Het bericht ‘Verloskundigen: er is vaak geen plek in ziekenhuis’ |
|
Henk van Gerven |
|
Bruno Bruins (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Wat is uw reactie op het bericht dat verloskundigen aangeven dat er vaak geen plek is in het ziekenhuis voor vrouwen om te bevallen?1
Voor mij staat voorop dat vrouwen die moeten bevallen, kunnen rekenen op goede verloskundige zorg. Uit de berichten blijkt dat verloskundigen meerdere ziekenhuizen moeten bellen voordat ze met een zwangere ergens terecht kunnen. Bij de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) en de Inspectie voor Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ) waren geen signalen dat er onvoldoende zorg is ingekocht of dat er een onveilige situatie is ontstaan. Het feit dat er geen signalen zijn binnengekomen, betekent nog niet dat er geen probleem is. Het is voor verloskundigen niet altijd snel inzichtelijk in welke ziekenhuizen plek is, waardoor zij meerdere ziekenhuizen moet bellen. Hierbij speelt ook de krappe arbeidsmarkt een rol. Hierdoor moeten ziekenhuizen het schaarse beschikbare personeel zo goed mogelijk inzetten en is er weinig ruimte om pieken in het aantal bevallingen op te vangen. Dit draagt er mede aan bij dat verloskundigen vaker naar een plek moeten zoeken.
Kunt u aangeven in welke ziekenhuizen het afgelopen jaar opnamestops zijn afgekondigd voor de klinische verloskundeafdeling? Kunt u tevens per ziekenhuis aangeven hoe vaak er opnamestops zijn geweest?
Ik heb geen inzicht in welke ziekenhuizen de afgelopen tijd een opnamestop hebben afgekondigd. Soms bieden ROAZ-regio’s al inzicht in de verloskundige capaciteit in ziekenhuizen, bijvoorbeeld in Amsterdam en Utrecht kunnen eerstelijns verloskundigen in het «Acuut Zorgportaal» zien in welk ziekenhuis er op dat moment verloskundige capaciteit is. Ik zou het een goede ontwikkeling vinden als in alle ROAZ-regio’s dergelijk inzicht gerealiseerd wordt.
Wel kan ik aangeven hoeveel afdelingen verloskunde er de afgelopen vijf jaar zijn gesloten op basis van rapporten van het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM).
In 2011, 2014 en 2015 waren er 84 locaties waar 24/7 acute verloskunde werd aangeboden. In 2016 werd deze zorg op 81 locaties aangeboden en in 2017 waren dit er 83 (Kamerstuk 29 247, nr. 246). In 2018 (met peilmoment april 2018) waren er 80 ziekenhuislocaties waar 24/7 acute verloskunde werd aangeboden (Kamerstuk 29 247, nr. 260).
In het RIVM-rapport uit 2017 staat dat sinds 2014 de volgende vijf ziekenhuislocaties geen 24/7 acute verloskunde meer aanboden: de ziekenhuislocaties van het Bravis ziekenhuis in Roosendaal, het ZGT Hengelo, het Slotervaart ziekenhuis in Amsterdam, het Alrijne ziekenhuis in Leiden en het Zuyderland in Sittard-Geleen (Kamerstuk 29 247, nr. 246). Verder is in Den Haag de afdeling acute verloskunde van het HagaZiekenhuis verplaatst, van de locatie Sportlaan naar de locatie Leyweg (Bijlage bij Kamerstuk 34 300 XVI, nr. 158). De ontwikkelingen met betrekking tot de acute verloskunde van Treant Zorggroep en in Lelystad zijn (vanwege het peilmoment) nog niet meegenomen (zie hieronder).
In het RIVM-rapport uit 2018 (met peilmoment april 2018) concludeert het RIVM dat er een aantal veranderingen in het aanbod is opgetreden ten opzichte van 2017. In april 2018 was er één ziekenhuislocatie minder waar acute verloskunde werd aangeboden dan in 2017. Het Elizabeth-TweeSteden Ziekenhuis locatie Tweesteden in Tilburg, het St. Antonius ziekenhuis in Woerden en de locatie Emmen (Scheper ziekenhuis) van Treant boden in april 2018 geen acute verloskunde meer aan. Het St. Antonius ziekenhuis in Utrecht en het Refaja Ziekenhuis in Stadskanaal boden op het peilmoment in april 2018 wel acute verloskunde aan, terwijl ze dat in 2017 niet deden (Kamerstuk 29 247, nr. 260).
In aanvulling hierop verwijs ik graag naar mijn brief aan de Tweede Kamer van 1 oktober jl. inzake de klinische kindergeneeskunde en klinische verloskunde bij Treant, voor wat betreft de ontwikkelingen met betrekking tot de afdelingen acute verloskunde van Treant Zorggroep in Emmen, Stadskanaal en Hoogeveen. En ik verwijs u naar mijn brief aan de Tweede Kamer van 20 november jl. inzake de acute verloskunde in Lelystad.
Verder is het sinds de zomer 2018 niet meer mogelijk om te bevallen in het St. Antonius ziekenhuis in Nieuwegein. Er worden daar alleen geplande keizersneden uitgevoerd.
Vindt u dat de keuzevrijheid bij bevallingen moet blijven bestaan en dat het dus voor vrouwen mogelijk moet blijven om thuis te kunnen bevallen? Zo ja, hoe gaat u dit garanderen?
De keuzevrijheid vind ik een belangrijk goed. In Nederland is het mogelijk om thuis te bevallen, poliklinisch te bevalen in een geboortecentrum of in het ziekenhuis. Bij een medische indicatie vindt de bevalling plaats in het ziekenhuis onder begeleiding van een gynaecoloog. De keuze voor de plaats van bevallen is afhankelijk van de voorkeur van de zwangeren en het advies van de verloskundig zorgverlener. Vanwege medische redenen kan het mogelijk zijn dat de verloskundig zorgverlener adviseert om in het ziekenhuis te bevallen.
Door een goede samenwerking in de regio, een goede risico inschatting door de verloskundig zorgverleners en beschikbaarheid van acute zorg als dit nodig is, blijft het mogelijk om thuis te bevallen als de zwangere en haar partner hier voor kiezen.
Welke oorzaken ziet u voor de door de verloskundigen aangekaarte problematiek?
Het probleem dat verloskundigen aankaarten, is dat ze meerdere ziekenhuizen moeten bellen voordat ze een plek hebben waar ze met hun zwangere naar toe kunnen komen. Het is voor verloskundigen niet altijd inzichtelijk in welke ziekenhuizen plek is waardoor zij meerdere ziekenhuizen moet bellen.
Een andere oorzaak kan liggen bij pieken in het aantal vrouwen dat in een bepaalde week is uitgerekend. In dit soort gevallen komt het geregeld voor dat een zwangere niet kan bevallen in het ziekenhuis of geboortehuis van haar voorkeur.
Daarnaast wordt toenemende personeelskrapte genoemd als oorzaak. Dit is ook een van de uitkomsten van de enquête van de Koninklijke Nederlandse Organisatie van Verloskundigen (KNOV). Door de krappe arbeidsmarkt proberen ziekenhuizen het schaarse personeel zo goed mogelijk in te zetten binnen de organisatie. Dat houdt ook in dat er minder ruimte overblijft om pieken op te vangen.
Hoe gaat u de door de verloskundigen aangekaarte problematiek oplossen?
Zorgaanbieders en zorgverzekeraars in de regio zijn met elkaar aan zet om de zorg beter met elkaar regelen. In Amsterdam en Utrecht heeft het Regionaal Overleg Acute Zorg (ROAZ) er bijvoorbeeld voor gezorgd dat eerstelijns verloskundigen in het «Acuut Zorgportaal» kunnen zien welk ziekenhuis er op dat moment verloskundige capaciteit is. Dit bespaart tijd bij het zoeken naar een plek voor barende vrouwen die in het ziekenhuis moeten of willen bevallen. Knelpunt van het portaal is dat het niet altijd correct wordt ingevuld waardoor onvoldoende inzichtelijk is in welk ziekenhuis plek is. Verder worden plekken in ziekenhuizen buiten de regio van een ROAZ niet meegenomen in het systeem. Terwijl hier soms wel naar uitgeweken kan worden. ROAZ werkt daarom nog aan de verdere ontwikkeling van het portaal. Het is hoe dan ook een goed voorbeeld dat ik graag zou terugzien in alle regio’s.
Om te zorgen voor voldoende medisch personeel in ziekenhuizen investeer ik jaarlijks fors in opleiden van zowel specialisten als gespecialiseerd verpleegkundig en medisch ondersteunend personeel. Dat doe ik via ramingen van het Capaciteitsorgaan voor het aantal op te leiden gespecialiseerd verpleegkundigen, medische ondersteuners en medisch specialisten. Ik stel een kostendekkende financiering beschikbaar voor het opleiden van dit personeel. Daarnaast stel ik jaarlijks € 200 mln. beschikbaar via de Kwaliteitsimpuls Personeel Ziekenhuizen voor op-, bij- nascholing van personeel in ziekenhuizen. Ook investeer ik via het Stagefonds zorgopleidingen jaarlijks € 112 mln. in voldoende en goede stagebegeleiding door werkgevers met als doel voldoende stageplekken in de zorg.
De arbeidmarktopgave is groot; niet alleen in de verloskunde maar breder in de zorg. Denk aan de wijk, de ouderenzorg, de ziekenhuizen en de kraamzorg. Daarom heeft VWS begin dit voorjaar een zorgbreed actieprogramma Werken in de Zorg gelanceerd. Het zwaartepunt van het actieprogramma ligt in de regio met 28 regionale actieplannen. Dit ondersteunen we met de scholingsimpuls SectorplanPlus voor met name nieuwe medewerkers (€ 320 mln. verdeeld over vier tijdvakken). Voor het tweede tijdvak heb ik nog eens € 10 mln. extra vrij gemaakt. Daarmee zijn alle aanvragen in het tweede tijdvak gehonoreerd. Samen met het eerste tijdvak kunnen zo ongeveer 130.000 scholingstrajecten worden aangeboden. Een onafhankelijke adviescommissie toetst de plannen en rapporteert daarover aan VWS. Op basis van de rapportages van de commissie neemt VWS een besluit over het voor de regio beschikbaar komen van de laatste 25% van het budget van het tweede tijdvak. Voor het stimuleren van (inter)regionale kennisdeling komt een actie-leernetwerk.
Kunt u deze vragen vóór 28 november 2018 17.00 uur beantwoorden?
Ja.
De ontslagen medewerkers van de Belastingdienst vanwege fraude |
|
Renske Leijten |
|
Menno Snel (staatssecretaris financiën) (D66) |
|
Kunt u uitleggen hoe bekend is geworden dat de 15 ontslagen medewerkers zich schuldig maakte aan fraude?1
De Telegraaf heeft het Ministerie van Financiën verzocht inzicht te geven in het aantal ontslagen als gevolg van het niet nakomen van de fiscale verplichtingen. Bij het handmatig doorlopen van de dossiers is gebleken dat 1 voorwaardelijk ontslag in 2018 niet is meegenomen in de totalen. Daarmee komt het totaal voor 2017 en 2018 op 16 in plaats van 15 ontslagen.
U noemt de straf van het verliezen van het werk een zware straf, maar worden er na de vaststelling van fraude ook vervolgstappen gezet?2
Zie de beantwoording bij vraag 3.
Wordt er in alle gevallen ook aangifte gedaan als er sprake is geweest van oplichting? Zo nee, waarom niet? Kunt u toelichten hoe de procedure in zijn werk gaat?
Het is de belastinginspecteur – niet de Belastingdienst in de rol van werkgever – die mogelijke delicten die zijn begaan door belastingplichtigen op de gebieden van belastingen, toeslagen en douane moet aanmelden bij Justitie.
Hoe dit proces verloopt, is beschreven in het Protocol aanmelding en afdoening van fiscale delicten en delicten op het gebied van douane en toeslagen (Protocol AAFD)3. Het protocol beschrijft hoe de Belastingdienst de aanmeldingen van mogelijke delicten die voor strafrechtelijke afhandeling in aanmerking komen, selecteert voor de rechtsgebieden belastingen, toeslagen en douane.
Uiteindelijk beslist de Officier van Justitie of hij overgaat tot strafrechtelijke afhandeling, na een afstemmingsoverleg van de Belastingdienst (als fiscus), de FIOD en het OM. Voorgaande geldt voor alle belastingplichtigen. De Belastingdienst als werkgever heeft hierin geen rol.
Er is in dit proces geen registratie/telling van verschillende soorten belastingplichtigen noch is er standaard een melding aan de werkgever van de desbetreffende belastingplichtigen. Dit geldt voor de fiscale afdoening voor alle belastingplichtigen, dus ook voor die van belastingdienstmedewerkers. Er is om die reden bij de Belastingdienst als werkgever niet bekend hoeveel zaken met het OM besproken zijn, waarbij sprake is van het niet nakomen van fiscale verplichtingen door de belastingdienstmedewerkers.
Wordt onderzocht of er een patroon te vinden is bij de frauderende medewerkers? Zou er sprake kunnen zijn van het toepassen van kennis in de hoop niet gepakt te worden of waren de betrapte medewerkers relatief nieuw in de dienst? Hebben ze lang kunnen frauderen? Hielden ze zelf toezicht op hun frauduleuze aangiftes? Kunt u uw antwoord toelichten?
Ieder geval waarin sprake is van het niet nakomen van de fiscale verplichtingen wordt apart onderzocht. De 16 gevallen over 2017 en 1018 laten een divers beeld van fiscale schendingen zien, zowel inhoudelijk als de duur waarover de schendingen hebben plaatsgevonden. Daarbij is vermoedelijk bij een enkele schending gebruik gemaakt van kennis van de fiscale regels. Ook de duur van het dienstverband van de 16 medewerkers geeft een divers beeld. De belastingdienstmedewerkers hebben een aparte afgeschermde status in de systemen van de Belastingdienst. De behandeling van aangiftes van belastingdienstmedewerkers is belegd bij twee teams (in Amsterdam en Arnhem). Verdere informatie die specifiek is, kan gelet op de beperkte aantallen en de mogelijke herleidbaarheid naar personen niet worden verstrekt.
Hoeveel onderzoeken lopen er op dit moment nog?
Per 1 november 2018: 20.
Kunt u ingaan op de wijze van werving en selectie van nieuwe medewerkers, wetende dat er nog vele medewerkers gezocht worden?
De Belastingdienst besteedt veel aandacht aan integriteit. Zo krijgt de sollicitant bij uitnodiging de brochure «Een integere Belastingdienst» toegezonden en komt integriteit aan de orde tijdens het selectiegesprek in de vorm van een casus. De nieuwe medewerker moet een verklaring omtrent het gedrag overleggen. Na indiensttreding heeft de Belastingdienst voor elke medewerker een zogenaamde onboardingstraject (introductie) waarin onder andere de Eed of Belofte wordt afgelegd.
Kunt u deze vragen beantwoorden voor het algemeen overleg over Belastingdienst op 6 december 2018?
Ja.
Het bericht dat John van den Heuvel wegens dreiging niet meer in de studio van RTL kan verschijnen |
|
Joost Sneller (D66), Thierry Aartsen (VVD) |
|
Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA), Arie Slob (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (CU) |
|
![]() ![]() |
Kent u het bericht «John van den Heuvel niet in studio vanwege dreiging»?1
Ja.
Hoe duidt u het feit dat misdaadjournalist John van den Heuvel vanwege dreiging van een aanslag niet meer kan verschijnen in de televisiestudio van RTL aan het Leidseplein in Amsterdam?
Bedreigingen zijn onacceptabel. Voor journalisten geldt dat in het bijzonder vanwege de belangrijke rol die zij vervullen in de vertegenwoordiging van het vrije woord. Met u ben ik van mening dat onafhankelijke journalistiek essentieel is om het publieke debat te voeden met informatie, duiding en opinie. Persvrijheid is onderdeel van de vrijheid van meningsuiting en in Nederland vastgelegd in de Grondwet. Ik vind het belangrijk dat deze zaken met prioriteit worden aangepakt.
