Het bericht 'Breed moratorium schulden ‘dode letter’' |
|
Gijs van Dijk (PvdA) |
|
Tamara van Ark (staatssecretaris sociale zaken en werkgelegenheid) (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie) |
|
|
|
|
Kent u het bericht «Breed moratorium schulden «dode letter»»?1
Ja.
Wat is uw oordeel over het bericht dat het breed moratorium op schuldeninning niet werkt? Deelt u de mening dat het zeer onwenselijk is dat mensen in de schulden nu langer in onzekerheid moeten verkeren doordat ze geen toegang hebben tot een schuldenmoratorium?
Ik vind het goed dat partijen aandacht vragen voor (de werking van) het breed moratorium. Met een moratorium wordt tijdelijk financiële stabiliteit gecreëerd van waaruit de verdere schuldhulpverlening en ondersteuning kan worden bepaald. Dat kan zowel voor de schuldenaar als schuldeisers zinvol zijn. Hoewel het breed wettelijk moratorium is vormgegeven als een ultimum remedium, en bedoeld is als stok achter de deur, vind ik het jammer dat het instrument nog zeer weinig is beproefd. Voor een conclusie over de werking van het breed wettelijk moratorium vind ik het op dit moment te vroeg.
Er is geen noodzakelijk verband tussen de tijd die het duurt om schulden op te lossen en het al dan niet uitspreken van een breed wettelijk moratorium. In veel schuldensituaties zijn minnelijke oplossingen mogelijk, al dan niet ondersteund door wettelijke instrumenten als het dwangakkoord, waarbij één of meer schuldeisers die op onredelijke basis weigeren om mee te werken aan een schuldregeling hiertoe gedwongen worden door de rechter, en het smal moratorium, waarbij schuldeisers op last van de rechter in een aantal crisissituaties voor een bepaalde periode geen gebruik mogen maken van bevoegdheden om openstaande vorderingen te innen.
Wat zijn de persoonlijke gevolgen voor mensen in de schulden doordat het breed schuldenmoratorium een dode letter is? Komen mensen in de schulden hierdoor verder in de problemen?
Zie antwoord vraag 2.
Hoe kijkt u naar de wens van gemeenten om het moratorium al in te kunnen zetten als iemand voor hulp heeft aangeklopt in plaats van als iemand pas is toegelaten tot de schuldhulpverlening? Bent u bereid aan deze terechte wensen van gemeenten mee te werken?
Het breed wettelijk moratorium is vormgegeven op basis van een amendement van de Tweede Kamer2 waarin is gekozen om het instrument als ultimum remedium in te zetten: een stok achter de deur.
Voorwaarde voor gemeentelijke schuldhulpverlening, waaronder ook het breed wettelijk moratorium valt, is een besluit over toelating. Vaak is een breed wettelijk moratorium niet nodig. Het heeft mijn sterke voorkeur minnelijke oplossingen tussen mensen met schulden en schuldeisers te vinden. Schuldeisers zullen naar verwachting sneller geneigd zijn mee te werken als niet direct met de rechter wordt gedreigd. Overigens zijn er ook bij private schuldeisers positieve ontwikkelingen gaande als het gaat om incasso bij klanten met problematische schulden. Het recente convenant tussen KPN en de NVVK is hiervan een sprekend voorbeeld.
Bent u het met de NVVK eens dat 22 voorwaarden een absurde hoge drempel is om gebruik te maken van het schuldenmoratorium? Gaat u deze voorwaarden beperken tot de enige relevante vraag of iemand bereid is om een traject in te gaan? Zo nee, waarom niet?
De voorwaarden gelden niet alleen specifiek voor het breed moratorium, maar gelden in bredere zin voor het doorlopen van een schuldhulpverleningstraject. Bij een breed moratorium weegt de rechter het belang van de persoon met schulden af tegen het belang van de schuldeisers. Of iemand bereid is mee te werken, kan daarom niet de enige voorwaarde zijn.
Bent u bereid de criteria om een aanvraag te kunnen indienen tegen het licht te houden, zodat het moratorium op schulden effectiever gaat werken?
Ik wil graag, zoals ook aangekondigd is in de nota van toelichting, het besluit Breed moratorium evalueren. Daarvoor is het wel nodig dat meer ervaring met het instrument wordt opgedaan. Ik wil gemeenten daarom oproepen het instrument vaker in te zetten en te volgen waar de knelpunten zitten en zo mogelijk oplossingen aan te dragen. Dit is onderwerp van bestuurlijk overleg en tevens zal ik gemeenten hierop aanspreken via het Gemeentenieuws.
Gaat u gemeenten de bevoegdheid geven om in ieder geval overheidsschuldeisers tijdelijk on hold te zetten?
Mijn beeld is dat de overheidsschuldeisers indien nodig bereid zijn pas op de plaats te maken en dat zij daarover ook reeds afspraken maken met de gemeentelijke schuldhulpverlening: het CJIB biedt bijvoorbeeld, naast de mogelijkheden om een betalingsregeling te treffen, de mogelijkheid tot uitstel van betaling voor de duur van acht maanden (met een mogelijkheid tot verlenging van vier maanden) als schuldhulpverlening is ingeschakeld. Het CAK heeft de mogelijkheid van een stabilisatieovereenkomst. Dit heeft dezelfde werking als het breed moratorium, namelijk opschorting van de inning van vorderingen. De stabilisatieperiode bedraagt in de praktijk maximaal acht maanden. Gedurende die periode verrichten de schuldhulpverlener en de schuldeisers de noodzakelijke werkzaamheden om tot een minnelijke schuldregeling te komen. Het daarmee samenhangende voorstel van de schuldhulpverlener tot (gedeeltelijke) aflossing tegen finale kwijting wordt, onder voorwaarden, in de regel aanvaard door overheidsschuldeisers.
Momenteel werken gemeenten en grote overheidsorganisaties aan landelijke afspraken (onder andere) over de toegankelijkheid van de schuldhulpverlening en betere samenwerking bij schuldhulpverlening. Ik wil de resultaten daarvan afwachten.
De inzet van een gebarentolk bij crisiscommunicatie door de overheid en bij persconferenties van de overheid |
|
Harry van der Molen (CDA), Evert Jan Slootweg (CDA), Chris van Dam (CDA) |
|
Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA), Hugo de Jonge (viceminister-president , minister volksgezondheid, welzijn en sport) (CDA), Arie Slob (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (CU) |
|
|
|
|
Wat is uw reactie op de oproep van Ieder(in) om in het geval van crisiscommunicatie door de overheid gebarentolken in te zetten, zodat de informatie ook voor doven en slechthorenden goed te volgen is?1
Het is belangrijk dat tijdens crisissituaties zo veel mogelijk mensen worden bereikt. Daarom gaan we samen met cliëntenorganisaties en de veiligheidspartners aan de slag om te kijken hoe we de crisiscommunicatie voor kwetsbare groepen, waaronder doven en slechthorenden, kunnen verbeteren.
Dat zal onder meer de inzet van gebarentolken betekenen. Voor de concrete uitwerking maken we een plan van aanpak, conform het verzoek van de Kamer (Kamerstuk 29 754, nr. 497, motie lid Drost c.s.), dat uw Kamer na de zomer zal ontvangen. Zie verder ook de antwoorden op de Kamervragen van het lid Bergkamp (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2018–2019, nr. 3039, D66) en van de leden Kerstens en Kuiken (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2018–2019, nr. 3041, beiden PvdA).
Beseft u dat ondertiteling niet altijd goed volgbaar is voor doven en slechthorenden, mede doordat gebarentaal veelal de moedertaal is waardoor de ontwikkeling van de Nederlandse taal in geschrift achterblijft?2
Ja.
Bent u bereid zich tot het uiterste in te spannen dat in de toekomst crisiscommunicatie ook voor doven en slechthorenden goed te volgen is? Zo ja, hoe gaat u dat doen en op welke termijn?
Zie antwoord vraag 1.
Op welke wijze is de inzet van gebarentolken bij crisiscommunicatie door de overheid in ons omringende landen geregeld?
Navraag levert een beeld op dat in België, Duitsland en het Verenigd Koninkrijk tijdens crises voornamelijk gebruik gemaakt wordt van ondertiteling van woordvoering door bestuurders, zo snel mogelijk na persconferenties. Daarnaast worden aparte communicatiekanalen geregeld voor doven en slechthorenden, zoals een speciale website, zoals ook in Nederland gebeurt.
Deelt u de mening dat het ontbreken van toegankelijke communicatie in strijd is met het VN-verdrag inzake de Rechten van Personen met een Handicap?
Nee. Wij delen niet de mening dat er sprake is van strijdigheid met het VN Verdrag Handicap. Op grond van artikel 9 van het Verdrag, waarin onder meer is bepaald dat staten maatregelen nemen om personen met een handicap toegang te garanderen tot informatie en communicatie, zijn en worden in Nederland al maatregelen genomen. De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport zal vanuit zijn coördinerende rol voor het VN Verdrag Handicap, daar samen met de collega’s in het kabinet verder aan blijven werken.
Zo is er een wettelijke regeling voor ondertiteling voor doven en slechthorenden.
Als het gaat om de toegankelijkheid van websites en mobiele apps die vallen onder de verantwoordelijkheid van overheidsinstanties geldt, dat in 2018 een AMvB van kracht is geworden: het Tijdelijk besluit digitale toegankelijkheid overheid. Dit besluit refereert aan een norm, die als doel heeft de toegankelijkheid te borgen van websites en mobiele apps, voor mensen met een functiebeperking. In die norm zijn ook succescriteria opgenomen die specifiek zijn bedoeld voor mensen met auditieve beperkingen, zoals doofheid. In geval websites en apps worden ingezet voor communicatie in crisissituaties, dan dient in principe – uitgezonderd live gestreamde media – te worden voldaan aan de toegankelijkheidsnorm.
Deelt u de mening dat dit betekent dat in principe bij alle persconferenties die de overheid belegt een gebarentolk ingezet zou moeten worden? Zo nee, waarom niet?
Persconferenties zijn in eerste instantie bedoeld voor journalisten. Dat geldt ook voor de persconferenties na de ministerraad. In deze persconferenties worden in de regel geen oproepen gedaan waarbij burgers meteen in actie moeten komen, zoals dat wel in geval van een crisis kan zijn. Van de persconferenties na de ministerraad en andere grote persconferenties van de rijksoverheid worden transcripties gemaakt. Deze transcripties worden vervolgens op rijksoverheid.nl geplaatst. Op deze manier kunnen doven en slechthorenden kennis nemen van de inhoud van de persconferenties. We gaan in gesprek met de belangenorganisaties van mensen met een auditieve beperking in hoeverre deze transcripties in een behoefte voorzien en hoe de bekendheid hiervan kan worden vergroot.
Het maken van transcripties gebeurt niet bij alle persconferenties van de rijksoverheid. Bewindslieden houden ook persconferenties en persbriefings die niet op radio of TV worden uitgezonden. Van deze persconferenties en persbriefings worden in principe geen transcripties gemaakt.
Waarom is het voor de NPO wel mogelijk om een gebarentolk in te zetten in de ochtendjournaals en bij evenementen, maar niet in het geval van crisissituaties of reguliere persconferenties van de overheid?
De NPO voorziet op vrijwillige basis een aantal programma’s van een gebarentolk zoals de ochtendjournaals en het Sinterklaasjournaal. Daarnaast zorgt de NPO er vanuit haar eigen taakopdracht voor dat alle (live) uitzendingen op NPO1, 2 en 3 ook toegankelijk zijn voor mensen met een auditieve beperking door toepassing van (live) geschreven ondertiteling. Los van een journalistieke verantwoordelijkheid heeft de NPO geen formele rol bij crisiscommunicatie en bij persconferenties van de rijksoverheid. Het vertalen in gebarentaal hiervan is dan ook geen taak van de NPO. Ten aanzien van veel reguliere persconferenties biedt de overheid faciliteiten (transcripties) waar ook doven en slechthorenden gebruik van kunnen maken (zie het antwoord op vraag 6). Ten aanzien van informatievoorziening tijdens crisissituaties zie ook de antwoorden op vragen 1 en 3.
Bent u bereid om in gesprek te gaan met de NPO en het Nederlands Gebarencentrum om afspraken te maken over de inzet van gebarentolken bij persconferenties die de overheid belegt? Zo nee, waarom niet?
Persconferenties zijn in eerste instantie bedoeld voor journalisten. Door de huidige praktijk van transcripties wordt de inhoud van de persconferenties ook voor doven en slechthorenden toegankelijk. Voor informatievoorziening tijdens crises wordt dit vraagstuk, inclusief onder meer de inzet van gebarentolken, mede conform het verzoek van de Kamer (motie lid Drost c.s., Kamerstuk 29 754, nr. 497) met betrokkenheid van belanghebbende partijen, opgepakt (zie het antwoord op vraag 1 en 3).
Het bericht dat de VS een steeds steviger anti-abortusbeleid voert |
|
Kirsten van den Hul (PvdA), Lilianne Ploumen (PvdA) |
|
Sigrid Kaag (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (D66), Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie), Ingrid van Engelshoven (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (D66) |
|
|
|
|
Bent u bekend met het bericht «U.S. Expands Anti-Abortion Policies With New Overseas Funding Rules»?1
Ja.
Wat is uw reactie op dit besluit van de Amerikaanse regering?
Het kabinet betreurt de aankondiging. Met uitvoering van de beoogde maatregelen is de verwachting dat de meest kwetsbaren – met name vrouwen, meisjes, jongeren – het hardst worden geraakt. Daarnaast ondermijnt deze verscherping van de Mexico City Policy regels de samenwerking tussen uitvoerders van ontwikkelingssamenwerking nog verder, met verwachtbare inefficiënties en negatieve impact op resultaten.
Bent u bereid contact op te nemen met uw Amerikaanse ambtsgenoot om de zeer schadelijke gevolgen van deze maatregelen aan de kaak te stellen? Zo ja, hoe zijn deze contacten verlopen? Zo nee, waarom niet?
De Directeur-Generaal Internationale Samenwerking (DGIS) heeft gesproken met Amerikaanse overheidsvertegenwoordigers en marge van de jaarlijkse vergadering van de Commission on Population and Development in New York en bij de Voorjaarsvergaderingen van de Wereldbank in Washington. DGIS heeft bij die gelegenheden grote zorg uitgesproken over de aankondiging van Secretary of State Pompeo en er bij de Amerikanen op aangedrongen dat de Mexico City Policy multilaterale organisaties niet mag treffen. De Amerikaanse gesprekspartners hebben toegezegd dat dit niet het geval is en dat korting door de VS van fondsen voor de OAS weliswaar wel verband houdt met abortus maar los staat van de Mexico City Policy.
Welke mogelijkheden ziet u, ook in EU- en internationaal verband, om de effecten van het nieuwe Amerikaanse beleid ongedaan te maken?
