Kamervraag 2020Z14059

De ziekte van Parkinson en het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen.

Ingediend 15 juli 2020
Beantwoord 31 augustus 2020 (na 47 dagen)
Indiener Carla Dik-Faber (CU)
Beantwoord door Tamara van Ark (minister zonder portefeuille volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD), Carola Schouten (viceminister-president , minister landbouw, natuur en voedselkwaliteit) (CU)
Onderwerpen ziekten en behandelingen zorg en gezondheid
Bron vraag https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2020Z14059.html
Bron antwoord https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20192020-3943.html
1. Ray Dorsey, Todd Sherer, Michael S. Okun, and Bastiaan R. Bloem, «The Rise of Parkinson’s Disease», American Scientist, vol. 108, May-June 2020
2. Kamerstuk 27 858, nr. 502
  • Vraag 1
    Kent u het artikel «The Rise of Parkinson’s Disease» en het boek «Ending Parkinson’s Disease» waar het artikel op gebaseerd is?1

    Ik ken het artikel.

  • Vraag 2
    Wat vindt u van de strekking van deze publicaties, waarbij een oorzakelijk verband is aangetoond tussen het toepassen van bepaalde gewasbeschermingsmiddelen en het ontstaan van de ziekte van Parkinson, inmiddels de snelst groeiende neurologische aandoening ter wereld?

    Het artikel schetst dat het aantal mensen dat de ziekte van Parkinson krijgt en daaraan overlijdt snel groeit. Hiervoor zijn verschillende oorzaken, zoals luchtvervuiling, productie van metaal, chemische stoffen en gewasbeschermingsmiddelen. Ook schetst het artikel dat in agrarische gebieden waar veel gewasbeschermingsmiddelen worden gebruikt, zoals Nebraska en de Franse gebieden met wijnbouw, een correlatie is met het voorkomen van de ziekte van Parkinson. Hierbij gaat het niet alleen om agrarische ondernemers, maar ook om omwonenden. Vervolgens worden er in het artikel verschillende chemische stoffen genoemd die in verband worden gebracht met de ziekte van Parkinson. De werkzame stof paraquat wordt er vervolgens uitgelicht, omdat deze werkzame stof in de Verenigde Staten nog niet verboden is. In de Europese Unie heeft deze werkzame stof geen goedkeuring.
    Ik deel de zorgen die er zijn in de Nederlandse samenleving over de mogelijke risico’s van het gebruik van en de blootstelling aan gewasbeschermingsmiddelen. De rijksoverheid heeft daarom het initiatief genomen om de Gezondheidsraad te vragen hierover adviezen uit te brengen (Kamerstuk 27 858, nr. 230 en 512) en heeft verschillende onderzoeken laten uitvoeren, zoals de gezondheidsverkenning omwonenden van landbouwpercelen en het blootstellingsonderzoek bestrijdingsmiddelen en omwonenden (Kamerstuk 34 775, nr. 149, 27 858, nr. 450). Er vindt op dit moment een actualisering plaats van de gezondheidsverkenning. Deze ontvangt u in september a.s.

  • Vraag 3
    Deelt u de zorgen over de risico’s van het gebruik van bepaalde gewasbeschermingsmiddelen voor de volksgezondheid, in de eerste plaats die van de boeren en hun gezinnen, maar ook die van de direct omwonenden en – omdat de gewasbeschermingsmiddelen in de voedselketen kunnen belanden – voor de rest van de Nederlandse bevolking?

    Zie antwoord vraag 2.

  • Vraag 4
    Wat vindt u ervan dat zorgwekkende stoffen, nadat de chemische structuur een klein beetje is aangepast, opnieuw als bestrijdingsmiddel op de Europese markt worden gebracht? Klopt het dat geen deugdelijke toets op risico’s voor mens, dier en milieu plaatsvindt bij toelating en bij verlenging van de toelating? Deelt u het standpunt dat dit onacceptabel is?

    De Europees geharmoniseerde toelatingsprocedure voorziet in het beoordelen van iedere individuele werkzame stof, ook als deze maar een kleine aanpassing in de chemische structuur heeft ondergaan. Hierbij wordt rekening gehouden met de voorgestelde toepassingen. Dit betekent dat de risico’s voor mens, dier en milieu beoordeeld worden bij de (hernieuwde) goedkeuring van een werkzame stof of de (verlenging van de) toelating van een gewasbeschermingsmiddel.
    De Europees geharmoniseerde toelatingsprocedure voorziet op dit moment in een getrapte benadering voor het aspect «toxiciteit voor mensen». Dit betekent dat er standaard proefdierstudies en openbare wetenschappelijke literatuur opgenomen dienen te worden in het aanvraagdossier. In deze proefdierstudies wordt ook naar mogelijke neurotoxische effecten gekeken. Als tijdens de beoordeling hiervan blijkt dat er aanwijzingen zijn voor mogelijke motorische en neurologische
    aandoeningen, dan dient de aanvrager aanvullende specifieke (proefdier)studies uit te voeren, gericht op neurotoxische effecten.
    Ctgb, EFSA en RIVM bevelen aan om de Europese goedkeuringsprocedure te verbeteren in relatie tot mogelijke neurologische aandoeningen, waarvan de ziekte van Parkinson er een is. Ik ondersteun deze aanbeveling en heb de Europese Commissie inmiddels per brief verzocht een traject te starten om de datavereisten op het gebied van neurologische aandoeningen te herzien voor Verordening
    (EG) 1107/2009, zodat studies gericht op de vroege ontwikkeling van neurotoxische effecten voortaan standaard worden opgenomen in het beoordelingsdossier voor de goedkeuring van werkzame stoffen.

