Vernielingen bij de As-Soennah moskee in Assen |
|
Ismail El Abassi (DENK) |
|
David van Weel (minister justitie en veiligheid, minister asiel en migratie) |
|
|
|
|
Bent u bekend met het feit dat in korte tijd twee keer een ruit is ingegooid bij de As-Soennah Moskee in Assen?1
Ik heb vernomen uit de media dat in korte tijd twee keer een ruit is ingegooid bij de As-Soennah Moskee in Assen.
Deelt u de zorgen van de moskee dat er mogelijk sprake is van een gericht en islamofoob motief? Wordt dit in het politieonderzoek serieus meegenomen?
Ongeacht het motief kan ik me heel goed voorstellen dat dergelijke incidenten zorgen voor gevoelens van onveiligheid, en deel ik de zorgen. De politie en het Openbaar Ministerie voeren een actief opsporings- en vervolgingsbeleid ten aanzien van discriminatiedelicten en bij delicten waarbij sprake is van een commuun feit met een discriminatoir aspect. Uitgangspunt is dat waar door middel van een aangifte om vervolging wordt verzocht, het Openbaar Ministerie (OM) daartoe bij bewijsbare en strafbare discriminatie opportuniteit aanwezig acht en dus in beginsel tot vervolging zal overgaan. Of in dit specifieke geval sprake is van een vernieling met mogelijk discriminatoir aspect zal uit het opsporingsonderzoek moeten blijken. Ik kan niet ingaan op individuele zaken.
Klopt het dat de eerste aangifte van vernieling vrijwel direct is afgesloten zonder opvolging? Zo ja, acht u dit passend bij een incident gericht tegen een gebedshuis?
Het is niet aan mij om uitspraken te doen in individuele zaken. Ik vertrouw hierin op het oordeel van de politie en het OM ten aanzien van de behandeling van een zaak. Het is ook niet aan mij om een uitspraak te doen over de strafbaarheid van een handeling in concrete zaken.
Wat is er inmiddels gedaan naar aanleiding van het tweede incident? Hoe waarborgt u dat bij herhaalde incidenten ook herhaalde inzet volgt van politie en justitie?
Door de politie zijn na de meldingen maatregelen getroffen om soortgelijke incidenten in de toekomst te voorkomen. Vanwege de veiligheid kan hier niet verder op worden ingegaan.
Het is van belang dat al het mogelijke wordt gedaan om incidenten te voorkomen en in te grijpen wanneer deze zich voordoen. Een klimaat van angst en intimidatie richting moslims, of andere gelovigen, is onacceptabel. Ik sta voor een land waarin eenieder in vrijheid zichzelf kan zijn, ongeacht levensovertuiging, etniciteit of geslacht. Indien nodig worden door het lokaal bevoegd gezag passende beveiligingsmaatregelen getroffen op basis van dreiging en risico. Bij het nemen van deze maatregelen moet in het oog gehouden worden of het middel gegeven de omstandigheden passend en proportioneel is. Ik heb er alle vertrouwen in dat het lokale gezag daar waar nodig passende maatregelen treft. Veel gemeenten werken daarnaast samen met de politie en gebedshuizen om de veiligheid rondom gebouwen te verbeteren. De Handreiking Veilige Moskee en het Handboek Veiligheid Religieuze Instellingen ondersteunen lokale overheden en moskeeën hierbij. In het handboek staan concrete aanbevelingen die religieuze instellingen kunnen doorvoeren.
Erkent u dat deze vernielingen niet op zichzelf staan, maar passen in een breder patroon van intimidatie en geweld tegen moskeeën in Nederland? Wordt dit landelijk bijgehouden?
Uit de cijfers hierover blijkt inderdaad dat dit incident niet op zichzelf staat. Zo blijkt uit het jaarlijkse rapport van onder meer de politie en lokale antidiscriminatievoorzieningen over discriminatiecijfers «Discriminatiecijfers in 2024» dat in de afgelopen jaren circa 3 à 4% van de bij de politie gemelde discriminatie-incidenten betrekking heeft op de grondslag godsdienst. Dat waren in 2024 386 casussen. Vrijwel alle casussen (91%) hadden betrekking op moslimdiscriminatie, te weten 350 casussen. Bij de antidiscriminatievoorzieningen is het percentage van discriminatie-incidenten dat betrekking heeft op de grondslag godsdienst iets hoger: 9% (1.325 meldingen) in 2024, waarbij het slachtoffer in 61% van de gevallen moslim was (811 meldingen). Dit rapport noch het jaarlijkse rapport van het Openbaar Ministerie, «Strafbare discriminatie in beeld 2024», bevat cijfers hoe vaak moskeeën of moskeegangers slachtoffer zijn van discriminatie.2
Welke concrete maatregelen bent u bereid te nemen om moskeeën beter te beschermen tegen herhaalde aanvallen, met name in de bouw- en afbouwfase wanneer gebouwen kwetsbaarder zijn?
De veiligheid van moskeeën is een lokale verantwoordelijkheid. Lokaal kan de beste inschatting gemaakt worden of op basis van dreiging en risico aanvullende beveiligingsmaatregelen getroffen moeten worden.
Hoe werkt u aan het herstel en behoud van vertrouwen bij islamitische gemeenschappen die het gevoel hebben dat zij minder serieus worden genomen bij aangiftes van haatincidenten?
Zowel mijn departement als ik en andere leden van het kabinet zijn in gesprek met de moslimgemeenschap over gevoelens van onveiligheid en discriminatie binnen om beter zicht te krijgen op de omvang van het probleem. Op basis hiervan beoordelen we of het nodig is om aanvullend beleid te formuleren.
Ik roep iedereen daarom ook op aangifte te blijven doen van geweld, vernielingen, intimidatie, bedreiging, beledigingen, haatuitingen en andere strafbare feiten vanwege hun religie. Ieder feit is er één te veel. Het doen van aangifte is niet alleen belangrijk om een onderzoek te kunnen starten naar de strafbare feiten en om de verdachten te kunnen vervolgen, maar het doen van aangifte is ook belangrijk om ervoor te zorgen dat dit soort incidenten zichtbaar worden en de omvang van deze delicten beter in beeld komt.
Over zowel discriminatie als gevoelens van onveiligheid is ook gesproken tijdens de Catshuissessie met moslimjongeren op 26 augustus jl. De sessie zal op herhaalde, structurele basis zal plaatsvinden. De kabinetsreactie op het Nationaal onderzoek moslimdiscriminatie zal binnenkort door de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties naar uw Kamer worden gestuurd, waarin ook wordt ingegaan op veiligheid.
Het bericht dat Douwe Bob een kortgeding aanspant tegen VVD-leider Dilan Yesilgöz om Jodenhaat-tweet |
|
Ismail El Abassi (DENK) |
|
David van Weel (minister justitie en veiligheid, minister asiel en migratie) |
|
|
|
|
Bent u bekend met het bericht dat zanger Douwe Bob een kort geding heeft aangespannen tegen VVD-leider Dilan Yeşilgöz vanwege een uitlating op X, waarin zij hem beschuldigt van antisemitisme?1
Ja.
Wat is uw oordeel over het feit dat een voormalig Minister van Justitie en Veiligheid en huidig politiek leider van een regeringspartij iemand publiekelijk beschuldigt van Jodenhaat, zonder dat daar een rechterlijk oordeel of feitelijke onderbouwing aan ten grondslag ligt?
Als Minister spreek ik mij niet uit over individuele casussen.
Deelt u de mening dat dergelijke uitspraken kunnen worden gekwalificeerd als smaad en laster, gelet op artikel 261 en 262 van het Wetboek van Strafrecht?
Of uitspraken gekwalificeerd kunnen worden als smaad en laster is niet aan mij maar aan het Openbaar Ministerie en – uiteindelijk – aan de rechter.
Bent u bereid het Openbaar Ministerie (OM) aan te sporen tot een toetsing of zelfs strafrechtelijk onderzoek, mede gelet op de precedentwerking die dit kan hebben op het maatschappelijk en politiek debat?
Nee, het OM opereert zelfstandig. Bovendien is smaad een klachtdelict, dus het OM komt pas in actie als er ook daadwerkelijk om vervolging wordt gevraagd door het slachtoffer.2
Deelt u de mening dat het ondermijnt aan het vertrouwen in de rechtsstaat wanneer politici zonder bewijs individuen publiekelijk beschuldigen van antisemitisme, met alle gevolgen van dien voor hun reputatie en veiligheid?
Wanneer mensen menen slachtoffer te zijn van het al dan niet met opzet beschuldigd worden van iets dat men niet kan bewijzen, zijn er mogelijkheden tot aangifte, mocht men er onderling niet uit (willen) komen. Alhoewel politici een voorbeeldfunctie hebben, wil dit nog niet per se zeggen dat dit de rechtsstaat ondermijnt.
Welke waarborgen bestaan er momenteel om ervoor te zorgen dat ook politieke ambtsdragers zich aan de juridische en ethische grenzen houden van hun publieke uitlatingen, zeker wanneer zij spreken over antisemitisme of andere vormen van discriminatie?
De vrijheid van meningsuiting geldt voor alle burgers en dus ook voor politiek ambtsdragers. Voor leden van de Staten-Generaal geldt bovendien parlementaire onschendbaarheid waardoor de rechter hen niet kan vervolgen voor uitspraken tijdens een parlementaire vergadering (artikel 71 Grondwet). Indien er geen sprake is van de parlementaire setting, dan geldt dus het algemene recht van vrijheid van meningsuiting. Voor politici geldt dat zij een ruime uitingsvrijheid hebben omdat zij standpunten over de inrichting van de samenleving moeten kunnen uitdragen. Dit recht is niet oneindig. Uit jurisprudentie van het EHRM volgt evenwel ook dat politici vanwege hun belangrijke maatschappelijke functie moeten vermijden dat hun publieke uitingen intolerantie tegen bepaalde groepen voeden.
Mensen die menen slachtoffer te zijn van smaad, laster, discriminatie enzovoorts kunnen hiervan aangifte doen en vervolging is mogelijk. De uiteindelijke beoordeling of er sprake is van een strafbaar feit is aan het OM en uiteindelijk aan de rechter. De juridische waarborgen zijn dus voorhanden. Daarnaast kan er melding worden gemaakt van vermeende (online) discriminatie bij de daarvoor bedoelde meldinstanties, zoals de Antidiscriminatievoorzieningen of Meld.Online Discriminatie. Het kabinet heeft in de afgelopen jaren actie ondernomen om de meldings- en aangiftebereidheid voor sommige vormen van grensoverschrijdende meningsuiting (bijvoorbeeld discriminatie) te verhogen door de drempels hiertoe te verlagen.
Het bericht ‘TikTok-kalifaat lokt piepjonge kinderen in val’. |
|
Ingrid Michon (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie) |
|
David van Weel (minister justitie en veiligheid, minister asiel en migratie) |
|
|
|
|
Bent u bekend met het bericht «TikTok-kalifaat lokt piepjonge kinderen in val» in De Telegraaf van 6 augustus 2025?1
Ja
Klopt het dat propaganda zolang het geen directe oproep tot geweld bevat in principe geen illegale content is?
Of online materiaal illegaal is, hangt af van Nederlandse en Europese wetgeving. Zo definieert de Europese Verordening inzake het tegengaan van terroristische online-inhoud (TOI-verordening) terroristische inhoud als online materiaal dat terroristische daden verheerlijkt, aanzet tot of instrueert, of oproept tot deelname aan terroristische activiteiten. Propaganda van terroristische organisaties, waaronder onthoofdingen, voldoet in algemene zin aan deze definitie en kan leiden tot inzet van bevoegdheden door de Autoriteit online Terroristisch en Kinderpornografisch Materiaal (ATKM). Op basis van de TOI-verordening kan de ATKM deze content laten verwijderen of ontoegankelijk laten maken. Terroristische content moet na het ontvangen van een verwijderbevel binnen één uur verwijderd worden. Iedere casus wordt op zijn eigen merites beoordeeld, waarbij de context altijd wordt meegenomen. De ATKM werkt hierin nauw samen met haar partners om de aanpak van terroristische content verder te versterken.
Klopt het dat het tonen van terroristische daden, zoals onthoofdingen, in veel gevallen eveneens niet als illegale content wordt aangemerkt?
Zie antwoord vraag 2.
Deelt u de constatering dat dit type content, hoewel juridisch mogelijk «legaal» ernstige psychologische en ideologische schade kan toebrengen aan met name minderjarigen?
Ik deel de zorgen rond dit type content en de impact die dit met name kan hebben op minderjarigen. Deze worden ook onderstreept in het laatste Dreigingsbeeld Terrorisme Nederland2 en de publicatie van de AIVD «Een web van haat – De online grip van extremisme en terrorisme op minderjarigen»3. Zij zijn in een vormende levensfase wat hen ontvankelijker kan maken voor zorgelijke ideologieën die sterke, duidelijke antwoorden lijken te bieden op complexe vragen.
Hoe wordt binnen het kader van de Digital Services Act (DSA) omgegaan met online content die valt onder de categorie «legal yet harmful»?
Ik maak mij zorgen over de verspreiding van «legal yet harfmul»-content, omdat deze content kan bijdragen aan het online radicaliseringsproces en aan de normalisering van extremistisch gedachtegoed. De aanpak van dergelijke content is complex, omdat deze raakt aan de vrijheid van meningsuiting. De DSA hanteert regels voor platformen op het gebied van het tegengaan van illegale content, maar verbiedt «legal yet harmful» content als zodanig niet. De DSA verplicht zeer grote online platforms (Very Large Online Platforms – VLOPS) zoals Meta, X en TikTok, wel om te onderzoeken of het ontwerp of de werking van hun dienst en de daaraan verbonden systemen zogenaamde systeemrisico’s met zich meebrengt. Daarbij gaat het om eventuele werkelijke of voorzienbare negatieve effecten op fundamentele rechten (zoals menswaardigheid, non-discriminatie, privacy en vrijheid van meningsuiting), schade aan het maatschappelijke discours en de integriteit van verkiezingen. Ook «legal yet harmful» content kan dergelijke systeemrisico’s met zich meebrengen. Als dergelijke risico’s bestaan, dan moeten zeer grote online platformen maatregelen nemen om die risico’s te mitigeren. Risico-mitigerende maatregelen kunnen bijvoorbeeld zijn dat zulke content niet (meer) wordt versterkt door de aanbevelingsalgoritmes van het platform of dat content wordt voorzien van een label en extra informatie, bijvoorbeeld in de vorm van een link naar officiële bronnen of een korte toelichting op het label.
Aangezien IS een terroristische organisatie is en op de terrorismelijst staat, zal de ATKM IS-propaganda, gelet op de criteria voor terroristische content in de TOI-verordening, als terroristisch en dus illegaal beoordelen. In de praktijk ziet de ATKM daarom vaak voldoende grond om tot de uitvaardiging van verwijderbevelen te komen.
Valt de verspreiding van IS-propaganda via TikTok en andere platforms zoals beschreven in het Telegraaf-artikel onder dit «legal yet harmful»-begrip?
Zie antwoord vraag 5.
Voert u gesprekken met de Autoriteit online Terroristisch en Kinderpornografisch Materiaal (ATKM) over manieren om sneller of steviger tegen dergelijke content op te treden?
De ATKM is een cruciale organisatie in de strijd tegen online terrorisme waarmee het Ministerie van Justitie en Veiligheid regelmatig constructief contact heeft. De ATKM kan verwijderbevelen sturen op basis van de TOI-verordening4. De ATKM kan enkel optreden tegen online materiaal dat terroristisch of kinderpornografisch van aard is. Dit brengt uitdagingen met zich mee in de aanpak van «online materiaal dat niet als zodanig kan worden gekwalificeerd, zoals «legal yet harmful» content. Daarom vraag ik in Europees verband voortdurend aandacht voor de (on)mogelijkheden rondom wet- en regelgeving inzake «legal yet harmful» content in het kader van terrorisme en extremisme en trek daarin samen met de ATKM op. De ATKM staat bovendien in goed contact met haar Europese collega-diensten over de mogelijkheden in de gezamenlijke aanpak van deze problematiek. Omdat de afbakening in welke gevallen precies sprake is van «legal yet harmful» content in de praktijk complex is, heb ik het Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum (WODC) eerder gevraagd te onderzoeken of het haalbaar is een duidingskader voor dit type content te ontwikkelen. Een dergelijk kader kan platformen helpen maatregelen te treffen tegen dergelijke content. Het onderzoek is naar verwachting voor het einde van het jaar gereed. De resultaten zal ik met uw Kamer delen. Op dit moment voert het WODC bovendien een wetsevaluatie uit op de uitvoeringswet verordening terroristische online-inhoud. Daarin wordt de juridische reikwijdte van verwijderbevelen onderzocht, waaronder de juridische mogelijkheid en wenselijkheid van bevoegdheden ten aanzien van «legal yet harmful» materiaal. Deze evaluatie is naar verwachting volgend jaar gereed. Ook hiervan worden de resultaten met uw kamer gedeeld.
De ATKM is een relatief jonge toezichthouder. Het is belangrijk dat zij de tijd krijgt om verder te groeien en een ervaren autoriteit te worden op het gebied van de bestuursrechtelijke aanpak van online terroristisch en kinderpornografisch materiaal. Samen kijken we hoe we het beleid tegen online terrorisme verder kunnen ontwikkelen en hoe de ATKM – binnen haar wettelijke taken – daaraan kan bijdragen.
Wat zijn volgens u de belangrijkste belemmeringen in de huidige wet en regelgeving bij de bestrijding van online radicalisering, zeker wanneer deze zich buiten het strafrechtelijke kader voltrekt?
Het huidige wettelijke instrumentarium, zoals de Digital Services Act (DSA) en de TOI-verordening, stelt duidelijke grenzen aan de aanwezigheid van terroristische en illegale content op onlineplatformen. Deze instrumenten vormen een belangrijke basis voor het tegengaan van illegale content.
Desalniettemin blijft online radicalisering toenemen. Bij de bestrijding van illegale content ligt de nadruk in de huidige wet- en regelgeving vooral op het verwijderen of tegengaan van de content zelf, terwijl de verspreiders van deze content daarmee niet altijd effectief worden aangepakt. Verspreiders kunnen vaak eenvoudig nieuwe accounts aanmaken, waardoor maatregelen deels hun werking verliezen.
De detectiemogelijkheden online zijn beperkt. Hoewel de ATKM effectief kan optreden tegen terroristische content, heeft de ATKM alleen bevoegdheden op open platformen. Op dit moment hebben alleen de AIVD en (bij strafbare feiten) de politie onder voorwaarden bevoegdheden om kennis te nemen van content in besloten groepen, terwijl juist dit de groepen zijn die door terroristen en extremisten veelvuldig worden benut om hun gedachtegoed te verspreiden.
Ook de vraag of geduid kan worden wanneer bepaalde uitingen «legal yet harmful» zijn, is een blijvend aandachtspunt. De afbakening hiervan is complex. Zoals hierboven vermeld onderzoekt het WODC of het haalbaar is een duidingskader voor dit type content te ontwikkelen en evalueert het WODC de Nederlandse uitvoeringswet terroristische online inhoud. Daarin wordt ook de juridische reikwijdte van verwijderbevelen onderzocht, waaronder de juridische mogelijkheid en wenselijkheid van bevoegdheden ten aanzien van «legal yet harmful» materiaal.
Ten slotte zijn er belemmeringen ten aanzien van vroegsignalering in het lokale domein. Gemeenten hebben in Nederland een cruciale rol in de preventie en aanpak van radicalisering, maar hebben beperkte bevoegdheden om online radicalisering te signaleren. Hierdoor zijn zij in veel gevallen afhankelijk van signalen vanuit de politie of de inlichtingendiensten om een lokale persoonsgerichte aanpak te kunnen starten. Het is van belang dat zorgelijke signalen in een zo vroeg mogelijk stadium binnenkomen en geschikte preventieve maatregelen getroffen kunnen worden. Daarom wordt bekeken of de huidige wettelijke kaders, in combinatie met het wetsvoorstel gegevensvergaring openbare orde dat 4 juli jl. in internetconsultatie is gegaan, voldoende grondslag bieden aan politie en veiligheidsdiensten om signalen die zij ontvangen uit het open of besloten online domein tijdig met gemeenten en/of de weegploeg5 te delen.
Hoewel ik mij zal blijven inzetten voor een sterke aanpak, is het belangrijk om te benadrukken dat dit onderwerp zeer complex is en niet alle knelpunten (direct) weggenomen kunnen worden.
