
In hoeverre beseft u dat bij het tegengaan van antisemitisme, inburgering een belangrijke rol speelt?
Inburgering en meer specifiek de overdracht van kennis over de fundamentele vrijheden van de Nederlandse samenleving, zoals het vrijheidsrecht en gelijkwaardigheid, kunnen bijdragen aan het voorkomen van discriminatie en antisemitisme. De overdracht van normen, waarden en rechten is een belangrijk onderdeel van de inburgering. Het is belangrijk dat iedereen en ook inburgeringsplichtige nieuwkomers weten dat er geen plaats is voor antisemitisme in Nederland.
Wat gaat u doen om ervoor te zorgen dat kennis over de Holocaust een vast onderdeel van inburgering wordt en binnen welke termijn kan de Kamer een voorstel hiertoe verwachten?
Zie antwoord vraag 2 en 3. Holocausteducatie wordt conform het Hoofdlijnenakkoord en regeerprogramma onderdeel van de inburgering. Per 1 juli 2025 is kennis over de Holocaust een expliciet onderdeel van het inburgeringsexamen. Ik verwacht de Kamer in het derde kwartaal van 2025 verder te informeren over het versterken van Holocausteducatie in de inburgering en de vervolgstappen. Hierbij betrek ik de uitkomsten van de verkenning onder instellingen en musea en de peiling onder docenten.
Kunt u deze vragen afzonderlijk en binnen drie weken beantwoorden?
Nee. Ik heb hiervoor iets meer tijd nodig gehad.
Onderwijs in justitiële jeugdinrichtingen |
|
Esmah Lahlah (GroenLinks-PvdA), Lisa Westerveld (GL) |
|
Coenradie , Eppo Bruins (minister ) (NSC), Mariëlle Paul (VVD) |
|
![]() ![]() |
Bent u bekend met het advies1 van de Onderwijsraad over onderwijs in Justitiële Jeugdinrichtingen (JJI's)?
Ja.
De Onderwijsraad spreekt van «aanhoudende zorgen» over het onderwijs in JJI’s en stelt dat zowel de wettelijke inbedding als de praktijk tekort schieten; deelt u deze zorg? Deelt u de mening, ook met de Onderwijsraad, dat ook deze jongvolwassenen recht op onderwijs hebben?
Wij vinden het belangrijk dat iedere jongere onderwijs krijgt, ook als deze tijdelijk in een justitiële jeugdinrichting verblijft. Onderwijs zorgt voor stabiliteit en geeft jongeren een perspectief voor na hun verblijf. Onderwijs is dan ook onderdeel van de gebruikelijke dagbesteding van jongeren. De afgelopen periode hebben we, samen met het veld, al ingezet op de nodige verbeteringen. Ook de komende periode zullen we dat blijven doen, waarbij we de adviezen van de Onderwijsraad daarin zullen betrekken.
Kunt u aangeven hoe u aankijkt tegen de constatering van de Onderwijsraad dat het onderwijs binnen JJI's structureel in de knel komt en onvoldoende gewaarborgd is? Welke concrete stappen heeft het kabinet tot op heden gezet om deze structurele problemen aan te pakken?
Het advies van de Onderwijsraad laat zien hoe complex het is om in de context van een justitiële jeugdinrichting onderwijs te bieden dat goed aansluit op de behoeften van de diverse doelgroep. Om de professionals binnen de scholen en jeugdinrichtingen die zich hier dagelijks voor inzetten verder te ondersteunen, zijn de afgelopen jaren een aantal concrete stappen gezet.
Ten eerste is vanaf kalenderjaar 2023 de bekostiging per capaciteitsplek voor scholen in JJI’s structureel opgehoogd en meer dan verdubbeld. In totaal ontvangen de scholen hiermee structureel 4 miljoen euro extra. Met deze extra middelen kunnen scholen onder meer het onderwijs- en stageaanbod passender maken voor de steeds ouder wordende doelgroep en nazorg leveren als de jongere uit de JJI is.
Ten tweede is in 2024 door het Ministerie van OCW een mbo-coördinator aangesteld waarmee tot 2026 extra inzet beschikbaar is om de samenwerking tussen scholen bij de JJI’s en mbo-instellingen te versterken. Bijvoorbeeld door te werken aan een betere doorstroom, duidelijke aanspreekpunten op mbo-instellingen en een convenant voor gegevensdeling. Ook wordt een aantal scholen bij JJI’s geholpen om de samenwerking met de mbo-instelling in de regio aan te gaan en bestendigen.
De komende tijd wordt naar aanleiding van het advies van de Onderwijsraad zorgvuldig onderzocht of en zo ja, welke verbeteringen er nog meer nodig zijn. Hierbij trekken wij nauw op met de JJI’s, de scholen van de JJI’s en de betrokken inspecties.
Wat is er concreet ondernomen na het rapport «Pedagogisch uitgangspunt onder druk»2 van september 2024 waarin de Inspectie Justitie en Veiligheid (Inspectie JenV) constateerde dat jongeren die worden verdacht van een strafbaar feit vaak lang moeten wachten op hun straf, en dit de ontwikkeling van jongeren onder druk zet?
De Staatssecretaris Rechtsbescherming heeft het rapport «Pedagogisch uitgangspunt onder druk» van de Inspectie van Justitie en Veiligheid op 10 september 2024 aan uw Kamer aangeboden.3 Dit rapport bevat belangrijke conclusies en aanbevelingen voor verbetering. Op dit moment worden deze besproken met de partners in de jeugdstrafrechtketen. De Staatssecretaris Rechtsbescherming stuurt uw Kamer vóór het zomerreces van 2025 een inhoudelijke reactie.
Deelt u de mening dat beide rapporten samen een somber beeld laten zien van de manier waarop de overheid zorg draagt voor het recht op onderwijs en de kansen voor deze jongeren en jongvolwassenen? Ziet u ook dat dit niet alleen voor de betrokkenen zelf, maar ook voor de samenleving nadelig uitpakt, omdat de kans op recidive groter is bij mensen die weinig perspectief hebben?
Zoals bij vraag 2 aangegeven vinden wij het belangrijk dat iedere jongere onderwijs krijgt, ook als deze tijdelijk in een justitiële jeugdinrichting verblijft. Onderwijs zorgt voor stabiliteit en geeft jongeren een perspectief voor na hun verblijf. Dat er aanhoudende zorgen zijn over het onderwijs in de JJI’s nemen wij uiterst serieus. Om die reden werken we de komende periode samen met het veld aan een goede reactie en vervolgstappen die nodig zijn.
De Onderwijsraad stelt dat het onderwijsbeleid onvoldoende is afgestemd op de praktijk binnen de JJI’s, bent u bereid de aanbeveling van de raad over te nemen om de regels en systemen van betrokken ministeries beter op elkaar af te stemmen en een gedeelde visie te ontwikkelen op onderwijs in JJI’s? Zo nee, waarom niet?
Het advies van de Onderwijsraad bevat concrete adviezen en aanbevelingen die het onderwijs in de JJI’s verder kunnen brengen. Hier zijn wij dan ook al actief met de Onderwijsraad, de JJI’s en de scholen die in de JJI gehuisvest zijn over in gesprek. Wij willen de tijd nemen om de adviezen zorgvuldig uit te werken. Uw Kamer ontvangt voorafgaand aan het zomerreces een eerste reactie op het advies. Hierin wordt zo veel als mogelijk concreet ingegaan op de adviezen van de Onderwijsraad.
De Onderwijsraad pleit voor een herziening van de onderwijswetgeving, zodat JJI-scholen een specifieke plek krijgen binnen een sectorwet en examens gemakkelijker kunnen worden afgenomen, bent u bereid hier werk van te maken? Zo ja, op welke termijn? Zo nee, waarom niet?
Hier komen wij op terug in de beleidsreactie op het advies van de Onderwijsraad.
Hoe gaat u ervoor zorgen dat jongeren in JJI's daadwerkelijk de kans krijgen hun onderwijs te voltooien en een diploma, certificaat of getuigschrift te behalen? Kunt u daarbij specifiek ingaan op de wettelijke belemmeringen die JJI-scholen momenteel ervaren bij examinering en het aanbod van beroepsonderwijs, zoals de juridische beperkingen in de Wet op de expertisecentra (Wec) en de noodzaak van extraneusconstructies voor mbo-examens?
Hiervoor verwijzen wij u naar het antwoord op vraag 7.
