Het herleven van een studieschuld na afronding van een WSNP |
|
Jasper van Dijk , Frank Futselaar , Renske Leijten |
|
Ingrid van Engelshoven (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (D66), Alexandra van Huffelen (staatssecretaris financiën) (D66), Wouter Koolmees (minister sociale zaken en werkgelegenheid, viceminister-president ) (D66) |
|
Kunt u aangeven waarom mensen met een door een wettelijke schuldsanering (WSNP) traject stopgezette studieschuld per brief te horen krijgen dat ze weer moeten gaan aflossen?1
De terugbetaling van de reguliere studieschuld wordt gedurende een Wsnp-traject bevroren. De inning van de reguliere termijnen wordt stopgezet en debiteuren hoeven geen afbetalingen te doen. Eventuele achterstallige schuld wordt wel in het Wsnp-traject gesaneerd.
Op het moment dat mensen uit een Wsnp-traject komen wordt de terugbetaling van de reguliere studieschuld weer opgestart. Zij worden hier op dat moment per brief van op de hoogte gesteld. Ik begrijp echter dat een dergelijke brief onverwachts kan komen en als zeer vervelend kan worden ervaren door de mensen die net een heel Wsnp-traject hebben doorlopen.
Dit geldt des te meer wanneer nog geen rekening is gehouden met het inkomen van de debiteur en de termijnbetalingen nog erg hoog kunnen zijn. Doordat de inning van de reguliere studieschuld een periode is bevroren, is de periode waarin nog betaald dient te worden verkort. De schuld is echter op hetzelfde niveau blijven staan, waardoor het bedrag per maand om die schuld af te betalen hoger uitvalt. Of iemand dat bedrag daadwerkelijk kan betalen, hangt af van zijn inkomen.
Bij een deel van de debiteuren wordt automatisch de draagkracht berekend en in dit bedrag meegenomen. Bij debiteuren die vóór 2009 voor het eerst studiefinanciering ontvingen wordt dit echter niet automatisch berekend, maar moet de draagkrachtmeting worden aangevraagd. Daardoor kan het zijn dat er in eerste instantie een veel hoger bedrag wordt gecommuniceerd dan uiteindelijk betaald dient te worden als de draagkracht is vastgesteld. In de brief wordt naar de draagkrachtmeting verwezen, maar dit zal in het vervolg nog duidelijker worden aangegeven.
Na overleg met DUO is dan ook besloten om niet langer uitsluitend per brief aan te kondigen dat de inning wordt herstart. Als de draagkracht nog niet kan worden vastgesteld, omdat er geen inkomensgegevens beschikbaar zijn of kunnen worden opgevraagd door DUO, zal DUO voor het versturen van de brief persoonlijk contact opnemen met de debiteur. Ook zal DUO de brief aanpassen zodat het voor debiteuren duidelijker wordt wat de gevolgen zijn van de herstart van de terugbetalingsverplichting. In de brief wordt het daardoor duidelijker dat als er na het Wsnp-traject nog een (hoge) schuld bij DUO openstaat, de debiteur nooit méér terug hoeft te betalen dan hij op basis van zijn inkomen kan dragen.
Erkent u dat mensen die in een schuldsanering traject hebben gezeten meerdere jaren op een totaal minimum hebben moeten leven? Zo ja, kunt u zich voorstellen dat een brief met hervatting van afbetaling als een bom inslaat?
Zie antwoord vraag 1.
Bent u bereid om met de Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO) afspraken te maken hoe om te gaan met het herleven van oude schulden als mensen uit een WSNP-traject komen om de menselijke maat te hanteren en mensen bijvoorbeeld te bellen voordat ze een brief krijgen? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie antwoord vraag 1.
Kunt u verklaren hoe DUO een maandbedrag aankondigt dat voor een normaal inkomen totaal onhaalbaar is om te betalen? Wat gaat u doen om dit te voorkomen?
Zie antwoord vraag 1.
Kunt u uitleggen hoe het werkt met een studieschuld en een WSNP-traject? Waarom zitten studieschulden niet in het traject voor een «schone lei»?
De Wsnp kan een oplossing bieden voor achterstallige, direct opeisbare schulden. Nog niet opeisbare studieschulden worden niet meegenomen in de sanering (Faillisementswet artikel 299a).
De reden hiervoor is dat de aard van de studieschulden anders is. Het gaat bij studieschulden om een lening die over een looptijd van 15 tot 35 jaar mag worden afbetaald en alleen als het inkomen daarvoor toereikend is. Ook wordt de resterende studieschuld na afloop van deze termijn kwijtgescholden. De Wsnp ziet alleen toe op de sanering van achterstallige termijnen.
Het is goed om op te merken dat de brief die via Twitter werd gedeeld nog los stond van de hersteloperatie naar aanleiding van de toeslagenaffaire, waarin – na verzending van die brief – ook is besloten om over te gaan tot kwijtschelding van publieke schulden van gedupeerden. Voor de laatste stand van zaken over de hersteloperatie verwijs ik u naar de Kamerbrief2 en verdere correspondentie van uw Kamer met de Staatssecretaris van Financiën.
Ziet u mogelijkheden om de gevolgen van het niet kunnen aflossen tijdens een WNSP-traject te verzachten voor mensen die na het traject weer moeten aflossen? Is het bijvoorbeeld mogelijk om het doorlopen van rente stop te zetten gedurende een WSNP-traject? Kunt u uw antwoord toelichten?
De rente-opbouw gedurende de looptijd van het Wsnp-traject wordt al opgeschort. Daarnaast zijn er nog andere stappen ingebouwd om de gevolgen van het niet kunnen aflossen van de studieschuld te verzachten. Zo wordt de tijd die mensen in een Wsnp-traject zitten niet opgeteld bij de totale loopduur van de lening. Wanneer mensen het Wsnp-traject afronden is er dus een korte looptijd voor dezelfde schuld. Door de draagkrachtregeling hoeft de oud-student nooit meer te betalen dan op basis van zijn inkomen mogelijk is. De kans is daardoor groot dat een deel van de schuld aan het einde van de looptijd wordt kwijtgescholden.
De natuurvergunning van Groningen Airport Eelde |
|
Frank Wassenberg (PvdD), Lammert van Raan (PvdD) |
|
Carola Schouten (viceminister-president , minister landbouw, natuur en voedselkwaliteit) (CU) |
|
![]() |
Kunt u bevestigen dat Groningen Airport Eelde een vergunning op basis van de Wet natuurbescherming heeft uit 2009? Is dit de momenteel geldende natuurvergunning?
Ja.
Kunt u bevestigen dat u het bevoegde gezag bent voor deze natuurvergunning?
Ja.
Kunt u bevestigen dat monitoringsplannen voor de omliggende natuurgebieden als voorwaarden zijn opgenomen in die vergunning?
Ja.
Kunt u bevestigen dat op basis van dat plan monitoringsrapporten opgesteld moeten worden? Bent u daar ook verantwoordelijk voor?
Ja, de monitoring diende overeenkomstig het goedgekeurde monitoringsplan opvolgend gedurende vijf jaren te worden uitgevoerd. Ik ben sinds 2010 het hierin bevoegde gezag en heb het monitoringsplan goedgekeurd. Ook de opvolgende monitoringsrapporten moesten aan mij worden toegezonden. Ik ga hier in mijn antwoord op de vragen 5 en 6 verder op in.
Kunt u bevestigen dat wanneer op grond van de genoemde monitoringsrapporten blijkt dat de betreffende vliegbewegingen de instandhoudingsdoelen van de omliggende Natura 2000-gebieden in gevaar brengen, er nadere voorschriften aan de natuurvergunning kunnen worden gesteld? Is hier reden toe geweest?
In de vergunning is als voorschrift opgenomen dat nadere voorschriften kunnen worden gesteld wanneer uit de monitoring blijkt dat de betreffende extra vliegbewegingen de instandhoudingsdoelen van de betrokken Natura 2000-gebieden in gevaar brengen. Er is evenwel geen reden geweest om nadere voorschriften te stellen. Ik licht dat hierna verder toe.
De vergunde bestaande situatie bij het verlenen van de vergunning is in 2011 met een T0-meting in kaart gebracht. In 2011 was de vergunde uitbreiding nog niet gerealiseerd. Het rapport heb ik bijgevoegd1.
De opvolgende monitoring, die zag op de uitbreiding, heeft echter uiteindelijk niet plaatsgevonden omdat de hoeveelheid vliegbewegingen na afgifte van de vergunning juist is afgenomen ten opzichte van de bestaande (vergunde) situatie. Die bestaande situatie is vastgelegd in bovengenoemde T0-meting. Hierdoor bleek het dan ook niet noodzakelijk om eventuele negatieve effecten van een toename te monitoren na afgifte van de vergunning uit 2009.
Kunt u de monitoringsrapporten die opgesteld zijn naar aanleiding van deze natuurvergunning met de Kamer delen, ook indien deze opgesteld zijn door de gedeputeerde staten van Drenthe of Groningen?
Zie antwoord vraag 5.
Het bericht ‘Apartheid is in Israël al realiteit’ |
|
Kirsten van den Hul (PvdA) |
|
Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van het bericht «Apartheid is in Israël al realiteit» d.d. 21 januari jl.?1
Ja.
Heeft u eveneens kennisgenomen van het rapport «A regime of Jewish supremacy from the Jordan River to the Mediterranean Sea: This is apartheid» van 12 januari jl.?2
Ja.
Bent u ook van mening dat er parallelle rechtssystemen bestaan waarbij het voorkomt dat verschillende individuen die op dezelfde plek dezelfde misdaad plegen in verschillende rechtssystemen terechtkomen? Zo ja, wat is uw oordeel over deze gang van zaken? Zo nee, waarom niet?
Aangezien de gehele Westelijke Jordaanoever bezet gebied betreft is in dit gehele gebied volgens Nederland en de EU conform het internationaal recht het bezettingsrecht van toepassing. Daarbij moet worden voldaan aan alle waarborgen die worden vereist door het bezettingsrecht en de mensenrechtenverdragen waarbij Israël partij is (zie ook de antwoorden op Kamervragen van de leden Bouali, Sjoerdsma, Van den Hul en Van den Nieuwenhuijzen, Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2020–2021, nr. 939).
Israël mag als bezettende mogendheid volgens het bezettingsrecht in bezet gebied gebruikmaken van militaire rechtbanken om personen te vervolgen voor handelingen die in strijd zijn met veiligheidsmaatregelen die de bezettende mogendheid daar heeft getroffen in overeenstemming met het humanitair oorlogsrecht. Deze vorm van rechtshandhaving is toegestaan in aanvulling op lokale (juridische) autoriteiten en is bedoeld voor een situatie waarin deze autoriteiten niet (volledig) kunnen voorzien in het handhaven van de veiligheidsmaatregelen.
Het kabinet is bezorgd dat in de praktijk er grote rechtsongelijkheid bestaat, bijvoorbeeld in de wijze waarop Israël optreedt tegen stenengooien door inwoners van nederzettingen en bij hetzelfde vergrijp door Palestijnen. Nederland brengt dit in de reguliere contacten met Israël op.
Deelt u de mening dat er binnen Israël sprake is van discriminatie op de huizenmarkt, ongelijke immigratiewetten, onderscheid in politieke rechten en verschil in bewegingsvrijheid? Zo nee, waarom niet?
Formeel hebben alle Israëlische staatsburgers dezelfde rechten en plichten, hoewel er in de praktijk verschillen zijn tussen diverse bevolkingsgroepen.
Een door de Israëlische regering aangesteld onderzoekspanel stelde in 2003 vast dat de Arabische minderheid in Israël decennialang door de overheid is achtergesteld op het gebied van onder meer investeringen in het onderwijs, huisvesting, en arbeidsmarktparticipatie. Hoewel er sindsdien enige vooruitgang is geboekt op deze gebieden, brengt recente wetgeving het risico met zich mee dat discriminatie weer zal toenemen. In juli 2018 werd een wet aangenomen, die vastlegt dat Israël de natiestaat is van het Joodse volk. De wet is momenteel het onderwerp van verzoekschriften ertegen bij het Israëlische Hooggerechtshof. De wet bevat geen gelijkheidsbeginsel voor minderheidsgroepen en critici vrezen dat de wet, indien gehandhaafd, een basis kan vormen voor discriminerende wetgeving richting de Arabische minderheid in Israël.
Deelt u de opvatting dat bij een tijdelijke bezetting eenmaal regels horen die afwijken van de wetten in het land zelf en dat dit in het geval van de bezette Palestijnse gebieden betekent dat daar tijdelijk een militair regime geldt? Zo ja, valt naar uw mening een bezetting van meer dan 53 jaar nog altijd onder de noemer «tijdelijk»?
Ja, zie het antwoord op vraag 3. Nederland en de EU beschouwen de bezetting als tijdelijk en bepleiten consequent de twee-statenoplossing als enige manier om het conflict duurzaam te beslechten op een wijze die recht doet aan de aspiraties van beide partijen. Het kabinet en de EU hebben nadrukkelijk hun zorgen uitgesproken tegen plannen om over te gaan tot annexatie van delen van de Westelijke Jordaanoever, en gewaarschuwd dat de voortdurende nederzettingenuitbreidingen ertoe leiden dat partijen afsteven op een een-staat realiteit, waarbij sprake is van ongelijke rechten en kansen voor de verschillende bevolkingsgroepen (zie ook Kamerstuk 23 432, nr. 475).
Hoe staat het verbod van de Israëlische regering op het op scholen laten komen van organisaties die Israël een «apartheidsstaat» noemen in verhouding tot de vrijheid van meningsuiting?
Organisaties die zich verzetten tegen de bezetting en opkomen voor de rechten van de Palestijnen hebben in Israël te maken met een krimpende ruimte, waarbij al vaker geprobeerd is toegang tot scholen voor dergelijke kritische organisaties te verbieden. Hoewel de lezing van B’tselem, die de aanleiding was voor dit besluit, wel is doorgegaan, is het kabinet bezorgd over deze pogingen om het debat te beperken. Nederland heeft de zorgen over de druk op maatschappelijke organisaties opgebracht.
Bent u bereid contact op te (laten) nemen met de Israëlische mensenrechtenorganisatie B’Tselem voor een toelichting op het bovengenoemde rapport? Zo nee, waarom niet? Zo ja, op welke termijn?
Nederland heeft altijd goede relaties gehad met B’Tselem. In de lopende contacten brengt B’Tselem diens visie naar voren. B’Tselem heeft in die contacten ook diens conclusies uit dit rapport gepresenteerd.
Welke stappen zouden er volgens u genomen moeten worden om de tweestatenoplossing dichterbij te brengen?
In de afwezigheid van directe en kansrijke onderhandelingen kunnen beide partijen zelfstandig, zonder overleg met de andere partij, stappen zetten om de twee-statenoplossing dichterbij te brengen en wederzijds vertrouwen te versterken. Het Kwartet heeft deze stappen in diens rapport van 2016 uiteengezet, waarbij Israël werd opgeroepen een einde te maken aan verdere uitbreidingen van de nederzettingen en acties die met het nederzettingenbeleid verbonden zijn, zoals sloop van Palestijnse bezittingen. De Palestijnen werden opgeroepen een einde te maken aan de onderlinge verdeeldheid en het gebruik van geweld. Beide partijen werden opgeroepen een einde te maken aan opruiende retoriek. In dit licht is het positief dat president Abbas voor het eerst sinds 2006 per decreet data heeft vastgesteld voor parlementaire en presidentiële verkiezingen. Verder bieden de normalisatie akkoorden tussen Israël en diverse landen uit de regio mogelijk aanknopingspunten om de dialoog tussen Israël en de Palestijnen te ondersteunen.
De nieuwe Amerikaanse regering heeft zich uitgesproken voor de twee-statenoplossing en heeft aangekondigd de contacten met en steun aan de Palestijnse Autoriteit te willen versterken. Verder is het belangrijk dat met het aantreden van de nieuwe Amerikaanse regering en de nieuwe VN-gezant Wennesland het Kwartet ook weer bijeenkomt, om te bepalen hoe de EU, VN, VS en Rusland gezamenlijk kunnen optrekken.
Daarnaast kunnen concrete stappen gezet worden om praktische samenwerking te bevorderen, zoals Nederland doet door het faciliteren van trilateraal overleg op gebied van water, energie en handel. Ook de aanstaande Ad Hoc Liaison Committee (AHLC) eind februari is een goed platform voor internationale donoren om met Israël en de Palestijnen te spreken over de Palestijnse economische ontwikkeling en staatsopbouw, concrete samenwerking, maar ook obstakels in het vredesproces. Tevens zal steun voor directe contacten tussen Israëliërs en Palestijnen gecontinueerd moeten worden, zoals ook Nederland doet via verzoeningsprojecten.