Hoe beoordeelt u de opbrengsten van het in 2025 afgeronde project Procom in het licht van de actuele zorgen over online radicalisering via platforms als TikTok, mede gelet op de aangenomen motie Michon-Derkzen van 19 december 2024 waarin is verzocht om een overzicht van de resultaten en juridische belemmeringen?2
Het Project Online Content Moderatie (PrOCoM) heeft bijgedragen aan het versterken van de aanpak van illegale content in het algemeen. Het project was niet specifiek gericht op online radicalisering of terrorismebestrijding. De ontwikkelde instrumenten kunnen wel bijdragen aan het tegengaan van illegale terroristische inhoud. Met de oprichting van de publiek-private samenwerking is een structureel overlegplatform tot stand gekomen, onder neutraal voorzitterschap van het Platform van de InformatieSamenleving (ECP), waar publieke en private partijen uitdagingen, zorgen en ontwikkelingen op het gebied van online content moderatie met elkaar kunnen bespreken. Deze bredere dialoog ondersteunt de gezamenlijke aanpak van diverse vormen van ongewenste en illegale online content. Voor het domein van terrorismebestrijding kan dit vooral als aanvullend worden beschouwd aangezien de Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding en Veiligheid (NCTV) reeds langere tijd contacten onderhoudt met online platformen over deze problematiek.
In hoeverre bieden de inzichten uit Procom handvatten voor een nationale of Europese aanpak van legal yet harmful-content, zoals jihadistische propaganda gericht op minderjarigen?
Daar waar het de inzet van meerdere stakeholders betreft, biedt het overlegplatform onder voorzitterschap van ECP, zoals geschetst in het antwoord op vraag 9, de mogelijkheid om op nationaal niveau met verschillende partijen verder de dialoog te voeren over passende maatregelen om «legal yet harmful» content tegen te gaan.
Daarnaast is Nederland een actief lid van het EU Internet Forum. Het EU Internet Forum is een samenwerkingsverband waar EU-lidstaten, EU-instellingen en online platformen samenkomen om terroristische en onwenselijke, waaronder «legal yet harmful», online content tegen te gaan. Het EU Internet Forum heeft onder andere een handboek borderline content ontwikkeld, waarin definities, casestudies en concrete voorbeelden worden beschreven die online platformen en contentmoderatoren helpen contentmoderatie aan te scherpen. Het EU Internet Forum is ook het forum waar Nederland in samenspraak met gelijkgezinde landen de platformen wijzen op hun eigen verantwoordelijkheid ten aanzien van deze problematiek en waar draagvlak wordt gecreëerd voor aanvullende maatregelen.
Hoe ondersteunt u docenten en scholen bij het herkennen en melden van signalen van online radicalisering, met name wanneer minderjarigen worden blootgesteld aan verheerlijking van IS?
Gelet op de grote uitdagingen waar we voor staan is het van belang om als overheid samen met andere partijen op te trekken bij het tegengaan van online extremisme en terrorisme. Het is noodzakelijk dat maatschappelijke partijen, overheden, rechtshandhavingsautoriteiten en de internetsector samenwerken en ieder zijn of haar eigen verantwoordelijkheid en rol pakt.
Ook docenten en scholen kunnen hier een rol in spelen. Ik ondersteun daarom gemeenten in het opleiden van docenten om signalen van (online) radicalisering te kunnen herkennen en hiernaar te handelen, onder andere door het beschikbaar stellen van trainingen. Het Rijksopleidingsinstituut tegengaan Radicalisering heeft de serious game «Botsende Ideeën» speciaal ontwikkeld voor docenten die met extreme uitspraken, radicale ideeën of polarisatie te maken kunnen krijgen in hun werk en willen weten hoe daarmee om te gaan. Een workshop online radicalisering is op dit moment in ontwikkeling.
Daarnaast biedt de Stichting School en Veiligheid (SSV) ondersteuning, kennis en informatie aan zoals het Niet-pluis instrument en de E-learning Dialoog onder Druk. Met de E-learning Dialoog onder Druk krijgen docenten concrete ondersteuning bij het voeren van lastige gesprekken in de klas. Het Niet-pluis instrument kan worden ingezet als een jonge leerling gedrag vertoont dat bij de docent het gevoel oproept dat er iets niet in orde is. Dit kan helpen bij doorverwijzen en melden.
Welke juridische en beleidsmatige mogelijkheden ziet u om content die «legal yet harmful» is en met name gericht is op het aanwakkeren van kalifaatverheerlijking onder jongeren actief in te perken?
Ik onderken de zorgen over online uitingen die, hoewel juridisch toegestaan, maatschappelijk schadelijk kunnen zijn. De juridische ruimte om hiertegen op te treden is echter beperkt, omdat het aanpakken van zogenoemde «legal yet harmful»-content direct raakt aan fundamentele rechten, waaronder de vrijheid van meningsuiting. Het beschermen van die vrijheid is een grondrecht dat bij iedere beleids- en wetsontwikkeling nadrukkelijk in acht wordt genomen. Daarom zet ik mij in om online radicalisering tegen te gaan, maar altijd binnen de kaders van deze fundamentele rechten en vrijheden.
Ik blijf mij inzetten op preventie, educatie en samenwerking met lokale en internationale partners, binnen de kaders van de wet.De inzichten van PrOCoM bieden daarbij handvatten voor een nationale aanpak, terwijl deelname aan het EU Internet Forum handvatten biedt voor de internationale aanpak, zoals ook geschetst in het antwoord op vraag 10. Daarnaast kijken wij uit naar de uitkomsten en aanbevelingen van het eerdergenoemde WODC-onderzoek, die van groot belang zullen zijn voor eventuele verdere beleidsontwikkeling op dit terrein.
Wie is primair aan zet om te interveniëren in de online dynamiek waarin jongeren worden blootgesteld aan extremistische content, voordat sprake is van strafbare feiten?
Het tegengaan van online extremisme en terrorisme is een gezamenlijke verantwoordelijkheid. Online platformen hebben hierin een bijzondere rol, omdat zij als aanbieders en beheerders van de digitale infrastructuur direct kunnen ingrijpen in de online dynamiek. Zij zijn in eerste instantie aan zet om te zorgen dat hun gebruikers online veilig zijn. De DSA legt zorgvuldigheidsverplichtingen op aan online platformen om bij te dragen aan het creëren van een veilige online omgeving. Met de platformen blijven we in dialoog over de uitdagingen die daarmee samenhangen. Daarnaast werk ik aan effectieve interventiemogelijkheden die deze online dynamieken kunnen verstoren en zoeken we de samenwerking op met de sector, zoals de ReDirect-methode. Met de ReDirect-methode worden gebruikers die online zoeken naar terroristische of extremistische content geconfronteerd met een informatieveld om hen door te geleiden naar online hulp.
Welke concrete stappen heeft u gezet of bent u bereid te zetten om de door de ATKM bepleite gecoördineerde aanpak met politie, jeugdzorg, gemeenten en platforms te organiseren, zolang duidelijke strafrechtelijke kwalificaties vaak ontbreken?3
De NCTV werkt middels de Versterkte Aanpak Online aan een gecoördineerde aanpak van specifiek online terrorisme en extremisme, waarvan ik uw Kamer recentelijk van op de hoogte heb gebracht8. Daarin wordt intensief samengewerkt met partners binnen het veiligheidsdomein, maar ook in het jeugddomein en met de online platformen. Samen met gemeenten zet ik in op het verhogen van de digitale weerbaarheid van jongeren via lesprogramma’s, waarin jongeren kritisch leren denken, om te gaan met desinformatie en online bedreigingen. Met de online platformen bekijk ik, zoals geschetst in het antwoord op vraag 10 en 13, waar interventiemogelijkheden in online dynamieken nodig en mogelijk zijn.
Bij signalen van radicalisering richting extremisme of terrorisme kunnen personen worden opgenomen in de lokale persoonsgerichte aanpak radicalisering. Het is van groot belang om te zorgen dat signalen van radicalisering worden herkend door eerstelijnsprofessionals, ook als het gaat om online radicalisering. Met ketenpartners is bekeken of de bestaande aanpak daarin voldoende is en hoe we knelpunten rondom signalering – ook in het online domein – kunnen wegnemen. Samen met ketenpartners gaan wij de komende periode de mogelijke oplossingen uitwerken. Zo wordt onder meer bekeken of de huidige wettelijke kaders voldoende mogelijkheden bieden aan bijvoorbeeld de politie om signalen uit het online domein met gemeenten en/of de weegploeg te delen.
Tot slot ondersteun ik onze lokale partners in het vergroten en versterken van het netwerk, waaronder op het gebied van signalering en kennis en vaardigheden over online radicalisering. Denk hierbij aan bijeenkomsten, de eerdergenoemde trainingen van het Rijksopleidingsinstituut tegengaan Radicalisering en de online symbolenbank. Daarnaast zit Nederland samen met Frankrijk een internationale werkgroep voor om ervaringen uit te wisselen en concrete handvatten te ontwikkelen voor de preventie van online radicalisering, waar zowel lokale professionals als handhavingsautoriteiten aan deelnemen.
Kunt u deze vragen nog voorafgaand aan het commissiedebat Terrorisme en Extremisme van 3 september 2025 beantwoorden?
Nee, dit is helaas niet gelukt.
Het (structureel) gebruik van het controversiële Amerikaanse softwaresysteem Parlantir |
|
Nicolien van Vroonhoven-Kok (CDA), Jesse Six Dijkstra (NSC) |
|
van Marum , David van Weel (minister justitie en veiligheid, minister asiel en migratie) |
|
|
|
|
Heeft u kennis genomen van de Wet Open Overheid (WOO)-verzoeken waaruit blijkt dat Nederland al in 2011 software van Palantir heeft aangeschaft?1
Ja
Kunt u aangeven a) welke (semi)overheidsorganisaties (in de breedste zin van het woord, dus inclusief bijvoorbeeld de politie, Defensie-onderdelen, de NCTV, de diensten, zorgorganisaties of onderwijsorganisaties) gebruik maken van Palantir en b) om welke softwarepakketten en functionaliteiten van Palantir het precies gaat?
In de beantwoording op de onlangs gestelde Kamervragen door het lid Van Houwelingen heb ik aangegeven dat geen organisatieonderdelen van het Ministerie van Justitie en Veiligheid en/of aan Justitie en Veiligheid gelieerde samenwerkingsverbanden gebruik maken van Palantir software, met uitzondering van de politie en in het verleden de zes veiligheidsregio’s.2 Voor het gebruik bij organisaties buiten het Ministerie van Justitie en Veiligheid verwijs ik naar de beantwoording van andere ministeries op de Kamervragen van het lid Van Houwelingen.
Kunt u per gebruiker, die hierover wordt beschreven, aangeven:
Voor het gebruik van de producten door de politie in de analyseomgeving «de Raffinaderij» verwijs ik naar de beantwoording op de vragen van het lid Van Houwelingen over het gebruik van Palantir software.3 Ik hecht eraan om te benadrukken dat «de Raffinaderij» geen registratiesysteem is, maar enkel een analyseomgeving waarbinnen alleen politiegegevens worden geanalyseerd.
Het gaat om gegevens die door de politie rechtmatig verkregen zijn.
Over het (kortstondige) gebruik van Palantir software door de zes zuidelijke Veiligheidsregio’s ten behoeve van informatiegestuurde veiligheid is uw Kamer op 21 juni 2021 geïnformeerd.4 Dit gebruik is reeds in 2021 beëindigd en was op geen enkele wijze gelieerd aan de analyseomgeving «de Raffinaderij». Alleen openbare en publiek toegankelijke data zijn door zes Veiligheidsregio’s gebruikt, er zijn hierbij geen persoonsgegevens geanalyseerd.
De politie analyseert alleen politiegegevens. Voor de grondslag voor het gebruik door de politie verwijs ik naar de beantwoording op vraag 10. Betrokkenen kunnen met een beroep op artikel 25 van de Wet Politiegegevens (Wpg) inzage krijgen of er persoonsgegevens over hem/haar/hen worden verwerkt. Dit gaat volgens een standaard proces dat is vermeld op de privacyverklaring die te vinden is op de website van de politie. Een inzageverzoek gaat via de regionale Privacydesk. De Privacydesk geeft echter geen inzage op systeemniveau.
Indien de voor het beantwoorden van vraag 3 benodigde informatie niet bij u bekend is, kunt u (de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties) de verantwoordelijk bewindspersoon conform artikel 6 Coördinatiebesluit organisatie, bedrijfsvoering en informatiesystemen rijksdienst, verzoeken deze informatie aan de Kamer te verstrekken?
Met de beantwoording van vraag 3 is deze informatie verstrekt.
Heeft voor ieder gebruik een directe aanbesteding plaatsgevonden? Zo nee, voor welke onderdelen niet en waarom niet? Kunt u garanderen dat bij ieder gebruik een juiste aanbestedingsprocedure is gevolgd? En kunt u aangeven hoeveel geld gemoeid is met de Palantir contracten?
Voor een toelichting op de overeenkomst tussen de zes zuidelijke Veiligheidsregio’s en Palantir voor een pilot binnen het samenwerkingsproject Fieldlab Zuid6 verwijs ik naar de beantwoording die in 2021 hierover aan uw Kamer is gestuurd.5
De verwerving van Palantir software door de politie heeft in 2018 heimelijk plaatsgevonden met een beroep op art. 2.23, lid 1 sub e van de AW 2012. Voor een nadere toelichting op de aanbestedingsprocedure verwijs ik naar de beantwoording op de Kamervragen van het lid Van Houwelingen. De financiële details met betrekking tot het betrokken contract zijn vertrouwelijk en kunnen niet openbaar worden gemaakt.
Is het juist dat veel gebruik van Palentir in Nederland indirect plaatsvindt, via Europese samenwerkingen of internationale netwerken zoals Europol, Frontex of NAVO? Hoe beoordeelt u de risico’s daarvan? Hoe zit het met de (parlementaire) controle hierop?
Nee. Europol en Interpol maken op dit moment geen gebruik van Palantir software. De software van Palantir wordt binnen de Nederlandse politie enkel gebruikt in de analyseomgeving «de Raffinaderij». Er is dan ook geen sprake van indirect gebruik via Europese samenwerking of internationale netwerken. Informatieproducten afkomstig uit «de Raffinaderij» worden niet gedeeld met partijen buiten de Nederlandse politie. Wel kan het zijn als op basis van een signaal afkomstig uit een informatieproduct vanuit de analyseomgeving «de Raffinaderij» sprake blijkt van hetzij een concrete verdenking van zware en georganiseerde criminaliteit dan wel een hoge kans op aanslagen, dat de politie op basis van dit signaal op casuïstiek niveau contact legt met haar ketenpartners. Het informatieproduct zelf wordt niet gedeeld.
Zoals door de Minister van Defensie gemeld6 wordt binnen de Nederlandse krijgsmacht gebruik gemaakt van de Palantir software in het kader van interoperabiliteit tussen NAVO-partners tijdens militaire inzet.
Kunt u een lijst geven van indirect gebruik via internationale organisaties waarbij data van Nederlandse burgers geanalyseerd wordt?
Zie de beantwoording op vraag 6.
Is onderzocht of het risico bestaat dat gegevens van Nederlandse inwoners op een of andere manier lekken naar de ontwikkelaar in de Verenigde Staten, dan wel elders? Indien wel, hoe schat u dit risico in? Indien niet, bent u het met ons eens dat de regering de zorgplicht heeft dit te onderzoeken en op welke wijze gaat u daarin voorzien?
Bij het kortstondige gebruik van Palantir software door de zes Veiligheidsregio’s is geen gebruik gemaakt van persoonsgegevens.
De data binnen «de Raffinaderij» blijft strikt binnen het domein van de politie en wordt op geen enkele manier met de leverancier gedeeld. Politiedata heeft nooit in een publieke cloud van Palantir gestaan, maar altijd bij de politie zelf. De analysesoftware wordt volledig door een eigen team van de politie beheerd en gehost in eigen rekencentra in een private cloud. Indien noodzakelijk is er incidentele ondersteuning mogelijk van gescreende medewerkers van Palantir die enkel onder toezicht en ter plaatse werkzaamheden verrichten. Deze medewerkers hebben geen toegang tot de politiedata.
Hoe hebben de lessen van de Parlementaire onderzoekscommissie Kinderopvangtoeslag (POK) invloed gehad op het gebruik van Palantir en de waarborgen daaromtrent?
Naar aanleiding van de Parlementaire onderzoekscommissie Kinderopvangtoeslag (POK) heeft de politie deelgenomen aan het JenV-brede verbetertraject Informatiehuishouding op orde, waarbij verbeteringen op het gebied van datavoorziening zijn en worden doorgevoerd. In dit traject zijn geen bevindingen naar voren gekomen wat betreft het gebruik van Palantir software. De waarborgen dat de data alleen toegankelijk is en blijft voor politiefunctionarissen en op eigen dataservers van de politie wordt opgeslagen was reeds in de periode voor POK het geval.
Is u bekend dat het Duitse Bundesverfassingsgericht al in 2023 heeft bepaald dat het gebruik van Palantir in strijd is met de Duitse Grondwet? Zo ja, hoe is hier te lande daarop dan geacteerd?2
Het grondwettelijk hof in Duitsland heeft in 2023 de wetten van Hessen en Hamburg die de inzet van deze software mogelijk maakte ongrondwettig verklaard. Het betreft een uitspraak over de wetten die over de inzet van de software gaan en niet zozeer over dat het gebruik van de software zelf ook (altijd) ongrondwettelijk zou zijn. De wetten hadden volgens het grondwettelijk hof niet voldoende waarborgen en waren niet voldoende specifiek over in welke gevallen de software ingezet mocht worden. Uit de uitspraak volgt dat dergelijke software op zich niet verboden is, maar dat de wetten op basis waarvan dit mag dan wel voldoende specifiek moeten zijn over in welke gevallen en onder welke voorwaarden dit mag als het gaat om een inbreuk op de privacy / gegevensbeschermingsrechten van burgers.
Dat wetgeving op basis waarvan inbreuk op de privacy van burgers voldoende specifiek, voorzienbaar en proportioneel moet zijn -bijvoorbeeld met waarborgen omkleed- volgt ook uit rechtspraak van bijvoorbeeld het EHRM en het HvJEU. Deze uitgangspunten gelden daarom ook voor Nederland.
De Nederlandse politie heeft op grond van de Wet Politiegegevens (Wpg) deze verwerkingen gedaan. «De Raffinaderij» verwerkt politiegegevens op grond van Wpg artikel 11 lid 1 en 2 door politiegegevens geautomatiseerd te vergelijken ter ondersteuning van de opsporing. De politiegegevens die in aanmerking komen om onder deze grondslag verwerkt te worden zijn uitsluitend politiegegevens als bedoeld in artikel 8, 9 en 10 Wpg. Deze politiegegevens zijn eerder in een andere context rechtmatig verkregen. Gebruikers van «de Raffinaderij» mogen daarbij ten behoeve van dat onderzoek op basis van het Besluit Politiegegevens (Bpg) artikel 2:11 in «de Raffinaderij» door Wpg artikel 8, 9 en 10-registraties in de verwerkingstermijn zoeken. Dit is beperkt tot het autorisatieniveau waarvoor gebruikers zijn geautoriseerd. Daarnaast voorziet artikel 2:11 Bpg ook in het achterwege laten van bepaalde politiegegevens voor gegevensvergelijking indien deze zijn gecodeerd als een vertrouwelijke verwerking. Deze politiegegevens worden dan ook niet verwerkt binnen de Raffinaderij.
Bent u, in het licht van de controverse die bestaat omtrent dit bedrijf en haar software, bereid de Autoriteit Persoonsgegevens te vragen onderzoek te doen naar het gebruik van Palantir en wilt u de AP daartoe inzage geven in al het gebruik?
De Autoriteit Persoonsgegevens gaat zelf over welke zaken zij in onderzoek nemen. Het staat de Autoriteit Persoonsgegevens vrij om – indien zij dat aangewezen acht – een onderzoek te doen naar het gebruik van Palantir software bij de politie. De Autoriteit Persoonsgegevens heeft de bevoegdheid om daartoe gegevens op te vragen.
Kunt u deze vragen een voor een en binnen 3 weken beantwoorden?
De vragen zijn zo snel mogelijk beantwoord.
Het bericht dat meerdere moorden op gewone Nederlanders zijn besteld via het dark web |
|
Songül Mutluer (PvdA) |
|
David van Weel (minister justitie en veiligheid, minister asiel en migratie) |
|
|
|
|
Bent u bekend met het bericht van RTL Nieuws van 5 augustus 2025 waarin wordt vermeld dat ten minste zeven moorden op gewone Nederlanders zijn besteld via het dark web?1
Ja.