Acht u het aanvaardbaar dat jongeren door deze belemmeringen worden gehinderd in hun onderwijs en toekomstperspectief? Bent u bereid deze knelpunten per direct aan te pakken en zo ja, welke concrete stappen gaat u op korte termijn zetten?
Hiervoor verwijzen wij u naar het antwoord op vraag 7.
De Onderwijsraad stelt dat de samenwerking tussen JJI-scholen en andere onderwijsinstellingen versterkt moet worden, zodat de overgang tussen onderwijs binnen en buiten JJI’s soepeler verloopt; op welke manier gaat u deze samenwerking structureel verbeteren?
Zoals bij vraag 3 aangegeven is in 2024 een mbo-coördinator aangesteld om de komende jaren de samenwerking tussen scholen bij JJI-instellingen en mbo-instellingen structureel te versterken en verbeteren. De extra middelen die de scholen per 2023 structureel ontvangen kunnen hier ook voor worden ingezet. Wij komen hierop nader terug in de beleidsreactie op het advies van de Onderwijsraad.
De Onderwijsraad signaleert dat het personeelstekort binnen JJI’s ook het onderwijs raakt en adviseert om personeelsbeleid mogelijk te maken dat aansluit op de specifieke behoeften van JJI-scholen; hoe beoordeelt u deze aanbeveling en welke maatregelen treft u om de tekorten aan te pakken?
Hiervoor verwijzen wij u naar het antwoord op vraag 7.
Bent u bereid om – in lijn met de aanbevelingen van de Onderwijsraad – onderwijsgerelateerde overwegingen een explicietere rol te geven bij beslissingen over jongeren binnen JJI’s, naast justitiële en behandelperspectieven? Zo nee, waarom niet?
Hiervoor verwijzen wij u naar het antwoord op vraag 7.
Kunt u toezeggen dat het kabinet op korte termijn met een concreet plan komt om de knelpunten in het JJI-onderwijs structureel op te lossen, en kunt u de Kamer hierover informeren vóór het zomerreces? Bent u bereid om in deze analyse ook in te gaan op het rapport «Pedagogisch uitgangspunt onder druk»?
Het inspectierapport «Pedagogisch uitgangspunt onder druk» gaat over de wachtlijsten in de jeugdstrafrechtketen. Uit dit onderzoek van de Inspectie Justitie en Veiligheid blijkt dat jonge verdachten te vaak en te lang moeten wachten op een passende straf of maatregel. Het advies van de Onderwijsraad daarentegen gaat over een specifiek onderdeel van de tenuitvoerlegging van een straf of maatregel, namelijk het onderwijs dat in de JJI’s wordt geboden. Daarom ontvangt uw Kamer twee separate brieven: een beleidsreactie op het inspectierapport «Pedagogisch uitgangspunt onder druk» (zie het antwoord op vraag4 en een beleidsreactie op het advies van de Onderwijsraad over het onderwijs in de JJI’s (zie het antwoord op vraag5.
In de motie-Lahlah (Kamerstuk 24 587, nr. 957) heeft de Kamer uitgesproken dat jongeren die door capaciteitstekorten in volwassenendetentie worden geplaatst, het recht moeten behouden om onderwijs te volgen, kunt u aangeven welke stappen u sinds het aannemen van deze motie heeft gezet om dit te realiseren? Wat voor onderwijs krijgen deze jongeren nu?
De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft op 4 november 2024 per brief op de motie-Lahlah gereageerd.6 Daarin schetste zij dat de onderwijsmogelijkheden in het gevangeniswezen voor deze doelgroep beperkt zijn. Wel is het mogelijk gebleken om via contact met de school van herkomst jongeren de mogelijkheid te bieden hun studiemateriaal beschikbaar te stellen zodat ze geen onnodige vertraging oplopen. Daarnaast sluit het educatieve programma van de Life Changing Group (LCG) beter aan bij de behoefte van deze doelgroep dan de in de motie-Lahlah aangedragen opties om de jongvolwassenen te laten deelnemen aan het onderwijsaanbod voor volwassenen of hen online onderwijs te laten volgen.
In een andere ingediende motie van het Kamerlid Lahlah c.s. wordt de regering verzocht om te onderzoeken of het mogelijk is om het aantal beschikbare uren van de LCG uit te breiden, bijvoorbeeld door ook in het weekend aanbod te realiseren.7 De Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI) heeft dit onderzocht en de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid informeert uw Kamer hier eind maart 2025 per brief over.
Kunt u specifiek ingaan op de mogelijkheden die momenteel worden onderzocht om jongeren in volwassenendetentie toch onderwijs te laten volgen?
Zie het antwoord op vraag 14.
De vrees van gevangenispersoneel voor meerpersoonscellen |
|
Esmah Lahlah (GroenLinks-PvdA) |
|
Coenradie |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Gevangenispersoneel vreest meerpersoonscel: «Er zijn iedere dag incidenten»»?1
Ja, ik ben bekend met dit bericht.
Deelt u de zorgen van gevangenispersoneel over hun veiligheid door toenemende werkdruk, stress op de werkvloer en de veranderende populatie, onder andere vanwege de hogere instroom van gedetineerden met psychische problemen? Wat doet u om deze zorgen zoveel mogelijk weg te nemen?
Ja, ik deel deze zorg. Er is sprake van een hogere instroom van gedetineerden met psychische problemen. Het is daarbij belangrijk dat deze gedetineerden naar de juiste regimes/klinieken in-/doorstromen. Dit kan echter door beperkte capaciteit soms niet tijdig plaatsvinden. Denk hierbij aan onder andere het groeiende aantal TBS-passanten in het gevangeniswezen en de wachtlijst voor de Penitentiair Psychiatrische Centra (PPC) en de plaatsing van jongvolwassenen in een reguliere PI. Dit, in combinatie met personele krapte, heeft gevolgen voor de ervaren werkdruk en gevoel van veiligheid.
Om deze zorgen zoveel mogelijk weg te nemen is er brede ondersteuning op het gebied van vitaliteit om medewerkers duurzaam inzetbaar te houden. Zowel in de curatieve zin met bedrijfszorg, als met programma’s voor medewerkers in termen van preventie. Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI) zet zich in voor een veilige werkomgeving door onder meer aandacht te schenken aan de fysieke en sociale veiligheid, maar ook ondersteuning te bieden in de psychosociale arbeidsbelasting.
Verder zet ik samen met DJI, alles op alles om voldoende personeel te werven en fysieke capaciteit te realiseren. Zo is door voortdurende inspanningen van de Taskforce DJI het tekort van 330 plekken als gevolg van personeelstekorten teruggebracht naar circa 125. En ook is er afgelopen periode extra capaciteit binnen het gevangeniswezen gerealiseerd. In mijn Kamerbrief van 7 maart jl.2 heb ik een overzicht gegeven van alle maatregelen die tot nu toe zijn genomen en worden verkend. Uitgangspunten bij het zoeken naar oplossingen zijn het recht doen aan door de rechter opgelegde straffen en de veiligheid van mijn personeel en de gedetineerden.
Erkent u dat de politieke discussie en toenemende druk over het plaatsen van meer gevangenen in een cel de negatieve gevoelens onder gevangenispersoneel versterken?
Ik begrijp dat het capaciteitsprobleem een grote impact kan hebben op het personeel en dat sommige maatregelen die verkend worden negatieve gevoelens onder gevangenispersoneel kunnen veroorzaken. Laat ik voorop stellen, de medewerkers van DJI voeren een belangrijke taak uit en verdienen onze waardering en respect. Ik ben continue in gesprek met de uitvoering en luister daarin ook echt naar personeel.
Voor wat betreft meerpersoonscellen geldt dat DJI van mij de opdracht heeft gekregen om binnen de mogelijkheden te kijken op welke manier extra meerpersoonscellen kunnen worden gerealiseerd in het gevangeniswezen. Deze inspanning zorgt naar verwachting dit jaar voor ruim 100 extra plekken. Voldoende personeel blijft randvoorwaardelijk om deze aantallen daadwerkelijk te realiseren. Ook de criteria voor MPC plaatsingen blijven gehandhaafd, evenals de minimale gebouwelijke vereisten (zoals voldoende ventilatie). Ik blijf daarbij binnen de grenzen van wat verantwoord is voor de veiligheid van personeel en gedetineerden.