Om die reden is eerder dit jaar een akkoord gesloten tussen het openbaar ministerie (OM), de politie, het Genootschap van Hoofdredacteuren en de Nederlandse Vereniging van Journalisten over het geprioriteerd aanpakken van bedreigingen van journalisten. Deze afspraken geven journalisten een speciale positie op het moment dat zij met geweld en agressie worden geconfronteerd; afgesproken is dat politie en openbaar ministerie prioriteit zullen geven aan het bestrijden van bedreigingen tegen journalisten, de behandeling van aangiftes is versneld en de strafeisen van het openbaar ministerie zijn opgehoogd. Ook de beroepsgroep zelf investeert in het weerbaarder en bewuster maken van journalisten tegen bedreigingen.
Ook de beveiliging wordt daar waar mogelijk dan ook zo vorm gegeven dat journalisten hun functie kunnen uitoefenen. Het besluit tot beveiligingsmaatregelen is echter altijd een afweging tussen dreiging en risico (voor de te beveiligen persoon én de omgeving), proportionaliteit van maatregelen en de impact ervan op de betreffende persoon.
Deze afweging is ook in deze casus gemaakt. Naast de veiligheid van dhr. van den Heuvel zelf, is bij de afweging ook het veiligheidsrisico dat personen lopen in de directe omgeving van de televisie-uitzendingen meegenomen, alsmede de proportionaliteit van de vergaande maatregelen die noodzakelijk zouden zijn geweest om het optreden van dhr. van den Heuvel in de wekelijkse uitzendingen op deze locatie mogelijk te maken. Er is echter geen sprake van dat dhr. van den Heuvel het woord wordt ontnomen of hem wordt afgeraden zich (op televisie) te uiten. Dat neemt niet weg dat de situatie waarin dhr. van den Heuvel zich bevindt zeer onwenselijk is en dat het een enorme impact heeft op hem en zijn omgeving.
Welke afweging ligt ten grondslag aan de beslissing van de Amsterdamse driehoek om de heer Van den Heuvel uit de studio te weren?
Zie antwoord vraag 2.
Wordt deze afweging louter door de lokale driehoek gemaakt? Op welke wijze is de Minister van Justitie en Veiligheid hierbij betrokken? Kunt u hier nog een rol van betekenis spelen en zo ja, welke?
Het is in dit geval inderdaad een lokale afweging. De veiligheidszorg van de journalist valt onder de strafrechtelijke handhaving van de rechtsorde waar de lokale hoofdofficier voor verantwoordelijkheid is. Dat is onder andere van belang omdat er in veel gevallen een lokale component is in dreiging. De te nemen maatregelen moeten heel specifiek op díe situatie worden afgestemd. De NCTV kan gevraagd en ongevraagd adviseren over bijvoorbeeld de proportionaliteit van de maatregelen. Het besluit in deze casus is, gezien ook de impact op de openbare orde, door het gezag in de driehoek van Amsterdam genomen en voor de uitvoering hiervan is overleg gevoerd met de zender en dhr. van den Heuvel. De NCTV is geïnformeerd door de gemeente Amsterdam en het OM, maar er is geen sprake geweest van ongevraagde danwel gevraagde advisering. Ik steun de beslissing van de driehoek van Amsterdam. Ik heb daarnaast contact gehad met dhr. van den Heuvel over de impact van de situatie op hem persoonlijk.
Deelt u de mening dat met deze beslissing een verkeerd signaal uitgaat wat betreft persvrijheid in Nederland? Zo nee, waarom niet? Zo ja, waarom is ervoor gekozen deze beslissing desondanks te nemen?
Zoals ik bij de beantwoording van vraag 2 en 3 al aangaf is persvrijheid onderdeel van de vrijheid van meningsuiting en in Nederland vastgelegd in de Grondwet. Daar waar mogelijk wordt de beveiliging dan ook zo vorm gegeven dat journalisten hun functie kunnen. Echter, de veiligheid van de te beveiligen persoon en de omgeving waarin hij of zij zich beweegt staat voorop. Het besluit van de Amsterdamse driehoek is gebaseerd op een zorgvuldige afweging van dreiging en risico, proportionaliteit van de maatregelen en de impact op de persoon. In vrijwel alle gevallen zal er door beveiligingsmaatregelen sprake zijn van een bepaalde mate van inperking van het privé en/of maatschappelijk leven of zal dit zo worden ervaren.
Zoals gezegd is er geen sprake van dat dhr. van den Heuvel het woord wordt ontnomen of hem wordt afgeraden zich te uiten. De inzet van de driehoek is er op gericht om de situatie waarin dhr. van den Heuvel veilig en ongestoord kan optreden op het Leidseplein zo spoedig mogelijk te herstellen. Tot die tijd wordt door de Amsterdamse driehoek actief meegedacht met RTL (en de Telegraaf) over locaties en technische ondersteuning om zijn optredens mogelijk te maken.
Hoe strookt deze beslissing met het in juli 2018 tot stand gekomen akkoord van de Stuurgroep Geweld en Agressie tegen Journalisten omtrent het versterken van de positie van journalisten tegen geweld en agressie?
Het akkoord van de Stuurgroep Agressie en Geweld tegen Journalisten bevat algemene maatregelen op het gebied van preventie (denk aan het stellen van een collectieve norm en faciliteren van weerbaarheidstrainingen voor journalisten) en repressie (harde strafrechtelijke aanpak van daders door onder andere het prioriteren van zaken, lik op stuk, schade zoveel mogelijk verhalen op daders en het vorderen van hogere strafeisen) die moeten bijdragen aan het versterken van de positie van journalisten. De Nederlandse Vereniging van Journalisten en het Genootschap van Hoofdredacteuren hebben een rol daar waar het gaat om preventieve maatregelen. De politie en het OM vervullen een rol daar waar het gaat om het aanpakken van de daders.
In de stuurgroep worden geen beveiligingsmaatregelen of casuïstiek besproken, zoals de zaak van dhr. van den Heuvel, en ligt de focus op maatregelen in relatie tot de veelvoorkomende agressie en geweldsdelicten.
Op welke wijze worden de afspraken uit de Stuurgroep Geweld en Agressie tegen Journalisten momenteel nader uitgewerkt, zoals gesteld in het betreffende akkoord?2
De acties uit het Akkoord Agressie en Geweld tegen journalisten – waarop ik in het antwoord op vragen 2 en 3 reeds inging – zijn inmiddels verder uitgewerkt in een projectvoorstel waarmee de stuurgroepleden voortvarend aan de slag zijn gegaan. Zo kan ik voor wat betreft de uitwerking van de opsporings- en vervolgingsafspraken melden dat de Wet bronbescherming en de Aanwijzing toepassing dwangmiddelen bij journalisten op 1 oktober jl. in werking is getreden. Daarnaast wordt momenteel hard gewerkt aan de Aanwijzing van het openbaar ministerie die het mogelijk maakt om zwaardere straffen te eisen bij agressie- en geweldsdelicten tegen journalisten. Overigens is afgesproken dat officieren van justitie in de praktijk al wel optreden in de geest van deze op handen zijnde wijziging. Verder is er in de opleidingen van nieuwe officieren aandacht voor journalisten en zal het openbaar ministerie bij het komende jaarbericht (2018) hier ook aandacht aan besteden. De politie heeft mij laten weten dat zij momenteel werkt aan een eenduidige registratie van aangiftes van agressie- en geweldsdelicten tegen journalisten en een versnelde aansluiting op het vervolgingsproces.
De Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs- en Media heeft van de Nederlandse Vereniging van Journalisten vernomen dat zij momenteel werkt aan de uitvoering van haar eigen maatregelen van het projectplan en op onderdelen hiervan financiering aanvraagt. De uitvoering van deze plannen zal in 2019 plaatsvinden.
De eerstvolgende stuurgroep bijeenkomst is medio december.
Is het in het akkoord van de Stuurgroep opgenomen Protocol Geweld tegen Media al gereed?
Zie antwoord vraag 7.
Hoe vaak wordt of werd aan een journalist in Nederland wegens dreiging dergelijke beperkingen opgelegd?
In algemene zin kan ik zeggen dat het uitzonderlijk is dat journalisten in Nederland dergelijke vergaande beveiligingsmaatregelen nodig hebben. Op elke individuele casus wordt maatwerk toegepast en wordt afgewogen wat nodig is aan beveiligingsmaatregelen op basis van dreiging en risico.
Welke stappen onderneemt u in samenspraak met de Amsterdamse driehoek om de dreiging weg te nemen en te realiseren dat de heer Van den Heuvel zich weer overal vrijelijk kan bewegen, ook de studio aan het Leidseplein?
Deze zaak heeft de volle aandacht van alle betrokken partijen. Er wordt alles aan gedaan om de dreiging weg te nemen. Aangezien dit een lopend opsporingsonderzoek is, kan ik hierover verder niet in detail treden. Zoals gemeld onder vraag 5 is de inzet van de driehoek er op gericht om de situatie waarin dhr. van den Heuvel veilig en ongestoord kan optreden op het Leidseplein zo spoedig mogelijk te herstellen. Tot die tijd wordt door de Amsterdamse driehoek actief meegedacht met RTL (en de Telegraaf) over locaties en technische ondersteuning om zijn optredens mogelijk te maken.
Wat is de stand van zaken rondom de aanslag op de Telegraaf en Panorama? Is aan deze aanslag, zoals vastgelegd in het akkoord van de Stuurgroep als het gaat om de opsporing en vervolging van geweld en agressie tegen journalisten, hoge prioriteit door de politie en het openbaar ministerie gegeven? Zo nee, waarom niet? Zo ja, kunt u hierover al meer opheldering geven?
Deze onderzoeken krijgen bij politie en het openbaar ministerie, conform de afspraken die in het akkoord zijn vastgelegd, absoluut hoge prioriteit. In de zaak van Panorama zijn aanhoudingen verricht en zitten momenteel drie personen in voorlopige hechtenis. Omdat het nog lopende onderzoeken betreft, kan ik over deze zaken verder geen inhoudelijke mededelingen doen.
het bericht ‘Bodem zakt meer dan verwacht door droogte’ |
|
Gijs van Dijk (PvdA), Henk Nijboer (PvdA) |
|
Cora van Nieuwenhuizen (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD), Kajsa Ollongren (viceminister-president , minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (D66) |
|
![]() |
Kent u het artikel «Bodem zakt meer dan verwacht door droogte»?1
Ja.
Wat zijn de oorzaken van het feit dat de Nederlandse bodem veel sneller zakt dan verwacht zoals nu uit de nieuwe bodemdalingskaart van het Nederlands Centrum voor Geodesie en Geo-Informatica (NGC) blijkt?
Bodemdaling van slappe bodems in de ondiepe ondergrond wordt in hoofdzaak veroorzaakt door belasting van de bodem met ophoogmaterialen, bebouwing en verkeer waardoor de bodem wordt samengedrukt en anderzijds door verlaging van grondwaterstanden waardoor de bodem uitdroogt, veenbodems door zuurstof worden afgebroken en de bodem inklinkt. Daarnaast kan bodemdaling van de diepe ondergrond plaatsvinden door mijnbouwactiviteiten. De oorzaak van de snellere bodemdaling zoals die zich in 2018 heeft voorgedaan is veroorzaakt door de lange periode van droogte waardoor het grondwater verder is uitgezakt. Deze extra bodemdaling doet zich dus voor in verdrogingsgevoelige gebieden zoals veengebieden en het rivierengebied.
Hoe beoordeelt u de stelling dat de schade als gevolg van bodemdalingen tot 2050 ongeveer 22 mrd. euro zal kosten?
Deze inschatting is eind 2016 gemaakt door het Planbureau voor de Leefomgeving met de beleidsstudie «Dalende bodems, stijgende kosten». De studie laat zien dat bodemdaling in Nederland een steeds urgenter wordende opgave is en dat dit door klimaatverandering wordt versterkt. Het PBL heeft de maatschappelijke kosten tot 2050 berekend op ca. € 22 miljard. In stedelijk gebied kan de schade aan infrastructuur oplopen tot € 5,2 miljard en de schade aan funderingen tot € 16 miljard. In landelijk gebied kan de schade aan (water)infrastructuur en gebouwen oplopen tot ca. € 1 miljard en voor waterbeheer tot ca. 0,2 miljard.
Waar is de bodemdaling het sterkst? Wat zijn de verschillen in bodemdaling per oorzaak?
Zie het antwoord op vraag 2.
In hoeverre ontstaat bodemdaling door een te lage grondwaterstand? Door welke factoren wordt de grondwaterstand beïnvloed? Welke invloed heeft menselijk handelen, bijvoorbeeld door beleid van waterschappen, op de grondwaterstand?
Naast bodembelasting is een lage grondwaterstand een belangrijke oorzaak van bodemdaling van slappe bodems. De grondwaterstanden variëren als gevolg van weersomstandigheden. Een langdurige periode van droogte kan grote gevolgen hebben voor de grondwaterstand. Ook wordt de grondwaterstand beïnvloed door het peilbeheer van oppervlaktewateren, het reguleren van waterniveaus in sloten, door onderbemalingen, grondwateronttrekkingen en drainage van landbouwpercelen.
Welke afwegingen hanteren waterschappen bij het bepalen van een goede grondwaterstand? In hoeverre wordt schade aan bezittingen van particulieren betrokken in de afwegingen? Staat schade die ontstaat door bijvoorbeeld paalrot voldoende op het netvlies van de waterschappen?
Ten aanzien van het grondwater hebben meerdere overheidsorganen taken en verantwoordelijkheden. De waterschappen zijn verantwoordelijk voor het beheer van het regionaal watersysteem, waar het grondwater onderdeel van uitmaakt. Gemeenten hebben een grondwaterzorgplicht. Deze zorgplicht betekent dat een gemeente in openbaar gebied maatregelen moet treffen om structureel nadelige gevolgen van de grondwaterstand, voor de aan de grond gegeven bestemmingen, zo veel mogelijk te voorkomen of te beperken. Dit geldt voor zover het treffen van deze maatregelen doelmatig is en niet tot de verantwoordelijkheid van een waterschap of provincie behoort.
Ter uitvoering van deze taken nemen overheidsorganen besluiten of voeren zij feitelijke handelingen uit. Voorafgaand aan deze besluiten en handelingen dienen alle betrokken belangen in kaart te worden gebracht en zorgvuldig te worden afgewogen. Als een besluit of handeling schade kan veroorzaken aan bezittingen van particulieren, bijvoorbeeld doordat het paalrot veroorzaakt, dient dat bij deze afweging te worden betrokken.
Wat moeten mensen doen die schade ondervinden door bodemdaling? Kunnen zij waterschappen of andere overheden aansprakelijk stellen als zij schade ondervinden door besluiten van overheden die leiden tot verzakkende grond?
Schade door bodemdaling kan door natuurlijke oorzaken ontstaan, bijvoorbeeld door inklinking van de bodem of het uitzakken van grondwater door droogte, door het rechtmatig uitoefenen van een taak of bevoegdheid door een overheidsorgaan of door onrechtmatig handelen door de overheid.
Als de schade het gevolg is van rechtmatige uitoefening van een taak of bevoegdheid in het kader van het waterbeheer dan kan een benadeelde bij het betreffende overheidsorgaan een verzoek om nadeelcompensatie indienen. Als de schade wordt veroorzaakt door onrechtmatig handelen door de overheid, dan kan de benadeelde het betreffende overheidsorgaan aansprakelijk stellen via de civielrechtelijke weg, bijvoorbeeld op basis van artikel 6:162 Burgerlijk wetboek (onrechtmatige daad).
Grond- en gebouweigenaren hebben echter ook een eigen verantwoordelijkheid. Huiseigenaren zijn in beginsel zelf verantwoordelijk voor de staat van de woning en het perceel. Eigenaren dragen zelf zorg voor een goede staat van gebouwen en treffen in dat kader zelf waterhuishoudkundige en/of bouwkundige maatregelen.
In dit kader wijs ik op het Fonds Duurzaam Funderingsherstel dat in 2017 op initiatief van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties is ingesteld. Via dit fonds kunnen woningeigenaren goedkoop geld lenen voor noodzakelijk funderingsherstel. Bij problemen met funderingen zoals paalrot kan het Kennis Centrum Aanpak Funderingsproblematiek (KCAF) huiseigenaren hierbij op weg helpen.
Gemeenten kunnen met gericht grondwaterpeilbeheer een ondersteunende rol spelen om het uitzakken van grondwaterpeilen en uitdroging en inklinking van de bodem in droge perioden te voorkomen. In het kader van het Deltaprogramma Ruimtelijke Adaptatie is hiertoe door het KCAF een «Handleiding funderingsproblematiek voor gemeenten» opgesteld.