Was de politie al eerder op de hoogte van deze praktijken? Zo ja, heeft dit tot opsporing en vervolging van verdachten geleid en wat was de uitkomst daarvan? Zo nee, waarom niet?
De politie heeft mij laten weten ervan op de hoogte te zijn dat via allerlei oplichtingssites op het dark web opdrachten aangeboden en geplaatst worden voor uiteenlopende criminele activiteiten. Het digitale domein kent geen landsgrenzen en vergt een internationale aanpak. Derhalve wordt in internationaal verband opsporingsonderzoek gedaan naar deze criminele praktijken. Zo ook in Nederland.
De zeven concrete zaken uit het bericht van RTL zijn nog onder de aandacht van de politie met als primaire doel de potentiële Nederlandse slachtoffers te identificeren, lokaliseren en te benaderen. De opsporingsonderzoeken zijn nog onder de aandacht van de politie, wat maakt dat ik daar geen uitlatingen over kan doen.
Klopt het dat in vier van deze zaken ook daadwerkelijk is betaald aan de zogenoemde huurmoordwebsites? Hoe beoordeelt u de ernst van deze situatie, ook al zijn de moorden uiteindelijk niet uitgevoerd?
Ik ga niet in op individuele casuïstiek. In zijn algemeenheid kan worden gezegd dat – indien er concrete aanwijzingen zijn voor een poging tot moord – de politie potentiële slachtoffers waar mogelijk informeert over een mogelijke dreiging op hun leven.
Hoeveel onderzoeken lopen er momenteel naar aanleiding van dit soort moordopdrachten via het dark web? Zijn alle potentiële slachtoffers op de hoogte gesteld? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 3.
Welke maatregelen worden er of zijn reeds genomen om slachtoffers die doelwit zijn geweest van deze moordopdrachten te beschermen?
Met het oog op de veiligheid van individuen kan ik geen uitspraak doen over genomen of te nemen beveiligingsmaatrelen.
Wat zijn op dit moment de (on)mogelijkheden van de politie en het OM (Openbaar Ministerie) om opdrachtgevers te identificeren, met name in gevallen waarin zij gebruikmaken van cryptobetalingen en anonieme netwerken?
Om te voorkomen dat opsporing en vervolging van strafbare feiten in lopende onderzoeken mogelijk wordt gefrustreerd, wordt door politie en het openbaar ministerie geen inzicht gegeven in gehanteerde onderzoeksstrategieën en methodieken.
Hoe staat het met de digitale recherchecapaciteit die opsporing in dit soort zaken kan versnellen? Indien er tekorten zijn, welke acties worden ondernomen om de digitale recherchecapaciteit uit te breiden?
Digitale recherche is een specialisatie binnen de opsporing. Sinds 2019 zijn er specialistische zij-instromers bij de politie ingestroomd, waarvan een aanzienlijk deel een digitale expertise heeft. Deze specialisten werken samen met andere rechercheurs aan de opsporing van strafbare feiten.
De korpschef en ik werken met de vakbonden aan een structurele route voor directe instroom in de Tactische Opsporing, om de bezetting in de opsporing op orde te krijgen. Op 5 juni 2025 heeft besluitvorming hierover plaatsgevonden: het vakgebied Tactische Opsporing wordt hybride. Dit houdt in dat het vakgebied toegankelijk is en blijft voor breed opgeleide politiemensen (doorstroom) en daarnaast ook toegankelijk wordt voor directe instroom van buiten de politie. Er zijn daarmee vier instroomroutes in de opsporing. Ten eerste de doorstroom vanuit andere vakgebieden. Deze route bestond van oudsher en zal blijven bestaan. Ten tweede via de bachelor rechercheur, de hbo-instroom via de Politieacademie. Ten derde de nieuwe directe instroomroute in de opsporing op mbo-niveau. Ten vierde blijft het ook mogelijk om als specialist in te stromen in de opsporing, op o.a. de terreinen digitaal, financieel-economisch, forensisch, milieu en zeden (executief specifieke inzet).
Vanuit de strategische personeelsontwikkeling zal de korpschef sturen op de gewenste mix vanuit deze verschillende instroomroutes.
Bent u bereid om nader onderzoek te laten doen naar het functioneren van huurmoordplatforms op het dark web en hun impact op de veiligheid in Nederland?
De aanpak van digitale infrastructuren dient in internationaal verband uitgevoerd te worden. Het gaat tenslotte om het world wide web. Derhalve wordt in het Europol Programma 2025–2027 een onderdeel opgenomen dat zich richt op criminaliteit op het dark web en aanverwante platforms. Doelstellingen hiervan zijn bijvoorbeeld het ondersteunen van lidstaten bij opsporing en onderzoeken, de opsporing van «high-value targets» en het verbeteren van digitale forensische tooling, ontcijferen en analyseren van data afkomstig van het dark web.
Wordt er op Europees niveau samengewerkt in de opsporing van dit soort ernstige digitale criminaliteit? Zijn er initiatieven binnen Europol om dergelijke praktijken gezamenlijk te bestrijden? Zo ja, welke? Zo nee, bent u voornemens om dat te initiëren?
Zie antwoord vraag 8.
Het onderhandelaarsresultaat voor de nieuwe cao van de politie |
|
André Flach (SGP), Diederik van Dijk (SGP) |
|
David van Weel (minister justitie en veiligheid, minister asiel en migratie) , Judith Uitermark (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (NSC) |
|
|
|
|
Bent u bekend met het onderhandelaarsresultaat over de nieuwe collectieve arbeidsovereenkomst (cao) van de politie?1
Ja.
Erkent u dat het voor een samenleving van zeer wezenlijk belang is om algemeen erkende rust- en feestdagen te hebben? Onderkent u dat regelingen die deze dagen inwisselbaar maken op basis van individuele voorkeur tot uitholling van deze algemeen erkende dagen kunnen leiden, aangezien het collectieve karakter kenmerkend is voor deze dagen?
Dit kabinet hecht veel waarde aan het gezond, veilig en inzetbaar houden van alle werkenden in Nederland met een goede balans tussen werk en privéleven om hen te beschermen tegen overbelasting en om uitval te voorkomen. Dit geldt des te meer voor medewerkers met een zwaar beroep, zoals veel medewerkers bij de politie. Het kabinet hecht ook waarde aan goed werkgeverschap en streeft naar een inclusieve overheidsorganisatie. Politiemedewerkers de mogelijkheid geven om een beperkt aantal dagen passend voor hen en vanuit hun perspectief, achtergrond en oriëntatie in te kunnen vullen maakt hier deel van uit.
In algemene zin bepaalt de Arbeidstijdenwet (ATW) het aantal uren dat een medewerker mag werken, wanneer de medewerker recht heeft op pauze en hoeveel rust een werknemer nodig heeft. In de Algemene termijnenwet (Atw) wordt expliciet gemaakt welke dagen gelden als algemeen erkende feestdagen.
De erkenning van een feestdag door de Atw staat los van de vraag of medewerkers op die dag daadwerkelijk vrij krijgen van hun werkgever. Dit moet namelijk worden geregeld in aanvullende afspraken tussen werkgever en werknemer, zoals in het arbeidsvoorwaardenakkoord sector politie is gebeurd. Beide voornoemde wetten blijven onverminderd van kracht, ook na het bereiken van een nieuw arbeidsvoorwaardenakkoord voor de sector politie.
Waarom heeft u gelet op het essentiële karakter van algemeen erkende rust- en feestdagen niet gekozen voor uitdrukkelijke voorafgaande betrokkenheid van het parlement voordat daadwerkelijk wijzigingen worden doorgevoerd bij belangrijke organisaties zoals de Nationale Politie? Vraagt een zorgvuldige omgang met deze feestdagen niet om goed onderbouwde publieke afwegingen in plaats van voldongen feiten na besloten onderhandelingen in cao-kamertjes?
De totstandkoming van een arbeidsvoorwaardenakkoord van de politie is een arbeidsrechtelijke aangelegenheid tussen de werkgever (Minister van Justitie en Veiligheid en de korpschef) en de politievakbonden. In het huidige arbeidsvoorwaardenakkoord sector Politie 1 januari 2024 tot en met 30 november 20252 maakten de Minister, korpschef en politievakorganisaties, binnen de kaders van het mandaat van het vorige kabinet, al afspraken om stappen te zetten in de richting van inclusieve arbeidsvoorwaarden, waaronder inwisselbare feestdagen. De afspraak in het nieuwe arbeidsvoorwaardenakkoord sector Politie 1 december 2025 tot en met 15 december 20273 betreft een nadere uitwerking hiervan. Op 2 september jl. ondertekenden de Minister van Justitie en Veiligheid, de korpschef en de politievakbonden dit nieuwe akkoord met mandaat van de ministerraad.
Waarom meent u dat het acceptabel is dat de Nationale Politie de status van de algemeen erkende christelijke feestdagen onder druk zet door de mogelijkheid deze dagen in te wisselen en de toelage voor deze dagen af te schaffen, terwijl deze feestdagen duidelijk verankerd zijn in wetgeving zoals de Algemene termijnenwet? Hoe is dit te rijmen met de verantwoordelijkheid van de politie om het algemeen erkende karakter van de Nederlandse cultuur en traditie juist aan te voelen en te respecteren?
De politie streeft ernaar om een organisatie te zijn voor iedereen, rekening houdend met de verschillende culturen en doelgroepen. Om die reden is ervoor gekozen om drie (christelijke) feestdagen niet langer aan te merken als feestdag en de uren van deze drie dagen toe te voegen aan het Individueel Keuze Budget (IKB). Hierdoor kunnen politiemedewerkers zelf kiezen of ze op deze drie dagen vrij nemen of op andere dagen.
Overigens blijven algemeen erkende feestdagen zoals genoemd in de Algemene termijnenwet (Atw) onverkort van kracht. De Atw dient een ander doel dan het uitdragen van de waarden van de Nederlandse cultuur of traditie. Door het expliciteren van de algemeen erkende feestdagen in de Atw wordt namelijk voorkomen dat het juridisch verkeer wordt belemmerd bij het uitvoeren van formele rechtshandelingen, in geval een wettelijke termijn eindigt op een zaterdag, zondag of een feestdag.
Uit welke gegevens zou blijken dat bij een groot deel van het personeelsbestand van de politie behoefte bestaat aan het inwisselen van algemeen erkende feestdagen? Berust deze wijziging op breed gedeelde werkelijke wensen of heeft dit vooral te maken met ideologische overwegingen?
De politie wil er voor iedereen zijn in de samenleving en elke politiemedewerker doet ertoe, ongeacht leefstijl, geloofs- en levensovertuiging. De werkgever en de politievakbonden maakten daarom in het huidige arbeidsvoorwaardenakkoord (1 juli 2024 tot en met 30 november 2025) al afspraken om verdere stappen te zetten op het gebied van inclusieve arbeidsvoorwaarden, waaronder de mogelijkheid van het inwisselen van feestdagen. Om te komen tot een afspraak die past bij de behoeften van medewerkers met verschillende culturele achtergrond, leefstijl en (geloofs)overtuiging is expertise ingewonnen bij het landelijke Netwerk Divers Vakmanschap (NDV). Ook hielden de politievakbonden een ledenraadpleging waarbij 95% van de leden voor het huidige akkoord hebben gestemd. Het nieuwe arbeidsvoorwaardenakkoord (1 december 2025 tot en met 15 december 2027) bevat een nadere uitwerking van de eerder gemaakte afspraken op het gebied van inclusieve arbeidsvoorwaarden. Tijdens de betreffende leedraadpleging stemde opnieuw de overgrote meerderheid van de leden voor.
Kunt u aangeven welke overwegingen en onderbouwing ten grondslag hebben gelegen aan de keuze om de tweede Paasdag, de Hemelvaartsdag en de tweede Pinksterdag inwisselbaar te maken? Waarom is bijvoorbeeld niet gekozen voor de tweede Kerstdag in plaats van de Hemelvaartsdag?
De drie geselecteerde christelijke feestdagen, namelijk tweede Paasdag, Hemelvaartsdag en tweede Pinksterdag, liggen in een periode waarin veel geloofs- en cultuurgebonden hoogtijdagen worden gevierd of herdenkingsdagen plaatsvinden. Door deze drie feestdagen toe te voegen aan het Individueel Keuzebudget krijgen politiemedewerkers meer ruimte om deze drie vrije dagen in te zetten voor een (feest)dag die voor hen belangrijk is.
Hoe geeft u er rekenschap van dat de politie door het bieden van ruimte om feestdagen in te wisselen met het oog op diversiteit en inclusie juist bijdraagt aan vervreemding bij miljoenen Nederlanders die de waarde inzien van de niet voor niets algemeen erkende nationale feestdagen? Is de politie nog inclusief voor alle Nederlanders?
Zie antwoord vraag 4.
Onderkent u dat het voor het toekennen van een individueel recht om de genoemde drie algemeen erkende feestdagen te kunnen inwisselen niet vereist is om in artikel 12, vierde lid, onderdeel b, van het Besluit algemene rechtspositie politie (Barp) deze feestdagen voor alle ambtenaren van de politie uit de lijst met feestdagen te verwijderen? Kunt u aangeven dat het de bedoeling is om het beoogde individuele recht op zodanige wijze te regelen dat in het Barp niet in algemene zin een beperking van de lijst met feestdagen ontstaat?
Op 2 september jl. is het nieuwe arbeidsvoorwaardenakkoord door de Minister van Justitie en Veiligheid, de korpschef en de politievakbonden getekend. Na deze ondertekening is de uitwerking, onder andere in wet en regelgeving, van de gemaakte afspraken van start gegaan. Ik kan, in deze fase van het proces, nog niet aangeven hoe deze afspraak wordt geformaliseerd in bestaande wet- en regelgeving.
Bent u bereid deze vragen te beantwoorden ruim voordat een wijziging van het Barp vastgesteld wordt? Bent u bovendien bereid de voorgenomen wijziging van het Barp aan de Kamer toe te sturen?
Het Besluit algemene rechtspositie politie (Barp) en het Besluit bezoldiging politie (Bbp) zijn geen wetten in formele zin, maar uitvoeringsbesluiten in de zin van een algemene maatregel van bestuur (AMvB). Wijzigingen van een AMvB worden voorbereid door het betreffende departement en komt tot stand door middel van bespreking in de ministerraad. Hierbij wordt tevens een advies gevraagd van de Raad van State. Vervolgens wordt de gewijzigde AMvB bij koninklijk besluit vastgesteld en in het Staatsblad gepubliceerd. Uw Kamer ontvangt ruim voor deze publicatie de beantwoording op deze vragen.
Kunt u bevestigen dat het niet wenselijk is dat andere onderdelen van de Rijksoverheid meegaan in het relativeren van bepaalde algemeen erkende feestdagen op basis van een individualistische cultuur?
Het is van belang om stappen te zetten op het gebied van moderne en inclusieve arbeidsvoorwaarden die passen bij de huidige arbeidsmarkt en het streven naar een toekomstbestendige Rijksoverheid. Elke sector binnen de Rijksoverheid onderhandelt zelfstandig met zijn sociale partners over de arbeidsvoorwaarden. Het aantrekken van nieuw personeel en het behouden van medewerkers is hierbij prioriteit.
De Rijksoverheid hecht waarde aan het zijn van een goed werkgever. Dit houdt onder andere in dat werknemers gelijke kansen worden geboden, er wordt ingezet op het voorkomen van (arbeidsmarkt)discriminatie en dat het personeelsbestand een afspiegeling is van de Nederlandse arbeidsmarkt. Hierbij wordt er ruimte geboden aan verschillende perspectieven, achtergronden, oriëntaties en kennis van medewerkers met als doel het bevorderen van resultaten, creativiteit en innovatie en ook de belangrijke balans tussen werk en privé.
De AI-explosie van kinderporno |
|
Diederik van Dijk (SGP) |
|
David van Weel (minister justitie en veiligheid, minister asiel en migratie) |
|
|
|
|
Heeft u kennisgenomen van het bericht waaruit blijkt dat het aantal meldingen van kinderporno schrikbarend is gestegen, onder meer door Artificiële Intelligentie (AI) en de opkomst van versleutelde chatapplicaties?1
Ja.
Herkent u de in het artikel gedane waarschuwende waarnemingen, onder meer met betrekking tot het feit dat voor het trainen van AI-modellen daadwerkelijk materiaal van echte kinderen wordt gebruikt, maar ook de glijdende schaal in de ernstigheid van het gebruik? Wat is uw reflectie hierop?
Ik herken de waarnemingen in het artikel waarin wordt aangegeven dat AI-modellen mogelijk worden getraind met materiaal van echte kinderen. Specifiek baart het mogelijke gebruik van echt kindermisbruikmateriaal voor het trainen van AI-modellen grote zorgen, omdat dit niet alleen het leed van de slachtoffers ontkent, maar ook ethische en juridische grenzen overschrijdt.
Uit onderzoek blijkt dat het kijken naar materiaal van seksueel kindermisbruik niet alleen bijdraagt aan het in stand houden en verspreiden van seksueel misbruik, maar ook kan leiden tot een glijdende schaal naar ernstiger vormen van (online) seksueel misbruik. Zo laat het rapport Maak het bespreekbaar van de Nationaal Rapporteur Mensenhandel en Seksueel Geweld tegen Kinderen en Stop it Now uit 2023 zien dat onder jonge (potentiële) daders regelmatig sprake is van escalatie in pornogebruik.2 Dit kan ertoe leiden dat steeds extremere beelden worden opgezocht om dezelfde mate van opwinding en spanning te ervaren. Daarnaast blijkt dat een groot deel van de (potentiële) daders lijkt te kampen met psychische problematiek en dat seksuele grenzen hierdoor kunnen verschuiven. Het rapport waarschuwt dat dit kan bijdragen aan het vergroten van het risico op grensoverschrijdend gedrag en het opzoeken of vervaardigen van extremer materiaal. Deze ontwikkeling is zeer zorgwekkend.
Dit afglijden wordt toegeschreven aan een vermindering van het opwindingsniveau met betrekking tot dezelfde stimuli bij herhaaldelijke blootstelling aan deze stimuli: afstomping. Dat is een zorgelijke ontwikkeling. Het Ministerie van Justitie en Veiligheid acht preventie en hulpverlening daartoe de meest geschikte instrumenten. Daarom heeft mijn ministerie in het verleden een aanvullende subsidie aan Offlimits verstrekt om het plaatsen van banners op pornowebsites door het programma «Stop it Now» uit te breiden. Bij Stop it Now kunnen mensen anoniem hulp krijgen wanneer zij zich zorgen maken over hun kijkgedrag of pedofiele gevoelens. Deze banners worden getoond wanneer iemand zorgwekkende zoektermen gebruikt met de boodschap dat iemand mogelijk zoekt naar strafbaar materiaal en dat het mogelijk is om hulp te zoeken voor verontrustend kijkgedrag bij Stop it Now. Online aanbieders zoals pornowebsites of zoekmachines zouden hier ook een eigen verantwoordelijkheid in moeten nemen door zelf proactief naar Stop it Now te verwijzen wanneer mensen zoekresultaten gebruiken die mogelijk verwijzen naar strafrechtelijk verboden materiaal. Google verwijst naar het Meldpunt Kinderporno, en bij doorklikken op «meer informatie» naar Stop it Now, indien een internetgebruiker zoekt op «kinderporno». Dergelijke sectorinitiatieven onderschrijf ik ten zeerste.
Welke extra inzet staat u voor ogen om genoemde verschrikkelijke praktijken, die blijkbaar in omvang en ernst toenemen, in te dammen? Is hier sprake van een groeiende inzet (opsporing etc.) die recht doet aan ernst en omvang van kinderporno, mede in relatie tot AI?
De aanpak van beeldmateriaal van seksueel kindermisbruik bij de politie wordt uitgevoerd door de Teams ter Bestrijding van Kinderpornografie en Kindersekstoerisme (TBKK). De afgelopen jaren is er geïnvesteerd in de aanpak waardoor de capaciteit van de TBKK’s met 26 fte is uitgebreid. Ook dit kabinet investeert in de aanpak van online seksueel kindermisbruik door de politie en reageert daarmee op de toename van meldingen, en daarmee van data, en het steeds complexer worden van opsporingsonderzoeken (bijvoorbeeld door de toename van het gebruik van Artificial Intelligence en end-to-end encryptie). Het streven is de capaciteit van de TBKK’s vanaf dit jaar verder uit te breiden met specialistische zij-instromers. Met behulp van deze extra capaciteit wordt het opsporingsvermogen versterkt via onder andere de ontwikkeling van specifieke tooling en de inzet van artificiële intelligentie. Dit neemt niet weg dat de hoeveelheid beeldmateriaal nog altijd de politiecapaciteit overstijgt en prioritering noodzakelijk is. Ook is het nodig om naast de strafrechtelijke aanpak te blijven inzetten op alternatieve interventies of verstoringsacties, zoals het voeren van stopgesprekken, gerichte acties op het darkweb, het ontoegankelijk maken van fora waar beeldmateriaal gedownload kan worden of het doorgeleiden naar hulpverlening.
