De problemen met zorg voor mensen in CNO locaties |
|
Corinne Ellemeet (GL), Suzanne Kröger (GL) |
|
Kuipers |
|
![]() |
Bent u bekend met de brief van Dokters van de Wereld en Artsen Zonder Grenzen over de problemen rondom de zorg voor mensen in Crisisnoodopvang (CNO)-locaties, gezien de praktijk op veel plekken al was dat deze mensen bij overbelaste huisartsen terecht moeten?
Ja.
Hoe bent u betrokken bij de zorg voor asielzoekers met en zonder verblijfsvergunning op en rond CNO-locaties, gegeven het feit dat gemeentes verantwoordelijk zijn op en rond CNO-locaties en niet het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COA)?
Het Rijk heeft met het Veiligheidsberaad en de gemeenten de afspraak gemaakt dat er voldoende medische zorg geregeld wordt. Dit wordt door het COA georganiseerd. Er wordt nauw samengewerkt met gemeenten en veiligheidsregio’s om deze zorgvoorziening snel en adequaat op te tuigen.
Welke stappen zet u om de medische zorg rondom asielzoekerscentra en crisisnoodopvang te verbeteren?
Zie vraag 2.
Wie coördineert de zorg voor asielzoekers in het Asielzoekerscentrum (AZC) en de CNO?
Het COA organiseert de curatieve zorg (contractpartner Gezondheidszorg Asielzoekers, GZA) en de publieke zorg (contractpartner GGD GHOR) voor alle COA-locaties. Aanvullend heeft het COA in opdracht van JenV afspraken gemaakt met GZA over de huisartsenzorg op CNO-locaties. Ook is een andere zorgpartner gecontracteerd, namelijk Arts en Specialist, waarmee afspraken worden gemaakt over het leveren van aanvullende zorg op specifieke (CNO-)locaties. Deze aanvullende afspraken zijn nodig, omdat het voor GZA niet mogelijk is om volledig aan de alsmaar groeiende vraag naar zorg te voldoen. Op sommige locaties is de zorg door de regio georganiseerd en worden de kosten daarvan gedeclareerd bij het COA. De daadwerkelijke invulling van de zorgvraag is maatwerk en varieert per locatie.
Bent u bereid zelf een coördinerende rol op u te nemen, tenminste totdat weer zorg van volwaardig niveau wordt geleverd? Zo nee, waarom niet?
Nee, omdat de wettelijke verplichting voor de organisatie van zorg aan asielzoekers is belegd bij het COA onder verantwoordelijkheid van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Uiteraard blijf ik nauw betrokken bij deze organisatie van zorg om aan de Staatssecretaris ondersteuning te bieden waar mogelijk.
Welke ondersteuning krijgen huisartsen, Gezondheidszorg Asielzoekers (GZA) en de Gemeentelijke gezondheidsdienst (GGD) om zorg te leveren op (nieuwe) AZC's en CNO's? Bent u bereid om extra ondersteuning te bieden aan (lokale) zorgverleners?
Zie ook het antwoord op vraag 4.
Op reguliere COA-locaties wordt de zorg verzorgd en gecoördineerd door de zorgpartners van het COA (GZA en GGD GHOR). Beide partners voeren hun werkzaamheden uit op basis van de contractafspraken met het COA waarbij het COA de zorgverleners faciliteert en ondersteunt (de gidsfunctie gezondheidszorg). Voor het leveren van zorg op CNO-locaties worden maatwerkafspraken gemaakt, niet alleen met GZA maar ook met een andere gecontracteerde zorgpartner, namelijk Arts en Specialist. Deze partner is gecontracteerd om de druk op het COA en haar reguliere zorgpartner te verlichten en om extra te ondersteunen. Ook dit gebeurt op basis van contractafspraken tussen het COA waarbij het COA de zorgverleners faciliteert en ondersteunt.
Kunnen zorgverleners zorg declareren voor asielzoekers die niet geregistreerd zijn? Zo ja, waar? Hoe worden zorgprofessionals hiervan op de hoogte worden gesteld? Zo nee, waarom niet?
Ja, de zorgverleners kunnen kosten voor ongeregistreerde bewoners declareren bij het COA conform het afgesproken proces. Deze informatie maakt deel uit van het informatiepakket dat verstrekt wordt aan de CNO-gemeente en betrokken zorgverleners.
