Het bericht 'Groene banen illusie – TNO blijkt te optimistisch te zijn geweest over effecten klimaatakkoord' |
|
Alexander Kops (PVV) |
|
Eric Wiebes (minister economische zaken) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Groene banen illusie – TNO blijkt te optimistisch te zijn geweest over effecten klimaatakkoord»?1
Wat vindt u ervan dat TNO – na een klacht – haar onderzoeksconclusies heeft moeten aanpassen, omdat het Klimaatakkoord op de lange termijn niet 39.000 tot 71.000 banen oplevert, maar zo goed als nul?
Het valt te waarderen dat TNO interne procedures heeft waardoor de klacht serieus is opgepakt en dat TNO er vervolgens ook consequenties aan verbonden heeft.
Hoe kan het dit pas na een klacht boven water komt? Hoe kan het dat we door TNO voor de gek worden gehouden?
Zie antwoord vraag 2.
Deelt u de mening dat «het Klimaatakkoord als banenmachine» volksverlakkerij is?
Nee, ik deel die mening niet. Het onderzoek van TNO maakt wel duidelijk dat er verschil kan zijn tussen de positieve werkgelegenheidseffecten op korte- en middellange termijn en de neutrale (zowel geen positieve als negatieve) effecten op de werkgelegenheid op de lange termijn.
Deelt u conclusie dat het Klimaatbeleid vooral onzinnig en onbetaalbaar is? Wanneer komt u tot inkeer en trekt u het Klimaatakkoord door de shredder?
Nee, die conclusie deel ik niet. Uit vele analyses blijkt dat het klimaatbeleid zinnig, haalbaar en betaalbaar is.
Het uitgelekte marktonderzoek naar Lelystad Airport en de stelling van Wizz Air dat prijsvechters niet kunnen worden geweerd vanaf Lelystad Airport |
|
Lammert van Raan (PvdD) |
|
Cora van Nieuwenhuizen (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Geheim rapport: Lelystad Airport kan Schiphol ruimte bieden»?1
Ja.
Klopt het dat in dit rapport staat vermeld dat, een paar jaar na de opening, vooral nieuwe prijsvechters zich op Lelystad Airport zullen vestigen? Zo nee, hoe zit het dan?
Nee, dit klopt niet. De conclusie van m3 is dat het instrument VVR doet wat is beoogd: namelijk het – binnen de door de EU gestelde grenzen – maximaal bevorderen van het verplaatsen van punt-tot-punt verkeer van Schiphol naar Lelystad Airport en tegelijkertijd garanderen dat de vrijgekomen slots op Schiphol vrijkomen voor transferverkeer. In verband met de schaarse capaciteit op Schiphol zullen luchtvaartmaatschappijen zich naar verwachting maximaal inzetten om slots op Lelystad Airport te bemachtigen. Dit betekent dat luchtvaartmaatschappijen die op Schiphol opereren bereid zijn slots voor punt-tot-punt vluchten over te dragen of zelf om te zetten naar transfervluchten om prioriteit te krijgen bij de slotverdeling op Lelystad Airport. Gelet op de strikte voorwaarden van de EU waarbij de markt weliswaar gereguleerd mag worden maar vrije markttoegang niet geheel mag worden uitgesloten moet hierdoor volgens de analyse rekening gehouden worden met circa 10 tot 20% autonome groei op Lelystad Airport.
In het verlengde van de VVR en in lijn met de motie Kröger2, zal Nederland in het kader van de herziening van de Europese slotverordening verder aandringen op aanscherping van het instrumentarium, zodat de slotcoördinator bij de toewijzing van slots meer rekening moet houden met de netwerkkwaliteit en duurzaamheid. Naast de herziening van de Europese slotverordening zullen goedkopere tarieven dan Schiphol, nieuwe sturingsinstrumenten en/of een nieuwe VVR er aan bijdragen dat Lelystad Airport ook voor de resterende 20.000 vliegtuigbewegingen – na 25.000 vliegtuigbewegingen – de rol van overloopluchthaven kan blijven vervullen ten behoeve van de versterking van de netwerkfunctie van Schiphol.
Kent u het bericht «Geen prijsvechters vanaf Lelystad? «Ze kunnen ons niet weren», zegt Wizz Air»?2
Ja.
Wat is uw reactie op de stelling van Wizz Air dat prijsvechters niet geweerd kunnen worden van Lelystad Airport?
Lelystad Airport is ontwikkeld om als overloopluchthaven verkeer over te nemen van Schiphol dat niet ondersteunend is aan het netwerk van verbindingen, waaronder ook prijsvechters. Hierdoor kan de schaarse capaciteit op Schiphol zo efficiënt mogelijk worden benut ter versterking van de netwerkkwaliteit. In verband met de verwachte schaarste zal Lelystad Airport vanaf de openstelling aangewezen zijn als slotgecoördineerde luchthaven. Dit betekent dat de Europese slotverordening van toepassing is. Binnen de strikte voorwaarden van de EU regelt de verkeersverdelingsregel dat na de toepassing van de regels uit de slotverordening het verkeer afkomstig van Schiphol prioriteit zal krijgen bij de slotuitgifte op Lelystad Airport. Het volledig uitsluiten van verkeer dat niet afkomstig is van Schiphol is niet mogelijk in verband met de strikte voorwaarden van de EU met betrekking tot non-discriminatie, proportionaliteit en vrije markttoegang.
Klopt de stelling van Wizz Air dat prijsvechters niet geweerd kunnen worden van Lelystad Airport? Zo nee, hoe zit het dan? Zo ja, wat gaat u daaraan doen?
Zie het antwoord op vraag 4.
Hoe gaat u de prijsvechters duidelijk maken dat ze zich geen illusies hoeven te maken, omdat een meerderheid in de Tweede Kamer zich heeft uitgesproken tegen autonome groei en vracht op Lelystad Airport?3
Zie het antwoord op vraag 4.
Als het puntje bij paaltje komt, kiest u dan voor de prijsvechters of voor de democratie?
Zie het antwoord op vraag 4.
Waarom maakt u geen gebruik van het momentum in diverse dossiers om de plannen voor Lelystad Airport definitief af te blazen, wat net als een stevige krimp van de luchtvaartsector, goed zou zijn voor klimaat, leefomgeving en veiligheid van mens en dier?
Lelystad Airport is ontwikkeld om verkeer over te nemen van Schiphol dat niet ondersteunend is aan het netwerk van verbindingen. Hierdoor kan de capaciteit op Schiphol zo efficiënt mogelijk worden benut ter versterking van de netwerkkwaliteit ten behoeve van de maatschappelijke en economisch waardevolle functie van Schiphol. In verband met de schaarste op Schiphol is openstelling van Lelystad Airport van wezenlijk belang.
Kunt u, als opdrachtgever van dit rapport, toelichten hoe het mogelijk is dat dit rapport al door de NOS kon worden ingezien, voordat het ter beschikking is gesteld aan de Tweede Kamer?
Het is mij onbekend hoe een conceptversie van het rapport kon worden ingezien door de NOS.
Bent u bereid om dit rapport per direct aan de Tweede Kamer toe te zenden? Zo nee, waarom niet?
Dit rapport is thans definitief en is tegelijkertijd met onderhavige brief aan de Tweede Kamer toegezonden.
Hoe lang wilde u dit rapport aanvankelijk nog geheim houden?
Het geheim willen houden van een rapport is niet aan de orde. Een rapport dient eerst afgerond te zijn alvorens het aan de Tweede Kamer toegezonden kan worden. Voor de analyse was van belang precies te weten hoe de slotcoördinator de regels uit de slotverordening in de praktijk toepast bij een nieuwe luchthaven. Dit is een unieke situatie waar geen ervaring mee is. Ook zijn de resultaten van de analyse nog getoetst aan de VVR zoals goedgekeurd door de Europese Commissie op 24 september 2019. Definitieve afronding heeft daarom langer geduurd dan vooraf ingeschat.
Waarom wilde u dit rapport nog geheim houden?
Zie het antwoord op vraag 11.
Hoe plaatst u het lekken van dit rapport naar de pers, voordat de Tweede Kamer is geïnformeerd, binnen uw doelstelling om transparant met de buitenwereld te communiceren?
Zie het antwoord op vraag 11.
Hoe plaatst u het lekken van dit rapport naar de pers, voordat de Tweede Kamer is geïnformeerd, binnen uw doelstelling om het vertrouwen te herstellen inzake het dossier Lelystad Airport?
Zie het antwoord op vraag 11.
Kunt u deze vragen een voor een beantwoorden, zonder naar eerdere antwoorden te verwijzen?
In verband met de overlap van diverse vragen is bij een aantal vragen verwezen naar eerdere antwoorden.
Het blog van de voorzitter van de Nederlandse Vereniging van Jonge Strafrechtadvocaten (NVJSA) |
|
Michiel van Nispen |
|
Sander Dekker (minister zonder portefeuille justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Bent u bekend met het blog van de voorzitter van de NVJSA?1
Ja.
Klopt het dat het door een extern bureau begeleiden van zogenaamde «ontwerpsessies rechtsbijstand» € 25.200 aan belastinggeld kostte, een bedrag waar een toevoegingsadvocaat ongeveer een vol kwartaal fulltime voor moet werken om deze omzet te behalen? Wat is daarop uw reactie?
Het klopt dat een extern adviesbureau is ingehuurd voor de begeleiding van ontwerpsessies. De bedoeling hiervan was door middel van een open proces, geleid door een onafhankelijke derde, met alle betrokken partijen de contouren van een nieuw stelsel voor gesubsidieerde rechtsbijstand te ontwerpen.
Bij het inschakelen van een externe partij komen kosten kijken. De overheid heeft de taak om spaarzaam om te gaan met overheidsgelden. In het inkooptraject zijn daarom de geldende aanbestedingsregels gevolgd. De kosten voor het externe adviesbureau bedroegen uiteindelijk € 25.200 (exclusief BTW).
De inzet van een extern adviesbureau enerzijds en het stelsel van gesubsidieerde rechtsbijstand anderzijds zijn twee in hun aard verschillende en daarom onvergelijkbare zaken. Dienstverlening die de overheid afneemt van externe adviesbureaus is geen subsidie. Het tarief dat we aan het betreffende adviesbureau betalen kent een andere juridische basis, namelijk een overeenkomst tot opdrachtverlening.
Herkent u zich in het geschetste beeld dat u onvoldoende op de hoogte bent van het stelsel en de noden in de gesubsidieerde rechtsbijstand en eigenlijk helemaal niet geïnteresseerd bent in de mening van mensen uit het veld?
Nee. Ik voer zeer regelmatig gesprekken met advocaten die rechtsbijstand verlenen en professionals worden betrokken bij alle stappen van de stelselherziening. Dit was het geval tijdens de ontwerpfase, waar met betrokkenen de contouren van het stelsel zijn vormgegeven en dat is nu weer zo bij de uitwerking van die contouren.
Uit deze gesprekken is het mij steeds duidelijker geworden dat voor veel sociale advocaten de rek er financieel gezien echt uit is. Het werd duidelijk dat de duur van de transitie op gespannen voet staat met de financiële armslag die advocaten hebben om de overstap te maken. Juist daarom heb ik voor 2020 en 2021 jaarlijks ongeveer 36,5 miljoen euro beschikbaar gesteld om de sociale advocatuur gesterkt de overgang naar een nieuw stelsel te laten maken.
Hoe kan het dat nu blijkt dat de ontwerpsessies rechtsbijstand als doelstelling hadden om «discussies in de kiem te smoren» waardoor er feitelijk nooit een open gesprek is geweest met deelnemers uit het veld? Wat is daarop uw reactie? Vindt u dat te rechtvaardigen?
De opdracht van de Policy Design Studio was het begeleiden van een reeks bijeenkomsten om te komen tot een ontwerp voor een stelsel voor door de overheid gefinancierde rechtsbijstand. Randvoorwaarden waren dat er gebruik gemaakt werd van de aanwezige kennis, ervaring en inzichten in het veld en bij de experts en dat het ontwerp betere resultaten zou kunnen leveren voor burgers binnen de bestaande budgettaire kaders.3
Deze gehanteerde methode van «legal design thinking» is bedoeld om, via het doorlopen van vijf vaste stappen, gezamenlijk en op constructieve wijze ideeën te genereren. Dit werd in het verantwoordingsrapport dat ik met de contourennota in 2018 naar de uw Kamer stuurde, als volgt uitgelegd: «De ontwerpsessies zijn naar hun aard kleine besloten bijeenkomsten om ervoor te zorgen dat de mensen in de sessie zoveel mogelijk tijd en ruimte hebben om hun eigen ideeën naar voren te brengen, om nieuwsgierig te zijn naar wat de ander nou eigenlijk bedoeld te zeggen en om samen tot iets te komen dat uitstijgt boven de meningen en voorstellingen waarmee elke deelnemer afzonderlijk binnenkwam.»4
Er was aldus sprake van een open gesprek waarbij nadrukkelijk niet op voorhand werd gestuurd werd op een vooraf bepaalde uitkomst of het vermijden van discussies.
Waarom moesten er bij het opstarten van de pilot met verzekeraar Achmea van u «al snel onomkeerbare stappen» gezet worden, zoals nu blijkt uit een email van de programmadirecteur rechtsbijstand? Waarom heeft u hierop aangedrongen, ruim voor afronding van het traject, voordat de betrokkenen zich hierover konden uitspreken en nog voordat de Kamer zich hier over kon buigen? Wat is hierop uw reactie? Welk belang had u bij «snelle onomkeerbare stappen»?
De aangehaalde passage ziet niet op de pilot met Achmea van de Raad voor Rechtsbijstand, maar moet gezien worden in het licht van een oproep van het topberaad om de problematiek per rechtsgebied te bekijken en daarop snel concrete stappen te zetten. Ook ik heb vanaf mijn aantreden aangedrongen op snelheid bij de opgave om het stelsel te herzien. Juist ook vanwege de urgentie die spreekt uit het rapport van de commissie Van Der Meer op bijvoorbeeld het gebied van het familierecht. Uit de betreffende e-mail blijkt ook dat het juist de bedoeling was om een van de ontwerpsessies te benutten om met betrokkenen na te denken over hoe er een snelle eerste stap op het gebied van familierecht zou kunnen worden gezet. Daarbij werd het belang van de advocaten werkzaam in dat rechtsgebied steeds voor ogen gehouden.
Middeleeuwse toestanden in Heino |
|
Jasper van Dijk |
|
Wouter Koolmees (minister sociale zaken en werkgelegenheid, viceminister-president ) (D66) |
|
Wat is uw oordeel over de berichten inzake de misstanden rond de leefomstandigheden van arbeidsmigranten in Park Old Heino in Raalte?1
Arbeidsmigranten zijn van groot belang voor de lokale en nationale economie. Verschillende sectoren zoals de bijvoorbeeld de land- en tuinbouw en de bouw kennen een enorme afhankelijkheid van arbeidsmigranten. Het is van belang dat arbeidsmigranten op een goede manier gehuisvest worden. In het geval van klachten over de huisvesting dient hier in eerste instantie door de verhuurder in samenspraak met de uitzender en de gemeente actie te worden genomen om deze klachten op te lossen.
Deelt u de mening dat het onaanvaardbaar is dat uitzendbureaus arbeidsmigranten afraden om zich in te schrijven in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens (GBA)?2
Voor EU-arbeidsmigranten die van plan zijn korter dan vier maanden (in zes maanden) in Nederland te verblijven, is er geen verplichting zich als ingezetene te laten registreren. EU-arbeidsmigranten schrijven zich daarom veelal in bij een RNI-loketgemeente (Registratie Niet-ingezetenen) als niet-ingezetene, en krijgen een burgerservicenummer. Arbeidsmigranten die van plan zijn hier langer te verblijven dan vier maanden (in zes maanden) dienen zich met een binnenlands adres in te schrijven in het BRP. Toch gebeurt dit nog vaak niet. Als uitzendbureaus arbeidsmigranten afraden zich in te schrijven in het BRP met het binnenlands adres van de betreffende huisvesting, is dat zeer kwalijk. Niet inschrijven leidt namelijk tot verschillende problemen. De gemeente weet bijvoorbeeld niet waar arbeidsmigranten verblijven en kan ook niet gericht handhaven op huisvesting. Mede in het kader van de aanpak misstanden arbeidsmigranten wordt ingezet op maatregelen om registratie in de BRP als ingezetene te verbeteren. Daarbij wordt gekeken naar maatregelen om te bevorderen dat arbeidsmigranten zich op tijd inschrijven als ingezeten in het BRP. Ook wordt nadrukkelijk de werkgever aangesproken om inschrijving mogelijk te maken en zelfs te bevorderen.