In hoeverre wordt schade door bodemdaling gedekt door gangbare woonverzekeringen? Bent u bereid met de verzekeraars in gesprek te gaan om ervoor te zorgen dat mensen niet blijven zitten met hun schade?
In hoeverre schade door bodemdaling wordt gedekt door gangbare woonverzekeringen is afhankelijk van de polisvoorwaarden. De polisvoorwaarden verschillen per verzekeraar, verzekerde, situatie en gebied. Voorwaarde voor het verstrekken van een verzekering is dat er ten tijde van het afsluiten dan wel verlengen van de verzekering sprake is van een onzeker voorval. Het Verbond van Verzekeraars heeft laten weten dat een vorm van verzekerbaarheid voor schade door bodemdaling in reeds bekende probleemgebieden – gelet op de huidige inzichten en reeds bekende informatie over bodemdaling in Nederland – daardoor over het algemeen niet voor de hand ligt. In gebieden die niet reeds bekend staan als probleemgebied is het zoals hiervoor is aangegeven afhankelijk van de polisvoorwaarden of schade door bodemdaling wordt gedekt. In algemene zin vindt over het risico van onverzekerbaarheid overleg plaats met de sector. Dit heeft ook uitdrukkelijk de aandacht van de sector. Zo publiceert het Verbond jaarlijks de solidariteitsmonitor om inzichtelijk te maken hoe de spreiding in de premie zich ontwikkelt en in hoeverre consumenten verzekerbaar blijven. Het is echter wel aan de verzekeraars om te beoordelen wanneer nog sprake is van een onzeker voorval.
Wat kunnen mensen doen om te voorkomen dat zij schade ondervinden door bodemdaling en een lage grondwaterspiegel?
Met het open en groen houden van tuinen en percelen en het gebruik van waterdoorlatende bestrating kunnen perceeleigenaren een belangrijke bijdrage leveren aan het vasthouden van water in de bodem en het aanvullen van grondwatervoorraden. Daarnaast kunnen zij in overleg gaan met de gemeente om te kijken of en op welke wijze met gericht grondwaterpeilbeheer schade door bodemdaling en lage grondwaterstanden kan worden voorkomen.
Het bericht dat er miljoenen liters pekelwater zijn weggelekt |
|
Sandra Beckerman |
|
Eric Wiebes (minister economische zaken) (VVD) |
|
Hebt u kennisgenomen van het bericht dat er miljoenen liters pekelwater zijn weggelekt?1
Ja.
Bent u vorige week al op de hoogte gebracht van deze lekkage? Wat vindt u er van dat het nieuws over deze lekkage pas nu naar buiten wordt gebracht?
De provincie Groningen is bevoegd gezag van deze Nedmag-installatie en Nedmag-activiteiten. De lekkage betreft geen mijnbouwactiviteit. Ik ben hierover niet specifiek geïnformeerd. Het is aan het bevoegd gezag en het bedrijf om een afweging te maken wat betreft het bekend maken van een incident. Ik vind het van belang dat de omgeving correct en snel wordt geïnformeerd.
Is er ook dieselolie vrijgekomen? Zo ja, hoeveel?
Nee, er is geen diesel gelekt. De transportleiding wordt gebruikt om gezuiverd zout water naar de Veenkoloniale Afvalwaterleiding (VKA) te transporteren. Via de VKA wordt het zoute water geloosd in het Eems Dollard Estuarium. Het gezuiverde zoute water bevat enkel zouten en deze hebben geen invloed op het ecosysteem aldaar.
Kunt u de gevolgen voor de omgeving omschrijven? Welke onderzoeken vinden er nu plaats?
Nedmag heeft na de melding van het Waterschap Hunze en Aa’s direct de fabriek stilgelegd. De sloten waarin het zoute water gelekt is, zijn ingedamd en leeggepompt. Nedmag heeft ook opdracht geven om een bodemonderzoek uit te voeren.
Het Waterschap Hunze en Aa’s heeft aangegeven dat naar aanleiding van de lekkage de peilbuizen extra gecontroleerd moeten worden en dat Nedmag de weggespoelde delen van een dam moet repareren. Nedmag heeft deze reparaties op 19 december 2018 laten uitvoeren.
De provincie Groningen heeft aangegeven dat Nedmag verantwoordelijk is voor het uitvoeren van onderzoek naar mogelijke verontreinigingen ten gevolge van de lekkages. De Omgevingsdienst Groningen zal het bedrijf aanschrijven om dit onderzoek uit te voeren. De resultaten van het onderzoek zullen door de provincie Groningen worden getoetst in het kader van het zorgplichtartikel in de Wet bodemscherming.
Accepteert u het dat de directeur de schuld geeft aan het zware verkeer en de lange droogte? Is Nedmag niet verantwoordelijk voor de veiligheid ook al zijn er veranderde omstandigheden? Betekent dit dat er meer problemen te verwachten zijn?
Nedmag is verantwoordelijk voor de transportleiding. Nedmag zal in overleg met de provincie Groningen moeten bepalen of de huidige transportleiding nog steeds voldoet. Nedmag heeft besloten om in maart 2019 mogelijk verzwakte delen van de transportleiding preventief te vervangen. Men heeft ook de voorbereidingen gestart om in 2020 de gehele transportleiding te vervangen.
Wat is de reactie van het Staatstoezicht op de Mijnen (SodM) op deze lekkage? Wanneer zijn de leidingen voor het laatst gecontroleerd?
De transportleiding is geen onderdeel van de mijnbouwinstallatie. SodM heeft aangegeven dat zij geen toezichthouder is voor deze transportleiding.
De provincie Groningen is bevoegd gezag voor deze Nedmag-installatie en Nedmag-activiteiten. De Omgevingsdienst Groningen is toezichthouder. De Omgevingsdienst onderzoekt op dit moment het inspectieregime.
Nedmag heeft aangegeven dat het gebied waar de transportleiding doorheen loopt conform het Nedmag beheersplan voor ondergrondse leidingen één keer per jaar visueel wordt geïnspecteerd. De laatste inspectie door Nedmag heeft in juli 2018 plaatsgevonden. Er zijn toen geen bijzonderheden geconstateerd.
Waarom staat Nedmag nog niet onder verscherpt toezicht? Wanneer is er voldoende reden om Nedmag wel onder verscherpt toezicht te plaatsen? Wordt Nedmag nu onder verscherpt toezicht geplaatst?
Een bedrijf kan onder verscherpt toezicht worden geplaatst als het zich bewust onttrekt aan het toezicht of verzuimt om adequaat te reageren op incidenten en overtredingen.
De provincie Groningen is bevoegd gezag voor deze Nedmag-installatie en Nedmag-activiteiten. De provincie Groningen heeft aangegeven dat deze lekkages geen aanleiding zijn om Nedmag onder verscherpt toezicht te plaatsen.
Hoe en wanneer zijn omwonenden geïnformeerd? Wat doet u om de onrust bij omwonenden weg te nemen?
Na het incident heeft Nedmag de omwonenden via haar website en een persbericht geïnformeerd. Landeigenaren zijn door Nedmag persoonlijk op de hoogte gehouden van ontwikkelingen.
Zoals eerder aangegeven heb ik geen rol bij deze lekkage. Het is aan Nedmag en aan het bevoegd gezag om de zorgen van de omwonenden zoveel mogelijk weg te nemen.
Het bericht dat een Rus waarschijnlijk de nieuwe baas van Interpol wordt |
|
Monica den Boer (D66), Sjoerd Sjoerdsma (D66), Madeleine van Toorenburg (CDA) |
|
Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA) |
|
![]() ![]() |
Kent u de berichten «Russian tipped to take over Interpol in Kremlin Victory» en «Zorgen over Russische kandidatuur Interpol»?1
Ja.
Klopt het dat Alexander Prokopchuk, voormalig werkzaam voor het Russische Ministerie van Binnenlandse Zaken en een door het Kremlin gesteunde kandidaat, mogelijk de nieuwe president van Interpol wordt?
Door de lidstaten, verenigd in de General Assembly, is op 21 november 2018 tijdens de 87ste INTERPOL General Assembly de heer KIM verkozen tot nieuwe president van het Executief Comité van INTERPOL.
Klopt het dat door Rusland herhaaldelijk onterechte internationale aanhoudingsverzoeken zijn uitgevaardigd tegen Kremlincritici, waaronder Bill Browder, Alexander Mishkin en Anatoliy Chepiga, en dat de heer Prokopchuk daarin mogelijk een aandeel heeft gehad?
Internationale aanhoudingsverzoeken zijn verzoeken van een justitiële autoriteit van een lidstaat strekkende tot de aanhouding en de overlevering van een persoon door de justitiële autoriteit van een andere lidstaat. Om deze te effectueren kan er voor worden gekozen om een internationale signalering aan te vragen bij INTERPOL, een zogenaamde Red Notice. Het NCB, als onderdeel van de nationale uitvoerende handhavingsorganisatie van de verzoekende lidstaat, dient deze aanvraag in bij het INTERPOL Generaal Secretariaat. Aan verzoeken die via de INTERPOL kanalen worden gedaan voorwaarden zijn verbonden die zijn vastgelegd in onder meer de Constitutie van de organisatie. Een van deze voorwaarden is dat de INTERPOL-organisatie, daarin begrepen haar leden, werkt in lijn met de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens en niet bijdraagt aan de vervolgingen of bestraffingen van feiten van politieke, militaire, religieuze of raciale aard.
Welke andere kandidaten zijn er in de strijd om het leiderschap van Interpol?
Zie antwoord vraag 2.
Deelt u de mening dat het zeer ongewenst is dat de heer Prokopchuk het nieuwe hoofd van Interpol wordt?
Zie antwoord vraag 2.
Klopt het dat de nieuwe president van Interpol op 21 november 2018 door de lidstaten wordt gekozen?
Zie antwoord vraag 2.
Zo ja, bent u bereid tijdens de verkiezing niet op de heer Prokopchuk te stemmen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Bent u bereid tevens uw Europese collega’s op te roepen niet op de heer Prokopchuk te stemmen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Kunt u deze vragen beantwoorden voor de stemming van de nieuwe president van Interpol?
Deze vragen hebben mij bereikt na afloop van de verkiezing van de heer KIM als nieuwe president van het INTERPOL Executief Comité.
Het bericht dat de Raad van State zich heeft laten misleiden door het ministerie van I&W |
|
Suzanne Kröger (GL), Lammert van Raan (PvdD) |
|
Cora van Nieuwenhuizen (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD) |
|
![]() ![]() |
Kent u de berichten «Hoogleraren: onjuist oordeel Raad van State over geluidsnormen Schiphol» en «Gerechtelijke dwaling over geluidsnormen Schiphol»?1 2
Ja.
Zijn er documenten die tegenspreken dat «door het oprekken van de huizennorm veel meer kan worden gevlogen rond Schiphol»? Zo ja, waar blijkt dat uit?
Bij brief van 30 januari 2008 heeft de Minister het standpunt (her)bevestigd dat de aantallen in de gelijkwaardigheidscriteria moeten worden beschouwd als de uitkomst van een som en niet als absolute aantallen. In de brief uit mei 2007 is uitgebreid ingegaan op de manier hoe deze actualisatie is uitgevoerd. Beide brieven (en bijbehorende bijlagen) geven inzicht in het hoe en waarom van de actualisatie, de manier waarop het is uitgevoerd en het feit dat over de actualisatie altijd is gecommuniceerd richting uw Kamer.
De actualisatie laat zien dat de maximale geluidbelasting, ernstige hinder, ernstige slaapverstoring en veiligheidsrisico’s door het vliegverkeer van en naar Schiphol een grotere groep mensen en woningen raken dan daarvoor werd aangenomen. Dit verschil werd veroorzaakt door de actualisatie van het woningbestand en de grotere gebieden waarop de aangepaste criteria voor hinder en slaapverstoring van toepassing zijn. Specifiek voor het aantal gehinderde woningen is toen vastgelegd dat deze van 10.000 naar 10.800 zou stijgen door verbeterde modellering (binnen de 35 KE geluidscontour). Daarnaast is toen vastgesteld dat, door het gebruik van het nieuwe woningbestand en de toepassing van Europese Lden en Lnight geluidsmaten (in plaats van Ke en LAeq nacht) in combinatie met nieuwe dosis effectrelaties, de uiteindelijke norm 12.300 woningen binnen de 58 dB(A)Lden zou worden. Vervolgens is op verzoek van de Tweede Kamer door de toenmalige Ministers van Verkeer en Waterstaat en van Volkhuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer door het Nationaal Luchtvaart- en Ruimtevaartlaboratorium (NLR) een contra-expertise uitgevoerd naar de wijze waarop de actualisering van de criteria voor gelijkwaardigheid heeft plaatsgevonden.
Zijn er documenten die de uitspraak van de heer Van Egmond tegenspreken dat de Raad van State is uitgegaan van teksten die in de loop der jaren door het ministerie zijn verspreid? Zo ja, kunt u dat uitgebreid onderbouwen?
Zie antwoord vraag 2.
Deelt u het inzicht van emeritus hoogleraren Van Egmond en Ale dat het aantal van 10.000 huizen een harde, definitieve norm was en niet de uitkomst van een rekensom? Zo nee, uit welke documenten en passages blijkt dat?
Zie antwoord vraag 2.
Zijn er documenten die de uitspraak van de heer Van Egmond tegenspreken dat die rekensom niet traceerbaar en niet navolgbaar is en dat deze niet eens bestaat? Zo ja, kunt u die rekensom en eventuele ondersteunende documenten hier noemen?
Zie antwoord vraag 2.
Hoe is de motie-Van ’t Riet c.s. (Kamerstuk 23 552, nr. 28) van 12 juni 1995 uitgevoerd?
In de motie staat dat de 10.000 woningen binnen de 35 KE zone als een harde grens voor de groei van het aantal vliegbewegingen op Schiphol moet zijn.
In het Kabinetsstandpunt Schiphol van 2006 staat opgenomen dat bij de actualisatie van de criteria zou worden vastgehouden aan de maximale hinder, geluidsbelasting, slaapverstoring en veiligheidsrisico’s. De aantallen behorend bij de gelijkwaardigheidscriteria moeten daarbij worden beschouwd als de uitkomst van een som en niet als absolute aantallen.
Zijn er documenten die de uitspraak van de heer Van Gijzel tegenspreken dat de Raad van State zich de vraag niet heeft gesteld of de standaardnorm van 10.000 huizen wel wettelijk verankerd was? Zo ja, kunt u die betreffende documenten en passages hier noemen?
Zie antwoord vraag 2.
Zijn er documenten die de uitspraak van de heer Ale tegenspreken dat je het in juridische termen een dwaling zou kunnen noemen, omdat het een uitspraak is die is gedaan op grond van onjuist inzicht in hoe het probleem in elkaar zat? Zo ja, kunt u die betreffende documenten en passages hier noemen?
Zie antwoord vraag 2.
Klopt het dat uit Kamerstukken, inclusief de Planologische Kernbeslissing (PKB) van Schiphol, blijkt dat de norm van 10.000 woningen vastlag en niet zonder meer gewijzigd kon worden? Zo nee, uit welke documenten en passages blijkt dat?
Zie antwoord vraag 2.
Klopt het dat het toenmalige kabinet in het stuk liet opnemen dat voor wijziging van de norm een nieuwe, zware PKB-procedure doorlopen moest worden, met instemming van beide Kamers? Zo nee, uit welke documenten en passages blijkt dat?
In het Kabinetsstandpunt Schiphol staat opgenomen dat bij de actualisatie van de criteria zou worden vastgehouden aan de maximale hinder, geluidsbelasting, slaapverstoring en veiligheidsrisico’s. Deze bepaling is nog steeds van kracht.
Een PKB-procedure of wetswijziging is niet aan de orde omdat de aantallen in de gelijkwaardigheidscriteria moeten worden beschouwd als de uitkomst van een som en niet als absolute aantallen.
Klopt het dat die PKB-procedure nooit heeft plaatsgevonden? Zo nee, uit welke documenten en passages blijkt dat?
Zie antwoord vraag 10.
Klopt het dat een wetswijziging er, ondanks het wettelijk vastleggen van de norm van 10.000 huizen in 2002, nooit is geweest? Zo nee, uit welke documenten en passages blijkt dat?