Daarnaast is het belangrijk te blijven inzetten op internationale samenwerking. De Nederlandse politie werkt samen met Europol en opsporingsdiensten van over de hele wereld. Via de Virtual Global Taskforce is er bovendien een goede samenwerking met de grootste AI-bedrijven. De samenwerking richt zich op gezamenlijke opsporingsactiviteiten, maar bijvoorbeeld ook op de ontwikkeling van tools om AI-gegenereerd beeldmateriaal te detecteren.
Het voorgaande laat onverlet dat er primair een verantwoordelijkheid bij bedrijven ligt om safety by design te doordenken voordat een product op de markt wordt gebracht.
Wat zijn de voornaamste knelpunten om dit fenomeen daadwerkelijk aan te pakken? Hoe staat het met personele capaciteit, benodigde expertise, hoogwaardige opsporingstechniek, toereikende financiën en prioritering? Op welke vlakken is intensivering geboden?
De voornaamste knelpunten in de aanpak van dit fenomeen liggen in de snelle technologische ontwikkelingen, de moeilijkheid om AI-gegenereerde beelden van echte beelden te onderscheiden en de beperkte capaciteit en middelen bij handhavende instanties afgezet tegen de massale omvang van deze misdrijven.
Met betrekking tot de opsporingscapaciteit is er een voortdurende behoefte aan specialisten, vooral vanwege de snelheid waarmee AI-technologie zich ontwikkelt. Zoals in het antwoord op vraag 3 aangegeven, investeert dit kabinet in de aanpak van online seksueel kindermisbruik door de politie. Dit neemt niet weg dat zowel het toenemende gebruik van AI en technologieën als end-to-end encryptie extra druk op de opsporing zal blijven zetten. Hierdoor moeten er, zoals nu ook al gebeurt, scherpe keuzes gemaakt worden in de prioritering van zaken en zullen extra investeringen in de Informatievoorziening (tooling) nodig blijven.
Naast politie en OM zijn ook andere handhavende instanties en toezichthouders bij de aanpak betrokken, zodat verschillende betrokken partijen hun inspanningen op elkaar kunnen afstemmen.
Hoe verloopt de samenwerking met uw partners op EU-niveau om deze praktijken doeltreffend aan te pakken? Wat zijn hier de belangrijkste obstakels en hoe wordt daarop geacteerd? Met welke resultaten?
Nederland werkt nauw samen met diverse Europese partners om online seksueel kindermisbruik effectief te bestrijden. Zo heeft Europol begin dit jaar voor het eerst een grootschalige operatie gecoördineerd die specifiek gericht was op AI-gegenereerde kindermisbruikbeelden (operatie Cumberland). Hierbij werden 25 verdachten in 19 landen opgepakt, waaronder enkele Nederlanders. De Nederlandse politie was bij deze operatie betrokken. Verder ondersteunt Eurojust lidstaten door grensoverschrijdende juridische samenwerking te faciliteren en de afstemming tussen nationale autoriteiten te verbeteren. Het Nederlandse Meldpunt Kinderporno maakt deel uit van het internationale INHOPE-netwerk, waardoor meldingen snel worden doorgestuurd naar de landen waar de autoriteiten bevoegd zijn om actie te ondernemen, zodat illegaal materiaal sneller kan worden verwijderd.
Belangrijke obstakels zijn de enorme hoeveelheid meldingen en de moeilijkheid om vast te stellen of beelden echt of AI-gegenereerd zijn, zoals het Team Bestrijding Kinderpornografie en Kindersekstoerisme meldt. Voor deze complexe zaken is gecoördineerde internationale actie noodzakelijk om de verspreiding van materiaal tegen te gaan.
Nederland zet zich ten slotte op Europees niveau actief in voor wetgeving tegen seksueel kindermisbruik door deel te nemen aan de onderhandelingen over de herziening van de EU-richtlijn ter bestrijding van seksueel misbruik en seksuele uitbuiting van kinderen en kinderpornografie (de CSA-richtlijn) en de totstandkoming van de nieuwe EU-verordening ter voorkoming en bestrijding van seksueel kindermisbruik (de CSAM-verordening).
Wat kunt u zeggen over pakkans en effectiviteit van opsporing door politie en justitie? Hoe vaak worden er concreet straffen opgelegd in dit soort zaken?
Er wordt gewerkt, zoals hierboven al genoemd, aan steeds verbeterde technologieën om verdachte online platformen sneller te detecteren en de verspreiding van illegale inhoud tegen te gaan. Dit betekent helaas niet automatisch dat de pakkans evenredig toeneemt.
De toestroom van zaken van beeldmateriaal van seksueel kindermisbruik komt uit verschillende instanties dan wel bronnen. Een deel van de meldingen komt vanuit het Amerikaanse NCMEC (National Center for Missing and Exploited Children), een deel via de zedenafdelingen of andere afdelingen van de Nederlandse en/of buitenlandse politie, via eigen onderzoek van de politie op bijvoorbeeld darkweb omgevingen en een deel vanuit Offlimits. De meldingenstroom wordt door specialisten bezien en beoordeeld op prioriteit naar ernst en bekendheid van het materiaal, waarbij niet elke melding vraagt om ingrijpen door de politie. Zo vragen sommige meldingen bijvoorbeeld om doorzenden aan buitenlandse autoriteiten of enkel om het verwijderen van materiaal gezien het reeds bekend materiaal betreft (en dus geen slachtoffer in een acute misbruiksituatie betreft). Er wordt niet bijgehouden per melding wat de achterliggende reden is om wel of niet tot vervolging over te gaan en daarom is het lastig om exacte cijfers te geven over het concreet opleggen van straffen.
Welke samenwerking heeft u met bedrijven die actief zijn in het genereren van AI om dit misbruik ervan tegen te gaan? Werken bedrijven voldoende mee en wat levert dit op?
Het is van belang dat grote technologiebedrijven zich houden aan geldende wet- en regelgeving. In eerste instantie zijn toezichthouders aan zet om bedrijven op hun verantwoordelijkheden te wijzen en eventueel te handhaven wanneer zij handelen in strijd met geldende wet- en regelgeving.
Daarnaast geldt dat veel techbedrijven reeds hun verantwoordelijkheid nemen om mensen te beschermen tegen online grensoverschrijdend gedrag. Er wordt op verschillende manieren samengewerkt met techbedrijven om ervoor te zorgen dat schadelijk of illegaal materiaal zo snel mogelijk wordt verwijderd of ontoegankelijk wordt gemaakt. Zo is er sprake van een constructieve relatie met techbedrijven waarbij regelmatig overleg plaatsvindt wanneer er zorgen zijn of voorstellen worden gedaan om de aanpak te verbeteren. Om de bredere dialoog over online content te ondersteunen, is in 2023 – onder neutraal voorzitterschap van ECP3 – een overlegplatform opgericht waarin publieke en private partijen uitdagingen en ontwikkelingen op het gebied online content moderatie uitwisselen. Verder ondersteunt het Ministerie van Justitie en Veiligheid het meldpunt Helpwanted van stichting Offlimits, om het voor burgers eenvoudiger te maken om hulp te zoeken en melding te doen van illegale content met als doel om dit verwijderd te krijgen. Offlimits onderhoudt goede contacten met platformen en heeft op 15 juli jl. de status van betrouwbare flagger toegewezen gekregen door de Autoriteit Consument en Markt (ACM). Hiermee is haar rol in het signaleren en melden van illegale inhoud geformaliseerd onder de DSA.
Wat is bekend omtrent de bewustwording van burgers omtrent ernst en consequenties – drempelverlagend voor werkelijk misbruik, normalisatie onder jonge kinderen e.d., zoals benoemd in het betreffende artikel – van het kijken naar kinderporno, al dan niet met gebruikmaking van AI? Hoe kan die bewustwording worden vergroot onder jong en oud? Bent u bereid hierover advies in te winnen bij op dit terrein deskundige (communicatie)experts?
Er zijn verschillende initiatieven die gericht zijn op concrete gedragsverandering, zoals het kijken van beeldmateriaal van seksueel misbruik van kinderen, al dan niet met gebruikmaking van AI. Uit gedragswetenschappelijk onderzoek, waaronder de zogenoemde intention-behavior gap en het WRR-rapport Weten is nog geen doen (2017),4 blijkt dat bewustwording slechts één aspect is voor gedragsverandering. Alleen bewustwording is daarmee vaak onvoldoende om daadwerkelijk gedrag te veranderen. Daarom is inzicht in de achterliggende drijfveren en motieven van de doelgroep cruciaal voor het ontwikkelen van effectieve interventies.
De verschillende initiatieven die al lopen richten zich daarom op meer dan bewustwording. Een belangrijk voorbeeld hiervan is de hulplijn Stop it Now van Stichting Offlimits, die ondersteuning biedt aan mensen die worstelen met dergelijk gedrag, of mensen in hun omgeving en zo bijdraagt aan het voorkomen van seksueel misbruik.
Eén manier om bewustwording te creëren is door publiekscampagnes. Het is daarbij belangrijk dat deze campagnes aansluiten bij gedragsinzichten, ze zijn immers uiteindelijk gericht op gedragsverandering. Het gedragsteam van het Ministerie van Algemene Zaken, Dienst Publiek en Communicatie (DPC) ondersteunt, de ontwikkeling van publiekscampagnes met de zogenoemde CASI-methodiek. Deze standaardaanpak helpt om campagnes te ontwikkelen en te toetsen vanuit gedragswetenschappelijk perspectief.
Bewustwording creëren middels publiekscampagnes moet met grote zorgvuldigheid worden bekeken, omdat publiekscampagnes mogelijke onbedoelde effecten teweeg kunnen brengen, zoals normalisering of zogenoemde «boemerangeffecten».5, 6, 7 In dit geval zou het mensen die niet eerder een interesse hebben gehad in seksuele beelden van kinderen, AI-gegeneerd dan wel echt materiaal, mogelijk juist aanzetten om er na een campagne naar op zoek te gaan.
Daarom kan bewustwording het meest effectief worden vergroot via gerichtere communicatiekanalen die aansluiten bij specifieke doelgroepen waarvan de gedragsverandering verwacht wordt, zoals onderwijs en online platforms voor jongeren, en via gespecialiseerde hulpverlening voor volwassenen. Deskundige communicatie-experts worden hierbij al betrokken, zodat bestaande initiatieven verder kunnen worden versterkt en beter kunnen aansluiten bij de doelgroep.
Welke mogelijkheden ziet u om via publiekscampagnes mensen ervan te doordringen dat ook achter het bekijken van namaakbeelden écht misbruikmateriaal van échte kinderen schuilt? Ziet u hierin meerwaarde om deze campagnes uit te breiden en zo ja, hoe?
Zoals toegelicht in het antwoord op de vorige vraag wordt in bestaande initiatieven al nadrukkelijk meegenomen dat ook achter namaakbeelden daadwerkelijk misbruik van kinderen kan schuilgaan. Gezien de risico’s van onbedoelde negatieve effecten, zoals de hierboven genoemde normalisering en «boemerang-effecten», zie ik op dit moment geen meerwaarde in het uitbreiden van publiekscampagnes over dit onderwerp.
De schriftelijke vragen van 18 april 2025 (2025Z07899) over Mohammed B. |
|
Geert Wilders (PVV), Emiel van Dijk (PVV) |
|
David van Weel (minister justitie en veiligheid, minister asiel en migratie) |
|
|
|
|
Bent u bekend met de schriftelijke vragen die de PVV op 18 april 2025 heeft ingediend naar aanleiding van het bericht dat Mohammed B. weer op vrije voeten is en aanwezig was bij een sit-in?1
Ja, daar ben ik bekend mee.
Waarom heeft u deze vragen na 102 dagen nog steeds niet beantwoord?
De beantwoording van de Kamervragen is vertraagd doordat er afstemming nodig was met verschillende (keten)partners. Dit was noodzakelijk om tot een volledige beantwoording van de vragen te komen. De afstemming vergde meer tijd dan vooraf was ingeschat, waardoor de beantwoording later is verstuurd dan de gebruikelijke termijn.
Bent u bekend met de uitspraak van de rechter in de Jodenjacht-zaak, waarin Mohammed B. is veroordeeld en waarbij hij 19 dagen voorwaardelijk opgelegd heeft gekregen?2
Ja, ik ben bekend met deze uitspraak.
Deelt u de mening dat het openlijk verheerlijken van de terroristische organisatie Hamas met leuzen en een zichtbaar «Hamas-beweging»-embleem, het herhaaldelijk deelnemen aan illegale demonstraties en het aanvallen van de aanhoudingseenheid van de politie op 27 juli 2025 in Amsterdam wél degelijk strafbare feiten zijn, en dat hij dus per direct opgepakt dient te worden, vervolgd moet worden en onmiddellijk zijn voorwaardelijke straf moet uitzitten? Zo nee, waarom niet?3 4 5 6
Het is aan het Openbaar Ministerie om eventuele strafbare feiten te onderzoeken en te bepalen of verdachten worden vervolgd. Daarna is het aan de rechter om te oordelen over de zaak. In algemene zin is het kabinet voornemens om het openlijk betuigen van steun aan terroristische organisaties en het verheerlijken van terrorisme strafbaar te stellen, beide met een hoog strafmaximum. Het wetsvoorstel hiertoe is in openbare consultatie gegeven, die inmiddels is gesloten. Nadat de consultatieadviezen zijn verwerkt, zal het wetsvoorstel voor advies worden voorgelegd aan de Raad van State.
Wanneer stelt u paal en perk aan antisemitisch geweld en wordt deze Syriër met Palestijnse achtergrond het Nederlandse paspoort of verblijfstitel afgenomen en het land uitgezet?
In algemene zin veroordeelt het kabinet alle vormen van antisemitisme en antisemitisch geweld in de samenleving. Mede daarom heeft het kabinet de strategie bestrijding antisemitisme opgesteld, die op 22 november 2024 naar uw Kamer is verzonden.7 In de strategie wordt een breed pakket van maatregelen aangekondigd om antisemitisme te bestrijden op alle terreinen waar het zich voordoet. Op 4 juli jl. heeft uw Kamer een voortgangsbrief ontvangen over de stand van zaken van deze maatregelen.
Kunt u deze vragen en de vragen van 18 april 2025 zo spoedig mogelijk beantwoorden, en in elk geval vóór eind augustus?
De vragen zijn binnen de reguliere termijn beantwoord.
De explosieve stijging van fraude met visa en phishing |
|
Barbara Kathmann (PvdA), Songül Mutluer (PvdA) |
|
van Marum , David van Weel (minister justitie en veiligheid, minister asiel en migratie) |
|
|
|
|
Bent u bekend met het bericht: «Fraude met visa explodeert, Nederlandse vakantiegangers al voor tienduizenden euro’s opgelicht: hier moet je op letten»? (De Telegraaf, 23 juli)
Ja.
Hoeveel meldingen van fraude bij visumaanvragen zijn er tot nu toe gedaan? In hoeveel gevallen ging dit om phishing?
Uit navraag bij de Fraudehelpdesk blijkt dat er in het jaar 2024 12 meldingen over fraude met visumaanvragen zijn geregistreerd. Deze meldingen hadden betrekking op valse websites waarop zogenaamd een visum aangeschaft kon worden. In de eerste helft van 2025 kreeg de Fraudehelpdesk 189 meldingen, waarvan 154 melders aangaven financieel te zijn gedupeerd. Ook het Centraal Meldpunt Identiteitsfraude (CMI) heeft meldingen met betrekking tot fraude met visumaanvragen ontvangen. In 2024 ging het om 89 meldingen en in 2025 tot en met juli om 353 meldingen. Zowel de Fraudehelpdesk als het CMI schrijven de toename van het aantal meldingen toe aan de invoering (sinds 2 april 2025) van de verplichte ETA voor het Verenigd Koninkrijk, hoewel er ook andere typen visa tussen de meldingen zitten.
Er is op dit moment geen duidelijk verband te leggen tussen het aantal meldingen en in hoeveel gevallen hier sprake is van phishing. Phishing is een werkwijze die wordt ingezet door criminelen om bijvoorbeeld oplichting en fraude te plegen. Daarnaast wordt in het geval van een melding niet altijd aangegeven of het om phishing gaat. Er zijn meldingen over (valse) websites waarbij tussenpartijen te veel geld vragen voor het verzorgen van (kostenloze) visumaanvragen, maar vervolgens wel daadwerkelijk een geldig visum toesturen. Daarnaast zijn er meldingen waarbij melders denken dat zij een visumaanvraag doen en gegevens opgeven waarna er (soms meerdere keren) geld van hun creditcard wordt afgeschreven, maar er geen visum(aanvraag) wordt ontvangen.
Hoe verhoudt het aantal gemelde gevallen via de Fraudehelpdesk zich tot officiële aangiften bij politie en meldingen bij visumverlenende instanties?
Er zijn op dit moment geen betrouwbare cijfers beschikbaar over het aantal aangiften over visumverstrekking bij de politie, noch over de verhouding van het aantal meldingen bij andere instanties dan de politie. Fraude met visa wordt net als phishing niet als aparte categorie geregistreerd en is daarmee niet eenvoudig uit het politiesysteem te halen. In de Veiligheidsagenda 2023–2026 zijn streefnormen voor de politie afgesproken omdat de groei van gedigitaliseerde criminaliteit moet worden geremd.1 Hier valt ook de bestrijding van online fraude onder. Er is geen centrale registratie van meldingen van visumverlenende instanties (zoals ambassades). Als mensen met deze vorm van fraude geconfronteerd worden, roep ik hen op aangifte te doen bij de politie.
Wat is de rol van reizigers-adviesportals en luchtvaartmaatschappijen in het informeren over officiële visumkanalen? Wordt er samengewerkt om nepwebsites actief te signaleren?
Op de website www.nederlandwereldwijd.nl kan men het reisadvies van het land van bestemming lezen ter voorbereiding op de reis. Op de landenpagina staat een kopje met «Hoe bereid ik mijn reis voor?». Onder dit kopje staat onder andere uitgelegd of een visum nodig is en waar deze aangevraagd kan worden (met een link naar een officiële website). Op www.nederlandwereldwijd.nl wordt op alle Schengenvisum aanvraagpagina’s en inreisvisum aanvraagpagina’s het volgende geadviseerd: «Voorkom onnodige kosten en maak zelf uw afspraak. Maak geen afspraak bij een tussenpersoon.»
Desgevraagd geeft het Ministerie van Buitenlandse Zaken aan dat op de aanvraagpagina’s van sommige landen nog een extra waarschuwing staat. Als een ambassade bijvoorbeeld signaleert dat er veel fraude plaatsvindt in een bepaald land, dan wordt de informatie aangevuld. Zo is er onlangs door de ambassade in Turkije verzocht om toe te voegen dat de klant geen tolk via een tussenpersoon moet regelen.
Zo nu en dan plaatsen ook Nederlandse ambassades in diverse landen op eigen initiatief voorlichting of waarschuwingen op hun social mediakanalen. Zo heeft de Nederlandse ambassade in India onlangs op haar Instagram en Facebook account een waarschuwing geplaatst voor fraude met visa, alsook een verwijzing naar de officiële website.
Wat doet u om online fraude via phishing te voorkomen en te bestrijden, onder andere bij visumaanvragen? Zijn deze maatregelen effectief gebleken?
In oktober 2024 zijn de Ministeries van Justitie en Veiligheid en van Binnenlandse zaken en Koninkrijksrelaties gestart met de meerjarige publiekscampagne «Laat je niet interneppen», om Nederlanders te wapenen tegen verschillende vormen van online oplichting, waaronder phishing. In de campagne komen de diverse signalen en overtuigingstechnieken aan bod, die online criminelen gebruiken en krijgen mensen handelingsperspectief mee om online oplichting te kunnen herkennen. Uit het meest recente campagne-effectonderzoek blijkt onder meer dat mensen zich meer waakzaam voelen als gevolg van de campagne en dat Nederlanders het belangrijk vinden dat de Rijksoverheid op dit onderwerp campagne voert, maar dat (nog) niet meer mensen zich beter in staat voelen de signalen en overtuigingstechnieken te herkennen.2 De aanbevelingen uit het campagne-effectonderzoek zullen worden meegenomen bij de volgende flight van de campagne in september 2025.