Deelt u de zorg dat het verder onder druk zetten van het gevangenispersoneel door meer gevangenen op een cel te plaatsen niet alleen gevaarlijk is, maar mogelijk ook leidt tot een nog hogere uitstroom van personeel? Zo ja, kunt u toezeggen dat gevangenen niet op een meerpersoonscel worden gezet als het personeel aangeeft dat dit mogelijke gevaren voor hen en/of gedetineerden oplevert?
Zoals ook hierboven benoemd blijft het uitgangspunt dat de veiligheid van personeel en gedetineerden geborgd is. Meer meerpersoonscellen worden dan ook alleen gerealiseerd waar dat qua gebouwelijke randvoorwaarden kan en qua personele bezetting verantwoord is.
Kunt u een overzicht geven van de maatregelen die u op dit moment neemt om de druk op penitentiaire inrichtingen (PI's) te verlichten? In hoeverre kunnen taakstraffen of enkelbanden wat u betreft de druk op PI’s en personeel verlichten?
Voor een overzicht van alle maatregelen die genomen zijn of worden verkend verwijs ik naar mijn Kamerbrief van 7 maart jl.3
Binnen het traject Straffen op maat worden maatregelen uitgewerkt die de rechter en officier van justitie bij het bepalen van de straf meer ruimte bieden om maatwerk te leveren. Alhoewel niet het primaire doel kan dit een positieve effect hebben op het capaciteitstekort bij DJI. Daarnaast zijn er vanuit de Tweede Kamer initiatieven genomen om verschillende maatregelen die onderdeel uitmaken van Straffen op maat of daarbij aansluiten wettelijk te regelen. Zo is door de leden Sneller (D66), Six Dijkstra (NSC), Boswijk (CDA) en Ellian (VVD) een amendement over invoering van de vervangende taakstraf ingediend bij het wetsvoorstel inzake het nieuwe Wetboek van Strafvordering. Daarnaast is door de leden Sneller, Six Dijkstra en Boswijk het initiatiefwetsvoorstel Slimmer straffen aangekondigd, waarin onder meer elektronische detentie als hoofdstraf wordt voorgesteld.
Daarnaast is vorig jaar het capaciteitsverlof onder elektronisch toezicht ingevoerd waarbij het mogelijk was om gedetineerden, die de laatste fase van hun straf ingaan, met een enkelband thuis hun straf te laten uitzitten. Naar aanleiding van de motie van het lid Bruyning4 is deze maatregeleind 2024 beëindigd. Zoals gemeld in de Kamerbrief van 7 maart jl. is onderzocht of deze maatregel opnieuw ingevoerd zou kunnen worden maar dan voor maximaal veertien dagen. Dit blijkt lastig uitvoerbaar omdat er bij elke gedetineerde een individuele afweging moet plaatsvinden of hij hiervoor in aanmerking komt (onder andere of iemand een huisadres heeft). Deze uitvoeringsconsequenties staan niet in verhouding met de periode van maximaal twee weken heenzenden. Daarom is deze maatregel afgevallen.
In hoeverre worden verloven voor personeel ingetrokken of niet verleend vanwege de tekorten op de werkvloer? Heeft u hier cijfers van en zo ja, kunt u deze delen met de Kamer?
Met name in de inrichtingen waar personele krapte is, kan het lastig zijn om voldoende verlof te verlenen. Hier zijn geen cijfers van beschikbaar.
Klopt het dat het ziekteverzuim onder personeel in de PI’s toeneemt omdat gevangenispersoneel permanent overbelast is? Heeft u hier cijfers van en zo ja, kunt u deze delen met de Kamer?
De ervaren werkdruk als gevolg van de personele tekorten kan negatieve effecten hebben op het verzuim. Of dit een causaal verband betreft kan niet worden aangetoond. Ik deel met u de cijfers over de afgelopen jaren waarin een beperkte afname is te zien van het verzuim.
* GW/VB staat voor Gevangeniswezen/Vreemdelingenbewaring
Klopt het dat personeel vaker «zomaar» ergens wordt ingezet binnen PI's vanwege de personeelstekorten, ook als zij niet toegerust zijn op het uitvoeren van de betreffende werkzaamheden? Deelt u de zorg dat dit mogelijk tot incidenten leidt? Zo ja, welke maatregelen worden er genomen om dit zoveel mogelijk te voorkomen?
Nee, dat klopt niet. Medewerkers worden niet willekeurig ingezet binnen de PI’s. Medewerkers die nog niet volledig zijn opgeleid worden begeleid en werken onder toezicht van ervaren collega’s. Als eraan wordt getwijfeld of dit verantwoord kan dan worden andere keuzes gemaakt, zoals het aanpassen van het dagprogramma. In alle gevallen staat de veiligheid van de medewerkers en justitiabelen voorop.
Wat doet u om het werk voor het huidige personeel aantrekkelijk te houden zodat zij er niet voor kiezen het vak te verlaten?
DJI kent de afgelopen jaren een toename van zowel instroom als uitstroom, waarbij de instroom hoger is dan de uitstroom. De instroom 2024 is in totaal 2.015. de uitstroom in 2024 is 1.509.
Om vertrek te voorkomen wordt ingezet op een goed wervings- en selectieproces en een uitgebreid onboardingsprogramma voor nieuwe medewerkers. Tevens is er aandacht voor opleidings-, ontwikkel- en doorgroeimogelijkheden en het bevorderen van duurzame inzetbaarheid van personeel. Ondanks de vele maatregelen die DJI op bovengenoemde terreinen treft, realiseer ik mij dat ik nooit iedereen zal kunnen behouden.
Klopt het dat er voldoende cellen zijn en de problemen rondom de capaciteitstekorten dan ook hoofdzakelijk voortvloeien uit de personeelstekorten? In hoeverre verwacht u dit probleem te kunnen oplossen met de honderden miljoenen euro’s extra die u vraagt bij de Voorjaarsnota, en op welke termijn?
Het capaciteitstekort is begonnen met een personeelstekort. Inmiddels is er ook een tekort aan cellen door een stijgende bezetting van cellen. Zoals aangeven in mijn brief van 7 maart jl.5 komen prognoses eind dit jaar uit op een tekort van circa 330 plekken, ondanks alle maatregelen. Het tekort daalt naar verwachting aan het einde van dit jaar te dalen naar circa 230 plekken dankzij de inzet van extra (meerpersoons)cellen.
Voor de voorjaarsbesluitvorming heb ik een forse claim ingediend. Er moeten gevangenissen geopend worden en daarvoor moet ook personeel geworven worden. We gaan van een periode van gevangenissen sluiten naar het creëren van meer capaciteit en daar is geld voor nodig. Als deze claim niet toegekend wordt, zal dit effect zal hebben op het aantal beschikbare cellen in de toekomst.
Kunt u bovenstaande vragen los van elkaar beantwoorden?
Bovenstaande vragen zijn los van elkaar beantwoord.
De capaciteit vreemdelingendetentie |
|
Ulysse Ellian (VVD), Queeny Rajkowski (VVD) |
|
Coenradie , Marjolein Faber (minister ) (PVV) |
|
![]() |
Op welke wijze is uitvoering gegeven aan de in het kabinet gemaakte afspraken van oktober jl. dat 50 tot 100 extra plekken voor vreemdelingenbewaring worden gerealiseerd?1
Samen met de Dienst Justitiële Inrichtingen (hierna: DJI) hebben we gesprekken gevoerd op welke wijze invulling gegeven kan worden aan de afspraak om tot 50 tot 100 extra plekken vreemdelingenbewaring te komen. We hebben besloten om per 1 augustus 2025 90 plekken voor vreemdelingenbewaring te realiseren op het Justitieel Complex Schiphol (hierna: JCS).
Op welke locaties (Detentiecentrum Rotterdam, Justitieel Complex Schiphol, Justitieel Complex Zeist) was deze celcapaciteit voorzien en klopt het dat 45 plekken al gerealiseerd zijn in Justitieel Complex Schiphol?
Zoals aangegeven in de beantwoording van vraag 1 zullen er 90 plekken worden gerealiseerd op JCS. Op dit moment zijn er 282 plekken op JCS gealloceerd voor de tenuitvoerlegging van grensdetentie ex artikel 6 Vreemdelingenwet 2000 (hierna: Vw). Dit betreft 192 vaste plekken en 90 plekken buffercapaciteit in het geval van hoge instroommomenten. In normale omstandigheden wordt de buffercapaciteit niet benut. Dit is nu het geval. Daarom is besloten om de leegstaande afdeling voor de buffercapaciteit te benutten voor vreemdelingenbewaring. De buffercapaciteit ten behoeve van de uitvoering van de grensprocedure wordt op alternatieve wijze door DJI gecreëerd nabij luchthaven Schiphol.
