Het bericht dat Slowakije het homohuwelijk uitsluit |
|
Marit Maij (PvdA) |
|
Frans Timmermans (minister buitenlandse zaken) (GroenLinks-PvdA) |
|
Kent u het bericht «Slowakije sluit homohuwelijk uit»?1
Ja.
Deelt u de opvatting dat deze stap van het Slowaakse parlement een stap terug in de tijd betekent en deelt u de teleurstelling over deze grondwetswijziging die het huwelijk voorbehoudt tussen man en vrouw?
Dat Slowakije het huwelijk definieert als exclusief tussen man en vrouw is niet nieuw; dat was reeds een bepaling in het Slowaaks burgerlijk wetboek. Dat de bepaling uit het burgerlijk wetboek nu ook is opgenomen in de grondwet, is zondermeer een teleurstelling. Hoewel er materieel niets wijzigt voelt het als een stap terug voor de gelijke rechten voor LHBT in Slowakije; zeker na een paar goede ontwikkelingen in de afgelopen jaren (zoals de organisatie van «Pride Marches»).
Deelt u de opvatting dat het uitsluiten van een huwelijk tussen twee mensen van hetzelfde geslacht in strijd is met de Europese waarden, normen, en mensenrechten en dus zeer onwenselijk is?
Zoals in het «Handvest van de Grondrechten van de Europese Unie» is vastgelegd, wordt het recht te huwen gewaarborgd via nationale wetten (artikel2. Niettemin betreurt Nederland de gang van zaken in Slowakije. Nederland wijst discriminatie op elke grond af en blijft actief opkomen voor de gelijke rechten van LHBT-personen. Nederland beroept zich daarbij op artikel 21 van het EU Handvest, waarin staat dat «elke discriminatie, met name op grond van geslacht, ras, kleur, etnische of sociale afkomst, genetische kenmerken, taal, godsdienst of overtuigingen, politieke of andere denkbeelden, het behoren tot een nationale minderheid, vermogen, geboorte, een handicap, leeftijd of seksuele geaardheid, verboden is».
Bent u bereid de Slowaakse regering aan te spreken op de grondwetswijziging en uw afkeuring hierover bij de Slowaakse regering kenbaar te maken? Zo ja, op welke wijze? Zo nee, waarom niet?
De Minister van Buitenlandse Zaken zal in een aankomende ontmoeting met de Slowaakse Minister van Buitenlandse Zaken de Nederlandse zorgen uitspreken over de stigmatiserende werking van dit soort maatregelen en blijven aandringen op de bevordering van gelijke rechten voor LHBT.
Bent u bereid te onderzoeken wat de toenemende homofobie in Europese lidstaten betekent voor de erkenning van in Nederland gesloten homohuwelijken in andere lidstaten en de Tweede Kamer hierover zo snel mogelijk te informeren? Zo nee, waarom niet?
Als gezegd valt de huwelijkswetgeving in Europa onder de bevoegdheid van de lidstaten.
Bent u bereid de Tweede Kamer een overzicht te sturen waarin per Europese lidstaat kort wordt beschreven welke ontwikkelingen er plaatsvinden betreffende LHBT-rechten en het oordeel van de regering daaromtrent?2
Het bericht 'Turk veroordeeld wegens 'Allah' in twitternaam' |
|
Barry Madlener (PVV) |
|
Frans Timmermans (minister buitenlandse zaken) (GroenLinks-PvdA) |
|
Bent u bekend met het bericht «Turk veroordeeld wegens «Allah» in twitternaam»1? Zo ja, klopt dit bericht?
Ja.
Deelt u de mening dat het compleet achterlijk is dat een Turkse twitteraar is veroordeeld tot vijftien maanden cel wegens het gebruik van het woord «Allah» in zijn twitternaam?
Zoals ook benadrukt in de recente kabinetsappreciatie van het uitbreidingspakket 2014, is er in Turkije op het terrein van de rechtsstaat en mensenrechten sprake van serieuze tekortkomingen. Het kabinet benadrukte in het bijzonder de zorgen over de vrijheid van meningsuiting. Deze zaak is een voorbeeld hiervan. Het is duidelijk dat de huidige situatie in Turkije niet in lijn is met de vereiste Europese normen en maatstaven. Het doorvoeren van verdere ingrijpende hervormingen is dan ook absolute noodzaak.
Het kabinet is van mening dat toetredingsonderhandelingen de beste manier vormen om Turkije aan te sporen te hervormen naar Europese maatstaven. Doel van de toetredingsonderhandelingen blijft Turkse toetreding, conform het gestelde in het onderhandelingsraamwerk van oktober 2005. Het gaat hier om een onderhandelingsproces met een open einde. De uitkomst staat niet op voorhand vast. Het standpunt van het kabinet is en blijft, zoals uiteengezet in verschillende Kamerbrieven van opeenvolgende kabinetten, dat wanneer Turkije voldoet aan alle strenge voorwaarden, het land zal kunnen toetreden.
Deelt u de mening dat dit incident past in een slechte reeks gebeurtenissen waaruit blijkt dat Turkije geen Westers land is en daarom nooit lid zou kunnen worden van de Europese Unie?
Zie antwoord vraag 2.
Deelt u voorts de mening dat het schandalig is dat Turkije jaarlijks bijna 1 miljard euro aan Europese subsidie ontvangt met als doel lidstaat van de EU te worden?
De middelen voor Turkije komen uit het Instrument voor Pre-accessie (IPA), dat landen met een toetredingsperspectief ondersteunt in de hervormingen die zij in het kader van het toetredingsproces moeten doorvoeren. Er is dus een directe link met het bevorderen van lange-termijnhervormingen, ook op het gebied van democratie en rechtsstaat. In de nieuwe IPA-verordening is, mede op Nederlands aandringen, deze koppeling met het hervormingstraject nog duidelijker geworden. Daarnaast is er de mogelijkheid IPA-steun te verhogen of korten op basis van verdienste. De Commissie is bezig haar programmering voor de periode 2014–2020 op papier te zetten. Nederland zal kritisch meekijken bij de programmering van fondsen voor Turkije en tevens de mogelijkheden die de nieuwe IPA-verordening biedt ten volle proberen te benutten. Hierbij zal Nederland nauw optrekken met andere lidstaten, aangezien besluitvorming per gekwalificeerde meerderheid geschiedt.
Wanneer gaat dit kabinet eindelijk haar veto gebruiken om de EU-toetredingsonderhandelingen met Turkije per direct te stoppen?
Zie het antwoord op vraag 3.
Kledingbedrijven die geen inzicht geven in de aanpak van gebonden (kinder)arbeid in India |
|
Joël Voordewind (CU) |
|
Lilianne Ploumen (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
Kent u het paper «Small Steps – Big Challenges»1 van FNV Mondiaal en de Landelijke India Werkgroep waaruit blijkt dat de meeste Nederlandse en in Nederland actieve kledingbedrijven niet of nauwelijks inzicht verschaffen in hun aanpak van gebonden (kinder)arbeid in Zuid-India, terwijl daar circa 100.000 kinderen het slachtoffer van zijn?
Ja.
Bent u bekend met het rapport «Behind The Showroom – The hidden reality of India’s garment workers» (mei 2014)2 van de Franse mensenrechtenorganisatie FIDH (Fédération Internationale des Ligues des Droits de l'Homme) waarin «thuislanden» van kledingbedrijven wordt gevraagd om verplichte ketentransparantie, maatregelen om slachtoffers genoegdoening te geven en het aankaarten van het Sumangali-systeem en andere schending van arbeidsrechten in de kledingindustrie in de bilaterale contacten met India? Bent u van plan deze voorstellen met uw Franse collega te bespreken en deze gezamenlijk voor te stellen aan andere landen van de OESO tijdens de High Level bijeenkomst in juni 2014?
Ik ben bekend met dit rapport. Op 26 juni a.s. zal bij de informele ministeriële bijeenkomst tijdens het OESO Global Forum over MVO uitgebreid aandacht zijn voor het bespreken van mogelijke verbeterstappen voor arbeidsomstandigheden in de textielsector. Hierbij zullen ook onderwerpen uit het genoemde rapport worden besproken, zoals het opbrengen van arbeidsrechten in bilaterale contacten met overheden. Het FIDH-rapport bevat eveneens aanbevelingen aan overheden om due diligence verplicht te stellen voor bedrijven en het regelen van toegang tot genoegdoening van slachtoffers. Wat betreft deze aanbevelingen kan ik u als volgt informeren over de Nederlandse inzet:
De inzet van de Nederlandse overheid is gericht op actief onder de aandacht brengen bij het bedrijfsleven van de noodzaak van due diligence processen, zoals beschreven in de Kamerbrief «MVO loont». Via de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland en de ambassades worden bedrijven hierop gewezen. Ook draagt het kabinet financieel bij aan een initiatief van de SER om onder andere via workshops bedrijven te helpen hun MVO-beleid op het terrein van mensenrechten beter vorm te geven en hen te begeleiden bij het inventariseren en prioriteren van de risico’s die zij lopen. De SER heeft hiervoor een «due diligence tool» voor bedrijven ontwikkeld. Daarnaast heeft het kabinet bijgedragen aan een onderzoek naar de toepasbaarheid van de ISO 31000 standaard voor risicomanagement ten behoeve van MVO-due diligence.
Uit de regels van het internationale privaatrecht volgt dat een geschil over schade wordt beoordeeld aan de hand van het recht van het land waar die schade zich heeft voorgedaan. Slachtoffers van schendingen van fundamentele rechten kunnen in sommige gevallen een Nederlandse moederonderneming of buitenlandse dochter rechtstreeks voor de Nederlandse rechter aanspreken.
Voor een toelichting verwijs ik naar de antwoorden op de Kamervragen over het nationaal actieplan bedrijfsleven en mensenrechten, die op 3 maart jl. naar de Tweede Kamer zijn verzonden (Kamerstuk 26 485, nr. 176).
Niet-juridische mechanismen kunnen bijdragen aan snellere, mogelijk effectievere, en directere genoegdoening voor slachtoffers. Het kabinet zet in op versterking van niet-juridische remediemechanismen, onder andere met subsidies aan SOMO en ACCESS Facility. Onderwerpen gerelateerd aan het functioneren van de verschillende Nationaal Contactpunten OESO-Richtlijnen (NCP), zoals genoegdoening voor slachtoffers, worden besproken tijdens de NCP- jaarvergadering die op 24 en 25 juni voorafgaand aan het OESO Global Forum wordt gehouden.
Bent u bereid de in «Small Steps – Big Challenges» genoemde bedrijven, waaronder in het bijzonder de Nederlandse kledingbedrijven, te vragen hoe zij invulling geven aan hun due diligence bij het inkopen van kleding uit Zuid-India, in het bijzonder hun aanpak van mogelijke vormen van uitbuiting en gebonden (kinder)arbeid? Wilt u hen vragen daarover publiekelijk te rapporteren?
Binnen de werkgroepen in het kader van het Plan van Aanpak is afgesproken om transparant te zijn op dezelfde manier als dit gedaan wordt binnen het Bangladesh Veiligheidsakkoord. De invulling komt erop neer dat bedrijven op geaggregeerd niveau inzicht geven in voor de werkgroep of project(en) benodigde productiegegevens, zodat een reëel beeld ontstaat over de keten, de problemen en de voortgang die wordt gerealiseerd. Informatie die fabrieken kan linken aan individuele bedrijven of informatie over inkoopvolumes wordt hier niet in opgenomen. De brancheorganisaties informeren hun leden, waaronder de in het rapport genoemde bedrijven, met regelmaat over onderwerpen die spelen in het kader van het Plan van Aanpak, zoals transparantie, de voortgang in de werkgroepen en de oproep om deel te nemen aan één of meerdere van de werkgroepen. Ik onderschrijf het belang van deze onderwerpen en ben in overleg met de brancheorganisaties over de wijze waarop ik deze boodschap kracht bij kan zetten.
Bent u eveneens bereid de in Nederland actieve kledingbedrijven aan te sporen om deel te nemen aan de werkgroep «gebonden arbeid» in het kader van het Plan van Aanpak van de Nederlandse textiel- en kledingbranche?
Ja. Ik ben in overleg met de brancheorganisaties VGT, Modint en Inretail hoe we gezamenlijk kunnen optrekken om betrokkenheid van de leden bij de textielwerkgroepen te vergroten. Zie ook vraag 3.
Zijn er Nederlandse kledingbedrijven die in het rapport worden genoemd die gebruik maken van financiering en andere vormen van ondersteuning door de overheid? Zo ja, welke consequenties heeft gebrek aan transparantie en due diligence- in casu het niet naleven van de OESO-richtlijnen – in deze ernstige kwestie voor deze overheidsondersteuning?
Een aantal van de genoemde bedrijven (HEMA, O’Neill Europe, Zeeman, IKEA NL, Gaastra) heeft gebruik gemaakt van nationale regelingen voor verduurzaming van hun bedrijven. Dit betreft specifiek energie stimuleringsregelingen, mobiliteitsvouchers en de investeringsaftrekregeling, bijvoorbeeld om het eigen pand duurzamer te maken of om te onderzoeken hoe de eigen werknemers slimmer kunnen reizen en werken. Deze projecten beperken zich tot de Nederlandse context en hebben geen relatie met India.