Naast bewustwordingscampagnes werkt de Nederlandse overheid aan de doorontwikkeling van het Register Internetdomeinen overheid zodat burgers in dat register bij twijfel een snelle check kunnen doen of websites van de Nederlandse overheid zijn of niet. Het Register is te raadplegen via https://organisaties.overheid.nl/domeinen. Bij twijfel over de echtheid van websites kan bovendien contact worden opgenomen met de gratis Digihulplijn (Bereikbaar via telefoon en chat op 0800 - 1508). Ook loopt een impactonderzoek naar de haalbaarheid van invoering van een uniforme domeinnaamextensie voor websites van de overheid, te beginnen bij de Rijksoverheid. Een uniforme domeinnaamextensie zoals .gov.nl of .overheid.nl maakt in één keer duidelijk dat de overheid afzender is van een website en is, mits consequent toegepast, makkelijk te communiceren richting het publiek.
Daarnaast voert mijn ministerie de regie op de integrale aanpak van online fraude.3 De integrale aanpak online fraude heeft als doel om meerjarig gezamenlijk de krachten te bundelen, de onderlinge informatiepositie te verstevigen, het kennisniveau te verhogen, te weten en te doen wat werkt om sneller, flexibeler en effectiever op te kunnen treden tegen online fraude teneinde het aantal slachtoffers te verminderen. Partners in deze publiek-private samenwerking zijn onder andere de politie, het Openbaar Ministerie, VNO-NCW/MKB Nederland, de Consumentenbond, de Nederlandse Vereniging van Banken (NVB), COIN, Thuiswinkel.org, de Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG), het Ministerie van Economische Zaken enhet Ministerie van Financiën. Het jaarbericht en het actieplan voor 2025 zijn in juni jl. door mijn ambtsvoorganger aan uw Kamer toegezonden.4
Hoeveel gevallen van phishing zijn er jaarlijks in Nederland? Welk aandeel van de gevallen van online oplichting betreft phishing?
Bij de politie wordt phishing niet als een apart delict geregistreerd en daarom zijn hier geen precieze cijfers over te delen. Dit komt omdat phishing vaak een middel is om verschillende soorten criminaliteit te kunnen plegen.
Wel blijkt uit de Veiligheidsmonitor 2024 van het Centraal Bureau voor de Statistiek dat krap 1 procent van de mensen in 2024 zich slachtoffer noemt van phishing. Bij 17 procent van de slachtoffers ging het om wangirifraude: de dader probeert het slachtoffer te laten terugbellen naar (dure) betaalnummers. Verder kreeg 12 procent te maken met beleggingsfraude en eenzelfde deel werd slachtoffer van bankspoofing, waarbij de oplichter zich voordoet als een bankmedewerker. Nepboetes of nepfacturen werden door 11 procent van de slachtoffers genoemd. Vriend-in-nood-fraude, waarbij iemand geld betaalde aan een zogenaamde bekende (via een nepbericht of voice cloning), en nepacties troffen respectievelijk 9 en 6 procent van de slachtoffers. De andere vormen van phishing werden door 4 procent of minder genoemd.5
Bent u bekend met Belgische phishing-schild, het BAPS-Systeem, waarmee in 2024 zo’n 1,6 miljoen verdachte links zijn gedetecteerd en omzeild op basis van meldingen van burgers?1
Ja.
Kunt u nader toelichten wat het doel en de reikwijdte is van de pilot met een Anti-Phishing Shield (APS) die u heeft aangekondigd in deze zomer?2 Welke partijen zijn hier bij betrokken?
Het doel van de pilot is de effectiviteit van het Anti-Phishing Shield (APS) in kaart brengen. Op basis van de resultaten van de pilot wordt beoordeeld of een structureel APS in Nederland wenselijk is.
De pilot wordt uitgevoerd door het Nationaal Cyber Security Center in samenwerking met KPN en is gericht op een beperkte klantengroep van KPN. Deze groep heeft zich op vrijwillige basis via opt-in aangemeld voor de dienst Veilig browsen van KPN. Dit is een malwarefilter dat ervoor zorgt dat apparaten veilig online gaan. De denial list (een lijst van bronnen die als onveilig of verdacht zijn aangemerkt) uit deze APS-pilot wordt hierin verwerkt. Hiermee sluit de pilot aan bij de maatregelen die KPN al neemt binnen de bestaande, versterkte beveiliging voor KPN-klanten. De pilot wordt op een later moment mogelijk uitgebreid met meerdere partijen uit de telecomsector.
Wanneer verwacht u de uitkomsten van deze pilot? Koppelt u deze terug aan de Kamer met een voorstel voor vervolgstappen?
De pilot is eind juli 2025 gestart en duurt zes maanden. De pilot wordt tussentijds en na afloop geëvalueerd. Op basis hiervan wordt een advies voor een eventuele landelijke uitrol uitgebracht. U wordt in de volgende Kamerbrief over de integrale aanpak van cybercrime geïnformeerd over het vervolg van het APS.
Op welke manier is de Autoriteit Consument & Markt als toezichthouder betrokken bij de pilot? Hoe gaat u tegemoetkomen aan zorgen over netneutraliteit?
De Autoriteit Consument & Markt (ACM) is als onafhankelijke toezichthouder niet actief betrokken bij de pilot. In een eerder stadium is het APS met de ACM besproken. De pilot vindt plaats binnen de geldende wettelijke kaders. Uitgangspunt bij netneutraliteit is dat de internetaanbieder de toegang tot het internet niet mag beperken, vanwege het recht op open toegang tot het internet. Hierbij gelden in het kader van de Europese netneutraliteitsverordening enkele uitzonderingsmogelijkheden. Zo mag een internet serviceprovider wél beperkingen opleggen indien – en slechts zolang – dit nodig is om de integriteit en de veiligheid van het netwerk van de eindgebruikers te beschermen. Er dient daarbij een afweging gemaakt te worden over wanneer en onder welke omstandigheden dergelijke beperkingen noodzakelijk zijn. Binnen de pilot is het aan de deelnemende partijen om na te gaan of hun werkwijze in lijn is met de regels inzake netneutraliteit. Zie ook het antwoord op vraag 8.
Wat doet u nog meer om slachtoffers van phishing te voorkomen? Hoe stimuleert u commerciële oplossingen om verdachte websites te blokkeren, met respect voor netneutraliteit?
Binnen de integrale aanpak cybercrime bestaan er meerdere initiatieven en worden in samenwerking met de Ministeries van Binnenlandse Zaken en Koninkrijkrelaties, en Economische Zaken voorlichtingscampagnes gehouden om ervoor te zorgen dat mensen zich kunnen beschermen tegen phishing. Enkele voorbeelden hiervan zijn de campagnes «Laat je niet interneppen» over online oplichting, «Dubbel beveiligd is dubbel zo veilig» over tweefactorauthenticatie, en «Doe je updates» over het uitvoeren van updates op slimme apparaten. Hierover bent u in de afgelopen Kamerbrief integrale aanpak cybercrime geïnformeerd.
Ik sta in beginsel positief tegenover commerciële oplossingen die mensen tegen online criminaliteit beschermen. Ook dergelijke oplossingen dienen te worden uitgevoerd binnen de geldende wet- en regelgeving.
Kunt u deze vragen afzonderlijk van elkaar beantwoorden?
Ja.
De hackaanval op het Openbaar Ministerie, aan de demissionaire Minister van Justitie en Veiligheid en de demissionaire Staatssecretaris voor Digitalisering |
|
Barbara Kathmann (PvdA), Songül Mutluer (PvdA) |
|
David van Weel (minister justitie en veiligheid, minister asiel en migratie) , van Marum |
|
|
|
|
Bent u bekend met het bericht: «Digitale werkomgeving OM inderdaad gehackt, onderzoek moet uitwijzen welke informatie is gestolen»?1
Ja.
Wat werd aangetroffen in de eerste scans van het Nationaal Cyber Security Centrum (NCSC) waaruit bleek dat onbevoegden de systemen van het Openbaar Ministerie (OM) zijn binnengedrongen?
Op 17 juli jl. berichtte ik u dat het OM uit voorzorg de interne systemen had losgekoppeld van het internet. Het NCSC heeft met gerichte scans gezocht naar kwetsbare of mogelijk gecompromitteerde systemen. Een analyse van de OM-omgevingen heeft reden gegeven om aan te nemen dat er gebruik is gemaakt van deze mogelijke kwetsbaarheid. Het NCSC heeft daarop het OM geïnformeerd en geadviseerd om nader onderzoek te verrichten. Inmiddels is een eerste technisch en forensisch onderzoek uitgevoerd.2 Tot op heden zijn er geen aanwijzingen dat data (strafvorderlijk of anderszins) is gemanipuleerd of weggehaald. Verder onderzoek vindt nog plaats.
Bent u op de hoogte van het soort gegevens dat mogelijk is ingezien of buitgemaakt door onbevoegden? Heeft u gericht maatregelen genomen op basis van deze informatie?
Zoals aangegeven in de beantwoording van vraag 2 is zijn er tot op heden geen aanwijzingen dat data (strafvorderlijk of anderszins) is gemanipuleerd of weggehaald. Er wordt nog nader onderzoek gedaan. Over het lopende strafrechtelijk onderzoek kan ik u gedurende dat onderzoek geen mededelingen doen.
Zijn er aanwijzingen dat persoonsgegevens van medewerkers, zoals e-mailadressen, inloggegevens, telefoonnummers of privéadressen, zijn buitgemaakt of ingezien door onbevoegden?
Zie antwoord vraag 3.
Wordt er onderzocht welke gevolgen deze hackaanval kunnen hebben voor de digitale en fysieke veiligheid van OM-medewerkers, met name zij die betrokken zijn bij zware strafzaken ten aanzien van ondermijnende criminaliteit? Zo nee, bent u bereid dit wel te doen?
Tot op heden zijn er geen aanwijzingen dat data (strafvorderlijk of anderszins) is gemanipuleerd of weggehaald. Verder onderzoek vindt nog plaats.
Zijn er aanwijzingen dat persoonsgegevens van getuigen of slachtoffers zijn buitgemaakt of ingezien door onbevoegden? Wat doet u om hun veiligheid te waarborgen?
Zie antwoord vraag 5.
Is er een (voorlopige) risicoanalyse gemaakt en worden er op basis daarvan al maatregelen genomen om kwetsbaarheden af te dekken, naast het offline halen van het OM?
Er zijn maatregelen genomen om kwetsbaarheden af te dekken. Inmiddels gaat het OM stapsgewijs weer online. Dit proces moet zorgvuldig worden ingericht, met versterkte monitoring en detectie, omdat misbruik nooit helemaal kan worden uitgesloten.3
Welke overheidsorganisaties maken nog meer gebruik van Citrix-software die dezelfde kwetsbaarheid bevat? Welke maatregelen nemen zij om mogelijke hackaanvallen te onderzoeken en zo nodig hun systemen veilig te stellen, gezien u in de brief van 23 juli j.l. schrijft dat het NCSC heeft geadviseerd dat alle organisaties die deze software gebruiken mogelijk misbruik moeten onderzoeken (Kamerstuk 26 643, nr. 1377)?
Het NCSC heeft alle organisaties die Citrix NetScaler ADC en Citrix NetScaler Getaway gebruiken opgeroepen om onderzoek te doen naar mogelijk gebruik en misbruik van de kwetsbaarheden, ook als de kwetsbaarheden reeds zijn verholpen middels de update. CIO Rijk heeft deze casuïstiek en het handelingsperspectief van het NCSC bij alle departementen middels meerdere CISO-briefings onder de aandacht gebracht, met het dringende advies dit op te volgen.
Het NCSC vervult een coördinerende rol in de informatie-uitwisseling door continu informatie samen te brengen en te delen, zodat organisaties zelf in staat zijn aanvullend onderzoek te verrichten. Binnen de juridische kaders verstrekt het NCSC informatie als duiding, handelingsperspectieven en beveiligingsadviezen via verschillende netwerken en (openbare) kanalen aan zowel publieke als private organisaties.
Ik kan alleen ingaan op de organisaties die onder mijn departement vallen en verwijs daarvoor onder meer naar de Kamerbrieven van 17 juli jl.4 en van 12 augustus jl.5
Hoe wordt actuele en relevante informatie uit het onderzoek van het OM gedeeld met andere organisaties die mogelijk ook zijn getroffen door een hackaanval? Bent u bereid deze informatie ook proactief met commerciële partijen te delen?
Zie antwoord vraag 8.
Hoe worden ketenpartners waar de systemen van het OM mee zijn geïntegreerd betrokken bij deze operatie? Ontvangen zij ook steun voor het onderzoeken van eigen systemen of om belemmeringen in hun werk te voorkomen?
De gehele afsluiting van het OM van het internet had impact op het OM zelf en alle samenwerkingspartners. Door alle betrokkenen is dagelijks hard gewerkt om de ontstane knelpunten en effecten zoveel mogelijk op te lossen, met als doel de impact zoveel mogelijk beperken en de mogelijke risico’s mitigeren. Over de impact op de strafrechtketen heb ik u op 12 augustus jl. geïnformeerd.6
Is het mogelijk om het herstel van de OM-systemen sneller te laten verlopen dan de verwachte wekenlange operatie? Zo ja, bent u bereid capaciteit vrij te maken om dit te versnellen?
Op basis van de onderzoeksresultaten van het technisch en forensisch onderzoek – en het naarmate het offline zijn van het OM langer duurt, steeds zwaarwegender belang van het goed functioneren van de strafrechtketen en de impact daarvan op de maatschappij – heeft het College van procureurs-generaal het besluit genomen dat het verantwoord en wenselijk is om het OM weer in fasen online te laten gaan. Over deze stapsgewijze livegang van het OM heb ik uw Kamer op 4 augustus geïnformeerd.7
Wat zijn de praktische gevolgen van het offline halen van de systemen voor OM-medewerkers en lopende strafzaken? Is de organisatie voldoende uitgerust om taken analoog of met back-up systemen volwaardig op te pakken?
Medewerkers van het OM konden alleen inloggen op kantoorlocaties, waren niet per mail bereikbaar en er was sprake van een beperkte functionaliteit van de systemen.8 In de periode dat het OM geheel offline was kon er geen enkele digitale informatie van en naar het OM worden gestuurd. Dit raakten alle ketenpartners in en rondom de strafrechtketen. Het OM en ketenpartners stelden werkprocessen vast om proces(stukken) per post, fysiek of door andere organisaties dan het OM aan te leveren. Daarnaast had het OM speciale aandacht voor het informeren van slachtoffers en hun gemachtigden. Dit toont de inventiviteit, enorme inzet en bereidheid om samen te werken in de strafrechtketen. Over de verdere impact op de organisaties in en rondom de strafrechtketen heb ik u op X augustus geïnformeerd.9
Worden verdachten, advocaten, rechters en andere betrokkenen in de keten actief geïnformeerd over de gevolgen die zij mogelijk ondervinden?
Het OM heeft Q&A’s geplaatst op de eigen website met daarin de veelgestelde vragen op een rij voor de advocatuur, inclusief een apart overzicht voor slachtofferadvocatuur en daarnaast voor slachtoffers. Ook is informatie over de telefonische bereikbaarheid van het OM opgenomen.10 Deze overzichten worden steeds bijgewerkt. Ook op de website van de Rechtspraak is een overzicht met veelgestelde vragen te vinden over de invloed die de IT-problemen bij het OM kunnen hebben op lopende strafzaken.11 Het CJIB en Slachtofferhulp Nederland (SHN) geven op hun websites aan dat de situatie bij het OM gevolgen heeft voor de eigen werkzaamheden en dat – ook met de gegeven alternatieve oplossingen – als gevolg daarvan slachtoffers in bepaalde gevallen mogelijk minder goed geïnformeerd en/of proactief ondersteund kunnen worden.12
Wanneer is er sprake van genoeg zekerheid om (delen van) het interne systeem weer online te brengen? Hoe voorkomt u dat er uit haast onvoldoende voorzorg wordt genomen, zolang niet precies bekend is wat de ernst van de hack is?
Zoals reeds aan uw Kamer gemeld, zijn er tot op heden er geen aanwijzingen dat data (strafvorderlijk of anderszins) is gemanipuleerd of weggehaald. Op 4 augustus jl. heb ik u geïnformeerd over het stapsgewijs weer online gaan van de systemen van het OM.13 Dit proces wordt zorgvuldig ingericht met versterkte monitoring en detectie. Ik heb het OM verzocht om bij deze gefaseerde livegang in afstemming met de keten te bezien welke essentiële processen met prioriteit weer gedigitaliseerd doorgang moeten vinden.
Hoe draagt u bij aan het zo snel mogelijk inzicht krijgen van de gevolgen en het veilig online brengen van de het interne OM-netwerk? Stelt u hiervoor extra capaciteit beschikbaar?
Zie antwoord vraag 14.
Is de Autoriteit Persoonsgegevens betrokken bij deze operatie? Kunt u hen nauw betrekken zodat er snel gehandeld kan worden als blijkt dat persoonsgegevens ingezien of buitgemaakt zijn?
De Autoriteit Persoonsgegevens is reeds door het OM en JIO ingelicht over de situatie. Waar nodig wordt vanzelfsprekend nauw contact onderhouden met de Autoriteit Persoonsgegevens.
Heeft u contact gehad met Citrix over de kwetsbaarheid in hun software? Kan de leverancier bijdragen aan een oplossing voor het OM?
Ja, met Citrix is regelmatig contact over de kwetsbaarheden en oplossingen hiervoor.
Kunt u, zo nodig vertrouwelijk, de Kamer informeren over de interne toelichting die is gegeven aan het OM en bekend is bij het NRC?
Ik acht het niet opportuun om in te gaan op mediaberichtgeving over interne communicatie binnen het OM. Het is aan het OM om daar al dan niet op te reageren. Voor het overige verwijs ik naar de Kamerbrieven die uw Kamer over dit onderwerp zijn toegestuurd.
Kunt u deze vragen afzonderlijk van elkaar en spoedig beantwoorden, en indien mogelijk betrekken bij de eerstvolgende update over de situatie?
Waar relevant zijn antwoorden samengevoegd om herhaling te voorkomen.
Het bericht ‘Nederland mag van rechter geen mannelijke asielzoekers terugsturen naar België: ’Enorm frustrerend’’ |
|
Queeny Rajkowski (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie) |
|
David van Weel (minister justitie en veiligheid, minister asiel en migratie) , Mona Keijzer (minister volkshuisvesting en ruimtelijke ordening) (BBB) |
|
|
|
|
Bent u bekend met het bericht «Nederland mag van rechter geen mannelijke asielzoekers terugsturen naar België: «Enorm frustrerend»»?1
Ja.
Wat zijn de gevolgen van deze uitspraak voor de grip op asielmigratie en de keuze die de Nederlandse politiek heeft om te bepalen wie hier mag blijven en wie niet?
De uitspraak heeft gevolgen voor het niet meer kunnen overdragen van alleenstaande mannelijke asielzoekers aan België op grond van de Dublinverordening. Het gaat dan om asielzoekers van wie is vastgesteld dat België de verantwoordelijke lidstaat is voor het behandelen van hun asielverzoek.
Deelt u de mening dat dit een zeer onwenselijke situatie is?
Die mening deel ik. Deze situatie doet ernstig afbreuk aan de werking van het Europese Dublin systeem, daarmee doelend op de instrumenten en regels ten behoeve van het bepalen van de verantwoordelijke lidstaat. De opvangsystemen van bestemmingslidstaten binnen de Europese Unie, zoals België en Nederland, staan ook onder druk door secundaire migratie vanuit lidstaten elders binnen de EU.
Hoeveel alleenstaande mannen in Nederland kunnen door deze uitspraak niet meer teruggestuurd worden naar België? Wat gaat er met deze mannen gebeuren?
Op dit moment zijn er ongeveer 170 alleenstaande mannelijke asielzoekers in Nederland voor wie is bepaald dat België de verantwoordelijke lidstaat is.2 Het is echter niet zo dat zij eerder, voorafgaand aan de gestelde belemmering, in alle gevallen wel daadwerkelijk zouden zijn overgedragen aan België. Het is nu zo dat Nederland is gehouden het asielverzoek inhoudelijk te behandelen als de termijn voor de overdracht in een individuele zaak verloopt, de situatie in België daaraan voorafgaand niet is veranderd, en de persoon op dat moment nog steeds in Nederland is. Dat kan leiden tot een asielvergunning dan wel een afwijzing en uiteindelijk terugkeer naar het land van herkomst.
Klopt het dat de Raad van State noodopvang in België niet heeft meegewogen in hun uitspraak? Hoeveel procent van de opvang in Nederland is noodopvang en wat zijn de verhoudingen in België?