In eerste instantie was voorzien om per 1 mei 2025 45 plekken in gebruik te nemen voor vreemdelingenbewaring en per 1 augustus 2025 de overige 45 plekken. In het licht van de problematiek met het gevangeniswezen, is besloten om drie maanden extra de tijd te nemen om te voorkomen dat strafrechtelijke capaciteit uit de sterkte moet worden gehaald. Per 1 augustus 2025 komen 45 plekken en per 1 november 2025 volgen nog eens 45 plekken.
Hoeveel extra capaciteit voor vreemdelingenbewaring is er noodzakelijk om uitvoering te geven aan de voorgenomen asielmaatregelen van het kabinet?
Op basis van onder meer de reeds geïntensiveerde inzet op vertrekprocedures door Dienst Terugkeer en Vertrek (hierna: DTenV) is via het Prognose Model Justitiële ketens (hierna: PMJ) vastgesteld dat in 2025 136 plekken nodig zijn voor vreemdelingenbewaring ex artikel 59 Vw. In samenspraak met DJI wordt in 2025 bezien op welke wijze de overige 46 plekken kunnen worden gerealiseerd.
Is de extra capaciteit voor vreemdelingenbewaring ten koste gegaan van de reguliere capaciteit van het gevangeniswezen? Zo ja, hoe zouden die tekorten dan opgevangen worden? Zo nee, hoe zijn deze extra cellen dan gerealiseerd?
De 90 extra plekken voor vreemdelingenbewaring worden zoals aangegeven ingericht op twee leegstaande afdelingen die nu als buffer dienen voor grensdetentie en zullen op 1 augustus 2025 worden opgeleverd. Per 1 mei 2025 worden zoals aangegeven de 45 plekken in JCS tijdelijk beschikbaar gesteld voor het gevangeniswezen. DJI zet zich in om het benodigde extra personeel hiervoor beschikbaar te krijgen. Mocht dit onvoldoende lukken, bestaat het risico dat in DC Schiphol een deel van de strafrechtelijke capaciteit tijdelijk buiten gebruik moet worden gezet totdat er voldoende personeel beschikbaar is. Personeel kan immers maar één keer worden ingezet.
Op welke wijze is rekening gehouden met het grote capaciteitstekort in het gevangeniswezen bij het creëren van capaciteit voor vreemdelingenbewaring?
Zoals aangegeven wordt jaarlijks door middel van het PMJ traject de algehele bewaringscapaciteit bij DJI vastgesteld. Dit wordt door het Wetenschappelijk Onderzoek- en Datacentrum (hierna: WODC) uitgevoerd. In samenspraak met DJI is bezien op welke wijze het best invulling gegeven kan worden aan de afspraken van het kabinet, rekening houdend met de opgaven waar DJI voor staat. Het kabinet streeft naar een structurele oplossing met een goede balans tussen de benodigde capaciteit voor de uitvoering van de opgaven binnen de migratieketen en de strafrechtketen. Voor de oplossing op JCS is rekening gehouden met het capaciteitstekort door leegstaande cellen te gebruiken op een locatie waar personele bezetting te realiseren is met een beperkte impact op de capaciteit in het gevangeniswezen. Zoals hierboven aangegeven is DJI hierbij wel afhankelijk van het tijdig werven van het benodigde personeel.
Wat is uw reactie op het bericht in NRC «omstreden plan om gevangenen eerder vrij te laten alweer van de baan: ministerie regelt extra cellen op Schiphol»?2
Zie antwoord op vraag 1 en 2.
Hoeveel extra cellen voor het reguliere gevangeniswezen kunnen er in Justitieel Complex Schiphol en Detentiecentrum Rotterdam gerealiseerd worden?
Voor de periode van 1 mei tot augustus 2025 worden 45 extra plekken beschikbaar gesteld voor het gevangeniswezen op Justitieel Complex Schiphol.
Hoeveel extra cellen voor vreemdelingenbewaring kunnen er in Justitieel Complex Schiphol en Detentiecentrum Rotterdam gerealiseerd worden?
Zie de beantwoording van vragen 1 en 2.
Kunt u deze vragen afzonderlijk en uiterlijk vóór de regeling van werkzaamheden van dinsdag 11 februari 2025 beantwoorden?
We zorgen ervoor dat de beantwoording zo spoedig mogelijk aan uw Kamer gestuurd worden.
Het bericht ‘Alarmerende stijging aantal jongeren in gevangenis voor volwassenen: ‘Onwenselijk’' |
|
Faith Bruyning (NSC) |
|
Coenradie |
|
![]() |
Klopt het dat er sprake is van een explosieve stijging van het aantal jongeren dat in een volwassenengevangenis terechtkomt, terwijl ze hun straf in jeugddetentie horen uit te zitten?1
Er is sinds twee jaar sprake van een toename van het aantal jongvolwassenen (18+) dat in het gevangeniswezen is geplaatst vanwege het capaciteitstekort in de jeugdgevangenissen. De overgrote meerderheid daarvan betrof jongvolwassenen in voorlopige hechtenis, die dus nog niet zijn afgestraft, waarbij de officier van justitie het voornemen kenbaar had gemaakt om toepassing van het adolescentenstrafrecht te vorderen. Uw Kamer is hier regelmatig over geïnformeerd.2
Klopt het dat het in 2022 om 29 jongeren ging die hun straf in een volwassenengevangenis uitzitten terwijl ze hun straf eigenlijk in jeugddetentie horen uit te zitten en dat dit aantal in 2024 meer dan vertienvoudigd is naar 308 jongeren?
De aantallen kloppen. Wat niet klopt is dat zij in jeugddetentie horen te zitten; de overgrote meerderheid betrof namelijk jongvolwassenen in voorlopige hechtenis die (nog) niet zijn veroordeeld.3
Klopt het dat dit is veroorzaakt door het structurele gebrek aan cellen, gevangenispersoneel en beschikbare jeugdhulp?
Het klopt dat dit is veroorzaakt door een gebrek aan personele en gebouwelijke capaciteit. Een verband tussen het gebrek aan beschikbare jeugdhulp en het tekort aan capaciteit in de jeugdgevangenissen staat niet vast.
Kunt u aangeven wat u gaat doen, zowel op kort termijn als op langer termijn, om het aantal jongeren dat hun straf uitzit in een volwassengevangenis terwijl zij eigenlijk hun straf in jeugddetentie horen uit te zitten niet nog verder oploopt?
Er staan verschillende uitbreidingen van de capaciteit van de jeugdgevangenissen op de planning. De nieuwe jeugdgevangenis De Haven wordt dit jaar verder uitgebreid (26 plekken) en ook in jeugdgevangenis Teylingereind zullen nog extra leefgroepen worden geopend (18 plekken). Alhoewel de Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI) met man en macht werkt aan de capaciteitsuitbreidingen blijft dit een uitdaging waarbij afhankelijkheid van de noodzakelijke randvoorwaarden zoals gelijkblijvende in- en uitstroom, behoud van personeel en werving van nieuw personeel groot is en de ontwikkelingen daarbinnen slechts beperkt kunnen worden beïnvloed door de DJI.4 Wanneer het gebrek aan cellen en personeel is opgelost is hierdoor niet met zekerheid te zeggen. In maart informeer ik uw Kamer over de meest actuele stand van zaken.
Ten aanzien van de beschikbaarheid van jeugdhulp geldt dat één van de opgaven uit de Hervormingsagenda Jeugd is dat kwetsbare jeugdigen die (hoog)specialistische jeugdhulp nodig hebben moeten kunnen rekenen op tijdige en passende hulp. Het verbeteren van de beschikbaarheid van deze hulp vereist een hervorming en versterking van het stelsel. Mede daarom is bij uw Kamer het wetsvoorstel verbetering beschikbaarheid jeugdzorg ingediend, waarvan u vorige maand de Nota naar aanleiding van het Verslag heeft ontvangen.5
Kunt u aangeven op welk termijn u verwacht het structurele gebrek aan cellen, gevangenispersoneel en beschikbaar jeugdhulp op te lossen/te verminderen? Kunt u dit per gebrek aangeven?
Zie antwoord vraag 4.