Zie antwoord vraag 10.
Deelt u de conclusie van de heer Van Gijzel dat het oprekken van de norm buiten de wet staat en daarmee illegaal is? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 10.
Deelt u de conclusie van de heer Van Gijzel dat de norm van 10.000 huizen nog steeds van kracht is als standaardnorm van Schiphol? Zo nee, waarop baseert u dat precies?
Zie antwoord vraag 10.
Kunt u, met betrekking tot de uitspraken in dit artikel, reflecteren op de ontwikkelingen op de woningmarkt? Zijn er in het verleden woningen gebouwd die mogelijk niet gebouwd hadden mogen worden?
De werking van de gelijkwaardigheidscriteria die in het verleden zijn vastgelegd representeren een bepaald beschermingsniveau voor de omgeving van Schiphol. Er is afgesproken dat de bescherming altijd gelijkwaardig of beter moet zijn dan de grenswaarden voor de criteria. Met de actualisatie van de criteria wordt er vastgehouden aan de maximale hinder, geluidsbelasting, slaapverstoring en veiligheidsrisico’s. Ook betekende de actualisering niet meer of minder groeiruimte voor de luchtvaart. Er zijn in dit opzicht dus ook geen woningen gebouwd die volgens de norm niet gebouwd hadden mogen worden.
Is deze truc vaker toegepast? Kunt u uitsluiten dat deze truc in de toekomst weer zal worden toegepast? Zo ja, waaruit blijkt dit en hoe is dit bestuurlijk of juridisch vastgelegd?
De Kamer is in het verleden geïnformeerd over de manier waarop actualisaties van de gelijkwaardigheidscriteria worden uitgevoerd. De Raad van State heeft inmiddels ook geoordeeld dat de manier waarop de actualisaties zijn uitgevoerd is toegestaan.
Voortdurende misstanden bij ABN Amro |
|
Mahir Alkaya |
|
Wopke Hoekstra (minister financiën) (CDA) |
|
Kent u het bericht «ABN Amro krijgt geen grip op muitende managers»?1
Ja.
Gaat u, aangezien de Nederlandse staat via NL Financial Investments (NLFI) een substantiële hoeveelheid aandelen heeft in ABN AMRO, in ieder geval de vermeende integriteitsschendingen goed onderzoeken?
Ik vind integriteit in de financiële sector een zeer belangrijk onderwerp. Het gedrag en de cultuur in de sector moet een uiting zijn van de belangrijke maatschappelijke rol van de sector, en in het bijzonder banken. Integriteit is ook een van de drie pijlers in de agenda financiële sector, naast stabiliteit en innovatie. Het is van belang dat een open en kritische dialoog gevoerd wordt over integriteit binnen financiële instellingen.
Mij is onduidelijk op welke vermeende integriteitsschendingen gedoeld wordt. Als wordt gedoeld op de aantijgingen uit de anonieme brief aan de voorzitter van de raad van commissarissen van ABN AMRO, dan zal ik daar zelf geen onderzoek naar doen. Dit is geen zaak van de aandeelhouder, maar van de raad van bestuur en de raad van commissarissen. Ik heb er vertrouwen in dat de raad van bestuur en raad van commissarissen hier op de juiste wijze mee om gaan.
Wat vindt u ervan dat de onrust bij ABN AMRO blijft voorbestaan? Welke gevolgen gaat dit hebben voor het voornemen van het kabinet om ABN AMRO volledig naar de markt te brengen?
Er is sprake van een anonieme brief. Dat maakt het voor de raad van bestuur en in het bijzonder de voorzitter van de raad van commissarissen, aan wie deze brief gericht is, onmogelijk om rechtstreeks te reageren en het gesprek aan te gaan met de auteur(s) van deze brief. Ik heb vertrouwen in de raad van bestuur en raad van commissarissen van ABN AMRO dat zij adequaat omgaan met deze casus en zie in deze anonieme brief dan ook geen aanleiding om niet door te gaan met verdere afbouw van het belang in ABN AMRO. Het voornemen van het kabinet om ABN AMRO, zo snel als verantwoord mogelijk is, volledig naar de markt te brengen geldt dus nog steeds.
Deelt u de mening dat het onverstandig zou zijn om door te gaan met de verkoop van aandelen in ABN AMRO, met name vanwege de aanblijvende misstanden en commotie binnen de bank?
Zie antwoord vraag 3.
Vindt u dat NLFI hun taak, «zakelijk, niet-politiek beheer van deelnemingen», met betrekking tot ABN AMRO adequaat uitvoert? Hoe vaak zijn er vóór 13 september, de datum waarop de brandbrief is verstuurd door de managers, misstanden zoals die in de brandbrief staan gemeld aan u? Welke stappen heeft u toen gezet om deze misstanden aan te pakken?
Ja, zowel het beheer van de deelnemingen als de adviezen op specifieke onderwerpen zijn bij NLFI in goede handen. NLFI heeft een heldere en duidelijke taakopvatting en voert deze consistent uit.
Behalve uit de media, ben ik niet bekend met de inhoud van deze brief. Ik kan dan ook niet reageren op de inhoud van deze brief. In februari 2018 heb ik een anonieme brief ontvangen. Hier is in de media ook aandacht voor geweest. Ik heb indertijd aan NLFI gevraagd of deze brief onder de aandacht is gebracht van de raad van commissarissen van ABN AMRO. Dat is gebeurd. Sinds de ontvangst van deze brief in februari 2018 is er veel gebeurd bij ABN AMRO. Zo heeft mevrouw Zoutendijk bekendgemaakt niet in aanmerking te willen komen voor een tweede termijn als voorzitter van de raad van commissarissen en is de heer De Swaan benoemd als nieuwe voorzitter van de raad van commissarissen.
Hoe oordeelt u over het feit dat deze systeembank, die tientallen miljarden euro's aan spaargeld van Nederlanders beheert, constant te maken heeft met onrust?2 Deelt u de mening dat het spaargeld van mensen 100% veilig zou moeten zijn en beheerd zou moeten worden door integere bankiers?
Zie antwoord vraag 2.
Van de uitzending van Radar inzake een 93-jarige dame die in de schulden is gekomen door een fout van het CAK |
|
Corrie van Brenk (PvdA) |
|
Tamara van Ark (staatssecretaris sociale zaken en werkgelegenheid) (VVD), Hugo de Jonge (viceminister-president , minister volksgezondheid, welzijn en sport) (CDA) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van de uitzending van Radar van 19 november 2018 over een 93-jarige dame die in de schulden is gekomen door een fout van het Centraal Administratie Kantoor (CAK)?
Ja.
Is het waar dat betrokkene, die sinds 2014 in een zorginstelling woont, in de financiële problemen is gekomen doordat het CAK het overlijden van haar man in 2003 niet administratief verwerkt heeft, waardoor betrokkene langere tijd een te lage eigen bijdrage heeft betaald en nu uiteindelijk nog een bedrag van 16.000 euro verschuldigd is?
Het CAK heeft zich bij aanvang van de zorg van betrokkene ten onrechte gebaseerd op verkeerde informatie. Op basis hiervan heeft het CAK een lage eigen bijdrage opgelegd. Correctie hierop heeft vervolgens geleid tot een hoge naheffing bij deze klant.
Het is heel vervelend dat er een fout is gemaakt en dat mevrouw Bastiaansen wordt verrast met een dergelijke rekening. Ook het CAK vindt dat en erkent dat er in deze individuele situatie fouten zijn gemaakt. In de bezwaarprocedure heeft het CAK aangeboden om met elkaar in gesprek te gaan om een passende oplossing te vinden. Het CAK heeft dit aanbod recent opnieuw gedaan. Ondertussen heeft het gesprek plaatsgevonden, en heeft CAK een passende oplossing aangeboden.
Naar aanleiding van deze onwenselijke situatie heb ik besloten de terugwerkende kracht van herzieningen, die ontstaan naar aanleiding van een ernstige tekortkoming of ernstige vertraging aan de kant van het CAK, te verkorten naar twaalf maanden. Daarnaast creëer ik meer ruimte voor het CAK om in zeer specifieke gevallen maatwerk te leveren in een individueel gesprek. In dit geval heeft het CAK aan de cliënt het aanbod gedaan om de factuur die met terugwerkende kracht over 24 maanden was opgelegd, kwijt te schelden.
Hoe vaak komen deze, en dergelijke gevallen van onbedoeld betalen van een te lage eigen bijdrage voor? Wordt in deze gevallen door het CAK als regel overgegaan tot invordering van het te weinig betaalde, ook als cliënten volledig te goeder trouw zijn geweest en buiten hun schuld te weinig is betaald?
Ondertussen is uit uitgevoerde gegevensanalyse door het CAK gebleken dat er vijf vergelijkbare gevallen bij het CAK bekend zijn. In het Besluit langdurige zorg is de herzieningstermijn, in het geval dat het CAK niet tijdig de herziening doet, op 24 maanden begrensd. De cliënt krijgt hierdoor geen volledige naheffing van 36 maanden. De Centrale Raad van Beroep heeft eerder ten aanzien van kwijtschelden bepaald dat indien de eigen bijdrage gebaseerd is op een dwingende bepaling, dit met zich meebrengt dat het CAK geen bevoegdheid heeft om tot kwijtschelding over te gaan.1 Aan de andere kant heeft het CAK een belangenafweging te maken bij de invorderingsbeslissing.2 Daarbij zijn bijzondere omstandigheden en de financiële situatie van mensen van belang.
Daarom heb ik besloten de terugwerkende kracht van herzieningen, die ontstaan naar aanleiding van een ernstige tekortkoming of ernstige vertraging aan de kant van het CAK zijnde, te verkorten naar twaalf maanden. Daarnaast ga ik meer ruimte voor het CAK creëren om in zeer specifieke gevallen maatwerk te leveren.
Is het CAK voor informatie over de samenstelling van het huishouden van cliënten en wijzigingen daarin (uitsluitend) afhankelijk van informatie verstrekt door cliënten, of heeft het CAK standaard toegang tot geautomatiseerde gegevensuitwisseling, bijvoorbeeld via de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens (GBA) en/of de Belastingdienst?
Het CAK heeft standaard toegang tot geautomatiseerde gegevensuitwisseling met de Belastingdienst, en het UWV. Ten aanzien van personalia put het CAK de informatie uit een extern systeem dat het basis registratie personen (BRP) (gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens) met het CAK verbindt.
Worden deze gegevens proactief standaard of periodiek door het CAK geraadpleegd om de juistheid van door cliënten betaalde eigen bijdragen te controleren? Zo nee, vindt u dat dit zou moeten gebeuren?
Naar aanleiding van de eerste melding aanvang zorg worden de gegevens geautomatiseerd geraadpleegd. Eventuele mutaties in de gegevens ontvangt het CAK automatisch. In het geval van deze casus, zit de fout in de externe databron. Daarom werkt het CAK samen met de leverancier aan een geautomatiseerde check op de juistheid van de persoonsgegevens door middel van een eindsynchronisatie. Tot die tijd wordt het BRP (GBA) handmatig vergeleken met de gegevens zoals CAK deze geregistreerd heeft.
Bent u het ermee eens dat de bewering van het CAK, dat mevrouw «zelf had kunnen weten» dat het bedrag van de eigen bijdrage niet klopte, weliswaar formeel mogelijk juist is, maar van weinig begrip getuigt voor de hoge leeftijd en mogelijk beperktere zelfredzaamheid van betrokkene en dat enige coulance op zijn plaats zou zijn?
Bij de startbrief eigen bijdrage vraagt het CAK aan elke nieuwe klant om de samenstelling van het huishouden, een van de uitgangspunten voor het bepalen van de soort eigen bijdrage, te controleren.
Als de samenstelling niet klopt, vraagt het CAK contact met hen op te nemen. Hoe dan ook moeten we van deze kwestie willen leren. Daarom heb ik samen met het CAK bekeken hoe in dit soort gevallen, waarbij een cliënt zo erg nadeel ondervindt door een fout aan de kant van het CAK, optimaal gehandeld kan worden.
In hoeverre wordt bij het navorderen van een eigen bijdrage rekening gehouden met het inkomen en de betaalcapaciteit van de cliënt? Wordt indien nodig een betalingsregelingen getroffen, afgestemd op de betaalcapaciteit van de cliënt?
De eigen bijdrage in de langdurige zorg zijn inkomensafhankelijk, wat per definitie inhoudt dat er rekening gehouden wordt met de draagkracht van de cliënt. Maar bij een grote naheffing met een factuur van boven € 5.000,-- en meer dan twee maanden aan eigen bijdragen op deze factuur, wordt er met de verzekerde gebeld om de mogelijkheden van een eventuele betalingsregeling te bespreken. De betalingsregeling wordt afgestemd op de draagkracht van de cliënt.
Deelt u de mening dat het CAK de schuld zou moeten kwijtschelden? Kunt u uw antwoord toelichten?
Als Minister ga ik in eerste instantie over het beleid en minder over individuele zaken. CAK is een zelfstandig bestuursorgaan. Ik vind dit soort zaken erg vervelend en werk er met het CAK hard aan om dergelijke fouten te voorkomen. In een dergelijk geval is het belangrijk dat het CAK en de (vertegenwoordiger van) de cliënt elkaar in een gesprek weten te vinden. Daarnaast is het CAK niet zonder meer bevoegd een eigen bijdrage kwijt te schelden. Alleen in zeer specifieke gevallen, waarin de cliënt geen middelen heeft om de eigen betaling te voldoen, kan het CAK het innen van de eigen bijdrage stopzetten.
Omdat ik de situatie waar betrokkene zich in bevind zeer vervelend vind, heb ik besloten de terugwerkende kracht van herzieningen, welke ontstaan naar aanleiding van een ernstige tekortkoming of ernstige vertraging aan de kant van het CAK zijnde, te verkorten naar twaalf maanden. Daarnaast creëer ik meer ruimte voor het CAK om in zeer specifieke gevallen maatwerk te leveren. In de genoemde casus resulteert dit erin dat de factuur die met terugwerkende kracht over 24 maanden was opgelegd, wordt kwijtgescholden.
Deelt u de mening dat in vergelijkbare situaties een schuld niet met terugwerkende kracht zou moeten worden opgelegd? Kunt u uw antwoord toelichten?
Ja. Daarom heb ik besloten de terugwerkende kracht van herzieningen, die ontstaan naar aanleiding van een ernstige tekortkoming of ernstige vertraging aan de kant van het CAK, te verkorten naar twaalf maanden. Daarnaast ga ik meer ruimte voor het CAK creëren om in zeer specifieke gevallen maatwerk te leveren. In de genoemde casus resulteert dit erin dat de factuur die met terugwerkende kracht over 24 maanden was opgelegd, wordt kwijtgescholden.
Deze twee maatregelen vereisen een algemene maatregel van bestuur. Het kost enige tijd voordat die in werking treden. Daarom stuur ik het CAK een brief met het verzoek alvast zodanig te handelen vooruitlopend op toekomstige regelgeving.
Het bericht ‘Miljoenen liters pekelwater weggelekt’ |
|
Tom van der Lee (GL) |
|
Eric Wiebes (minister economische zaken) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Miljoenen liters pekelwater weggelekt»?1
Ja.
Klopt het dat er uit een ondergrondse persleiding van zoutproducent Nedmag in Veendam een lek zat waardoor er vorige week miljoenen liters zout water zijn weggelekt?
Ja, dat klopt. In de Nedmag installatie aan de Billitonweg in Veendam wordt het gewonnen pekelwater verwerkt tot magnesiumhydroxide, magnesiumoxide, en calciumchloride. Bij dit processen komt proceswater vrij dat op deze locatie wordt gezuiverd tot zout water. Het zoute water wordt vervolgens via de Nedmag-VKA-toevoerleiding (Veenkoloniale Afvalwaterleiding) naar de VKA getransporteerd. De VKA vervoert afvalwater van verschillende bedrijven uit Oost-Groningen naar een lozingspunt in het Eems Dollard Estuarium.
Op 14 november 2018 om 08.30 uur kreeg Nedmag van het Waterschap Hunze en Aa’s een melding dat in de transportleiding tussen de waterzuiveringsinstallatie en de VKA een lekkage was geconstateerd. Nedmag heeft vervolgens de fabriek stilgelegd, zodat om 09.30 uur de toevoer van het gezuiverde zoute water naar de lekke transportleiding stopte. Om 10.30 uur stopte ook de stroming in de transportbuis en daarmee de lekkage. Nedmag heeft de leiding direct gerepareerd. De reparatie was rond 21.30 uur afgerond.