De berichten ‘Drontergezin al jaren bedreigd vanwege geografische coördinaten’ en ‘Hoe boze demonstranten door Google en CIA bij deze onschuldige familie in Dronten terechtkomen’. |
|
Helma Lodders (VVD) |
|
Kajsa Ollongren (viceminister-president , minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (D66), Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA) |
|
![]() |
Bent u bekend met de berichten «Dronter gezin al jaren bedreigd vanwege geografische coördinaten» en «Hoe boze demonstranten door Google en CIA bij deze onschuldige familie in Dronten terechtkomen»?1 2
Ja, binnen mijn departement is kennis genomen van deze berichten.
Wat vindt u van deze berichten en wat heeft u naar aanleiding van deze berichten ondernomen om deze bedreigingen zo snel mogelijk te stoppen?
De berichten tonen aan dat de overheid niet langer afzijdig kan blijven bij het reguleren van het internet en dat zelfregulering niet volstaat om alle strafbare, onrechtmatige en ongewenste content en gedragingen tegen te gaan. Ik lees in de artikelen dat de politie in Dronten inmiddels op de hoogte is en optreedt tegen strafbare gedragingen -zoals bedreigingen. Ik zie daarbij niet de noodzaak voor aanvullende interventies vanuit mijn ministerie.
Wel heb ik mijn medewerking toegezegd bij het leggen van contacten met de instellingen die verantwoordelijk zijn voor het aanwijzen van de woning van de getroffen familie als «gemiddeld» fysiek adres achter een Nederlands IP-adres. Dat kan de betroffen familie ook helpen om de uit deze kwestie voortvloeiende schade via een civielrechtelijke procedure te verhalen.
Tegelijkertijd wordt binnen mijn ministerie en binnen de rijksoverheid als geheel wel gewerkt aan het tegengaan van strafbare, onrechtmatige en ongewenste content/gedragingen op het internet en laagdrempelige mogelijkheden om dit te melden. Zo zijn er diverse meldpunten en heb ik recentelijk de oprichting van een bestuursrechtelijke autoriteit aangekondigd om illegale content tegen te gaan, en heeft de Minister voor Rechtsbescherming de Kamer recentelijk een vijfstappenplan doen toekomen om te komen tot een laagdrempelige voorziening om onrechtmatige content verwijderd te krijgen.3
Bent u bekend met het feit dat dit gezin uit Dronten al jarenlang, jaarlijks wel 30 tot 50 keer via social media, post of fysiek bedreigd is omdat mogelijk een zoekmachine coördinaten aan een IP-adres koppelt en de woning van dit gezin gesitueerd is op de locatie van deze coördinaten (en toevallig ook het middelpunt van Nederland)?
Ja, vanuit de gemeente Dronten zijn mijn medewerkers hierover op hoofdlijnen geïnformeerd. Het is aan de politie en het OM om vast te stellen of sprake is van strafbare feiten en of strafrechtelijke vervolging aangewezen is.
Bent u bekend met het feit dat onder deze 30 tot 50 keer ook ernstige bedreigingen (fysiek en digitaal) en beschuldigen (aantijgingen van kidnapping en internetfraude) zitten? Wat vindt u hiervan?
Zie antwoord vraag 3.
Deelt u de mening dat het zeer zorgelijk is dat een onschuldig gezin al jarenlang bedreigd of geïntimideerd wordt, beticht van oplichting en meerdere keren per jaar onbekenden aan de deur krijgt die verhaal komen halen? Deelt u de mening dat deze situatie zo snel mogelijk opgelost moet worden omwille van de veiligheid van dit gezin?
Ja, die meningen deel ik.
Kunt u toelichten waarom het patroon van de afgelopen jaren waarbij de politie meerdere keren heeft moeten ingrijpen (met als een van de dieptepunten de vermeende ontvoering van een jong meisje waarbij drie forse mannen verhaal kwamen halen), dan wel op bezoek is geweest, er niet toe heeft geleid dat de politie actief naar een oplossing is gaan zoeken?
De politie is er om de openbare orde te handhaven en om strafbare feiten op te sporen. Het herleiden van een IP-adres naar bepaalde coördinaten is geen strafbaar feit; er ligt dus ook geen taak bij de politie om dit ongedaan te maken. Daar waar wel sprake is van strafbare gedragingen, zoals bedreiging, begrijp ik dat de politie reeds optreedt.
Bent u bereid om naar aanleiding van de recente situatie, waarbij de demonstranten die afgelopen zondag slaags zijn geraakt met de politie het nu op dit gezin gemunt hebben en het gezin bedreigen, de regie te nemen en deze hachelijke situatie voor dit gezin zo snel mogelijk op te lossen? Zo nee, waarom niet?
Vanuit de gemeente Dronten heb ik inmiddels per brief het verzoek gekregen om ondersteuning te bieden om de ontstane situatie weer te normaliseren. Aan dat verzoek zal ik gehoor geven, door de benodigde (internationale) contacten te faciliteren en dit onderwerp te agenderen binnen de Amerikaanse overheid.
Bent u bereid om contact op te nemen met het National Geospatial Intelligence Agency (NGA), CIA World Factbook, Google ofwel enige andere organisatie om de automatische koppeling van het middelpunt van Nederland aan een zoekopdracht of zoekmachine te stoppen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 7.
Zijn er meer van dit soort situaties bekend?
In de recente brief over Horizontale Privacy van de Minister voor rechtsbescherming is een groot aantal voorbeelden opgenomen van online fenomenen die leiden tot schade bij individuen.4 Het is het streven van het kabinet om door middel van een 5-stappen-plan te komen tot een mogelijkheid om deze fenomenen te melden en ongedaan te (doen) maken.
Ook op Europees niveau zet ik mij in voor het meer inzichtelijk maken van deze fenomenen en worden partijen in toenemende mate aangesproken op hun maatschappelijke verantwoordelijkheid. Zo is het voorstel van een nieuwe Digital Services Act opgenomen dat tussenpersonen verplicht worden om jaarlijks een risicoanalyse te verrichten, waarbij wordt onderzocht voor welke systemische risico’s de diensten die zij aanbieden vatbaar zijn. Hierbij moet worden gedacht aan risico’s zoals beperking van de vrije uitoefening van fundamentele rechten door gebruikers, en opzettelijk misbruik door derden, door bijvoorbeeld de volksgezondheid of het democratisch (verkiezings)proces te schaden.
Bent u bereid om snel contact op te nemen met de burgemeester van de gemeente Dronten om deze bizarre situatie te bespreken?
Zie antwoord vraag 7.
Het bericht ‘Geef slachtoffers toeslagenaffaire een nieuw en schoon BSN’ |
|
Helma Lodders (VVD) |
|
Alexandra van Huffelen (staatssecretaris financiën) (D66) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Geef slachtoffers toeslagenaffaire een nieuw en schoon BSN»?1
Ja, hier ben ik mee bekend.
Klopt het dat de eerste ouders, bij wie de compensatie afgehandeld is, aanlopen tegen problemen omdat de ICT-systemen onvoldoende op elkaar zijn aangesloten en/of de informatie over het dossier niet of onvoldoende of te laat gedeeld is met andere overheidsorganisaties, zoals bijvoorbeeld DUO?
Voor het delen van gegevens met andere overheidsorganisaties gelden strikte regels. In de «Vijfde Voortgangsrapportage Kinderopvangtoeslag» die ik op 1 februari 2021 met uw Kamer heb gedeeld, licht ik toe welke afspraken we als Belastingdienst gemaakt hebben met publieke schuldeisers zoals DUO.2 Het zou zo kunnen zijn dat er ouders zijn met schulden bij deze partijen die in de tijd tussen bekendmaking van deze regelingen en de pauzering vanuit DUO, hun compensatie hebben ontvangen. Ik adviseer deze ouders om deze schulden nog niet af te betalen totdat zij bericht krijgen vanuit deze partijen, en waar nodig zelf contact op te nemen met de desbetreffende instantie. Op dit moment zijn dit soort schuldensituaties mij nog niet bekend.
Wat vindt u van de oproep om gedupeerden ouders van de toeslagenaffaire een nieuw burgerservicenummer te geven?
Hoewel het vervangen van het burgerservicenummer (BSN) sympathiek klinkt, is het niet zeker dat het alle problemen van verschillende registraties van de gedupeerde oplost, en is het zo’n ingrijpend middel dat het veel nadelen met zich mee kan brengen. De gedupeerden willen beginnen met een schone lei, en niet geconfronteerd worden met gevolgen van de onterechte registratie als fraudeur. Een nieuw BSN, komt in de plaats van het oude BSN, maar schoont het daaraan gekoppelde administratieve verleden echter niet op. Daarbij komt dat het niet denkbeeldig is, dat er juist fouten en complicaties op zullen treden in de communicatie tussen burger en overheid wanneer het BSN wordt gewijzigd. Het BSN is immers juist ingevoerd voor efficiënte, foutloze en privacybeschermende uitwisseling van gegevens tussen overheden en om communicatie tussen overheid en burger mogelijk te maken. Ook wordt het BSN gebruikt door dienstverleners in de zorg. Het speelt een sleutelrol in dienstverlening van de gehele overheid en van organisaties die gerechtigd zijn het BSN te gebruiken. Het is door het brede gebruik van het BSN onduidelijk welke gevolgen het vervangen van het BSN voor een burger allemaal heeft. Een aantal gevolgen is wel bekend, zo vervalt het reisdocument van de burger, en zal de burger bij veel instanties het nieuwe nummer zelf moeten doorgeven. Ook vele jaren na de wijziging kunnen er gevolgen zijn. Het BSN wordt bijvoorbeeld ook gebruikt in het administratief verleden van de burger ten behoeve van opgebouwde pensioenrechten en in medische dossiers.
Het BSN wordt alleen binnen de (semi-)overheid gebruikt. Het BSN veranderen, lost mogelijke problemen die gedupeerden ondervinden buiten de (semi-)overheid, zoals bij het afsluiten van leningen of abonnementen ook niet op.
Deelt u de mening dat een nieuw burgerservicenummer de gedupeerde ouders kan helpen om naast een nieuwe start ook een «schone start» te bieden door in het hele dossier «schoon schip» te maken en niet langer het risico te lopen dat er hier of daar een «vinkje» verkeerd staat?
Zoals ook bij vraag 3 wordt toegelicht, is het niet aannemelijk dat het verkrijgen van een nieuw BSN bijdraagt aan het maken van «schoon schip». Het nieuwe BSN komt in de plaats van het oude BSN, maar schoont het daaraan gekoppelde administratieve verleden niet op. Om «schoon schip» te maken is het vooral van belang dat alle onjuiste informatie wordt verwijderd uit de administraties van overheidsorganisaties. Het wijzigen van het BSN zorgt er niet voor dat «vinkjes» goed komen te staan. Dat het BSN wordt gewijzigd, zegt niets over wat met de rest van de gegevens gebeurt.
Deelt u de mening dat een nieuw burgerservicenummer eraan zal bijdragen dat ouders niet langer geconfronteerd worden met de gevolgen van het staan op «zwarte lijsten», ICT-systemen die niet of onvoldoende aan elkaar gekoppeld zijn waardoor de informatie over de afwikkeling van de schade niet overal in de dienst bekend is en dat de informatie-uitwisseling met andere (overheids)diensten zoals DUO, de banken of commerciële partijen veel beter zal verlopen?
Ik acht dat niet aannemelijk. Door het toekennen van een nieuw nummer wordt het administratieve verleden van de burger immers niet geschoond, zoals ook is aangegeven in het antwoord op vraag 3. Indien aan een burger een nieuw BSN is toegekend bestaat de mogelijkheid dat sommige vormen van informatie-uitwisseling tussen overheidspartijen en andere BSN-gerechtigde organisaties juist ingewikkelder wordt.» Zoals ook al bij vraag 3 is aangegeven speelt het BSN een sleutelrol in de communicatie tussen de overheid en de burger. Dat heeft tot gevolg dat het nieuwe BSN doorgevoerd moet worden in de werking van alle processen en applicaties van de BSN gerechtigde organisaties.
Bent u bereid om op korte termijn te onderzoeken of een nieuw burgerservicenummer kan bijdragen aan het oplossen van de problemen? Kunt u daarbij in kaart brengen wat de mogelijke negatieve consequenties zijn?
Het wijzigen van burgerservicenummers heeft veel onvoorziene en oncontroleerbare gevolgen, met name bij de (semi) overheid en de 40.000 zorgpartijen die niet zijn aangesloten op systematische verstrekkingen uit de Basisregistratie Personen (BRP). Ik ben echter bereid, samen met de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, te onderzoeken wat de consequenties van het wijzigen van een BSN zijn. De Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties zal het onderzoek leiden. Een oplossing zoeken voor de problemen van de gedupeerde ouders heeft echter prioriteit. Allereerst moet worden onderzocht in welke overheidsregistraties de gedupeerde ouders met onjuiste informatie staan geregistreerd en hoe deze onjuiste informatie zo snel mogelijk kan worden verwijderd.
Bent u bereid om zo snel mogelijk in kaart te brengen wat nodig is om de gedupeerde ouders bij de afwikkeling van de schade een nieuw burgerservicenummer te geven en welke termijn hiermee gemoeid is?
Het toekennen van een nieuw BSN in deze situatie vergt een wijziging van de Wet algemene bepalingen burgerservicenummer. Om te kunnen besluiten over een mogelijke wetswijziging, zouden in ieder geval eerst de consequenties van het op verzoek van de burger wijzigen van het BSN in kaart moeten worden gebracht. De Staatssecretaris van Binnenlandszaken Zaken en Koninkrijksrelaties zal, zoals in vraag 6 aangegeven, dit onderzoek leiden. Over de inhoud en tijdpad van dit onderzoek zal u later geïnformeerd worden. Indien de uitkomst is dat de baten opwegen tegen de negatieve consequenties, is het mogelijk om in kaart te gaan brengen wat er nodig is om dit uit te voeren.
Mocht uit dit onderzoek blijken dat een nieuw burgerservicenummer de gedupeerde ouders kan helpen met een «schone start» te beginnen, bent u bereid om dit zo snel mogelijk in de uitvoering mee te nemen?
Naast het beginnen met een «schone start» zullen er nog andere afwegingen moeten worden gemaakt om te kunnen bepalen of deze actie een wenselijk effect heeft voor deze gedupeerden. Daarnaast is het belangrijk dat deze oplossing uitvoerbaar is. Zodra alle aspecten tegen elkaar zijn afgewogen en als hieruit blijkt dat een nieuw burgerservicenummer voor deze groep gewenst is, zal ik mijn volledige ondersteuning bieden om dit tot stand te laten komen.
Het bericht 'Pensioenfondsen vrezen verlaging van pensioenen in de komende jaren' |
|
Corrie van Brenk (PvdA) |
|
Wouter Koolmees (minister sociale zaken en werkgelegenheid, viceminister-president ) (D66) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Pensioenfondsen vrezen verlaging van pensioenen in de komende jaren»?1
Ja.
Deelt u de vrees van de grote pensioenfondsen, voor verlaging van pensioenen na 2021? Zo nee, waarom niet?
Mijn belangrijkste uitgangspunt bij het transitie-ftk is de overstap naar het nieuwe pensioenstelsel. Dit betekent dat geen maatregelen genomen hoeven te worden als dat vanuit de overstap naar het nieuwe stelsel niet nodig is. Daartoe is mijn voornemen bijvoorbeeld om de huidige eisen aan het (minimaal) vereist eigen vermogen voor pensioenfondsen buiten werking te stellen. Heel concreet betekent dit bijvoorbeeld dat niet gekort hoeft te worden om een dekkingsgraad van 104% te realiseren.
Ik wil ook voorkomen dat het nieuwe stelsel belast wordt met een erfenis uit het huidige stelsel, waardoor het bijvoorbeeld lastiger kan worden het gewenste indexatieperspectief te realiseren. Als het voor de overstap naar het nieuwe stelsel nodig is maatregelen te nemen, moeten die daarom ook genomen worden. De financiële positie van veel pensioenfondsen is dusdanig dat niet uit te sluiten valt dat in de transitieperiode pensioenverlagingen nodig zijn om fit aan de start van het nieuwe stelsel te verschijnen.