Nederland houdt contact met gelijkgezinde donorlanden en gaat uiteraard ook in gesprek met Nederlandse partners uit het maatschappelijk middenveld en ontvangende landen over de impact die zij verwachten c.q. ondervinden van deze maatregel. Waar relevant zal Nederland de zorgen over de Mexico City Policy ter sprake blijven brengen.
In het licht van de Mexico City Policy blijft She Decides een belangrijke beweging die ik steun als Champion. Dankzij amendementen van de Tweede Kamer is een aantal organisaties dat is geraakt door de Mexico City Policy, extra financieel ondersteund. Met referte aan het overzicht van de invulling van Nederlandse financiële toezeggingen in het kader van She Decides dat u eerder is toegegaan2, geldt dat in Ethiopië deze bijdrage structureel wordt doorgetrokken met EUR 2 miljoen per jaar vanaf 2019. Ook in Jemen is sprake van vervolgfinanciering, voor EUR 3 miljoen in totaal, die gepland staat in 2019. Tevens is uit hoofde van She Decides ook besloten om aan te sluiten bij de Global Financing Facility (EUR 58,5 miljoen toegezegd in 2018 voor de komende vijf jaar) en daar het belang van SRGR, met name ook voor adolescenten, consistent te benadrukken en hiernaar expliciet te vragen via de investors» group, het Trust Fund of op nationaal niveau wanneer dit onderwerp onvoldoende aandacht lijkt te krijgen.
Ondertussen blijf ik seksuele en reproductieve gezondheid en rechten (SRGR) voorstaan en financieren, inclusief organisaties die informatie en dienstverlening verzorgen op het terrein van toegang tot veilige abortus, waaronder een optopping van GBP 600.000 voor Marie Stopes International. Meer algemeen geldt dat het SRGR budget in de BHOS begroting onverminderd groot is gebleven.
Daarnaast wordt een aantal amendementen opgevolgd. Dit betreft in 2019 tot nu toe EUR 5 miljoen aan UNICEF en EUR 2 miljoen aan Girls not Brides, beide voor bestrijding van kindhuwelijken (amendement Bouali/Kuik). Verder zijn in 2019 nog uitgaven gepland ter opvolging van twee amendementen t.w. EUR 10 miljoen aan het Bevolkingsfonds van de Verenigde Naties (UNFPA; amendement Bouali/Kuik) en EUR 2 miljoen ter voorkoming van meisjesbesnijdenis (amendement Diks/Ouwehand/Van den Hul/Bouali/Voordewind/Van Haga/Kuik/Karabulut).
Bent u bereid in contact te treden met organisaties die worden getroffen door het besluit van de Amerikaanse regering om te bezien op welke wijze zij door de Nederlandse regering kunnen worden ondersteund?
Zie antwoord vraag 4.
Op welke andere wijze stelt u de inzet van de Verenigde Staten voor het steeds verder beperken van de rechten van vrouwen om zelf over hun lichaam te beslissen, zoals we bijvoorbeeld onlangs ook hebben gezien bij de besprekingen in de Commission on the Status of Women van de Verenigde Naties, aan de orde in uw contacten met de Amerikaanse regering?
Nederland zal dit in bilaterale gesprekken met de Amerikaanse overheid en in internationale fora en onderhandelingen aan de orde blijven stellen. Ondertussen zijn de uitkomsten van de recente Commission on the Status of Women en de Commission on Population and Development, mede door actieve inzet van Nederland, goed nieuws voor de rechten van vrouwen en meisjes.
Het houden van dolfijnen in gevangenschap |
|
Femke Merel Arissen (PvdD) |
|
Carola Schouten (viceminister-president , minister landbouw, visserij, voedselzekerheid en natuur) (CU) |
|
|
|
|
Kent u het bericht «Geen dolfijnen meer in ons land? Minister wil het houden van dolfijnen in gevangenschap niet langer toelaten» over de Belgische Minister van Dierenwelzijn die het houden van dolfijnen in gevangenschap op termijn wil verbieden?1
Dit bericht is mij bekend.
Wat vindt u van de beslissing van uw collega in België?
Ik heb deze beslissing alleen nog via de media vernomen. Ik kan me voorstellen dat dit bericht veel reactie los kan maken bij verschillende partijen. Het is mij niet bekend of dit daadwerkelijk leidt tot het verbieden van het houden van dolfijnen in gevangenschap.
Wat vindt u van zijn uitspraak dat «het houden in gevangenschap van dolfijnen geen enkel nut heeft, we laten ze kunstjes doen in ruil voor een paar dode vissen»?
Het houden van dolfijnen in gevangenschap is slechts toegestaan als het een educatieve functie heeft. Shows met dolfijnen worden in dat licht beoordeeld.
Uiteraard heeft de betreffende houder wel de verantwoordelijkheid om te zorgen dat de dolfijnen conform alle voorschriften van het Besluit houders van dieren gehouden worden, zoals bijvoorbeeld voorschriften ten aanzien van soorteigen gedragingen, behoeften van individuele dieren, de verzorging van dieren, etc.
Vindt u het nog te verdedigen om dolfijnen te houden in gevangenschap? Zo ja, hoe kan het dat u en uw Belgische collega tot tegengestelde conclusies komen over de aanvaardbaarheid van het houden van dolfijnen in gevangenschap?
Ieder in gevangenschap levend dier leeft onder meer beperkingen dan een dier dat in de vrije natuur leeft. Dat geldt zeker voor wilde dieren, waaronder dolfijnen. Daarom gelden voor houders van een dierentuinvergunning, zoals voor het Dolfinarium, een aantal specifieke voorschriften, ter bescherming van het dierenwelzijn. Zo moeten dierentuindieren op zodanige wijze worden gehouden dat het soorteigen gedrag van de dieren wordt gerespecteerd en zoveel mogelijk in stand wordt gehouden.
Wist u dat dolfijnen in het wild tussen de 60 en 160 kilometer per dag afleggen, snelheden bereiken van bijna 50 kilometer per uur en honderden meters diep duiken? Zo ja, hoe rechtvaardigt u het houden van dolfijnen in kleine bassins waar ze na een paar meter duiken hun neus stoten?2
Deze punten zijn mij bekend. Het is aan de houder om rekening te houden met de intrinsieke waarde van de dolfijnen en om te zorgen dat de dolfijnen gehouden worden zonder dat het dierenwelzijn in gevaar komt. Educatie van het publiek en conservatie staan centraal in regels die gelden voor dierentuinen en vormen daarmee de rechtvaardiging van het houden van dieren in gevangenschap.
Wist u dat wetenschappers hebben ontdekt dat dolfijnen in het wild een complex sociaal netwerk onderhouden, waarbij zij graag optrekken met sommige dieren en andere individuen liever vermijden? Zo ja, hoe rechtvaardigt u het gevangen houden van dolfijnen in groepen in kleine bassins?3
Zie antwoord vraag 5.
Wist u dat wetenschappers hebben ontdekt dat dolfijnen in het wild bijzonder en sociaal complex paringsgedrag vertonen, zoals het brengen van «cadeaus» aan vrouwelijke dolfijnen? Zo ja, hoe rechtvaardigt u het gevangen houden van mannelijke dolfijnen in een showbassin zonder vrouwelijke soortgenoten?4
Zie antwoord vraag 5.
Worden nieuwe wetenschappelijke inzichten meegewogen in de vergunningverlening voor het gevangen houden van dolfijnen? Zo ja, hoe kunt u, gezien de huidige wetenschappelijke inzichten over de intelligentie en behoeften van dolfijnen, nog rechtvaardigen dat het Dolfinarium een dierentuinvergunning heeft?
Bij de vergunningverlening en wijzigingen in de dierentuinvergunning weegt de visitatiecommissie hedendaagse wetenschappelijke inzichten mee. Het Dolfinarium in Harderwijk heeft in 2003 een dierentuinenvergunning voor onbepaalde tijd ontvangen. Bij bijvoorbeeld wijzigingen in het dierenbestand of de huisvesting dient dit gemeld te worden bij RVO.nl die vervolgens beoordeelt of de vergunning aangepast moet worden. De vergunning van het Dolfinarium is voor het laatst gewijzigd in 2006. Daarnaast is met het Dolfinarium in 2017 gesproken over het aanpassen van de huidige koepelshow met educatie als uitgangspunt en waarbij rekening wordt gehouden met het natuurlijke gedrag van de dolfijnen. Tot op heden is de show helaas op deze punten niet naar behoren aangepast. Ik zal met het Dolfinarium concrete afspraken maken over het aanpassen van de show. Ik zal de show en de educatieve activiteiten van het Dolfinarium laten toetsen in het kader van de geldende normen in het Besluit houders van dieren.
Bent u ervan op de hoogte dat het Dolfinarium in Harderwijk uit de Vereniging voor Dierentuinen gestapt is, omdat ze naar eigen zeggen vanwege miljoenenverliezen van de afgelopen vijf jaar meer in de richting van «een vrijetijdspark met een breder aanbod dan dat van een traditioneel dierenpark willen» en dat «gasten meer vermaakt willen worden»?5
Het is mij bekend dat het Dolfinarium per 1 januari 2019 het lidmaatschap van de Nederlandse Vereniging van Dierentuinen (NVD) heeft opgezegd. Dit vind ik een slechte zaak, want het betekent dat onderlinge collegiale controle wegvalt. Ik zal daarom het Dolfinarium extra controleren nu zij niet meer lid zijn van de NVD.
Bent u ook op de hoogte van het feit dat acceptatie voor het gevangen houden van dolfijnen en walvissen voor vermaak in het Westen al jaren aan het afnemen is? Zo ja, denkt u dat het inkomensverlies van het Dolfinarium daar iets mee te maken heeft? Zo nee, waarom niet?6
De manier waarop de maatschappij kijkt naar dieren in gevangenschap is altijd aan verandering onderhevig. Ik kan me voorstellen dat mensen de negatieve kant zien van het gevangen houden van dolfijnen. Of dit ook van invloed is op het inkomen van het Dolfinarium is mij niet bekend.
Hoe rechtvaardigt u dat het Dolfinarium nog altijd een dierentuinvergunning heeft, zelfs nu zij openlijk toegeven zich op vermaak te willen richten en uit de Vereniging voor Dierentuinen zijn gestapt?
Het Dolfinarium is te allen tijde gebonden aan de voorwaarden van de dierentuinvergunning en de wettelijke voorschriften voor het houden van dieren en daar zal ik het Dolfinarium ook aan houden. Dit verandert niet met het opzeggen van het lidmaatschap van de NVD. Dierentuinen zijn overigens niet verplicht om lid te zijn van de NVD.
Deelt u de zorgen dat ieder jaar weer meer zeezoogdieren uit het wild gevangen worden en verkocht of gefokt worden, om dolfinaria over de hele wereld van nieuwe dolfijnen te voorzien?7
Alle soorten dolfijnen staan op Bijlage A van de Europese Verordening die het Internationale CITES-verdrag implementeert. Dit houdt in dat het niet mogelijk is voor commerciële doeleinden uit het wild gevangen dolfijnen in de EU te importeren. Voor niet commerciële doeleinden is wildvang alleen onder zeer strikte voorwaarden mogelijk. Van deze mogelijkheid wordt in de EU nauwelijks gebruik gemaakt. De meeste dolfijnen die in de EU worden gehouden, zijn in gevangenschap geboren.
Deelt u de mening dat het feit dat Nederland het houden van dolfijnen in gevangenschap nog wél toestaat, bijdraagt aan publieke opinievorming dat het acceptabel zou zijn om dieren voor vermaak te houden en hoe rechtvaardigt u dat in het licht van de internationaal stijgende vraag naar dolfijnen uit het wild voor dolfinaria?
Ja, dat zou kunnen. Daarom vind ik het belangrijk dat het Dolfinarium zich aan de vergunningvoorwaarden en de wettelijke voorschriften voor het houden van dieren houdt, omdat op die manier het welzijn van dolfijnen zo goed mogelijk wordt beschermd en de educatie centraal staat.
Zie verder mijn antwoord op vraag 12 over dolfijnen in het wild.
Hoe vaak wordt getoetst of het Dolfinarium terecht een dierentuinvergunning heeft?
Toetsing geschiedt door de visitatiecommissie dierentuinen van het Ministerie van LNV. Tot op heden vindt een toetsing plaats bij een aanvraag voor een vergunning of wijziging van de vergunning. Als er geen aanvraag voor wijziging van de vergunning wordt ingediend, dan wordt de vergunning verder niet meer getoetst. Een dierentuinvergunning is voor onbepaalde tijd afgegeven.
Ziet u aanleiding om de dierentuinvergunning opnieuw te toetsen gezien de plannen van uw collega in België, de entertainment plannen van het Dolfinarium en de zorgwekkende ontwikkelingen met betrekking tot het uit het wild vangen van dolfijnen? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wanneer?
Zoals hierboven aangegeven is met het Dolfinarium gesproken over het omvormen van de huidige show tot een show die uitgaat van educatie en meer rekening houdt met het natuurlijke gedrag van de dolfijnen. Ik zal hierover concrete afspraken met het Dolfinarium maken en het educatieve programma en de show door de visitatiecommissie dierentuinen laten toetsen, zoals aangegeven in mijn antwoord op vraag 8. Deze inspectie door de visitatiecommissie is thans in voorbereiding. De NVWA zal in het vierde kwartaal het Dolfinarium controleren in het kader van een algehele dierentuinencontrole. Het Dolfinarium verwerft overigens sinds lange tijd geen dolfijnen meer die in het wild gevangen zijn.
Kunt u een overzicht geven van het aantal keren dat Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) de afgelopen vijf jaar op controle geweest bij het Dolfinarium en kunt u aangeven of er bij deze controles overtredingen zijn aangetroffen? Indien overtredingen zijn aangetroffen, welke en welke (disciplinaire) maatregelen vloeiden daaruit voort?
De NVWA heeft in 2014 een inspectie uitgevoerd op de vergunningsvoorwaarden van de dierentuinvergunning. Dit was in orde. Daarnaast heeft de NVWA in 2014 en 2016 een inspectie uitgevoerd naar aanleiding van meldingen inzake het welzijn van de dieren. Bij beide inspecties zijn geen overtredingen ten aanzien van welzijn geconstateerd.
Bent u bereid om u aan te sluiten bij de lange rij landen waar dolfinaria al verboden zijn en net als uw collega in België, met een voorstel te komen dolfinaria in Nederland te verbieden? Zo nee, waarom niet?
Zoals in eerdere antwoorden aangegeven vind ik het belangrijk dat het Dolfinarium zich aan de vergunningsvoorwaarden en de wettelijke voorschriften voor het houden van dieren houdt, omdat op die manier het welzijn van dolfijnen zo goed mogelijk wordt beschermd en de educatie centraal staat. Ik zal het Dolfinarium hier aan houden.