De transportleiding was over een lengte van ongeveer 8 meter gescheurd. Nedmag heeft ongeveer 10 meter transportleiding vervangen. Volgens Nedmag is de scheur waarschijnlijk veroorzaakt door een combinatie van de langdurige droogte en zwaar (landbouw)transport over de dam en door de berm.
Als gevolg van de lekkage is zout water terechtgekomen in het hoofdafvoerkanaal langs de Noorderweg en in de zijsloten daarvan. Nedmag schat dat circa 3.000 m3 zout water is gelekt. Het hoofdafvoerkanaal waar het zoute water naartoe is gestroomd, is ingedamd en leeggezogen.
Kan u toelichten hoe het mogelijk is dat de lek pas is ontdekt nadat er al miljoenen liters waren weggelekt? Deelt u de mening dat het zeer zorgelijk is dat het mogelijk is dat het zo ver heeft kunnen komen zonder dat het eerder is opgemerkt? Zo nee, waarom niet?
Ik deel uw mening dat het zorgelijk is dat een grote hoeveelheid zout water gedurende enige tijd onopgemerkt kan weglekken. Zout water is schadelijk voor het zoetwatermilieu in sloten en kanalen en kan ook schadelijk zijn voor de omliggende landbouwgronden. De Omgevingsdienst Groningen heeft aangegeven dat op dit moment nog niet aangegeven kan worden dat het lek pas is ontdekt nadat een grote hoeveelheid pekelwater was weggelekt. De Omgevingsdienst Groningen zal eind februari 2019 bij de komende WABO-inspectie nadruk leggen op deze vraag.
Klopt het dat de oorzaak van het lek waarschijnlijk te maken heeft met een te grote druk die is veroorzaakt door te zwaar verkeer dat over de weg heeft gereden en, in combinatie met de langdurige droogte, de bodem heeft verzwakt? Kunt u toelichten hoe het mogelijk is dat er met deze combinatie van factoren geen rekening is gehouden? Deelt u de mening dat het zorgelijk is dat dit niet goed in de gaten is gehouden? Zo nee, waarom niet?
De provincie Groningen heeft bevestigd dat Nedmag het vermoeden heeft dat de lekkage is veroorzaakt door een combinatie van de langdurige droogte en zwaar (landbouw)transport over de dam en door de berm. De oorzaak van de lekkage wordt door Nedmag en de provincie Groningen nog verder onderzocht. De lekgeraakte leidingdelen worden in opdracht van Nedmag onderzocht door het TIP Institute voor kunststoffen in Enschede. Dit onderzoek heeft nog geen bijzonderheden opgeleverd.
Ik ben van mening dat transportleidingen niet mogen lekken. De schade die door de lekkage is veroorzaakt zal door Nedmag, zijnde de eigenaar van de transportleiding, moeten worden betaald. Dit geldt ook als de oorzaak van de lekkage van buitenaf komt. Nedmag heeft bovenstaande ook bevestigd.
Nedmag heeft uit voorzorg de druk in de transportleiding verlaagd en heeft ook de monitoring van het proces geoptimaliseerd. Bij een afwijkende stroming en druk in de transportleiding wordt nu direct de controlekamer gealarmeerd. De controlekamer is 24 uur per dag bemenst.
Nedmag heeft ook de transportleiding als geheel onderzocht. Er is gebleken dat de transportleiding mogelijk een aantal zwakke plekken heeft. Deze mogelijk zwakke leidingdelen zullen in maart 2019 preventief worden vervangen. Nedmag is tevens gestart met de voorbereidingen om de gehele toevoerleiding te vervangen. Naar verwachting zal dit in de eerste helft van 2020 worden gerealiseerd.
De provincie Groningen en Nedmag hebben aangegeven dat op 22 december 2018 in een ander deel van deze transportleiding ook een lekkage heeft plaatsgevonden. Deze lekkage is vrijwel direct waargenomen door de controlekamer van Nedmag, Naar schatting is er 100 tot 200 m3 zout water weggelekt.
Kunt u beamen dat Nedmag verantwoordelijk is voor haar leidingen en moet voorkomen dat er lekken ontstaan, ongeacht welk verkeer er over de weg rijdt en ongeacht de weersomstandigheden? Zo ja, kunt u verzekeren dat alle schade wordt verhaald op Nedmag en Nedmag alle schadekosten betaalt?
Zie antwoord vraag 4.
Bent u bereid om de oorzaken van dit soort incidenten beter te onderzoeken opdat deze in de toekomst kunnen worden voorkomen?
De provincie Groningen is bevoegd gezag voor deze Nedmag-installatie en activiteiten. Ik heb in mijn antwoord op de vragen 4 en 5 aangegeven welke maatregelen genomen en gepland zijn met als doel herhaling van dergelijke incidenten te voorkomen.
Het bericht ‘BOA wacht lang op politiehulp’ |
|
Antoinette Laan-Geselschap (VVD) |
|
Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA) |
|
![]() |
Kent u het bericht «BOA wacht lang op politiehulp»?1
Ja.
Kunt u inzicht verschaffen in de taken en bevoegdheden van de Nederlandse veiligheidsketen waarbij de politie, buitengewoon opsporingsambtenaren (BOA’s) en beveiligingsbedrijven zijn meegenomen? Zo nee, waarom niet?
De politie is de spil van toezicht en handhaving. Daarnaast kunnen voor toezichts- en handhavingstaken, evenals voor het opsporen van strafbare feiten, buitengewoon opsporingsambtenaren (boa’s) worden ingezet. De taken en bevoegdheden voor boa’s zijn overeenkomstig de bevoegdheden van het domein in het boa-stelsel waarvoor de boa is aangesteld.
Zowel de politie als de boa kunnen in hun werkzaamheden geholpen worden door informatie en andere ondersteuning van burgers, particuliere beveiligers en ondernemers. Maar uitsluitend politieagenten (algemeen opsporingsbevoegd) en boa’s (beperkt opsporingsbevoegd), beiden overheidsdienaren, kunnen handhavend optreden en beschikken bovendien over de bevoegdheden, kennis, opleiding en middelen om ook in complexere situaties op te treden.
Gemeenten kunnen ook particulieren – bijvoorbeeld van particuliere beveiligingsorganisaties – inhuren. Zij worden dan als boa’s in onbezoldigde dienst van de gemeente te werk gesteld. Deze particuliere boa’s beschikken over de opsporingsbevoegdheden van domein I (openbare ruimte). Zij hebben primair een rol in het private of semipublieke domein zoals in winkels en bedrijven.
De huidige taak- en bevoegdhedenverdeling tussen politie, boa’s en andere veiligheidspartners, biedt kansen voor de inzet op toezicht, handhaving en opsporing. Bovendien geeft deze verdeling de ruimte om lokaal prioriteiten te stellen en capaciteit in te zetten. De lokale driehoek is het vertrekpunt voor het handhaven van de openbare orde en het realiseren van opsporing.
Ik ben niet voornemens om aan het uitgangspunt inzake de geweldsmiddelen te tornen. Het geweldsmonopolie blijft bij de politie. In mijn brief van 10 december 2018 ben ik nader ingegaan op de samenwerking tussen politie en boa’s.2
Kunt u uw visie weergeven op de toekomstige invulling van de taken en bevoegdheden van de Nederlandse veiligheidsketen? Zo nee, waarom niet?
Bij de begrotingsbehandeling van mijn departement, heeft uw Kamer de motie van lid Den Boer (D66) aangenomen.3 De WRR zal worden verzocht om in het voorjaar van 2020 een verkenning naar de politiefunctie in den brede gereed te hebben. Ik heb uw Kamer toegezegd dit onderzoek, voorzien van een beleidsreactie, toe te sturen.
Kunt u naar aanleiding van deze visie de Kamer te informeren over de toekomstige invulling van de taken en bevoegdheden van de Nederlandse veiligheidsketen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 3.
Vluchtelingen die eigen woonunits bouwen |
|
Daniel Koerhuis (VVD) |
|
Kajsa Ollongren (viceminister-president , minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (D66) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Vluchtelingen bouwen eigen woonunits in Panningen»?1
Ja.
Op basis waarvan wordt de in het artikel gesuggereerde «boete» gebaseerd? Klopt het dat hier bedoeld wordt dat de provincie in het uiterste geval zelf de huisvesting van statushouders in een gemeente kan overnemen, maar pas na diverse andere stappen te zijn doorlopen? Kunt u een overzicht geven hoe dat proces er uit ziet?
Er is geen boetesysteem in het kader van de wettelijke halfjaarlijkse taakstelling.
Het toezicht op de huisvesting van vergunninghouders door gemeenten is belegd bij de provincie. Bij het niet halen van de taakstelling wordt een interventieladder gehanteerd, waarbij in 6 stappen tot indeplaatsstelling gekomen kan worden. Indeplaatsstelling is het op kosten van de gemeente huisvesten van vergunninghouders.
Deze interventieladder kent de volgende zes stappen:
Is het waar dat er met dezelfde tijd en moeite meer tijdelijke huisvesting kan worden geplaatst dan vaste huisvesting kan worden gebouwd? Zo ja, deelt u de mening dat tijdelijke huisvesting voor statushouders kan helpen om de druk van de overvolle asielzoekerscentra (AZC's) en de woningmarkt te halen?
Afhankelijk van de lokale omstandigheden kan worden gekozen voor permanente of tijdelijke huisvesting van vergunninghouders en afhankelijk van de lokale omstandigheden zal een van die keuzes qua geld, tijd en moeite meer huisvesting opleveren. De instantie die de huisvesting gaat exploiteren, een corporatie of andere exploitant, zal alle mogelijkheden, waarbij ook kosten, risico’s en moeite, op een rijtje zetten en op basis daarvan een afweging maken of hij kiest voor permanente- of tijdelijke huisvesting. Naar mijn mening kan de tijdelijke huisvesting van statushouders, als een van de mogelijke oplossingen dienen om, naast verbouw van leegstaande gebouwen, modulaire bouw en kamergewijze verhuur, de druk op de asielzoekerscentra en de woningmarkt te verminderen. Hierbij hebben gemeenten tot 1 januari 2019 de tijd om op basis van de Tijdelijke Regeling Stimulering Huisvesting Vergunninghouders, waarmee eenvoudige huisvesting voor deze groep kan worden gerealiseerd, een subsidie te krijgen. In alle gevallen zijn gemeenten primair verantwoordelijk om de nodige maatregelen te treffen om de druk op de woningmarkt zoveel mogelijk tegen te gaan, met name door middel van prestatieafspraken met corporaties.
Deelt u de mening dat het in het artikel genoemde project onderdeel kan worden van het voorstel om ervaring op te doen met flexibele, tijdelijke en sobere woonoplossingen voor statushouders, bijvoorbeeld in combinatie met arbeidsmigranten en/of studenten?
Zoals ik in het WGO van 12 november jongstleden heb aangegeven wil ik graag werken aan meer flexibele woonruimte voor doelgroepen met een urgente huisvestingsbehoefte. Gemeentes hebben steeds meer behoefte aan flexibele vormen van wonen en daarom wil ik pilots opzetten in die richting.
Het bericht ‘Voetbal is voor iedereen!’ |
|
Vera Bergkamp (D66), Antje Diertens (D66) |
|
Bruno Bruins (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD), Ingrid van Engelshoven (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (D66) |
|
![]() |
Bent u bekend met de brief «Voetbal is voor iedereen!» van LHBT+supporters aan de Koninklijke Nederlandse Voetbalbond (KNVB) en de eredivisieclubs?1 2
Ja
Deelt u de mening dat er actiever moet worden gewerkt aan de algemene acceptatie van LHBT+'ers in de voetbalwereld?
Ja.
Op welke manier stimuleert u op dit moment inclusie en acceptatie van LHBT+ in de sport en bij het voetbal in het bijzonder?
Ik stimuleer dit onder meer door enerzijds, samen met de Minister van OCW, de Alliantie Gelijkspelen te ondersteunen en anderzijds via mijn inzet op het Sportakkoord. De Alliantie Gelijkspelen zet zich de komende jaren in op het realiseren van een open, veilig en prettig team- en verenigingsklimaat voor LHBTI-ers in de sport waarbij het gaat om alle deelnemers aan sportactiviteiten, zowel op (spelers, arbiters) als rondom het veld (supporters, trainers, bestuurders etc.). Met het sportakkoord streef ik ernaar dat inclusief sporten en bewegen als vanzelfsprekend wordt ervaren en belemmeringen zoals sociale ontoegankelijkheid worden weggenomen.
Wat zijn volgens u mogelijkheden om inclusie en acceptatie van LHBT+ in de sport verder te stimuleren?
Zie het antwoord op vraag 3.
Bent u bereid om met de voetbalsector in gesprek te gaan om te kijken op welke manier inclusie en acceptatie gestimuleerd kunnen worden en ook te kijken op welke manier discriminerende spreekkoren kunnen worden tegengegaan?
De KNVB is een belangrijke partner in de Alliantie Gelijkspelen en is ook betrokken bij de totstandkoming en uitvoering van het Sportakkoord. De KNVB deelt de ambitie om dit soort zaken van de voetbalvelden te bannen. Net als ik vindt de KNVB iedere vorm van discriminerende of andere kwetsende uitspraken op en rond de voetbalvelden verwerpelijk en op geen enkele wijze te tolereren. De KNVB werkt aan beleid om alle vormen van uitsluiting, waaronder homofobie, uit het voetbal te weren. Niet voor niets heeft de KNVB als slogan dat voetbal voor iedereen is en wil de KNVB graag dat iedereen zich welkom voelt op de velden en in de stadions.
Zouden rolmodellen kunnen helpen om acceptatie en inclusie te bevorderen? Wat zou mogelijk de reden kunnen zijn dat rolmodellen voor LHBT+ers zo schaars zijn in het voetbal? Op welke manier kunnen goede voorbeelden, zoals de aanpak van de John Blankestein foundation, worden ingezet?
Het creëren van een inclusief sportklimaat is een proces van lange adem. De inzet van rolmodellen is een van de activiteiten van de door VWS en OCW gesteunde Alliantie Gelijkspelen. De John Blankenstein Foundation, NOC*NSF, de KNVB, de KNHB en voetbalsupportsvereniging de Roze Regâhs onderstrepen het belang van rolmodellen. Op uitnodiging van de Alliantie Gelijkspelen hebben rolmodellen uit de sport een bijdrage geleverd aan de doorstart van de alliantie op 23 november jl.
Bent u bereid om met de LHBT+ supporters in gesprek te gaan en samen te werken aan vervolgstappen om acceptatie van LHBT+ in de voetbalwereld te bevorderen?
De Minister van OCW heeft in september jl. de Europese netwerkbijeenkomst van LHBT voetbalsupporters in Den Haag toegesproken. VWS en OCW voeren geregeld overleg met partijen van de sportalliantie, waaronder genoemd netwerk van voetbalsupporters.
Het graaigedrag rondom een Nederlandse topambtenaar op Curaçao |
|
Ronald van Raak |
|
Kajsa Ollongren (viceminister-president , minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (D66), Raymond Knops (staatssecretaris binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
Waarom is er voor gekozen een topambtenaar een buitenlandvergoeding toe te kennen terwijl zijn woonplaats in Nederland was?1
Waarom vindt u het goed dat de ambtenaar voor achttien dagen werk in negen maanden een vergoeding van 2.319 euro per verbleven dag ontving?
Vindt u het achteraf terecht dat is afgeweken van de richtlijnen van het ministerie? Zo ja, waarom? Zo nee, wat gaat u hier aan doen?
Kunt u toezeggen dat het teveel ontvangen bedrag wordt teruggevorderd? Zo nee, waarom niet?
Deelt u de zorg dat dit soort graaigedrag de geloofwaardigheid van Nederland op de eilanden aantast? Zo nee, waarom niet?
De impact van belastingverdragen |
|
Bart Snels (GL) |
|
Menno Snel (staatssecretaris financiën) (D66) |
|
![]() |
Bent u bekend met het rapport «The impact of tax treaties on revenue collection: a case study of developing and least developed countries» van ActionAid?1
Ja
Klopt het dat Nederland na Japan de grootste veroorzaker is van misgelopen belastingen (bronbelastingopbrengsten van dividenden en rentebetalingen) in de onderzochte groep landen?