Zoals ik in mijn brief van 16 december jl. aangaf, heb ik met de Pensioenakkoordpartijen afgesproken de gevolgen van het transitie-ftk op premie, opbouw en uitkeringen nader te bekijken in het licht van dit uitgangspunt en daarbij de inbreng uit de wetsconsultatie te betrekken.2
Is een scenario waarbij de pensioenen tot en met de invoering van het beoogde nieuwe pensioenstelsel elk jaar worden bevroren of verlaagd, een reëel scenario? Is het mogelijk dat dit gebeurt terwijl het totale pensioenkapitaal blijft toenemen, zoals in de periode 2010 – 2020? Is een dergelijk scenario voor het kabinet acceptabel?
Een dergelijke uitspraak kan in zijn algemeenheid niet worden gedaan. Net zoals de afgelopen jaren blijft de financieel-economische ontwikkeling en de financiële positie van pensioenfondsen leidend voor de vraag of pensioenen verlaagd moeten of verhoogd kunnen worden. Daarbij bestaan forse verschillen tussen pensioenfondsen. Ik kan wel bevestigen dat het verlichtende regime van het transitie-ftk ten opzichte van het reguliere ftk forse kortingen kan voorkomen en het indexatieperspectief de komende jaren al vergroot. Gelet op de verschillende uitgangsposities, fondsspecifieke keuzes en kenmerken zal dit per fonds verschillen. Voor de pensioenfondsen díe moeten korten, zullen de kortingen naar verwachting kleiner zijn. Het transitie-ftk biedt daarnaast een ruimere mogelijkheid om de pensioenen te verhogen. Door het transitie-ftk kan het pensioenfonds een evenwichtiger, uitlegbaarder en verantwoorder overstap uitvoeren.
Welke voorbeelden kunt u noemen van geïndustrialiseerde landen die een lagere rekenrente hanteren dan in Nederland het geval is?
De laatst beschikbare vergelijking is te vinden in het EIOPA Stress Test rapport uit 2019.3 Uit de vergelijking in figuur 2.3 op pagina 18 blijkt dat Denemarken een lagere rekenrente hanteert dan Nederland.
Welke voorbeelden kunt u noemen van geïndustrialiseerde landen met een groter collectief gespaard pensioenvermogen dan Nederland, uitgedrukt als percentage van het bruto binnenlands product (BBP)?
Er zijn mij geen landen bekend met een groter collectief gespaard pensioenvermogen dan Nederland.
Klopt het dat monetaire autoriteiten streven naar een hogere prijsinflatie dan thans het geval is? Erkent u dat de Nederlandse rekenregels voor pensioenfondsen dit streven rechtstreeks ondermijnen?
De ECB stelt haar monetaire beleid in onafhankelijkheid vast. Het klopt dat de Europese Centrale Bank (ECB) naar een hogere prijsinflatie streeft dan thans het geval is. Het Nederlandse toezichtkader voor pensioenfondsen is er niet op gericht het streven van de ECB naar een bepaalde prijsinflatie te ondersteunen.
Erkent u dat het gevoerde monetaire beleid de marktrente omlaag drukt terwijl de rendementen op het pensioenvermogen daar juist fors van profiteren?
Ik erken dat.
Waarom wordt het zuur van de gemanipuleerde rentestand wel volledig met gepensioneerden gedeeld maar het zoet van het extra rendement op het kapitaal totaal niet?
De financiële positie van veel pensioenfondsen is niet zodanig dat zij behaalde rendementen direct kunnen vertalen in pensioenverhogingen. Als die financiële positie wel zodanig was, zouden deelnemers en gepensioneerden ook directer profiteren van behaalde rendementen. Met het transitie-ftk heb ik met het zicht op en indachtig het nieuwe stelsel naar ruimte binnen het huidige ftk gezocht om de indexatiemogelijkheden te vergroten. Het transitie-ftk biedt daarom een ruimere mogelijkheid om de pensioenen te verhogen.
Waarom beschouwt u het structureel hanteren van een veel hogere rekenrente voor het vaststellen van de premies als noodzaak terwijl u tegelijkertijd een hogere rekenrente voor het vaststellen van de verplichtingen blijft afwijzen?
Het is aan decentrale sociale partners om te bepalen of zij de premie bij een fonds willen dempen met een wettelijk gemaximeerd rendement. Het is dus niet zo dat de wetgever dit als een noodzakelijke methode voor de premievaststelling voorschrijft. Er zijn ook fondsen waarbij de premie niet wordt gedempt en wordt vastgesteld op basis van de risicovrije rente. Een gedempte premie leidt op het moment van inkoop van nieuwe pensioenaanspraken tot een vergroting van een dekkingstekort. Een belangrijk verschil met een hogere rekenrente voor de vaststelling van de verplichtingen is echter dat die premie nog jarenlang belegd blijft worden binnen het fonds en daar in verwachting nog een rendement op gemaakt kan worden. Een hogere rekenrente voor de vaststelling van de verplichtingen, leidt er echter direct toe dat er meer geld het fonds uitstroomt. Over dat extra uitgekeerde geld kan geen beleggingsrendement meer worden gemaakt, waardoor een eventueel tekort voor de actieve deelnemers en slapers in het fonds met zekerheid verder wordt vergroot.
Erkent u dat zelfs de gedempte premiesystematiek eigenlijk al niet meer voldoet om de premies beperkt te houden? Zo ja, waarom beschouwt u dit dan niet als het failliet van de rekenrente systematiek volgens het geldende Financieel Toetsingskader (FTK)?
De lage rente betekent dat sparen voor later duur is. Zo blijkt ook uit het onderzoek van het CPB waarover ik u op 22 september jl. heb geïnformeerd.4 Dat zie je terug op diverse plekken in het pensioenstelsel, waaronder bij het vaststellen van de premie. Om de impact op de loonkosten te beperken, mag de premie gedempt worden. Sociale partners en pensioenfondsbesturen kozen hier de afgelopen jaren in toenemende mate voor. Een andere premiedempingssystematiek verandert niet dat bij de huidige premies een pensioenuitkering onder de «kostprijs» wordt toegezegd. In het nieuwe stelsel zijn premies per definitie kostendekkend, omdat geen aanspraken worden toegezegd.
Deelt u de mening dat gepensioneerden in Nederland een waardevolle economische motor kunnen zijn in moeilijke tijden, juist dankzij ons wereldwijd ongeëvenaarde pensioenkapitaal? Waarom gebruikt het kabinet de unieke kracht van ons pensioenstelsel niet om het consumentenvertrouwen en de economie te helpen stabiliseren? Beseft u dat u in feite het tegenovergestelde doet?
Gepensioneerden, maar ook andere huishoudens, zijn in Nederland een belangrijke motor voor de ontwikkeling van de economie. Te doen zoals de vraagsteller suggereert, betekent dat vermogen dat is gereserveerd voor een langetermijntoezegging op korte termijn wordt uitgekeerd. Het toezichtkader is er juist voor om te zorgen voor een adequaat pensioen voor alle generaties. Bij de huidige precaire financiële posities van de pensioenfondsen vind ik een dergelijke aanpassing extra kwetsbaar en juist ondermijnend voor het vertrouwen in het pensioenstelsel.
Klopt het dat het algehele rendement van pensioenfondsen in 2020 volgens de rekenregels van het beoogde nieuwe pensioenstelsel juist zou leiden tot een (gespreide) verhoging van de pensioenen?
Per saldo valt niet vast te stellen of de pensioenen in het nieuwe contract hoger of lager zouden zijn geweest dan in het huidige contract. Dat zal per fonds en per gekozen invulling van de toedelingsregels en rente-afdekkingsbeleid verschillend zijn. In algemene zin geldt dat in het nieuwe contract positieve overrendementen sneller aan de deelnemers en gepensioneerden ten goede komen, omdat geen buffers meer opgebouwd hoeven te worden. Hierdoor zullen pensioenen ook sneller naar beneden bijgesteld moeten worden bij tegenvallers. Datzelfde geldt voor fondsen waarbij sprake is van een tekortsituatie. Naar verwachting zal er vaker een positief overrendement worden behaald waarmee de pensioenen kunnen worden verhoogd.
Het bericht ‘Wederom groot aantal geneesmiddelentekorten' |
|
Chris Jansen (PVV) |
|
Tamara van Ark (minister zonder portefeuille volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met de situatie zoals geschetst door de apothekersorganisatie over wederom een groot aantal geneesmiddelentekorten?1
Ja.
Wanneer bent u hiervan op de hoogte gebracht?
Geneesmiddelentekorten zijn al jarenlang een hardnekkig, wereldwijd probleem. De jaarcijfers 2020 van Farmanco zijn mij sinds 21 januari bekend. Het Meldpunt geneesmiddelentekorten en -defecten (hierna: het Meldpunt) heeft in januari gewerkt aan diens eindrapportage van 2020. Deze is inmiddels gedeeld met uw Kamer2.
In de afgelopen jaren zagen we ieder jaar een significante toename van het aantal meldingen. Dit jaar waren er door de coronacrisis aanvullende zorgen over de beschikbaarheid van geneesmiddelen, vanwege een wereldwijd toegenomen vraag naar bepaalde geneesmiddelen en onzekerheden over de geneesmiddelenvoorziening door signalen over lockdowns en verminderde productiecapaciteit. Desondanks zien we dit jaar een afvlakking van de groei van het aantal meldingen bij Farmanco en bij het Meldpunt.
Er wordt langs verschillende actielijnen gewerkt aan het aanpakken van tekorten. 3 Europese samenwerking is belangrijk om de complexe oorzaken van geneesmiddelentekorten te adresseren. Zo wordt door de Europese Commissie – mede op aandringen van Nederland – onderzoek gedaan naar de afhankelijkheden van Europa en de oorzaken van (toenemende) geneesmiddelentekorten. Deze resultaten worden september 2021 verwacht en bieden de basis voor maatregelen op Europees niveau. Nationaal werken we zoveel mogelijk aan het adresseren van de gevolgen van geneesmiddelentekorten, onder andere door de werkzaamheden van het in 2017 opgerichte Meldpunt en de samenwerking in de werkgroep geneesmiddelentekorten. Met de uitwerking van de ijzeren voorraad worden de voorraden in de keten verhoogd. Met meer voorraad kunnen problemen die ontstaan beter overbrugd worden.
Welke maatregelen heeft u genomen sinds u hiervan op de hoogte bent gebracht? Welke aanvullende maatregelen gaat u nog nemen en wanneer?
Zie antwoord vraag 2.
Waarom zijn er nog geen significante stappen gezet richting het opzetten van een extra voorraad geneesmiddelen?
De uitwerking van de ijzeren voorraad kent verschillende vraagstukken die nadere uitwerking behoeven. Financiering is daar een van, maar niet de enige. Zo hebben zowel enkele veldpartijen als uw Kamer mij gevraagd om bij de uitwerking van de ijzeren voorraad rekening te houden met de Europese ontwikkelingen en maatwerk toe te passen (geen one-size-fits-all benadering voor alle geneesmiddelen).4 Ik breng daarom op dit moment in kaart op welke wijze andere Europese landen hun voorraadbeleid ingericht hebben. Maatwerk is nodig omdat sommige geneesmiddelen zich niet lenen voor een voorraad van vijf maanden, bijvoorbeeld door korte houdbaarheid.
Klopt de conclusie dat dit komt door gesteggel over prijzen?
Zie antwoord vraag 4.
Heeft de aandacht voor de coronacrises inderdaad geleid tot minder aandacht voor tekorten aan geneesmiddelen en waarom is de Kamer hier niet actief over geïnformeerd?
Nee, er is juist sprake van verhoogde aandacht voor het voorkomen en opvangen van geneesmiddelentekorten. Deze aandacht is deels gericht geweest op mogelijke geneesmiddelentekorten als gevolg van de coronacrisis. Zowel het Meldpunt geneesmiddelentekorten en -defecten, de veldpartijen als de overheid zijn sinds het begin van de coronacrisis extra alert wegens een wereldwijd toegenomen vraag naar bepaalde geneesmiddelen (bijvoorbeeld de geneesmiddelen waarmee patiënten op de IC worden behandeld) en signalen over kwetsbaarheden van de keten door verminderde productiecapaciteit en lockdowns. Uw Kamer is meerdere malen geïnformeerd over de aanvullende maatregelen die zijn ingezet om geneesmiddelentekorten als gevolg van de covid-19 crisis zoveel als mogelijk te voorkomen.5 Hierdoor zijn grote problemen rondom de beschikbaarheid uitgebleven.
Zijn er signalen bekend over complicaties die zijn opgetreden bij patiënten door gebrek aan geneesmiddelen? Zo ja, over welke aantallen gaat dit dan?
Het is belangrijk om een onderscheid te maken tussen de meldingen die Farmanco en het Meldpunt ontvangen en een situatie waarin er sprake is van een tekort. In 99% van de gevallen is er gelukkig een oplossing voor de patiënt. In de meeste gevallen kan een patiënt overgezet worden op een geneesmiddel met dezelfde werkzame stof, bijvoorbeeld van een ander merk, of kunnen met toestemming van de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd alternatieven uit het buitenland worden ingezet.
Alhoewel er geen calamiteiten zijn gemeld, kunnen geneesmiddelentekorten in sommige gevallen wel degelijk vervelende consequenties hebben voor patiënten. Denk hierbij aan het tekort in 2017 aan het geneesmiddel Thyrax (schildklierhormoon). In de uitzonderlijke gevallen waarbij geen alternatief kon worden gevonden is in nauw overleg met de beroepsgroep besloten wat de beste oplossing was. Dat is per geval verschillend.
Zo worden er bijvoorbeeld afspraken gemaakt om een geneesmiddel beperkt voor te schrijven, bijvoorbeeld alleen voor de patiënten die niet overgezet kunnen worden naar een ander middel. Er kan ook met apothekers afgesproken worden om tijdelijk kleinere hoeveelheden aan patiënten mee te geven. Sinds 2017 heeft het College ter Beoordeling van Geneesmiddelen circa 13 keer een dergelijke maatregel gepubliceerd.
Vervuilende dieselauto’s |
|
Suzanne Kröger (GL) |
|
Stientje van Veldhoven (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (D66) |
|
![]() |
Heeft u onderzoek laten doen naar de gevolgen voor de luchtkwaliteit als gevolg van uw besluit om de regels rond de emissie-eisen van vervuilende dieselauto’s uit te hollen?
Voor het inschatten van het effect van aanpassing van de norm is een nadere analyse uitgevoerd van de resultaten van in het buitenland uitgevoerde veldtesten. In het bijzonder is daarbij gekeken naar het grootschalige meetonderzoek dat in 2019 door de Belgische organisatie GOCA1 is uitgevoerd.
Wat zijn de gevolgen voor de luchtkwaliteit van het met 400% verslappen van de deeltjesnorm?
Het verplichtstellen van de nieuwe APK-test leidt tot een structureel, lange termijn milieueffect van 121 duizend kg fijnstofreductie. Deze inschatting is 9 duizend kg (7%) lager dan de eerder gemaakte inschatting van 130 duizend kg fijnstofreductie voor de strengere afkeurnorm voor auto’s vanaf 2015. Het verschil tussen beide inschattingen is naar verhouding klein omdat door aanpassing van de norm alleen auto’s met een klein roetfilterdefect afvallen voor het milieueffect.
Wat zijn de gevolgen voor de luchtkwaliteit van langer uitstel gunnen aan voertuigen waarvan de uitstoot hoger is dan de wettelijke norm en het later invoeren van de apk-regels hiervoor?
Door verruiming van de overgangsregeling wordt aan meer auto’s uitstel geboden om aan de nieuwe APK-test te voldoen. Als gevolg hiervan ligt het milieueffect van de nieuwe APK-test tijdelijk lager. Het uiteindelijke milieueffect blijft gelijk. Het tijdelijke lagere effect als gevolg van de overgangsregeling wordt voor een deel gecompenseerd door het milieueffect van de MRB-toeslag voor dieselauto’s met een afgemeld roetfilter. Het half jaar uitstel van de invoering betekent dat het milieueffect een half jaar later in werking treedt.
Kunt u aangeven wat de gevolgen van deze maatregelen zijn voor de volksgezondheid? Heeft u onderzocht tot hoeveel extra ziekenhuisopnames en voortijdige sterfte dit gaat leiden, cumulatief voor de gehele periode dat deze voertuigen de lucht vervuilen? Zo nee, waarom niet? Zo ja, was dit van belang voor dit besluit?