Het rapport Actualisatie AEOLUS 2018 en geactualiseerde luchtvaartprognoses |
|
Eppo Bruins (CU) |
|
Cora van Nieuwenhuizen (minister infrastructuur en waterstaat) (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie) |
|
|
|
|
Wanneer precies zijn de geluidsberekeningen voor milieueffectrapportageberekeningen in de Nederlandse luchtvaart aangepast van het NRM (Nederlands Regionaal Model) naar het ECAC Doc29 (European Civil Aviation Conference Document 29)?
In de «Tussentijdse toetsing effecten geluidsarmere start- en landingsprocedures» van 25 augustus 2016 heeft de Commissie voor de m.e.r. geadviseerd om de methoden aan te passen waarmee het effect van wijzigingen in de start- en landingsprocedures op de hoogte en de verdeling van de geluidbelasting rond luchthaven Schiphol wordt berekend.
De toenmalige Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu heeft in reactie op dit advies op 14 september 2016 de Kamer geïnformeerd dat zij inzicht wil krijgen in alle geluideffecten van Schiphol indien deze berekend worden conform de nieuwste inzichten. Daartoe is door het Nederlands Lucht- en Ruimtevaartcentrum (NLR) een nieuw rekenmodel voor Schiphol ontwikkeld, dat is gebaseerd op het Europese rekenvoorschrift Doc29. Dit nieuwe model is door Schiphol gebruikt om de geluidberekeningen in het milieueffectrapport (MER) van het nieuwe normen- en handhavingstelsel (NNHS) uit te voeren. Een concept MER heb ik in november 2018 aan uw Kamer gestuurd. Ik verwacht dat het definitieve MER medio 2019 aan mij wordt aangeboden.
Voor de andere Nederlandse luchthavens is nog geen Doc29-rekenmodel beschikbaar. Momenteel wordt bezien of, en zo ja, op welke wijze Doc29 voor de regionale luchthavens geschikt gemaakt en geïmplementeerd kan worden. Ik verwacht de Kamer hierover binnenkort te informeren. Zie hiertoe ook het antwoord op vraag 8.
Heeft het feit dat de laterale geluidsverzwakking in het ECAC Doc29 minder groot is dan verondersteld in het NRM te maken met de (optionele) afschermingsfactor in het NRM? Op welke wijze zijn deze gerelateerd?
Is de laterale geluidsverzwakking in het ECAC Doc29 ook minder groot dan verondersteld in het NRM wanneer wordt gewerkt met een afschermingsfactor gelijk aan nul?
Bij welke afschermingsfactor komt de laterale geluidsverzwakking van het NRM het beste overeen met de meest actuele inzichten uit het ECAC Doc29?
Is het NRM, volgens de meeste actuele inzichten uit het ECAC Doc29, geschikt om geluidscontouren te berekenen bij elevatiehoeken groter dan 20 graden?
Welke afschermingsfactor moet gebruikt worden bij het NRM als functie van de elevatiehoek? Kunt u dit grafisch weergeven voor de vliegtuigtypes A32x en B737?
Welke afschermingsfactor is gebruikt voor berekeningen van de geluidscontouren in de Milieueffectrapportage (MER) 2018 van Lelystad Airport? Is de afschermingsfactor in de berekeningen constant gehouden of is deze gevarieerd?
Wanneer precies zijn de geluidsberekeningen gedaan voor de MER2018 van Lelystad Airport? Was op dat moment het ECAC Doc29 ook beschikbaar? Was op dat moment al bekend dat het ECAC Doc29 resultaten geeft die beter corresponderen met de werkelijkheid?
De toepassing van Doc29 (rekenvoorschrift) is op dit moment niet beschikbaar voor toepassing voor regionale luchthavens van nationale betekenis zoals Lelystad. Zodra het Doc29 rekenmodel voor Schiphol wettelijk is geïmplementeerd, zal worden besloten of dit rekenvoorschrift ook wordt ingevoerd voor geluidberekeningen voor andere burgerluchthavens. Omdat Doc29 dan ook voor luchthavens van regionale betekenis zal gaan gelden (waarvoor de provinciebesturen bevoegd gezag zijn), zal hiervoor een proces met alle betrokken partijen moeten worden doorlopen, te meer omdat op basis van geluidberekeningen bepalingen worden opgenomen in een luchthavenbesluit en partijen aan dat besluit rechtszekerheid ontlenen.
Met welke factor verbreedt de geluidscontour 58 dB(A) Lden in de concept-MER Schiphol wanneer het ECAC Doc29 wordt gebruikt in plaats van het NRM? Kunt u deze factor grafisch weergeven als functie van vlieghoogte?
Het Doc29-rekenmodel voor Schiphol wijkt op diverse onderdelen af van het NRM. Het gaat daarbij onder meer om de methodes voor laterale geluidsverzwakking en atmosferische demping, de rolhoek van het vliegtuig in bochten, de modellering van de start- en landingsrol op de start- en landingsbaan, de geluid- en prestatiegegevens van vliegtuigtypes en het hoogte- en snelheidverloop in de prestatiegegevens. Deze onderdelen hebben niet overal dezelfde invloed: zo heeft het meenemen van de rolhoek van het vliegtuig wel invloed op de geluidbelasting in een bocht, maar niet op de geluidbelasting op een recht stuk. En de modellering van de start- en landingsrol heeft, zoals de naam al aangeeft, voornamelijk effect op de geluidbelasting in de nabijheid van de start- en landingsbaan en niet op verder weg gelegen trajecten. Dat maakt dat er geen factor is aan te geven tussen NRM en Doc29.
Met welke factor verbreden de geluidscontouren 70, 56, 48 en 40 dB(A) Lden in de MER2018 Lelystad wanneer het ECAC Doc29 wordt gebruikt in plaats van het NRM? Kunt u deze factor grafisch weergeven als functie van vlieghoogte?
Hoeveel neemt het aantal woningen en ernstig gehinderden en slaapverstoorde personen toe binnen de hiervoor genoemde vier contouren wanneer het ECAC Doc29 wordt gebruikt in plaats van het NRM? Hoe verhoudt zich dat tot de aantallen in de MER2014 en MER2018 voor Lelystad?
Hoe gaat conversie plaatsvinden van NRM-berekeningen naar ECAC Doc29-berekeningen, daar waar deze interfereren zoals bij het overplaatsen van vliegtuigen van Schiphol naar Lelystad? Wat betekent dat voor het de geluidsruimte die bij overplaatsing aan de ene kant vrijkomt en aan de andere kant wordt opgevuld?
Is gebruik van ECAC Doc29 inmiddels verplicht voor geluidsberekeningen in de Europese luchtvaart? Zo ja, sinds wanneer is dat verplicht? En welke Nederlandse vliegvelden vallen onder die verplichting?
Richtlijn 2002/49/EG van het Europees parlement en de Raad van 25 juni 2002 inzake de evaluatie en de beheersing van omgevingslawaai verplicht de lidstaten om elke vijf jaar geluidsbelastingkaarten en actieplannen te maken voor belangrijke luchthavens. Belangrijke luchthavens zijn luchthavens waar jaarlijks meer dan 50.000 vliegtuigbewegingen plaatsvinden met uitsluiting van oefenvluchten met lichte vliegtuigen. Dit is op dit moment alleen voor Schiphol aan de orde. De in de richtlijn opgenomen verplichting gebruik te maken van de gemeenschappelijke bepalingsmethode voor de geluidbelasting heeft betrekking op het opstellen van de geluidbelastingkaarten. De verplichting om geluidbelastingkaarten te maken voor belangrijke luchthavens en met het rekenmodel Doc29 is geïmplementeerd middels de Regeling Omgevingslawaai luchtvaart en geldt per 31 december 2018. Op grond van de Wet luchtvaart moeten er geluidbelastingkaarten worden vastgesteld voor Schiphol. Daarnaast schrijft de EU verordening Nr. 598/2014 voor dat voor de invoering van geluidsgerelateerde exploitatiebeperkingen op belangrijke luchthavens de berekeningen worden uitgevoerd met Doc29. Deze verordening is op 13 juni 2016 in werking getreden. Van een verplichting tot gebruik van Doc29 voor milieueffectrapportages is geen sprake.
Wat is het cumulatieve effect van de in het AEOLUS-rapport (prognosemodel voor de luchtvaart op de langere termijn) genoemde betere modellering van laterale geluidsverzwakking en van de demping van het geluid van de atmosfeer?
Hier is geen apart onderzoek naar gedaan. Het gecombineerde effect van alleen deze twee modelonderdelen kan daarom niet geleverd worden. Zie ook antwoord op de vragen 2 t/m 7.
Zijn de berekeningen van de concept-MER Schiphol en de MER2018 Lelystad conservatief uitgevoerd, zodat de effecten niet worden onderschat?
De geluidberekeningen in het MER Schiphol gaan uit van een basisscenario. Een dergelijk scenario is een combinatie van een (te verwachten) dienstregeling, vlootsamenstelling, vliegprocedures, routegebruik, enz. De toekomst zal zich echter nooit precies volgens dit basisscenario ontwikkelen. Als de toekomst zich anders ontwikkelt dan is aangenomen in het basisscenario, dan zullen het resulterende verkeersbeeld en daarmee de milieueffecten anders zijn. Om dit inzichtelijk te maken, wordt een bandbreedteanalyse uitgevoerd. Deze geeft een beeld van de bandbreedte in lokale en totale milieueffecten en van de maximale milieueffecten voor geluid en plaatsgebonden risico’s als gevolg van bepaalde ontwikkelingen. In de bandbreedteanalyse komen zowel conservatieve situaties aan de orde (bijvoorbeeld een lawaaierigere vloot dan in het basisscenario) als progressieve (bijvoorbeeld een minder lawaaiige vloot dan in het basisscenario).
Voor het geactualiseerde MER 2018 voor Lelystad Airport is uitgegaan van realistische aannames voor de berekening van de milieueffecten. Daar waar discussie kan zijn over aannames zijn gevoeligheidsanalyses uitgevoerd, waarmee de bandbreedte van de mogelijk te verwachten milieueffecten in beeld is gebracht. Daarbij zijn ook worstcase scenario’s in beeld gebracht.
Zijn de berekeningen van de concept-MER Schiphol en de MER2018 Lelystad uitgevoerd met de meest actuele inzichten?
Ja, bij de berekeningen van de concept-MER Schiphol en bij de actualisatie van het MER Lelystad zijn de meest actuele inzichten meegenomen.
Wilt u deze vragen een voor een beantwoorden?
Gezien de inhoudelijke aard van de vragen is een aantal vragen in samenhang beantwoord.
Tot slot laat ik u weten dat er in het rapport «Actualisatie AEOLUS 2018 en geactualiseerde luchtvaartprognoses» van Significance recent door hen een aanpassing is doorgevoerd. Dit betreft een aanpassing in de presentatie van de jaarlijkse groeifactoren in de kolommen «2030» in de tabellen op de pagina’s 95 t/m 101 en in de tekst op pagina 83. Hoewel de absolute prognose voor zowel aantallen in 2030 en 2050 correct zijn weergegeven gold dat niet voor de doorvertaling van deze absolute aantallen naar de jaarlijkse groeifactoren in 2030 in deze tabellen. Het aangepaste rapport stuur ik mee als bijlage bij de brief1.
Het bericht ‘Ondernemer zwicht voor bedreigingen en stapt uit windmolenproject De Monden’ |
|
Dilan Yeşilgöz-Zegerius (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie), Antoinette Laan-Geselschap (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie) |
|
Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA), Eric Wiebes (minister economische zaken) (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie) |
|
|
|
|
Bent u bekend met het bericht «Ondernemer zwicht voor bedreigingen en stapt uit windmolenproject De Monden»?1
Ja.
Deelt u de mening dat het ieders goed recht is om voor of tegen windmolens te zijn, maar dat ondernemers bedreigen nooit acceptabel is? Zo nee, waarom niet?
Ja, het bedreigen van ondernemers of van anderen is nooit acceptabel.
Deelt u tevens de mening dat er hard moet worden opgetreden tegen activisten die deze bedreigingen uiten? Zo ja, op welke wijze gaat u dit doen?
Deze mening deel ik. Er is aangifte gedaan en politie en het Openbaar Ministerie (OM) hebben de zaak in onderzoek. Mocht het onderzoek aanleiding geven tot vervolging, dan zal het OM hiertoe overgaan.
Is de groep activisten bekend bij de Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding en Veiligheid (NCTV), aangezien er een link lijkt te zijn tussen de bedreigers en de activisten die op een bouwlocatie in Delfzijl bij een bedrijf asbest dumpten? Zo ja, onder welke categorie (activisme, extremisme, terrorisme) worden de bedreigers geschaard?
Concrete informatie over de anonieme groepen en/of daders is bij de NCTV niet bekend. Bij de plannen voor deze windmolens is sprake van lokale weerstand, waarbij burgers hebben geprotesteerd en gebruik hebben gemaakt van de wettelijke mogelijkheden voor inspraak en beroep. Een zeer kleine groep houdt zich bezig met acties waarbij de wet wordt overtreden, zoals het bedreigen van ondernemers en bestuurders. Zoals eerder aangegeven in de beantwoording van Kamervragen2, zijn er verscheidene voorbeelden te noemen waarbij sprake is van extremisme, zoals beschreven in het Dreigingsbeeld Terrorisme Nederland 483. Hierin is ook gemeld dat met name het protest tegen windmolens in gemeenten in de provincies Drenthe en Groningen buitenwettelijke vormen aanneemt.
Heeft er inmiddels een gesprek plaatsgevonden met het slachtoffer van de bedreiging? Op welke wijze is deze ondernemer ondersteund en geholpen?
De betrokken ondernemer heeft gesproken met de politie. Vanwege het lopende onderzoek kan hierover geen nadere informatie worden gegeven.
Welke lessen kunnen getrokken worden uit dit vreselijke voorval om te voorkomen dat er meer ondernemers zijn die wegens bedreigingen hun werk neer moeten leggen? Welke stappen gaat u nemen om dit te voorkomen?
Politie en OM doen momenteel strafrechtelijk onderzoek, waardoor ik inhoudelijk niet op de zaak kan ingaan. Ik roep elke ondernemer die wordt bedreigd op om hiervan aangifte te doen bij de politie, zodat we tegen dit soort dreigementen kunnen optreden.
De initiatiefnemers van het windmolenpark hebben ondertussen contracten afgesloten met twee hoofdaannemers. Zij hebben hierbij aangegeven dat zij, mede met het oog op regionale werkgelegenheid, bij voorkeur bedrijven uit de regio blijven betrekken bij de werkzaamheden van het windmolenpark. Ondernemers maken zelf afwegingen ten aanzien van hun betrokkenheid bij werkzaamheden van het windmolenpark.
Bent u bereid de Kamer op de hoogte te houden van deze casus?
Mocht er naast deze berichtgeving aanleiding zijn om uw Kamer hierover te informeren, dan zal de Minister van Economische Zaken of ik dit doen.