Het Rapport benadert de «misgelopen bronbelasting» als volgt.
Eerst worden de totale uitgaande rente- en dividendbetalingen uit de genoemde bronlanden naar, onder andere, Nederland toegerekend op basis van het aandeel van, in casu, Nederland in de directe buitenlandse investeringen (FDI) in dat land. Vervolgens wordt de aan Nederland toegerekende stroom dividenden en rente vermenigvuldigd met het verschil tussen het nationale bronbelastingtarief en het in het verdrag overeengekomen tarief.
Het is in mijn ogen een te vergaande versimpeling van de werkelijkheid om deze uitkomst aan te merken als gemiste belastinginkomsten. Het laat buiten beschouwing of het sluiten van het verdrag heeft geleid tot een verhoging van de investeringen. Dit is wel een belangrijke reden voor het sluiten van belastingverdragen. De financiële prikkel van het voorkomen van dubbele belastingheffing en de sterk vergrote rechtszekerheid zorgen ervoor dat bedrijven eerder zullen investeren in het bronland. Die investeringen leiden over het algemeen juist tot een hogere belastinggrondslag en gaan daarnaast gepaard met meer werkgelegenheid en ruimte voor ontwikkeling. Deze aspecten worden niet meegenomen in het rapport. Daarnaast helpt een belastingverdrag overheden bij de onderlinge samenwerking, bijvoorbeeld op het gebied van de uitwisseling van fiscale informatie en hulp bij invordering van belastingschulden. Dit is ook de reden dat veel landen belang hechten aan het sluiten van belastingverdragen. Het voorkomen van dubbele belasting is volgens het kabinet wel bedoeld voor economisch reële situaties. Daarom is het belangrijk dat belastingverdragen – zeker bij ontwikkelingslanden – antimisbruikbepalingen bevatten om oneigenlijk gebruik van deze verdragen te voorkomen.
Het achterliggende technische rapport geeft dan ook aan dat de gebruikte «mechanische benadering» (in tegenstelling tot een «behavioural benadering») makkelijk kan leiden tot een overschatting van wat misgelopen belasting wordt genoemd.
Daarbij merk ik bovendien op dat er geen verdrag van kracht is tussen Nederland en zes van de in het rapport onderzochte veertien landen, te weten Kaapverdië, Mongolië, Mozambique, Rwanda, Senegal en Tanzania.
Deelt u de mening dat het onwenselijk is dat Bangladesh, Filippijnen, Uganda en Zambia meer dan 120 miljoen dollar mislopen als gevolg van afspraken over bronbelasting op dividend en rente in Nederlandse belastingverdragen? Klopt het dat dit bedrag hoger uit kan vallen als andere ontwijkingsmethodes op basis van de verdragen gekwantificeerd hadden kunnen worden?
Ik deel de mening dat het ongewenst is dat de verdragen die Nederland met andere landen sluit onbedoeld tot gevolg hebben dat onze verdragspartners belastinginkomsten mislopen. Daarom neemt Nederland standaard het initiatief om effectieve anti-misbruikbepalingen in verdragen op te nemen om oneigenlijk gebruik van de verdragen te voorkomen.
Kunt u aangeven welk deel van de dividenden en rentebetalingen voor elk van deze landen naar Nederland in Nederland blijft en welk deel er naar andere landen doorstroomt?
Net zo min als de opstellers van het technische rapport beschik ik over de micro data die nodig zouden zijn om deze vraag te beantwoorden. In mijn brief van 6 november jl.2 heb ik aangegeven dat ik met De Nederlandsche Bank zal bespreken of het mogelijk is om de inkomende stromen vanuit ontwikkelingslanden in de toekomst in beeld te brengen.
Bent u bekend met het feit dat deze landen laag op de Human Development index staan, Bangladesh (nr. 136) de Filipijnen (nr. 113), Uganda (nr. 162) en Zambia (nr. 144), en deelt u de mening dat in deze landen de misgelopen belasting goed gebruikt had kunnen worden voor een toename in investeringen in publieke diensten en middelen?
Ik ben bekend met die feiten en, afgezien van de nuances die ik mijn antwoorden op de vragen 2 en 3 aanbracht, deel ik die mening.
Klopt het dat de Notitie Fiscaal Verdragsbeleid 2011 stelt dat Nederlandse verdragen met ontwikkelingslanden moeten bijdragen aan een duurzame groei en de bevordering van zelfredzaamheid en goed bestuur? Vindt u dat de feiten uit het rapport in overeenstemming zijn met dit kader? Deelt u de mening dat voor het onderhandelingsteam een handleiding voor onderhandelingen met ontwikkelingslanden benodigd is?
Wat in de Notitie Fiscaal Verdragsbeleid 2011 over onze relatie met ontwikkelingslanden is geschreven heeft inderdaad die strekking. Daarin staat bijvoorbeeld dat Nederland in onderhandelingen met ontwikkelingslanden eerder bereid is om een bredere definitie van het begrip «vaste inrichting» of relatief hogere bronbelastingen op te nemen.
Deze notitie is één van de grondslagen waarop de Nederlandse onderhandelingsinzet is gebaseerd. Een aparte handleiding is daarom niet nodig.
Zoals hierboven geschreven deel ik de conclusies van het rapport niet en vind ik dus ook niet dat deze in strijd komen met wat in de Notitie Fiscaal Verdragsbeleid 2011 is geschreven.
Bent u van mening dat het initiatief van Nederland om belastingverdragen met ontwikkelingslanden door middel van de invoering van anti-misbruik bepalingen (volgend op bilaterale onderhandelingen) voldoende is geweest om ontwikkelingslanden te beschermen tegen belastingontwijking via Nederland?
Ik denk dat Nederland een belangrijke stap heeft gezet met zijn aanbod aan 23 ontwikkelingslanden om anti-misbruikbepalingen in de onderlinge verdragen op te nemen. Helaas hebben nog niet al die landen van dit aanbod gebruik gemaakt
Een andere belangrijke stap zet Nederland wanneer het, zoals de regering voorstelt, vrijwel al zijn bilaterale verdragen als gedekte verdragen bij het Multilaterale Verdrag3 aanmeldt en daarbij een veel beperkter gebruik maakt van de mogelijkheid om voorbehouden te maken dan andere ondertekenaars van dat verdrag. Hierdoor werken bijvoorbeeld nieuwe bepalingen tegen belastingontwijking ook direct door in de belastingverdragen die Nederland met ontwikkelingslanden heeft gesloten wanneer die ontwikkelingslanden dat verdrag ook hebben aangemeld.
Klopt het dat Nederland zich vol in zet op het Multilateraal Instrument van de Organisatie voor Economische samenwerking en Ontwikkeling (OESO) om belastingverdragen te verbeteren? Klopt het dat hierin geen afspraken worden gemaakt over de verdeling van heffingsrechten?
Het klopt dat Nederland breed inzet om het Multilaterale Verdrag te gebruiken om belastingverdragen te verbeteren. Daarin zitten ook afspraken die de verdeling van heffingsrechten in gedekte bilaterale verdragen veranderen. Ik denk daarbij met name aan een ruimere omschrijving van het begrip vaste inrichting. In het algemeen zal een ruimere invulling van het vaste inrichting begrip leiden tot meer heffingsrechten voor ontwikkelingslanden.
Bent u bereid om naast de reeds genomen maatregelen en de deelname aan het Multilateraal Instrument aanvullende maatregelen te treffen waaronder een eerlijke verdeling van heffingsrechten met ontwikkelingslanden?
Ik ben van plan om naast deelname aan het Multilaterale Verdrag in bilaterale relaties bij de verdragsbesprekingen in te blijven zetten op een eerlijke verdeling van heffingsrechten. In lijn met de Notitie Fiscaal Verdragsbeleid 2011 kan dat zich vertalen in hogere bronbelastingtarieven voor ontwikkelingslanden en een lagere drempel om heffingsrechten aan ontwikkelingslanden te laten wanneer daar activiteiten plaatsvinden.
Klopt het dat Nederland momenteel het OESO-model gebruikt in onderhandelingen met andere landen terwijl dit model niet ontworpen is voor economisch ongelijkwaardige partners? Klopt het dat het modelverdrag van de Verenigde Naties (VN) hiervoor wel geschikt is? Bent u bereid om het VN-modelverdrag als minimumgrens te hanteren in onderhandelingen met ontwikkelingsverdragen?
Het klopt dat de Nederlandse inzet bij verdragsonderhandelingen voor een groot deel op het OESO Modelverdrag is gebaseerd. Ik vind dat model niet ongeschikt voor economisch ongelijkwaardige verdragspartners. Hoewel het modelverdrag van de VN in het algemeen meer heffingsrechten toekent aan bronlanden vind ik niet dat daardoor dit model beter geschikt is voor onderhandelingen tussen economisch ongelijkwaardige verdragspartners. Het VN model is tenslotte gebaseerd op het OESO model en het gebeurt regelmatig dat Nederland bepalingen uit het VN verdrag tijdens de verdragsonderhandelingen met ontwikkelingslanden accepteert. Ik zie daarom ook geen aanleiding het VN model als minimumgrens voor onderhandelingen met ontwikkelingslanden te hanteren.
Deelt u de analyse van dit rapport waaruit blijkt dat Nederland ontwikkelingslanden benadeelt met haar huidige fiscale verdragsbeleid?
Zoals met name uit mijn antwoord op vraag 2 blijkt, deel ik die analyse niet.
Klopt het dat de effecten van verdragen op dit moment worden berekend op basis van toetsschema’s, maar dat deze niet ingaan op aspecten als goed bestuur en duurzame groei in ontwikkelingslanden? Bent u bereid om deze aspecten op te nemen in het toetsschema?
Het klopt dat op grond van de aangenomen motie Van Vliet4 bij de toelichting van nieuwe verdragen aan het parlement een toetsschema wordt gevoegd. In mijn brief over het verdragsbeleid die ik uw kamer voor 2019 heb toegezegd kom ik op het gebruik van een toetsschema terug.
Deelt u de analyse dat onderhandelingen van belastingverdragen vaak niet transparant zijn? Klopt het bijvoorbeeld dat er vaak geen consultatiemoment is tijdens onderhandelingen over verdragen? Deelt u de mening dat input van belanghebbenden en inspraak van het parlement van groot belang is voor eerlijkere onderhandelingen en meer draagvlak voor de afspraken in ontwikkelingslanden?
Ik deel de mening dat input van belanghebbenden en inspraak van het parlement van groot belang is bij het tot stand komen van belastingverdragen. Daarom worden voorgenomen onderhandelingen altijd aangekondigd en wordt daarbij inbreng van belanghebbenden gevraagd. Aan het einde van het traject is het altijd het parlement dat het laatste woord heeft bij instemming met het verdrag.
Bij elke onderhandeling is het verdragsbeleid, zoals onder meer neergelegd in de Notitie Fiscaal Verdragsbeleid 2011, het kader.
Meer transparantie tijdens het onderhandelingstraject is naar mijn mening niet effectief en niet wenselijk. De concrete inzet en de bereidheid die al dan niet bestaat om compromissen te sluiten dient vertrouwelijk te blijven in het kader van de onderlinge relatie en het onderhandelingsproces.
Kunt u deze vragen een voor een beantwoorden?
Ja.
Kunt u deze vragen beantwoorden voor het plenaire debat over het Multilateraal Verdrag?
Ja.
Het nut van marktwerking in de ziekenhuiszorg |
|
Lilianne Ploumen (PvdA) |
|
Bruno Bruins (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
![]() |
Kent u het artikel «Inkoop ziekenhuiszorg is ridicuul en niet-transparant circus»? Bent u het eens met deze uitspraak? Zo nee, waarom vindt u dat de inkoop van ziekenhuiszorg wel transparant en goed geregeld is?1
Ik ken het artikel. Ik ben het niet eens met die uitspraak. De onderlinge verschillen in de inkoop van zorg door zorgverzekeraars betekenen dat mensen kunnen kiezen voor een zorgverzekering die bij hen past. Zo kunnen mensen kiezen tussen verschillende polissen waarin naast een verschil in prijs ook verschillen in de zorginkoop en het serviceniveau terugkomen. Zorgverzekeraars maken daarbij afspraken over de prijzen, wat leidt tot kostenbeheersing en beperktere premiestijgingen. Om te waarborgen dat voldoende zorg wordt ingekocht die past bij hun verzekerden geldt voor zorgverzekeraars een zorgplicht.
Ik acht het van belang dat patiënten en verzekerden inzicht hebben in alle informatie die relevant voor hen is bij het maken van keuzes. Zo vind ik dat de overzichtelijkheid van het aantal polissen voor verzekerden verbeterd moet worden. Zie hiervoor mijn brief die ik op 27 juni 2018 aan uw Kamer heb gestuurd.2 Daarnaast is voor patiënten bij de keuze van een behandeling van belang dat zij inzicht hebben in de kwaliteit, toegankelijkheid en de prijs van zorg. Zie hierover mijn brieven over uitkomstgerichte zorg en over prijstransparantie in de medisch-specialistische zorg die ik op 2 en 5 juli 2018 aan uw Kamer heb gestuurd.3
Deelt u de mening dat het in een systeem zonder transparantie over prijs en kwaliteit niet mogelijk is toezicht te houden op prijs en kwaliteit en er dus een risico is dat verzekerden te veel betalen voor onvoldoende kwaliteit? Zo nee, kunt u uitgebreid uitleggen waarom u vindt dat zonder transparantie toch een goede prijs-kwaliteit van zorg gegarandeerd is?
Zie antwoord vraag 1.
Wat is het voordeel van het feit dat ziekenhuizen verschillende tarieven krijgen voor dezelfde behandeling? Is er een voordeel voor verzekerden? Is er een voordeel qua prijs of kwaliteit van zorg of is het enige voordeel dat dit past binnen het systeem van marktwerking?
De verschillende tarieven zijn het gevolg van de onderhandelingen die zorgverzekeraars met ziekenhuizen aangaan in het belang van hun verzekerden. Dat draagt bij aan de betaalbaarheid van de zorg als geheel en helpt bij het betaalbaar houden van de premies voor individuele verzekerden.
Bent u het eens met de stelling van de heer van den Heuvel, bestuursvoorzitter van het Rode Kruis ziekenhuis in Beverwijk, dat er volledige transparantie moet komen of dat de NZa de tarieven moet vaststellen? Zo nee, waarom niet? Welke argumenten hebt u tegen volledige transparantie en welke tegen de mogelijkheid dat de NZa de tarieven vaststelt?
Ik vind het niet terecht om de onderhandelingen tussen zorgverzekeraars en ziekenhuizen te typeren als een manier om ziekenhuizen te duperen, omdat deze onderhandelingen als doel hebben om voor patiënten en verzekerden de beschikbaarheid te waarborgen van betaalbare, kwalitatief goede en toegankelijke zorg. Een situatie waarin de NZa alle tarieven vaststelt vind ik niet wenselijk. Dan hebben zorgverzekeraars geen prikkels en mogelijkheden meer om lagere tarieven te bedingen, wat niet in het belang is van patiënten en premiebetalers.
Wel acht ik het essentieel dat patiënten en verzekerden inzicht hebben in de informatie die relevant voor hen is bij het maken van keuzes. Dat vergt (overzichtelijke) informatie over de te kiezen polis en de kwaliteit van zorg maar ook over de prijs van de zorg. Patiënten hebben immers via het eigen risico met dit tarief te maken. Tegen deze achtergrond gelden voor zowel zorgverzekeraars als zorgaanbieders verschillende verplichtingen om patiënten en verzekerden te informeren over de kosten die voor hun eigen rekening komen bij een behandeling. Daarnaast werkt de NZa met de sector aan een traject om prijstransparantie in de curatieve zorg verder te vergroten. In mijn brief van 5 juli 2018 heb ik uw Kamer geïnformeerd over de stand van zaken en toegelicht dat prijstransparantie de afgelopen jaren is toegenomen. Daarbij geeft de NZa aan per 2019 verdere verbeteringen te verwachten, onder meer via het ontsluiten in de mijn omgevingen van zorgverzekeraars van de contractprijzen tot aan het niveau van het eigen risico. Ik heb partijen opgeroepen dit serieus op te pakken en heb de NZa gevraagd op dit punt te rapporteren en verplichtingen te overwegen indien de voortgang in 2019 achterblijft.