Met een structureel milieueffect van 121 duizend kg vermindering van de fijnstofuitstoot door verkeer bedragen de maatschappelijke baten van invoering van de nieuwe APK-test € 20,6 mln. Bij maatschappelijke baten door schonere lucht2 gaat het met name om vermeden kosten voor gezondheidszorg. Als gevolg van de meer soepele norm voor auto’s vanaf 2015 zijn deze baten € 1,5 mln. lager (7%) dan met de scherpere norm.
Het effect van de nieuwe APK-test voor de volksgezondheid wordt meegenomen in de tweejaarlijkse doorrekening van de gezondheidsindicator, die in het kader van het Schone Lucht Akkoord door het RIVM zal worden gedaan. Met deze doorrekening worden de gezondheidseffecten (vroegtijdige sterfte en gemiddelde levensduurverkorting) van het totale pakket aan maatregelen uit het Schone Lucht Akkoord in beeld gebracht.
Is de tragere en minder effectieve invoering van de apk-regels voor te vuile diesels in lijn met de EU-regels hiervoor?
Met de invoering per 1 juli 2022 van de nieuwe APK-test handelt Nederland in lijn met de EU-regels. De EU-regels staan toe dat een Europese APK-punt volgens een betere testmethode wordt gecontroleerd. De roetdeeltjesmeting is een veel effectievere controlemethode voor de uitlaatgassen van dieselauto’s dan de Europees aanbevolen roetmeting en uitlezing van het On-Board Diagnose (OBD) Systeem. Op Europees niveau wordt een deeltjestest voor controle van roetfilters vermoedelijk pas rond 2028 verplicht gesteld. Duitsland en België zijn nu ook al bezig met de invoering van deze nieuwe test.
Wat zijn de maatschappelijke kosten van de extra vervuiling die door dit besluit wordt gegenereerd?
Zie antwoord vraag 4.
Heeft u andere partijen uit het Schone Lucht Akkoord (SLA) geconsulteerd, voordat u dit besluit nam? Heeft u advies van de Gezondheidsraad of kennisinstituten ingewonnen?
In het Schone Lucht Akkoord is afgesproken dat de rijksoverheid voor dieselauto’s een nieuwe APK-roetfiltertest op basis van het aantal roetdeeltjes invoert. Met mijn besluit om de nieuwe APK-test op een aangepaste wijze in te voeren kom ik deze afspraak na en voer ik ook het verzoek van de Kamer uit om de test meer te focussen op (effecten vergelijkbaar met) verwijderde roetfilters. Met de invoering van de nieuwe test geef ik tevens invulling aan het advies van de Gezondheidsraad van 23 januari 20183 om prioriteit te geven aan het terugdringen van de fijnstofuitstoot door het wegverkeer, vooral afkomstig van dieselvoertuigen.
Kunt u deze vragen beantwoorden voor het AO Leefomgeving van 11 februari 2021?
Ja.
De nieuwe Bob-campagne in België om rijden onder invloed tegen te gaan. |
|
Wytske de Pater-Postma (CDA) |
|
Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA), Cora van Nieuwenhuizen (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD) |
|
![]() |
Kent u het artikel «Dronken automobilisten in België ontvangen sleutelhanger met naam doodgereden kind»?1
Ja.
Bent u het eens dat de in België ontwikkelde Bob-campagne, die we ook in Nederland hebben overgenomen, zeer succesvol is?
Ja, in 2019 heeft de BOB-Campagne de «Consistent Award» gewonnen voor beste langlopende campagne. Inmiddels weet 99% van de automobilisten dat de BOB nuchter blijft en vindt 84% dat je geen alcohol moet drinken als je nog moet autorijden.
Hoe kijkt u tegen deze nieuwe Belgische versie van de Bob-campagne aan?
Het is niet zozeer een nieuwe BOB-campagne want de reguliere BOB-campagne blijven ze in België gewoon voeren. De actie waar het hier om gaat is een initiatief van Ouders van Verongelukte Kinderen (OVK) en is een aanvulling op de reguliere BOB-campagne. Bij de reguliere campagne krijgen nuchtere bestuurders een BOB-sleutelhanger. Bij deze aanvullende actie ontvangen bestuurders die gedronken hebben een sleutelhanger in de vorm van de naam van een van de verongelukte kinderen. Deze kunnen zij bij het VIAS-Institute inruilen voor een sensibiliseringscursus waar ingezet wordt op risicobesef, eigen verantwoordelijkheid en gedragsverandering. Dit is een Belgisch kennisinstituut op het gebied van verkeersveiligheid die ook de BOB-licentie beheert en interventies aanbiedt. In hoeverre dit initiatief effectief is moet blijken uit de ervaringen uit België.
Kunt u bij uw Belgische collega navragen wanneer men in België zal komen met een evaluatie van deze nieuwe Bob-campagne?
Er is contact gelegd met OVK en met het VIAS. VIAS gaf aan dat er niet standaard een evaluatie komt omdat het een privaat initiatief is. Het is ook nog de vraag of het eenmalig was of herhaald gaat worden. Zodra wij de strategie bepalen voor een nieuwe verkeersveiligheidscampagne in Nederland zal ik zorgen dat wij bij VIAS vragen of zij informatie voor ons hebben die wij mee kunnen nemen bij de afwegingen.
Kunt u aangeven of deze nieuwe Belgische versie van de Bob-campagne in België ook gepaard gaat met extra handhaving door extra alcoholcontroles?
Ja, deze campagne is gelanceerd voor het «weekend zonder alcohol». Tijdens dat weekend voert de politie alcoholcontroles uit door het hele land en dat is een vast onderdeel tijdens de reguliere BOB-campagne.
Bent u bereid te onderzoeken of deze campagne ook overgenomen kan worden in Nederland en de Kamer hierover informeren?
Ik zal het idee en de evaluatie hiervan meenemen bij de strategiebepaling voor de komende versie van de BOB-Campagne om te kijken of het een goed idee is dit ook in Nederland te doen. Aangezien wij intensief samenwerken met onder andere Veilig Verkeer Nederland, politie, TeamAlert en de provincies zal ik het idee ook met hen bespreken. Ik zal uw Kamer hier na de zomer verder over informeren.
Bent u dan ook bereid te onderzoeken of deze campagne gekoppeld zou kunnen worden aan meer alcoholcontroles in Nederland, indien u bereid bent deze nieuwe Belgische Bob-campagne ook in Nederland uit te voeren?
In Nederland wordt al extra gecontroleerd op alcohol gedurende de campagneperioden. Dit vindt plaats met intensivering van informatie gestuurde controles, waarbij onder andere omgevingsfactoren, de tijd van het jaar, weersgesteldheid, evenementen of gebeurtenissen input zijn voor gerichte controles. Dit gebeurt dus al, ongeacht of wij de actie van OVK overnemen.
Het bericht ‘Knullig: waarom storm toch voor hinder zorgt op HSL ondanks windschermen‘ |
|
Rutger Schonis (D66) |
|
Stientje van Veldhoven (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (D66) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Knullig: waarom storm toch voor hinder zorgt op HSL ondanks windschermen»?1
Ja.
Klopt het dat door het niet aanpassen van de windwaarschuwingssystemen treinen niet konden rijden op de hogesnelheidslijn tijdens harde wind bij de Moerdijkbrug op 21 januari 2021? Zo ja, waarom is dit systeem niet aangepast? Zo nee, waardoor dan wel?
Ja dit klopt. De overlast is echter beperkt gebleven omdat het vooral hard waaide in de nachtelijke uren. Slechts enkele treinen in de vroege ochtend zijn hierdoor geraakt.
Het effect van een windwaarschuwing is dat treinen met een lagere snelheid, of niet meer, mogen rijden omwille van de veiligheid. Bij welke hoeveelheid wind gewaarschuwd dient te worden, is afhankelijk van het meest windgevoelige punt op het HSL traject. Op de zuidsectie van de HSL was dat voorheen de brug over het Hollandsch Diep. Na plaatsing van de windschermen op de Brug Hollandsch Diep is dat de brug over de Mark. De normen van het windwaarschuwingssysteem moeten nog aangepast (herijkt) worden aan de brug over de Mark, het nieuwe meest windgevoelige punt.
ProRail werkt sinds oktober in overleg met de ILT aan de aanpassing van de normen. Het windwaarschuwingssysteem is uniek in Nederland en het opstellen van de juiste onderbouwing voor het aanpassen van de normen is daardoor complex en kost tijd. ProRail verwacht de normen, mits de externe beoordelaar zijn akkoord geeft, binnen enkele weken te kunnen aanpassen.
Om de volledige baten van de nieuwe windschermen te kunnen benutten moeten vervolgens nieuwe windmeters worden geplaatst en gekalibreerd, ter hoogte van het nieuwe meest windgevoelige punt. Voor deze kalibratie is het nodig om in een groot aantal weersomstandigheden windmetingen uit te voeren. Dit kost daardoor 1 tot 2 jaar.
Kunt u toelichten wie ter verantwoording geroepen kan worden in de huidige publiek-private samenwerkingsconstructie (pps-constructie) op beschikbaarheid van de baan? Is dit ook het geval bij windstremmingen?
Onder de PPS constructie van de HSL-Zuid is Infraspeed in opdracht van IenW verantwoordelijk voor de beschikbaarheid van de HSL-Zuid infrastructuur. Hierbij is een aantal zaken afgesproken waar Infraspeed contractueel niet voor verantwoordelijk kan worden gehouden. Het windwaarschuwing systeem is er daar één van. De verantwoordelijkheid van een veilige werking hiervan ligt bij ProRail.
Ziet u mogelijkheden om de snelheid van treinen op dit traject te verhogen, nu er windschermen zijn geplaatst?
Zodra de normen van het wind waarschuwingssysteem zijn aangepast, zal er door de treinen ook bij harde wind vaker met normale snelheid kunnen worden gereden. De volledige baten van nieuwe windschermen worden benut met het plaatsen en kalibreren van de te plaatsen windmeters. Verhoging van de snelheid op het HSL-traject vindt plaats na volledige instroom van de Intercity Nieuwe Generatie (ICNG).
Wat is de huidige stand van zaken rondom de Intercity Nieuwe Generatie (ICNG)?
Afgelopen voorjaar heb ik uw Kamer geïnformeerd over dat NS, mede vanwege de impact van COVID-19, niet meer kan voldoen aan de concessieverplichting om de ICNG op het traject Amsterdam-Breda in dienstregelingsjaar 2021 volledig te laten instromen. Ik heb uw Kamer gemeld dat de instroom in 2021 nog wel start, maar naar verwachting van NS in de loop van 2022 kan worden afgerond.2
Ziet u mogelijkheden om de snelheid van de ICNG op het baanvak van de HSL-zuid eerder te verhogen dan 2023?
NS kan het besluit over de verhoging van de snelheid op de HSL naar 200 km/uur pas nemen wanneer alle huidige treinen zijn vervangen en na afronding van het proefbedrijf. Bij het proefbedrijf worden alle processen in Nederland die zich rond de toekomstige inzet van de trein gaan afspelen uitvoerig getest. Met dit uitgebreide testprogramma kunnen kinderziektes zoveel mogelijk opgespoord en opgelost worden voordat de trein ingezet wordt in de dienstregeling. Dit gebeurt op basis van voldoende ervaring in de reizigersdienst en een voldoende onderbouwd ingebruiknameadvies. Dit is in lijn met de aanbevelingen uit de Parlementaire Enquête Fyra. NS zal eerst zonder reizigers testen, daarna met reizigers en als bekend is hoe de trein het in de praktijk doet en alle treinen vervangen zijn, zal de snelheid worden verhoogd. Dat houdt in dat de snelheidsverhoging per start van dienstregeling 2023 zal plaatsvinden, of eerder indien blijkt dat de treindienst met ICNG voldoende betrouwbaar is en een tussentijdse aanpassing in dienstregeling 2022 mogelijk is.3
Het verbod op verrijkte kooien voor leghennen |
|
Frank Wassenberg (PvdD) |
|
Carola Schouten (viceminister-president , minister landbouw, natuur en voedselkwaliteit) (CU) |
|
![]() |
Kunt u bevestigen dat het, veertien jaar na de aangenomen motie Thieme, sinds 1 januari 2021 eindelijk verboden is om leghennen te houden in zogenaamde «verrijkte kooien», waarin de dieren nauwelijks meer dan 1 A4-tje ruimte en een zitstok van 15 centimeter per kip hebben?1
Vanaf 1 januari 2021 is het in Nederland verboden leghennen te houden in verrijkte kooien. Hiermee zijn de eisen aan huisvesting voor leghennen in Nederland strenger dan de eisen die Europees gesteld worden.
Kunt u bevestigen dat in 2018 meer dan zes miljoen dieren (6.234.000 leghennen, exclusief opfokleghennen) nog in verrijkte kooien moesten leven?2
Eerder heb ik uw Kamer (Kamerstuk 35 000 XIV, nr. 8) abusievelijk gemeld dat er maximaal 6.234.000 leghennen in verrijkte kooien leefden. Het genoemde aantal betrof echter het aantal leghennen in zogenaamde aangepaste kooien. In Nederland betreft dit verrijkte kooien en koloniekooien tezamen. Uit de gegevens van het Controle Orgaan Kwaliteits Zaken (COKZ) blijkt dat het aantal leghennen in verrijkte kooien lager lag.
Kunt u bevestigen dat er in 2019 nog 14 bedrijven waren die leghennen hielden in verrijkte kooien?3
In 2019 stonden er 14 bedrijven geregistreerd met verrijkte kooien.
Kunt u garanderen dat in de Nederlandse pluimveehouderij op 1 januari 2021 geen enkele kip meer haar leven hoeft te slijten in een verrijkte kooi? Zo nee, waarom niet? Zo ja, op welke wijze laat u dit controleren?
Nee, controle hierop wordt zo spoedig mogelijk uitgevoerd door het COKZ. Voor één legbedrijf heb ik op grond van artikel 10.1, eerste lid, van de Wet Dieren een tijdelijke ontheffing van maximaal zeven maanden verleend voor één stal. De geplande ombouw heeft door de COVID-19-pandemie (bouwbedrijf dat afspraken niet na kon komen) niet tijdig plaats kunnen vinden.
Klopt het dat u niet de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) laat handhaven op het verbod op verrijkte kooien, maar dat u dit overlaat aan de private organisatie COKZ (Stichting Controle Orgaan Kwaliteitszaken)? Zo ja, waarom? Zo nee, hoe zit het dan?4
Zowel inspecteurs van de NVWA als van het COKZ zijn op grond van het Besluit aanwijzing toezichthouders Wet dieren bevoegd om toezicht te houden op het Besluit Houders van Dieren waarin het verbod op het houden van leghennen in verrijkte kooien is vastgelegd.
Inspecteurs van het COKZ bezoeken, in het kader van het toezicht op de handelsnormen (Vo. (EG) 589/2008), frequenter pluimveehouders die leghennen houden dan inspecteurs van de NVWA. Bij een dergelijke inspectie door de inspecteurs van het COKZ controleren zij ook standaard of de pluimveehouder zich houdt aan de huisvestingseisen, inclusief het verbod op verrijkte kooien, van het Besluit houders van Dieren. Door deze werkwijze is het toezicht efficiënt ingericht.
Zijn alle bedrijven met verrijkte kooien inmiddels al gecontroleerd en hoe houdt u hier als Minister zicht op?
Ik verwijs uw Kamer hiervoor naar de antwoorden op vraag 4 en 5.
Kunt u deze vragen één voor één en binnen de gebruikelijke termijn beantwoorden?
Het is helaas niet gelukt om de vragen binnen de gestelde termijn te beantwoorden en derhalve heeft uw Kamer een uitstelbrief ontvangen.
De commodificatie van water en waterroof door Nederlandse financiële instellingen |
|
Lammert van Raan (PvdD) |
|
Wopke Hoekstra (minister financiën) (CDA) |
|
![]() |
Herinnert u zich onze Kamervragen van 17 en 22 december 2020 naar aanleiding van de continue stroom van signalen dat keer op keer blijkt dat de financiële sector zichzelf niet kan reguleren en dat financiële instellingen toch blijven investeren in bedrijven die zich schuldig maken aan ontbossing, biodiversiteitsverlies, milieudelicten, corruptie, mensenrechtenschendingen en ecocide?1
Ja.
Kent u de artikelen «Water vindt zijn weg naar Wall Street»2 en «Waterroof: mede mogelijk gemaakt met ons pensioengeld»3 van Follow the Money van 13 en 19 januari 2021 respectievelijk, over dat water, naarmate de schaarste toeneemt, steeds interessanter wordt als financieel product, en daardoor ook steeds ontoegankelijker, de rol van de Nederlandse financiële sector in wereldwijde waterroof en het feit dat financiële instellingen in de praktijk nauwelijks aandacht hebben voor duurzaam waterbeleid?
