Het bericht “Bollenteelt levert mooie plaatjes op, maar overheid komt met verbod: ‘Risico voor drinkwater’” |
|
Anne-Marijke Podt (D66) |
|
Femke Wiersma (minister ) (BBB) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van de wens van de Provincie Gelderland om niet- biologische bollenteelt nabij waterwingebieden te verbieden?1
Ja.
Zijn er meer provincies, gemeenten of waterschappen die deze wens hebben? Bent u bereid het gesprek aan te gaan met regionale en lokale overheden om dit in kaart te brengen, indien u daar niet van op de hoogte bent?
De provincies zijn het bevoegde gezag voor de bescherming van grondwater en ik vind het belangrijk dat bevoegdheden worden gerespecteerd.
Ik ben niet op de hoogte van het feit of meer provincies de wens hebben om de bollenteelt met uitzondering van de biologische bollenteelt te verbieden. Ik zal het onderwerp in een bestuurlijk overleg ter sprake brengen.
Welke mogelijke barrières zijn er voor het instellen van zo’n verbod?
Provincies hebben vergaande bevoegdheden om grondwater te beschermen. Dit is vastgelegd in de Omgevingswet. Waar nodig werken Rijk, andere overheden en (sector)organisaties samen om de kwaliteit van grondwater te behouden en te beschermen. Beperkende maatregelen dienen uiteraard wel altijd goed en objectief onderbouwd te zijn.
Er loopt een onderzoek naar een mogelijk verbod op het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen in grondwaterbeschermingsgebieden naar aanleiding van een motie van het lid Tjeerd de Groot (Kamerstuk 27 858, nr. 587). Uw Kamer is door mijn ambtsvoorganger geïnformeerd over het eerste deel van het onderzoek (een quickscan) en het starten van het tweede deel (Kamerstuk 27 858, nr. 653).
Welke mogelijkheden hebt u om medeoverheden te ondersteunen bij het instellen van beperkingen op activiteiten in waterwingebieden/grondwaterbeschermingsgebieden (GWB) die de kwaliteit van het grondwater aantasten, zoals de niet-biologische bollenteelt?
Zie antwoord vraag 3.
Kunt u een indicatie geven van de kosten van waterzuivering door de jaren heen in de afgelopen twintig jaar en kunt u daarbij aangeven waardoor deze toename in kosten volgens waterzuiveringsbedrijven zoal te wijten is?
Gedurende de afgelopen 20 jaar hebben de drinkwaterbedrijven, waterschappen, lozers van industrieel afvalwater en industriële drinkwaterontrekkers onder andere te maken gehad met een toename in benodigde capaciteit voor waterzuivering, een grote digitaliseringsslag, innovaties van zuiveringstechnieken en aangescherpte zuiveringseisen. Daarnaast zijn er afspraken gemaakt in het kader van de Bestuursovereenkomst Water om het waterbeheer doelmatiger te maken.
De rapportage «Monitor Lastenontwikkeling en Doelmatigheidswinst Bestuursakkoord Water over de periode 2010–2019» biedt inzicht in het totaal aan kosten voor waterbeheer vanuit de publieke partijen voor onder andere waterzuivering2. Deze kosten zijn echter niet opgesplitst op zodanig detailniveau dat het voor specifieke bronnen bekend is welke kosten gemaakt zijn voor zuivering. Er komen immers veel verschillende ongewenste stoffen voor in het watersysteem, die op een eigen wijze uit het water moeten worden gezuiverd.
Hoe groot is het aandeel «andere teelten» in GWB-gebieden in Gelderland waarbij dezelfde bestrijdingsmiddelen worden gebruikt als bij bollenteelt?
Mijn ambtsvoorganger heeft uw Kamer geïnformeerd over de uitkomst van het rapport «Impactanalyse stoppen van gebruik van bestrijdingsmiddelen in grondwaterbeschermingsgebieden. Quickscan» van WUR. Dit rapport bevat informatie over het landgebruik in alle grondwaterbeschermingsgebieden in Nederland en is niet uitgesplitst per provincie (Kamerstuk 27 858, nr. 653 en blg-1142431).
Het areaal landbouwkundig gebruik in deze gebieden betreft 33.693 ha (dit is ongeveer 35% van het totale areaal) onderverdeeld in:
Er zijn in de teelt van bloembol- en bloemknolgewassen verschillende gewasbeschermingsmiddelen toegelaten. Deze middelen kunnen volgens het wettelijk gebruiksvoorschrift vaak in meerdere gewassen worden gebruikt, waarbij de dosering en de frequentie kan verschillen per gewas.
Wat is het risico van het gebruik van biologische bestrijdingsmiddelen in GWB- en waterwingebieden? Welke kosten brengt het zuiveren van deze middelen met zich mee, mede in verhouding tot chemische middelen?
In de biologische landbouw mogen alleen gewasbeschermingsmiddelen worden gebruikt, die op de SKAL-inputlijst staan én een toelating hebben van het College voor de toelating van gewasbeschermingsmiddelen en biociden (hierna: Ctgb). Dit betreft veelal middelen met een werkzame stof (chemisch of biologisch) van natuurlijke herkomst (bijvoorbeeld mineralen, micro-organismen, plantextracten). Deze middelen mogen overigens ook gebruikt worden in de gangbare landbouw, mits deze zijn toegelaten door het Ctgb.
Voor de drinkwaterbereiding is de primaire vraag of de werkzame stof en de metabolieten die in de bodem gevormd worden uit deze stof afbreken gedurende de bodempassage of het zuiveringsproces. Op het moment dat een stof niet (voldoende) afbreekt en door het drinkwaterbedrijf verwijderd moet worden, is het voor de benodigde zuiveringsinspanning niet relevant of het gewasbeschermingsmiddelen zijn die in de biologische landbouw of in de gangbare landbouw gebruikt worden. Het is voor de inspanningen en de kosten die nodig zijn om zo’n stof en/of de metabolieten te verwijderen niet relevant wat de bron van een stof is.
Daar waar het gewasbeschermingsmiddelen betreft met een werkzame stof van alleen biologische en niet-chemische herkomst (zoals micro-organismen) is het onwaarschijnlijk dat die micro-organismen het diepe grondwater bereiken (10 tot 30 meter diep). Eventuele aanwezige micro-organismen worden met standaard filters (UV filters/koolstoffilters) inactief gemaakt en/of verwijderd.
Het Ctgb neemt de afbreekbaarheid of persistentie van werkzame stoffen in gewasbeschermingsmiddelen en hun metabolieten mee in de beoordeling van de blootstelling naar bodem en grondwater. Als deze beoordeling leidt tot onaanvaardbare effecten op mens, dier en milieu, dan wordt een (toepassing van een) middel niet toegelaten.
Wat is de stand van zaken omtrent het harmoniseren van de doelen in de Kaderrichtlijn Water met het toelatingsbeleid van het «College voor de toelating van gewasbeschermingsmiddelen en biociden» (Ctgb)?
Mijn ambtsvoorganger heeft uw Kamer recent geïnformeerd over de uitkomst van de analyse die is uitgevoerd naar de mogelijkheden hoe de toelating van gewasbeschermingsmiddelen in overeenstemming kan worden gebracht met de normen van de KRW (Kamerstuk 27 858, nr. 671). Hoe ik de analyse verder wil gebruiken, zal ik uw Kamer in dit najaar laten weten.
Welke stappen zijn er door het Ctgb tot op heden gezet om hun toelatingsbeleid aan te scherpen, in navolging van het arrest van het Europese Hof van Justitie?2
Het Ctgb heeft recent een bericht op zijn website gezet, dat het zijn werkwijze op onderdelen aanpast naar aanleiding van de twee uitspraken van het Europese Hof van Justitie op 25 april jl.4 Deze nieuwe werkwijze richt zich op het gebruik van recente nieuwe betrouwbare wetenschappelijke en technische kennis is ontwikkeld over hormoonontregeling bij de mens en van nieuwe richtsnoeren en methodieken zodra deze worden gepubliceerd door EFSA of een vergelijkbare instantie, ook als ze nog niet definitief zijn vastgesteld en de bijbehorende data beschikbaar zijn.
Ziet het Ctgb, op basis van het arrest in vraag 9, reden om hun advies over gebruiksvoorschriften en milieubescherming in relatie tot GWB-gebieden aan te passen?
Vooralsnog leidt de aangepaste werkwijze niet tot een wijziging van de werkwijze die het Ctgb op dit moment hanteert voor grondwaterbeschermingsgebieden.