Kunt u deze schriftelijke vragen voorafgaand aan het debat over de asielcrisis beantwoorden?
Ja.
Het optreden van een CdK als Rijksheer ten behoeve van asielopvang |
|
Joost Eerdmans (EénNL) |
|
Hanke Bruins Slot (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA), Eric van der Burg (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
|
Bent u ermee bekend dat de commissaris van de Koning (CdK) van Flevoland naar eigen zeggen in zijn rol van Rijksheer het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COA) heeft geattendeerd op een vrijkomende kavel in Bant, die vervolgens door het COA is aangeschaft om er een nieuw aanmeldcentrum voor asielzoekers op te vestigen?
Ja, hoewel naar aanleiding van deze en andere vragen zij opgemerkt dat drie formele rollen van de commissaris van de Koning (hierna: cdK) kunnen worden onderscheiden. Behalve zijn rol als provinciaal orgaan kan de cdK de rol van rijksorgaan en die van rijksheer vervullen. In dit verband gaat het erom dat de rol van de cdK als rijksorgaan strikt formeel dient te worden onderscheiden van diens rol als rijksheer. In de politieke en bestuurlijke praktijk worden deze begrippen wisselend gebruikt, wat mogelijk aanleiding tot verwarring kan geven.
De cdK is zowel provinciaal – als rijksorgaan. Grondwettelijk is hij primair provinciaal orgaan, zo volgt uit artikel 125 van de Grondwet. De Provinciewet werkt dit verder uit: de cdK is voorzitter van provinciale staten, voorzitter tevens lid van gedeputeerde staten en eenhoofdig provinciaal orgaan, in welke hoedanigheid hij onder andere een goede behartiging van de provinciale belangen heeft te bevorderen. Als provinciaal orgaan is de cdK verantwoording verschuldigd aan provinciale staten.
Artikel 126 Grondwet opent daarnaast de mogelijkheid voor de wetgever om de cdK te belasten met de uitvoering van een door de regering te geven ambtsinstructie; dat zijn de taken die de cdK als rijksorgaan vervult en waarvoor hij verantwoording verschuldigd is aan de regering. Aan die grondwettelijke mogelijkheid is door de wetgever uitvoering gegeven. Op grond van artikel 182 van de Provinciewet heeft de cdK een aantal taken als rijksorgaan, welke nader zijn uitgewerkt in de Ambtsinstructie. Dit is onder meer het regelmatig bezoeken van de gemeenten in de provincie en het adviseren en bemiddelen bij verstoorde bestuurlijke verhoudingen of integriteitskwesties in een gemeente. De cdK heeft op grond van die bepaling geen beslissingsbevoegdheid als rijksorgaan, veeleer hebben de genoemde taken het karakter van een bestuurlijke zorgplicht om processen goed te laten verlopen. Ook in andere wetten, zoals bijvoorbeeld de Gemeentewet en de Wet veiligheidsregio’s, worden aan de cdK taken en soms ook bevoegdheden als rijksorgaan toegekend, met eveneens een uitwerking in de Ambtsinstructie. Dat is bijvoorbeeld het geval bij de benoeming van een waarnemend burgemeester door de cdK (artikel 78 Gemeentewet) of bij bovenlokale rampen en crises indien de cdK toeziet op de samenwerking in het regionaal beleidsteam en daartoe aanwijzingen geeft (art. 41 Wet veiligheidsregio’s), of in geval van een ramp of crisis van meer dan regionale betekenis (of ernstige vrees voor het ontstaan ervan) de voorzitter van de Veiligheidsregio een aanwijzing geeft over het te voeren beleid inzake de rampenbestrijding of crisisbeheersing (art. 42 Wet veiligheidsregio’s). Zoals deze voorbeelden laten zien, is de cdK als rijksorgaan in sommige gevallen dus wel beslissingsbevoegd.