Ja.
Erkent u dat water een primaire levensbehoefte is en het recht op water een mensenrecht is? Waarom wel of niet?
Nederland heeft op de zevende zitting van de Mensenrechtenraad (3 tot 28 maart 2008) het recht op water en sanitatie als mensenrecht erkend4. Erkenning van dat recht verschaft Nederland in de beleidsdialoog met partnerlanden de legitimiteit om te wijzen op de plichten van de overheid en de rechten van de bevolking, vooral de rechten van de meest kwetsbare groepen. Zo kan worden bijgedragen aan het terugdringen van de achterstanden in de realisering van de SDG’s.
Hoe beoordeelt u de toenemende commodificatie van water, die van water in toenemende mate een verhandelaar product maakt, dat verkocht en gekocht dient te worden?
Het kabinet baseert zijn oordeel op de maatschappelijke, economische en milieu en natuurfuncties die water vervult: mensenrecht, «common pool resource», basisvoorziening en verhandelbaar product. Grote gebruikers van water zijn de landbouw- en energiesectoren en de industrie. Huishoudens zijn kleinere gebruikers. Ook voor gezonde natuur dient water beschikbaar te zijn.
Commodificatie van water kan economisch efficiënt gebruik en verdeling van water bevorderen en risico’s mitigeren van watergebrek in situaties van schaarste. Toenemende schaarste kan commodificatie in de hand werken. Een watermarkt vergt een specifieke combinatie van infrastructuur, administratief systeem, regulering, marktspelers en -dynamiek. Er zijn tot nu toe maar weinig markten waar water wordt verhandeld. Ervaring is dat deze markten soms wel, soms niet tot economisch efficiënter gebruik en verdeling van water leiden. Het perspectief dat commodificatie bijdraagt aan een maatschappelijk gewenste verdeling en toegankelijkheid van water is beperkt.
Op welke manier kan de commodificatie van water volgens u de toegang tot water beperken?
Commodificatie kan leiden tot speculatie en prijsopdrijving. Ook kan commodificatie via het verwerven van landeigendomsrechten leiden tot beperking van de toegang tot waterbronnen. Dit effect van commodificatie is ongewenst, gezien de maatschappelijke en milieufuncties die water vervult. Als dit niet goed wordt gereguleerd, dan kan gebrek aan koopkracht de toegang tot water beperken voor maatschappelijke of milieufuncties.
Erkent u dat er partijen zijn die belang hebben bij de toenemende waterschaarste, doordat waterschaarste de prijs van water zal opdrijven en aanzet tot het opkopen van water voor de langetermijnvoorziening, en om met winst door te verkopen, en dat de prikkel om duurzaam om te gaan met water zo wegvalt? Waarom wel of niet?
In een markt leidt schaarste vaak tot prijsstijging. Partijen met verhandelbare waterrechten kunnen dan ook belang hebben bij schaarste. Hun handelen wordt niet per se gedreven door de prikkel om duurzaam om te gaan met water.
Op welke manier vindt u de gevolgen van water als handelswaar, die water minder of niet toegankelijk maakt voor sommige mensen, te rechtvaardigen in het licht van het recht op water als mensenrecht?
Het is niet te rechtvaardigen dat handel in water de realisering van het sociaaleconomisch mensenrecht op water verhindert. Veel landen hebben dit recht verankerd in wetgeving en beleid door daarin vast te leggen dat huishoudelijk gebruik prioriteit heeft boven andere gebruiksfuncties. De Verenigde Naties (VN) hebben dit mensenrecht vertaald in het duurzame ontwikkelingsdoel nummer 6, dat per 2030 universele toegang tot veilig drinkwater nastreeft (SDG 6.1). Het VN-syntheserapport uit 2018 over de voortgang op SDG 6 laat zien dat de meeste landen niet op koers liggen om dit doel te realiseren.
Een gebrekkige toegang tot veilig drinkwater lijkt overigens in weinig gevallen het gevolg van handel in water. Vaak is gebrekkige toegang tot veilig drinkwater het gevolg van slecht bestuur dat een collectieve basisvoorziening als drinkwater in de weg staat, een gebrek aan investeringen, slecht onderhoud van bestaande voorzieningen, enz.
Op welke manieren zet u zich in om de commodificatie van water tegen te gaan en bent u bereid tot een steviger inzet, nu blijkt dat deze ontwikkeling doorzet? Bent u bereid om, t.b.v. de besluitvorming door een volgend kabinet, plannen voor te bereiden voor een steviger inzet tegen de commodificatie van water? Waarom wel of niet?
In 2018 heeft het High Level Panel on Water (HLPW), waar MP Rutte samen met 11 regeringsleiders en staatshoofden deel van uitmaakte, een advies uitgebracht aan de Secretaris Generaal van de VN en de President van de Wereldbank5. Nederland leidde destijds de advisering op het gebied van het «waarderen» van water. Het HLPW stelt dat de financiële waarde slechts een van de vele waarden is die water vertegenwoordigt; sociale, ecologische, religieuze en spirituele waarden zijn andere. Het HLPW stelt dat bij besluiten die impact hebben op water, al deze waarden moeten worden (h)erkend en meegewogen – en identificeert hiervoor vijf principes. Deze principes perken de ruimte voor commodifcatie in.
In 2019 heeft het kabinet het Valuing Water Initiative (VWI) gestart. Dit initiatief ondersteunt overheden, ondernemers en gemeenschappen om bovengenoemde principes te operationaliseren in beleid, plannen, beslissingen en gedrag. VWI werkt met onder meer overheden in ontwikkelingslanden, multinationale bedrijven, waternutsbedrijven, multilaterale organisaties zoals Wereldbank en OESO, maatschappelijke organisaties, jeugdvertegenwoordigers en wetenschappers. VWI werkt met 14 grote mondiale investeerders (waaronder pensioenfondsen), die samen 2.1 biljoen dollar beheren, om hen bewuster te maken van het risico dat zij lopen en van schade die zij aanrichten door in bedrijven te blijven investeren die waterproblemen (schaarste, vervuiling) veroorzaken. Het is de intentie dat deze samenwerking eraan bijdraagt dat deze investeerders betere prestaties op watergebied zullen eisen van de duizenden bedrijven waar zij in investeren.
Op welke manieren zorgt u ervoor dat Nederlandse financiële instellingen duurzaam waterbeleid integreren in hun bedrijfsvoering, vermogensbeheer en kredietverschaffing, en adequaat optreden bij misstanden zoals waterroof? Bent u bereid om, t.b.v. besluitvorming door een volgend kabinet, plannen voor te bereiden om Nederlandse financiële instellingen hier proactiever toe aan te zetten?
Het kabinet verwacht van alle Nederlandse bedrijven die internationaal opereren, waaronder Nederlandse financiële instellingen, dat zij gepaste zorgvuldigheid (due diligence) in lijn met de OESO-richtlijnen voor Multinationale Ondernemingen (OESO-richtlijnen) en de UN Guiding Principles on Business and Human Rights (UNGP’s) toepassen. Dit houdt in dat zij (potentiële) risico’s voor mens en milieu, waaronder verminderde of geen toegang tot schoon water, in kaart brengen, voorkomen en aanpakken en hierover transparant zijn.
Op 16 oktober 2020 heeft het kabinet de beleidsnota «Van voorlichten tot verplichten: een nieuwe impuls voor internationaal maatschappelijk verantwoord ondernemerschap» (Kamerstuk 26 485, nr. 337), gedeeld met de Tweede Kamer. Op basis van de resultaten van evaluatie, consultatie en onderzoek heeft het kabinet geconcludeerd dat het huidige IMVO-beleid onvoldoende effectief is. In de nota geeft het kabinet aan in te zetten op een brede gepaste zorgvuldigheidsverplichting, bij voorkeur op Europees niveau, om de naleving van de OESO-richtlijnen verder te bevorderen.
Van wetgeving die verplicht tot het in acht nemen van gepaste zorgvuldigheid wordt verwacht dat het een effectief instrument kan zijn om een ondergrens op het gebied van IMVO te bepalen.
Op welke manier zou bindende wet- en regelgeving hierbij kunnen ondersteunen volgens u?
Zie antwoord vraag 9.
Op welke manier vindt u dat Nederland moet optreden tegen waterroof? Vindt u dat er genoeg wordt gedaan?
Het kabinet zet zich in voor realisering van de watergerelateerde duurzame ontwikkelingsdoelen, incl. ontwikkelingsdoel nummer 6 (SDG6), gericht op water en sanitatie. Nederland heeft internationaal een grote reputatie op watergebied, en de geloofwaardigheid en het vermogen partijen om de tafel te krijgen en hen te bewegen betere besluiten te nemen die waterroof tegengaan. Het eerdergenoemde Valuing Water Initiatief speelt daar op in.
Nederland doet veel op watergebied. We hebben veel deskundigheid, een grote portefeuille van internationale waterprogramma’s en via talloze partnerschappen met publieke, private en multilaterale organisaties oefent Nederland invloed uit. We hebben een watergezant die internationaal een belangrijk pleitbezorger is van verbeterd waterbeheer. We zijn in 2023 co-voorzitter van de eerste mondiale watertop van de VN sinds 1977; dit vormt een unieke kans om internationale actie ten behoeve van de implementatie van SDG6 te versnellen.
Bent u het ermee eens dat het strafbaar stellen van waterroof kan helpen om financiering van schadelijke en vervuilende activiteiten te stoppen? Waarom wel of niet? Welke mogelijkheden ziet u voor het strafbaar stellen van waterroof?
Het kabinet zet in op een brede gepaste zorgvuldigheidsverplichting in lijn met de OESO-richtlijnen. Dit heeft de voorkeur boven een verplichting gericht op één thema, zoals waterroof en de thema’s uit de Kamervragen over de financiële sector van 17 en 22 december. De OESO-richtlijnen zijn gericht op het aanpakken en voorkomen van risico’s in brede zin, zowel mensen- en arbeidsrechtenschendingen als milieuschade. Bedrijven behoren binnen het proces van gepaste zorgvuldigheid de risico’s te prioriteren op ernst en waarschijnlijkheid.
Uit onderzoeken en consultaties blijkt dat een gepaste zorgvuldigheidsverplichting het meest effectief is als deze wordt ingericht op Europees niveau; een Europese aanpak zorgt voor een grotere impact in de keten, en borgt een gelijk speelveld voor bedrijven. Er wordt momenteel door de Europese Commissie gewerkt aan een wetgevend initiatief op het gebied van duurzaam ondernemingsbestuur, waar gepaste zorgvuldigheid onderdeel van is. Het kabinet heeft er vertrouwen in dat een gepaste zorgvuldigheidsverplichting op Europees niveau kansrijk is. Het kabinet werkt aan bouwstenen voor de uitwerking van een gepaste zorgvuldigheidsverplichting die primair worden ingezet voor de beïnvloeding van de vormgeving van een dergelijke verplichting op EU-niveau. Het gaat om de bouwstenen over de reikwijdte van regelgeving, de eisen die aan ondernemingen worden gesteld en het toezicht en sancties. Mocht een effectief en uitvoerbaar voorstel Europees niet van de grond komen, liggen de bouwstenen klaar voor het invoeren van nationale dwingende maatregelen. De Commissie geeft aan dat een voorstel in het tweede kwartaal van 2021 wordt verwacht. In de beleidsnota van 16 oktober 2020 (Kamerstuk 26 485, nr. 337) heeft het kabinet in overweging gegeven om in de zomer van 2021 de balans in Europa op te maken.
Bent u bereid om, t.b.v. besluitvorming door een volgend kabinet, een verbod voor te bereiden op financieringen die direct of indirect bijdragen aan waterroof? Waarom wel of niet?
Zie antwoord vraag 12.
Kunt u onze andere Kamervragen over de financiële sector van 17 en 22 december ook beantwoorden in termen van het uitwerken van plannen t.b.v. besluitvorming door een volgend kabinet?
Zie antwoord vraag 12.
Zijn de Kamervragen van de PvdD van 17 en 22 december en deze Kamervragen – die gebaseerd zijn op een diversiteit aan objectieve, betrouwbare, algemeen geaccepteerde bronnen – aanleiding om te erkennen dat er geen sprake is van zomaar een aantal los van elkaar staande misstanden waar financiële instellingen incidenteel bij betrokken zijn, maar dat er sprake is van een patroon waarbij de Nederlandse financiële sector – één van de grootste ter wereld – stelselmatig de aantasting van de brede welvaart overal ter wereld faciliteert, door bedrijven te financieren die zich schuldig maken aan mensenrechtenschendingen en corruptie, roofbouw op deze planeet en daarmee kolonisatie van de toekomst? Waarom wel of niet?
De afgelopen jaren zijn er drie IMVO-convenanten voor de financiële sector afgesloten; het bankenconvenant, het verzekeringsconvenant en het pensioenconvenant. Het inzicht tot nu toe ten aanzien van deze convenanten is dat de financiële sector welwillend staat tegenover duurzaam financieren en zich wil inzetten voor het voorkomen van potentiële misstanden voor mens en milieu. Tegelijkertijd is het duidelijk dat er nog een kennishiaat is met betrekking tot internationaal maatschappelijk verantwoord ondernemen en dat de beschikbare capaciteit om deze kennis te vergaren en het handelingsperspectief in kaart te brengen niet altijd aanwezig is bij de financiële partijen. Bij het maken van een risico-inschatting is het daarom verstandig om ook de informatie uit externe onderzoeken mee te laten wegen en gebruik te maken van de expertise binnen de convenanten.
Erkent u dat de Organisatie voor Eonomische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO)-richtlijnen, Environmental, social, and governance (ESG)-criteria, internationaal maatschappelijk verantwoord ondernemen (IMVO)-criteria, sustainable development goals, UN guiding principles, klimaatcommitments, verklaringen, afspraken, doelen, sectorconvenanten, biodiversiteitsstrategieën, etc., tot nu toe dit patroon niet hebben kunnen doorbreken en misstanden zoals de voorbeelden in onze Kamervragen niet hebben kunnen voorkomen? Waarom wel of niet?
In de beleidsnota van 16 oktober 2020 geeft het kabinet aan dat uit evaluaties blijkt dat het bestaande IMVO-beleid onvoldoende effectief is; er zijn nog te weinig Nederlandse bedrijven die ondernemen in lijn met de internationale MVO-normen. Aanvulling en aanscherping van de IMVO-maatregelen is daarom nodig. Het kabinet stelt een IMVO-beleid voor dat bestaat uit een mix van elkaar versterkende maatregelen die tezamen leiden tot effectieve gedragsverandering bij koplopers, achterblijvers en bedrijven in het peloton. De beleidsmix voorziet erin dat maatregelen verplichten, voorwaarden stellen, verleiden, vergemakkelijken en voorlichten (conform het zogenaamde 5V-model). Kernelement van de nieuwe doordachte mix is een brede gepaste zorgvuldigheidsverplichting.
Vormen de Kamervragen van de PvdD van 17 en 22 december 2020 en de voorliggende Kamervragen aanleiding voor u om te erkennen dat dit te maken kan hebben met het gebrek aan bindende wet- en regelgeving? Waarom wel of niet?
Zie antwoord vraag 16.
Onveilige distributiecentra |
|
Jasper van Dijk , Bart van Kent |
|
Wouter Koolmees (minister sociale zaken en werkgelegenheid, viceminister-president ) (D66), Bas van 't Wout (minister economische zaken) (VVD) |
|
Wat is uw reactie op het artikel «Zeven op de tien distributiecentra overtreden veiligheidsregels»?1
Werkgevers zijn er verantwoordelijk voor dat werknemers in gezonde, veilige en eerlijke omstandigheden hun werk kunnen uitvoeren. Dat houdt in dat werkgevers o.a. moeten zorgen voor het juiste loon en fatsoenlijke arbeidstijden, maar ook maatregelen moeten nemen om het risico op besmetting met SARS-CoV-2 te voorkomen of te beperken. Dat de Inspectie SZW heeft geconstateerd dat bij zeven op de tien distributiecentra die zij hebben gecontroleerd de wet- en regelgeving die hierop van toepassing is wordt overtreden, vind ik zorgelijk.
Wat vindt u van de conclusie dat zeven op de tien distributiecentra corona- en veiligheidsregels overtreden?
Zie antwoord vraag 1.
