Het bericht dat Costa Rica de WHO oproept een internationale pool op te richten voor intellectueel eigendom inzake COVID-19 |
|
Pia Dijkstra (D66) |
|
Martin van Rijn (minister zonder portefeuille volksgezondheid, welzijn en sport) (PvdA) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van het bericht «President and Minister of health of Costa Rica ask WHO to create global pool for rights in COVID-19 related technologies»?1
Ja. Kortgezegd komt de vraag van Costa Rica aan de WHO erop neer of de WHO zich wil inzetten om een patent-pool te creëren waarin de rechten tot relevante technologieën worden geplaatst die helpen om COVID-19 te detecteren, voorkomen, controleren of behandelen. Het betreft een vrijwillige afdracht cq. inbreng van bestaande en nieuwe gepatenteerde technieken en ontwerpen die van belang kunnen zijn. Ik ga ervan uit dat daarbij licenties onder FRAND-condities (Fair Reasonable and Non-Discriminatory) wereldwijd beschikbaar worden gemaakt.
Hoe staat u tegenover het voorstel van Costa Rica aan de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) om een wereldwijde «pool» op te richten voor (toekomstig) intellectueel eigendom op het gebied van vaccins, medicijnen en technologieën in het kader van COVID-19?
Van patent pools is bekend dat ze vervolg-innovaties versterken omdat ze relevante technologie effectief beschikbaar maken. Het geeft meer partijen laagdrempelig toegang tot standaarden en versterkt daarmee kaders en normen die bruikbaar zijn of als bouwsteen kunnen dienen om effectieve therapieën te ontwikkelen. Een therapie kan immers bestaan uit meerdere patenten of is ontwikkeld op basis van bestaande patenten.
Nederland is voorstander van het delen van informatie en wetenschappelijke data. Hierbij moet wel worden gewaakt dat data wordt opgeslagen in toegankelijke systemen, zodat iedereen er later weer bij kan. Daarom is Nederland voorstander van samenwerkingsverbanden die werken volgens de FAIR principes (FAIR staat voor: Findable, Accessible, Interoperable, Reusable). Op grond van deze FAIR principes zijn data vindbaar, toegankelijk, interoperabel en herbruikbaar en kunnen data gemakkelijk met behulp van algoritmes worden onderzocht. Nog belangrijker in verband met persoonsgevoelige informatie is dat databeheerders zelf de mate kunnen bepalen waarin ze hun data openstellen voor derden.
Het idee van Costa Rica is dus een stap in de goede richting, echter, er dient zeer zorgvuldig naar de uitvoering ervan te worden gekeken.
Zoals 8 april jongstleden in de gewijzigde motie van het lid Ellemeet c.s. over het opzetten van een wereldwijde COVID-19 pool (t.v.v. motie 25 295, nr. 224) is gevraagd, zal de regering voorafgaand, en tijdens, de jaarlijkse vergadering van de WHO leiderschap tonen en zich expliciet uitspreken voor zo’n wereldwijde COVID-19 pool en de WHO hierbij actief steunen.
Denkt u dat dit voorstel kan bijdragen aan de mogelijkheid om innovatieve geneesmiddelen en technologieën in de strijd tegen het coronavirus en de ziekte COVID-19 wereldwijd betaalbaar te houden en schaalbaar te maken? Zo ja, acht u het wenselijk en haalbaar om als voorwaarde aan publieke financiering van een vaccin of medicijn tegen COVID-19 te stellen dat het intellectueel eigendom dat hieruit voortvloeit in zo’n «pool» zou moeten vallen?2
Ik wil me ervoor inzetten dat de mogelijkheden gecreëerd worden om nieuwe vaccins, diagnostica, geneesmiddelen en therapieën in de strijd tegen het COVID-19 te kunnen ontwikkelen. Ik verwacht dat hiervoor, net als voor het opschalen en distribueren van COVID-19 therapieën een publiek-private inspanning nodig is. Zowel voor wat betreft de noodzakelijke financiële middelen als voor wat betreft de kennis en expertise.
Het ontwikkelen en produceren van nieuwe vaccins, diagnostica, geneesmiddelen en therapieën in het algemeen en ook in het kader van COVID-19 is kostbaar. De financiële inzet vanuit private partijen is daarin van groot belang. Voor investerende bedrijven zal daarbij perspectief nodig zijn op het minimaal terugverdienen van de gemaakte kosten. Private partijen hebben ook de expertise en kennis op het gebied van therapie ontwikkeling, productie en distributie. Bij kennisinstellingen en publieke instellingen is deze expertise niet altijd aanwezig.
Ik vind het bijvoorbeeld positief nieuws dat Johnson & Johnson fors investeert in onder meer hun Leidse vestiging van Janssen Vaccins naar onderzoek voor een COVID-19 vaccin, zodat daar ook aan oplossingen wordt gewerkt die mogelijk leiden tot een werkzaam vaccin en zo ten goede komen aan de patiënt. Te meer omdat Janssen Vaccins heeft toegezegd dat hun vaccin tegen kostprijs beschikbaar komt.3
Ik waak over de publieke belangen zoals beschikbaarheid en betaalbaarheid van vaccins en vraag aandacht voor publieke waarborgen daar waar de overheid meebetaalt aan onderzoek.
Zoals 8 april jl. in de gewijzigde motie van het lid Ellemeet c.s. over het opzetten van een wereldwijde COVID-19 pool (t.v.v. motie 25 295, nr. 224) is gevraagd, zal dit kabinet enkel investeren in de ontwikkeling van vaccins en geneesmiddelen die onder acceptabele voorwaarden beschikbaar komen voor patiënten. Het kabinet heeft inmiddels meer dan 90 miljoen euro beschikbaar gesteld aan COVID-19 gerelateerd onderzoek. Hierbij wordt ingezet op de principes van Maatschappelijk Verantwoord Licentiëren. Deze principes zien onder meer toe op toegankelijkheid en betaalbaarheid van therapieën die ontwikkeld zijn op patenten die in het publieke domein tot stand zijn gekomen.
Het voorstel van Costa Rica kan ertoe bijdragen dat vanuit die patentenpool een therapie of vaccin wordt ontdekt die inzetbaar is voor de ziekte COVID-19.
In een patent pool is evenwel niet automatisch de onderzoeksfinanciering geregeld. En het is ook in een patenten pool niet vanzelf geregeld dat een eventuele gevonden oplossing opschaalbaar is naar een therapie die beschikbaar komt voor de wereldbevolking.
Dus de vraag, of patenten die ontwikkeld worden met Nederlands publiek geld aan zo’n pool beschikbaar moeten worden gesteld, is niet eenduidig met een ja of nee te beantwoorden. Als privaat geld, kennis en expertise nodig is om de therapie verder te ontwikkelen en op te schalen, dan vind ik het verplicht delen van het patent in een patent pool geen goed idee want dit zou bedrijven de zekerheid kunnen ontnemen dat zij de gemaakte kosten kunnen terugverdienen en dit remt de private investeringen in therapieontwikkeling die we wel degelijk nodig hebben.
Welke oplossingsrichtingen heeft u zelf voor ogen om te zorgen dat geneesmiddelen, technologieën en kennis in de bestrijding van het coronavirus en COVID-19 in Nederland goed toegankelijk worden, en wij hiervoor niet (te) afhankelijk worden van private partijen?
Zie antwoord vraag 3.
Overweegt u in dit verband bepaalde voorwaarden te stellen aan de publieke financiering van onderzoek naar COVID-19?
Zie antwoord vraag 3.
Het melden van mogelijke coronadoden door huisartsen |
|
Henk Krol (50PLUS) |
|
Hugo de Jonge (viceminister-president , minister volksgezondheid, welzijn en sport) (CDA) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Huisartsen verontrust: werkelijk aantal coronadoden ligt hoger»?1
Ja, ik ben bekend met dit bericht.
Ik betreur in het bericht te lezen over het overlijden van deze oudere. Het raakt mij om te lezen hoe de situatie van deze patiënt verslechterde en hij uiteindelijk overleed.
Klopt het inderdaad dat huisartsen alleen coronadoden moeten melden bij de GGD van wie met een test is aangetoond dat ze het virus onder de leden hadden?
Normaliter moet bij een meldingsplichtige ziekte in de A categorie bij een vermoeden van de ziekte direct de GGD van de woon- of verblijfplaats van de patiënt geïnformeerd worden, zodat de patiënt getest kan worden. Omdat bij ongeveer 80% van de personen met COVID-19 de infectie (zeer) mild verloopt en er een beperkte testcapaciteit is, geldt er een restrictief testbeleid. Daardoor worden de meeste patiënten met klachten passend bij COVID-19 in de thuissituatie niet getest. Hierdoor heeft het melden van een vermoeden van deze ziekte zijn functie verloren. Voor de huidige epidemie geldt daarom dat alleen bevestigde gevallen gemeld dienen te worden aan de GGD.
Klopt het dat volgens de RIVM-website COVID 19 tot de zogenoemde A categorie infectieziekten behoort?2
COVID-19 is per 28 januari 2020 aangemerkt als groep A-meldingsplichtige ziekte.
Indien vraag 2 en 3 met ja zijn beantwoord, hoe verhoudt het niet kunnen melden van vermoedelijke coronadoden zich tot de artikel 22, eerste lid, van de Wet publieke gezondheid (Wpg), dat bepaalt: «De arts die bij een door hem onderzocht persoon een infectieziekte behorend tot groep A vermoedt of vaststelt, meldt dit onverwijld aan de gemeentelijke gezondheidsdienst»?3
Zoals gemeld in het antwoord op vraag 2 geldt in de huidige epidemie – een zeer uitzonderlijke situatie – dat het melden van een vermoeden van deze ziekte zijn functie verloren heeft. In het 60ste OMT advies dd. 17 maart 2020 adviseert het OMT dat in de huidige epidemiologische situatie het niet langer zinvol is om patiënten al bij verdenking voor COVID-19 te melden bij de GGD. Vooruitlopend op een formele wijziging van de meldplicht geldt daarom dat alleen bevestigde gevallen gemeld hoeven te worden aan de GGD.
Kunt u ervoor zorgdragen dat huisartsen vermoedelijke coronadoden, dus doden waarvan de arts vermoedt dat het coronavirus tot het overlijden leidde, maar waar geen test werd afgenomen, conform de Wpg kunnen melden bij de GGD?
In de beantwoording van vraag 4 is uitgelegd waarom een vermoeden van besmetting van COVID-19 niet gemeld hoeft te worden. Indien de klachten zo ernstig zijn dat opname in het ziekenhuis aan de orde is, worden deze patiënten in het ziekenhuis wel getest. Het aantal overlijdens in de thuissituatie zal beperkt zijn. Net als met de griepepidemieën worden voor COVID-19 de landelijke sterftecijfers gebruikt om zogenaamd oversterfte aan COVID-19 te signaleren. Dit omvat ook de overlijdens die vermoedelijk zijn veroorzaakt door COVID-19.
Kunt u tevens ervoor zorgdragen dat deze vermoedelijke coronadoden door huisartsen gemeld, in de dagelijkse overzichten van het RIVM worden opgenomen, bijvoorbeeld als een nieuwe categorie «vermoedelijke coronadoden»?
Het opnemen van een dergelijke categorie in de dagelijkse overzichten van het RIVM kan een vertekenend beeld geven, omdat deze overlijdens mogelijk een andere oorzaak hebben. Om deze reden bevatten de overzichten van het RIVM alléén de zekere overlijdens als gevolg van COVID-19. In uitingen over deze aantallen benadrukken we dat het aantal besmettingen vermoedelijk hoger is, omdat er beperkt wordt getest. Hiervoor is al uitgelegd dat de landelijke sterftecijfers gebruikt worden om oversterfte te signaleren.
Het gehanteerde beleid met betrekking tot het testen op COVID-19 (corona) besmettingen. |
|
Thierry Baudet (FVD), Theo Hiddema (FVD) |
|
Hugo de Jonge (viceminister-president , minister volksgezondheid, welzijn en sport) (CDA) |
|
![]() |
Bent u bekend met het artikel «Noordelijke provincies laten landelijk beleid los en testen massaal»?1
Ja.
Hoe beoordeelt u dat het hoofd van de afdeling medische microbiologie en infectiepreventie van het Universitair Medisch Centrum Groningen (UMCG), in tegenstelling tot het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM), stelt dat ook geïnfecteerde mensen die nog geen symptomen hebben – de presymptomatische mensen – wel degelijk besmettelijk zijn? Hoe beoordeelt u de opvatting vanuit het UMCG dat de contacten van voor de eerste symptomen ook moeten worden opgespoord en getest?
In het antwoord op deze vraag is de nuance heel belangrijk. Het RIVM geeft aan dat een patiënt in ieder geval besmettelijk is tijdens de symptomatische fase. Daarna kan het virus nog langer met PCR aantoonbaar zijn in de keel/feces. Tot nu toe zijn er aanwijzingen dat voornamelijk symptomatische personen bijdragen aan de verspreiding. Het testen van contactpersonen in het kader van bron- en contactopsporing wordt niet meer gedaan. We gaan ervan uit dat deze mensen mogelijk besmet zijn en adviseren hen goed op klachten te letten en in thuisquarantaine te gaan, vanaf het moment dat zij klachten krijgen.
Klopt het dat conform het huidige beleid van het RIVM alleen ernstig zieke patiënten worden getest en mensen met mildere klachten niet in aanmerking komen? Klopt het dat het verschilt per zorginstelling of zorgmedewerkers met klachten worden getest? Wat is de ratio achter het niet testen van alle zorgverleners die klachten hebben of een hoog risico vormen vanwege contact met een besmette collega of patiënt? Kunt u duidelijkheid geven over wat het concrete beleid op deze punten is en hoe dit centraal zal worden gecoördineerd?
Het klopt dat op basis van de richtlijn, die door het RIVM in samenwerking met de beroepsgroepen is opgesteld, mensen met mildere klachten niet getest worden. Het kan per zorginstelling of zorgmedewerker verschillen of zij getest worden, op basis van deze richtlijn. Dat verschil wordt vooral bepaald door het feit of personeel al of niet wordt ingezet voor het leveren van zorg. Er is wereldwijd schaarste van materialen en grondstoffen die gebruikt worden om te testen. Door deze schaarste moeten scherpe keuzes gemaakt worden. De inzet is een test alleen in te zetten als de uitslag van deze test gevolgen heeft voor de keuzes voor de mogelijke inzet van personeel.
Hoe beoordeelt u de stelling dat de tests op corona in vrijwel ieder gewoon laboratorium zouden kunnen worden uitgevoerd, zoals het UMCG in Groningen aangeeft?
De stelling klopt, ieder gewoon laboratorium kan een test op het coronavirus uitvoeren. Het is echter wel belangrijk dat de juiste tests worden gebruikt op de juiste manier. Om hierbij ondersteuning te bieden, zijn RIVM en Erasmus MC beschikbaar voor medische laboratoria in Nederland die willen gaan testen op COVID-19.
Kunt u testinformatie openbaar (laten) maken: wat is de huidige hoeveelheid beschikbare tests in Nederland, hoeveel tests worden er op dit moment per dag in Nederland verricht, wat zijn de redenen om te testen, op welke locaties worden de tests verricht, wat zijn de resultaten en wat is de gemiddelde doorlooptijd tussen moment van testen en de uitslag?
Op dit moment worden dagelijks ongeveer 2000 COVID-2019 tests uitgevoerd in Nederland. In ieder geval kan er in 35 laboratoria in Nederland getest worden op het coronavirus, volgens gevalideerde test van het RIVM en het Erasmus MC. Er wordt getest als de uitslag van de test implicaties heeft voor de individuele zorg, de zorg binnen de instelling, de zorg die door zorgpersoneel geleverd kan worden of indien dit informatie oplevert voor de publieke gezondheid. De overige detailinformatie is op dit moment niet beschikbaar.
Hoeveel en welke laboratoria in Nederland zijn er volgens u geschikt om deze tests uit te voeren in zowel de publieke als private sector? Ben u van plan om als overheid een centraal geleide productie op gang te zetten? Zo ja, welke middelen en mogelijkheden zijn daarvoor beschikbaar en welke daarvan bent u bereid in te zetten?
In ieder geval kan er in 35 laboratoria in Nederland getest worden op het coronavirus. We kijken hoe de overheid de productie van testen kan ondersteunen. We zoeken daarvoor een speciaal gezant op het gebied van COVID-19, die als opdracht krijgt de centraal geleide productie, aankoop en distributie van testen te ondersteunen.
Kunt u gedetailleerd aangeven wat er voor nodig is qua capaciteit (manuren en materialen, overig) om het aantal tests in Nederland op zeer korte termijn op te schalen naar: Hoeveel tests verwacht u dat er nodig zijn de komende periode?
Er is wereldwijd schaarste van bepaalde materialen engrondstoffen die gebruikt worden om te testen. Door deze schaarste moeten scherpe keuzes gemaakt worden. Er is een landelijke richtlijn hoe om te gaan met deze schaarste. Daarnaast is er een taskforce ingericht welke telkens inventariseert hoeveel materiaal beschikbaar is en of deze landelijk (her)verdeeld moet worden. De speciaal gezant voor COVID-19 zal zich daarnaast bezighouden met productie in eigen land. Overigens is het niet zinvol de testcapaciteit in Italië en Duitsland te vergelijken met die in Nederland. De capaciteit is namelijk gerelateerd aan aantallen inwoners en het testbeleid van een land.
Bent u bekend met de uitlating van een viroloog bij het RIVM, die stelt dat de lysisbuffer (een stof die nodig is voor de tests) van fabrikant Roche begint op te raken? Deelt u die stelling? Indien blijkt dat de levering vanuit Roche ontoereikend is, welke mogelijkheid bestaat er dan om de informatie van het recept te achterhalen en deze stof vervolgens zelf te produceren of op andere wijze te verkrijgen?
De lysisbuffer is inderdaad een van de ingrediënten die schaars is. Technisch kunnen we dat zelf produceren maar dit is aan regels gebonden en hierover moeten afspraken over gemaakt worden met de fabrikant.
Is het waar dat meerdere (potentiële) productielocaties van laboratorium- en testmateriaal zijn stilgelegd door de huidige beleidsmaatregelen?
De huidige maatregelen hebben in Nederland in principe geen gevolgen voor productielocaties van laboratorium- en testmateriaal. Cruciale beroepen worden in Nederland ontzien op het toepassen van (een deel van) de maatregelen. Dat kan elders anders zijn. De taskforce is bijvoorbeeld bekend met een productielocatie van swabs in Italië die minder produceert, maar deze ligt niet helemaal stil.
Bent u ermee bekend dat Zuid-Korea inmiddels in een vergaand stadium zou zijn van het ontwikkelen van een coronatest, waarmee binnen tien minuten succesvol op COVID-19 kan worden getest? Bent u ermee bekend dat de productie daarvan momenteel sterk wordt opgeschaald, zodat er honderdduizenden testkits per week kunnen worden geproduceerd en geëxporteerd? Hoe beoordeelt u dit? Is er contact met Zuid-Korea hierover? Wordt er in Nederland, of in samenwerking met andere landen, aan soortgelijk testmateriaal gewerkt? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wat is er voor nodig om resultaat te bereiken en grootschalige productie in gang te zetten?
Niet alleen in Zuid-Korea maar ook in andere landen worden sneltesten ontwikkeld.
Er worden op dit moment via verschillende kanalen ook sneltesten voor COVID-19 aangeboden. Bij sneltesten is het van groot belang dat de test betrouwbaar is en op juiste wijze wordt gebruikt. Daarom heb ik het RIVM en het Erasmus MC gevraagd om nader onderzoek naar de betrouwbaarheid (sensitiviteit en de specificiteit) van deze sneltesten te doen. Ik heb hen ook gevraagd de toegevoegde waarde van deze testen te beoordelen.
In hoeverre ziet u mogelijkheden om tests vanuit het buitenland te importeren? Indien deze mogelijkheden er zijn, op welke termijn en in welke hoeveelheid verwacht u tests te kunnen aanschaffen?
Er is wereldwijd schaarste van bepaalde materialen en grondstoffen die gebruikt worden om te testen. De markt voor testen is een internationale markt. Er is een taskforce ingericht welke telkens inventariseert hoeveel materiaal beschikbaar, ook via import, is en of deze landelijk (her)verdeeld moeten worden. Zoals in het antwoord op vraag 6 aangegeven zal een speciaal gezant de centraal geleide productie, aankoop en distributie van testen te ondersteunen.
Kunt u deze vragen zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk donderdag 26 maart om 9.00 uur beantwoorden, zodat de antwoorden kunnen bijdragen aan een goed inhoudelijk debat in de Kamer?
Ja.
Alle berichtgeving omtrent het coronavirus. |
|
Gerrit-Jan van Otterloo (50PLUS), Léonie Sazias (50PLUS), Henk Krol (50PLUS), Corrie van Brenk (PvdA) |
|
Raymond Knops (staatssecretaris binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA), Wopke Hoekstra (minister financiën) (CDA), Hugo de Jonge (viceminister-president , minister volksgezondheid, welzijn en sport) (CDA), Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA), Wouter Koolmees (minister sociale zaken en werkgelegenheid, viceminister-president ) (D66) |
|
![]() ![]() |
Kunt u toelichten hoe het kan dat driekwart van de overleden coronapatiënten niet op een intensive care (IC)-afdeling heeft gelegen?
Goed medisch handelen is altijd het uitgangspunt, wanneer de behandelend arts met een patiënt en diens naasten de voor- en nadelen van een IC-opname afweegt. Intensivisten beoordelen of opname op de IC medisch zinvol is omdat er uitzicht is op genezing, en wat de mogelijke gevolgen van de behandeling op de IC zijn. Dit geldt voor alle patiënten die op de IC terecht komen – zowel voor COVID-19 patiënten als voor patiënten die om andere medische redenen IC-zorg nodig hebben.
Hoe gaat u uitvoering geven aan de aangenomen motie over extra maatregelen voor mantelzorgers?1
We volgen de ontwikkelingen van de groep kwetsbare personen en hun mantelzorgers nauwgezet en ik spreek mijn grote waardering uit voor al die 4,5 miljoen mantelzorgers die hun naaste verzorgen onder deze moeilijke omstandigheden. Onze gezamenlijke inzet is erop gericht om ook voor mantelzorgers heldere communicatie over de publieke gezondheidsrichtlijnen te geven en de gevolgen hiervan voor mantelzorgers in beeld brengen. Aanvullend hierop heeft VWS samen met MantelzorgNL ook via de verschillende communicatie kanalen de waardering geuit voor de grote inzet van mantelzorgers nu in deze moeilijke tijden. De maatregelen van het kabinet die gelden tot 28 april 2020, hebben verdergaande impact op het zorgen voor een naaste. Zo moet het hele gezin (huishouden) thuisblijven als er een zieke in huis is en wordt dagbesteding verder afgeschaald. We willen stimuleren dat mantelzorgers zich vooral op de zorgtaken kunnen richten. Daarom heeft MantelzorgNL de openingstijden van de mantelzorglijn verruimd en een uitgebreide lijst van Q&A’s opgesteld om mantelzorgers van de juiste informatie te voorzien. Verder is in overleg met partijen de richtlijn mantelzorg ontwikkeld met de verschillende vormen van ondersteuning en zorg voor mantelzorgers. Centraal in de richtlijn staat de zorgladder die in beeld brengt hoe zorg en ondersteuning opgeschaald kan worden van het eigen netwerk tot aan crisisopvang. Deze richtlijn is nu goedgekeurd door het RIVM en wordt gepubliceerd op rijksoverheid.nl.