Hoe gaat u uitzendbureau Otto Workforce (en andere uitzendbureaus) verplichten om hun werknemers zich te laten inschrijven bij de GBA?
Zie antwoord vraag 2.
Wat is uw oordeel over de gebrekkige controle door de gemeente Raalte op de leefomstandigheden in het Park Old Heino?
Ik begrijp dat de gemeente Raalte de signalen zeker serieus neemt, afspraken over bewoning met een vergunning en beheerplan te hebben gereguleerd en bekijkt hoe in de toekomst om te gaan met de huisvesting van arbeidsmigranten op het vakantiepark. Daarbij wordt ook samen met de provincie in het kader van «vitale vakantieparken» een onderzoek gedaan of toeristische verhuur op het vakantiepark voldoende levensvatbaar is. Verder heb ik bij navraag vernomen dat de gemeente een actieve rol neemt in het bij elkaar brengen van partijen om concrete problemen praktisch op te lossen.
Hoe staat het met de gesprekken om de afhankelijkheidsrelatie van arbeidsmigranten tegenover het uitzendbureau (zowel werkgever als huisbaas) te beperken?3
Veel arbeidsmigranten komen naar Nederland met een zogenoemde «package deal». Dit houdt in dat de werkgever, veelal een uitzendbureau, een totaalpakket van werk, woning en vervoer aanbiedt. Uit gesprekken met betrokken organisaties blijkt dat dit, zeker voor arbeidsmigranten die slechts korte tijd in Nederland verblijven, voordelen kan bieden, mede vanwege de krapte op de woningmarkt. De package deal kan echter ook het onwenselijk effect hebben dat arbeidsmigranten kwetsbaar worden voor missstanden. Met en binnen de uitzendbranche zijn er gesprekken hoe de positie van arbeidsmigranten versterkt kan worden, bijvoorbeeld met betrekking tot een redelijke termijn om de huisvesting te verlaten als het werk stopt.
Deelt u de mening dat een huur van € 100 per persoon per week schaamteloos is? Wat onderneemt u om een fatsoenlijke huurprijs te bewerkstelligen?4
Iedereen heeft recht op degelijke huisvesting tegen een redelijke prijs, ook als sprake is van een tijdelijk verblijf in Nederland. Het gaat er daarbij vooral om dat huisvesting geen verdienmodel wordt. Om tegen te gaan dat huisvesting inderdaad een verdienmodel wordt is sinds 1 januari 2017 het verbod op inhoudingen en verrekeningen op het Wettelijk minimumloon van kracht. Huisvesting vormt daar één van de uitzonderingen op. Er mag voor huisvesting maximaal 25% ingehouden worden op het wettelijk minimumloon onder strikte voorwaarden, waaronder dat voldaan moet worden aan de kwaliteitseisen die zijn overeengekomen in de cao. Het minimumloon is het minimumloon dat voor de werknemer geldt. Bij een werknemer die parttime werkt, mag slechts 25% van het minimumloon dat bij die parttimefunctie geldt worden ingehouden. In het kader van de aanpak misstanden arbeidsmigranten wordt ook ingezet op het verbeteren van de mogelijkheden van het melden van mistanden, waaronder over huisvesting.
Deelt u de mening dat de regels rond het Stichting Normering Flexwonen (SNF)-keurmerk van de uitzendbureaus in Park Old Heino met voeten worden getreden?
De verhuurder van het vakantiepark is SNF-gecertificeerd. In dit kader vinden dan ook controles plaats. Signalen die betrekking hebben op de SNF-eisen worden ook meegenomen in de (extra) controles in het kader van het keurmerk.
Deelt u de mening dat een permanent verblijf in vakantiewoningen onwenselijk is?
Vakantiewoningen zijn niet bedoeld voor permanente bewoning. Niet alleen de bestemming staat dit niet toe, ook is niet vastgesteld of deze woningen voldoen aan de eisen van het Bouwbesluit voor woningen die geschikt zijn voor permanente bewoning. Wanneer de vakantiewoningen voldoen aan alle eisen voor het Bouwbesluit en bij voorkeur ook aan het SNF-keurmerk, zou een vakantiepark zonder recreatief perspectief, huisvesting aan arbeidsmigranten kunnen bieden. Naast de fysieke kwaliteit dient hiervoor uiteraard goed overleg te zijn met de gemeente en moeten de huisjes voor een redelijke prijs worden verhuurd. Er zijn werkgevers en uitzendbureaus die hun werknemers (tijdelijk) huisvesten op een vakantiepark. Een groot deel doet dit in overleg met de gemeente, waardoor zij tijdelijk kunnen afwijken van het bestemmingsplan.
Deelt u de mening dat uitbuiting, moderne slavernij en middeleeuwse toestanden keihard moeten worden aangepakt? Wat onderneemt u daartoe?
Ik ben zeker van mening dat misstanden moeten worden aangepakt. Samen met de andere betrokken departementen, gemeenten, provincies en private partijen en handhavende instanties, werk ik dan ook aan een integrale aanpak van deze misstanden. Hierover wordt u voor het einde van het jaar geïnformeerd. Over de verbetering van de aanpak van arbeidsuitbuiting bent u op 13 november geïnformeerd in het kader van het programma «Samen tegen mensenhandel.
Het bericht 'Zet asielzoekers veilige landen apart' |
|
Jasper van Dijk |
|
Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA), Ankie Broekers-Knol (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Wat is uw reactie op het bericht «burgemeester: «Zet asielzoekers veilige landen apart»; Ter Apel wil veiligelanders kwijt»?1
Ik heb kennis genomen van het artikel. Al langere tijd is er sprake van een relatief grote groep vreemdelingen die afkomstig is uit een veilig land van herkomst en in Nederland asiel vraagt, veelal zonder oprecht asielmotief. Deze groep doet een groot beroep op alle partijen in de keten, terwijl de inzet van deze partijen gericht moet zijn op de vreemdelingen voor wie de asielprocedure wél is bedoeld. Daarbij worden personen uit deze groep bovengemiddeld in verband gebracht met overlastgevend en/of crimineel gedrag. Daarom wil ik er al het mogelijke aan doen om hun komst naar Nederland te ontmoedigen. Een versobering van de (opvang)voorzieningen past daarbij. Het COA is samen met betrokken partijen op zoek naar een geschikte locatie voor de separate opvangvorm.
Daarnaast kunnen veilige landers indien er sprake is van overlastgevend gedrag overgeplaatst worden naar de handhaving- en toezichtslocatie (htl) te Hoogeveen. Zie voor beide maatregelen mijn brief aan uw Kamer «evaluatie EBTL-locaties en overlastgevende vreemdelingen»2.
Klopt het dat de stroom asielzoekers uit veilige landen naar Ter Apel sterk is toegenomen en dat Ter Apel op dit moment maar liefst 500 asielzoekers uit veilige landen herbergt? Klopt het dat ongeveer 95 procent van alle winkeldiefstallen in Ter Apel wordt gepleegd door asielzoekers uit veilige landen?
De bezetting van de opvanglocatie Ter Apel wisselt dagelijks door de relatief hoge doorstroom naar andere plekken binnen het COA. Op 1 november 2019 bedroeg de bezetting van personen uit een veilig land3 op Ter Apel circa 300 personen. Het is aan het lokale gezag om lokale cijfers m.b.t. aangifte winkeldiefstal inzichtelijk te maken.
Erkent u dat Ter Apel met het nationaal aanmeldcentrum en de opvang van 2.000 asielzoekers een onmisbare rol in de Nederlandse asielketen vervult? Wat onderneemt u om de veiligheid in de omgeving te waarborgen?
Het aanmeldcentrum in Ter Apel is een belangrijk onderdeel om asielaanvragen tijdig en gedegen te kunnen behandelen. Ik ben de gemeente Westerwolde daarom ook zeer erkentelijk voor de jarenlange samenwerking rondom het aanmeldcentrum.
De aanpak van overlastgevende en criminele asielzoekers heeft mijn hoogste prioriteit. Hiertoe heb ik de nodige maatregelen getroffen, waarover ik uw Kamer meerdere malen per brief heb geïnformeerd4. Deze maatregelen moeten zorgen voor een vermindering van de overlast. In mijn brief aan uw Kamer «evaluatie EBTL-locaties en overlastgevende vreemdelingen»5 vindt u de laatste stand van zaken.
Bent u het ermee eens dat we het draagvlak van de gemeente Westerwolde en haar inwoners moeten koesteren en niet onnodig op de proef moeten stellen?
Ja. Ik hecht zeer aan het behouden en vergroten van maatschappelijk en bestuurlijk draagvlak voor asielopvang. De gemeente Westerwolde levert al jarenlang een zeer gewaardeerde inspanning en dat is allerminst een vanzelfsprekendheid. Met bovengenoemde maatregelen rondom de aanpak van criminele en overlastgevende asielzoekers verwacht ik tegemoet te komen aan het terugbrengen van overlast en de gevolgen daarvan voor de gemeente en haar inwoners.
Geeft u gehoor aan de oproep van burgemeester Velema van Westerwolde om een apart aanmeldcentrum op te zetten voor asielzoekers uit veilige landen? Zo nee, waarom niet?
Hier wordt op ingegaan in de brief aan uw Kamer «Evaluatie EBTL-locaties en overlastgevende vreemdelingen».6
Klopt het dat het politiebureau is gereduceerd tot een politiesteunpunt omdat het niet meer aan de arboeisen voldoet en klopt het dat het aantal agenten in Ter Apel is gereduceerd?2
De korpsleiding heeft enkele weken geleden besloten om het politiebureau in Ter Apel te sluiten, omdat het huidige bureau niet meer voldoet aan de gestelde arbovoorwaarden. Het aantal agenten in Westerwolde is niet verminderd. Binnen de eenheid Noord-Nederland zijn juist vijf politieagenten vrijgemaakt ten behoeve van de gemeente Westerwolde.
Bent u bereid ervoor te zorgen dat Ter Apel zo spoedig mogelijk over een volwaardig politiebureau kan beschikken met bijbehorende politiesterkte, conform de afspraken die daarover zijn gemaakt en waar de burgemeester van Westerwolde om vraagt?
De Politiechef van de eenheid Noord-Nederland heeft aan de gemeenteraad van Westerwolde toegelicht en toegezegd dat er in de toekomst in Ter Apel een politiebureau zal blijven met onder andere een publieksfunctie, ophoudfaciliteiten en een openstelling van 9 tot 17 uur.
Herinnert u zich mijn aangenomen motie om overlastgevende asielzoekers niet te belonen met gratis busvervoer? Hoe staat het met de uitvoering van deze motie en met de wens van de gemeente Westerwolde om de pendelbus te behouden?3
Ja. Er is geen sprake van een gratis pendelbus, asielzoekers kopen een vervoersbewijs. Het betreft hier een pilot. Samen met aanbieder Qbuzz wordt de pilot geëvalueerd en besloten welke structurele maatregelen nodig zijn.
Wat onderneemt u om ervoor te zorgen dat alle leerplichtige kinderen in Ter Apel goed onderwijs krijgen? Kunt u garanderen dat leerlingen niet thuis komen te zitten vanwege het gebrek aan plaatsen?4
Ik heb op dit moment geen signalen ontvangen dat kinderen niet binnen de gewenste termijn van één maand naar school toe kunnen. Voor wat betreft de kwaliteit, hier is de reguliere wet- en regelgeving van toepassing waar de Inspectie van het Onderwijs op toeziet.
Het bericht ‘Boeren moeten het ontgelden, waterschapsbelasting omhoog’ |
|
Remco Dijkstra (VVD), Albert van den Bosch (VVD) |
|
Raymond Knops (staatssecretaris binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA), Cora van Nieuwenhuizen (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht van omroep Flevoland van 28 oktober jongstleden getiteld «Boeren moeten het ontgelden, waterschapsbelasting omhoog»?1
Ik ben bekend met dit bericht.
Wat vindt u van een stijging van de waterschapsbelasting met bedragen van 500 euro of meer?
Waterschappen hebben de autonome bevoegdheid om de hoogte van de waterschapsbelasting vast te stellen. De belastingverordeningen met daarin de tarieven worden vastgesteld door middel van democratische besluitvorming in de algemene besturen van de waterschappen. Waterschappen zijn bij uitstek in staat om met het oog op de lokale belangen en opgaven de hoogte van de waterschapsbelasting vast te stellen.
De Unie van Waterschappen geeft aan dat waterschappen in verband met klimaatverandering meer moeten investeren, onder andere om dijken en watersystemen tijdig aan te passen. Deze extra investeringen zijn een belangrijke oorzaak van de gemiddelde verhoging van de waterschapsbelastingen voor huishoudens en bedrijven in 2020 van 3,6% ten opzichte van 2019. Voor agrariërs pakt de stijging wat hoger uit, naar verwachting gemiddeld 6% over heel Nederland. Dit komt vooral door een uitspraak van de Hoge Raad.
Wat vindt u van een stijging met 7,3%? Hoe denkt u dat dit overkomt? Kunt u zich indenken dat een dergelijke lastenstijging vrij onrechtvaardig voelt?
Zie antwoord vraag 2.
Kunt u meer zeggen over het specifieke juridische proces waar de Hoge Raad nu een uitspraak in heeft gedaan en waar geen hoger beroep meer mogelijk is?
De uitspraak van de Hoge Raad heeft betrekking op de watersysteemheffing van Waterschap Zuiderzeeland. Deze belasting dient tot dekking van de kosten die het waterschap maakt voor het beheer van het watersysteem.
De Waterschapswet geeft regels voor het toedelen van de kosten aan de groepen belastingplichtigen van een waterschap. Via de systematiek, vastgelegd in deze wet, komen de kostenaandelen voor de ingezetenen, de eigenaren van gebouwde onroerende zaken, de eigenaren van ongebouwde onroerende zaken en de eigenaren van natuurterreinen tot stand. Het kostenaandeel per categorie wordt via maatstaven verdeeld over de belastingplichtigen binnen de categorie. De uitspraak van de Hoge Raad speelt zich af binnen de categorie «eigenaren ongebouwde onroerende zaken». Binnen deze categorie heeft het waterschapsbestuur de bevoegdheid om voor verharde openbare wegen binnen een bepaalde bandbreedte een hoger tarief vast te stellen dan volgt uit de hoofdregels voor het toedelen van de kosten. Tot nu toe werden bij de verharde wegen ook gerekend aanpalende onverharde delen. Dat laatste heeft de Hoge Raad nu gecorrigeerd. In de bedoelde uitspraak oordeelt de Hoge Raad dat tot de verharde openbare weg niet zijn te rekenen de bij een weg behorende onverharde delen, zoals bermen en bermsloten. De consequentie daarvan is dat het extra verhoogde tarief voor verharde oppervlakten nu over minder hectares oppervlakte kan worden geheven, met als gevolg dat de derving daarvan automatisch wordt verdeeld over de niet verharde oppervlakten, te weten landbouwgrond, bouwgrond en andere grond, teneinde kostendekkend te blijven binnen de categorie. Daarmee blijft de berm ten laste komen van dezelfde eigenaar, maar wel tegen een lager tarief per hectare dan voorheen en gelijk aan het (vernieuwde) tarief voor alle andere percelen «ongebouwd».
Het is dus niet zo dat door deze uitspraak specifiek agrariërs moeten betalen voor de onverharde delen van de weg.
De Hoge Raad verwijst in de uitspraak naar de parlementaire geschiedenis van de bepaling. Hieruit blijkt dat een belangrijke reden voor de geboden mogelijkheid tot zogenoemde tariefdifferentiatie is dat de verharde oppervlakten van wegen hoge piekafvoeren van hemelwater kunnen veroorzaken, waarvoor een grote capaciteit van het watersysteem nodig is. Voor de onverharde delen gaat dit niet op.
Waaruit zou blijken dat in plaats van wegbeheerders voortaan agrariërs moeten betalen voor gebruik van onverharde bermen?
Zie antwoord vraag 4.
Geldt deze uitspraak voor heel Nederland?
Tegen een uitspraak van de Hoge Raad staan geen rechtsmiddelen meer open. De uitspraak van de Hoge Raad geldt voor alle waterschappen in Nederland. De effecten op de tarieven verschillen echter per waterschap. Die zijn afhankelijk van de mate waarin van de tariefdifferentie gebruik wordt gemaakt, het aantal hectaren waarop de uitspraak van toepassing is en de aantallen hectares waarover de kosten worden verdeeld.