Bent u het ermee eens dat het verbijsterend is dat bij zoveel centra overtredingen worden geconstateerd?
Zie antwoord vraag 1.
Welke corona – en veiligheidsregels worden precies overtreden? Kunt u een lijst leveren van het exacte aantal overtredingen?
Over individuele bedrijven of lopende onderzoeken kan ik geen uitspraken doen of lijsten aanleveren. Wel kan ik in algemene zin melden, dat de aanpak van de Inspectie SZW gericht is op gedragsverandering bij bedrijven en werknemers om de risico’s door corona te verkleinen. Handhaving is daarvan een onderdeel.
Onderdeel van deze aanpak is ook om indien nodig ter plaatse te inspecteren. In 2020 zijn er ruim tweehonderd bedrijven in de distributie gecontroleerd, waarbij er ook overtredingen op grond van de Arbeidsomstandighedenwetgeving zijn geconstateerd. Er zijn waarschuwingen of eisen tot verbetering gegeven. Hoe snel deze zijn opgelost, hangt af van de soort overtreding en de termijn die is gesteld om deze op te heffen. De komende tijd zullen de herinspecties plaatsvinden. Naast controle op risico’s, zoals aanrijdgevaar (vb. onveilige verbindingswegen, ontbreken verkeersregels) en arbozorg (vb. toetsen en adviseren RI&E door arbokerndeskundigen, basiscontract) is ook op de naleving van de coronamaatregelen gecontroleerd. Bij circa veertig bedrijven was er sprake van een coronagerelateerde overtreding. De overtredingen die de Inspectie SZW heeft aangetroffen in verband met corona hebben voornamelijk betrekking op de situatie waarin het risico op blootstelling aan SARS-CoV-2 niet is opgenomen in de RI&E en er onvoldoende maatregelen worden genomen om besmetting te voorkomen conform de abeidshygiënische strategie. Dat betekent dat organisatorische beheersmaatregelen, zoals het houden van 1,5 meter afstand, voorrang moeten hebben op het toepassen van individuele beheersmaatregelen, zoals persoonlijke beschermingsmiddelen. Daarnaast wordt regelmatig geconstateerd dat er onvoldoende uitvoering gegeven wordt aan voorlichting en toezicht. Dat is wel wenselijk zodat medewerkers de maatregelen naleven, zoals afstand houden, handen wassen en persoonlijke beschermingsmiddelen dragen en adequaat gebruiken. In het Jaarverslag 2020 zal de Inspectie SZW haar aanpak in verband met corona nader verantwoorden.
Hoe gaat u ervoor zorgen dat vanaf nu alle maatregelen nageleefd worden, waaronder de 1,5-meter-maatregel? Welke sanctie hanteert u bij een overtreding?
De norm is dat iedereen in beginsel thuiswerkt, waar dat kan. Waar thuiswerken niet mogelijk is, zoals in distributiecentra, is het van groot belang dat op de werkvloer de COVID-maatregelen door iedereen worden toegepast. Op basis van de Arbeidsomstandighedenwet is de werkgever verantwoordelijk voor gezonde en veilige werkomstandigheden. Voor werkgevers die de regels op de werkvloer overtreden, heeft de Inspectie SZW verschillende mogelijkheden om handhavend op te treden. Naast het geven van een waarschuwing of een eis tot naleving, kan de Inspectie SZW via de Tijdelijke wet maatregelen Covid-19 ook de werkzaamheden stilleggen of een bestuurlijke boete opleggen.
Melden blijft van groot belang om op te kunnen treden tegen werkgevers die niet de vereiste maatregelen nemen. De Inspectie SZW heeft een meldpunt voor meldingen over corona in relatie tot werk, arbeidsomstandigheden en arbeidsvoorwaarden.
De Inspectie SZW werkt risicogericht en programmatisch. Op basis van de programmering van 2020 voerde de Inspectie SZW de controles uit bij distributiecentra. Dit doet zij ook in 2021.
Is tijdelijke sluiting een optie als de maatregelen niet nagekomen worden?
De Inspectie SZW heeft krachtens de tijdelijke Wet maatregelen Covid-19 sinds december 2020 de bevoegdheid om de werkzaamheden bij werkgevers die geen maatregelen nemen om het risico op besmetting met SARS-CoV-2 te voorkomen en te beperken, tijdelijk stil te leggen. De werkzaamheden mogen dan pas weer worden hervat, zodra er sprake is van een gezonde en veilige werkomgeving.
Welke impact hebben de geconstateerde overtredingen op het aantal besmettingen? Zijn er meer besmettingen in distributiecentra dan elders in vergelijkbare situaties?
Onvoldoende maatregelen om het risico met besmetting met SARS-CoV-2 op de werkvloer te voorkomen of te beperken, draagt bij aan het aantal besmettingen in Nederland. De werksetting blijkt echter uit cijfers van het RIVM, vergeleken met de thuissituatie en bezoek thuis, een beduidend kleinere bron van besmetting dan de thuissfeer. Het is niet mogelijk deze cijfers verder uit te splitsen naar type werklocatie zoals distributiecentra, aangezien dit niet bijgehouden wordt in de besmettingscijfers.
Worden alle medewerkers en dus ook arbeidsmigranten getest op corona bij klachten?
Medewerkers en dus ook arbeidsmigranten die klachten hebben, passend bij SARS-CoV-2, moeten zich laten testen en thuisblijven tot de testuitslag bekend is en zij niet langer besmettelijk zijn. Iedere burger, en dus ook iedere medewerker, hoort zich aan deze richtlijn te houden.
Indien er het vermoeden bestaat dat medewerkers niet thuisblijven bij klachten is het verstandig om dit te melden bij het eerder genoemde meldpunt van de Inspectie SZW.
Blijven alle medewerkers bij klachten thuis?
Zie antwoord vraag 8.
Weet u dat er distributiecentra zijn waar medewerkers (bij lichtere klachten) aangespoord worden toch te komen werken? Deelt u de mening dat dit onaanvaardbaar is? Welke sancties onderneemt u hiertegen?
Deze signalen zijn mij niet bekend, maar ik deel de mening dat hier tegen moet worden opgetreden. Dat kan echter alleen als deze signalen ook bij de Inspectie SZW gemeld worden. Ik benadruk daarom nogmaals dat indien er in onveilige omstandigheden moet worden gewerkt, de werknemer, ondernemingsraad, personeelsvertegenwoordiging of vakbond een melding kan doen bij de Inspectie SZW. Indien daartoe aanleiding is, controleert de Inspectie SZW ter plaatse.
Daarnaast is per 1 september 2020 het «Samenwerkingsplatform Arbeidsmigranten en Covid-19» operationeel. Deelnemers zijn de NVWA, de GGD’s, veiligheidsregio’s, het RIVM, de Inspectie SZW en LOT-C. Dit initiatief is naar aanleiding van de aanbeveling van het Aanjaagteam Bescherming Arbeidsmigranten opgericht. Het Samenwerkingsplatform Arbeidsmigranten en Covid-19 heeft als doel het voorkomen en beperken van de verspreiding van het Covid-19 virus binnen of door de doelgroep arbeidsmigranten die in Nederland wonen of werken. Het platform kijkt naar de woon-, werk- en vervoersomstandigheden van arbeidsmigranten, geeft een operationeel landelijk beeld, gaat preventieve bedrijfsbezoeken afleggen, zal repressief optreden bij brandhaarden en faciliteert bij grensoverschrijdende samenwerking op dit thema, zoals met de Duitse autoriteiten. Naast de preventieve en repressieve interventies levert de Inspectie SZW ook een bijdrage aan het platform door relevante meldingen te delen of informatie uit te wisselen teneinde gezamenlijk op te treden bij een uitbraak van Covid-19 in een bedrijf of sector.
Hoeveel arbeidsmigranten zijn besmet met corona sinds het uitbreken van de coronacrisis? Hoeveel daarvan hebben een besmetting op het werk opgelopen?
Ik beschik niet over cijfers specifiek over arbeidsmigranten die besmet zouden zijn en hoeveel daarvan een besmetting op het werk hebben opgelopen. De cijfers over besmettingen van het RIVM kennen geen nadere uitsplitsing hiernaar.
Klopt het dat sommige medewerkers minder dan het minimumloon betaald krijgen? Zo ja, wat onderneemt u om ervoor te zorgen dat iedereen alsnog het minimumloon krijgt?
In sommige gevallen is gebleken dat minder dan het minimumloon is betaald. Afhankelijk van de uitslag van het onderzoek kan de Inspectie SZW bij geconstateerde onderbetaling van het minimumloon een nabetalingsverplichting opleggen. De werkgever moet dan het achterstallig loon en/of de achterstallige vakantiebijslag alsnog aan de werknemer(s) betalen. Als de werkgever niet of onvoldoende aan deze nabetalingsverplichting voldoet, kan de Inspectie SZW hem een dwangsom opleggen.
Hoe voorkomt u dat volgend jaar niet opnieuw bij zeven op de tien distributiecentra overtredingen worden geconstateerd? Hoe wordt de handhaving aangescherpt?
De inzet van Inspectie SZW leidt tot het nemen van maatregelen door de werkgevers, zo ook maatregelen om besmetting met SARS-CoV-2 te voorkomen. In het geval van SARS-CoV-2 heeft het grootste deel van de werkgevers (90%) de problemen opgelost, soms na een waarschuwing of een eis van de Inspectie. Een klein deel van de coronameldingen leidt tot handhaving zoals een tijdelijke stillegging van werkzaamheden of een boeterapport.
Werkgevers moeten de ernst van de situatie inzien en blijvend zorgen voor gezonde, veilige en eerlijke arbeidsomstandigheden. De Inspectie SZW voert ook in 2021 controles uit in deze sector.
Daarnaast heb ik, via de Tijdelijke wet maatregelen covid-19, tijdelijk de Arbeidsomstandighedenwet uitgebreid, zodat de Inspectie SZW meer bevoegdheden heeft om op te treden tegen werkgevers die niets doen om het risico op besmetting met SARS-CoV-2 te voorkomen.
De wijze waarop verzekeringsartsen omgaan met de aanbevelingen van de Gezondheidsraad en de beleidsdocumenten van het UWV omtrent ME/CVS |
|
Henk van Gerven |
|
Tamara van Ark (minister zonder portefeuille volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Wat is uw reactie op onderhands meegestuurde casuïstiek?1
Dank voor het toesturen van de casuïstiek. Ik besef dat beoordelingen van verzekeringsartsen en beslissingen van UWV een grote impact kunnen hebben op het leven van mensen. Ik vind het dan ook goed en belangrijk dat Nederland zorgvuldige procedures kent voor onder andere bezwaar, beroep en tuchtrecht. Het past mij niet om nader in te gaan op deze individuele casus.
Bent u van mening dat verzekeringsartsen in hun medische rapportages met betrekking tot mensen met myalgische encefalomyelitis / chronisch vermoeidheidssyndroom (ME/CVS) de aanbevelingen van de Gezondheidsraad mee moeten wegen in hun oordeel?
De aanbevelingen van de Gezondheidsraad komen grotendeels overeen met de multidisciplinaire CBO-richtlijn «Diagnose, behandeling, begeleiding en beoordeling van patiënten met het chronisch vermoeidheidssyndroom (CVS)» uit 2013. Deze richtlijn is de leidraad voor de verzekeringsarts die een beoordeling uitvoert bij deze aandoening. Wel geeft de Gezondheidsraad, anders dan de hiervoor vermelde richtlijn CVS, aan dat voortschrijdend medisch inzicht heeft geleerd dat CGT en GET niet langer een voor alle patiënten geschikt te achten vorm van behandeling vormt. Dit inzicht is ook door UWV in haar beleid overgenomen: het volgen van CGT of GET is voor uitkeringsgerechtigden met ME/CVS niet langer zonder meer verplicht voor het tonen van voldoende herstelgedrag. Het is vervolgens aan de verzekeringsarts van UWV om in iedere situatie een individuele sociaal-medische beoordeling te verrichten, om daarmee recht te doen aan ieders individuele beperkingen en mogelijkheden.
Bent u van mening dat verzekeringsartsen in hun medische rapportages met betrekking tot mensen met ME/CVS de beleidsdocumenten van het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV) mee moeten wegen in hun oordeel?
Ja. De beleidsdocumenten van UWV vormen de grondslag van het beleid dat bij een sociaal-medische beoordeling gehanteerd dient te worden. Dit beleid is er op gericht om beoordelingen rechtmatig uit te voeren, volgens de geldende wetenschappelijke standaarden. Het gaat bij de beleidsdocumenten onder andere om documenten die in algemene zin aangeven binnen welke kaders een sociaal-medische beoordeling uitgevoerd moet worden, en aan welke kwaliteitsstandaarden moet worden voldaan. Daarnaast gaat het om medisch inhoudelijke stukken, zoals de in reactie op vraag 2 beschreven richtlijn CVS.
Kunnen verzekeringsartsen de aanbevelingen van de Gezondheidsraad en/of de beleidsdocumenten van het UWV naast zich neerleggen en de standpunten van hun eigen vereniging laten prevaleren? Zo ja, vindt u dit wenselijk? Kunt u uw antwoord toelichten?
In beginsel dienen de beleidsdocumenten, zoals hierboven beschreven, als richtsnoer voor sociaal-medische beoordelingen. Voor zover het daarbinnen gaat om richtlijnen heeft een verzekeringsarts altijd de mogelijkheid om hier, indien medisch noodzakelijk, beargumenteerd van af te wijken. Het is in dat geval dus van belang dat de verzekeringsarts goede redenen heeft om van de handelwijze uit de richtlijn af te wijken en dat de verzekeringsarts deze goed beschrijft en onderbouwt.
Ik vind deze werkwijze wenselijk, omdat een richtlijn nooit kan voorzien in alle mogelijk voorkomende gevallen. Verzekeringsartsen moeten, omdat iedere persoon en iedere situatie verschillend is, de mogelijkheid hebben om onderbouwd af te wijken van de algemeen gestelde kaders.
Bent u bekend met het antwoord van uw voorganger op onze eerdere schriftelijke vragen over ME/CVS? Hoe oordeelt u, met inachtneming van dit antwoord, over de werkwijze van de verzekeringsarts in onderhands meegestuurde casus?2
Daar ben ik mee bekend. Zoals beschreven in reactie op vraag 1 past het mij niet om nader op deze individuele casus in te gaan.
Wat is uw oordeel over het punt dat de Nederlandse Vereniging van Geneeskundige Adviseurs in particuliere Verzekeringsartsen (GAV) en de Nederlandse Vereniging voor Verzekeringsgeneeskunde (NVVG) de aanbevelingen van de Gezondheidsraad en de beleidsdocumenten van het UWV niet heeft overgenomen? Bent u van mening dat zij dit wel zouden moeten doen? Zo ja, bent u bereid te komen tot een nadere afstemming en een gelijk standpunt aangaande ME/CVS tussen de Gezondheidsraad, het UWV, de GAV en de NVVG?
Het standpunt van de beroepsverenigingen is aan deze verenigingen zelf. Het is niet aan mij om hierover te oordelen. UWV zoekt waar mogelijk de verbinding en afstemming met haar stakeholders, waaronder de relevante beroepsverenigingen.
Voor ME/CVS heb ik, net als drie patiëntenorganisaties, Zorginstituut Nederland verzocht om de ontwikkeling van de Kwaliteitsstandaard ME/CVS op de Meerjarenagenda te plaatsen. Het Zorginstituut heeft besloten deze verzoeken te honoreren. Dat betekent dat de betrokken organisaties – wetenschappelijke verenigingen, patiëntenorganisaties, zorgverzekeraars en UWV – tot 1 oktober 2021 de tijd hebben om te bepalen of zij de nieuwe conceptrichtlijn van NICE voor ME/CVS geschikt vinden voor overname in Nederland. Is dat niet het geval, dan kunnen deze organisaties besluiten een nieuwe richtlijn (of modules daarvan) te gaan ontwikkelen. De nieuwe richtlijn kan vervolgens in de plaats komen van de nu geldende richtlijn CVS uit 2013, zoals beschreven in reactie op vraag 2. Ook de GAV en de NVVG zijn dus bij dit traject betrokken.
Het bericht 'Premie verzekering omhoog door drempeltjes' |
|
Jaco Geurts (CDA) |
|
Carola Schouten (viceminister-president , minister landbouw, natuur en voedselkwaliteit) (CU) |
|
![]() |
Herinnert u zich dat ik in het algemeen overleg Mestbeleid van 4 november 2020 uitsprak: «Dan de ruggenteelt. Met de akkerbouwers ben ik ongelukkig met die maatregel. De drempels zijn in de praktijk echt onwerkbaar en kostbaar.»?1
Ja.