De huidige werkwijze staat in het Besluit gewasbeschermingsmiddelen en biociden en leidt tot het hanteren van een strengere norm in grondwaterbeschermingsgebieden voor het aspect uitspoeling naar het grondwater dan in andere gebieden in Nederland.
Ernstig dierenleed bij de training en inzet van politiehonden |
|
Christine Teunissen (PvdD) |
|
David van Weel (minister ) , Femke Wiersma (minister ) (BBB) |
|
![]() |
Kent u de berichten «Agent schiet op politiehond tijdens arrestatie van verwarde man» en «Politiehond die zich tegen arrestatieteam in Dalfsen keerde overleden»?1 2
Ja.
Wat ging er door u heen toen u vernam dat een politiehond is overleden nadat die is neergeschoten door een politieagent?
Het is een tragisch incident en heel pijnlijk dat een politiehond bij een inzet om het leven komt.
Kunt u bevestigen dat met de nieuwe «Koers voor Politiehonden» juist werd ingezet op honden die minder snel bijten?
Ja.
Hoe verklaart u dan dat deze politiehond zelfs een van de eigen agenten heeft gebeten?
De politiehond heeft tijdens de inzet geen politiemedewerker gebeten.
Kunt u aangegeven of de hond is neergeschoten door de begeleider of door een andere agent?
De politiehond is door een andere agent neergeschoten en niet door de hondengeleider.
Kunt u aangeven welke stappen zijn ondernomen vlak nadat de hond werd neergeschoten?
Nadat de hondengeleider kennis kreeg van het feit dat zijn hond was neergeschoten, is de hond zo veel mogelijk medisch gestabiliseerd. Hierna is de hond direct met een dienstvoertuig overgebracht naar de dichtstbijzijnde dierenarts. In het veterinair hospitaal heeft verdere behandeling plaatsgevonden.
Is er een onderzoek ingesteld naar de inzet van de hond in deze casus, wat er mis is gegaan, waarom de hond zich «tegen de leden van het arrestatieteam keerde» en of de hond niet overhaast is neergeschoten? Zo ja, kunt u deze resultaten met de Kamer delen? Zo nee, bent u alsnog bereid om een dergelijk onderzoek te starten?
Conform het beleid is het gebruik van geweld en/of een geweldsmiddel door de politie bij deze inzet onderzocht en beoordeeld door de hulpofficier van justitie. Ook is de betreffende actie direct en uitgebreid geëvalueerd, zoals bij iedere inzet van de Dienst Speciale Interventies gebeurt. Op dit moment wordt nog onderzocht welke omstandigheden hebben geleid tot het neerschieten van de politiehond. Het is niet aan mij als Minister van Justitie en Veiligheid om uitlatingen te doen over individuele gevallen en evenmin over uiteindelijke resultaten van intern politieonderzoek naar een concreet incident.
Kunt u aangeven hoe vaak er in de afgelopen vijf jaar politiehonden gewond zijn geraakt bij de inzet?
Hoe vaak er in de afgelopen vijf jaar politiehonden gewond zijn geraakt bij de inzet wordt niet centraal geregistreerd. Van elke politiehond wordt in iedere politie-eenheid een apart medisch dossier bijgehouden. De politie kan hier derhalve geen betrouwbare gegevens over aanleveren.
Kunt u aangeven hoe vaak er in de afgelopen vijf jaar agenten, arrestanten of omstanders gewond zijn geraakt door de inzet van politiehonden?
De politie registreert niet het aantal politiemedewerkers, arrestanten of omstanders dat gewond is geraakt door een inzet van politiehonden. Hierover kan de politie geen betrouwbare gegevens aanleveren.
Kunt u bevestigen dat er op 25 maart 2024 een hondentraining van GHSV Schiedam is stilgelegd door de politie na meldingen van dierenmishandeling en gebruik van illegale trainingsmiddelen?3
Het klopt dat de politie op die dag bij een hondenvereniging in Schiedam een training heeft stilgelegd. Dit was niet bij GHSV Schiedam, maar bij een andere hondenvereniging die gebruik maakte van het terrein van GHSV Schiedam. Er zijn voorwerpen inbeslaggenomen die nader worden onderzocht.
Deelt u de mening dat hondenscholen een voorbeeldfunctie hebben en dat het zeer ernstig is dat bij hondentrainingen dieren worden mishandeld?
Laat ik vooropstellen dat elke vorm van dierenmishandeling onaanvaardbaar is. Dierenmishandeling betreft dan ook een misdrijf waartegen door de overheid strafrechtelijk kan worden opgetreden (artikel 2.1 en artikel 8.11 van de Wet dieren). Op dit moment is er een opsporingsonderzoek gaande en er worden meerdere verdachten gehoord. Het is uiteindelijk aan een rechter om in een concreet geval te beoordelen of sprake is geweest van strafbare gedragingen en of daarop een sanctie moet volgen. Een eventuele beslissing tot het sluiten van een pand of lokaal komt toe aan de burgemeester.
Deelt u de mening dat een hondenschool waar ernstige dierenmishandeling heeft plaatsgevonden, vanwege deze voorbeeldfunctie, permanent moet worden gesloten? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 11.
Kunt u aangeven welke stappen zijn ondernomen tegen deze betreffende hondenschool?
Zie antwoord vraag 11.
Is of was deze trainingsschool aangesloten bij de Koninklijke Nederlandse Politiehonden Vereniging (KNPV)?
Het is mij niet bekend of de betreffende hondenvereniging op het terrein van GHSV Schiedam is aangesloten bij de Koninklijke Nederlandse Politiehonden Vereniging (KNPV). Hierbij wil ik benadrukken dat de KNPV een zelfstandige, private vereniging is die niet gelieerd is aan de politie.
Kunt u uitsluiten dat er door de politie, douane, Dienst Justitiële Inrichtingen, Defensie of Koninklijke Marechaussee honden zijn aangekocht die zijn getraind bij deze trainingsschool? Zo nee, waarom niet?
Zoals ik hiervoor aangaf vond het incident weliswaar plaats op het terrein van GSHV Schiedam, maar deze hondenvereniging was niet betrokken bij het voorval. Uit het opsporingsonderzoek dat op dit moment loopt, zal moeten blijken of sprake is geweest van strafbare gedragingen en welke individuen en eventueel vereniging hierbij betrokken zijn geweest.
Voor de aankoop van honden doet de politie geen zaken met verenigingen, maar met particuliere verkopers. Bovendien stelt de politie daarbij als voorwaarde dat de aan te kopen politiehond niet getraind mag zijn met ongeoorloofde («aversieve») middelen.
Kunt u zich de aflevering van Rambam van 18 januari 2018 herinneren, waarin te zien was dat bij een tiental hondenscholen op grote schaal honden werden mishandeld, waar attributen als slipkettingen, prik- en stroombanden werden gebruikt, en waar honden werden geslagen met flessen die met grind waren gevuld?
Ja.
Wat vindt u ervan dat er ruim zes jaar later nog steeds hondenscholen zijn waar honden ernstig worden mishandeld?
Iedere vorm van dierenmishandeling is er een te veel. Als er signalen zijn dat honden ernstig worden mishandeld op hondenscholen, zal dit uiteraard worden onderzocht. Indien daarvoor aanwijzingen zijn, kan dit leiden tot strafrechtelijk onderzoek en uiteindelijk sanctionering.
Bent u bereid het toezicht op en handhaving bij hondenscholen te intensiveren? Zo nee, waarom niet?
De afweging aangaande nut en noodzaak voor het organiseren en al dan niet intensiveren van toezicht en handhaving vindt vooral lokaal plaats op basis van de signalen die de politie bereiken. Ik moedig iedereen die getuige is van dierenmishandeling aan dit te melden, ongeacht of dit hondentrainers, politiemensen of anderen zijn. Dit kan bij het meldpunt 144 voor dierenleed.
Bent u bereid hondentrainer (kynologisch instructeur) een erkend beroep te maken en regels op te stellen voor de wijze waarop honden getraind worden? Zo nee, waarom niet?
Het beroep van kynologisch instructeur is weliswaar geen erkend beroep, maar er is daarvoor wel een opleiding voorhanden. Daarnaast geldt dat ook voor het trainen van honden alleen die methoden toegepast mogen worden die voldoen aan artikel 2.1 van de Wet dieren en is een aantal handelingen expliciet opgenomen als verboden handeling in artikel 1.3 van het Besluit houders van dieren. Op het moment dat er sprake lijkt te zijn van het uitvoeren van een verboden handeling, is er mogelijk sprake van dierenmishandeling en dus van een strafbaar feit. Bij een melding of aangifte van dierenmishandeling kan de politie een onderzoek starten.