Hoeveel en welke ziekenhuizen, buiten het Rode Kruis ziekenhuis in Beverwijk, kunnen gedupeerd worden door dit systeem van niet transparante prijs en kwaliteit?
Zie antwoord vraag 4.
Kunt u uitleggen waarom u vindt dat de ziekenhuiszorg een markt is?
Of de ziekenhuiszorg een «markt» is kan vanuit verschillende perspectieven worden bezien. Ik merk op dat die discussie vaak ideologisch wordt gevoerd. Het risico bestaat dat uit het oog wordt verloren waar het echt om gaat: het voor patiënten en verzekerden waarborgen van betaalbare, kwalitatief goede en toegankelijke zorg. Feit is dat er in de ziekenhuiszorg sprake is van vraag naar zorg door patiënten, namens wie verzekeraars de zorg contracteren, er aanbod van zorg is door private zorgaanbieders en dat tegenover de verleende zorg een vergoeding staat. Ook hebben patiënten en verzekerden mogelijkheden om te kiezen tussen zorgverzekeraars en tussen zorgaanbieders. In brede zin bevat het zorgverzekeringsstelsel zowel private als veel publieke elementen, om zodoende een goede combinatie te realiseren van doelmatigheid en solidariteit.
Het bericht ‘Is digitale overdracht van zorgdata bij failliete ziekenhuizen wel gegarandeerd? Neen!’ |
|
Maarten Hijink |
|
Bruno Bruins (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Wat is uw reactie op het bericht «Is digitale overdracht van zorgdata bij failliete ziekenhuizen wel gegarandeerd? Neen!»?1
Ik vind het van groot belang dat de overdracht van de patiënten, inclusief hun zorgdata, ordentelijk verloopt.
Kunt u toelichten hoe data van het ene ziekenhuis omgezet wordt in data van het ontvangende ziekenhuis in het geval van verschillende informatiesystemen?
Het geautomatiseerd kunnen opnemen van elektronisch ontvangen data in eigen systemen is afhankelijk van de taal waarin deze verstuurd is en de techniek waarmee verzonden (hoe en via welke infrastructuur). Een aantal gegevens waarvoor afspraken rondom taal en techniek zijn gemaakt, kunnen geautomatiseerd verzonden en uitgelezen worden, bijvoorbeeld medicatiegegevens. Een betrekkelijk recente ontwikkeling is ook de deling van radiologische beelden en verslagen in een aantal regionale netwerken. Er is dus beperkt sprake van elektronische uitwisseling en veel uitwisseling vindt nog op papier of CD-ROM plaats.
Blijven de (informatie)systemen van ziekenhuizen beschikbaar na een faillissement? Is (digitale) overdracht van zorgdata bij failliete ziekenhuizen gegarandeerd? Zo ja, hoe? Zo nee, wat zijn hiervan de gevolgen en de risico’s en welke acties zijn nodig om de overdracht van zorgdata in dergelijke gevallen te garanderen?
De informatie die is opgenomen in medische dossiers en vervolgens in informatiesystemen staat, moet beschikbaar blijven. Op grond van artikel 7:454 van het Burgerlijk wetboek (onderdeel van Wet op de geneeskundige Behandelingsovereenkomst (WGBO)) hebben hulpverleners (waaronder ook zorgaanbieders worden verstaan) de verplichting om medische dossiers bij te houden en gedurende 15 jaar te bewaren. Deze wettelijke verplichting is, naar haar aard en strekking, niet gekoppeld aan het behoud van de status van hulpverlener. De bewaarplicht eindigt dus niet met het faillissement van de zorginstelling. Het is de verantwoordelijkheid van de hulpverlener om in die gevallen de dossiers zorgvuldig over te dragen. Als de hulpverlener ziet aankomen dat hij de zorg zal moeten staken, dan ligt het op zijn weg om vooraf
maatregelen te nemen om de dossiers ordelijk te kunnen overdragen. Degene die de zorg voor de patiënten overneemt, zal in beginsel ook de bewaarplicht overnemen. Dat hoeft niet via hetzelfde informatiesysteem als de oorspronkelijk hulpverlener.
Mochten er door de hulpverlener geen maatregelen zijn genomen om de medische dossiers over te dragen, bijvoorbeeld om dat hij daartoe niet tijdig in staat was, dan speelt de curator die bij de faillietverklaring door de rechter wordt aangesteld om het faillissement af te wikkelen, een rol. De curator zal zich in het faillissement in de eerste plaats naar de belangen van de gezamenlijke schuldeisers moeten richten, maar hij dient bij zijn taakvervulling ook de verschillende maatschappelijke belangen in aanmerking te nemen.2 Zo heeft de Hoge Raad dit uitgesproken. Dit brengt mee dat hij binnen de grenzen van zijn bevoegdheden die maatregelen zal dienen te nemen die nodig zijn om te voorkomen dat er door een faillissement onverantwoorde situaties ontstaan. Hieronder valt ook de ordelijke overdracht van medische dossiers. Ik heb begrepen dat de curatoren in de recente faillissementen van de ziekenhuizen zich daar ook nadrukkelijk voor inspannen. Overigens heeft de curator, gezien het medisch beroepsgeheim, geen inzage in de medisch dossiers.
Voor ziekenhuislocaties waar na een doorstart de zorgverlening wordt voorgezet, geldt dat de medische dossiers beschikbaar blijven. Ook nu hoeft dit niet per se via hetzelfde informatiesysteem als het oorspronkelijke ziekenhuis. Het is mogelijk dat een doorstart leidt tot veranderingen in de manier waarop de zorg wordt verleend. Als dit betekent dat behandelingen worden overgenomen, dan zullen de medische dossiers worden overgedragen.
Wat is uw reactie op de constatering dat doordat informatiesystemen van ziekenhuizen niet op elkaar aansluiten gegevens via cd-rom moeten worden overgedragen?
Elektronische uitwisseling van gegevens is lastig omdat zorgverleners gegevens op verschillende manieren vastleggen en er nog grote verscheidenheid is in techniek van de systemen die worden gebruikt. Daarnaast zijn niet alle zorgverleners aangesloten op een infrastructuur om dit te kunnen. Er zijn zowel regionaal als landelijk initiatieven die (gaan) leiden tot betere gegevensuitwisseling (zie het antwoord op vraag 2 en vraag 5).
Wat is de stand van zaken met betrekking tot de ontwikkeling van open standaarden voor de ziekenhuizen zodat gegevens makkelijk (doch veilig) kunnen worden uitgewisseld?
Er zijn steeds meer standaarden beschikbaar. Waar nodig en ontbrekend zullen deze standaarden ontwikkeld worden. Overleg hierover vindt plaats in het Informatieberaad Zorg. Naast standaarden zijn ook landelijk dekkende uitwisselingsinfrastructuren nodig. In de brief over hoe gegevensuitwisseling kan worden versneld zal ik op deze onderwerpen terugkomen.
Hebben alle patiënten die binnen enkele dagen uit het Slotervaartziekenhuis in Amsterdam zijn ontslagen een ordentelijke ontslagbrief ontvangen? Zo nee, hoe wordt voorkomen dat dit risico’s oplevert voor de betreffende patiënt indien hij of zij opnieuw opgenomen moet worden?
Een patiëntveilige en beheerste overdracht van zorgverlening en medische dossiers is van groot belang. Daarover heb ik u in mijn brief van 30 november over de stand van zaken in MC Slotervaart en MC IJsselmeerziekenhuizen het volgende gemeld. Voor sommige (groepen) patiënten is de overdracht inmiddels daadwerkelijk geregeld. Voor de andere (groepen) patiënten is afgesproken op welke momenten patiënten nadere informatie ontvangen. Vorige week is een brief verzonden waarin wordt verwezen naar de verdeling van de specialismen over andere ziekenhuizen in de omgeving en waarin een telefoonnummer is opgenomen waar patiënten desgewenst nadere informatie in kunnen winnen. Ook wordt in deze brief aangegeven dat patiënten uiterlijk rond de jaarwisseling een tweede brief ontvangen met aanvullende, nog meer op hun specifieke situatie toegesneden informatie. Voor een aantal patiënten(groepen) is voor deze informatievoorziening in twee delen gekozen omdat het praktisch gezien op deze termijn niet mogelijk bleek, en ook niet patiëntveilig was, om alles in een keer te communiceren. Het kan bijvoorbeeld in een individuele situatie wel duidelijk zijn dat een patiënt op de afdeling urologie werd behandeld, maar het zou kunnen zijn dat vanwege het ziektebeeld deze patiënt toch beter verwezen kan worden naar het ziekenhuis waar de oncologie landt. Bij brief van 27 november 2018 zijn de patiënten van de afdeling geriatrie geïnformeerd over de verhuizing van de afdeling naar OLVG West. In de brief is aangegeven dat de patiënten vanaf 1 december 2018 terecht kunnen bij OLVG West en is ook een telefoonnummer van de poli geriatrie van OLVG West in de brief opgenomen. De patiënten is overigens de keuze gelaten aan te geven dat men de behandeling door een ander ziekenhuis wenst te laten voortzetten.
Hoe kunnen we ervoor zorgen dat we minder afhankelijk worden van commerciële ICT-bedrijven die veel geld verdienen aan zorg-ict? Waarom ontwikkelt u niet een open variant in samenwerking met de sector?
(ICT) leveranciers zijn private bedrijven. Concurrentie tussen ICT-bedrijven draagt bij aan de betaalbaarheid van zorg-ict en aan innovatie. Openheid en transparantie in de IT-markt (level playing field) zijn hiervoor een voorwaarde. Om zoveel mogelijk openheid te creëren zoeken wij de oplossing in open standaarden aangevuld met open koppelingen tussen EPD’s. Hierdoor kunnen nieuwe ICT-bedrijven producten ontwikkelen voor de zorgmarkt.
Wie is nu de eigenaar van het ziekenhuis-informatiesysteem van de failliete ziekenhuizen en de daarin vastgelegde zorgdata? Is dat juridisch gezien de curator? Wat is de positie van de grote crediteuren in deze?
Voorop staat dat het in alle gevallen belangrijk is dat het medisch dossier beschikbaar is en blijft. De overdracht van zorgverlening en bijbehorende medische dossiers heeft momenteel de hoogste prioriteit (zie antwoord vragen 6 en 11).
De activa van het ziekenhuis, waar bijvoorbeeld hardware waarop medische informatie is verzameld onder kunnen vallen, behoren toe aan de faillissementsboedel. Volledigheidshalve zij opgemerkt dat de in het informatiesysteem opgenomen persoonsgegevens geen eigendom zijn van het ziekenhuis en dan ook geen onderdeel uitmaken van de faillissementsboedel.
Wie is op dit moment medisch gezien verantwoordelijk voor de gegevens in de ziekenhuis-informatiesystemen aangezien de informatie erin onder het medisch beroepsgeheim valt?
Zie antwoord op vraag 3.
Is de informatie/zijn de informatiesystemen op dit moment toegankelijk? Hoe is dit geregeld indien eind november alle arbeidscontracten van de zorgverleners uit betreffende ziekenhuizen verlopen?
De overdracht van zorgverlening en bijbehorende medische dossiers heeft momenteel prioriteit. In het antwoord op vraag 3 is uiteengezet wie hier verantwoordelijk voor is. Daarnaast heb ik u in mijn brief van 30 november medegedeeld dat de IGJ en NZa de regie op het proces van overdracht van patiënten versterken. Zij maken afspraken met partijen om een ordentelijke overdracht te faciliteren. Deze afspraken zien op alle faciliteiten die hiervoor nodig zijn, dus ook de ICT-faciliteiten die zien op overdracht van medische dossiers. Ik blijf er, in nauw overleg met IGJ en NZa, op toezien dat er zorgvuldig wordt omgegaan met de medische dossiers van alle patiënten.
Zijn er voorzieningen getroffen om deze informatie toegankelijk te houden? Zal daarbij ICT-ondersteuning beschikbaar zijn/blijven?
Zie antwoord vraag 10.
Is er momenteel nog sprake van ondersteuning door de leveranciers van de systemen?
Zie antwoord vraag 10.
Wie bepaalt nu en na ontslag welke informatie aan andere zorgaanbieders overgedragen wordt?
De oorspronkelijke hulpverlener kan informatie uit een medisch dossier aan een hulpverlener die optreedt als vervanger, direct doorsturen. Het mag alleen gaan om informatie die noodzakelijk is voor die vervangende hulpverlener.
Doorgaans zal de curator zich na de faillietverklaring genoodzaakt zien om de arbeidsovereenkomsten met het personeel direct op te zeggen om de loongarantieregeling van het UWV in werking te stellen en ervoor te zorgen dat de boedelschulden niet nodeloos nog verder oplopen. Voordat de arbeidsovereenkomst definitief eindigt, dient een opzegtermijn van maximaal zes weken in acht te worden genomen. Zolang de opzegtermijn duurt, kan de curator werknemers vragen om te komen werken. Hij kan ze dan ook vragen hun medewerking te verlenen aan de overdracht van de medische dossiers.
Wanneer de oorspronkelijke hulpverlener niet meer in beeld is, kan informatie uit een medisch dossier in beginsel alleen aan een andere zorgaanbieder worden overgedragen door degene die de medische dossiers in beheer heeft, als de patiënt hier zijn toestemming voor heeft gegeven. Voor de verantwoordelijkheden omtrent de voorzieningen die getroffen moeten worden voor beheer en overdracht van dossiers, verwijs ik u naar het antwoord op vraag 3.
Welke partij wordt verantwoordelijk voor de informatie en de systemen bij definitief faillissement?
Zie het antwoord op vraag 3.
Woningcorporaties die het moeilijk wordt gemaakt om te verduurzamen |
|
Henk Nijboer (PvdA), William Moorlag (PvdA) |
|
Eric Wiebes (minister economische zaken) (VVD), Kajsa Ollongren (viceminister-president , minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (D66) |
|
![]() |
Bent u op de hoogte van de afwijzing van de Autoriteit Woningcorporaties over deelname van Groninger Huis in zonnepark Zuidbroek?
Ja.
Bent u het eens met het oordeel van de autoriteit?
De Autoriteit woningcorporaties (Aw) houdt als onafhankelijke toezichthouder toezicht op het gedrag en financiële beheer van woningcorporaties binnen de gestelde kaders van de Woningwet. Zij gaat daarom over de individuele casuïstiek. Als wetgever is het niet aan BZK om te reageren op individuele casuïstiek. Daarnaast is deze zaak op dit moment onder de rechter.
Beseft u dat nabijheid in een dichtbevolkt gebied wat anders is dan in de regio, zeker als er sprake is van lintdorpen?
In de Woningwet is opgenomen dat voorzieningen zoals zonnepanelen in, op of aan gebouwen in de nabijheid van het woningbezit moeten worden aangebracht. In de Woningwet is het principe van nabijheid niet verder in gedetailleerde voorschriften uitgewerkt. De Aw beoordeelt per casus of er sprake is van nabijheid. Dit is afhankelijk van de omstandigheden van het specifieke geval en in algemene zin kan ik daar geen oordeel over geven.
Wordt, als gekeken wordt naar afstand, wel voldoende rekening gehouden met de maatschappelijke betrokkenheid in een breder gebied?
Corporaties zijn vaak in meerdere gemeenten actief binnen een woningmarktregio. Daarmee hebben zij dus ook een maatschappelijke betrokkenheid in een breder gebied. Het is echter afhankelijk van de omstandigheden van het specifieke geval van een project of er sprake is van nabijheid zoals bedoeld in de Woningwet.
Hoe denkt het kabinet de doelstellingen ten aanzien van verduurzaming te halen als mooie initiatieven op deze manier worden gedwarsboomd?
Het initiatief van het zonnepark is niet afhankelijk van de deelname van het Groninger Huis. Particulieren en bedrijven kunnen participeren in de energiecoöperatie. Woningcorporaties zijn er om invulling te geven aan hun kerntaak. Zij leveren een bijdrage aan de verduurzaming door het isoleren van hun voorraad en opwekken van duurzame energie, binnen de kaders die aan het werkdomein worden gesteld in de Woningwet. Het opwekken van duurzame energie zonder dat dit rechtstreeks verband houdt met de bewoning valt buiten het werkdomein van woningcorporaties. Deze activiteiten kunnen door andere (gespecialiseerde) partijen worden opgepakt.