Bent u bereid om in gesprek te gaan met mantelorganisaties in hoeverre opvang van kinderen gewenst is?
Ja. Via MantelzorgNL komen hierover summier de eerste signalen binnen en voeren we hierover ook nog met andere partijen gesprekken.
Hoe gaat u uitvoering geven aan de aangenomen motie over het komen tot een noodplan voor ouderen?2
Het kabinet werkt langs drie lijnen aan de situatie voor kwetsbare ouderen en mensen thuis:
Waarom is ervoor gekozen om Sanquin bloed te laten testen op antistoffen om te monitoren hoe de verspreiding verloopt en niet voor een representatief onderzoek onder heel de Nederlandse bevolking? Kunt u uw antwoord toelichten?
Er is hiervoor gekozen, omdat Sanquin beschikt over de structuur en logistiek om een dergelijk onderzoek snel uit te voeren.
Wanneer wordt bekend of de periode van sociale afstand moet worden verlengd?
Het kabinet heeft hier op dinsdag 31 maart jl. een besluit over genomen.4 Een volgend besluit wordt in de week voorafgaand aan 28 april genomen.
Moeten de zorgmedewerkers die extra worden ingezet een Verklaring Omtrent het Gedrag (VOG) hebben? Zo ja, is een versnelde procedure mogelijk?
Een wettelijke VOG verplichting in de zorg geldt voor instellingen die zorg uit de Wet langdurige zorg (Wlz) verlenen en instellingen die geestelijke gezondheidszorg verlenen die onder de zorgverzekering valt en waar cliënten blijven overnachten. Indien er een verhoogd risico is voor kwetsbare personen, is het wenselijk dat een zorginstelling een VOG verlangt van zijn medewerkers. Hier kan bijvoorbeeld sprake van zijn als een zorgmedewerker zonder toezicht werkt met een patiënt of cliënt. Het is echter aan de zorginstelling zelf om te bepalen of zij een VOG verlangen van hun medewerkers. Wanneer een extra zorgmedewerker een VOG nodig heeft, kan hij deze met spoed aanvragen. Voor het aanvragen van de VOG voor cruciale beroepsgroepen, zoals zorg en kinderopvang, heeft Justis een spoedprocedure beschikbaar gemaakt. Indien er geen bezwaren bestaan kan de VOG uiterlijk binnen 5 werkdagen worden verstrekt. Dit is onder voorbehoud van de postbezorging zoals het nu plaatsvindt.
Justis beoordeelt elke dag of de dienstverlening doorgang kan blijven vinden.
Actuele informatie hierover is als nieuwsbericht te vinden op www.justis.nl.
Welke richtlijnen binnen het verpleeghuis heeft het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport uitgevaardigd over het omgaan met het coronavirus, nu de noodmaatregel om geen bezoek toe te laten is afgekondigd?
In verpleeghuizen gelden ook de hygiënerichtlijnen die worden voorgeschreven door het RIVM, namelijk géén handen schudden, vaak handen wassen, hoesten in de elleboog en papierenzakdoekjes éénmalig gebruiken. Daarnaast zijn er richtlijnen van het RIVM hoe te handelen wanneer een zorgmedewerker gezondheidsklachten heeft en hoe te handelen wanneer er een (verdenking van) besmetting met het coronavirus bestaat. Op de RIVM website staan de richtlijnen aangegeven, ook voor het testbeleid.
Kunt u de stand van zaken geven over de verdeling van beschermingsmiddelen onder organisaties binnen wijkverpleging en thuiszorg?
Graag verwijs ik naar het nieuwe verdeelmodel dat Minister voor Medische Zorg en Sport op 11 april jl. in overleg met partijen uit de zorg vastgesteld heeft voor mondmaskers. In het nieuwe model gaat het niet om een verdeling over de zorgsectoren, maar om een verdeling op basis van besmettingsrisico’s voor zorgverleners. Als er nieuwe mondkapjes beschikbaar komen uit inkoop of eigen productie gaan die naar plekken waar ze het meest nodig zijn. Dat zijn zorgverleners in het ziekenhuis, maar evengoed zorgverleners in verpleegtehuizen en op andere plekken waar Corona-patiënten intensief worden behandeld. In factsheets is het verdeelmodel nader uitgelegd.
Wat is de stand van zaken van de communicatie over ontwikkelingen rondom het coronavirus richting laaggeletterden en anderstaligen?
Informatievoorziening en communicatievormen voor specifieke doelgroepen, waaronder laaggeletterden en anderstaligen, hebben onze bijzondere aandacht:
Hoe wordt uitvoering gegeven aan de aangenomen motie over geen leeftijdsgrenzen hanteren?3
Ik heb tijdens het plenair debat van 26 maart jl. aangegeven dat er geen leeftijdsgrenzen worden gehanteerd bij de behandeling van COVID-19. Dit is uw Kamer ook eerder per brief medegedeeld. Graag verwijs ik verder naar mijn Kamerbrief van 7 april jl.6
Bent u voornemens landelijke sturing te organiseren voor het verdelen van de plekken op de IC’s? Kunt u uw antwoord toelichten?
Voor het antwoord op deze vraag verwijs ik u naar mijn Kamerbrieven van 25 en 31 maart jl. en 7 april jl.
Is het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV) in staat de beschreven maatregelen uit het noodpakket tijdig en adequaat uit te voeren? Is er al een inschatting te maken hoeveel extra medewerkers hiervoor nodig zijn?
Het UWV heeft op 6 april jl. het loket voor de NOW-regeling opengesteld. Het kabinet heeft veel vertrouwen in UWV, en heeft grote waardering voor de wijze waarop UWV deze taak oppakt. Alleen al in de twee dagen is het aantal subsidieaanvragen voor de tegemoetkoming in de loonkosten de grens van 50.000 werkgevers gepasseerd; UWV is deze aan het verwerken waarna zo snel mogelijk de betalingen plaatsvinden.
Bent u van plan de sollicitatieplicht voor Werkloosheidswet (WW)-gerechtigden aan te passen of op te schorten? Kunt u uw antwoord toelichten?
Ook in deze lastige tijden blijft UWV werkzoekenden stimuleren om te solliciteren naar werk. Tegelijkertijd is duidelijk dat de dynamiek op de arbeidsmarkt sterk wordt geraakt door de coronamaatregelen. Voor velen is het lastig om werk te vinden, maar er zijn ook sectoren waar juist behoefte is aan extra personeel. De sollicitatieplicht blijft gehandhaafd. UWV heeft voldoende mogelijkheden om op individuele basis een goede afweging te maken hoe om te gaan met deze verplichtingen. Werkzoekenden kunnen naast solliciteren nog allerlei andere activiteiten ondernemen zoals het netwerk in beeld brengen, toekomstige acties formuleren, enzovoorts. Ook daartoe worden zij door UWV gestimuleerd.
Bij dit alles geldt dat als werkzoekenden niet aan hun sollicitatieplicht kunnen voldoen vanwege beperkingen door het coronavirus, bijvoorbeeld omdat een sollicitatiegesprek niet kan plaatsvinden, dan heeft dat geen gevolgen voor de uitkering.
Bent u voornemens de aflopende WW-rechten te verlengen?
Het kabinet zet met de NOW-regeling vol in op het behoud van werkgelegenheid bij de werkgever. In plaats van de WW te verlengen, wordt zo de periode dat iemand in de WW komt voorkomen of wellicht uitgesteld. Generieke verlenging van de WW is momenteel niet aan de orde.
Bent u bereid in overleg met het UWV en met sociale partners te gaan hoe WW-gerechtigden direct en indirect ingezet kunnen worden in en ter ondersteuning van vitale sectoren?
Voor veel mensen is het vinden van een nieuwe baan in deze omstandigheden waarbij veel bedrijven zijn gesloten lastig. Aan de andere kant zijn er sectoren met vitale functies waar extra inzet welkom of zelfs noodzakelijk is. Er zijn al diverse matchingsinitiatieven van collega’s in specifieke sectoren zoals de zorg waar de nood hoog is. In samenwerking met UWV, sociale partners, bedrijfsleven, gemeenten en instellingen wordt gekeken naar waar snelle matches mogelijk zijn. Daarvoor wordt gebruik gemaakt van de regionale infrastructuur zoals werkgeverservicepunten en private intermediairs.
Bent u bereid de mogelijkheden van vrijwilligerswerk voor mensen met een WW-uitkering en of bijstand uit te breiden als het om gaat om werkzaamheden ter bestrijding van de coronacrisis?
Mensen met een bijstandsuitkering of WW-uitkering kunnen vrijwilligerswerk doen, mits zij daartoe vooraf toestemming hebben van de gemeente (in geval van de bijstand), of van UWV. Belangrijk is dat deze vrijwillige activiteiten niet in de weg staan aan deelname aan betaalde arbeid en geen regulier (betaald) werk verdringen. In geval van de WW moet er ook sprake zijn van onbetaalde arbeid, bij een instelling zonder winstoogmerk. Naar verwachting past ook het vrijwilligerswerk dat nu spontaan opkomt in het kader van de Coronacrisis binnen deze voorwaarden. Mocht uit de praktijk blijken dat toch versoepeling nodig is, dan is de Minister van SZW bereid daar naar te kijken. Het is overigens niet meer dan redelijk dat wanneer met de activiteiten ook de kans op besmetting bestaat, de organisatie waar de werkzaamheden worden uitgevoerd de nodige maatregelen treft om de vrijwilliger zelf goed te beschermen tegen besmetting met de Coronavirus.
In hoeverre heeft u bij de uitwerking van de noodmaatregelen rekening gehouden met het beperken van de administratieve lasten voor zelfstandigen zonder personeel (zzp’ers) en bedrijven?
De uitwerking van de regeling nadert de afronding en zal naar verwachting op korte termijn worden gepubliceerd. Bij de uitwerking zijn gemeenten nauw betrokken en ook vertegenwoordigers van ondernemers zijn geconsulteerd. Bij de uitwerking is het beperkt houden van de administratieve lasten, zowel voor ondernemers als voor gemeenten, een belangrijk uitgangspunt. Daarbij geldt dat zorgvuldigheid en het beperken van frauderisico’s ook betracht moet worden en mogelijk niet al het misbruik en oneigenlijk gebruik ondervangen kan worden. Het kabinet streeft naar een goede balans daartussen, in het licht van de huidige situatie.
Bent u voornemens structurele steun te geven aan voedselbanken zodat cliënten de nodige voedingsmiddelen kunnen krijgen?
Een aantal voedselbanken kampt door het coronavirus met problemen, variërend van een gebrek aan ervaren personeel, te weinig aanvoer van voedsel, maar ook locaties die vanwege het coronavirus niet langer geschikt zijn voor de uitgifte van voedselpakketten. Voedselbanken proberen eerst lokaal een oplossing te zoeken. Een actieteam van de Ministeries van SZW en LNV, VNG en Voedselbanken Nederland is geformeerd om knelpunten te helpen oplossen. Is deze steun niet afdoende, dan kunnen voedselbanken als tijdelijke noodoplossing een beroep doen op het calamiteitenfonds. Dit wordt gevuld met middelen van Voedselbanken Nederland zelf en uit donaties. Er is eenmalig een subsidie van vier miljoen euro als vangnet voor het calamiteitenfonds beschikbaar gesteld door het kabinet. Dit gebeurt in het kader van de corona crisismaatregelen en mede ter invulling van de moties Klaver en Segers en Hijink c.s. De noodsteun van het kabinet is een vangnet voor als de middelen in het fonds onvoldoende blijken te zijn. Naast financiële steun wordt door tal van organisaties, lokaal en landelijk, ook op andere wijze ondersteuning aangeboden aan de voedselbanken. Met inzet van vrijwilligers, aanbod van voedsel en inzet van defensiemedewerkers worden voedselbanken geholpen hun belangrijke functie te blijven vervullen.
Deelt u de verwachting dat de gevolgen van de coronacrisis voor de inkomstenkant van de begroting waarschijnlijk veel groter zijn in omvang dan de gevolgen aan de uitgavenkant? Wanneer worden de eerste projecties verwacht over de gevolgen voor de inkomsten?
Het steunpakket leidt voor de korte termijn tot zowel meer uitgaven als minder belastinginkomsten, dit laatste vooral in de vorm van uitstel van betaling. Naast de getroffen maatregelen beperkt het kabinet de economische en financiële effecten van het coronavirus door de rijksbegroting de klap op laten vangen van een economische terugval. Door automatische stabilisatie stijgen de uitgaven voor werkloosheid (WW en bijstand) terwijl de belastinginkomsten uit bijvoorbeeld bedrijfswinsten en consumptie dalen. Doorgaans is de terugval in belastinginkomsten groter dan de toename van de uitgaven. De omvang van beide is op dit moment echter onzeker, dit hangt met name af van hoe het virus zich ontwikkelt. Het Centraal Planbureau heeft op 26 maart jl. enkele economische scenario’s gepubliceerd. Daarbij heeft het CPB ook gekeken naar het effect op de overheidsfinanciën.
Deelt u de mening dat de bouwsector een grote rol kan spelen bij het weer aanjagen van de economie zodra de restricties in het kader van de coronacrisis worden opgeheven? Treft het kabinet voorbereidingen voor een snelle economische impuls, bijvoorbeeld door middel van extra investeringen in infrastructuur, woningbouw, waterbouw?
Ja, de bouwsector is belangrijk voor de Nederlandse economie. Net als op vele andere sectoren, raakt de coronacrisis ook de bouwsector. Omdat de bouw een terugval veelal pas later merkt, vindt het kabinet het belangrijk dat de bouw door de crisis heen kan blijven bouwen. Het woningtekort blijft immers groot en het kabinet wil de klimaatdoelen van de gebouwde omgeving niet in gevaar brengen. Daarom werkt het kabinet aan maatregelen om de bouw op gang te houden. Hiervoor zijn we in nauw contact met de sector, medeoverheden, ontwikkelaars, corporaties en andere partijen. De eerste stap is het protocol samen veilig werken dat de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en de Minister voor Milieu en Wonen met de sector hebben opgesteld. Daarnaast werkt het kabinet aan continuering van de besluitvorming op lokaal niveau om vergunningverlening zoveel mogelijk op peil te houden, zodat de orderportefeuille niet leegloopt en de woning- en utiliteitsbouw en de verduurzaming van bestaande gebouwen zoveel als mogelijk veilig verder kan.
Ook op het vlak van infrastructuurinvesteringen en waterbouw wordt gekeken hoe publiek opdrachtgeverschap zoveel mogelijk kan worden voortgezet en waar projecten mogelijk naar voren gehaald kunnen worden. Daarbij zal ook bij medeoverheden aandacht gevraagd worden voor continuering van besluitvormingsprocessen en vergunningprocedures. De mogelijkheden om investeringen in infrastructuur te versnellen zijn echter beperkt. Naar verwachting komen vooral de uitgaven voor regulier onderhoud en renovatie van infrastructuur hiervoor in aanmerking, omdat de juridische en bestuurlijke procedures die voorafgaan aan deze werkzaamheden relatief kort zijn. Een gezamenlijke «Taskforce Infra» van Rijkswaterstaat en brancheorganisaties brengt mogelijkheden in kaart om projecten te versnellen en werkzaamheden naar voren te halen. Dit zijn zowel voorstellen die direct uitvoerbaar zijn, als maatregelen voor over een half jaar en voor 2021.
Het Rijk en de bouw- en technieksector hebben ook afgesproken dat zij gezamenlijk blijven investeren in de bouw- en verduurzamingsopgaven voor de toekomst. Het is van groot maatschappelijk belang dat de sector, veilig kan doorbouwen. Het kabinet heeft vorig jaar besloten tot een woningbouwimpuls van 1 miljard euro, die vanaf juli in werking zal gaan, en een heffingsvermindering op de verhuurderheffing voor nieuwbouw. Daarnaast ondersteunt het kabinet de bouw met de regionale woondeals, innovatiesubsidies en subsidiemiddelen voor versnelling en opschaling in de renovatieopgave.
Kunt u een overzicht geven van de begrotingsinspanningen per EU-lidstaat in het kader van de coronacrisis tot nu toe?
Lidstaten hebben verscheidende maatregelen getroffen om de schok door de COVID-19 uitbraak op te vangen. De discretionaire maatregelen worden op dit moment geschat op 2% bbp. Hiernaast zijn liquiditeitsgaranties van meer dan 13% bbp aangekondigd.7 Vanwege landspecifieke omstandigheden verschillen de getroffen maatregelen per lidstaat.
Klopt het dat er door de verschillen in financiële slagkracht tussen EU-lidstaten er onherroepelijk ook grote verschillen ontstaan in de mate waarin lidstaten in staat zijn om hun bevolking en hun economie te beschermen tegen de gevolgen van de coronacrisis? Kunt u het antwoord toelichten?
Alle lidstaten doen hun uiterste om hun bevolking en hun economie te beschermen tegen de gevolgen van de coronacrisis. De uitgangssituatie verschilt daarbij tussen lidstaten, onder andere wat betreft het niveau van de publieke schuld en de inrichting van automatische stabilisatoren. Met het activeren van de algemene ontsnappingsclausule van het SGP wordt aan lidstaten de maximale ruimte gegeven hun overheidstekorten en schuld tijdelijk te laten oplopen, zodat zij alle noodzakelijke maatregelen kunnen nemen.
Deelt u de mening dat verschillen in de financiële slagkracht tussen EU-lidstaten niet mogen leiden tot grote verschillen in de mate waarin lidstaten in staat zijn om hun bevolking en hun economie te beschermen tegen de gevolgen van de coronacrisis? Kunt u het antwoord toelichten?
De crisis die Europa nu treft is ongekend en solidariteit met alle lidstaten is op dit moment van belang. Naast nationale maatregelen zijn ook gecoördineerde internationale maatregelen om deze reden noodzakelijk. Het kabinet onderschrijft dan ook het steunpakket vanuit de Europese Commissie van 37 miljard euro en de ondersteuning vanuit de EIB-groep, en staat open om meer initiatieven op dit vlak te bekijken binnen de bestaande kaders.
Deelt u de zienswijze dat als er in de eurozone wordt overgegaan tot een vorm van mutualisatie van schulden ter financiering van de gevolgen van de coronacrisis, de inzet altijd gelimiteerd zal zijn, waardoor de Europese Centrale Bank (ECB) waarschijnlijk alsnog met alle middelen moet optreden? Kunt u het antwoord toelichten?
De ECB beslist onafhankelijk over de inzet van haar monetaire instrumentarium. Het kabinet is van mening dat de gemeenschappelijke uitgifte van schuldpapier door de eurozonelidstaten, afgezien van schulduitgifte die plaatsvindt in het kader van ESM-steunprogramma´s met bijbehorende voorwaarden, ongewenst is. De algemene positie van het kabinet t.a.v. schuldmutualisatie is weergegeven in mijn recente brief aan uw Kamer over veilige activa.8
Deelt u de zienswijze dat er bij monetaire ingrepen een redelijke evenredige verdeling van Europese steunmiddelen over alle eurolanden afdwingbaar is, terwijl er bij de inzet van EU-middelen en -fondsen, die meer gericht zijn op probleemgevallen, veel eerder sprake zal zijn van zeer onevenredige verdeling tussen de lidstaten? Kunt u het antwoord toelichten?
De ECB bepaalt onafhankelijk welke beleidsinstrumenten ze inzet om het mandaat van prijsstabiliteit voor de gehele eurozone te bewerkstelligen. Daarbij is de ECB gebonden aan de randvoorwaarden van het Verdrag betreffende de Werking van de Europese Unie.
De verdeling van middelen via de EU-begroting is afhankelijk van de beleidsdoelen die de Raad (en het EP) willen bereiken. Deze verdeling vloeit dus voort uit de specifieke kenmerken van de programma’s die daarvoor zijn ingericht.
Wat vindt u van de standpunten van een monetair econoom, zoals geuit in de webcast van Economisch Statistische Berichten (ESB), die onder andere voorstelt om het verbod op monetaire financiering voor een jaar op te heffen? Is deze oplossing niet te prefereren boven het ontwikkelen/inzetten van een waaier aan monetaire en fiscale instrumenten op Europees niveau? Kunt u het antwoord toelichten?4
Het verbod op monetaire financiering is opgenomen in het EU-Verdrag (Art 123 VWEU). Om dit artikel te wijzigen zou een verdragswijziging nodig zijn, met overeenstemming van alle lidstaten. Naast het feit dat dit een lange procedure betreft, is het niet wenselijk en onverstandig om het verbod op monetaire financiering op te heffen. Het opheffen van het verbod op monetaire financiering zou aanmerkelijke risico’s met zich mee brengen. Zo kunnen de prikkels om een duurzaam begrotingsbeleid te voeren worden ondermijnd en bestaat het risico op uit de hand gelopen inflatie. Het EU-verdrag dient dan ook leidend te blijven.
Kamerlid Leijten (SP) heeft tijdens het Notaoverleg over de ingelaste Eurogroep op 7 april jl. gevraagd naar het verbod op monetaire financiering in crisistijden in relatie tot een rapport van de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR). Hierbij heeft de Minister van Financiën toegezegd schriftelijk op terug te komen bij de beantwoording van deze set Kamervragen.
Zoals aangegeven in de kabinetsreactie op het WRR-rapport «Geld en schuld: De publieke rol van banken» hecht het kabinet aan het verbod op monetaire financiering en ziet het kabinet geen reden om dit verbod op te heffen, om redenen zoals hierboven beschreven.
Vindt u dat het Europees Stabiliteitsmechanisme (ESM) gebruikt kan worden als fiscale backstop voor deze crisis? Zo ja, welk fonds gaat dan de stabiliteitsfunctie vervullen als het ESM is uitgeput? Kunt u het antwoord toelichten?
Het ESM is beschikbaar voor het bieden van stabiliteitssteun aan lidstaten die te maken hebben of worden bedreigd door ernstige financieringsproblemen indien zulks onontbeerlijk is om de financiële stabiliteit van de eurozone in het geheel en van de lidstaten ervan te vrijwaren (artikel 3 van het ESM-verdrag). Een lidstaat kan onder het ESM-verdrag altijd een aanvraag voor stabiliteitssteun doen aan het ESM, conform de daarvoor overeengekomen procedure (artikel 13). Op dit moment zijn er geen aanvragen gedaan door lidstaten voor steun vanuit het ESM.
Bij het verschaffen van stabiliteitssteun wordt de leencapaciteit van het ESM in acht genomen. Het ESM beschikt momenteel over een leencapaciteit van meer dan € 410 miljard. Ik zie geen noodzaak om te speculeren over de uitputting van het ESM.
Bent u bereid er zorg voor te dragen dat mensen die in financiële problemen komen, niet hun huis worden uitgezet gedurende de coronacrisis?