Bent u op de hoogte van het feit dat in veel gemeenten agrariërs juist onderhoud verzorgen aan de bermen en daar regelmatig vanuit de gemeenten of waterschappen vergoedingen voor krijgen? Wat vindt u van die werkwijze? Is dat niet een mooie oplossing? Wordt dat initiatief, waarbij er een win-win is, niet doorkruist door deze uitspraak? Blijft het uitvoeren van werk door boeren nog wel logisch als ze er vervolgens ook een rekening voor krijgen?
Ik ben hiervan op de hoogte. De vergoedingsregelingen hebben echter geen relatie met het belastingstelsel. De vergoedingen zijn dus ook niet van invloed op de hoogte van de belasting die een agrariër aan het waterschap moet betalen. Het verzorgen van het onderhoud van de bermen maakt niet dat de agrariërs belastingplichtig worden voor deze bermen. De uitspraak van de Hoge Raad doorkruist de huidige praktijk dan ook niet.
De eigenaar van de berm moet nog steeds de waterschapsbelasting betalen. De uitspraak van de Hoge Raad zorgt alleen voor een andere lastenverdeling tussen de verschillende belastingplichtigen binnen de categorie «overig ongebouwd».
Welke wetswijziging zou dit ongedaan maken? Bent u bereid hier nader naar te kijken en de Kamer hierover te informeren?
De rechtvaardiging van het toepassen van hogere tarieven voor verharde openbare wegen is de extra capaciteit die nodig is om wateroverlast door hogere piekafvoeren van hemelwater van de verharde oppervlakten te voorkomen. Het wettelijk mogelijk maken van het toepassen van tariefdifferentiatie op tot bij de weg behorende onverharde delen ligt niet voor de hand, omdat dit argument hiervoor niet geldt.
In december a.s. bepaalt de Ledenvergadering van de Unie van Waterschappen hoe er verder gegaan wordt met het proces en onderzoek naar verbeteringen van de waterschapsbelastingen. De belasting van wegen in de watersysteemheffing maakt naar alle waarschijnlijkheid onderdeel uit van dit onderzoek. De waterschappen zullen mij over hun besluitvorming informeren. Nadat ik een officieel advies heb ontvangen informeer ik uw Kamer.
Luchtvracht en de afgifte van luchtvaartrechten |
|
Remco Dijkstra (VVD) |
|
Cora van Nieuwenhuizen (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met de import van grote hoeveelheden bloemen vanuit Kenia die naar de Nederlandse bloemenveiling gaan en daar na verwerking hun weg vinden naar de Europese consument?
Ja.
Wat is de omvang hiervan in omzet, medewerkers en aantallen? Hoe belangrijk is deze import voor onze economie? Voor welk deel is de sector afhankelijk van aanvoer uit Afrikaanse landen?
Om inzicht te krijgen in de economische betekenis van luchtvracht op Schiphol heb ik twee onderzoeken over luchtvracht laten uitvoeren en aan uw Kamer gestuurd (Kamerstuk 31 936, nr. 701). Uit het onderzoek «Economische betekenis luchtvracht Schiphol (Decisio, juli 2019) blijkt dat het aandeel van bloemen circa 20% is van alle luchtvaartproducten die Nederland binnenkomen en dat de import van bloemen uit Afrika met name plaatsvindt met volledige vrachttoestellen vanuit Kenia en Ethiopië en in kleinere mate Zuid-Amerika (Decisio rapport, p. 46–47). Ik heb geen specifieke gegevens tot mijn beschikking over de omzet, medewerkers en aantallen gerelateerd aan de import van bloemen uit Kenia.
Bent u ervan op de hoogte dat bijvoorbeeld Saudia Airways momenteel negen keer per week met een B747-vrachtvliegtuig ons land aandoet om deze lading af te leveren, maar dat deze vluchten van Nairobi eerst via hun thuisland gaan met een tussenstop in Jeddah?
Ja.
Waarom kan deze vracht met waardevolle en bederfelijke projecten niet rechtstreeks naar Nederland worden gevlogen? Welke freedom rights zijn hier van toepassing en welke daarvan zorgen voor deze beperking?
De huidige bilaterale afspraken tussen Nederland en Saoedi Arabië staan rechtstreekse vluchten van aangewezen luchtvaartmaatschappijen tussen beide landen toe, te weten 6 frequenties met derde en vierde vrijheid voor elk land welke inzetbaar zijn voor passage en/of vracht, maar geen vijfde vrijheidsrechten om op tussengelegen punten vracht te laden of te lossen. Zonder deze rechten is een door Saudi Arabië onder het luchtvaartverdrag aangewezen luchtvaartmaatschappij verplicht om na het opnemen van vracht in bijv. Kenia eerst terug te vliegen naar het eigen land om van daaruit de vracht naar Nederland te vervoeren.
Welke afweging is gemaakt als het gaat om freedom rights? Door wie? En waarom zijn er beperkingen in het vervoer tussen landen en direct vervoer door derden? Speelt de EU hier een rol, of bepalen we dit als Nederland zelf?
Luchtvaartverdragen en de daaruit voortvloeiende wederzijdse vervoersrechten worden tijdens bilaterale onderhandelingen overeengekomen door mijn ministerie. Daarbij worden de belangen van de verschillende partijen in de Nederlandse luchtvaartsector zoals luchtvaartmaatschappij(en), luchthaven(s), verladers, consumenten, etc. tegen elkaar afgewogen.
Het luchtvaartverdrag tussen Nederland en Saoedi Arabië dateert uit 1985 en is sindsdien op meerdere momenten aangepast en/of uitgebreid via schriftelijke overeenkomsten tussen mijn ministerie en de luchtvaartautoriteiten van Saoedi Arabië. Daarbij zijn geen «vijfde vrijheidsrechten» overeengekomen. Onder het verdrag gelden uitsluitend derde en vierde vrijheidsrechten hetgeen betekent dat door Nederland of Saoedi Arabië aangewezen luchtvaartmaatschappijen luchtvracht en passagiers mogen vervoeren tussen de grondgebieden van beide landen.
Bij bilaterale onderhandelingen en verdragen is de rol van de EU beperkt tot enkele gebieden die geheel of gedeeltelijk tot haar competentie horen. Het gaat daarbij onder meer om bepalingen inzake eigendom- en zeggenschap van de luchtvaartmaatschappijen die Nederland kan aanwijzen onder het verdrag, luchtvaartveiligheid en mededinging. In dat kader beoordeelt de EU hooguit of voldaan is aan de verplichting tot het opnemen van de in dat verband verplichte «EU-clausules» in een nieuw bilateraal verdrag. De Europese Commissie kan echter de lidstaten om een onderhandelingsmandaat vragen om over een EU-breed luchtvaartakkoord te onderhandelen. In dat geval maken verkeersrechten ook onderdeel uit van het onderhandelingsmandaat.
Wat zijn de Nederlandse belangen in de luchtvracht die bescherming verdienen en waarom? Vliegt KLM Cargo ook bloemen tussen Afrika en Nederland? Zou zij een groter deel van deze vracht op zich kunnen nemen, of is dat een kwestie van bedrijfsvoering en (open) concurrentie? Welke luchtvaartmaatschappijen vliegen nog meer met bloemen (of kruiden en groenten)? Heeft u er hierbij weet van of dat via directe routes of via omwegen plaatsvindt? Maakt het veel uit voor de prijzen van bloemen als ze rechtstreeks of via een omweg komen?
Het is in het belang van de luchtvrachtsector in Nederland dat «full freighter» vrachtcapaciteit behouden blijft opdat een luchtvaartmaatschappij zoals de KLM zich als een «full service operator» kan blijven aanbieden. Daarnaast is het ook voor Schiphol van groot belang dat er naast de zgn. «belly freight» ook «full freighter» capaciteit van en naar de luchthaven aangeboden kan worden omdat verladers en integrators een flexibele keuzemogelijkheid nodig hebben tussen beide.
Naast maatschappijen uit andere landen, is KLM Cargo een actieve aanbieder van capaciteit op de bloemenmarkt vanuit Afrika naar Nederland. Of KLM meer capaciteit zou willen of kunnen aanbieden is in eerste instantie een afweging van het bedrijf zelf. Het aantal maatschappijen dat bloemen vervoert tussen Afrika en Nederland varieert, maar KLM Cargo en Saudia Cargo spelen hierin een grote rol waarbij KLM Cargo het concurrentievoordeel heeft dat het rechtstreeks naar Amsterdam kan vliegen en daarmee een aantrekkelijker product kan aanbieden dan Saudia Cargo.
Is het moeten omvliegen niet kwetsbaar? Want wat betekent het als een ander EU-land wel afspraken zou maken voor directe verbindingen tussen leveranciers en toegang tot de eindmarkt? Wat als partijen in een ander EU-land soortgelijke diensten als onze bloemenveilingen zouden kunnen gaan leveren? Of is de toegevoegde waarde door Nederlandse partijen in de florasector voldoende robuust? Hoe waarborgen we een goede logistieke aanvoer via luchtvracht, groei van omzet en behoud van banen?
Of omvliegen via het thuisland een significant effect heeft op de uiteindelijke marktwaarde van de bloemen is afhankelijk van vele factoren zoals o.a. de kostenstructuur van de betreffende luchtvaartmaatschappij en het effect van het omvliegen op de kwaliteit en houdbaarheid van de bloemen.
Het staat elk EU-land vrij om zijn eigen bilaterale luchtvaartafspraken te maken waarin rechtstreeks vervoer tussen een ander land en het eigen land mogelijk gemaakt wordt. Daarnaast is het voor elk EU-land mogelijk om vijfde vrijheidsafspraken te maken met derde landen waarbij het voor de onder het verdrag aangewezen luchtvaartmaatschappijen mogelijk wordt om luchtvracht (bijvoorbeeld bestaand uit bloemen) in Nederland te laden of te lossen. Daarbij geldt dan wel de voorwaarde dat Nederland daarmee heeft ingestemd in haar luchtvaartpolitieke afspraken met de desbetreffende landen. Indien lading in het buitenland wordt gelost die bestemd is voor Nederland moet vervoer over de weg of via het water plaatsvinden naar de Nederlandse veilingen hetgeen de kwaliteit en houdbaarheid van producten zoals bloemen of groenten negatief beïnvloedt. Daarmee wordt een dergelijke logistieke constructie minder aantrekkelijk dan een rechtstreekse verbinding naar Amsterdam.
Op dit moment vindt dergelijk vervoer van bloemen al plaats via onder meer de luchthavens van Luik en Frankfurt. Ik heb geen aanwijzingen dat een ander EU-land van plan is de grote investeringen te doen om te kunnen concurreren met de Nederlandse (bloemen-) veiling.
Om de vereiste hoogkwalitatieve logistieke aanvoer via luchtvracht in Nederland te behouden, moet er voldoende capaciteit beschikbaar blijven op de Nederlandse luchthavens om bestaande vrachtstromen te behouden en/of nieuwe vracht te accommoderen.
Welke ontwikkelingen ziet u verder die relevant zijn?
In de toekomst zou het internet via bijv. e-veilingen een grote verandering in de huidige logistieke keten tussen kweker en eindconsument kunnen betekenen.
Het bericht ‘MSC Zoe: nog 2 containers en een regeling te gaan’ |
|
Aukje de Vries (VVD), Remco Dijkstra (VVD) |
|
Cora van Nieuwenhuizen (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD) |
|
![]() |
Kent u het bericht «MSC Zoe: nog 2 containers en een regeling te gaan»?1 Wat vindt u van het bericht?
Ja.
Het bericht bevat een correcte weergave van enkele relevante feiten over de bergingsoperatie. Voor een volledig overzicht van de stand van zaken omtrent de berging verwijs ik naar mijn brief van 27 november 2019 aan uw Kamer.
Wat is de huidige stand van zaken met betrekking tot de afhandeling en uitkering van de schadevergoeding door MSC Zoë?
Het totaal aan namens overheden en terreinbeherende natuurorganisaties ingediende claims bedraagt thans € 2,86 mln. Hiervan is inmiddels € 0,93 mln door MSC vergoed. Het totaal aan openstaande claims bedraagt nu nog € 1,93 mln. Dit bestaat uit € 1,5 mln van de vier rijkspartijen en € 0,43 mln van overige partijen. Van laatst genoemd bedrag komt ca. € 0,11 mln van de vijf Waddeneilandgemeenten.
Op 9 september jl. heeft MSC aangeboden om op korte termijn een deel van de resterende claims te betalen en die van de Waddeneilandgemeenten versneld deels te voldoen. MSC stelde als voorwaarde voor een versnelde betaling een finale vrijwaring voor nieuwe claims. De Waddeneilandgemeenten hebben het aanbod en de voorwaarde van MSC afgewezen. Om te voorkomen dat de Waddeneilandgemeenten nu nog langer op hun geld moeten wachten heb ik aangeboden het door de Waddeneilandgemeenten geclaimde bedrag van ca. € 0,11 mln voor te schieten. Dit bedrag wordt onverkort bij MSC, die verantwoordelijk is voor de schade, geclaimd. De gesprekken met MSC over de afwikkeling van alle claims worden voortgezet.
Kunt u aangeven hoe het contact met de rederij en de verzekeraar van de rederij verloopt?
Er is periodiek overleg tussen de vicepresident van MSC en Rijkswaterstaat. Op 9 september jl. heeft het laatste overleg op dit niveau plaatsgevonden. Tussentijds verloopt het contact tussen Rijkswaterstaat en de reder en verzekeraar via advocaten. Rijkswaterstaat wordt bijgestaan door het kantoor van de Landsadvocaat.
Kunt u aangeven waarom de volledige opruimkosten nog maar slechts deels zijn vergoed door de rederij en waarom de afhandeling zo oneindig lang duurt?
Naast de schadeclaims genoemd in het antwoord op vraag 2 is MSC door mij ook aansprakelijk gesteld voor de kosten van mogelijke toekomstige berging van lading op zee en land, vergoeding van de kosten van de pilot Hot Spot Net Catching, de toegenomen kosten van het Fishing for Litter programma en de ecologische gevolgen van de containerramp op de lange termijn. Het kost tijd om op al deze onderdelen met MSC tot overeenstemming te komen.
Wat vindt u van het feit dat direct gemaakte opruimkosten nog maar slechts deels vergoed zijn door rederij MSC, 11 maanden na het verliezen van de 342 containers? Hoe moet dit gezien worden tot eerdere uitspraken die u deed in de brief van 10 juli 2019, waarbij u blijft inzetten op snelheid?2
In de brief van 10 juli geef ik aan snelheid te willen, maar ook een ordentelijke afhandeling. Zie het antwoord op vraag 4.
Wanneer kan de afhandeling van de schade door de rederij naar tevredenheid eindelijk opgelost worden (want het geduld begint behoorlijk op te raken)? Kan dit uiterlijk eind 2019 zijn afgehandeld c.q. kan het geld dan uiterlijk zijn overgemaakt?
In mijn antwoord op vraag 4 geef ik aan dat ik met de reder en verzekeraar in gesprek ben over veel meer onderwerpen dan alleen de schadeclaims. Ik denk dat hier nog enige tijd voor nodig is en wil mij niet vastleggen op een einddatum.
Hoelang wacht u nog totdat er stevigere juridische instrumenten worden ingezet? Hoe moet dit gezien worden tot eerdere uitspraken die u deed in de antwoorden op de vragen van de leden Aukje de Vries en Remco Dijkstra over het bericht «Natuurorganisaties willen weten: waar blijft de schadevergoeding voor de aangespoelde containers (d.d. 2 oktober 2019), waarbij u inzet op juridische middelen indien de minnelijke overeenstemming niet mogelijk is?3
Mijn geduld om tot een minnelijke schikking te komen is niet oneindig maar op dit moment heb ik nog geen indicatie dat we er met de reder/verzekeraar niet zullen uitkomen. De inzet van juridische instrumenten acht ik daarom op dit moment nog niet lonend. Ik monitor dit voortdurend.
Welke juridische instrumenten kan en/of gaat u inzetten? Wanneer gaat u deze inzetten?
Als er met MSC geen overeenstemming zou worden bereikt dan zou de volgende stap kunnen zijn om de rechter te vragen om MSC tot betaling van de toegebrachte schade te veroordelen maar dat is vooralsnog niet aan de orde.
Zie verder het antwoord op vraag 7.