Geen van de in het rapport genoemde kledingbedrijven heeft gebruik gemaakt van financiering of ondersteuning vanuit programma's gericht op internationale activiteiten van bedrijven.
Bent u bereid om deze grootschalige en ernstige schending van de kinder- en mensenrechten bij de relevante Indiase autoriteiten aan de orde te stellen, dit zo mogelijk te doen in Europees en OESO-verband alsmede in samenwerking met de Internationale Arbeidsorganisatie (ILO), en substantieel bij te dragen aan de oplossing van dit structurele mensenrechtenprobleem waarbij Nederlandse bedrijven zijn betrokken?
Ja. Ik trek hierbij samen op met de ILO, EU en OESO waar dat kan en effectief is. De onderwerpen arbeidsrechten en kinderarbeid staan op de agenda in gesprekken tussen de Nederlandse ambassade en het lokale ILO-kantoor in India. In de bilaterale contacten met de Indiase overheid worden arbeidsrechten opgebracht onder andere in EU-verband tijdens de EU-India mensenrechtendialoog. Daarnaast biedt de eind mei aangetreden nieuwe Minister van Arbeid en Werkgelegenheid, Narendra Singh Tomar, een nieuwe mogelijkheid om dit onderwerp verkennend te bespreken.
De dreiging na een antisemitische aanslag in Brussel |
|
Joram van Klaveren (GrBvK), Louis Bontes (GrBvK) |
|
Bent u bekend met het bericht: «CIDI: politie ook waakzaam in Nederland»?1
Ja.
In hoeverre klopt het dat de politie bij een mogelijk antisemitische aanslag in de ons omringende landen extra kijkt naar de veiligheid van joodse instellingen in Nederland?
Ja, dat klopt. De (veiligheids)situatie in Nederland wordt door de Nederlandse autoriteiten nauwlettend in de gaten gehouden. Dit is ook het geval bij iedere mogelijke aanslag of incident van betekenis in andere landen die hierop van invloed kunnen zijn.
Deelt u de visie dat er in Europa sprake is van groeiend antisemitisme? Zo ja, welke oorzaken ziet u hiervoor?
De Raad van Europa noch de EU beschikken over recente officiële cijfers ten aanzien van trends in antisemitisme in Europa. Wel heeft Commissaris voor de Rechten van de Mens Nils Muižnieks in januari van dit jaar aangegeven dat, ondanks het ontbreken van die officiële statistieken, gesteld kan worden dat antisemitisme in Europa groeiende is. Ook al kunnen we niet staven dat antisemitisme groeit, is het enkele feit dat het in Europa nog steeds bestaat reden om alert te zijn en het te bestrijden.
Kunt u aangeven wat er tot nu toe bekend is over de daders en het motief voor de aanslag in Brussel?
Tot op heden is alleen sprake van een verdachte, waarvan bekend is gemaakt dat deze persoon een Syriëganger is. Verder is over het motief niet meer bekend dan datgene wat het Belgische Federale Parket en de Franse autoriteiten aan de media hebben gemeld.
Bent u inmiddels bereid bij te dragen in de enorm hoge beveiligingskosten die de joodse gemeenschap in Nederland ieder jaar weer maakt om in veiligheid te kunnen leven? Zo neen, waarom niet?
Voor het antwoord op deze vraag wil ik verwijzen naar het antwoord op vraag 3 van Kamervragen 2014Z09586 van de leden Segers (ChristenUnie) en Van der Staaij (SGP).
Het bericht over het hardhandig neerslaan van vredige protesten in Ethiopië |
|
Roelof van Laar (PvdA) |
|
Lilianne Ploumen (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
Heeft u kennisgenomen van het bericht «Ethiopia: Brutal Crackdown on Protests» van Human Rights Watch?1
Ja.
Wat is uw reactie op de rol van de Ethiopische veiligheidsfunctionarissen die tijdens het neerslaan van vreedzame demonstraties in de Oromia regio gebruik hebben gemaakt van (excessief) geweld tegen de demonstranten waarbij vele doden en gewonden zijn gevallen?
In de periode van 30 april tot 2 mei hebben gewelddadige protesten plaatsgevonden in acht universiteitssteden in de provincie Oromia, naar verluid in reactie op de uitbreidingsplannen van de stad Addis Abeba. Hoewel gedetailleerde informatie niet voorhanden is, bestaat de indruk dat de reactie van de Ethiopische veiligheidstroepen disproportioneel is geweest. Dit vindt het kabinet zorgwekkend.
Heeft u kennisgenomen van de berichtgeving van Amnesty International dat er tijdens de demonstraties vele demonstranten willekeurig zijn gearresteerd, worden vastgehouden zonder aanklacht en enig contact met de buitenwereld en zijn afgevoerd naar onofficiële plekken voor detentie, waaronder enkele politie trainingskampen, waarbij de kans op marteling zeer groot is?2 Zo ja, wat is hierop uw reactie?
Ja. Het kabinet vindt deze berichten zeer zorgelijk.
Heeft u over dit voorval contact gehad met uw Ethiopische ambtsgenoot om uw zorgen over de gang van zaken over te brengen? Zo nee, op welke termijn bent u dit van plan te doen?
In EU-kader is een gesprek gevoerd met de Ethiopische Minister van Buitenlandse Zaken, waarin gedeelde zorgen over het neerslaan van de Oromia protesten zijn besproken. In een recent gesprek met de Ethiopische ambassadeur op het Ministerie van Buitenlandse Zaken zijn de Nederlandse zorgen over deze kwestie eveneens overgebracht.
Wat zijn uw mogelijkheden – gezien het feit dat Ethiopië een partnerland is van Nederland en Veiligheid en Rechtsorde een van onze speerpunten is aldaar- om toe te zien op naleving door de Ethiopische overheid van het recht op een eerlijk proces en goede behandeling van de gearresteerde demonstranten?
Binnen het door Nederland gefinancierde Veiligheid en Rechtsorde programma wordt, in samenwerking met het Ethiopische Ministerie van Justitie, aandacht besteed aan de opleiding van rechters, politie onderzoekers alsook openbaar aanklagers. Eveneens wordt ondersteuning geboden aan de toegang tot rechtsbijstand en het verbeteren van omstandigheden in de gevangenissen, ook tijdens de voorarrestperiode. Aanvullend ondersteunt Nederland een Ethiopische NGO die mensenrechten trainingen voor politiemensen en gevangenispersoneel verzorgt.
Op welke wijze gaat u in internationaal en Europees verband aandacht vragen voor deze kwestie? In welke internationale fora bent u van plan dit te bespreken? Streeft u hierbij naar het gezamenlijk overbrengen aan de Ethiopische autoriteiten dat (excessief) geweld tegen demonstranten onacceptabel is en moet stoppen?
Zie antwoord op vraag 4
Wat is uw oordeel over de huidige situatie in Ethiopië omtrent het respecteren van mensenrechten?
De mensenrechtensituatie in Ethiopië is zodanig dat hierover regelmatig met de Ethiopische autoriteiten een kritische dialoog wordt gevoerd, onder meer in het kader van de artikel 8 dialoog, die de EU met de Ethiopische regering voert. Waar nodig spreekt Nederland de Ethiopische autoriteiten ook bilateraal aan op mensenrechtenkwesties. Daarnaast heeft Nederland deze zorgen ook begin mei in VN-verband opgebracht tijdens de 19e zitting van de Universal Periodic Review (UPR) van Ethiopië, waarbij Nederland onder meer een aanbeveling heeft gedaan over de vrijheid van meningsuiting.
Deelt u de mening van Human Rights Watch en Amnesty International over de verslechterende situatie in Ethiopië op het gebied van de waarborging van mensenrechten en persvrijheid? Zo ja, welke mogelijkheden ziet u om dit in bilateraal en multilateraal verband aan te kaarten? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 7.
Bent u van plan om vanuit de Nederlandse ambassade door middel van publieke statements meer focus te leggen op en de dialoog aan te gaan met de Ethiopische autoriteiten over mensenrechten en persvrijheid? Zo nee, waarom niet? Wat doet Nederland al op dit gebied of bent u van plan te gaan doen?
De EU heeft in een publieke verklaring van 6 mei jl. duidelijk haar zorgen geuit over de recente ontwikkelingen op het gebied van mensenrechten en persvrijheid. Daarnaast woont Nederland, in samenspraak met gelijkgezinde collega’s, in een aantal gevallen rechtszittingen bij in zaken waarbij de persvrijheid in het geding lijkt te zijn.
Publieke uitingen van zorg zijn evenwel binnen de Ethiopische context niet altijd het meest effectieve middel om mensenrechtenkwesties aan de orde te stellen. Daarom voert Nederland, al dan niet in EU verband, ook een dialoog hierover met de Ethiopische autoriteiten buiten het publieke domein.
Het bericht dat Human Rights Watch concludeert dat Bulgarije asielzoekers mishandelt |
|
Sharon Gesthuizen (SP) |
|
Fred Teeven (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Wat is uw reactie op het rapport van Human Rights Watch (HRW) over de mensonterende situatie waar vreemdelingen in Bulgarije zich in bevinden?1
Op 29 april 2014 publiceerde Human Rights Watch (HRW) het rapport «Containment Plan – Bulgaria’s pushbacks and detention of Syrian and other asylum seekers and migrants». Het rapport is opgemaakt op basis van een veldonderzoek in Bulgarije van 1 tot 15 december 2013, en een veldonderzoek in Turkije van 12 tot 18 januari 2014. Het veldonderzoek bestond uit interviews met asielzoekers en illegale immigranten. HRW stelt dat vanuit dit veldonderzoek naar voren is gekomen dat meerdere vreemdelingen bij binnenkomst in Bulgarije door de grenspolitie zijn teruggebracht naar Turkije, zonder dat zij in de gelegenheid werden gesteld een asielverzoek in te dienen. Daarbij zou excessief geweld zijn gebruikt. Ook zouden enkele vreemdelingen agressief zijn behandeld tijdens het verblijf in een gesloten centrum in Bulgarije.
Op 29 april 2014 heeft de Bulgaarse minister van Binnenlandse Zaken gereageerd op het rapport. In een brief aan HRW schrijft de minister dat de feiten anders liggen dan geschetst in het HRW-rapport. De minister beklemtoont dat de Bulgaarse grenspolitie is getraind conform de EU- en Schengenstandaarden. De minister ontkent ten stelligste dat de Bulgaarse grenspolitie geweld zou gebruiken, zoals wordt gesuggereerd in het HRW-rapport. De minister wijst daarbij onder meer op de situatie dat in de afgelopen maanden diverse (EU-) delegaties Bulgarije hebben bezocht en/of daar operationeel aanwezig zijn geweest, doch dat geen van deze delegaties melding heeft gemaakt van dergelijke excessen. In zijn brief benadrukt de minister ook de verbeteringen die sedert eind 2013 zijn aangebracht in de opvangvoorzieningen voor vreemdelingen. Een afschrift van de brief heb ik als bijlage3 aan deze antwoorden gevoegd. In het HRW-rapport wordt overigens niet weersproken dat deze verbeteringen zijn gerealiseerd.
Ook het Rode Kruis heeft een verklaring opgesteld waarin afstand wordt genomen van de beschuldigingen van geweld jegens asielzoekers zoals opgetekend in het HRW-rapport.
Tijdens de dagelijkse werkzaamheden in de centra en in bijeenkomsten met asielzoekers heeft het Rode Kruis nimmer dergelijke beschuldigingen gehoord (http://www.redcross.bg/news/view.html?nid=19697).
Voor een actueel beeld van de asielsituatie in Bulgarije wijs ik tevens op een rapport van UNHCR van 15 april 2014. In dat rapport beschrijft UNHCR de verbeteringen die Bulgarije, in het eerste kwartaal van dit jaar, heeft aangebracht in de asielprocedure en opvangvoorzieningen voor asielzoekers. Het beeld dat uit dit rapport naar voren komt overeen met verslag van EASO van februari dit jaar. In het rapport van 15 april meldt UNHCR dat het Bulgaarse stelsel dusdanig is verbeterd dat UNHCR niet langer oproept tot een opschorting van de EU-Dublinverordening ten opzichte van Bulgarije.
Uit de diverse rapporten blijkt overigens ook dat de grensbewaking is aangescherpt na de eerste grote instroom via Turks-Bulgaarse grens. Iedere lidstaat heeft de verantwoordelijkheid om zijn deel van de buitengrens goed te bewaken. Daarbij is het voor Bulgarije, net als voor de andere lidstaten aan de buitengrenzen van de EU, de uitdaging om een juiste balans te bewaren tussen een goede grensbewaking en het recht voor asielzoekers om toegang te krijgen tot een asielprocedure. Het beeld dat uit de brief van de Bulgaarse minister van 29 april 2014 naar voren komt, is dat de Bulgaarse autoriteiten geen onevenredige maatregelen treffen.