Het bericht ‘Hogescholen stoppen met nationale studentenenquête’ |
|
Judith Tielen (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie) |
|
Ingrid van Engelshoven (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (D66) |
|
|
|
|
Bent u bekend met het bericht «Hogescholen stoppen met nationale studentenenquête» van Scienceguide op 26 maart 2019?1
Ja, daar ben ik bekend mee.
Deelt u de mening dat de Nationale Studenten Enquête (NSE) een belangrijk instrument is om opleidingen te vergelijken en daarmee houvast biedt voor aankomende studenten bij het maken van een weloverwogen studiekeuze? Zo nee, waarom niet?
Ja, het is zeker een belangrijk instrument om studenten te ondersteunen bij een weloverwogen studiekeuze.
Deelt u de mening dat de NSE instellingen in staat stelt om de kwaliteit van hun opleidingen inzichtelijk te maken, te evalueren en te verbeteren? Zo nee, waarom niet?
De uitkomsten van de NSE dragen inderdaad bij aan de kwaliteitszorg van instellingen. De studentenoordelen geven opleidingen op verschillende thema’s inzicht in de studenttevredenheid. Dit geeft opleidingen informatie over waar nog punten liggen voor verbetering in hun kwaliteitszorg en aanknopingspunten om hierover het gesprek binnen de instelling te voeren.
Naast de NSE gebruiken instellingen natuurlijk ook andere bronnen, instrumenten en onderzoek om hun kwaliteitszorg te verbeteren. De NSE moet dan ook gezien worden in dit breder palet van kwaliteitszorginstrumenten van instellingen.
Kunt u de door Vereniging Hogescholen (VH) aangedragen problemen als gevolg van gewijzigde privacyregels nader toelichten? Ziet u mogelijkheden deze eventuele problemen op te lossen en daarmee te voorkomen dat de hogescholen stoppen met de NSE? Zo ja, welke mogelijkheden zijn dat? Zo nee, waarom niet?
Door de Algemene Verordening Gegevensbescherming zagen hogescholen en universiteiten zich dit jaar genoodzaakt minder informatie dan voorheen aan te leveren bij Studiekeuze123 voor de uitvoering van de NSE. Hierdoor moest Studiekeuze123 de student deze informatie zelf laten invullen in de enquête, waarvoor extra vragen in de enquête zijn geprogrammeerd. Echter, dit bleek foutgevoelig te zijn, zowel wat betreft het programmeren als het laten invullen door studenten. Uit een tussentijds onafhankelijk onderzoek dat Studiekeuze123 heeft laten uitvoeren, blijkt dat studenten niet altijd bestaande combinaties hebben geselecteerd of de naam van hun opleiding verkeerd hebben ingevuld, mede veroorzaakt door de programmering. Gevolg hiervan is dat de gegeven antwoorden op de NSE-vragen voor deze gevallen bij de «verkeerde» opleiding zijn terechtgekomen en handmatig ingevulde opleidingsnamen opnieuw gekoppeld moeten worden aan de opleidingsnamen in het register. De conclusie van dit tussentijdse onderzoek is dan ook dat de huidige responsdataset niet geschikt is voor publicatie. In het rapport staan twee mogelijke oplossingsrichtingen om de data te repareren, namelijk het alsnog aanleveren van achtergrondgegevens door hogescholen en universiteiten of het handmatig hercoderen van door de student ingevulde opleidingsnamen. De hogescholen zien geen mogelijkheden de benodigde data aan te leveren door de AVG en achten een handmatige herstelproces foutgevoelig. Het tussentijds onderzoek staat daarmee aan de basis van het besluit van de hogescholen om hun medewerking aan de NSE 2019 direct stop te zetten en verder vervolgonderzoek niet af te wachten.
Studiekeuze123 heeft het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) gevraagd een vervolgonderzoek te verrichten naar de omvang van de problemen en de reparatiemogelijkheden van de data uit de NSE. De VSNU en NRTO hebben besloten eerst dit onderzoek van het CBS af te wachten alvorens een besluit over de NSE 2019 te nemen.
De gegevenslevering ten behoeve van de NSE is de verantwoordelijkheid van de instellingen zelf. Op korte termijn zie ik geen mogelijkheden vanuit OCW om de problemen die zijn ontstaan naar aanleiding van de AVG te verhelpen. De enige mogelijkheid die ik zelf in de hand heb, is het creëren van een juridische basis voor de gegevensuitwisseling ten behoeve van de NSE. Deze zou echter te laat komen voor de NSE van dit jaar. Ik wacht in eerste instantie nu het onderzoek van het CBS af om te bezien welke de reparatiemogelijkheden er eventueel nog zijn. Over de uitkomsten van dit onderzoek zal ik het gesprek aangaan met de VH, VSNU en studentenbonden.
Over de uitkomsten van het CBS-onderzoek in relatie tot de gegevens uit de NSE 2019 zal ik uw Kamer informeren middels een brief voor de zomer. Daarmee geef ik invulling aan het verzoek van het lid Futselaar om een brief over de NSE te ontvangen.2 De vaste Kamercommissie OCW heeft mij tevens gevraagd naar het principeakkoord met de VH, VSNU, ISO en LSVb. 3 Zodra dit akkoord er ligt, zal ik uw Kamer hierover informeren.
Op welke wijze kunt u ervoor zorgen dat de kwaliteit van gegevens zodanig geborgd wordt dat onderwijsinstellingen deze kunnen gebruiken om de kwaliteit van hun opleidingen te verbeteren?
Ik ben hierover in gesprek met de VH, VSNU en studentenbonden. Een mogelijkheid die ik zie is het instellen van een apart deskundigenpanel die toeziet op de kwaliteit van de gegevens. Daarnaast ben ik in gesprek met de VH, VSNU en studentenbonden over tot op welk detailniveau instellingen gegevens terug geleverd kunnen krijgen van studenten binnen de kaders van de AVG.
Hoe kwalificeert u de opmerking van de Vereniging van Universiteiten (VSNU) dat de universiteiten wel voldoende waardevolle informatie uit de enquête kunnen halen om de enquête ook dit jaar als waardevol te beschouwen en te gebruiken?
Studiekeuze123 heeft het CBS gevraagd een onafhankelijk onderzoek te verrichten naar de kwaliteit van de data uit de NSE. Dit onderzoek zal moeten uitwijzen of er voldoende betrouwbare en waardevolle informatie uit de enquête te halen is. De VSNU heeft besloten dit onderzoek te willen afwachten. De NSE is met meer dan 240.000 ingevulde enquêtes alleen al qua omvang een potentieel rijke databron. Er is door instellingen heel hard gewerkt om de respons zo hoog te krijgen. Het stopzetten van een dergelijk project is een ingrijpend besluit en om die reden wilt de VSNU nu eerst het expertoordeel van het CBS afwachten.
Bent u op de hoogte van andere factoren die ertoe hebben geleid dat de Vereniging Hogescholen deze rigoureuze beslissing heeft genomen? Hoe kwalificeert u de door de Vereniging Hogescholen gegeven redenen om dit jaar te stoppen met de NSE?
Zie hiervoor mijn antwoord op vraag vier, over de redenen van de VH om hun medewerking aan de NSE voor dit jaar stop te zetten. Naast de AVG, hebben daarbij ook fouten in de programmering van de NSE-vragenlijst een rol gespeeld. De VH is van mening dat er geen enkele twijfel mag bestaan over de betrouwbaarheid van de gegevens van de NSE en hebben om die reden hun medewerking aan de NSE stopgezet.
Het staat buiten kijf dat er geen enkele twijfel mag bestaan over de betrouwbaarheid van de gegevens uit de NSE en ik betreur het zeer dat
de hogescholen zich voor dit jaar genoodzaakt zien te stoppen met de NSE. Om de kwaliteit van de data en de reparatiemogelijkheden te kunnen wegen, wacht ik nu eerst het onafhankelijke onderzoek van het CBS af.
Welke gevolgen heeft het besluit van de Vereniging Hogescholen voor studievoorlichting via onder andere de Keuzegids Hogescholen en Elseviers «Beste Studies»?
Omdat de VH haar medewerking aan de NSE2019 heeft stopgezet zullen de NSE resultaten voor de bekostigde hogescholen in 2019, zoals het er nu naar uit ziet, niet aan hogescholen worden geleverd noch openbaar ter beschikking worden gesteld. Dat betekent dat bijvoorbeeld Keuzegids hogescholen en Elseviers «Beste Studies» in 2019 niet geactualiseerd kunnen worden met gegevens uit de NSE2019. Zowel de Keuzegids Hogescholen als Elseviers «Beste Studies» gebruiken ook andere (niet-NSE) data die wel ververst kunnen worden. Op de website van Studiekeuze123 zullen in de voorlichting de data van 2018 worden getoond. Afhankelijk van het CBS-onderzoek wordt besloten hoe omgegaan wordt met de overige data die is verkregen uit de NSE.
Bent u bereid om hoger onderwijsinstellingen wettelijk te verplichten om mee te doen aan een onafhankelijke en anoniem in te vullen nationale studentenenquête? Zo ja, op welke termijn kunt u ervoor zorgen dat deze verplichting van kracht wordt? Zo nee, welke andere instrumenten bent u bereid in te zetten om te zorgen dat onderzoek onder studenten onderdeel blijft van het overzicht over de kwaliteit en kwaliteitsverschillen tussen opleidingen?
Ik ben hierover in gesprek met de VSNU, VH en studentenbonden. Zowel studenten, instellingen als OCW hechten belang aan de gegevens uit de NSE en zetten zich in voor het vinden van een oplossing. Ik zie dan ook geen reden nu om instellingen wettelijk te verplichten met de NSE mee te doen. Wel verken ik op dit moment de mogelijkheden voor het regelen van een wettelijke basis dat het instellingen mogelijk maakt meer gegevens aan te leveren voor de NSE.
De brief van de Ombudsman aan de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties over het opnieuw aandacht vragen voor de korte aanvraagtermijn voor de ‘bijzondere situaties’ |
|
Daniel Koerhuis (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie), Roald van der Linde (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie), Helma Lodders (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie) |
|
Kajsa Ollongren (viceminister-president , minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (D66), Menno Snel (staatssecretaris financiën) (D66), Wouter Koolmees (minister sociale zaken en werkgelegenheid) (D66) |
|
|
|
|
Bent u bekend met de brief die de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties op 14 december 2018 is toegezonden door de Nationale ombudsman?1
Ja
Is het u bekend dat voor veel mensen nog steeds niet duidelijk is welke regelgeving geldt bij de aanvraag voor «bijzondere situaties» bij toeslagen?
Het is mij niet bekend in hoeverre het niet duidelijk is welke regelgeving geldt bij de aanvraag voor «bijzondere situaties» bij toeslagen. Wel is op basis van het signaal van de Nationale ombudsman de informatie op de website van toeslagen uitgebreid. Zie ook het antwoord op vragen 3 en 4.
Hoe valt dit te rijmen met de brief over ongewenste effecten van wet- en regelgeving van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 8 maart 2017 aan de Nationale ombudsman2, waarin staat dat de informatie op de website van de Belastingdienst over «bijzondere situaties» als bijvoorbeeld het afkopen van een klein pensioen wordt uitgebreid waardoor de regeling in Nederland meer bekendheid zou krijgen?
De Belastingdienst heeft op de website de informatie over huurtoeslag en bijzondere situaties inderdaad uitgebreid. De belastingdienst beschikt niet over gegevens over de (toegenomen) bekendheid van deze regelgeving.
Wat heeft de Belastingdienst in 2017 veranderd aan de website om meer duidelijkheid te geven over de aanvraag voor «bijzondere situaties» bij toeslagen?
Op de website staat extra informatie over de mogelijkheid om de afkoopsom pensioen niet mee te laten tellen als inkomen voor de huurtoeslag. Het betreft de voorwaarden waaronder de afkoopsom meetelt als bijzonder inkomen bij de huurtoeslag.
Wat bent u voornemens te veranderen aan de website van de Belastingdienst en andere informatievoorzieningen om ervoor te zorgen dat de regelgeving omtrent «bijzondere situaties» een grotere bekendheid krijgt?
De Belastingdienst zet in op een bredere bekendheid onder de doelgroep en benadert hen via hun intermediairs. Het onderwerp is uitgebreid aan de orde gekomen op recente voorlichtingsbijeenkomsten voor de ouderenbonden. Eerder kwam het aan de orde op voorlichtingsdagen voor fiscaal dienstverleners. Het voornemen is om aan dit onderwerp nogmaals extra aandacht te besteden in onze communicatie met de fiscaal dienstverleners.
Bent u voornemens de problematiek rond de «bijzondere situaties» te betrekken bij een algehele vereenvoudiging van de huurtoeslag, zoals uw ambtsvoorganger in een reactie aan de Ombudsman schreef in maart 2017? Zo ja, op welke termijn bent u dit van plan te realiseren?
De evaluatie Woningwet (incl. bijlagen) is op 22 februari jl. (Kamerstuk 32 847, nr. 470) naar uw kamer gezonden met daarin een verkenning over de vereenvoudiging huurtoeslag. In deze verkenning is aangegeven dat onder meer over de vereenvoudiging een IBO toeslagen zal worden uitgevoerd en in de tussentijd terughoudendheid zal worden betracht bij eventuele aanpassingen in dit beleid. De uitkomsten van dit IBO worden aan het eind van 2019 verwacht.
Wat is uw reactie op het voorstel van de Ombudsman om in afwachting van een vereenvoudiging van de huurtoeslag een coulanceregeling te hanteren?
Binnen de geldende wet- en regelgeving zie ik daar op dit moment geen mogelijkheid toe.
Deelt u de mening dat ook de pensioenuitvoerders moeten bijdragen aan het vergroten van de bekendheid van de regeling? Zo nee, waarom niet? Zo ja, hoe gaat u ervoor zorgen dat de pensioenuitvoerders hun verantwoordelijkheid nemen?
Ik deel de mening dat ook pensioenuitvoerders hierin een verantwoordelijkheid hebben. Pensioenuitvoerders geven daar op dit moment al invulling aan door (gewezen) deelnemers in de afkoopbrieven en op de website te wijzen op de mogelijke gevolgen van het afkopen van een klein pensioen voor bijvoorbeeld toeslagen. Daarbij is vaak een (algemene) verwijzing opgenomen naar de website van de Belastingdienst.
Deelt u de mening dat de toezegging van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid «dat pensioenuitvoerders de betreffende informatie onder meer zullen opnemen in de brief over afkoop, die (gewezen) deelnemers ontvangen»3 niet tot het gewenste resultaat heeft geleid? Zo ja, bent u voornemens met de pensioenuitvoerders in gesprek te treden om het belang van goede voorlichting over de gevolgen van een veranderlijk inkomen na afkoop pensioen te benadrukken? Zo nee, waarom niet?