De Minister voor Milieu en Wonen heeft samen met Aedes, IVBN, Vastgoed Belang en Kences, de koepels van verhuurders van woningen en met steun van de Woonbond en de LSVb, afgesproken dat er geen huisuitzettingen als gevolg van het coronavirus tijdens de crisisperiode plaatsvinden. Daarnaast spannen verhuurders zich maximaal in binnen hun mogelijkheden om te zoeken naar maatwerkoplossingen voor huurders die in de betalingsproblemen zijn gekomen door het coronavirus. In aansluiting op dit statement hebben leegstandbeheerders in een eigen verklaring aangegeven hoe ze omgaan met hun bewoners in deze crisistijd. Daarnaast worden huisuitzettingen door de rechtbanken niet aangemerkt als urgente zaken, tenzij de rechter in kort geding oordeelt dat de zitting moet doorgaan (alleen in geval van superspoed). In zulke zaken vinden dus voorlopig geen mondelinge behandelingen plaats. Huiseigenaren die ondanks de steunmaatregelen van het kabinet niet langer de financiële ruimte hebben om hun hypotheeklasten te dragen, worden geadviseerd in contact te treden met hun kredietverstrekker. Kredietverstrekkers kunnen dan met de consument zoeken naar een passende oplossing, zoals bijvoorbeeld uitstel van betaling. Er vinden gesprekken plaats met de sector om te bezien of knelpunten kunnen worden weggenomen om dit te vergemakkelijken. Daarnaast hoeven huiseigenaren zich geen zorgen te maken dat zij op straat komen te staan. De Minister voor Milieu en Wonen heeft tevens in een verklaring met kredietverstrekkers, Nationale Hypotheek Garantie en Vereniging Eigen Huis afgesproken dat er bij betalingsproblemen in ieder geval tot 1 juli 2020 geen gedwongen verkopen zullen plaatsvinden.
Het kabinet zet daarnaast in op het aan de voorkant voorkomen dat er mensen in de knel raken door de gevolgen van het coronavirus. Om deze reden zijn diverse maatregelen aangekondigd om banen en inkomens te beschermen en de gevolgen voor zzp’ers, mkb-ondernemers en grootbedrijven op te vangen.
Kunt u een toelichting geven op een eventuele noodtoestand in Nederland? Op welke wijze en door wie wordt dit besloten en wat is de rol hierbij van het parlement?
De Coördinatiewet uitzonderingstoestanden maakt het mogelijk om een noodtoestand af te kondigen als de omstandigheden daartoe aanleiding geven. Er worden twee noodtoestanden onderscheiden: de beperkte en de algemene noodtoestand. Afhankelijk van de noodtoestand kunnen noodbevoegdheden worden geactiveerd, waarbij soms ook kan worden afgeweken van grondrechten die zijn geregeld in een aantal artikelen in de Grondwet. Het uitroepen van een noodtoestand is derhalve een zeer vergaande maatregel die, sinds de totstandkoming van de Coördinatiewet, nog niet is ingezet.
Het besluit om een noodtoestand af te kondigen moet zijn ingegeven door de constatering dat reguliere bevoegdheden ontoereikend zijn om de crisis te beheersen. Tot op heden is niet gebleken dat het reguliere instrumentarium dat de overheid ter beschikking staat, ontoereikend is, nu in het gehele land adequate maatregelen worden getroffen en gehandhaafd. De Coördinatiewet uitzonderingstoestanden is derhalve nog niet toegepast.
Een noodtoestand wordt afgekondigd bij koninklijk besluit, op voordacht van de Minister-President. Het koninklijk besluit moet worden gemeld aan de Staten-Generaal, waarna de Staten-Generaal terstond in verenigde vergadering bijeen moeten komen. Besluitvorming over het eventueel afkondigen van een noodtoestand en over de te activeren noodbevoegdheden vindt plaats in de Ministeriële Commissie Crisisbeheersing (MCCb).
Voor de goede orde vermeld ik dat het soms ook mogelijk is (bepalingen uit) noodwetten te activeren zonder dat een noodtoestand is afgekondigd. Dat wordt aangeduid als: separate toepassing. Dit activeren gebeurt bij koninklijk besluit, op voordacht van de Minister-President. Vervolgens wordt onverwijld een voorstel van wet aan de Tweede Kamer gezonden omtrent het voortduren van de werking van dat besluit.
Is er in Nederland sprake van een bijzondere situatie zoals bedoeld in de Coördinatiewet uitzonderingstoestanden? Worden de maatregelen die worden genoemd in de wet reeds toegepast? Kunt u de antwoorden toelichten?
Zie antwoord vraag 30.
Herinnert u zich dat in de brief van 15 maart 2020 over de nationale crisisstructuur wordt gesteld dat de Interdepartementale Commissie Crisisbeheersing (ICCb) onder voorzitterschap van de Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding en Veiligheid (NCTV) zo nodig en mogelijk zelf besluiten neemt? Wat is het mandaat en hoe is de controlerende taak van het parlement geborgd?
De inrichting en werkwijze van de nationale crisisstructuur is vastgelegd in het Instellingsbesluit Ministeriële Commissie Crisisbeheersing 2016 (Stcrt. 2016, 48258) en nader uitgewerkt in het Nationaal Handboek Crisisbesluitvorming (Kamerstukken II 2015/16, 30 821, nr. 32). De juridische grondslag voor het instellingsbesluit is artikel 25, eerste lid, van het Reglement van orde voor de ministerraad. De hoog-ambtelijke Interdepartementale Commissie Crisisbeheersing (ICCb) is onderdeel van de nationale crisisstructuur en vormt het integrale adviesorgaan voor de Ministeriële Commissie. De besluiten van de ICCb vallen onder de ministeriële verantwoordelijkheid van de betrokken bewindspersonen. De besluitenlijst van de MCCb wordt ter goedkeuring voorgelegd aan de ministerraad. Voor besluiten waarvan de uitvoering geen uitstel duldt, is geen voorafgaande goedkeuring van de besluitenlijst vereist.
De controlerende taak van het parlement is geborgd via de reguliere verantwoording door de betrokken bewindspersonen.
Herinnert u zich dat de Minister-President enkele gedragsmaatregelen heeft aangekondigd die van groot belang zijn voor het tegengaan van de verspreiding van het virus, zoals geen bijeenkomsten van meer dan 100 mensen en 1,5 meter afstand houden? Kunnen deze maatregelen worden gehandhaafd? Zo ja, op welke manier? Hoe verklaart u de verschillen per gemeente en welke mening heeft u daarover?
Het kabinet is zich zeer bewust van het belang van het naleven door alle mensen van de aangekondigde gedragsmaatregelen. De Minister van VWS heeft op grond van artikel 7 van de Wet publieke gezondheid, met inachtneming van artikel 39 van de Wet veiligheidsregio's, de voorzitters van de veiligheidsregio’s diverse aanwijzingen gegeven om hun bevoegdheden op het terrein van openbare orde en veiligheid in te zetten om de verdere verspreiding van COVID-19 tegen te gaan. De 25 voorzitters van de veiligheidregio’s hebben daartoe vervolgens voor hun eigen regio algemeen verbindende voorschriften gegeven (een noodverordening als bedoeld in artikel 176 van de Gemeentewet).
De bepalingen in de noodverordeningen kunnen zowel bestuurlijk als strafrechtelijk worden gehandhaafd. Hierbij zijn zowel politie als bijzondere opsporingsambtenaren (boa’s) van gemeenten en andere organisaties (bijvoorbeeld Staatsbosbeheer), evenals toezichthouders betrokken. Om eenduidigheid in de aanpak en handhaving van de coronamaatregelen te bevorderen, hebben de voorzitters van de veiligheidsregio een Model noodverordening COVID-19 en een Handreiking handhavingsstrategie noodverordening COVID-19 opgesteld.
Klopt het dat in meerdere veiligheidsregio’s boetes worden uitgedeeld die kunnen oplopen tot tienduizenden euro’s? Hoe komen die bedragen tot stand? Zijn deze bedragen in elke regio hetzelfde? Zijn de bedragen proportioneel?
Overtreding van een noodverordening kan worden bestraft met maximaal drie maanden hechtenis of een geldboete van € 4.350 (artikel 443 van het Wetboek van Strafrecht). Daarnaast is bestuursrechtelijke handhaving mogelijk door de voorzitter van de veiligheidsregio met – voor zover dat een geëigend middel is – een last onder bestuursdwang of last onder dwangsom. De voorzitter van de veiligheidsregio stelt het bedrag vast en dit moet in redelijke verhouding staan tot de zwaarte van het geschonden belang en tot de beoogde werking van de dwangsom (artikel 5:32b van de Algemene wet bestuursrecht).
Verschillen in de handhaving tussen de verschillende regio’s zijn niet uit te sluiten. Ik heb geen zicht op mogelijke individuele casus waar de vraagsteller naar lijkt te verwijzen. Overigens treed ik ook niet in de beoordeling daarvan. Dat is een bevoegdheid van de voorzitter van de veiligheidsregio en tegen zijn besluit staat bezwaar en beroep open bij de rechter.
Wordt er lik-op-stukbeleid gevoerd voor de handhaving van crisismaatregelen? Kunt u het antwoord toelichten?
Op basis van de vastgestelde noodverordening en de handreiking handhavingsstrategie wordt lokaal/regionaal door betrokken partijen daar waar nodig opgetreden. Het is aan de voorzitters van de veiligheidsregio’s in overleg met onder meer het OM en de politie om hierbij per situatie te bepalen hoe te handelen en hoe fors dient te worden opgetreden. Deze keuzeruimte is ook in tijden van crisis belangrijk.
Het bericht ‘FNV: "Luxe Schiphol-lounge met buffet nog open"’ |
|
Cem Laçin |
|
Cora van Nieuwenhuizen (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD) |
|
Kent u het bericht «FNV: «Luxe Schiphol-lounge met buffet nog open»»?1
Ja.
Hoe kan het zijn dat alle horeca in Nederland vanaf zondagavond 15 maart 2020 is gesloten, maar de Aspire Lounge op Schiphol nog steeds is geopend en dat daar in buffetvorm eten en drinken worden aangeboden?
Op 15 maart jl. heeft het kabinet aanvullende maatregelen genomen in de aanpak van het coronavirus. Vanaf 15 maart 18.00 uur behoren alle eet- en drinkgelegenheden waarbij gasten ter plekke het eten en drinken kunnen nuttigen gesloten te zijn. Deze maatregelen zijn inmiddels verlengd tot en met 28 april a.s. Het lokale bevoegd gezag ziet toe op dit verbod. Dat betreft in het geval van Schiphol de voorzitter van Veiligheidsregio Kennemerland (de burgermeester van Haarlemmermeer).
Bij de veiligheidsregio Kennemerland zijn op 19 maart jl. signalen binnengekomen dat er in lounges op Schiphol nog een buffet werd aangeboden. Op basis daarvan heeft de veiligheidsregio Kennemerland de Koninklijke Marechaussee de opdracht gegeven om te handhaven, waarop de exploitanten van de lounges zijn aangesproken en de buffet activiteiten in de lounges zijn gestaakt. De lounges mogen geopend blijven. Ook bezorgen en afhaal activiteiten blijven eventueel mogelijk, mits de maatregelen die (onder meer) in antwoord op vraag 7 in acht worden genomen.
Vindt u het de verantwoordelijkheid van Schiphol om maatregelen, die getroffen worden om het coronavirus te bestrijden, op te volgen? Zo ja, hoe beoordeelt u het dan dat deze lounge nog steeds open is en er gasten worden ontvangen?
Zie antwoord vraag 2.
Bent u het ermee eens dat deze lounge zo snel mogelijk moet sluiten en dus moet stoppen met het aanbieden van eten en drinken in buffetvorm, zoals geldt voor alle horecagelegenheden in Nederland?
Zie antwoord vraag 2.
Wie is verantwoordelijk voor dit non-Schengen gebied op Schiphol? Klopt het dat Schiphol als eigenaar van het gebouw kan beslissen om deze lounge te sluiten?
Schiphol heeft aangegeven dat zij zes lounges verhuurt, waarvan drie binnen het Schengengebied en drie in het non-Schengengebied. Lounges zijn verhuurde ruimten waar een luchtvaartmaatschappij of een afhandelaar zijn gasten ontvangt, bijvoorbeeld klanten met businessclass ticket of een bepaalde frequent flyer status. De activiteiten in de lounge zijn een verantwoordelijkheid van de huurders die tevens beschikken over een eigen horecavergunning.
Welke maatregelen hebben Schiphol en Swissport getroffen om werknemers, die gedwongen in deze lounge komen om bijvoorbeeld gebruikt servies op te ruimen en daarmee ook in de buurt van aanwezige gasten komen, te beschermen tegen besmetting met het coronavirus?
Zoals aangegeven in antwoord op vraag 5 zijn de exploitanten van de verhuurde ruimten verantwoordelijk voor de activiteiten in de lounges. Per 1 april jl. zijn de lounges van Swissport gesloten. In de nog geopende lounges wordt (onder meer) actief gewezen op de noodzaak om afstand houden.
Welke andere maatregelen heeft Schiphol getroffen om werknemers te beschermen tegen het coronavirus, bijvoorbeeld als het gaat om werknemers die aan incheckbalies werken en reizigers tegenover zich hebben staan op nog geen 50 cm?
Schiphol geeft aan dat er verschillende maatregelen worden getroffen om werknemers te beschermen, waaronder:
Wat vindt u ervan dat werknemers met 39 graden koorts zich niet ziek durven melden, omdat ze bang zijn voor mogelijke consequenties en verlies van hun werk en inkomen?
Het kabinet vindt het zorgelijk dat werknemers zich niet ziek zouden durven melden. Zeker in deze tijd is het van belang dat een werkgever zieke mensen niet laat doorwerken, maar een werknemer de ruimte en tijd geeft om te herstellen, zodat deze na herstel weer gezond aan het werk kan en bovendien een besmetting van andere werknemers kan worden voorkomen. De richtlijnen hierover van het RIVM zijn helder: werknemers dienen thuis te blijven bij ziekte- of verkoudheidsverschijnselen.
De financiële maatregelen die zijn aangekondigd namens de rijksoverheid gelden voor werknemers, maar ook voor flexwerkers en uitzendkrachten, voor zover zij door hun werkgever, respectievelijk het uitzendbureau in dienst worden gehouden. Zij kunnen gebruik maken van de beschermende maatregelen. Het kabinet en ook sociale partners hebben daarbij werkgevers opgeroepen ook flexwerkers zoals oproepkrachten en uitzendkrachten in dienst te houden.
Vindt u dat Schiphol en andere werkgevers die daar actief zijn, zich moeten inspannen om er altijd zorg voor te dragen dat werknemers zich ziek kunnen melden en dat daar geen negatieve gevolgen voor mogen gelden, vooral nu, gezien de ontwikkelingen rondom het coronavirus? Zo ja, bent u bereid om hierover het gesprek aan te gaan met Schiphol als opdrachtgever en werkgever?
Het kabinet doet een moreel appèl op alle werkgevers om hun verantwoordelijkheid te nemen. Werkgevers hebben bovendien de plicht te zorgen voor de veiligheid en gezondheid van hun werknemers, in dat kader dient de werkgever ook de richtlijnen van het RIVM na te leven. Het is absoluut de bedoeling dat mensen die ziek zijn en koorts hebben thuisblijven, ongeacht waar ze werken. Dat is echt de enige manier waarop we dit virus kunnen bestrijden. Werkgevers kunnen straks als er sprake is van omzetverlies bovendien een deel van de loonkosten terugkrijgen van de overheid.
Kunt u deze vragen zo snel mogelijk en één voor één beantwoorden?
Vanwege het inhoudelijk overlappen zijn sommige antwoorden samengevoegd.
Het openhouden van vliegroutes van en naar Spanje ondanks snelle toename aantal besmettingen |
|
Jan Paternotte (D66), Antje Diertens (D66) |
|
Cora van Nieuwenhuizen (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD), Hugo de Jonge (viceminister-president , minister volksgezondheid, welzijn en sport) (CDA) |
|
![]() |
Herinnert u zich de antwoorden op vragen van de leden van de D66-fractie in het schriftelijk overleg inzake de Transportraad (high level videoconferentie) van 18 maart 2020,waarbij zij vroegen daadkrachtig te zijn in het sluiten van vliegroutes in geval in een land het aantal besmettingen snel toeneemt, en waarin u uitlegde door middel van de «Regeling tijdelijk verbod burgerluchtvaart luchtruim Nederland in verband met COVID-19-virus» een beperking te hebben opgelegd voor het luchtverkeer met als herkomst China, Zuid-Korea, Iran of Italië tot 27 maart 2020?1
Ja.
Klopt het dat in Italië 17.660 personen positief getest waren op het coronavirus op de dag – 13 maart 2020 – waarop u besloot de beperking op luchtverkeer uit Italië in te stellen?
De World Health Organisatie (WHO) rapporteerde op 13 maart 15.113 personen positief getest op het coronavirus in Italië.
Klopt het dat in Spanje op 20 maart 2020 20.410 personen positief getest waren op het coronavirus?
De World Health Organisatie (WHO) rapporteerde op 20 maart 19.980 personen positief getest op het coronavirus in Spanje.
Kunt u verklaren waarom bij een vergelijkbaar aantal gevallen uit Italië geen inkomend luchtverkeer wordt toegestaan, terwijl uit Spanje op 21 maart 2020 21 vluchten aankomen in Nederland, waaronder respectievelijk zes, vier en twee uit de regio’s met de meeste besmettingen, te weten Andalusië, Catalonië en Madrid?
Bij de afweging om luchtverkeer te weren, spelen meerdere aspecten een rol. Het aantal personen positief getest op het coronavirus is daar één onderdeel van.
Kunt u aangeven wat uw afwegingskader was bij het besluit om luchtverkeer uit China, Zuid-Korea, Iran en Italië te weren, en daarbij geen maatregelen te treffen ten aanzien van herkomstlanden waar het coronavirus snel uitbreidde, zoals Oostenrijk, Spanje en Frankrijk?
Om de instroom van mensen die mogelijk het COVID-19 bij zich dragen in Nederland zoveel mogelijk te beperken, heeft de Minister van IenW op mijn verzoek vliegverboden ingesteld voor luchtverkeer met passagiers vanuit hoog-risicogebieden. Het betreft zowel verkeer met luchthavens op Europees Nederlands grondgebied als bestemming als verkeer met luchthavens op Bonaire, Sint-Eustatius en Saba als bestemming. De vliegverboden met luchthavens op Europees grondgebied zijn inmiddels opgeheven. Hiervoor geldt o.a. de verplichte gezondheidsverklaring. Of sprake is van een hoog-risicogebied bepaalt VWS op basis van RIVM-adviezen.
In aanvulling op de vliegverboden zijn in Europees verband afspraken gemaakt over beperkingen voor het inreizen van het Schengengebied.
Bent u bereid de «Regeling tijdelijk verbod burgerluchtvaart luchtruim Nederland in verband met COVID-19-virus» zo te wijzigen dat luchtverkeer uit Spanje per direct fors beperkt wordt tot de noodzakelijke capaciteit voor repatriëring? Zo nee, waarom niet?
Voor landen die op de EASA lijst staan met hoog risico landen geldt dat o.a. de verplichte gezondheidsverklaring en het dringende beroep op 14 dagen thuisquarantaine is doorgevoerd.
Deelt u de mening dat op basis van de toename van het aantal besmettingen, in ieder geval voor Iran en Italië het onverstandig zou zijn vliegroutes weer te openen binnen een week?
Het RIVM is continu bezig met het monitoren en geven van advies over maatregelen ten aanzien van het vliegverkeer. Gebaseerd op deze informatie wordt gekeken hoe ons beleid daarop aan te passen. Voor de landen die op de EASA lijst van hoog risico landen zijn opgenomen gelden aanvullende voorwaarden. Zie antwoord 6.
Bent u bereid de regeling voor Italië en Iran met twee weken te verlengen, met uitzondering voor noodzakelijke repatriëringsvluchten van Europeanen?
Zie antwoord 7.
Kunt u aangeven of en zo ja, welke afspraken u met de KLM-groep en eventueel andere Nederlandse maatschappijen heeft gemaakt over het gericht inzetten van vluchten voor repatriëring van Nederlanders en andere Europeanen?
Er zijn geen specifieke afspraken gemaakt met de KLM-groep of andere luchtvaartmaatschappijen over het gericht inzetten van vluchten voor repatriëring van Nederlanders en andere Europeanen. Wel hebben de Nederlandse reisbranche, verzekeraars en de rijksoverheid in een convenant afspraken gemaakt over de gezamenlijke inspanningen om gestrande Nederlandse reizigers te repatriëren. Zo hebben onder meer de Nederlandse reisorganisaties en luchtvaartmaatschappijen zich gecommitteerd om geen Nederlandse reizigers «achter» te laten en zorg te dragen voor maximaal gebruik van hun beschikbare capaciteit en heeft de rijksoverheid zich eraan verbonden dat het zich ervoor zal inzetten om generiek en specifiek landingsrechten zeker te stellen voor vluchten van reisorganisaties en luchtvaartmaatschappijen om uitvoering te kunnen geven aan terugkeervluchten. Indien noodzakelijk worden daartoe diplomatieke middelen ingezet.
Bent u bereid vanaf heden actief te monitoren of landen een substantiële stijging van het aantal besmettingen laten zien en voor die bestemmingen een afweging te maken ten aanzien van het eventueel opnemen van de vliegroute in de «Regeling tijdelijk verbod burgerluchtvaart luchtruim Nederland in verband met COVID-19-virus»? Zo nee, waarom niet? Zo ja, bent u bereid daarbij in alle gevallen een uitzondering te maken voor evacuatievluchten?
Wij zijn continu bezig met het monitoren en advies of er aanvullende maatregelen voor het luchtverkeer nodig zijn. Op dit moment gelden er aanvullende maatregelen voor vluchten afkomstig uit hoog risico landen zoals weergegeven op de EASA lijst. Zie toelichting antwoord 7.
De lokale noodverordeningen in verband met de bestrijding van het coronavirus |
|
Monica den Boer (D66), Joost Sneller (D66) |
|
Raymond Knops (staatssecretaris binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA), Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA), Bruno Bruins (VVD) |
|
![]() |
Klopt het dat de nieuwe aanvullende maatregelen ter bestrijding van het coronavirus van 15 maart gebaseerd waren op artikel 7 lid 1 wet publieke gezondheid en de wet op de veiligheidsregio’s?1 Waarom is de wettelijke grondslag voor de bevoegdheid niet vermeld in de brief?
Ja. De grondslag van de brief van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport is inderdaad artikel 7, eerste lid, van de Wet publieke gezondheid en artikel 39 van de Wet veiligheidsregio’s. Het niet vermelden van de wettelijke grondslag was een omissie.
Bent u bereid in toekomstige kamerbrieven, wanneer het nieuwe beperkende maatregelen betreft aangaande het coronavirus, de juridische basis van deze maatregelen toe te lichten?
Ja.
Kunt u toelichten op welke wijze de besluitvorming over de noodverordeningen die uitvoering gaven aan de coronamaatregelen, heeft plaatsgevonden?
De 25 voorzitters van de veiligheidsregio’s hebben in hun gezamenlijke vergadering van het Veiligheidsberaad van 16, 23 en 26 maart 2020 afspraken gemaakt over de uitvoering en handhaving van coronamaatregelen door middel van noodverordeningen. Om eenduidigheid in de aanpak en handhaving van de coronamaatregelen te bevorderen hebben de voorzitters van de veiligheidsregio een Model noodverordening COVID-19 en een Handreiking handhavingsstrategie noodverordening COVID-19 opgesteld. Op basis daarvan hebben de voorzitters voor hun eigen regio een noodverordening vastgesteld.
Op welke wijze wordt de democratische controle van deze besluitvorming vormgegeven? Welke rol is weggelegd voor de gemeenteraden in de democratische controle op het handhaven van de noodverordening? Kunt u dit uitsplitsen naar grootste gemeenten binnen de veiligheidsregio die worden geleid door de regioburgemeester en de gemeenten die deze status niet hebben?