Gelet op het vorenstaande zie ik geen reden om naar aanleiding van het HRW-rapport acties te ondernemen. Wel zullen wij Bulgarije blijven ondersteunen met de grensbewaking en het realiseren van verdere verbeteringen in de asielprocedure. Dit door het aanbieden van onze experts voor de operationele ondersteuning ter plekke door Frontex en EASO.
Welke conclusies trekt u uit het onderzoek van HRW en welke acties gaat u ondernemen naar aanleiding van de uitkomsten uit datzelfde onderzoek?
Zie antwoord vraag 1.
Hoe verhoudt deze berichtgeving zich tot zowel het EASO (European Asylum Support Office)-rapport over de asielsituatie in Bulgarije2 als de brief d.d. 22 januari 2104 van Bulgarije aan de Raad Justitie en Binnenlandse Zaken, waarin wordt gesproken over de (voorgenomen) verbeteringen in het Bulgaarse vreemdelingenbeleid? Erkent u dat die beweringen haaks staan op de bevindingen van HRW en kunt u aangeven wat daar de oorzaak van is?
Zie antwoord vraag 1.
Klopt het dat de Immigratie en Naturalisatie Dienst (IND) intern beleid heeft niet meer te claimen op Bulgarije? Zo ja, waarom wordt dit beleid niet schriftelijk vastgelegd en naar de Kamer verzonden? Zo nee, bent u bereid gehoor te geven aan de oproep van HRW om voorlopig niet meer te claimen op Bulgarije en kunt u uw antwoord hierop toelichten?
Mede op basis van de eerdere UNHCR-rapporten over Bulgarije heb ik tijdelijk een coulant beleid gevoerd betreffende het terugsturen van asielzoekers naar Bulgarije. In het algemeen overleg van 4 december 2013 over de JBZ-Raad van 5 en 6 december 2013, meldde ik u dat de situatie in Bulgarije voor mij aanleiding was om in Bulgaarse Dublinzaken ruimhartig invulling te geven aan de soevereiniteitsclausule uit de Dublinverordening, indien de individuele omstandigheden van de vreemdeling daar aanleiding toe gaven.
Bij mijn brief van 15 mei 2014 heb ik u gemeld dat de sindsdien gerealiseerde verbeteringen, zoals ook beschreven in het UNHCR-rapport van 15 april 2014, aanleiding zijn om het beleid aan te passen. Een ruimhartige toepassing van de soevereiniteitsclausule (en daarmee het afzien van een overdracht aan Bulgarije) is niet langer het uitgangspunt van het beleid.
In beginsel wordt een asielzoeker vanuit Nederland overgedragen aan Bulgarije, indien dat land op basis van de Dublinverordening verantwoordelijk is voor de behandeling van het asielverzoek.
Bent u bereid uw antwoorden nog voor het algemeen overleg Aanpak illegale immigratie EU van 20 mei 2014 aan de Kamer te doen toekomen?
Ja.
De doodstraf voor een zwangere vrouw in Sudan |
|
Kees van der Staaij (SGP), Joël Voordewind (CU) |
|
Frans Timmermans (minister buitenlandse zaken) (GroenLinks-PvdA) |
|
Heeft u kennisgenomen van het bericht dat een christelijke vrouw ter dood is veroordeeld wegens haar weigering terug te keren tot de islam?1
Ja.
Kloppen de berichten dat deze vrouw tevens zwanger is en dat ze desondanks ook zweepslagen zal krijgen?
Mevrouw Mariam Yahya Ibrahim is inmiddels bevallen van een dochter. De berichten kloppen dat mevrouw Mariam Yahya Ibrahim ook is veroordeeld tot zweepslagen. Haar advocaten zijn in hoger beroep gegaan tegen het vonnis. Moeder en kind verblijven in de gevangenis in afwachting van het hoger beroep.
Klopt het dat u reeds protest heeft aangetekend tegen dit vonnis? Bent u bereid om de ambassadeur te ontbieden om dit protest kracht bij te zetten? Bent u tevens bereid om de Hoge Vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid en uw Europese collega’s te verzoeken dit protest te ondersteunen?
Het kabinet heeft de Sudanese ambassadeur laten ontbieden op het Ministerie van Buitenlandse Zaken. Hierbij is de boodschap afgegeven dat Nederland het vonnis afkeurt en veel belang hecht aan de vrijheid van godsdienst. De Sudanese ambassadeur gaf aan dat de rechtsgang nog niet is afgerond en dat de advocaten van mevrouw Mariam Yahya Ibrahim in hoger beroep zijn gegaan. Samen met Europese partners zal Nederland de zaak nauw blijven volgen en, afhankelijk van het verloop van de rechtsgang, bezien welke verdere maatregelen genomen kunnen worden.
De woordvoerder van Hoge Vertegenwoordiger Ashton bracht op 15 mei jl. een verklaring uit, waarin zij haar afkeuring uitspreekt over het vonnis en de Sudanese autoriteiten oproept om de vrijheid van godsdienst te respecteren. Nederland heeft eveneens bepleit dat de EU in Khartoum de Sudanese autoriteiten aanspreekt op het vonnis.
Is de positie van christenen recentelijk verslechterd? Kunt u een overzicht verschaffen van de meest recente incidenten gericht tegen christenen?
Sinds de afscheiding van Zuid-Sudan in 2011 is de positie van christenen in Sudan veranderd. De overheid greep dit moment aan om de islamitische identiteit van Sudan te benadrukken. Veel Zuid-Sudanezen, voornamelijk christenen, keerden terug naar Zuid-Sudan. Hiermee is de relatieve bevolkingsomvang van christenen (ten opzichte van moslims) in Sudan drastisch afgenomen. Als gevolg hierdoor zijn in Khartoum kerken gesloten. Het kabinet beschikt niet over een gedocumenteerd overzicht van recente incidenten tegen christenen in Sudan. Nederland zal, samen met EU-partners, ontwikkelingen op dit gebied blijven volgen.
Welke maatregelen bent u bereid te ondernemen indien Sudan – ondanks de internationale protesten – het vonnis toch doorzet? Ziet u mogelijkheden om in samenspraak met uw Europese collega’s de mogelijkheden van aanvullende sancties te onderzoeken?
Zie antwoord vraag 3.
Bent u van mening dat dit vonnis wederom aantoont dat kwijtschelding van Sudanese schulden zeer ongepast zou zijn?
Nederland wil pas overgaan tot schuldverlichting als er sprake is van bewezen substantiële vooruitgang op sociaal en economisch vlak. Hiervoor is een stevig programma van IMF en Wereldbank nodig, met strenge voorwaarden. Dit signaal wordt door Nederland krachtig uitgedragen.
Op dit moment is er geen sprake van schuldverlichting voor Sudan. Het land heeft nog een lange weg te gaan voor het überhaupt voor enige vorm van schuldverlichting kwalificeert.
Een verkapt stemadvies van de gemeente Sittard |
|
Geert Wilders (PVV), Martin Bosma (PVV) |
|
Ronald Plasterk (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (PvdA) |
|
Kent u het bericht «Sittard stuurt inwoners pro-EU-brief»?1
Ja.
Deelt u de mening dat het onacceptabel is dat een gemeente het stemgedrag van haar burgers probeert te beïnvloeden door een pro-EU stemadvies rond te sturen? Zo neen, waarom niet?
De verkiezingen voor de samenstelling van het Europees Parlement gaan niet over het bestaan van de EU noch over het Nederlands lidmaatschap van de EU. Het Europees Parlement is niet bevoegd hierover te besluiten (dat zijn de lidstaten resp. is Nederland). De brief van de burgemeester beschrijft wat het belang van de EU is en kan daarmee redelijkerwijs niet worden beschouwd als stemadvies voor of tegen enige partij die deelneemt aan de verkiezing voor het Europees Parlement. Het staat een ieder vrij te stemmen op een kandidaat van zijn keuze. Dit lees ik ook met zoveel woorden terug in de brief van de burgemeester. Ik acht een gesprek met de door u genoemde burgemeester daarom niet noodzakelijk.
Bent u bereid de burgemeester van Sittard op het matje te roepen om hem te verplichten een brief naar zijn inwoners te sturen waarin hij afstand neemt van zijn pro-EU stellingname? Zo neen, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Wilt u deze vragen ruim voor 22 mei beantwoorden?
Ja.
Een nieuwe pro-EU-oproep bij de stempas, ditmaal van de burgemeester van Bergen, NH |
|
Geert Wilders (PVV), Martin Bosma (PVV) |
|
Ronald Plasterk (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (PvdA) |
|
Kent u de brief die de gemeente Bergen haar inwoners tezamen met de stempas inzake de EP-verkiezingen stuurt?1
Ja.
Deelt u de mening dat het onacceptabel is dat een gemeente het stemgedrag van haar burgers probeert te beïnvloeden door argumenten voor meer EU-bemoeienis te noemen in haar brief? Zo neen, waarom niet?
De burgemeester houdt in haar brief geen pleidooi voor meer of minder «EU-bemoeienis». Zij geeft slechts aan dat Europa regels maakt die gevolgen kunnen hebben voor de alledaagse praktijk en geeft daar een voorbeeld bij. Ik acht een gesprek met de door u genoemde burgemeester dan ook niet noodzakelijk.
Bent u bereid de burgemeester van Bergen onmiddellijk op het matje te roepen om haar te verplichten een brief naar haar inwoners te sturen waarin zij afstand neemt van deze uitlatingen? Zo neen, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Is deze burgemeester nog te handhaven nu zij laat blijken het belang van haar eigen partij, GroenLinks, te laten prevaleren boven het gemeentebelang?
Zie antwoord vraag 2.
Gaat u direct een onderzoek instellen naar de brieven die door gemeenten ter begeleiding van de stempas naar stemgerechtigden zijn gestuurd? Bent u bereid alle burgemeesters die zich niet neutraal hebben getoond onmiddellijk tot de orde te roepen?
Mij zijn geen signalen bekend dat gemeenten door middel van brieven die ter begeleiding van de stempas naar stemgerechtigden zijn gestuurd, de kiezer in zijn of haar keuze proberen te beïnvloeden. Ik zie dan ook geen reden om het door u gevraagde onderzoek in te stellen.
Wilt u deze vragen ruimschoots voor 22 mei beantwoorden?
Ja.
Het zoveelste anti-joodse incident |
|
Joram van Klaveren (GrBvK) |
|
Lodewijk Asscher (viceminister-president , minister sociale zaken en werkgelegenheid) (PvdA), Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Bent u bekend met het bericht «Anne Frank-poster beklad met antisemitische leuzen»?1
Ja.
Deelt u onze zorg en walging over de aanhoudende jodenhaat in Nederland en deze vreselijke bekladding van een poster van Anne Frank in het bijzonder?
De antisemitische bekladding van een poster van Anne Frank is verwerpelijk en onacceptabel. Het Kabinet zet zich in om antisemitisme in Nederland te bestrijden. Eerder onderzoek van de Anne Frank Stichting heeft laten zien dat antisemitisme onder jongeren2 zich voornamelijk manifesteert bij het supporten van clubs uit het betaald voetbal of gerelateerd is aan het Midden Oosten conflict. Om antisemitisme beter te kunnen bestrijden heb ik eerder een vervolgonderzoek toegezegd, waarin de triggerfactoren, die bijdragen aan het ontstaan van antisemitisme, worden onderzocht. Daarbij zal expliciet gekeken worden naar de context en de achtergrond van jongeren die antisemitische uitingen doen. De resultaten van het onderzoek worden begin 2015 verwacht.
In hoeverre zijn de daders van deze misselijkmakende daad reeds gepakt?
Het openbaar ministerie heeft de Minister van Veiligheid en Justitie meegedeeld dat de politie opsporingsonderzoek heeft verricht en dat op dit moment geen verdachte is aangehouden.
Welke oorzaken voor het groeiend antisemitisme in ons land ziet u?
Zie antwoord vraag 2.
Het bericht “Na weken van desinteresse wil de wereld dat Nigeriaanse meisjes thuis komen” |
|
Pieter Omtzigt (CDA), Sjoerd Sjoerdsma (D66) |
|
Frans Timmermans (minister buitenlandse zaken) (GroenLinks-PvdA) |
|
Wat is uw reactie op het bericht «Na weken van desinteresse wil de wereld dat Nigeriaanse meisjes thuis komen»?1
Bent u ervan op de hoogte dat de Verenigde Staten, China, Groot-Brittannië en Frankrijk hebben toegezegd hulp te bieden in de zoektocht naar de 230 ontvoerde Nigeriaanse schoolmeisjes?
Ja.
Biedt de Nederlandse ambassade in Abuja ondersteuning voor de zoektocht naar de 230 ontvoerde Nigeriaanse schoolmeisjes? Zo ja, in hoeverre? Zo neen, bent u bereid deze zoektocht te ondersteunen?
Ja. Nederland heeft in een brief van de Minister-President aan President Goodluck hulp aangeboden. Indien de Nigeriaanse autoriteiten Nederland verzoeken een specifieke bijdrage aan de zoektocht te leveren, zal Nederland daar welwillend naar kijken.
Wordt er in EU-verband ondersteuning verleend in de zoektocht naar de 230 ontvoerde schoolmeisjes? Zo ja, in hoeverre? Zo neen, bent u bereid hiervoor te pleiten tijdens de Raad Buitenlandse Zaken op 12 mei 2014?