Ik deel de mening dat de toezegging van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid niet tot het gewenste resultaat heeft geleid. Uit de brief van de Nationale ombudsman van 14 december 2018 blijkt dat de regeling bij veel burgers niet bekend is en zij daardoor te laat ontdekken dat zij een beroep op de regeling hadden kunnen doen. Aangezien pensioenuitvoerders hun communicatie op dit punt de afgelopen jaren hebben aangepast en het belang van goede voorlichting inzien, is het de vraag of verdere aanpassingen tot het gewenste resultaat zullen leiden. Het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid zal hierover met de koepels van pensioenuitvoerders (Pensioenfederatie en Verbond van Verzekeraars) in gesprek gaan.
Kunt u uiteenzetten hoeveel mensen sinds 2016 (uitgesplitst per jaar en per categorie) gebruik hebben gemaakt van de regeling «bijzondere situaties» bij toeslagen?
Toeslagjaar
2016
2017
2018
bijzonder inkomen
4.600
4.200
20
chronisch ziek/gehandicapt
500
450
400
verzorgingssituatie
150
150
100
bijzonder vermogen
350
300
150
10%-regeling
50
40
80
latere beoordeling
2.000
Subtotaal
5.650
5.140
2.750
afwijzingen
2.100
900
1.000
Eindtotaal
7.750
6.040
3.750
Opgemerkt wordt dat de aantallen bij benadering zijn vastgesteld en dat de aantallen voor 2018 nog wijzigen omdat het definitief toekennen voor 2018 nog moet starten.
Waarom wordt er een zeswekentermijn gehanteerd bij de regeling «bijzondere situaties»?
Deze termijn is vastgesteld in de regelgeving. In artikel 2c lid 1 Besluit op de huurtoeslag en artikel 9 lid 3 Uitvoeringsregeling Awir staat vermeld dat de indieningstermijn is «tot het tijdstip dat het onherroepelijk is geworden». Daarmee wordt de Awb bezwaar- en beroepstermijn bedoeld van 6 weken.
De reden dat hiervoor geen langere termijn geldt zoals bij een regulier verzoek tot herziening (artikel 21a Awir uitgewerkt in artikel 5a Uitvoeringsregeling Awir) is dat in artikel 5a Uitvoeringsregeling Awir, onder sub d, staat dat wanneer een procedure een eigen termijn heeft, artikel 5a met de ruime 5 jaar termijn niet geldt.
Waarom krijgen huishoudens met acht personen of meer of iemand met een handicap een vijfjarige uitzonderingstermijn?
De «bijzondere situaties» huurgrensoverschrijding bij grote gezinnen en handicap vallen onder de Wet op de huurtoeslag (artikel 13 Wht) en hebben niet die beperkte termijn van 6 weken. Daar geldt immers bij een verzoek om herziening (artikel 21a Awir uitgewerkt in artikel 5a Uitvoeringsregeling Awir) dat het tot 5 jaar kan worden ingediend.
Deelt u de mening dat een zeswekentermijn, gezien onder andere de geldende vijfjarige termijn voor herzieningsverzoeken, te summier is en dat veel mensen die van de regeling «bijzondere situaties» gebruik willen maken niet tijdig op de hoogte zijn van de termijn en de mogelijkheden? Zo nee, waarom niet?
Vanuit de uitvoering gezien is de zeswekentermijn voldoende. Veruit de meeste verzoeken worden binnen de gestelde termijn ingediend. Ook zijn er niet veel klachten ontvangen over deze termijn.
Bent u voornemens om de zeswekentermijn bij de reguliere regeling «bijzondere situaties» uit te breiden? Zo nee, waarom niet? Zo ja, aan welke termijn denkt u en waarom?
De termijn waar u op doelt maakt onderdeel uit van overgangsrecht uit 2006 waar het Besluit op de huurtoeslag op gebaseerd is. Het was nadrukkelijk niet de bedoeling dit overgangsrecht in een later stadium uit te breiden cq. het Besluit op de huurtoeslag cf artikel 5a van de Uitvoeringsregeling Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (URAwir)aan te passen en de termijn voor het indienen van het verzoek te verlengen tot vijf jaar na het onherroepelijk worden van de beschikking. Zoals ook in mijn antwoord op vraag 6 genoemd, zal lopende het IBO-toeslagen over onder meer de vereenvoudiging huurtoeslag terughoudendheid worden betracht bij eventuele aanpassingen in dit beleid.
Kunt u de vragen één voor één beantwoorden?
Ja, dat is gebeurd.
Het bericht ‘In paniek naar de grond om ’vreemde’ actie met Boeing en F-16’s’ |
|
Jan Paternotte (D66), Salima Belhaj (D66) |
|
Barbara Visser (staatssecretaris defensie) (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie) |
|
|
|
|
Bent u bekend met het bericht «In paniek naar de grond om «vreemde» actie met Boeing en F-16’s»?1
Ja.
Hoe duidt u de ontstane verontwaardiging en paniek onder Amsterdammers en omwonenden naar aanleiding van een onaangekondigde «fly-by» met F16’s?
Ik vind het vervelend als mensen onnodig geschrokken zouden zijn van de vertoning. Er is door de organisatie van het evenement besloten om geen grote ruchtbaarheid aan de luchtvaartvertoning te geven om te voorkomen dat grote groepen mensen zich uit belangstelling naar het vertoningsterrein zouden begeven. De organisatie ging ervan uit dat met het vliegpatroon van een langsvlucht van drie formaties met verschillende vliegtuigtypen het duidelijk zou zijn dat het hier een geplande luchtvaartactiviteit betrof. De eerste twee formaties (met kleine vliegtuigen) zijn niet opgevallen, de derde wel. Met de kennis van nu is er door de organisatie in mindere mate rekening gehouden met het feit dat de aanwezigheid van straaljagers in de buurt van een passagiersvliegtuig tot vragen bij de bevolking zou kunnen leiden. De gemeente Amsterdam heeft van tevoren wel alle relevante centrales op de hoogte gesteld, zodat telefonische vragen direct konden worden beantwoord. Telefonisch zijn nauwelijks vragen gesteld.
Klopt het dat de «fly-by»-actie met F-16’s bewust werd stilgehouden? Kunt dit nader toelichten?
Er is geen sprake van geheimhouding van de luchtvaartvertoning. De vergunning «Luchtvaartvertoning 100 jaar luchtvaart in Nederland te Amsterdam» is op 13 maart 2019 in de Staatscourant (Stcrt 2019, nr. 14859) gepubliceerd. Dit is een dag voor het uitvoeren van de luchtvaartvertoning.
Door de organisatoren is besloten om vooraf geen grote ruchtbaarheid aan de luchtvaartvertoning te geven. De reden hiervoor is dat deze luchtvaartvertoning specifiek is georganiseerd voor de aanwezigen die zich in het publieksgebied op het terras van het EYE Filmmuseum bevonden. Bij de organisatie bestond de zorg dat het vooraf aankondigen van de luchtvaartvertoning zou kunnen leiden tot de komst van een grote groep belangstellenden met gevolgen voor de openbare orde op en in de buurt van het vertoningsterrein.
Kunt u duiden hoe het stilhouden van de «fly-by» met F-16’s zich verhoudt tot het advies van de politie om op de dag zelf wél informatie te verschaffen?
Zie antwoord vraag 3.
Klopt het dat de Boeing 777-300 van de KLM en de F-16’s van de luchtmacht zeer laag boven Amsterdam hebben gevlogen? Kunt u dit nader specificeren?
De toegestane minimum vlieghoogte binnen het vertoningsgebied bedroeg 1000 voet (304 meter) voor de Boeing 777 en de jachtvliegtuigen en 1200 voet (365 meter) voor het NLR vliegtuig. De toegestane minimum vlieghoogte is niet overschreden.
In hoeverre heeft u met de «fly-by»-actie met F-16’s rekening gehouden met de veiligheid van Amsterdammers en omwonenden in de omgeving? Zijn vooraf veiligheidsrisico geïnventariseerd en geëvalueerd?
De luchtvaartvertoning is volgens veiligheidsregelgeving en -procedures en planning verlopen en de veiligheid van de deelnemers, overige luchtruimgebruikers en mensen op de grond was voortdurend gewaarborgd.
De vergunning (veiligheid) voor de luchtvaartvertoning is verleend door het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat (Inspectie Leefomgeving en Transport) in overeenstemming met het Ministerie van Defensie (Militaire Luchtvaart Autoriteit), omdat beide ministeries een verantwoordelijkheid dragen voor de veiligheid van de luchtvaart. Bij de aanvraag van de vergunning heeft de aanvrager een verklaring van geen bezwaar overgelegd van de burgemeester van de betreffende gemeente. Die verklaring betreft de openbare orde en veiligheid. Voor de daadwerkelijke vluchtuitvoering door het plaatselijk luchtverkeersleidingsgebied Schiphol is toestemming (de zgn. klaring) verleend door de luchtverkeersleiding.
Wat zijn de kosten voor Defensie geweest voor het begeleiden van de Boeing 777-300 door F-16’s en komt dit voor rekening van Defensie?
Het onderscheppen en begeleiden van andere vliegtuigen (waaronder verkeersvliegtuigen) vormt onderdeel van het standaard trainingsprogramma van F-16 vliegers om getraind te zijn voor de uitvoering van luchtruimbeveiliging. De vlucht op 14 maart jl. heeft dan ook niet geleid tot extra kosten.
Bent u bereid om geen jachtvliegtuigen meer in te zetten voor niet-militaire aangelegenheden?
Jachtvliegtuigen en ander militair materieel zijn primair bedoeld voor militaire inzet. Daarnaast kunnen jachtvliegtuigen echter ook in de toekomst worden ingezet voor bepaalde maatschappelijke evenementen en herdenkingen. Daarmee benadrukken we de wederzijdse betrokkenheid tussen krijgsmacht en maatschappij. Dit wordt van geval tot geval afgewogen.
Het bericht ‘Islamitische Haga Lyceum van plan meer omstreden predikers uit te nodigen’ |
|
Bente Becker (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie), Rudmer Heerema (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie) |
|
Wouter Koolmees (minister sociale zaken en werkgelegenheid) (D66), Arie Slob (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (CU) |
|
|
|
|
Bent u bekend met het bericht «Islamitische Haga Lyceum van plan meer omstreden predikers uit te nodigen»?1
Ja.
Hoe duidt u het besluit van de school om de omstreden prediker Haitham al-Haddad uit het Verenigd Koninkrijk uit te nodigen en het geuite voornemen van het schoolbestuur om vaker andere bekende radicale imams uit te gaan nodigen?
Dit vind ik zeer ongewenst en het is in strijd met het door de overheid ontwikkelde antiradicaliseringsbeleid.2 In dat kader bespreekt de Taskforce Problematisch Gedrag en Ongewenste Buitenlandse Financiering hoe we het best met deze ontwikkelingen om kunnen gaan. Het kabinet is er alles aan gelegen om krachtig op te treden tegen extremistische sprekers die antidemocratische denkbeelden uiten, en hen te beletten hun boodschap te verspreiden, of dat nu op scholen is of op andere plekken in de samenleving.
Heeft het kabinet mogelijkheden om deze prediker de toegang tot Nederland te weigeren?
Voor een volledige beschrijving van de aanpak van extremistische sprekers verwijs ik u naar de brief die de Minister van Justitie en Veiligheid op 28 mei 2018 aan uw Kamer heeft gestuurd.3
Het weren van extremistische sprekers die oproepen tot vijandigheid, haat of geweld is een vraagstuk dat ook in andere Europese landen speelt en vraagt om internationale informatiedeling en ervaringsuitwisseling. De EU lidstaten hebben in de «Roadmap» ter verbetering van de informatie-uitwisseling en informatie management 4 aangegeven om sprekers die voornemens zijn de EU te bezoeken en een bedreiging vormen voor de openbare orde te signaleren in het SIS Schengen Informatie Systeem (SIS-II) voor de duur van twee jaar.
In hoeverre kan een school de sociale veiligheid van haar leerlingen garanderen en haar burgerschapsopdracht uitvoeren als zij sprekers uitnodigt die homoseksualiteit een misdaad noemen en zeggen dat afvalligen de doodstraf verdienen?
Het is aan het bevoegd gezag van de school om te bepalen wie het wil uitnodigen. Uiteraard moet dit wel binnen de wet- en regelgeving gebeuren. Het bestuur is ervoor verantwoordelijk dat deze personen geen discriminerende, haatzaaiende of antidemocratische uitspraken doen. Het uitnodigen van sprekers of gastdocenten die kernwaarden van de Nederlandse democratische samenleving weerspreken roept de vraag op of het bestuur bereid is om geloofwaardig invulling te geven aan de burgerschapsopdracht die in de (huidige) onderwijswetgeving is neergelegd.
De inspectie voor het onderwijs ziet toe op het naleven van deze burgerschapsopdracht. Daarnaast treedt de overheid op tegen sprekers die oproepen tot gewapende strijd, tot geweld of haat zaaien tegen andere bevolkingsgroepen of gezindten, en die een bedreiging (kunnen) vormen voor de openbare orde, de nationale veiligheid en voor individuele personen.
Welke mogelijkheden heeft u of de Inspectie van het Onderwijs om hier in te grijpen?
Het kabinet is er alles aan gelegen om krachtig op te treden tegen extremistische sprekers die antidemocratische denkbeelden uiten, en hen te beletten hun boodschap te verspreiden. Hiertoe heeft u op 28 mei 2018 een brief ontvangen van de Minister van Justitie en Veiligheid.5 Daarin staat een overzicht van de maatregelen die worden genomen tegen extremistische sprekers en de verspreiding van radicaal gedachtegoed. Het betreft een integrale aanpak, waarin verschillende instrumenten en (praktische) maatregelen samenkomen. In mijn brief van 14 maart jl. aan uw Kamer heb ik uitgebreid de wettelijke mogelijkheden en onmogelijkheden om in te grijpen beschreven. 6
Bent u bereid om in EU-verband nogmaals te pleiten voor een EU-lijst met haatpredikers, conform motie-Tellegen c.s.2, zodat een haatprediker die bekend is in een andere lidstaat niet in Nederland een podium kan krijgen? Zo nee, waarom niet?
Het lid Tellegen heeft op 28 april 2016 een motie ingediend over het opstellen van een lijst van extremistische sprekers binnen de EU.8 De Nederlandse wetgeving voorziet in artikel 67 Vw2000 in de rechtsbasis om buitenlanders vanuit andere Schengenlidstaten, onder omstandigheden te weren uit Nederland. In de praktijk zullen eerder gedane of redelijkerwijs te verwachten uitspraken die anti-integratief, antidemocratisch of oproepend tot geweld of vijandigheid kunnen zijn, deze criteria van actueel, werkelijk en ernstige bedreiging niet halen. Daarmee is preventieve toegangsweigering aan extremistische sprekers met de nationaliteit van een lidstaat van de Europese Unie niet realistisch. Het opstellen van een «alerteringslijst» ter ondersteuning van overheidsprocessen of het samenstellen van een «zwarte lijst» van Europese burgers van wie op voorhand is bepaald dat deze niet in Nederland in het openbaar mogen spreken is niet wenselijk. De Nederlandse Grondwet kent namelijk, als onderdeel van de grondwettelijke vrijheid van meningsuiting, een verbod op censuur. Deze grondwettelijke vrijheden vormen bovendien de hoeksteen van onze samenleving.