Kunt u een reactie geven op de Inspectie Justitie en Veiligheid die zegt dat het «onwenselijk» is dat risicojongeren hun straf uitzitten in detentie voor volwassenen? En dat dit ook geldt voor de tijdelijk gecreëerde jongerenafdelingen in de gevangenissen van Zeist en Almelo. Ook op deze afdelingen zijn de zorg en begeleiding niet specifiek gericht op jongeren. Het personeel is niet speciaal opgeleid om deze doelgroep te begeleiden, aldus de Inspectie.
Ik ben het met de Inspectie eens dat dit een onwenselijke situatie is. Voor een nadere toelichting verwijs ik naar de reactie op de bevindingenbrief van de Inspecties die uw Kamer op 22 april 2024 ontving.6
Bent u bekend met de Life Changing Group, die in de tijdelijk gecreëerde jongerenafdeling in de gevangenis van Zeist bijzonder goed werk verricht voor de jongeren die hier hun straf uitzitten?
Ja. Overigens is er naast het aanbod van de Life Changing Group ook extra aanbod in individuele begeleiding van de jongvolwassenen door stichting Humanitas. Deze stichting coacht ook het personeel op deze afdelingen. Daarnaast is er op beide afdelingen een orthopedagoog aanwezig.
Hoe kijkt u aan tegen het meer/vaker inzetten van de Life Changing Group in de tijdelijk gecreëerde jongerenafdelingen in de gevangenissen van Zeist en Almelo en de Life Changing Group hiertoe de benodigde financiële middelen te verstrekken?
Kamerlid Lahlah en u hebben hierover een motie ingediend, waarin u de regering oproept onderzoek te doen naar de mogelijkheid om het aantal beschikbare uren van de Life Changing Group voor jongvolwassenen uit te breiden.7 In maart 2025 informeer ik uw Kamer over de wijze waarop ik uitvoering geef aan deze motie. Daarbij zal ik eveneens uw vraag beantwoorden.
De onrust na het dodelijke steekincident op 2 januari in Den Dolder |
|
Harmen Krul (CDA), Derk Boswijk (CDA) |
|
Coenradie , Karremans |
|
![]() |
Bent u bekend met de toezegging die de Minister voor Rechtsbescherming in het najaar van 2017 tijdens een bijeenkomst ten overstaan van meer dan 200 Den Doldenaren heeft gezegd, namelijk dat de kliniek Fivoor voor 2025 zal vertrekken vanaf de huidige locatie, zoals de burgemeester van Zeist ook heeft aangegeven?1
We begrijpen de zorgen van de Den Doldenaren heel goed en we begrijpen ook dat zij uitzien naar een spoedige verhuizing van de klinieken van Fivoor. Dat hebben we ook ervaren tijdens de gesprekken die we hebben gehad op 6 maart tijdens een gezamenlijk werkbezoek aan Den Dolder. We hechten daarom waarde aan heldere communicatie over onze mogelijkheden en bevoegdheden in deze kwestie. Naar aanleiding van de toen verschenen rapporten van de Onderzoeksraad voor Veiligheid en van de Inspectie voor Justitie en Veiligheid over Michael P. is de toenmalige Minister voor Rechtsbescherming op 18 april 2019 op bezoek geweest in Den Dolder om te spreken met de inwoners. Door Altrecht, de eigenaar van het terrein waar de klinieken op staan, is toen de intentie uitgesproken dat de verhuizing in 2025 wordt gerealiseerd mits aan randvoorwaarden is voldaan. Deze datum is daarop tijdens de bijeenkomst als uitgangspunt gehanteerd en herhaald door de Minister. Er is door de Minister voor Rechtsbescherming geen formele toezegging gedaan over de vertrekdatum voor de klinieken voor de klinieken van Fivoor uit Den Dolder. Wij, als Staatssecretaris Justitie en Veiligheid en Staatssecretaris Jeugd, Preventie en Sport, en ook de toenmalige Minister voor Rechtsbescherming, hebben namelijk geen bevoegdheid om een dergelijke toezegging te doen. Zo schreef de Minister voor Rechtsbescherming op 29 mei 2019 in een brief richting de Belangenvereniging Den Dolder het volgende:
Op dit moment wordt er gesproken over de datum van 1 januari 2027. Het moet nog blijken of deze datum realistisch is. Fivoor heeft aangegeven dat ook wanneer er nu een locatie gevonden wordt, het vier tot vijf jaar zal kosten om een verhuizing te realiseren. Aanvullend willen wij erop wijzen dat Fivoor een particuliere zorgaanbieder is die zorg biedt aan forensische én reguliere cliënten. Waar het reguliere zorg betreft, kopen de zorgkantoren en zorgverzekeraars de zorg in. Vanuit onze positie en bevoegdheden, hebben wij beiden geen zeggenschap over de verhuizing van Fivoor. Dit neemt niet weg dat we de zorgen van de inwoners van Den Dolder snappen. Wij willen alles doen wat redelijkerwijs in onze macht ligt om in samenspraak met het lokaal bestuur en de zorginstelling de verhuizing toch mogelijk te maken. Zoals de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid reeds heeft toegezegd, willen we onderzoeken of en hoe Rijksvastgoed kan worden ingezet hiervoor. Daarnaast is de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid in gesprek met gemeente Zeist over de vraag hoe het veiligheidsgevoel van de Den Doldenaren kan worden vergroot.
Hoeveel (gedwongen) opnameplekken zijn er bij Fivoor in Den Dolder?
Er zijn in drie klinieken van Fivoor in Den Dolder, te weten FPA Utrecht, Wier gesloten en Wier+, cumulatief 144 klinische plaatsen. In genoemde klinieken worden patiënten behandeld die forensische of hoog specialistische zorg nodig hebben en een beveiligingsniveau (niveau 1 en 2). Hier verblijven patiënten die zijn veroordeeld in een civielrechtelijk kader. De Wet verplichte ggz maakt gedwongen zorg en opname in een kliniek mogelijk voor patiënten als zij, door hun stoornis ernstig nadeel vormen voor henzelf of voor anderen. De verhouding in aantallen van deze verschillende titels fluctueert, er is geen vast aantal plekken voor strafrechtelijke titels en andersom. Over het algemeen kan gesteld worden dat twee derde van de populatie op strafrechtelijke titel in de klinieken verblijft en een derde op een civiele titel.
Hebben er in de afgelopen zeven jaar meer incidenten plaatsgevonden bij Fivoor in Den Dolder? Zo ja, kunt u hier een overzicht van geven?
Fivoor houdt sinds 2018 het aantal meldingen bij die hebben plaatsgevonden in of rondom Den Dolder.2 Dit zijn meldingen van bijvoorbeeld ervaren overlast of onbegrepen gedrag. Deze meldingen hebben niet alleen betrekking op patiënten van Fivoor, maar ook van Altrecht, Reinaerde of personen die geen relatie hebben tot deze zorgaanbieders. Zo was in 2024 in 11 van de 26 gevallen een patiënt van Fivoor betrokken. Deze meldingen kunnen gedaan worden door eenieder, vaak door inwoners van Den Dolder of winkeliers. Het aantal meldingen is afgelopen jaren sterk afgenomen. Onderstaand een overzicht van het aantal meldingen van de afgelopen jaren:
2024
26
2023
34
2022
37
2021
36
2020
75
2019
67
2018
127
Leden van de klankbordgroep in Den Dolder laten weten soms meldingsmoe te worden, waardoor deze cijfers voor hen geen representatieve afspiegeling van de door hen ervaren overlast zijn.
Hoeveel patiënten zitten bij Fivoor met en zonder veroordeling, en hoeveel zitten er «vrijwillig» om een veroordeling te voorkomen?
Zie antwoord vraag 2.
Zijn er patiënten met een tbs-veroordeling in de afgelopen zeven jaar geplaatst bij Fivoor in Den Dolder?
Ja, er zijn beperkt patiënten met een tbs-veroordeling in de afgelopen zeven jaar geplaatst bij Fivoor in Den Dolder, het gaat in het algemeen om minder dan 5% van de plaatsingen. Zij kunnen hier geplaatst worden, naast alle andere forensische en civiele titels, in twee gevallen:
Welke criteria worden gehanteerd om te bepalen of een patiënt (dan wel onder begeleiding) op verlof mag bij Fivoor in Den Dolder?