Bent u het eens dat de schade-afhandeling nu eindelijk eens snel moet worden afgerond en juridische middelen op korte termijn moeten worden ingezet indien afhandeling niet snel plaatsvindt?
Ik ben het met u eens dat een spoedige afhandeling van de schadeclaims de voorkeur heeft. Ik zie vooralsnog onvoldoende aanleiding om op korte termijn juridische instrumenten in te zetten. Ik verwijs naar het antwoord op de vragen 7 en 8.
Het bericht dat de lucht op achterstandsscholen vuiler is |
|
Cem Laçin , Peter Kwint |
|
Arie Slob (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (CU), Stientje van Veldhoven (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat, minister zonder portefeuille infrastructuur en waterstaat) (D66) |
|
Wat vindt u van de conclusie van het onderzoek van OneWorld en De Groene Amsterdammer dat kinderen op achterstandsscholen ongezondere lucht inademen?1
Het kabinet vindt schone lucht van levensbelang.2 Daarom werken we met het Schone Lucht Akkoord, samen met decentrale overheden, aan het verbeteren van de buitenluchtkwaliteit voor iedereen. Daarnaast werken we samen met decentrale overheden aan het, waar nodig en wenselijk, versterken van het beleid rondom kwetsbare bestemmingen zoals scholen. Ik vind het belangrijk dat kinderen onderwijs krijgen in een gezonde en veilige omgeving.
Waar ik niet in mee kan gaan is de algemene conclusie zoals geschetst in de vraagstelling. Gemeenten en scholen kunnen geld krijgen om risico’s op onderwijsachterstanden bij kinderen tegen te gaan. Op basis van de onderwijsachterstandenindicator van het CBS ontvangt ongeveer de helft van de basisscholen in Nederland hier in meer of mindere mate geld voor.
Bij navraag bij de gemeente Amsterdam geeft de gemeente aan dat zij zich niet herkent in de feitelijke constateringen en het verband dat in het artikel wordt gelegd.
Hoeveel fijnstofzones zijn er op dit moment in Nederland en waar bevinden deze zones zich? En wordt periodiek opnieuw bekeken waar deze zones liggen?
In het onderzoek van OneWorld en de Groene Amsterdammer wordt de term «fijnstofzone» gebruikt voor gebieden die onder de Amsterdamse Richtlijn gevoelige bestemmingen luchtkwaliteit vallen. Deze richtlijn wijkt af van het landelijke Besluit gevoelige bestemmingen luchtkwaliteit, doordat het besluit zich beperkt tot locaties waar de Europese grenswaarden voor luchtkwaliteit worden overschreden. Beide richtlijnen hebben alleen betrekking op nieuwe locaties en substantiële uitbreidingen van bestaande locaties, en hebben geen betrekking op bestaande bestemmingen. Het RIVM brengt jaarlijks met metingen en rekenmodellen de luchtkwaliteit voor geheel Nederland in kaart. De term «fijnstofzone» wordt niet gebruikt. Er zijn geen cijfers bekend over de hoeveelheid en ligging van gebieden die onder de Amsterdamse Richtlijn of het Besluit gevoelige bestemmingen luchtkwaliteit vallen.
Hoeveel scholen (basisonderwijs, speciaal basisonderwijs, (voortgezet) speciaal basisonderwijs en middelbaar onderwijs) staan in een fijnstofzone? En waar staan deze scholen specifiek?
Er zijn mij geen landelijke gegevens bekend over de fijnstofconcentratie per school.
Hoeveel van deze «fijnstofscholen» blijken achterstandsscholen te zijn op basis van de achterstandsscores van het CBS, zoals ook in het artikel wordt aangehaald? Waar staan deze scholen specifiek?
Zie antwoord op vraag 3.
Hoeveel van het aantal fijnstofscholen in totaal hebben een fijnstofinstallatie om de lucht te filteren? En hoeveel van die scholen hebben een luchtfilteringssysteem met een F9-filter? En hoe is dit specifiek voor achterstandsscholen?
Er zijn mij geen landelijke gegevens bekend van scholen met een luchtfilteringssysteem. Het is aan scholen en gemeenten om te zorgen voor optimale onderwijshuisvesting.
Heeft elke gemeente waar zich een fijnstofzone bevindt, een subsidieregeling voor scholen om hun tegemoet te komen in de kosten voor een luchtfilteringssysteem? Zo ja, hoe zien deze regelingen eruit en zijn deze volgens u voldoende? Zo nee, welke gemeente(n) niet en waarom niet?
Bij navraag bij de gemeente Amsterdam is aangegeven dat de gemeente de installatie van fijnstoffilters grotendeels subsidieert, evenals het regulier vervangen van de filters. Het is mij niet bekend in hoeverre andere gemeenten subsidies hebben voor luchtfilters, want er is geen landelijke registratie van subsidieregelingen voor luchtzuiveringssystemen bij scholen.
Bent u het ermee eens dat het verhaal in het artikel over «hoe de kinderen van hoogopgeleide ouders opeens wél schone lucht kregen» goed weergeeft hoe segregatie in ons onderwijs er in de praktijk uitziet? Kunt u uw antwoord toelichten?
Bij navraag bij de gemeente Amsterdam is aangegeven dat er plannen in ontwikkeling waren om de Rosaschool op korte termijn te verhuizen naar een andere plek. In afwachting hiervan heeft de school besloten om onderhoud uit te stellen. Op het moment dat duidelijk werd dat de verhuisplannen niet op korte termijn zouden worden gerealiseerd, is alsnog besloten de filters te installeren. Dit viel samen met het besluit om hier leerlingen van de montessorischool tijdelijk te huisvesten.
Vindt u het rechtvaardig en acceptabel dat het uitmaakt waar je naar school gaat of je al dan niet schone lucht inademt, en dat hieraan sociaaleconomische ongelijkheid ten grondslag ligt? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie antwoord onder vraag 1.
Daarbij is vanuit de begroting van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap budget beschikbaar om onderwijsachterstanden tegen te gaan. Ook de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport heeft budget ter beschikking gesteld aan gemeenten om gezondheidsachterstanden aan te pakken. Daarnaast hebben verschillende gemeenten een geïntegreerde aanpak om de verschillen in gezondheid en levensverwachting te verminderen.
Vindt u dat het tijd is om concrete maatregelen te nemen tegen segregatie in ons onderwijs, omdat segregatie steeds verder toeneemt, met alle gevolgen van dien, waaronder gezondheidsverschillen? Zo ja, welke concrete maatregelen gaat u nemen en op welke termijn? Zo nee, waarom niet?
We hebben in de afgelopen jaren een toenemende segregatie naar sociaaleconomische status (ses) in het onderwijs gezien.3 De belangrijkste verklaring voor schoolsegregatie is woonsegregatie.4 Op lokaal niveau hebben gemeenten en schoolbesturen de verantwoordelijkheid om afspraken te maken over het tegengaan van onderwijsachterstanden. De Inspectie van het Onderwijs heeft naar aanleiding van de motie Van Dijk geïnventariseerd hoe gemeenten hier uitvoering aan geven.5 Dit rapport is onlangs vastgesteld en wordt binnenkort aan uw Kamer toegezonden.
Bent u bereid om schoolbesturen van scholen die in een fijnstofzone liggen of daartegenaan, in te lichten over fijnstof, over de gevolgen daarvan voor kinderen en personeel en over welke mogelijkheden er zijn om de aanwezigheid van fijnstof binnen de school te beperken? Zo nee, waarom niet?
Momenteel werk ik aan een wetsvoorstel waarin de verplichting voor gemeenten is opgenomen om een meerjarig Integraal Huisvestingsplan (IHP) op te stellen. Ik ben in overleg met de PO-Raad, VO-raad en VNG over hoe bij het vaststellen van het IHP rekening kan worden gehouden met de gezondheidsaspecten van kinderen en personeel op scholen. Ik zie geen toegevoegde waarde van een aparte campagne gericht op de aanpak van fijnstof op scholen.
Bent u tevens bereid op landelijk niveau maatregelen te nemen, zodat kinderen en onderwijspersoneel niet langer in klaslokalen ongezonde lucht met fijnstof inademen? Zo ja, welke maatregelen gaat u nemen en op welke termijn? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord op vraag 10.
De conclusie van de minister dat de inburgeringsplicht vanaf 2011 gecontinueerd had moeten worden voor Turkse asielstatushouders |
|
Bente Becker (VVD) |
|
Wouter Koolmees (minister sociale zaken en werkgelegenheid, viceminister-president ) (D66) |
|
![]() |
Kunt u aangeven welke juridische analyse destijds ten grondslag heeft gelegen aan de beslissing van de toenmalige Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties om voor Turkse asielstatushouders geen inburgeringsplicht te continueren? Kunt u deze analyse met de Kamer delen?
Aan deze beslissing lag de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) ten grondslag1. De Raad oordeelde toen dat het opleggen van de inburgeringsplicht aan Turkse staatsburgers in Nederland in strijd is zowel met de verplichting tot gelijke behandeling van Turkse staatsburgers en EU-burgers als met de standstillbepalingen uit het associatierecht. Waardoor ook Turkse asielstatushouders op grond van staand beleid geen inburgeringsplicht opgelegd kregen.
Hoeveel asielstatushouders van Turkse afkomst hebben sindsdien in Nederland een vaste verblijfsvergunning gekregen zonder te hoeven inburgeren? Hoeveel van hen heeft ook het Nederlanderschap gekregen?
Het aantal Turkse asielstatushouders dat een permanente verblijfsvergunning heeft gekregen, staat in onderstaande tabel per jaar weergegeven. Het is niet uitgesloten dat een deel van deze asielstatushouders van Turkse afkomst heeft gekozen voor vrijwillige inburgering.
2013
2014
2015
2016
2017
2018
2019
10
10
20
20
20
60
30
Over 2011 en 2012 kan geen betrouwbare informatie worden gegeneerd i.v.m. de overgang naar een nieuw registratiesysteem, medio 2013.
Het aantal personen dat zonder in te burgeren het Nederlanderschap heeft gekregen is 0. Iedere vreemdeling, ongeacht de nationaliteit, die in aanmerking wil komen voor het Nederlanderschap heeft de plicht van de naturalisatietoets.
Hoeveel van de Turkse asielstatushouders, gespecificeerd naar met en zonder verblijfsvergunning en Nederlanderschap, zitten momenteel in de bijstand?
Er zijn geen cijfers beschikbaar over aantallen Turkse asielstatushouders en genaturaliseerde voormalige statushouders die bijstandsafhankelijk zijn. Hier wordt niet standaard over gerapporteerd.
Bent u bereid om met gemeenten in gesprek te gaan om deze groep in de bijstand, in het licht van de tegenprestatie, maximaal te motiveren om van de opt-in gebruik te maken voordat het nieuwe inburgeringsstelsel in werking is getreden?
IND, COA, DUO en gemeenten zijn betrokken bij de uitvoering van de opt-in. Taalverwerving en inzet op participatie is bij asielstatushouders van groot belang. De Participatiewet biedt, onder andere met de taaleis, nu ook al mogelijkheden om bijstandsgerechtigden daartoe te verplichten. Uiteraard worden gemeenten gewezen op de mogelijkheden van de opt-in en dat dit een zinvolle stap kan zijn voor de asielstatushouder ten behoeve van uitstroom uit de bijstand. Het is vervolgens aan gemeenten om te bepalen of een opt-in in de inburgering ingezet wordt ten behoeve van uitstroom uit de bijstand en of zij bijstandsgerechtigden op deze mogelijkheid wijzen.
Bent u bereid in het kader van de tegenprestatie in de bijstand van gemeenten te vragen zich in het nieuwe inburgeringsstelsel maximaal in te spannen om de statushouders van Turkse komaf met een permanente verblijfsvergunning en/of het Nederlanderschap die waren vrijgesteld en nog geen gebruik hebben gemaakt van de opt-in alsnog te verplichten deel te nemen aan het inburgeringstraject? Zo nee, waarom niet?
In het nieuwe inburgeringsstelsel krijgt de gemeente de regie over de uitvoering van zowel de inburgering als de participatie en kan zij deze optimaal op elkaar af stemmen. Zij kan dan, makkelijker dan nu het geval is, gericht toeleiden naar een passend inburgeringsaanbod. Het is daarbij aan de gemeente of zij iemand die geen inburgeringsplicht heeft een inburgeringsaanbod doet en de bijstandsgerechtigde op basis van de Participatiewet verplicht om van dit aanbod gebruik te maken.
Overigens is het zo dat Turkse asielstatushouders die het Nederlanderschap hebben verworven, niet waren vrijgesteld van een vereiste om de Nederlandse taal, normen en waarden te kennen. Zie ook het antwoord op vraag 2.
Kunt u bevestigen dat vanaf heden alle Turkse asielstatushouders die nieuw naar Nederland komen inburgeringsplichtig zullen zijn en hoe gaat u gemeenten hierover informeren? Zo nee, waarom niet? Is er al meer duidelijkheid of het kabinet tegemoet kan komen aan de wens van de Kamer om Turken die onder het associatierecht naar Nederland te komen ook inburgeringsplichtig te maken onder de nieuwe inburgeringswet?
Strikt genomen is op basis van de huidige Wet inburgering (Wi) op hen de inburgeringsplicht van toepassing. Vanuit het oogpunt van rechtszekerheid is er voor gekozen om Turkse asielstatushouders met terugwerkende kracht de keuze te bieden om alsnog onder het huidige inburgeringsstelsel in te burgeren (via het opt-insysteem). Kortheidshalve verwijs ik u naar mijn brief van 12 november 20192. In het algemeen overleg integratie en inburgering van 5 februari jl. is gevraagd naar de mogelijkheden om de inburgeringsplicht voor Turkse asielstatushouders op korte termijn in te voeren en wat de consequenties hiervan zijn. In mijn brief van 10 maart jl3. licht ik toe welke mogelijkheden zijn om de inburgeringsplicht voor Turkse asielstatushouders op korte termijn in te kunnen voeren.
Uw Kamer tenslotte is op 4 februari 20204 schriftelijk geïnformeerd over onder welke voorwaarden de inburgeringsplicht voor Turkse staatsburgers wordt ingevoerd.
Piraterij in de Golf van Mexico |
|
Raymond de Roon (PVV), Gabriëlle Popken (PVV), Lilian Helder (PVV) |
|
Ank Bijleveld (minister defensie) (CDA), Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA), Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht dat een Italiaans schip in de Golf van Mexico is aangevallen door piraten?1
Ja.
Hoe beoordeelt u het feit dat het aantal aanvallen van piraten in de Golf van Mexico – 197 aanvallen in 2018 – de laatste jaren enorm is toegenomen?2
Deze cijfers kunnen we niet bevestigen.
Heeft u reeds signalen ontvangen dat schepen varende onder de Nederlandse vlag doelwit waren van piraten in de Golf van Mexico?
Tot op heden hebben wij nog geen signalen ontvangen dat schepen varende onder de Nederlandse vlag doelwit waren van piraten in de Golf van Mexico.
Op welke wijze monitort u de veiligheidssituatie in de Golf van Mexico, en staat u in contact met andere landen over de in de Golf toegenomen dreiging van piraterij?
Nederland monitort in het algemeen de veiligheidssituatie op basis van signalen verkregen uit verschillende bronnen als het gaat om de Nederlandse belangen in het buitenland.
Nederland monitort niet actief zelf de veiligheid in dit gebied, maar Defensie werkt in de bredere Centraal-Amerikaanse en Caribische regio actief samen met o.a. de VS en Mexico op het gebied van maritieme veiligheid, o.a. in de door de VS geleide Joint Inter-agency Task Force South (JIATF-S).
Bent u bereid, indien daar vanuit veiligheidsoogpunt aanleiding toe is, gewapende particuliere beveiligers toe te staan op Nederlandse schepen in de Golf van Mexico?
Na inwerkingtreding van de Wet ter Bescherming Koopvaardij (Stb. 2019, 186) wordt, wanneer militaire bescherming van overheidswege aan onder Nederlandse vlag varende schepen die in een internationaal erkende zogeheten High Risk Area varen niet of niet binnen redelijke termijn kan worden geboden, het mogelijk dat reders een beroep doen op de inzet van particuliere beveiligingsbedrijven die gecertificeerd zijn en over een Nederlandse vergunning beschikken om gewapende beveiligers op het schip te plaatsen. Overigens zijn de internationale wateren in de Golf van Mexico momenteel in internationaal verband niet erkend als High Risk Area.