Uw Kamer is hierover op 6 april 2017 geïnformeerd door de Ministers van JenV en SZW bij het toesturen van de voortgangsrapportage van de integrale aanpak jihadisme.9
Is het waar dat de aangekondigde wijziging van artikel 2:20 BW straks ruimte biedt om organisaties die een podium bieden aan haatzaaien te verbieden? Zo ja, bent u bereid dit artikel dan ook in te roepen om scholen te sluiten die omstreden haatpredikers voor de klas zetten? Zo nee, waarom niet?
Op basis van artikel 2:20 BW kan de Rechtbank op verzoek van het Openbaar Ministerie een rechtspersoon waarvan de werkzaamheid in strijd is met de openbare orde, verboden verklaren en ontbinden. De gronden op basis waarvan deze ontbinding en/of het verbod kan plaatsvinden worden op in het huidige wetsvoorstel verruimd (voorstel is in internetconsultatie gebracht).
Óf organisaties die een podium bieden aan omstreden sprekers op basis van 2:20BW daadwerkelijk ontbonden of verboden kunnen worden, is casusafhankelijk. Deze beoordeling is aan de rechtbank.
Nieuwe onthullingen rond het Haga Lyceum |
|
Jasper van Dijk (SP) |
|
Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA), Ingrid van Engelshoven (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (D66) |
|
|
|
|
Kent u het bericht «AIVD: Britse prediker heimelijk op Haga»?1 Wat is uw oordeel daarover?
Ja.
Is het waar dat een Britse shariageleerde op het Cornelius Haga lyceum aanwezig was voor heimelijke bijeenkomsten?
Is het waar dat de schoolleiding een Tsjetsjeense terreurbeweging heeft gefinancierd?
Is het waar dat een leraar die homoseksualiteit wilde bespreken, werd weggestuurd?
Is het waar dat jongens en meisjes zoveel mogelijk worden gescheiden op deze school?
Is het waar dat ongestelde meisjes in een aparte ruimte moesten verblijven tijdens het gebed?
Zijn er inderdaad banden met de radicale imam Fawaz Jneid?
Deelt u de mening dat de constateringen in de vragen 2 tot en met 7 onaanvaardbaar zijn? Zo nee, waarom niet?
Bent u bereid – met deze nieuwe onthullingen in de hand – stappen te nemen om de school te sluiten danwel de financiering te beëindigen danwel het bestuur te ontslaan? Zo nee, hoeveel moet er nog gebeuren voordat u wel overgaat tot sluiting?
De inspectie verricht op dit moment verdiepend onderzoek. Om uit te kunnen sluiten dat de onderwijsbekostiging voor deze school wordt gebruikt voor het plegen van strafbare feiten, pas ik de wet Bibob toe. In het belang van deze lopende onderzoeken kan ik hier verder niet op ingaan.
Kunt u inhoudelijk reageren op de berichtgeving over het ambtsbericht van de AIVD, aangezien het een openbare bron betreft?
Deelt u de mening dat de Inspectie van het Onderwijs nooit bedreigd had mogen worden toen zij een onaangekondigd bezoek aan de school maakten?
Ik vind het ontoelaatbaar dat mensen die werken in de publieke sector worden bedreigd of onder druk worden gezet tijdens het uitoefenen van hun functie. De inspectie moet ongehinderd haar werk kunnen doen.
Hoe verlopen recente inspectiebezoeken aan de school? Is gesproken over de onthullingen in het NRC Handelsblad? Wat was de reactie?
De inspectie verricht verdiepend onderzoek volgens drie lijnen, naar de onderwijskwaliteit, de financiën en het bestuurlijk handelen. In dat kader bezoekt de inspectie de school aangekondigd en onaangekondigd. Over dit lopende onderzoek kan ik verder geen mededelingen doen. Ik zal uw Kamer informeren, zodra de inspectie haar onderzoek heeft afgerond en haar rapport openbaar maakt.
Deelt u de mening dat artikel 23 van de Grondwet daadkrachtig ingrijpen niet in de weg mag staan? Wat onderneemt u hiertoe?
Ja. Artikel 23 van de Grondwet regelt de vrijheid van onderwijs. Dat is een groot goed, maar geen vrijbrief voor misstanden. Als de uitkomsten van het onderzoek van de inspectie aanleiding geeft om in te grijpen, zal ik niet aarzelen om mijn bevoegdheden te gebruiken. Binnenkort zal ik uw Kamer informeren over de extra instrumenten die ik daartoe wil gaan inzetten.
Het bericht ‘De voorzitter van moskeekoepel CMO houdt er alweer mee op’ |
|
Chris van Dam (CDA), Gijs van Dijk (PvdA) |
|
Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA), Wouter Koolmees (minister sociale zaken en werkgelegenheid) (D66) |
|
|
|
|
Kent u het bericht «De voorzitter van moskeekoepel CMO houdt er alweer mee op»?1
Ja, ik ben bekend met dit bericht.
Kunt u uiteenzetten welke functie het Contactorgaan Moslims en Overheid (CMO) de afgelopen jaren heeft vervuld tussen enerzijds de (koepels van) moskeeën in Nederland en anderzijds de Nederlandse overheid? Kunt u inzicht geven in de thema’s die tussen de overheid en het CMO besproken zijn en waar die gesprekken toe hebben geleid?
Het Contactorgaan Moslims en Overheid (CMO) functioneert als contactorgaan voor de overheid namens de islamitische gemeenschappen. Thema’s die besproken worden zijn bijvoorbeeld de beveiliging van gebedshuizen en het tegengaan van maatschappelijke spanningen. Verder heeft de VU-Amsterdam i.s.m. het CMO de pilot «Professionaliseringsprogramma voor zittende imams in Nederland» georganiseerd, welke door het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid is gesubsidieerd.
Naast bovengenoemde treedt het CMO op als landelijk zendende instantie voor het Islamitisch Godsdienstig Vormingsonderwijs (IGVO) op openbare basisscholen. Tevens is het CMO vanaf 2008 erkend als zendende instantie bij het Ministerie van Justitie en Veiligheid en het Ministerie van Defensie. Het CMO treedt in die hoedanigheid op als gesprekspartner inzake inhoud en organisatie van de geestelijke verzorging binnen deze twee domeinen. Het CMO is daarnaast eerste aanspreekpunt voor de Minister van Justitie en Veiligheid (JenV) op basis van diens verantwoordelijkheid als Minister voor de erediensten. Uit hoofde van deze verantwoordelijkheid is de Minister van JenV eerste aanspreekpunt binnen het kabinet voor alle religieuze organisaties en levensovertuigingen.
Met welke andere organisaties vanuit de islamitische gemeenschap, buiten het CMO, heeft u contact?
Het CMO is aanvankelijk opgericht met het doel om alle moslimorganisaties te bundelen binnen één contactorgaan. Daarnaast onderhoudt de overheid over uiteenlopende onderwerpen contact met verschillende (islamitische) organisaties die op landelijk, regionaal en lokaal niveau zijn georganiseerd.
Welke instanties of organen aan overheidszijde zijn counterpart voor het CMO?
Naast het Ministerie SZW heeft het CMO contact met verschillende andere onderdelen van de rijksoverheid. Bij het Ministerie van Justitie en Veiligheid spreekt de Dienst Geestelijke Verzorging (DGV) van de Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI) regelmatig met het CMO als islamitische zendende instantie over hun rol bij de islamitische geestelijke verzorging van justitiabelen.
Bij het Ministerie van Defensie spreekt de Hoofddirecteur Personeel en de Directeur van de Diensten Geestelijke Verzorging (DGV) bij de Krijgsmacht regelmatig met het CMO.
Het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) voert niet actief overleg met het CMO. Wel is het CMO betrokken in een klankbordgroep waarin zendende instanties deelnemen om geconsulteerd te kunnen worden bij de uitwerking en implementatie van het Actieplan Geestelijke Verzorging en Levensbegeleiding1.
Kunt u schetsen wie, en ook welke organisaties, lid zijn van het CMO? In welke mate vertegenwoordigt het CMO de moslimgemeenschap in Nederland? Vertegenwoordigen leden van het CMO een specifieke eigen achterban of nemen zij deel op persoonlijke titel?
Desgevraagd heeft het CMO laten weten dat de onderstaande organisaties zijn aangesloten bij het CMO:
Iedere koepelorganisatie vertegenwoordigt haar eigen achterban in het CMO bestuur. Het CMO stelt hiermee meer dan 80 procent van alle moslimorganisaties in Nederland te representeren.
Hoe kunt u ervoor zorgen dat door het CMO een zo groot mogelijk deel van islamitische gemeenschap wordt vertegenwoordigd? Wat gaat u concreet doen om dit te realiseren?
Het is aan de aangesloten en eventueel nog niet aangesloten organisaties om zich wel of niet via het CMO te laten vertegenwoordigen. Hierin wordt geen rol gezien voor de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid of voor de Minister van Justitie en Veiligheid.
Is inmiddels een nieuwe voorzitter van het CMO benoemd?
Ja, een nieuwe voorzitter van het CMO is benoemd.
Heeft het kabinet een specifieke bedoeling of agenda in het contact met het CMO of is enkel het onderhouden van contact met de islamitische gemeenschap de doelstelling van het contact met het CMO? Voldoet het huidige CMO aan de bedoeling zoals geformuleerd bij de oprichting?
Het CMO is, zoals eerder in deze antwoorden uiteengezet, opgericht als contactorgaan tussen de overheid en de islamitische gemeenschap. Het kabinet heeft op voorhand geen specifieke agenda voor het contact met de CMO. Verder is het aan het CMO en de aangesloten organisaties om te bepalen welke agenda zij willen voeren met het oog op overleg met de overheid.
Dak- en thuislozen die zich niet kunnen inschrijven bij gemeenten |
|
René Peters (CDA) |
|
Raymond Knops (staatssecretaris binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
|
|
|
Kunt u zich uw antwoord op de eerdere Kamervragen herinneren, waarin u klip en klaar aan gaf dat gemeenten verplicht zijn om dak- en thuislozen, die zich daartoe melden, in te schrijven in de Basisregistratie Personen (BRP)?
Ja.
Kunt u zich tevens uw antwoord op eerdere Kamervragen herinneren, waarin u aangaf een wetswijziging in voorbereiding te hebben om te expliciteren dat gemeenten verplicht zijn een burger ambtshalve te registreren op een briefadres indien betrokkene geen woonadres heeft en zelf ook geen aangifte doet of kan doen van een briefadres?
Ja.
Hoe staat het met de voortgang van die wetswijziging? Wanneer kan de Kamer die verwachten?
Het voorstel voor de wetswijziging zal naar verwachting in het najaar van dit jaar aan uw Kamer worden aangeboden.
Weet u dat verschillende gemeenten nog steeds niet voldoen aan de wettelijke plicht tot inschrijving in het BRP (zie raadsactualiteit Amersfoort van 26 maart 2019)? 1
Deelt u de mening dat dak- en thuislozen niet kunnen wachten op een explicitering van de wet, maar gewoon direct ingeschreven zouden moeten worden?
Ja, die mening deel ik. De plicht van gemeenten tot inschrijving is er al vanuit de Wet BRP. De wetswijziging wordt in gang gezet omdat de bewoordingen in de Wet BRP met betrekking tot het inschrijven van personen in de dagelijkse uitvoeringspraktijk nog niet altijd duidelijk genoeg blijken te zijn.
Bij welke instantie, telefoonnummer, e-mailadres, loket of persoon kan een dak- of thuisloze zich melden indien een gemeente zich niet aan de wet houdt?
Daklozen die problemen ondervinden bij inschrijving in de BRP kunnen zich melden bij de hun bekende organisaties zoals Federatie Opvang, Leger des Heils, Bureau Straatjurist en organisaties voor maatschappelijke opvang. Deze organisaties kunnen contact opnemen met de Rijksdienst voor Identiteitsgegevens, via het e-mailadres info@rvig.nl o.v.v. «briefadres».
Kunt u aangeven op welke wijze een dak- en thuisloze op een eenvoudige manier zijn of haar recht kan halen en alsnog ingeschreven kan worden?
Zie antwoord vraag 6.
Het besluit van het Openbaar Ministerie om abortusklinieken CASA en medisch diagnostisch centrum STAR niet strafrechtelijk te vervolgen |
|
Kees van der Staaij (SGP) |
|
Bruno Bruins (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie) |
|
|
|
|
Heeft u kennisgenomen van het besluit van het openbaar ministerie (OM) om de abortusklinieken CASA en medisch diagnostisch centrum STAR niet strafrechtelijk te vervolgen?1
Ja
Hoe beoordeelt u het feit dat de abortusklinieken vanuit een commercieel belang, ondanks juridische twijfels, de randen van wet- en regelgeving hebben opgezocht en daar volgens het OM ook overheen zijn gegaan? Deelt u de mening dat dit zeer onwenselijk en dat er bij abortus geen prikkels mogen zijn om omzetverhogend te werken?
Ik vind dat bij alle vormen van zorg en hulpverlening het belang van de patiënt of cliënt centraal moet staan. Prikkels die leiden tot overbehandeling vind ik dan ook onwenselijk. Dit staat er overigens niet aan in de weg dat zorgaanbieders binnen de kaders van de wet- en regelgeving een gezonde financiële bedrijfsvoering nastreven. En dat zij daarbij de mogelijkheid moeten hebben om financiële buffers op te bouwen, bijvoorbeeld ter herinvestering in de zorg of om financiële tegenvallers op te vangen.
Overweegt u, nu het OM het onderzoek heeft geseponeerd, maar er wel aan de formele eisen van een strafbaar feit is voldaan, nog verdere stappen richting CASA en STAR?
Nee, niet ten aanzien van het onderzoek naar subsidiefraude. Het Ministerie van VWS heeft het ten onrechte betaalde subsidiebedrag over 2015 teruggevorderd en ontvangen. Het OM is verantwoordelijk voor het opsporen en vervolgen van strafbare feiten en kan als enige instantie in Nederland bepalen of iemand voor de strafrechter moet verschijnen.
Ten aanzien van het onderzoek van het OM naar de declaratiefraude zal de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) zich door het OM verder laten informeren over de aard, omvang en inhoud van de gedane bevindingen. Op basis hiervan wordt door de NZa bezien of aanvullende maatregelen nodig zijn.
Zijn de bevindingen van het OM voor u aanleiding om meer duidelijkheid te scheppen richting abortusklinieken en verzekeraars over de toepassing van relevante wet- en regelgeving inzake de financiering van abortussen?