Bent u het eens dat, telkens als er mooie lokale en regionale initiatieven zijn, inwoners steeds weer oplopen tegen belemmeringen in regelgeving en fiscale benadering?
De situatie waar deze vragen over gaan heeft betrekking op de Woningwet die gericht is op toegelaten instellingen (woningcorporaties). Het staat de inwoners vrij om initiatieven te ontplooien voor bijvoorbeeld een energiecoöperatie. Echter, er zijn wel beperkingen in de mate waaraan woningcorporaties een bijdrage kunnen leveren. Het is voor mij dan ook niet evident dat inwoners in algemene zin worden belemmerd door regelgeving en fiscale benadering bij het ontplooien van lokale en regionale initiatieven.
Bent u bereid onderzoek te doen naar de meest voorkomende belemmeringen, in het bijzonder wanneer projecten deelnemers kennen van een combinatie van huizenbezitters, woningcorporaties en / of Verenigingen van Eigenaren en deze belemmeringen weg te nemen? Zo nee, waarom niet?
De evaluatie van de herziene Woningwet verwacht ik begin 2019 naar uw Kamer te versturen. In het kader van deze evaluatie kijk ik niet alleen terug, maar ook vooruit naar de toekomstbestendigheid van de Woningwet en specifiek op dit punt of er onwenselijke belemmeringen bestaan voor corporaties om te verduurzamen en hoe daarbij omgegaan kan worden met gespikkeld bezit.
Het bericht 'Grote onrust: ouderen in deze aanleunwoningen betalen bijna de helft meer voor hun maaltijd' |
|
Fleur Agema (PVV) |
|
Hugo de Jonge (viceminister-president , minister volksgezondheid, welzijn en sport) (CDA) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Grote onrust: ouderen in deze aanleunwoningen betalen bijna de helft meer voor hun maaltijd»?1
Ja.
Bent u van mening dat u een verloren strijd tegen eenzaamheid voert als gemeenten subsidies voor dit soort initiatieven beëindigen? Zo nee, waarom niet?
Nee. Samen eten kan een laagdrempelige manier zijn mensen uit hun isolement te halen en een bijdrage te leveren aan voldoende en gezonde voeding. Op veel plekken in Nederland zijn initiatieven die dit ook doen, zoals Resto van Harte en de Stichting «eet met je hart». Het zijn niet alleen de buurtcentra of buurtrestaurants die hier cruciaal in zijn, ook woonkamers, restaurants en bedrijven worden gebruikt. Met het programma «Eén tegen eenzaamheid» stimuleer ik gemeenten op lokaal niveau een coalitie te vormen met alle organisaties die een bijdrage kunnen leveren aan het verminderen van eenzaamheid. Ik zie veel gemeenten die samen met partners uit de wijk komen tot vernieuwende samenwerking.
Deelt u de mening van de gemeenteraad van Oosterhout dat een maaltijdservice een goed alternatief is voor de gezamenlijke maaltijd?
Op basis van de Wmo 2015 zijn gemeenten verantwoordelijk te zorgen voor een passend aanbod van ondersteuning gebaseerd op de persoonlijke situatie van hun inwoners. Ik heb er vertrouwen in dat hierdoor het goede gesprek op lokaal niveau plaatsvindt. Want de instelling, gemeente en de bewoners zijn samen aan zet tot een passende oplossing te komen. Daarbij wordt gekeken naar de mogelijkheden die bewoners zelf hebben om in hun maaltijd te voorzien, desgewenst via een verstrekker van maaltijden. In Oosterhout kan iemand met een individuele ondersteuningsvraag bij het sociaal wijkteam terecht. Indien nodig wordt in overleg met het sociaal wijkteam bezien welke bewoners hulp nodig hebben bij het opwarmen van de maaltijd.
Hoe kan het dat de prijs van een warme maaltijd in één keer zoveel omhoog gaat? Vindt u € 150 aan extra uitgaven per maand ook niet wat veel?
In het algemeen vind ik het belangrijk dat rekening wordt gehouden met de persoonlijke situatie en de financiële draagkracht van ouderen. De instelling heeft de afgelopen vier jaar overleg gevoerd met de ouderen in de aanleunwoningen over deze voorziening. Daarbij is besproken dat de huidige prijs niet kostendekkend was. In overleg is besloten om de prijs éénmalig te verhogen, zodra de kostprijs onafhankelijk onderzocht was.
Waarom is die maaltijd zo duur? Voor de helft – 6,25 euro – is het toch ook goed mogelijk om smakelijke maaltijden te serveren?
Desgevraagd heeft de instelling Volckaert aangegeven dat het totale bedrag van de maaltijden is opgebouwd uit de kostprijs van de maaltijd zelf, en overige kosten, zoals personeelskosten van verplegenden en verzorgenden voor het dekken van de tafel, opwarmen en serveren van de maaltijden en afruimen en afwassen. De kostprijs van de maaltijd is minder dan de helft van de prijs.
Zijn ze soms van plan om winst te gaan maken op het restaurant van de instelling om daarmee gaten elders op de begroting te dichten?
Desgevraagd heeft de instelling Volckaert aangegeven dat de instelling niet een kostprijs dekkend tarief vroeg voor de maaltijdvoorziening en daarom het tarief heeft verhoogd naar een kostendekkend tarief.
Wat zijn de extra kosten als gevolg van het wegvallen van deze sociale activiteit, zoals extra inzet van thuiszorg, ondervoeding, sociaal isolement etc.? Wegen deze kosten op tegen het stopzetten van de subsidie?
Het is op basis van de Wmo 2015 de wettelijke verantwoordelijk van gemeenten om te zorgen voor een passend aanbod van de ondersteuning gebaseerd op de persoonlijke situatie van inwoners. Het is de verantwoordelijkheid van de gemeenteraad het college van B&W te controleren op de uitvoering van de Wmo 2015 en op welke manier de financiële middelen worden ingezet om deze maatschappelijke doelstellingen te bereiken. Vanuit het gemeentelijk Wmo-beleid van de gemeente Oosterhout wordt sterk ingezet op sociale samenhang en bestrijding van eenzaamheid. Dit gebeurt onder meer door het stimuleren en aanbieden van vrij toegankelijke voorzieningen en activiteiten in activiteitencentra, dorpshuizen en dagbestedingsinitiatieven.
Desgevraagd heeft de gemeente Oosterhout aangegeven dat de wethouder in gesprek wil blijven om samen met de bewoners en de instelling te onderzoeken hoe de sociale functie van gezamenlijk eten op deze locatie mogelijk blijft. Hiervoor zijn twee vervolggesprekken ingepland: één tussen de wethouder en de locatiemanager en teamleider en één tussen de wethouder en de huurdersvereniging. Op basis van deze informatie heb ik er vertrouwen in dat op lokaal niveau het goede gesprek plaatsvindt hoe deze ouderen passend geholpen kunnen worden met ondersteuning van de gemeente.
Het bericht dat het vliegverkeer over de Buitenveldertbaan sterk is toegenomen |
|
Lammert van Raan (PvdD) |
|
Cora van Nieuwenhuizen (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Schokkende toename vliegverkeer Buitenveldertbaan»?1
Ja.
Klopt het dat in 2017 overdag 34% méér vliegtuigen gebruik hebben gemaakt van de Buitenveldertbaan? Zo nee, hoe zit het dan? Zo ja, wat is uw inzet om het daggebruik van de Buitenveldertbaan terug te dringen?
Baangebruik wordt niet bepaald per kalenderjaar maar per gebruiksjaar, in dit geval over de periode van 1 november 2016 tot 1 november 2017. In deze periode hebben overdag ongeveer 24% méér vliegtuigen gebruik gemaakt van de Buitenveldertbaan.2
LVNL bepaalt op basis van onder meer het aanbod van vliegverkeer, de weersomstandigheden en de beschikbaarheid van banen welke banen, binnen de regels voor preferent baangebruik (voor toelichting zie het antwoord op de vragen 5 en 6), worden ingezet. Dat betekent dat de Buitenveldertbaan alleen wordt ingezet als dat nodig en gerechtvaardigd is.
Dat het gebruik van de Buitenveldertbaan in het gebruiksjaar 2017 hoger is geweest dan in het gebruiksjaar 2016 (de periode 1 november 2015 tot 1 november 2016) is voornamelijk het gevolg van groot onderhoud aan de Kaagbaan en de volumegroei op Schiphol (van 475.238 vliegtuigbewegingen in gebruiksjaar 2016 naar 494.981 in gebruiksjaar 2017).
Klopt het dat in 2017 ‘s nachts 13% méér vliegtuigen gebruik hebben gemaakt van de Buitenveldertbaan? Zo nee, hoe zit het dan? Zo ja, wat is uw inzet om het nachtgebruik van de Buitenveldertbaan terug te dringen?
Gerekend wordt over de periode van een gebruiksjaar, in dit geval over de periode 1 november 2016 tot 1 november 2017. In deze periode hebben ‘s nachts ongeveer 2% minder vliegtuigen gebruik gemaakt van de Buitenveldertbaan dan in het gebruiksjaar 2016.
Bent u ermee bekend dat de inzet van de Buitenveldertbaan al jaren hoger is dan nodig? Zo nee, waaruit blijkt het tegendeel?
De Buitenveldertbaan wordt door LVNL alleen gebruikt als dat vanwege het aanbod van het vliegverkeer, de weersomstandigheden, de beschikbaarheid van banen of andere factoren noodzakelijk is. Hierdoor kan de mate waarin gebruik wordt gemaakt van de Buitenveldertbaan per gebruiksjaar verschillen. Zie ook het antwoord op de vragen 5 en 6.
Klopt het dat het percentage uren waarop geen vliegtuigen te horen zijn overdag slechts 37% bedraagt? Zo nee, hoe zit het dan? Zo ja, wat is uw inzet om het aantal vliegtuigloze uren te verhogen?
De genoemde percentages zijn afkomstig van in opdracht van de gemeente Amstelveen uitgevoerde metingen op een tweetal locaties binnen die gemeente.
Voor het aantal vliegtuigloze uren is geen norm of grenswaarde opgesteld. Het geluidsbeleid op en rondom Schiphol is uitgewerkt in het Nieuwe Normen en Handhavingsstelsel (NNHS). Dit houdt, kort gezegd, in dat wordt uitgegaan van strikt preferentieel baangebruik, in combinatie met het opleggen van maximale aantallen vliegtuigbewegingen per jaar en in de nacht. Preferentieel baangebruik betekent dat voor zover mogelijk, de banen worden ingezet die resulteren in verkeersstromen die de dichtstbevolkte gebieden zoveel mogelijk ontwijken. Hiertoe wordt gebruik gemaakt van een vaste preferentievolgorde (voorkeursvolgorde) van in te zetten baancombinaties. Deze preferentievolgorde is vastgelegd in de regels voor baangebruik. Welke banen kunnen en mogen worden gebruikt, is daarbij van meerdere factoren afhankelijk, zoals het aanbod van het vliegverkeer, de weersomstandigheden en de beschikbaarheid van banen.
Zowel overdag als ’s nacht zijn de Kaagbaan en Polderbaan de preferente banen. De minder preferente banen, zoals de Buitenveldertbaan, worden pas ingezet als de preferente banen «vol» zitten of niet bruikbaar of beschikbaar zijn. De inzet van de Buitenveldertbaan is vooral te verklaren door westenwind of, bij uitzondering, baanonderhoud van andere banen. De Buitenveldertbaan wordt in principe ’s nachts helemaal niet gebruikt, tenzij de preferente banen niet bruikbaar of beschikbaar zijn.
Klopt het dat het percentage uren waarop geen vliegtuigen te horen zijn in de nacht nog geen driekwart van de tijd bedraagt? Zo nee, hoe zit het dan? Zo ja, wat is uw inzet om het aantal vliegtuigloze uren te verhogen?
Zie antwoord vraag 5.
Klopt het dat alle gemeten waarden 1 tot ruim 2 dB hoger liggen dan de door het Nederlands Lucht- en Ruimtevaartcentrum (in opdracht van Schiphol) berekende waarden? Zo nee, hoe zit het dan?
De belangrijkste conclusie uit de trendvalidatie van het NLR, waarin gemeten waarden vergeleken zijn met berekende waarden, is dat de correlatie of samenhang tussen de gemeten en berekende geluidsniveaus is verbeterd met de overgang naar Doc29. Uit het rapport blijkt verder dat in de meerderheid van de gevallen, de gemeten waarden hoger zijn dan de berekende waarden. De oorzaken hiervoor liggen zowel bij de metingen als bij de berekeningen. Verder onderzoek is nodig om de verschillen tussen meten en rekenen verder te duiden en nader tot elkaar te brengen. De trendvalidatie heeft er daarom mede toe geleid dat ik de rol van geluidsmetingen in het huidige geluidstelsel opnieuw wil bezien. Zoals ik per brief van 18 oktober 20183 heb aangekondigd, start ik hiertoe een landelijke programmatische aanpak voor het meten van vliegtuiggeluid, in samenwerking met het RIVM, het KNMI en het NLR.
Kunt u, naar aanleiding van deze berichtgeving, reflecteren op de ontwikkelingen op de woningmarkt in de regio rond Schiphol?
De Metropoolregio Amsterdam, waar ook de Schipholregio onderdeel van uitmaakt, is onder woningzoekenden een zeer populaire regio. Veel mensen willen in deze regio wonen en werken. Op dit moment is er tot 2040 voor de gehele Metropoolregio Amsterdam nog behoefte aan zo’n 230.000 woningen. Deze woningen worden zoveel mogelijk gebouwd op plaatsen waar men graag willen wonen. Daarbij zullen steeds opnieuw afwegingen gemaakt moeten worden tussen ruimte voor woningbouw en ruimte voor andere ontwikkelingen.
Op 1 januari 2018 is het wijzigingsbesluit LIB van kracht geworden. In het nieuwe LIB is vastgesteld dat gemeenten in de LIB 5-zone, binnen bestaand stedelijk gebied zoals in het LIB gedefinieerd, woningen mogen toevoegen. Deze afspraak is gemaakt om ook gemeenten als Aalsmeer, Amstelveen en Zwanenburg de ruimte te geven om, binnen het bestaand stedelijk gebied, woningen toe te voegen voor de (eigen) behoefte. Buiten het bestaand stedelijk gebied mogen geen woningen gebouwd worden.
Hoeveel woningen zijn er sinds 1990 jaarlijks gebouwd op plaatsen waar je vliegtuigen die gebruikmaken van de Buitenveldertbaan kan horen? Kunt u eenzelfde overzicht verschaffen van alle andere landingsbanen? Zo nee, waarom niet?
In het totale beperkingengebied rond Schiphol is in de jaren 2004 tot en met 2016 volgens het Compendium van de Leefomgeving (PBL) de woningvoorraad met 11.000 woningen toegenomen, van 106.000 naar 117.000 woningen. Eerdere cijfers zijn niet beschikbaar, omdat 2004 het eerste volledige jaar was waarin het LIB in werking was.
In de sloopzones geluid en externe veiligheid (LIB 1 en 2) is het aantal woningen afgenomen van 114 in 2004 naar 15 woningen in 2016. In het beperkingengebied externe veiligheid (LIB 3) is het aantal woningen afgenomen van 1.060 in 2004 naar 1.005 woningen in 2016. In het beperkingengebied geluid (LIB 4) laat de ontwikkeling van de voorraad als gevolg van de invoering van de Basisregistraties Adressen en Gebouwen (BAG) in 2012 een wisselend beeld zien.4 Tussen 2012 en 2016 is het aantal woningen licht toegenomen (met een gemiddelde jaarlijkse groei van 0,4% volgens het PBL). In het afwegingsgebied geluid en externe veiligheid (LIB 5) is het aantal woningen toegenomen van 106.000 in 2004 naar 117.000 in 2016. Dit is een gemiddelde jaarlijkse groei van het aantal woningen van 2004 tot en met 2012 van 0,9% per jaar en van 2012 tot en met 2016 van gemiddeld 1,3% per jaar.
Cijfers van het aantal toegevoegde woningen per invloedsgebied van de afzonderlijke start- en landingsbanen zijn niet beschikbaar.