De bevoegdheden in de Wet veiligheidsregio’s hebben tot doel zo snel mogelijk effectieve maatregelen te nemen tegen een dreigende ramp of crisis en het handelend vermogen voorop te stellen. Dit blijkt ook duidelijk uit het feit dat de Wet veiligheidsregio’s de noodverordening heeft uitgesloten van het bekrachtigingsvereiste dat voor een gemeentelijke noodverordening geldt (artikel 39, eerste lid, onderdeel b, van de Wet veiligheidsregio’s).
In artikel 40 van de Wet veiligheidsregio’s is bepaald dat de voorzitter van de veiligheidsregio na afloop van een ramp of crisis van meer dan plaatselijke betekenis, in overeenstemming met de betrokken burgemeesters in de regio die deel uitmaken van het regionaal beleidsteam, schriftelijk verslag uitbrengt aan de gemeenteraden over het verloop van de gebeurtenissen en de besluiten die hij heeft genomen. De voorzitter van de veiligheidsregio beantwoordt, in overeenstemming met de betrokken burgemeesters, schriftelijk de vragen die de raden na ontvangst van het verslag stellen.
Indien een gemeenteraad daartoe verzoekt, verstrekt de voorzitter van de veiligheidsregio na de procedure van schriftelijke verantwoording mondeling inlichtingen over zijn besluiten. Dat laatste impliceert dat de voorzitter van de veiligheidsregio in de desbetreffende gemeenteraad persoonlijk verantwoording moet afleggen. Aldus is verzekerd dat in de gemeenteraad die het aangaat verantwoording wordt afgelegd door de bestuurder die verantwoordelijk is voor het genomen besluit. De gemeenteraad kan een oordeel over de besluiten van de voorzitter van de veiligheidsregio uitspreken en dit oordeel door tussenkomst van de commissaris van de Koning ter kennis brengen van de Minister van Justitie en Veiligheid. De gemeenteraad heeft niet de bevoegdheid aan een eventueel negatief oordeel consequenties te verbinden. De uitoefening van het eenhoofdig gezag op bovenlokaal niveau ontstijgt naar zijn aard het belang van de afzonderlijke gemeenten. Indien in het publieke proces van het afleggen van verantwoording zou blijken dat de voorzitter van de veiligheidsregio onjuist heeft gehandeld, zal de Minister van Justitie en Veiligheid de voorzitter van de veiligheidsregio daarop aanspreken. In de hierboven beschreven procedure wordt geen onderscheid gemaakt tussen de gemeente, waarvan de voorzitter veiligheidsregio tevens burgemeester is, en de overige gemeenten.
Gelet op het feit dat volgens het legaliteitsbeginsel het bevoegd gezag alleen kan handelen op basis van een vooraf vastgestelde bepaling en dat dit juist in crisissituaties belangrijk is, vindt u dat een noodverordening pas kan worden gehandhaafd wanneer deze vastgesteld, gepubliceerd en dus kenbaar is? Zo nee, waarom niet?
Ja. Bij het vaststellen van een noodverordening door de voorzitter van de veiligheidsregio, is artikel 176, eerste lid, van de Gemeentewet van toepassing. Daarin is, toegepast op dit geval, geregeld dat noodverordeningen bekend moeten worden gemaakt op een door de voorzitter van de veiligheidsregio te bepalen wijze. Er gelden hiervoor – anders dan voor reguliere bekendmakingen – geen wettelijke vormvereisten.
Overtreding van een uitgevaardigde en afgekondigde noodverordening is strafbaar (artikel 443 van het Wetboek van Strafrecht). Bestuursrechtelijk zijn de voorzitters van de veiligheidsregio’s bevoegd overtredingen te beletten of beëindigen via de politie (artikel 172, tweede lid, van de Gemeentewet). Ook voor de bestuursrechtelijke handhaving geldt dat pas kan worden opgetreden als er een voorafgaand wettelijk voorschrift is (artikel 5:4 van de Algemene wet bestuursrecht). De bevoegdheid om een last onder bestuursdwang of onder dwangsom op te leggen, zoals bepaald in artikel 125 van de Gemeentewet, moet naar mijn mening worden geacht met de verordeningsbevoegdheid mee te zijn overgegaan naar de voorzitters van de veiligheidsregio’s in het kader van artikel 39 van de Wet veiligheidsregio’s.
Klopt het dat niet alle noodverordeningen waren gepubliceerd op het moment dat zij gehandhaafd werden?2 Wat is uw reactie hierop?
Handhaving is alleen mogelijk als daar een deugdelijke wettelijke grondslag voor is. Mocht handhaving toch ten onrechte hebben plaatsgevonden, dan is het aan een onafhankelijke rechter om daarover een uitspraak te doen.
Bent u van mening dat wet- en regelgeving juist in crisistijd kenbaar moet zijn, vooral als het crisismaatregelen betreft? Zo ja, hoe zet u zich hiervoor in? Zo nee, waarom niet?
Ja, de kenbaarheid van wet- en regelgeving is, ook in crisistijd, belangrijk voor een effectieve werking en handhaving. De wijze van bekendmaking van wet- en regelgeving is wettelijk geregeld.
Op welke plek worden crisismaatregelen gepubliceerd?
De maatregelen worden gepubliceerd op www.rijksoverheid.nl en via andere communicatie-uitingen van het Rijk. Op grond van artikel 176, eerste lid, laatste zin, van de Gemeentewet maakt de voorzitter van de veiligheidsregio de noodverordening bekend op een door hem te bepalen wijze, zoals www.overheid.nl en de website van de veiligheidsregio.
Bent u het ermee eens dat ook voor de continuering van de noodverordening er een wettelijke basis moet zijn? Zo ja, hoe wordt deze (aanhoudend) getoetst? Zo nee, waarom niet?
Zolang deze pandemie om inperking en beheersing vraagt in Nederland, zijn de noodverordeningen van kracht die gebaseerd zijn op de in het antwoord op vraag 1 genoemde wetgeving. Als deze noodsituatie zich niet meer voordoet, trekt de voorzitter van de veiligheidsregio de noodverordening in (artikel 176, zevende lid, van de Gemeentewet). Zoals in het antwoord op vraag 4 is aangegeven, legt de voorzitter van de veiligheidsregio achteraf verantwoording af over zijn besluiten, waaronder de noodverordeningen.
Bent u bekend met het bericht dat Letland vanwege de bestrijding van het coronavirus bepaalde mensenrechten uit het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) tijdelijk opschort?3 Wat is uw reactie hierop?
Het is mij bekend dat Letland de Secretaris-Generaal van de Raad van Europa heeft genotificeerd van de aldaar afgekondigde noodtoestand en een aantal verplichtingen onder het EVRM tijdelijk heeft opgeschort. Ik kan niet ingaan op de situatie in Letland. Wel kan ik aangeven dat voor het inperken van grondrechten in Nederland wetgeving in formele zin vereist is. In de noodverordeningen die nu van kracht zijn, kan niet van de Grondwet en de daarin gelegen grondrechten worden afgeweken.
Bent u het ermee eens dat de Nederlandse coronamaatregelen op dit moment geen opschorting van het EVRM vereisen en dat deze te rechtvaardigen zijn onder de beperkingsclausules van die rechten? Kunt u toelichten bij welke maatregelen dit wel het geval zal zijn?
De huidige noodmaatregelen passen inderdaad binnen de bestaande beperkingsclausules van het EVRM.
Kunt u alle vragen apart beantwoorden?
Ja.
Kunt u de vragen voor 31 maart beantwoorden?
Een snellere beantwoording dan vandaag was niet mogelijk.
De gevolgen van het coronavirus. |
|
John Kerstens (PvdA), Henk Nijboer (PvdA), Attje Kuiken (PvdA), Kirsten van den Hul (PvdA) |
|
Hugo de Jonge (viceminister-president , minister volksgezondheid, welzijn en sport) (CDA), Raymond Knops (staatssecretaris binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA), Hans Vijlbrief (staatssecretaris financiën) (D66), Stientje van Veldhoven (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (D66), Arie Slob (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (CU) |
|
![]() |
Welke vervangende zorg wordt aangeboden als alternatief voor mensen wier dagbesteding is opgeschort?
Hierover heb ik uw Kamer geïnformeerd op 31 maart 2020
(Kamerstuk 25 295, nr. 200). Ik heb daarnaast een richtlijn opgesteld voor dagbesteding waarin is opgenomen wat kan en mag binnen de adviezen van het RIVM. Deze richtlijn staat 16 april op rijksoverheid.nl.
Welke maatregelen worden genomen om mantelzorgers te ontzien die door deze pandemie meer zorg moeten verlenen?
We volgen de ontwikkelingen van de groep kwetsbare personen en hun mantelzorgers nauwgezet en ik spreek mijn grote waardering uit voor al die 4,5 miljoen mantelzorgers die hun naasten verzorgen onder deze moeilijke omstandigheden. Onze gezamenlijke inzet is erop gericht om ook voor mantelzorgers heldere communicatie over de publieke gezondheidsrichtlijnen te geven en de gevolgen hiervan voor mantelzorgers in beeld brengen. De maatregelen van het kabinet die gelden tot 28 april 2020, hebben verdergaande impact op het zorgen voor een naaste. Zo moet het hele gezin (huishouden) thuisblijven als er een zieke in huis is (behalve als men in een cruciaal beroep werkzaam is) en wordt dagbesteding verder afgeschaald. We willen stimuleren dat mantelzorgers zich vooral op de zorgtaken kunnen richten. Daarom heeft MantelzorgNL de openingstijden van de mantelzorglijn verruimd en een uitgebreide lijst van Q&A’s opgesteld om mantelzorgers van de juiste informatie te voorzien. Verder is, in overleg met partijen, een richtlijn mantelzorg opgesteld voor een drietal groepen mantelzorgers. Centraal in de richtlijn staat de zorgladder die in beeld brengt hoe zorg en ondersteuning opgeschaald kan worden van het eigen netwerk tot aan crisisopvang. Deze richtlijn staat vanaf 16 april op rijksoverheid.nl.
Wordt er actief en gedetailleerd naar mantelzorgers gecommuniceerd over wat het coronavirus voor hen betekent en hoe zij moeten handelen? Hoe worden mantelzorgers die ziek zijn vervangen?
Ja er wordt actief en gedetailleerd naar mantelzorgers gecommuniceerd.
Door MantelzorgNL maar ook door platforms als Mantelzorgelijk. MantelzorgNL heeft de bereikbaarheid van de landelijke mantelzorglijn verruimd en heeft uitgebreide informatie op hun site opgenomen over richtlijnen hoe de zorg het beste gegeven kan worden.
Ook zijn er Q&A’s opgesteld over specifieke vragen. De sites van het RIVM, de rijksoverheid, de VNG en MantelzorgNL verwijzen hierover naar elkaar. Tot slot is een richtlijn mantelzorg opgesteld (zie het antwoord op vraag 2).
Welke maatregelen worden genomen om mensen die in grotere groepen bij elkaar leven, zoals bijvoorbeeld in de jeugdzorg en vanuit de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo), veilig te houden?
Hierover heb ik uw Kamer geïnformeerd op 31 maart 2020
(Kamerstuk 25 295, nr. 200).
Ontvangt u signalen uit de geestelijke gezondheidszorg (ggz) dat de vraag naar zorg toeneemt gezien de verontrustende situatie? Zo ja, wat doet u om de toenemende vraag het hoofd te bieden zodat mensen met psychische problemen de hulp ontvangen die zij nodig hebben?
De Staatssecretaris van VWS heeft uw Kamer hierover geïnformeerd op 20 maart 2020 (Kamerstuk 25 424, nr. 526).
Bent u bereid in gesprek te gaan met het onderwijsveld over signalen die onderwijsvakbonden ontvangen, waaruit blijkt dat er scholen zijn die leraren verplichten naar school te komen?
De Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media heeft u hierover geïnformeerd op 17 maart 2020, (Kamerstuk 31 289, nr. 415).
Wat is uw reactie op de zorgen vanuit het onderwijsveld over de wijze waarop scholen veilig schoolexamens af moeten nemen? Hoe gaat u scholen hierbij ondersteunen en wat verwacht u van scholen waarbij (te veel) leraren niet fysiek aanwezig kunnen zijn op school om examens af te nemen?
Hierover is uw Kamer geïnformeerd door de Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media op:
Hoe zorgt u ervoor dat alle kinderen in staat zijn om online onderwijs te volgen? Op welke manier faciliteert u, al dan niet via de gemeente, een dekkend aanbod van benodigde digitale hulpmiddelen?
Hierover is uw Kamer geïnformeerd door de Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media op:
Wat is uw inzet voor de situatie van kinderen in onveilige gezinnen? Bent u bereid om in gezamelijk overleg te treden en het programma Geweld hoort nergens thuis, en instanties als Veilig Thuis hiertoe (tijdelijk) te versterken? Zo nee, waarom niet?
Hierover heb ik uw Kamer geïnformeerd op 31 maart 2020
(Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2019–2020, nr. 2319).
Wanneer komt er duidelijkheid over eventuele (tijdelijke) aanpassingen van overgangseisen in het voortgezet, beroeps en hoger onderwijs? Deelt u de mening dat omwille van de duidelijkheid en gelijke kansen dit landelijk moet worden besloten en niet per onderwijsinstelling moet verschillen?
Hierover bent u geïnformeerd door de Minister van Onderwijs op:
Welke mogelijkheden ziet u om de gevolgen voor de onvermijdelijk groeiende kansenongelijkheid in het primair en voortgezet onderwijs zo veel mogelijk in te perken? Kunt u hierbij ook ingaan op het creëren van ruimte voor (extra) herkansingen in het voortgezet onderwijs?
Zie antwoord op vraag 7 en vraag 8.
Bent u bereid om in gesprek te gaan met het onderwijsveld om de effecten van het niet laten doorgaan van de eindtoets in het primair onderwijs op leerlingen die een groter risico lopen op onderadvisering, in kaart te brengen en te mitigeren?
Hierover is uw Kamer geïnformeerd door de Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media op 18 maart 2020, (Kamerstuk 31 293, nr. 513).
Op welke wijze is het primair en voortgezet speciaal onderwijs aangesloten bij de overleggen die nu plaatsvinden met het onderwijsveld, waaronder binnen de veiligheidsregio’s? Bent u bereid er zorg voor te dragen dat speciaal onderwijs expliciet is aangesloten op het zoeken en werken aan oplossingen? Zo nee, waarom niet? Zo ja, op welke manier?
Het Ministerie van OCW heeft sinds dit alles speelt gelijk contact opgenomen met (de vertegenwoordigers van) het speciaal onderwijs, in het bijzonder de PO-raad, Lecso en de vertegenwoordigers van SO cluster 1 en 2 opgenomen. Zij hebben vervolgens weer contact met hun partners, bijvoorbeeld de jeugdzorg en de gemeenten, maar ook leerling/ouders-organisaties. Ook in het speciaal basisonderwijs en het (voortgezet) speciaal onderwijs zien we dat scholen zich hard inzetten om te zorgen voor goed thuis- en afstandsonderwijs. De ene school was daar al verder in dan de andere. Het speciaal onderwijs kijkt wat iedere leerling nodig heeft en past indien gewenst maatwerk toe (Kamerstuk 31 293, nr. 514).
Vreest u ook dat als gevolg van de coronacrisis het aantal betalingsachterstanden zal toenemen, omdat mensen (tijdelijk) geen of minder inkomen hebben?
Zie antwoord op vraag 16.
Bent u bereid over te gaan tot een moratorium op huisuitzettingen om te voorkomen dat mensen op straat komen te staan tijdens de coronacrisis?
Het kabinet acht het van groot belang te voorkomen dat mensen op straat komen te staan tijdens de Corona-crisis. Naast de maatregelen die een grote inkomensval moeten tegengaan, wordt er vanuit de huur- en koopsector gewerkt aan oplossingen indien mensen in de problemen komen. Ik verwijs hiervoor naar de Kamerbrief van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties op 26 maart 2020
(Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2019–2020, nr. 2243) en de bij deze brief bijgevoegde «Gezamenlijk statement van verhuurders over huisuitzettingen en tijdelijke huurcontracten tijdens de Coronacrisis» en de verklaring van VLBN. Omdat er evidente redenen kunnen zijn om tot huisuitzetting over te gaan, zoals criminele activiteiten of extreme overlast, is het kabinet niet bereid om tot een moratorium over te gaan. Mensen kunnen niet zomaar hun huis uitgezet worden. Dat kan alleen door tussenkomst van de rechter. Er worden tot 1 juni 2020 geen ontruimingen uitgesproken, met uitzondering van de genoemde zeer ernstige situaties.
Bent u eveneens bereid om over te gaan tot een moratorium op afsluiting van gas, water, elektriciteit en internet?
De Landelijke Armoedecoalitie heeft dezelfde oproep gedaan.
Een afschrift hiervan heeft uw Kamer ontvangen. Ik verwijs hiervoor naar de brief van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid op 26 maart 2020 (Kamerstuk 24 515, nr. 527). Gelukkig zijn er al wettelijke regels die mensen beschermen tegen afsluiting van voorzieningen. De bescherming van kwetsbare mensen is goed geregeld. Zo worden afnemers die omwille van hun gezondheid afhankelijk zijn van de levering van elektriciteit of gas en afnemers die in schuldhulpverlening zitten, in beginsel niet afgesloten. Het afsluiten van drinkwater is aan hele strenge eisen gebonden.
Bent u bereid om geen boetes, rente of verhogingen in rekening te brengen van overheidswege bij betalingsachterstanden?
Alle betrokken partijen, waaronder (overheids)schuldeisers, gerechtsdeurwaarders en overige incassodienstverleners, hebben de verantwoordelijkheid te voorkomen dat mensen meer dan nodig in de financiële problemen raken. Zij kunnen ruimhartig omgaan met het treffen van betalingsregelingen – en indien nodig even een pas op de plaats maken – en terughoudend omgaan met de inzet van dwangmaatregelen. Vrijwel alle genoemde partijen hebben al laten weten zich coulant op te stellen. Over bovenstaande is uw Kamer geïnformeerd door de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties op 26 maart 2020 (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2019–2020, nr. 2243) en door de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid op 26 maart 2020 (Kamerstuk 24 515, nr. 527).
Gaat u maatregelen nemen om te voorkomen dat woningcorporaties, particuliere verhuurders, banken, zorgverzekeraars, energieleveranciers en telecombedrijven boetes en verhogingen opleggen bij betalingsachterstanden op de vaste lasten?
Zie antwoord vraag 17.
Herkent u het beeld dat mensen in de daklozenopvang een verhoogd risico hebben op besmetting, bijvoorbeeld door verminderde (persoonlijke) hygiëne, verminderde weerstand, kennis van het virus, concentratie van personen en toegang tot de gezondheidszorg? Welke maatregelen gaat u nemen om het besmettingsrisico te verminderen?
Zie antwoord op vraag 23.
Gaat u zorgen voor betere omstandigheden in de daklozenopvang, zoals meer bedden en individuele ruimtes? Zo ja, op welke termijn kan dit worden gerealiseerd? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord op vraag 23.
Op welke wijze worden daklozen voorgelicht over voorzorgsmaatregelen en de gevaren van besmetting? Houdt u daarbij rekening met het gegeven dat veel daklozen minder goed (Nederlands) kunnen lezen?
Relevante informatie wordt gedeeld via de website van de rijksoverheid en het RIVM. Die informatie is in zo begrijpelijk mogelijke taal geschreven. Twee keer per week heeft het Ministerie van VWS overleg met de cliëntorganisatie voor de maatschappelijke opvang. Het Ministerie van VWS heeft aan hen de vraag voorgelegd hoe we een en ander het beste kunnen communiceren met de groep dak- en thuislozen.
Daarbij zullen we zoveel mogelijk gebruik maken van het materiaal voor laaggeletterden dat Pharos beschikbaar heeft gesteld.
Hoe wordt geregeld dat daklozen toegang hebben tot adequate medische zorg? Wat moeten daklozen doen om doorverwezen te worden? Worden zij daarbij begeleid?
Dit proces verloopt niet anders dan normaal. Dak- en thuislozen kunnen zich melden bij bijvoorbeeld een huisarts, straatdokter of de maatschappelijke opvang die zorgt voor een snelle triage.
Ook cliëntondersteuners kunnen een dakloze naar het juiste loket begeleiden. Voor de vergoeding van medische zorg aan dak- en thuislozen die niet verzekerd zijn, kan een beroep worden gedaan op de Subsidieregeling medisch noodzakelijke zorg aan onverzekerden.
Ontvangt u signalen dat gemeenten (overwegen) de daklozenopvang (te) sluiten? Hoe gaat u ervoor zorgen dat veilige en adequate opvang voor daklozen gegarandeerd blijft?
Zie antwoord vraag 19.
Kunt u bevestigen dat mensen die belastingaangifte doen voor 1 april nog altijd voor 1 juli bericht krijgen, zodat eventuele teruggave niet vertraagd is?
Hierover is uw Kamer geïnformeerd door de Minister van Financiën op
25 maart 2020 (Kamerstuk 35 412, nr.3).
Bent u bereid renteloos verlengd uitstel van betaling te verlenen aan particulieren die naar aanleiding van hun belastingaangifte moeten bijbetalen, zodat bijvoorbeeld ZZP’ers niet onmiddellijk met een grote betaling geconfronteerd worden?
Hierover is uw Kamer door de Minister van Financiën geïnformeerd met brieven van 12 en 17 maart 2020 (Kamerstuk 35 420, nr. 1 en Kamerstuk 35 420, nr. 2.).
Erkent u dat de maatregelen die zijn genomen in verband met het coronavirus, waaronder opgelegde reisbeperking, voor de Bonaire, Sint Eustatius of Saba (BES)-eilanden die in het bijzonder afhankelijk zijn van toerisme, grote economische schade kunnen en zullen aanrichten in dat deel van het Koninkrijk?
Zie antwoord op vraag 28.
Deelt u de mening dat het een gezamenlijke opgave is om de negatieve gevolgen voor de economie van Caraïbisch Nederland te dempen? Zo nee, waarom niet? Zo ja, gaat u, gezien de onderlinge verschillen, per eiland inventariseren welke maatregelen geboden kunnen worden?
Zie antwoord op vraag 28.
Komt u, in navolging van het pakket maatregelen voor Nederland, binnen afzienbare termijn met een pakket maatregelen om de afzonderlijke economieën van de BES-eilanden te ondersteunen? Zo ja, op welke termijn komt u met een voorstel? Zo nee, waarom niet?
Hierover is uw Kamer door de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties geïnformeerd met de brief van 25 maart
(Kamerstuk 35 420, nr. 5).
Bent u voornemens Caraïbisch Nederland ook te ondersteunen op het gebied van gezondheidszorg? Zo ja, aan welke ondersteuning denkt u dan? Zo nee, waarom niet?
Hierover heb ik uw Kamer geïnformeerd op 7 april (Kamerstuk 25 295, nr. 219).
Wat is de overweging om scholen op Bonaire, Sint Eustatius en Saba vooralsnog niet te sluiten, in tegenstelling tot Sint Maarten? Hoe kijkt u naar de zorgen van leraren en ouders over de veiligheid en bent u bereid alsnog in gesprek te gaan over preventieve sluiting?