Ja. In haar bevindingen constateert het OM dat de Subsidieregeling abortusklinieken duidelijk is, maar dat er in de periode voor 2015 in de uitvoeringspraktijk onhelderheid is ontstaan over de wijze waarop de regelgeving werd geïnterpreteerd. Ik heb inmiddels alle abortusklinieken ingelicht over hoe conform de wet- en regelgeving omgegaan moet worden met herhaalde consulten binnen één hulpvraag, waarmee de onduidelijkheid in de uitvoeringspraktijk is weggenomen. Tevens loopt er als input voor de herziening van de Subsidieregeling abortusklinieken een onderzoek gericht op het verbeteren van de subsidiepraktijk.
Vormt het onderzoek van het OM voor u aanleiding om wet- en/of regelgeving inzake de financiering van abortussen op enigerlei wijze aan te passen?
Zie antwoord vraag 4.
Welke maatregelen zijn er nodig binnen het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport of breder in de zorgketen om herhaling van dergelijke onregelmatigheden te voorkomen?
Op mijn verzoek heeft de Auditdienst Rijk onderzoek gedaan binnen de abortuszorg en handelingsperspectieven aangereikt om regelgeving en toezicht binnen VWS en in de zorgketen te verbeteren. Uiteraard zal ik deze gebruiken om de herziene Subsidieregeling abortusklinieken zo duidelijk en fraudebestendig mogelijk op te stellen. Ik betrek de abortusklinieken ook bij deze aanpassingen. Tevens zal ik het accountantsprotocol herzien en deze en toekomstige casuïstiek verspreiden onder de accountants.
De Nederlandse Zorgautoriteit zal, zoals ik eerder aangaf, zich beraden op de noodzaak tot aanvullende maatregelen na ontvangst van nadere informatie van het OM.
Het bericht ‘Europa stopt met oppikken van vluchtelingen op Middellandse Zee’ |
|
Maarten Groothuizen (D66) |
|
Mark Harbers (staatssecretaris justitie en veiligheid) (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie) |
|
|
|
|
Kent u het bericht «Europa stopt met oppikken van vluchtelingen op Middellandse Zee»?1
Ja
Kunt u bevestigen dat operatie Sophia op 1 april 2019 ten einde loopt? Zo ja, door wie wordt het werk van operatie Sophia opgevangen?
De operatie Sophia is niet stilgelegd. De EU-lidstaten hebben besloten om het mandaat van Operatie Sophia ongewijzigd met 6 maanden te verlengen tot 30 september 2019. Alle lidstaten waren voorstander van deze verlenging, waarover met unanimiteit is besloten. Ondertussen zal de komende zes maanden verder onderhandeld worden om tot een structurele oplossing voor het vraagstuk rond de ontscheping van geredde drenkelingen te komen.
Wat houdt het in dat operatie Sophia tijdelijk wordt stilgelegd? Wat betekent dit concreet?
Zie antwoord vraag 2.
Waarom wordt operatie Sophia stilgelegd? Welke lidstaten zijn hier voorstander van en welke niet? Kunt u het krachtenveld nader toelichten? Hoe vindt besluitvorming plaats? Is hier sprake van besluitvorming door een meerderheid of is unanimiteit vereist? Is de mogelijkheid besproken om met een «coalition of the willing» de taken van operatie Sophia (deels) over te nemen?
Zie antwoord vraag 2.
Wat heeft Nederland gedaan om stillegging te voorkomen? Welke mogelijkheden ziet u om operatie Sophia weer op te starten en op wat voor termijn zou dit kunnen?
Nederland heeft gedurende de onderhandelingen een constructieve houding ingenomen en duidelijk gemaakt open te staan voor een oplossing die tot een structurele verlenging van de operatie zou leiden. Deze discussie richt zich op het vraagstuk rond de ontscheping van geredde drenkelingen. Over het standpunt en de inzet van het kabinet in deze is uw Kamer eveneens geïnformeerd.2 Voor Nederland is het van belang dat afspraken over operatie Sophia niet vooruitlopen op een structurele oplossing voor ontscheping in de EU die in lijn is met de conclusies van de Europese Raad van juni 2018 en niet vooruit zou lopen op onderhandelingen over het gemeenschappelijke Europees asiel stelsel (GEAS). Met de huidige verlenging is een tussenoplossing overeengekomen om de komende maanden aan te wenden om tot een structurele oplossing gevonden.
Wat is de consequentie van het (tijdelijk) stilleggen van operatie Sophia voor de Libische kustwacht, die door operatie Sophia werd getraind?
Het mandaat van de operatie is ongewijzigd verlengd en daarmee worden ook de taken omtrent capaciteitsopbouw van de Libische kustwacht voortgezet.
Op welke wijze wordt nu toezicht gehouden op de Libische kustwacht en of die zich wel aan mensenrechtenverdragen houdt?
Zoals eerder met uw Kamer gedeeld (Kamerstukken 32 735 en 28 638, nr. 207) is er mede op aandringen van het kabinet binnen operatie Sophia een monitoringsmechanisme opgericht. Dit mechanisme houdt toezicht op het functioneren van de Libische kustwacht en het onderhoud van het door de EU geleverde materiaal. Voor het kabinet is het van groot belang dat met de ongewijzigde verlenging van het mandaat van operatie Sophia ook de monitoring van de Libische kustwacht is gewaarborgd. Het kabinet zal de uitvoering van het monitoringsmechanisme binnen de missie kritisch blijven volgen en zich zolang dit nodig is in blijven zetten voor het versterken van de effectiviteit hiervan.
Wat zijn volgens u de gevolgen van het stoppen van operatie Sophia? Kunt u daarbij specifiek ingaan op de gevolgen voor het bestrijden van mensensmokkel? Deelt u de mening dat het onacceptabel is als door het stoppen van deze operatie talloze migranten zullen verdrinken? Wat gaat u doen om dit zoveel mogelijk te voorkomen? Hoe gaat u uw Europese collega’s hiervoor mobiliseren?
Zoals gesteld in het antwoord op voorgaande vragen wordt operatie Sophia niet stopgezet. Wel worden de twee schepen die in de operatie meevaren voor de duur van de verlenging teruggeroepen naar de haven. Hierdoor zal de operatie geen optimale invulling kunnen geven aan bepaalde taken binnen het mandaat, waaronder uitvoering van het VN-wapenembargo. Om te waarborgen dat het mandaat, waaronder ook het ontwrichten van mensensmokkelnetwerken, kan worden blijven uitgevoerd, wordt de surveillance door luchteenheden en de steun aan de Libische kustwacht en marine versterkt. Het delen van informatie met de relevante JBZ-agentschappen in het kader van de aanpak van mensensmokkel, zal worden voortgezet.
Libië blijft als kuststaat primair verantwoordelijk voor het redden van migranten in de Libische search and rescue (SAR) zone. Door verlenging van het mandaat van operatie Sophia kan de capaciteit van de Libische kustwacht om deze wettelijke taak uit te voeren verder worden versterkt. Daarmee groeit ook het vermogen om migranten in onzeewaardige bootjes te redden.
Het kabinet constateert daarbij dat het aantal door Sophia-schepen geredde migranten de afgelopen maanden zeer beperkt was: tussen juni en december 2018 vond één reddingsactie plaats waarbij 106 mensen werden gered en sinds december jl. hebben Sophia-schepen geen enkele keer reddend op hoeven treden. Voorts worden andere vormen van maritieme aanwezigheid in de Middellandse Zee, zoals de Frontex Operaties die in de territoriale wateren van de EU-lidstaten plaatsvinden en verscheidene nationale kustwachten van zowel EU als niet EU-lidstaten, onverminderd doorgezet.
Kunt u deze vragen voor 29 maart 2019 beantwoorden?
Het bericht ‘Olievlek drijft richting Waddeneilanden’ |
|
Tjeerd de Groot (D66) |
|
Cora van Nieuwenhuizen (minister infrastructuur en waterstaat) (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie), Carola Schouten (viceminister-president , minister landbouw, visserij, voedselzekerheid en natuur) (CU) |
|
|
|
|
Kent u het bericht «Olievlek drijft richting Waddeneilanden»?1
Ja.
Wat is er bekend over de oorzaak van deze olievlek?
De bron van de olieverontreiniging is vooralsnog niet bekend. In overleg met de Kustwacht en Rijkswaterstaat zijn er door inspecteurs van SodM (Staatstoezicht op de Mijnen) oliemonsters genomen op enkele offshore mijnbouwinstallaties waar de olievlek eventueel van afkomstig had kunnen zijn. Tevens is een oliemonster genomen van de inkomende olieleiding bij een olieopslag installatie op land, die olie ontvangt van (andere) mijnbouwinstallaties offshore. De monsters zijn door SodM afgeleverd bij het laboratorium van Rijkswaterstaat. Analyse van deze oliemonsters heeft aangetoond, dat de olievlek op zee niet afkomstig was van mijnbouwinstallaties.
Bent u van mening dat de natuur op de Noordzee en de Waddenzee voldoende is beschermd als het gaat om activiteiten van schepen en boorplatforms op zee?
Ja. De Kustwacht houdt met schepen en vliegtuigen toezicht op de Noordzee. Ook worden bijna dagelijks satellietwaarnemingen geanalyseerd op (olie)verontreinigingen en morsingen. Bij Rijkswaterstaat staat 24/7 een incidentenorganisatie paraat voor de Noordzee en Waddenzee. Voor de Waddenzee wordt in voorkomende gevallen het «Ecologisch spoorboekje voor oliebestrijding op de Waddenzee» gehanteerd. Rijkswaterstaat en de Kustwacht zijn voorbereid op een olieramp met een omvang van 15.000 m3 voor de Nederlandse Kust. Hiertoe zijn contracten gesloten met eigenaren van schepen, die direct inzetbaar zijn voor oliebestrijding. Daarnaast kan Rijkswaterstaat voor het noordelijk gebied en de Waddeneilanden een beroep doen op assistentie van Duitsland en Denemarken vanuit samenwerkingsverbanden binnen het Bonn agreement, waarbinnen buurlanden samenwerken en elkaars oliebestrijdingsschepen en -middelen gezamenlijk kunnen inzetten. Deze samenwerking wordt jaarlijks geoefend. Rijkswaterstaat volgt de ontwikkelingen op het gebied van technieken en middelen om olie te bestrijden, alsmede nieuwe inzichten in het gedrag van olie op zee. In het kader daarvan werkte Rijkswaterstaat in april 2019 mee aan een internationaal oliebestrijdingsonderzoek op de Noordzee, waarbinnen wordt onderzocht met welke snelheid olie van het wateroppervlak verdwijnt onder invloed van golven en wind, tegenover het toepassen van chemische oplosmiddelen (detergenten).
Welke activiteiten hebben de verschillende overheden en instanties ondernomen nadat de olievlek is ontdekt?
Na ontdekking van de olievlek heeft Rijkswaterstaat direct het kustwachtvliegtuig ingezet voor nadere beeldvorming en beoordeling van de olievlek. Gelijktijdig zijn uit voorzorg het oliebestrijdingsvaartuig ms. Arca, het betonningsvaartuig ms. Terschelling en een baggerschip Hein uitgevaren. Uit de nadere inspectievluchten bleek het om een relatief kleine hoeveelheid olie te gaan, waar niet alle schepen voor nodig waren en is één schip begonnen met het opruimen van de olie. Het Kustwachtschip de Visarend heeft meegeholpen om een flinterdunne olielaag die niet kon worden opgezogen in beweging te brengen, waardoor deze op natuurlijke wijze verder is afgebroken.
Naast de inzet van schepen zijn voorzorgsmaatregelen genomen aan de kust. Rijkswaterstaat heeft de Waddengemeenten geïnformeerd en ervoor gezorgd dat er een «beachcleaner» en personeel op Texel aanwezig was, om deze ook daar te kunnen opruimen indien er toch olie zou aanspoelen. De gemeente Texel heeft uit voorzorg een zwemverbod doen uitgaan en heeft het strand periodiek geïnspecteerd.
Wat is de rol van de verschillende betrokken instanties en overheden hierbij en hoe wordt er samengewerkt en gecoördineerd opgetreden?
Rijkswaterstaat is nautisch beheerder van de Noordzee, dat door de Kustwacht wordt uitgevoerd. Rijkswaterstaat voert bij oliebestrijding regie over effectieve en proportionele inzet ten behoeve van oliebestrijding. Genoemde instanties hebben nauw contact.
Naast de opruimactie zijn de gemeentes geïnformeerd om voorzorgsmaatregelen te nemen aan de kust, in verband met hun verantwoordelijkheid voor de veiligheid en openbare orde op de stranden.
Zijn hierbij de lessen uit de containerramp met de MSC Zoe van januari 2019 betrokken?
Ten gevolge van de MSC Zoë zijn bestaande protocollen niet veranderd. Het verlies van lading, waar bij de MSC Zoë sprake van was, is anders dan het bestrijden van olie. Wel zijn de operationele stakeholders in beide gevallen gelijk en verliep de samenwerking goed.
Welke maatregelen kunnen overheden nemen tegen lozingen van olie en andere schadelijke producten op zee, zowel internationaal, Europees, nationaal als provinciaal?
Het lozen op zee is illegaal. Hier wordt door de Kustwacht en Rijkswaterstaat op toegezien, onder andere door inspectievluchten. Op internationaal niveau wordt hierin nauw samengewerkt met buurlanden.
Bent u bereid extra maatregelen te nemen om onze kwetsbare en waardevolle natuur op de Noordzee en Waddenzee te beschermen?
In beginsel is de natuur op de Noordzee en Waddenzee goed beschermd door de Vogel- en Habitatrichtlijn, de Kaderrichtlijn Water en de Kaderrichtlijn Mariene Strategie. Hiermee is geborgd dat de natuur- en waterkwaliteit in het kust- en zeemilieu op een gezond niveau kan komen en blijven. De uitvoering van die richtlijnen is een gedeelde verantwoordelijkheid van LNV en IenW.
Voor de Noordzee loopt voorts het traject om met partijen te komen tot een Noordzeeakkoord (Kamerstuk 33 450, nrs. 54 en 55) en te komen tot gedragen keuzes en afspraken voor beleid die de opgaven voor visserij, natuur, windenergie en scheepvaart concreet in balans brengen.
Voor de Waddenzee zullen mijn collega van LNV en ik u voor het AO Wadden informeren over de te vormen Beheerautoriteit Waddenzee gericht op betere bescherming van de natuur in combinatie met beter visbeheer.
Het bericht ‘Bunker van nazikopstuk uit foute handen houden’ |
|
Lenny Geluk-Poortvliet (CDA), Chris van Dam (CDA) |
|
Ingrid van Engelshoven (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (D66), Kajsa Ollongren (viceminister-president , minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (D66) |
|
|
|
|
Hebt u kennisgenomen van het bericht «Bunker van nazikopstuk uit foute handen houden»?1
Ja.