Het bericht dat Actiegroep Niet Te Koop een sociale huurwoning bezet in West |
|
Daniel Koerhuis (VVD) |
|
Stientje van Veldhoven (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat, minister zonder portefeuille infrastructuur en waterstaat) (D66) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Actiegroep Niet Te Koop bezet sociale huurwoning in West»?1
Wanneer beantwoordt u de schriftelijke vragen over het bericht «Actiegroep Niet Te Koop een sociale huurwoning bezet in Oud-West» die 16 oktober 2019 zijn ingediend? (2019Z19786)
Klopt het dat woningcorporatie Stadgenoot bij de vorige bezetting in Oud-West heeft gewacht met het doen van aangifte tegen de krakers van actiegroep Niet Te Koop?
Heeft woningcorporatie Stadgenoot aangifte gedaan bij de huidige bezetting in West? Zo ja, binnen welke termijn heeft zij dat gedaan? Zo nee, kunt u deze woningcorporatie direct oproepen om aangifte te doen?
Deelt u de mening dat een woningcorporatie altijd direct aangifte moet doen als er een strafbaar feit tegen haar wordt gepleegd?
Bent u bereid om woningcorporaties op te roepen altijd direct aangifte te doen als een sociale huurwoning wordt bezet? En bent u bereid om in het geval dat een woningcorporatie dit niet doet, de Autoriteit Woningcorporaties te vragen die woningcorporatie een aanwijzing te geven om dit wél te doen?
Misstanden bij adopties en de betrokkenheid en wetenschap van de Nederlandse overheid |
|
Madeleine van Toorenburg (CDA), Michiel van Nispen |
|
Sander Dekker (minister zonder portefeuille justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van de uitzending van Nieuwsuur waar uit blijkt dat er waarschijnlijk veel mis is (geweest) met adopties vanuit landen als India en China en dat de Nederlandse overheid wetenschap had van deze misstanden?1
Ja.
Ziet u ook dat de zaken die inmiddels aanleiding zijn tot het onderzoek door de commissie Joustra en die in de uitzending van Nieuwsuur worden aangehaald haast niet op zichzelf kunnen staan en dat het er alle schijn van heeft dat de ministeries van Buitenlandse Zaken en van Justitie en Veiligheid tekort geschoten hebben in de bescherming van kinderen tegen illegale adoptie? Zo nee, waarom niet?
Bij brief van 6 december 2018 heb ik aangekondigd een commissie te zullen instellen die onderzoek doet naar mogelijke misstanden bij interlandelijke adopties in het verleden.2 In mijn brief van 25 april jongstleden, heb ik de onderzoeksopdracht toegelicht.3 De Commissie Onderzoek Interlandelijke Adoptie in het verleden (COIA) is op 1 mei 2019 met haar onderzoek begonnen. Ik hecht eraan de bevindingen van de COIA af te wachten alvorens uitspraken te kunnen doen over hetgeen in de vraagstelling wordt aangegeven.
Deelt u de mening dat geadopteerden er recht op hebben om te weten hoe hun adoptie precies verlopen is, waar ze precies vandaan komen en wie hun echte ouders zijn? Zo ja, bent u bereid om hen daadwerkelijk bij te staan in de zoektocht naar hun herkomst, juist ook vanwege de betrokkenheid, verantwoordelijkheid of zelfs het mogelijk tekortschieten van de Nederlandse overheid?
Personen die als kind uit het buitenland zijn geadopteerd moeten hun afstammingsinformatie kunnen achterhalen. Ik realiseer mij dat zij hierbij problemen kunnen ondervinden. In mijn brief «voortgang adoptie en ouderschap» die ik gelijktijdig met deze antwoorden aan uw Kamer heb gestuurd, heb ik toegelicht op welke wijze ik geadopteerden die zoeken naar hun afkomst wil ondersteunen.
Deelt u de mening dat het onderzoek dat al loopt naar de rol en verantwoordelijkheid van de Nederlandse overheid bij adopties in het verleden (commissie Joustra) moet worden verbreed zodat voor eens en altijd duidelijk wordt wat wel en niet goed is gegaan? Bent u bereid zeker ook China en India, maar bijvoorbeeld ook Haïti, mee te laten nemen in het onderzoek? Zo nee, waarom niet?2
Door in het instellingsbesluit de COIA de bevoegdheid te geven haar onderzoek te verbreden indien zij daartoe aanleiding ziet, heb ik gevolg gegeven aan de oproep die uw Kamer deed tijdens het Algemeen Overleg personen- en familierecht op 24 januari 2019. De COIA heeft mij laten weten systeemonderzoek uit te voeren, waarbij het adoptiestelsel en de verschillende rollen en verantwoordelijkheden worden onderzocht. De landen die in de onderzoeksopdracht zijn opgenomen dienen als voorbeeld, mede ter onderbouwing van algemene stellingen of te onderzoeken patronen. Dit betekent dat de COIA in algemene zin bevindingen kan doen die ook betrekking kunnen hebben op landen die niet als vertrekpunt zijn aangemerkt. De COIA maakt een eigenstandige afweging over de meerwaarde van het betrekken van andere landen.
Wat is uw reactie op de stelling dat de Nederlandse overheid minder zou moeten vertrouwen op de informatie uit andere landen en juist moet zorgen voor beter eigen toezicht, en als niet gegarandeerd kan worden dat de juiste en volledige informatie traceerbaar is, de adoptie gewoon niet doorgaat?
De Centrale autoriteit internationale kinderaangelegenheden (Ca) beoordeelt altijd de informatie die een zendend land aanlevert alvorens zij goedkeuring geeft aan een voorgenomen adoptie. Indien er onvoldoende vertrouwen bestaat in de door zendende landen aangeleverde informatie, weigert de Ca haar toestemming. Daarnaast voert de Ca een actief internationaal beleid, om zo na te gaan of de zendende landen voldoen aan de normen van het Haags Adoptieverdrag.
Daarnaast heb ik bij brief van 18 januari jl. een aantal maatregelen aangekondigd waarmee wordt beoogd dat de Ca beter zicht krijgt op de handelwijze van de zendende landen. Middels wijzigingen in de Wet opneming buitenlandse kinderen ter adoptie (Wobka) breid ik de verantwoordelijkheden en bevoegdheden van de Ca uit. De Ca krijgt onder andere de mogelijkheid om de samenwerking met landen te beëindigen. Ten behoeve hiervan stel ik een normenkader op. Met het normenkader krijgt de Ca een belangrijk instrument in handen om systematisch te controleren of een land voldoet aan de uitgangspunten van het Internationaal Verdrag voor de Rechten van het Kind, het Haags Adoptieverdrag en de Nederlandse wet- en regelgeving. Daarnaast krijgt de Ca een wettelijke aanwijzingsbevoegdheid en de mogelijkheid om de vergunning van een vergunninghouder voor een periode op te schorten als daartoe aanleiding bestaat. Hiermee kan steviger worden ingegrepen als sprake is van onwenselijke situaties. De wijzigingen van de Wobka en het normenkader zullen naar verwachting in het voorjaar van 2020 in consultatie worden gebracht.
Welke mogelijkheden zijn er volgens u om toezicht te houden op adopties uit China en te garanderen dat dergelijke adopties zuiver en correct zijn op basis van de juiste informatie? Vindt u adopties uit China nog steeds verantwoord? Kunt u bij de beantwoording van deze vraag ook meer specifiek aandacht besteden aan de kwetsbare groep «special need»-kinderen?
De Ca heeft de afgelopen jaren regelmatig werkbezoeken afgelegd aan China, waarbij niet alleen gesproken wordt met de Chinese autoriteiten maar ook met andere relevante partijen die kijk hebben op het Chinese kinderbeschermingssysteem. In deze gesprekken wordt stilgestaan bij de wijze waarop China invulling geeft aan de uitgangspunten van het Haags Adoptieverdrag. Door regelmatig in gesprek te gaan met relevante partijen betrokken bij de adoptieprocedures in China, ontstaat er een goed beeld van het Chinese kinderbeschermingsstelsel, inclusief het adoptiesysteem. Er is op basis van de werkbezoeken geen aanleiding te veronderstellen dat China niet voldoet aan de uitgangspunten van het Haags adoptieverdrag.
De Ca bekijkt daarnaast kritisch of de aspirant-adoptiefouders niet overvraagd zullen worden gelet op de bijzondere zorgbehoeften van het kind. Als er geen goede match bestaat tussen adoptiefouder en kind, zal de Ca geen toestemming verlenen. Het stemt mij bovendien hoopvol dat kinderen met bijzondere zorgbehoeften steeds meer ondersteuning krijgen in China, en ook in eigen land kunnen worden opgevangen. Gelet op voorgaande vind ik adopties uit China nog steeds verantwoord. In 2014 werden nog 137 kinderen geadopteerd uit China, in 2018 waren 28 kinderen afkomstig uit China.
Bent u ook van mening dat de perverse prikkel van financieel gewin uit het stelsel van adopties gehaald moet worden? Hoe denkt u dit te kunnen bewerkstelligen?
Er zijn kosten verbonden aan interlandelijke adoptie. De hoogte van het bedrag dat adoptiefouders moeten betalen is gebaseerd op de gemaakte kosten die gemoeid zijn met interlandelijke adoptie. Het gaat dan om de kosten van de werkzaamheden van de vergunninghouder en de kosten om de procedure in het land van herkomst te doorlopen. Deze kosten verschillen per land. Betaling verloopt via de vergunninghouders. Vergunninghouders zijn organisaties zonder winstoogmerk. Voor de vergunninghouders geldt dat er toetsing plaatsvindt op de (financiële) informatie en administratieve organisatie door een accountant.
Vergunninghouders zijn verplicht een financieel jaarverslag en jaarrekening in te dienen bij mijn ministerie, voorzien van een accountantsverklaring waarin deze controleert of de informatie van de vergunninghouder juist is en volledig.
Wanneer kan de Kamer de tussenrapportage van de commissie Joustra verwachten waar zij naar aanleiding van de procedurevergadering van de commissie Justitie en Veiligheid d.d.19 juni jl. al om heeft verzocht? Kan deze tussenrapportage nog voor het algemeen overleg over personen- en familierecht op 11 december 2019 aan de Kamer worden gezonden? Zo nee, waarom niet?3
De COIA is met ingang van 1 mei jl. met haar onderzoek begonnen. De COIA doet momenteel dossieronderzoek en spreekt met betrokkenen. Het onderzoek bevindt zich aldus in een eerste inventariserende fase, zodat er op dit moment geen tussenrapportage met inhoudelijke conclusies kan worden opgesteld.
Kunt u deze vragen zo snel mogelijk, doch zeker voor het algemeen overleg over personen- en familierecht beantwoorden?
Ja.
Het risico op een toenemende migratiestroom via de Balkan |
|
Bente Becker (VVD) |
|
Ankie Broekers-Knol (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Abgeordnete warnen vor einem neuen Budapest»?1
Ja.
Welke gegevens heeft u over de toename van het aantal migranten aan de grenzen van de Balkanlanden?
Volgens de gegevens van de Europese Commissie is de afgelopen maanden sprake van een toegenomen migratiedruk op de Westelijke Balkan. De Europese Commissie monitort de situatie nauwgezet en verspreidt met regelmaat actuele overzichten. Ondanks de recente toename, benadrukt de Europese Commissie dat de aantallen niet vergelijkbaar zijn met die ten tijde van de migratiecrisis van 2015–2016.
Kunt u ingaan op hoe het kan dat de buitengrenzen klaarblijkelijk niet dicht zijn en als gevolg daarvan er via verschillende routes duizenden asielzoekers met een kansloze asielaanvraag Europa intrekken?
De individuele EU-lidstaten zijn primair verantwoordelijk voor het grenstoezicht aan de buitengrenzen en zij dienen conform het Schengenacquis grenstoezicht uit te voeren. Om de kwaliteit van het grenstoezicht te controleren en te borgen, wordt het Schengenevaluatiemechanisme toegepast. Dit mechanisme toetst bijvoorbeeld of de grenscontroles conform het Schengenacquis worden uitgevoerd en of de kwaliteit en capaciteit voldoende is om het grenstoezicht uit te kunnen voeren. Daarnaast voert het Europese grens- en kustwachtagentschap (Frontex) zogenaamde kwetsbaarheidsanalyses uit, waarbij wordt bepaald welke kwetsbaarheden er zijn aan de EU-buitengrens en of een lidstaat klaar is om huidige en eventueel opkomende uitdagingen aan de grens het hoofd te bieden. Als uit het Schengenevaluatiemechanisme of de kwetsbaarheidsanalyses blijkt dat lidstaten tekortkomingen hebben, dienen zij maatregelen te nemen. Het rapport van de Europese Rekenkamer constateert dat de opvolging van de aanbevelingen die voortvloeien uit het evaluatiemechanisme of de kwetsbaarheidsanalyse vaak te lang duurt. De Nederlandse inzet ten behoeve van de toekomstige herziening van de Verordening voor het Schengenevaluatiemechanisme is om de procedure te verkorten en efficiënter in te richten.
Kunt u inzichtelijk maken hoe getoetst wordt of er aan de buitengrenzen alles aan gedaan wordt om ongewenste migranten tegen te houden? Wordt er getoetst of de systemen van grenscontroles naar behoren functioneren en deze optimaal gebruikt worden? Wordt er bij alle grensposten even goed gecontroleerd? Is er voldoende capaciteit? Welke andere problemen worden gesignaleerd en wat wordt daaraan gedaan?
Zie antwoord vraag 3.
Kunt u ook reflecteren op de constatering van de Europese Rekenkamer dat grenswachters dikwijls zonder de systemen te hebben geraadpleegd, mensen toestaan grenzen te overschrijden?2 Onderschrijft u de bevinding dat visa niet systematisch bij alle grensposten worden gecontroleerd? En zo ja, welke mogelijkheden ziet u om dit op te lossen?
Nederland onderschrijft de bevindingen van de Europese Rekenkamer dat het in de praktijk voorkomt dat lidstaten bepaalde onderdelen van het Schengenacquis onvoldoende uitvoeren. In dit verband zijn het Schengenevaluatiemechanisme en de kwetsbaarheidsanalyse van Frontex belangrijke instrumenten om maatregelen te treffen om tekortkomingen in het grenstoezicht op te lossen.
Ziet u mogelijkheden om binnen het huidige Meerjarig Financieel Kader (MFK) meer te investeren in het versterken van de Europese buitengrenzen en/of in het aanleveren van extra bevoorrading richting de buitengrenzen? Zo nee, hoe staat Nederland tegenover de suggestie uit het artikel dat Europese landen meer ondersteuning moet bieden richting de Balkanlanden om te voorkomen dat de situatie daar verergert?
De EU-jaarbegroting voor 2020, het laatste jaar onder het huidige MFK, is 20 november jl. goedgekeurd. Hierbij is additioneel budget toegekend voor financiële bijstand aan landen aan de grenzen van de Europese Unie.3 In het nieuwe MFK per 2021 stelt de Commissie een hoger budget voor migratie gerelateerde uitgaven voor, waaronder voor grenstoezicht. Nederland bepleit meer prioriteit voor migratie binnen het nieuwe MFK. Daarbij dient kritisch gekeken te worden naar de benodigde financiering en de capaciteit om middelen op een effectieve manier uit te geven.
Frontex is reeds qua budget, taken en personeel versterkt en heeft het mandaat om lidstaten intensiever dan voorheen te ondersteunen. Frontex heeft ook samenwerkingsovereenkomsten afgesloten met Westelijke Balkanlanden. Zo is met Albanië al een grensoperatie gestart. Nederland levert een significante bijdrage aan Frontex operaties op de buitengrenzen.4
Heeft u over de situatie op de Balkanlanden contact gehad met uw Europese collega’s? Delen uw EU-collega’s de zorgen over de toename van het aantal migranten via de Balkan-route? Zijn ze voornemens maatregelen te nemen, al dan niet samen met de Balkanlanden om de Balkanroute te sluiten? Zo nee, waarom niet? Zo ja, welke?