Dat klopt. De uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: de Afdeling) van 23 juli 2025 borduurt voort op de uitspraak van de Afdeling van 13 maart 2024. De uitspraken moeten daarom in samenhang worden gelezen. Beschikbaarheid van nood- en daklozenopvang is in beide uitspraken onderwerp van geschil geweest. In de meest recente uitspraak oordeelt de Afdeling onder andere dat het tekort aan reguliere opvangplekken voor alleenstaande mannelijke asielzoekers niet meer tijdelijk, maar structureel is geworden. Verder is volgens de Afdeling onduidelijk of deze groep terecht kan bij de nood- en daklozenopvang, omdat niet kan worden vastgesteld hoeveel plaatsen daadwerkelijk beschikbaar zijn voor deze specifieke groep. Op 25 juli 2025 beschikte COA over ca. 70.440 opvangplekken, waarvan 51% reguliere opvang (ca. 36.060 plekken), 43% noodopvang (ca. 30.000 plekken) en 6% tijdelijke gemeentelijke opvang (ca. 4.380 plekken). Daarnaast worden er ca. 2.470 personen op een niet-COA-locatie opgevangen (waaronder in hotels). De verhoudingen in België zijn niet bekend.
Deelt u de mening dat het noodzakelijk is om de Dublinafspraken zo snel als mogelijk in ere te herstellen en vreemdelingen terug te sturen naar landen zoals België, indien dat hun land van herkomst of doorreizen is? Zo nee, waarom niet? Zo ja, hoe gaat u dit doen en kunt u de Tweede Kamer hierover binnenkort informeren?
Ja, die mening deel ik ten zeerste. Daarom ben ik recent in gesprek gegaan met mijn Belgische ambtgenoot om tot een oplossing komen voor de gevolgen van de uitspraak van de Afdeling. Er werd wederzijds uitgesproken dat er snel een oplossing gevonden moest worden. België heeft sinds de peildatum van de situatie die de Afdeling heeft meegewogen in de uitspraak maatregelen genomen om de druk op de opvang te verlichten. België heeft toegezegd dit op schrift te stellen. Het kabinet zal op basis daarvan bezien of de overdracht van Dublinclaimanten weer zo spoedig mogelijk hervat kan worden. In het gesprek is tevens het belang benadrukt dat de opvangstelsels van bestemmingslidstaten zoals België en Nederland ook onder druk staan door secundaire migratie vanuit lidstaten elders binnen de EU. Ik ben voornemens in gezamenlijkheid met België hierover in gesprek te gaan met de Europese Commissie. Wij zullen de Kamer over de voortgang informeren.
Hoe staat het met het uitwerken van de afspraak uit het hoofdlijnenakkoord: «het recht op opvang zal gedurende de opschorting gedifferentieerd worden beperkt en sterk worden versoberd»?
In het Regeerprogramma van 13 september 2024 was een Asielcrisiswet aangekondigd om de instroom van asielzoekers fors te beperken, onder andere middels het opschorten van de behandeling van asielaanvragen. Daarnaast was het voornemen aangekondigd om de opvang verder gedifferentieerd te beperken en te versoberen. Zoals uw Kamer bekend is het wetsvoorstel Asielnoodmaatregelenwet met verschillende maatregelen om de asielketen per direct te ontlasten en de instroom van asielzoekers in Nederland te verminderen op 3 juli 2025 na hoofdelijke stemming aangenomen door de Tweede Kamer.
Ten aanzien van de versobering van de opvang heeft onze ambtsvoorganger de Kamer op 18 april jl. per brief geïnformeerd over de genomen maatregelen.3 Zo dienen asielzoekers in procedure verblijvend in de procesopvanglocatie of azc zelf voor hun maaltijden te zorgen. Daarnaast is de Regeling eigen bijdrage asielzoekers 2008 uitgebreid met een eigen bijdrage voor de zorgkosten wanneer een asielzoeker inkomen of vermogen heeft, en is de wekelijkse inhuisregistratie uitgebreid naar centrale aanmeldlocaties. Tot slot is het rechten- en plichtengesprek aangepast en worden asielzoekers tijdens dit gesprek nu ook gewezen op de gevolgen van een afwijzing op de asielaanvraag voor het verblijf in de opvang en bijbehorende verstrekkingen. Dit wordt ook opgenomen in het document dat asielzoekers dienen te ondertekenen.
De recente cyberaanvallen middels kwetsbaarheden in Sharepoint en Netscaler |
|
Jesse Six Dijkstra (NSC) |
|
David van Weel (minister justitie en veiligheid, minister asiel en migratie) |
|
|
|
|
Heeft u een voorlopig beeld van in welke mate de kwetsbaarheden in de on-premise versie van Microsoft Sharepoint Server een effect hebben gehad op de Nederlandse overheid en samenleving?1 Kunt u in algemene zin een indicatie geven van de hoeveelheid (potentiële) slachtoffers in Nederland?
Het voorlopige beeld op dit moment is dat de kwetsbaarheden in Sharepoint slechts beperkt effect hebben gehad op de Nederlandse overheid en samenleving.
De samenwerkingsruimten bij rijksorganisaties, die zijn gebaseerd op Sharepoint, zijn destijds tijdelijk uit voorzorg door SSC-ICT geblokkeerd. Sinds vrijdag 24 juli zijn de samenwerkingsruimten weer beschikbaar voor medewerkers en externen.
Voor de medeoverheden geldt dat ze in het algemeen niet in de on-premise versie van Microsoft SharePoint Server werken omdat zij voornamelijk de cloud-variant gebruiken, waarop de kwetsbaarheid niet van toepassing is. Impact voor de medeoverheden lijkt om die reden beperkt.
Daarnaast verstrekt het Nationaal Cyber Security Centrum (NCSC) bij dergelijke kwetsbaarheden duidingsinformatie, handelingsperspectieven en beveiligingsadviezen.
Kunt u dit ook aangeven ten aanzien van de recente kwetsbaarheden in Citrix Netscaler?2
Op de impact op de strafrechtketen naar aanleiding van de offline gang van het Openbaar Ministerie (OM) heb ik uw Kamer reeds geïnformeerd.3
Daarnaast heeft het NCSC heeft ook ten aanzien van de kwetsbaarheid in Citrix Netscaler verschillende adviezen uitgebracht. Deze adviezen zijn gedeeld met de desbetreffende doelgroepen en betroffen aanbevelingen voor het uitvoeren van patches en het draaien van scripts.
Bij enkele rijksorganisaties zijn sporen van compromittatie aangetroffen. Mitigerende maatregelen zijn getroffen en nader onderzoek wordt verricht. Tot dusver zijn er geen aanwijzingen dat andere overheidsorganisaties zijn gecompromitteerd.
Kunt u reflecteren op Microsofts attributie van de initiële cyberaanvallen waarbij gebruik is gemaakt van Sharepoint-kwetsbaarheden aan de Chinese cyber threat actors Linen Typhoon, Violet Typhoon en Storm-2603, in relatie tot de gekende Chinese digitale spionagedreiging zoals beschreven in het Dreigingsbeeld Statelijke Actoren (DBSA) 2025 (Kamerstuk 30 821, nr. 305)?3
De digitale spionagedreiging zoals beschreven in DBSA 2025 heeft de constante aandacht van het kabinet. Cybersecurity bedrijven zoals Microsoft onderzoeken met regelmaat de toedracht en oorsprong van cyberaanvallen. Die informatie bestudeert het kabinet met aandacht. Evenwel moet een attributie door het kabinet altijd rusten op eigenstandige informatie.
In welke mate weten het Nationaal Cyber Security Center (NCSC) en de relevante doelgroepen elkaar te vinden als het gaat om het opvolgen van beveiligingsadviezen, het delen van indicators of compromise (IoC’s) en het melden van compromittaties, in casussen als Sharepoint en Netscaler? Op welk vlak zijn de grootste verbeteringen nog mogelijk?
Het NCSC verzamelt en analyseert, in het kader van de uitoefening van de taken in de Wet beveiliging netwerk- en informatiesystemen (Wbni), continu informatie over dreigingen en incidenten en deelt deze informatie in datzelfde kader zo veel als mogelijk met publieke en private organisaties waarvoor die informatie relevant is, of met hun schakelorganisaties. Zo worden deze organisaties in staat gesteld zelf aanvullend onderzoek te verrichten. Via nieuws- en doelgroepberichten biedt het NCSC technische hulpmiddelen, zoals scripts en Indicators of Compromise (IoC’s), die helpen bij het detecteren, herkennen en onderzoeken van incidenten. Ook verstrekt het NCSC onder meer duidingsinformatie, handelingsperspectieven en beveiligingsadviezen via een uitgebreid netwerk en (openbare) kanalen aan publieke en private partijen. Daarnaast onderhoudt het NCSC contact met verschillende incident response-partijen voor informatie-uitwisseling en het verstrekken van passende adviezen. Informatie-uitwisseling over cyberdreigingen- en incidenten vindt plaats via bestaande samenwerkingen en informatiekanalen. Daarnaast zijn initiatieven zoals het Cyberweerbaarheidsnetwerk en Cyclotron in ontwikkeling om deze uitwisseling verder te versterken.
Zal de inwerkingtreding van de Cyberbeveiligingswet naar uw verwachting deze informatieuitwisseling versterken? Kunt u dit toelichten?
Na inwerkingtreding van de Cyberbeveiligingswet (Cbw) zal de uitwisseling van informatie vanuit het NCSC in ruimere zin mogelijk worden, in elk geval omdat een Computer Security Incident Response Team (CSIRT) op grond daarvan uitdrukkelijk tot taak krijgt om informatie over dreigingen, kwetsbaarheden en incidenten niet alleen aan essentiële en belangrijke entiteiten, maar ook aan alle andere relevante partijen te verstrekken. Daarbij is de tussenkomst van schakelorganisaties niet meer vereist.
Wanneer verwacht u de Kamer te kunnen informeren over de omstandigheden, de schade en de consequenties van de compromittatie van systemen van het Openbaar Ministerie (OM) middels kwetsbaarheden in Netscaler, welke volgens de media waarschijnlijk door een Russische cyber threat actor uitgevoerd is?4
Uw Kamer is hier reeds op verschillende momenten over geïnformeerd.6, 7, 8 Wat de exacte consequenties van de compromittatie zijn, is onderwerp van lopend onderzoek.
Bent u voornemens om die betreffende cyberaanval op het OM, indien dit met voldoende betrouwbaarheid mogelijk is, publiekelijk te attribueren aan een cyber threat actor en/of een land, net zoals het kabinet reeds gedaan heeft met de attributie van de politiehack uit 2024 aan de Russische cyber threat actor LAUNDRY BEAR?
Zoals aangegeven in antwoord op vraag 3 heeft de digitale spionagedreiging de continue aandacht van dit kabinet. In lijn met de motie Erkens (36 410 X, nr. 46) is het de inzet van het kabinet om waar mogelijk cyberaanvallen en bijbehorende technische werkwijzen openbaar te maken. De wenselijkheid van het publiek attribueren aan een statelijke actor hangt af van een groot aantal factoren. De beoogde doelen en effecten van de publieke attributie, de technische afwegingen, diplomatieke gevolgen, eventuele gevolgen voor lopend onderzoek en het effect op de nationale veiligheid worden alle meegewogen bij besluitvorming over attributie. Ook worden gelijkgestemde partners, in het bijzonder EU-lidstaten en NAVO-bondgenoten, vooraf op de hoogte gesteld van een attributie.
Bovendien is het van belang het beoogde doel scherp te formuleren. Publieke attributie kan wat het kabinet betreft de volgende doelen dienen: het door middel van openbaarmaking van informatie verstoren van cyberoperaties, het beïnvloeden van het gedrag van kwaadwillende actoren, het informeren van internationale partners en bondgenoten en het informeren van overige derde landen die met een soortgelijke dreiging te maken hebben.
Bij deze besluitvorming zijn de Ministeries van Defensie, Justitie en Veiligheid (NCTV en NCSC), Buitenlandse Zaken, de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (AIVD) en de Militaire Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (MIVD), de Politie en het Openbaar Ministerie (OM) betrokken. Het uiteindelijke besluit over een attributie wordt door het kabinet, via de Raad Veiligheid en Inlichtingen, genomen.
Heeft de Nederlandse overheid een algemeen publiekelijk attributiebeleid voor cyberaanvalscampagnes?
Zie antwoord vraag 7.
Welk afwegingskader(s) hanteert de overheid voor het al dan niet publiekelijk attribueren van cyberaanvallen? Welk(e) bewindspersoon/-personen of welk(e) departement(en) is/zijn doorslaggevend in het besluit of dit publiekelijk gebeurt?
Zie antwoord vraag 7.
Zal het feit dat, zoals in het DBSA 2025 wordt gesteld, «er steeds meer landen [lijken] te zijn die in Nederland willen spioneren, met name digitaal via offensieve cyberprogramma’s» van invloed zijn op het attributiebeleid of de uitvoeringspraktijk? Acht u het waarschijnlijk dat het kabinet in de komende jaren meer cyberaanvalscampagnes aan meer landen zal attribueren?
Zie antwoord vraag 7.
Hoe en in welke mate wegen diplomatieke afbreukrisico’s mee in het al dan niet publiekelijk attribueren van een cyber threat actor aan een land?
Zie antwoord vraag 7.
Heeft u een beeld van hoe de Cybersecurity Advisory over LAUNDRY BEAR inclusief mapping naar het MITRE ATT&CK framework over het algemeen ontvangen is bij de relevante partijen (Kamerstuk 29 628, nr. 1256)? Wordt een rapport als deze in de sector als behulpzaam beschouwd?
De Cybersecurity Advisory bevat handelingsperspectief voor publieke en private organisaties in Nederland, en wereldwijd, om hun weerbaarheid te verhogen en onderzoek mogelijk te maken naar deze cyberactor.
De relevante partijen hebben de Cybersecurity Advisory goed ontvangen. Zij zien dit rapport als behulpzaam en worden door de CSA in staat gesteld zelf onderzoek te doen.
Voorziet u dat het kabinet in de toekomst vaker adviesrapporten van deze aard en omvang met classificatie TLP:CLEAR zal verstrekken? Wat zijn hierin de afwegingen?
Het bericht dat een Joods echtpaar met jonge kinderen in de omgeving van Arnhem is afgeperst door een crimineel die eerder optrad als kroongetuige in moordzaken |
|
Geert Wilders (PVV), Emiel van Dijk (PVV) |
|
David van Weel (minister justitie en veiligheid, minister asiel en migratie) |
|
|
|
|
Bent u bekend met het bericht «Oud-kroongetuige perst Joods gezin af: «Betalen of mannen uit shishalounge doen jullie wat aan»»?1
Ja.
Deelt de u de mening dat deze antisemitische daders, zowel de crimineel die het gezin heeft afgeperst en bedreigd, als de mannen die van plan waren het Joodse gezin met bommen te bestoken, onmiddellijk opgepakt, vervolgd en voor jaren opgesloten moeten worden en indien er sprake is van een dubbele nationaliteit, ook de Nederlandse nationaliteit dienen te verliezen? Zo nee, waarom niet?
Het is niet aan mij als Minister om in individuele zaken te treden.
Heeft u al contact gehad met de slachtoffers van het zoveelste voorval van Jodenhaat?
Het kabinet staat in goed contact met de Joodse gemeenschap, onder andere over het toenemende antisemitisme.
Tijdens uw ministerschap zien we in Nederland een enorm grote toename van antisemitisme en antisemitisch gemotiveerd bedreigingen, geweld en aanslagen; waar blijft uw concrete aanpak van dit gigantische probleem?
Ik deel de zorgen over antisemitisme. Daarvoor kan en mag geen plaats zijn in Nederland. Het kabinet heeft daarom op 22 november vorig jaar de Strategie Bestrijding Antisemitisme 2024–2030 aan uw Kamer gestuurd en is, in nauwe samenwerking met de Nationaal Coördinator Antisemitismebestrijding (NCAB), gestart met de uitvoering hiervan. Deze inspanning komt deels bovenop de al bestaande inspanningen die vanuit het Rijk en gemeenten worden gedaan als het gaat om veiligheid in het publieke domein en maatregelen ter bestrijding van antisemitisme, discriminatie en racisme.
Hoeveel paspoorten heeft u tijdens uw termijn laten afpakken van daders van antisemitisch geweld?
De door u gevraagde cijfers zijn niet te genereren uit het datawarehouse (Metis) van de IND, maar voor zover na te gaan heeft dit niet plaatsgevonden. De Staatssecretaris van JenV kan krachtens artikel 14 lid 2 van de Rijkswet op het Nederlanderschap alleen het Nederlanderschap intrekken van de persoon die onherroepelijk is veroordeeld voor een gelimiteerd aantal misdrijven. De misdrijven waar het om gaat, zijn genoemd in dat artikel.
Bent u het eens met de stelling dat het voornoemde incident de betreffende crimineel totaal ongeloofwaardig maakt als kroongetuige in meerdere moordzaken, zo nee waarom niet?
Zoals bij het antwoord op vraag 2 reeds aangegeven, ga ik niet in op individuele strafzaken.
In het algemeen kan ik opmerken dat kroongetuigen verdachten of veroordeelden zijn die bereid zijn een getuigenverklaring af te leggen in de strafzaak tegen een andere verdachte in ruil voor de toezegging dat bij de vervolging in hun eigen strafzaak strafvermindering zal worden gevorderd of dat bij een verzoek om gratie een positief advies tot strafvermindering zal worden uitgebracht. Het Openbaar Ministerie meldt de rechter-commissaris dat men voornemens is een afspraak met een getuige te maken. De rechter-commissaris toetst vervolgens de rechtmatigheid (Wetboek van Strafvordering 226g en 226h). De rechter beoordeelt de geloofwaardigheid door de verklaringen te toetsen aan bewijs en andere omstandigheden, en kan een deskundige inschakelen om de psychische geschiktheid te beoordelen. De beoordeling van de geloofwaardigheid van kroongetuigen is dus aan de rechter, en niet aan mij.
Het artikel “Visumvrij reizen 85 miljoen Turken stap dichterbij: ’Grip op migratie? Vergeet het dan maar” |
|
Claudia van Zanten (BBB), Martin Oostenbrink (BBB) |
|
Caspar Veldkamp (minister sociale zaken en werkgelegenheid) (NSC), David van Weel (minister justitie en veiligheid, minister asiel en migratie) , Eddy van Hijum (minister sociale zaken en werkgelegenheid, minister volksgezondheid, welzijn en sport) (CDA) |
|
|
|
|
Bent u bekend met het artikel «Visumvrij reizen: 85 miljoen Turken stap dichterbij, grip op migratie vergeet het dan maar» in De Telegraaf van 22 juli 2025?1
Ja.
Klopt het dat de Europese Commissie serieus overweegt om visumvrij reizen voor alle Turkse staatsburgers in te voeren, terwijl Turkije niet voldoet aan alle 72 voorwaarden van de visumliberaliseringsroutekaart, met name het weigeren om de veel te brede antiterreurwetgeving aan te passen?
Nee. Invoering van visumliberalisatie is op dit moment niet aan de orde aangezien Turkije niet voldoet aan de daarvoor geldende criteria. Turkije moet nog voldoen aan zes van de 72 criteria. Zie hiervoor ook het antwoord op vraag 4.
Het Schengen visumcomité besloot tot aanpassing van het Schengen cascademodel voor Turkije. De aanpassing van het Schengen cascademodel heeft als doel om efficiënter om te gaan met bonafide, frequente reizigers, en om meer uniformiteit te realiseren in het visumafgiftebeleid, zodat Schengenlanden in vergelijkbare gevallen visa met eenzelfde geldigheidsduur en type afgeven. Het gaat bij dit model dus niet om visumliberalisatie. Het cascademodel is een systeem waarbij de geldigheidsduur van het visum stapsgewijs wordt verlengd op basis van de reisgeschiedenis en naleving van de overige visumvoorwaarden door de aanvrager. De voorwaarden voor het verkrijgen van een visum blijven onveranderd.
Turkse reizigers die eerder op de juiste manier gebruik van hun visum hebben gemaakt, kunnen voortaan bij een tweede aanvraag een multiple entry visa (MEV) aanvragen voor de duur van zes maanden. Dit loopt stapsgewijs op naar een geldigheid van vijf jaar. Het gaat daarbij om reizigers die goede redenen hebben om met regelmaat naar het Schengengebied te reizen, zoals bijvoorbeeld werknemers van bedrijven die veel zakendoen met Nederland. Het vorige cascademodel maakte een MEV van een jaar pas mogelijk na de derde aanvraag.