De Raad Buitenlandse Zaken van 12 mei 2014 heeft opgeroepen de schoolmeisjes onmiddellijk vrij te laten en de daders te bestraffen. Ook hebben de EU en de EU lidstaten steun aangeboden om te helpen burgers beter te beschermen. Met name de cultuur van straffeloosheid rond seksueel geweld in conflictsituaties dient te worden bestreden.
In de dialoog met Nigeria wijzen EU lidstaten op de verantwoordelijkheid van de Nigeriaanse autoriteiten om de veiligheid van burgers te garanderen. De EU helpt de Nigeriaanse autoriteiten bij de aanpak van de onderliggende oorzaken van de onveiligheid, bijvoorbeeld met het stabiliteitsinstrument van de EU. Daaruit worden verschillende programma’s gefinancierd op het gebied van vrede en mediation en projecten die bijdragen aan de versterking van de rechtsstaat. Vanuit het 10e Europese Ontwikkelingsfonds wordt brede ondersteuning geboden op het gebied van democratisering, rule of law, water, sanitatie en gezondheidszorg. Het 11e Ontwikkelingsfonds zal zich richten op zelfredzaamheid van de bevolking van het noorden van het land.
Bent u van mening dat een dergelijke ontvoering valt onder de definitie van terrorisme zoals vastgesteld in het Gemeenschappelijk Standpunt van de Raad Buitenlandse Zaken 2001/931/GBVB?2
Ja.
Is het u bekend of Boko Haram ook financiering vanuit landen van de Europese Unie ontvangt? Wat doet de EU om dergelijke financiering te voorkomen?
Nederland heeft geen aanwijzingen dat Boko Haram financiering ontvangt vanuit de EU. Op dit moment staat Boko Haram niet genoemd in het Gemeenschappelijk Standpunt 2001/931/GBVB (de EU-terrorismelijst), wat een instrumentarium is om terrorisme financiering tegen te gaan. Nederland zet zich in Europees verband in om maatregelen tegen Boko Haram te nemen.
Bent u bereid om tijdens de Raad Buitenlandse zaken van 12 mei 2014 te ervoor te pleiten om de terroristische organisatie Boko Haram op de Europese terreurlijst te plaatsen?
Ja. Nederland heeft tijdens de Raad Buitenlandse Zaken van 12 mei 2014 opnieuw gepleit voor het opnemen van Boko Haram op de Europese terreurlijst. Ook de VN Veiligheidsraad werkt aan maatregelen tegen Boko Haram.
In Brunei Darussalam ingevoerde wetgeving |
|
Harry van Bommel (SP) |
|
Frans Timmermans (minister buitenlandse zaken) (GroenLinks-PvdA) |
|
Kent u het bericht «Brunei Darussalam: Revoke new Penal Code allowing stoning, whipping and amputation»?1
Ja.
Kunt u uw oordeel geven over deze in Brunei Darussalam ingevoerde wetgeving? Deelt u de zorgen van Amnesty International hierover?
Het van kracht worden van de strafrechtelijke bepalingen van de «Syariah Penal Code» (SPC), geeft aanleiding tot zorg. De sharia was al van toepassing op het familierecht en wordt met invoering van de SPC in drie fases qua werkingsgebied verder uitgebreid. De eerste fase werd van kracht op 1 mei 2014. Het betreft in deze fase overtredingen die tot een geldboete of gevangenisstraf kunnen leiden. In de tweede fase van invoering, waarschijnlijk in de tweede helft van 2015 en in ieder geval 12 maanden na publicatie van uitvoeringsbepalingen neer te leggen in de «Syariah Criminal Procedure Code» (SCPC), wordt fysieke bestraffing mogelijk.
Herinnert u zich uw uitlatingen tijdens een debat in november 2013 dat er op het gebied van de mensenrechten in Brunei Darussalam sprake is van verslechtering, met name door de invoering van de sharia en dat u zich in Europees verband met uw collega’s zult verstaan over de manier waarop de EU het beste hierop kan reageren?2
Ja.
Kunt u aangeven wat het resultaat hiervan is? Hoe reageert de EU op de in Brunei Darussalam aangenomen wetgeving?
De Nederlandse zorgen worden in EU kader breed gedeeld. Dit kwam aan de orde bij de bespreking over de voortgang van de onderhandelingen over het Partnerschaps- en Samenwerkingsverdrag met Brunei Darussalam die medio 2012 werden gestart. Er bestaat overeenstemming niet tot parafering over te gaan alvorens de mensenrechtensituatie en in het bijzonder de uitwerking van de invoeringsbepalingen van de SPC door de EU opnieuw zijn beoordeeld.
Tijdens de «Universal Periodic Review» van Brunei Darussalam in het kader van de de Mensenrechtenraad op 2 mei 2014 heeft Nederland zorgen over de invoering van de SPC kenbaar gemaakt en bepleit dat deze wet wordt uitgewerkt in overeenstemming met internationale maatstaven voor mensenrechten.
Kunt u verder aangeven wat voor invloed de in Brunei Darussalam ingevoerde wetgeving heeft op de warme banden tussen het Koningshuis en de Sultan van Brunei en op de nauwe betrekkingen tussen beide landen?
In lijn met de besprekingen in EU verband zal de wijze waarop de SPC verdere uitwerking krijgt in uitvoeringsbepalingen worden afgewacht.
De waarborgen voor voldoende landelijke specialistische opvang voor slachtoffers van mensenhandel |
|
Gert-Jan Segers (CU), Magda Berndsen (D66) |
|
Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD), Martin van Rijn (staatssecretaris volksgezondheid, welzijn en sport) (PvdA) |
|
Heeft u kennisgenomen van de zorgen van de landelijke instellingen over het voortbestaan van gespecialiseerde opvang voor slachtoffers van mensenhandel als gevolg van de decentralisatie van de zorg?1
Ja.
Herinnert u zich de door de Tweede Kamer aangenomen motie waarin wordt verzocht, ook na de voltooiing van de decentralisaties, te waarborgen dat er voldoende landelijke specialistische opvang en hulpverlening is voor slachtoffers van mensenhandel, ook buiten de regio van het slachtoffer?2
U doelt op de motie van het lid Segers c.s. over opvang van slachtoffers van mensenhandel of eergerelateerd geweld (33 750-VI-71), waarin de regering wordt verzocht om, ook na de voltooiing van de decentralisaties te waarborgen dat er voldoende landelijke specialistische opvang en hulpverlening is voor slachtoffers van mensenhandel of eergerelateerd geweld, ook buiten de regio van het slachtoffer.
Zoals ook in de brief aan uw Kamer is gemeld 3 december 2013 (TK II, 33 750 VI, nr. 93) hecht het Kabinet groot belang aan de opvang van specifieke groepen, zoals slachtoffers van loverboys of eergerelateerd geweld. De verantwoordelijkheid voor deze slachtoffers en de financiering hiervan wordt vanaf 2015 structureel bij gemeenten belegd. Met betrekking tot de opvang van deze slachtoffers spreek ik momenteel met gemeenten af dat zij de opvang vanaf 1 januari 2015 gezamenlijk inkopen. Zo wordt geregeld dat deze slachtoffers kunnen worden opgevangen, ongeacht herkomstregio. Ook blijft het mogelijk om, indien de veiligheidssituatie daarom vraagt, de opvang te regelen buiten de regio waar het slachtoffer vandaan komt. Het budget voor deze groepen blijft structureel beschikbaar. De VNG heeft voor de financiering van de functies voor jeugdhulp voor alle gemeenten gezamenlijk afspraken over gemaakt in een landelijk transitiearrangement. Fier Fryslân en Kompaan en De Bocht zijn partij bij deze afspraken. Dit landelijk transitiearrangement houdt in dat er landelijk afspraken zijn gemaakt over de voorwaarden waaronder gemeenten de zorg inkopen, in de vorm van een raamcontract. Gemeenten is geadviseerd om voor deze functie een deel van hun budget (2,2% voor alle landelijke functies) te reserveren. Daarbij geldt dat gemeenten hoe dan ook gehouden zijn om te voorzien in deze functie van jeugdhulp als een jeugdige met de bedoelde problematiek zich meldt.
Omdat het vaak relatief dure zorgvormen betreft ligt het voor de hand dat gemeenten over de financiering binnen hun regio afspraken maken over het delen van kosten en gezamenlijk optrekken in het realiseren van voldoende beschikbaarheid. Het tijdig realiseren van continuïteit van zorg voor alle vormen van jeugdhulp, is een verantwoordelijkheid van gemeenten. De gemeenten worden daarin ondersteund en waar nodig zal de Transitieautoriteit Jeugd bemiddelen en de gemeenten van advies voorzien
Ik heb woensdag 14 mei 2014 een bestuurlijk overleg gehad met de VNG en de Federatie Opvang over het stelsel van de vrouwenopvang. Daarin heb ik afspraken gemaakt over een kwaliteitsimpuls in de vrouwenopvang. Onderdeel van deze afspraken is dat de gemeenten gezamenlijk verantwoordelijk zijn voor de
specifieke groepen kwetsbare slachtoffers, die vanwege de vereiste specifieke deskundigheid of veiligheid bovenregionaal of landelijk moeten worden opgevangen. Slachtoffers van loverboys vallen ook onder deze categorie. De VNG gaat middelen voor de opvang van deze categorie slachtoffers apart zetten en deze vorm van vrouwenopvang centraal inkopen. Hierdoor blijft de beschikbaarheid van deze speciaal voor de slachtoffers van loverboys ingestelde opvangplaatsen nu en in de toekomst geborgd.
Herinnert u zich uw belofte voornamelijk minderjarige slachtoffers van mensenhandel beter op te vangen en te behandelen?
Zie antwoord vraag 2.
Wie is verantwoordelijk voor het voorkomen dat deze kinderen en jongeren opnieuw slachtoffer worden van mensenhandel?
Zie antwoord vraag 2.
Wat zijn de gevolgen van het gebrek aan financiering en aan deskundigheid voor de behandeling van (minderjarige) slachtoffers van mensenhandel?
Zie antwoord vraag 2.
Hoe zorgt u ervoor dat de opvang en de behandeling van (minderjarige) slachtoffers adequaat verloopt en compleet wordt gegeven?
Zie antwoord vraag 2.
Welk effect heeft de overplaatsing naar andere instellingen voor (minderjarige) slachtoffers van mensenhandel?
In de Jeugdwet is continuïteit van zorg geregeld. Dit houdt in dat de jeugdige in 2015 het lopende zorgtraject mag afmaken bij de huidige hulpverlener en redelijkerwijs niet kan worden overgeplaatst naar een andere instelling. Voor nieuwe plaatsingen geldt dat als het voor de veiligheid van het slachtoffer nodig is om buiten de eigen gemeente te worden geplaatst dit in het nieuwe stelsel net als nu het geval is ook mogelijk is.
Wat zijn de risico’s van het plaatsen van minderjarige slachtoffers van mensenhandel in instellingen met andere probleemkinderen, onder wie ook jongens?
Voor de beantwoording van deze vraag verwijs ik naar de beantwoording van de Kamervragen van mevrouw Van der Burg ((2014Z068120). Daarin staat het volgende. In de jeugdzorg wordt veel met gemengde groepen gewerkt, op grond van de opvatting onder professionals dat behandeling en verblijf in gemengde groepen het beste zijn voor een gezonde ontwikkeling van de jongeren. Jongeren die het slachtoffer zijn van mishandeling, seksueel misbruik of loverboyproblematiek zijn uitermate kwetsbaar. Juist in deze gevallen moet er sprake zijn van een behandeling op maat. Er is niet één behandeling die voor alle jongeren passend is. Dit kan betekenen dat (tijdelijk) opvang en behandeling in een gesloten setting nodig is, soms opvang in groepen met meisjesspecifieke problemen, maar soms ook juist niet. De behandeling van meisjes die mogelijk slachtoffer zijn van loverboys gebeurt dan ook in verschillende settings, die tijdens het behandeltraject kunnen wijzigen: variërend van opvang in afgeschermde meisjesgroepen tot gemengde woongroepen. In de afgeschermde meisjesgroepen verblijven meisjes met verschillende problemen (dus niet alleen loverboyslachtoffers). Soms is het van belang dat de opvang plaatsvindt in de eigen regio (vanwege contacten met familie en netwerk), soms juist niet. Via maatwerk wordt gezocht naar de best passende opvang voor ieder individu, waarbij gekeken wordt naar de specifieke situatie. Deze maatwerkbenadering vinden wij positief.
Hoe waarborgt u dat gespecialiseerde opvang, voornamelijk voor minderjarige slachtoffers van mensenhandel, over een jaar nog bestaat?
Zie antwoord vraag 2.
Kunt u concreet uiteenzetten welke afspraken zijn gemaakt met de Vereniging van Nederlandse Gemeenten teneinde ervoor te zorgen dat landelijke specialistische instellingen niet ondergesneeuwd raken? Kunt u tevens aangeven voor welke periode deze afspraken gelden? Hoe wordt na deze termijn het voorbestaan van landelijk specialistische instellingen gewaarborgd?