De situatie op de Westelijke Balkan, in het bijzonder de toename van het aantal migranten dat de Oostelijke Mediterrane route volgt, wordt door de EU-lidstaten en de Europese Commissie nauwlettend gevolgd. Zowel tijdens de JBZ-Raad van 7-8 oktober als het EU-Westelijke Balkan Ministeriële Forum op 18-19 november stond dit onderwerp geagendeerd. En marge van de recente JBZ-Raad op 2 december jl. heb ik met het inkomende Kroatische Voorzitterschap gesproken over eventuele additionele beleidsmaatregelen op EU- en regionaal niveau om de migratiedruk op de Westelijke Balkan te verlichten. Volgens de laatste voortgangsrapportage van de Europese Commissie over de implementatie van de Europese agenda voor migratie is sinds 2015 meer dan 141 miljoen euro aan directe EU steun verleend om de vluchtelingen- en migratiecrisis op de Westelijke Balkan het hoofd te bieden.5 Sinds 2007 heeft de EU via het Instrument for Pre-Accession Assistance (IPA) de Westelijke Balkan op het gebied van migratie ondersteund met in totaal meer dan 216 miljoen euro. Daarnaast bieden de EU en EU-lidstaten bilateraal en multilateraal via internationale organisaties, zoals EASO en Frontex, operationele steun en expertise. Gelet op de situatie in Bosnië en Herzegovina, heeft de Europese Commissie eind oktober jl. een additionele 2 miljoen voor humanitaire hulp aan migranten toegezegd. Daarnaast heeft Bosnië, mede op aandringen van de internationale gemeenschap, het vluchtelingenkamp Vucjak ontruimd en migranten overgebracht naar andere opvanglocaties.
De sluiting van een afdeling in het OLVG Oost door personeelstekort |
|
John Kerstens (PvdA), Lilianne Ploumen (PvdA) |
|
Bruno Bruins (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Ziekenhuis OLVG Oost sluit verpleging oncologie om personeelstekort»?1
Ja.
Hoe vindt u het dat een afdeling moet sluiten als gevolg van een personeelstekort?
Op 11 december sluit de verpleegafdeling hematologie & oncologie in het OLVG locatie Oost. Vanaf 1 december zullen geen nieuwe patiënten meer worden opgenomen in het OLVG Oost. Het gaat, aldus OLVG, om een klein deel van de totale oncologische zorg die het ziekenhuis biedt. Namelijk de klinische zorg voor patiënten onder behandeling van een internist-oncoloog/ hematoloog. De dagbehandeling en de polikliniek blijven wel gevestigd in het OLVG Oost. Patiënten die worden opgenomen kunnen voortaan terecht in het OLVG locatie West. Patiënten kunnen hier de zorg ontvangen die zij gewend zijn te krijgen van het ziekenhuis.
Ik heb vernomen dat het OLVG een zorgvuldige overgang tussen de twee locaties voor zowel de patiënt als het personeel heeft ingeregeld. Patiënten zijn persoonlijk geïnformeerd door het ziekenhuis. Het OLVG heeft er bewust voor gekozen om per 1 december geen nieuwe patiënten meer op te nemen, zodat weinig tot geen van de huidige patiënten hoeven te verhuizen naar de andere locatie. Binnen een straal van 10 km kan dezelfde zorg door dezelfde aanbieder worden geleverd. De kwaliteit van zorg blijft hiermee gewaarborgd. Desalniettemin betekent dit zowel voor de patiënt als voor het personeel een grote verandering waarmee zorgvuldig dient te worden omgegaan.
Welke gevolgen zal de sluiting van de afdeling hebben voor patiënten van de verpleegafdeling Hematologie & Oncologie van het OLVG locatie Oost?
Zie antwoord vraag 2.
Welke gevolgen zal de sluiting hebben voor de kwaliteit van zorg voor patiënten hematologie en oncologie in de omgeving van Amsterdam?
Zie antwoord vraag 2.
Bent u voorafgaand aan de sluiting geïnformeerd? Zo ja, hebt u voorafgaand stappen ondernomen om sluiting te voorkomen? Zo nee, kunt u uw antwoord toelichten?
Nee. De zorgverzekeraar heeft zorgplicht en is daarmee verantwoordelijk voor het leveren van toegankelijk en kwalitatief goede zorg. Bij het sluiten van een afdeling zullen zij eerst gezamenlijk met de zorgaanbieder, in dit geval het OLVG, kijken of aan de zorgplicht voldaan kan worden. Patiënten die verpleegd moeten worden op de afdeling hematologie & oncologie kunnen terecht bij het OLVG locatie West. Ik heb daarom niet eerder signalen over de sluiting ontvangen.
Verwacht u dat op korte termijn ook in andere ziekenhuizen afdelingen moeten sluiten als gevolg van een tekort aan gespecialiseerde verpleegkundigen? Zo ja, hebt u al concrete signalen ontvangen en kunt u deze toelichten?
In de brief «De toekomst van de ziekenhuiszorg in Drenthe en Zuidoost Groningen2» van 2 oktober jl. heb ik aangegeven dat Treant de SEH in Stadskanaal per 1 oktober 2019 ’s nachts, van 22.00 uur tot 8.00 uur, sluit. De redenen hiervoor zijn dat op de locatie Stadskanaal ’s nachts een zeer gering aantal patiënten kwam en dat het, daarmee samenhangend, met een tekort aan gespecialiseerd personeel kampt. Daarnaast is Treant voornemens om de ziekenhuislocatie van Treant in Hoogeveen per 6 april 2020 om te vormen tot een weekziekenhuis en de SEH om te vormen tot een basisspoedpost voor niet-levensbedreigende situaties. Deze SEH-locatie zal per 6 april zeven dagen per week van 8.00 tot 23.00 open zijn.
Er zijn mij geen andere signalen bekend dat op korte termijn afdelingen in andere ziekenhuizen moeten sluiten. Veranderingen in het ziekenhuislandschap zijn echter onvermijdelijk. Ik vind het ook belangrijk dat zorginstellingen nadenken over hoe zij hun patiënten op de lange termijn de juiste zorg op de juiste plek kunnen blijven bieden.
Bent u bekend met de extra problemen die ziekenhuizen in onder meer Amsterdam ervaren bij het aantrekken van gespecialiseerde verpleegkundigen door de krapte op de woningmarkt? Zo ja, bent u bereid om in gesprek te gaan over maatregelen om deze doelgroep te helpen?
In gemeenten met een gespannen woningmarkt kan het lastig zijn voor mensen met een middeninkomen, waaronder verpleegkundigen, om een betaalbare woning te vinden. Daarom spant de Minister voor Milieu en Wonen zich in om het aanbod van betaalbare woningen te vergroten. Dit gebeurt onder andere via de Nationale Woonagenda 2018–2021 en woondeals met de regio’s met de meest gespannen woningmarkt, waaronder Amsterdam. Op Prinsjesdag heeft het kabinet een woningbouwimpuls3 van 2 miljard euro aangekondigd om de bouw van betaalbare woningen te stimuleren en maatregelen voor een beter functionerende woningmarkt. Gemeenten hebben daarnaast verschillende mogelijkheden om specifiek te sturen op het aanbod van betaalbare (middenhuur)woningen of sociale koopwoningen. Tegelijkertijd kunnen zij bij grote schaarste aan betaalbare woningen de huisvestingsverordening gebruiken om woningen toe te wijzen aan een bepaalde doelgroep.
In Amsterdam is reeds ervaring opgedaan met het met voorrang toewijzen van woningen aan zorgpersoneel. Hiervoor heeft Sigra4 samen opgetrokken met de Amsterdamse Federatie voor Woningcorporaties, woningbouworganisatie Wonam en de gemeente Amsterdam. Na eerste positieve ervaringen in een pilot is er een voorrangsregeling gekomen voor medewerkers die werkzaam zijn in jeugdzorg, thuiszorg, zorginstellingen of ziekenhuizen in Amsterdam. Dit goede voorbeeld zou in andere regio’s met tekorten aan zorgpersoneel navolging kunnen krijgen.
Bent u het ermee eens dat betere arbeidsvoorwaarden van belang zijn voor het aantrekkelijk maken en houden van de sector en daarmee bij het terugdringen van het personeelstekort in de zorg? Zo ja, bent u bereid om daarvoor extra middelen vrij te maken? Kunt u uw antwoord toelichten?
Werknemers in de zorg doen waardevol werk en het is belangrijk dat daar goede arbeidsvoorwaarden tegen overstaan. Jaarlijks zijn extra middelen beschikbaar voor stijgende loonkosten en prijzen. Dit jaar gaat dit om 1,7 miljard euro voor de hele zorgsector. Hoe zich dit vertaalt in concrete loonstijging wordt door sociale partners afgesproken in cao’s. In de cao kunnen naast de afspraken over loon ook afspraken gemaakt worden over onder andere de contractvorm en omvang, werktijden en scholing en opleiding. Het is belangrijk dat de werkgevers en medewerkers gezamenlijk invulling geven en goede afspraken maken over dit soort zaken.
Met het actieprogramma Werken in de Zorg5 zetten we stevig in om voldoende medewerkers aan te trekken en te behouden. Dit doen we onder andere met een regionale aanpak, gesteund met 420 miljoen euro voor scholing van medewerkers. U bent geïnformeerd over het actieprogramma en u hebt de eerste twee voortgangsrapportages6 ontvangen. Voor het einde van het jaar ontvangt u de derde voortgangsrapportage.
Het bericht dat zorginstelling Pluryn kinderen weigert die specialistische hulp nodig hebben |
|
Evert Jan Slootweg (CDA), Joba van den Berg-Jansen (CDA) |
|
Hugo de Jonge (viceminister-president , minister volksgezondheid, welzijn en sport) (CDA) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Pluryn diep in het rood; zorginstelling sluit deuren voor schrijnende, acute gevallen»?1
Ja.
Klopt het dat bij Pluryn de personeelskosten met 24 miljoen zijn gestegen?
Op basis van de gegevens die Pluryn heeft aangeleverd in het Jaardocument Maatschappelijke Verantwoording betroffen de personeelskosten eind verslagjaar 2017 afgerond 275 miljoen euro en eind verslagjaar 2018 afgerond 299 miljoen euro. De stijging tussen 2017 en 2018 betreft circa 24 miljoen euro.
Kunt u aangeven met welk bedrag de inkomsten zijn gestegen in 2018?
Op basis van de gegevens die Pluryn heeft aangeleverd in het Jaardocument Maatschappelijke Verantwoording betrof het totaal aan bedrijfsopbrengsten eind verslagjaar in 2017 afgerond 404 miljoen euro en eind verslagjaar in 2018 afgerond 411 miljoen euro. Het gaat dus om een stijging van circa 7 miljoen euro.
Kunt u aangeven wat de afschrijvingen in de jaren 2015, 2016, 2017 en 2018 zijn geweest?
In de onderstaande tabel vindt u de bedragen die Pluryn in de periode 2015–2018 heeft afgeschreven op haar materiële vast activa. Deze gegevens komen uit het Jaardocument Maatschappelijke Verantwoording dat Pluryn jaarlijks ter publicatie aanlevert bij het CIBG.
2015
2016
2017
2018
14,3
15,6
16,8
17,8
Kunt u aangegeven in een tijdspad welke rol en ingrepen de Raad van Toezicht heeft gedaan?
Vanuit mijn positie acht ik het niet wenselijk te treden in het optreden, de relaties en verhoudingen tussen het bestuur, toezicht en medezeggenschap in een specifieke organisatie. In algemene zin vind ik het belangrijk dat de Raad van Bestuur en Raad van Toezicht transparant zijn over hun besluitvorming en dat zij adviezen van de medezeggenschapsorganen voor medewerkers en cliënten hierbij betrekken.
Kunt u aangeven in een tijdspad welke overnames er zijn geweest en wat dat deed met de kritieke prestatie indicators (KPI’s)?
Pluryn is verantwoordelijk voor de bedrijfsvoering van de organisatie, de borging van de kwaliteit van jeugdhulp en – indien nodig – een zorgvuldige zorgoverdracht voor de jeugdigen die nu verblijven bij de Hoenderloo Groep. Ik acht het vanuit mijn positie dan ook niet wenselijk om in te gaan op deze gedetailleerde informatie over de bedrijfsvoering van Pluryn, die niet in de openbare jaarverantwoording is terug te vinden.
Kunt u aangeven wat de ontwikkeling is geweest van het aantal cliënten tussen 2015 en 2018?
In de onderstaande tabel vindt u het aantal cliënten van Pluryn in de periode 2016 – 2018. Deze gegevens komen voor 2017 en 2018 uit het Jaardocument Maatschappelijke Verantwoording dat Pluryn jaarlijks ter publicatie aanlevert bij het CIBG en voor 2016 uit haar jaarverslag op de website van Pluryn:
2015
2016
2017
2018
3.451
6.335
7.075
NB: Pluryn heeft in 2016 Intermetzo overgenomen. Dit verklaart de toename in aantal cliënten.
Uit het jaarverslag 2015 op de website van Pluryn kunnen deze gegevens niet op deze wijze worden gelezen.
Kunt u aangeven wat de ontwikkeling is geweest van het aantal fte dat werkzaam is bij Pluryn tussen 2015 en 2018?
In de onderstaande tabel vindt u het aantal fte’s van Pluryn in de periode 2016–2018. Deze gegevens komen voor 2017 en 2018 uit het Jaardocument Maatschappelijke Verantwoording dat Pluryn jaarlijks ter publicatie aanlevert bij het CIBG en voor 2016 uit haar jaarverslag op de website van Pluryn:
2015
2016
2017
2018
Cliëntgebonden
1.913
3.875
3.822
Niet-cliëntgebonden
1.133
463
839
Totaal
3.046
4.338
4.661
Uit het jaarverslag 2015 op de website van Pluryn kunnen deze gegevens niet op deze wijze worden gelezen.
Kunt u daarin een onderscheid maken tussen personeel dat direct betrokken is bij de zorg en dat werkzaamheden doet die niet direct gericht zijn op zorg (administratie, management, etc.)?
Zie antwoord vraag 8.
Kunt u aangeven wat de ontwikkeling is van de kosten die betrekking hebben op het vastgoed?
Pluryn is verantwoordelijk voor de bedrijfsvoering van de organisatie, de borging van de kwaliteit van jeugdhulp en – indien nodig – een zorgvuldige zorgoverdracht voor de jeugdigen die nu verblijven bij de Hoenderloo Groep. Ik acht het vanuit mijn positie dan ook niet wenselijk om in te gaan op deze gedetailleerde informatie over de bedrijfsvoering van Pluryn, die niet in de openbare jaarverantwoording is terug te vinden.
Is de Autoriteit Consument en Markt (ACM) of de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) ergens betrokken geweest bij overnames?
De (rechtsvoorganger van de) ACM heeft op 22 oktober 2010 een besluit genomen over de fusie tussen Pluryn en de Hoenderloo Groep dat inhield dat de omzetdrempels voor een fusiemelding niet werden overschreden. Hierdoor kon de fusie doorgang vinden. Op 20 december 2011 heeft de (rechtsvoorganger van de) ACM besloten dat Pluryn Hoenderloo en Koraal samen SeysCentra mochten starten. Tot slot heeft de ACM op 9 februari 2017 goedkeuring verleend aan de overname van Intermetzo door Pluryn. De ACM oordeelt in zijn besluit dat de voorgenomen concentratie de concurrentie niet significant zal beperken. De Stichting Pluryn Hoenderloo Groep en Intermetzo kregen daarom toestemming om te fuseren.
De NZa heeft in het kader van de zorgspecifieke concentratietoets twee keer goedkeuring verleend aan een concentratie waar Pluryn bij betrokken was. De eerste goedkeuring is verleend op 11 juli 2016 en betreft een bestuurlijke fusie tussen Pluryn en Intermetzo. De tweede goedkeuring is verleend op 29 december 2016 en ziet op een overname door een onderdeel van Pluryn: Stichting Pluryn Maatschappelijke Ondernemingen.
Tijdens de zorgspecifieke concentratietoets toetst de NZa in hoeverre partijen de effecten van de voorgenomen concentratie voldoende in kaart hebben gebracht en of partijen hun ondernemingsraad, cliëntenraad en overige stakeholders voldoende hebben betrokken. Daarnaast kijkt de NZa naar de gevolgen voor cruciale zorg. De NZa heeft geen bevoegdheden om de concentratie inhoudelijk te beoordelen op de gevolgen voor de kwaliteit, toegankelijkheid en betaalbaarheid van de zorg.
Waarom heeft de NZa niet eerder ingegrepen toen er zorg werd geboden waarvoor geen vergoeding was?
De NZa heeft nauw contact met de zorgkantoren over de continuïteit van Wlz-zorg zoals geboden door Pluryn. Bij de NZa zijn geen signalen bekend dat zorgkantoren geen vergoeding zouden geven voor geleverde Wlz-zorg of dat de tarieven niet kostendekkend zouden zijn. De NZa heeft wel signalen ontvangen dat er financiële problemen spelen in het domein van de jeugdhulp en deze kenbaar gemaakt aan het Ministerie van VWS. De NZa houdt echter geen toezicht op dit domein.