Hoe beoordeelt u deze ontwikkeling in het licht van de aanhoudende afbraak van democratie en rechtsstaat in Turkije, waaronder het knevelen van de pers, politieke tegenstanders en het ontbreken van onafhankelijke rechtspraak? Hoe verklaart u dat de Europese Commissie überhaupt vasthoudt aan dit plan, terwijl Turkije zich steeds verder verwijdert van Europese normen en waarden?
Zie het antwoord op vraag 2 en 4. Turkije voldoet niet aan de uitstaande voorwaarden voor visumliberalisatie en deze is dan ook niet aan de orde.
Kunt u aangeven welke criteria in uw optiek nog openstaan voordat visumliberalisering daadwerkelijk tot de mogelijkheden behoort?
Turkije voldoet nog niet aan alle eisen voor visumliberalisatie. Er staan nog zes van de 72 criteria uit het stappenplan voor een visumvrije regeling met Turkije open. Hierop vindt geen voortgang plaats. Deze zes criteria zijn als volgt:
Hoeveel Turkse staatsburgers hebben nu al visumvrije toegang tot Europa, voornamelijk via zogenaamde groene of grijze paspoorten?
Turkse staatsburgers die reizen op een speciaal (groen) paspoort, een dienst (grijs) paspoort, of een diplomatiek (zwart) paspoort, hebben visumvrije toegang tot de Schengenzone. Een speciaal (groen) paspoort wordt uitgegeven aan (1) personen die in dienst zijn van de Turkse overheid, of gepensioneerden die in het verleden in dienst waren van de Turkse overheid, (2) hun partners en kinderen, (3) medewerkers (van een bepaald niveau) van bepaalde Turkse publieke instellingen, zoals publieke banken, Kamers van Koophandel, en handelsassociaties, en (4) exporteurs die een minimum volume per jaar exporteren. Een dienst (grijs) paspoort wordt uitgegeven aan personen die voor officiële zaken naar het buitenland moeten reizen, en niet in aanmerking komen voor de andere categorieën. Een diplomatiek (zwart) paspoort wordt voornamelijk uitgegeven aan Turkse diplomaten en bewindspersonen.
Er is geen inzicht in de aantallen van deze paspoorten die op dit moment in omloop zijn (en daarmee naar Europa reizen).
Kunt u bevestigen dat visumliberalisering feitelijk neerkomt op het openen van de buitengrenzen van de Europese Unie (EU) voor 85 miljoen Turkse staatsburgers, zonder dat Nederland daar zelfstandig nog zeggenschap over heeft?
Zie het antwoord op vraag 2.
Kunt u garanderen dat, zolang Turkije niet aan álle voorwaarden voldoet – waaronder aanpassing van de antiterreurwetgeving en herstel van persvrijheid – Nederland zich binnen de EU stevig blijft verzetten tegen visumvrij reizen voor Turken?
Visumliberalisatie is een Europees proces gebaseerd op objectieve criteria. Het kabinet houdt onverminderd vast aan de vervulling van alle benchmarks, zie hiervoor ook het antwoord op vraag 4.
Kunt u een risicoanalyse met betrekking tot deze visumliberalisering delen met de Kamer, inclusief de gevolgen voor de Nederlandse samenleving, de impact op de grensregio’s, impact op de landbouwsector en sociale cohesie?
Zie antwoord op vraag 2. Er is geen sprake van visumliberalisering.
Kunt u aangeven welke voordelen deze visumliberalisering heeft voor Nederland?
Zie antwoord op vraag 2. Er is geen sprake van visumliberalisering. De voorwaarden voor het afgeven van een visum blijven onveranderd.
Overwegende dat de BBB voorstander is van het stoppen van het kandidaat-lidmaatschap van Turkije en het afbreken van EU-toetredingsonderhandelingen, hoe verhoudt het kabinetsbeleid zich tot eventuele visumliberalisering voor Turkije?
Zie het antwoord op vragen 7 en 8. Daarbij zij nog opgemerkt dat visumliberalisatie en EU-toetreding twee afzonderlijke trajecten zijn waarvoor afzonderlijke, zij het deels vergelijkbare, criteria gelden. Zoals u weet liggen de toetredingsonderhandelingen tussen de EU en Turkije sinds juni 2018 stil door de aanhoudende achteruitgang op het gebied van de democratie, de rechtsstaat en de grondrechten in Turkije.
Bent u bereid aan te dringen op een gezamenlijk standpunt met andere Europese lidstaten dat visumvrije toegang voor Turkse burgers niet gecombineerd mag worden met voortzetting van toetredingsonderhandelingen?
Zie het antwoord op vragen 4 en 10.
Overwegende dat bij de BBB-fractie grote zorg bestaat dat visumvrij reizen leidt tot toenemende migratiedruk op Nederland en de EU, welke maatregelen ziet u als noodzakelijk om dat risico adequaat te beheersen?
Zie het antwoord op vraag 2. Er is geen sprake van visumvrij reizen.
In welke mate biedt het asiel- en migratiepact van de EU (met o.a. solidariteit en herverdeling), dat volgend jaar juni wordt ingevoerd, voldoende instrumenten aan Nederland om ongecontroleerde instroom via visumvrij reizen tegen te gaan?
Zie het antwoord op vraag 2. Er is geen sprake van visumvrij reizen.
Overwegende dat voor wie niet voldoet aan toelatingscriteria (zoals visumvrije toegang) het traditionele migratiesysteem wel van kracht blijft, hoe garandeert u dat vluchtelingenprocedures uit Turkije niet als indirecte route gebruikt kunnen worden indien visumvrij reizen wordt ingevoerd?
Zie het antwoord op vraag 2.
Deelt u het standpunt dat toetredingsonderhandelingen met Turkije moeten stoppen vóórdat enige vorm van visumvrij reizen wordt toegestaan?
Zie het antwoord op vragen 2 en 10.
Wat zijn volgens u de reële migratiegevolgen van het openstellen van visumvrij reizen voor 85 miljoen mensen uit een instabiel, autoritair geleide staat als Turkije?
Zie antwoord op vraag 2. Er is geen sprake van visumvrij reizen.
Hoe denkt u grip te houden op migratie als Turkse staatsburgers straks zonder visum naar Nederland kunnen reizen en zich hier vervolgens beroepen op verblijf, asiel, medische zorg of gezinshereniging?
Zie het antwoord op vraag 2. Er is geen sprake van visumvrij reizen.
Klopt het dat bestaande afspraken in het migratiepact van de EU (zoals herverdeling of solidariteit) onvoldoende bescherming bieden tegen de toestroom die dit plan teweegbrengt?
Zie het antwoord op vraag 2. Er is geen sprake van visumvrij reizen.
Hoe verhoudt deze koers zich tot het principe van Nederlandse soevereiniteit en eigen migratiecontrole, die voor BBB essentieel is?
Zie het antwoord op vraag 2. Er is geen sprake van visumvrij reizen.
Bent u bereid zich binnen de EU krachtig te verzetten tegen zowel visumliberalisering voor Turkije als voortgang van de toetredingsonderhandelingen? Zo nee, waarom niet?
Zie het antwoord op vragen 2 en 10.
Dat visumvrij reizen voor Turken wordt versoepeld |
|
Geert Wilders (PVV), Marina Vondeling (PVV) |
|
David van Weel (minister justitie en veiligheid, minister asiel en migratie) , Dick Schoof (minister-president ) (INDEP), Caspar Veldkamp (minister sociale zaken en werkgelegenheid) (NSC) |
|
|
|
|
Bent u bekend met het bericht «Visumvrij reizen 85 miljoen Turken stap dichterbij: «Grip op migratie? Vergeet het dan maar»»?1
Ja.
Klopt het dat de regels voor het verkrijgen van een Schengenvisum voor Turkse burgers per direct versoepeld worden?
Nee. De EU besloot tot aanpassing van het Schengen cascademodel voor Turkije. Het cascademodel is een systeem waarbij de geldigheidsduur van het visum stapsgewijs wordt verlengd op basis van de reisgeschiedenis en naleving van de overige visumvoorwaarden door de aanvrager. Het gaat bij dit model dus niet om visumliberalisatie en het gaat ook niet om versoepeling van de voorwaarden om een visum te krijgen. Turkse reizigers die eerder op de juiste manier gebruik van hun visum hebben gemaakt, kunnen voortaan bij een tweede aanvraag een multiple entry visa (MEV) aanvragen voor de duur van zes maanden. Dit loopt stapsgewijs op tot een geldigheid van vijf jaar. Het vorige cascademodel maakte een MEV van een jaar pas mogelijk bij na drie aanvragen. Het gaat daarbij bovendien om reizigers die goede redenen hebben om met regelmaat naar het Schengengebied te reizen, zoals bijvoorbeeld werknemers van bedrijven die veel zakendoen met Nederland.
De aanpassing van het Schengen cascademodel heeft als doel om efficiënter om te gaan met bonafide, frequente reizigers en om meer uniformiteit te realiseren in het visumafgiftebeleid, zodat Schengenlanden in vergelijkbare gevallen visa met eenzelfde geldigheidsduur en type afgeven.
Beseft u dat met een versoepeling van de visaregels 85 miljoen Turken naar Nederland kunnen komen?
Zie het antwoord op vraag 2.
Bent u van mening dat het waanzin en vernietigend voor Nederland is als miljoenen Turken naar Nederland komen?
Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 2, is hier geen sprake van visumliberalisatie. Het gaat om een aanpassing van het bestaande Schengen cascademodel voor Turkse reizigers die eerder op de juiste manier gebruik hebben gemaakt van hun visum en betreft reizigers die een goede reden hebben om met regelmaat naar het Schengengebied te reizen. De voorwaarden voor het verkrijgen van een visum blijven onveranderd.
Hoe gaat u ervoor zorgen dat dit nooit gaat gebeuren en wanneer laat u Turkije weten dat de inwoners van Turkije visumvrij reizen op hun buik kunnen schrijven?
Zoals aangegeven in de antwoorden op de vragen 2 en 4 betreft dit een aanpassing in het cascademodel voor Turkse reizigers. De invoering van visumliberalisatie is op dit moment niet aan de orde aangezien Turkije niet voldoet aan de daarvoor (al jarenlang) geldende criteria; Turkije moet nog voldoen aan zes van de 72 gestelde voorwaarden in het stappenplan voor een visumvrije regeling met Turkije: 1) anti-corruptie maatregelen; 2) operationele samenwerkingsovereenkomst met Europol; 3) aanpassing wetgeving en praktijken inzake terrorismebestrijding; 4) aanpassing wetgeving inzake bescherming van persoonsgegevens; 5) doelmatige justitiële samenwerking in strafzaken met alle EU-lidstaten; 6) uitvoering van alle bepalingen van de EU-Turkije overname-overeenkomst.
Wilt u deze vragen nog deze week beantwoorden?
De vragen zijn zo spoedig mogelijk beantwoord.
De migratietop die op 18 juli 2025 door Duitsland in Beieren is georganiseerd |
|
Joost Eerdmans (EénNL) |
|
David van Weel (minister justitie en veiligheid, minister asiel en migratie) |
|
|
|
|
Bent u bekend met het NRC-artikel getiteld «Op de hoogste berg van het land bespreekt Duitsland Europese «migratieturbo» met vijf buurlanden (en zonder Nederland)» van 17 juli 2025?1
Ja.
Hoe kan het zijn dat u strenger migratiebeleid nastreeft maar dat Nederland als enige buurland van Duitsland geen afvaardiging heeft gestuurd naar deze als zodanig aangekondigde migratietop in Beieren?
Zoals de vraagsteller terecht opmerkt pleit dit kabinet binnen de EU al lange tijd voor een aanscherping van het Europese asiel- en migratiebeleid. Zo nam Nederland samen met gelijkgezinde lidstaten het initiatief voor de nieuwe Terugkeerverordening en innovatieve oplossingen en partnerschappen, zoals het veilig derde land-concept. Dergelijke samenwerkingen lopen langs verschillende lijnen. Dat Duitsland ook stappen in deze richting zet is daarom positief. Nederland ontving net als enkele andere buurlanden en EU-lidstaten geen uitnodiging voor deze bijeenkomst en stuurde daarom geen afvaardiging.
Heeft Nederland net als alle andere buurlanden van Duitsland een uitnodiging ontvangen voor deze migratiebesprekingen? Zo ja, waarom is Nederland daar niet op ingegaan?
Zie antwoord vraag 2.
Hoe geeft het kabinet uitvoering aan de aangenomen motie van het lid Eerdmans (Kamerstuk 32 317, nr. 962) die verzoekt de intentie van de door negen Europese landen ingezonden EVRM-brief van 22 mei jl. te onderschrijven, op Europees niveau te bepleiten en indien mogelijk de brief alsnog te ondertekenen?
Voor de uitvoering van de motie Eerdmans verwijs ik naar de aanbiedingsbrief van de Geannoteerde Agenda van de JBZ-Raad van 22 en 23 juli2 en het Verslag van de Europese Raad van 26 juni3.
Welke stappen heeft het kabinet reeds gezet om internationale verdragen aan te passen ten behoeve van strenger (Europees) migratiebeleid?
Conform de eerdere toezegging aan uw Kamer in het commissiedebat Vreemdelingen- en asielbeleid van 18 juni jl. wordt u over het vervolgproces van motie Van Zanten / Boomsma4 – waarin de regering gevraagd wordt om een juridische en diplomatieke verkenning te starten naar verdragen die mogelijk moten worden gemoderniseerd of herzien in het kader van migratiebeleid – nog voor het verkiezingsreces geïnformeerd.
Hoe voorkomt u dat Nederland geen aansluiting blijft vinden bij Europese partners die migratiebeleid eveneens wensen aan te scherpen?
Nederland voert een constante dialoog met gelijkgezinde lidstaten, partners en de Europese instellingen over een scherper migratiebeleid. Zo hebben, en marge van de informele JBZ-Raad van 22 en 23 juli, verscheidene gesprekken met gelijkgezinde landen plaatsgevonden om het Europese asiel- en migratiebeleid verder aan te scherpen. In dat kader verwijs ik u ook naar het Verslag van de JBZ-Raad van 22 en 23 juli5, dat op 4 september met de Kamer gedeeld is. Het kabinet zal deze aanpak doorzetten.
De brief van de minister van Justitie en Veiligheid “Informatiebeveiliging OM” |
|
Martijn Buijsse (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie), Ingrid Michon (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie) |
|
David van Weel (minister justitie en veiligheid, minister asiel en migratie) , van Marum |
|
|
|
|
Bent u van mening dat het loskoppelen van de interne digitale omgeving van het Openbaar Ministerie (OM) een zware maatregel is?
Het loskoppelen van het OM van het internet is inderdaad een zware maatregel. Het OM heeft mij echter laten weten dat die in dit geval onvermijdelijk werd geacht.
Kunt u uitleggen waarom dit uit voorzorg gedaan is? Welke gebeurtenissen of risico’s gaven daar aanleiding toe?
Op 17 juli jl. berichtte ik u dat het OM uit voorzorg de interne systemen heeft losgekoppeld van het internet vanwege signalen van een mogelijke kwetsbaarheid in de Citrix-systemen.2 Op basis van het technisch en forensisch onderzoek is vastgesteld dat er inderdaad gebruik is gemaakt van de kwetsbaarheden in die systemen. Tot op heden zijn er echter geen aanwijzingen dat data (strafvorderlijk of anderszins) is gemanipuleerd of weggehaald. Verder forensisch en strafrechtelijk onderzoek vindt nog plaats. Inmiddels heeft het College van procureurs-generaal besloten om het OM stapsgewijs weer aan te laten sluiten op het internet. Hierover heb ik u op 4 augustus jl. geïnformeerd.3
Zijn er mogelijk vertrouwelijke gegevens ingezien of gestolen?
Zoals reeds gemeld in de brief van 4 augustus jl. zijn er tot op heden geen aanwijzingen dat data (strafvorderlijk of anderszins) is gemanipuleerd of weggehaald.
Zijn de back-ups van dossiers geborgd?
Ja.
Bestaat het risico op vertraging of vormfouten in lopende strafzaken door het misbruik van deze kwetsbaarheid bij het OM? Of zijn er andere operationele risico’s?
In algemene zin had de gehele afsluiting van het OM van het internet impact op het OM zelf en alle samenwerkingspartners. Door alle betrokkenen is dagelijks hard gewerkt om de ontstane knelpunten en effecten zoveel mogelijk op te lossen, met als doel de impact zoveel mogelijk beperken en de mogelijke risico’s mitigeren. Het OM en alle ketenpartners hebben intensief samengewerkt. Het doorgaan van zittingen en behandelen van strafzaken hebben prioriteit gekregen en voor spoedeisende processen zijn afspraken gemaakt met ketenpartners.
Tegelijkertijd leidt de situatie tot verstoringen en vertragingen in de operationele werkprocessen met ketenpartners. Om deze operationele uitdagingen zoveel als mogelijk te mitigeren, zijn er verschillende maatregelen geïmplementeerd. Over de meest recente situatie, inclusief de knelpunten en effecten, heb ik uw Kamer op 12 augustus jl. geïnformeerd.4
Zijn er maatregelen genomen om de bestaande, bekende kwetsbaarheden te verminderen?
In de periode vanaf juni 2025 tot aan 23 juli 2025 zijn er meerdere kwetsbaarheden bekend geworden van Citrix-systemen. Het NCSC heeft alle organisaties die Citrix NetScaler ADC en Citrix NetScaler Getaway gebruiken opgeroepen om onderzoek te doen naar mogelijk gebruik van de kwetsbaarheden, ook als de kwetsbaarheden reeds waren verholpen middels de update. Het NCSC heeft hier verschillende beveiligingsadviezen voor uitgebracht.
Het OM heeft naar aanleiding hiervan verscheidene maatregelen genomen, waaronder het loskoppelen van de systemen van het internet, en het bijwerken onder meer van de software waardoor de kwetsbaarheid is ontstaan om het veiligheidslek te dichten. Ook loopt er een strafrechtelijk onderzoek. Daarnaast heeft het OM onderzoek gedaan om gebruik van de systemen te kunnen onderkennen of uit te kunnen sluiten. Er zijn tot op heden geen aanwijzingen dat data (strafvorderlijk of anderszins) is gemanipuleerd of weggehaald.
De livegang van de systemen van het OM dient stapsgewijs plaats te vinden, onder meer omdat deze zorgvuldig moet worden ingericht, met versterkte monitoring en detectie, omdat misbruik nooit helemaal kan worden uitgesloten.
Welke maatregelen worden getroffen om te voorkomen dat rechters structureel door voorzorgsmaatregelen worden gehinderd in hun werkzaamheden, in het geval er toch een kwetsbaarheid aan het licht komt?
Met uitzondering van de (super) snelrechtzittingen hebben de zittingen voor het overgrote deel doorgang kunnen vinden. Wel zijn er alternatieve oplossingen bedacht voor werkprocessen om doorgang te kunnen waarborgen. Zo kon de advocatuur (proces)stukken die kort voor de behandeling van de zitting aangeleverd dienen te worden, sturen naar de Rechtspraak, die de processtukken vervolgens heeft verspreid naar de procespartijen. Daarnaast is er voor spoedeisende beslissingen geregeld dat de Rechtspraak – in plaats van het OM – deze naar het CJIB (Centraal Justitieel Incassobureau) stuurt. Het CJIB legt de beslissingen vervolgens op gebruikelijke en juiste wijze ten uitvoer. De focus ligt nu op de livegang van het OM. Het is nog te vroeg om te beoordelen of het nodig is om structurele maatregelen te treffen.
Zijn er redenen waarom de beschikbare, uitgebrachte patch niet kon voorkomen dat deze kwetsbaarheid is gemitigeerd?
Het moment waarop gebruik is gemaakt van de kwetsbaarheid in relatie tot het moment van patchen hangt samen met onderdelen uit het strafrechtelijk onderzoek. Ik wil niet op de uitkomsten daarvan vooruitlopen.
Wanneer heeft het OM de patch geïmplementeerd?
Zie antwoord vraag 8.
Was de implementatietijd van de patch voldoende om de systemen te beschermen tegen de hack?
Zie antwoord vraag 8.
Is er binnen het huidige audit- en screeningbeleid voldoende en tijdige aandacht geweest voor deze kwetsbaarheid? Geldt dit ook voor de leverancier van Citrix Netscaler?
Het NCSC heeft op verschillende momenten beveiligingsadviezen uitgebracht aan alle organisaties over de kwetsbaarheden in de Citrix-systemen, en heeft het OM naar aanleiding daarvan verschillende stappen gezet. Het OM volgt standaard operationele procedures om zo adequaat mogelijk te reageren op waarschuwingen. Er loopt nog nader onderzoek naar de omvang van het eventuele gebruik, de preventieve maatregelen die zijn genomen en de effecten daarvan.