Bent u bereid toe te werken naar een gezamenlijke trainingsschool voor overheidshonden, zodat de honden niet meer hoeven te worden aangekocht bij particuliere trainingsscholen waar geen of weinig toezicht op is? Zo nee, waarom niet?
De politie en Defensie zijn actief bezig met dit onderwerp. Een samenwerking in de vorm van een gezamenlijke trainingsschool voor overheidshonden is echter nog niet gerealiseerd. Wel hebben er gesprekken tussen Defensie, politie en Douane plaatsgevonden om tot andere vormen van samenwerking te komen, bijvoorbeeld over aanschaf en huisvesting van werkhonden4. De politie werkt bovendien aan landelijke uniformering van opleiding en training. Ook wordt gewerkt aan het herontwerpen van het leerlandschap, waarbij opleidingen worden vastgesteld voor hondengeleider, instructeur en leidinggevende.
Erkent u dat de inzet van politiehonden altijd gepaard zal blijven gaan met dierenleed of -mishandeling? Zo nee, op welke manier kunt u dit uitsluiten?
Aandacht voor dierenwelzijn is één van de drie pijlers van de Koers Politiehonden.
Dit thema komt integraal terug in de onderwerpen verwerving van honden,
selectie van geleiders en binnen het nieuwe leerlandschap voor hondengeleiders5.
Dierenwelzijn staat dan ook voorop tijdens de training en verzorging van politiehonden. Tijdens operationele inzetten wordt zo veilig mogelijk gewerkt. Indien inzet van de politiehond niet verantwoord is, worden andere tactische keuzes gemaakt. Tegelijkertijd kan dierenleed nooit volledig worden uitgesloten. Net als medewerkers van de politie lopen politiehonden en hun geleiders bij een inzet risico om blootgesteld te worden aan geweld.
Bent u bereid om vanwege dit leed met een plan te komen voor de afbouw en uitfasering van het gebruik van politiehonden? Zo nee, waarom niet?
Politiehonden leveren een onvervangbare bijdrage aan het politiewerk, zowel in de opsporing als in de handhaving van de openbare orde. Uitfasering van het gebruik van politiehonden is vooralsnog niet aan de orde. Vanuit de Koers Politiehonden wordt, samen met wetenschappelijke instituten als de Universiteit Utrecht en de Hogeschool Aeres, enerzijds gewerkt aan het optimaliseren van het dierenwelzijn en anderzijds aan het professionaliseren van de operationele inzetten middels landelijke standaarden. Dit alles met als doel om het gebruik van de politiehond toekomstbestendig te maken.
Alle documentatie verstrekken met betrekking tot de totstandkoming van de 25 kilometer afstandsgrens rondom Natura 2000-gebieden |
|
Thierry Baudet (FVD) |
|
Femke Wiersma (minister ) (BBB) |
|
![]() |
Kunt u de Kamer alle documentatie (rapporten, notities, e-mails, et cetera) verstrekken die in aanloop naar de brief van uw voorganger de dato 9 juli 2021 (Kamerstuk 35334, nr, 158) en daarna zijn uitgewisseld op en met het toenmalige Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit over de onderbouwing voor en de totstandkoming van de 25 kilometer afstandsgrens rondom Natura 2000-gebieden?
Mijn voorganger heeft op 13 juni 2024 een besluit gepubliceerd over een Woo-verzoek aangaande de totstandkoming van AERIUS Calculator versie 20211. Als onderdeel van dit besluit is alle documentatie aangaande de totstandkoming van de maximale rekenafstand van 25 kilometer gepubliceerd. De in de Kamervragen opgevraagde stukken zijn daar te vinden.
Kunt u hierbij in het bijzonder alle documentatie (rapporten, notities, e-mails, et cetera) verstrekken die betrekking hebben op het feit dat «uit analyses van het RIVM blijkt dat elke locatie in Nederland gelegen is binnen 25 kilometer van een stikstofgevoelig Natura 2000-gebied», zoals uw voorganger vermeldt in desbetreffende brief?
Zie antwoord vraag 1.
Kunt u deze vragen zo spoedig mogelijk en binnen de daarvoor gestelde termijn beantwoorden?
Zie antwoord vraag 1.
Het beschermen van dieren tegen hitte |
|
Esther Ouwehand (PvdD) |
|
Femke Wiersma (minister ) (BBB) |
|
![]() |
Bent u van mening dat het belangrijk is om dieren te beschermen tegen de hitte?
Ik vind het belangrijk om dieren te beschermen tegen negatieve welzijnseffecten die op kunnen treden ten gevolge van hitte.
Onderschrijft u de wetenschappelijke vaststelling van de European Food and Safety Authority (EFSA) dat bij vleesvarkens al bij 25 graden Celsius hittestress optreedt, met een versnelde hartslag, stijgende bloeddruk en versnelde oppervlakkige ademhaling als gevolg?1
EFSA beschrijft verschillende onderzoeken die zijn uitgevoerd naar het effect van warmte op dieren en noemt daarbij de Upper Criticial Temperature (UCT, de temperatuur waarboven het dier significant meer gebruik moet maken van fysiologische processen om te voorkomen dat de lichaamstemperatuur stijgt tot boven de normaalwaarde). Hierbij worden voor verschillende categorieën varkens (zeugen, vleesvarkens, beren, gelten) van verschillende gewichten verschillende UCT’s aangegeven. Die verschillen kunnen verklaard worden door verschillen tussen de onderzoeken (verschillende rassen, verschillen in huisvesting, verschillen in eten etc.). Aan de hand van de resultaten van deze onderzoeken, schat EFSA in dat de UCT voor vleesvarkens 25 graden Celsius is. Hiermee is niet gezegd dat vleesvarkens boven deze temperatuur ook daadwerkelijk hittestress ervaren, maar wel dat het risico op het ervaren van hittestress vanaf die temperatuur toeneemt. Daarbij zijn er ook andere factoren die dit risico beïnvloeden, zoals bijvoorbeeld de luchtvochtigheid.
Onderschrijft u de wetenschappelijke vaststelling van de EFSA dat vleeskuikens door hun extreme gewicht, waarop ze zijn doorgefokt, hun warmte niet goed kwijt kunnen en door hun snelle stofwisseling zelf meer warmte produceren, waardoor ze al bij 25 graden last kunnen hebben van hittestress?2
Snelgroeiende vleeskuikens zijn sensitiever voor warme omgevingstemperaturen vanwege een hogere eigen warmteproductie. Voor pluimvee gebruikt EFSA een andere methode om de kritieke temperaturen voor transport te berekenen. EFSA geeft daarbij aan dat pluimvee – waaronder ook vleeskuikens – vanaf 22 graden Celsius risico lopen om hittestress te ervaren, sterk afhankelijk van de luchtvochtigheid. Net als bij het antwoord op vraag 2 gaat het hier dus om een risico. Het risico op het ervaren van hittestress neemt toe naarmate de temperatuur en/of de luchtvochtigheid toeneemt.
Onderschrijft u de wetenschappelijke vaststelling van de EFSA dat koeien al bij temperaturen boven de 25 graden niet op transport zouden moeten worden gezet, omdat dit hun welzijn ernstig aantast?3
Hier geldt hetzelfde als bij het antwoord op vraag 2. Op basis van beschikbare wetenschappelijke literatuur schat EFSA de UCT voor koeien in op 25 graden Celsius. Hiermee is niet gezegd dat koeien boven deze temperatuur ook daadwerkelijk hittestress ervaren, maar wel dat het risico op het ervaren van hittestress vanaf die temperatuur toeneemt. Daarbij zijn er ook andere factoren die dit risico beïnvloeden, zoals bijvoorbeeld de luchtvochtigheid.
Kunt u bevestigen dat het nog steeds is toegestaan om dieren bij 35 graden op transport te zetten?
Op dit moment geldt de beleidsregel diertransport bij hoge temperaturen. Met deze beleidsregel wordt voor de situatie van vervoer bij hoge temperaturen een invulling gegeven aan het begrip «vervoeren of laten vervoeren van dieren op zodanige wijze dat het de dieren waarschijnlijk letsel of onnodig lijden berokkent» uit artikel 3 van Europese Verordening (EG) 1/2005 (hierna: de Transportverordening). Vervoer van dieren onder warme weersomstandigheden kan leiden tot hittestress en lijden en daarmee tot overtreding van dit verbod. Deze beleidsregel legt vast dat dit bij een buitentemperatuur van 35 graden Celsius of meer altijd het geval is. Dit betekent dat het niet is toegestaan om dieren – die onder de reikwijdte van de Transportverordening vallen – bij temperaturen van 35 graden Celsius of meer te transporteren.