In zijn algemeenheid is een behandeling erop gericht de patiënt veilig en succesvol te laten terugkeren in de maatschappij. Verlof is daarom een belangrijk onderdeel van de behandeling. Het verlof – vaak ook vrijheden genoemd – wordt stapsgewijs opgebouwd. Er wordt altijd begonnen met korte begeleide verloven en pas als dit goed gaat mag iemand naar een volgende fase. Zo is bij plaatsing op beveiligingsniveau 2 verlof nodig, onder andere omdat niet het gehele aanbod aan behandel- en therapiefaciliteiten van de instelling binnen de gesloten setting wordt aangeboden. Het kan noodzakelijk zijn om, al dan niet onder begeleiding, activiteiten buiten de gesloten setting plaats te laten vinden. De overgang van de ene fase naar de volgende wordt met input van het multidisciplinaire team genomen: in overleg, dus met verschillende zorgprofessionals die de patiënt kennen. Er wordt gekeken naar de risico’s van de patiënt in de betreffende verloffase, op basis van het dossier en de observaties tijdens de behandeling. De mogelijkheid om met verlof te gaan kan te allen tijde ook weer worden ingetrokken als daar aanleiding voor is, bijvoorbeeld als het minder goed gaat met de patiënt, hij/zij afwijkend gedrag laat zien of zich niet aan de afspraken houdt. In het geval van een tbs-maatregel speelt het onafhankelijke Adviescollege Verloftoetsing een centrale rol. De verlofcriteria zijn neergelegd in de Verlofregeling tbs.3 Zoals eerder gezegd, is dit op weinig patiënten van Fivoor van toepassing aangezien er weinig tbs-gestelden verblijven.
Is er na 2017 contact gebleven tussen Fivoor, de gemeente Zeist en het ministerie ten aanzien van de leefbaarheid in Den Dolder, en zo ja, wat hield dat contact in?
Ja, er is na 2017 contact gebleven tussen Fivoor en de gemeente ten aanzien van de leefbaarheid in Den Dolder. Na de verschrikkelijke gebeurtenis in 2017 heeft Fivoor een omgevingsmanager aangesteld om actief contact met omwonenden en organisaties in de buurt te onderhouden over de leefbaarheid en veiligheid in Den Dolder.
Sinds 2022 is het omgevingsmanagement belegd bij verschillende medewerkers van Fivoor, die samen een team vormen. Het omgevingsmanagementteam bestaat uit buurtcoaches, beveiligers, twee directeuren, twee teammanagers en een communicatieadviseur. Op deze manier is Fivoor 24 uur per dag, 7 dagen per week bereikbaar voor de buurt en kan Fivoor continuïteit in aandacht en betrokkenheid garanderen. Er is een website opgericht waar omwonenden terecht kunnen voor informatie over het omgevingsmanagement.4
Daarnaast bestaan er verschillende overleggen, zoals de bijeenkomsten van de Klankbordgroep, het «Veiligheidsoverleg», «Beelden Delen» en het «Veldtafeloverleg», waar inwoners van Den Dolder, belangenverenigingen, de gemeente, Fivoor en politie in verschillende samenstellingen bijeenkomen. Tijdens deze overleggen worden onder meer de meldingen besproken die bij de verschillende samenwerkingspartners binnenkomen en wat er nodig is om de leefbaarheid en veiligheid verder te verbeteren of vergroten.
Welke mogelijkheden ziet u en welke inzet doet u om de activiteiten van Fivoor in Den Dolder voor 01-01-2027 te verplaatsen dan wel te beëindigen?
Hoewel wij niet verantwoordelijk zijn voor de bedrijfsvoering of voor de verhuizing van Fivoor, vinden wij het belangrijk dat kwalitatief hoogwaardige zorg in een veilige omgeving voor iedereen beschikbaar blijft. Zeker in het licht van de huidige capaciteitsdruk. Daarom vinden wij het belangrijk dat de betrokken partijen met elkaar in gesprek blijven om tot een duurzame oplossing te komen. Op 5 maart jl. heeft de gemeente Zeist het onafhankelijk onderzoek naar de inspanningen van Fivoor en Altrecht openbaar gemaakt.
In dit verband heeft de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op 5 februari jl. overleg gehad met zowel de burgemeester en de betrokken wethouder van de gemeente Zeist als de commissaris van de Koning van de provincie Utrecht.
Hierbij is onder meer besproken of en hoe Rijksvastgoed kan worden ingezet voor de verhuizing van Fivoor. Zoals hiervoor in vraag 1 aangegeven willen wij ons krachtig inzetten. De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft, zoals eerder gemeld, toegezegd of en hoe Rijksvastgoed kan worden ingezet hiervoor.
Daarmee willen we niet de verwachting wekken dat dit de enige of meest passende oplossing is voor het probleem. Zoals uit het onderzoek van de Rebel Group is gebleken, hebben Fivoor en Altrecht veel inspanning gepleegd in hun zoektocht naar een nieuwe locatie. Zo zijn 35 locaties onderzocht. De dominante reden waarom locaties afvallen, is omdat gemeenten niet meewerken aan het vestigen van Fivoor. Dit betekent dat we lokaal en regionaal bestuur hard nodig hebben bij het vinden van een nieuwe locatie om een oplossing te vinden voor dit gezamenlijke probleem.
Op 6 maart jl. zijn we op uitnodiging van gemeente Zeist op bezoek geweest in Den Dolder. Daar hebben we eerst de kliniek van Fivoor bezocht. We hebben veel respect voor alle mensen die zich dagelijks inspannen voor deze kwetsbare doelgroep. Daarna hebben we inwoners uit Den Dolder gesproken. De zorgen en gevoelens van onveiligheid van omwonenden hebben wij gehoord en nemen wij serieus.
Heeft u de mogelijkheid en bevoegdheid om Fivoor te dwingen tot een opnamestop voor de kliniek in Den Dolder? Zo ja, gaat u hier gebruik van maken?
Een opnamestop is een vergaande maatregel. Het is in de eerste plaats aan de Inspectie Justitie en Veiligheid en/of de Inspectie Gezondheidzorg en Jeugd om in te grijpen als de kwaliteit van de zorg van een zorgaanbieder ondermaats is of de (veiligheids)risico’s te groot zijn. Naar aanleiding van het vreselijke steekincident van 2 januari jl. doet de Inspectie Gezondheidzorg en Jeugd onderzoek. We vinden een onafhankelijk oordeel van de inspectie zeer belangrijk. In afwachting van dit onderzoek doen we geen uitspraken over het al dan niet inzetten van onze bevoegdheden. Het uitblijven van een nieuwe locatie voor Fivoor is geen reden om deze in te zetten. Het incidententoezicht en het risicotoezicht van de inspecties hebben tot op heden geen aanleiding gegeven om maatregelen te treffen. We onderstrepen dat een opnamestop vergaande gevolgen heeft voor de beschikbaarheid van cruciale verplichte zorg in de regio Utrecht en in meer algemene zin in ons land. Dat de verplichte zorg (zowel in een forensisch als in een civiel kader) kampt met ernstige capaciteitstekorten en dat daarom plekken schaars zijn, is meermalen met uw Kamer gewisseld.
Wat gaat u doen om de inwoners van Den Dolder het veiligheidsgevoel terug te geven?
Zie antwoord vraag 8.
Kunt u de toezegging van de Minister voor Rechtsbescherming gestand doen en toezeggen dat Fivoor in Den Dolder op 01-01-2027 de activiteiten op deze locatie beëindigt?
Zie antwoord vraag 1.
De onrust na het dodelijke steekincident in Den Dolder |
|
Esmah Lahlah (GroenLinks-PvdA) |
|
Coenradie , Karremans |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Na Anne Faber opnieuw een vrouw slachtoffer van een psychiatrisch patiënt: Den Dolder is «er klaar mee»»?1
Ja, daar zijn wij mee bekend.
Bent u bekend met de toezegging die de Minister voor Rechtsbescherming in 2017 in een openbare bijeenkomst met meer dan 200 Den Doldenaren heeft gedaan dat de kliniek Fivoor voor 2025 zal vertrekken vanaf de huidige locatie?