Heeft het OM tijdig en adequaat gereageerd op de waarschuwingen van het Nationaal Cyber Security Centrum (NCSC)?
Zie antwoord vraag 11.
Wat zijn de protocollen voor het omgaan met dergelijke waarschuwingen en zijn deze gevolgd?
Zie antwoord vraag 11.
Kunt u deze vragen een voor een beantwoorden?
De vragen zijn waar relevant in samenhang beantwoord ter voorkoming van herhaling.
Het artikel ‘Baudet ontkent contact met Rusland, maar FVD-Kamerlid Ralf Dekker videobelt met Poetins partij Verenigd Rusland’ |
|
Laurens Dassen (Volt), Jan Paternotte (D66) |
|
Caspar Veldkamp (minister sociale zaken en werkgelegenheid) (NSC), David van Weel (minister justitie en veiligheid, minister asiel en migratie) , Judith Uitermark (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (NSC) |
|
|
|
|
Bent u bekend met het bovenstaande artikel?1
Ja
Kleven er volgens u mogelijke veiligheidsrisico’s aan het onderhouden van contacten met door de Europese Unie (EU) gesanctioneerde Russische politici uit de partij van Poetin door Nederlandse parlementariërs?
In Nederland geldt dat Kamerleden, net als iedereen, vrij zijn om met eenieder contact te onderhouden. In geval van parlementariërs waarborgt dit de parlementaire onafhankelijkheid en pluriformiteit.
Contact wordt ongewenst wanneer het de veiligheidsbelangen van de Nederlandse staat aantast. Dit kan zowel openlijk als heimelijk gebeuren en kan de vorm aannemen van het zoeken van toenadering tot en in contact treden met parlementariërs. Dit kan leiden tot ongewenste beïnvloeding waar het zorgt voor ondermijning van een onafhankelijk en transparant politiek-bestuurlijk bestel en vormt daarmee een inherente dreiging voor de nationale en internationale veiligheid. Statelijke actoren kunnen op een dergelijke manier Nederlandse veiligheidsbelangen aantasten.
Veiligheidspartners, zoals de AIVD, MIVD en NCTV, wijzen al langer op het gevaar van heimelijke beïnvloeding door statelijke actoren. Rusland is een statelijke actor die zowel openlijke als heimelijke beïnvloeding ontplooit in het fysieke domein alsmede in het digitale domein, gericht op het beïnvloeden van het publieke debat en het politiek-bestuurlijke besluitvormingsproces.2 Rusland stelt zich daarbij steeds agressiever, brutaler en provocerender op tegen Europese landen.3 Door middel van deze beïnvloeding wordt getracht een positiever beeld van Rusland te schetsen, het beeld van het Westen als vijand te vergroten en de Europese eendracht en steun aan Oekraïne te doen afnemen.
Het is van belang dat de maatschappij en ook Nederlandse parlementariërs zich bewust zijn van de dreiging van (heimelijke) beïnvloeding en de wijze waarop deze dreiging zich kan manifesteren. Om bewustwording te vergroten binnen de fracties in uw Kamer en het kabinet geeft de AIVD awareness-briefings over dit onderwerp. Het doel daarvan is om betrokkenen bewust te maken van de risico’s van heimelijke beïnvloeding in democratische processen waarbinnen zij werkzaam zijn.
Indien de AIVD stuit op pogingen tot heimelijke beïnvloeding van, of bovenmatige interesse van een buitenlandse actor ziet in bepaalde politieke organisaties of personen, kan een waarschuwingsgesprek worden gevoerd met betrokken personen of vertegenwoordigers van organisaties. Indien er sprake is van informatie die van belang is voor de opsporing of vervolging van strafbare feiten, kan de AIVD een ambtsbericht aan het Openbaar Ministerie uitbrengen.
Bent u bereid de contacten die tussen een (voormalig) Kamerlid van Forum voor Democratie met gesanctioneerde Russische politici uit de partij van Poetin, nota bene de bezetter van Oekraïne, hebben plaatsgevonden te veroordelen?
Zoals bij het antwoord op vraag 2 weergegeven, staat het Kamerleden vrij om met eenieder contact te onderhouden zodat de parlementaire onafhankelijkheid en pluriformiteit wordt gewaarborgd.
Kunt u uitsluiten dat deze contacten zullen leiden tot toenemende veiligheidsrisico’s voor Nederland? Zo ja, hoe?
In algemene zin geldt dat de appreciatie van veiligheidsrisico’s, alsmede eventuele handelingsopties, afhankelijk zijn van de context en omstandigheden waarin casuïstiek zich afspeelt. Dit spanningsveld is ook uiteengezet onder vraag 2. Verder kan het kabinet niet ingaan op individuele casuïstiek in relatie tot veiligheidsrisico’s.
Kunt u uitsluiten dat er financiële of zakelijke betrekkingen worden aangegaan tussen (voormalig) Kamerleden van Forum voor Democratie en gesanctioneerde politici uit de partij van Poetin? Zo ja, hoe?
Het kabinet kan niet met absolute zekerheid uitsluiten dat (voormalig) Kamerleden financiële of zakelijke betrekkingen aangaan met gesanctioneerde politici uit Rusland. In zijn algemeenheid geldt verder dat indien er signalen zijn dat er sancties worden overtreden, hier onderzoek naar zal worden gedaan.
Kunt u uitsluiten dat de contacten niet zullen leiden tot ondermijning van onze democratie, bijvoorbeeld in de vorm van ongewenste buitenlandse inmenging of desinformatiecampagnes tijdens de aanstaande verkiezingen? Zo ja, hoe?
Zoals vermeld in vraag 2 is het uitgangspunt van het kabinet dat het iedereen in Nederland vrij staat banden te onderhouden met andere landen, mits dat gebeurt op basis van vrijwilligheid en zolang dit past binnen de grenzen van onze rechtsstaat.
Het kabinet houdt er in zijn algemeenheid rekening mee dat statelijke actoren het verkiezingsproces in Nederland kunnen proberen te beïnvloeden of verstoren. Recente ontwikkelingen in landen om ons heen laten ook zien dat dit gebeurt. Zoals ook aangegeven in mijn recente brief waarin ik in ga op het tegengaan van risico’s op buitenlandse beïnvloeding van het verkiezingsproces, werk ik aan een offensieve aanpak van desinformatie.4 Met de veiligheids- en ketenpartners tref ik maatregelen om de effecten van ongewenste inmenging, waaronder desinformatiecampagnes, tijdens verkiezingen tegen te gaan. Dit bevat onder andere de organisatie van verkiezingstafels, waar vertegenwoordigers van verschillende ministeries, de veiligheidspartners (AIVD, MIVD, NCTV, Politie en OM), het NCSC, de ACM, gemeenten en de Kiesraad bijeenkomen om dreigingen en risico’s rond het verkiezingsproces te signaleren en maatregelen voor te bereiden.
Tegelijkertijd benadruk ik dat ons kiesstelsel en het verkiezingsproces robuust zijn. Mede door het pluralistische parlementaire stelsel van evenredige vertegenwoordiging dat in principe minder kwetsbaar is dan een meerderheidsstelsel zoals het «winner takes all» stelsel waarbij er slechts één kandidaat of partij wint. Ook is het verkiezingsproces minder kwetsbaar voor digitale dreigingen doordat de kiezer met een papieren stembiljet stemt, dat vervolgens handmatig wordt geteld. Desondanks blijf ik scherp op mogelijke kwetsbaarheden in ons proces, in onze eigen context.
Ten slotte werkt de Europese Commissie aan nieuwe maatregelen om verkiezingsintegriteit te bevorderen en desinformatie verspreid door statelijke actoren tegen te gaan in het «European Democracy Shield». Het kabinet onderschrijft de noodzaak voor dit initiatief en steunt de Europese Commissie in het bevorderen en het faciliteren van Europese samenwerking ter bescherming van onze democratische processen.
Het kabinet werkt daarbij reeds nauw samen met andere landen en Europese instellingen, zoals de Europese Dienst voor extern optreden (EDEO/EEAS). Zo neemt Nederland actief deel aan het Europese Rapid Alert System (RAS) en het European Cooperation Network on Elections (ECNE). In deze samenwerkingsverbanden worden onder andere ervaringen met het verloop van verkiezingen, signalen over desinformatie, maatregelen om hiermee om te gaan en de laatste wetenschappelijke inzichten uitgewisseld. Het kabinet kijkt voortdurend hoe opgehaalde expertise en aanbevelingen vanuit de EU toegepast kunnen worden in de Nederlandse context. Ook spreekt het kabinet bilateraal met andere EU-lidstaten over hun informatievoorziening en het tegengaan van desinformatie.
De uitspraken van minister van Justitie en Veiligheid over de afhankelijkheid van Amerikaanse techgiganten |
|
Jesse Six Dijkstra (NSC), Barbara Kathmann (PvdA) |
|
David van Weel (minister justitie en veiligheid, minister asiel en migratie) , van Marum |
|
|
|
|
Zijn uw uitspraken in de uitzending van Goedenavond Nederland op maandag 14 juli jl.,1 over de afhankelijkheid van Amerikaanse techgiganten, representatief voor het kabinetsstandpunt?
Hoewel gechargeerd, is het zo dat de Europese cloudmarkt niet goed functioneert. Zie verder het antwoord op vraag 2.
Wat bedoelde u precies met de uitspraak: «We hebben geen Europese cloudbedrijven»? In welke zin zit Nederland in een «hele ongemakkelijke positie tegenover de grote techbedrijven»?
Vier grote niet-Europese bedrijven domineren op dit moment wereldwijd de markt voor openbare cloudinfrastructuur2: Amazon, Microsoft, Google Cloud Platform en het Chinese Alibaba (vooral actief op de Chinese markt). De Nederlandse markt lijkt in grote lijnen op de Europese markt, met dominante posities voor met name de Amerikaanse aanbieders Amazon en Microsoft. Daarnaast zijn er nog een aantal andere Europese partijen actief, die relatief jong en klein zijn op de markt voor clouddiensten. De ACM verwacht dat de consolidatie in de markt voor clouddiensten verder doorzet als gevolg van onder meer schaalvoordelen en netwerkeffecten.3 Het is voor kleinere spelers moeilijk om effectief met grote geïntegreerde aanbieders te concurreren. Nederlandse bedrijven en consumenten zijn als afnemers van clouddiensten grotendeels afhankelijk van grote technologiebedrijven uit de VS. De toenemende consolidatie in combinatie met overstapdrempels (er is sprake van vendor lock-in) en gebrekkige dataportabiliteit en cloudinteroperabiliteit vergroten deze afhankelijkheid.
Noopt de hele ongemakkelijke positie van Nederland tegenover de grote techbedrijven niet tot het nemen van maatregelen om op zo kort mogelijke termijn de afhankelijkheid af te bouwen?
Het onderwerp «Strategische Autonomie» heeft uitgebreid aandacht van de Rijksoverheid. Onder andere middels de Agenda Digitale Open Strategische Autonomie (DOSA) en de in het vierde kwartaal verwachte Visie digitale autonomie en soevereiniteit overheid.
Het afbouwen van afhankelijkheden nemen wij momenteel mee in de herziening van het Rijksbreed cloudbeleid, maar ook in de overheidsbrede visie voor digitale autonomie en soevereiniteit van de overheid, en in de IT-sourcingstrategie Rijk. Ook zet het kabinet zich in voor een verkenning naar een soevereine overheidscloud als alternatief voor public clouddiensten voor de (rijks)overheid, conform de motie Kathmann.4
Deze voorziening moet de kloof overbruggen voor digitale dienstverlening waarvoor het gebruik van public cloud onwenselijk is, bijvoorbeeld vanwege de gevoeligheid van gegevens of wanneer ongewenste afhankelijkheden vermeden moeten worden.
Afhankelijkheden zijn echter niet te voorkomen en zijn ook niet altijd ongewenst. Het is van belang om op case-by-case basis zorgvuldig afwegingen te maken, om te bepalen waar en op welke wijze risicovolle strategische afhankelijkheden waar nodig voorkomen kunnen worden. Dit speelt op meer gebieden dan alleen cloud.
Kunt u bondig het kabinetsstandpunt over digitale autonomie toelichten? Op welke manier is het Ministerie van Justitie en Veiligheid verantwoordelijk voor het vergroten van de digitale autonomie?
De Verenigde Staten is en blijft een belangrijke bondgenoot, niet op de laatste plaats voor onze welvaart en veiligheid. Nederland zet zich er daarom voor in dat we als EU blijven samenwerken en optrekken met de VS, maar tegelijkertijd zelf verantwoordelijkheid nemen en ook eensgezind met de EU optrekken waar het onze kernbelangen betreft. Het kabinet is het wel met u eens dat een te grote afhankelijkheid van één of enkele marktpartijen ongewenst is. In de afweging welke data we in eigen beheer dan wel in de public cloud verwerken, moeten strategische afhankelijkheden én marktconcentraties worden meegewogen.
Voor een overzicht van de verdere Nederlandse inzet op Europees niveau omtrent cloudsoevereiniteit verwijzen wij u graag door naar het recent gepubliceerde non-paper «Versterken van cloudsoevereiniteit van overheden».5
JenV is, net als andere departementen, medeverantwoordelijk voor de digitale autonomie en specifiek voor de digitale autonomie binnen het eigen verantwoordelijkheidsdomein.
Wat is het kabinetsstandpunt over een Europese digitale taks voor Amerikaanse techbedrijven? Hoort dit wat u betreft tot de mogelijkheden voor een Europese reactie op de aangekondigde Amerikaanse importheffingen? Acht u dit in het belang van Nederland?
Op 21 augustus jl. hebben de EU en de VS een gemeenschappelijke verklaring met handelsafspraken gepubliceerd.6 In navolging daarvan heeft de EU de inwerkingtreding van de op 24 juli jl. vastgestelde rebalancerende maatregelen jegens de VS tot februari 2026 opgeschort.7 Voorlopig is van een Europese tegenmaatregel naar aanleiding van de verhoogde Amerikaanse importheffingen dus geen sprake. Tegelijkertijd valt het niet uit te sluiten dat de Europese rebalancerende maatregelen jegens de VS in de toekomst alsnog in werking treden of dat toekomstige ontwikkelingen aanleiding geven tot voorstellen voor nieuwe vormen van rebalancerende maatregelen. Het kabinet zal voorstellen daartoe te zijner tijd op hun eigen merites beoordelen.
Kunt u toezeggen dat ook het Ministerie van Justitie en Veiligheid zich zal inspannen voor het vergroten van de digitale autonomie van Nederland, onder andere door zelf meer Europese alternatieve digitale diensten af te nemen, in lijn met alle aangenomen Kamermoties?2
Het Ministerie van JenV zet, onder coördinatie van het Ministerie van BZK in op het herziening van het Rijksbreed cloudbeleid, de overheidsbrede visie voor digitale autonomie en soevereiniteit van de overheid en de IT-sourcingstrategie Rijk. Zie verder het antwoord op vraag 3.
Kunt u deze vragen afzonderlijk van elkaar beantwoorden?
Er heeft departementale afstemming plaatsgevonden en zowel het Ministerie van Justitie en Veiligheid als het Ministerie van Binnenlandse zaken is akkoord met de beantwoording van deze vragen.
De uitvoering van de motie over kinderen in de asielopvang |
|
Michiel van Nispen (SP) |
|
David van Weel (minister justitie en veiligheid, minister asiel en migratie) |
|
|
|
|
Heeft u met uw brief gedateerd 11 juli, door ons ontvangen op 14 juli, getiteld «Diverse onderwerpen op het gebied van opvang» (Kamerstuk 19 637, nr. 3458), uitvoering proberen te geven aan de hele strekking van de aangenomen motie-Van Nispen1 over het opvangen van kinderen op voor hen geschikte locaties, of volgt er nog meer?
Ik onderschrijf de doelstelling van deze motie geheel en het blijft mijn inzet dat kinderen worden opgevangen in geschikte locaties. Mede daarom is het COA bezig met een hernieuwde inventarisatie van de situatie van kinderen en amv’s in de (asiel)opvang. Deze inventarisatie brengt in kaart welke locaties wel of niet voldoen aan de opvangstandaarden voor kinderen, en wat nodig is om verbeteringen te realiseren. In mijn brief van 11 juli jl. heb ik aangegeven dat met het oog op het feit dat de zomervakantie in delen van het land al begonnen is én door het aanhoudende tekort aan structurele opvangplekken, ik op zo’n korte termijn, nog geen gehoor kan geven aan het eerste deel van deze motie.
Zie hiertoe ook mijn antwoord op vraag 5.
Klopt het dat het ministerie signalen heeft ontvangen over enkele locaties die ver onder de standaarden zitten waar kinderen verantwoord kunnen worden opgevangen? Zo ja, wanneer? Wat heeft u daarmee gedaan?
Het COA heeft vorige week van het kinderrechtencollectief signalen ontvangen betreffende enkele locaties waar opvang voor kinderen niet houdbaar zou zijn, met name omdat een buitenspeelruimte zou ontbreken. Het COA herkent zich niet in die exacte kritiek omdat de locaties die het betrof allemaal beschikken over een buitenspeelruimte, al erkent het COA dat ook die niet ideaal is. Het COA heeft contact gelegd met het kinderrechtencollectief om de punten van kritiek helderder te krijgen en te bezien wat er mogelijk is. Het COA zal dit bovendien betrekken bij de inventarisatie en het verbeterplan zoals beschreven in vraag 5.
Bent u met de betreffende gemeenten hierover in gesprek gegaan om te bespreken hoe de situatie van kinderen verbeterd kan worden? Zo ja, met welk resultaat? Zo nee, waarom niet?
Alvorens met de gemeenten in gesprek te gaan worden de uitkomsten afgewacht van de hernieuwde inventarisatie van de situatie van kinderen en amv’s in de (asiel)opvang. Afhankelijk van de uitkomsten en aanbevelingen zal het COA met gemeenten in gesprek gaan om de omstandigheden van kinderen in de opvang te verbeteren. Uiteindelijk is en blijft het doel om kinderen op te vangen in geschikte locaties. Zoals hiervoor al aangegeven is dat geen eenvoudige opgave.
Bent u het eens dat het argument van een tekort aan structurele opvangplekken u, mede vanwege deze breed aangenomen Kamermotie, niet ontslaat van een zware inspanningsverplichting om direct samen met betreffende gemeenten er alles aan te doen dat de rechten van kinderen worden gerespecteerd, en te bekijken of de kinderen die verblijven op de meest schrijnende locaties kunnen worden gehuisvest op plekken waar hun rechten niet structureel worden geschonden? Zo nee, waarom niet?
Ja
Wat kunt en gaat u meer doen om hiervoor te zorgen?
Het is mijn inzet om voldoende duurzame opvangplekken te organiseren. Het COA zet zich, samen met de gemeenten, in om deze plekken daadwerkelijk te realiseren en op die manier dure noodopvang af te kunnen stoten. Voor de opvang van kinderen wordt extra aandacht gevraagd. Samen wordt ingezet op veilige opvanglocaties die aansluiten bij de specifieke behoeften van deze jongeren, met extra aandacht voor hun ontwikkeling en bescherming. Verder is het streven dat op iedere COA-locatie een contactpersoon kind aanwezig is. Deze persoon is verantwoordelijk voor het organiseren van activiteiten en coördinerend in het bieden van begeleiding en voorlichting aan kinderen.
Het COA is verzocht voort te bouwen op bestaande verbeterplannen voor deze doelgroepen. Daarbij blijft het uitgangspunt dat kinderen, amv’s en andere kwetsbare groepen niet worden opgevangen op noodopvanglocaties. Wanneer dit toch noodzakelijk is, moeten die locaties kunnen voorzien in hun specifieke begeleidings- en activiteitenbehoeften.
Daarnaast is het COA gestart met een hernieuwde inventarisatie van de situatie van kinderen en amv’s in de (asiel)opvang. Deze inventarisatie brengt in kaart welke locaties wel of niet voldoen aan de opvangstandaarden voor kinderen, en wat nodig is om verbeteringen te realiseren. Op basis van de uitkomsten zullen gerichte maatregelen worden getroffen om de opvangsituatie van kinderen en amv’s te verbeteren.
Daarnaast kan ik toezeggen dat bij de realisatie van nieuwe reguliere opvangplekken, naast bewoners van de dure tijdelijke opvang in boten en hotels, ook gezinnen met kinderen voorrang krijgen.
Bent u bereid deze vragen binnen een week te beantwoorden, ook gezien het feit dat de zomervakantie op veel plekken al is begonnen en kinderen op de meest zorgwekkende locaties niet eens buiten kunnen spelen?
Ja