Kunt u bevestigen dat de Kamer wil dat de maximumtemperatuur voor diertransporten wordt verlaagd?4
Ja.
Kunt u bevestigen dat de beleidsregel, die uw voorganger heeft voorbereid om de maximumtemperatuur te verlagen naar 30 graden, zo goed als klaar is?
De beleidsregel waarmee de maximumtemperatuur voor diertransport verlaagd wordt, heeft inmiddels een groot gedeelte van het proces om vastgesteld te kunnen worden, doorlopen. De volgende processtap is notificatie bij de Europese Commissie. Deze stap neemt minimaal drie maanden in beslag.
Wanneer gaat u de aangekondigde beleidsregel notificeren bij de Europese Commissie?
Een Kamermeerderheid heeft mij gevraagd om deze beleidsregel te notificeren bij de Europese Commissie5. Zoals ik op 7 februari aan uw Kamer heb geschreven in de Verzamelbrief Dierenwelzijn (Kamerstuk 28 286, nr. 1380), start ik het notificatieproces.
Kunt u bevestigen dat aan de hand van de EFSA-onderzoeken kan worden geconcludeerd dat veel dieren bij een temperatuur van 30 graden nog steeds hittestress zullen ervaren?
Zoals aangegeven in de antwoorden op de vragen 2, 3 en 4 gaat het hier om het risico op het ervaren van hittestress. Het is dus geen gegeven dat dieren boven 30 graden Celsius ook daadwerkelijk hittestress ervaren, maar wel dat het risico op het ervaren van hittestress toeneemt naarmate de temperatuur hoger wordt.
Heeft u gezien dat de Kamer heeft verzocht om de maximumtemperaturen in lijn te brengen met de EFSA-adviezen?5 6
Ik ben bekend met de moties die de Kamer heeft aangenomen op dit dossier.
Wat gaat u met dit verzoek van de Kamer doen?
Ik start het notificatieproces bij de Europese Commissie. In mijn brief van 7 februari (Kamerstuk 28 286, nr. 1380) heb ik geschetst hoe ik het verdere proces voor mij zie.
Heeft u gezien dat uw voorganger heeft bevestigd dat het nog steeds voorkomt dat dieren op hete dagen ellenlang in hete vrachtwagens voor de deur van slachthuizen moeten wachten, of rondjes moeten blijven rijden tot ze worden uitgeladen?7
Ik ben bekend met de brieven die mijn ambtsvoorganger over dit onderwerp heeft gestuurd.
Erkent u dat er ook een plan nodig is voor een lagere stalbezetting in warme maanden om te voorkomen dat dieren in snikhete stallen komen te zitten of in bloedhete vrachtwagens naar het slachthuis «moeten» worden afgevoerd omdat anders de stal te vol zou komen te zitten?
Een plan vanuit de overheid acht ik hier niet voor nodig, ik verwacht hierbij een zekere mate van flexibiliteit van de sector zelf. Niet alleen vanwege zaken die zich tot op zekere hoogte laten voorspellen zoals hitte, maar bijvoorbeeld ook voor onvoorspelbare scenario’s zoals bijvoorbeeld uitbraken van dierziekten. Het borgen van dierenwelzijn en diergezondheid is immers de verantwoordelijkheid van de dierhouder, ook in dergelijke situaties. Er zijn meerdere manieren om deze flexibiliteit en verantwoordelijkheid in te regelen, waar een lagere stalbezetting er één van is. Ik vertrouw daarbij op de kennis en ervaring binnen de Nederlandse sector om daar plannen voor te maken en dit goed in te regelen.
Kunt u bevestigen dat het voor houders van dieren wettelijk verplicht is om dieren in weilanden te beschermen tegen slechte weersomstandigheden, waaronder hitte?
In het Besluit houders van dieren (BhvD) is vastgelegd dat een dier, indien het niet in een gebouw wordt gehouden, bescherming moet worden geboden tegen slechte weersomstandigheden (artikel 1.6, derde lid, BhvD).
Kunt u bevestigen dat de Kamer in 2023 heeft verzocht om beschuttingsmogelijkheden voor weidedieren landelijk te verplichten?8
Ja, dit kan ik bevestigen.
Wat is uw boodschap aan veehouders die ondanks deze wettelijke verplichting hun dieren nog steeds geen beschermingsmogelijkheden bieden tegen extreme temperaturen?
Het is de verantwoordelijkheid van de houders om hun dieren te voorzien van de benodigde beschutting tijdens warme dagen. Een deel van de houders loopt echter tegen een aantal uitdagingen aan in het kader van vergunningverlening voor het plaatsen van beschutting in weilanden. In dit kader is het project «Beschutting voor dieren in de weide» binnen het programma Kennis op Maat goedgekeurd. Het doel van dit project is praktische en juridische kennis over beschutting te verspreiden onder dierhouders, gemeentes en andere stakeholders. Dit project loopt nu. Ik zal u via het plan van aanpak hittestress informeren over de voortgang.
De NVWA voert in warme periodes controles uit bij veehouderijen en andere bedrijven waarbij er extra aandacht is voor de bescherming van de dieren tegen de hitte. De NVWA controleert of dieren in de wei voldoende beschermd worden tegen hitte en of er voldoende aandacht is voor goede klimaatbeheersing in stallen. Daarnaast zijn er extra controles op veetransporten bij (zeer) warme dagen. De NVWA controleert dan extra op mogelijke symptomen van hittestress bij de dieren. De transporten worden voornamelijk gecontroleerd op de plaats van bestemming, zodat de vervoermiddelen met dieren niet nog een keer extra stil moeten staan tijdens de hitte.
Wat gaat u doen om dieren deze zomer te beschermen op hete dagen, zowel in de stallen, als op transport en in de weide?
Zie antwoord vraag 16.
Bent u bereid om een hitteplan te ontwikkelen om te voorkomen dat dieren onnodig lijden in warme periodes? Zo nee, waarom niet?
Via het plan van aanpak voor hittestress bij landbouwhuisdieren werk ik al samen met de NVWA en de sector aan het voorkomen van hittestress bij landbouwhuisdieren in de wei, in de stal, tijdens transport en in slachterijen. In dit plan van aanpak is ook het nationaal plan voor veetransport bij extreme temperaturen opgenomen. In dit plan – bestaande uit onder andere NVWA werkvoorschriften en sectorprotocollen – staat aangegeven bij welke temperaturen welke maatregelen worden genomen bij diertransport en welke verantwoordelijkheden de verschillende organisaties hebben.
Kunt u deze vragen binnen de daarvoor gestelde termijn beantwoorden?
Het is vanwege de voor de beantwoording benodigde afstemming helaas niet gelukt om de vragen binnen de daarvoor gestelde termijn te beantwoorden.
Provincies die vragen om een generaal pardon voor PAS-melders |
|
Eline Vedder (CDA) |
|
Femke Wiersma (minister ) (BBB) |
|
![]() |
Bent u bekend met het artikel «Ook Drenthe vraagt Den Haag om generaal pardon voor PAS-melders»?1
Ja.
Deelt u de mening dat het legaliseren van de Programma Aanpak Stikstof (PAS)-melders de hoogste prioriteit heeft en dat de aan hen gedane beloftes zo snel mogelijk waar moeten worden gemaakt?
Ja, ik deel die mening. Het kabinet wil zo snel als mogelijk een houdbare oplossing voor de PAS-melders.
Welke stappen zet u om op zo kort mogelijke termijn alle PAS-melders te legaliseren?
Het kabinet wil zo snel als mogelijk een houdbare oplossing voor de PAS-melders en zet daarom gelijktijdig in op meerdere sporen om sneller tot die oplossingen te komen.
Allereerst hoop ik te komen tot een rekenkundige ondergrens die juridisch houdbaar is. Het TNO onderzoeksrapport in opdracht van het IPO heb ik met u gedeeld2. Ik zie aanknopingspunten voor vervolgonderzoek en zal dit op korte termijn in opdracht geven.
Om de kansen voor het legaliseren van de bestaande situatie te vergroten, heeft het kabinet aangegeven de effecten van de aanpak piekbelasting met voorrang in te zetten voor PAS-meldingen (Kamerstuk 30 252, nr. 35). De Lbv-plus staat nog tot en met 20 december 2024 open. Pas daarna is het mogelijk om goed in beeld te brengen in hoeverre de opbrengst daadwerkelijk benut kan worden voor het legaliseren van PAS-meldingen. Als daar meer duidelijkheid over is, zal ik daarover uw Kamer informeren.