Het toenemende aantal huishoudens dat de energierekening niet meer kan betalen |
|
Alexander Kops (PVV), Geert Wilders (PVV) |
|
Eric Wiebes (minister economische zaken) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Het aantal mensen dat energierekening niet kan betalen dreigt te verdubbelen»?1
Deelt u de mening dat het onacceptabel is dat ruim 650.000 huishoudens hun maandelijkse energierekening niet of nauwelijks kunnen betalen?
Voor het kabinet staat in het Klimaatakkoord voorop dat de transitie voor iedereen haalbaar en betaalbaar is. Dat betekent dat de huishoudportemonnee zoveel mogelijk wordt ontzien en dat een evenwichtige verdeling van lasten tussen huishoudens en bedrijven wordt bereikt.
Het kabinet heeft daarom in het Klimaatakkoord maatregelen getroffen die de effecten van het energie- en klimaatbeleid op huishoudens beperken. De lasten van de Opslag Duurzame Energie (ODE) worden verschoven van huishoudens naar bedrijven, bedrijven betalen voortaan 67 procent van de ODE-rekening in plaats van de helft. Ook is de vaste belastingvermindering fors verhoogd. Dit houdt in dat de huishoudportemonnee met de maatregelen in de energiebelasting vanaf 2020 in belangrijke mate wordt ontzien. Voor de periode na 2021 is er sprake van een beperkte stijging in de energiebelastingen. Het kabinet geeft deze maatregelen zo vorm dat de laagste en midden-inkomensgroepen hiervan relatief het meest profiteren. De doorrekening van het Klimaatakkoord van 1 november jl. door het CPB bevestigt dit beeld.
Het rapport van onderzoeksbureau Ecorys waar het artikel naar verwijst dateert van februari 2019. De lastenverlichtende maatregelen voor huishoudens uit het Klimaatakkoord zijn hierin nog niet meegenomen.
Deelt u de conclusie dat de almaar stijgende energielasten een direct gevolg zijn van uw eigen klimaat- en energiebeleid en u huishoudens daarmee de energiearmoede in stort?
Zie antwoord vraag 2.
Deelt u de conclusie van onderzoeksbureau Ecorys dat de groep «energiearme» huishoudens de komende tien jaar verder zal toenemen (naar 1,5 miljoen huishoudens in 2030) als direct gevolg van uw besluit om alle woningen van het gas af te halen?
Nee, die conclusie deel ik niet. De ambitie van het Klimaatakkoord is 1,5 miljoen bestaande woningen via de wijkgerichte aanpak aardgasvrij te maken en 234.000 woningen buiten de wijkgerichte aanpak onder handen te nemen.
Deze ambitie wil het kabinet samen met alle betrokken partijen stap-voor-stap realiseren. Het Klimaatakkoord bevat een breed pakket aan maatregelen om de transitie haalbaar en betaalbaar te houden. Zo wordt bijvoorbeeld de ISDE voor kleine duurzame warmte opties na 2020 verlengd en wordt de ISDE uitgebreid naar isolatie.
Daarnaast zijn er bijvoorbeeld afspraken gemaakt met woningcorporaties over het verduurzamen van sociale huurwoningen en introduceert het kabinet aantrekkelijke leningsvoorwaarden voor verduurzaming van particulieren via het warmtefonds. Bovendien bevordert het kabinet kostenreductie bij installatiebedrijven, aannemers en de energiesector via meerjarige innovatieprogramma’s.
Het kabinet hanteert verder als het uitgangspunt dat steeds meer huishoudens de kosten voor verduurzaming van de woning via een lagere energierekening kunnen terugverdienen. Om dat te bereiken moeten de kosten van verduurzamingsmaatregelen omlaag door innovatie en opschaling en moet de inrichting van de energiebelasting de omschakeling naar duurzame warmteopties gaan ondersteunen. Daarnaast zijn er subsidies en aantrekkelijke financieringsopties nodig om investeringen aantrekkelijk en rendabel te maken.
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties zal uw Kamer op korte termijn over deze punten informeren in separate brieven over financiering en ontzorging van eigenaar-bewoners en over innovatie en kostenreductie in de bouw.
Deelt u de conclusie van Ecorys dat, ondanks dat steeds meer huiseigenaren isolerende maatregelen nemen in een poging de energielasten te doen dalen, de totale lasten (met bijna 17%) zullen toenemen?
Het rapport van onderzoeksbureau Ecorys dateert van februari 2019. Als onderdeel van het Klimaatakkoord zijn belastingmaatregelen aangekondigd ten gunste van huishoudens. Deze maatregelen zijn hierin nog niet meegenomen. Juist door deze maatregelen profiteren huishoudens met een lager inkomen relatief het meest.
Of een huishouden zijn energierekening kan betalen, hangt niet alleen af van de uitgaven aan energie, maar ook van het besteedbare inkomen en de andere noodzakelijke uitgaven van huishoudens. Uit het rapport van het PBL Meten met twee maten uit december 2018 blijkt overigens dat Nederland in Europees perspectief relatief goed scoort op betaalbaarheid van de energierekening voor huishoudens en relatief weinig energiearmoede kent.
Het kabinet houdt een vinger aan de pols en volgt de ontwikkeling van de energierekening. Daarbij beschouwt het kabinet het inkomensbeleid integraal en weegt het jaarlijks alle plussen en minnen in de koopkrachtbesluitvorming. De ontwikkeling van de energierekening wordt via de inflatie ook meegenomen in de koopkrachtberekeningen.
Deelt u de mening dat energie een basisbehoefte is, maar door uw beleid voor velen een onbetaalbaar luxeproduct is geworden? Wat gaat u doen aan deze toenemende energiearmoede?
Zie antwoord vraag 5.
Hoe kunt u met droge ogen blijven volhouden dat de energietransitie voor iedereen behapbaar en betaalbaar zou zijn? Bent u ertoe bereid het schrappen van de gasaansluitplicht terug te draaien, de energierekening echt te verlagen en direct te stoppen met uw klimaat- en duurzaamheidswaanzin?
Zie antwoord vraag 5.
Het bericht ‘Drugskartel waste opbrengsten wit: Nederlandse banken hadden moeten ingrijpen’ |
|
Dilan Yeşilgöz-Zegerius (VVD), Roald van der Linde (VVD) |
|
Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA), Wopke Hoekstra (minister financiën) (CDA) |
|
![]() |
Bent u bekend met het artikel «Drugskartel waste opbrengsten wit: Nederlandse banken hadden moeten ingrijpen»?1
Ja, wij zijn bekend met het artikel.
Kunt u aangeven hoe groot het probleem is met simpele witwasconstructies, waarbij geleend geld uit het buitenland zonder problemen gebruikt kan worden voor aankopen in Nederland? Kunt u specifiek ook aangeven hoe groot het probleem is met dit soort simpele witwasconstructies in Noord-Brabant?
Zoals aangegeven in het plan van aanpak witwassen, dat wij op 30 juni jl. aan uw Kamer hebben aangeboden2, is witwassen een immens en complex probleem. Daarom is het van belang dat witwassen op een gezamenlijke en effectieve wijze wordt tegengegaan. De exacte omvang van witwasstromen door Nederland is niet definitief vast te stellen. Uit onderzoek, verricht in opdracht van het Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum door prof. dr. Unger in 20183, blijkt dat in Nederland jaarlijks naar schatting circa 16 miljard euro wordt witgewassen. Recenter onderzoek dat is verricht door een onderzoeksteam van prof. dr. Unger schat de omvang van witwassen in Nederland op 12,8 miljard euro. Hoe groot het aandeel in die schattingen is van specifieke witwasconstructies, zoals loanback-constructies, in Nederland of in Noord-Brabant, is niet bekend.
Wel zijn witwasconstructies om verhuld waarde weg te zetten, zoals loanback-constructies, een bekend fenomeen in Nederland. In de Nationaal Risk Assessment (NRA) witwassen, die ook aan uw Kamer is aangeboden4, wordt dit ook genoemd. Ook in het Nationaal Dreigingsbeeld georganiseerde criminaliteit 2017, dat in opdracht van de Openbaar Ministerie is opgesteld, komt deze manier van witwassen voor5. In het antwoord op de vragen 4 en 5 wordt ingegaan op de middelen en slagkracht.
Hoe vaak komt de genoemde loanback-constructie voor? Hebben de bevoegde instanties voldoende middelen en slagkracht om deze constructies tegen te gaan?
Zie antwoord vraag 2.
Hoe kan de samenwerking tussen het Openbaar Ministerie (OM) en poortwachters in dit soort zaken worden verbeterd? Welke relatie heeft dit bericht met het onlangs verschenen Plan van aanpak witwassen?2 Bevestigt deze zaak de gesignaleerde capaciteitsproblemen en geeft deze aanleiding tot aanscherping van de voorgenomen maatregelen?
De Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme verplicht poortwachters, waaronder notarissen en banken, om ongebruikelijke transacties te melden bij de FIU-Nederland. Daarnaast moeten poortwachters een voortdurende controle op de zakelijke relatie met de cliënt en de tijdens deze relatie verrichte transacties uitoefenen, om zich ervan te verzekeren dat de transacties overeenkomen met de kennis die de poortwachter heeft van de cliënt en diens risicoprofiel. Indien nodig moet de poortwachter daarbij ook de herkomst van de bron van de middelen die bij de transactie worden gebruikt, onderzoeken. Als de poortwachter hier onvoldoende toe in staat is, is hij verplicht om de zakelijke relatie niet aan te gaan of te beëindigen of de transactie niet uit te voeren.
In het plan van aanpak witwassen zijn diverse maatregelen opgenomen om witwassen te voorkomen en te bestrijden, waaronder het intensiveren van de samenwerking tussen publieke en private partijen. Het plan is besproken met betrokken publieke en private partners en zij scharen zich allen achter dit plan.
Zo is in dat kader onlangs de pilot Serious Crime Task Force (SCTF) van start gegaan, dat is ingebed in het Financieel Expertise Centrum. In dat kader kunnen onder stringente voorwaarden witwassubjecten uit de opsporing worden gedeeld met grootbanken en vice versa. Hierdoor kunnen die banken relevante transacties beter identificeren. Publieke partners krijgen daar waardevolle informatie voor terug. Binnen deze SCTF wordt ingezet op het detecteren van zogenaamde brokers. Brokers zijn personen die georganiseerde, ondermijnende criminaliteit mede mogelijk maken door de bovenwereld met de onderwereld te verbinden met hun diensten en contacten. Tevens worden fenomeengerichte projecten op bepaalde witwasthema’s in publiek-private samenwerking opgepakt binnen het Financieel Expertise Centrum. Deze samenwerking wordt de komende tijd geïntensiveerd. Dat geldt ook voor de samenwerking tussen poortwachters en de Financial Intelligence Unit-Nederland en met het Anti Money Laundering Center. Binnen deze samenwerkingsverbanden worden witwasfenomenen, -typologieën en -methoden vastgesteld en gedeeld.
Zoals ook is aangegeven in vraag 5 is tevens in het kader van het plan van aanpak witwassen een bedrag ter beschikking gesteld, oplopend tot een structureel bedrag van € 29 miljoen vanaf 2021, om de opsporing van witwassen, fraudebestrijding en ondermijning te intensiveren en de capaciteit te vergroten. Dit omdat meer en betere samenwerking, zowel privaat-privaat, publiek-privaat en publiek-publiek, naar verwachting zal leiden tot meer informatie en handelingsperspectief voor de overheidspartijen. Regelmatig verifiëren wij of de capaciteit van toezichthouders en andere publieke instanties voldoende geborgd is.
Voorts is met de brief van de Minister van Justitie en Veiligheid (JenV) over het breed offensief georganiseerde, ondermijnende criminaliteit reeds voorzien in verdere aanscherping en slagkracht, zoals in vraag 3 is genoemd7. Daarin is onder meer de oprichting van een multidisciplinair interventieteam (MIT) aangekondigd. Het MIT zal zich gaan inzetten op het afbreken van machtsposities van criminele kopstukken en hun facilitators, het verstoren van ondermijnende bedrijfsprocessen en opwerpen van barrières voor misbruik van de legale economie en infrastructuur. De aanpak is intelligence gedreven en gericht op het blootleggen van criminele geldstromen en het afpakken van crimineel vermogen. Hierbij wordt meer samengewerkt met private partijen, zoals branches en bedrijven. In het voorjaar komt de Minister van JenV met een uitgewerkt plan. In de najaarsnota is alvast bekend gemaakt dat het kabinet hier incidenteel € 110 miljoen in investeert, zodat in ieder geval het eerste deel van de versterking van de aanpak van de georganiseerde ondermijnende criminaliteit tot en met begin 2021 kan worden gerealiseerd8.
Daarnaast heeft ook de effectiviteit van het nationale beleid ter voorkoming en bestrijding van witwassen onze voortdurende aandacht. Wij hebben een beleidscyclus ingericht waarin aan de hand van de geïdentificeerde witwasrisico’s het anti-witwasbeleid en de effectiviteit ervan periodiek wordt bezien.9 Dat gebeurt door middel van de eerder genoemde NRA en de beleidsmonitor. In de NRA worden de risico’s met de grootste potentiële impact op witwassen en op financieren van terrorisme en de weerbaarheid van de beleidsinstrumenten gericht op het voorkomen en mitigeren van deze risico’s voor Nederland in kaart gebracht. Dat gebeurt door experts van verschillende publieke instanties, zoals toezichthouders, FIU-Nederland, opsporingsdiensten en Openbaar Ministerie alsook van koepel- en brancheorganisaties van meldingsplichtige instellingen en banken. In de beleidsmonitor worden de activiteiten en resultaten van het anti-witwasbeleid en van daarbij relevante actoren in kaart gebracht aan de hand van kwalitatieve en kwantitatieve gegevens zoals genoemd in de methodologie van de Financial Action Task Force (FATF). Daarbij wordt ook gekeken wat de mogelijkheden tot verbetering van het anti-witwasbeleid in Nederland zijn. Daarnaast wordt de effectiviteit van het Nederlandse stelsel in 2021 geëvalueerd door de FATF. Ons streven is dat daaruit blijkt dat wij internationaal tot de koplopers op de aanpak van witwassen behoren.
Onderkent u dat een verruiming van het bedrag dat u ter beschikking stelt, oplopend tot een structureel bedrag van € 29 miljoen vanaf 2021 voor de intensivering van opsporing van witwassen, fraudebestrijding en ondermijning aan de FIOD, de Belastingdienst, de FIU-Nederland en het OM, problemen rondom de angst bij welwillende meldingsplichtigen niet weg kan nemen? Zo nee, op welke manier ziet u hier een oplossing voor?
Zie antwoord vraag 4.
De artikelen ‘Doe iets, anders is het wachten op de volgende dode’ en ‘We laten verwarde personen te lang vrijlopen’ |
|
Dilan Yeşilgöz-Zegerius (VVD), Kelly Regterschot (VVD) |
|
Paul Blokhuis (staatssecretaris volksgezondheid, welzijn en sport) (CU), Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van de nieuwsartikelen «Doe iets, anders is het wachten op de volgende dode»1 en «Kabinet doet te weinig om overlast door verwarde personen te voorkomen»? 2
Ja.
Welke lessen zijn getrokken uit de verschrikkelijke incidenten die in deze artikelen worden beschreven?
In de artikelen worden verschillende incidenten aangehaald. Ieder incident is treurig, in de eerste plaats voor slachtoffers en betrokkenen, en vormt voor ons aanleiding om scherp te kijken naar de huidige praktijk. Allereerst is het goed om op te merken dat de groep personen met verward gedrag een brede doelgroep is met diverse problematiek. In deze groep zitten onder andere mensen met dementie, mensen met psychosociale problemen of een verstandelijke beperking en mensen met ernstige psychiatrische aandoeningen. Het is ook belangrijk om te benadrukken dat het grootste deel van de groep personen met verward gedrag niet gevaarlijk is voor zichzelf of voor anderen en geen overlast veroorzaakt.