Bent u ervan op de hoogte dat de drempelplicht in de ruggenteelt ertoe leidt dat er sneller schade op zal treden in de aardappel-, witlof- en wortelteelt en op bloembollenvelden, aangezien de dammetjes ervoor zorgen dat afspoeling van regenwater voorkomen wordt en dus op het land blijft staan?
Op 3 februari jl. heb ik uw Kamer geïnformeerd dat ik gehoor geef aan het verzoek van een meerderheid van uw Kamer om deze maatregel te schrappen, door deze niet in werking te laten treden.
In de nota van toelichting bij het Besluit van 29 december 2020 tot wijziging van het Besluit gebruik meststoffen dat op 6 januari 2021 is gepubliceerd in het Staatsblad (Stb. 2021, 2) is aangegeven dat bij extreme weersomstandigheden sprake van zorg kan zijn dat door de aanleg van drempeltjes het regenwater te lang blijft staan waardoor ongewenste gevolgen zoals bijvoorbeeld waterrot in aardappelen kan optreden. Dat is niet wenselijk, en daarom was voorzien dat de landbouwer deze maatregel zou mogen opheffen wanneer gewasschade dreigt.
Bent u zich ervan bewust dat de brede weersverzekering een Publiek-Private Samenwerking (PPS) is en de laatste strohalm voor agrarische ondernemers bij extreme weerschade?
Ik zie de Brede weersverzekering inderdaad als belangrijk sluitstuk voor het risicomanagement tegen weerschade in de open teelten. Voor agrarische ondernemers die deze verzekering hebben afgesloten kan dit een belangrijk instrument zijn bij extreme weerschade. Bij deze maatregel was echter voorzien dat in geval van extreme weersomstandigheden de landbouwer drempels in de ruggenteelt zou mogen opheffen. Ik verwijs u hiervoor ook naar de beantwoording van vraag 2.
Bent u er ook van op de hoogte dat de premie voor de brede weersverzekering omhoog zal gaan als gevolg van de toenemende schade aan gewassen? Wat vindt u hiervan?2
De conclusie in het artikel dat als gevolg van drempels in de ruggen de weerschade in deze teelten zou toenemen deel ik niet. Bij extreme weersomstandigheden zouden de drempels verwijderd kunnen worden; in droge perioden zou mogelijk meer van de eerder gevallen neerslag op de akker vastgehouden zijn en droogteschade hebben beperkt.
Overweegt u financiële compensatie nu de hoogte van de premie zal toenemen door toedoen van een overheidsmaatregel? Zo nee, waarom niet?
Onder verwijzing naar de antwoorden op de vragen 2 en 4 is financiële compensatie niet aan de orde.
Heeft u zich bij de besprekingen met de Europese Commissie over het zesde actieprogramma Nitraatrichtlijn gerealiseerd dat de afspraken die u daar heeft gemaakt over de ruggenteelt tot verhoging van verzekeringspremies zou leiden? Zo ja, waarom heeft u dan toch deze maatregel doorgezet? Zo nee, waarom is dit over het hoofd gezien?
Ik verwijs voor de beantwoording van deze vraag naar de antwoorden op de vragen 2 en 4.
Bent u zich ervan bewust dat de drempels tussen ruggen zorgen voor onwerkbare situaties, bijvoorbeeld in de pootaardappelteelt, witlofteelt en wortelteelt en wat zijn volgens u oplossingen voor de praktische problemen die de drempelplicht met zich meebrengt?
Ik verwijs naar de beantwoording van vraag 2 waarin is aangegeven dat deze maatregel niet in werking is getreden.
Kunt u toelichten waarom drempels in de ruggenteelt op kleigronden worden verplicht, terwijl nog niet bewezen is dat dit het gewenste effect zal hebben en erkent u dat een goede onderbouwing voor deze maatregel ontbreekt? Zo nee, welke precieze onderbouwing heeft u daar dan voor? . Kunt u aangeven of de drempelplicht de enige manier is om afspoeling te voorkomen? Zo niet, waarom is dan toch voor deze maatregel gekozen?
Ik verwijs naar de beantwoording van vraag 2 waarin is aangegeven dat deze maatregel niet in werking is getreden.
Bent u bereid om de drempelplicht in de ruggenteelt op kleigronden op korte termijn te heroverwegen en om te kijken naar alternatieven?
Voor de beantwoording van deze vraag verwijs ik naar de antwoorden op de vragen 2 en 7.
Bent u bereid de drempelmaatregelen op te schorten, in gesprek te gaan met de diverse stakeholders en in overleg te treden met de Europese Commissie over de ontstane situatie?
Ik verwijs naar de beantwoording van vraag 2.
Het bericht ‘Snelle trein Eurostar van Rotterdam naar Londen staat op omvallen’ (Herdruk) |
|
Rutger Schonis (D66) |
|
Stientje van Veldhoven (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (D66), Wopke Hoekstra (minister financiën) (CDA) |
|
![]() |
Bent u bekend met de «zeer kritieke toestand» waar de Eurostar zich in bevindt door het teruggelopen aantal passagiers vanwege de COVID-19-crisis?1
Ja.
Klopt het dat het bedrijf per april niet langer aan betalingsverplichtingen kan voldoen? Zo ja, kan het bedrijf ook niet meer voldoen aan de betalingsverplichtingen in België, Frankrijk en het Verenigd Koninkrijk?
Eurostar bevindt zich als gevolg van de coronacrisis in een precaire financiële situatie. De dienstregeling is sterk afgeschaald als gevolg van de sterke daling van het aantal reizigers en binnen het bedrijf zijn bezuinigingsmaatregelen doorgevoerd. Momenteel voert Eurostar gesprekken met zowel de Britse, de Franse en de Belgische overheid over mogelijke steunmaatregelen.
Ziet u mogelijkheden om met uw ambtsgenoten uit België, Frankrijk en het Verenigd Koninkrijk te bezien wat gedaan kan worden om de trein van Nederland naar Londen na de crisis niet kwijt te zijn?
Eurostar heeft ervoor gekozen om in overleg te treden met België, Frankrijk en het Verenigd Koninkrijk over mogelijke steunmaatregelen. Het ligt ook voor de hand dat Eurostar met deze partijen in gesprek is. De Franse nationale spoorwegmaatschappij SNCF heeft een meerderheidsbelang (55%) in Eurostar. De Belgische nationale spoorwegmaatschappij NMBS is voor 5% eigendom en de overige 40% is in handen van private investeringsmaatschappijen. Het hoofdkantoor van Eurostar is in Londen gevestigd. Eurostar heeft recent bevestigd dat de gesprekken met deze landen nog gaande zijn. Ik zal deze gesprekken uiteraard volgen, en uw Kamer informeren mocht dit gevolgen hebben voor het treinvervoer van en naar Nederland, in het bijzonder waar het ontwikkelingen betreft die zouden kunnen raken aan de continuïteit.
Heeft het betreffende bedrijf aanspraak gemaakt op het huidige steunpakket? Zo ja, zijn hier middelen voor vrijgemaakt en in welke hoedanigheid? Zo nee, waarom niet?
Eurostar heeft een beroep gedaan op de NOW-regeling. Uit de openbare registratie2 blijkt dat zij € 20.152,- toegekend hebben gekregen. Eurostar heeft aangegeven op dit moment geen verdere aanspraak te hebben gemaakt op generieke regelingen. NS en Eurostar zijn in het kader van de tussen hen gesloten samenwerkingsovereenkomst en naar aanleiding van de financiële situatie van Eurostar in gesprek over de financiële voorwaarden van hun samenwerking.
Op welke manier kan de Eurostar gebruikmaken van het nieuwe financiële steun- en herstelpakket?
Dit pakket staat open voor alle bedrijven, mits zij aan de voorwaarden van de regelingen voldoen. In het algemeen geldt dat door de recente aanpassingen aan de TVL (voorwaarden, drempel en percentage) deze toegankelijker is geworden voor grotere bedrijven. De NOW is ook nog steeds beschikbaar.
Bent u het eens met de stelling dat in het kader van de wens van de Kamer om vluchten van Amsterdam naar Londen te verminderen het cruciaal is dat ook in deze tijd van de coronacrisis een trein blijft rijden tussen deze twee steden?
Zoals ik uw Kamer in verschillende brieven heb gemeld, streeft Nederland naar stimulering van het internationaal personenvervoer per spoor. De trein is een duurzaam en comfortabel alternatief voor het vervoer over de middellange afstand in Europa. Als gevolg van het coronavirus is de dienstregeling echter afgeschaald. Momenteel rijdt er één Eurostar-dienst vanuit Londen naar Amsterdam en vice versa. Deze verbinding is uitsluitend bedoeld voor noodzakelijke reizen en hierbij geldt verder de eis dat reizigers naar Nederland in het bezit moeten zijn van een negatieve PCR-testuitslag niet ouder dan 72 uur.
Heeft u kennisgenomen van het bericht «Minister Pompeo: Chinese behandeling Oeigoeren is genocide»?1
Ja.
Klopt het dat de Amerikaanse Minister van Buitenlandse Zaken Mike Pompeo heeft verklaard dat China onder leiding van de Communistische Partij genocide heeft gepleegd op Oeigoeren in Xinjiang?
Ja. Op 19 januari 2021 heeft toenmalig Secretary of State Pompeo in een verklaring gesteld dat op basis van de beschikbare informatie door hem is vastgesteld dat de Chinese staat genocide heeft gepleegd op de moslim Oeigoeren en andere etnische en religieuze minderheden in Xinjiang, alsook dat deze genocide nog steeds voortduurt.
In hoeverre is dit nu het officiële standpunt van de Amerikaanse regering? Is het de verwachting dat de nieuwe regering onder leiding van Joe Biden dit standpunt overneemt?
Het is nog niet duidelijk of de nieuwe Amerikaanse administratie deze vaststelling over zal nemen. Secretary of State Blinken heeft wel tijdens zijn hoorzitting met de Senate Foreign Relations Committee aangegeven de kwalificatie te onderschrijven. Nadere besluitvorming door de Amerikaanse overheid moet worden afgewacht voordat eventuele gevolgen in kaart kunnen worden gebracht.
Wat zijn de gevolgen van deze Amerikaanse stellingname?
Zie antwoord vraag 3.
Bent u bereid om nauwe samenwerking te zoeken met de nieuwe Amerikaanse regering om gezamenlijk op te trekken richting China met betrekking tot de situatie van de Oeigoeren? Zo ja, op welke wijze?
T.a.v. Xinjiang delen de VS, de EU en NL de ernstige zorgen over de plaatselijke mensenrechtensituatie in het algemeen en de behandeling van de Oeigoeren in het bijzonder. Op dit terrein is de afgelopen jaren al nauw samen opgetrokken met de VS, vooral in VN-verband. Deze samenwerking zal met de nieuwe Amerikaanse regering voortgezet en waar mogelijk en relevant uitgebreid worden.
Wat is uw appreciatie van het onderliggende rapport van deCongressional Executive Commission on China? Deelt u de conclusies van dit rapport?
Het rapport van de Congressional Executive Commission on China geeft een overzicht van mensenrechtenschendingen door de Chinese overheid. Het rapporteert over repressie van minderheden in Xinjiang en Tibet, het ondermijnen van de rechtstaat in Hongkong, beperkingen op vrijheid van religie en levensovertuiging, gebruik van het strafrecht om kritiek te smoren, inperking van de vrijheid van meningsuiting en internetvrijheid, genderongelijkheid, mensensmokkel, een krimpend maatschappelijk middenveld, en het repatriëren van Noord-Koreaanse vluchtelingen. In grote lijnen zijn dit bevindingen waarover ik uw Kamer eerder heb geïnformeerd, onder andere in de brief over Mensenrechten in China van 11 november 2019 (Kamerstuk 35 207, nr. 32).
Klopt het dat de gerichte inzet van geboortebeperkingsmaatregelen tegen een specifieke groep neerkomt op genocide en dat er sterk bewijs is dat China zich hier middels gedwongen sterilisaties van Oeigoerse vrouwen schuldig aan maakt?
Genocide is een zeer ernstig internationaal misdrijf, waarbij het gaat om een aantal ernstige daden die worden gepleegd met de opzet om een specifieke groep geheel of gedeeltelijk uit te roeien (genocidale opzet). Het opleggen van geboortebeperkingen aan een bepaalde groep zou als een dergelijke daad kunnen worden aangemerkt, maar om als genocide te kunnen worden gekwalificeerd is het noodzakelijk dat vaststaat dat deze beperkingen zijn opgelegd met een genocidale opzet.
Deelt u de kwalificatie van Pompeo dat China zich schuldig heeft gemaakt aan genocide op de Oeigoeren? Zo nee, waarom niet?
Het kabinet stelt zich op het standpunt dat er sprake is van grootschalige mensenrechtenschendingen tegen Oeigoeren. Leidend voor de Nederlandse regering bij de erkenning van genocides zijn uitspraken van internationale gerechts- of strafhoven, eenduidige conclusies volgend uit wetenschappelijk onderzoek en vaststellingen door de VN leidend, zoals is vastgesteld in het regeerakkoord. Hiervan is op dit moment geen sprake.
Bent u bereid om een officieel onderzoek te starten, op nationaal of Europees niveau, om te bepalen of China zich inderdaad schuldig maakt aan genocide en op welke wijze?
Zoals ik aangaf tijdens het Algemeen Overleg Raad Buitenlandse Zaken van 21 januari 2021 zal ik dit in EU-kader bespreken.
Bent u bereid om de Chinese autoriteiten te verzoeken om toegang te verlenen voor onafhankelijke onderzoekers tot Xinjiang en de strafkampen en dat u, mocht die toegang niet worden verleend, op basis van de huidige kennis over zult gaan tot de officiële vaststelling dat er genocide plaatsvindt?
Nederland vraagt China consequent om transparantie en betekenisvolle toegang voor waarnemers, waaronder de VN Hoge Commissaris voor de Mensenrechten, tot Xinjiang en zal dat blijven doen. Wat betreft het vaststellen van genocide met de huidige informatie, zie het antwoord op vraag 8.
Wat zijn de gevolgen van een Nederlandse of Europese vaststelling van genocide, op het gebied van diplomatieke relaties, sancties en handelsrelaties?
Mogelijke gevolgen zijn afhankelijk van de precieze omstandigheden en bevindingen. Daar kan ik niet op vooruit lopen.
Het delen van een Europees advies over de Tozo. |
|
Hilde Palland (CDA) |
|
Wouter Koolmees (minister sociale zaken en werkgelegenheid, viceminister-president ) (D66) |
|
![]() |
Is het waar dat de Europese Commissie aan twee leden van het MoveS-netwerk, bestaande uit deskundigen op het gebied van intra-EU-mobiliteit, om een advies over de Tijdelijke overbruggingsregeling zelfstandig ondernemers (Tozo) heeft gevraagd? Indien u dit niet weet, bent u bereid dit na te gaan?
De Europese Commissie heeft in de zomer van 2020 een advies gevraagd van het MoveS-netwerk. De Europese Commissie heeft het advies op verzoek van SZW beschikbaar gesteld en heeft ingestemd met openbaarmaking.
Het advies bestaat uit twee opinies die dateren uit respectievelijk juni en juli 2020 en die de Europese Commissie mij geanonimiseerd heeft verstrekt. Volgens de Europese Commissie kunnen de opinies nadrukkelijk niet worden gezien als haar stellingname in de discussie met Nederland over de Tozo. Dit blijkt ook uit het feit dat de Commissie de opinies niet heeft gevolgd.
Immers, de Europese Commissie heeft in de brief van 10 november 2020, die eerder is gedeeld met uw Kamer, laten weten dat zij het Nederlandse standpunt deelt dat de tegemoetkoming in de kosten van levensonderhoud op grond van de Tozo geen socialezekerheidsuitkering is in de zin van Verordening 883/2004, maar een sociale bijstandsuitkering die is uitgesloten van het bereik van voornoemde Verordening.
Wel heeft de Commissie aanvullende vragen gesteld over de vraag of het niet-exporteren van de Tozo een belemmering is voor de vrijheid van vestiging.
Bent u bereid dit advies op te vragen en met de Kamer te delen? Zo nee, welk belang verzet zich daartegen?
Zie antwoord vraag 1.
Wilt u uw zienswijze op het advies geven?
Zie antwoord vraag 1.