Verder wordt er samen met de provincies gewerkt aan de verbreding van de aanpak voor PAS-melders naar aanleiding van de motie-Nijhof.3 Ik ben met de provincies in overleg hoe we deze verbrede maatwerkaanpak snel kunnen gaan uitvoeren. Hierbij staat de PAS-melder centraal
Tot slot onderzoeken het Rijk en de provincies momenteel gezamenlijk hoe persoonlijke begeleiding voor PAS-melders (nader) kan worden vormgegeven en op welke wijze zij goed kunnen worden begeleid bij het maken van keuzes.
Wat is in dat kader uw reactie op de oproep vanuit de provincies Zeeland, Friesland en Drenthe voor een generaal pardon voor PAS-melders?
Ik deel de ambitie om de PAS-melders zo snel als mogelijk een oplossing te bieden en heb begrip voor deze wens. Tegelijkertijd is het juist voor de PAS-melders van belang dat de oplossing die zij krijgen ook juridisch houdbaar is, zodat zij de zekerheid krijgen waar ze al zo lang op wachten.
In het kader van het concept-landbouwakkoord is de Landsadvocaat in juni 2023 gevraagd naar de mogelijkheden voor een generaal pardon voor PAS-melders.4 Uit het advies blijkt dat een generaal pardon alleen kan als significante gevolgen van de emissies van de gemelde activiteiten voor elk Natura 2000-gebied en elke locatie van beschermde habitats daarbinnen kunnen worden uitgesloten. Dat kan op voorhand op basis van objectieve gegevens of op basis van een uitgevoerde passende beoordeling die zekerheid geeft dat aantasting van de natuurlijke kenmerken van het Natura 2000-gebied kunnen worden uitgesloten. Bij een passende beoordeling kunnen de positieve effecten van mitigerende maatregelen worden betrokken, als deze additioneel zijn ten opzichte van de maatregelen die nodig zijn om verslechtering van de kwaliteit van het Natura 2000-gebied te voorkomen en perspectief te houden op eventueel noodzakelijk herstel. Voor de meeste Natura 2000-gebieden vereist dit dat eerst de kwaliteit en condities verder op orde moeten komen. Daarvoor zal eerst de benodigde emissie- en depositiedaling moeten worden behaald. Pas daarna wordt het mogelijk dit juridisch houdbaar in te voeren, volgens het advies van de Landsadvocaat.
Ik besef dat veel PAS-melders daarop niet kunnen wachten en daarom zoek ik ook andere manieren en bied ik, in de verbrede aanpak, ook andere mogelijkheden om tot een oplossing te komen.
Welke mogelijkheden ziet u om daadwerkelijk tot een generaal pardon voor PAS-melders te kunnen komen?
Zie antwoord vraag 4.
Hoe schat u de juridische haalbaarheid van een generaal pardon in? Verwacht u dat een generaal pardon stand zal kunnen houden bij de rechter?
Zie antwoord vraag 4.
Onder welke voorwaarden zou een generaal pardon mogelijk zijn? Wat is daarvoor nodig?
Zie antwoord vraag 4.
Op welke termijn zou het kunnen, indien het mogelijk zou zijn om tot een generaal pardon te komen?
Dat kan ik op dit moment niet met zekerheid zeggen. De verwachting is helaas dat een generaal pardon vanuit juridisch oogpunt op korte termijn niet mogelijk zal zijn.
Zie ook het antwoord op de vorige vragen.
Is de oproep vanuit de drie hierboven genoemde provincies voor u reden om de mogelijkheden voor een generaal pardon voor PAS-melders verder te onderzoeken? Zo nee, waarom niet? Zo ja, op welke termijn verwacht u de resultaten van een dergelijk onderzoek?
Het vinden van een oplossing voor PAS-melders blijft zoals u weet een van mijn grootste prioriteiten. Naast de hierboven genoemde inzet blijf ik dan ook open staan en actief zoeken naar andere mogelijkheden. Een generaal pardon, of een vergelijkbaar alternatief, sluit ik daarom dan ook nog steeds niet uit.
Het ernstig lijden van dieren bij de slacht |
|
Esther Ouwehand (PvdD) |
|
Femke Wiersma (minister ) (BBB) |
|
![]() |
Kunt u bevestigen dat in Nederland elk jaar meer dan 500 miljoen dieren, veelal na een kort en ellendig leven, worden geslacht?
Ik kan bevestigen dat er ieder jaar meer dan 500 miljoen dieren1, 2 in Nederland worden geslacht.
Erkent u dat er niet zoiets bestaat als «diervriendelijke slacht»?
Ik erken dat er verschillende meningen bestaan over of slacht diervriendelijk kan. Ik vind dat het slachten van dieren op een diervriendelijke wijze gedaan moet worden, en ik zet mij in om de slacht in Nederland met oog voor dierenwelzijn te laten verlopen.
Erkent u dat de wetgever desondanks al meer dan honderd jaar de morele plicht heeft om het lijden van dieren bij de slacht zoveel mogelijk te beperken?1
Ja, dit volgt ook uit Europese en Nederlandse wetgeving. Ik erken dat er een morele plicht is om het lijden van dieren tijdens de slacht zoveel mogelijk te beperken.
Kunt u bevestigen er in grote slachthuizen tot wel 675 varkens, 130 runderen, 240 kalfjes en zelfs 13.500 kippen per uur worden geslacht?
Gangbare slachtsnelheden in grote slachthuizen zijn 300–675 vleesvarkens, 25–130 runderen, 40–245 kalveren en 6.000–13.5000 vleeskuikens per uur. De maximale snelheden zijn sinds 2021 niet veranderd.
Kunt u bevestigen dat er met deze hoge slachttempo's niet kan worden voorkomen dat er regelmatig iets misgaat, waardoor er ernstig dierenleed ontstaat (zoals dieren die bij vol bewustzijn in kokendhete broeibakken terechtkomen of bij vol bewustzijn worden geslacht)?
Ik kan bevestigen dat wanneer een slachthuis haar procedures niet goed borgt, het dierenwelzijn kan worden geschaad. Dit volgt ook uit het literatuuronderzoek en de praktijkonderzoek dat mijn ministerie in 2021 en 2022 heeft laten uitvoeren door onder andere Wageningen University & Research (WUR)4. Over het algemeen borgen slachthuizen hun procedures echter goed en vinden slachtprocessen daarmee plaats volgens vastgestelde wet- en regelgeving.
Onderschrijft u de conclusie van het onderzoek van Wageningen University & Research (WUR) dat risico’s voor dierenwelzijn en voedselveiligheid groter worden bij een hogere slachtsnelheid?2
Ik onderschrijf de conclusie dat risico’s voor dierenwelzijn en voedselveiligheid groter kunnen worden bij een hogere slachtsnelheid, en dat deze ondervangen kunnen worden middels verschillende specifieke maatregelen. Deze maatregelen staan ook in het onderzoek en de praktijktoets beschreven.
Onderschrijft u de vaststelling van voormalig landbouwminister Schouten dat de druk op het slachtproces vanwege de economische belangen te groot is geworden om de belangen van dierenwelzijn en voedselveiligheid te kunnen borgen?3
Dit onderschrijf ik niet. Volgens de conclusies uit de eerder genoemde onderzoeken kunnen dierenwelzijn en voedselveiligheid, mits specifieke maatregelen (passend voor het slachthuis) worden toegepast, geborgd blijven bij een hogere slachtsnelheid.
Heeft u er kennis van genomen dat de Kamer verschillende keren heeft verzocht om de slachtsnelheid te verlagen?4 5
Ja.
Gaat u de slachtsnelheid in slachthuizen verlagen?
Nee.
Kunt u bevestigen dat er op dit moment nog altijd slacht- en bedwelmingsmethoden zijn toegestaan die strijdig zijn met het doel om het lijden van dieren bij de slacht tot een minimum te beperken? Kunt u uiteenzetten welke slacht- en bedwelmingsmethoden dat volgens u zijn?
Voor elke slacht- en bedwelmingsmethoden zijn er voordelen en nadelen ten aanzien van dierenwelzijn te beschrijven. Deze voor- en nadelen zijn zorgvuldig door de EFSA beschreven in de afgelopen tientallen jaren. Het is aan het slachthuis om een afweging hierin te maken en het slachtproces dusdanig in te richten dat het dierenwelzijn geborgd wordt.