Op Saba en Sint Eustatius zijn nu besmettingen vastgesteld. Het RIVM adviseerde, zolang op Bonaire, Sint Eustatius en Saba geen bevestigde gevallen van besmetting met het Covid-19 virus waren, dat sluiting van de scholen met het oog op de volksgezondheid niet nodig is. Op de drie eilanden zijn zodanige maatregelen getroffen met betrekking tot het inreizen van personen dat deze eilanden nagenoeg in zijn geheel van de buitenwereld zijn afgezonderd. Gelet op de wereldwijde ontwikkelingen en ook de ontwikkelingen en maatregelen in de regio, in het bijzonder de Caribische Landen van het Koninkrijk leefden er toenemende zorgen onder de inwoners van Caribisch Nederland dat het Covid-19 virus alsnog zou worden aangetroffen. Vanwege de maatschappelijke zorgen hebben de lokale autoriteiten op Bonaire, Saba en als laatste Sint Eustatius per 30 maart besloten de scholen (preventief) te sluiten.
De dringende oproep van Per Saldo over de onzekerheden bij pgb-houders aangaande het coronavirus |
|
Vera Bergkamp (D66) |
|
Hugo de Jonge (viceminister-president , minister volksgezondheid, welzijn en sport) (CDA), Bruno Bruins (VVD) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van de dringende oproep van Per Saldo over de gevolgen van het coronavirus voor houders van een persoonsgebonden budget (pgb)?1
Ja, daar heb ik kennis van genomen.
Welke actie heeft u ondernomen naar aanleiding van het signaal van Per Saldo dat zij vaak geen duidelijkheid hebben over zeer nijpende vragen die dagelijks bij hen binnenkomen?
De afgelopen periode is hard gewerkt aan een aantal tijdelijke maatregelen die antwoord geven op deze vragen. Deze maatregelen zijn op vrijdag 3 april 2020 gepubliceerd en zullen hieronder bij een aantal vervolgvragen deels worden toegelicht. Uitgangspunt van de maatregelen is het borgen van de zorgcontinuïteit voor budgethouders.
Bent u ook van mening dat budgethouders in deze tijd snelle antwoorden nodig hebben op vragen met betrekking tot de knelpunten die zij ondervinden rondom het coronavirus?
Ja.
Op welke manier wordt geborgd dat budgethouders en zorgverleners in de verpleging en verzorging van ouderen en gehandicapten voldoende toegang hebben tot beschermende materialen? Op welke wijze zijn deze zorgprofessionals aangesloten bij de Regionale Overleggen Acute Zorg (ROAZ)?
Het Ministerie van VWS heeft de inkoop en verdeling van persoonlijke beschermingsmiddelen (PBM) centraal georganiseerd. Dit geldt voor alle soorten zorg. In het geval van een corona-besmetting heeft het RIVM richtlijnen opgesteld voor de zorg die buiten het ziekenhuis plaatsvindt, zoals bij de zorgverlening aan budgethouders. Deze richtlijnen zijn leidend in de aanvraag en verdeling van middelen. Sommige budgethouders hebben, ongeacht de huidige situatie, voor de dagelijkse zorg PBM nodig. Deze middelen moeten ook voor hen beschikbaar blijven. VWS heeft deze twee doelgroepen: zorgverleners die te maken krijgen met corona en zorgverleners die regulier ook gebruik maken van PBM, specifiek onder de aandacht gebracht bij de regionale contactpersonen bij de ROAZ voor de aanvraag en distributie van PBM. Zij weten dat ook zorgverleners van budgethouders behoefte hebben aan PBM. Ondertussen is het verdeelmodel aangepast en evenwichtiger gemaakt.
Bent u bereid ervoor te zorgen dat het pgb doorbetaald wordt, ook als de zorg niet geleverd kan worden als gevolg van (de maatregelen aangaande) het coronavirus, zodat de continuïteit van zorg en het inkomen voor zorgverleners niet in gevaar komen?
Ik heb met de VNG (Wmo2015 en Jeugdwet) en ZN (Wlz en Zvw) afspraken gemaakt over het doorbetalen van pgb-zorgaanbieders, ook in het geval dat de zorg en ondersteuning niet of op een andere manier wordt geleverd. Deze afspraken zijn van toepassing op zorg en ondersteuning die met een pgb uit de Jeugdwet, Wmo 2015, Zvw of Wlz wordt ingekocht. Deze maatregelen gelden tot 1 juni aanstaande en zijn bedoeld om de zorgstructuur en de zorgcontinuïteit voor de toekomst te borgen. Hierbij blijft wel de oproep van kracht dat de zorgaanbieders allereerst onderzoeken of ze de zorg op een andere wijze kunnen leveren zodat deze maatregel niet nodig is.
Kunt u toezeggen om tijdelijk flexibel om te gaan met de 40-uursnorm om voldoende zorg voor pgb-houders te waarborgen?
De 40-uursnorm is, onverminderd de algemene regels in de Arbeidstijdenregelgeving, onderdeel van de Wlz (geregeld in de Regeling Langdurige Zorg) en onderdeel van de bestuurlijke afspraken die gemaakt zijn voor de Zvw. Bij gemeenten komt het voor dat in de verordening een maximaal aantal uren is vastgelegd voor informele zorg. In samenspraak met het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid wordt momenteel verkend of het mogelijk en wenselijk is om de 40-uursnorm in de Wlz en Zvw, in bepaalde situaties tijdelijk buiten beschouwing te laten. Daarbij geldt het uitgangspunt van continuïteit van zorg, maar zeer zeker ook dat overbelasting van zorgverleners nu en later moet worden voorkomen.
Bent u bereid voor een oplossing te zorgen als door het wegvallen van collectieve zorg (zoals dagbesteding) pgb-houders duurdere individuele zorg moeten inkopen en daarvoor de beschikking niet altijd toereikend is? Zo ja, geldt die oplossing dan ook voor woon- en ouderinitiatieven?
Voor de budgethouders die niet zonder weggevallen dagbesteding kunnen, roep ik instellingen op om op creatieve wijze te zoeken naar alternatieven. Denk hierbij ook aan nieuwe vormen van communicatie (beeldbellen, skype, individueel). Kortom, bekijk de individuele situatie en maak een goede afweging tussen wat kan en wat veilig en verantwoord is. Ik vraag dit ook aan instellingen die met een pgb worden ingekocht door de cliënt. Normaal gesproken maken deze instellingen één-op-één afspraken met een budgethouder, maar gelet op de huidige omstandigheden doe ik deze oproep landelijk in het belang van alle budgethouders. Als een budgethouder met de instelling geen alternatieve invulling kan vinden, neemt de budgethouder contact op met de verstrekker. Indien er alternatieve zorg (in natura of in pgb) wordt geregeld, kan in overleg met de gemeente zorg direct starten en de financiering wordt met terugwerkende kracht geregeld. De continuïteit van deze (alternatieve) dienstverlening zal niet worden beperkt door een gebrek aan financiële middelen.
Is het mogelijk voor budgethouders om direct naturazorg te ontvangen indien het door (de maatregelen aangaande) het coronavirus niet mogelijk is om zorg te ontvangen via een pgb? Zo nee, bent u bereid actie te ondernemen om dit wel mogelijk te maken?
Zorgcontinuïteit staat voorop. Als de noodzakelijke zorg en ondersteuning wegvalt, moet er een alternatief worden gevonden. In het geval budgethouders en hun zorgverleners het zelf niet georganiseerd krijgen, nemen zij contact op met hun verstrekker of verzekeraar om de mogelijkheden te bespreken. De verstrekker kent wellicht oplossingen (bijvoorbeeld lokale initiatieven) waar de budgethouder gebruik van kan maken. Zo nodig kan de verstrekker de budgethouder verder op weg helpen naar naturazorg. De leveringsvorm (ZiN/pgb) is niet leidend voor welke zorg kan worden ingezet.
Hoe wordt er in deze situatie omgegaan met (her)indicatieprocedures van ouders met kinderen met een intensieve zorgvraag? Wordt er voldoende rekening gehouden met een ook voor hen moeilijke situatie, zodat zij niet onnodig (administratief) worden belast?
V&VN, ZN, ActiZ, BINKZ en Zorgthuis.nl hebben afspraken gemaakt over hoe om te gaan met indicatiestellingen voor wijkverpleging tijdens de coronacrisis. Deze afspraken zijn vastgelegd in een door V&VN gepubliceerd advies2. Dit geldt ook voor de (her)indicatieprocedures van ouders met kinderen met een intensieve zorgvraag.
In het advies staat beschreven hoe te werk te gaan wanneer een (her)indicatie nodig is. Het blijft namelijk belangrijk dat wanneer de zorgvraag verandert er een nieuwe indicatie gesteld kan worden, zodat het budget kan worden aangepast. Afgesproken is dat de professional de ruimte krijgt om te bepalen of een herindicatie via (beeld)bellen kan, of achter de voordeur moet plaatsvinden. Verpleegkundigen gaan hier uiteraard zeer zorgvuldig mee om. Ik krijg signalen dat verpleegkundigen momenteel überhaupt zo min mogelijk fysiek achter de voordeuren proberen te komen om verspreiding van het coronavirus te voorkomen.
Over herindicatie wanneer de zorginzet niet gewijzigd is, is kort samengevat door de betrokken partijen afgesproken dat de huidige indicatie met drie maanden verlengd kan worden of zoveel korter als van toepassing is.
Ik ben blij dat bovenstaande afspraken zijn gemaakt, omdat ouders die al in een moeilijke situatie zitten op deze manier niet onnodig worden belast.
Bent u bereid tot tijdelijke administratieve (ambtshalve) verlengingen als tijdelijke oplossing om deze groep ouders te ontlasten?
Zie antwoord vraag 9.
De gevolgen van de coronacrisis voor mensen in de prostitutie |
|
Stieneke van der Graaf (CU), Eppo Bruins (CU) |
|
Wouter Koolmees (minister sociale zaken en werkgelegenheid, viceminister-president ) (D66), Ankie Broekers-Knol (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Kunt u een overzicht geven van de richtlijnen voor mensen die werken in de:
Iedere veiligheidsregio heeft op aanwijzing van de Minister voor Medische Zorg en Sport, mede namens de Minister van Justitie en Veiligheid, een noodverordening vastgesteld die ziet op de sluiting van een aantal inrichtingen. Die noodverordening gebiedt ook de sluiting van inrichtingen waar bedrijfsmatig gelegenheid wordt gegeven tot het verrichten van seksuele handelingen met of voor een derde tegen betaling of bedrijfsmatig vertoningen van erotisch-pornografische aard worden aangeboden. Dat betekent dat het bij noodverordening niet toegestaan is om prostitutieramen, seksclubs, bordelen, privéhuizen en sekstheaters open te houden. Massagesalons zijn te beschouwen als een seksinrichting als er sprake is van seksuele handelingen tegen betaling; voor die inrichtingen geldt de verordening. De noodverordening ziet niet op de tippelzones, escortbranche, thuisprostitutie en de porno-industrie.
Het RIVM heeft daarnaast algemeen geldende adviezen en gedragsrichtlijnen opgesteld. Gezien de ernst van de omstandigheden en de consequenties voor een ieders gezondheid ga ik er vanuit dat exploitanten en sekswerkers hun maximale verantwoordelijkheid nemen in de toepassing van de richtlijnen en bij de afweging of de dienstverlening in de huidige situatie wel zou moeten plaatsvinden.
Zijn er hierin ook verschillen tussen gemeenten?
De noodverordening die door de voorzitter van een veiligheidsregio is vastgesteld, geldt onverkort in elke gemeente die deel uitmaakt van de veiligheidsregio. De richtlijnen van het RIVM gelden voor heel Nederland.
Deelt u de opvatting dat veel van de mensen die in de prostitutie, of daaraan verwante beroepen, werkzaam zijn, vaak in een sociaaleconomisch kwetsbare situatie zitten, bijvoorbeeld vanwege hoge maandlasten, een klein sociaal netwerk, weinig perspectief op vervangend werk en/of een afhankelijkheidsrelatie van een pooier?
Ja. Het WODC-onderzoek Maatschappelijke Positie Sekswerkers (2018) laat zien dat mensen die in de prostitutie werken vaak in een sociaaleconomisch kwetsbare situatie zitten. Ook is bekend dat het voor sekswerkers vaak moeilijk is een overstap te maken naar ander werk. Het stigma dat rust op sekswerk speelt hierbij een belangrijke rol.
Bent u ermee bekend dat een substantieel aandeel van deze groep niet staat ingeschreven bij de Kamer van Koophandel of, waar het EU-burgers betreft, uit angst voor mogelijke uitzetting geen beroep kan doen op een uitkering?
Ik ben ermee bekend dat sommige zelfstandig werkende sekswerkers er voor kiezen te werken zonder zich in te schrijven bij de Kamer van Koophandel.
ZZP’ers komen wellicht in aanmerking voor de regeling, zie het antwoord op vraag 5. Werknemers met arbeidscontract komen mogelijk in aanmerking voor WW. En werkgevers wellicht voor de NOW. Anderen komen in aanmerking voor algemene bijstand als ze aan de voorwaarden daarvoor voldoen.
Voor EU-burgers is dit onder meer afhankelijk van de duur van het verblijf in Nederland en de kans op werk. Hiermee wordt een onredelijk beroep op het sociale bijstandsstandsstelsel van het gastland voorkomen. Een beroep op bijstand kan gevolgen hebben voor het verblijfsrecht.
Ziet u mogelijkheden om deze groep in aanmerking te laten komen voor inkomensondersteuning middels het reeds aangekondigde maatregelenpakket of op een andere termijn in een vangnet te voorzien? Op welke termijn zou dit kunnen?
Onderdeel van het pakket van maatregelen is een tijdelijke voorziening van drie maanden voor het levensonderhoud van zzp’ers tot maximaal circa 1.500 euro per maand netto. De regeling wordt uitgevoerd door gemeenten. De contouren zijn al bekend, maar de regeling en toelatingsvoorwaarden worden nog in samenspraak met VNG en Divosa uitgewerkt, opdat die op korte termijn kan worden uitgevoerd. Veel sekswerkers zijn zelfstandig. Het is dus zeker mogelijk dat deze groep in aanmerking komt, afhankelijk van de voorwaarden. Voor de inwerkingtreding is het verstandig de websites van VNG en Divosa in de gaten te houden waarop dit zal worden gecommuniceerd. Mensen die in de prostitutie werken en EU-burger zijn kunnen mogelijk aanspraak maken op de bijstand.
Zijn er mogelijkheden om de Regeling Uitstapprogramma's Prostitutie (RUPS)-regeling tijdelijk uit te breiden zodat hulpverleners ondersteuning kunnen bieden bij vrouwen en mannen waarvoor dat acuut nodig is? Op welke termijn zou dit kunnen en hoe kan bureaucratische rompslomp voor RUPS-partijen hierbij zoveel mogelijk worden voorkomen?
De Rups is bedoeld voor mannen en vrouwen in de prostitutie die langdurig willen uitstappen en een ander bestaan willen opbouwen. Hoewel de regeling zelf niet bedoeld is voor acute zorg, hebben veel organisaties wel een netwerk opgebouwd rond prostituees, waardoor zij prostituees die acute hulpverlening en/of opvang nodig hebben kunnen doorverwijzen. Voor acute hulp en/of opvang kan contact op worden genomen met de daarvoor bestemde voorzieningen in de lokale gemeente. Denk hierbij aan Maatschappelijk Werk, de Vrouwenopvang, de Maatschappelijke Opvang en Veilig Thuis. Daarnaast zullen we na afloop van de crisis bezien of er een grotere behoefte bestaat aan ondersteuning bij duurzaam uitstappen en of de bestaande programma’s voldoende middelen hebben om in een eventuele grotere behoefte te voorzien.
Wilt u er bij gemeenten in het hele land op aandringen om bij de toekenning van inkomensondersteuning in het bijzonder oog te hebben voor deze doelgroep en voor snelle ondersteuning?
Als de zelfstandige sekswerkers voldoen aan de specifieke voorwaarden, ligt het voor de hand dat zij aanspraak kunnen maken op snelle ondersteuning onder deze tijdelijke regeling.
Bent u bereid met exploitanten en verhuurders in gesprek te gaan over het tijdelijk opschorten van de huur van ramen en kamers waar geen gebruik van kan worden gemaakt?
De prostitutiebranche is een van de vele sectoren die momenteel gedwongen of vrijwillig gesloten blijft. Mensen werkzaam in de prostitutiebranche maken zelfstandig keuzes hoe met deze situatie om te gaan. Wij hebben als kabinet opgeroepen om in de gehele keten elkaar te helpen en ik spreek nadrukkelijk de hoop en verwachting uit dat ook in deze branche voor een empathische handelwijze zal worden gekozen.
Bent u bereid verder in gesprek te gaan met hulpverleningsorganisaties en gemeenten om te bezien wat er nodig is om mensen in de prostitutie veiligheid en zekerheid te bieden?
De coronacrisis heeft grote gevolgen voor iedere burger in Nederland, en zeker ook voor kwetsbare groepen en ZZP’ers. De mensen die in de prostitutiebranche werken zijn wat dat betreft geen uitzondering en kunnen een beroep doen op de noodmaatregelen die er genomen zijn. Uiteraard zal ik alert blijven op signalen van gemeenten en hulporganisaties.
Bent u bekend met de signalen van hulpverleners die aangeven dat een aantal mensen in de prostitutie de huidige situatie wenst aan te grijpen om uit te stappen maar dat het juist op dit moment ontzettend lastig is om vervangend werk te vinden te vinden?
De gemeente Groningen heeft gesignaleerd dat er een toename is van vrouwen die willen uitstappen omdat er op dit moment weinig werk is in de prostitutie. Het is een bekend fenomeen dat het in crisistijd moeilijker is om vervangend werk te vinden.
Op dit moment is het vooral van belang dat prostituees die in acute nood verkeren, de hulp krijgen die nodig is, via de ondersteuning die reeds beschikbaar is en de aanvullende noodmaatregelen die aangekondigd zijn. Wanneer de crisis voorbij is, kunnen deze vrouwen en mannen dan alsnog een weloverwogen besluit nemen al dan niet uit te stappen en kunnen zij gebruik maken van het aanbod aan uitstapprogramma’s. Ik ben bereid na de piek van de coronacrisis te bezien of er significant hogere toestroom van cliënten bij de uitstapprogramma’s is, en of er meer middelen nodig zijn en beschikbaar kunnen komen om aan een eventueel toegenomen vraag gehoor te kunnen geven.
Welke mogelijkheden ziet u om hulpverleningsorganisaties en gemeenten te ondersteunen bij vervangend werk, en daarbij ook te kijken naar mogelijke werkgelegenheid bij het Rijk en bij gemeenten zelf, bijvoorbeeld in de facilitaire dienstverlening?
Deze tijden vragen om creativiteit. Er zijn ook al verschillende initiatieven waarbij mensen die nu tijdelijk geen werk hebben, helpen in de sectoren waar op dit moment tekorten zijn. Het kabinet vindt dit heel positief en roept ook zeker gemeenten en hulpverleningsorganisaties op om iedereen die dit wil en kan te laten helpen in sectoren die juist nu hulp kunnen gebruiken.
Welke mogelijkheid ziet u om te ondersteunen bij het vinden van vervangende huisvesting, bijvoorbeeld door, in samenspraak met gemeenten, mensen die uit de prostitutie willen stappen, al dan niet tijdelijk, met voorrang in aanmerking te laten komen voor een sociale huurwoning?
Het is de bevoegdheid van gemeenten om een afweging te maken wie met voorrang in aanmerking komt voor een sociale huurwoning.
Kunt u, gelet op de urgentie, deze vragen uiterlijk volgende week maandag d.d. 23 maart beantwoorden?
Een snellere beantwoording dan vandaag was niet mogelijk.
De gevolgen van de coronacrisis voor mensen in armoede, voedselbanken en sociale werkvoorzieningen |
|
Jasper van Dijk |
|
Tamara van Ark (staatssecretaris sociale zaken en werkgelegenheid) (VVD), Wouter Koolmees (minister sociale zaken en werkgelegenheid, viceminister-president ) (D66) |
|
Wat is uw reactie op het bericht dat voedselbanken als gevolg van de coronacrisis in nood verkeren door gebrek aan vrijwilligers en voedsel, mede vanwege hamstergedrag?1
Een aantal voedselbanken kampt door het coronavirus met problemen, variërend van een gebrek aan ervaren personeel, te weinig aanvoer van voedsel, maar ook locaties die vanwege het coronavirus niet langer geschikt zijn voor de uitgifte van voedselpakketten. Voedselbanken proberen eerst lokaal een oplossing te zoeken. Een actieteam van de Ministeries van SZW en LNV, VNG en Voedselbanken Nederland is geformeerd om knelpunten te helpen oplossen. Is deze steun niet afdoende, dan kunnen voedselbanken als tijdelijke noodoplossing een beroep doen op het calamiteitenfonds van Voedselbanken Nederland. Dit wordt gevuld met middelen van Voedselbanken Nederland zelf en uit donaties. Er wordt eenmalig een subsidie van vier miljoen euro als vangnet voor het calamiteitenfonds beschikbaar gesteld door het kabinet. Dit gebeurt in het kader van de corona crisismaatregelen en mede ter invulling van de motie Klaver en Segers en de motie Hijink c.s.2. De noodsteun van het kabinet is een vangnet voor als de middelen in het fonds niet toereikend zijn.
Erkent u dat niet alleen bedrijven financiële steun nodig hebben, maar ook mensen die rechtstreeks getroffen worden door de coronacrisis, zoals mensen die afhankelijk zijn van de voedselbank, flexwerkers en mensen met een nulurencontract?
Ja. Het kabinet zet in op het voorkomen dat er mensen in de knel raken door de gevolgen van het coronavirus. Werkgevers kunnen gebruik maken van de Tijdelijke Noodmaatregel Overbrugging voor Werkbehoud (NOW). Zij kunnen daarmee werknemers (onder wie flexwerkers en mensen met een nulurencontract) makkelijker doorbetalen. Voor zelfstandig ondernemers, waaronder zzp’ers, is de Tijdelijke overbruggingsregeling zelfstandig ondernemers (Tozo) in het leven geroepen, waarbij een uitkering beschikbaar is tot het sociaal minimum. De regeling is gebaseerd op het al bestaande Besluit bijstandverlening zelfstandigen (Bbz), maar de voorziening wordt sneller behandeld en verstrekt. Deze tijdelijke voorziening heeft soepele voorwaarden vanwege de bijzondere situatie waarin Nederland verkeert. De inkomensondersteuning voor levensonderhoud kent bijvoorbeeld geen partnertoets en geen vermogenstoets. Daarnaast kan er een lening voor bedrijfskapitaal aangevraagd worden.
Bent u bereid de voedselbanken noodsteun te geven nu zij in de problemen komen? Komt u over de brug met 9 miljoen euro, zoals door hen gevraagd?
Zie het antwoord op vraag 1.
Gaat u ervoor zorgen dat mensen in armoede fatsoenlijk rond kunnen komen, bijvoorbeeld door het uitgeven van voedselbonnen waarmee mensen bij de supermarkten terecht kunnen?
Zie het antwoord op vraag 1.
Bent u bereid tot een herinvoering van de bijzondere bijstand voor groepen mensen die anders niet rond kunnen komen?