Wanneer ontvangt de Kamer de antwoorden op de schriftelijke vragen over de Tozo voor grensondernemers, ingezonden op 18 december 2020?1
De antwoorden op deze Kamervragen zijn 28 januari 2021 verstuurd en door uw Kamer ontvangen.
Het artikel ‘Nederland liet dieselsjoemelaars onterecht gaan’ |
|
Jessica van Eijs (D66) |
|
Stientje van Veldhoven (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (D66), Cora van Nieuwenhuizen (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het artikel «Nederland liet dieselsjoemelaars onterecht gaan»?1
Ja.
Kunt u reflecteren op de uitspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 17 december jl. over het gebruik van sjoemelsoftware door Volkswagen, waarin het concludeerde dat dit in strijd was met Europees recht en specifiek dat de uitzonderingsclausule over motorbescherming betrekking heeft op onvoorziene en plotselinge schade en dus niet kan worden gebruikt in de context van schade door veroudering of verstopping?
Op 17 december 2020 heeft het Hof van Justitie van de Europese Unie een uitspraak gedaan in een zaak tegen een autofabrikant die wordt verdacht van het toepassen van ongeoorloofde emissiebestrijdingssystemen in voertuigen.
In de uitspraak geeft het Europese Hof duiding van het begrip manipulatie-instrument in de Europese emissiewetgeving2 en de uitzonderingen waarin manipulatie-instrumenten zijn toegestaan. Het Europese Hof onderbouwt dat een manipulatie-instrument ook kan bestaan uit software die de werking van onderdelen van het emissiebestrijdingssysteem aanstuurt. Daarnaast oordeelt het Hof dat manipulatie-instrumenten die de werking van emissiecontrolesystemen verminderen alleen gerechtvaardigd zijn indien deze ervoor zorgen dat de motor beschermd wordt tegen plotselinge en uitzonderlijke schade. De veelgebruikte toepassing van manipulatie-instrumenten om vervuiling en/of veroudering van de motor te voorkomen, is met deze uitspraak dus niet toegestaan.
Door de uitspraak van het Europese Hof zijn de kaders rondom het gebruik van manipulatie-instrumenten verder aangescherpt. Dit nieuwe kader is anders dan het kader dat tot nu toe door Europese goedkeuringsinstanties is gehanteerd bij het goedkeuren van voertuigen voor de Europese markt. Als gevolg van de Hofuitspraak moeten eerdere interpretaties van de Europese goedkeuringsinstanties mogelijk worden herzien aan de hand van de scherpere invulling van de emissiewetgeving.
Welke gevolgen heeft de veel striktere interpretatie die de Europese rechter geeft, voor de aanpak in Nederland van sjoemeldiesels?
Wanneer het Hof van Justitie EU-wetgeving interpreteert, geldt die interpretatie vanaf het moment dat de wetgeving in werking is getreden. Hoewel de Hofuitspraak gericht is op een zaak die tegen één autofabrikant is aangespannen, geldt deze verdere interpretatie van de emissiewetgeving3 dus ook voor alle andere voertuigen die volgens deze wetgeving zijn goedgekeurd voor de Europese markt.
Als onderdeel van een bredere Europese aanpak, verdiept de RDW zich op dit moment in de impact van de Hofuitspraak op de door de RDW verstrekte typegoedkeuringen. Ook het onderzoek naar voertuigen met afwijkende emissiestrategieën dat de RDW in 2017 heeft afgerond wordt getoetst tegen de Europese Hofuitspraak. Dit onderzoek is uitgevoerd op basis van een protocol dat is opgesteld in overleg met de Europese Commissie en het Joint Research Centre (JRC). In dit onderzoek4 werd eerder beoordeeld dat bij veertien voertuigen met afwijkend emissiegedrag, dit emissiegedrag nodig was voor het beschermen van de motor.
Daarnaast zal de RDW bij het afgeven van nieuwe typegoedkeuringen de emissiewetgeving toepassen in lijn met de interpretatie die volgt uit de Hofuitspraak.
Bent u bereid opdracht te geven tot het onderzoeken van meer verdachte automodellen door de RDW? Zal hierbij dezelfde route gevolgd worden zoals bij de Suzuki Vitara en de Jeep Grand Cherokee?
De RDW analyseert momenteel de impact van de Hofuitspraak op de door de RDW afgegeven typegoedkeuringen. Aan de hand van de beschikbare informatie in typegoedkeuringen en vervolgonderzoeken wordt onderzocht of de voertuigen voldoen aan de vereisten van de afgegeven typegoedkeuring, uitgaande van het nieuwe kader dat door de Hofuitspraak is gegeven. Indien heropening van de onderzoeken noodzakelijk is, zal ik uw Kamer daarover informeren.
Daarnaast brengt de Europese Commissie de impact van de Hofuitspraak in kaart, bij dit proces betrekt de Commissie ook de lidstaten. Dit Europese traject is van belang om te zorgen dat lidstaten eenzelfde opvolging geven aan de Hofuitspraak en het gelijke speelveld in de toelating van voertuigen op de Europese markt gewaarborgd blijft. Ik zal samen met de RDW de reactie en vervolgstappen op Europees niveau nauwlettend volgen.
Naar aanleiding van eerdere verdenkingen rond het toepassen van ongeoorloofde emissiestrategieën is aangifte gedaan bij het OM. De mate waarin de vervolgstappen op de Hofuitspraak overeenkomen met eerdere trajecten die in het kader van dieselfraude zijn gevolgd, hangt af van de reactie van de Europese Unie op de Hofuitspraak.
Welke andere kansen ziet u om de schade die sjoemeldiesels toebrengen aan het milieu en in bijzonder de luchtkwaliteit, en dus de gezondheid van mensen, te verminderen met deze uitspraak van de rechter in de hand?
Naast het mogelijk herzien van de afgegeven typegoedkeuringen die als gevolg van de Hofuitspraak niet zouden voldoen aan de emissiewetgeving, zie ik vooral kansen in het blijven inzetten op effectievere Europese wetgeving met streng toezicht op de praktijkemissies van voertuigen en het voorkomen van toekomstige ongeoorloofde manipulatie van emissies. Met de komst van de Real Driving Emission (RDE) wetgeving, die het testen op de weg onder reële rijomstandigheden bij de typegoedkeuring van het voertuig vereist, is een belangrijke stap in de goede richting gezet. Via de kaderverordening markttoezicht en het 4e RDE-pakket wordt de gebruiksfase beter gemonitord, waarbij in heel Europa routinematige controles van praktijkemissies op de weg plaatsvinden. Tegelijkertijd is er zeker nog ruimte voor verbetering. In de onderhandelingen over de aanscherping van de huidige emissienorm (Euro6) spant Nederland zich in dat voertuigen onder nagenoeg alle rijomstandigheden en een autoleven lang aan de eisen moeten voldoen. In de huidige situatie moeten voertuigen in de praktijk enkel aan emissienormen voldoen onder de rijomstandigheden van de RDE-test en ook enkel tot een bepaald kilometrage. De genoemde inzet is in lijn met de Nederlandse inbreng voor de publieke consultatie voor de nieuwe Euronormen die ik op 10 november 2020 met uw Kamer gedeeld heb5.
Op welke wijze wijzigt de uitspraak van de Europese rechter de inzet van Nederland in de Europese Unie en elders op de aanpak van sjoemeldiesels?
Zie antwoord vraag 5.
De zaak van dhr. Singh |
|
Sjoerd Sjoerdsma (D66), Michiel van Nispen , Martijn van Helvert (CDA) |
|
Sander Dekker (minister zonder portefeuille justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() ![]() |
Herinnert u zich de aangenomen motie van het lid Van Nispen c.s. waarin de regering wordt verzocht zich maximaal in te spannen om de heer Singh op korte termijn naar Nederland over te laten brengen, verzoeken tot overbrenging te honoreren en hiertoe zo nodig de procedure tot overdracht van de tenuitvoerlegging te starten?1
Ja.
Kunt u een update geven over de gezondheidssituatie van dhr. Singh? Klopt het dat hij corona heeft?
Volgens de Amerikaanse autoriteiten is de heer Singh (betrokkene) besmet geweest met COVID-19. Hij heeft op dit moment geen actieve COVID-infectie meer. Hij is op 19 januari 2021 vanuit de medische afdeling van de California Medical Facility in Vacaville terug overgebracht naar zijn reguliere cel. Zijn reguliere cel bevindt zich ook in de California Medical Facility, volgens de District Attorney (DA) een instelling met toegang tot goede gezondheidszorg.
Bent u bereid om, ondanks al uw procesmatige en inhoudelijke bezwaren, uit humanitair oogpunt zo snel mogelijk bij de Verenigde Staten een verzoek te doen om de procedure tot overdracht van de tenuitvoerlegging te starten, zodat dhr. Singh zijn resterende leven in Nederland kan doorbrengen?
In mijn brief aan uw Kamer d.d. 21 september 2020, in reactie op de motie van het lid Van Nispen c.s., heb ik aangegeven waarom ik geen ruimte zie voor een verzoek aan de Amerikaanse autoriteiten tot overdracht van de tenuitvoerlegging van zijn straf aan Nederland (een Wots-verzoek).2 De bezwaren daartegen gelden onverkort. Daarbij is de Wots niet bedoeld als humanitair instrument. De humanitaire situatie waar betrokkene zich in bevindt (lange detentie, ouderdom en een zwakke gezondheid) maakt dit niet anders. In dezelfde brief heb ik daarom uiteengezet dat ik betrokkene, in overleg met het juridisch team van betrokkene, vanuit een humanitair oogpunt diplomatiek zou ondersteunen bij een gratieverzoek, mits er met de vrijlating die daarin wordt verzocht geen maatschappelijke risico’s zijn gemoeid. Vervolgens is het gratieverzoek door het juridische team van de betrokkene ingediend en zijn er vanuit mijn ministerie stappen gezet om het gratieverzoek bij de Amerikaanse autoriteiten actief te ondersteunen.
Welke maximale inspanningen heeft u, naar aanleiding van de aangenomen motie, de afgelopen zeven maanden verricht om dhr. Singh naar Nederland te halen?
De volgende stappen zijn naar aanleiding van de motie ondernomen:
Klopt het dat de gratieverzoeken tot nu toe niks hebben opgeleverd, omdat er vanuit de Verenigde Staten bezwaren zijn tegen een onmiddellijke invrijheidstelling van dhr. Singh? Zo ja, waarom blijft u dan vasthouden aan de gratieprocedure?
Zoals toegelicht in antwoord 3 zie ik geen ruimte voor overbrenging in het kader van de Wots. Daarom is er met het juridisch team van betrokkene afgesproken dat zij een verzoek tot gratie in zouden dienen en ik dit zou ondersteunen. Alle stappen, zoals genoemd in antwoord 4, zijn er op gericht om het gratieverzoek te ondersteunen.
Hoewel eerdere verzoeken tot vrijlating inderdaad zijn afgewezen zijn de omstandigheden bij het lopende verzoek anders en kunnen ze anders worden beoordeeld dan bij eerdere gratieverzoeken. Zo heeft betrokkene na zijn laatste Parole Hearing in 2018 gewerkt aan zijn rehabilitatie. Dat blijkt onder meer uit de certificaten van opleidingen en trainingen die hij heeft gevolgd. De gouverneur beslist dan vervolgens over zijn gratiëring.
Bent u bekend met het feit dat eerdere gratieverzoeken niet tot het gewenste resultaat hebben geleid? Zo ja, waarom blijft u dan vasthouden aan de gratieprocedure?
Zie antwoord vraag 5.
Bent u ervan op de hoogte dat bij een levenslange gevangenisstraf de voortgezette tenuitvoerlegging kan worden toegepast (op basis van artikelen 9 t/m 11 van het Verdrag inzake de overbrenging van gevonniste personen, hierna VOGP), waardoor er voor dhr. Singh nog voldoende strafrestant overblijft en hij dus niet op vrije voeten komt bij aankomst in Nederland? Zo ja, waarom hanteert u de procedure van de voortgezette tenuitvoerlegging niet?
Nederland heeft in 2014 beargumenteerd waarom ze voor de VS een omzettingsprocedure hanteert en geen voortzettingsprocedure. De argumenten hiervoor gelden onverkort.3 Daarbij geldt dat de hierna genoemde bezwaren met betrekking tot het strafrestant zowel gelden voor de omzettingsprocedure als de voortzettingsprocedure.
Voorop gesteld, het is niet aan de Minister om te bepalen of er strafrestant is. Dat is aan de rechter op het moment dat er een Wots-verzoek is ontvangen. In het kader van een eventueel Wots-verzoek aan of vanuit de VS is wel een inschatting gemaakt van een eventueel strafrestant. Hierbij is er van uitgegaan dat in de VS een tijdelijke straf van 56 jaar to life met de mogelijkheid van parole (vervroegde invrijheidsstelling) is opgelegd. In de VS bestaat er ook de mogelijkheid dat er een gevangenisstraf zonder mogelijkheid van parole wordt opgelegd. In Nederland is de langste tijdelijke gevangenisstraf dertig jaar. Betrokkene heeft in de VS inmiddels 36 jaar van zijn straf ondergaan. In casu zou dat betekenen dat betrokkene, wegens het ontbreken van een strafrestant, direct op vrije voeten gesteld zou worden. Het strafrestant is nodig om de gedetineerde voor te bereiden op zijn terugkeer in de maatschappij. Nu hier geen sprake is van een strafrestant ligt dit niet in lijn met doelen van de Wots, waaronder de kans tot resocialisatie. De straf omzetten naar een levenslange gevangenisstraf is vermoedelijk strafverzwarend, omdat in Nederland de levenslange gevangenisstraf (in tegenstelling tot een tijdelijke gevangenisstraf) een onbepaalde duur heeft en niet de mogelijkheid van voorwaardelijke invrijheidstelling kent.
Overigens geldt dat alvorens een rechter kijkt naar de vraag of er sprake is van een strafrestant eerst wordt gekeken naar de binding met Nederland. In mijn brief van 21 september jl. heb ik hierover aangegeven dat, op grond van de eerdere inschatting door IOS4 en het standpunt van de Ombudsman, ik van mening ben dat vaststaat dat betrokkene niet voldoet aan het criterium binding als geformuleerd in het Beleidskader.
Welke concrete aanwijzingen heeft u dat de Verenigde Staten het VOGP met Nederland zou opzeggen indien een WOTS-verzoek (Wet overdracht tenuitvoerlegging strafvonnissen) van dhr. Singh door Nederland wordt ingewilligd?
In mijn brief van 21 september jl. heb ik aangegeven dat bij het afwijken van beleid de kans bestaat dat sommige landen het vertrouwen in de Nederlandse staat verliezen als we ons niet aan de doelen van de Wots/VOGP houden. Dit kan tot gevolg hebben dat zij niet langer bereid zijn samen te werken op dit gebied en een overdracht te doen voor de tenuitvoerlegging van strafvonnissen. Het vertrouwen tussen landen is van essentieel belang voor de goede werking van onder andere het VOGP. Nederland hecht hieraan dan ook een groot belang.
Bent u het met ons eens dat, gezien de unieke situatie van dhr. Singh, van ongewenst precedentwerking geen sprake kan zijn? Zo nee, over hoeveel soortgelijke zaken hebben we het?
Nee, zoals in mijn brief van 21 september jl. beschreven ben ik van mening dat er wel degelijk sprake zal zijn van precedentwerking. Op de voor de Wots relevante criteria is de zaak van betrokkene namelijk niet uniek. Zoals ik in mijn brief van 21 september jl. heb aangeven zijn er tussen 2016 tot en met 2019 in totaal 302 verzoeken afgewezen vanwege het ontbreken van binding en/of strafrestant.
Bent u het met ons eens dat bij de nadere invulling in de nationale wetgeving voor de WOTS de menselijke maat uit het oog is verloren en het beleidskader wellicht moet worden herzien om, in zaken zoals die van dhr. Singh, slagvaardiger te werk te kunnen gaan?
Nee. Zoals ik in het antwoord op vraag 3 uiteen heb gezet is het inzetten van de Wots uit humanitaire overwegingen niet geschikt. In overleg met het juridisch team van betrokkene heb ik aangegeven het gratieverzoek vanuit een humanitair oogpunt diplomatiek te ondersteunen. Zoals toegelicht in het antwoord op vraag 4 neem ik hier verschillende stappen toe.
Kunt u deze vragen één voor één en binnen drie weken beantwoorden?
Nee, dat is niet gelukt. De beantwoording nam meer tijd in beslag dan de gevraagde drie weken.