Zie antwoord vraag 2.
Wat zijn de gevolgen van de onzekere financiering voor deze instellingen? Kunt u dit met concrete cijfers (fte’s, aantal bedden…) aangeven?
Zie antwoord vraag 2.
Hoe voorkomt u grote ongelijkheid tussen gemeenten? Hoe garandeert u dat kinderen en jongeren ook buiten de eigen regio worden opgevangen en behandeld als het nodig is?
Zie antwoord vraag 2.
Hoe zorgt u ervoor dat de bezuinigingen en de verschillende procedures geen gevolgen hebben voor de bescherming van de slachtoffers?
Zie antwoord vraag 2.
Kunnen deze vragen voor donderdag 15 mei 2014, in verband met het geplande algemeen overleg inzake kindermishandeling/geweld in afhankelijkheidsrelaties, beantwoord worden?
Nee.
De arrestatie van een Britse politicus wegens het citeren van Winston Churchill |
|
Raymond de Roon (PVV), Geert Wilders (PVV) |
|
Frans Timmermans (minister buitenlandse zaken) (GroenLinks-PvdA) |
|
Kent u de berichten «Paul Weston – Victim of Sharia: Arrested For Quoting Winston Churchill»1 en «Arrested for quoting Winston Churchill: European election candidate accused of religious and racial harassment after he repeats wartime prime minister’s words on Islam during campaign speech»?2
Ja
Deelt u de mening dat de arrestatie van de politicus Paul Weston een grove schending is van de vrijheid van meningsuiting en getuigt van dhimmi-gedrag? Zo nee, waarom niet?
Eenieder heeft het recht op vrijheid van meningsuiting en conform de drieledige toets van artikel 10 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens en artikel 19 van het Internationaal Verdrag inzake Burgerrechten en Politieke Rechten zijn beperkingen aan die vrijheid alleen toegestaan indien deze in de wet zijn opgenomen, een legitiem doel dienen en noodzakelijk zijn in een democratische samenleving. De vrijheid van meningsuiting brengt ook plichten en verantwoordelijkheden met zich mee. Het is aan een onafhankelijke rechter om vast te stellen of de grenzen van de vrijheid van meningsuiting in dit geval zijn overschreden.
De precieze redenen voor de kennelijke arrestatie van dhr. Weston waar de genoemde persberichten melding van maken, zijn het Kabinet niet bekend. In andere perspublicaties wordt gesteld dat de aanleiding gelegen zou zijn in het feit dat dhr. Weston geen vergunning had voor het geven van een speech met een megafoon en niet reageerde op een verzoek van de politie om door te lopen.
Deelt u de mening dat deze gebeurtenis niet op zichzelf staat, maar exemplarisch is voor de staat van belegering waarin de vrijheid van meningsuiting zich bevindt door de opmars van islamcensuur in het Westen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Kunt u bevestigen dat Paul Weston een tweejarige gevangenisstraf riskeert wegens het simpelweg voorlezen van een gedeelte uit Winston Churchill’s boek «The River War» over het militante en sociale achteruitgang bewerkstelligende karakter van de islam?3
Zie antwoord vraag 2.
Wilt u bij de Britse minister van Justitie aandringen op onmiddellijke buiten vervolging stelling van Paul Weston? Zo ja, wilt u de Kamer op de hoogte stellen van de Britse reactie? Zo nee, waarom niet?
Het Kabinet heeft het volste vertrouwen in het Britse rechtssysteem, en ziet geen aanleiding hierover met de Britse autoriteiten contact op te nemen.
Wat gaat u doen om te voorkomen dat de vrijheid van meningsuiting zowel nationaal als internationaal op de islamitische slachtbank van moslimintolerantie wordt geofferd?
Vrijheid van meningsuiting en vrijheid van godsdienst of levensovertuiging zijn prioriteiten van het Nederlandse mensenrechtenbeleid. De Nederlandse inzet op dit gebied staat beschreven in de beleidsbrief «Respect en recht voor ieder mens» (Kamerstuk 32 735 nr. 78). Nederland voert op dit punt reeds een actief beleid in internationale gremia zoals de VN, EU en de Raad van Europa.
Bent u bereid in internationale gremia aandacht te vragen voor het gevaar dat antiracismewetten en strafrechtbepalingen over belediging van geloof en/of groepen misbruikt worden om kritiek op de islam de mond te snoeren?
Zie antwoord vraag 6.
Op welke wijze gaat u de strijd voor behoud van de vrijheid van meningsuiting vormgeven, mede in het licht van de voorgenomen toenadering tot de Organisatie Islamitische Samenwerking, die immers streeft naar een internationaal blasfemieverbod en de aanjager is van het knevelen van de vrijheid van meningsuiting in Westerse landen onder het mom van de strijd tegen «islamofobie»?
Zie antwoord vraag 6.
De onhoudbaarheid van Joods leven in Europa |
|
Elbert Dijkgraaf (SGP) |
|
Frans Timmermans (minister buitenlandse zaken) (GroenLinks-PvdA) |
|
Heeft u kennisgenomen van de wereldwijde studie naar antisemitisme van het Europees Joods Congres (EJC)?1 Hoe beoordeelt u deze studie en de conclusies ervan?
Ja. Het rapport beschrijft ontwikkelingen op het gebied van antisemitisme in een aantal landen en regio’s wereldwijd. Iedere uiting van antisemitisme is onacceptabel. Elk gevoel van onveiligheid in Europa en daarbuiten is zorgelijk.
In hoeverre spoort deze zorgelijke analyse over steeds harder wordend antisemitisme in Europa met het recente rapport van het Agentschap voor fundamentele rechten van de EU, waarin wordt gesteld dat bijna de helft van de Joodse bevolking bang is in openbare ruimtes verbaal of fysiek te worden aangevallen vanwege hun Joods-zijn?
Het zijn twee verschillende rapporten die slecht met elkaar vergeleken kunnen worden. Het onderzoek van het Bureau van de Europese Unie voor de grondrechten (FRA) heeft plaatsgevonden binnen de joodse gemeenschap in acht EU-lidstaten en is gericht op door hun ervaren antisemitisme. De geïnterviewden in deze landen hebben aangegeven zich onveilig te voelen. Het rapport van het Europees Joods Congres beschrijft ontwikkelingen op het gebied van antisemitisme in een aantal landen en regio’s wereldwijd op basis van bijdragen door verschillende auteurs.
Hoe beoordeelt u het feit dat een kwart van de Europese Joden uit angst niets draagt dat hen als Jood herkenbaar maakt?
In Europa moeten mensen vrij hun eigen identiteit kunnen uiten. Het is zorgelijk dat een groot deel van de Joodse gemeenschap in Europa zich niet veilig voelt en niets durft te dragen dat hen als Jood herkenbaar maakt.
Onderschrijft u de conclusie dat Joden in Europa de meest getroffen minderheid vormen?
Het is zoals gezegd zorgelijk dat een groot deel van de Joodse gemeenschap zich in Europa niet veilig voelt.
Een vergelijkende studie over religieuze minderheden in Europa is het kabinet niet bekend. De onderzoeken van het Europees Joods Congres (EJC) en het Bureau van de Europese Unie voor de grondrechten (FRA) zijn gericht op de ervaringen van de Joodse gemeenschap en de perceptie van antisemitisme.
Klopt het gegeven dat in Europese landen de Joden disproportioneel vaak het slachtoffer zijn van racistische aanvallen, bijvoorbeeld in Frankrijk waar in 2013 tussen veertig procent van alle racistische aanvallen op Joden (1% van de bevolking) was gericht?
Zie antwoord vraag 4.
Hoe verklaart u de tendens dat antisemitische uitingen vooral onder jongeren steeds meer geaccepteerd lijken te worden? Welke categorieën jongeren betreft dit met name?
Uw conclusie wordt niet onderschreven door de beschikbare informatie. Het rapport van het Bureau van de Europese Unie voor de grondrechten (FRA) concludeert niet dat onder bepaalde categorieën jongeren antisemitische uitingen steeds meer geaccepteerd lijken. In het rapport van het Europees Joods Congres (EJC) wordt slechts melding gemaakt van een gebaar (de «quenelle») dat voornamelijk door jongeren wordt aangenomen. Desalniettemin: elke antisemitische uiting vervult het kabinet met zorg.
Hoe weegt u de verwoorde zorg in het rapport dat ook Europese regeringen het leven van Joden steeds lastiger maken door campagnes om besnijdenis of rituele slacht te verbieden?
Net zoals in een aantal andere landen vindt op dit moment in Nederland vanuit (een deel van) de medische professie een discussie plaats over niet-therapeutische circumcisies bij minderjarige jongens. Dit is een medische discussie en niet gericht op bepaalde bevolkingsgroepen.
Het recht op (rituele) onbedwelmde slacht staat momenteel niet ter discussie in Nederland. In het Convenant onbedwelmd slachten volgens religieuze riten (Vergaderjaar 2011–2012, 31 571, nr. 22). zijn afspraken gemaakt tussen rijksoverheid en religieuze partijen over de voorwaarden, ter verbetering van het dierenwelzijn, waaronder het ritueel onbedwelmd slachten plaats mag blijven vinden.
Welke toekomst is er in Europa voor Joden in uw ogen als zulke grote aantallen Joden gedwongen worden in angst en onzekerheid te leven?
Het kabinet hecht er grote waarde aan dat elk individu de vrijheid moet hebben zijn of haar religieuze of levensbeschouwelijke identiteit vorm te geven en in vrede en veiligheid te leven. Het kabinet blijft zich daar onverminderd voor inzetten.
Welke stappen wilt u nemen om deze urgente problematiek op Europees niveau in te brengen en te bevorderen dat iedere Europese regering het groeiende kwaad van antisemitisme met kracht zal bestrijden?
Vrijheid van godsdienst en levensovertuiging is één van de prioriteiten van het Nederlandse mensenrechtenbeleid. Nederland voert op dit punt reeds een actief beleid in internationale gremia zoals de VN, EU en de Raad van Europa.
Welke concrete mogelijkheden heeft u om de gepresenteerde studie naar antisemitisme te agenderen in één van uw overleggen met uw Europese collega’s? Bent u daartoe bereid?
Zie antwoord vraag 9.
Het oordeel van het College voor de Rechten van de Mens over het door Veolia gemaakte onderscheid op basis van handicap of chronische ziekte |
|
Otwin van Dijk (PvdA), Duco Hoogland (PvdA) |
|
Wilma Mansveld (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (PvdA) |
|
Kent u het oordeel van het College voor de Rechten van de Mens, oordeelnummer 2014-50, over het door Veolia Transport Limburg B.V. gemaakte onderscheid op basis van handicap of chronische ziekte?1
Ja.
Hoe beoordeelt u het feit dat Veolia Transport Limburg B.V. volgens het College voor de Rechten van de Mens verboden onderscheid heeft gemaakt op grond van handicap of chronische ziekte door geen tijdelijke bijstand te verlenen aan een reiziger in een rolstoel?
Ik interpreteer het oordeel van het College voor de Rechten van de Mens als een duidelijke aanwijzing voor Veolia om de dienstverlening voor reizigers met een rolstoel structureel te verbeteren. Ik zal dit ook per brief onder de aandacht brengen van de provincie Limburg die de concessie beheert.
Bent u bereid hierover met de provincie Limburg en Veolia Transport Limburg B.V. in overleg te treden?
Ik heb naar aanleiding van de uitspraak een oproep gedaan aan beide partijen om tot een oplossing van de genoemde punten te komen (zie bijlage).2
De provincie Limburg is als concessieverlener echter de eerst aangewezene om over dit oordeel van het College met Veolia Transport in gesprek te gaan. Ik heb begrepen dat deze overleggen hebben plaatsgevonden. Het is naar mijn mening van belang dat ook de andere concessieverleners kennis nemen van het oordeel van het College. Ik zal het oordeel met een toelichting op mijn eigen rol dan ook onder de aandacht brengen van de koepels van de verleners van busconcessies IPO en SKVV en van de koepelorganisaties van de busvervoerbedrijven KNV en FMN.
Deelt u de mening dat onderscheid maken op grond van handicap of chronische ziekte onwenselijk is en uitermate kwetsend voor de gedupeerden?
Ja.
De verwarring omtrent het publiceren van namen door gemeenten |
|
Gerard Schouw (D66) |
|
Fred Teeven (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD), Ronald Plasterk (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (PvdA) |
|
Kent u het bericht «Onduidelijkheid over publiceren namen door gemeente»?1
Ja
Klopt de stelling van het College bescherming persoonsgegevens, mede in acht nemende de jurisprudentie van de Raad van State, dat zienswijzen weliswaar integraal gepubliceerd mogen worden, maar dat NAW-gegevens geanonimiseerd dienen te worden?2
Het College bescherming persoonsgegevens (Cbp)heeft mij desgevraagd laten weten dat in zijn algemeenheid geldt dat het aan gemeenten is om, afhankelijk van de specifieke situatie, te beoordelen in welke wettelijke context de vraag naar openbaarmaking van persoonsgegevens speelt. Vervolgens moeten de gemeenten de vereisten uit die wetten afwegen tegen de bepalingen en beginselen uit de Wet bescherming persoonsgegevens (Wbp). Bij een situatie als die waarop het bericht in Binnenlands Bestuur betrekking heeft, namelijk het inbrengen van zienswijzen in het kader van de uniforme openbare voorbereidingsprocedure met betrekking tot een omgevingsvergunning, spelen de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo), de Algemene wet bestuursrecht (Awb) (afdeling 3.4) en de Wet openbaarheid van bestuur (Wob) (artikel3.