De huidige bepalingen voor het toekennen van bijzondere bijstand bieden gemeenten voldoende mogelijkheden om te voorzien in situaties waarbij door bijzondere omstandigheden in het individuele geval het op het huishouden toepasselijke sociaal minimum niet volledig toereikend is om te voorzien in bepaalde noodzakelijke kosten. Een individuele beoordeling van aanvragen voor bijzondere bijstand is nodig om ervoor te zorgen dat de bijzondere bijstand alleen terecht komt bij de mensen die deze financiële ondersteuning echt nodig hebben om daarmee te kunnen voorzien in de – uit individuele bijzondere omstandigheden voortvloeiende – noodzakelijke kosten van het bestaan.
Wilt u voor flexwerkers en mensen met een nulurencontract – zolang de coronacrisis voortduurt – een inkomen ter hoogte van het wettelijk minimumloon garanderen?
Werkgevers kunnen gebruik maken van de Tijdelijke Noodmaatregel Overbrugging voor Werkbehoud (NOW). Zij kunnen daarmee werknemers (waaronder flexwerkers en mensen met een nulurencontract) makkelijker doorbetalen. Het kabinet roept werkgevers op dit te doen met het oog op behoud van werkgelegenheid.
Gaat u gevolg geven aan de oproep van de Landelijke Armoedecoalitie om een coulante houding aan te nemen jegens kwetsbare mensen? Zo ja, op welke wijze gaat u dat doen?2
Het kabinet neemt de oproep van de Landelijke Armoedecoalitie zeer serieus. Door de uitbraak van het coronavirus en de gevolgen hiervan voor onder andere de werkgelegenheid kunnen mensen in ernstige financiële problemen raken. Veel partijen hebben een verantwoordelijkheid om te voorkomen dat mensen onnodig (nog verder) in de problemen komen. Het kabinet heeft inmiddels een noodpakket banen en economie gepresenteerd, gericht op behoud van werkgelegenheid. Voor mensen die acuut in financiële problemen zijn geraakt en rekeningen niet kunnen betalen, is een coulante opstelling van schuldeisers, gerechtsdeurwaarders en incassodienstverleners nodig. Deze moeilijke periode vraagt om begrip en bereidheid om gezamenlijk tot oplossingen te komen. Alle partijen stellen zich in deze bijzondere situatie waarin we verkeren bereidwillig en constructief op om gezamenlijk naar oplossingen te zoeken en zo nodig verdergaande stappen te zetten. Zo heeft het kabinet met verhuurdersorganisaties en brancheverenigingen afgesproken gedurende de crisisperiode geen huisuitzettingen te doen, tenzij er evidente redenen zijn, zoals criminele activiteiten of extreme overlast. Graag verwijs ik u voor een uitgebreidere reactie naar de brief aan de Landelijke Armoedecoalitie die ik uw Kamer op 26 maart jl. in afschrift heb gezonden.
Kunt u reageren op de voorgestelde maatregelen van de Landelijke Armoedecoalitie? Bent u bereid om tijdens de coronacrisis onder andere geen invorderingsmaatregelen te nemen zoals beslaglegging op inkomen, bankrekening of inboedel? Bent u tevens bereid geen verhogingen, boetes en rente op betaalachterstanden te rekenen?
Voor een reactie op de voorstellen van de Landelijke Armoedecoalitie, waaronder het voorstel om af te zien van dwanginvordering, verwijs ik u graag naar de brief aan de Landelijke Armoedecoalitie die ik uw Kamer op 26 maart jl. in afschrift heb gezonden.
Gelden de aangekondigde steunmaatregelen voor het bedrijfsleven ook voor sociale werkvoorzieningen?3
Ja, ik ben in overleg met Cedris over een praktische uitvoering van deze maatregelen.
Begrijpt u de onrust onder werknemers van sociale werkvoorzieningen (zoals Scalabor) over het openhouden van de vestigingen? Wat onderneemt u om ook hier maximale veiligheid te waarborgen?
Ik begrijp de onrust die de huidige Coronacrisis oproept. Het plaatselijk management van de sociale ontwikkelbedrijven bepaalt wanneer het noodzakelijk is bepaalde werkzaamheden te stoppen en/of afdelingen te sluiten met het oog op de veiligheid van de werknemers. Uiteraard volgt men daarbij de voorschriften van de rijksoverheid.
Deelt u de mening dat de tekortschietende huisvesting van veel arbeidsmigranten onaanvaardbaar is, helemaal in tijden van corona? Wat onderneemt u om de risico’s op besmetting te verkleinen en de toegang tot de zorg te garanderen?4
Ik deel de mening dat tekortschietende huisvesting voor arbeidsmigranten onaanvaardbaar is. Dat is niet alleen nu het geval, maar dat is ook het geval wanneer er geen corona-uitbraak zou zijn. Daarom werkt de Minister van SZW met zijn collega van BZK aan de uitwerking van de aanpak misstanden arbeidsmigranten. In deze aanpak wordt ingezet op het verbeteren van de huisvesting voor arbeidsmigranten. Vanuit SZW zijn de signalen en vragen die binnenkomen over dit onderwerp gebundeld in een lijst van vragen en antwoorden. Hiermee kunnen werkgevers en werknemers gericht kijken wat er nodig is om arbeidsmigranten veilig te laten werken en wonen. De vragen en antwoorden zijn door veel partijen overgenomen op hun eigen websites om werkgevers, werknemers en gemeenten te informeren. Tevens is de Nederlandse aanpak van Corona vertaald naar het Engels, Pools en Spaans om arbeidsmigranten voor te lichten. Ondertussen blijft de Minister van SZW met werkgevers in contact om vragen te beantwoorden. Arbeidsmigranten zijn in veel gevallen verzekerd via de werkgever. Zij hebben dan uiteraard recht op zorg. Als een arbeidsmigrant door omstandigheden geen zorgverzekering heeft en dringende zorg nodig heeft, zal die ook geboden worden.
De gezondheidszorg in Afrikaanse landen om een uitbraak van het coronavirus het hoofd te bieden |
|
Arne Weverling (VVD), Sven Koopmans (VVD) |
|
Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD), Sigrid Kaag (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (D66) |
|
![]() |
Hoe beoordeelt u de capaciteit van de gezondheidszorg in Afrikaanse landen om een uitbraak van het coronavirus het hoofd te bieden? Kunt u daarbij ook aangeven of, en zo ja, in welke landen er een gevaar is dat zij onvoldoende stappen (kunnen) nemen om uitbraken op te sporen en in te dammen, of niet in staat zijn besmette personen medische zorg te bieden?
Het gezondheidssysteem is in veel Afrikaanse landen zwak – medicijnen en elementaire medische voorzieningen schieten tekort, kwaliteit en kwantiteit van medisch personeel laat te wensen over, toegang tot zorg is ongelijk, en de financiële middelen schieten tekort om aan deze uitdagingen het hoofd te bieden. Mocht COVID-19 lokale epidemieën tot gevolg hebben in Afrikaanse landen, dan zal de medische en sociaaleconomische impact daarvan vele malen dramatischer zijn dan in Europa, en zal bestrijding het uiterste vergen van een zwakke medische infrastructuur.
Zoals op nationaal niveau het RIVM de autoriteit is, is op internationaal niveau de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) de autoriteit die informatie van alle landen monitort en analyseert. Regelmatige WHO briefings zijn de basis voor onze beleidsbeslissingen. Steeds meer landen delen data over hun situatie en noden, zodat de WHO een overzicht heeft als basis voor internationale besluitvorming. Op basis van de financieringsbehoefte en de robuustheid van het gezondheidssysteem worden landen ingedeeld in risico categorieën.1
Hoe beoordeelt u de analyse dat het coronavirus in Afrika niet alleen voor grote gezondheidsproblemen kan zorgen, maar landen ook economisch hard kan raken of de politiek kan ontwrichten?1
Afrikaanse landen worden naar verwachting fors geraakt door het coronavirus. Dit is de grootste crisis buiten oorlogstijd. De Verenigde Naties voorspellen dat het virus minstens de helft van alle banen in Afrikaanse landen op de tocht zal zetten.
Maatregelen om de verspreiding tegen te gaan, inclusief steeds meer lockdowns van landen, raken vooral de informele economie. Daar is 85% van de bevolking in Afrika werkzaam. Tientallen miljoenen mensen kunnen ’s avonds alleen eten op tafel zetten van het geld dat ze dezelfde dag verdienen. Niet kunnen werken heeft dan rampzalige gevolgen. Voor dagloners betekent de lockdown geen inkomen, honger en wordt toegang tot medische zorg nog moeilijker. Het ontbreekt overheden in veel Afrikaanse landen aan de middelen om sociale vangnetten te creëren om de effecten te verzachten. Naarmate de lockdowns langer duren kan dit sociale cohesie alsook de economie ontwrichten, en politieke stabiliteit bedreigen. Mondiale solidariteit is van doorslaggevend belang om deze pandemie en de gevolgen ervan het hoofd te kunnen bieden.
Deze crisis komt bovenop een al zorgwekkende schuldensituatie in veel Afrikaanse landen. De recente enorme kapitaalvlucht (nu al ruim 83 miljard dollar) betekent dat landen hun schuld moeilijk kunnen herfinancieren. De grote tekorten aan buitenlandse valuta zullen voor veel Afrikaanse landen de import van goederen bovendien moeilijk of onmogelijk maken. Het continent Afrika is een netto-voedselimporteur. Bij dalende buitenlandse valuta ontstaat het risico van voedseltekorten, maar ook tekorten in andere essentiële producten, zoals benzine en diesel. Ook lokale, regionale en internationale markten worden sterk geraakt, waardoor ondernemers hun afzetmarkten sterk zien krimpen. Een aantal Afrikaanse economieën is bovendien zeer afhankelijk van de inkomsten van toerisme – een sector die volledig stil is komen te liggen. Tot slot, zullen de remittances naar verwachting dalen als gevolg van deze crisis. De Wereldbank heeft in eerdere studies laten zien hoe remittances bijdragen aan armoede verlichting, tegengaan van ondervoeding en toegang tot gezondheidszorg in lage en middeninkomens landen. In een land als Somalie bijvoorbeeld bedragen remittances een kwart van het BNP. Het wegvallen daarvan heeft gevolgen op macro-economisch en huishoudniveau.
Welke ruimte is er binnen de budgetten voor ontwikkelingssamenwerking van Nederland, andere lidstaten van de Europese Unie, en van de EU zelf om Afrika hulp te bieden?
Huidige programma’s binnen alle OS-thema’s zijn gericht op het bereiken van de SDGs en dus grotendeels relevant voor ondersteuning in het kader van de pandemie. Daarnaast heeft Nederland een bedrag van EUR 100 miljoen gealloceerd voor het bestrijden van de corona crisis. De Nederlandse bijdrage gaat voornamelijk via de multilaterale organisaties die krachten kunnen bundelen en direct slagkracht hebben. Deze bijdragen zijn bedoeld voor:
Maatschappelijke organisaties krijgen binnen de bestaande subsidiebeschikking ruimte om hun programma’s aan te passen aan de nieuwe realiteit van de corona crisis.
Het kabinet heeft op dit moment nog geen compleet beeld van beschikbare middelen van andere EU-lidstaten; de Europese Commissie werkt aan een overzicht. Op 8 april heeft de Europese Commissie in een Mededeling de mondiale inzet op COVID-19 gedeeld, waaronder een financieel steunpakket van EUR 15,6 mrd. De Commissie focust in hun aanpak op de meest getroffen landen met kwetsbare gezondheidssystemen en sociaaleconomische stabiliteit. Voor een toelichting van de EU inzet verwijs ik u graag naar het verslag van de Raad Buitenlandse Zaken / Ontwikkelingssamenwerking van 8 april3.
De Verenigde Naties heeft op 25 maart een geaggregeerd plan uitgebracht4 om juist de allerarmste landen en meest kwetsbare mensen te ondersteunen.
Nederland draagt daarnaast ongeoormerkt bij aan meerdere internationale organisaties, voor zowel humanitaire als ontwikkelingsactiviteiten. Deze bijdragen kunnen ook worden ingezet voor de COVID-19 response in lage- en middeninkomenslanden. De organisaties maken daarvoor zelf een afweging.
Welke stappen wilt u zetten om van deze ruimte gebruik te maken?
Zie antwoord vraag 3.
Deelt u de analyse dat Europese landen hun initiatieven voor hulp maximaal moeten coördineren, en zo ja, bent u bereid daar bij uw collega’s voor te pleiten?
Het gezamenlijk optreden van de internationale gemeenschap is noodzakelijk, ook omdat problemen van vandaag niet in of door één land kunnen worden opgelost (mondiale SDG’s). Het kabinet zet erop in op de Europese Unie internationaal leiderschap en coördinatie toont.
Wij zijn in nauw contact met de Europese Commissie en EU lidstaten. Er wordt gestreefd naar een gezamenlijke aanpak, de Team Europe benadering,waarbij creatief en efficiënt moet worden omgegaan met de beschikbare financiële middelen. Nauwe samenwerking binnen de EU is ook van groot belang gezien de beperkte lokale capaciteit van partnerlanden en de noodzaak tot afstemming met de lokale behoeften.
Bent u bereid om, gezien de ernst van de coronacrisis, ontwikkelingssamenwerkingsfondsen voor andere doeleinden tegen het licht te houden om te bezien of van hieruit geld richting de aanpak van corona geschoven kan worden? Is het mogelijk om hiervoor naast de noodhulpfondsen ook gelden voor andere programma’s in te zetten?
We verwachten dat de impact van de pandemie in Afrikaanse landen groot zal zijn. De thematische focus in de BHOS nota maakt de huidige Nederlandse OS-programmering relevant in deze crisis. Ook de ongeoormerkte bijdragen via multilaterale kanalen kunnen snel en effectief worden ingezet waar de noden het hoogst zijn. Door de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking is binnen de begroting reeds nu ruimte gemaakt voor een effectieve respons op de corona crisis van EUR 100 miljoen. Het betreft hier een breed palet aan programma’s dat slechts deels uit noodhulpfondsen komt. Naast humanitaire hulp zet Nederland in op preventie en de versterking van gezondheidssystemen. Daarnaast is het bestrijden van de sociaaleconomische gevolgen van de crisis een prioriteit, met aandacht voor werkgelegenheid, sociale zekerheid en private sector ontwikkeling.
Homeopathische behandelingen van Covid-19 en het coronavirus |
|
Antje Diertens (D66) |
|
Paul Blokhuis (staatssecretaris volksgezondheid, welzijn en sport) (CU), Bruno Bruins (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Homeopathisch profylaxe tegen Wuhan Coronavirus»?1
Ja.
Is bekend hoe Homeopathische Profylaxe (HP) gemaakt wordt?
Nee, dat is niet bekend.
Deelt u de mening dat de claim dat men zich kan beschermen tegen infectieziekten met behulp van homeopathische profylaxe schadelijk en verwerpelijk is?
Ik deel deze mening. Het is niet toegestaan om onbewezen medische claims te maken voor geneesmiddelen en dus ook niet voor homeopathische producten. Zorgaanbieders mogen dus niet stellen dat de door hen gebruikte producten aantoonbaar werken als dat niet zo is. Ook mogen zij niet suggereren dat de door hen gebruikte producten beter zijn dan andere geneesmiddelen als daar geen bewijs voor is.
Welke middelen heeft u tot uw beschikking om op te treden tegen particulieren en bedrijven die beweren dat homeopathische middelen helpen in de bestrijding (en voorkoming) van ziektes en infecties zonder een evidente wetenschappelijke basis?
Ik vind het belangrijk om me uit te spreken tegen dit soort acties.
Het aanbieden van homeopathische profylaxe is op zich niet verboden, maar alternatieve zorgaanbieders mogen geen onterechte claims doen ten aanzien van de werkzaamheid van hun producten. De IGJ kan onderzoek doen naar aanbieders waar zij meldingen of signalen over ontvangt.
Welke rol heeft de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ) hierin?
Zie antwoord bij vraag 4.
Bent u ervan op de hoogte dat dergelijke homeopaten niet in het bezit zijn van een Beroepen in de Individuele Gezondheidszorg (BIG)-registratie?
Ik ben ervan op de hoogte dat er homeopatische artsen zijn die in het bezit zijn van de BIG-registratie en ook dat er homeopaten zonder BIG-registratie zijn.
Bent u in dit specifieke geval bereid op te treden tegen particulieren en bedrijven die beweren dat homeopathische middelen helpen in de bestrijding (en voorkoming) van het coronavirus zonder een evidente wetenschappelijke basis?
Ik vind de verspreiding van misvattingen over (homeopathische) middelen tegen het coronavirus onwenselijk. Ik heb een en ander onder de aandacht van de IGJ gebracht.
Verloop Defender 2020 naar aanleiding van maatregelen in het kader van de bestrijding van Coivd-19 pandemie |
|
Sadet Karabulut (SP) |
|
Ank Bijleveld (minister defensie) (CDA) |
|
![]() |
Wat is de betekenis van de beslissing van EUCOM over het beperken van Amerikaanse deelnemers aan de oefening Defender 2020 in Europa voor de betrokkenheid van Nederland bij deze oefening?1
Op 13 maart jongstleden is uw Kamer een brief toegegaan over de gevolgen van COVID-19 voor militaire en civiele uitzendingen in lopende missies en operaties (Kamerstuk 29 521, nr. 402). Daarin is tevens een paragraaf opgenomen over militaire oefeningen, waarin uw Kamer is gemeld dat de oefening Defender 2020 is aangepast. De geplande troepenverplaatsing van een Amerikaanse gevechtsbrigade door Nederland wordt niet voortgezet. Het Ministerie van Defensie blijft de bondgenoten ondersteunen tot zij uit Nederland zijn vertrokken.
Klopt het dat alleen de mediadag voor oefening Defensie 2020 op 14 maart wordt afgelast of zijn andere elementen van de oefening die niet doorgaan?2
Zie antwoord vraag 1.
Overweegt u Nederlandse betrokkenheid aan Defender 2020 af te zeggen in het kader van pandemiebestrijding? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 1.
Wat betekenen de vandaag door de regering afgekondigde maatregelen, om bijeenkomsten met meer dan 100 personen af te gelasten, voor deze oefening en voor overige werkzaamheden en oefeningen van Defensie?
Zie antwoord vraag 1.
Het coronavirus en onderwijs |
|
Peter Kwint , Maarten Hijink (SP) |
|
Bruno Bruins (VVD), Ingrid van Engelshoven (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (D66) |
|
![]() |
Wat is uw reactie op het bericht «Of we corona hiermee indammen? Ik kan er geen zinnig woord over zeggen»?1
De ontwikkelingen met betrekking tot het nieuwe coronavirus volgen elkaar in hoog tempo op. Het kabinet heeft daarom op 31 maart jl. in een ministeriële commissie crisisbeheersing (MCCB) besloten tot een verlenging van de aanvullende maatregelen tot en met 28 april. Deze aanvullende maatregelen zijn toegelicht in de Kamerbrief van 15 maart jl. (35 300-VI, nr. 114) Tot en met maandag 28 april wordt er geen les gegeven op locatie in het primair onderwijs, voortgezet onderwijs, middelbaar beroepsonderwijs en hoger onderwijs, en de reguliere kinderopvang wordt gestaakt. Waar mogelijk wordt gebruik gemaakt van onderwijs op afstand.
Wat is uw reactie op het in het artikel geopperde idee om onderwijs, en vooral basisscholen, te gebruiken als opvang en daar desnoods een ouder voor de groep te zetten? Is het volgens u verstandig om ook in uitbraakhaarden mensen elke dag samen te laten komen om hun kinderen te brengen en te halen op een centrale plek?
Zie antwoord vraag 1.
Bent u van mening dat het onderwijs een ander doel dient dan kinderopvang?
Zie antwoord vraag 1.
Wat is uw reactie op de opmerking «dat scholen nog geen voorzorgsmaatregelen hoeven te nemen volgens het RIVM. Maar op de achtergrond doen scholen juist van alles»?2
Zie antwoord vraag 1.
Is het correct dat het ouders alleen is toegestaan om hun kind thuis te houden als er sprake is van verkoudheid, hoesten en koorts én hij of zij woonachtig is in Noord-Brabant? Wat vindt u ervan als ouders uit andere provincies kinderen thuis houden van school vanwege het coronavirus? Klopt het dat zij dan in strijd met de Leerplichtwet handelen? Hoe handelt de Inspectie van het Onderwijs als ouders, in Noord-Brabant of andere provincies, hun kinderen thuishouden vanwege het coronavirus?3
Zie antwoord vraag 1.
Wat zijn precies de gevolgen voor leerlingen/studenten die worden geconfronteerd met afgezegde of uitgestelde examens nu en vooral indien maatregelen langere tijd van kracht blijven?
Voor eindexamenleerlingen in het voorgezet onderwijs zijn aanvullende maatregelen uitwerkt. Deze maatregelen worden toegelicht in de Kamerbrief van 24 maart jl. (Kamerstuk 31 289, 416). Het centraal examen komt dit schooljaar te vervallen. Leerlingen kunnen op basis van de resultaten van hun schoolexamens het diploma behalen. Scholen krijgen langer de tijd om het schoolexamen goed en veilig te organiseren en af te sluiten. Bovendien worden scholen opgeroepen om de schoolexamens zo veel mogelijk op afstand te doen. Tevens wordt onderzocht hoe de doorstroom naar vervolgonderwijs zo goed mogelijk kan verlopen.
Voor studenten in het mbo zijn tevens aanvullende maatregelen uitgewerkt voor toetsen en examens alsook beroepspraktijkvorming en stages. Deze zijn toegelicht in de Kamerbrief van 17 maart jl. (Kamerstuk 31 524, nr. 462) Voor studenten in het mbo die dit studiejaar kunnen diplomeren, wordt examinering zoveel mogelijk doorgezet (met dien verstande dat de mbo-scholen tot en met 6 april de mogelijkheid hebben voor een time out). Daarnaast gaan stages (beroepspraktijkvorming) in de BOL door, tenzij anders volgt uit overheidsrichtlijnen (bv. horeca) of als het betreffende leerbedrijf de activiteiten zelf staakt en/of de student niet meer kan begeleiden. De student heeft het recht om tijdelijk geen BOL-stage te volgen, indien dit naar zijn of haar opvatting tot een te risicovolle situatie leidt. De school blijft studenten (op afstand) begeleiden, die hun stage continueren.
Voor studenten in het hoger onderwijs zijn tevens aanvullende maatregelen uitgewerkt. Deze zijn toegelicht in de Kamerbrief van 19 maart jl. (Kamerstuk 31 288, nr. 836) Instellingen laten zoveel mogelijk het onderwijs en tentaminering doorgang vinden (in alternatieve vormen). Wanneer studenten door de coronacrisis vertraging oplopen en daardoor de bsa-norm niet halen, worden instellingen verzocht het uitbrengen van een afwijzend bindend studieadvies uit te stellen naar het tweede studiejaar, gebruikmakend van de bestaande wettelijke mogelijkheid. Wat betreft de financiële effecten van de coronacrisis voor studenten, kunnen studenten gebruik maken van de leenmogelijkheden, waaronder collegegeldkrediet.
Wat zijn precies de gevolgen voor leerlingen/studenten die worden geconfronteerd met afgezegde of aangepaste stages nu en vooral indien maatregelen langere tijd van kracht blijven?
Zie antwoord vraag 6.
Wat zijn de gevolgen voor de studenten die door uitgestelde/afgezegde examens of veranderingen bij hun stages geconfronteerd worden met uitloop van de studie? Bijvoorbeeld als het gaat om het collegegeld?
Zie antwoord vraag 6.