Kunt u bevestigen dat de European Food and Safety Autority (EFSA) in 2004 al adviseerde om de waterbadbedwelming uit te faseren?
Ik kan bevestigen dat EFSA in 2004 uiteengezet heeft elke bedwelmingsmethodes voor verschillende diersoorten bestaan en wat onder andere de dierenwelzijnsrisico’s zijn voor elke methode. Ook adviseren zij dat er meer onderzoek gedaan moet worden naar de effectiviteit van bepaalde slacht- en bedwelmingsmethodes.
Kunt u bevestigen dat voormalig landbouwminister Verburg in april 2009 aankondigde dat het waterbad zou worden uitgefaseerd, omdat het zeer aannemelijk is dat een aanzienlijk deel van de dieren niet voldoende wordt bedwelmd?6
Ik kan bevestigen dat voormalig Landbouwminister Verburg ernaar streefde dat de sector gebruik ging maken van alternatieve bedwelmingsmethoden, waardoor de waterbadmethode uitgefaseerd zou kunnen worden.
Heeft u gezien dat de Kamer al in 2014 een verbod wilde op het levend, op de kop, aanhangen van kippen, eenden en kalkoenen aan de slachtlijn (voorafgaand aan waterbadbedwelming)?7
Ja, dit heb ik gezien.
Kunt u bevestigen dat er desondanks nog steeds jaarlijks meer dan vijf miljoen kippen worden geslacht bij slachthuizen die permanent gebruik maken van een elektrisch waterbad als bedwelmingsmethode? Kunt u tevens bevestigen dat alle eenden in de vee-industrie via deze methode worden geslacht? Wat vindt u hiervan?
In 2023 zijn 62,3 miljoen vleeskuikens, 5,4 miljoen leghennen en 5,8 miljoen eenden geslacht bij de slachthuizen die permanent gebruik maken van een elektrisch waterbad als bedwelmingsmethode. Eenden worden inderdaad standaard bedwelmd met gebruik van het elektrisch waterbad als bedwelmingsmethode11. De waterbadbedwelming is een toegestane methode uit de Europese Verordening ter bescherming van dieren bij het doden, die niet eenzijdig door een lidstaat verboden kan worden. Ik vind dat bedrijven zich moeten houden aan de voorschriften van de EU-Verordening, en de bedwelmingsmethoden mogen hanteren die daarin worden beschreven.
Heeft u gezien dat de Kamer al in 2015 een einde wilde aan het bedwelmen van varkens met CO2, omdat deze methode zeer pijnlijk is voor varkens en gepaard gaat met ernstig dierenleed?8
Ja, dit heb ik gezien. Mijn voorganger heeft op 22 juni 2022 het belang onderschreven van de zoektocht naar alternatieven. CO2-bedwelming is een toegestane methode uit de Europese Verordening ter bescherming van dieren bij het doden, die niet eenzijdig door een lidstaat verboden kan worden. Bedrijven hebben zich te houden aan de voorschriften van de EU-Verordening en mogen de bedwelmingsmethoden hanteren die daarin worden beschreven.
Kunt u bevestigen dat er desondanks, negen jaar later, nog steeds bij vijf slachthuizen op grote schaal varkens worden bedwelmd met deze methode? Wat vindt u hiervan?
In 2023 werd bij vijf slachterijen CO2-bedwelming gebruikt bij varkens. Hierover heeft mijn voorganger vragen beantwoord op 11 juni jl.4 Zie verder mijn antwoord op vraag 15, CO2-bedwelming is een in Europa toegestane methode.
Bent u bekend met de wettelijke bepaling dat dieren buiten bewustzijn moeten zijn gebracht voordat ze worden geslacht, om zo vermijdbaar pijn, stress en lijden te voorkomen?
De EU-verordening inzake de bescherming van dieren bij het doden13 bepaalt in artikel 4, lid 1 dat dieren uitsluitend worden gedood nadat zij zijn bedwelmd volgens de methoden en de desbetreffende specifieke toepassingsvoorschriften zoals beschreven in bijlage I van deze verordening. In lid 4 van ditzelfde artikel is opgenomen dat, indien dieren worden geslacht volgens speciale methoden die vereist zijn voor religieuze riten, de voorgeschreven bedwelming niet van toepassing is mits het slachten plaatsvindt in een slachthuis.
Kunt u bevestigen dat op de regel dat dieren voorafgaand aan de slacht buiten bewustzijn moeten worden gebracht, een uitzondering is gemaakt voor de slacht voor de Iraëlitische en Islamitische riten?
Ja. Zie ook mijn antwoord op vraag 17.
Erkent u dat het onverdoofd slachten van runderen leidt tot onnodige pijn en lijden, vanwege de fixatie-methode, de halssnede waarbij zenuwweefsel wordt doorgesneden, de mogelijkheid tot het inademen van bloed en de pensinhoud, de ademnood en de plotselinge bloeddrukdaling die voortduurt tot bewusteloosheid intreedt? 9 10
Er is nog geen wetenschappelijke consensus over de perceptie van pijn tijdens het onbedwelmd aansnijden van de nek16. Sommige wetenschappers stellen dat wanneer de neksnede wordt uitgevoerd met een lang, recht, vlijmscherp mes, dit niet pijnlijk lijkt. Andere wetenschappers stellen dat de snee in de nek een schadelijke stimulus is en dat er sterke aanwijzingen zijn dat deze snee als pijnlijk wordt ervaren. De algemene mening is dat het aansnijden van dieren bij bewustzijn pijn en spanning veroorzaakt en dat wanneer het dier bij bewustzijn is wanneer het bloedt, dit het dier angstig kan maken.
Erkent u dat schapen en geiten bij de onverdoofde slacht op de rug liggend worden gefixeerd, wat leidt tot extra stress bij al angstige dieren, en tevens de kans op fouten – zoals dat een dier meerdere keren moet worden gesneden voordat het overlijdt – groter maakt?11
Het fixeren op de rug om het dier vervolgens aan te snijden is inderdaad gebruikelijk en de gevolgen voor het dierenwelzijn zijn, met name voor runderen, uitgebreid beschreven18, 19. Vanaf 1 januari 2018 houdt de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) permanent toezicht op de onbedwelmde rituele slacht en ziet ook toe dat de welzijnseisen uit het besluit houders van dieren worden opgevolgd door het slachthuis. In dit besluit is in artikel 5.9, lid 4, opgenomen dat de halssnede met een ononderbroken, vloeiende beweging wordt uitgevoerd, met als doel het dier zo snel mogelijk te verbloeden. Ik heb geen signalen ontvangen dat dit in de praktijk niet goed verloopt en dat dieren die op de rug liggend worden gefixeerd, meerdere keren moeten worden aangesneden.
Erkent u dat met name bij schapen er een groot risico is dat er meer dan één halssnede moet worden uitgevoerd, wat leidt tot extra veel pijn?12
Ik ben bekend met het rapport uit 2010 waar u naar verwijst. Zoals ik in mijn vorige antwoord aangaf, is het meerdere keren aansnijden van een dier in Nederland sinds 2018 verboden, omdat dit als een welzijnsaantasting wordt gezien. Door het permanente toezicht kunnen overtredingen op dit vlak geconstateerd worden. De NVWA handhaaft hierop volgens haar interventiebeleid.
Erkent u dat dierenartsen en wetenschappers stellen dat ook met de beperking van de duur van het lijden tot 40 seconden, waarna een dier alsnog moet worden bedwelmd (convenant onverdoofd slachten), het welzijn van dieren tijdens het onverdoofd slachten nog altijd onaanvaardbaar wordt aangetast?13
Ik ben bekend met deze standpunten.
Kunt u bevestigen dat als de wetgever het lijden van dieren bij de slacht zoveel mogelijk wil voorkomen het onlogisch is om een uitzondering te hebben op de wettelijke bepaling dat dieren moeten zijn bedwelmd voordat ze worden geslacht?