Met betrekking tot publicatie van NAW (Naam-, Adres- en Woonplaats)-gegevens op internet heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State naar aanleiding van een verzoek tot ongeanonimiseerde publicatie van zienswijzen bevestigd dat het aankomt op een afweging van belangen door gemeenten in het specifieke geval.4 Het oordeel in de daar voorliggende situatie was dat een gemeente in dat geval in redelijkheid meer gewicht kon toekennen aan de bescherming van de persoonlijke levenssfeer van indieners van zienswijzen dan aan het belang van publiek bekend maken van hun NAW-gegevens. Voor het elektronisch ter inzage leggen of anderszins digitaal vrijgeven van NAW-gegevens adviseert ook het Cbp in zijn richtlijnen terughoudendheid.5 Ten slotte heeft ook de Vereniging van Nederlandse Gemeenten in 2009 aan haar leden geadviseerd in die situatie zienswijzennota’s te anonimiseren.6
Zo ja, heeft u vanuit uw systeemverantwoordelijkheid voor het openbaar bestuur, er zicht op waarom het voor de gemeente Groningen niet duidelijk was dat zienswijzen niet zonder voorafgaande toestemming met NAW-gegevens gepubliceerd mogen worden door gemeenten?
Uit contact met de gemeente Groningen is gebleken dat in de situatie waarover in de media is bericht geen sprake is geweest van publicatie van zienswijzen met NAW-gegevens op internet. Ook bij de terinzagelegging van het besluit en de zienswijzen waren de NAW-gegevens verwijderd. De casus heeft uitsluitend betrekking op het opnemen van NAW-gegevens op een lijst die met het genomen besluit is toegezonden aan de beperkte kring van belanghebbenden binnen de zienswijzenprocedure (aanvrager en indieners van de zienswijzen). Deze handelswijze heeft binnen de gemeente Groningen de nodige aandacht. De gemeentelijke ombudsman is een algemeen onderzoek gestart, en is daarover inmiddels met de gemeente in contact getreden. Ik wacht de uitkomsten van dat onderzoek met belangstelling af, en vertrouw erop dat de gemeente mogelijke aanbevelingen met betrekking tot de feitelijke werkwijze in dit specifieke geval de nodige aandacht zal geven. Mochten daarna nog vragen rijzen dan zal het laatste woord zijn aan de bestuursrechter.
Is dit een incident is of komt het niet goed waarborgen van de persoonlijke levenssfeer van bewoners door gemeenten vaker voor?
Het eerdergenoemde onderzoek van de gemeentelijke ombudsman is er mede op gericht vast te stellen of in dit geval de persoonlijke levenssfeer van de indieners van de zienswijzen goed is gewaarborgd. Dat onderzoek loopt nog. Er zijn mij geen gevallen bekend waarin er onduidelijkheid is bij gemeenten over de afwegingsruimte bij het ter inzage leggen of publiceren van NAW-gegevens op het gebied van het omgevingsrecht c.q. ruimtelijke ordening. Ook de Vereniging van Nederlandse Gemeenten heeft mij meegedeeld dat, met uitzondering van enkele vragen die werden ontvangen bij de invoering van de Wet ruimtelijke ordening die kennisgeving van het bestemmingsplan langs elektronische weg verplicht stelde, er slechts sporadisch vragen binnenkomen op dit terrein.
Hoe wilt u waarborgen dat de privacy van burgers ook bij gemeenten veilig is?
Gemeenten hebben een eigen verantwoordelijkheid om algemene wettelijke kaders, waaronder de Wbp, in acht te nemen. Hulpbronnen zoals de VNG jurisprudentiedatabank helpen gemeenten om juridische ontwikkelingen op dit terrein te volgen, en waar nodig de praktijk daarop aan te passen.
Het gebruik door politie en justitie van kentekengegevens die vastgelegd zijn door een particulier bedrijf |
|
Astrid Oosenbrug (PvdA) |
|
Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Heeft u kennisgenomen van het bericht «Politie plundert particuliere data»?1
Ja
Is het waar dat het bedrijf ARS Traffic & Transport Technology langs de Nederlandse snelwegen kentekens registreert en dat deze door politie en justitie opgevraagd worden voor opsporing en vervolging? Zo nee, wat is hier onjuist aan?
Ja, ARS T&TT registreert in opdracht van verschillende wegbeheerders kentekens langs Nederlandse (snel)wegen voor verkeers(management)doeleinden. Deze kentekens kunnen in strafrechtelijke onderzoeken worden gevorderd door de officier van justitie op grond van artikel 126nd van het Wetboek van Strafvordering. Er moet dan sprake zijn van een concrete verdenking voor een feit waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten en de gegevens moeten van belang zijn voor het onderzoek. De gegevens worden vervolgens verwerkt op grond van de Wet politiegegevens dan wel de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens.
Op welke juridische basis legt ARS Traffic & Transport Technology deze gegevens vast? Is hier sprake van opslag van persoonsgegevens, waarvoor toestemming van de betrokkenen vereist is? Zo nee, waarom is hier geen sprake van opslag van persoonsgegevens?
Voertuigkentekens moeten in beginsel worden aangemerkt als persoonsgegevens. ARS T&TT handelt in opdracht van wegbeheerders die een publiekrechtelijke taak uitoefenen. Volgens de Wet bescherming persoonsgegevens (WBP) mogen die instellingen persoonsgegevens verwerken, waaronder vastleggen, mits dat noodzakelijk is voor de uitvoering van hun taak (artikel 8e WBP) en voldaan wordt aan de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit. Wanneer met toepassing van deze rechtvaardigingsgrond persoonsgegevens worden verwerkt, is het vragen van toestemming aan de betrokkene niet nodig.
Zijn er meer bedrijven die langs de openbare weg Automatic NumberPlate Recognition (ANPR) toepassen? Zo ja, welke bedrijven? Kunnen deze bedrijven een landelijk dekkend ANPR netwerk leveren? Hoe lang worden deze gegevens opgeslagen?
Ja, er zijn meerdere marktpartijen langs de openbare wegen die ANPR toepassen. Dit zijn voor Rijkswaterstaat (RWS) (inclusief de Nationale Databank Wegverkeersgegevens (NDW)), naast ARS T&TT, de partijen Connection Systems en Vialis. Deze partijen slaan variërend van een aantal dagen tot maximaal 15 werkweken (versleuteld) kentekens op.
Met de kentekenregistraties die plaatsvinden in opdracht van RWS en NDW kan geen landelijk dekkend netwerk worden geleverd. Bij RWS betreft het veelal kortstondige lokale en regionale projecten. NDW verzamelt wegverkeersgegevens over een netwerk van 6.000 km aan rijkswegen, provinciale wegen en doorgaande gemeentelijke wegen. Van alle NDW-meetlocaties is minder dan 10% uitgerust met ANPR-camera’s.
Welke andere technieken (zoals bluetooth- en wifitracking) worden breed ingezet langs de openbare weg voor het analyseren van vervoersstromen? Worden deze gegevens ook opgevraagd door politie en justitie?
Andere technieken die worden ingezet voor het inwinnen van verkeersgegevens voor verkeersmanagement zijn inductielussen in de weg, Bluetooth-metingen, Passive Infrared en GPS. Deze technieken werken niet met kentekenregistratie.
Deze gegevens kunnen, indien relevant voor het strafrechtelijk onderzoek naar aanleiding van een concrete verdenking en met gebruikmaking van bevoegdheden uit het Wetboek van Strafvordering, ook opgevraagd worden door politie en justitie.
Hoe vaak worden particuliere ANPR-databases en andere verkeersdatabases door politie en justitie bevraagd? Hoe specifiek is deze bevraging in tijd en kenteken?
Het is niet aan te geven hoe vaak particuliere ANPR-databases en andere verkeersdatabases worden bevraagd, omdat er bij de registratie geen onderscheid gemaakt wordt naar de bedrijven/diensten die camerabeelden opvragen.
Bent u op de hoogte van het oordeel van het College bescherming persoonsgegevens (CBP) over de verschillende vormen van analyse van verkeersstromen? Zo ja, hoe luidt dit ten aanzien van ANPR door particuliere bedrijven? Zo nee, bent u bereid het oordeel van het CBP te vragen?
Een oordeel van het CBP over ANPR-toepassingen is gevraagd middels de Reparatiewet Infrastructuur en Milieu 2014, die aan het CBP is voorgelegd voor advies. In dit wetsvoorstel worden de grondslagen voor het ANPR-gebruik verder verduidelijkt. Het voorstel strekt er onder meer toe om de doelen waarvoor kentekens mogen worden verwerkt concreter vast te leggen, te weten: het in stand houden van de weg, het waarborgen van de bruikbaarheid daarvan en de veiligheid van het verkeer. In een algemene maatregel van bestuur worden de procedures die hiervoor gelden voor alle wegbeheerders op een uniforme wijze uitgewerkt.
Het CBP heeft op dat punt geen aanmerkingen. Het wetsvoorstel ligt momenteel bij de Raad van State voor advies.
Deelt u het oordeel dat een koppeling tussen particulier verzamelde ANPR-gegevens en de RDW-database met kentekengegevens informatie oplevert die als persoonsgegevens gekenmerkt kunnen worden? Mag een dergelijke koppeling gelegd worden door het particuliere bedrijf dat deze ANPR-data verzamelt, door Rijkswaterstaat of door opsporingsdiensten? Welke juridische waarborgen zijn er voor de privacy van betrokkenen?
Ja, een koppeling tussen verzamelde ANPR-gegevens en de RDW-database levert persoonsgegevens op.
RWS kan met toepassing van artikel 9, eerste lid, van de WBP de verzamelde gegevens, na de voorgeschreven belangenafweging, verder verwerken voor andere doeleinden. De bedoelde koppeling voor specifieke doeleinden (bijv. verkeersonderzoeken) moet als een dergelijke verdere verwerking worden aangemerkt. Het particuliere bedrijf handelt in opdracht van RWS en voert zijn taken uit binnen de met RWS gemaakte afspraken.
Zo wordt met het bedrijf een bewerkersovereenkomst gesloten, is de verwerking gemeld bij de Functionaris Gegevensbescherming van het Ministerie van Infrastructuur en Milieu en worden de gegevens niet langer bewaard dan voor het doel noodzakelijk. Registraties worden vooraf aangekondigd met een persbericht. Overigens heeft een ieder een inzagerecht op grond van de WBP. Tenslotte heeft RWS een privacystatement opgesteld dat op de website van RWS staat en voor elke weggebruiker toegankelijk is.
Politie en justitie kunnen in gevallen van concrete verdenkingen en met gebruikmaking van de bevoegdheden in het Wetboek van Strafvordering zowel de oorspronkelijk verzamelde gegevens, als de verder verwerkte gegevens vorderen. De Wet Justitiële en Strafvorderlijke Gegevens (WJSG) en de Wet Politiegegevens (WPG) bevatten de waarborgen voor de bescherming van deze gegevens.
Deelt u de mening dat met het gebruik door politie en justitie van particuliere ANPR-gegevens mogelijkheden voor het volgen van voertuigbewegingen bestaan die de mogelijkheden van de voorgestelde wijziging van het wetboek van strafvordering voor ANPR ver overtreffen? Zo ja, deelt u de mening dat dit zeer onwenselijk is? Zo nee, waarom niet?
Zoals in antwoord op vraag 2 is gezegd, kan ten behoeve van het oplossen van strafbare feiten informatie die in opdracht van RWS voor verkeersdoeleinden is vastgelegd door de officier van justitie worden gevorderd op grond van artikel 126nd van het Wetboek van Strafvordering. Het vorderen van de gegevens is slechts mogelijk voor zover sprake is van een concrete verdenking van een misdrijf waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten en dit in het belang van het onderzoek is.
Deze voorwaarden komen overeen met de voorwaarden waaronder de politie de door politiecamera’s vastgelegde ANPR-gegevens mag raadplegen indien het wetsvoorstel tot wijziging van het Wetboek van Strafvordering in verband met de regeling van het vastleggen en bewaren van kentekengegevens door de politie (Kamerstukken 33 542) wordt aanvaard en in werking treedt. De gegevens mogen op grond van het in dat wetsvoorstel voorgestelde artikel 126jj van het Wetboek van Strafvordering geraadpleegd worden in geval van verdenking van een misdrijf waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten, ten behoeve van de opsporing van dat misdrijf.
Kunt u deze vragen beantwoorden voor aanvang van plenaire behandeling in tweede termijn van het wetsvoorstel tot wijziging van het Wetboek van Strafvordering in verband met de regeling van het vastleggen en bewaren van kentekengegevens door de politie (Kamerstukken 33 542) in de Tweede Kamer?
Ja
Het bericht dat de privacy van patiënten slecht gewaarborgd is |
|
Henk van Gerven (SP) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Wat zegt het u dat uit gesprekken met medewerkers van de klantenservice van verschillende zorgverzekeraars, die in de tv-uitzending over patiëntgegevens getoond worden, blijkt dat de privacyverklaring bij medewerkers van zorgverzekeraars niet bekend is? Vindt u het acceptabel dat verzekerden hierdoor verkeerd worden voorgelicht over de mogelijkheid van een privacyverklaring? Kunt u uw antwoord toelichten?1
De privacyverklaring en de daaraan gekoppelde regeling zijn bekend bij alle zorgverzekeraars. Helaas is inderdaad gebleken dat niet alle medewerkers van verzekeraars goed op de hoogte waren van deze regeling. Ik verwacht van zorgverzekeraars dat zij zorgen voor een adequaat kennisniveau van hun medewerkers. Inmiddels hebben zorgverzekeraars de medewerkers waar dit relevant voor is nogmaals gewezen op het bestaan van de privacyregeling.
Hoe reageert u in dit verband op de uitspraak van een psycholoog in genoemde uitzending dat het haar ervaring is dat mensen «structureel voorgelogen worden» door zorgverzekeraars?
Herkent u het beeld dat zorgverleners schetsen dat zorgverzekeraars de privacyverklaring proberen tegen te werken, omdat zij deze als lastig ervaren? Kunt u uw antwoord toelichten?
Deelt u de mening dat zorgverzekeraars een privacyverklaring te allen tijde moeten respecteren? Hoe gaat u dat bewerkstelligen?
Welk doel dient de informatie die de Stichting Benchmark GGZ (SBG) verzamelt? Vindt u het acceptabel dat gedetailleerde informatie over patiënten terecht komt bij een instelling die rechtstreeks is verbonden aan zorgverzekeraars?
SBG wordt bestuurd door GGZ Nederland, het Landelijk Platform GGz (LPGGz) en Zorgverzekeraars Nederland (ZN). Het doel van de stichting is om – door het leveren van spiegel- en benchmarkinformatie – de kwaliteit en de transparantie van de geestelijke gezondheidszorg (ggz) te verbeteren. SBG is een Trusted Third Party (TTP). Dit wil zeggen dat SBG een onafhankelijke en onpartijdige organisatie is en niet – zoals u stelt – «rechtstreeks verbonden aan zorgverzekeraars».
SBG ontvangt gepseudonimiseerde2 en anonieme patiëntgegevens, aangevuld met achtergrondinformatie en informatie die wordt verkregen door het routinematig meten van behandeluitkomsten via de ROM-methodiek (ROM staat voor Routine Outcome Monitoring). Deze informatie betreft zowel begin- als eindmetingen van de toestand van een ggz-cliënt, beide uitgevoerd door de behandelende zorgaanbieder aan de hand van ROM-vragenlijsten. Om ervoor te zorgen dat deze gegevens onderling beter vergelijkbaar worden, worden deze verrijkt met achtergrondinformatie van de gepseudonimiseerde cliënten, zodat de gemeten behandeluitkomsten hiervoor kunnen worden gecorrigeerd (de zogeheten casemix-correctie).
Al deze informatie wordt vervolgens door SBG verwerkt tot spiegelinformatie (op het niveau van groepen patiënten) over de effectiviteit van de geboden zorg. Door middel van een beveiligde webbased softwaretoepassing (de Benchmark Rapportage Module, BRaM) ontstaat inzicht in de geaggregeerde resultaten die gemiddeld behaald worden bij grote groepen patiënten. De BRaM toont uitsluitend spiegelinformatie aan daartoe geautoriseerde personen. Zorgaanbieders kunnen met BRaM rapportages maken op het niveau van de instelling als geheel, per locatie, per afdeling en per behandelaar. De resultaten van het eigen organisatieonderdeel kunnen daarbij worden afgezet tegen de SBG-benchmark, het landelijk gemiddelde. Voor zorgverzekeraars is – naast informatie over het landelijk gemiddelde, de SBG-benchmark – alleen informatie op instellingsniveau beschikbaar en dan alleen voor zover het ggz-instellingen betreft waarmee zij een overeenkomst tot inkoop van zorg hebben of van ggz-instellingen die hen daartoe geautoriseerd hebben.
Zorgaanbieders kunnen de door SBG geleverde spiegel- en benchmarkinformatie gebruiken om hun behandelingen en zorgprogramma’s te verbeteren en eventuele praktijkvariatie te reduceren. Een zorgaanbieder kan dit intern uitvoeren en/of in samenwerking met collega-zorginstellingen. Zorgverzekeraars kunnen deze spiegel- en benchmarkinformatie gebruiken in hun dialoog met de door hen gecontracteerde zorgaanbieder(s). Momenteel onderzoekt SBG met het LPGGz de mogelijkheden om op termijn de benchmark gegevens beschikbaar te stellen aan patiënten als keuze-informatie.
Kunt u uitsluiten dat de SBG, door data te combineren, kunnen achterhalen welke diagnose bij een individuele patiënt is gesteld? Kunt u uw antwoord toelichten?
Het College bescherming persoonsgegevens (CBP) heeft als eis gesteld dat de gepseudonimiseerde gegevens niet indirect identificerend mogen zijn. Het CBP heeft in een brief van 10 januari 2006 en in het consultatiedocument CBP Richtsnoeren actieve openbaarmaking van maart 2008, aangegeven dat gegevens (direct of indirect) identificerend zijn als die gegevens «redelijkerwijs, zonder onevenredige inspanning» kunnen worden gebruikt om de identiteit van een persoon vast te stellen.3 SBG heeft diverse maatregelen genomen om invulling te geven aan deze eis:
Voor een blijvende naleving van de Wet bescherming persoonsgegevens (Wbp) heeft SBG conform de voorschriften van het CBP4 een Functionaris voor de Gegevensbescherming in dienst. Deze is aangemeld bij het CBP en als zodanig ook terug te vinden in het openbaar register van Functionarissen voor de Gegevensbescherming op de website van het CBP. Deze functionaris houdt onafhankelijk toezicht op de (voortdurende) toepassing en de naleving van de Wbp. Tevens ziet deze functionaris toe op de algemene kwaliteit van het beleid en uitvoering inzake de bescherming van persoonsgegevens in de organisatie, onder andere met interne audits. Periodiek toetst ook een externe auditor de naleving van de werkprocedures van SBG. De bescherming voor een onafhankelijk optreden van de Functionaris voor de Gegevensbescherming en diens wettelijke taak is vastgelegd in de Wbp.
Kunt u uitsluiten dat zorgverzekeraars via de SBG bij privacygevoelige gegevens van individuele patiënten kunnen? Kunt u uw antwoord toelichten?
Verzekeraars hebben via SBG geen toegang tot privacygevoelige informatie. Ten eerste heeft SBG, zoals toegelicht bij vraag 6, diverse maatregelen genomen ter invulling van de eis van het CBP dat gegevens niet zonder onevenredige inspanning herleidbaar mogen zijn naar een persoon. Ten tweede borgt het SBG Dataprotocol dat zorgverzekeraars uitsluitend toegang krijgen tot gemiddelde uitkomstgegevens van groepen van patiënten op geaggregeerd niveau en niet tot gegevens op het niveau van individuele (gepseudonimiseerde) patiënten.
Is het wat u betreft acceptabel dat zorgverzekeraars hun informatiehonger stillen door privacygevoelige informatie van patienten te verzamelen via de SBG? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie antwoord vraag 7.
Denkt u dat patiënten behoefte hebben aan transparantie in de zorg die hun privacy schendt? Kunt u uw antwoord toelichten?
Kunt u aangeven op welke wijze dit de zorg voor patiënten ten goede komt? Deelt u de mening dat het niet aan de zorgverzekeraars is om te bepalen wat goede zorg is, maar dat dit het beste kan worden bepaald door zorgverleners onderling? Deelt u daarmeede mening dat de SBG overbodig is?
Hoe reageert u op de uitspraak van professor J. van Os dat de database van SBG een «geldverslindend datakerkhof is»? Kunt u in dat verband aangeven hoeveel geld zorgverzekeraars hebben geïnvesteerd in de database van SBG?
Ik deel die mening niet. Zoals toegelicht ben ik van mening dat SBG maatschappelijk relevante doelen dient.
Het jaarlijks budget van Stichting Benchmark GGZ bedraagt 2 miljoen euro. Bij de oprichting van SBG zijn de kosten als volgt verdeeld: het benchmarken wordt gefinancierd door de zorgverzekeraars, de zorgaanbieders financieren het verzamelen van de onderliggende ROM-gegevens en de correcte aanlevering ervan aan SBG.
Deelt u de mening van professor Van Os dat je alleen data mag verzamelen als patiënten dat goed vinden en wanneer daar iets maatschappelijk nuttigs mee gebeurt? Deelt u voorts zijn mening dat dit in het geval van de database van SBG niet het geval is? Kunt u uw antwoord toelichten?
Ik ben met professor dr. Van Os van mening dat gegevens alleen verzameld moeten worden als daar maatschappelijk iets nuttigs mee gebeurt. Op het maatschappelijke nut van de gegevensverzameling in het kader van ROM door SBG ben ik reeds uitvoerig ingegaan.
De gegevensverzameling van SBG geschiedt in verschillende onderscheiden stappen:
Op de verschillende onderscheiden stappen zijn verschillende wettelijke kaders van toepassing:
Ad a
Het bij de intake diagnostisch classificeren van de cliënt en het gedurende de behandeling periodiek gegevens verzamelen over de uitkomst van de behandeling, maken beide deel uit van het reguliere klinische proces. Voor het verzamelen van die (ROM-)gegevens is geen expliciete toestemming nodig van de patiënt. De verwerking van gezondheidsgegevens valt onder artikel 21, eerste lid, aanhef en onder a, juncto artikel 21, tweede lid, van de Wbp. Wel moet de behandelaar op grond van de WGBO de patiënt bij aanvang van de behandeling melden welke gegevens waarom worden vastgelegd en wat de behandelaar met die gegevens doet.
Ad b
De behandelaar versleutelt het BSN met het oog op de aanlevering van gegevens aan SBG. De versleuteling maakt geen deel uit van de behandeling van de patiënt. Omdat het om de verwerking van persoonsgegevens gaat moet er een grondslag zijn in de Wbp. De verwerking van persoonsgegevens is op grond van artikel 8, aanhef en onder a, Wbp toegestaan indien de patiënt daarvoor toestemming heeft verleend.
Ad c en d
De behandelaar levert de niet meer tot de patiënt herleidbare gegevens aan bij ZorgTTP. Omdat er geen sprake meer is van persoonsgegevens in de zin van de Wbp is de wet niet van toepassing op de versleuteling door ZorgTTP.
Ad e en f
Op de verstrekking van de door de zorgaanbieder en ZorgTTP gepseudonimiseerde gegevens aan SBG en de verwerking van die gegevens door SBG is de Wbp niet van toepassing (omdat er geen sprake meer is van persoonsgegevens als bedoeld in de Wbp).
Medisch wetenschappelijk onderzoek met patiënten mag alleen worden uitgevoerd als er een juiste balans is tussen het belang van de onderzoeksvraag en de belasting die de procedures van het onderzoek voor de patiënt met zich meebrengt. Dit wordt getoetst door een van de elf (11) Medisch Ethische Toetsing Commissies die Nederland heeft. Er is ook een overkoepelend orgaan, de Centrale Commissie Mensgebonden Onderzoek (CCMO).
SBG heeft, samen met professor dr. Van Os, de vraag of de gegevensverzameling door SBG onder de Wet Medisch-wetenschappelijk Onderzoek met mensen (WMO) valt en METC-plichtig is, voorgelegd aan de CCMO. De vraag is vorig najaar besproken in een plenaire vergadering van de CCMO. Het standpunt van de commissie is dat het hier geen wetenschappelijk onderzoek betreft en de dataverzameling en -analyse daarom niet onder de Wet Medisch-wetenschappelijk Onderzoek met mensen (WMO) vallen.
Ik ben het dus oneens met de uitspraak van professor dr. Van Os dat de dataverzameling door SBG onethisch en onwettig is.
Hoe reageert u op de uitspraak van professor Van Os dat de dataverzameling door SBG onethisch en onwettig is? Op basis van welk wetsartikel rechtvaardigt de SBG het verzamelen van deze privacygevoelige informatie? Is dat in uw ogen gerechtvaardigd? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie antwoord vraag 12.
Is het voorgaande voor u reden om de SBG te bewegen te stoppen met het verzamelen van data over patiënten? Zo ja, per wanneer? Zo nee, waarom niet?
Nee, ik ondersteun de missie en doelstellingen van SBG, zoals toegelicht in de voorgaande antwoorden, waarbij ik wel wil onderstrepen dat een adequate waarborging van de privacy van patiënten van groot belang is en blijft.
Hoe reageert u op de uitspraak van de plaatsvervangend voorzitter van het College Bescherming Persoonsgegevens (CBP) dat het DBC-informatiesysteem (DIS) een van de meest risicovolle databases van het land is, omdat jaarlijks alle gegevens van patiënten in Nederland daarin worden ondergebracht? Hoe reageert u voorts op zijn uitspraak dat dit meer dan genoeg gegevens zijn om – als je kwaad zou willen – te herleiden waar het om gaat? Wat vindt u ervan dat het CBP zich afvraagt of het DIS nog wel privacyproof is?
Het is een feit dat het DIS een zeer omvangrijke database is die gegevens bevat die – indien deze tot identificeerbare individuen herleidbaar zouden zijn, wat niet zo is – privacybelastend zouden zijn. Mijn ambtsvoorgangers, ikzelf en medewerkers van het Ministerie van VWS zijn zich – met het CBP – altijd zeer bewust geweest van dat risico en van het feit dat er daarom altijd adequate (technische en organisatorische) maatregelen nodig zijn om dit risico te beheersen.7
In aanloop naar de instelling van het DIS, heeft mijn ambtsvoorganger in 2005 advies gevraagd aan het CBP over het toepassen van pseudonimisering van medische persoonsgegevens voordat ze het DIS bereiken en voordat ze worden opgeslagen in het DIS. Bij pseudonimisering van persoonsgegevens worden de identificerende kenmerken van personen op een zodanige manier (vooraf) versleuteld en omgezet in een pseudo-identiteit, dat de werkelijke identiteit van de betreffende personen niet meer te achterhalen is. Direct identificerende gegevens worden dubbel versleuteld (oftewel dubbel gepseudonimiseerd) vóórdat ze worden opgeslagen in het DIS: de eerste versleuteling wordt uitgevoerd door de zorgaanbieder die de gegevens aanlevert en de tweede versleuteling door een externe, onafhankelijke organisatie, ZorgTTP (Zorg Trusted Third Party) genaamd. De pseudonimisering is zo ingericht dat deze onomkeerbaar is en daarmee dus niet meer herleidbaar tot individueel identificeerbare personen.
Het CBP heeft in een brief van 10 januari 2006 op het voornoemde adviesverzoek gereageerd. Het CBP bevestigde – zoals ook in de uitzending van Zembla werd aangehaald – dat het DIS «een van de meest risicovolle verwerkingen in Nederland» is en dat «dit maakt dat bij de verdere uitwerking van de pseudonimisering van het DIS de hoogst denkbare maatstaven dienen te worden gehanteerd». Het CBP gaf toen aan dat de destijds aan het CBP voorgelegde aanpak bij het DIS «een correcte toepassing van de pseudonomiseringsoplossing» beschrijft.
Het CBP heeft daarnaast ook als eis gesteld dat de gepseudonimiseerde gegevens niet indirect identificerend mogen zijn. Gegevens zijn volgens het CBP (direct of indirect) identificerend als die gegevens «redelijkerwijs, zonder onevenredige inspanning» kunnen worden gebruikt om de identiteit van een persoon vast te stellen.
Het DIS heeft aan deze eisen van het CBP invulling gegeven door diverse technische en organisatorische maatregelen te nemen, te weten:
Schrikt u ervan dat het CBS in staat is de identiteit van de persoon achter de gespeudoniemiseerde gegevens van het DIS te achterhalen?
Het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) is de enige ontvanger van DIS-gegevens die op wettelijke grondslag koppelingen mag leggen tussen DIS-gegevens en andere gegevensbestanden. Alleen op deze manier kan het CBS statistieken maken over de relatie tussen enerzijds het zorggebruik en anderzijds bevolkingskenmerken, zoals inkomenspositie of woonsituatie. Het CBS heeft daarvoor in 2006 expliciet akkoord gekregen van het CBP. Het CBP heeft dat gedaan met de wetenschap dat daarmee aan het CBS als enige afnemer de sleutel wordt verstrekt «waarmee de (aan CBS verstrekte) pseudo-identiteiten alsnog kunnen worden geïdentificeerd.»8 Het CBP deed dit in verband met de wettelijke positie van het CBS. Het aanvullende privacyrisico achtte het CBP gering omdat het CBS reeds het wettelijk recht heeft persoonsgegevens op te vragen en de wet het CBS verbiedt deze verder te verspreiden en openbaar te maken op individueel niveau. De juridische kaders waarbinnen het CBS met privacygevoelige informatie om mag gaan zijn geregeld in de CBS-wet9 en de Wbp.
Gedurende het hele proces waarmee DIS-gegevens aan andere gegevens worden gekoppeld blijven identificerende persoonsgegevens (BSN en geboortedatum) versleuteld. CBS-medewerkers die statistische werkzaamheden uitvoeren hebben daarom géén toegang tot de identificerende persoonsgegevens in relatie tot DIS-bestanden.
Wat vindt u ervan dat het DBC-DOT-systeem, dat afgeleid is van betalen per verrichting, eerst de zorgkosten opjaagt, daarna de financiering van ziekenhuizen zo ingewikkeld maakt dat accountants geen goedkeurende verklaring willen afgeven over de jaarrekeningen en nu de privacy van patiënten in gevaar brengt? Maakt dit dat u het faillissement van de betaling per verrichting en het DBC-DOT-systeem erkent? Zo ja, wat betekent dat? Zo nee, waarom niet?
Gelet op de context van uw vraag, beperk ik mij in de beantwoording tot uw opmerking dat het DBC-systeem de privacy van patiënten in gevaar zou brengen en dat dit het faillissement van het DBC-systeem zou betekenen. Het CBP en de rechter hebben bepaald dat het huidige DBC-systeem, inclusief de daarbij behorende regelgeving, géén onevenredige inbreuk doet op de privacy van patiënten. In het najaar van 2005 is het CBP akkoord gegaan met het gebruik van de huidige diagnose-informatie op DBC-niveau in het declaratieverkeer in de somatische zorg, onder de uitdrukkelijke voorwaarde dat op de middellange termijn het aantal DBC’s zou worden teruggedrongen door indikking of vergroving (dit is met de DOT-operatie gebeurd). Daarnaast is de privacy van patiënten binnen het DIS en bij het CBS beschermd door de hiervoor genoemde risico-beheersende maatregelen. Het College van Beroep voor het bedrijfsleven heeft in twee uitspraken in relatie tot de ggz geoordeeld dat de vermelding van diagnose-informatie op de declaratie niet onrechtmatig is, mits wordt voldaan aan bepaalde voorwaarden (LJN: BN3056 en BV8297). Met de huidige regelgeving wordt aan die voorwaarden voldaan. Ik ben het dan ook niet eens met uw conclusie.
Religieuze spanningen in Birma/Myanmar |
|
Sjoerd Sjoerdsma (D66) |
|
Frans Timmermans (minister buitenlandse zaken) (GroenLinks-PvdA) |
|
Wat is uw reactie op het bericht «Wie niet geteld is, telt niet mee in Birma»?1
Het bericht geeft een goed beeld van de complexiteit van de volkstelling in Birma/Myanmar.
Hoe beoordeelt u de weigering van de Birmese regering om de Rohinya minderheid zich te laten registreren als aparte bevolkingsgroep?
Volgens het oorspronkelijk plan voor de volkstelling zouden geïnterviewden kunnen kiezen uit 135 etniciteiten die door de overheid van Birma/Myanmar officieel zijn erkend. Daarnaast was er een categorie «overigen», waarbij geïnterviewden een eigen omschrijving van etniciteit konden vermelden. Deze omschrijving zou niet gelden als een officieel erkende etniciteit, maar zou wel worden meegenomen in de volkstelling waarbij meervoudig genoemde identificaties als aparte groep zichtbaar zouden worden. Dit zou Rohingya de mogelijkheid geven om zich te registreren als «overige» met vermelding van «Rohingya».
Na oplopende spanningen en toenemend verzet van een deel van de bevolking in Rakhine State tegen de mogelijkheid voor Rohingya om zichzelf als zodanig te identificeren hebben de autoriteiten van Birma/Myanmar besloten personen of huishoudens die zichzelf omschrijven als Rohingya niet langer mee te nemen in de volkstelling. Dit heeft er naar verwachting toe geleid dat honderdduizenden Rohingya buiten de telling zijn gebleven. Het kabinet betreurt deze handelswijze van de regering van Birma/Myanmar zeer. Het ondermijnt de toch al kwetsbare positie van de Rohingya.
Wat is uw analyse van de spanning rondom deze volkstelling en het geweld tegen de Rohinya minderheid in het algemeen?
In de afgelopen jaren zijn de spanningen tussen de Rakhine boeddhisten en Rohingya moslims in Rakhine State sterk toegenomen. De Rohingya minderheid wordt door de autoriteiten van Rakhine stelselmatig gediscrimineerd en is veelvuldig slachtoffer van intimidatie, vrijheidsbeperkingen en geweld.
Een geweldsincident in januari jl., waarbij naar verluidt tientallen Rohingya omkwamen, gevolgd door een publieke verklaring van Artsen Zonder Grenzen over de behandeling van slachtoffers van dit incident, gaven aanleiding voor grootschalige protesten tegen de aanwezigheid van NGOs, hulporganisaties en de internationale gemeenschap in Rakhine State. Voorts werd gedemonstreerd tegen de mogelijkheid van Rohingya moslims om zichzelf tijdens de volkstelling als zodanig te identificeren. Vanwege de gewelddadige protesten zijn eind maart jl. internationale NGOs, hulporganisaties en VN-organisaties uit Rakhine geëvacueerd. De Birmese overheid liet weten onder druk van protesten en uit vrees voor verder geweld af te zien van registratie van een ieder die zichzelf identificeerde als Rohingya.
Heeft u gereageerd op de onwil van de Birmese regering om hulpverleners toe te laten tot de gebieden in het westen van het land waar Rohingya’s verblijven? Zo neen, waarom niet? Zo ja, op welke wijze?
Het kabinet hecht veel waarde aan ongehinderde en veilige toegang van internationale humanitaire hulporganisaties tot alle delen van Birma/Myanmar, inclusief Rakhine State. Recente berichten over belemmering van die toegang op lokaal niveau zijn dan ook reden tot zorg. De Nederlandse ambassadeur heeft deze zorgen meerdere malen tijdens gesprekken op ministerieel niveau in de hoofdstad Nay Pyi Taw geuit, meest recentelijk op 2 april jl. Ook in EU-verband is bij de autoriteiten van Birma/Myanmar aangedrongen op ongehinderde en veiliger toegang van hulporganisaties in Rakhine. Daarnaast heeft het Ministerie van Buitenlandse Zaken in contact met de ambassadeur van Birma/Myanmar in Brussel aandacht gevraagd voor de precaire humanitaire situatie in Rakhine. Tot slot heeft Nederland zich in EU-verband tijdens de 25ste zitting van de Mensenrechtenraad met succes hard gemaakt voor een duidelijke boodschap over de situatie in Rakhine in de door de Raad aangenomen resolutie over de mensenrechtensituatie in Birma/Myanmar.
Waarom is er enkel een Nederlandse economische missie gevestigd in Birma/Myanmar? Kunt u, in het licht van de fragiele mensenrechtensituatie ter plaatse, uiteenzetten waarom er in Birma/Myanmar gekozen is voor alleen een economische missie en niet voor capaciteit ter plaatse voor mensenrechten?
De beginnende democratische transitie en economische opening van Birma/Myanmar biedt kansen voor Nederlandse bedrijven en ondernemers, met name in de sectoren water, agro en logistiek. Om Nederlandse bedrijven te faciliteren deze kansen op een maatschappelijk verantwoorde manier te verzilveren, heeft het kabinet in 2013 besloten de capaciteit van de ambassade in Bangkok met betrekking tot Birma/Myanmar, uit te breiden. De reeds bestaande capaciteit op het gebied van mensenrechten is eveneens uitgebreid.
Voorts is in november jl. door collega Ploumen tijdens haar bezoek aan Birma/Myanmar in Yangon een ambassadekantoor geopend dat de Nederlandse inspanningen in Birma/Myanmar ondersteunt. De keuze voor deze flexibele en kostenefficiënte vorm van vertegenwoordiging past in de modernisering van de Nederlandse diplomatieke dienst, zoals door het kabinet gepresenteerd in de brief «Voor Nederland, Wereldwijd».
In de afgelopen jaren heeft de ambassade Bangkok met goed gevolg invulling gegeven aan de bevordering van de mensenrechten in Birma/Myanmar. De ambassade steunt vanuit het Mensenrechtenfonds diverse betekenisvolle projecten, levert tijdige adviezen ter beïnvloeding van het internationale mensenrechtenspeelveld en heeft zeer frequent in Birma/Myanmar contact met regeringsvertegenwoordigers, Birmese en internationale NGO’s en mensenrechtenverdedigers. De nieuwe vertegenwoordiging in Yangon dient hiervoor mede als uitvalsbasis. Het kabinet acht de huidige mensenrechtencapaciteit met betrekking tot Birma/Myanmar op dit moment toereikend.
Bent u bereid de Nederlandse inzet op mensenrechten in Birma/Myanmar te intensiveren? Zo neen, waarom niet?
Zie antwoord vraag 5.
Bent u bereid een mensenrechtenspecialist in het land zelf te plaatsen? Zo neen, waarom niet?
Zie antwoord vraag 5.