Wat is precies het gevolg voor scholen die door (tijdelijke) sluiting wellicht niet meer aan de urennorm voor dit jaar voldoen?
De bekostiging aan scholen gaat door. Er wordt coulant omgegaan met een mogelijk verlies van onderwijstijd. Voorop staat dat scholen zich inspannen, zodat leerlingen zo min mogelijk achterstanden oplopen. Als scholen door de sluiting niet in staat zijn om voldoende onderwijstijd aan te bieden of het minimale aantal dagen onderwijs te verzorgen (189 dagen per schooljaar), is er in dit uitzonderlijke geval sprake van overmacht. In het mbo zijn er al mogelijkheden om van de wettelijke urennorm af te wijken en is bekostiging niet verbonden aan het naleven van de urennorm.
De aanhoudende intimidatie van vrouwen buiten abortusklinieken |
|
Lilianne Ploumen (PvdA) |
|
Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA), Raymond Knops (staatssecretaris binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA), Hugo de Jonge (viceminister-president , minister volksgezondheid, welzijn en sport) (CDA) |
|
![]() |
Bent u bekend met het feit dat ondanks eerdere debatten, toezeggingen en moties over het onderwerp, de intimidatie van vrouwen buiten abortusklinieken onverminderd doorgaat?1
Ik heb kennisgenomen van het artikel.
Deelt u de mening dat het intimideren van vrouwen voor een abortuskliniek moreel verwerpelijk gedrag is dat per direct moet stoppen? Zo ja, waarom en wat gaat u doen om dit te bewerkstelligen? Zo nee, waarom niet?
Zoals ik in mijn eerdere commissiebrief en antwoorden op Kamervragen over dit onderwerp heb aangegeven vind ik het onwenselijk als vrouwen die op het punt staan een abortuskliniek te bezoeken hinder ondervinden door demonstranten.2, 3 Vrouwen moeten in alle vrijheid een zwangerschapsafbreking kunnen overwegen.
Het recht om te demonstreren is vastgelegd in de Grondwet. Dat daarbij onwelgevallige of soms zelfs choquerende meningen aan de orde kunnen zijn, is op zichzelf genomen geen reden om het demonstratierecht te beperken. Ik kan me echter goed voorstellen dat bepaalde meningen, op een voor een vrouw toch vaak al moeilijk moment in haar leven, op zijn minst intimiderend voelen. Zie verder het antwoord op de vragen 3, 4, 8 en 9.
Kunt u een uitgebreid overzicht geven van de concrete stappen die u heeft gezet sinds het eerste debat over deze kwestie in juni 2019?2 Kunt u daarbij toelichten welke resultaten uw aanpak heeft gehad? Hoe verhouden deze resultaten zich tot de voortdurende intimidaties die gesignaleerd worden door de abortusklinieken?
In mijn eerdere commissiebrief en beantwoording van Kamervragen gaf ik al aan dat het op grond van de Wet openbare manifestaties (Wom) primair aan gemeenten (de burgemeester) is om demonstraties bij abortusklinieken in goede banen te leiden. Tot dusverre hebben gemeenten waar abortusklinieken zijn gevestigd steeds aangegeven dat zij over genoeg bevoegdheden beschikken om de demonstraties in goede banen te leiden.
Omdat de vrijheid van demonstreren en de vrijheid van meningsuiting fundamentele grondrechten zijn, is het uitgangspunt dat de burgemeester zich zoveel mogelijk moet inspannen om demonstraties te faciliteren en te beschermen. Daarbij geldt dat ook meningsuitingen die choqueren of als storend worden ervaren bescherming verdienen. Volgens de Grondwet heeft in Nederland niemand voorafgaand toestemming nodig om gedachten en gevoelens te openbaren, dat zou neerkomen op censuur. De burgemeester kan daarom geen beperkingen opleggen vanwege de (onjuiste) inhoud van een demonstratie of een meningsuiting. Wel kan hij op grond van de Wom om andere redenen voorschriften en beperkingen stellen, aanwijzingen geven of in het uiterste geval een demonstratie verbieden of beëindigen. In de beantwoording van eerdere Kamervragen ben ik hier uitvoeriger op ingegaan.9 Het recht om te demonstreren en om je mening te uiten is niet onbegrensd. Bij strafbare gedragingen of uitingen, zoals intimidatie, kan worden ingegrepen. Iedereen die kennis heeft van een (vermeend) strafbaar feit kan aangifte doen bij de politie.
De politie, het OM en uiteindelijk de strafrechter zullen van geval tot geval moeten beoordelen of een concrete gedraging strafbaar is.
Ik heb vanuit de gemeenten geen signalen ontvangen dat zij, met inachtneming van het respect voor de hiervoor geschetst grondrechten, niet genoeg mogelijkheden hebben om demonstraties bij abortusklinieken in goede banen te leiden. Zie verder het antwoord op de vragen 8 en 9.
Deelt u tevens de mening dat het onaanvaardbaar is dat de groepering «Schreeuw om Leven» in Rotterdam een nepambulance parkeert bij de abortuskliniek met de tekst «abortus is babymoord» en daarnaast ook nog onjuiste informatie verspreidt? Zo ja, waarom? Welke bestuurlijke dan wel juridische mogelijkheden bestaan er om hier tegen op te treden? Zo nee, waarom niet? Zou volgens u wetgeving zoals in Frankrijk bestaat, waarbij misleidende informatie wordt verboden, een optie zijn om dergelijke acties te verbieden?
Zie antwoord vraag 3.
Hebben burgemeesters voldoende handvatten om tegen deze praktijken op te treden? Zo ja, kunt u dan uitleggen waarom enkele burgemeesters aangeven niet de juiste handvatten te hebben? Zo nee, wat gaat u doen om ervoor te zorgen dat zij die handvatten wel krijgen?
Uit de wetsgeschiedenis van de Wom volgt dat het criterium «bescherming van de gezondheid» restrictief moet worden uitgelegd. In de memorie van toelichting is de bestrijding van een epidemie als voorbeeld genoemd. Gelet hierop zie ik in algemene zin geen aanknopingspunten om aan te nemen dat hieronder ook de mogelijke effecten voor de psychische gezondheid van vrouwen kunnen vallen die te maken (kunnen) krijgen met demonstranten bij een bezoek aan een abortuskliniek. Zou een burgemeester met dat doel een beperking opleggen, dan is het uiteindelijk aan de bestuursrechter om daar – in een concreet geval – een oordeel over te geven, indien een demonstrant daartegen opkomt.
Deelt u de mening dat bovenstaande praktijken de psychische gezondheid van de desbetreffende vrouwen kan schaden en dat daarom artikel 2 van de Wet openbare manifestaties van toepassing kan zijn op grond waarvan beperkingen aan het recht tot belijden van godsdienst of levensovertuiging en het recht tot vergadering en betoging, kunnen worden opgelegd «ter bescherming van de gezondheid»? Zo ja, welke beperkingen zijn mogelijk? Kan daartoe ook het aanleggen van een bufferzone behoren? Zo nee, waarom deelt u die mening niet?
Bij de uitoefening van het demonstratierecht kan sprake zijn van hinder. Indien abortusklinieken van mening zijn dat zij onevenredige schade oplopen door de demonstranten, kunnen zij ervoor kiezen om een civiele procedure op te starten. Het is vervolgens aan de burgerlijke rechter om daarover een oordeel te vellen.
Acht u het mogelijk dat abortusklinieken vanwege de genoemde praktijken onevenredige schade oplopen, bijvoorbeeld vanwege extra kosten voor beveiliging of voor begeleiding en nazorg van vrouwen? Zo ja, in hoeverre zou dit in een civiele procedure op de demonstranten kunnen worden verhaald? Zo nee, waarom acht u dit niet mogelijk?
Voor een demonstratie acht ik een dergelijk gebiedsverbod niet mogelijk. Op vragen over het groepsverbod van artikel 172a Gemeentewet heeft de regering bij de totstandbrenging van dit artikel geantwoord dat het recht tot betoging een grondrecht is, dat niet kan worden beperkt door een dergelijk, door de burgemeester opgelegd verbod. Het reguleren van een demonstratie kan uitsluitend op grond van de Wom.10
Acht u de inzet van een gebiedsverbod op grond van artikel 172a Gemeentewet mogelijk om dit soort praktijken te voorkomen?
Demonstreren is het (grond)recht om met meerdere mensen in het openbaar uiting te geven aan gevoelens of wensen op maatschappelijk en politiek gebied. Zoals eerder aangegeven krijgen meningsuitingen die choqueren of als storend worden ervaren ook bescherming.
Het recht om te demonstreren en om je mening te uiten is echter niet onbegrensd. Uitingen kunnen onder bepaalde omstandigheden strafbaar zijn, bijvoorbeeld wanneer zij beledigend zijn (artikel 266 Sr), opruiend zijn (artikel 131 Sr) of wanneer ze aanzetten tot haat, discriminatie of geweld tegen bepaalde groepen. Of er sprake is van strafbare gedragingen of uitingen is afhankelijk van de aard van de uitingen en gedragingen en de omstandigheden waaronder deze plaatsvonden. Van strafbaarheid op grond van «belediging» (artikel 266 Sr) kan slechts sprake zijn als de uiting een bepaalde persoon betreft. Voor strafbaarheid op grond van opruiing (artikel 131 Sr) is onder meer vereist dat degene die de uiting doet de opzet heeft om anderen aan te zetten tot strafbare feiten. Voor strafbaarheid wegens aanzetten tot haat, discriminatie of gewelddadig optreden is vereist dat het gaat om een uiting die een bepaalde groep betreft, vanwege de kenmerken van die groep, die bij wet bepaald zijn. Zowel bij belediging als bij het aanzetten tot haat, discriminatie of gewelddadig optreden, speelt bovendien dat de uiting dient te worden afgewogen tegen het recht op de vrijheid van meningsuiting. In voorkomende gevallen verdient een uiting bescherming vanwege het recht op de vrijheid van meningsuiting. Dat is bijvoorbeeld het geval wanneer de uiting een bijdrage aan het publieke debat levert (bijvoorbeeld een deelname aan een maatschappelijke discussie). Dergelijke uitingen zijn in beginsel niet strafbaar, tenzij ze «onnodig grievend» zijn. De politie, het OM en uiteindelijk de strafrechter zullen echter van geval tot geval moeten beoordelen of een concrete gedraging strafbaar is. Als Minister ga ik hier niet over.
Kunnen leuzen zoals «abortus is (baby) moord» onder omstandigheden strafbaar zijn? Zo ja, op grond van welke wetsartikelen? Kan er bijvoorbeeld sprake zijn van aanzetten tot haat zoals bedoeld in artikel 137d Wetboek van Strafrecht? Zo nee, waarom niet?
Zoals aangegeven in de antwoorden op de overige gestelde vragen biedt de Wom de burgemeester verschillende mogelijkheden om te voorkomen dat de activiteiten van abortusklinieken en hun bezoekers worden belemmerd in het uitoefenen van hun rechten. Zo zijn er gemeenten waar een plek voor de demonstratie is aangewezen. Dit kan op grond van de plaatselijke omstandigheden een geschikte en juridisch aanvaardbare manier zijn om recht te doen aan enerzijds de vrijheid om te demonstreren en anderzijds de vrijelijke toegang voor vrouwen tot abortuszorg. Het strafrecht biedt mogelijkheden om tegen eventuele uitwassen op te treden. Gelet hierop, evenals op het recht op de vrijheid van meningsuiting en het recht tot vergadering en betoging, zie ik dan ook geen aanleiding om de wet- en regelgeving te wijzigen.
Welke wijzigingen in wet- of regelgeving zouden nodig zijn om het aanspreken van vrouwen voor een abortuskliniek, met de boodschap dat abortus moord is en het tonen van afbeeldingen van foetussen, wel strafbaar te kunnen stellen?
Een dergelijk overzicht is mij niet bekend. Wel wordt opgemerkt dat het demonstratierecht en de vrijheid van meningsuiting niet alleen nationaal, maar ook internationaal stevig zijn verankerd, zoals in het Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) en het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie. Andere (ons omringende) landen, waaronder de landen van de Raad van Europa, zijn daarmee ook internationaalrechtelijk gebonden aan de vergaande bescherming die het demonstratierecht en het recht op vrije meningsuiting genieten. Daaruit vloeit onder meer voort dat de overheid haar best moet doen een protest toe te staan daar waar de doelgroep die kan horen en zien. Deze bescherming geldt ook voor protesten of betogingen waarbij beledigende, verwerpelijke of zelfs choquerende uitingen worden gedaan. Voor het overige geldt dat andere landen binnen de bandbreedte van het internationale recht de vrijheid hebben eigen keuzes maken die aansluiten bij hun eigen rechtscultuur. Die keuzes zijn soms (sterk) historisch bepaald. Nederland heeft ervoor gekozen om zoveel mogelijk bescherming te bieden aan demonstraties.
Kunt u een overzicht geven van regelgeving in andere landen waarbij dit soort activiteiten worden verboden, dan wel het recht op demonstratie wordt beperkt?
In de Nederlandse abortuswetgeving is gekozen voor een balans tussen de beschermwaardigheid van het leven en het zelfbeschikkingsrecht van de vrouw. Dat betekent dat ook dat vrouwen in alle vrijheid een zwangerschapsafbreking moeten kunnen overwegen en toegang moeten hebben tot abortuszorg. Ik sta daarvoor en meen dat de abortuszorg momenteel voldoende toegankelijk is.
Gemeenten hebben aangeven dat zij over genoeg bevoegdheden beschikken om de demonstraties in goede banen te leiden. Daarom zie ik geen noodzakelijke actie, anders dan het landelijk delen van informatie, zoals dit nu al plaatsvindt. Ik zal in gesprek blijven met gemeenten en abortusklinieken en uw Kamer jaarlijks informeren.
Hoe gaat u uitvoering geven aan uw rol als hoofdverantwoordelijke voor de volksgezondheid en verzekeren dat ook vrouwen die een abortus moeten ondergaan deze zorg veilig kunnen ontvangen, zonder bedreigd of geïntimideerd te worden?
Politieagenten met PTSS |
|
Farid Azarkan (DENK) |
|
Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA) |
|
![]() |
Bent u op de hoogte van de berichtgeving over politieagenten met Posttraumatisch stresssyndroom (PTSS)?1
Ja.
Deelt u de mening dat de politie een goede werkgever moet zijn voor zijn werknemers?
Ja.
Deelt u de mening dat in het geval een politieagent PTSS ontwikkelt die (mede) het gevolg is van politiewerk, een ruimhartig smartengeld en schadevergoeding op zijn plaats zijn? Zo nee, waarom niet?
De basis is dat de politie vanuit «goed werkgeverschap» een bij de risico’s van het politieberoep passend pakket aan voorzieningen aanbiedt. Om materiële- en immateriële schade te compenseren, maar ook om te herstellen en waar mogelijk te re-integreren. In de contouren voor de verbetering van het stelsel beroepsziekten, beroepsincidenten en dienstongevallen en in de uitwerking daarvan wordt hier aandacht aan besteed.
Klopt het dat de adviescommissie die deze zaken toetste werd betaald door Achmea, die ook de schade moet uitkeren?
De commissie Buitensporigheid is destijds ingesteld door de verzekeraar ten behoeve van de beoordeling of de factoren gelegen in het werk of de werkomstandigheden buitensporig zijn. De commissie geeft hierover een advies. De reden dat de verzekeraar het advies van de commissie nodig heeft, is dat deze niet zelf voldoende deskundig is om de vraag naar de buitensporigheid in relatie tot politiewerk te beantwoorden. In deze commissie zitten deskundigen (mensen met ruime politie ervaring en kennis van het politievak) die precies weten wat de inhoud is van de functies die binnen de politie worden vervuld en welke werkzaamheden en ervaringen binnen die functies wel of niet gebruikelijk zijn. Inmiddels maakt het korps ook gebruik van deze commissie. De besluiten die zijn gebaseerd op adviezen van deze interne commissie zijn als zorgvuldig voorbereid beoordeeld door de rechtspraak. De adviezen van de commissie zijn gebaseerd op een beoordeling waarbij wordt uitgegaan van de criteria die zijn uitgewerkt in de jurisprudentie van de Centrale Raad van Beroep.
Dit betekent dat de commissie buitensporigheid werkzaam is in opdracht van de verzekeraar in zaken die onder de verzekeringsdekking vallen en in zaken die daar niet onder vallen in opdracht van de politie. Het korps is in beide gevallen het bevoegd gezag dat een besluit neemt en niet de verzekeraar.
In het kader van de verbetering van het stelsel beroepsziekten, beroepsincidenten en dienstongevallen wordt de positie van de commissie bezien.
Deelt u de mening dat de verzekeraar Achmea in dat geval niet onafhankelijk is?
Zie antwoord vraag 4.
Waarom is er gekozen voor een constructie waarbij de slager zijn eigen vlees keurt?
Zie antwoord vraag 4.
Kunt u de klachtbeoordeling neerleggen bij een onafhankelijke instantie? Zo nee, waarom niet? Zo ja, op welke manier?
Er is sinds 1 januari 2020 een onafhankelijke ombudsfunctionaris voor de politie geïnstalleerd. Zij is niet bij de politie in dienst en houdt kantoor bij CAOP. Deze nieuwe functionaris staat naast de formele organisatiestructuur en is aanvullend op de bestaande meldpunten en loketten voor sociale veiligheid.
Kunt u overwegen om een geschillencommissie politiezaken in het leven te roepen? Zo nee, waarom niet?
De werkgever wil zo veel mogelijk voorkomen dat de medewerker een geschil met de werkgever moet voorleggen aan de rechter. In het kader van de verbetering van het stelsel beroepsziekten, beroepsincidenten en dienstongevallen wordt het systeem van smartengeld en restschade herzien. Ook wordt gekeken naar geschillen beslechting.
Hoe oordeelt u over de berichten dat de door PTSS getroffen agenten actief worden tegengewerkt door hun eigen werkgever, de politie, waarbij dure advocatenkantoren in stelling worden gebracht die met langdurige juridische procedures proberen deze agenten uit roken?
Het is spijtig als medewerkers, en zeker medewerkers die letsel hebben opgelopen, juridisch in conflict komen met de werkgever. Juridische procedures zijn ook voor de werkgever onwenselijk en niet de manier om met getroffen collega’s om te gaan. Het streven is altijd om medewerkers zo goed mogelijk te ondersteunen. Dat neemt niet weg dat het een medewerker altijd vrij staat een besluit aan de rechter voor te leggen. In de evaluatie van het stelsel is geconstateerd dat het huidige stelsel als juridisch complex wordt ervaren. Door vereenvoudiging van het stelsel en door aandacht en zorg voor de medewerker voorop te stellen, gaan we een nieuwe basis neerzetten waarin werkgever en werknemer samen aan herstel kunnen werken.
Kunt u begrijpen dat de acties van advocatenkantoor Nysingh te Arnhem namens de politie door PTSS-getroffenen als een trap na worden ervaren?
Zie antwoord vraag 9.
In hoeverre is dit juridisch geweld passend voor een werkgever, die zelf keer op keer ageert tégen geweld tegen politieagenten?
Zie antwoord vraag 9.
Welke rol speelt de afdeling Bijzondere Zorg in de begeleiding en afhandeling van PTSS-zaken?
De begeleiding en afhandeling van PTSS zaken berust bij de leidinggevende van de betrokken collega. Hierbij vindt ondersteuning plaats vanuit de casemanagers PTSS. Het programma Bijzondere zorg is door de korpsleiding ingesteld als tijdelijke hulpstructuur. Het doel van het programma Bijzondere Zorg is optimaal uiting te geven aan waardering en erkenning voor de verdiensten van collega’s en het bijzondere karakter van het politiewerk. De klachtbehandelaars, die onder het programma bijzondere zorg gebracht zijn, bezoeken de collega’s met een klacht, dragen zorg dat klachtelementen worden uitgezocht, doen voorstellen om de klacht waar mogelijk weg te nemen en bevorderen dat van klachten wordt geleerd. Daarnaast worden ook binnenkomende uitingen van ongenoegen (zogenaamde UvO’s) in behandeling genomen. De UvO-onderzoekers bezoeken de (oud)-collega in principe thuis en gaan in gesprek over het ongenoegen. Na dit gesprek wordt een advies opgemaakt aan het bevoegd gezag hoe het ongenoegen weg te nemen.
Deelt u de mening dat de behandeling van PTSS-gevallen, inclusief re-integratie, smartengeld en schadevergoeding ook tot goed werkgeverschap behoren? Wat kunt u doen om dit verder te bevorderen?
Zie hiervoor het antwoord op vraag 3.
Deelt u de mening dat het aantal gevallen van een secundair trauma (veroorzaakt door de politie zelf) naar nul zou moeten gaan?
Ja.
Klopt het dat de leiding van het Politiedienstencentrum (PDC) PTSS’ers dwingt om «vrijwillig» ontslag te nemen? Waarom doet het PDC dit?
De korpsleiding heeft mij verzekerd dat er geen concrete aanwijzing is dat hier sprake van is.
Klopt het dat het PDC dit doet door «vaststellingsovereenkomsten» op te dringen aan PTSS’ers?
Zie antwoord vraag 15.
Klopt het dat hierbij gedreigd wordt om de PTSS-uitkering in te trekken?
Zie antwoord vraag 15.
Op welke manier kan aan PTSS’ers «liefdevolle zorg» geboden worden, waar het kabinet zo de mond van vol heeft?
Zorg voor medewerkers uit zich op verschillende manieren binnen de politieorganisatie. Enkele voorbeelden. Er is professionele ondersteuning voor de medewerker, waaronder geestelijke- en morele ondersteuning bij vraagstukken door een geestelijk verzorger. Er wordt bijstand verleend aan de ambtenaar en relaties met het oog op revalidatie en re-integratie. Er is ondersteuning bij aanvragen rond uitkering van de sociale zekerheidswetgeving en rechtspositionele aanspraken. Tot slot is er beleid gericht op erkenning en waardering binnen het programma bijzondere zorg.
Bent u bereid om een meldpunt in te richten voor secundaire PTSS-trauma’s? Deelt u de mening dat een dubbel PTSS-trauma zeer onwenselijk is? Is dit «adding injury to insult»? Zo nee, waarom niet?
Het is spijtig als medewerkers, en zeker medewerkers die letsel hebben opgelopen, juridisch in conflict komen met de werkgever. Juridische procedures zijn ook voor de werkgever onwenselijk en niet de manier om met getroffen collega’s om te gaan. Het streven is altijd om medewerkers zo goed mogelijk te ondersteunen. Een meldpunt is niet nodig door de werkzaamheden die plaatsvinden binnen het programma Bijzondere Zorg. Zie mijn antwoord op vraag 12. Bovendien kan de ombudsfunctionaris hier een rol in vervullen.
Bent u bereid om de coulanceregeling, die ingesteld was door korpschef Gerard Bouman weer in ere te herstellen? Zo nee, waarom niet?
De korpsleiding gaat intensief bekijken op welke manier de lopende zaken op maat, per individu opgelost kunnen worden. Dit zal in het licht zijn van de contouren van het nieuwe stelsel.
Heeft u kennisgenomen van het verzoek van de International Air Transport Association (IATA) om voor het jaar 2020 de regels aangaande het recht op behoud van slots in een opvolgend gebruiksjaar op te schorten voor de 200 wereldwijde slotgecoördineerde luchthavens?1
Ja.