  • Vraag 5
    Deelt u de conclusie dat het Europese toelatingsbeleid hiaten laat zien en met het oog op de volksgezondheid en het milieu onvoldoende stringent is? Bent u bereid dit te samen met andere landen te agenderen bij EU-raden?

    Het actualiseren van de Europese goedkeuringsprocedure op basis van nieuwe wetenschappelijke inzichten is een continu proces. Dit leidt tot een steeds strengere procedure. Ik vind het belangrijk dat dit gebeurt en schroom – zoals u weet – niet om de Europese Commissie proactief te verzoeken de procedure aan te passen (zie mijn antwoord op vraag 4).

  • Vraag 6
    Specifiek voor Parkinson, klopt het dat middelen die vandaag de dag toegepast worden in Nederland, nooit in een muizen-model zijn getoetst op toxiciteit voor die delen van de hersenen die gevoelig zijn voor de ontwikkeling van Parkinson?

    Ik verwijs uw Kamer naar het antwoord op vraag 4.

  • Vraag 7
    Bent u bereid hiernaar onderzoek te laten verrichten en/of hier in Europa op aan te dringen? Waarom wel of waarom niet?

    Ik verwijs uw Kamer naar het antwoord op de vragen 3, 4 en 5.

  • Vraag 8
    Wordt naar uw mening voldoende gemeten hoeveel (residu van) gewasbeschermingsmiddelen aanwezig (is) zijn op percelen, in grond- en oppervlaktewater en op groenten, fruit en melkproducten in het schap van de supermarkt? Kunt u uw antwoord toelichten?

    De nationale toelatingsprocedure voor gewasbeschermingsmiddelen voorziet in het beoordelen van de risico’s voor mens, dier en milieu. Middelen worden alleen toegelaten als deze bij gebruik volgens de voorschriften veilig zijn en niet tot overschrijdingen van de toelatingsnormen leiden.
    Er wordt in principe geen structureel onderzoek gedaan naar de aanwezigheid van residuen van gewasbeschermingsmiddelen op percelen, omdat het toegelaten gebruik van gewasbeschermingsmiddelen onvermijdelijk leidt tot residuen op gewassen en bodem. De NVWA neemt in een aantal situaties steekproefsgewijs monsters van gewassen en grond in het kader van toezicht op het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen.
    Het toepassen van gewasbeschermingsmiddelen kan leiden tot het aantreffen van residuen van gewasbeschermingsmiddelen in grond- en oppervlaktewater. Monitoring van de oppervlaktewaterkwaliteit vindt onder andere plaats via het «landelijk meetnet gewasbeschermingsmiddelen land- en tuinbouw». Als hieruit blijkt dat de toelatingsnormen of de ecologische waterkwaliteitsnormen van werkzame stoffen worden overschreden, dan worden er bijvoorbeeld emissiereductieplannen opgesteld. In de tussenevaluatie van de nota «Gezonde Groei, Duurzame Oogst» staat de aanbeveling om voor grondwater ook zo’n vast meetnet in te richten, omdat de beschikbare gegevens op dit moment te fragmentarisch zijn. Hieraan wordt inmiddels gewerkt.
    De NVWA voert daarnaast steekproefsgewijs metingen uit naar residuen van gewasbeschermingsmiddelen op producten voor de voedselconsumptie. Er worden hierbij nagenoeg geen overschrijdingen van de maximale residulimieten gevonden.

  • Vraag 9
    Kunt u aangeven wat de stand van zaken is omtrent de uitvoering van de aangenomen motie over een onderzoek naar een verhoogd risico op Parkinson?2

    De Gezondheidsraad heeft recent het «Vervolgadvies gewasbescherming en omwonenden» uitgebracht. Hierin is onder andere gekeken of er een relatie is
    tussen gebruik van en blootstelling aan gewasbeschermingsmiddelen en de ziekte van Parkinson.
    Het kabinet heeft in de appreciatie van dit advies aangegeven dat het
    De Gezondheidsraad adviseert bovendien om in internationaal verband verder te werken aan het verbeteren van de goedkeuringsprocedure voor gewasbeschermingsmiddelen. Hieraan geeft het kabinet uiteraard ook gehoor (zie antwoorden op vragen 4 en 5).


Kamervraag document nummer: kv-tk-2020Z14059
Volledige titel: De ziekte van Parkinson en het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen.
Kamerantwoord document nummer: ah-tk-20192020-3943
Volledige titel: Antwoord op vragen van het lid Dik-Faber over de ziekte van Parkinson en het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen