Bent u bekend met het bericht «Ombudsman waarschuwt: Als het OM zelf straft, komen slachtofferrechten in het geding» en de «Brief aan Minister JenV over positie slachtoffers bij strafbeschikking OM» van de Ombudsman?1 2
Ja.
Bent u op de hoogte van het feit dat het Openbaar Ministerie (OM) zaken waar het slachtoffer wettelijk het recht heeft om te spreken (zoals ernstige zedenzaken) en daarvan gebruik wil maken afdoet met een strafbeschikking?
Het OM en wij achten het van groot belang dat slachtofferrechten worden geborgd, ook als wordt gekozen voor afdoening van een strafzaak met een OM-strafbeschikking. Bij de keuze voor een afdoening van een misdrijf houdt het OM – naast de ernst van het misdrijf en de persoon van de verdachte – dan ook rekening met de belangen van slachtoffers. In de desbetreffende beleidsregels heeft het OM als contra-indicatie voor afdoening met een strafbeschikking ernstige spreekrechtwaardige feiten opgenomen, zoals ernstige mishandelings- en zedenzaken, waarbij het slachtoffer of familieleden van het overleden slachtoffer te kennen hebben gegeven van het spreekrecht gebruik te willen maken. Dit is in de OM-Aanwijzing opgenomen om het belang van een goede afweging van het slachtofferperspectief te benadrukken. Indien het OM – in overeenstemming met de desbetreffende regelgeving en het OM-beleid – kiest voor afdoening van een strafzaak met een OM-strafbeschikking, dan neemt het OM daarbij de wensen en de schade van het slachtoffer mee.
Wij zijn ermee bekend dat de toepassingspraktijk van de OM-strafbeschikking de afgelopen tijd niet in alle gevallen overeen kwam met het hierboven beschreven beleid. Zoals aangegeven in de beantwoording van de Kamervragen van 17 november 2021 heeft het OM op verzoek van de Minister voor Rechtsbescherming voor een aantal door Slachtofferhulp Nederland (SHN) aangedragen strafzaken uitgezocht of, ondanks dat sprake was van een ernstig spreekrechtwaardig delict, gekozen is voor afdoening met een OM-strafbeschikking. In 4 zaken bleek dat het geval. Het betrof daarbij 1 zedenzaak. In die zaak is door het slachtoffer van aanranding expliciet te kennen gegeven geen gebruik te willen maken van het spreekrecht.
Herinnert u zich uw antwoorden op Kamervragen van 17 november 2021 waarin u aangaf dat «in een beperkt aantal zaken», ondanks dat sprake was van een ernstig spreekrechtwaardig delict, toch gekozen is voor afdoening met een OM-strafbeschikking?3
Zie antwoord vraag 2.
Kunt u aangeven wat u precies bedoelt met «een beperkt aantal zaken»? Om hoeveel zaken gaat het hier? Hoeveel van deze zaken betreffen zedenzaken?
Zie antwoord vraag 2.
Is deze praktijk in overeenstemming met de Aanwijzing OM-strafbeschikking van 11 november 2021, waarin staat dat het een contra-indicatie is voor het opleggen van een OM-strafbeschikking als het slachtoffer gebruik wil maken van het spreekrecht bij ernstige feiten zoals een mishandeling of zedenzaak?4
Wij zijn met het OM in gesprek gegaan naar aanleiding van de constatering dat een aantal zaken zijn afgedaan met een OM-strafbeschikking ondanks dat sprake was van een ernstig spreekrechtwaardig delict. Zoals gezegd komt officieren van Justitie binnen de zaken die zij behandelen beoordelingsruimte toe. Het OM heeft daarnaast aangegeven de recent aangepaste OM-aanwijzing OM-strafbeschikking, met de daarin opgenomen contra-indicatie, nogmaals bij hun officieren onder de aandacht te zullen brengen. Alleen in zeer bijzondere gevallen kan hiervan worden afgeweken. Ook dan rust op de officier van Justitie de plicht om zoveel mogelijk recht te doen aan de belangen van slachtoffers.
Deelt u de mening dat het afdoen van dit soort ernstige zaken met een strafbeschikking onwenselijk is? Zo ja, welke stappen onderneemt u om te zorgen dat dergelijke zaken niet met een strafbeschikking worden afgedaan, maar door de rechter behandeld worden? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 5.
Zijn zedenzaken überhaupt geschikt om met een strafbeschikking af te doen, ook als het slachtoffer niet wenst gebruik te maken van het spreekrecht? Zo ja, in welke gevallen acht u het wenselijk een zedenzaak met een strafbeschikking af te doen en waarom?
Zedendelicten is een verzamelnaam voor delicten van diverse aard. De ernst van de delicten varieert. Zo kan een zedenzaak ook gaan over lichte strafbare feiten zoals schennis van de eerbaarheid (artikel 239 Wetboek van strafrecht) of het tonen van een afbeelding waarvan de vertoning schadelijk is te achten voor de desbetreffende personen (artikel 240). Naast de wettelijke inkadering van de strafbeschikkingsbevoegdheid die is beperkt tot overtredingen en misdrijven waarop niet meer dan zes jaar gevangenisstraf staat, hanteert het OM zoals aangegeven de contra-indicatie voor afdoening met een strafbeschikking als het gaat om ernstige spreekrechtwaardige feiten waarbij het slachtoffer aangeeft van het spreekrecht gebruik te willen maken. Ook bij ernstige zedendelicten zal het OM altijd overgaan tot dagvaarden van de verdachte(n).
Hoe oordeelt u over de aanbevelingen van de Nationale ombudsman om te bevorderen dat het OM bij het afdoen van zaken met een strafbeschikking actief informatie vergaart bij het slachtoffer? Volgt u deze op, en zo ja hoe?
Ik ben het eens met deze aanbeveling. Deze informatievergaring bij slachtoffers is ook als uitgangspunt vastgelegd in het beleid van het OM ten aanzien van de strafbeschikking.
Bent u op de hoogte van het feit dat het voor veel mensen die een strafbeschikking krijgen niet duidelijk is dat ze daartegen bij de rechter in verzet kunnen gaan? Deelt u de mening dat dit een risico vormt bij alle strafbeschikkingen, maar bij de ernstige (zeden)zaken zoals genoemd in het artikel in het bijzonder?
In elke strafbeschikking wordt aangegeven dat de verdachte de mogelijkheid heeft verzet tegen de strafbeschikking aan te tekenen. Daarbij is ook aangegeven binnen welke termijn dat kan en hoe het verzet kan worden ingediend. Wij vinden dit een gebruikelijke en afdoende manier om een beroepsmogelijkheid aan te geven.
Kunt u aangeven in hoeverre inmiddels opvolging is gegeven aan de aanbevelingen die de Nationale ombudsman heeft gedaan inzake behoorlijke informatieverstrekking rondom strafbeschikkingen? Zijn de (rechtsbijstands)maatregelen die u aankondigde in uw brieven van 18 september 2020 en 19 november 2020 voldoende gebleken om te zorgen voor begrijpelijke en toegankelijke informatie over de gevolgen en procedurele mogelijkheden van een strafbeschikking voor verdachten? Gelden deze maatregelen alleen voor zogenoemde «coronazaken» (zaken die het OM vanwege corona-achterstanden met een OM-strafbeschikking wil afdoen) of voor alle zaken waarin het OM een strafbeschikking oplegt?5 6
Voor het antwoord op het eerste onderdeel van deze vraag over de informatieverstrekking verwijs ik naar het antwoord op vraag 2, 3 en 4.
Er heeft nog geen evaluatie van de nieuwe rechtsbijstandregeling plaatsgevonden. De procureur-generaal bij de Hoge Raad heeft mij laten weten in het kader van zijn toezichtstaak op het OM bezig te zijn met een (vijfde) onderzoek naar de toepassingspraktijk van de OM-strafbeschikking. De onderzoeksrapportage verschijnt naar verwachting in het voorjaar van 2022. De Minister van JenV zal deze voorzien van een beleidsreactie en aan uw Kamer toezenden. Wij kijken uit naar de resultaten van dit uitgebreide onderzoek dat naar verwachting inzicht geeft in de kwaliteit van de toepassing van de OM-strafbeschikking, ook waar het gaat om informatieverstrekking aan betrokkenen bij een strafzaak.
Hoe oordeelt u over het voornemen het taakstrafverbod uit te breiden in combinatie met het voornemen de geïntensiveerde aanpak van de OM-strafafdoening voort te zetten in 2022? Staan deze voornemens niet haaks op elkaar nu de taakstraf – in tegenstelling tot de gevangenisstraf – juist een van de strafmodaliteiten is die het OM bij de strafbeschikking kan opleggen?7
Deze voornemens staan naar ons oordeel niet haaks op elkaar. De uitbreiding van het taakstrafverbod beoogt te voorkomen dat daders van een ernstig misdrijf een naar verhouding lichte straf krijgen. De strafbeschikking is een manier van afdoening die is ingesteld om de lichte types delicten te bestraffen. Een taakstraf zal bij dit type lichtere delicten vaker als een passende straf kunnen worden beschouwd dan bij ernstige(re) delicten.
Het bericht 'European gas prices shoot to new high as energy crunch worsens' |
|
Silvio Erkens (VVD) |
|
Dilan Yeşilgöz-Zegerius (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het artikel van de Financial Times «European gas prices shoot to new high as energy crunch worsens»? Hoe apprecieert u de aanblijvende hoge energieprijzen en -krapte?1
Ja. De redenen voor de hoge gasprijs zijn onder meer aangegeven in de antwoorden op Kamervragen en in Kamerbrieven van 23 september 2021 (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2021–2022, nr. 19), 1 november 2021 (Kamerstuk 29 023, nr. 276) en 24 december 2021 (Aanhangsel handelingen, vergaderjaar 2021–2022, nr. 1213). In de afgelopen periode was er door verschillende oorzaken sprake van krapte op de gasmarkt, niet alleen in de Nederland c.q. de EU maar wereldwijd (hoge vraag in Azië; grootschalige onderhoud en productie-onderbrekingen in Noorwegen en Rusland, etc.). Deze krapte werd versterkt doordat Gazprom in de afgelopen periode, in tegenstelling tot eerdere jaren, alleen zijn aangegane leveringsverplichtingen na kwam en niet of nauwelijks leverde op de spotmarkten. De markt reageerde hierop met sterke prijssignalen waarop met name industriële afnemers hun vraag terugbrachten. Daarnaast leidden de hoge prijzen in de afgelopen periode tot een sterke toename van de aanvoer van LNG, ook in Nederland (de GATE LNG-terminal kende in december een bezettingsgraad van 90% die opliep tot praktisch 100% in januari en ook voor februari wordt een hoge bezettingsgraad verwacht).
Door de brute inval van Rusland in Oekraïne zijn de gasprijzen inmiddels nog verder tot gestegen tot boven de 110 euro/ MWh, hetgeen de huidige onzekerheid in de markt reflecteert.
Deelt u de mening dat er de komende maanden serieuze risico’s bestaan voor een betaalbare en betrouwbare energievoorziening? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wat zijn volgens u de grootste risico’s en wat gaat u hier aan doen?
In de afgelopen periode heeft de situatie op de gasmarkt reden tot zorg gegeven, In eerste instantie was er de zorg dat de Europese H-gasopslagen door een lage vulgraad aan het einde van de winter onvoldoende flexibiliteit zouden kunnen bieden in geval van een langdurige koude periode of onderbreking van het aanbod. Mede door de milde winter en forse toename van LNG-import heeft dit risico zich niet voorgedaan. Wel heeft de mondiale aanbodkrapte geleid tot fors hogere prijzen, hetgeen reden is geweest voor het kabinet om maatregelen te nemen om deze hoge prijzen te compenseren. In aanvulling daarop houdt het kabinet de betaalbaarheid van energie in den breedte nauwlettend in de gaten.
Om goed voorbereid te zijn op elke situatie heeft het kabinet de voorbereidingen getroffen voor het eventueel uitvoeren van het Bescherm- en Herstelplan Gas (Kamerstuk 29 023, nr. 252) onder de huidige wetgeving. Zie wat dit betreft de antwoorden op de vragen 3 en 4 en ook de Kamerbrief van 14 maart over gasleveringszekerheid. Een tweede zorg is het grote aandeel Russisch gas in de Europese gasimport. Via de geïntegreerde Europese gasmarkt raakt dit ook Nederland. In de Kamerbrief van 14 maart ben ik ingegaan op de acties op korte, middellange en lange termijn om deze afhankelijkheid te verminderen en tegelijkertijd de robuustheid van ons energiesysteem te versterken.
Wat heeft u gedaan om voorbereid te zijn op mogelijke tekorten de komende maanden? Welke instrumenten heeft u beschikbaar om tekorten af te wenden of om er zo goed mogelijk mee om te gaan? Welke instrumenten ontbreken er nog volgens u?
Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 2 is het kabinet naar aanleiding van de situatie in de gasmarkt voorbereiding gestart voor het eventueel uitvoeren van het Bescherm- en Herstelplan Gas onder de huidige wetgeving. Dit betreft onder andere het afschakelen van niet-beschermde grote gasverbruikers. Omdat niet op voorhand is te bepalen wat de aard van een crisis is, welke reactie dat precies vraagt en wat het actuele verbruik van bedrijven is, is er niet op voorhand een prioriteitskader of afschakelvolgorde te bepalen. Bij de 49 grootste industriële verbruikers van gas met 60 locaties wordt informatie verzameld over de mogelijkheden en effecten van afschakelen. Mocht er zich een crisis voordoen dan zal aan de hand van de situatie, het actuele gasverbruik en die verzamelde informatie bekeken worden hoe het gasverbruik veilig en met zo min mogelijk maatschappelijke gevolgen is terug te brengen, iets dat uiteraard in overleg met de dan betrokken bedrijven zal gebeuren
Heeft u naar aanleiding van de motie-Erkens (Kamerstuk 21 501-33, nr. 895) een prioriteringskader ontwikkelt dat ingezet kan worden bij een mogelijk gastekort? Specifiek voor de mogelijke afschaling van de productie van grote energieverbruikers? Hoe weegt u hierbij de rol van bestaande exportcontracten ten overstaande van de nationale behoefte?
Zoals in antwoorden op de vragen 2 en 3 aangegeven is het kabinet een voorbereiding gestart voor het eventueel uitvoeren van het Bescherm- en Herstelplan Gas onder de huidige wetgeving. Daarbij wordt dus expliciet aandacht besteedt aan de mogelijke afschaling van de productie van grote industriële gasverbruikers.
Het ingrijpen in de export van gas staat haaks op de gedachte van onderlinge solidariteit tussen lidstaten zoals vastgelegd in Verordening (EU) 2017/1938 betreffende maatregelen tot veiligstelling van de gasleveringszekerheid. Wel is in het Bescherm- en Herstelplan Gas aangegeven dat we in het geval van een noodsituatie als één van de eerste maatregelen met buurlanden in overleg zullen treden over het vrijwillig verminderen van de gasafname.
Wat betreft de omvang van de export geldt dat deze eerst en vooral wordt bepaald door de fysieke behoefte aan laagcalorisch gas bij eindgebruikers in België, Duitsland en Frankrijk en niet door exportcontracten. Het is ook die behoefte die, tezamen met de Nederlandse behoefte, leidend is bij de bepaling van het jaarlijks te winnen volume. Dit op basis van de raming die jaarlijks wordt opgesteld door GTS op grond van informatie van de netbeheerders uit de voornoemde landen. De bestaande leveringscontracten spelen daarbij geen rol, de netbeheerders hebben ook geen zicht op deze contracten.
Hierbij geldt verder dat België, Duitsland en Frankrijk grootschalige ombouwprogramma’s in gang hebben gezet waarbij miljoenen afnemers van laagcalorisch gas worden omgezet op andere energiebronnen. Zo zijn er in 2021 zijn er 925.000 afnemers in het buitenland omgeschakeld van laagcalorisch naar hoogcalorisch gas. Mijn Belgische ambtgenoot heeft inmiddels laten weten dat er een definitief besluit is genomen over de versnelling van de Belgische ombouw. Zoals eerder aangegeven door mijn voorganger in de Kamerbrief van 16 april 2021 (Kamerstuk 33 529, nr. 868) heeft dit de potentie om de export naar België al vanaf het gasjaar 2024–2025 te beëindigen. Ook Duitsland ziet versnellingsmogelijkheden vanaf 2026, waardoor de export in 2029 in plaats van 2030 beëindigd kan worden. De komende jaren blijft het ombouwtempo hoog en de verwachting is dat de export van laagcalorisch gas in 2029 volledig kan zijn afgebouwd.
Hoe staat het met de vullingsgraden van de Nederlandse gasvoorraden? Kunt u specifiek onderscheid maken tussen hoog- en laagcalorisch gas?
De opslagen voor laagcalorisch gas waren aan het begin van het koudeseizoen voor meer dan 80% naar behoren gevuld. Momenteel (begin maart) bedraagt deze vulgraad ca. 37%.
De Nederlandse opslagen voor hoogcalorisch gas waren aan het begin van het koudeseizoen voor 45% gevuld. Momenteel (medio maart) bedraagt deze vulgraad ca. 6%. Als wordt rekening gehouden met de opslagen voor hoogcalorisch gas in Duitsland die direct vanuit Nederland toegankelijk zijn dan bedraagt deze laatste vulgraad ca. 15%.
Hoe staat het met de gasvoorraden van andere EU-lidstaten?
Op dit moment (medio maart) zijn de Europese gasopslagen voor 26% gevuld (België: 16%, Duitsland: 25%, Frankrijk: 19%, Italië: 34% en Oostenrijk: 14%).
Deelt u de mening dat een te grote afhankelijkheid van import ons kwetsbaar maakt in deze energiecrisis? Buurlanden zetten immers ook in op import. Hoe garandeert u dat Nederland niet achteraan in de rij komt te staan? Deelt u de mening dat niet elk Europees land kan inzetten op import en dat het ergens gaat knellen?
Ik deel de mening dat een te grote afhankelijkheid van import, zeker als het één exporteur betreft, onverstandig is met het oog op leveringszekerheid en flexibiliteit in tijden van crisis. Met de eigen gaswinning uit de kleine velden en ook nog uit het Groningenveld is Nederland minder van import afhankelijk dan andere EU-lidstaten. Om deze afhankelijkheid verder te verminderen steunt het kabinet de gaswinning in de Noordzee en komen er verplichte vullingspercentages voor de gasvoorraden.
Daarnaast wordt ingezet op energie-efficiëntie en het stimuleren van het aanbod van hernieuwbare energiebronnen, door extra wind op zee, zon-op-dak, aardwarmte, groen gas en aquathermie. Tegelijkertijd worden de productie en import van waterstof opgeschaald. Hierbij gaan verduurzaming en afbouw van afhankelijkheid hand in hand.
Wat verwacht u dat het effect is van de verdere afbouw van kernenergie in Duitsland en België op de al broze situatie op de Europese energiemarkt? De samenstelling van de energiemix is een nationale keuze. Tegelijkertijd hebben de keuzes van onze buurlanden consequenties voor onze eigen leveringszekerheid. Bent u in gesprek met de regeringen van deze lidstaten hierover? Zo nee, bent u bereid dit te doen?
TenneT brengt elk jaar een monitor leveringszekerheid uit. De leveringszekerheid van elektriciteit is momenteel op orde. De monitorrapportages die TenneT de afgelopen jaren heeft gepubliceerd, lieten hetzelfde beeld zien. In de recente Monitoring Leveringszekerheid 2021 is rekening gehouden met de geplande nucleaire exit in Duitsland eind 2022 en België in 2025. Tegelijk is ook rekening gehouden met een toename van het gasvermogen in België in 2025. Als het beeld verandert, bijvoorbeeld over de mate waarin België nieuwe productiecapaciteit kan realiseren, zal dat in het jaarlijkse «Rapport Monitoring Leveringszekerheid» van TenneT worden meegenomen. De European Resource Adequacy Assessment (ERAA) 2021 is aan de orde geweest tijdens bijeenkomsten van het Pentalateraal energieforum (samenwerkingsverband tussen België, Nederland, Luxemburg, Frankrijk, Duitsland, Zwitserland en Oostenrijk) en in Europees verband in de Electricity Coordination Group besproken tussen lidstaten, toezichthouders en transmissie systeem beheerders (TSO’s). Ik verwacht dat dat ook zal gebeuren met de ERAA 2022.
Onder leiding van het Pentalateraal energieforum is in april 2020 ook de derde monitoring van de leveringszekerheid uitgebracht (Third Pentalateral Generation Adequacy Assessment). Onder andere op deze wijze ben ik hierover in gesprek met de andere lidstaten en ik verwacht dat deze gesprekken, mede als gevolg van de snelle veranderingen van de Europese elektriciteitsmarkt, in Pentalateraal en Europees verband alleen maar zullen toenemen.
Vanaf begin januari zal in Nederland een productiebeperking gelden voor kolencentrales, gezien de hoge energieprijzen zullen de centrales waarschijnlijk veel van hun capaciteit in de eerste maanden van 2022 gebruiken; ontstaat er hierdoor het risico dat er eind 2022 onvoldoende capaciteit beschikbaar is mocht er zich weer krapte voordoen op de energiemarkt? Is er een clausule ingebouwd voor noodgevallen (bijvoorbeeld wanneer de leveringszekerheid in het geding zou komen)?
Uit de recente Monitoring Leveringszekerheid 2021 blijkt dat het operationele thermische productievermogen in Nederland is gestegen tot een niveau van 23,7 GW in 2021. Bij de vormgeving van deze beperking is nadrukkelijk rekening gehouden met het belang van leveringszekerheid van elektriciteit. Zowel door het percentage niet lager te stellen dan 35% als door de keuze om de beperking vorm te geven als een plafond op jaarbasis. Wanneer het plafond niet op jaarbasis geldt maar als minimum op elk moment, kunnen de kolencentrales in periodes met schaarste niet opregelen boven het wettelijk minimum. Het plafond op jaarbasis biedt kolencentrales ruimte om gedurende periodes met schaarste (hoge prijzen/winterperiodes) maximaal beschikbaar te zijn en daarmee bij te dragen aan de leveringszekerheid.
In de monitor leveringszekerheid van TenneT is rekening gehouden met 4 GW kolenvermogen in 2022. De productiebeperking ziet op het beperken van kolenstook voor elektriciteitsproductie, waardoor de Amercentrale (0,6 GW), die vooral biomassa verbrandt, niet wordt beperkt door de maatregel. De MPP3 centrale van Uniper (1,1 GW) verbrandt naast kolen ook reststromen. Deze reststromen worden redelijk gelijkmatig over het jaar aangeleverd bij de centrale en hebben een beperkte opslagcapaciteit, waardoor naar verwachting de verbranding van deze reststromen ook gelijkmatig over het jaar zal plaatsvinden. Hierdoor zal naar verwachting de MPP3-centrale meer dan andere centrales die geraakt worden door deze maatregel, gelijkmatig over het jaar elektriciteit leveren, waarbij Uniper binnen de technische mogelijkheden en het gestelde CO2-plafond vrij is meer of minder te produceren afhankelijk van de marktprijzen. De Staatssecretaris Klimaat en Energie heeft besloten steun te verlenen, zodat de kolencentrale van Onyx Power in Rotterdam (0,7 GW) vrijwillig en volledig kan sluiten. Hierdoor blijft alleen de Eemshavencentrale (1,6 GW) over, waarbij het denkbaar is dat aan het begin van het jaar zoveel wordt gedraaid dat aan het einde van het jaar het plafond is bereikt. Daarbij moet worden bedacht dat de bijstook van biomassa niet ten koste gaat van het plafond van 35%, waardoor de centrales gemiddeld over het jaar een groter aandeel van hun capaciteit kunnen inzetten. Ik verwacht daarom niet dat er aan het einde van het jaar onvoldoende capaciteit beschikbaar is. Er is in de wettelijke beperking geen clausule ingebouwd voor noodgevallen, maar ik houd de toekomstige ontwikkelingen op de elektriciteitsmarkt nauwlettend in de gaten, evenals het effect van de productiebeperking hierop. Als ik tot de conclusie kom dat deze maatregel tot onaanvaardbare risico’s leidt voor de leveringszekerheid van elektriciteit of de voorzieningszekerheid van gas, zal ik maatregelen nemen om dit te voorkomen.
Hoe staat het met de uitvoering van de motie-Erkens (Kamerstuk 32 813, nr. 949) voor een onafhankelijk onderzoek naar de leveringszekerheid voor de komende 10–15 jaar?
Zoals aangegeven in het antwoord op de vragen 2 en 3 is het kabinet naar aanleiding van de situatie in de gasmarkt voorbereiding gestart voor het uitvoeren van het Bescherm- en Herstelplan Gas onder de huidige wetgeving. Daarnaast wordt bezien hoe de uitvoering van de motie-Erkens (Kamerstuk 32 813, nr. 949) het beste ter hand kan worden genomen. Gezien de mogelijke omvang van het onderzoek zal daarbij een aanbestedingsprocedure moeten worden gevolgd. Het kabinet zal zo spoedig mogelijk komen met de nadere invulling van het coalitieakkoord op het punt van de opslagverplichting. Zie wat dit alles betreft ook de Kamerbrief van 14 maart over gasleveringszekerheid.
Het bericht Nederlanders met niet-Westerse migratieachtergrond financieel kwetsbaarder |
|
Stephan van Baarle (DENK) |
|
Dennis Wiersma (minister zonder portefeuille onderwijs, cultuur en wetenschap) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Nederlanders met niet-westerse migratieachtergrond financieel kwetsbaarder»?1
Ja
Welke beleidsmatige conclusies verbindt u aan de uitkomst van het Autoriteit Financiële Markten (AFM)-onderzoek, namelijk dat Nederlanders met een migratieachtergrond, met name Nederlanders met een niet-Westerse migratieachtergrond, gemiddeld financieel kwetsbaarder zijn dan Nederlanders zonder migratieachtergrond?
Het is mij bekend dat huishoudens met een niet-Westerse migratieachtergrond behoren tot de groepen die kampen met een relatief hoog risico op armoede (CBS, Armoede en sociale uitsluiting, 2021). Ook uit een studie van het Nibud, in opdracht van Wijzer in geldzaken (Financieel kwetsbaar, mei 2020), blijkt dat mensen met een migratie-achtergrond financieel kwetsbaar zijn.
Het voorkomen en bestrijden van armoede en schulden is een belangrijk speerpunt van dit kabinet. De komende periode zet het kabinet daarbij onder meer in op meer financiële educatie, tegengaan van niet-gebruik van beschikbare financiële voorzieningen, en op preventie en vroegsignalering om problematische schulden te voorkomen.
Voor mensen met geldvragen en geldzorgen zijn in veel gemeenten vrijwilligersorganisaties actief, zoals Schuldhulpmaatje en Humanitas. Deze organisaties zijn ook te vinden via Geldfit.nl en hun telefoonnummer 0800–8115 (waar naast Nederlands ook Engels wordt gesproken). Verder hebben diverse gemeenten laagdrempelige loketten voor vragen, zoals de buurtteams die in veel gemeenten actief zijn, of specifieke loketten voor geldvragen, zoals de Helpdesk Geldzaken in Den Haag, de Vraagwijzers in Rotterdam of de Werkplaats Financiën in Eindhoven.
Ook initiatieven om de taal- en digitale vaardigheden te vergroten dragen hieraan bij. Daartoe dient onder andere het project Tel mee met Taal en diverse projecten bij lokale bibliotheken. Op de website Steffie.nl kan men eenvoudige filmpjes bekijken over geldzaken. Oefenen.nl biedt eenvoudige lessen voor taal, geld en computervaardigheden. Stichting Lezen & Schrijven heeft voor laaggeletterden de groepscursus «Voor ’t zelfde geld» ontwikkeld. Digisterker heeft een jongerenwebsite gemaakt over geldzaken & digitale overheid en een lesprogramma ontwikkeld2.
Deelt u de conclusie dat 40% van de pensioengerechtigde Nederlanders met een niet-Westerse migratieachtergrond onder de armoedegrens leeft? Zo nee, waarom niet? Zo, ja deelt u dat dit uiterst zorgwekkend is en dat er daarom meer beleidsmatige aandacht voor moet zijn?
Ik deel de boodschap die erachter zit. Een aanzienlijk deel van de pensioengerechtigden met een niet-Westerse migratie-achtergrond is financieel kwetsbaar en is aangewezen op bijstand in de vorm van een aanvullende inkomensvoorziening voor ouderen (AIO). De aangehaalde conclusie zelf komt uit een onderzoek dat SEO in 2017 voor de FNV heeft uitgevoerd naar de inkomenspositie van ouderen in peiljaar 2014. Ander recenter onderzoek, dat in 2020 door het CBS in opdracht van SZW met de SVB is uitgevoerd, laat voor peiljaar 2018 zien dat 44,4% van de pensioengerechtigden met een niet-Westerse achtergrond potentieel recht op AIO had en dat 25,5% van die potentieel rechthebbenden daar geen gebruik van maakte (CBS, Recht en gebruik Aanvullende Inkomensvoorziening Ouderen 2017 en 2018, december 2020).
Daarbij dient gezegd te worden dat in de praktijk een deel van de potentieel rechthebbenden uit het onderzoek mogelijk geen recht op AIO heeft doordat zij bijvoorbeeld roerende goederen hebben in het buitenland die niet zijn meegewogen in het CBS-onderzoek. Desalniettemin wijzen de resultaten van het niet-gebruik erop dat, hoewel de AIO als doel heeft om het inkomen van financieel kwetsbare ouderen aan te vullen tot bijstandsniveau, de regeling nog niet voldoende doeltreffend is. Het gaat om een punt van aanhoudende zorg dat daarom ook de nodige beleidsmatige aandacht krijgt.
Deelt u de conclusie dat een ontoereikende oudedagsvoorziening hier een reden voor is? Zo nee, waarom niet? Zo ja, welke verklaringen heeft u hiervoor en welke maatregelen gaat u nemen om dit tegen te gaan?
De al voor de vestiging in Nederland in het buitenland opgebouwde oudedagsvoorziening kan na vestiging in Nederland op verschillende manieren worden aangevuld. Dit kan onder andere via de reguliere AOW-opbouw, aanvullende inkoop van AOW-rechten, al dan niet fiscaal gefaciliteerde vermogensvorming in bijvoorbeeld het tweede en derde pijlerpensioen en/of langer doorwerken. Maar bij een ontoereikende initiële oudedagsvoorziening kan het wel zo zijn dat het geheel uiteindelijk toch onvoldoende is om na pensionering in een inkomen boven de bijstandsnorm voor ouderen te voorzien. Dit speelt des te meer waar de in het buitenland opgebouwde en naar Nederland mee te nemen oudedagsvoorzieningen lager of afwezig zijn, naarmate het om lagere inkomens gaat en naarmate het verblijf in Nederland voor de pensioengerechtigde leeftijd korter is. In zulke situaties zullen de maatregelen gericht moeten zijn op het tegengaan van de ongewenste inkomensgevolgen bij pensionering en dat is waarop de Aanvullende inkomensvoorziening voor ouderen (AIO) is gericht.
Wat gaat u in de komende tijd doen om het niet-gebruik van de aanvullende inkomensvoorziening ouderen (AIO) door rechthebbenden te verminderen en zijn bestaande maatregelen hiertoe effectief genoeg?
Met name via de SVB en haar samenwerkingspartners zet ik mij in voor het actief informeren van burgers over hun rechten op AOW en AIO en voor ondersteuning bij het aanvragen daarvan. Daarbij wordt extra informatie gegeven aan bijvoorbeeld mensen met een onvolledige AOW-opbouw. Knelpunt is wel dat als gevolg van privacywetgeving het nog niet mogelijk is om gegevens uit te wisselen. De SVB heeft daardoor nog geen juridische mogelijkheden om bij mensen die geen AIO aanvragen na te gaan of zij daar misschien wel recht op kunnen hebben en hen vervolgens gericht te gaan benaderen. Dat maakt dat de maatregelen nu nog niet effectief genoeg zijn. Op dat punt werken SVB, UWV en SZW daarom aan een pilotproject waarmee dit via gegevensuitwisseling technisch en juridisch mogelijk kan worden. Daarover wordt uw Kamer regulier geïnformeerd via de rapportages over de Stand van de Uitvoering van de sociale zekerheid.
Voor hulp bij overheidsdiensten, zoals de AIO, kunnen mensen ook terecht bij het Informatiepunt Digitale Overheid in een bibliotheek. Er zijn inmiddels ruim 430 Informatiepunten verspreid over het land. De Informatiepunten worden onder andere door de SVB (en andere overheidsorganisaties) ingezet om mensen hulp te bieden bij hun diensten als zij er zelf niet uit komen. Mensen worden dan persoonlijk door een getrainde bibliotheekmedewerker geholpen.
De Informatiepunten Digitale Overheid zijn er voor mensen die moeite hebben met digitale dienstverlening en vragen hebben over het zaken doen met de overheid. De Informatiepunten zijn ondergebracht in de bibliotheken. Daarmee zijn ze laagdrempelig en kunnen mensen er makkelijk binnenlopen. De medewerkers van de bibliotheek zijn speciaal getraind op vraagherkenning en zakelijke empathie. Daarnaast weten ze goed wat de aangesloten overheidsinstanties doen. Ze kunnen mensen verwijzen naar het maatschappelijk middenveld of naar de juiste overheidsinstantie als vragen heel specifiek zijn.
Zo is in Rotterdam in november «De week van het extraatje 010» gehouden waar burgers van de gemeente Rotterdam de mogelijkheid hadden om in de bibliotheek van Rotterdam geïnformeerd te worden over landelijke en gemeentelijke regelingen waar zij mogelijk recht op hebben, maar nog niet hebben aangevraagd. Ook kunnen zij hulp krijgen bij de aanvraag zelf.
Deelt u de conclusie uit het AFM-onderzoek dat communicatie, digitale vaardigheden, de complexiteit van het financiële stelsel en taalbarrières drempels vormen ten aanzien van de toegang tot financiële dienstverlening voor een deel van deze groep? Wat gaat u hieraan doen?
Het is goed dat de AFM hier aandacht voor vraagt en dat zowel de financiële sector als de overheid hier aandacht aan besteden.
Het kabinet onderschrijft het belang om informatie over geldzaken en financiële dienstverlening laagdrempelig en toegankelijk te houden, zodat niet alleen financieel kwetsbare groepen (zoals sommige mensen met een migratie-achtergrond, laaggeletterden en mensen met weinig digitale vaardigheden) worden bereikt en geholpen.
Hiervoor lopen diverse initiatieven. Het programma Tel mee met Taal versterkt de basisvaardigheden (taal-, reken- als digitale vaardigheden) voor alle mensen die dat nodig hebben. Gemeenten ontvangen jaarlijks circa € 63 miljoen voor het verzorgen van cursussen basisvaardigheden. Per gemeente kan bij het organiseren van deze cursussen gericht worden gekeken naar (extra) kwetsbare groepen en een specifieke aanpak hierop.
Binnen het Maatschappelijk Overleg Betalingsverkeer, waarin aanbieders en gebruikers van het betalingsverkeer vertegenwoordigd zijn, wordt regelmatig gesproken over de toegankelijkheid van het betalingsverkeer. Ook is een actieplan Toegankelijk Betalingsverkeer opgesteld, met een voortgangsverslag3. Voorbeelden van wat diverse banken doen ten aanzien van toegankelijkheid en inclusie staan ook op de website van de Betaalvereniging4. Het Verbond van verzekeraars helpt verzekeraars om klanten met geldproblemen en laaggeletterdheid te herkennen en de dienstverlening daarop af te stemmen.
In het leernetwerk financieel kwetsbare groepen bundelt het platform Wijzer in geldzaken met de partners (de Nederlandse Vereniging van Banken, het Verbond van Verzekeraars, de Pensioenfederatie, de AFM, DNB en het Nibud) haar krachten om in de financiële sector aandacht te besteden aan financieel kwetsbare groepen en te zien wat werkt voor deze groepen. Wijzer in geldzaken heeft een gezamenlijke aanpak geformuleerd, met onder andere een waaier met tien bouwstenen5 voor professionals. Die bevat praktische tips, inspiratie en hulpmiddelen om financieel kwetsbare groepen (waaronder mensen met een migratie-achtergrond) beter te bereiken en te helpen. De bouwstenen worden ook gebruikt in de kernprojecten van Wijzer in geldzaken.
Deelt u de conclusie uit het AFM-onderzoek dat bestaande wet- en regelgeving onbedoeld averechtste effecten kan hebben op de toegang tot financiële dienstverlening voor deze groep? Zo ja, wat gaat u doen om deze mogelijke onbedoelde effecten te verminderen en kunt u hierbij specifiek ingaan op de conclusie over de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme (Wwft)? Zo nee, waarom niet?
De AFM constateert terecht dat financiële instellingen op basis van de Algemene verordening gegevensbescherming (AVG) de etnische achtergrond van hun klanten niet mogen registeren.
In het rapport wordt gesteld dat het niet is uitgesloten dat wettelijke informatiebepalingen leiden tot informatie die voor (financieel) laaggeletterde Nederlanders te ingewikkeld is. De AFM wijst er daarbij op dat de huidige wettelijke normen wel de ruimte bieden om informatie simpel en overzichtelijk te houden en tekst te vervangen door visualisaties. Het kabinet onderschrijft het belang van goede informatieverstrekking waarbij ook aandacht is voor de wijze waarop die informatie wordt verstrekt. Daar pleit Nederland ook in Europa voor. Zo zet Nederland zich in de onderhandelingen over de Europese richtlijn consumentenkrediet in op begrijpelijke en eenvoudige informatie en op een leenomgeving die beter aansluit bij het belang van (kwetsbare) consumenten.
Via het actieplan consumentenkeuzes6 wordt onderzocht wat financiële instellingen in de communicatie, dienstverlening en keuze-omgeving kunnen verbeteren, zodat mensen vaker en makkelijker financieel gezonde keuzes maken.
Zoals het rapport opmerkt, zijn er enige aanwijzingen dat er door de toepassing van de Wwft risico’s zijn dat vluchtelingen en arbeidsmigranten belemmerd worden in de toegang tot financiële dienstverlening, maar er bestaat geen duidelijk en onderbouwd beeld of en in welke mate dit inderdaad aan de orde is. Op grond van de Wwft dienen financiële instellingen als onderdeel van het cliëntenonderzoek een zelfstandige risico-gebaseerde inschatting te maken voor de risico’s op witwassen en het financieren van terrorisme. Financiële instellingen maken daarbij gebruik van objectief vastgestelde risico-indicatoren en kunnen bij mogelijke risico’s om aanvullende informatie en documentatie verzoeken. Dergelijke verzoeken om uitvoerige documentatie zijn soms ingewikkeld. Deze zijn echter noodzakelijk om de integriteit van het financiële stelsel te waarborgen en dat raakt de kern van de poortwachtersfunctie van financiële instellingen. Daarbij is wel van belang dat de bank per klant een individuele risicobeoordeling maakt. Een verhoogd risico kan betekenen dat er om aanvullende informatie verzocht moet worden, maar niet dat een groep klanten categoraal geweigerd moet worden.
Bent u bereid om de conclusie van de AFM, namelijk dat er behoefte is aan financiële producten op islamitische leest, te onderschrijven en u ertoe in te spannen dat er financiële producten op islamitische leest in grotere mate beschikbaar worden op een betaalbare manier? Zo nee, waarom niet? Zo ja, hoe bent u bereid om dit te bewerkstelligen?
De AFM concludeert dat er behoefte lijkt te zijn aan financiële producten die op islamitische leest geschoeid zijn. Marktpartijen gaan zelf over de producten en de vorm van die producten die zij aanbieden. Zij moeten zich hierbij uiteraard aan de geldende wet- en regelgeving houden. Op 7 december 2021 heeft de Minister van Financiën uw Kamer een brief toegezonden waarin onder andere wordt ingegaan op de ingewikkeldheden die spelen bij rentevrije hypotheken7. De mogelijkheid bestaat om in overleg te treden met de Belastingdienst daar waar vragen bestaan bij deze aanbieders over de fiscale vereisten die gelden, bijvoorbeeld met betrekking tot de toepasselijkheid van de eigenwoningregeling. De ervaring leert dat dit ook gebeurt door productaanbieders voor wat betreft deze producten.
Bent u bereid om het voorstel van de AFM, namelijk om meer onderzoek te doen om een fijnmaziger beeld te scheppen van deze groep, op te pakken? Zo nee, waarom niet?
Bij een brede aanpak van de bestrijding van armoede is het essentieel om kwetsbare groepen in beeld te hebben. Diverse publicaties geven al een fijnmaziger beeld van kwetsbare groepen, zoals de Verkenning werkende armen8 van de SER en de publicatie Armoede en Sociale Uitsluiting van het CBS. Ik volg deze ontwikkelingen op de voet.
Bent u bereid om de suggestie van de AFM, namelijk om tijdens het inburgeringsproces meer aandacht te besteden aan financiële zelfredzaamheid, ter harte te nemen? Zo nee, waarom niet?
Met de komst van het nieuwe stelsel inburgering is ook de verplichting opgenomen in de Participatiewet dat gemeenten statushouders bij vestiging in de gemeenten gedurende zes maanden ontzorgen door vanuit de uitkering de belangrijkste vaste lastenposten (huur, zorgverzekering, energie en water) te betalen. De gemeente kan als bijstandsverstrekker en regisseur van de inburgering een belangrijke ondersteunende rol spelen bij enerzijds het stabiliseren van de financiële situatie van de asielstatushouder en anderzijds de begeleiding naar financiële zelfredzaamheid. Deze begeleiding kunnen gemeenten combineren met andere inburgeringsactiviteiten.
Bent u bereid om deze vragen te beantwoorden voor het aanstaande commissiedebat over armoede en schulden?
Ja, daartoe ben ik bereid.
Het bericht 'Afvalwaterinjectie in Twente gaat ondanks motie gewoon door: ‘Tweede Kamer is kennelijk toch een soort poppenkast'' |
|
Suzanne Kröger (GL) |
|
Stef Blok (VVD) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Afvalwaterinjectie in Twente gaat ondanks motie gewoon door: «Tweede Kamer is kennelijk toch een soort poppenkast»»?1
Ja, ik ben bekend met het bericht.
Klopt het, dat de injectie van afvalwater gewoon blijft doorgaan, zoals de woordvoerder in het artikel beweert? Ondanks de aangenomen motie?
Het klopt dat NAM de waterinjectie in Twente heeft voortgezet nadat de motie van het Kamerlid Mulder (c.s.) 2 is aangenomen. NAM beschikt over vergunningen om productiewater van de oliewinning in Schoonebeek in oude gasvelden in Twente te injecteren. Zolang NAM zich aan de voorschriften in de vergunning houdt, is er geen rechtsgrond om de activiteiten die onder de vergunning vallen stop te zetten. Het Staatstoezicht op de Mijnen (hierna: SodM) houdt toezicht op de waterinjectie. SodM legt maatregelen op wanneer NAM zich niet aan de vergunningsvoorschriften of de wetgeving houdt of er een onveilige situatie ontstaat.
Welke stappen zijn er gezet om de vergunning op te schorten?
In lijn met de door mijn ambtsvoorganger gemaakte afspraken ben ik met NAM in gesprek om alternatieven voor de waterinjectie in Twente te verkennen. Deze gesprekken worden gevoerd in het kader van de herevaluatie waarin NAM alternatieve verwerkingswijzen van het productiewater van de oliewinning in Schoonebeek onderzoekt. Als NAM de herevaluatie heeft afgerond zal ik zo snel mogelijk een besluit nemen over de waterinjectie in Twente. Ik overweeg daarbij een methode voor te schrijven die milieuvriendelijker is en met een lager risico, bijvoorbeeld door middel van een zuiveringstechniek, indien dit een realistische optie is.
Is er een juridische verkenning uitgevoerd om de vergunning op te schorten of aan te passen? Zo ja, kan deze zo snel mogelijk met de Kamer gedeeld worden? Zo nee, waarom niet?
Een vergunning kan alleen ingetrokken of gewijzigd worden op grond van een in de wet genoemde reden. De vergunningen voor de waterinjectie in Twente zijn in 2010 verleend onder de destijds vingerende Wet milieubeheer en Lozingenbesluit bodembescherming. Met de komst van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) zijn de verschillende milieuvergunningen opgegaan in één omgevingsvergunning waarvoor ik bevoegd gezag ben.
In de Wabo worden verschillende redenen genoemd waarin ik de waterinjectievergunningen zou kunnen wijzigen of intrekken. Zo kan ik ingrijpen wanneer er ontoelaatbare nadelige gevolgen voor het milieu ontstaan, bijvoorbeeld als gevolg van het optreden van een ongewoon voorval. Ook kan ik een vergunning aanpassen om te bereiken dat de best beschikbare technieken worden toegepast. Verder kan de vergunninghouder een wijzigingsverzoek indienen of een belanghebbend bestuursorgaan in belang van de bescherming van het milieu. Op basis van de in de wet genoemde gronden zie ik geen ruimte om de vergunningen nu op te schorten. Wel ben ik in gesprek met NAM om de herevaluatie zo snel mogelijk af te ronden en voor 1 juli 2022 bij mij in te dienen. Dan heb ik een wettelijke grond om een besluit over de waterinjectie te nemen.
Waarom zou u niets kunnen doen aan de afvalwaterinjectie, maar het kabinet wel, zoals in het genoemde artikel wordt beschreven?
Het kabinet en ik hebben dezelfde mogelijkheden ten aanzien van de waterinjectie. Zie ook de antwoorden bij vraag 2 en 4 en de appreciatie van de motie Mulder c.s. door de toenmalige Minister van Economische Zaken en Klimaat tijdens het debat van 15 december jl.3 Zolang iemand een vergunning heeft en aan de voorwaarden voldoet is er geen rechtsgrond om de activiteiten die onder de vergunning vallen stop te zetten. Ik zou desalniettemin kunnen besluiten de waterinjectie in Twente op te schorten, maar zo’n besluit heeft juridische en financiële consequenties. Het zou betekenen dat de overheid een afgegeven vergunning, waarbij de aanvrager voldoet aan de voorwaarden, min of meer willekeurig kan intrekken. Dat zou haaks staan op de beginselen van behoorlijk bestuur. NAM zou dan mogelijk gecompenseerd moeten worden voor de inkomstenderving en investeringen in een alternatieve verwerkingswijze. Daarbij wil ik nogmaals herhalen en nogmaals benadrukken dat de veiligheid van de omgeving het allerbelangrijkste is: als blijkt dat het niet veilig kan of niet veilig gebeurt, dan stopt de waterinjectie.
Ik ben met NAM in overleg om de herevaluatie te bespoedigen en alternatieven te verkennen. NAM kijkt met een brede blik naar alternatieven. Ik heb begrepen dat er kansrijke alternatieven zijn waarbij het productiewater wordt teruggebracht in delen van het Schoonebeek veld. Hierbij wordt het productiewater gezuiverd zodat het water opnieuw gebruikt kan worden en zal een restroom geïnjecteerd worden in een deel van het Schoonebeek veld. Zie ook mijn antwoord bij vraag 3.
De oplevering van de herevaluatie is afhankelijk van het onderzoek naar ROW-2 (zie ook het antwoord op vraag 7). De planning is vooralsnog dat NAM de herevaluatie uiterlijk 1 juli 2022 bij mij indient. Daarna beoordeelt SodM de eindrapportage en vraag ik Deltares om een onafhankelijk toetsing, zoals verzocht door de Kamer.4 Ook betrek ik de regionale overheden voor advies. Na de zomer neem ik vervolgens een besluit over de waterinjectievergunningen.
Wat kan het kabinet doen om de injectie van afvalwater te stoppen? Gaat het kabinet dit doen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 5.
Is de vertraging naar het onderzoek naar de alternatieven voor het lozen in de ondergrond niet in strijd met de vergunning? Is dit dan niet uit zichzelf een reden voor het opschorten van die vergunning?
Nee, de vertraging van de herevaluatie is niet in strijd met de verleende vergunningen. In de vergunningsvoorschriften staat dat NAM iedere zes jaar moet evalueren wat de meest geschikte verwerkingsmethode van het productiewater is. De eerste herevaluatie is opgeleverd in 2016 en de tweede moet NAM in 2022 indienen. NAM is op verzoek van uw Kamer5 eerder begonnen met het uitvoeren van de herevaluatie met als doel deze in 2021 te voltooien. Echter, zoals aan uw Kamer gemeld op 13 september6 en 6 december7 jl., is de herevaluatie van de waterinjectie in Twente vertraagd vanwege de situatie bij put ROW-2 en het onderzoek dat NAM op aanwijzing van SodM naar deze put en de naastgelegen put ROW-7 uitvoert. Ik deel het ongenoegen van uw Kamer dat de herevaluatie is vertraagd. Daarom heb ik NAM verzocht zo snel mogelijk deelrapportages beschikbaar te stellen. De tussenrapportage heb ik gelijktijdig met deze brief met uw Kamer gedeeld. Zolang NAM de totale herevaluatie voor het einde van 2022 bij mij indient, voldoet NAM aan de verleende vergunningen. Desalniettemin heb ik NAM verzocht de herevaluatie voor 1 juli 2022 bij mij in te dienen.
Kunt u uitleggen hoe langetermijnrisico’s meetellen bij de afweging van de best beschikbare technieken (BBT)? Is de uitkomst van een BBT-onderzoek altijd een techniek om van het afval af te komen, of kan er ook uitkomen dat de maatschappelijk gezien beste optie is om helemaal geen afval te produceren?
Het doel van het in kaart brengen van best beschikbare technieken (hierna: BBT) is om te komen tot de meest doeltreffende methoden die technisch en economisch haalbaar zijn, om emissies en andere nadelige gevolgen voor het milieu van een activiteit te voorkomen. Uit een BBT-vergelijking voor het verwerken van productiewater komt dus altijd een techniek waarmee productiewater kan worden verwerkt.
De Europese Commissie heeft een richtsnoer opgesteld voor het toepassen van BBT bij het winnen van olie en gas, inclusief het verwerken van productiewater.8 Daarbij is gekeken naar energiegebruik, gebruik van mijnbouwhulpstoffen, de mate van waterproductie en kosten. Naast het minimaliseren van de hoeveelheid geproduceerd water adviseert de Europese Commissie om productiewater terug te injecteren in de diepe ondergrond als BBT. Het zuiveren van het geproduceerde water wordt door de Europese Commissie gezien als minder gunstig vanwege de benodigde energie en de resterende afvalstromen.
Zijn eenmaal verleende vergunning voor het lozen van afval (in bodem, lucht of water) voor eeuwig of tijdelijk?
De vergunningen voor de waterinjectie in Twente zijn verleend voor onbepaalde tijd. Daarbij geldt wel de kanttekening dat de injectievergunning is verleend voor het injecteren van productiewater van de oliewinning in Schoonebeek. De oliewinning in Schoonebeek kent een verwachte einddatum in 2050. Ook zijn in de vergunningen maxima gesteld aan het hoeveelheid water dat mag worden geïnjecteerd. Daarnaast is in de injectievergunningen het voorschrift opgenomen dat iedere zes jaar de verwerking van het productiewater moet worden geëvalueerd, om de ontwikkeling van andere verwerkingsmethoden te blijven bevorderen.
Welke gronden zijn er voor het intrekken van een dergelijke vergunning? Zijn voortschrijdend inzicht over gezondheidseffecten of onzekerheden over lange termijn effecten aan de kant van de vergunningverlener reden om een lozingsvergunning in te trekken?
In de Wabo staan de gronden om een vergunning in te trekken beschreven. De belangrijkste gronden zijn gegeven in het antwoord op vraag 4.
Bent u bereid alle onderzoeksresultaten van injectieput Rossum2 openbaar te maken?
Ja, ik zal de resultaten van het onderzoek naar put ROW-2 openbaar maken. Sinds de waterinjectie in Twente onder verscherpt toezicht staat, maakt SodM informatie over put ROW-2, zoals inspectierapporten en onderzoeken, openbaar via haar website.9 De onderzoeken naar ROW-2 en ROW-7 die NAM momenteel op aanwijzing van SodM uitvoert, zullen, gelijktijdig met de beoordeling door de toezichthouder, worden gepubliceerd.
Wanneer komt u met definitieve onderzoeksconclusies van injectieput Rossum 2, waarvan u sinds 2019 antwoordt op onze vragen dat de putmeting «geen reden voor onrust gaf»?
NAM moet de resultaten van het onderzoek naar de scheur in put ROW-2 uiterlijk 31 maart 2022 bij SodM indienen. Vervolgens zal SodM deze resultaten beoordelen. SodM maakt naar verwachting de onderzoeksresultaten en haar oordeel daarover openbaar voor de zomer.
De afronding van dit onderzoek stond gepland voor december 2021. Echter, vanwege technisch complexe modelering die lang duurt en de specialistische consultants die beperkt beschikbaar zijn, was deze inleverdatum niet haalbaar voor NAM. SodM hecht belang aan goed en volledig onderzoek en heeft daarom ingestemd met uitstel.10
Wanneer komt u met de meetresultaten van injectieput Rossum 7 die jarenlang niet toegankelijk bleek voor onderzoeksapparatuur?
Zoals gemeld in de brief van 6 december jl. van de toenmalige Minister van Economische Zaken en Klimaat11 is de aanname dat put ROW-7 ontoegankelijk was voor onderzoeksapparatuur onjuist. In dezelfde brief is de stand van zaken van de metingen van put ROW-7 beschreven, namelijk dat NAM heeft aangegeven dat zij begin november 2021 put ROW-07 metingen aan de put heeft uitgevoerd. De resultaten zijn onderdeel van het onderzoek dat NAM nu uitvoert naar put ROW-2 en worden gedeeld zodra het rapport hierover is beoordeeld door SodM (zie ook het antwoord op vraag 12).
Bent u bereid het voorzorgsprincipe toe te passen en de twee (van de oorspronkelijk ruim tien) nog overgebleven injectieputten stil te leggen?
Nee. Zoals ik ook in de antwoorden op vraag 2 en 4 heb aangegeven, heb ik geen wettelijke grond om de injectie via de overgebleven putten stil te leggen.
Welke schade kan er ontstaan wanneer het misgaat bij injectieput Rossum 5, op tien meter afstand van natura2000 gebied Voltherbroek?
De risico’s van de waterinjectie zijn vooraf inzichtelijk gemaakt in de milieueffectrapportage12 en worden gedurende de injectie op verschillende wijzen gemonitord13. Het is met name het risico op lekkage van productiewater uit leidingen of installaties dat mogelijk tot schade aan het Natura 2000-gebied Voltherbroek kan leiden. Bij het verlenen van de injectievergunningen zijn deze risico’s meegewogen; dit vormde geen grond om de vergunningen te weigeren, wel zijn er voorschriften gesteld om schade te voorkomen dan wel te beperken. Ik verwijs u naar mijn brief van 20 augustus 202114 waarin ik bespreek welke maatregelen NAM heeft getroffen om de veiligheid van de waterinjectie in Twente te waarborgen en daarmee het Natura 2000-gebied Voltherbroek te beschermen.
Wanneer komt u met de onderzoeksresultaten van de gescheurde injectieput Sch447?
Zoals beschreven in van 6 december jl. van de toenmalige Minister van Economische Zaken en Klimaat15, heeft SodM het voornemen om de beoordeling van het onderzoek openbaar te maken zodra dit is afgerond. SodM kan op dit moment niet aangeven wanneer dat zal zijn.
Het beschermen van kleine ondernemers bij zakelijke kredietverlening. |
|
Mustafa Amhaouch (CDA) |
|
Stef Blok (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met de verkenning naar non-bancaire mkb-financiering van de Autoriteit Financiële Markten (AFM)?1
Ja.
Herkent u het beeld van de AFM dat kleine ondernemers, zoals zzp’ers, eenmanszaken of micro-ondernemingen, kwetsbaar zijn, door hun beperkte kennis over of ervaring met financieringsvraagstukken, de afhankelijkheid van intermediairs, en het feit dat zij vaak persoonlijk garant staan voor zakelijke leningen? Bent u het met de AFM eens dat deze ondernemers zich hierin nauwelijks onderscheiden van consumenten?
Van ondernemers mag verwacht worden dat zij overwegen welke wijze van financiering en welk financieringsbedrag gepast is voor hun situatie. Ik herken tegelijkertijd ook het beeld dat kleine ondernemers, net als consumenten, vaak niet over specifieke financiële expertise beschikken.2
Net als bij consumenten kunnen de gevolgen voor een ondernemer, wanneer deze niet aan zijn betalingsverplichtingen kan voldoen, groot zijn. Dit is het geval wanneer sprake is van een onderneming zonder rechtspersoonlijkheid zoals eenmanszaken of van hoofdelijke aansprakelijkheid van een persoon, zoals een borgstelling. In die gevallen is de financiële kwetsbaarheid groter dan bij ondernemers met een onderneming met rechtspersoonlijkheid.
Klopt het dat, anders dan bij consumentenkrediet, de AFM geen mandaat heeft om toezicht te houden op zakelijke kredietverlening? Hoezeer vindt u dit een (on)wenselijke situatie? Is het juist dat De Nederlandsche Bank (DNB) geen prudentieel toezicht houdt op non-bancaire aanbieders van zakelijke financiering en bijv. niet toetst op geschiktheid en betrouwbaarheid? Wat betekent dit voor de positie van kleine ondernemers? In hoeverre zijn zij hierdoor kwetsbaar?
Zakelijke kredietverlening is niet in financiële wetgeving gereguleerd. Wel zijn op de overeenkomst tussen twee zakelijke partijen de algemene regels van toepassing, die volgen uit het Burgerlijk Wetboek en de rechtspraak. Het aanbieden van consumentenkrediet is wel gereguleerd, zowel in Europese regelgeving zoals de Richtlijn Consumentenkrediet als nationale regelgeving. Voor verstrekkers van consumentenkrediet geldt dat zij een vergunning dienen te hebben en moeten voldoen aan de bij of krachtens de wet gestelde specifieke regels. Zij staan ook onder toezicht. Het voorgaande geldt niet voor verstrekkers van krediet aan niet-consumenten.
Het doel van de voor kredietverstrekking aan consumenten gestelde regels is dat consumenten bij het aangaan van een kredietovereenkomst met kennis van zaken kunnen beslissen.3 Kredietaanbieders moeten aan bepaalde informatieverplichtingen voldoen en ook moeten zij een kredietwaardigheidstoets uitvoeren en zijn de kosten die zij mogen rekenen gemaximeerd. De AFM houdt toezicht op de naleving van de regels door deze kredietaanbieders en kan indien nodig een sanctie opleggen.
Ik onderzoek op dit moment of het noodzakelijk en wenselijk is dat ook ondernemers bij wet worden beschermd. Allereerst is daarbij belangrijk om de vraag te beantwoorden of een eventueel wettelijk ingrijpen ook daadwerkelijk de geconstateerde zorgen adresseert.4 Regulering moet bijvoorbeeld bijdragen aan een gedegen inschatting van de ondernemer, waarbij hij de gevolgen van de financiering kan overzien, of dient eventuele excessen in de kosten tegen te gaan. Een wettelijk ingrijpen moet vervolgens zorgvuldig worden gewogen. Sommige ondernemers kunnen immers gebaat zijn bij bescherming, maar anderen kunnen daar hinder van ondervinden en mogelijk beperkt worden in hun toegang tot krediet. Ook moet worden afgewogen of een wettelijke maatregel effectief is wanneer alleen Nederlandse kredietverstrekkers aan de eisen moeten voldoen.
Ik verwacht dit onderzoek medio 2022 te kunnen afronden en ik zal daarna uw Kamer hierover informeren.
Deelt u de observatie van de AFM dat zelfregulering, ter versterking van de positie van mkb’ers op de non-bancaire financieringsmarkt, op dit moment nog niet effectief is en onvoldoende functioneert, vanwege het ontbreken van duidelijke en ambitieuze gedragsnormen, van controle en naleving daarop, van afdwingbaarheid en van een hoge aansluitingsgraad? Verwacht u dat het niveau van zelfregulering van de sector op korte termijn zal verbeteren? Welke signalen hebt u daartoe?
In 2016 is door mijn ministerie een internetconsultatie gedaan naar de wenselijkheid van bescherming van zzp-ers en mkb-ers in de Wft.5 Uit de consultatie kwam het beeld van stakeholders naar voren dat kleinzakelijke klanten, net als consumenten, specifieke financiële kennis ontberen en ondanks hun eigen verantwoordelijkheid niet altijd de volledige consequenties van hun handelen overzien. Respondenten vonden dat eventuele maatregelen ter bescherming van de kleinzakelijke klant niet per se in wetgeving hoeven te worden neergelegd, maar dat deze wel dwingend of afdwingbaar moeten zijn.
Naast wetgeving kan ook zelfregulering een effectief instrument zijn om verandering teweeg te brengen in een specifieke markt of sector. Zelfregulering kan sneller tot stand komen en is daarmee ook flexibeler dan wetgeving. De markt is tot zelfregulering gekomen op het gebied van zakelijke kredietverlening. De NVB heeft in 2018 de Gedragscode Kleinzakelijke Financiers opgesteld voor kleinzakelijke klanten met een krediet. Op grond van deze gedragscode moeten banken voldoen aan de verplichtingen die daaruit volgen en kunnen kleinzakelijke klanten die onder de code vallen terecht bij het Kifid in het geval van een klacht over de dienstverlening.
Stichting MKB Financiering heeft in 2019 een gedragscode opgesteld, waarbij momenteel 16 financiers zijn aangesloten. In de gedragscode zijn afspraken gemaakt over transparantie ten aanzien van kosten en ook moeten de financiers zich houden aan het maximale jaarlijks kostenpercentage (JKP) van 20%. Ondernemers die onder de gedragscode vallen, kunnen daarnaast een klacht indienen bij het Kifid over de bij de gedragscode aangesloten financier. Stichting MKB Financiering werkt op dit moment aan een aanscherping van deze gedragscode.
Ik vind dat professionalisering van zelfregulering, alsmede een hoge aansluitgraad cruciaal zijn voor een goede werking van zelfregulering. Ik verwacht daarom van de sector dat zij de eerder in gang gezette zelfregulering verder ontwikkelt om tot een effectieve bescherming te komen van kwetsbare ondernemers. Medio 2022 zal ik bezien of de stappen die daartoe zijn gezet, voldoende vertrouwen geven in een goed functioneren van zelfregulering. Zo niet, dan overweeg ik wetgeving.
Bent u het met de AFM eens dat, het bovenstaande overziend, kleine ondernemers (nog) geen toereikende bescherming genieten bij het sluiten van een non-bancaire financiering? Waarom wel/niet?
Ik zal uw Kamer nader informeren over de stappen die zijn gezet op het gebied van zelfregulering na het eerdergenoemde weegmoment van medio 2022. In de tussentijd onderzoek ik of het reguleren van bepaalde aspecten van kredietverlening effectief kan bijdragen aan de bescherming van kwetsbare ondernemers. Daarbij betrek ik ook de bevindingen uit de AFM-verkenning.
Deelt u de mening dat kredietverlening aan kleine ondernemers, die zich gedragen als consumenten door hun beperkte omvang, onder toezicht van de AFM gesteld zou moeten worden? Bent u bereid om, in lijn met de conclusies van de AFM, hiernaar aanvullend onderzoek te laten doen evenals naar andere, nieuwe beschermingsmogelijkheden, zoals een maximale kredietvergoeding of een uniforme kostenmaatstaf? Waarom wel, of waarom niet?
Zoals hierboven genoemd, zal ik onderzoeken of de zorgen die ik heb door wetgeving kunnen worden geadresseerd. De vraag of een uitbreiding van het mandaat van de AFM wenselijk is, zal ik daarin meenemen.
Kunt u deze vragen beantwoorden vóór het commissiedebat Ondernemen en bedrijfsfinanciering op 10 februari 2022?
Het commissiedebat Ondernemen en bedrijfsfinanciering is verplaatst naar 6 april 2022. Hiermee voldoe ik aan uw verzoek tot beantwoording vóór het debat.
Het Energy Charter Treaty |
|
Lammert van Raan (PvdD), Christine Teunissen (PvdD) |
|
de Th. Bruijn , Dilan Yeşilgöz-Zegerius (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Klopt het dat er al sinds 2017 wordt gepraat over het «moderniseren» van het Energy Charter Treaty (ECT)? Hoe lang gaat het nog duren voordat er een akkoord ligt?
In 2017 is op de ECT Conferentie besloten om de modernisering van het ECT te bespreken. In 2018 en 2019 is er een moderniseringsgroep opgericht die de onderhandelingen binnen het ECT coördineert en zijn de onderwerpen voor modernisering vastgesteld en goedgekeurd. In 2020 zijn de onderhandelingen van start gegaan en inmiddels hebben er negen onderhandelingsrondes plaatsgevonden. In de eerste helft van 2022 staan nog vier onderhandelingsrondes gepland en in juni 2022 hoopt het ECT een conferentie te kunnen organiseren over een principeovereenkomst, die de weg kan vrijmaken naar modernisering van het ECT.
Kunt u garanderen dat «modernisering» uitsluit dat bedrijven kunnen dreigen met miljardenclaims wanneer overheden een einde willen maken aan de winning, productie, handel en gebruik van fossiele energie? Wat is de status van het oorspronkelijke voorstel van de Europese Unie om de bescherming van fossiele brandstoffen geleidelijk af te schaffen?
De inzet van de EU bij het moderniseren van het ECT is om het verdrag volledig in lijn te brengen met het EU-klimaatbeleid en verplichtingen onder het Akkoord van Parijs. Het voorstel van de EU was – zoals aangegeven in uw vraag – om investeringen in fossiele brandstoffen uit te sluiten van investeringsbescherming onder het ECT. Investeringen in sommige vormen van fossiele brandstof zouden onder het EU voorstel onder voorwaarden worden uitgefaseerd in de context van het ECT. Het gaat hierbij om nieuwe investeringen in elektriciteitsproductie uit aardgas en andere gasvormige koolwaterstoffen, waarvoor investeringsbescherming zou blijven bestaan tot eind 2030. Daarnaast zouden investeringen in aardgas en andere gasvormige koolwaterstoffen die bestaande investeringen in meer vervuilende vormen van fossiele brandstoffen vervangen worden beschermd tot uiterlijk 2040.
Er is bij de andere verdragspartijen weinig steun voor dit voorstel. De Europese Commissie onderhandelt namens de EU verder om tot een oplossing te komen. Wat het kabinet betreft is het essentieel dat een gemoderniseerd ECT volledig in lijn is met de klimaatdoelstellingen van de EU. Als het EU-voorstel geaccepteerd wordt, dan vallen de investeringen in fossiele brandstoffen in de bovengenoemde gevallen nog voor een relatief beperkte periode onder de bescherming van het verdrag zoals in de vorige paragraaf uiteen gezet. Modernisering zoals voorgesteld door de EU sluit derhalve niet per direct uit dat alle investeerders in fossiele brandstoffen gebruik kunnen maken van het geschillenbeslechtingsmechanisme onder het ECT.
Om te verduidelijken dat investeringsbescherming geen negatieve invloed heeft op de beleidsruimte van overheden wil de EU het recht te reguleren in het publieke belang expliciet opnemen in afspraken over investeringsbescherming. Dit is ook onderdeel van het EU-voorstel bij de onderhandelingen over het ECT.
Kunt u bevestigen dat de Europese Unie overeenstemming heeft bereikt over een interne deadline voor de hervorming van het ECT? Zo ja, wat is die deadline?
Er is door de EU geen interne deadline gesteld voor het bereiken van een akkoord over de modernisering van het ECT. Zoals beschreven in het antwoord op vraag 1, wil het ECT-Secretariaat in juni 2022 een conferentie organiseren om een principeakkoord aan te nemen. Het is nu zaak dat de Europese Commissie in de aankomende vier onderhandelingsrondes in de eerste helft van 2022 probeert om een akkoord te bereiken dat volledig in lijn is met genoemde EU-inzet zoals geformuleerd in het mandaat van de Europese Raad. Mocht dan niet voldoende vooruitgang zijn geboekt, dan is voor het kabinet het moment gekomen om, bij voorkeur in EU-verband, opnieuw de balans op te maken over steun aan de moderniseringsonderhandelingen en lidmaatschap van het ECT.
Wat is het plan als de interne deadline niet gehaald wordt? Stappen de Europese Unie, Nederland en de andere lidstaten dan uit het ECT?
Zie antwoord vraag 3.
Onder welke omstandigheden stapt Nederland zelfstandig uit het verdrag? Hoeveel claims moeten er nog ingediend worden en hoe lang moeten we bij het versterken van het klimaatbeleid nog rekening houden met dreigingen van fossiele bedrijven voordat het kabinet bereid is dit besluit te nemen?
De Nederlandse en EU inzet bij het ECT is om verouderde elementen van het verdrag te moderniseren en het verdrag volledig in lijn te brengen met de klimaatdoelen van de EU, niet om te ontkomen aan investeringsbescherming. Het recht op toegang tot de rechter is niet iets om bang voor te zijn, maar juist een belangrijk element van een rechtsstaat.
Zelfstandig uit het ECT stappen, zou betekenen dat Nederland nog voor 20 jaar aan het verdrag is gebonden ten aanzien van bestaande investeringen via de «sunset» clausule. Deze clausule bepaalt dat de bepalingen uit het verdrag na opzegging van het verdrag nog 20 jaar daarop van toepassing zijn. Daarnaast bestaat dan de situatie dat Nederland, doordat de EU partij is bij het ECT en het ECT daarmee onderdeel vormt van het Unierecht, via de band van de Unie nog steeds gebonden is aan het verdrag. Als de hervormingsonderhandelingen zouden mislukken, is het van belang dat de alternatieve beleidskeuzes een zo goed mogelijke uitkomst hebben op het klimaatbeleid en de energievoorziening. Het is daarom belangrijk dat alternatieve opties – waaronder uittreding – goed overwogen worden en actie zoveel mogelijk in EU-verband wordt ondernomen.
Het is belangrijk om hierbij te vermelden dat niet alleen investeerders in de fossiele industrie gebruik kunnen maken van investeringsbescherming onder het ECT. Investeerders in andere energiesectoren kunnen dit ook. Volgens de cijfers op de website van het Energiehandvest zijn in de afgelopen tien jaar de meeste investeringsgeschillen door investeerders in hernieuwbare energie aangespannen.1
Kunt u bevestigen dat elke wijziging van het ECT unanimiteit vereist onder alle 53 verdragslanden en dat elk land vetorecht heeft?
Ja, het klopt dat unanimiteit is vereist voor het soort verdragswijzingen waar de modernisering op ziet. In het Energiehandvest (artikel 36.1) is vastgelegd dat wijzigingen van het verdrag aanvaard moeten worden door alle verdragspartijen tijdens een Conferentie van Partijen.
Hoe staat het met de opstelling van Japan, dat heeft verklaard zich tegen elke wijziging van de Investor-State Dispute Settlement-clausule (ISDS) te verzetten?
Japan heeft aan het begin van de onderhandelingen aangegeven geen noodzaak te zien in de modernisering van het ECT, en ook andere landen hebben posities die nog ver van de EU-inzet liggen. Desalniettemin lopen de onderhandelingen door en de Europese Commissie blijft in gesprek met Japan en andere landen met als doel om hen te overtuigen van de noodzaak van modernisering van het ECT.
Hoe staat het met de opstelling van andere landen die economisch grote winst halen uit fossiele brandstoffen?
Zie antwoord vraag 7.
Kunt u reageren op de uitspraken van klokkenluider Yamina Saheb, energie-expert en voormalig medewerker van het ECT-secretariaat, die concludeert dat het onmogelijk zal zijn om het ECT in lijn te brengen met de doelen van Parijs, dat elke poging om echte hervorming door te voeren een veto zal krijgen van lidstaten die sterk afhankelijk zijn van inkomsten uit fossiele brandstoffen, en dat de enige manier om onszelf te beschermen het opzeggen van het verdrag is?1
Het kabinet volgt de onderhandelingen nauwlettend en is zeer kritisch over de tot nu toe behaalde vorderingen. Zoals beschreven in het antwoord op vraag 1, 3, en 4, onderhandelt de Europese Commissie verder met de andere verdragspartijen. Het kabinet steunt vooralsnog dit proces, in elk geval tijdens de aankomende vier onderhandelingsrondes in de eerste helft van 2022. Na die onderhandelingsrondes wil ik – bij voorkeur in EU-verband – onze opties (her)overwegen.
Kunt u bevestigen dat er een juridische analyse is opgesteld over het vertrek van de Europese Unie uit het ECT en het buiten werking stellen van de sunset clausule, mocht er voor de deadline geen overeenkomst zijn bereikt over de hervorming van het ECT? Kunt u die analyse delen?
Het Directoraat Generaal Handel van de Europese Commissie heeft de juridische dienst van de Commissie in december 2020 gevraagd om een juridisch advies over de te volgen procedures bij uittreding van de EU en haar lidstaten uit het ECT. Het advies is verstrekt in januari 2021. Het advies is vertrouwelijk en niet gedeeld met de lidstaten.
In hoeverre lopen de standpunten van de lidstaten en de Raad met betrekking tot de juridische stappen die de EU moet nemen om uit het ECT te stappen uiteen?
Er is in de Raad nog niet gesproken over de juridische aspecten van uittreding. Derhalve weet het kabinet niet in hoeverre de standpunten hierover uiteen lopen. Het is duidelijk dat veel lidstaten de kritische houding van Nederland tegenover de tot nog toe geboekte resultaten van de onderhandelingen delen.
Deelt u de mening dat het onwenselijk is als leden van het ECT zelfstandig kunnen bepalen welke energievormen beschermd worden en welke niet? Wat zijn de posities van de Europese Commissie en andere lidstaten (voor zover bekend) over dit zogenaamde flexibiliteitsvoorstel?
Het door u genoemde voorstel is een van de opties waarover verder onderhandeld wordt. Mocht dit voorstel worden aangenomen dan zou het naar verwachting resulteren in een situatie waarbij investeringen in EU landen in verschillende vormen van fossiele brandstof (op termijn) niet meer beschermd worden door het ECT. Volgens artikel 42 van het Energiehandvest moeten wijzingen van het verdrag door alle verdragspartijen bekrachtigd, aanvaard of goedgekeurd worden. Nederland is partij bij het ECT. Conform de Grondwet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen zal een voorgestelde verdragswijziging van het ECT aan de Staten-Generaal worden voorgelegd voor goedkeuring. Andere verdragspartijen hebben mogelijk verschillende parlementaire procedures. Zoals aangegeven in de beantwoording van vraag 5 is het doel van de EU bij de moderniseringsonderhandelingen niet om rechtszaken te voorkomen of om alle investeerders het recht tot investeringsbescherming te ontzeggen.
Wat zijn de juridische stappen om een dergelijk voorstel uit te voeren indien het aanvaard zou worden? Zouden de nationale parlementen een dergelijke aanpassing van het verdrag kunnen afkeuren?
Zie antwoord vraag 12.
Wat zijn de gevolgen voor de ECT-leden die het flexibiliteitsvoorstel en andere wijzigingen niet ratificeren? Is het denkbaar dat er een situatie ontstaat waarbij een hervormd ECT van toepassing is op de ECT-leden die de hervorming steunen en een oorspronkelijk ECT dat van toepassing is op alle ECT-leden? Indien ja, hoe zouden de Europese Unie en lidstaten ISDS-claims kunnen voorkomen van investeerders uit landen die het hervormingsvoorstel niet ratificeren?
Zie antwoord vraag 12.
Kunt u tekstvoorstellen delen voor de definitie van economische activiteiten die in recente ECT-moderniseringsrondes worden besproken, inclusief het flexibiliteitsvoorstel?
De onderhandelingsteksten zijn door het Secretariaat van het ECT aangemerkt als vertrouwelijk en daarom is het niet mogelijk deze te delen. De tekstvoorstellen die de EU heeft ingediend aan het begin van de onderhandelingen zijn wel openbaar gemaakt en te vinden op de website van de Europese Commissie.3
De arbitrageprocedure die RWE en Uniper tegen Nederland gestart zijn om compensatie te krijgen vanwege de kolenexit is volgens het Europees Hof van Justitie in strijd met Europees recht; hoe kan het dat deze procedures nog niet zijn stopgezet of door de geselecteerde arbiters zijn afgewezen?
Zoals aangegeven in Kamerbrieven met kenmerk Kamerstuk 35 570 XIII, nr. 83 en Kamerstuk 35 925 XIII, nr. 10 voert Nederland in beide arbitrageprocedures verweer op zowel de bevoegdheid van het arbitragetribunaal als op de inhoud van het geschil. Daarin zal ook het standpunt van Nederland worden ingebracht dat intra-EU investeringsarbitrage tussen een investeerder van een EU-lidstaat en een-EU lidstaat in strijd is met het EU-recht. Op dit verweer is nog niet beslist. Naast de ICSID-procedures lopen er procedures in Nederland en in Duitsland, waar bij de Duitse rechter de vraag voorligt of het ECT een geldige arbitrageclausule bevat in deze intra-EU context. Ook deze zaken zijn nog onder de rechter.
Wat doen de Europese Unie en Nederland eraan om te voorkomen dat er nog arbitragezaken onder het ECT worden gevoerd door investeerders uit EU-landen tegen andere EU-landen?
Het standpunt van Nederland is dat intra-EU investeringsarbitrage in strijd is met het EU-recht. Op 2 september 2021 stelde het Hof van Justitie van de Europese Unie in haar uitspraak in de zaak Republiek Moldavië v. Komstroy dat artikel 26(2)(c) van het ECT, dat ziet op het geschillenbeslechtingsmechanisme tussen een investeerder en een staat, moet worden uitgelegd als zijnde niet van toepassing op geschillen tussen een EU-lidstaat en een investeerder uit een andere lidstaat over investeringen die deze laatste in de eerste lidstaat heeft gedaan. De EU-lidstaten en de Europese Commissie zijn in onderling overleg over hoe de EU het beste gehoor kan geven aan de uitspraak van het Hof in deze zaak ten aanzien van het ECT.
Deelt u ook de mening dat ook investeerders van buiten de Europese Unie geen ISDS-claims onder het Energy Charter Treaty zouden moeten kunnen starten over klimaatbeleid?
Zoals aangegeven in de antwoorden op vragen 2 en 5 is het doel van de modernisering niet om rechtszaken te voorkomen of om alle investeerders het recht tot investeringsbescherming te ontzeggen. De inzet van de EU is onder andere om het verdrag in lijn te brengen met de klimaatdoelen van de EU en het akkoord van Parijs. Onderdeel van het EU voorstel is daarom om investeringsbescherming van investeringen in fossiele brandstoffen onder het ECT op te heffen. Idealiter zou dit voorstel na een modernisering van toepassing zijn op alle verdragspartijen van het ECT, waaronder partijen van buiten de EU. Echter, zoals beschreven in het antwoord op vraag 2, is er buiten de EU weinig steun voor dit voorstel.
Met RWE is afgesproken om het arbitrageproces zo transparant mogelijk te voeren; waarom is/zijn de brief/brieven van RWE niet openbaar gemaakt, waarin RWE arbitrage aanspant en toelicht hoeveel compensatie het claimt en wat de onderbouwing is voor de hoogte van de compensatie en de vermeende schending van de bescherming van hun investering? Kunt u dit alsnog openbaar maken?
In lijn met de Nederlandse inzet is door het arbitragetribunaal in de zaak met RWE besloten om de arbitrageprocedure zo transparant mogelijk te voeren. Dat betekent o.a. dat processtukken gepubliceerd mogen worden op voorwaarde dat vertrouwelijke of beschermde informatie wordt afgeschermd. In de procedure zal Nederland de eigen stukken zo veel mogelijk actief openbaar maken en verzoeken om actieve openbaarmaking van de processtukken van RWE, zoals het verzoek om arbitrage en de memorial,waarin de claim en verzoek om compensatie worden toegelicht. Stukken die niet officieel tot de procedure behoren, zoals stukken die vooraf zijn gegaan aan het verzoek tot arbitrage, vallen niet onder dit transparantieregime.
Als RWE niet bereid is deze brief/brieven openbaar te maken, wilt u ze dan herinneren aan de uitspraak van de CEO van RWE bij de hoorzitting van 11 februari 2021 dat ze «op zich niks te verbergen» hebben en ze vragen hier alsnog aan mee te werken?
Zie antwoord vraag 19.
Kunt u zich ervoor inspannen dat ook de brief/brieven van Uniper openbaar worden, waarin ze de arbitrage starten, hun claim kenbaar maken en een onderbouwing geven?
De arbitrageprocedure met Uniper is later gestart en loopt een aantal maanden achter op de procedure met RWE. Nu het arbitragetribunaal in de zaak tussen Uniper en Nederland is vastgesteld, worden binnenkort processuele beslissingen over het te voeren proces genomen. De inzet is om een vergelijkbare mate van transparantie te bereiken in de arbitrageprocedure met Uniper als is vastgesteld voor de procedure met RWE.
Kunt u aangeven welk bedrag Uniper eist ter compensatie voor vermeende schade als gevolg van de kolenwet?
Uniper stelt in alle stukken de rechtmatigheid van de Wet verbod op kolen ter discussie, zonder een schadebedrag te noemen. Uit openbare bronnen blijkt dat Uniper de schade schat op circa 1 miljard euro.
Hoe staat het met de anti-arbitrage-procedures van de Nederlandse staat bij de Duitse rechtbank in Keulen? Wanneer verwacht zij een eerste zitting? Zijn de zittingen en bijbehorende stukken publiek toegankelijk? Wanneer verwacht u een uitspraak?
De procedures die de Nederlandse Staat in Duitsland tegen RWE en Uniper heeft aangespannen, gaan over de vraag of het ECT onder het EU-recht een geldig aanbod voor arbitrage tussen een investeerder van een EU lidstaat en een EU lidstaat bevat. In deze zaak staat geen mondelinge behandeling gepland. Naar verwachting doet de rechter in de eerste helft van dit jaar nog een uitspraak. Het vonnis is openbaar, de Nederlandse staat onderzoekt of het onder Duits recht mogelijk is om, net als in de nationale procedure, eigen processtukken actief openbaar te maken.
Kunt u het verzoek delen dat Uniper vorige week deed aan de ECT-arbiters om een einde te maken aan de Nederlandse zaak bij de Duitse rechter?
Zie het antwoord op vraag 21. Zodra er beslissingen over het verloop van het proces zijn genomen, kunnen stukken die onderdeel van de arbitrageprocedure zijn eventueel openbaar gemaakt worden.
Hoe is het mogelijk dat arbiters van een handelsverdrag een normale rechtszaak onder een nationale rechter kunnen dwarsbomen?
Een arbitragetribunaal ontleent zijn bevoegdheid aan een investeringsverdrag. Het arbitragetribunaal in de zaken met RWE en Uniper is gevraagd te oordelen over de vraag of er een schending van het internationaal recht, namelijk het ECT, heeft plaatsgevonden. Dit staat los van de vraag of de Wet verbod op kolen rechtmatig is onder nationaal recht. Over het laatste is de nationale rechter bevoegd. Het gaat hier dus om verschillende procedures op basis van een andere rechtsgrondslag.
Riverstone krijgt 212 miljoen euro voor de sluiting van de Onyx-centrale; kunt u onderbouwen waarom ze zoveel compensatie krijgen, terwijl Riverstone deze centrale in 2019 voor een veel lager bedrag heeft gekocht in de wetenschap dat de centrale niet lang meer open zou zijn en terwijl de boekwaarde volgens het eigen jaarverslag uit 2019 slechts 96 miljoen euro zou zijn?
Volgens de voorwaarden van de call for proposalsheeft de exploitant van de centrale Powerplant Rotterdam (PPR) een projectvoorstel gedaan voor de beëindiging van de productie en de ontmanteling van PPR. De exploitanten van de andere kolencentrales hebben aangegeven in dit kader geen voorstel te doen. Door de onafhankelijke adviseur van de Minister van EZK is geoordeeld dat de hoogte van de gevraagde subsidie voor de uitvoering van het projectvoorstel niet leidt tot overcompensatie van de exploitant. Dit wordt ook gecontroleerd door de Europese Commissie voordat de subsidie kan worden verleend
Heeft Riverstone in de gesprekken met de overheid benoemd dat ze ook compensatie zouden kunnen eisen via de rechter of met een arbitragezaak onder het Energy Charter Treaty of een ander investeringsbeschermingsverdrag? Heeft u dit meegewogen in het besluit om Riverstone met 212 miljoen euro te compenseren?
De call for proposalsvoor vrijwillig stoppen met gebruik van kolen staat los van de Wet verbod op kolen. Het doel van de call for proposalsis om in de periode tot 2030 aanvullend CO2 te reduceren. De call for proposalsstond daarom open voor alle producenten. Alleen de exploitant van centrale PPR heeft een voorstel tot sluiting en ontmanteling ingediend. De voorgaande Minister van EZK heeft beoordeeld of de aanvraag en het projectvoorstel aan de eisen van de call for proposals voldoet. Er is geen sprake van een overeenkomst of akkoord, maar van subsidieverlening.
Overigens is Riverstone voor de overname geïnformeerd over de Wet verbod op kolen en kon daarom bij de overname al met het toekomstige verbod op kolen rekening houden. Om die reden kan Riverstone niet stellen dan wel aannemelijk maken dat zij als gevolg van de Wet verbod op kolen schade lijdt of zal lijden.
Om uw Kamer inzicht te geven in deze adviezen en maximale transparantie te bieden heb ik de onderliggende stukken vertrouwelijk ter inzage in de Tweede Kamer gelegd zodat uw Kamer volledig zicht heeft op de onderbouwing van deze subsidie (Kamerstuk 32 813, nr. 937). Vanwege bedrijfsvertrouwelijke informatie kan ik het subsidiebesluit en de onderliggende adviezen niet openbaar maken.
Er is in een Wob-verzoek gevraagd om de communicatie tussen het Ministerie van EZK en Onyx en/of Riverstone in de periode van 1 januari 2019 tot 1 oktober 2020. De beantwoording van dit Wob-verzoek zal spoedig worden verzonden. Een ander Wob-verzoek is ingediend voor alle correspondentie van oktober 2020 tot 8 oktober 2021 tussen Onyx en/of Riverstone en het Ministerie van EZK. De beantwoording hiervan verwacht ik in het eerste kwartaal van dit jaar te versturen. Bij de beantwoording van deze beide Wob-verzoeken is de gevraagde informatie ook beschikbaar voor de Kamer.
Bent u bereid om alle verslagen en/of notulen van de gesprekken met Riverstone inzake de compensatie met de Kamer te delen?
Zie antwoord vraag 27.
Acht u het mogelijk dat Riverstone met een lager bedrag akkoord was gegaan als zij geen mogelijkheid hadden gehad tot arbitrage via investeringsbeschermingsverdragen?
Zie antwoord vraag 27.
Erkent u dat claims of de dreiging van claims via het Energy Charter Treaty invloed kan hebben op het klimaatbeleid van Nederland? Is het denkbaar dat ons klimaatbeleid hierdoor meer geld kost? Is het denkbaar dat ons klimaatbeleid hierdoor meer tijd kost? Is het denkbaar dat hierdoor beleidsopties geschrapt worden, om claims te voorkomen?
Het nemen van nieuwe maatregelen is nodig om de klimaatdoelstellingen te bereiken. Daarbij zal een zorgvuldige belangenafweging moeten worden gemaakt tussen de verschillende belangen en belanghebbenden conform de algemene beginselen van behoorlijk bestuur.
In sommige gevallen zal het noodzakelijk zijn om in te grijpen in het recht op eigendom als dat nodig is voor het bereiken van andere doelstellingen van algemeen belang. Deze ruimte is er, maar die is niet onbegrensd. Zo speelt artikel 1 Eerste Protocol van het Europees Verdrag van de Rechten van de Mens een belangrijke rol, maar ook andere normen van internationaal, Europees en nationaal recht. Regulering is dus in beginsel geoorloofd, als het voldoet aan de legaliteitstoets, de legitimiteitstoets en de evenredigheidstoets (fair balance). Nieuwe wetgeving wordt ook altijd getoetst aan deze normen.
Investeringsverdragen, waaronder het ECT, bevatten geen hogere of andere standaard ten aanzien van overheidshandelen dan het Nederlandse of Europese recht. Ook daarin zijn basisregels voor fatsoenlijk overheidshandelen stevig verankerd. Discriminatoire, willekeurige en oneerlijke behandeling zijn ook onder Nederlands en Europees recht verboden, net als het feit dat ook in die rechtsordes onteigening niet zomaar is toegestaan maar aan voorwaarden is onderworpen. Het opzeggen van het ECT, zorgt er niet voor dat de overheid zomaar kan ingrijpen in eigendom. Het overheidshandelen is niet normvrij, maar blijft aan beginselen van behoorlijk bestuur onder internationaal, Europees en Nederlands recht onderworpen.
Overigens is het uitgangspunt van een rechtsstaat dat burgers en bedrijven die rechtstreeks geraakt worden door besluiten van de overheid, rechtsbescherming genieten. Dit is in Nederland geregeld via de bestuursrechtelijke en civiele rechtsgang, als mede via routes onder het internationaal en Europees recht. Een claim indienen, is niet hetzelfde als een zaak winnen. De rechter of ander relevant scheidsgerecht zal de zaak beoordelen en daar een uitspraak over doen. De Nederlandse staat dient rechtmatig te handelen. En hier ligt een belangrijke taak voor de wetgever om voorzienbaar en stabiel beleid te maken, dat toekomstbestendig is.
In antwoord op vragen voor de begrotingsbehandeling EZK schreef u «Ten slotte brengt verder ingrijpen in de kolensector grote juridische risico's in het kader van de lopende claims met zich mee»; kunt u dit verder toelichten? In hoeverre worden die «grote juridische risico's» minder als er geen Energy Charter Treaty zou zijn?
Zie antwoord vraag 30.
Welke buitenlandse bedrijven met investeringen in Nederland, vallen mogelijk onder de investeringsbescherming van het Energy Charter Treaty?
Het ECT beschermt investeringen van een investeerder van een Verdragspartij van het ECT in een andere Verdragspartij, dat wil zeggen elke vorm van activa die een investeerder in eigendom heeft of waarover hij direct of indirect zeggenschap heeft in relatie tot een economische activiteit in de energiesector. Dat zijn economische activiteiten met betrekking tot exploratie, winning, raffinage, productie, opslag, vervoer over land, transmissie, distributie, handel, marketing of verkoop van energiegrondstoffen en energieproducten, of met betrekking tot collectieve verwarmingssystemen. Hier vallen potentieel veel buitenlandse bedrijven onder die investeringen hebben in Nederland.
Welke bedrijven hebben de mogelijkheid van een arbitragezaak benoemd in reactie op klimaatbeleid?
In reacties op het klimaatbeleid is dit niet naar voren gekomen.
Hoe beziet u de noodzaak voor een tijdelijke, urgente set maatregelen op dit moment, nu de druk op de grens door diplomatieke druk en samenwerking met derde landen juist lijkt af te nemen?
Het kabinet volgt de situatie aan de grenzen met Belarus nauwlettend en acht daarbij het oordeel van de Europese Commissie ten aanzien van de beoordeling van de situatie van groot belang. Het kabinet is van mening dat de Commissie kan worden gevolgd in haar beoordeling van de situatie en dat deze optreden vanuit de EU rechtvaardigt.
Het klopt dat vanwege diplomatieke druk en samenwerking met derde landen er minder vluchten naar Minsk plaatsvinden vanuit diverse derde landen en ook de pogingen tot oversteken van de grens gedaald zijn. Het kabinet ziet deze inspanningen complementair aan het voorstel betreffende de noodmaatregelen op basis van art. 78(3). Het aantal pogingen om de EU-grens over te steken in Polen, Litouwen en Letland is onder meer door deze acties gedaald. Echter, in de periode 20 december 2021 – 9 januari 2022 zijn er nog 1.897 pogingen om de grens irregulier over te steken verhinderd door de betrokken lidstaten. Er is zodoende nog steeds sprake van een verhoogde instroom, wanneer dit wordt afgezet tegen de instroom in voorgaande jaren.
De instroom is in relatief korte periode sterk gestegen, zeker wanneer dit wordt afgezet tegen de tijd die nodig is om nationale asielsystemen te versterken en uit te breiden. De regeling ziet tevens op assistentie bij de afhandeling van de asielverzoeken van de migranten die de afgelopen maanden binnenkwamen en is dus ook de eerste maanden na de piek in de instroom van nut. Ook weegt in die beoordeling mee dat de regeling expliciet bepaalt dat Letland, Litouwen en Polen de artikelen die de mateiële effecten op de procedure beschrijven (de artikelen 2, 3, 4 en 5) niet langer mogen toepassen dan strikt noodzakelijk is om de door Belarus veroorzaakte noodsituatie aan te pakken, en in geen geval langer dan de in artikel 10 vastgestelde termijn van zes maanden.
In hoeverre bent u het eens met de uitspraak van de Europese Commissie (EC) dat deze maatregelen er moeten komen omdat er sprake is van een ongekende [«unprecedented»] situatie, terwijl er aan andere Europese buitengrenzen meer migranten en vluchtelingen wachten – en bovendien al veel langer?
De afgelopen jaren zijn er amper pogingen geweest om de Unie irregulier in te reizen via Belarus. In de zomer van 2021 namen deze aantallen echter onverwacht enorm toe, door toedoen van het Belarussisch regime dat poogde de EU onder druk te zetten. Hierdoor ontstond een nieuwe migratieroute die nog altijd druk legt op de asielcapaciteit van lidstaten die niet ingericht zijn op een dergelijke instroom. In dit licht stelt de Commissie dan ook in het voorstel dat sinds de zomer van 2021 er sprake is van «an unprecedented increase in irregular border crossings from Belarus». Het kabinet onderschrijft deze analyse.
Is er volgens u nu sprake van een crisissituatie aan de grens met Belarus, zoals bedoeld in artikel 78, lid 3, VWEU?1 Welke onderbouwing is daarvoor? Kunt u zo gedetailleerd mogelijk uitleggen in hoeverre artikel 78, lid 3, VWEU waaraan de EC refereert voldoende juridische basis heeft voor zulke verregaande maatregelen?
In het BNC-fiche is het kabinet ingegaan op de bevoegdheid die de Commissie en Raad hebben op basis van artikel 78, lid 3, VWEU en aangegeven deze bepaling van toepassing te achten op de huidige situatie. Daarbij is gewezen op de rechtspraak van het Hof van Justitie2, die de Commissie ook aanhaalt in het voorstel. Daarin heeft het Hof geoordeeld dat het begrip voorlopige maatregelen in de zin van artikel 78, lid 3, VWEU ruim genoeg moet worden opgevat om de instellingen van de Unie de mogelijkheid te bieden, alle voorlopige maatregelen te treffen die noodzakelijk zijn om doeltreffend en snel te reageren op een «noodsituatie ten gevolge van een plotselinge toestroom van onderdanen van derde landen». Volgens het Hof moet deze noodsituatie worden begrepen in de zin van het vereiste van een voldoende nauwe band tussen de betrokken noodsituatie en de plotselinge toestroom van onderdanen van derde landen. Om deze band vast te stellen, kan bijvoorbeeld gekeken worden naar de aanzienlijke druk op het asielstelsel in de betreffende landen en de toestroom van migranten in een bepaalde periode.3 Daaraan is hier voldaan, zoals volgt uit het voorstel. Zo heeft de Commissie gemotiveerd dat Letland, Litouwen en Polen sinds de zomer van 2021 te maken hebben met een plotselinge toestroom van derdelanders die illegaal hun grenzen overschrijden, waar dat daarvoor niet het geval was (zie bijvoorbeeld overwegingen 2, 4 en 15). De asielstelsels van deze landen waren daar dan ook niet op ingesteld.
Kunt u aangeven waarom het kabinet deze keer wel meedoet aan noodmaatregelen zonder uitzicht op een structurele oplossing, terwijl in het verleden meermaals werd aangegeven dat «Nederland pleit voor structurele oplossingen» en werd volgehouden dat «…zonder perspectief op een [structurele] oplossing zal Nederland niet meer deelnemen aan ad hoc maatregelen»?2
De belangrijkste onderdelen van de noodmaatregelen vormen geen uitzondering op het acquis, maar een explicitering van uitzonderingsclausules die in het bestaande acquis of de voorstellen daartoe van de Europese Commissie van september 2020 zijn verwoord of sluiten aan bij de ideeën van het kabinet over de voorstellen van de Commissie. Dat geldt bijvoorbeeld voor de mogelijkheid bepaalde onderdelen van de terugkeerrichtlijn buiten toepassing te laten in zaken waarbij de grens illegaal is overschreden (een bepaling die Nederland ook heeft geïmplementeerd), voor de mogelijkheden tijdelijk een minimaler pakket aan opvangmaatregelen te hanteren en ook voor de mogelijkheid om de grensprocedure, inclusief de beroepsfase, een periode van 16 weken te laten duren. Dit sluit aan bij de gesprekken die daarover tussen Raad en Commissie worden gevoerd. Tot slot sluit de uitbreiding van de grensprocedure (tot in beginsel alle asielaanvragen, ongeacht de nationaliteit, die worden ingediend aan de grens) aan bij de beoordeling van het kabinet van de voorstellen van de Europese Commissie die in het BNC-fiche is verwoord. Dit is ook de werkwijze die Nederland tot 2015 hanteerde.
Overigens heeft de Europese Commissie op 14 december 2021 een voorstel gepubliceerd voor een verordening waarin situaties van instrumentalisering van migratie en asiel worden geadresseerd. Met dat voorstel wil de Commissie, in aanvulling op de voorstellen voor het migratiepact van 23 september 2020, het kader vastleggen om ook in de toekomst snel het hoofd te kunnen bieden aan instrumentalisering van migranten. Hiermee komt de Commissie tegemoet aan de algemene Nederlandse wens voor structurele oplossingen. Het kabinet zal het voorstel voor de verordening beoordelen en uw Kamer binnen de gebruikelijke termijnen informeren, middels een BNC-fiche.
Welke verwachtingen heeft u van de doeltreffendheid van de voorgestelde maatregelen, nu Polen al heeft aangegeven hier eigenlijk niet op zitten te wachten? Wordt zo geen tijd en energie verspild aan een voorstel dat geen oplossing biedt, terwijl ook gewerkt kan worden aan structurele oplossingen?
Het kabinet is het in zijn algemeenheid niet eens met de visie dat tijd en energie wordt verspild aan onderhandelingen over voorstellen wanneer de lidstaten verschillende standpunten hebben. Het kabinet verwijst verder naar het antwoord op vraag 4.
In hoeverre wordt de tijdelijkheid van het voorstel (zes maanden) geborgd als de EC in haar voorstel al schrijft dat de maatregelen blijven gelden voor mensen uit derde landen die na die zes maanden nog niet zijn teruggekeerd? Welke (juridische) consequenties heeft dit?
Zoals reeds benoemd in antwoord op vraag 4 zijn de maatregelen voor wat betreft het terugkeerproces niet nieuw, maar een explicitering van een mogelijkheid om de terugkeerrichtlijn buiten toepassing te laten in zaken waarin de grens illegaal is overschreden. Dat dit kan voortduren, is dus niet een effect van de regeling, maar een mogelijkheid die deze lidstaten hoe dan ook hebben.
Hoe gaat u de EC houden aan de tijdelijkheid van deze noodmaatregelen? Kan de Kamer erop rekenen dat een eventuele verlenging van deze maatregelen, of de inzet van deze maatregelen op andere plaatsen, door het kabinet zal worden afgewezen?
Het besluit zal na de inwerkingtreding in geen geval langer dan zes maanden van toepassing zijn. Zoals in het fiche is verwoord, zal de Commissie voor het verstrijken van die termijn de situatie regelmatig opnieuw beoordelen en kan zij de Raad voorstellen de toepassing van de in het voorstel vervatte maatregelen te verlengen of in te trekken. De Raad dient daarover te besluiten. Het kabinet acht adequate monitoring van deze maatregelen van groot belang en zal elk voorstel van de Raad op zijn merites beoordelen en uw Kamer daarover informeren.
Hoe duidt u in dit verband het feit dat Oostenrijk nu ook «hybride aanvallen» aanvoert als reden om detentie aan de grens verder uit te breiden?3
Het kabinet doet geen uitspraken over de Oostenrijkse positie in besloten EU-vergaderingen.
In algemene zin kan over het Nederlands standpunt het volgende worden toegelicht. In het BNC-fiche naar aanleiding van het voorstel voor de nieuwe Procedureverordening is reeds gemeld dat de grensprocedure uitgebreid zou moeten worden en van toepassing dient te zijn op alle gevallen, ook in situaties wanneer er geen sprake is van hybride aanvallen. Dit kan de efficiëntie van grensprocedures bevorderen, en kan de integriteit van de grensbewaking versterken. Afhankelijk van de geografische mogelijkheden, kan detentie noodzakelijk zijn om ongeautoriseerde toegang tot de EU te voorkomen. Dat is ook onderdeel van de voorstellen van de Commissie, en overigens ook onderdeel van het staande acquis, dat ook de mogelijkheid van een grensprocedure bevat.
Kunt u aangeven in welke mate de tijdelijke noodmaatregelen zijn overgenomen, dan wel als basis zijn gebruikt voor de herziening van de Schengen Grenscode, specifiek het voorstel voor een verordening ter adressering van de instrumentalisering van migratie en asiel?4
Over het voorstel voor een Raadsbesluit betreffende voorlopige noodmaatregelen ten behoeve van Letland, Litouwen en Polen is nog niet door de Raad beslist. Deze is ook niet als basis gebruikt voor het voorstel tot herziening van de Schengengrenscode. Wel zijn in het voorstel voor herziening van de Schengengrenscode bepalingen opgenomen die raken aan instrumentalisering van migratie en de buitengrenzen. Het voorstel voor een verordening ter adressering van de instrumentalisering van migratie en asiel (COM 2021 890) dat tegelijkertijd met het voorstel tot herziening van de Schengengrenscode is gepresenteerd is inderdaad gebaseerd op het voorstel voor noodmaatregelen voor Letland, Litouwen en Polen. Zie tevens het antwoord op vraag 4.
Uw Kamer wordt over de kabinetsinzet ten opzichte van beide voorstellen geïnformeerd middels het BNC-traject.
In hoeverre blijven de terugkeerrichtlijnen en de maximumtermijn voor detentie voor minderjarigen onder deze noodmaatregelen van kracht? Bent u bereid u ervoor in te zetten dat de richtlijnen voor minderjarigen onder deze noodmaatregelen onveranderd blijven? Zo nee, waarom niet?
Voor minderjarigen die onder de terugkeerrichtlijn vallen geldt onverkort dat zij slechts in laatste instantie, en voor een zo kort mogelijke periode in bewaring worden gesteld (zie artikel 17, lid 1, van de terugkeerrichtlijn). De behandeling van minderjarigen die buiten het toepassingsgebied van de terugkeerrichtlijn vallen mag niet ongunstiger zijn dan deze bepaling voorschrijft (zie artikel 4, lid 4, onder a van de terugkeerrichtlijn). Zoals aangegeven sluiten de maatregelen van dit voorstel aan bij het staande acquis, in de zin dat uitdrukkelijk wordt gewezen op de mogelijkheden die reeds bestaan om de terugkeerrichtlijn buiten toepassing te laten in deze lidstaten, met uitzondering van een aantal bepalingen. De voorstellen brengen geen verandering in de richtlijnen voor minderjarigen, nu ambtshalve bekend is dat Polen, Litouwen en Letland al van deze mogelijkheid gebruikmaken.
Kunt u aangeven in hoeverre de beoogde registratiepunten voor het vragen van asiel op Pools, Litouws of Lets grondgebied zijn gevestigd? Hoe wordt omgegaan met asielzoekers die buiten deze registratiepunten om EU-grondgebied hebben weten te bereiken? Bent u bereid te zorgen dat zij niet worden gedwongen om terug te keren naar het grondgebied van Belarus om vandaaruit zich te melden bij deze punten?
De aanmeldpunten bevinden zich op het grondgebied van de lidstaten. Het is krachtens artikel 5 van de Schengengrenscode niet toegestaan de grens anders dan via een aanmeldpunt, oftewel een grensdoorlaatpost te overschrijden. De voorstellen brengen daar geen wijziging in aan, en er zal in lijn moeten worden gehandeld met het EVRM en de jurisprudentie van het EHRM, waaraan ook deze lidstaten zijn gebonden.
Hoe verhoudt deze inzet van de EC zich tot de rol die de EC heeft ten aanzien van Polen, waar pushbacks en andere misstanden in het grensgebied maar door lijken te gaan?5 Waarom leidt deze houding van Polen tot het afzwakken van het asielrecht, in plaats van een duidelijker optreden tegen Polen?
Zoals in het BNC-Fiche benoemd, presenteerde de Europese Commissie het voorstel naar aanleiding van de conclusies van de Europese Raad van 21-22 oktober waarin zij werd opgeroepen om alle nodige wijzigingen van het EU rechtskader voor te stellen om een onmiddellijk en gepast antwoord te bieden op de situatie aan de grens met Belarus, conform het EU-recht en internationale verplichtingen inclusief de grondrechten. De Commissie geeft in het voorstel aan dat deze maatregelen de betrokken lidstaten in staat dienen te stellen snelle en ordelijke processen op te zetten om de situatie te beheersen, met volledige inachtneming van fundamentele rechten en internationale verplichtingen, met inbegrip van het beginsel van non-refoulement. Het voorstel is gericht op het beter om kunnen gaan met de situatie van een plotselinge verhoogde instroom door instrumentalisatie van migratie door Belarus.
De afgelopen maanden is door de Commissie in de richting van Polen overigens veelvuldig gewezen op het belang van het naleven van het EU-acquis en transparantie over de situatie aan de grens. Commissaris Johansson is doorlopend in nauw contact met de betrokken lidstaten en heeft onderstreept dat het naleven van Europees en internationaal recht essentieel is en er geen sprake mag zijn van pushbacks. Ook heeft zij terecht in debat met het Europees Parlement benoemd dat bij het beschermen van de gemeenschappelijke EU-buitengrens, ook de EU-waarden en het EU-acquis dienen te worden beschermd.
Wat is de stand van zaken van het overleg van de EC met Polen, Letland en Litouwen over het intrekken van nationale wetgeving die pushbacks in strijd met het Unierecht trachten te legaliseren? Gelden deze nationale wetten nog steeds? Zo ja, bent u bereid om deze EU-lidstaten hierop aan te spreken en zo nodig aan bijstand de voorwaarde te verbinden dat deze wetten moeten worden ingetrokken? Zo nee, waarom niet? Bent u bereid om bij de EC aan te dringen op het starten van inbreukprocedures indien deze landen blijven weigeren om hun nationale wettten die pushbacks legaliseren in te trekken? Zo nee, waarom niet?
Het toetsen van nationale wetgeving van EU-lidstaten aan het EU-recht is toebedeeld aan de Europese Commissie als hoedster van de verdragen en uiteindelijk aan het EU Hof van Justitie. Zoals in antwoord op vraag 12 aangegeven is Commissaris Johansson doorlopend in nauw contact met de betrokken lidstaten en heeft zij onderstreept dat het naleven van Europees en internationaal recht essentieel is, er geen sprake mag zijn van pushbacks en transparantie van het grootste belang is. Dit heeft er vooralsnog niet toe geleid dat wetgeving is aangepast.
Grensbeheer dient te allen tijde plaats te vinden conform internationaal en Europees recht, met respect voor mensenrechten, het recht op aanvragen van asiel en met inachtneming van het principe van non-refoulement. Daar dringt het kabinet bij de betreffende lidstaten reeds met regelmaat op aan, zowel in EU-verband als in bilateraal gesprekken. Zo heeft de voormalig Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid de afgelopen maanden diverse gesprekken gevoerd met haar Poolse, Litouwse en Letse collega’s. Tegelijkertijd is de situatie aan de grenzen met Belarus buitengewoon complex, en hecht het kabinet belang aan de eveneens in het internationale recht erkende verantwoordelijkheid en in Europese regels neergelegde verplichting van Europese lidstaten om de grenzen te beschermen. Ook dat draagt Nederland uit in bilateraal en EU-verband.
Bovenstaande lijn zal Nederland tevens uitdragen tijdens de Conferentie over Europees grensbeheer in Litouwen, waar de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op 21 januari aan zal deelnemen. Uw Kamer wordt hierover in de geannoteerde agenda van de informele JBZ-Raad van 2-3 februari nader geïnformeerd.
Kunt u aangeven hoe u zich richting de EC gaat inzetten om te zorgen dat de humanitaire waarborgen en waarborgen uit de opvang- en terugkeerrichtlijnen en het recht op asiel worden nageleefd, met name gezien de gebrekkige track record van Polen op dit vlak? Kan ervan uit worden gegaan dat Nederland deze voorstellen niet meer steunt als deze waarborgen niet worden nageleefd?
De Commissie is, als hoedster van de verdragen, verantwoordelijk voor het toezien op de naleving van EU-recht. Het kabinet onderschrijft het belang van waarborging van het recht op asiel, en zal bij de behandeling van het voorstel het belang van zorgvuldige monitoring benadrukken.
Het kabinet wijst erop dat de humanitaire ondergrenzen niet onderhandelbaar zijn, en heeft het belang van humanitaire toegang tot het grensgebied benadrukt in internationale gremia en bilaterale besprekingen, zoals de voormalig Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid recent gedaan heeft tijdens de JBZ-Raad van 9-10 december jl.
Kunt u bovenstaande vragen individueel te beantwoorden?
Ja.
Kunt u bovenstaande vragen (gezien het spoedeisende karakter van de behandeling) uiterlijk binnen een week beantwoorden?
De vragen zijn zo snel als mogelijk beantwoord. In Raadsverband is op dit moment nog geen besluitvorming over het voorstel inzake deze noodmaatregelen voorzien. Indien dit wel het geval is wordt uw Kamer daarover zoals gebruikelijk geïnformeerd.
Belemmeringen zzp’ers bij aanvraag coronasteunmaatregel |
|
Henk Nijboer (PvdA) |
|
Dennis Wiersma (minister zonder portefeuille onderwijs, cultuur en wetenschap) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het feit dat de gemeenten verschillend omgaan met de steunmaatregelen voor zzp’ers (regeling Bijstand voor zelfstandigen (Bbz))?1
Gemeenten kunnen binnen de kaders van de regelgeving inderdaad verschillend omgaan met de afhandeling van aanvragen van zelfstandig ondernemers voor het Besluit bijstandverlening zelfstandigen 2004 (Bbz). Dit is ook wenselijk, aangezien gemeenten bij een aanvraag kijken naar de soort onderneming, de individuele omstandigheden van de zelfstandig ondernemer en de lokale economie. Dat kan bij gemeenten leiden tot verschillen vanuit hun decentrale verantwoordelijkheid.
Klopt het dat door het invoeren van een levensvatbaarheidstoets, maar ook de kostendelersnorm bij de regeling Bbz, het voor zzp’ers lastiger is om steun aan te vragen en het bovendien langer duurt om de hoognodige steun van gemeente te ontvangen?
Per 1 oktober 2021 is de Tozo beëindigd. Normaliter zou dan het reguliere vangnet voor ondernemers, het Bbz, weer gaan gelden. Omdat gemeenten echter verwachtten dat de aantallen aanvragen niet zouden passen bij de uitvoeringsmogelijkheden van het reguliere Bbz, is het Bbz tijdelijk vereenvoudigd. Bij de aanvraag voor het Bbz kan nu tijdelijk worden uitgegaan van de verklaring van de zelfstandig ondernemer dat deze verwacht – over de periode dat uitkering wordt aangevraagd – een inkomen te hebben dat lager is dan de bijstandsnorm. Ook geldt er geen vermogenstoets. Wel gelden de levensvatbaarheidstoets en de kostendelersnorm.
De eerste signalen van gemeenten over het vereenvoudigde Bbz geven aan dat gemeenten op dit moment voldoende ondersteuning kunnen bieden aan ondernemers2. Er lijkt met de huidige instroom voldoende capaciteit beschikbaar te zijn om aanvragen binnen afzienbare tijd in behandeling te nemen en af te handelen. Uiteraard houd ik een vinger aan de pols in contact met VNG, Divosa en gemeenten zodat signalen over de uitvoerbaarheid mij snel bereiken.
Vreest u ook dat door deze levensvatbaarheidstoets en de kostendelersnorm en de trage afhandeling daarvan zelfstandigen hierdoor in nog grotere financiële problemen belanden?
Zie antwoord vraag 2.
Kunt u een overzicht geven van hetgeen gemeenten van zzp’ers vragen aan aanvullende informatie bij de aanvraag van de huidige regeling Bbz?
Gemeenten kunnen bij de aanvraag van het vereenvoudigde Bbz uitgaan van de verklaring van de zelfstandig ondernemer. Gemeenten kunnen daarbij wel aanvullende informatie vragen. Dat kan van geval tot geval verschillen, dus een overzicht is niet te geven. Wel moet de informatie relevant en noodzakelijk zijn voor de beoordeling van de aanvraag. Informatie als goedgekeurde jaarcijfers uit een boekjaar voor de coronapandemie kan van belang zijn voor de beoordeling van de levensvatbaarheid van het bedrijf. Bij het ministerie zijn signalen binnengekomen dat sommige gemeenten (te)veel informatie zouden uitvragen bij de toekenning van het vereenvoudigde Bbz. Daar is onderzoek naar gedaan en in een enkel geval bleek er teveel onnodige informatie door een gemeente te zijn uitgevraagd. In die gevallen is de VNG gevraagd contact met de betreffende gemeente op te nemen om hierover te communiceren. Daarnaast heb ik gemeenten in de kamerbrief over het steunpakket in het eerste kwartaal van 20223 en in het Gemeentenieuws van SZW opgeroepen om alleen die informatie uit te vragen die noodzakelijk is voor de beoordeling van de aanvraag van het vereenvoudigde Bbz. Ook is hierover gecommuniceerd in de werkgroep dienstverlening (waar gemeenten en VNG zitting in hebben).
Klopt het dat gemeenten aan zzp’ers die steun nodig hebben vragen om allerlei aanvullende informatie die alleen maar tot vertraging en extra werk leiden bij het uitbetalen van de hoognodige financiële steun voor zzp’ers?
Zie antwoord vraag 4.
Bent u het verder eens dat het onredelijk is dat gemeenten om jaarcijfers, inclusief goedkeuring boekhouder, vragen waardoor de kosten voor zzp’ers hoger worden dan de ontvangen inkomenssteun?
Zie antwoord vraag 4.
Wat vindt u ervan dat, ondanks dat er geen vermogenstoets in de vereenvoudigde regeling Bbz zit, er toch door gemeenten naar het vermogen van zelfstandigen wordt gevraagd en zij daardoor geen steun krijgen?
Zoals ik bij de antwoorden op de vragen 4, 5 en 6 heb aangegeven, mogen gemeenten alleen die informatie uitvragen die relevant en noodzakelijk is voor de beoordeling van de aanvraag. Dat betekent dus dat informatie over vermogen alleen mag worden uitgevraagd indien dat echt noodzakelijk is voor die beoordeling. Dit kan in sommige gevallen van belang zijn bij de levensvatbaarheidstoets. Zo kan blijken dat het zakelijk vermogen dusdanig negatief is, dat getwijfeld moet worden aan de levensvatbaarheid. Een positief vermogen staat echter – in tegenstelling tot in het reguliere Bbz – bijstandsverlening niet in de weg.
Hoe verhoudt uw opmerking dat gemeenten soepel en ruimhartig om dienen te gaan met de levensvatbaarheidstoets in de regeling Bbz zich met het feit dat zzp’ers allerlei informatie dienen aan te leveren aan gemeenten alvorens zij steun ontvangen?2
Het kabinet heeft gemeenten opgeroepen om gebruik te maken van de mogelijkheid die de wetgeving biedt om coulant om te gaan met de situatie van ondernemers. De levensvatbaarheidstoets biedt in de regelgeving ruimte om soepelheid te betrachten, maar kan er ook toe leiden dat aanvullende informatie van de zelfstandig ondernemer vereist is voordat kan worden overgegaan tot steun. De oproep om soepel hiermee om te gaan is dan ook mede bedoeld om gemeenten het comfort te geven om de ruimte die de wetgeving biedt ook echt te benutten in situaties waar dat passend is. Het kabinet heeft intensief contact met de VNG, Divosa en gemeenten en ook bij de wijzigingen tot nu toe, speelde het perspectief van de uitvoering steeds een belangrijke rol.
Bent u het eens dat de door u gevraagde soepelheid alleen maar tot meer werk en vertraging leidt bij gemeenten om zelfstandigen snel en adequaat te helpen?
Zie antwoord vraag 8.
Bent u het eens dat, door aan te geven dat gemeenten soepel en ruimhartig te moeten zijn, u het probleem van het uitkeren van steun aan zelfstandigen bij gemeenten heeft neergelegd?
Zie antwoord vraag 8.
Kunt u toelichten waarom u niet heeft gekozen voor de herinvoering van de, vele malen eenvoudigere, Tijdelijke overbruggingsregeling zelfstandig ondernemers (Tozo)-uitkering?
De Tozo is in maart 2020 ingevoerd om gemeenten in staat te stellen om zelfstandig ondernemers snel te kunnen helpen. De Tozo is per 1 oktober 2021 stopgezet en voor zelfstandigen trad daarmee de reguliere inkomensondersteuning in de vorm van het Besluit bijstandverlening zelfstandigen 2004 (Bbz) in werking. Omdat bij de overgang van de Tozo naar het Bbz per 1 oktober jl. een hogere instroom in het Bbz werd verwacht, is het Bbz tijdelijk (gedurende het vierde kwartaal van 2021) vereenvoudigd. Dit zorgt voor een beter uitvoerbare overgang van de Tozo naar het Bbz zodat aan zelfstandigen die dat nodig hebben, tijdig inkomensondersteuning kan worden geboden.
Ondanks dat er door de aangescherpte coronabeperkingen sprake is van een stijging van de aantallen aanvragen van het (vereenvoudigde) Bbz, is deze stijging niet te vergelijken met de situatie bij de invoering van de Tozo in 2020. Vanuit uitvoeringstechnisch oogpunt is het daarnaast niet wenselijk om in korte tijd verschillende keren van systematiek te wisselen. Het kabinet heeft daarom in plaats van voor de Tozo gekozen voor een verlenging van het vereenvoudigde Bbz met drie maanden (vanaf 1 januari 2022 tot 1 april 2022). De keuze van het kabinet om de Tozo niet te laten herleven, is ook ingegeven door het feit dat niet-levensvatbare bedrijven eerder in beeld komen, zodat er mogelijkheden tot heroriëntatie kan worden geboden.
Bent u het eens dat er bij de Tozo-uitkering minder problemen in de uitvoering waren en bij het aanvragen van financiële steun voor zelfstandigen?
De situatie op dit moment is anders dan eerder bij de Tozo (zie antwoord op vraag 11). Hierdoor is een vergelijking niet zondermeer te maken. De gemeente kan -evenals bij de Tozo- bij het aanvragen van financiële steun in het huidige Bbz voor de beoordeling van het recht op en de hoogte van de bijstand uitgaan van de verklaring van de zelfstandig ondernemer. Wel kan er aanvullende informatie worden uitgevraagd relevant en noodzakelijk voor de beoordeling van de levensvatbaarheid van het bedrijf.
Bent u het eens dat het hanteren van de kostendelersnorm en een (levensvatbaarheids)toets om financiële steun te geven aan zelfstandigen tijdens een lockdown, waardoor zzp’ers geen inkomsten meer hebben, niet gepast en ongewenst is?
Het kabinet vindt het in deze fase van de pandemie van belang dat de inkomensondersteuning bij die zelfstandigen terecht komt van wie verwacht wordt dat ze na het wegvallen van de contactbeperkende maatregelen in staat zijn hun onderneming succesvol voort te zetten. Ook ondernemers zelf zijn niet gebaat bij een niet-levensvatbaar bedrijf. Het kabinet heeft samen met de VNG geconcludeerd dat voortzetting van het vereenvoudigd Bbz zonder de vermogenstoets, maar met de levensvatbaarheidstoets en kostendelersnorm, het beste past bij de huidige situatie waarin ondernemers die steun krijgen die het best bij hen en bij de huidige situatie past. Voor zelfstandigen van wie de onderneming niet levensvatbaar is, worden er naast inkomensondersteuning met voorwaarde van bedrijfsbeëindiging vanuit gemeenten mogelijkheden geboden tot heroriëntatie richting andere (bedrijfs)activiteiten. Gemeenten bieden daarnaast ook schuldhulpverlening aan zelfstandig ondernemers.
Bent u het verder eens dat het ongewenst is om dit maatwerk bij gemeenten te leggen en dat u dit ook zelf kunt oplossen door de kostendelersnorm en de levensvatbaarheidstoets, als toets, voor financiële steun te schrappen?
Zie antwoord vraag 13.
Bent u om die reden bereid om de levensvatbaarheidstoets en de kostendelersnorm tijdelijk te schrappen als toets voor zelfstandigen om financiële steun te krijgen?
Zie antwoord vraag 13.
Het sluiten van kinderhartcentra |
|
Attje Kuiken (PvdA), Henk Nijboer (PvdA) |
|
Hugo de Jonge (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Kinderhartcentra perplex over sluiting: «Dit riekt naar een vorm van willekeur»; Demissionair Minister De Jonge wil concentratie zorg»?1
Ja, ik ben bekend met het artikel. Er is bij het Ministerie van VWS geen sprake geweest van een oorspronkelijk plan om de interventies bij aangeboren hartafwijkingen te concentreren bij drie centra. Wel hebben verschillende umc’s een eigen voorstel ontwikkeld om toe te gaan naar een model met drie interventiecentra op vier locaties. De reden om de interventies bij aangeboren hartafwijkingen te concentreren bij twee locaties en niet bij drie centra (met vier locaties), is het waarborgen van de kwaliteit en continuïteit van zorg. Op dit moment wordt zorg verspreid over vier centra uitgevoerd, met vijf behandellocaties. De centra kunnen daardoor niet voldoen aan de volumenormen die door de beroepsgroep worden gesteld voor een goede kwaliteit van zorg. Bij hoogcomplexe interventies is het belangrijk dat specialisten voldoende vlieguren maken om hun kennis en vaardigheden op peil te brengen en te houden. Immers, hoe vaker een chirurg een operatie uitvoert, des te beter hij erin wordt en des te kleiner het risico op complicaties.
Een ander knelpunt is dat de centra op dit moment hun personele bezetting niet goed rond krijgen. Voor zorgprofessionals zorgt dit voor een onaanvaardbaar hoge dienstbelasting en risico’s op uitval. Ook gaan de komende jaren meerdere senior chirurgen met pensioen, wier opvolging onvoldoende is geregeld. Het gaat om een hele kleine beroepsgroep van twaalf congenitaal hartchirurgen, die in vier centra en op vijf locaties alle complexe hartoperaties bij kinderen en volwassenen moeten uitvoeren. Dat is op termijn niet houdbaar.
In een model met twee interventiecentra worden de volumenormen gehaald, krijgen specialisten en hun behandelteams voldoende kans om complexe patiënten te behandelen en zo hun specialistische kennis en vaardigheden te ontwikkelen. Een bredere personele bezetting zorgt bovendien voor een meer acceptabele dienstbelasting van zorgprofessionals. In mijn optiek biedt een model met twee interventiecentra daarom de beste randvoorwaarden voor de kwaliteit en continuïteit van de zorg.
Waarom heeft u er voor gekozen niet één, zoals oorspronkelijk de bedoeling was, maar twee kinderhartcentra te sluiten?
Zie antwoord vraag 1.
Welke inhoudelijke motieven hebben hier aan ten grondslag gelegen?
Zie antwoord vraag 1.
Welke financiële motieven spelen een rol bij het concentreren van twee hartcentra?
Het besluit om de interventies bij kinderen en volwassenen met aangeboren hartafwijkingen te concentreren is ingegeven door de noodzaak om de kwaliteit en de continuïteit nu en in de toekomst te kunnen waarborgen. De vele adviezen en wetenschappelijke rapporten die hier in de afgelopen decennia over zijn uitgebracht, onderstrepen deze noodzaak. Financiële overwegingen spelen hierin geen rol.
Wat betekent dit voor de overige kindzorg in deze ziekenhuizen, zoals bijvoorbeeld longtransplantaties?
Het gaat in dit kader specifiek om de hartinterventies, dus de hartoperaties en hartkatheterisaties, bij kinderen en de complexe interventies bij volwassenen met aangeboren hartafwijkingen. Alle voor- en nazorg bij deze ingrepen en alle andere vormen van medisch specialistische (kind)zorg kunnen in de centra worden geboden zoals dat nu het geval is.
Welke criteria liggen ten grondslag aan het besluit om het kinderhartcentrum in Amsterdam en Groningen te sluiten en die van Rotterdam en Utrecht open te houden? Waarom twee centra in de Randstad en niet één in de Randstad en één in Noord-Nederland?
Met het ontbreken van overeenstemming in het veld heeft mijn ambtsvoorganger vanuit zijn ministeriële verantwoordelijkheid een afweging gemaakt over de toekomstige organisatie van de zorg. De keuze welke centra als interventiecentra worden aangewezen, is niet eenvoudig. Volgens de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (inspectie) is de kwaliteit van zorg in de huidige centra op orde. Alle vier de centra worden in staat geacht om deze zorg voor de toekomst goed vorm te kunnen geven.2
Bij de keuze voor de interventiecentra is gekeken naar een samenstel van criteria, namelijk:
Géén van deze criteria is op zichzelf doorslaggevend. In samenhang bezien hebben Erasmus MC en UMC Utrecht echter de beste uitgangspositie om deze in de toekomst zorg te bieden. Conform mijn toezegging aan uw Kamer zal ik in een separate commissiebrief een nadere toelichting geven op de criteria die ten grondslag liggen aan keuze voor de interventiecentra.3 Deze brief ontvangt uw Kamer nog voor het commissiedebat van 17 februari aanstaande.
De zorgen van patiënten over het verdwijnen van een interventiecentrum in de regio Noord Nederland zijn natuurlijk invoelbaar. Extra reistijd en andere praktische bezwaren zijn voor patiënten uiteraard ongemakkelijk. Tegelijk wil iedere ouder of verzorger dat zijn of haar kind de best mogelijke zorg krijgt, ook als dat betekent dat je daar verder voor moeten reizen. Voor volwassen patiënten die een complexe hartinterventie moeten ondergaan, is dat niet anders.
Geografische spreiding bij de concentratie van deze zorg ook niet van doorslaggevend belang, zoals de beroepsgroep bij het Ministerie van VWS heeft aangegeven. De interventies bij aangeboren hartafwijkingen zijn in de meeste gevallen planbaar. In de situaties dat patiënten acute zorg nodig hebben, kunnen zij worden opgevangen bij de dichtstbijzijnde spoedopvang of rechtstreeks worden verwezen naar een interventiecentrum. We hebben in Nederland een uitstekend netwerk van traumacentra die acute zorg kunnen bieden. Daarbij geldt dat de centra die niet zijn aangewezen als interventiecentrum ook (kinder-) cardiologische zorg blijven bieden en beschikbaar blijven voor zowel spoedopvang, als voor diagnostiek, onderzoek, controles en voor- en nazorg bij een interventie. Dit geldt ook in de regio Noord Nederland, waar het UMC Groningen een functie zal blijven vervullen als shared care centrum binnen een landelijk zorgnetwerk voor patiënten met aangeboren hartafwijkingen.
Bent u voornemens om nog meer specialistische zorg te gaan centreren? Zo ja, kunt u de Kamer daar dan over informeren?
In mijn optiek is concentratie van hoogcomplexe medisch specialistische zorgfuncties op meer gebieden noodzakelijk om de kwaliteit, continuïteit en doelmatigheid ook in de toekomst te kunnen waarborgen. Dit is in lijn met het coalitieakkoord, waarin is aangegeven dat de hoogcomplexe medisch specialistische zorg wordt versterkt door te sturen op meer concentratie. Een herijking van het zorglandschap vraagt wel om een integrale aanpak, om te komen tot een goede landelijke verdeling van hoogcomplexe academische kindergeneeskunde bij de UMC’s. Ik zal uw Kamer vanzelfsprekend informeren indien er concrete ontwikkelingen of voornemens zijn om zorg te gaan concentreren.
Kunt u onderstaande vragen behandelen als feitelijke vragen, waarbij de gestelde vragen doorgaans niet van alle bovengenoemde fracties het standpunt vertegenwoordigen?
Ja, voor zover het feitelijke vragen betreft.
Kunt u onderstaande (feitelijke) vragen, voorafgaand aan het debat over de regeringsverklaring, een voor een beantwoorden of, indien een antwoord op een bepaalde vraag nog niet beschikbaar is, aangeven op welke datum het antwoord op deze vraag wel beschikbaar is?
Ja.
Wat betekent een klimaatdoelstelling van maximaal 1,5 graad? Hoeveel CO2-reductie hoort bij die doelstelling?
Het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) gaat op deze vraag in bij hun reflectie op de leefomgevingsthema’s in het coalitieakkoord 2021–2025. De conclusie is dat de 55-procentdoelstelling voor broeikasgasemissies van Europa ruwweg in overeenstemming is met 1,5°C als dit zonder sinks (opslag van CO2 in bossen of onder de grond) wordt gedaan, tijdelijke overshoot en negatieve emissies worden geaccepteerd en Europa geen extra verantwoordelijkheid neemt uit rechtvaardigheidsprincipes. Als eerlijkheidsprincipes zouden meewegen, komt de passende reductie in Europa groter uit dan in een kostenoptimaal pad. Voor eerlijkheidsprincipes bestaan ook andere mechanismen dan aangescherpte binnenlandse emissiereductiedoelen. Zo is in de klimaatconferentie in Glasgow ook opgeroepen ontwikkelingslanden ruimhartiger bij te staan in de te maken kosten voor klimaatmitigatie en -adaptatie, en de Europese Unie zou daar gehoor aan kunnen geven.
Welke fossiele subsidies/vrijstellingen/belastingenkortingen blijven de komende jaren bestaan? Kunt u aangeven om welke bedragen het gaat?
Het antwoord op deze vraag vergt nadere uitwerking en besluitvorming van het kabinet. U wordt hierover zo spoedig mogelijk geïnformeerd.
Wat betekent «we ronden de procedure rond Ternaard af»? Wat zijn de gevolgen hiervan voor de plannen van Shell en andere bedrijven om gas te winnen onder de Waddenzee?
In het coalitieakkoord is aangegeven dat de lopende vergunningsprocedure voor de gaswinning Ternaard zal worden afgerond, maar dat daarna geen nieuwe vergunningen voor gaswinning onder de Waddenzee meer zullen worden afgegeven. Dit betekent dat de vergunningsaanvraag van de NAM voor de gaswinning Ternaard zal worden getoetst aan het huidige beleid en de van toepassing zijnde wet- en regelgeving.
Welk CO2-reductie percentage hoort bij de onderkant van de bandbreedte van dit regeerakkoord (25,4 Mton reductie in 2030)?
25,4 Mton komt overeen met een extra reductie van ongeveer 11% in 2030 ten opzichte van 1990. Dit is een extra reductie ten opzichte van de 38–48% reductie in het basispad uit de Klimaat- en Energieverkenning 2021 (KEV 2021) van PBL. In de reflectie op het coalitieakkoord geeft PBL aan dat wanneer de 25,4 – 31,0 Mton reductie uit het coalitiepad gerealiseerd wordt, de totale reductie in 2030 uitkomt op 49% – 62%.
Wat houdt de subsidieregeling CO2-vrije gascentrales in? Wat zijn CO2-vrije gascentrales precies?
Het antwoord op deze vraag vergt nadere uitwerking en besluitvorming van het kabinet. U wordt hierover zo spoedig mogelijk geïnformeerd.
Klopt het dat hyperscale datacenters niet actief geweerd gaan worden?
Het antwoord op deze vraag vergt nadere uitwerking en besluitvorming van het kabinet. U wordt hierover zo spoedig mogelijk geïnformeerd.
Kan de 35 miljard euro uit het klimaat- en transitiefonds ook aan houtige biomassa en carbon capture and storage (CCS) worden uitgegeven?
Het antwoord op deze vraag vergt nadere uitwerking en besluitvorming van het kabinet. U wordt hierover zo spoedig mogelijk geïnformeerd.
Kan het zijn dat de ETS-bodemprijs onder de verwachte ETS-prijs komt te liggen, net zoals de nationale CO2-minimumprijs elektriciteitsopwekking?
Het antwoord op deze vraag vergt nadere uitwerking en besluitvorming van het kabinet. U wordt hierover zo spoedig mogelijk geïnformeerd.
Gaat de indirecte kostencompensatie ETS van ruim 80 miljoen euro door, nu in het coalitie-akkoord het plan staat om de marginale heffing bovenop de prijs in het Europese emissiehandelssysteem (ETS) te verhogen? Hoe verhoudt het compenseren van kosten die worden gemaakt door het ETS zich tot plannen om de kosten juist te verhogen? Is dat niet juist in strijd met elkaar?
Het antwoord op deze vraag vergt nadere uitwerking en besluitvorming van het kabinet. U wordt hierover zo spoedig mogelijk geïnformeerd.
Wat betekent het afbouwen van het gebruik van houtige biomassa voor energie «waarbij we rekening houden met de kosteneffectiviteit»? Kan dit betekenen dat er toch wordt afgezien van het afbouwen van het gebruik van houtige biomassa voor energie?
Het antwoord op deze vraag vergt nadere uitwerking en besluitvorming van het kabinet. U wordt hierover zo spoedig mogelijk geïnformeerd.
Wat wordt bedoeld met houtige biomassa «voor energiedoeleinden»?
Het betreft toepassingen van houtige biomassa voor energieproductie in energiecentrales, bij bedrijven en bij huishoudens.
Wat betekent «Biomassa wordt zo hoogwaardig mogelijk ingezet aan de hand van de cascaderingsladder» precies? Hoe ziet de cascaderingsladder eruit? Geldt dit voor alle biomassa of alleen houtige biomassa?
Het antwoord op deze vraag vergt nadere uitwerking en besluitvorming van het kabinet. U wordt hierover zo spoedig mogelijk geïnformeerd.
Waarom moet houtige biomassa voor iets ingezet worden? Is het een optie dat houtige biomassa blijft bestaan zoals het is, nl. in de vorm van bos?
Het antwoord op deze vraag vergt nadere uitwerking en besluitvorming van het kabinet. U wordt hierover zo spoedig mogelijk geïnformeerd.
Klopt het dat het de afgelopen kabinetsperiode niet mogelijk was om alle herkomst van alle houtige biomassa te traceren? Hoe komt dat en waarom zou dat aankomende kabinetsperiode anders zijn? Is het uitgesloten dat er straks weer een rapport verschijnt zoals «Wood pellet damage: How Dutch government subsidies for Estonian biomass aggravate the biodversity and climate crisis»?
In het Nederlandse systeem is in het geval van bosbiomassa de bron tot het niveau van het land van herkomst bekend evenals het gebruikte duurzaamheidscertificaat van het bos. Door de publieke toezichthouder is informatie tot op bosniveau te achterhalen, mocht daartoe aanleiding zijn.
Hoe verhouden de plannen voor houtige biomassa zich tot de in de Eerste Kamer aangenomen motie Koffeman c.s. waar de regering wordt verzocht definitief geen nieuwe of verlengde subsidies te geven op het stoken van houtige biomassa (Kamerstuk 35 668, nr. F)?
Het antwoord op deze vraag vergt nadere uitwerking en besluitvorming van het kabinet. U wordt hierover zo spoedig mogelijk geïnformeerd.
Klopt het dat er geen subsidie meer naar mestvergisting gaat en kan er de komende jaren nog op andere manieren dan via de SDE++ subsidie naar mestvergisters gaan?
Het antwoord op deze vraag vergt nadere uitwerking en besluitvorming van het kabinet. U wordt hierover zo spoedig mogelijk geïnformeerd.
Waarom wil de coalitie nog meer onderzoek doen naar «de mogelijkheden om financiële prikkels voor fossiele brandstoffen af te bouwen om vervolgens de financiële stimulering voor deze brandstoffen waar mogelijk te beëindigen», terwijl er al zo veel onderzoeken zijn gedaan waaruit concrete beleidsopties zijn voortgekomen, waaronder ambtelijke onderzoeken?
Dit is een vraag gericht aan de coalitiefracties en niet aan het kabinet.
Klopt het dat de duurzaamheidswinst van CCS in twijfel wordt getrokken en dat het een techniek is die niet bewezen effectief is (waar dan ook ter wereld) in de aanpak van klimaatverandering?
Nee, De techniek kan wel degelijk een effectieve bijdrage leveren, zoals blijkt uit diverse IPCC-rapporten, en wordt mondiaal al succesvol toegepast in 27 projecten met een jaarlijkse capaciteit van 37 Mton.
Op welke manier voorkomt CCS dat er meer olie en gas worden gewonnen?
Het antwoord op deze vraag vergt nadere uitwerking en besluitvorming van het kabinet. U wordt hierover zo spoedig mogelijk geïnformeerd.
Via welke instrumenten kan er de komende kabinetsperiode subsidie worden verstrekt ten behoeve van houtige biomassa en CCS?
Het antwoord op deze vraag vergt nadere uitwerking en besluitvorming van het kabinet. U wordt hierover zo spoedig mogelijk geïnformeerd.
Via welke instrumenten worden er uitgaven gedaan ten behoeve van kernenergie?
Het antwoord op deze vraag vergt nadere uitwerking en besluitvorming van het kabinet. U wordt hierover zo spoedig mogelijk geïnformeerd.
Wat zal het aandeel grijze, blauwe, groene en paarse waterstof en eventueel andere soorten waterstof zijn waar het kabinet op inzet (in percentages van het totaal)? Valt er onder groene waterstof ook waterstof die is geproduceerd met behulp van houtige biomassa?
Het antwoord op deze vraag vergt nadere uitwerking en besluitvorming van het kabinet. U wordt hierover zo spoedig mogelijk geïnformeerd.
Hoe kan het dat het coalitie-akkord volledig duurzame energievoorziening voor Caribisch Nederland beoogt, terwijl Bonaire Brandstof Terminals B.V. nieuwe olie-infrastructuur gaat verzorgen op Bonaire, waardoor dit eiland voor de komende 30 à 40 jaar vastzit aan fossiele brandstoffen?
Het antwoord op deze vraag vergt nadere uitwerking en besluitvorming van het kabinet. U wordt hierover zo spoedig mogelijk geïnformeerd.
Op welke termijn wordt het bouwen van de kerncentrales verwezenlijkt? Welk type centrale zal worden gebouwd? Waar zullen deze komen te staan? Wanneer zullen deze actief worden? Welk aandeel van CO2 reductie van de gehele benodigde CO2 reductie voor 2030 moet hiermee verwezenlijkt worden?
Het antwoord op deze vraag vergt nadere uitwerking en besluitvorming van het kabinet. U wordt hierover zo spoedig mogelijk geïnformeerd.
Hoeveel CO2 vrije gascentrales verwacht u te kunnen (om)bouwen met de subsidie in het coalitieakkoord. En welk aandeel in de energiemix moeten deze gascentrales gaan spelen tegenover nucleair en hernieuwbaar?
Het antwoord op deze vraag vergt nadere uitwerking en besluitvorming van het kabinet. U wordt hierover zo spoedig mogelijk geïnformeerd.
Welke verhoging van de marginale heffing bovenop de prijs van het ETS acht u nodig om de klimaatambitie van ten minste 55% te verwezenlijken?
Het antwoord op deze vraag vergt nadere uitwerking en besluitvorming van het kabinet. U wordt hierover zo spoedig mogelijk geïnformeerd.
Welk bedrag is er via welke subsidiestroom gereserveerd om CO2 neutrale technologieën te ontwikkelen?
Het antwoord op deze vraag vergt nadere uitwerking en besluitvorming van het kabinet. U wordt hierover zo spoedig mogelijk geïnformeerd.
U heeft een tussendoel voor 2030 om het gebruik van primaire abiotische grondstoffen te halveren. Hoe wilt u in het uitvoeringsprogramma circulaire economie deze halvering meetbaar maken en monitoren?
Deze vraag wordt mede namens de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat (IenW) beantwoord, die coördinerend bewindspersoon is ten aanzien van de circulaire economie. In januari 2021 is de eerste Integrale Circulaire Economie Rapportage (ICER) verschenen (Kamerstuk 32 852, nr. 138). PBL geeft hiermee inzicht in de voortgang van de transitie naar een circulaire economie en de resultaten die worden bereikt met de ingezette maatregelen ten behoeve van de circulaire economie. Begin 2022 verschijnt een beknopte voortgangsrapportage, gevolgd door de tweede ICER in het eerste kwartaal van 2023.
Ten aanzien van de 2030-doelstelling wordt, zoals gemeld aan de Kamer (Kamerstuk 32 852, nr. 170), vanuit het Ministerie van IenW, samen met de andere betrokken ministeries en de maatschappelijke partners van het Grondstoffenakkoord, gewerkt aan het nader concretiseren van deze doelstelling om te komen tot specifieke doelen op het niveau van (clusters van) prioritaire productgroepen. Hierover zal de Staatssecretaris van IenW voor de zomer 2022 een bericht aan de Kamer sturen.
Welke bedrijven vallen er onder de tien tot twintig grootste uitstoters? Welk percentage van de Nederlandse emissies valt er onder de ketens achter deze bedrijven? Worden deze ketens meegenomen in de maatwerkafspraken?
Voor het eerste deel van de vraag verwijs ik naar de website van de Nea voor de emissiecijfers (https://www.emissieautoriteit.nl/), waaruit blijkt welke bedrijven in de top 10 – 20 staan. Het antwoord op het laatste deel van de vraag vergt nadere uitwerking en besluitvorming van het kabinet. U wordt hierover zo spoedig mogelijk geïnformeerd.
Hoeveel geld van het klimaatfonds wordt er specifiek beschikbaar gesteld voor de subsidiëring van hernieuwbare energie en welk aandeel van de energiemix gaat hernieuwbaar via het klimaatfonds hierdoor spelen in 2030 en 2040?
Het antwoord op deze vraag vergt nadere uitwerking en besluitvorming van het kabinet. U wordt hierover zo spoedig mogelijk geïnformeerd.
Hoeveel CCS wordt er verwacht nodig te zijn, lees hoever zal het plafond mogelijk verhoogd worden, om de klimaatdoelen uit het coalitieakkoord te halen?
Het antwoord op deze vraag vergt nadere uitwerking en besluitvorming van het kabinet. U wordt hierover zo spoedig mogelijk geïnformeerd.
Hoeveel subsidie krijgt een gemiddelde woningeigenaar bij aanvraag onder het Nationaal isolatie programma? Hoeveel woningen verwacht u te isoleren met de totale hoeveelheid beschikbare subsidie onder alle subsidieprogramma’s en de uitbreiding in het regeerakkoord? Hoe verhoudt deze hoeveelheid zich tot de Europese (voorgestelde)plannen voor de gebouwde omgeving?
Het antwoord op deze vraag vergt nadere uitwerking en besluitvorming van het kabinet. U wordt hierover zo spoedig mogelijk geïnformeerd.
Hoeveel hybride warmtepompen verwacht u met de regeling in het coalitieakkoord in Nederland aan te brengen tot 2030, en hoe verhoudt deze hoeveelheid zich tot de Europese (voorgestelde)plannen voor de gebouwde omgeving?
Het gaat volgens het Coalitieakkoord om 150.000 warmtepompen per jaar vanaf 2025. Het antwoord op het laatste deel van de vraag vergt nadere uitwerking en besluitvorming van het kabinet. U wordt hierover zo spoedig mogelijk geïnformeerd.
Welk percentage voor belasting op kerosine acht u nodig om het vliegen dusdanig te ontmoedigen om de klimaatdoelen te halen? Hoe verhoudt deze belasting zich tot de voorgestelde EU verordening op dit thema?
Het antwoord op deze vraag vergt nadere uitwerking en besluitvorming van het kabinet. U wordt hierover zo spoedig mogelijk geïnformeerd.
Blijft het doel van 55% CO2-reductie in 2030, zoals de coalitie op wil nemen in de Klimaatwet, een streefdoel, net zoals de huidige doelstelling van 49% CO2-reductie (artikel 2, tweede lid van de Klimaatwet)?
Het antwoord op deze vraag vergt nadere uitwerking en besluitvorming van het kabinet. U wordt hierover zo spoedig mogelijk geïnformeerd.
Wordt voor het opstellen van het voorstel tot wijziging van de Klimaatwet eerst een analyse gemaakt van de haalbaarheid van de voorgestelde doelstelling van 55% CO2-reductie in 2030, met in achtneming van onder meer de knelpunten in het energienet en het tekort aan technisch personeel?
Het antwoord op deze vraag vergt nadere uitwerking en besluitvorming van het kabinet. U wordt hierover zo spoedig mogelijk geïnformeerd.
Is het de bedoeling om de maatregelen met het oog op extra CO2-reductie in ETS-sectoren bovenop wat Europa vraagt te koppelen aan het uit de markt nemen van emissierechten voor serieuze emissiereductie op Europees niveau, rekening houdend met het waterbedeffect?
Het antwoord op deze vraag vergt nadere uitwerking en besluitvorming van het kabinet. U wordt hierover zo spoedig mogelijk geïnformeerd.
Welk tijdpad voor de bouw van twee nieuwe kerncentrales heeft u voor ogen?
Het antwoord op deze vraag vergt nadere uitwerking en besluitvorming van het kabinet. U wordt hierover zo spoedig mogelijk geïnformeerd.
Betekent de genoemde normering voor hybride warmtepompen de facto dat de normale CV-ketel verboden gaat worden?
Het antwoord op deze vraag vergt nadere uitwerking en besluitvorming van het kabinet. U wordt hierover zo spoedig mogelijk geïnformeerd.
Waarom is, ondanks de aangenomen motie voor het zo snel mogelijk tolvrij maken van de Westerscheldetunnel (Kamerstuk 35 570-A nr. 67) en de unanieme steun van de Kamer voor het opstellen van het draaiboek voor het tolvrij maken van de Westerscheldetunnel (Kamerstuk 35 570-A nr. 64), gekozen voor het parkeren van het tolvrij maken van de Westerscheldetunnel tot 2030 of mogelijk zelfs later, in de wetenschap dat de tolheffing al in 2033 zou vervallen?
Het antwoord op deze vraag vergt nadere uitwerking en besluitvorming van het kabinet. U wordt hierover zo spoedig mogelijk geïnformeerd.
Komt er een kwantitatieve doelstelling voor verlaging van de regeldruk voor ondernemers en professionals?
Het antwoord op deze vraag vergt nadere uitwerking en besluitvorming van het kabinet. U wordt hierover zo spoedig mogelijk geïnformeerd.
Wanneer worden de heldere afstandsnormen voor de bouw van windmolen op land ingevoerd? Op basis waarvan zullen die afstandsnormen gelden en wat gebeurt er met windmolens die al gebouwd zijn en niet voldoen aan die afstandsnormen?
Het antwoord op deze vraag vergt nadere uitwerking en besluitvorming van het kabinet. U wordt hierover zo spoedig mogelijk geïnformeerd.
Wat is de definitie van een hyperscale datacentrum? Wat gebeurt er met de regie rond datacentra die kleiner zijn dan hyperscale?
Dit zijn zeer grootschalige datacenters (vaak meer dan 10 hectare en een vermogen van meer dan 70 megawatt) van meestal grote techbedrijven zoals Microsoft en Google. Het antwoord op het tweede deel van deze vraag vergt nadere uitwerking en besluitvorming van het kabinet. U wordt hierover zo spoedig mogelijk geïnformeerd.
Kunt u aangeven hoe u precies de realisatie van nieuwe grootschalige energie-infrastructurele projecten gaat versnellen? Welke obstakels gaat u wegenemen?
Het antwoord op deze vraag vergt nadere uitwerking en besluitvorming van het kabinet. U wordt hierover zo spoedig mogelijk geïnformeerd.
Kunt u aangeven welke specifieke maatregelen u kunt en gaat nemen om te zorgen voor voldoende vakmensen bij de voorgenomen energietransitie van dit kabinet?
Het antwoord op deze vraag vergt nadere uitwerking en besluitvorming van het kabinet. U wordt hierover zo spoedig mogelijk geïnformeerd.
Kunt u aangeven welke regelingen u gaat versimpelen voor het midden- en kleinbedrijf (mkb) met betrekking tot verduurzaming?
Het antwoord op deze vraag vergt nadere uitwerking en besluitvorming van het kabinet. U wordt hierover zo spoedig mogelijk geïnformeerd.
Wanneer kan er een knoop worden doorgehakt over de bouw van twee nieuwe kerncentrales? Kunt u een tijdlijn geven?
Het antwoord op deze vraag vergt nadere uitwerking en besluitvorming van het kabinet. U wordt hierover zo spoedig mogelijk geïnformeerd.
Kunt u aangeven met welke hoeveelheid u het CCS plafond wilt gaan verhogen? Wat is hier het netto-effect van op de CO2-uitstoot?
Het antwoord op deze vraag vergt nadere uitwerking en besluitvorming van het kabinet. U wordt hierover zo spoedig mogelijk geïnformeerd.
Hoe gaat u de precies de regeldruk aanpakken voor mkb?
Het antwoord op deze vraag vergt nadere uitwerking en besluitvorming van het kabinet. U wordt hierover zo spoedig mogelijk geïnformeerd.
Wat bedoelt u precies met «(reële) bedrijfsopvolging eenvoudiger en eerlijker te maken»?
Het antwoord op deze vraag vergt nadere uitwerking en besluitvorming van het kabinet. U wordt hierover zo spoedig mogelijk geïnformeerd.
Kunt u nader toelichten waarom de klimaat gerelateerde fondsen met een looptijd van 10–15 jaar kwalificeren als een incidentele ruimte?
Het betreft een incidentele ruimte aangezien het een eindige reeks extra middelen voor de betreffende periode betreft en geen structurele verhoging van de begroting.
Komt de 25 miljard euro die nu gereserveerd is voor het Stikstoffonds bovenop de miljarden die al gereserveerd waren in het basispad? Wat zijn de totale uitgaven aan stikstof aan het einde van 2035?
Het antwoord op deze vraag vergt nadere uitwerking en besluitvorming van het kabinet. U wordt hierover zo spoedig mogelijk geïnformeerd.
Komt de 35 miljard euro die nu gereserveerd is voor het Klimaatfonds bovenop de miljarden die al gereserveerd waren in het basispad? Wat zijn de totale uitgaven aan klimaat aan het einde van 2030?
Ja, de middelen zijn additioneel ten opzichte van de middelen in het basispad. De totale uitgaven aan klimaat aan het einde van 2030 vergt nog een nadere uitwerking. U wordt hierover zo spoedig mogelijk geïnformeerd.
De opzegging van de overeenkomsten van de standplaatsen op het Vakantiepark Meerzicht |
|
Sandra Beckerman |
|
Kajsa Ollongren (minister defensie) (D66) |
|
Bent u bekend met het bericht van de Recreanten Vakantiepark Meerzicht inzake de opzegging van de overeenkomst van hun standplaatsen op dit vakantiepark?1
Ja.
Bent u inmiddels doordrongen van het feit dat er sprake is van een kwalijke trend gezien de opkoop van vele vakantieparken door roofinvesteerders?
De overname van het vakantiepark Meerzicht is in de eerste plaats een privaatrechtelijke aangelegenheid tussen de standplaatshouders en de park eigenaar. De juridische basis hiervoor ligt in het Burgerlijk Wetboek. De afspraken tussen de standplaatshouders en de eigenaar zijn vastgelegd in een privaatrechtelijke overeenkomst tussen deze beide partijen. Hierin kunnen ik noch de Minister van EZK treden.
Tijdens het tweeminutendebat volkshuisvestelijke en ruimtelijke ordeningsaspecten» van 23 november 2021 is een tweetal moties ingediend door de SP. Met de moties wordt de regering verzocht onderzoek te doen met betrekking tot het opkopen van vakantieparken door investeerders en de gevolgen hiervan voor onder andere de huidige gebruikers. Deze moties zijn aangenomen. Daar deze twee moties nauw verbonden zijn is besloten om middels één onderzoek beide moties in uitvoering te brengen. De Minister van Economische Zaken en Klimaat en ik hebben dit inmiddels samen opgepakt.
Ik verwacht uw Kamer in het tweede kwartaal van 2022 over de resultaten te kunnen informeren. Ik wacht met een reactie op uw vraag over de eventuele gevolgen van het opkopen van vakantieparken, totdat ik de resultaten van het onderzoek heb ontvangen.
Deelt u de mening dat het hier weer gaat over poen boven fatsoen?
Zie antwoord vraag 2.
Hoeveel mensen moeten hier nog de dupe van worden voordat deze roofinvesteerders, die deze vakantieparken opkopen en de mensen wegjagen, gestopt worden?
Zie antwoord vraag 2.
Hoeveel schade mag de natuur lijden voordat deze roofinvesteerders, die deze vakantieparken opkopen en vervolgens slopen, gestopt worden?
Na de overname van een vakantiepark kan de eigenaar overgegaan tot de (gedeeltelijke) sloop of uitbreiding van het park. Bij de sloop of uitbreiding van een vakantiepark moet worden voldaan aan de geldende publiekrechtelijke regelgeving. Het is in de eerste plaats aan het lokale bevoegd gezag, de gemeente of provincie, om te beoordelen wat in dat kader wel en niet mogelijk is. Dit doen zij binnen de grenzen van nationale en internationale regelgeving, bijvoorbeeld op het gebied van natuur, stikstof en grondwater en via lokale instrumenten als verordeningen en bestemmingsplannen.
Belanghebbenden kunnen een verzoek om handhaving indienen bij het bevoegd gezag als zij de indruk hebben dat de sloop of uitbreiding van het park in strijd is met de geldende regelgeving. In het geval dat het bevoegd gezag toestemming heeft verleend voor de sloop of uitbreiding, bijvoorbeeld in de vorm van een vergunning, dan kunnen belanghebbenden ook daartegen in bezwaar en vervolgens in beroep bij de rechter indien gewenst.
Overigens komt het geregeld voor dat een (nieuwe) eigenaar aanpassingen aan een park doorvoert welke binnen de kaders van de geldende wet- en regelgeving zijn toegestaan. Het is dus niet altijd zo dat een eigenaar toestemming van de gemeente, of een andere overheid, nodig heeft om aanpassingen te maken aan het vakantiepark.
Zoals ik in mijn antwoord op vragen 2,3 en 4 heb aangegeven heb ik, samen met de Minister van Economische Zaken en Klimaat, opdracht gegeven om een onderzoek uit te voeren naar het opkopen van vakantieparken. Hierbij zal ook gekeken worden naar de gevolgen van het opkopen van vakantieparken voor de natuur.
Hoeveel schade mag er aan het welzijn van dieren nog toegebracht worden voordat roofinvesteerders, die deze vakantieparken opkopen en vervolgens met de sloop hun broed- en rustplaatsen verstoren, gestopt worden?
Zie antwoord vraag 5.
Wat vindt u van het feit dat deze standplaatshouders daags voor de Kerstdagen een opzegging van de overeenkomsten van hun standplaatsen krijgen?
Het opzeggen van de overeenkomsten is vastgelegd in een privaatrechtelijke overeenkomst tussen de standplaatshouder en de eigenaar van het park. In deze overeenkomst zijn de voorwaarden voor opzegging en de relevante (opzeg)termijnen vastgelegd.
Wat vindt u van het feit dat deze opzegging op de meest onpersoonlijke manier namelijk per aangetekende mail plaatsvindt?
Zie antwoord vraag 7.
Deelt u de mening dat opzegging van de overeenkomsten net vóór de Kerstdagen extra wrang is?
Zie antwoord vraag 7.
Deelt u de mening dat de nieuwe eigenaar van de grond Europarcs met betrekking tot de opzegging onzorgvuldig gehandeld heeft? Kunt u uw antwoord nader toelichten?
De oude en nieuwe eigenaar van camping Meerzicht zijn aangesloten bij de brancheorganisatie HISWA-RECRON. Dat betekent dat de voorwaarden van HISWA-RECRON van toepassing zijn op het opzeggen van contracten met recreanten.
De juridische basis voor het plaatsen van een stacaravan op een recreatiebedrijf ligt in het Burgerlijk Wetboek: huur van grond. Met het oog op versterking van de rechtspositie van de consument hebben HISWA-RECRON enerzijds ANWB en de Consumentenbond anderzijds de zogenaamde RECRON-voorwaarden afgesproken, die een verbijzondering vormen op de algemene bepalingen van het Burgerlijk Wetboek. Deze afspraken komen steeds tot stand in het kader van de Coördinatiegroep Zelfregulering van de Sociaal Economische Raad. De RECRON-voorwaarden bieden extra bescherming boven de algemeen geldende wet- en regelgeving van het contractenrecht. De zorgplicht van de verhuurder wordt in deze voorwaarden vormgegeven. Het gaat dan om voorwaarden voor opzegging, de opzegtermijnen en regelingen ter compensatie. Daarnaast is op het terrein van recreatie de Geschillencommissie Recreatie actief die klachten van consumenten tegen recreatieondernemers behandelt. Tot slot kan een recreant zich voor een onafhankelijk oordeel tot de rechter wenden. Het is niet aan mij, of aan de Minister van EZK, om te beoordelen of de verhuurder zich in dit geval aan de afspraken en voorwaarden heeft gehouden.
Tot slot wil ik ook hier verwijzen naar het voormelde onderzoek dat EZK en BZK samen zullen laten uitvoeren. Daar worden de positie van- en de effecten voor recreanten in het geval van overnames in meegenomen.
Welke zorgplichten heeft de oude eigenaar van de grond?
Zie antwoord vraag 10.
Welke zorgplichten heeft de nieuwe eigenaar van de grond als het om het proces in aanloop naar de opzegging van de overeenkomst gaat?
Zie antwoord vraag 10.
Waarom spelen de belangen van de standplaatshouders geen rol bij een verkoop van de grond?
Zie antwoord vraag 10.
Heeft de oude eigenaar van de grond de zorgplicht richting de betreffende standplaatshouders geschonden? Kunt u uw antwoord nader toelichten?
Zie antwoord vraag 10.
Heeft de nieuwe eigenaar van de grond de zorgplicht richting de standplaatshouders geschonden? Kunt u uw antwoord nader toelichten?
Zie antwoord vraag 10.
Kunt u zich een voorstelling maken van de boosheid en het verdriet van deze standplaatshouders? Kunt u uw antwoord nader toelichten?
Ik verwijs u naar mijn antwoord op vraag 7, 8 en 9.
Deelt u de mening dat de voorgestelde tegemoetkoming te beperkt is? Kunt u uw antwoord nader toelichten?
Ik verwijs u naar mijn antwoord op vraag 10, 11, 12, 13, 14 en 15.
Deelt u de mening dat de standplaatshouders gecompenseerd moeten worden voor investeringen die door de standplaatshouders gedaan zijn?
Zie antwoord vraag 17.
Hoe kan het zo zijn dat de nieuwe eigenaar na de aankoop van de grond slechts vijf weken tijd nodig gehad heeft om over te gaan tot opzegging van de overeenkomsten?
Zie antwoord vraag 17.
Kan de opzegging van de overeenkomst leiden tot dakloosheid?
Nee, want er zijn op dit moment geen aanwijzingen dat er permanente bewoning plaatsvindt op het park. Dit is bovendien ook niet toegestaan.
In situaties waar permanente bewoning wel voorkomt en waar dat ook wenselijk en mogelijk is, probeer ik gemeenten te ondersteunen om parken te transformeren naar woningen. Hiervoor is bijvoorbeeld het Expertteam Transformatie Vakantieparken in het leven geroepen om gemeenten te ondersteunen om niet-vitale vakantieparken te veranderen naar een woonbestemming.
Kunt u ervoor zorgen dat de opzegging van de overeenkomst niet zal leiden tot dakloosheid?
Ik verwijs u naar mijn antwoord op vraag 20.
Deelt u de mening dat de voorgestelde tegemoetkoming geen recht doet aan de werkelijke schade c.q. kosten? Kunt u uw antwoord nader toelichten?
Ik verwijs u naar mijn antwoord op vraag 10, 11, 12, 13, 14 en 15.
Bent u bereid te onderzoeken of de verkoop van de grond aan alle gestelde voorwaarden voldoet, gezien de (mogelijke) grote impact op de mensen, de natuur en de dieren?
Ik verwijs u naar mijn antwoord op vraag 10, 11, 12, 13, 14 en 15.
Deelt u de mening dat deze standplaatshouders juridisch nooit kunnen opboksen tegen roofinvestereerders als Waterland Private Equity Investments die een meerderheidsbelang in Europarcs hebben? Kunt u uw antwoord nader toelichten?
Zoals ik heb aangegeven zal ik samen met de Minister van Economische Zaken en Klimaat een onderzoek laten uitvoeren naar het opkopen van vakantieparken. Hierbij zal ook gekeken worden naar de mate waarin recreanten (juridisch) beschermd zijn tegen dergelijke gebeurtenissen, en of er aanpassingen aan wet- en regelgeving noodzakelijk zijn. Ik wacht de resultaten van het onderzoek af.
In welk stadium zit de aangenomen motie Beckerman met betrekking tot het onderzoek naar uitbreiding van rechten van deze huurders in wet- en regelgeving?2
Ik ben samen met de Minister van Economische Zaken en Klimaat gestart met de uitvoering van beide moties. We hebben gezamenlijk besloten om beide moties af te doen middels één onderzoek waarin alle gevraagde aspecten aan bod zullen komen. Ik verwacht uw Kamer in het tweede kwartaal van 2022 over de resultaten te kunnen informeren.
In welk stadium zit de aangenomen motie Beckerman aangaande de ontwikkeling dat steeds meer vakantieparken door roofinvesteerders opgekocht worden en het onderzoek naar de opkoop en wenselijkheid van deze ontwikkelingen op de ruimtelijke ordening?3
Zie antwoord vraag 25.
Is het mogelijk om in deze onderzoeken de casus van de standplaatshouders van de camping Meerzicht mee te nemen? Kunt u uw antwoord nader toelichten?
In het onderzoek zal gekeken worden naar elementen die ook (kunnen) spelen bij de casus met betrekking tot de camping Meerzicht.
Deelt u de mening dat Camping Meerzicht die zijn oorsprong heeft vóór de Tweede Wereldoorlog op een lijst van cultureel erfgoed hoort te staan? Kunt u uw antwoord nader toelichten?
Het is aan de gemeente om te beoordelen of het recreatiepark onderdeel is van het cultureel erfgoed van de gemeente. Daarbij beschikt de gemeente over verschillende mogelijkheden om erfgoed te beschermen, als objectbescherming via een verordening of als planologische bescherming via het bestemmingsplan.
Deelt u de mening dat het opkopen van campings zoals Camping Meerzicht schade toebrengt aan het cultureel erfgoed van Nederland? Kunt u uw antwoord nader toelichten?
De uitgangspunten en regels voor de instandhouding van cultureel erfgoed in Nederland zijn onafhankelijk van het eigenaarschap. Verkoop aan een andere eigenaar heeft hierop als zodanig dus geen invloed.
Wat gaat u doen om de diversiteit van het aanbod van vakantiewoningen te waarborgen nu het aanbod steeds schraler wordt?
Zoals ik in mijn antwoord op vragen 2,3 en 4 heb aangegeven zal er dit jaar een onderzoek plaats vinden naar het opkopen van vakantieparken. Hierbij zal ook gekeken worden naar de gevolgen voor de diversiteit en betaalbaarheid van vakantieparken.
Deelt u de mening dat de grootschalige opkoop van vakantieparken door roofinvesteerders een ernstige ontwikkeling is? Kunt u uw antwoord nader toelichten?
Ik verwijs u naar mijn antwoord op vraag 2, 3 en 4.
Deelt u de mening dat de opkoop van vakantieparken door roofinvesteerders als Waterland Equity Investments een ongezonde ontwikkeling?
Ik verwijs u naar mijn antwoord op vraag 2, 3 en 4.
Wat kunt u nu al doen om standplaatshouders zoals de campinghouders op het vakantiepark Meerzicht te beschermen?
Ik verwijs u naar mijn antwoord op vraag 2, 3 en 4.
Wat kan de provincie doen om de standplaatshouders op het park Meerzicht te beschermen?
Zoals ik in mijn antwoord op vragen 2,3 en 4 heb aangegeven zal er dit jaar een onderzoek plaats vinden naar het opkopen van vakantieparken. Hierbij zal ook gekeken worden naar de instrumenten die medeoverheden tot hun beschikking hebben om dit proces van opkopen te beïnvloeden.
Wat kan de gemeente doen om de standplaatshouders op het park Meerzicht te beschermen?
Zie antwoord vraag 34.
Wat vindt u ervan dat de nieuwe eigenaar van de grond Europarcs nog geen vergunning voor de herstructurering heeft maar toch alvast overgaat tot opzegging van de overeenkomsten?
Zoals ik in mijn antwoord op vraag 5 en 6 heb aangegeven is het, afhankelijk van het bestemmingsplan, niet perse noodzakelijk dat vergunningen worden aangevraagd voor aanpassingen aan het park. Voor de voorwaarde omtrent het opzeggen van de overeenkomst verwijs ik u naar mijn antwoord op vraag 10, 11, 12, 13, 14 en 15.
Welke mogelijke problemen/obstakels ziet u voor de nieuwe eigenaar van de grond als deze wil overgaan tot sloop van het park dan wel bij mogelijke uitbreiding?
Ik verwijs u naar mijn antwoord op vraag 5 en 6.
Welke rol spelen de natuurwaarden en de dieren in de voorgenomen sloop dan wel bij mogelijke uitbreiding?
Ik verwijs u naar mijn antwoord op vraag 5 en 6.
Wat vindt u van de ontwikkeling dat roofinvesteerders in vakantieparken steeds meer parken opkopen en deze transformeren naar het dure dan wel het topsegment?
Ik verwijs u naar mijn antwoord op vraag 2, 3 en 4.
Deelt u de mening dat vakantieparken steeds minder toegankelijk zijn voor mensen tot een modaal inkomen en dat ontspanning daardoor steeds meer een luxe product wordt dat alleen toegankelijk is voor mensen met een hoger inkomen? Kunt u uw antwoord nader toelichten?
Ik verwijs u naar mijn antwoord op vraag 2, 3 en 4.
Deelt u de zorgen van deze standplaatshouders als het om de natuur gaat? Kunt u uw antwoord nader toelichten?4
Ik onderschrijf het belang om oog te houden voor de natuur bij ruimtelijke ontwikkeling. Daarom is het van belang dat in dergelijke situaties de vigerende wet- en regelgeving gevolgd wordt. Ik zie geen reden om aan te nemen dat de wet- en regelgeving in deze niet gevolg wordt.
Welke procedures moeten ervoor zorgen dat de natuurwaarden en de dieren bij de voorgenomen sloop dan wel mogelijke uitbreiding goed beschermd worden?
Ik verwijs u naar mijn antwoord op vraag 5 en 6.
Deelt u de mening dat de marktwerking niet alleen in deze casus maar ook in andere casussen leidt tot offers die mensen, natuur en dieren moeten maken ten gunste van het rendement van één private equity firm? Kunt u uw antwoord nader toelichten?
Ik verwijs u naar mijn antwoord op vraag 2, 3 en 4.
Deelt u de mening dat standplaatshouders invloed moeten kunnen hebben op ontwikkelplannen die roofinvesteerders hebben als zij hun park opkopen? Kunt u uw antwoord nader toelichten?
Ik verwijs u naar mijn antwoord op vraag 2, 3 en 4.
Ziet u een rol voor de gemeente dan wel voor de provincie in deze fase weggelegd om de schade voor deze standplaatshouders te beperken? Zo ja, welke is/zijn dat? Zo nee, waarom niet?
De afhandeling van de eventueel geleden schade is een privaatrechtelijke aangelegenheid. Ik verwijs u hiervoor naar mijn antwoord op vraag 10, 11, 12, 13, 14 en 15.
Deelt u de mening dat standplaatshouders de mogelijkheid geboden moet worden om de grond onder hun standplaats te kopen voordat deze bij vervreemding in andere handen overgaat? Zo ja, welke rol zou de (lokale) overheid hierin kunnen spelen? Zo nee, waarom niet?
Het staat standplaatshouders vrij om, in overleg met de nieuwe eigenaar, mee te gaan in de beoogde herstructurering en een nieuw recreatieobject aan te schaffen dan wel te huren passend in het vernieuwde park. Eventuele voorschriften met betrekking tot de verkoop van een (gedeelte) van een park grijpen in op het eigendomsrecht.
Wel zal de mate waarin recreanten (juridisch) beschermd zijn tegen de eventuele negatieve gevolgen van de overname van een vakantiepark onderzocht worden. Ik verwijs u ook naar mijn antwoord op vraag 24.
Wat vindt u van het feit dat de nieuwe eigenaar niet eerst met de mensen in gesprek is gegaan alvorens deze een besluit tot sloop genomen heeft?
Ik verwijs u naar mijn antwoord op vraag 7, 8 en 9.
Deelt u de mening dat de aangenomen moties zo snel mogelijk uitgevoerd moeten worden om nog meer slachtoffers en schade aan de natuur en de dieren te voorkomen? Zo ja, hoe snel kunnen de onderzoeken worden uitgevoerd?
Ik verwijs u naar mijn antwoord op vraag 25 en 26.
Hoe gaat u waarborgen dat er geen schade aan de broed- en rustplaatsen van vleermuizen en vogels toegebracht wordt?
Ik verwijs u naar mijn antwoord op vraag 5 en 6.
Deelt u de mening dat het missionstatement van de nieuwe eigenaar Europarcs niet in overeenstemming is met de belangen van de huidige standplaatshouders dan wel met de belangen van de natuur en de dieren in de (nabije) omgeving? Kunt u uw antwoord nader toelichten?
Het missionstatement van Europarcs is voor mij als Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening niet relevant. De belangen van de natuur en de huidige standplaatshouders zijn geborgd in de huidige wet- en regelgeving en in de overeenkomsten tussen de standplaatshouders en de eigenaar.
Deelt u de mening dat de voorgenomen sloop van deze camping dan wel mogelijke uitbreiding zal leiden tot veel meer autoverkeer en/of lichtvervuiling en/of meer drukte gedurende het hele jaar aangezien het zeer aannemelijk is dat de (horeca)voorziening(en) ook voor niet-parkgasten bereikbaar zal zijn? Kunt u uw antwoord nader toelichten?
Is de voorgenomen sloop gevolgd door nieuwbouw niet strijdig met de klimaateisen/klimaatdoelen die we in Nederland gesteld hebben aangezien deze nieuwbouw onnodig voor extra CO2 uitstoot zorgt? Kunt u uw antwoord nader toelichten?
Welke (mogelijke) gevolgen heeft de voorgenomen sloop in combinatie met de mogelijke uitbreiding voor de grondwaterstand?
Bieden de bestaande bestemmingsplannen genoeg mogelijkheden om de natuur en de dieren goed te beschermen? Kunt u uw antwoord nader toelichten?
Hoeveel extra stikstof zal er worden uitgestoten op basis van het ontwikkelplan dat door de nieuwe eigenaar Europarcs is opgesteld?
Is deze extra stikstof gezien de reeds aanwezige stikstofcrisis wenselijk?
Kan het ontwikkelplan van de nieuwe eigenaar Europarcs leiden tot teveel overlast in de ruimste zin des woords dus naast geluid ook verkeersoverlast, lichtvervuiling, vervuiling etc?
Betekent de verkoop aan de nieuwe eigenaar ook een einde aan de rustperiode zoals die nu geldt in de periode van ruwweg november tot april? Kunt u uw antwoord nader toelichten?
Deelt u de mening dat gezien de referentieprojecten van Europarcs deze hier niet zal bijdragen aan een klimaat adaptieve leefomgeving? Kunt u uw antwoord nader toelichten?
Deelt u de mening dat gezien de referentieprojecten van Europarcs het ontwikkelplan kan leiden tot extra hittestress en verdroging in warme perioden en tot wateroverlast in de natte perioden? Kunt u uw antwoord nader toelichten?
Ik verwijs u naar mijn antwoord op vraag 59.
Deelt u de mening dat de camping een onlosmakelijk deel kan uitmaken van iemands leefomgeving? Kunt u uw antwoord nader toelichten?
Recreëren is voor veel mensen een belangrijke activiteit die in het teken staat van rust, reflectie en samenzijn. Ik begrijp dat recreanten gehecht zijn aan een vaste recreatieplek.
Deelt u de mening dat de sloop van iemands standplaats een inbreuk in de levenssfeer van deze persoon is? Kunt u uw antwoord nader toelichten?
Zie antwoord vraag 61.
Kunt u zich voorstellen dat deze standplaatshouders hun standplaats als een echt (t)huis zien?
Zie antwoord vraag 61.
Is de nieuwe eigenaar eigenlijk niet verplicht om een sociale meting te doen naar de mogelijke gevolgen van de sloop? Zo nee, waarom niet?
De verplichtingen voor de nieuwe eigenaar aangaande de sloop van (gedeelten van) het park zijn voorgeschreven in de relevante wet- en regelingeving en de onderlinge overeenkomst tussen standplaatshouder en eigenaar.
Deelt u de mening dat tot een gemeenschap behoren mensen waardigheid en geborgenheid biedt?
Ja.
Deelt u de mening dat de voorgenomen sloop niet alleen een sloop van woningen is, maar ook de sloop van een gemeenschap inhoudt?
Zoals ik eerder heb aangegeven heb ik samen met de Minister van Economische Zaken en Klimaat opdracht gegeven om een onderzoek uit te voeren naar de gevolgen van de opkoping van vakantieparken. Hierbij zullen we ook de door u genoemde gevolgen in vraag 66, 67, 68 meenemen.
Dient de sloop van een gemeenschap aan voorwaarden verbonden te worden?
Zie antwoord vraag 66.
Is het mogelijk dat deze standplaatshouders gezondheidsschade kunnen oplopen nu hun ontspanningsmogelijkheid ontnomen wordt?
Zie antwoord vraag 66.
Is hier sprake van een gedwongen huisuitzetting? Kunt u uw antwoord nader toelichten?
Ik verwijs u naar mijn antwoord op vraag 20 en 21.
Bent u een voorstander van een rechtelijke toets om te bepalen of het rendement van deze roofinvesteerders die vakantieparken opkopen boven het woongenot van de standplaatshouders mag staan? Kunt u uw antwoord nader toelichten?
Ik verwijs u naar mijn antwoord op vraag 2, 3 en 4.
Kunt u de vragen apart beantwoorden en niet clusteren alstublieft?
Omwille van de leesbaarheid en veelvoud van gelijkluidende vragen is een deel van de antwoorden geclusterd beantwoord.
Kunt u onderstaande vragen behandelen als feitelijke vragen, waarbij de gestelde vragen doorgaans niet van alle bovengenoemde fracties het standpunt vertegenwoordigen?
Ja.
Kunt u onderstaande (feitelijke) vragen, voorafgaand aan het debat over de regeringsverklaring, een voor een beantwoorden of, indien een antwoord op een bepaalde vraag nog niet beschikbaar is, aangeven op welke datum het antwoord op deze vraag wel beschikbaar is?
Ja.
Kunt u een overzicht geven van de voorstellen uit het coalitieakkoord die op Europees niveau in onderhandeling zijn, dan wel waarvan een Commissievoorstel verwacht wordt? Kunt u daarbij aangeven in welke fase van onderhandeling deze dossiers zijn?
Voor een volledig overzicht van voorstellen die op Europees niveau in onderhandeling zijn, verwijst het kabinet naar het zogenaamde legislative train schedule van het Europees Parlement1. Hierin is ook de status van de besprekingen te zien. Bovendien is de implementatie van een interinstitutionele wetgevingsdatabase (One-stop-IT-shop), één digitaal EU-portaal van Europees Parlement, Europese Commissie en Raad met daarin de voortgang van wetgevende onderhandelingen met alle relevante documenten van de drie instellingen, in voorbereiding.
Tevens ontvangt uw Kamer, conform de tussen uw Kamer en het kabinet overeengekomen EU-informatie-afspraken2, ten aanzien van EU-wetgevingsdossiers per vakdepartement per kwartaal een overzicht van de stand van zaken in de onderhandelingen en wordt uw Kamer ook middels geannoteerde agenda’s en verslagen van Raden geïnformeerd over de dossiers die in onderhandeling zijn. Ten aanzien van het «Fit-for-55-klimaatpakket», waarnaar in het coalitieakkoord verwezen wordt, ontvangt uw Kamer iedere 4 à 6 weken een reguliere update omtrent de stand van zaken van het krachtenveld en het verloop van de onderhandelingen.
Voor een overzicht van Commissievoorstellen die verwacht worden, verwijst het kabinet naar het Commissie Werkprogramma 2022 en de kabinetsreactie daarop3. Voor een meer actuele agenda van te verwachten voorstellen van de Europese Commissie verwijs het kabinet naar de – via een openbare website te raadplegen – agendaplanning van de Commissie colleges4.
In hoeverre zorgt dit coalitieakkoord dat er wordt voldaan aan de internationale 0,7% norm voor ontwikkelingssamenwerking? Kunt u de percentages per jaar geven voor 2022–2030?
In onderstaande tabel staat het verwachte ODA-percentage op basis van de maatregelen uit het coalitieakkoord (intensivering ontwikkelingssamenwerking en actualisatie EU-toerekening) voor de kabinetsperiode:
2022
2023
2024
2025
0,62%
0,63%
0,63%
0,65%
Aan het einde van de kabinetsperiode (2025) bedraagt het ODA-percentage uitgaande van de laatste CPB-raming (MEV, bij Miljoenennota) 0,7% BNI minus ongeveer EUR 0,5 miljard.
Klopt het dat, als Nederland niet voldoet aan de hervormingseisen van de Recovery & Resilience Facility, er dan voor € 5,8 miljard wordt bezuinigd op de begroting van Buitenlandse Zaken?
De verwachte ontvangsten voor Nederland uit het Recovery and Resilience Fund (RRF) worden verwerkt op de begroting van Buitenlandse Zaken. Dit kabinet hecht veel belang aan een stevig en ambitieus plan (RRP). Door in te zetten op structurele hervormingen en investeringen die aansluiten bij de landspecifieke aanbevelingen en de groene en digitale transities, kan maximaal gebruik gemaakt worden van de Europese middelen uit het RRF.
Het gaat in totaal om EUR 5,8 miljard, verdeeld over 2023 t/m 2026. De ontvangstenraming is in de budgettaire bijlage bij het coalitieakkoord opgenomen als negatieve uitgaven. Daarom staat er een min voor de bedragen, dit betreft geen bezuiniging.
Klopt het dat er een wettelijke verplichting is om Europese richtlijnen uit te voeren? Zo ja, kunt u aangeven waarom dit specifiek opgenomen is in het coalitieakkoord?
Artikel 288 van het EU-Werkingsverdrag (VWEU) bepaalt dat een richtlijn verbindend is ten aanzien van het te bereiken resultaat voor elke lidstaat waarvoor zij bestemd is, maar dat het aan de nationale instanties is om hiervoor de vorm en middelen te kiezen. Europese richtlijnen bevatten derhalve een opdracht aan lidstaten om de bepalingen ervan binnen een bepaalde termijn om te zetten in nationaal recht. Wanneer een richtlijn niet tijdig of niet volledig wordt omgezet wordt er inbreuk gemaakt op het EU-recht. De Commissie kan dan een inbreukprocedure starten, wat uiteindelijk kan leiden tot het aanhangig maken van de zaak bij het Hof van Justitie. In het coalitieakkoord wordt het streven uitgesproken om als Nederland een leidende rol in te nemen om de EU slagvaardiger, economisch sterker, groener en veiliger te maken. In dat licht is ook verwoord dat EU-richtlijnen worden uitgevoerd.
Hoe definieert u slimme industriepolitiek? Hoe verhoudt dit zich tot het Frans-Duitse voorstel voor het creëren van «European champions»?
Met een slimme industriepolitiek beoogt het huidige kabinet om een juiste balans te vinden tussen vrije marktwerking en daar waar nodig gewenst proportioneel overheidsingrijpen. Het vorige kabinet heeft hieromtrent – ook in relatie tot de discussie over Europese kampioenen – een proactieve koers internationaal en in de EU gevoerd, met oog voor het bevorderen van een gelijk speelveld en het behoud en handhaving van een effectief en politiek onafhankelijk mededingings- en staatssteunkader. Tegelijkertijd wordt erkend dat proportionele overheidsinterventies nodig kunnen zijn om te kunnen anticiperen en reageren op internationale geopolitieke en geo-economische ontwikkelingen, bijvoorbeeld om de risico’s van strategische afhankelijkheden te kunnen mitigeren. Het nieuwe kabinet zal t.z.t. uw Kamer informeren over de Nederlandse inzet en strategie omtrent het industriebeleid.
Hoe verhoudt de nationale incasso van digitale dienstbelasting, vliegtaks, CO2-grensheffing en minimum tarief voor winstbelasting zich tot het eigen-middelen voorstel van de Europese Commissie en het Europees Parlement?
De Europese Commissie heeft op 22 december jl. voorstellen gepresenteerd voor nieuwe eigen middelen gebaseerd op een koolstofheffing aan de grens (Carbon Border Adjustment Mechanism «CBAM»), op Emissions Trading System (ETS)-opbrengsten en op de belasting op herverdeelde winsten van de grootste en meest winstgevende bedrijven, waaronder grote digitale bedrijven. Het kabinet zal uw Kamer hierover met een BNC-fiche nader informeren.
Kunt u aangeven welke verbeteringen u nodig acht voor het spitzenkandidaat-systeem?
Zoals opgenomen is in het coalitieakkoord zal het kabinet dit systeem en mogelijke verbeteringen nader onderzoeken. Over de bevindingen hieromtrent zal het kabinet uw Kamer informeren.
Kunt u aangeven binnen welke kaders verdragswijziging naar aanleiding van de conferentie over de toekomst van Europa in het Nederlands en Europees belang zijn?
De Conferentie over de Toekomst van Europa heeft als doel burgers bij de EU te betrekken en hen te bevragen over hun wensen en verwachtingen ten aanzien van de EU. Dit proces loopt momenteel nog. Het kabinet is van mening dat de aanbevelingen vanuit de Conferentie eerst moeten worden afgewacht, voordat kan worden gesproken over hoe hier invulling aan te geven. Op basis van de aanbevelingen van de Conferentie, verwacht per medio 2022, zal het kabinet bezien welke inzet nodig is om deze in concrete resultaten om te zetten en of dit verdragswijziging vereist. Het kabinet staat open voor eventuele verdragswijziging, als deze de belangen van Nederland en de Europese Unie bevordert. Dit is ook in lijn met de motie Sjoerdsma, Amhaouch, Van Dijk.5 Afhankelijk van de aanbevelingen zal het kabinet de Nederlandse inzet en kaders formuleren en uw Kamer hierover informeren.
Kunt u een overzicht geven van de minimaal noodzakelijke elementen van een Europawet? Hoe verhoudt deze wet zich tot het te verwachten Europese Commissievoorstel over meer transparantie?
Zoals opgenomen in het coalitieakkoord, zal het kabinet zich inspannen om besluitvorming in de EU transparanter te maken voor burgers en nationale parlementen en resultaten en toegevoegde waarde van EU-beleid zichtbaarder te maken. Dit zal worden verankerd in een Europawet. De invulling van deze Europawet verdient nadere uitwerking, waarbij lering zal worden getrokken uit eerdere initiatiefwetten op dit terrein vanuit uw Kamer en de inrichting van soortgelijke wetten in andere lidstaten. Tevens zullen daarbij relevante ontwikkelingen op EU-niveau in acht worden genomen.
Wat betekent intensievere samenwerking met en ondersteuning van landen op de Westelijke Balkan? Wat is het belangrijkste element in die samenwerking?
Het kabinet hecht belang aan samenwerking met en tussen de Westelijke Balkan-landen op het terrein van de rechtsstaat, veiligheid en stabiliteit, migratie, klimaat en connectiviteit. Voortdurende aandacht voor hervorming van de rechtsstaat, alsmede de strijd tegen de georganiseerde misdaad en corruptie, is essentieel voor de toekomst van de regio: dit creëert zekerheid, versterkt het vertrouwen van de burger en bevordert investeringen met het oog op economische groei. Goed nabuurschap, verzoening, het afzien van polariserend taalgebruik en het oplossen van uitstaande geschillen zijn geen vanzelfsprekendheid in de Westelijke Balkan. De internationale gemeenschap, inclusief de Europese Unie, is daarom actief betrokken bij veiligheid en stabiliteit in de regio. Nederland zet het postennet en regionale netwerken in ter ondersteuning van dit beleid.
De landen op de Westelijke Balkan worden door de EU en de lidstaten bijgestaan middels verscheidene instrumenten. Het Nederlandse MATRA-programma helpt bij de opbouw en versterking van rechtsstaat en democratie. Via het EU Instrument voor Pretoetredingssteun worden (potentiële) kandidaat-lidstaten ondersteund in hun toetredingsproces en bij de daarvoor noodzakelijke hervormingen. Daarnaast streeft de Commissie ernaar om via het vorig jaar aangekondigde Economic and Investment Planvoor de Westelijke Balkan sociaaleconomische ontwikkeling in de regio te stimuleren.
Welk percentage van de verhoogde gelden voor ontwikkelingssamenwerking wordt besteed aan eerstejaars asielopvang?
Door een stijgende asielinstroom is de ODA-toerekening eerstejaarsopvang asielzoekers uit DAC-landen hoger dan eerder vermeld in de HGIS-nota 2022. Deze verhoging verhoudt zich als volgt tot de extra middelen uit het coalitieakkoord
2022
2023
2024
2025
300.000
300.000
300.000
500.000
–153.549
–177.227
–212.582
–219.863
De raming opvangkosten eerstejaarsasielzoekers wordt volgens de reguliere systematiek in het voorjaar van 2022 bijgesteld. Als dit tot een aanpassing van de asieltoerekening leidt, wordt dit volgens de huidige systematiek verwerkt op verdeelartikel 5.4 op de BHOS-begroting.
In onderstaande tabel staat het verwachte ODA-percentage op basis van de maatregelen uit het coalitieakkoord (intensivering ontwikkelingssamenwerking en actualisatie EU-toerekening) voor de kabinetsperiode:
2022
2023
2024
2025
0,53%
0,55%
0,55%
0,56%
Kunt u een overzicht geven van de bijdrage vanuit ontwikkelingssamenwerking aan technologische innovatie en digitalisering in lage- en middeninkomenslanden?
Zoals ook blijkt uit de BHOS-begroting voor 2022 zijn er geen aparte bedragen gereserveerd voor technologische innovatie en/of digitalisering. Het vorige kabinet heeft ervoor gekozen om deze belangrijke speerpunten niet te vertalen naar aparte budgetlijnen, maar ze vorm te geven door samen met (potentiële) uitvoerders en ontvangers te zoeken naar de beste technologische en/of digitale oplossingen voor ontwikkelingsvraagstukken. In de activiteiten die op deze wijze tot stand zijn gekomen zullen daarom ook veelal geen aparte bedragen zijn opgenomen voor innovatie en/of digitalisering. Wel heeft het vorige kabinet structureel 5 miljoen euro vrijgemaakt ten behoeve van het Innovatiefonds dat bedoeld is om het innovatief vermogen van het MKB in ontwikkelingslanden en in Nederland aan te jagen. Hiermee draagt het fonds bij aan de ontwikkeling van (technologische) innovaties voor ontwikkelingsuitdagingen in de pre-competitieve fase, een terrein waarop banken nog nauwelijks actief zijn. Ten aanzien van digitalisering geldt, dat tijdens de afgelopen beleidsperiode de BHOS Digitaliseringsagenda is opgesteld, als basis voor de inzet op het thema. Voorbeelden zijn het Geodata for Agriculture and Water (G4AW) programma waarmee boeren, vissers en veehouders middels satellietdata hun productie kunnen optimaliseren, en het Prospects Partnerschap dat vluchtelingen en gastgemeenschappen helpt om digitale vaardigheden te ontwikkelen die toegang verschaffen tot de arbeidsmarkt.
Kunt u aangeven welk gewicht wordt toebedeeld aan het beperken van migratie in partnerschappen met derde landen, specifiek in het kader van de Afrika-strategie?
Het kabinet zal een Afrikastrategie formuleren, waar uw Kamer op een later moment verder over geïnformeerd wordt. Zoals eerder met uw Kamer gedeeld middels het BNC-fiche inzake de overkoepelende mededeling van de Commissie over het asiel- en migratiepact, zet de Europese Commissie in op veelomvattende, gebalanceerde, op maat gemaakte partnerschappen op basis van wederzijdse belangen om de Europese migratiedoelstellingen te verwezenlijken. Hiertoe heeft de Commissie landenspecifieke actieplannen opgesteld.
Wat zijn de (objectieve) definities van «gedeelde waarden, afspraken of de democratische rechtsstaat» rondom toepassing van het rechtsstaatmechanisme, en hoe wordt voorkomen dat hierbij afbreuk gedaan wordt aan de culturele en religieuze eigenheid van lidstaten?
De gemeenschappelijke Europese waarden waar de Unie op berust zijn vastgelegd in artikel 2 van het EU-verdrag (VEU), namelijk: eerbied voor de menselijke waardigheid, vrijheid, democratie, gelijkheid, de rechtsstaat en eerbiediging van de mensenrechten, waaronder de rechten van personen die tot minderheden behoren. Aan deze waarden hebben ook nieuwe lidstaten zich gecommitteerd bij toetreding tot de EU, waardoor alle lidstaten deze waarden gemeen hebben in een samenleving die gekenmerkt wordt door pluralisme, non-discriminatie, verdraagzaamheid, rechtvaardigheid, solidariteit en gelijkheid van vrouwen en mannen. Deze gemeenschappelijke Europese waarden doen geen afbreuk aan de culturele en religieuze eigenheid van lidstaten.
Waarom is ervoor gekozen ook in te zetten op afschaffing van het vetorecht bij «civiele missies», terwijl lidstaten zelf dienen te gaan over de inzet van militairen?
Op dit moment vindt besluitvorming over het starten van zowel civiele als militaire EU-missies plaats op basis van unanimiteit.
In het licht van de toenemende instabiliteit nabij Europa, de snelle opkomst van nieuwe – veelal hybride – dreigingen en veranderende geopolitieke verhoudingen is het meer dan ooit noodzakelijk om als EU snel, effectief en eensgezind op het wereldtoneel op te treden. In dit kader leveren civiele EU-missies een belangrijke bijdrage middels advisering en capacity building en aan de bredere aanpak van onder andere hybride dreigingen, cyberbeveiliging, terrorisme en radicalisering. Snelheid en daadkracht zijn daarbij vereist. Om die redenen ziet het kabinet aanleiding om in te zetten op gekwalificeerde meerderheid bij besluitvorming over het instellen van civiele missies, waarin politie-, grensbewaking- en civiele experts worden ingezet. Het EU-verdrag sluit besluitvorming op basis van gekwalificeerde meerderheid over de inzet op militair- en defensieterrein uit.
Besluitvorming over de inzet van de Nederlandse krijgsmacht is en blijft, conform de Grondwet, een nationale competentie.
Wat wordt materieel/formeel bedoeld met «modernisering» van het Stabiliteits- en Groeipact (SGP)?
Het kabinet neemt een constructieve benadering ten aanzien van de modernisering van SGP, wanneer deze is gericht op de houdbaarheid van de schulden en opwaartse economische convergentie. Met «modernisering» van het SGP wordt verwezen naar de discussie over de mogelijke herziening van de begrotingsregels. De Nederlandse inbreng voor de consultatiesessies is toegelicht in de kamerbrief van 10 december jl.6 Het kabinet zal zich inzetten voor een gezond en prudent macro-economisch beleid en benodigde hervormingen door lidstaten, gericht op houdbare schulden, meer economische groei en opwaartse convergentie. Hierbij stelt het kabinet effectieve handhaving als eis.
Wat is concreet de inzet van de nieuwe coalitie om besluitvorming in de EU «transparanter» te maken, ook in termen van informatievoorziening aan het parlement?
Het kabinet zet zich samen met een aantal gelijkgezinde lidstaten sinds lange tijd ervoor in om het EU-transparantiebeleid te moderniseren en de EU-besluitvormingsprocedure inzichtelijker en toegankelijker te maken. In 2019 presenteerde Nederland samen met 9 andere lidstaten het non-paper «increasing transparency and accountability of the EU» met daarin concrete suggesties ter modernisering van transparantie in de Raad en het EU-besluitvormingsproces. Deze inzet heeft een aantal concrete resultaten opgeleverd7. Nederland heeft samen met Duitsland en Denemarken in het kader van de Conferentie over de Toekomst van Europa een zogenaamde transparency pledge gelanceerd om aandacht te genereren voor het belang van transparantie. De aanbevelingen die voortvloeien uit de Conferentie, ingegeven door burgerconsultaties in lidstaten en op Europees niveau, kunnen een nieuwe beleidsagenda op dit terrein voeden.
Is de nieuwe coalitie voorstander van EU-uitbreiding met landen in de Westelijke Balkan?
Het kabinet steunt het EU-perspectief van de landen van de Westelijke Balkan. Het beleid t.a.v. EU-uitbreiding is strikt, fair en betrokken. Het kabinet streeft naar een uitbreidingsproces gebaseerd op merites waarbij voortgang in het toetredingsproces afhankelijk is van de implementatie van de benodigde hervormingen. Het kabinet ondersteunt de ambitie van de Europese Commissie om het toetredingsproces geloofwaardiger, politieker, dynamischer en voorspelbaarder te maken zoals uiteengezet in de mededeling over de herziening van de uitbreidingsmethodologie van maart 2020 (Kamerstuk 21 501, nr. 20 , nr. 1511.), waarbij er meer nadruk ligt op de rechtsstaat en het toepassen van conditionaliteit.
Omvat de inzet voor geloofsvrijheid, waaronder christenvervolging, ook de (blijvende) aanstelling van een speciaal gezant voor godsdienstvrijheid en het reserveren van substantiële en gerichte financiële middelen binnen onder andere het Mensenrechtenfonds?
De positie van een speciaal gezant voor religie en levensovertuiging zal ook in deze kabinetsperiode worden gecontinueerd. Het thema vrijheid van religie en levensovertuiging is een van de prioriteiten binnen het mensenrechtenbeleid en het beleid voor versterking van het maatschappelijk middenveld, waarvoor substantiële financiële middelen beschikbaar zijn binnen het Mensenrechtenfonds en het programma Power of Voices.
Omvat «het verbeteren van de relaties en samenwerking tussen Israëliërs en Palestijnen» ook een blijvende inzet op het tegengaan van disproportionele agendering tegen Israël in VN-gremia en binnen de EU?
Ja. Zoals aan uw Kamer geschreven (Kamerstuk 32 735, nr. 287) vormt deze inzet onderdeel van het Nederlandse lidmaatschap van de Mensenrechtenraad 2020–2022. Het Koninkrijk blijft samen met onze partners werken aan het geleidelijk afbouwen van het aparte agendapunt 7 van de Mensenrechtenraad («Mensenrechtensituatie in de Palestijnse gebieden en andere bezette Arabische gebieden»), onder andere door resoluties samen te voegen of over te hevelen naar andere agendapunten. Ook in de Algemene Vergadering van de VN streeft Nederland ernaar het gehele pakket aan resoluties die betrekking hebben op het Midden-Oosten Vredesproces (MOVP) te verbeteren en de disproportionele aandacht voor Israël tegen te gaan (zie Kamerstuk 26 150, nr. 198 en Kamerstuk 23 432, nr. 485). De Nederlandse inzet is gericht op het samenvoegen van resoluties, het tweejaarlijks maken van resoluties, het verminderen van het aantal rapportages, het zoveel mogelijk inkorten van resoluties, het verwijderen van dubbelingen, en het beter in balans brengen van de inhoud van de teksten. Daarnaast is het voor Nederland van belang om waar mogelijk een zo groot mogelijke EU-eenheid te bewaren in multilateraal verband. Daartoe maakt Nederland zich sterk in de voorbereidingen van VN mensenrechtenfora als ook tijdens de onderhandelingen van resoluties. Deze inzet is conform de gewijzigde motie Van der Staaij (Kamerstuk 21 501-02, nr. 2374).
Wat zijn of worden de bouwstenen van de «Nederlandse «Global Health» Strategie» en welke rol krijgt moeder- en kindzorg ter voorkoming/vermijding van «abortusdiensten» in de vorm van zwangerschapsafbrekingen daarbinnen?
Het kabinet zal, mede op basis van het in februari verwachte AIV advies ter zake, bouwstenen formuleren en een nadere invulling geven aan een Nederlandse Global Health Strategie.
Is de nieuwe coalitie voornemens opnieuw jaarlijks 250.000 «abortusdiensten» mogelijk te maken, of worden nadrukkelijk alternatieven onderzocht en mogelijk gemaakt?
Het kabinet zet in op keuzevrijheid en het brede spectrum van seksuele en reproductieve gezondheid en rechten (SRGR). Dit omvat onder andere het verbeteren van toegang tot basisgezondheidszorg, zorg rondom zwangerschap en bevalling, moderne anticonceptiemiddelen, hiv-testen, counseling en medicatie, seksuele voorlichting aan jongeren en veilige abortuszorg.
Er bestaat geen internationaal overeengekomen methodiek voor het tellen van abortusdiensten. Daarom is het niet mogelijk om exact aan te geven hoeveel veilige abortusdiensten of zwangerschapsafbrekingen Nederland de afgelopen vijf jaar mogelijk heeft gemaakt. Het kabinet hanteert, in lijn met de WHO, een brede definitie van een abortusdienst, die naast de onderbreking van de zwangerschap ook vaak voorlichting en counseling vooraf en achteraf omvat, als ook post-abortuszorg – bijvoorbeeld wanneer een vrouw na een onveilige abortus in levensgevaar is.
Welk deel van de extra 500 miljoen euro aan ontwikkelingshulp zal geïnvesteerd worden in opvang in de regio?
Het ODA-budget wordt op basis van het coalitieakkoord verhoogd met EUR 300 miljoen in 2022, 2023 en 2024 en EUR 500 miljoen structureel vanaf 2025. Na verwerking van de stijgende asieltoerekening worden de resterende middelen verdeeld. Deze extra middelen betreffen zowel uitgaven aan opvang in de regio alsook extra uitgaven aan het wereldwijde vaccinatieprogramma COVAX, klimaatadaptatie en klimaatmitigatie. Over de exacte verdeling van de resterende extra middelen zal de Kamer worden geïnformeerd.
Wat behelst het plan: «Samen tegen Mensenhandel»?
«Samen tegen Mensenhandel» is het interdepartementale en integrale programma tegen mensenhandel dat gestart is in 2018 en heeft als belangrijkste doel het aantal slachtoffers van mensenhandel naar beneden te brengen. Graag verwijs ik uw kamer naar de voortgangsbrief programma samen tegen mensenhandel die uw Kamer op 17 november jl. is toegekomen voor een meer gedetailleerd overzicht van de ondernomen acties8.
Waarom wil het kabinet IS-vrouwen terughalen om te berechten, terwijl van tevoren duidelijk is dat het bewijs van alle terroristische activiteiten die deze hebben gepleegd, vaak moeilijk zo niet onmogelijk is en zij meestal binnen 12 maanden weer deel uitmaken van onze samenleving?
Het kabinet zal de in de vorige periode ingeslagen weg met betrekking tot uitgereisde IS’ers voortzetten. Dit betekent dat bij de afweging om al dan niet tot repatriëring van uitreizigers en hun kinderen over te gaan, individuele omstandigheden leidend zijn en de verschillende belangen tegen elkaar worden afgewogen. Naast het voorkomen van straffeloosheid weegt het kabinet ook altijd de internationale betrekkingen, de veiligheid in het gebied en de veiligheid van betrokkene(n) mee. Daarbij wordt uiteraard ook oog gehouden voor het belang van de nationale veiligheid.
Zoals beschreven in de Kamerbrief van 9 november 2021 (kenmerk 29 754, nr. 624) hecht het kabinet er belang aan dat uitreizigers die worden verdacht van terroristische misdrijven worden berecht. Teruggekeerde syriëgangers krijgen, zo laat eerste onderzoek zien, vrijwel altijd [bij zelfs geringe betrokkenheid] aanzienlijke (onvoorwaardelijke) vrijheidsstraffen opgelegd. Verder maakt de Wet Langdurig Toezicht mogelijk om daarnaast door de strafrechter langdurig intensief overheidstoezicht onder strenge voorwaarden op te leggen.
Worden de niet-Europese NAVO-partners minder betrokken bij de samenwerking die de EU voor ogen heeft dan de Europese partners en werkt dit niet polariserend?
Nee. Het belang van EU-NAVO samenwerking wordt breed onderkend, zoals ook blijkt uit de verschillende gezamenlijke verklaringen en de intensieve onderlinge communicatie. Alleen vorig jaar al vonden over en weer 25 cross-briefings plaats, onder meer in de NAVO Noord-Atlantische Raad (NAR) en het EU Politiek en Veiligheidscomité (PSC).
Nederland is voorstander van het versterken van defensiesamenwerking met omringende Europese landen, waar het zowel de EU als de NAVO versterkt en zet zich hier ook actief voor in. Een voorbeeld betreft de recente toetreding van Canada, Noorwegen en de VS tot het – in EU verband gelanceerde – Permanent Gestructureerde Samenwerking (PESCO) initiatief op het gebied van militaire mobiliteit.
Wat worden de taken en de juridische legitimatie van de Europese Veiligheidsraad?
Dit kabinet zal de opties voor een Europese Veiligheidsraad nader onderzoeken, hierover in gesprek gaan met partners en vervolgens met voorstellen komen.
Hoe wordt ongewenste immigratie gedestimuleerd en hoe wordt mensensmokkel concreet aangepakt?
Het kabinet heeft gekozen voor een brede, integrale aanpak van het migratievraagstuk met als doel om migratie veilig en gecontroleerd te laten verlopen. Uw kamer is jaarlijks over deze aanpak geïnformeerd9. De aanpak van mensensmokkel is een van de prioriteiten in de integrale migratieagenda. Het interdepartementaal team mensensmokkel is hier verantwoordelijk voor. Dit team bestaat uit de betrokken departementen en hun uitvoeringsorganisaties zoals de Koninklijke Marechaussee, het OM en de politie. De aanpak behelst onder andere controles bij grensovergangen, internationale uitwisseling van informatie over smokkelnetwerken, en vervolging van mensensmokkelaars en hun organisaties. Het «barrièremodel mensensmokkel»10 geeft inzicht in het soort interventiemogelijkheden dat overheden kunnen gebruiken in de strijd tegen mensensmokkel.
Wat houden de «Migratiepartnerschappen met derde landen» in?
De inzet van het kabinet is om binnen het EU-migratiebeleid in te zetten op migratiepartnerschappen met derde landen die materieel voldoen aan de voorwaarden van het Vluchtelingenverdrag om migratiestromen te beheersen en terugkeer te realiseren. Zoals eerder met uw Kamer gedeeld middels het BNC-fiche inzake de overkoepelende mededeling van de Commissie over het asiel- en migratiepact11, zet de Europese Commissie in op veelomvattende, gebalanceerde, op maat gemaakte partnerschappen op basis van wederzijdse belangen om de Europese migratiedoelstellingen te verwezenlijken. Hiertoe heeft de Commissie landenspecifieke actieplannen opgesteld. Het kabinet dringt aan op verdere concretisering en implementatie van de actieplannen met versterkte coördinatie en concrete doelen, waarbij effectief gebruik wordt gemaakt van relevante instrumenten.
Het coalitieakkoord |
|
Wybren van Haga (BVNL), Caroline van der Plas (BBB), Pieter Omtzigt , Teun van Dijck (PVV), Tom van der Lee (GL), Farid Azarkan (DENK), Liane den Haan (GOUD), Laurens Dassen (Volt), Lammert van Raan (PvdD), Chris Stoffer (SGP), Henk Nijboer (PvdA) |
|
Hugo de Jonge (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
![]() ![]() ![]() ![]() ![]() ![]() ![]() ![]() ![]() |
Kunt u onderstaande vragen behandelen als feitelijke vragen, waarbij de gestelde vragen doorgaans niet van alle bovengenoemde fracties het standpunt vertegenwoordigen?
Ja, de vragen zijn op deze manier beantwoord.
Kunt u onderstaande (feitelijke) vragen, voorafgaand aan het debat over de regeringsverklaring, een voor een beantwoorden of, indien een antwoord op een bepaalde vraag nog niet beschikbaar is, aangeven op welke datum het antwoord op deze vraag wel beschikbaar is?
Voor een aantal vragen geldt dat deze nog nadere uitwerking en besluitvorming vragen door het kabinet. Op dit moment is nog niet duidelijk wanneer dit plaatsvindt.
Waarom ontbreekt er een hoofdstuk over de aanpak van de coronacrisis? Kunt u dat alsnog maken, inclusief een langetermijnvisie?
De zorgparagraaf van het Coalitieakkoord begint met de lessen uit de Coronacrisis. Het kabinet zal deze lessen betrekken bij de aanpak voor de lange termijn, zoals beschreven in paragraaf 4 «Aanpak voor deze en komende winter(s)» in de stand van zaken brief van 14 december. (Kamerstuk 25 295, nr. 1638).
Hoeveel geld wordt er bespaard in de jeugdzorg ten opzichte van de uitspraak van de Commissie van Wijzen? Klopt het dat het in 2024 gaat om € 100 miljoen minder dan eerder was afgesproken en vanaf 2025 om € 500 miljoen minder per jaar?
In aanvulling op de huidige Hervormingsagenda worden in het coalitieakkoord vanaf 2024 extra beleidsmaatregelen in de jeugdzorg genomen. In 2024 gaat het om een extra besparing van € 100 miljoen, oplopend naar € 500 miljoen in 2025 en 2026, en structureel € 511 miljoen vanaf 2027.
Wat is uw doelstelling als het gaat om het terugdringen van het verschil in (gezonde) levensverwachting tussen verschillende sociaaleconomische groepen?
De aanpak van dit kabinet om vermijdbare gezondheidsverschillen te verminderen staat op hoofdlijnen beschreven op pagina 32 en 33 van het Coalitieakkoord. Dit vergt nadere uitwerking.
Zijn er afspraken gemaakt over het contrasigneren van initiatiefwetten gedurende de komende kabinetsperiode? Zo ja, om welke wetsvoorstellen gaat het? Klopt het dat er aan de onderhandelingstafel is benoemd dat de ChristenUnie een voltooidlevenwet niet gaat contrasigneren, ook al zou dit leiden tot de val van het kabinet?
Voor het kabinet is het coalitieakkoord leidend waarin geen afspraken staan hieromtrent. Vragen over zaken die benoemd zijn aan een onderhandelingstafel dienen gesteld te worden aan de onderhandelende partijen.
Kunt u voor de jaren 2027 en verder aangeven wat de totale besparing op zorg is? Dus hoe loopt de besparing van € 782 miljoen in 2026 op tot de besparing van € 4.519 miljoen in 2052?
Bij startnota I van de Minister van Financiën treft u een tabel waarin voor VWS een overzicht is opgenomen van de bedragen tot en met 2052.
Klopt het dat er in dit coalitieakkoord geen geld wordt uitgetrokken voor hogere lonen in de zorg?
Nee, dat klopt niet. Om een concurrerende salarisontwikkeling mogelijk te maken, stelt ook dit kabinet jaarlijks extra middelen beschikbaar via de zogenaamde overheidsbijdrage in de arbeidskostenontwikkeling (OVA). Voor 2022 bedraagt deze jaarlijkse overheidsbijdrage circa 1,6 miljard euro. Dit maakt een structurele loonstijging van circa 2,5% voor alle medewerkers in de zorg mogelijk. Daarnaast wordt naar aanleiding van de motie van de leden Hijink en Bikker in 2022 nog eens 675 miljoen euro extra beschikbaar om nog een extra stap te kunnen zetten voor verpleegkundigen en andere zorgprofessionals specifiek in het midden van het loongebouw. Dit maakt in 2022 – bovenop de 2,5% – nog een additionele loonsverhoging voor de middengroep van 1,5% mogelijk (in totaal dus 4%).
Kunt u aangeven of er contact met zorguitvoerders is geweest over de bezuinigingen in de zorg en wat de uitvoerders hebben aangegeven? Als er geen contact is geweest met uitvoerders, hoe verhoudt zich dit tot de getrokken lessen en de verwijzing naar het programma Werken aan Uitvoering?
De door uw Kamer benoemde informateurs hebben in het debat van 16 december 2021 verantwoording afgelegd over het verloop van de kabinetsformatie. De door het bureau woordvoering kabinetsformatie openbaar gemaakte agenda’s van de informateurs en formateur maken inzichtelijk welke externe partijen tijdens de formatie zijn geraadpleegd. Het kabinet hecht er aan om zorgpartijen goed te betrekken bij de uitwerking van de maatregelen uit coalitieakkoord en streeft er naar om in overleg met hen het belang van een goede uitvoerbaarheid te waarborgen.
Hoeveel verwacht het kabinet aan kosten te besparen dan wel aan extra inkomsten te vergaren met de preventiemaatregelen die de coalitie voorstelt? Waar is dit geld vervolgens voor bestemd?
Voor de inzet op valpreventie is in het coalitieakkoord rekening gehouden met een investering voor de inzet van valpreventie, en een besparing op de zorgkosten. De netto besparing is 10 miljoen euro in 2024 oplopend naar 38 miljoen euro in 2026.
De structurele besparing is 75 miljoen euro, dit wordt gerealiseerd in 2031. De verwachte groei in de Wmo (ondersteuning), Zvw (medisch en revalidatie) en Wlz (verpleeghuiszorg) is hierop aangepast.
De verhoging van de belasting op suikerhoudende dranken levert 300 miljoen euro extra inkomsten vanaf jaar 2023. De verhoging van de accijnzen op tabak levert 145 miljoen euro extra inkomsten in 2023 oplopend naar 484 miljoen euro structureel.
Op basis van welke afweging zal een chief medical officer worden ingevoerd?
Het antwoord op deze vraag vergt nadere uitwerking en besluitvorming van het kabinet.
Wat is de definitie van kwetsbare groepen die gratis anticonceptie zullen krijgen?
Het antwoord op deze vraag vergt nadere uitwerking en besluitvorming van het kabinet.
Hoe wordt sport en bewegen vormgegeven gedurende de coronacrisis? Vanaf wanneer wil de coalitie sport en bewegen gaan stimuleren?
Sport en bewegen is van groot belang voor de gezondheid. Het stimuleren hiervan heeft voor het nieuwe kabinet vanaf het begin af aan dan ook grote prioriteit. De epidemiologische situatie moet het echter wel toelaten om contact met elkaar te hebben. Om het aantal besmettingen te beperken, dient het aantal contactmomenten in de gehele samenleving verminderd te worden, zo ook in de sport. Gelet op het belang van de sport is bij de recente verruiming voor het onderwijs ook meer ruimte voor de sport gegeven.
Binnen dit kader hebben sportaanbieders en buurtsportcoaches ruimte om activiteiten buiten voor kinderen te organiseren zonder 1,5 meter en zonder maximale groepsgrootte. Voor volwassenen geldt dat zij buiten in tweetallen mogen sporten, op 1,5 meter afstand. Buitensportlocaties zijn geopend tussen 5.00 en 20.00 uur voor de jeugd tot en met 17 jaar; voor volwassenen geldt een sluitingstijd van 17.00 uur.
Hoe wordt de ommekeer naar meer ic-bedden door het kabinet-Rutte IV vormgegeven? Wat zijn de concrete plannen om dit te realiseren en per wanneer komen er meer ic-bedden bij?
Het kabinet hecht eraan om samen met de betrokken partijen te onderzoeken wat er nodig is en hoe dit gerealiseerd kan worden. Voor dit doel is een taskforce «ondersteuning optimale inzet zorgverleners» ingericht, alsook een expertteam specifiek gericht op de organisatie van de COVID-ziekenhuiszorg. Het kabinet zal op basis van de adviezen van de taskforce en het expertteam besluiten over wat er nodig is om de COVID-zorg te versterken. Zie ook stand van zaken brief van 14 december over de lange termijn aanpak. (Kamerstuk 25 295, nr. 1638).
Voor de opschaling van de IC-zorg naar 1.150 bedden in 2022 is het MSZ-kader 2022 verhoogd met € 35 miljoen (zie nota van wijziging op de VWS-begroting 2022, Kamerstuk 35 925 XVI, nr. 10). Voor de opschaling in fase 2 en 3 (boven 1.150 IC-bedden) van het opschalingsplan van het Landelijk Netwerk Acute Zorg (LNAZ) is voor 2022 de subsidieregeling opschaling curatieve zorg COVID-19 nog van toepassing.
Komt er geen enkele bovengrens aan het eigen risico, ook niet voor chronisch zieken die veel behandelingen nodig hebben?
De eigen betaling per behandeling in de medisch specialistische zorg valt onder het verplichte eigen risico. In het coalitieakkoord is opgenomen dat het verplichte eigen risico tot en met 2025 wordt gelijk gehouden op maximaal 385 euro, daarna zal het volgens de huidige systematiek meegroeien met de stijging van de zorguitgaven.
Kunt u nader toelichten wat de maatregel Besluitvorming RA behelst, hoe dit leidt tot een structurele bezuiniging van € 4,5 miljard en waar exact op bezuinigd gaat worden?
De regel w.v. besluitvorming RA is geen aparte maatregel maar betreft een optelsom van alle maatregelen die in het coalitieakkoord zijn opgenomen voor de zorg en daaronder in de tabel zijn uitgewerkt. Dit is exclusief de jeugdzorg. De maatregelen op het terrein van de jeugdzorg zijn opgenomen onder het Gemeentefonds en het Provinciefonds.
In combinatie met het basispad maakt dit de volgende zaken inzichtelijk:
Kunt u nader toelichten waaruit de zorgmaatregelen: Effect IAB premie, Effect nominale premie en zorgtoeslag en de Lastencompensatie premie-effecten burgers bestaan? Hoe worden deze maatregelen concreet vormgegeven?
Er is geen sprake van maatregelen bij de zorgpremies en zorgtoeslag. De bijstellingen betreffen de automatische doorwerking van de zorgmaatregelen aan de uitgavenkant.
In de Zorgverzekeringwet is bepaald dat alle Zvw-uitgaven moeten worden gedekt uit premies (afgezien van een klein deel dat verloopt via de rijksbijdrage 18-min). Daarnaast is bepaald dat de helft van de inkomsten verloopt via de inkomensafhankelijke bijdrage (IAB) en de andere helft via de nominale premie, het eigen risico en de rijksbijdrage 18-min.
Een deel van de maatregelen uit het coalitieakkoord heeft effect op de bruto Zvw-uitgaven (in 2023 en 2024 opwaarts, in 2025 vrijwel nul en structureel neerwaarts). De bijstelling in die bruto Zvw-uitgaven wordt voor de helft gefinancierd uit een bijstelling van de IAB en voor de andere helft uit nominale premies en de rijksbijdrage 18-min. Het stabiliseren van het eigen risico leidt tot lagere eigen risico-opbrengsten. Die moeten worden opgevangen via hogere nominale premies. Hierdoor is het opwaartse effect op de nominale premie groter dan het effect op de IAB.
Bijstellingen in de nominale premie leiden automatisch tot een bijstellingen bij de zorgtoeslag.
Het effect van zorgpremie en zorgtoeslag wordt gecompenseerd met vergelijkbare lastenmaatregelen zodat er per saldo geen effect op de lastendruk is, zowel dus positief als negatief
De uitvoering van motie Alkaya/Van der Plas over het zo spoedig mogelijk beëindigen van tolheffing voor de Westerscheldetunnel |
|
Caroline van der Plas (BBB), Mahir Alkaya |
|
Barbara Visser (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met motie an de leden Alkaya en Van der Plas over het zo spoedig mogelijk beëindigen van tolheffing voor de Westerscheldetunnel (Kamerstuk 35 570 A, nr. 67)?
Met deze motie ben ik bekend. Mijn voorganger heeft in reactie op deze motie in de brief van 7 juli 2021 (Kamerstuk 35 570-A, nr. 90) de Tweede Kamer bericht dat deze motie een deugdelijke dekking ontbeert en dat er geen sprake is van vrijvallende middelen door annulering van andere projecten om het vervroegd tolvrij maken van de Westerscheldetunnel te kunnen bekostigen.
Bent u bekend met het Draaiboek tolvrije Westerscheldetunnel?
Met dit Draaiboek ben ik bekend. In het kader van het Draaiboek heeft Royal Haskoning DHV een quick scan gedaan naar benodigde vervolgonderzoeken om de effecten van het vervroegd tolvrij worden van de tunnel op verkeer en andere externe effecten in kaart te brengen.
Dit onderzoek, dat mede benut is voor het Draaiboek, treft u bijgaand aan (bijlage 1).1
Bent u bekend met de motie «Tolvrije Westerscheldetunnel in het coalitieakkoord» die is aangenomen door de provinciale staten van Zeeland?
Ja.
Bent u bekend met de plannen van het aanstaande kabinet met betrekking tot tolheffing bij de Westerscheldetunnel?
Ja. Het Coalitieakkoord zegt hierover het volgende: «Het streven is dat uiterlijk in 2030 alle nieuwe auto’s emissieloos zijn.
We introduceren in 2030 een systeem van Betalen naar Gebruik voor alle automobiliteit en stellen in deze kabinetsperiode wetgeving vast. Basis voor het systeem is de motorrijtuigenbelasting, waarvan het tarief afhankelijk wordt gemaakt van het jaarlijks verreden aantal kilometers. De heffing is niet tijd- en plaatsgebonden en vervangt de dan nog bestaande tol-tracés, zoals de Westerscheldetunnel, de Kiltunnel en de voorgenomen doorgetrokken A15.
Dit betekent dat gebruikers van elektrische en fossiele auto’s beiden gaan meebetalen aan het weggebruik.»
Wat heeft u tot noch toe gedaan om uitvoering te geven aan de motie Alkaya/Van der Plas (Kamerstuk 35 570 A, nr. 67)?
Mijn voorganger heeft samen met de gedeputeerde mobiliteit van Zeeland het Draaiboek tolvrije Westerscheldetunnel vastgesteld waarin de noodzakelijke activiteiten voor het vervroegd tolvrij maken van de Westerscheldetunnel staan beschreven. Dit Draaiboek is op 15 oktober 2021 toegezonden aan de Tweede Kamer (Kamerstuk 35 925 XII, nr. 12).
Bent u het eens dat de Tweede Kamer met de motie Alkaya/Van der Plas (Kamerstuk 35 570 A, nr. 67) verzoekt de Westerscheldetunnel «zo spoedig mogelijk» tolvrij te maken? En bent u het eens dat het draaiboek opgesteld naar aanleiding van de motie van het lid Stoffer c.s. over het tolvrij maken van de Westerscheldetunnel (Kamerstuk 35 570 A, nr. 64) concludeert dat dit tussen 1-1-2023 en uiterlijk 1-7-2025 mogelijk is? Bent u het dan eens dat het verzoek van de Tweede Kamer is dat de Westerscheldetunnel dus voor 1-7-2025 tolvrij is? Zo nee, waarom niet?
Bent u het eens dat er verder onderzoek naar een mogelijke schaduwtol, waarin jaarlijkse door de rijksoverheid te betalen kosten van ongeveer 30 miljoen euro richting de uitbater van de tunnel worden afgewogen tegen de algemene welvaartswinst van tussen de 27 en 39 miljoen euro (voortkomend uit het onderzoek van Ecorys en Rebel, naar aanleiding van motie Schonis (Kamerstuk 35 570 XII, nr. 41)), nodig is? Zo nee, waarom niet?
In de brief van 8 april 2021 heeft mijn voorganger als conclusie van de onderzoeken van Ecorys en Rebel Group aangegeven dat de welvaartswinst van het vervroegd tolvrij maken van de Westerscheldetunnel tussen de € 27 en € 39 miljoen bedraagt. Dit is over de hele periode van 2022 tot en met 2032.
Het vervroegd tolvrij maken van de Westerscheldetunnel leidt ook tot gederfde tolopbrengsten in deze periode ter grootte van in totaal € 340 miljoen; ongeveer € 30 miljoen per jaar.
Het Draaiboek toont dat het toepassen van een schaduwtol een manier is om de kosten van de derving van de inkomsten van de tolheffing te verrekenen met de NV Westerscheldetunnel. Ik zie op dit moment geen aanleiding voor het doen van verder onderzoek, omdat er geen besluit is genomen tot het vervroegd tolvrij maken van de tunnel. Zie ook de beantwoording van vraag 9.
Kunt u de Tweede Kamer inzage geven in de beleidsadviezen die u verkreeg na aanleiding van de publicatie van het draaiboek tolvrije Westerscheldetunnel?
Ik zend hierbij ter informatie de beslisnota aan mijn voorganger van 6 oktober 2021 met kenmerk IENW/BSK-2021/264163 toe, die hierover inzage biedt (bijlage 2).2
Bent u van mening dat plannen uit het coalitieakkoord om de Westerscheldetunnel in 2030 tolvrij te maken «zo snel mogelijk» is? Zo ja, waarom?
De rijksoverheid kan de Westerscheldetunnel alleen tolvrij maken als er dekking is gevonden voor het wegvallen van de inkomsten uit tolheffing. In het Coalitieakkoord is aangegeven dat in 2030 hiervoor een systeem van Betalen naar Gebruik voor alle automobiliteit wordt geïntroduceerd, hetgeen de dan bestaande toltracés zoals de Westerscheldetunnel vervangt.
Bent u van mening dat het tolvrij worden van de Westerscheldetunnel afhankelijk maken van de onzekere invoering van een mogelijke kilometerheffing in 2030 uitvoering geeft aan de motie Alkaya/Van der Plas (Kamerstuk 35 570 A, nr. 67)? Zo ja, waarom?
Het Coalitieakkoord geeft richting aan het tolvrij maken van de Westerscheldetunnel. De rijksoverheid kan de Westerscheldetunnel alleen dan tolvrij maken als er dekking is gevonden voor het wegvallen van de inkomsten uit tolheffing.
Bent u het eens dat mogelijk uitstel van het tolvrij maken van de Westerscheldetunnel een nieuwe deuk slaat in het broze vertrouwen tussen de rijksoverheid en de provincie Zeeland? Waarom?
Het Draaiboek is in goede samenwerking en in vertrouwen met de provincie Zeeland opgesteld. Door het Kabinet is steeds vooropgesteld dat het vervroegd tolvrij maken van de Westerscheldetunnel alleen mogelijk is, als daartoe dekking wordt gevonden.
Heeft de u overwogen om de Westerscheldetunnel tolvrij te maken voor enkel Nederlandse kentekens, om zo een toename van buitenlands (vracht)verkeer en haar mogelijk schadelijke neveneffecten te voorkomen? Zo nee, waarom niet?
Nee. Het tolvrij maken voor enkel Nederlandse kentekens is discriminatie en in strijd met het EU-recht. Het Draaiboek gaat uit van generieke maatregelen om tot een tolvrije Westerscheldetunnel te komen en geeft aan welke stappen daartoe nodig zijn
In welke mate hebben vraagstukken rond stikstof een invloed gehad op uw besluitvorming? Kunt u de adviezen van Rijkswaterstaat hierover met de Kamer delen?
Zoals aan uw Kamer op 15 oktober 2021 is gemeld, blijkt uit het Draaiboek dat het wegnemen van de tolheffing naar verwachting zal leiden tot een toename van het verkeer op het traject van de Westerscheldetunnel en tot gewijzigde verkeersstromen op omliggende (hoofd-)wegen. Aan de hand van een verkeersmodel dienen de effecten op het betreffende verkeersnetwerk in kaart te worden gebracht. Afhankelijk van de uitkomsten van dit verkeersmodel dienen mogelijk maatregelen te worden getroffen op het gebied van milieu (stikstofdepositie, luchtkwaliteit, geluidshinder) en verkeersveiligheid. Pas hierna kan de tunnel tolvrij worden.
Daarnaast dient capaciteit beschikbaar te zijn om de onderzoeken te kunnen uitvoeren. Dit is ook opgenomen in bijgaande beslisnota IENW/BSK-2021/264163 van 6 oktober 2021 (bijlage 2).
Kunt u desnoods geanonimiseerd met de Tweede Kamer alle interne beleidsadviezen en correspondentie die zijn opgesteld op uw ministerie over het tolvrij maken van de Westerscheldetunnel sinds het aannemen van de motie Alkaya/Van der Plas delen?
Naast bijlage 2 zend ik hierbij ter informatie ook de beslisnota IENW/BSK-2021/195346 van 6 juli 2021 toe die hierover inzage biedt (bijlage 3).3
Heeft uw ministerie of haar ambtenaren de onderhandelaars van het coalitieakkoord van advies voorzien over het tolvrij maken van de Westerscheldetunnel? Zo ja, hoe luidde dat advies?
Het kabinet zal spoedig de (departementale) notities die ter voorbereiding
van de gesprekken aan de formatietafel zijn aangeleverd, openbaar
maken.
Begrijpt u dat Zeeuwen en Zeeuwse overheden vooral behoefte hebben aan duidelijkheid vanuit uw ministerie?
Het Draaiboek is in goede samenwerking en in vertrouwen met de provincie Zeeland opgesteld. Door het Kabinet is steeds vooropgesteld dat voor afschaffing van de tol in de Westerscheldetunnel, eerst de benodigde dekking moet worden gevonden.
Welke specifieke stappen gaat u zetten om meer duidelijkheid te creëren rond het tolvrij maken van de Westerscheldetunnel?
Ik werk momenteel samen met de Staatssecretaris de opgaven van het Ministerie van IenW uit het coalitieakkoord uit in een integraal beleidsprogramma. In deze uitwerking worden de concrete stappen uitgewerkt voor elk van deze opgaven. Hieronder vallen ook de invoering van BNG in 2030 en het afschaffen van de toltrajecten die we samen met het Ministerie van financiën uitwerken. Het integraal beleidsprogramma wordt medio mei 2022 gepresenteerd. In aanloop hier naartoe spreek ik op 16 februari 2022 al met uw kamer over de hoofdlijnen en prioriteiten voor het Ministerie van IenW.
Welke stappen gaat u zetten om de vertrouwensband met de provincie Zeeland te herstellen en te versterken?
Kunt u deze vragen elk afzonderlijk en zo spoedig mogelijk beantwoorden?
Het Draaiboek is in goede samenwerking en in vertrouwen met de provincie Zeeland opgesteld. Ik blijf in het vervolg uiteraard in gesprek met de provincie Zeeland, in het bijzonder voor de uitwerking van het Coalitieakkoord.
De schaarste aan gas en de productiebeperking van kolencentrales |
|
Alexander Kops (PVV) |
|
Dilan Yeşilgöz-Zegerius (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Bent u ervan op de hoogte dat de elektriciteitsproductie uit gas in het derde kwartaal van 2021 met 49% is gedaald ten opzichte van een jaar eerder (als gevolg van de schaarste aan gas en de hoge gasprijzen op de wereldmarkt)? Bent u er ook van op de hoogte dat de elektriciteitsproductie uit kolen in dezelfde periode metmaar liefst 96% is gestegen?1 Wat vindt u hiervan?
Ja. In Nederland was een jaar geleden de gasprijs erg laag, waardoor elektriciteitsopwekking met gascentrales goedkoper was dan met kolencentrales. Hierdoor werden vooral de gascentrales ingezet en de kolencentrales minder, tot een historisch laag niveau in 2020. Momenteel is die situatie andersom en worden de kolencentrales in 2021 meer ingezet en de gascentrales minder. Vanuit het oogpunt van leveringszekerheid vind ik het goed dat de brandstofmix flexibel is en qua verhouding tussen de inzet van kolen en gas voor elektriciteitsopwekking reageert op prijzen en schaarste.
Deelt u de conclusie dat het ronduit tegenstrijdig is dat onze kolencentrales moeten worden gesloten, dat iedereen van het gas af moet, en dat we daar massa’s windturbines voor in de plaats krijgen – maar dat we door die onrendabele groene gekte niet minder maar juist méér afhankelijk worden van gas, en dat we vanwege de schaarste aan gas en de hoge gasprijzen niet minder maar méér afhankelijk worden van kolen?
Nee. Elektriciteit die wordt opgewekt met windmolens of zonnepanelen hoeft op dat moment niet opgewekt te worden met kolen- of gascentrales. Bij een toenemend aandeel elektriciteitsopwekking uit wind en zon de komende jaren, zal daarmee ook de hoeveelheid kolen en gas die nodig is voor elektriciteitsopwekking afnemen. Uiteindelijk zal er naast import en export, opslag en vraagrespons ook een deel regelbaar vermogen nodig zijn dat elektriciteit opwekt uit moleculen op die momenten dat windmolens en zonnepanelen minder elektriciteit produceren als gevolg van het weer. Nu zijn die moleculen kolen en aardgas straks bijvoorbeeld deels waterstof, uranium en groen gas.
Hoe is het mogelijk dat u uitgeregeld nú – per 1 januari 2022 – de productiebeperking van kolencentrales in werking wilt laten treden, om zo aan het Urgendavonnis te voldoen (zaaknummer 2021Z24105)? Welke gevolgen heeft dit voor de leveringszekerheid?
Bent u ervan op de hoogte dat de import van goedkopere elektriciteit uit met name Duitse, Franse en Belgische kolen- en kerncentrales in het derde kwartaal van 2021 met 66% is gestegen ten opzichte van een jaar eerder?
Ja.
Deelt u de mening dat het je reinste waanzin is dat onze hypermoderne kolencentrales hun elektriciteitsproductie vanwege klimaat moeten beperken, maar dat er tegelijkertijd elektriciteit wordt geïmporteerd uit «viezere» kolencentrales in het buitenland?
Nee. Overigens hadden de moderne kolencentrales in 2020 nog niet te maken met productiebeperkingen. Met name verminderde elektriciteitsproductie van de gascentrales als gevolg van de hoge gasprijzen, leidde in het derde kwartaal van 2020 tot import. De elektriciteitsproductie uit kolen was ook in Nederland hoger zoals u in vraag 1 constateert. De beperking van de kolencentrales zal naar verwachting deels worden vervangen door groei van wind en zon en extra inzet van de Nederlandse gascentrales.
Het is daarnaast belangrijk om samen op te trekken in Europa in de energietransitie. In Nederland en Duitsland zijn er gelijktijdige trajecten om het gebruik van kolen uit te faseren en het stimuleren van hernieuwbare energie. Daarmee wordt productiemix steeds meer gelijk.
Kunt u uitleggen wat het mondiale klimaateffect is van het in Nederland verminderen van de CO2-uitstoot en het daardoor verhogen van de uitstoot in het buitenland? Deelt u de conclusie dat dit niets met klimaat te maken heeft, maar een papieren werkelijkheid is, bedoeld om uw eigen klimaatboekhouding op orde te krijgen (vergelijkbaar met het niet-meerekenen van de CO2-uitstoot van biomassa)?
Het klimaatvraagstuk is een mondiaal vraagstuk dat door de uitvoering van het Parijs-akkoord mondiaal aangepakt wordt. Niet alleen Nederland maar ook in de ons omringende landen wordt onder andere de inzet van kolen voor elektriciteitsproductie beperkt en tegelijk elektriciteitsproductie uit bijvoorbeeld wind en zon gestimuleerd. Daarmee wordt het steeds zekerder dat de elektriciteitsproductie die door de weggevallen productiecapaciteit van kolencentrales in Nederland wordt opgevangen door ons omringende landen per saldo minder uitstoot veroorzaakt.
Deelt u hoe dan ook de conclusie dat de leveringszekerheid van energie belangrijker is dat het geneuzel over compleet verwaarloosbare, praktisch onmeetbare klimaateffecten? Bent u er daarom toe bereid onze kolencentrales open te houden en hun productie niet te beperken?
De leveringszekerheid van elektriciteit is van groot belang voor de Nederlandse samenleving en economie. Dit geldt tegelijk ook voor de afgesproken klimaatdoelstellingen. Om die reden ben ik niet bereid af te zien van de tijdelijke productiebeperking en het gefaseerd ingaande verbod op het gebruik van kolen voor elektriciteitsopwekking. De leveringszekerheid is ook met deze maatregelen geborgd. Dit is op basis van de huidige inzichten en geldende marktomstandigheden. Ik houd de toekomstige ontwikkelingen op de elektriciteitsmarkt nauwlettend in de gaten, evenals het effect van de productiebeperking hierop. Als ik tot de conclusie kom dat deze maatregel tot onaanvaardbare risico’s leidt voor de leveringszekerheid van elektriciteit of de voorzieningszekerheid van gas, zal ik maatregelen nemen om dit te voorkomen.
Kunt u onderstaande vragen behandelen als feitelijke vragen, waarbij de gestelde vragen doorgaans niet van alle bovengenoemde fracties het standpunt vertegenwoordigen?
Ja.
Kunt u onderstaande (feitelijke) vragen, voorafgaand aan het debat over de regeringsverklaring, een voor een beantwoorden of, indien een antwoord op een bepaalde vraag nog niet beschikbaar is, aangeven op welke datum het antwoord op deze vraag wel beschikbaar is?
Ja.
Klopt het dat er in dit coalitieakkoord cumulatief 10,7 miljard euro wordt uitgetrokken voor Defensie als je kijkt naar de periode 2022–2025, cumulatief 25,7 miljard euro in de periode 2022–2030 en maar liefst 55,7 miljard euro cumulatief in de periode 2022–2040?
Ja, als de structurele reeks uit het coalitieakkoord wordt doorgetrokken tot 2040 zijn dit de bedragen die worden uitgetrokken voor Defensie. Deze gelden komen bovenop de bestaande middelen in de Defensiebegroting.
Wat wordt bedoeld met «onderhoud en intensivering van defensie-uitgaven» waarin deze kabinetsperiode 10,7 miljard euro wordt geïnvesteerd? Welk bedrag gaat waar naartoe?
In het coalitieakkoord is onder de noemer «intensivering» 1,85 miljard euro structureel gereserveerd voor het versterken van de krijgsmacht. Uit deze middelen wordt structureel 0,5 miljard euro gereserveerd voor modernisering van het loongebouw en arbeidsvoorwaarden. De overige middelen worden gereserveerd voor gevechtsondersteuning, inzetvoorraden, digitalisering, innovatie en nieuwe (cyber)capaciteiten en wapensystemen. Voor het inlopen en wegwerken van achterstanden bij vastgoed, IT, instandhouding en onderhoud van materieel bij Defensie is onder de noemer «onderhoud» structureel 1,15 miljard euro gereserveerd.
Structureel is in het coalitieakkoord daarmee 3 miljard euro gereserveerd voor intensivering en onderhoud. Binnen de kabinetsperiode is het bedrag hoger door incidentele aanvullende uitgaven. In 2024 wordt de begroting verhoogd met 4,1 miljard euro en in 2025 met 4,2 miljard euro.
Hoe de middelen uit het coalitieakkoord precies worden uitgegeven, vergt nadere uitwerking en besluitvorming van het kabinet. Dit zal leiden tot de nieuwe Defensienota. In de Defensienota werkt het kabinet het coalitieakkoord voor Defensie verder uit in doelstellingen en beleidsmaatregelen.
Hoe verhoudt de zinsnede «Een krachtige NAVO blijft de hoeksteen van onze collectieve verdediging» zich tot de plannen voor verregaande Europese defensiesamenwerking, ook op het vlak van commandovoering en uitvoering?
Europa moet in de toekomst zelfstandig kunnen optreden wanneer de Europese belangen in het geding zijn. Daarom zet het kabinet in op de verdieping van de samenwerking met omringende Europese landen, versterken we op EU-niveau de samenwerking in de vorm van gemeenschappelijke missies en oefeningen en speelt Nederland een actieve rol in de Europese ontwikkeling van defensiecapaciteiten. Dit komt ook de NAVO ten goede. De inspanningen die Defensie levert en de extra middelen uit het coalitieakkoord versterken dan ook onze bijdrage in zowel NAVO-verband als in Europees verband.
Gaat de nieuwe coalitie op defensiegebied streven naar taakspecialisatie binnen de EU? Zo ja, met welke landen en binnen welke kaders wordt hierover samenwerking gezocht?
In de Defensievisie 2035 is aangegeven dat Defensie gaat inzetten op verdere specialisatie binnen de NAVO en EU. Dit onderwerp wordt nu al geregeld opgebracht in internationaal verband, en Nederland heeft specialisatie expliciet ingebracht tijdens de strategische dialoogfase over het Strategisch Kompas (Kamerstuk 21 501-28-229). Het coalitieakkoord benadrukt de noodzaak van het versterken van specialismen. De Nederlandse inzet wordt verder uitgewerkt in de Defensienota. Uw Kamer ontvangt bovendien nog een brief waarin nader wordt ingegaan op de rationale van specialisatie, welke vormen mogelijk zijn en waar kansen en risico’s liggen.
Wat zijn concreet de voornemens voor strategische autonomie voor onze defensie-industrie en het bevorderen van een gelijker speelveld, ook in het licht van het beleid van lidstaten als Frankrijk?
Zoals hierboven beschreven, wordt het coalitieakkoord verder uitgewerkt in de nieuwe Defensienota.
Kunt u aangeven hoe Defensie binnen 3 jaar 4 miljard euro extra per jaar gaat uitgeven? Kunt u aangeven waarop die grote intensivering gebaseerd is?
Zoals hierboven beschreven, worden de ambities in het coalitieakkoord vertaald naar realistische doelstellingen en beleidsmaatregelen in de nieuwe Defensienota. De Defensienota zal duidelijk maken hoe en waaraan het defensiebudget specifiek wordt uitgegeven. In het coalitieakkoord is benadrukt dat we leven in een wereld met veranderende machtsverhoudingen en instabiliteit rond Europa. Door de opstelling van landen als Rusland en China en de sterkere focus van de VS op Azië moeten we onze vrijheid, veiligheid en welvaart actiever beschermen. Met de huidige inrichting en staat van de organisatie is Defensie onvoldoende toegerust voor toekomstige (en sommige huidige) dreigingen. In NAVO-verband is in 2014 afgesproken om de defensie-uitgaven in 10 jaar te bewegen richting 2% van het bbp. Met de uitgaven uit het coalitieakkoord brengt het kabinet de defensie-uitgaven als percentage van het bbp in 2024 en 2025 volgens de huidige verwachting naar het niveau van het Europees NAVO-gemiddelde van 1,85% bbp.
Tot welke «internationale verplichting» wordt het defensiebudget opgehoogd: de NAVO-norm of het Europees gemiddelde van het BNP?
Met de uitgaven uit het coalitieakkoord brengt het kabinet de defensie-uitgaven als percentage van het bbp in 2024 en 2025 volgens de huidige verwachting naar het niveau van het Europees NAVO-gemiddelde van 1,85% bbp. Dit betreft het geprognosticeerde gemiddelde van de defensie-uitgaven door de Europese NAVO-bondgenoten.
Het coalitieakkoord |
|
Tom van der Lee (GL), Chris Stoffer (SGP), Liane den Haan (GOUD), Henk Nijboer (PvdA), Caroline van der Plas (BBB), Wybren van Haga (BVNL), Pieter Omtzigt , Laurens Dassen (Volt), Teun van Dijck (PVV), Lammert van Raan (PvdD), Farid Azarkan (DENK) |
|
Kajsa Ollongren (viceminister-president , minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (D66) |
|
![]() ![]() ![]() ![]() ![]() ![]() ![]() ![]() ![]() |
Kunt u onderstaande vragen behandelen als feitelijke vragen, waarbij de gestelde vragen doorgaans niet van alle bovengenoemde fracties het standpunt vertegenwoordigen?
Kunt u onderstaande (feitelijke) vragen, voorafgaand aan het debat over de regeringsverklaring, een voor een beantwoorden of, indien een antwoord op een bepaalde vraag nog niet beschikbaar is, aangeven op welke datum het antwoord op deze vraag wel beschikbaar is?
Wordt de aanbeveling van de 16e Studiegroep Begrotingsruimte omtrent brede welvaart volledig overgenomen? Dat wil zeggen, wordt er expliciet gestuurd op brede welvaart, wordt bij de formatie duidelijk gemaakt wat de belangrijkste doelen zijn, wordt er jaarlijks gerapporteerd over de politiek gekozen indicatoren en wordt de rapportagecyclus van het Planbureau voor de Leefomgeving en Sociaal en Cultureel Planbureau aangesloten op de begrotingscyclus?
Klopt het dat de lasten (inclusief basispad) voor gezinnen de komende vier jaar gaan stijgen? Waarom spreekt u van «lastenverlichting» als mensen «minder meer belasting» gaan betalen?
Is er (per begroting) een budgettaire ondergrens afgesproken waar maatregelen in het coalitieakkoord aan moeten voldoen in het kader van «een akkoord op hoofdlijnen»?
Kunt u aangeven welke maatregelen wél in het coalitieakkoord zijn opgenomen, maar (nog) geen plek hebben gekregen in de budgettaire bijlage? Wat gaat er met deze maatregelen gebeuren?
Is het gebruikelijk om te werken met een inverdieneffect van 42%? Welke percentages zijn gehanteerd bij vorige regeerakkoorden? Wat zouden de budgettaire gevolgen zijn bij dit coalitieakkoord als het inverdieneffect van het vorige regeerakkoord werd gehanteerd?
Wat zijn de inverdieneffecten na de kabinetsperiode?
Kunt u de ramingen van de staatsschuld ook weergeven voor de jaren na 2026?
Kunt u tabel 1 (samenvatting financieel beeld) & tabel 2 (beleidsmatige lastenontwikkeling) van de budgettaire bijlage uitbreiden met de jaren 2026–2030?
Kunt u de beleidsmatige lastenontwikkeling uitsplitsen in de categorieën (inkomen & arbeid, vermogen & winst, milieu, overig)?
Kunt u de koopkrachttabel ook uitsplitsen per jaar (2022, 2023, 2024 en 2025)? Hoe komt de koopkrachttabel eruit te zien als de meest recente inflatiecijfers worden meegenomen in plaats van de achterhaalde inflatiecijfers?
Hoe verhoudt het creëren van steeds meer fondsen zich tot budgetdiscipline?
Hoe zal uitvoering worden gegeven aan de aangenomen motie Van Raan/Nijboer over verkennen op welke manier de Monitor Brede Welvaart en de Klimaat- en Energie Verkenning gesynchroniseerd kunnen worden met de begrotingscyclus (Kamerstuk 35 925, nr. 140) en de motie Van Raan c.s. over de MBW en de KEV integreren in de besluitvorming rondom het Belastingplan (Kamerstuk 35 927, nr. 72)?
Welke mogelijkheden zijn er om coronasteungelden in te zetten voor zowel herstel als voor verduurzaming, zodat het mes aan twee kanten snijdt?
Hoe gaat de coalitie aan de slag met de aanbevelingen uit de initiatiefnota van GL, D66, CU en CDA «Van oliedom naar gezond verstand: verduurzaming van de financiële sector»? Welke plannen heeft de coalitie voor verduurzaming van de financiële sector?
Wanneer zal het kabinet de nationale plannen aangaande de Recovery and Resilience Facility (RRF) gelden indienen bij de Europese Commissie? En welke afspraken uit het coalitieakkoord worden hierin meegenomen?
Zijn er concrete afspraken gemaakt over het terugkeren naar begrotingsregels?
Welke uitgavenkaders zijn vastgesteld voor de komende kabinetsperiode?
Waarom is er bij het bepalen van het coalitiedoel van het EMU-saldo van -1,75% gerekend met een rente van 0% en een structurele bbp-groei van 3%. Waar zijn deze getallen op gebaseerd en hoe realistisch zijn deze variabelen?
Kunt u de uitgaven van het Stikstoffonds en het Klimaat- en transitiefonds per jaar uitsplitsen in de periode 2026–2030?
Klopt het dat in het coalitieakkoord wordt uitgegaan van 0% rente en een jaarlijkse groei van het bbp met 3%? Waarop zijn die aannames gebaseerd?
Wat zouden de budgettaire gevolgen zijn als de rente gaat stijgen?
Wat zouden de budgettaire gevolgen zijn als het bbp minder hoog uitkomt?
Wat zouden de budgettaire gevolgen zijn als de aannames omtrent de het bbp, de rente en de inflatie niet uitkomen?
Kunt u vanaf het basispad per jaar de beleidsmatige lastenontwikkeling weergeven en dit uitsplitsen naar burgers, bedrijven, buitenland en totaal lastenverzwaring (vergelijkbaar met tabel 2 uit de budgettaire bijlage coalitieakkoord, maar dan vanaf het basispad)?
Kunt u het basispad per jaar geven van de uitgaven en lasten, en dit uitsplitsen naar ombuigingen, intensiveringen, lastenverlichting en lastenverzwaring (vergelijkbaar met tabel 1 uit de budgettaire bijlage coalitieakkoord)?
Klopt het dat met het voorliggende coalitieakkoord de beleidsmatige lasten over de gehele periode voor alle groepen alsnog toenemen (namelijk voor burgers met 1,6 miljard, voor bedrijven met 19,9 miljard en voor het buitenland met 0,6 miljard)?
Welke maatregelen uit het basispad zorgen alsnog voor een (structurele) lastenverzwaring eind 2025? Kunt u deze maatregelen opsommen, toelichten en uitsplitsen naar burgers, bedrijven en buitenland?
Kunt u in de medianentabel uit de budgettaire bijlage coalitieakkoord per inkomensgroep aangeven hoeveel de groep wat betreft koopkracht er in euro’s op vooruit gaat? Graag tevens per jaar tot en met 2025 uitsplitsen.
Kunt u verklaren waarom de beleidsmatige lastenontwikkeling over de kabinetsperiode toeneemt en de koopkracht eveneens toeneemt?
Welke aannames omtrent de inflatie, uitvoering van verschillende maatregelen, hervorming van de huurtoeslag, invulling van de 3 miljard lastenverlichting en de loonontwikkeling liggen ten grondslag aan de koopkrachtcijfers?
Kunt u aangeven hoe de lastenverlichting van 3 miljard precies is verdeeld onder gezinnen, werkenden en middeninkomens?
Kunt u per jaar een overzicht opstellen van de geraamde inkomsten van het Rijk onderverdeeld naar: directe belastingen, indirecte belastingen, Zorgverzekeringswet, premies werknemersverzekeringen en premies volksverzekeringen?
Nemen de sociale lasten als percentage van de loonkosten toe of af op basis van het regeerakkoord? Kunt u een overzicht geven per jaar en onderscheid maken tussen werkgevers en werknemers?
Met hoeveel loopt de overheidsschuld op in 2025 in miljarden?
Met hoeveel loopt het begrotingstekort op in 2025 in miljarden?
Hoeveel zal het kabinet in totaal extra uitgeven in 2025?
Kunt u, in lijn met de aangenomen motie Van Weyenberg c.s. (Kamerstuk 35 572, nr. 60), de gevolgen van het coalitieakkoord op de vermogensongelijkheid in Nederland in kaart brengen?
Wat is uw doelstelling op het gebied van vermogensongelijkheid? Welke Gini-coëfficiënt in 2025 is voor u acceptabel?
Klopt het, op basis van de budgettaire raming van € 400 miljoen per jaar, dat de vliegticketbelasting gemiddeld wordt verhoogd met € 14 per ticket?
Welke inkomens vallen er onder uw definitie van een «middeninkomen» (bruto/netto, individueel en per huishouden)?
Waarom is er geen geld ingeboekt in de budgettaire tabel voor de maatregel om de btw op groente en fruit naar 0% te verlagen? Wanneer verwacht u deze maatregel ingevoerd te hebben?
Wat zijn precies de gevolgen van de versoepeling van de wet excessief lenen? In hoeverre gaat deze versoepeling bijdragen aan het voorkomen van onevenwichtige situaties?
Wordt beoogd om per 2025 alle huurinkomsten te belasten op basis van werkelijk rendement?
Klopt het dat de hypotheekrenteaftrek de komende kabinetsperiode niet verder wordt afgebouwd?
Waarom wordt de jubelton pas in 2024 afgeschaft? Is het technisch mogelijk om de jubelton al eerder af te schaffen?
Is de aanpak van belastingontwijking een speerpunt voor dit nieuwe kabinet?
Kunt u zowel voor pakket A als pakket B uit het advies van de Commissie ter Haar (deel 1) aangeven welke maatregelen niet worden overgenomen en hoeveel belastinginkomsten er hierdoor worden mislopen?
Welke maatregelen uit het advies van Commissie ter Haar (deel 2) worden wel overgenomen en welke niet?
Wat is uw doelstelling in 2025 voor het aantal onbelaste miljarden dat via Nederland naar belastingparadijzen wordt gesluisd?
Klopt het dat er in het coalitieakkoord geen afspraken zijn gemaakt over het initiatiefwetsvoorstel «conditionele exitheffing in de dividendbelasting»? Is het daarmee een vrije kwestie voor de Kamer of hebben coalitiepartijen afspraken gemaakt hierover buiten het coalitieakkoord om?
Klopt het dat niet het volledige toeslagenstelsel wordt afgeschaft, maar alleen de kinderopvangtoeslag, en dat er voor de andere toeslagen herzieningen binnen hetzelfde stelsel gepland staan? Indien dit klopt, waarom gaat het toeslagenstelsel niet volledig op de schop, gezien het leed dat het met zich mee heeft gebracht en de overeenstemming die er leek te zijn over het afschaffen van toeslagen? Indien het toeslagenstelsel volledig op de schop gaat, wat gaat ervoor zorgen dat mensen genoeg overhouden om normaal van rond te komen?
Kan er per fiche met bouwsteen uit bijlage 1 van het syntheserapport Bouwstenen voor een beter belastingstelsel worden aangeven of de coalitie de beleidsoptie heeft overgenomen en in welke vorm (overgenomen dan wel gedeeltelijk overgenomen of niet overgenomen)?
Kunt u nader duiden aan welke wijziging in de tariefstructuur van de energiebelasting gedacht wordt?
Welke lastenverzwaring door onder meer de wijzigingen in de energiebelasting brengt het coalitieakkoord met zich mee voor de glastuinbouw?
Uit het lastenoverzicht blijkt dat zelfstandigen voor de verlaging van de zelfstandigenaftrek meer dan gecompenseerd worden via een verhoging van de arbeidskorting. Welke afspraken zijn gemaakt over die verhoging van de arbeidskorting, nu blijkbaar al wel duidelijk is dat deze verhoging de verlaging van de zelfstandigenaftrek meer dan compenseert?
Op welke wijze is opvolging gegeven aan de aangenomen motie Van der Staaij/Omtzigt (Kamerstuk 35 925, nr. 48) waarin uitgesproken is dat een volgend kabinet concrete maatregelen moet nemen om de belastingkloof tussen een- en tweeverdieners te verkleinen?
Wordt de verhuurderheffing per 2023 geheel afgeschaft of wordt de heffing vanaf 2023 geleidelijk afgeschaft?
Kunt u een indicatie geven hoe de klimaatlasten neerslaan bij zowel het grootbedrijf, het middenbedrijf als kleine ondernemers?
Kunt u in een tabel inzage geven in de voorgenomen wijzigingen in de tarieven van de energiebelasting en Opslag Duurzame Energie- en Klimaattransitie (ODE), voor beide zowel gas als elektriciteit?
Kunt u aangeven hoe de tax payers advocate vormgegeven zal worden en hoeveel budget hij ter beschikking krijgt?
Is er in de koopkrachtberekeningen rekening mee gehouden dat ongeveer 92% van de huishoudens nog op gas stookt?
Met hoeveel gaat de energierekening voor een huishouden omhoog dan wel omlaag bij een gebruik van 3.500 kwh aan elektriciteit en 1.500 m3 aan gas?
Kunt u de vennootschapsbelasting lastenverzwaring nader toelichten en de opbrengsten nader specificeren, welke aannames zijn bij deze maatregel gemaakt?
Kunt u de stelling nader specificeren dat de (versnelde) afbouw van de zelfstandigenaftrek ruim wordt gecompenseerd door de verhoging van de arbeidskorting?
Kunt u in het kader van tabaksaccijns nader toelichten wat een pakje sigaretten ongeveer gaat kosten?
Kunt u aangeven wat de lastenverzwaring die samenhangt met de aanscherping verbruiksbelasting niet-alcoholische dranken nader uitsplitsen in niet-alcoholische dranken en verhoging van het minimumtarief voor bier, doet met de prijs voor 1 liter frisdrank respectievelijk bier?
Wat is het effect van de accijnsverhogingen op de inflatie?
Hoe concreet is het voornemen om het btw-tarief op groente en fruit te verlagen naar 0%?
Hoeveel huishoudens maken gebruik van de inkomensafhankelijke combinatiekorting (IACK)?
Wat is de budgettaire opbrengst per jaar van de afbouw van de IACK?
Kunt u nader toelichten wat u bedoelt met: «We ondersteunen de voorstellen van de Europese Commissie voor een belasting op kerosine op EU-niveau.»?
Wat is het effect van het afschaffen van de middelingsregeling voor werkenden?
Kunt u onderstaande vragen behandelen als feitelijke vragen, waarbij de gestelde vragen doorgaans niet van alle bovengenoemde fracties het standpunt vertegenwoordigen?
Ja.
Kunt u onderstaande (feitelijke) vragen, voorafgaand aan het debat over de regeringsverklaring, een voor een beantwoorden of, indien een antwoord op een bepaalde vraag nog niet beschikbaar is, aangeven op welke datum het antwoord op deze vraag wel beschikbaar is?
Ja, waar dit al bekend is, is dit aangegeven.
Is de verhoging van het minimumloon voorwaardelijk aan de vereenvoudiging van de huurtoeslag of wordt het minimumloon sowieso met 7,5% verhoogd ongeacht wat er gebeurt met de huurtoeslag?
De verhoging van het wettelijk minimumloon geeft inkomensruimte om de huurtoeslag te hervormen. Het ligt voor de hand om de verhoging van het wettelijk minimumloon en de hervorming van de huurtoeslag in samenhang te bezien. De uitvoering wordt nader vormgegeven door het kabinet.
Wat is het verschil tussen het nieuwe voorstel van directe financiering aan kinderopvanginstellingen en het oude voorstel dat tijdens het kabinet Rutte-II is gestrand? Welke inhoudelijke bezwaren waren er destijds die nu zijn weggenomen?
Een verschil is dat bij het huidige voorstel tegelijkertijd ook de grondslagen worden vereenvoudigd, namelijk een inkomensonafhankelijke vergoeding van 95% voor alle werkende ouders en het loslaten van het criterium koppeling gewerkte uren. De precieze vormgeving van dit stelsel zal de komende periode nader uitgewerkt worden. Hiervoor zal ook gekeken worden naar de ervaringen van het oude voorstel voor directe financiering.
Is er een inschatting gemaakt van wat de kinderopvangtoeslagverruiming gaat doen met de uurprijs van de kinderopvang? Als dit niet het geval is waarom niet? Kan er uitgesloten worden dat deze extra investering vanuit publieke middelen niet via winsten wegstroomt?
Bij de raming van deze beleidsvoornemens is uitgegaan van de huidige maximum uurprijzen en tarieven, zie ook antwoord 24. Het is op voorhand lastig te voorspellen wat de effecten van de stelselwijziging op de tariefontwikkeling en winstgevendheid precies zullen zijn. Dit is een aandachtspunt in de verdere uitwerking.
Kunt u aangeven voor welk doeleinde de € 500 miljoen Arbeidsmarkt enveloppe is gereserveerd? Welke doelstelling hoort bij dat budget, en wat is de verdeling tussen hervormen arbeidsmarkt, re-integratie en het aanpakken armoede en schulden?
U wordt hierover geïnformeerd aan de hand van de uitwerking van de toepasselijke thema’s uit het coalitieakkoord.
Klopt het dat de kinderopvangtoeslag voor lage inkomens al voor 96% wordt vergoed? Kunt u de inkomenseffecten weergeven van het plan om de vergoeding alleen voor werkende ouders te verhogen naar 95%? Klopt het dat dit een denivellerende maatregel is?
De laagste inkomens ontvangen nu een toeslag van 96%. Onderstaande tabel toont het geïsoleerde mediane inkomenseffect (van de hele groep en KOT-ontvangers binnen de groep) indien het vergoedingspercentage voor alle KOT-ontvangers in 2025 95% wordt.
Groep
KOT-ontvangers
Omvang groep (dzd)
W.v. KOT-ontvangers (dzd)
1e (<=111% WML)
0,0%
– 0,2%
1.549
39
2e (111–177% WML)
0,0%
0,1%
1.549
35
3e (177–273% WML)
0,0%
0,8%
1.549
93
4e (273–406% WML)
0,0%
1,5%
1.549
179
5e (>406% WML)
0,0%
2,8%
1.548
191
Werkenden
0,0%
1,4%
4.872
522
Uitkeringsgerechtigden
0,0%
– 0,1%
657
13
Gepensioneerden
0,0%
xxx
2.066
xxx
Tweeverdieners
0,0%
1,6%
3.845
458
Alleenstaanden
0,0%
– 0,1%
3.570
76
Alleenverdieners
0,0%
xxx
328
xxx
Huishoudens met kinderen
0,0%
1,4%
1.685
537
Huishoudens zonder kinderen
0,0%
xxx
4.008
xxx
Bron: SZW-berekeningen
Deze maatregel verlaagt de eigen bijdrage voor een groot deel van de ouders fors. Met name huishoudens met een hoog inkomen profiteren het meest van het verhogen van de vergoeding. Voor de laagste inkomensgroep (met een gezamenlijk toetsingsinkomen tot € 27.437 neemt de eigen bijdrage toe. De aanpassing van het vergoedingspercentage binnen de KOT is echter slechts één maatregel uit het coalitieakkoord dat meer maatregelen bevat die relevant zijn voor de ontwikkeling van het huishoudinkomen. Het invoeren van een inkomensonafhankelijke eigen bijdrage is een onderdeel van de hervorming van de kinderopvangtoeslag en betreft een vereenvoudiging van het stelsel. Het aantal terugvorderingen en nabetalingen neemt hierdoor af.
Klopt het dat het Algemene Ouderdomswet (AOW)-gat van Surinaamse Nederlanders wel is opgenomen in het coalitieakkoord maar er geen geld voor is uitgetrokken in de budgettaire bijlage? Hoeveel geld is er nodig voor deze maatregel? Komt dit geld alsnog beschikbaar?
Er is in de budgettaire bijlage van het coalitieakkoord geen specifieke reservering gedaan voor dit dossier. Het antwoord op deze vraag vergt nadere uitwerking en besluitvorming van het kabinet. U wordt hierover geïnformeerd nadat besluitvorming binnen het kabinet heeft plaatsgevonden.
Zijn de plannen in dit coalitieakkoord voldoende om de doelstelling op kinderarmoede (halvering in 2025) te bereiken? Kunt u dit kwantitatief onderbouwen?
De beantwoording van deze vraag zal plaatsvinden bij de verdere uitwerking van de maatregelen, die in hun effecten nu nader worden geanalyseerd.
Wat is uw doelstelling in 2025 voor het aantal werkenden in een kwetsbare arbeidsmarktpositie?
In het coalitieakkoord is geen doelstelling opgenomen voor het aantal werkenden in een kwetsbare arbeidsmarktpositie. Het coalitieakkoord bevat wel, met name in hoofdstuk 4 Bestaanszekerheid en kansengelijkheid, een breed pakket aan maatregelen om de arbeidsmarktpositie van zowel kwetsbare werkenden, als werkzoekenden, waaronder jongeren, te verbeteren. Ook wordt het minimumloon stapsgewijs verhoogd. Deze maatregelen zullen komende periode verder worden uitgewerkt. Het eindrapport van de commissie Regulering van Werk (commissie-Borstlap) en het hoofdstuk «Arbeidsmarkt, inkomensverdeling en gelijke kansen» uit het SER MLT-advies vormen de leidraad voor hoe de inrichting van de arbeidsmarkt van de toekomst er uit komt te zien.
Wat is uw doelstelling in 2025 voor de loonkloof tussen mannen en vrouwen?
De Minister van SZW hecht veel waarde aan het sneller verder dichten van de loonkloof en streeft naar gelijke beloning voor mannen en vrouwen. Het doel is dan ook om beloningsverschillen tussen mannen en vrouwen aan te pakken en te verkleinen. In het coalitieakkoord is opgenomen dat gewerkt wordt aan de gendergelijkheid op de arbeidsmarkt. Daaronder valt ook het verder tegengaan van loonverschillen tussen mannen en vrouwen, door beter te controleren op loonverschillen. Op dit moment wordt het Europese Richtlijnvoorstel over loontransparantie ter bevordering van gelijke beloning van mannen en vrouwen in Europa behandeld. Dit voorstel heeft tot doel om gelijke beloning te bevorderen door het verbeteren van loontransparantie. Tijdens de Sociale Raad van 6 december 2021 is een algemene oriëntatie bereikt door de lidstaten op dit richtlijnvoorstel. Nederland heeft daar ingestemd met de tekst van het richtlijnvoorstel. De onderhandelingen over dit voorstel tussen het Europees Parlement en de Raad moeten nog starten. Wanneer het richtlijnvoorstel uiteindelijk zal worden aangenomen moet deze door de lidstaten worden omgezet en geïmplementeerd in nationale wetgeving. Ik zal u daar te zijner tijd over informeren.
Hoe gaan overheids- en uitvoeringsorganisaties het goede voorbeeld geven bij het aanpakken van institutioneel racisme?
Ter uitvoering van de moties Marijnissen c.s. en Klaver c.s. zijn departementen momenteel bezig met het inventariseren, beoordelen en opruimen van onrechtmatige of oneigenlijke verwerkingen van afkomst gerelateerde indicatoren in risicoprofielen. Ook het gebruik van nationaliteit en etniciteit in risicoprofielen wordt meegenomen in de uitvoering van deze moties. Het College voor de Rechten van de Mens heeft een toetsingskader ontwikkeld met juridische maatstaven om te bepalen wanneer risicoprofielen leiden tot discriminatie op grond van ras (waaronder etniciteit valt) of nationaliteit. Dit toetsingskader zal worden betrokken bij de nog lopende inventarisatie en toetsing bij uitvoeringsorganisaties. Ook heeft de voormalige Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijkrelaties inzet toegezegd voor de verdere verspreiding en toepassing van het toetsingskader en andere waarborgen tegen etnisch profileren door de overheid.
Verder wordt een Staatscommissie ingesteld die tot taak zal hebben om op langjarige basis onderzoek te doen naar de stand van racisme in Nederland, voorstellen te doen en effecten van beleid te monitoren. Ook zijn andere belangrijke stappen gezet. In navolging op de Black Lives Matter demonstraties en Catshuisgesprekken die daaromtrent zijn gevoerd, is er een interdepartementaal traject (SZW, BZK, OCW, JenV, VWS) gestart om de aanpak van racisme en discriminatie in samenwerking met verschillende stakeholders bottom-up te bezien. Ter versterking de algehele aanpak tegen discriminatie en racisme is de Nationaal Coördinator tegen Discriminatie en Racisme aangesteld. In 2022 zal hij een Nationaal Actieprogramma presenteren dat in samenwerking met verschillende stakeholders wordt ontwikkeld. En er is nadrukkelijker een brede discriminatietoets aan de voorkant gekomen voor wetgeving en beleid, onder meer in de constitutionele toets, de invoeringstoets, het Integraal Afwegingskader (IAK) en de data protection impact assessment (DPIA). Deze instrumenten gelden ook als een risicoprofiel wordt opgesteld.
Uitvoeringsorganisaties zetten in op bewustwording en bestrijding van discriminerende effecten en gedrag door ambtelijke organisaties. Dit gebeurt via het voorkomen van (onbewuste) discriminatie jegens klanten, bijvoorbeeld bij SVB waar het Ethics Center sessies organiseert gericht op bewustwording van onbewuste vooroordelen bij medewerkers, en inclusief werkgeverschap.Bij inclusief werkgeverschap is het doel een evenwichtige verhouding in het personeelsbestand met diversiteit in alle lagen.
Ook wordt er ingezet op het voorkomen van discriminerende algoritmen. Zo is UWV bezig met het oprichten van een Commissie Data Ethiek om het gebruik van algoritmes tegen het licht te houden en specifieke algoritmes te beoordelen. In het coalitieakkoord is opgenomen dat we wettelijk willen regelen dat algoritmes worden gecontroleerd op transparantie, discriminatie en willekeur. Een algoritmetoezichthouder moet dit bewaken.
Wat wordt bedoeld met het «zorgvuldig» uitvoeren van het Regenboogakkoord met initiatiefwetgeving en beleid? Wordt het hele Regenboogakkoord uitgevoerd zoals afgesproken?
Zie antwoord op vraag 14.
Kunt u punt voor punt aangeven welke onderdelen van het Regenboogakkoord uitgevoerd worden? Wat gebeurt er met het meerouderschap?
Voor het antwoord op de vragen 13 en 14 verwijs ik u naar het antwoord van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap op de vraag over het integraal overnemen van de maatregelen uit het Regenboogakkoord (vraag 7). Hierin staat dat het Regenboog Stembusakkoord door een grote meerderheid van de Tweede Kamerfracties is ondertekend. In het coalitieakkoord staat dat we blijven werken aan de acceptatie, veiligheid en emancipatie van de LHBTQI+ gemeenschap en dat het Regenboogakkoord hiervoor de basis is. Het nieuwe kabinet zal dit in de komende tijd uitwerken en een voorstel aan uw Kamer doen.
Wat zijn de gevolgen van het niet-invoeren van het loonkostenvoordeel voor jongeren, onder meer voor werkgevers en deze jongeren?
Het loonkostenvoordeel voor jongeren (verder: LKV jongeren) zou de opvolger zijn van het Lage inkomensvoordeel (LIV), dat per 2025 wordt afgeschaft. De bedoeling was dat werkgevers dit loonkostenvoordeel zouden ontvangen voor jongeren met een kwetsbare positie op de arbeidsmarkt die werken in een substantiële baan rondom het wettelijk minimum(jeugd)loon. De hoogte van het LKV jongeren stond nog niet vast, maar zou maximaal € 1,01 per verloond uur met een maximum van ongeveer € 2.000 per jaar bedragen. Werkgevers die jongeren met een kwetsbare arbeidsmarktpositie in dienst hebben zullen hiervoor nu niet deze financiële compensatie krijgen. Wel zal met de resterende LIV-gelden het loonkostenvoordeel voor de doelgroep banenafspraak structureel worden gemaakt.
Het LKV jongeren zou het voor werkgevers aantrekkelijker maken jongeren met een kwetsbare positie op de arbeidsmarkt in dienst te nemen. Jongeren kunnen niet meer van dit verwachte effect profiteren. Het verwachte werkgelegenheidseffect van het LKV jongeren is niet doorgerekend. Hoe groot het effect van het niet invoeren van dit loonkostenvoordeel is, is daarom niet aan te geven.
Wat is het toekomstige kabinet van plan met het kindgebonden budget en de kinderbijslag? Is zij bereid het voornemen tot niet-indexering van de kinderbijslag in 2022, 2023 en deels 2024 te herzien?
Over het kindgebonden budget zijn in het coalitieakkoord geen concrete voorstellen opgenomen. Wel is de ambitie opgenomen om de toeslagen op termijn af te schaffen. Deze kabinetsperiode worden daartoe de eerste stappen gezet. Het kabinet zal hiertoe met voorstellen te komen. In de tussentijd wordt verder gegaan met verbeteringen in het huidige toeslagenstelsel (Kamerstuk 31 066, nr. 898). Over de kinderbijslag zijn in het coalitieakkoord geen voorstellen opgenomen. Het wetsvoorstel niet indexering kinderbijslag (Kamerstuk 35 845) ligt in de Eerste Kamer ter behandeling. Op 17 december jl. heeft de toenmalige Staatssecretaris de Eerste Kamer geïnformeerd dat reactie op het voorlopig verslag, door middel van een memorie van antwoord, niet voor de door de commissie gevraagde termijn kan worden gegeven. Dit betekent dat de beoogde inwerkingtredingsdatum van het wetsvoorstel, 1 januari 2022, niet haalbaar is gebleken. De basiskinderbijslagbedragen en het extra bedrag aan kinderbijslag zijn daarom met ingang van 1 januari 2022 geïndexeerd conform de huidige wet. Het kabinet zal de beantwoording op de vragen van de Eerste Kamer ter hand nemen en daarin ook ingaan op wat dit betekent voor (de inwerkingtredingsdatum van) het wetsvoorstel.
Hoe wordt de verhoging van het wettelijk minimumloon gedekt, en wat gaat dit ondernemers kosten?
Bij de vaststelling van het coalitieakkoord voor het kabinet Rutte IV is gekozen voor een verhoging van het WML, tezamen met andere extra investeringen, ombuigingen, en ook aanpassingen aan de lastenkant van de begroting. Daarnaast wordt een minimumuurloon geïntroduceerd op basis van een 36-urige werkweek. Dit heeft gevolgen voor de overheidsuitgaven doordat verschillende regelingen, waaronder de bijstand, gekoppeld zijn aan de hoogte van het WML. Deze uitgaven zijn niet expliciet gekoppeld aan specifieke ombuigingen of lastenverzwaring elders, maar zijn ingepast binnen de nieuw vastgestelde ex ante uitgaven- en lastenplafonds, zoals gebruikelijk is bij een nieuw coalitieakkoord.
De loonkosten voor werkgevers zullen toenemen. Zeker voor werkgevers die relatief veel werknemers hebben op het WML-niveau of in sectoren waarin minimumloonverdieners meer dan 36 uur per week werken zullen de loonkosten stijgen. Het wettelijk minimumloon stijgt gedurende de kabinetsperiode stapsgewijs met in totaal 7,5 procent bovenop de reguliere indexatie.
De precieze doorwerking op de loonkosten is onzeker. Zo is het mogelijk dat lonen net boven het WML verhoogd worden doordat het hogere WML doorwerkt op andere salarisniveaus via bijvoorbeeld cao-afspraken. De verhoging van het WML heeft dus mogelijk gevolgen voor het loongebouw. De precieze gevolgen zullen mede afhankelijk zijn van cao-afspraken.
Is er budget beschikbaar om de hardheden in de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA)-wetgeving weg te nemen?
Het antwoord op deze vraag vergt nadere uitwerking en besluitvorming van het kabinet. U wordt hierover bij de nadere uitwerking geïnformeerd.
Is er budget beschikbaar indien uit de herijking van het sociaal minimum blijkt dat het sociaal minimum voor bepaalde groepen omhoog moet (bijvoorbeeld voor een 18-jarige die minimumloon verdient en volgens het Nibud op geen enkele wijze kan rondkomen)?
Dit kabinet heeft 1,4 miljard gereserveerd voor een stapsgewijze verhoging van het minimumloon inclusief koppeling met de bijstand. In het coalitieakkoord staat opgenomen dat het sociaal minimum elke vier jaar wordt herijkt om vast te stellen of dit toereikend is om van te leven en mee te doen in de samenleving. Een volgende herijking is aan een nieuw kabinet. Jaarlijks wordt bekeken of de koopkracht evenredig is verdeeld.
Wat gebeurt er concreet met de koopkracht van mensen met alleen een AOW-uitkering?
Zie antwoord vraag 23.
Kunt u de € 1,4 miljard voor het verhogen van het minimumloon en het vereenvoudigen van de huurtoeslag nader uitsplitsen?
Het CPB heeft in de doorrekening van het coalitieakkoord een uitsplitsing gegeven van het huurtoeslagpakket. Er is nog geen uitsplitsing gemaakt van de verhoging van het wettelijk minimumloon. Een dergelijke uitsplitsing volgt in de nadere uitwerking door het kabinet.
Door het loskoppelen van de AOW en het minimumloon stijgt de AOW niet automatisch mee met het minimumloon, waarom kiest u voor het loskoppelen van de AOW?
Zie antwoord vraag 23.
In hoeverre worden AOW‘ers gecompenseerd en met welk bedrag?
De incidentele verhoging van het WML, zoals afgesproken in het coalitieakkoord, werkt nu niet door in de hoogte van de AOW-uitkering. De halfjaarlijkse reguliere koppeling tussen AOW en de contractlonen via het WML blijft behoudens deze extra verhoging van het WML in stand. Hier hebben alle AOW-gerechtigden profijt van. Ook na deze voorgenomen verhoging van het WML ligt de AOW hoger dan het sociaal minimum voor huishoudens onder de AOW-gerechtigde leeftijd en is het risico op armoede voor gepensioneerden relatief laag. Daarnaast wordt de ouderenkorting verhoogd, hier hebben gepensioneerden met aanvullend pensioen baat bij.
Op basis van welke cijfers en aannames zijn de uitgaven á € 2,2 miljard (structureel) voor de maatregel kinderopvang voor werkenden geraamd?
Een deel van de extra kosten betreft het directe effect van huidige gebruikers die een hogere vergoeding ontvangen. Onder de huidige regelgeving krijgen ouders gemiddeld circa 71,5% van de kosten van kinderopvang vergoed (tot aan de maximum uurprijs). De tegemoetkoming gaat naar 95% en dit gaat gepaard met meerkosten van structureel € 1,2 miljard. In de raming is uitgegaan van de huidige tarieven en maximum uurprijzen (zie ook het antwoord op vraag 5).
Daarnaast is aangenomen dat de vraag naar kinderopvang structureel met circa 21% stijgt als gevolg van de inkomensonafhankelijke vergoeding van 95% en het loslaten van de koppeling gewerkte uren. Deze ingeschatte gedragseffecten zijn onder meer gebaseerd op bestaand onderzoek naar de te verwachten gedragsreacties bij een daling van de eigen bijdrage. Bij een stelselwijziging van een dergelijke omvang zijn de gedragseffecten inherent zeer onzeker. De verwachte meerkosten op basis van het hogere gebruik worden ingeschat op structureel € 1,0 miljard. Tot slot is er rekening gehouden met minder oninbare terugvorderingen en hogere uitvoeringskosten als gevolg van directe financiering. Daarnaast stijgen de uitvoeringskosten als gevolg van het hogere gebruik van kinderopvang. Genoemde effecten vallen naar inschatting ongeveer tegen elkaar weg.
Kunt u de maatregel kinderopvang voor werkenden nader toelichten qua concrete invulling en effectiviteit van de maatregel?
Komende jaren zal de kinderopvangtoeslag fundamenteel herzien worden door de vergoeding te verhogen tot 95% voor alle werkende ouders en het criterium koppeling gewerkte uren los te laten. Ook zal de vergoeding rechtstreeks uitgekeerd worden aan kinderopvangorganisaties. Deze stappen zorgen voor een vereenvoudiging van de regeling en een flinke reductie van het aantal nabetalingen en terugvorderingen bij ouders. Ook wordt door deze maatregelen kinderopvang toegankelijker voor de meeste ouders, wat het combineren van arbeid en zorg vereenvoudigt. De komende periode zullen de voornemens nader uitgewerkt worden, waarbij ook naar de verwachte effecten op verschillende doelstellingen wordt gekeken.
Hoe wordt de maatregel arbeidsmarkt, armoede en schulden concreet ingevuld c.q. waaraan wordt (structureel) gereserveerde € 500 miljoen besteed?
Het antwoord op deze vraag vergt nadere uitwerking en besluitvorming van het kabinet. U wordt hierover bij de nadere uitwerking geïnformeerd.
Kunt u onderstaande vragen behandelen als feitelijke vragen, waarbij de gestelde vragen doorgaans niet van alle bovengenoemde fracties het standpunt vertegenwoordigen?
Ja.
Kunt u onderstaande (feitelijke) vragen, voorafgaand aan het debat over de regeringsverklaring, een voor een beantwoorden of, indien een antwoord op een bepaalde vraag nog niet beschikbaar is, aangeven op welke datum het antwoord op deze vraag wel beschikbaar is?
Ja, voor zover mogelijk wordt dit gedaan.
Hoe wordt vliegen over korte afstanden precies «ontmoedigd»?
Hiertoe zijn onder andere maatregelen relevant om het reizen per trein als alternatief voor luchtvervoer te bevorderen. Het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat werkt in den brede aan het stimuleren van internationaal personenvervoer per trein, hiervoor verwijs ik graag naar de laatste brief1 hierover. In het kader van de Actieagenda Trein en Luchtvaart werkt het ministerie daarnaast samen met de partijen in zowel spoor- als luchtvaartsector aan het verbeteren van het aanbod van de internationale trein om een alternatief te bieden aan vluchten over korte afstanden. In eerste instantie zijn de volgende 6 bestemmingen opgenomen in de Actieagenda: Brussel, Parijs, Londen, Berlijn, Frankfurt en Düsseldorf.
Kunt u voor 2020–2030 per jaar aangeven wat het aantal vluchten zal zijn in Nederland, op basis van de meest recente cijfers en plannen uit dit coalitieakkoord?
In de luchtvaartmarkt wordt het aantal vluchten bepaald door vraag en aanbod, binnen de grenzen die zijn en worden vastgelegd in de luchthavenbesluiten. Covid-19 zorgt daarbij voor extra onzekerheden. Daarom kan nu niet per jaar worden aangegeven wat het aantal vluchten in Nederland zal zijn tot 2030.
Kunt u de extra investeringen in infrastructuur uitsplitsen naar auto, fiets, openbaar voervoer (ov)?
In het Coalitieakkoord is – behoudens de genoemde concrete projecten – geen verdeling vastgelegd van de extra investeringen in infrastructuur over de diverse modaliteiten. Het antwoord op deze vraag vergt nadere uitwerking en besluitvorming van het kabinet.
Worden de normen van de World Health Organization op luchtkwaliteit met dit coalitieakkoord bereikt? Kunt u dit kwantitatief onderbouwen?
Het antwoord op deze vraag is nog niet bekend. Dit voorjaar publiceert RIVM de voortgangsmeting van het Schone Lucht Akkoord. Hierin wordt duidelijk gemaakt of Rijk, provincies en de deelnemende gemeenten, op koers liggen om de doelen van het Schone Lucht Akkoord te halen. In de voortgangsmeting worden de verwachte concentraties van fijnstof en stikstofdioxide in 2030 getoetst aan de WHO advieswaarden uit 2005 en aan de nieuwe WHO advieswaarden die in september 2021 zijn vastgesteld. In de voortgangsmeting wordt gerekend met vastgesteld en voorgenomen beleid (Kamerstuk 30 175, nr. 390). Nieuwe maatregelen die kunnen voortvloeien uit de afspraken in het coalitieakkoord zijn hier nog niet in opgenomen. Daarnaast werkt RIVM aan de uitvoering van de motie Bouchallikh (Kamerstuk 30 175, nr. 387) waarbij wordt gekeken of en zo ja met welke maatregelen, de nieuwe WHO advieswaarden in 2030 in Nederland gehaald kunnen worden. Het streven is om uw kamer hierover voor de zomer 2022 te informeren.
Of afspraken uit het coalitieakkoord al meegenomen kunnen worden in de analyse ten behoeve van uitvoering van de motie Bouchalikh vergt nadere uitwerking van het kabinet en overleg met onder andere het RIVM.
Hoe verhouden de inkomsten uit de verhoging voortkomend uit de vliegbelasting zich tot de uitgaven in het ov?
In het coalitieakkoord is een taakstellende verhoging met € 400 mln. van de vliegbelasting opgenomen. Ook is aangegeven dat de opbrengst deels gebruikt wordt voor de verduurzaming van de luchtvaart en vermindering van leefomgevingseffecten. Er is in het coalitieakkoord geen inhoudelijke koppeling gelegd tussen de vliegbelasting en de hoogte van de uitgaven in het OV.
Wordt de 200 miljoen euro voor verbetering van de verkeersveiligheid van rijks N-wegen ter beschikking gesteld in het kader van het Strategisch Plan Verkeersveiligheid en is er ruimte om een deel van het budget afhankelijk van risicoanalyses zo nodig aan andere verkeersveiligheidsknelpunten te besteden?
De komende tijd worden prioriteringsopties voor het verbeteren van de verkeersveiligheid op Rijks-N-wegen nader uitgewerkt. Op basis van deze uitwerking vindt besluitvorming plaats over de concrete inzet van de beschikbare € 200 miljoen ten behoeve van de verbetering van de verkeersveiligheid op Rijks-N-wegen. U wordt hierover medio dit jaar geïnformeerd.
In hoeverre is de 1,25 miljard euro die structureel wordt uitgetrokken voor het inlopen van achterstanden bij beheer en onderhoud van onze wegen, spoor, bruggen, viaducten en vaarwegen voldoende om deze opgave aan te kunnen? Welke bedrag denk het kabinet in de periode 2021–2025 kwijt te zijn aan deze opgave?
Het antwoord op deze vraag vergt nadere uitwerking en besluitvorming van het kabinet. U wordt hierover zo spoedig mogelijk geïnformeerd.
De te lage thuiswerkvergoeding in het licht van de stijgende prijzen en corona-lockdown |
|
Bart van Kent |
|
Dennis Wiersma (minister zonder portefeuille onderwijs, cultuur en wetenschap) (VVD) |
|
Bent u bekend met het bericht dat de afgelopen maand de hoogste inflatie in 40 jaar heeft plaatsgevonden1 en het bericht dat de gasprijzen het hoogste niveau ooit hebben bereikt?2
Ja, deze berichten zijn ons bekend. We volgen de ontwikkeling van de inflatie en de gevolgen voor huishoudens nauwgezet.
Ziet u dat de kosten voor mensen om in hun levensonderhoud te voorzien harder stijgen dan de salarissen waarmee zij deze kosten kunnen betalen? Vindt u dit een probleem? Zo nee, waarom niet?
Op dit moment zien we de kosten van levensonderhoud, met name de energieprijzen, wereldwijd hard stijgen. Het vorige kabinet heeft uitzonderlijke maatregelen genomen om de effecten daarvan voor huishoudens te beperken. Omdat de loonontwikkeling altijd met enige vertraging reageert op veranderende economische omstandigheden, houdt deze vooralsnog geen gelijke tred met de stijgende prijzen. Dat heeft een ongunstig effect op de koopkracht van huishoudens. Uiteraard is dat niet wat het kabinet beoogt, het kabinet streeft in het coalitieakkoord een voor alle groepen evenwichtig en gemiddeld positief koopkrachtbeeld na.
Lonen komen tot stand in overleg tussen werkgevers en werknemers. Het past de overheid terughoudendheid daarop in te grijpen. Het kabinet houdt wel in de gaten hoe de lonen zich komende tijd ontwikkelen. Het is wenselijk dat de contractloongroei aantrekt in een krappe arbeidsmarkt, zeker nu prijzen stijgen. Dat lijkt ook te gebeuren, en DNB verwacht dat deze ontwikkeling zich voortzet in 2022 en 2023. Aanvullend op de automatische stijging op basis van de gewogen contractloongroei, kiest het kabinet ervoor om het wettelijk minimumloon deze kabinetsperiode met 7,5% te laten stijgen. Het kabinet kijkt in de voorjaarsbesluitvorming naar het koopkrachtbeeld.
Bent u bekend met het feit dat meer dan een half miljoen mensen in energiearmoede leven3, dat er honderdduizenden werkende armen zijn4, meer dan een miljoen mensen in armoede leven5 en nog vele honderdduizenden buiten deze statistieken vallen, maar ook amper rondkomen of een goed leven kunnen opbouwen? Vindt u dit een probleem? Zo nee, waarom niet?
We zijn bekend met de armoedecijfers en de impact die armoede op het leven van mensen kan hebben. Het bestrijden van en het tegengaan van de gevolgen van armoede staat dan ook hoog op de agenda van het kabinet.
Deelt u de mening dat het onacceptabel is dat mensen in armoede leven?
Zie antwoord vraag 3.
Deelt u de mening dat er op de lange termijn alles aan gedaan moet worden om dit structureel op te lossen, maar dat ook op de zeer korte termijn concrete stappen moeten worden gezet om deze mensen bij te staan, zeker wanneer zij opnieuw geconfronteerd worden met een corona-lockdown en dus thuis hogere kosten maken? Wat gaat u hier nu aan doen?
Het kabinet zet belangrijke stappen op het bestrijden van armoede via de verhoging van het wettelijk minimumloon met instandhouding van de koppeling met de bijstandsuitkering, maar ook via bijvoorbeeld de vierjaarlijkse herijking van het sociaal minimum, de inzet op het verminderen van het aantal kinderen dat in armoede leeft en de inzet op re-integratie naar werk.
Het kabinet heeft uiteraard oog voor de gevolgen van de uitzonderlijke stijging van met name de energierekening op de korte termijn. Huishoudens worden hierin gecompenseerd via de verlaging van de energiebelasting. Daarbovenop krijgen huishoudens met een lagere inkomens een eenmalige tegemoetkoming via gemeentes vanwege de gestegen energiekosten. Het kabinet houdt de vinger aan de pols bij de prijsontwikkelingen en de gevolgen voor het koopkrachtbeeld.
Deelt u de mening dat, naast andere maatregelen voor mensen in armoede tijdens deze lastige coronaperiode die wij als samenleving samen door moeten komen, de eerder vastgestelde thuiswerkvergoeding van twee euro nu tekort schiet en dus bijgesteld moet worden? Zo nee, waarom niet?
Het kabinet ziet geen aanleiding het forfait aan te passen vanwege de hogere inflatie die vooral een gevolg is van de stijgende energieprijzen. Voor die stijgende energieprijzen heeft het kabinet onder andere de energiebelasting verlaagd en krijgen huishoudens met een lager inkomen een eenmalige tegemoetkoming.
Gaat u het Nibud vragen om op basis van de gewijzigde omstandigheden de hoogte van de thuiswerkvergoeding opnieuw te berekenen en het beleid daarmee in lijn brengen? Welke stappen gaat u daar in zetten en wanneer?
De thuiswerkvergoeding is met ingang van 1 januari 2022 ingevoerd. De wetgever heeft in het Belastingplan 2022 de keuze gemaakt om het forfait van 2 euro jaarlijks op basis van de tabelcorrectiefactor te indexeren. De indexatie zal voor het eerst met ingang van het jaar 2023 plaatsvinden. Er is niet voorzien in een tussentijdse aanpassing.
Vanwege de spoedeisende aard van deze vragen, de velen honderdduizenden mensen die momenteel gedwongen thuis zitten om onze collectieve veiligheid te dienen, maar die moeite hebben om rond te komen, kunt u deze nog voor het jaareinde beantwoorden? Kunt u bovendien onmiddellijk overgaan tot actie?
Het is helaas niet gelukt om uw vragen voor het jaareinde te beantwoorden. In het compensatiepakket voor de gestegen energierekening is de verlaging van de energiebelasting de maatregel met het grootste effect voor huishoudens, deze verlaging is op 1 januari ingegaan. Energieleveranciers hebben aangegeven dat zij deze belastingverlaging verwerken in het termijnbedrag dat huishoudens betalen.
Daarnaast wordt op dit moment gewerkt aan de gemeentelijke regeling om huishoudens met lagere inkomens aanvullend te compenseren.