Deelt u de stelling van de vragenstellers dat het coronavirus een impact heeft op de luchtvaartsector vergelijkbaar met een economische crisissituatie, en dat derhalve het gerechtvaardigd is de bestaande slotregels voor deze situatie te heroverwegen?
Ja. En dat beperkt zich niet alleen tot de luchtvaart, ook andere transportsectoren worden geraakt.
Herkent u het beeld dat IATA schetst van grootschaligecancellations en no shows van geboekte tickets op routes naar (met name) bestemmingen met veel bevestigde besmettingen, zoals Noord-Italië, Japan en Zuid-Korea? Kunt u aangeven in hoeverre de bezettingsgraad van vluchten op deze bestemmingen de afgelopen weken is gedaald?
IATA heeft de in het bericht geschetste zware terugval van luchtverkeer op verschillende belangrijke Aziatische routes en andere bestemmingen wereldwijd gebaseerd op haar eigen onderzoek. Ik kan niet aangeven in hoeverre de bezettingsgraad van vluchten op deze bestemmingen de afgelopen weken is gedaald omdat dat commerciële gegevens betreft van luchtvaartmaatschappijen die ik niet tot mijn beschikking heb.
Deelt u de stelling van de vragenstellers dat het ongewenst is dat luchtvaartmaatschappijen door slotregels gedwongen worden om grotendeels lege toestellen te laten vliegen en/of tijdelijke routes te openen, puur om historische slotrechten in 2021 te kunnen behouden? Zo nee, waarom niet?
Ja.
Bent u bereid in overleg te treden met de Europese Commissie over het verzoek van IATA, met als doel om een opschorting van de slotregels ten aanzien van het behoud van historische rechten te realiseren voor het gebruiksjaar 2020?
Ja. Ik heb de Europese Commissie verzocht om haar huidige ontheffing van de slotregels ten behoeve van het behoud van historische rechten voor het IATA winterseizoen 2019/2020 in verband met het coronavirus te verlengen voor het aankomend IATA zomerseizoen en de reikwijdte van die ontheffing te verruimen naar alle landen die hierdoor ernstig geraakt worden.
Kunt u aangeven welke maatschappijen sinds de uitbraak van het coronavirus hun operatie op Nederlandse luchthavens (grotendeels) hebben moeten staken?
De impact van het coronavirus op de vluchtschema’s van verschillende luchtvaartmaatschappijen zoals KLM en easyJet is groot, maar verschilt per luchtvaartmaatschappij en is mede afhankelijk van de bestemmingen die zij aandoen. Verschillende luchtvaartmaatschappijen zien zich ook genoodzaakt om op korte termijn hun bestemmingenportfolio aan te passen vanwege de impact van het coronavirus op een groot aantal van die bestemmingen.
Deelt u de stelling van de vragenstellers dat het wenselijk is om vrijkomende slots door teruggave aan de slotpool als gevolg van disrupties of faillissementen (mede) veroorzaakt door het coronavirus op de reguliere wijze te kunnen verdelen voor het volgende gebruiksjaar, maar daarbij te waarborgen dat maatschappijen geen onrendabele routes hoeven te openen om deze rechten nog tijdens de disruptie veroorzaakt door het coronavirus te kunnen verkrijgen? Zo ja, bent u bereid ook hierover in gesprek te treden met de Europese Commissie?
In antwoord hierop wil ik u verwijzen naar mijn antwoord op vraag 5.
Het artikel ‘Een schriftelijke wilsverklaring is nog geen euthanasieverzoek’ |
|
Kees van der Staaij (SGP) |
|
Hugo de Jonge (viceminister-president , minister volksgezondheid, welzijn en sport) (CDA), Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van het artikel «Een schriftelijke wilsverklaring is nog geen euthanasieverzoek» van ethicus en psycholoog dr. Berna van Baarsen?1
Ja.
Deelt u de zorgen over de wijze waarop in de euthanasiepraktijk wordt omgegaan met de schriftelijke wilsverklaring?
Ik deel de door dr. Van Baarsen geuite zorgen dat burgers soms overtuigd zijn dat een schriftelijk euthanasieverzoek moet worden opgevolgd door een arts. Ook uit de derde evaluatie van de Wet toetsing levensbeëindiging op verzoek en hulp bij zelfdoding (Wtl, 2017)2 bleek dat 18% van de bevolking hiervan overtuigd is. Vorig jaar heb ik de informatie op rijksoverheid.nl over euthanasie en het levenseinde herzien, zodat deze actueel, begrijpelijker en vollediger is geworden. Ik heb daar benadrukt dat euthanasie geen recht is van de patiënt en geen plicht van de arts.
Een schriftelijk euthanasieverzoek – opgesteld toen de patiënt nog wilsbekwaam was – kan een mondeling vrijwillig en weloverwogen verzoek vervangen als de patiënt later niet meer in staat is zijn verzoek (mondeling) te uiten. Tegelijkertijd is het geen garantie op euthanasie. De andere zorgvuldigheidseisen zijn van overeenkomstige toepassing, bijvoorbeeld of de arts overtuigd is dat de patiënt ondraaglijk en uitzichtloos lijdt. In de Euthanasiecode 20183 van de RTE is vermeld dat bij het onderzoeken van een euthanasieverzoek de arts het gedrag van de patiënt en de verwachte gevolgen bij een bepaald ziekteproces in ogenschouw dient te nemen. De arts moet alert zijn op uitingen die wijzen op bezwaar tegen levensbeëindiging. Alle feiten en omstandigheden tezamen genomen moeten leiden tot een in de loop van de tijd consistent beeld van het euthanasieverzoek van patiënt. Alleen dan kan het schriftelijk euthanasieverzoek redelijkerwijs worden opgevat als wil van de patiënt ten tijde van de uitvoering van de levensbeëindiging.
Euthanasieverzoeken bij dementie zijn complex en dienen met extra behoedzaamheid te worden onderzocht. In het geval van (vergevorderde) dementie moet de arts, voorafgaand aan het wettelijk verplichte consult door een onafhankelijke arts, een onafhankelijk deskundige op het gebied van de aandoening raadplegen. Deze beoordeelt de wilsbekwaamheid ofwel het schriftelijke euthanasieverzoek, of het invoelbaar is dat de patiënt ondraaglijk en uitzichtloos lijdt en tot slot of redelijke alternatieven ontbreken.
De extra behoedzaamheid draagt bij aan de grote zorgvuldigheid die de Nederlandse euthanasiepraktijk kenmerkt. Van de 6126 euthanasiemeldingen in 2018, was er bij 146 sprake van dementie als onderliggende aandoening voor het lijden.4 In totaal werden 6 meldingen als onzorgvuldig beoordeeld door de Regionale Toetsingscommissies Euthanasie (RTE). Dit betreft 0,1% van het totaal. Eén van deze gevallen betrof een nog wilsbekwame patiënt met dementie. Artsen gaan dan ook niet lichtvaardig om met euthanasie bij dementie.
Deelt u de opvatting van dr. Van Baarsen dat een schriftelijke wilsverklaring niet per definitie een actueel en concreet euthanasieverzoek is, maar eerder een voorwaardelijke wens- of intentieverklaring?
Zoals gezegd kan een schriftelijk euthanasieverzoek een mondeling verzoek vervangen. Uiteraard dient het schriftelijke euthanasieverzoek een uitdrukkelijk en concreet verzoek te bevatten, waarin zo duidelijk mogelijk staat omschreven onder welke omstandigheden de patiënt wenst dat zijn verzoek tot uitvoer wordt gebracht en welke omstandigheden voor de patiënt als ondraaglijk worden ervaren. Dan is er sprake van een verzoek en niet van een wens of een intentieverklaring. De inhoud van het schriftelijke verzoek dient dus leidend te zijn bij de beoordeling.
In dit kader is het essentieel dat de patiënt zijn schriftelijke euthanasieverzoek tijdig en herhaaldelijk bespreekt met zijn arts, zodat de arts de inhoud juist begrijpt en het omschreven lijden voor hem invoelbaar is. Het herhaaldelijk bespreken van het euthanasieverzoek draagt bovendien bij aan de overtuiging van de arts dat er sprake is van een consistent en actueel verzoek. Ik heb in de eerder genoemde herziene informatie op rijksoverheid.nl ook de functie van het schriftelijk euthanasieverzoek benadrukt.
Erkent u dat verificatie van de uitdrukkelijkheid en ernst van het verlangen tot euthanasie op het moment van levensbeëindiging daarom zeker geen onredelijke eis is (p. 316)?
U vraagt mij naar de noodzaak van verificatie van de uitdrukkelijkheid en ernst van het euthanasieverzoek. Op dit moment ligt een zaak bij de Hoge Raad in cassatie in het belang der wet over euthanasie op basis van een schriftelijk euthanasieverzoek bij vergevorderde dementie. De Hoge Raad buigt zich onder meer over vragen omtrent de verificatie van een euthanasieverzoek bij dementie. Mij past daarom terughoudendheid om hier inhoudelijk op te reageren tot het oordeel van de Hoge Raad bekend is.
Hoe denkt u te voorkomen dat de termen «wil», «wens» en «verzoek» in de euthanasiepraktijk door elkaar gaan lopen, waardoor verwarring ontstaat over de rol van de schriftelijke wilsverklaring?
Zie antwoord vraag 3.
Op welke wijze wordt het risico ondervangen dat, door een (te) grote betrokkenheid en/of mogelijke projectie van de angst voor eigen lijden door artsen en naasten van de patiënt, euthanasie een ««vanzelfsprekendheid»» wordt en een roep van de patiënt om compassie, begrip en gepaste zorg gemist wordt (p. 318)?
De zorgvuldigheidseisen uit de Wtl beschermen onder meer tegen beïnvloeding van de beoordeling van de euthanasiewens door een te grote betrokkenheid of door angst voor belasting van de arts of naasten. Ik noemde er hierboven al enkelen, maar cumulatief houden de eisen in dat de arts 1) de overtuiging heeft gekregen dat er sprake was van een vrijwillig en weloverwogen verzoek van de patiënt, 2) de overtuiging heeft gekregen dat er sprake was van uitzichtloos en ondraaglijk lijden van de patiënt. Dit lijden moet een medische grondslag hebben. De arts moet verder 3) de patiënt hebben voorgelicht over de situatie waarin deze zich bevond en over diens vooruitzichten, 4) met de patiënt tot de overtuiging zijn gekomen dat er voor de situatie waarin deze zich bevond geen redelijke andere oplossing was, 5) ten minste één andere, onafhankelijke arts hebben geraadpleegd, die de patiënt heeft gezien en schriftelijk zijn oordeel heeft gegeven over de voorgaande zorgvuldigheidseisen, en 6) de levensbeëindiging of hulp bij zelfdoding medisch zorgvuldig hebben uitgevoerd. Zoals eerder genoemd moet – in het geval van dementie of andere complexe aandoeningen – ook een extra onafhankelijke deskundige worden geraadpleegd.
Wat is uw reactie op de stelling dat ethische argumenten in de toetsingspraktijk als ««minder relevant lijken te worden gezien»» dan juridische argumenten, waardoor de ««gepubliceerde oordelen van de RTE niet altijd een compleet beeld geven van de dilemma’s die zich in de euthanasiepraktijk voordoen»» (p. 320)?
Ik herken dit geschetste beeld niet. Uit de derde wetsevaluatie van de Wtl is gebleken dat de leden van de RTE over het algemeen tevreden zijn over het functioneren van elkaar en van de commissie als geheel. Aan de RTE-leden en secretarissen is bovendien gevraagd in hoeverre zij het eens zijn met de stelling «De verschillende disciplines in de RTE’s vullen elkaar goed aan». Verreweg de meeste respondenten waren het met deze stelling eens.
Klopt het dat dossiers van oordelen die eenmaal zorgvuldig zijn bevonden door de RTE door niemand (ook niet op verzoek van het Openbaar Ministerie) kunnen worden ingezien en dat zij daardoor niet ter discussie kunnen worden gesteld, terwijl zij wel de basis vormen voor de beoordeling van toekomstige dossiers?
Alleen als onzorgvuldig beoordeelde meldingen worden door de RTE aan
het Openbaar Ministerie (OM) en de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ) gestuurd. Beide instanties maken een zelfstandige beoordeling die kan leiden tot het starten van een (strafrechtelijk of tuchtrechtelijk) onderzoek. Het oordeel van de RTE moet daarbij als zwaarwegend worden beschouwd, maar zowel het OM als de IGJ kunnen zelfstandig besluiten tot een onderzoek indien er – ook los van het oordeel van de RTE – uit feiten of omstandigheden een redelijk vermoeden voortvloeit van respectievelijk schuld aan een strafbaar feit of van handelen in strijd met de veiligheid en kwaliteit van de zorg. Op grond van artikel 10 van de Wtl moet de RTE alle inlichtingen aan de officier van justitie verstrekken, welke hij nodig heeft voor het opsporingsonderzoek.
Bovendien leggen de RTE verantwoording af over hun handelen door middel van het jaarverslag en het publiceren van een selectie van oordelen op de website. Ik heb recent opdracht gegeven aan ZonMw voor het uitzetten van de vierde wetsevaluatie van de Wtl. Daarbij heb ik als aandachtspunt meegegeven of er voldoende transparantie is over de als zorgvuldig beoordeelde euthanasiemeldingen, met een advies om deze eventueel te vergroten. Ik vind het van belang dat de euthanasiepraktijk open en transparant blijft, zodat we met elkaar hierover het gesprek kunnen blijven voeren.
Het coronavirus (COVID-19), dat nu in Gangelt is vastgesteld, direct grenzend aan Limburg |
|
Martijn van Helvert (CDA), Joba van den Berg-Jansen (CDA), Anne Kuik (CDA), Pieter Omtzigt (CDA) |
|
Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD), Bruno Bruins (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
![]() |
Kunt u vandaag een korte update geven over de nieuwe coronabesmetting(en) aan de Nederlandse grens in Gangelt?1
Op basis van de meest recente informatie zijn er in de Duitse deelstaat Nordrhein-Westfalen, – voornamelijk te relateren aan het brongebied in de gemeente Gangelt – meer dan 100 mensen besmet met het nieuwe coronavirus.
Bent u op de hoogte dat door de dichte bevolking aan beide zijden van de grens aldaar, vele Nederlanders en Duitsers dagelijks de grens passeren in verband met werk, onderwijs, winkelen, tanken en vrije tijdsbesteding?
Ja.
Bent u in overleg met de Duitse autoriteiten aldaar om tot een eensluidend advies te komen aan de inwoners van de grensstreek over quarantaine, waar wel en niet heen te gaan, het openhouden van scholen en meer?
De GGD Zuid-Limburg heeft contact met de collega’s in Duitsland. Van de Duitse autoriteiten heeft de GGD Zuid-Limburg begrepen dat het contactonderzoek ter bestrijding van het nieuwe coronavirus in dit gebied in Duitsland is gestopt. Dit heeft te maken met capaciteitsproblemen als gevolg van de forse toename van het aantal besmettingen met het nieuwe coronavirus in de Duitse grensregio.
Dit vraagt om een lokaal aangepaste aanpak in Nederland. De GGD Zuid-Limburg heeft, in overleg met het RIVM, de huisartsen in de regio daarom gevraagd als volgt om te gaan met mogelijke patiënten. Aldaar worden burgers opgeroepen contact op te nemen met de huisarts als ze koorts hebben, hoest en kortademig zijn, én bovendien in nauw contact zijn geweest met mensen in de Duitse grensgemeente Gangelt (of andere gebieden met wijdverspreide transmissies). De huisarts kan afwegen wat de beste procedure is; dat kan betekenen dat de GGD Zuid-Limburg deze personen zal testen op het nieuwe coronavirus.
Bovendien heeft de GGD Zuid-Limburg de gemeenten langs de Duitse grens gevraagd om alle publieksevenementen zoveel mogelijk te vermijden. Dit omdat naar deze evenementen vaak een gemêleerd, deels Duits, gezelschap komt. De burgemeesters van de desbetreffende gemeenten bespreken samen met de voorzitter van de veiligheidsregio het advies en de situatie, waarna een afgewogen beslissing wordt genomen.
Moeten Nederlanders die (eventueel) bij het carnaval in Gangelt geweest zijn ook in zelf-isolatie, aangezien Duitsers die daar geweest zijn een aantal dagen in zelf-isolatie moeten? Zo nee, waarom is er dan een verschil tussen Duitsland en Nederland?
Zie antwoord vraag 3.
Kunt u uitleggen waarom mensen in Nederland die van de Diamond Princess kwamen (waarop honderden zieke mensen zaten) niet in quarantaine hoefden, maar Nederlandse passagiers die in Duitsland woonden wel?2
Ieder land bepaalt zelf welke maatregelen passend zijn bij de lokale situatie, deze kan immers verschillen.
Voor Nederland geldt dat Nederlandse passagiers van de Diamond Princess op het schip twee weken in quarantaine zijn geweest. Daarna zijn de Nederlandse passagiers gezond naar Nederland teruggereisd. Voor vertrek is iedereen getest; niemand is besmet geraakt met het nieuwe coronavirus. Bij thuiskomst heeft de lokale GGD contact met de passagiers opgenomen. Uit voorzorg geven de passagiers tot twee weken na terugkeer hun gezondheid door aan de GGD.
Kunt u aangeven waarom andere landen wel controles op vliegvelden hebben en Nederland niet?
Op dit moment zijn controles op vliegvelden voor Nederland geen passende maatregel. Als op dit moment reizigers op Nederlandse luchthavens gecontroleerd worden op koorts, zullen vooral mensen met griep of een verkoudheid worden opgespoord. Bovendien betekent dit een grote aanslag op de capaciteit van de GGD.
Kunt u aangeven of Nederland een adequaat antwoord kan geven op elk van de vragen van de directeur van de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) in zijn speech van donderdag 27 februari?3
De vragen die de directeur van de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) in de speech van 27 februari jl. heeft genoemd, zijn allen standaard vragen die passen bij een voorbereiding van een land op volksgezondheidsrisico’s. Nederland heeft de International Health Regulations (IHR) van de WHO geïmplementeerd. Door middel van de zelfevaluatie controleer ik periodiek of Nederland aan de eisen voldoet.
Hoeveel plekken zijn er op dit moment vrij in Nederlandse ziekenhuizen waar patiënten in isolatie beademend kunnen worden?
Zoals ik in mijn Kamerbrief van 31 januari jongstleden heb aangegeven, blijkt uit een inventarisatie van de ziekenhuizen dat er in Nederland tenminste 250 bedden beschikbaar zijn om patiënten op de intensive care in strikt aërogene isolatie op te vangen.
De stand van het aantal patiënten waarbij het nieuwe Coronavirus (COVID-19) is vastgesteld is op 4 maart is 38. Het merendeel van deze patiënten verblijft in thuisisolatie en een beperkte minderheid verblijft in isolatie in het ziekenhuis.
Als het aantal patiënten dat moet worden opgenomen in een ziekenhuis aanzienlijk stijgt dan treffen de ziekenhuizen passende maatregelen om deze patiënten op te vangen. Daarbij wordt gebruik gemaakt van inzichten en plannen die ziekenhuizen hebben ter voorbereiding op een eventuele griepuitbraak. Hierbij is er ook nadrukkelijk oog voor de zorgcontinuïteit. Een van de maatregelen die ook in het geval van coronapatiënten getroffen kan worden is het afschalen van de planbare zorg. Dit betreft onder meer operaties die ook op een later moment kunnen worden uitgevoerd. Hiermee wordt de reguliere instroom beperkt, de druk op de IC en de bedden verlaagd en wordt personeel vrijgespeeld.
Wat er in geval van een uitbraak van het COVID-19 verder exact nodig zou zijn, hangt af van de ernst en omvang van de uitbraak, welke patiënten hierdoor geraakt worden, op welke wijze het virus zich bij hen manifesteert en ook welke behandeling daarvoor het meest effectief is. Op basis van medisch inhoudelijk criteria wordt besloten welke zorg nodig is voor de patiënt. De verwachting is dat niet alle patiënten geïsoleerd op de IC hoeven te worden behandeld. Wanneer het aantal patiënten met het nieuwe coronavirus aanzienlijk toeneemt is het denkbaar dat ziekenhuizen overgaan tot cohort verpleging. Voor nadere informatie verwijs ik u naar mijn brief van 2 maart (Kamerstuk 25295-104) naar aanleiding van het Bestuurlijk Afstemmingsoverleg over het OMT advies (Outbreak Management Team) over capaciteit in geval van een COVID-19 uitbraak.
Wat is het maximum aantal plekken dat binnen een week beschikbaar kan zijn waar patiënten in isolatie liggen en beademd worden? Met welke maatregelen (noodhospitalen?) kan dat bereikt worden?
Zie antwoord vraag 8.
Hoe groot is het maximum aantal ernstig zieke coronapatiënten dat het Nederlandse zorgstelsel op enig moment kan behandelen?
Zie antwoord vraag 8.
Wordt er bij de reisadviezen alleen rekening gehouden met het risico voor het individu (jonge gezonde mensen hebben bijvoorbeeld weinig last van een coronabesmetting) of wordt er ook rekening gehouden met het risico voor de Nederlandse samenleving als geheel (een uitbraak als gevolg van een besmette persoon heeft grote gevolgen)?
De reisadviezen van het Ministerie van Buitenlandse Zaken beschrijven de veiligheidsrisico’s voor Nederlanders die naar het buitenland reizen. Dat gebeurt onafhankelijk, neutraal en zonder politieke overwegingen. Veiligheid is daarbij leidend. Reisadviezen worden zorgvuldig opgesteld op basis van objectieve en onafhankelijke informatie van bijvoorbeeld de inlichtingendiensten, lokale autoriteiten, andere landen van de Europese Unie, advies van het RIVM en andere ministeries.
Specifiek voor wat betreft de beoordeling van gezondheidsrisico’s voor individuele Nederlandse reizigers en/of de beoordeling van eventuele risico’s voor de volksgezondheid van reizen (bij terugkeer naar Nederland na het reizen naar bepaalde gebieden) staat het Ministerie van Buitenlandse Zaken in nauw contact met het Ministerie van VWS en RIVM. Het RIVM maakt op basis van de eigen informatie en expertise – en beschikbare informatie van bijvoorbeeld de WHO en/of het ECDC – een inschatting van de situatie in andere landen. Sommige gebieden waar het coronavirus veel voorkomt en waar het RIVM Nederlanders vraagt rekening te houden met verhoogde aandacht rondom het coronavirus na terugkeer in Nederland, worden aangeduid als «risicogebieden». Het RIVM adviseert Nederlanders die dergelijke risicogebieden bezocht hebben bij verkoudheidsklachten of verhoging thuis te blijven en zo min mogelijk contact te hebben met anderen. Wanneer de klachten ernstiger worden (koorts en hoesten/benauwdheid) wordt geadviseerd telefonisch contact te leggen met de huisarts. De reisadviezen van Buitenlandse Zaken worden steeds in lijn gebracht met de risicogebieden van het RIVM.
Indien het reisadvies alleen rekening houdt met het individu, maar niet met de gevolgen voor de samenleving, wilt u dan het beleid wijzigen en ook het risico van besmetting voor de hele samenleving fors laten meewegen?
Zie antwoord vraag 11.
Kunt u deze afzonderlijke vragen spoedig beantwoorden?
Ik beantwoord deze vragen zo spoedig mogelijk.
(https://www.who.int/dg/speeches/detail/who-director-general-s-opening-remarks-at-the-media-briefing-oncovid-19---27-february-2020)