We kunnen ons de zorgen van de Den Doldenaren goed voorstellen en begrijpen dat zij uitzien naar een spoedige verhuizing van de klinieken van Fivoor. Daarom hechten we waarde aan heldere communicatie over onze mogelijkheden en bevoegdheden in deze kwestie. Naar aanleiding van de toen verschenen rapporten van de Onderzoeksraad voor Veiligheid en van de Inspectie voor Justitie en Veiligheid over Michael P. is de toenmalige Minister voor Rechtsbescherming op 18 april 2019 op bezoek geweest in Den Dolder om te spreken met de inwoners. In tegenstelling tot wat in de vraag beschreven staat is er door de Minister voor Rechtsbescherming geen formele toezegging gedaan over een vertrekdatum voor de klinieken van Fivoor uit Den Dolder. Wel is door Altrecht, de eigenaar van het terrein, de intentie uitgesproken dat Fivoor in 2025 van het terrein vertrekt mits aan bepaalde randvoorwaarden is voldaan. Deze datum is daarop tijdens de bijeenkomst als uitgangspunt gehanteerd en herhaald door de Minister. Wij, als Staatssecretaris Justitie en Veiligheid en Staatssecretaris Jeugd, Preventie en Sport, en ook de toenmalige Minister voor Rechtsbescherming, hebben geen verantwoordelijkheid of bevoegdheid om een dergelijke toezegging te doen. Zo schreef de Minister voor Rechtsbescherming op 29 mei 2019 in een brief richting de Belangenvereniging Den Dolder het volgende:
Aanvullend willen wij erop wijzen dat Fivoor een particuliere zorgaanbieder is die zorg biedt aan forensische én reguliere cliënten. Waar het reguliere zorg betreft, kopen de zorgkantoren de zorg in. Vanuit onze positie en bevoegdheden hebben wij beiden geen zeggenschap over de verhuizing van Fivoor. Dit neemt niet weg dat we de zorgen van de inwoners van Den Dolder begrijpen en willen verkennen wat wij wél kunnen betekenen. Hierover zijn wij op 6 maart met hen in gesprek gegaan.
Waarom is deze belofte niet ingelost en eenzijdig verschoven naar 2027?
Zie antwoord vraag 2.
Hoe beoordeelt u eerdere uitspraken van Fivoor-bestuurder Erik Masthoff dat ook januari 2027 onhaalbaar is en dat de instelling zeker vijf jaar nodig heeft voor een verhuizing naar een nieuwe vestiging?2 Kunt u beloven dat de eenzijdige toezegging tot het vertrek van de inrichting uit Den Dolder voor 1 januari 2027 wel nagekomen wordt? Zo nee, waarom niet?
Nee, dat kunnen wij niet beloven. In de situatie rondom de verhuizing, is het niet aan de bewindspersonen van de Ministeries van Justitie en Veiligheid dan wel Volksgezondheid, Welzijn en Sport om zorgaanbieders te dwingen om locaties of klinieken te sluiten. Deze bevoegdheid heeft de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport enkel in zeer uitzonderlijke gevallen, bijvoorbeeld wanneer er sprake is van ernstige bedreiging voor de volksgezondheid. Op basis van de huidige informatie is hier geen sprake van. De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid kan volgens de wet alleen met betrekking tot bepaalde verpleegden (tbs-dwang) aan het hoofd van de instelling bijzondere aanwijzingen geven in het belang van de veiligheid van anderen of de algemene veiligheid van personen of goederen of het belang van de slachtoffers. Het is dus ook niet aan ons om een oordeel aan te meten over de haalbaarheid of onhaalbaarheid van plannen die zien op de aanpassing of verhuizing van zorglocaties.
Bent u op de hoogte van de angst en onrust bij de inwoners van Den Dolder nu voor de tweede keer iemand om het leven is gebracht door toedoen van een cliënt van Fivoor?
Ja, daarvan zijn wij op de hoogte. Hierover heeft de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid gesproken met de burgemeester van Zeist, de gemeente waaronder Den Dolder valt, en de betrokken wethouder en commissaris van de Koning. Wij kunnen ons alleen maar voorstellen hoe groot de impact moet zijn voor nabestaanden en naasten, de bewoners van Den Dolder, de werknemers van de kliniek en andere betrokkenen. Met name gezien de geschiedenis in Den Dolder realiseren wij ons dat dit voor veel onrust bij inwoners zorgt. Om te kijken wat wij kunnen betekenen rondom deze onveiligheidsgevoelens, zijn wij op 6 maart 2025 op uitnodiging van de burgemeester van Zeist in gesprek gegaan met bewoners.
Hoe weegt u het spanningsveld tussen de angst van bewoners voor incidenten enerzijds en de voordelen van behandeling in forensische klinieken zoals die in Den Dolder anderzijds, aangezien onderzoek uitwijst dat veroordeelden met een psychiatrische stoornis minder vaak een nieuw ernstig delict plegen als ze op dergelijke locaties worden voorbereid op terugkeer in de samenleving en deze terugkeer in veruit de meeste gevallen zonder grote problemen verloopt? Hoe zorgt u ervoor dat er voldoende draagvlak blijft voor forensisch psychiatrische klinieken? Deelt u de zorgen van uw voorganger Weerwind over «toenemende not-in-my-backyard-gevoelens die de forensische zorg in de weg zitten»?
Het hebben van een forensisch zorgsysteem waarin cliënten worden voorbereid op terugkeer in de samenleving is van groot belang voor zowel cliënt als samenleving. Zoals u aangeeft blijkt uit onderzoek dat terugkeer in de samenleving in verreweg de meeste gevallen succesvol is. Daarbij kunnen incidenten helaas nooit volledig worden voorkomen. We proberen met elkaar te leren van deze incidenten en op basis daarvan behandeling te verbeteren en veiligheid van samenleving te bevorderen. Het is daarom goed dat de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd onderzoekt doet, zodat we ook hier lessen kunnen trekken die ten goede komen aan de veiligheid van ons land en behandeling van cliënten.
Zoals aangegeven kunnen we ons de onrust onder inwoners goed voorstellen. Tegelijkertijd hebben het Rijk, de gemeenten en zorgaanbieders een gedeeld belang bij de beschikbaarheid van voldoende behandelaanbod. Zowel vanuit het oogpunt van behandeling van patiënten als vanuit het oogpunt van de veiligheid van de samenleving, zijn forensische klinieken bewezen erg effectief. Draagvlak voor deze zorgvorm is voor ons dus evident. Daarom zijn we van mening dat er nu en in de toekomst voldoende behandelaanbod moet zijn voor mensen die behoefte hebben aan (forensische) zorg.
Wij delen de zorgen over toenemende «not-in-my-backyard-gevoelens» in de huidige samenleving. De toename hiervan treft niet alleen de forensische zorg, maar speelt een rol in allerlei andere maatschappelijke opgaven. Voor de forensische en verplichte zorg betekent de toename van deze gevoelens dat het steeds moeilijker wordt om oplossingen te vinden voor onze capaciteitsvraagstukken. Daarom hechten we er belang aan dat de hierin betrokken partijen, lokaal, regionaal en landelijk, met elkaar in gesprek blijven en te leren van de manier waarop met dit fenomeen in vergelijkbare situaties wordt omgegaan.
Deelt u de mening dat mogelijke opheffing van de kliniek zeer nadelige gevolgen heeft omdat in Den Dolder patiënten worden ondergebracht die in reguliere GGZ-klinieken vanwege hun complexe problematiek niet terecht kunnen? Kunt u garanderen dat de instelling niet wordt opgeheven? Zo nee, waarom niet?
Ja, uw mening delen wij. Als de betreffende klinieken zouden sluiten heeft dat inderdaad zeer nadelige gevolgen voor de beschikbaarheid van het (forensisch en regulier) behandelaanbod. Het gaat in dit geval echter om een verhuizing en er is op dit moment geen sprake van mogelijke opheffing of sluiting.
Bent u op zeer korte termijn bereid om met de burgemeester van Zeist in gesprek te gaan en te komen tot een uiterste inspanning voor verplaatsing of sluiting van de kliniek met inachtneming van het belang van de cliënten, zodat deze kunnen worden overgeplaatst naar andere klinieken?
Ja, dat zijn wij. Op 5 februari jl. heeft er een overleg plaatsgevonden met zowel de burgemeester en de betrokken wethouder van de gemeente Zeist als de commissaris van de Koning van de provincie Utrecht. Hierbij is onder meer besproken of en hoe Rijksvastgoed kan worden ingezet voor de verhuizing van Fivoor. De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft toegezegd deze mogelijkheid te verkennen. Een verhuizing is niet vandaag of morgen geregeld. Ook het vinden van een geschikte locatie niet. Daarom kijken we ook naar wat er nu kan als het gaat om de veiligheid en leefbaarheid in het dorp. Er is niet expliciet gesproken over sluiting van de klinieken, waar wij zoals eerder genoemd geen bevoegdheid tot hebben in dit geval. Ons gesprek is tijdens het werkbezoek van 6 maart jl. voort gezet. Uiteraard zullen wij de Kamer informeren indien er specifieke actiepunten hieruit voortvloeien.