Hebt u kennisgenomen van de oproep van burgers, wetenschappers, herinneringscentra, belangenorganisaties en verenigingen om de verkoop van de voormalige commandobunker van Seyss-Inquart in Wassenaar tijdelijk stop te zetten?
Ja.
Herinnert u zich uw antwoord in het wetgevingsoverleg over de Cultuurbegroting op 19 november 2018, dat de bunker wordt verkocht, met als voorwaarde dat hij als rijksmonument in stand gehouden wordt, «met alle voorwaarden van dien»?
Ja.
Deelt u de mening dat aan de verkoop van de commandobunker van Seyss-Inquart specifieke eisen gesteld moeten worden gezien het karakter van herinneringserfgoed uit de Tweede Wereldoorlog? Zo nee, waarom niet? Zo ja, welke eisen worden in dit verband door het Rijksvastgoedbedrijf gesteld?
Ja, het object is aangewezen als Rijksmonument en valt daarmee onder de werking van de Erfgoedwet. Omwille van een efficiënt en zorgvuldig verkoopproces van objecten waarbij mogelijk sprake is van herbestemming, is contact met andere overheden van belang. Uitvloeisel van de nauwe samenwerking met de gemeente Wassenaar, de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed en het Rijksvastgoedbedrijf is een op te stellen Nota van Uitgangspunten. Een Nota van Uitgangspunten is een planologisch kader, waarin de randvoorwaarden voor een passende en optimale invulling zijn opgenomen en geeft potentiële kopers duidelijkheid omtrent de herbestemmingsmogelijkheden van het object. Als extra borging voor het selecteren van marktpartijen met voldoende kennis en ervaring conform de op te stellen Nota van Uitgangspunten, zal voor de verkoop een voorselectie gelden.
Illegale drugsdumpingen |
|
Michiel van Nispen (SP), Ronald van Raak |
|
Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA), Carola Schouten (viceminister-president , minister landbouw, visserij, voedselzekerheid en natuur) (CU), Cora van Nieuwenhuizen (minister infrastructuur en waterstaat) (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie) |
|
|
|
|
Nu de Raad van State uitspraak heeft gedaan dat grondeigenaren niet aansprakelijk zijn voor de kosten van het opruimen van drugsafval op eigen terrein, wie is er dan verantwoordelijk?1
De uitspraak betekent dat de particulieren niet hoeven te betalen voor het opruimen van drugsafval, tenzij er sprake is van overtreding van een wettelijke verplichting die op die particulier rust. Gelet op de verantwoordelijkheden in het voorkomen van mogelijke schade voor volksgezondheid en milieu, ligt hier de verantwoordelijkheid bij regionale en lokale overheden. Provincies kunnen nog vooruit met de reeds beschikbaar gestelde middelen en kunnen particulieren snel helpen met raad, daad en financiële compensatie voor de directe opruimkosten. De meeste provincies hebben inmiddels provinciale subsidieregelingen ingesteld, die overigens worden gevoed door de resterende € 1,2 miljoen vanuit het Rijk. Het kabinet maakt nu voor de periode 2019 tot en met 2024 structureel nog € 1 mln. per jaar vrij op de begroting van het Ministerie van Justitie en Veiligheid om de directe kosten van het opruimen van drugsdumpingen te kunnen (co)financieren.
Welke vorderingen heeft het overleg van de werkgroep, die onderhandelt over een vergoeding voor de gemaakte kosten door decentrale overheden, gemaakt?2
Het Interprovinciaal Overleg (IPO) heeft als voorzitter van de interbestuurlijke werkgroep een extern bureau opdracht gegeven om onderzoek te doen naar de kosten en de financieringsmogelijkheden. Hieruit is het instellen van een schadefonds naar voren gekomen als optie om verder te verkennen. Het is nu aan provincies en gemeenten om dit op te pakken.
Welk ministerie is hier verantwoordelijk?
Zie voor het antwoord op deze vraag het antwoord op vraag 1.
Bent u bereid geld vrij te maken, zoals bij de eerdere regeling tussen 2015 en 2017, omdat het in ieders belang is dat het drugsafval wordt opgeruimd? Zo nee, waarom niet?
Het kabinet maakt nu voor de periode 2019 tot en met 2024 structureel nog € 1 mln. per jaar vrij op de begroting van het Ministerie van Justitie en Veiligheid om de directe kosten van het opruimen van drugsdumpingen te kunnen (co)financieren. Zie verder voor het antwoord op deze vraag het antwoord op vraag 1.
Deelt u de mening dat deze problematiek steeds dringender wordt, dat gemeenten en provincies het niet kunnen betalen en dat voor de veiligheid van burgers en het milieu een snelle oplossing gewenst is? Zo nee, waarom niet?
De urgentie van het probleem is bekend. Zoals in het antwoord op vraag 1 aangeven kom ik mede namens de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat en de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit nog voor het zomerreces met voorstellen om voor particulieren een structurele cofinancieringsregeling voor opruimkosten van drugsdumpingen te bewerkstelligen. Zie verder het antwoord op vraag 1.
Erkenning van de Golanhoogten als deel van Israël |
|
Joël Voordewind (CU), Kees van der Staaij (SGP), Raymond de Roon (PVV) |
|
Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie) |
|
|
|
|
Kent u het bericht «Veel kritiek op Trumps erkenning Golanhoogten als deel Israël»?1
Ja.
Op welke resoluties is het Nederlandse standpunt gebaseerd dat de Golanhoogten geen onderdeel uitmaken van Israël? In hoeverre zijn deze resoluties juridisch bindend?
De Golanhoogten maken onderdeel uit van het grondgebied van Syrië. Het gebied wordt sinds 1967 door Israël bezet. Als bezettende mogendheid heeft Israël geen soevereiniteit over het gebied, maar oefent het slechts feitelijk gezag uit in het gebied. Dit standpunt is gebaseerd op het internationaal recht, dat gebiedsverwerving door middel van geweld verbiedt. VN Veiligheidsraad resolutie 242, aangenomen naar aanleiding van de oorlog van 1967, en VN Veiligheidsraad resolutie 497 aangenomen naar aanleiding van de Israëlische annexatie van de Golanhoogten, weerspiegelen en bevestigen deze internationaalrechtelijke regel. Ook de EU Hoge Vertegenwoordiger heeft in een verklaring op 27 maart jl. namens alle EU lidstaten herhaald, met verwijzing naar internationaal recht en deze resoluties, dat de EU geen Israëlische soevereiniteit over de bezette Golanhoogten erkent.
Op welk moment en onder welke voorwaarden is Nederland bereid om, onder meer op basis van het internationaalrechtelijke «uti possidetis»-beginsel, over te gaan tot erkenning van de Golanhoogten als niet alleen de facto maar ook de jure Israëlisch grondgebied?
Nederland zal alleen wijzigingen van de grens van 1967 erkennen als de beide partijen, in dit geval Israël en Syrië, daarover afspraken maken. In het verleden is dit onderwerp geweest van vredesonderhandelingen. Zie ook het antwoord op vraag 2.
Beaamt u dat de inwoners van de Golan veiliger zijn onder Israëlische hoede dan onder het schrikbewind van de Syrische dictator Assad?
Het gebied is van strategisch belang, ook voor de Israëlische veiligheid. Op dit moment is de veiligheidssituatie dermate slecht, mede door de gevolgen van de burgeroorlog in Syrië en de aanwezigheid van Hezbollah en Iran, dat het kabinet het onwaarschijnlijk acht dat vredesonderhandelingen snel hervat kunnen worden. Dat vormt echter geen rechtvaardiging voor annexatie van het gebied. Zie ook het antwoord op vraag 2.
Deelt u de mening dat de Golanhoogte voor Israël van groot strategisch en veiligheidsbelang is, niet alleen gezien de instabiliteit in Syrië als gevolg van de burgeroorlog, maar ook vanwege de groeiende Iraanse invloeden in Syrië?
Het bericht ‘Mest barst van chemicaliën en dat is slecht nieuws voor de weidevogels’ |
|
Tjeerd de Groot (D66), Laura Bromet (GL) |
|
Carola Schouten (viceminister-president , minister landbouw, visserij, voedselzekerheid en natuur) (CU) |
|
|
|
|
Kent u het bericht «Mest barst van chemicaliën en dat is slecht nieuws voor de weidevogels»?1
Ja. Het bericht in Trouw verwijst, net als het bericht op Foodlog waarover eerder vragen zijn gesteld, naar het rapport «Een onderzoek naar de mogelijke relaties tussen de afname van weidevogels en de aanwezigheid van bestrijdingsmiddelen op veehouderijen» door Jelmer Buijs en Margriet Samwel-Mantingh, dat op 12 april is gepubliceerd. Ten tijde van de vorige vragen (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2018–2019, nr. 2038) was het rapport, in opdracht van de provincie Gelderland, nog niet openbaar. Bij de beantwoording van de nu voorliggende vragen heb ik, behalve het artikel, ook het betreffende rapport benut en een duiding van de resultaten door WUR (zie bijlagen).
Klopt het dat de bestrijdingsmiddelen die in stro en veevoer zitten en de chemische middelen die worden gebruikt in stallen en mestkelders via de mest van het vee weer op het land terecht komen?
Ja.
Wist u dat de bestrijdingsmiddelen in mest ook op biologische veebedrijven zijn gevonden en dat die hoeveelheden weinig schelen met de hoeveelheden chemicaliën in mest op gangbare bedrijven?
Ja.
Klopt het dat biologische veebedrijven bijvoorbeeld stro mogen gebruiken uit de gangbare teelt en dat er hierdoor chemicaliën in de mest terechtkomen?
Ja. Op grond van de Europese regelgeving inzake biologische productie is het verplicht om de rustruimten voor zoogdieren te voorzien van strooisel dat moet bestaan uit stro of andere geschikte natuurlijke materialen. Dit strooisel mag afkomstig zijn van gangbare teelt.
Deelt u de mening dat het zorgelijk is dat de voorwaarden voor de (biologische) landbouw niet streng genoeg zijn om de aanwezigheid van chemicaliën te voorkomen? Zo ja, wat bent u van plan hieraan te doen? Zo nee, waarom niet?
In het huidige beleid is er geen sprake van strikte scheiding tussen gangbare en biologische landbouw als het gaat om de aanwezigheid van residuen. Het gaat erom dat de gevonden hoeveelheden binnen wettelijk vastgestelde normen blijven.
Was u op de hoogte van de zorgelijke ontwikkeling dat de bestrijdingsmiddelen in mest leiden tot de afname van de weidevogelpopulatie en welke concrete maatregelen gaat u nemen om het huidige weidevogelbeleid te verbeteren?
Zoals ik u gemeld heb in mijn vorige brief (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2018–2019, nr. 2038) maak ik mij zorgen over de afname van weidevogels. Onder een veelvoud van factoren voor deze afname bevindt zich ook het voedselaanbod. Voor veel weidevogels bestaat dit uit insecten. Het rapport van Buijs e.a. legt een verband tussen bestrijdingsmiddelen in krachtvoer, die via mest insecten doden, waardoor de weidevogelpopulatie op veehouderijbedrijven afneemt.
Op basis van de onderzoeksresultaten geven toxicologen en weidevogelexperts van WUR in hun duiding van het rapport van Buijs e.a. aan dat het causale verband tussen werkzame stof in krachtvoer en de afname van weidevogels niet is aangetoond.
Herinnert u zich de beantwoording van de Kamervragen over het artikel «Ook afname weidevogels op biologische boerenbedrijven mogelijk gevolg van aanwezige pesticiden»2, waarin u stelt dat bij de toelating van gewasbeschermingsmiddelen rekening wordt gehouden met onder andere blootstelling aan de bodem en daarin levende organismen en dat de risicobeoordeling het risico van residuen afdekt? Deelt u de mening dat het zorgelijk is dat er toch grote hoeveelheden pesticiden gevonden worden? Zo ja, moet er niet zo snel mogelijk een herbeoordeling plaatsvinden waarbij nieuwe wetenschappelijke inzichten worden meegenomen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 6.
Wordt het huidige toelatingsbeleid van pesticiden zo snel mogelijk aangepast aan de nieuwe European Food Safety Authority (EFSA) risicobeoordeling van cumulatieve blootstelling van stoffen via residuen in voedsel?
Zodra de risicobeoordeling van EFSA van cumulatieve blootstelling van stoffen via residuen gereed is, zal deze worden geïmplementeerd en toegepast door het Ctgb in het toelatingsbeleid van gewasbeschermingsmiddelen. Medio 2019 komen rapporten hierover beschikbaar. Het RIVM levert hier een bijdrage aan.
Op welke manier kunnen veehouderijbedrijven inzichtelijk krijgen wat voor schade pesticiden toebrengen aan de grond en omgeving, zodat ze een gedegen afweging kunnen maken in het gebruik van chemische middelen en de aantasting van de omgeving?
Agrarische ondernemers dienen eerst een afweging te maken of het gebruik van een gewasbeschermingsmiddel in een bepaalde situatie noodzakelijk is. Blijkt dit inderdaad het geval te zijn, dan dient een gewasbeschermingsmiddel te worden gebruikt dat is toegelaten door het Ctgb. Het Ctgb maakt, op basis van zijn wettelijke taak, een wetenschappelijke analyse van het rapport om de vraag te beantwoorden of de gevonden waardes risico kunnen opleveren en of er grond is om bestaande toelatingen in te perken.
Bovendien kijken we in het kader van het nationaal programma landbouwbodems niet alleen naar de fysisch-chemische samenstelling, maar ook naar de biologische en ontwikkelen we een set indicatoren waarmee agrarische ondernemers uit de voeten kunnen.
Op welke wijze past het gebruik van bestrijdingsmiddelen bij kringlooplandbouw?
Bij kringlooplandbouw komt zo min mogelijk afval vrij, is de uitstoot van schadelijke stoffen zo klein mogelijk en worden grondstoffen en eindproducten met zo min mogelijk verliezen benut.
De «Toekomstvisie Gewasbescherming 2030» die uw Kamer op 16 april jl. heeft ontvangen (Kamerstuk 27 858, nr. 449) is een uitwerking van mijn kringloopvisie «Waardevol en verbonden» en beoogt een trendbreuk: planten en teeltsystemen die weerbaar zijn, hebben minder gewasbeschermingsmiddelen nodig. En daar waar we niet zonder middelen kunnen, moeten deze nagenoeg zonder emissies naar het milieu en nagenoeg zonder residuen worden gebruikt. Op basis van de toekomstvisie volgt een uitvoeringsprogramma waarin het handelingsperspectief op de korte, middellange en lange termijn staat beschreven. Het streven is om dat na het zomerreces gereed te hebben.
Heeft u zicht op de omvang van het probleem en wat gaat u doen om dit probleem te onderzoeken en het weidevogelbeheer effectiever te maken?
Zie antwoord vraag 6.