De mogelijkheid tot het onbedwelmd slachten volgens religieuze riten wordt in Nederland gezien als een uiting van het geloof en raakt daarmee aan de vrijheid van godsdienst zoals neergelegd in artikel 6 van de Grondwet. In principe is het mogelijk om een grondrecht te beperken, mits aan een aantal voorwaarden is voldaan. Tijdens de plenaire behandeling in de Eerste Kamer op 13 december 2011 over het initiatiefwetsvoorstel van voormalig lid Thieme om een verplichte voorafgaande bedwelming bij ritueel slachten in te voeren is aan de toenmalige Staatssecretaris gevraagd of er minder vergaande alternatieven ten opzichte van dat wetsvoorstel te bedenken waren waarmee evenzo een verbetering in dierenwelzijn kon worden bereikt. De toenmalige Staatssecretaris heeft tijdens dat debat aangegeven deze mogelijkheden te zien en heeft daarbij de mogelijkheid tot het sluiten van een convenant met betrokken convenantspartijen naar voren gebracht. In juni 2012 is het Convenant «onbedwelmd slachten volgens religieuze riten» getekend en van kracht geworden en in juli 2017 aangevuld met aanvullende afspraken in het Addendum bij het Convenant. De normen op het gebied van de rituele onbedwelmde slacht uit het Convenant zijn op 1 januari 2018 verankerd in het Besluit houders van dieren, zodat ze algemeen gelden en er op gehandhaafd kan worden. Deloitte Consulting B.V. evalueerde in 2021 de doeltreffendheid en doelmatigheid van het Convenant, waarbij een belangrijk vraag was of de normen ter verbetering van het dierenwelzijn in de praktijk daadwerkelijk tot een verbetering van het dierenwelzijn leiden ten opzichte van de nulmeting in 2014. De belangrijkste conclusie van Deloitte was, dat het Convenant doelmatig en doeltreffend is en goed functioneert in de praktijk. Dat leidde tot de aanbeveling om het Convenant in stand te houden22. Dit is op dit moment staand beleid.
Vindt u het rechtvaardig om dit vermijdbare dierenleed te laten voortbestaan via de huidige uitzondering op het verbod op onverdoofd slachten?
Ik ben me ervan bewust dat de meningen over onbedwelmd ritueel slachten sterk verdeeld zijn in Nederland. En dat mág ook zo zijn. Tegelijkertijd vind ik het een goede zaak dat met de uitvoering van de evaluatie en het onderzoek naar de behoeftebepaling in 2021 meer inzicht is ontstaan in de wijze waarop rituele onbedwelmde slacht in Nederland plaatsvindt en dat geconstateerd werd dat de invoering van het Convenant ten opzichte van de nulmeting in 201421 heeft geleid tot een verbetering van het dierenwelzijn tijdens het doden.
Wat gaat u doen om het vermijdbare lijden van alle dieren bij de slacht te beëindigen?
Dierenleed dient te allen tijde te worden voorkomen. Een slachthuis is verplicht het slachtproces zo in te richten en te beheersen, en te borgen dat er geen vermijdbaar lijden plaatsvindt.
Kunt u deze vragen binnen de gestelde termijn beantwoorden?
Ik heb mijn best gedaan deze vragen zo snel mogelijk te beantwoorden.
De bescherming van dieren tegen stalbranden |
|
Esther Ouwehand (PvdD) |
|
Femke Wiersma (minister ) (BBB) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van het bericht «500 varkens omgekomen bij uitslaande brand in varkensstal»?1
Ja, ik heb hiervan kennisgenomen.
Staat u achter het doel van het vorige kabinet om het aantal dodelijke stalbranden en dodelijke aantal dierlijke slachtoffers te halveren in 2026?
Een stalbrand is een verschrikkelijke gebeurtenis voor de dieren, de veehouder en andere betrokkenen. Ik vind het daarom belangrijk dat de brandveiligheid op veehouderijen verbeterd wordt.
Kunt u bevestigen dat er sinds 2020 meer dan 280.000 dieren bij stalbranden zijn omgekomen?
Ja, dat kan ik bevestigen.
Erkent u dat het verschrikkelijk is voor dieren als de stal, waarin ze zijn opgesloten, vlamvat?
Ja, dat erken ik.
Kunt u bevestigen dat dieren bij stalbranden levend verbranden, stikken door de rook of ernstig gewond raken?2
In het geval dat een brand helaas niet tijdig bestreden kan worden kan een brand dit inderdaad veroorzaken.
Kunt u bevestigen dat er in de meeste stallen in de gangbare veehouderij geen vluchtroutes zijn voor de dieren en de dieren dus geen kant op kunnen als een brand uitbreekt?
Ja, dat kan ik bevestigen. Daarbij is relevant dat dieren, met name in de intensieve veehouderij, in tegenstelling tot de meeste mensen niet zelfredzaam zijn en in veel gevallen slecht of niet evacueerbaar zijn. Voor dieren die niet gewend zijn om te worden verplaatst en die geen ervaring hebben met het verlaten van de stal (met name pluimvee en varkens) is evacuatie bij brand nagenoeg onmogelijk, ongeacht de aanwezigheid van een vluchtroute. Volgens WUR moeten maatregelen daarom zoveel mogelijk gericht zijn op het voorkomen van brand. Denk hierbij bijvoorbeeld aan preventieve keuringen. Momenteel laat 85 à 90 procent van de veehouderijen al regelmatig een elektrakeuring uitvoeren, voornamelijk in verband met een verzekering.
Bent u bekend met het vernietigende rapport van de Onderzoeksraad voor Veiligheid (OvV) uit 2021, waarin werd geconcludeerd dat er vanuit de overheid tot nu toe altijd te weinig aandacht is geweest voor de brandveiligheid van dieren in de steeds groter wordende stallen?3
Ik ben bekend met dit rapport.
Heeft u gezien dat de OvV ook concludeerde dat de aanpak van stalbranden altijd is gedomineerd door bedrijfseconomische afwegingen en dat de intrinsieke waarde van dieren geen volwaardige rol heeft in de afwegingen rond brandveiligheidseisen van veestallen? Onderschrijft u deze conclusie?
Ja dat heb ik gezien. Ik zie hierin echter geen tegenstelling. Ik vind het van belang dat veehouderijbedrijven bedrijfseconomisch goed kunnen functioneren én dat dieren goed beschermd worden tegen stalbranden.
Deelt u de mening dat het beschermen van dieren tegen stalbranden zwaarder moet wegen dan het beschermen van bedrijfseconomische belangen?
Zie mijn antwoord op vraag 8.
Heeft u kennisgenomen van de reactie van de OvV uit 2023, waarin wordt gesteld dat de aanpak van stalbranden is gestagneerd en de aanbevelingen grotendeels niet zijn opgevolgd? Wat vindt u hiervan?4
Ik heb kennisgenomen van deze reactie. Ten aanzien van de stelling van de OvV dat de aanbevelingen grotendeels niet zijn opgevolgd sluit ik mij aan bij de reactie die mijn voorganger hierop heeft gegeven in de antwoorden op vragen van lid Akerboom van 18 oktober 2023 over dit onderwerp (Kamerstuk 2023Z17700). De stelling van de OvV klopt in zoverre dat alle aanbevelingen op dit moment niet volledig uitgevoerd zijn en niet alle door hen geadviseerde regelgeving van kracht is. De aanbevelingen zijn echter, afhankelijk van de aanbeveling, wel in verschillende stadia van uitvoering. In die zin onderschrijf ik deze stelling van de OvV niet. Alle aanbevelingen zijn namelijk opgepakt, waarbij elke aanbeveling een eigen aanpak kent.
Een stalbrand is een verschrikkelijke gebeurtenis voor de dieren, de veehouder en andere betrokkenen. Ik vind het daarom belangrijk dat de brandveiligheid op veehouderijen verbeterd wordt. Mijn voorganger heeft een aanpak van stalbranden5 aangekondigd. De overheid kan echter op verschillende manieren inzetten op het verbeteren van brandveiligheid. Waarbij het van belang is om in samenspraak met de sector en deskundigen tot effectieve en proportionele maatregelen te komen. Op dit moment beraad ik mij op de verdere invulling van een aanpak om de brandveiligheid op veehouderijen te verbeteren.
Hoe vindt u zelf dat de aanpak van stalbranden vordert?
Zie mijn antwoord op vraag 10.
Heeft u gezien dat de Kamer in 2021 een amendement op de Wet dieren heeft aangenomen waarmee er een wettelijke basis is gecreëerd voor het stellen van regels voor de bescherming van dieren tegen de gevaren van stalbranden?5
Ja.
Bent u van plan dieren beter te beschermen tegen stalbranden, zoals de OvV heeft aanbevolen en de Kamer heeft gevraagd? Zo nee, waarom niet?
Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 10 zijn de verschillende aanbevelingen van de OvV in verschillende stadia van uitvoering. In dat kader heeft mijn voorganger het Ontwerpbesluit tot wijziging van de AMvB Houders van dieren, waarin een elektrakeuring en brandveiligheidskeuring opgenomen zijn, op 10 januari jl. ter voorhang aangeboden aan beide Kamers. De Kamer heeft tijdens het daaropvolgende schriftelijk overleg vragen gesteld, welke door mijn voorganger zijn beantwoord. De Kamer heeft tevens verzocht om geen onomkeerbare stappen te nemen ten aanzien van het ontwerpbesluit, totdat besloten is over de afhandeling van deze antwoorden. Deze antwoorden zijn geagendeerd voor het commissiedebat dieren in de veehouderij op 25 september aanstaande. Ik bestudeer momenteel het ontwerpbesluit en de vragen die de Kamer hierover gesteld heeft. Mogelijk wil ik naar aanleiding hier van en mede in relatie tot het hoofdlijnenakkoord en het regeerprogramma, aanpassingen doen in het ontwerpbesluit. Indien ik besluit zaken aan te passen zal ik de Kamer hierover zo spoedig mogelijk informeren en het aangepaste Ontwerpbesluit opnieuw aan de Kamers voorhangen, zodat de Kamer zich uit kan spreken over de eventuele wijzigingen. Tot die tijd zal ik het verzoek van de Kamer om geen onomkeerbare stappen te zetten respecteren.
Bent u van plan om gebruik te maken van de wettelijke basis in de Wet dieren en maatregelen te treffen om dieren te beschermen tegen stalbranden? Zo ja, welke maatregelen gaat u nemen en op welke termijn kan de Kamer deze tegemoetzien?
Zie mijn antwoord op vraag 13.
Kunt u deze vragen binnen de gestelde termijn beantwoorden?
Ik heb mijn best gedaan uw vragen zo spoedig mogelijk te beantwoorden.
De politieke beloften die al decennia aan dieren worden gedaan, maar nooit zijn nagekomen |
|
Esther Ouwehand (PvdD) |
|
Femke Wiersma (minister ) (BBB) |
|
![]() |
Kunt u bevestigen dat al in 2001, door het kabinet Kok II, advies werd gevraagd over de manier waarop we onze veehouderij hebben ingericht, wat vervolgens is uitgebracht door de commissie-Wijffels?1
Ja, dat kan ik bevestigen.
Kunt u bevestigen dat de commissievoorzitter concludeerde dat de veehouderij terug moet naar de tekentafel om met behulp van een nieuw ontwerp grondig te worden herzien?2
De commissie kwam met aanbevelingen voor de toekomst van de veehouderij, met op het gebied van dierenwelzijn als uitgangspunt de vijf vrijheden van Brambell3. Een van de uitgangspunten was dat het dieren niet onmogelijk wordt gemaakt om natuurlijk gedrag te vertonen.
Kunt u bevestigen dat de commissievoorzitter concludeerde dat economisering en schaalvergroting in de veehouderij zelfs tot amorele verschijnselen hebben geleid?
Zoals bij uw Kamer bekend is kwam de commissie met verschillende aanbevelingen. Veel van de aanbevelingen van dit rapport zijn in de praktijk opgepakt en hebben er toe geleid dat de staande praktijk van vandaag niet meer te vergelijken is met de situatie van toen.
Kunt u bevestigen dat oud-landbouwminister Brinkhorst vervolgens beloofde dat dieren in 2012, maar uiterlijk in 2022, hun soorteigen gedrag mogen vertonen en geen ingrepen meer mogen ondergaan vanwege het houderijsysteem?
In de beleidsnota dierenwelzijn van maart 2002 werd een richtinggevend perspectief voor gehouden dieren geschetst op basis van de toenmalige omstandigheden in de veehouderij. Sinds die tijd zijn veel stappen gezet waardoor er nu sprake is van een flink gewijzigde situatie in de veehouderij.
Kunt u bevestigen dat oud-landbouwminister Verburg deze belofte in 2007 herhaalde en stelde dat vijftien jaar later, dus uiterlijk in 2022, het perspectief van het dier leidend zou zijn bij de inrichting van stallen en bij de bedrijfsvoering?
In de nota dierenwelzijn van Minister Verburg staan meerdere langetermijndoelstellingen genoemd ten opzichte van de toenmalige omstandigheden in de veehouderij. Met het oog op de discussie van destijds zijn sindsdien grote stappen gezet.
Bent u bekend met de evaluatie van de Wet dieren uit 2020?3
Ja.
Onderschrijft u de conclusie uit deze evaluatie dat de Wet dieren niet zorgt voor «zoveel mogelijk bescherming van het dier tegen menselijke handelingen die zijn fysieke en ethologische welzijn aantasten»?
Berenschot constateert in deze evaluatie dat de introductie van de Wet dieren en de onderliggende regelgeving er niet op was gericht om het beschermingsniveau van dieren te verhogen ten opzichte van de situatie van vóór de wet. Het doel van de wet op dit punt is beleidsneutraal.
Erkent u de Raad voor Dierenaangelegenheden (RDA) als een belangrijk adviesorgaan? Erkent u de deskundigheid en expertise van de RDA?
De RDA is een onafhankelijke raad van deskundigen waarin overleg plaatsvindt over vraagstukken betreffende het nationaal en internationaal beleid op het gebied van de gezondheid en het welzijn van dieren.
Bent u bekend met de zienswijze van de RDA over een dierwaardige veehouderij, waarin zes principes worden geschetst die leidend zouden moeten zijn in een dierwaardige veehouderij, zoals de erkenning van de intrinsieke waarde en de integriteit van het dier, een goede omgeving en het kunnen vertonen van natuurlijk gedrag?4
Ja.
Onderschrijft u de conclusie van de RDA dat deze zes principes leidend moeten zijn in een dierwaardige veehouderij? Zo nee, waarom niet?
Deze principes zijn wettelijk verankerd in de Wet dieren en ze vormen daarmee het wettelijk kader waarnaar ik op dit moment handel.6
Bent u ermee bekend dat uw voorganger vervolgens aan de Universiteit Utrecht de opdracht gaf om in kaart te brengen hoe deze zes principes concreet kunnen worden toegepast in de veehouderij, met name op het gebied van huisvesting?
Ja, ik ben daar mee bekend.
Onderschrijft u de uitkomsten die vervolgens door de faculteit Diergeneeskunde van de Universiteit Utrecht zijn opgeleverd, waarin naar voren komt welke gedragsbehoeften dieren in de veehouderij hebben en welke aspecten nodig zijn voor een dierwaardige veehouderij?5
Aan de Universiteit Utrecht is destijds gevraagd in een quickscanrapportage de stand van zaken van de wetenschappelijke literatuur weer te geven over het kijken vanuit het dier naar het veehouderijsysteem. Het is dus geen rapportage die onderschreven kan worden; het geeft de stand van zaken van de wetenschappelijke kennis van dat moment weer.
Erkent u dat sommige boeren, zoals de Caring Farmers, al vormen van landbouw laten zien waarbij maatschappelijke doelen, zoals gezonde natuur, schoon water en schone lucht, een stabiel klimaat en het natuurlijk gedrag van dieren worden geborgd?
Alle boeren dragen bij aan doelen die de maatschappij aan hen heeft gesteld. Naast de door u genoemde doelen vind ik hun bijdrage aan strategische autonomie, waaronder voedselzekerheid, in het bijzonder van belang.
Bent u bereid om deze zomer te gaan kijken bij Caring Farmers en met ze in gesprek te gaan?
Ik sta uiteraard open voor gesprekken met alle partijen en sectoren.
Bent u bereid om uw uitspraak dat de Caring Farmers «nepperds» zijn, «die – over de rug van echte collega’s – doen alsof ze het beter kunnen» terug te nemen? Zo nee, waarom niet?
Op deze vraag heb ik in de hoorzitting voorafgaand aan mijn beëdiging als Minister al antwoord gegeven. Ik blijf bij mijn antwoord.
Bent u bereid om voor deze uitspraak uw excuses aan te bieden aan de Caring Farmers? Zo nee, waarom niet?
Op deze vraag heb ik in de hoorzitting voorafgaand aan mijn beëdiging als Minister al antwoord gegeven. Ik blijf bij mijn antwoord.
Bent u voornemens om het traject over de dierwaardige veehouderij, zoals die is gestart door uw voorhanger, voort te zetten? Zo ja, wanneer gaat u de aangekondigde Algemene Maatregelen van Bestuur (AMvB’s) naar de Kamer sturen?
Het Hoofdlijnenakkoord is voor mij leidend. Daarin staat een aantal punten opgenomen dat in het regeerprogramma verder zal worden uitgewerkt. Ik kan daar nu niet op vooruit lopen.
Kunt u deze vragen binnen de daarvoor gestelde termijn beantwoorden?
Ja.