De sektarische twee-aan-twee beweging die ook in Nederland slachtoffers maakt |
|
Michiel van Nispen (SP) |
|
Coenradie , David van Weel (minister ) , Struycken |
|
![]() |
Was u reeds bekend met de sektarische twee-aan-twee beweging, die internationaal onder vuur ligt door misbruik?1
Nee ik was er niet bekend mee, maar ik heb me inmiddels laten informeren.
Wat is uw reactie op het onderzoek van het Nederlands Dagblad naar deze beweging, waaruit blijkt dat deze ook in Nederland honderden aanhangers heeft, en slachtoffers maakt?2
De verhalen en ervaringen van ex-leden over geestelijke dwang en isolatie, geestelijke mishandeling en seksueel (kinder)misbruik binnen de Twee aan Twee-beweging zijn aangrijpend. Het is moedig dat deze personen hun persoonlijke ervaringen durven te delen. Seksueel en geestelijk misbruik zijn ernstige schendingen van de lichamelijke en geestelijke integriteit van slachtoffers, met langdurige gevolgen die hun dagelijks leven, relaties, werk en welzijn ingrijpend kunnen beïnvloeden. Van elk bestuur van een organisatie, zo ook de Twee aan Twee-beweging, verwacht ik dat zij alles in het werk stelt om (seksueel) misbruik tegen te gaan en slachtoffers te ondersteunen. Dit geldt in het bijzonder waar het kinderen betreft.
Bent u geschrokken van de verhalen en ervaringen van ex-leden die vertellen over een zeer gesloten gemeenschap met diepgelovige mensen, hoe ze beschadigd zijn door geestelijke dwang en isolatie, geestelijke mishandeling en seksueel (kinder)misbruik?
Zie antwoord vraag 2.
Wat is er in Nederland bij de diverse instanties reeds bekend over deze beweging?
Voor de beantwoording van deze vraag heb ik contact opgenomen met de Nationale Politie, het OM en de Raad voor de Kinderbescherming. Bij de Nationale Politie zijn er geen meldingen in dit verband. Naast de mogelijkheid dat er over strafbare feiten binnen deze beweging geen meldingen zijn gedaan, kunnen er meldingen zijn gedaan zonder dat de gemeenschap specifiek is genoemd. Ook bij het OM zijn er geen zaken geregistreerd met betrokkenheid van deze beweging. De Raad voor de Kinderbescherming geeft eveneens aan niet bekend te zijn met deze beweging.
Denkt u ook dat het risico juist in zeer gesloten groepen aanwezig is dat misbruik en andere misstanden verborgen blijven, juist vanwege de bangmakerij en de isolatie maar ook vanwege de angst de naam van de groep «uitverkorenen» te beschadigen?
Misbruik komt helaas voor in alle lagen van de samenleving en in diverse gezinsverbanden en gemeenschappen. Echter, zeer gesloten groepen brengen door hun hiërarchie, geslotenheid en ideologie een verhoogd risico op systematisch en onbestraft misbruik met zich mee. In dergelijke gemeenschappen kan het delen van ervaringen en het zoeken naar hulp bemoeilijkt worden door onder meer sterke loyaliteit, geheimhouding, machtsstructuren en een hoge mate van (dwingende) controle. Leden voelen zich vaak niet veilig om te spreken uit angst voor sociale uitsluiting of repercussies, wat leidt tot isolement en beperkte toegang tot externe hulpbronnen. Het is daarom van groot belang om bewustzijn te creëren over deze dynamieken, waar mogelijk maatregelen te nemen om misbruik te voorkomen en hulp te organiseren voor slachtoffers.
Deelt u de mening dat onafhankelijk onderzocht moet worden wat de aard en omvang is van deze groep, wat de werkwijze is en tot welke misstanden dit leidt?
Ik zie op dit moment geen noodzaak voor onafhankelijk onderzoek naar deze specifieke groep. Momenteel wordt een online advies-, hulp- en kennispunt opgezet bij Fier, dat zich richt op dwingende groepen. Fier investeert in het opbouwen van expertise over misstanden binnen deze groepen. Hiervoor wordt samengewerkt met deskundigen op operationeel en wetenschappelijk gebied, zowel nationaal als internationaal. Zo hebben medewerkers van Fier ook contact gehad met de journalisten van het ND om zich te laten informeren over het onderzoek naar de Twee aan Twee-beweging. De opgedane kennis vormt de basis voor het platform en voor de gerichte en onderbouwde inzet van de hulpprofessionals die betrokken zijn bij de anonieme online hulpverlening. Vanuit deze kennispositie wordt er gewerkt aan kennisdeling, bijvoorbeeld door voorlichtingssessies voor professionals te organiseren. Er wordt ook nadrukkelijk stilgestaan bij het uitwisselen van informatie over trends en ontwikkelingen met politie en OM.
Ziet u hierin ook een rol weggelegd voor Justitie vanwege de ernst van de misstanden zoals het seksueel misbruik?
Zoals aangegeven zijn er geen zaken bekend bij het OM met betrokkenheid van deze beweging en zijn er ook geen meldingen in dit verband gedaan bij de politie. Zowel de politie als het OM hebben de mogelijkheid om ambtshalve een opsporingsonderzoek te starten en zaken te vervolgen. Echter, daarvoor moet ook sprake zijn van concrete informatie die kan leiden tot een individualiseerbare verdenking. Hier is in dit geval, op basis van de gepubliceerde of andere beschikbare informatie, geen sprake van.
Gelet hierop is er, voor nu, geen aanleiding en mogelijkheid voor breed (strafrechtelijk) onderzoek naar deze beweging.
Welke mogelijkheden zijn er voor gedupeerden om hun verhaal te doen en hulp en bijstand te krijgen? Krijgen zij volgens u nu voldoende bescherming en zo niet, welke maatregelen gaat u daarvoor nemen?
Er zijn mogelijkheden voor gedupeerden om hun verhaal te doen en hulp en bijstand te krijgen. De politie blijft de aangewezen instantie voor het melden van strafbare feiten, waar men aangifte kan doen of een melding kan maken, zeker wanneer er sprake is van onveiligheid. Voor anonieme meldingen kan ook Meld Misdaad Anoniem worden ingeschakeld. Slachtofferhulp Nederland biedt emotionele ondersteuning, praktische hulp en juridisch advies aan slachtoffers van strafbare feiten. Voor hulp na een nare seksuele ervaring kunnen mensen altijd terecht bij het Centrum Seksueel Geweld. Slachtoffers kunnen ook hun verhaal delen met een hulpverlener via de chat van Fier, landelijk expert op het gebied van (seksueel) geweld, uitbuiting en eerkwesties.
Bij de Twee aan Twee-beweging zie ik een sterke ideologie en een zekere mate van isolatie van de reguliere maatschappij. Dit maakt het waarschijnlijk dat slachtoffers binnen deze beweging niet gemakkelijk naar voren komen of zich melden bij reguliere instanties. Dit roept bij mij de vraag op hoe we de drempel voor slachtoffers uit dergelijke gemeenschappen zo laag mogelijk kunnen maken, zodat ze zich durven te melden en hulp kunnen accepteren wanneer dat nodig is. Om deze reden wordt in opdracht van het Ministerie van Justitie en Veiligheid bij Fier een hulppunt opgezet dat specifiek is gericht op slachtoffers van dwingende groepen. Hiermee komt er één herkenbaar punt voor hulp en doorverwijzing voor slachtoffers. De website van Fier zal informatie bevatten over dwingende groepen, risico-indicatoren en een hulpwijzer. De ondersteuning van Fier is bedoeld om slachtoffers aan te moedigen zich te melden. Hiervoor zal Fier zich in haar communicatie richten op het creëren van een uitnodigende sfeer, zodat ook leden van de Twee aan Twee-beweging zich aangespoord voelen om contact op te nemen. Slachtoffers en hun naasten kunnen anoniem op een veilige en laagdrempelige manier chatten, en via die weg informatie, advies en hulp ontvangen. Het is de bedoeling dat de chat in contact staat met hulpverleningspartners en opsporingsinstanties, zodat slachtoffers ook fysiek ondersteuning kunnen krijgen als zij dit zelf willen. Het hulp- en kennisplatform zal de zomer van 2025 live gaan, maar Fier heeft aan het ND laten weten dat slachtoffers zich nu al kunnen melden indien er sprake is van geweld in afhankelijkheid of seksueel geweld.