Op 10 december jl. is de brief «stand van zaken persoonsgerichte aanpak voor kwetsbare personen» naar de Kamer gestuurd.3 In deze brief beschrijven we de stand van zaken rond de aanpak voor kwetsbare personen, waar de groep personen met een hoog veiligheidsrisico onderdeel van uit maakt. In de brief wordt geschetst waar we de komende tijd op gaan inzetten. Zo is met de invoering van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz), die per 1 januari 2020 in werking is getreden, een belangrijke stap gezet in de informatiedeling. Overal in het land is invulling gegeven aan de beoordelingsfunctie, zodat mensen sneller kunnen worden doorgeleid naar de juiste vormen van hulp en begeleiding. Ook krijgen familie en naasten onder de nieuwe wet meer mogelijkheden tot inspraak. Daarnaast is de samenwerking tussen partners in de zorg- en veiligheidsketen verbeterd doordat ggz-aanbieders aansluiten bij het overleg dat gevoerd wordt binnen de Zorg- en Veiligheidshuizen. De afgelopen periode is tevens hard gewerkt om ervoor te zorgen dat in ieder Zorg- en Veiligheidshuis het thema personen met verward gedrag en een hoog veiligheidsrisico is belegd. Het in beeld krijgen en houden van deze groep is daarbij een prioriteit. In 2020 zetten we alles op alles zodat de persoonsgerichte aanpak voor de groep personen met een hoog veiligheidsrisico volledig landelijk is geïmplementeerd.
Kortom, we doen ons best om herhaling van dergelijke incidenten te voorkomen. Hierbij analyseren we wat er gebeurd is en treffen we waar nodig maatregelen. Desondanks kunnen we nooit uitsluiten dat er zich in de toekomst weer een incident zal voordoen.
In 2018 is de eindrapportage «Op weg naar een persoonsgerichte aanpak» gepresenteerd, kunt u aangeven welke acties u sindsdien heeft ondernomen?
Zie antwoord vraag 2.
In hoeverre hebben gemeentes en regio’s deze aanpak verder geïmplementeerd en geborgd?
Gemeenten en regio’s zijn aan de slag gedaan met de implementatie en borging van de aanpak. Onlangs is de rapportage «Stand van het land» aan uw Kamer toegestuurd.4 Deze rapportage beschrijft de stand van zaken wat betreft de persoonsgerichte aanpak voor kwetsbare personen op basis van de negen bouwstenen van het Aanjaagteam op regionaal en gemeentelijk niveau. De rapportage laat zien dat op alle 9 bouwstenen5 voor de aanpak van verward gedrag veel gebeurt in de regio’s. Dat is goed om vast te stellen, maar tegelijkertijd blijkt uit de rapportage dat er behoefte is aan ondersteuning bij het (blijven) leggen van de verbinding tussen de verschillende (beleids)trajecten. Die ondersteuning wordt nu geboden door het Verbindend Landelijk Ondersteuningsteam (VLOT) en door de door VLOT aangestelde regioadviseurs.
Welke acties zijn er tot nu toe ondernomen om de gegevensuitwisseling te verbeteren zoals het schakelteam «Personen met verward gedrag» heeft aanbevolen? Zo ja, wat is het resultaat van deze acties en welke acties kunnen wij nog verwachten?
Zoals geantwoord bij vraag 2 en 3 hebben we aangegeven dat met de Wvggz extra mogelijkheden worden gecreëerd voor informatiedeling. In aanvulling hierop wijzen we op het handvat gegevensdeling en privacy in het zorg- en veiligheidsdomein. Dit handvat wordt geactualiseerd aan de hand van nieuwe ontwikkelingen, zoals de nieuwe Europese privacywet, de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG) en de gewijzigde wetgeving naar aanleiding van de invoering van de Europese Richtlijn Gegevensbescherming Opsporing en Vervolging. Thans wordt een addendum voorbereid in verband met de komst van onder andere de Wvggz en de Wet Zorg en Dwang.
De afgelopen periode zijn ook de trainingen gecontinueerd en verder uitgebreid. Voor de Zorg- en Veiligheidshuizen is er de training gegevensdeling voor procesregisseurs, beleidsmedewerkers en juristen verzorgd. Volgend jaar wordt aanvullend een train-de-trainer programma gegevensdeling en privacy voor de Zorg- en Veiligheidshuizen gestart. In aanvulling hierop wordt gestart met een Leergang voor procesregisseurs Zorg- en Veiligheidshuizen om het vak van procesregisseur verder te professionaliseren.
Voor het eerste kwartaal 2020 staat de introductie van een app gepland voor professionals om te helpen bij het beantwoorden van de vraag of er informatie mag worden gedeeld. Met het Zorg- en Veiligheidshuis Rotterdam wordt een Privacy Impact Assessment uitgevoerd op het Advies- en Triage Punt om juridisch onderbouwd een goed toestandsbeeld te kunnen krijgen van een casus/situatie. Tenslotte is het interdepartementale (wets)traject Uitwisseling persoonsgegevens en privacy (UPP) gestart.6 Dit traject werkt aan verduidelijking van het juridisch kader in situaties waarin de gemeente, samen met mogelijk betrokken partijen, nog moet verkennen of sprake is van meervoudige problematiek en of (domeinoverstijgende) samenwerking noodzakelijk is.
Kunt u een actuele stand van zaken geven met betrekking tot de realisatie van het publieksnummer voor verwarde personen, dat 24/7 bereikbaar is zoals ook is aanbevolen in de rapportage? Kunt u een concrete datum noemen wanneer het nummer opengesteld wordt?
Zoals aangegeven in de genoemde brief van 10 december jl. wordt hard gewerkt aan de vormgeving van het landelijk meldnummer dat kan doorschakelen naar regionale meldpunten voor niet-acute situaties. Wij vinden dit belangrijk omdat het de toegankelijkheid vergroot tot een laagdrempelige voorziening die burgers in staat stelt om hun zorgen over het gedrag van naasten of anderen te melden. Zoals eerder gecommuniceerd, bij brief van 10 oktober jl.7, zal het landelijk meldnummer naar verwachting in het voorjaar van 2020 gereed zijn.
Hoe worden burgemeesters momenteel ondersteund in het nemen van een snel, maar ook zorgvuldig besluit in geval van een acute situatie met een verwarde persoon waarbij diegene wellicht in bewaring gesteld moet worden?
Op dit moment wordt in acute situaties een persoon met verward gedrag (doorgaans) beoordeeld door de crisisdienst van de GGZ, of als de persoon al is opgenomen in een instelling door de dienstdoende arts, van die instelling. Beoordeeld wordt of de betrokkene een acuut gevaar vormt voor zichzelf, derden of zijn omgeving en of het gevaar voortvloeit uit een stoornis van de geestesvermogens alsmede of een opname in een instelling noodzakelijk is om het gevaar weg te nemen. Als aan alle voornoemde voorwaarden wordt voldaan en de betrokkene wil niet worden opgenomen, dan stelt de arts een geneeskundige verklaring op en dient een aanvraag tot inbewaringstelling (IBS) in bij de burgemeester. Op basis van de geneeskundige verklaring besluit de burgemeester om al dan niet een IBS af te geven.
Met inwerkingtreding van de Wvggz krijgt de burgemeester naast een medische verklaring van een onafhankelijk psychiater ook de beschikking over de relevante politiegegevens en justitiële gegevens van de betrokkene. Die gegevensuitwisseling vindt zo veel mogelijk digitaal plaats, zodat de burgemeester snel over de relevante informatie beschikt die nodig is om zorgvuldig een besluit te kunnen nemen. De burgemeester dient bovendien de betrokkene, indien mogelijk, te horen, alvorens hij besluit een crisismaatregel te nemen. Hiermee beschikt de burgemeester over meer informatie om een gewogen besluit nemen. Dit versterkt de mogelijkheid voor de burgermeester om een goede afweging te maken betreffende de situatie en de veiligheid van de patiënt, naasten en de samenleving.
Bent u het ermee eens dat het zorgwekkend is dat het aantal incidenten met verwarde personen ten opzichte van 2011 ruim verdubbeld is? Zo ja, welke concrete maatregelen heeft u sindsdien getroffen en bent u bereid te treffen? Zo nee, waarom niet?
Het is goed om op te merken dat de stijging waaraan u refereert de stijging van het aantal E33-meldingen van een persoon met verward gedrag betreft (de zogenoemde E33-melding). Een melding is niet automatisch een incident, het is goed dat wij ons dit realiseren. Dat neemt niet weg dat de stijging van het aantal meldingen een zorgelijke ontwikkeling is. Daarbij moet in ogenschouw genomen worden dat het soort meldingen dat onder de code E33 wordt geregistreerd zeer divers is.
De meldkamer heeft te maken met een groeiend aantal meldingen over een zeer diverse groep, waarvan – we kunnen het niet genoeg benadrukken – het grootste deel níet gevaarlijk is voor zichzelf of anderen of overlast veroorzaakt en die juist ondersteuning en zorg nodig heeft.
De komende tijd blijven we dan ook in zetten op het stimuleren van gemeenten en hun partners om daadwerkelijk regie te voeren en zicht te krijgen op deze kwetsbare personen waarbij het uitgangspunt moet zijn om vroegtijdig te signaleren en indien nodig politie én zorg hand in hand te laten samenwerken om verdere escalatie te voorkomen. Ook voor de nadere uitwerking op dit punt verwijzen wij graag naar onze eerder brieven die aan uw Kamer toegezonden zijn.
Bent u het ermee eens dat de politie vooral bezig moet zijn met het vangen van boeven, in plaats van met mensen met een zorgbehoefte? Zo ja, hoe bent u van plan om ervoor te zorgen dat de politie zich kan richten op haar kerntaken in plaats van op de 90.000 incidenten rond verwarde personen? Hoe gaat u ervoor zorgen dat de zorgtaken weer bij zorginstellingen komen te liggen? Zo nee, waarom niet?
Personen met verward gedrag die geen strafbaar feit hebben gepleegd en geen veiligheidsrisico opleveren, horen niet bij de politie thuis maar hebben een zorgbehoefte. In de brief van 10 december jl. is de ambitie voor 2020 uitgesproken om bij iedere melding in de meldkamer waarbij het vermoeden bestaat van ernstige problematiek een goede triage uit te voeren en zo passende hulp en ondersteuning te kunnen bieden. We zien op de meeste plekken al verbetering als het gaat om het inrichten van een beoordelingsfunctie en het opvangen van kwetsbare personen in een passende omgeving. Daarnaast moeten goede afspraken worden gemaakt over passend vervoer voor personen met verward gedrag. Zoals op 10 december aan uw Kamer gemeld is, wordt over dat laatste in februari 2020 de tussenbalans opgemaakt. Hierover wordt u zo spoedig mogelijk daarna geïnformeerd. Het is van groot belang dat wordt ingezet op het tijdig en adequaat herkennen van signalen en deze op te pakken zodat de situatie niet escaleert, zie ook onze antwoorden op vraag 4. Dit is een gezamenlijke verantwoordelijkheid van alle betrokken partijen.
Klopt het dat gemeentes er allemaal verschillende aanpakken ten aanzien van verwarde personen op na lijken te houden? Ziet u mogelijkheden om met een landelijke aanpak voor verwarde personen te komen? Zo ja, welke maatregelen bent u hier bereid voor te treffen? Zo nee, waarom niet?
De hierboven geschetste complexiteit van de problematiek vraagt om maatwerk. Hierbij moet enerzijds rekening gehouden worden met de specifieke kenmerken van de persoon in kwestie, maar anderzijds ook met het lokaal beschikbare zorgaanbod. Het klopt dus dat de aanpak voor personen met verward gedrag per regio en per gemeente kan verschillen. Eén landelijke aanpak zou ook geen recht doen aan de complexiteit van de problematiek en onvoldoende ruimte bieden voor lokaal maatwerk. Overigens sluit dit ook aan bij het advies van het Schakelteam personen met verward gedrag en het eerder advies van de heer Van der Vlist. Ook zij stellen dat op lokaal en regionaal niveau de oplossing ligt. Uit de rapportage «Stand van het land» (zie ook onze antwoorden op vraag 4) blijkt gelukkig ook dat er lokaal en regionaal veel gebeurt. We blijven dit vanuit onze brede verantwoordelijkheid ook ondersteunen.
Schoolboeken en ander lesmateriaal waarin veel minder vrouwen dan mannen staan en relatief weinig personages met een niet-westerse naam |
|
Kirsten van den Hul (PvdA) |
|
Arie Slob (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (CU), Ingrid van Engelshoven (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (D66) |
|
![]() |
Herinnert u zich uw toezegging dat u het gesprek wilt aangaan met educatieve uitgevers over stereotypen in schoolboeken?1 Wat heeft u sindsdien ondernomen om aan deze toezegging gestalte te geven?
Ja (zie hieronder).
Hoe beoordeelt u in dit licht het onderzoek van de Universiteit Leiden2, waarbij in schoolboeken sprake bleek van stereotypering in de zin dat vrouwen systematisch ondervertegenwoordigd zijn en minder vaak een beroep hebben dan een man, terwijl de onderzoekers bij mannen juist vaker personages zagen die topsporter of wetenschapper waren, of iets technisch deden?
Het past de regering, gezien de vrijheid van het onderwijs en meningsuiting, de autonomie van scholen en de professionele ruimte van leraren, niet een oordeel te geven over leermiddelen. Met enige regelmaat krijgt het kabinet vragen over de inhoud van leermiddelen. De regering hecht eraan de formele verantwoordelijkheidsverdeling omtrent de inhoud en (redactionele) uitvoering van leermiddelen te respecteren. Zoals de Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en zijn voorgangers aan uw Kamer in vele eerdere schriftelijke vragen hierover ook al hebben aangegeven, is het niet aan het kabinet om de inhoud van leermiddelen te beoordelen, maar aan scholen. We hebben, via de vrijheid van onderwijs, grondwettelijk verankerd dat scholen het onderwijs zelf mogen inrichten en daarbij leermiddelen van hun keuze mogen gebruiken. Dat past bij de autonomie van scholen en de professionele ruimte van leraren om daarin eigen afwegingen te maken. Tegelijkertijd is onderdeel van die vrijheid dat scholen de verantwoordelijkheid hebben om richting ouders en leerlingen aanspreekbaar te zijn op de gemaakte keuzes en de omgang met leermethoden. Ouders en leerlingen kunnen kwesties via de vertegenwoordiging in de medezeggenschapsraad bij het schoolbestuur aankaarten. Daarnaast kan een klacht worden ingediend via de daarvoor geldende klachtenregeling.
Het onderzoek van prof. dr. Mesman laat onder andere zien dat er in Nederlandse schoolboeken voor de vakken wiskunde en Nederlands minder vrouwelijke dan mannelijke personages voorkomen en ook relatief weinig personages met een niet-Westerse achtergrond. De ondervertegenwoordiging en stereotypering die prof. dr. Mesman met haar onderzoeksteam vond, was vooral impliciet en subtiel, overduidelijke stereotypen zijn bijna niet gevonden. Prof. dr. Mesman geeft aan dat uit eerdere wetenschappelijke onderzoeken is gebleken dat kinderen juist gevoelig zijn voor dergelijke subtiele, verstopte boodschappen.
Het is belangrijk dat leerlingen de ruimte hebben om te kunnen worden wie zij willen worden, zonder dat zij onbewust worden beperkt door deze subtiele en impliciete, stereotiepe beelden. We hebben de onderzoeken dan ook met interesse gelezen en vinden het belangrijk dat uitgeverijen ook daarover met elkaar in gesprek blijven.
Hoe beoordeelt u dat het aantal niet-westerse namen in schoolboeken achterblijft bij het aantal niet-westerse mensen in de samenleving, terwijl volgens het CBS 13,4% van de bevolking van niet-westerse afkomst is?
Zie antwoord vraag 2.
Vindt u dat educatieve uitgevers nu voldoende doortastend optreden door de uitkomsten van het onderzoek te gaan bespreken met de auteurs van de boeken? Waarom (niet)?
Het is goed om te zien dat uitgeverijen zelf het initiatief hebben genomen op dit thema door hun lesmateriaal beschikbaar te stellen voor het onderzoek van de Universiteit Leiden. In totaal kreeg prof. dr. Mesman zestien lesboeken voor wiskunde en zeventien lesboeken voor Nederlands van de verschillende uitgevers. De uitgevers hebben vanaf het begin meegewerkt aan het onderzoek van prof. dr. Mesman, omdat zij benieuwd waren naar de resultaten. De uitgevers gaan de resultaten van het onderzoek bespreken met hun auteurs.
Deelt u de zorg van de Leidse onderzoekers dat «kinderen [...] heel gevoelig [zijn] voor juist subtiele, verstopte boodschappen»? Zo ja, welke consequenties verbindt u hieraan voor de voortgang van de gesprekken met educatieve uitgevers? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Kunt u deze vragen beantwoorden voorafgaand aan het algemeen overleg over emancipatie van 2 december a.s.?
Ja.