Hiervoor is een onderscheid gemaakt tussen de rol van de cdK als provinciaal orgaan en als rijksorgaan. Nog een andere rol heeft de cdK als rijksheer. Rijksheren zijn gedeconcentreerde rijksambtenaren, dat wil zeggen dat zij hiërarchisch ondergeschikt zijn aan het Rijk voor hun werk in de provincie, en in die hoedanigheid aanwijzingen van het Rijk hebben op te volgen. De cdK heeft uitsluitend een rol als rijksheer wanneer het staatsnoodrecht wordt toegepast. In die situatie is de cdK daadwerkelijk de vertegenwoordiger van de Minister in een provincie, en oefent op diens aansturing, of indien communicatie niet mogelijk is, in diens plaats bevoegdheden uit. Dat is bijvoorbeeld aan de orde wanneer toepassing wordt gegeven aan artikel 2b van de Wet verplaatsing bevolking en de cdK wordt gemachtigd om de in dat artikel genoemde bevoegdheid uit te oefenen. Zie voor een verdere toelichting op dit punt het antwoord op vraag 13.
In de huidige situatie met betrekking tot de asielopvang handelen de commissarissen van de Koning als rijksorgaan. De commissarissen zitten op verzoek van de regering provinciale regietafels voor en voeren daaruit voortvloeiende bestuurlijke overleggen, waarin afstemming plaatsvindt tussen het COA en de betrokken overheden over de opvang van asielzoekers, met als doel het realiseren van voldoende opvanglocaties. De wettelijke grondslag voor dit optreden van de cdK als rijksorgaan is artikel 182 lid 1 onder a Provinciewet jo. artikel 1 Ambtsinstructie (het bevorderen van de samenwerking tussen in de provincie werkzame rijksambtenaren – het COA – en andere overheden). Deze taak vervult de cdK niet door middel van de uitoefening van specifieke wettelijke bevoegdheden, maar door middel van bestuurlijk overleg en gezaghebbend optreden. De bevoegdheid tot het nemen van besluiten blijft daarbij altijd bij de betrokken instanties zelf; van enige beslissingsbevoegdheid voor de cdK als rijksorgaan is geen sprake.
Daarnaast is de cdK van Flevoland in het onderhavige geval, als provinciaal orgaan, betrokken geweest bij de totstandkoming van de koopovereenkomst.
Bent u er tevens mee bekend dat de CdK van Flevoland in zijn gesprek met de gemeenteraad van de Noordoostpolder over deze kwestie naar eigen zeggen «als boodschapper van de opvatting van de Staatssecretaris» aanwezig was – dus eveneens in de rol van Rijksheer?
Ja, met de kanttekening dat de commissaris van de Koning het gesprek met de gemeenteraad van de gemeente Noordoostpolder heeft verricht in zijn hoedanigheid van rijksorgaan, zoals hiervoor uiteengezet. Een ander voorbeeld van het invulling geven aan die rol is – zoals eveneens hiervoor uiteengezet – het voorzitten van een regietafel waarin wordt overlegd tussen ambtenaren van het Rijk (het COA) en bestuurders van gemeenten en provincies. De cdK’s vervullen daarmee een waardevolle rol als verbindingsschakel tussen het Rijk en de medeoverheden.
Bent u ermee bekend dat zijn optreden in de hoedanigheid van Rijksheer tevens is bevestigd door het College van gedeputeerde staten van Flevoland?
In reactie op deze vraag merk ik op dat voor het kunnen optreden van de cdK van Flevoland als rijksorgaan het niet noodzakelijk is dat dit wordt bevestigd door gedeputeerde staten.
Bent u ermee bekend dat uit een notitie die op verzoek van de Statengriffie van de provincie Flevoland is opgesteld door dr. Ernst Brainich von Brainich Felth (zie bijlage) blijkt dat van een optreden als Rijksheer geen sprake kan zijn inzake kwesties rond opvang van asielzoekers?
Ja, die notitie is ons bekend. Zoals hiervoor reeds uiteengezet worden de begrippen rijksheer en rijksorgaan in de politieke en bestuurlijke praktijk wisselend gehanteerd en vervult de cdK in het onderhavige dossier een rol als rijksorgaan, op grond van artikel 182 lid 1 onder a Provinciewet jo. artikel 1 Ambtsinstructie.
Deelt u de conclusie zoals uiteengezet in deze notitie? Zo nee, waarom niet?
De notitie maakt onderscheid tussen de verschillende rollen van de cdK, de daaraan verbonden taken en bevoegdheden en de wijze van verantwoording afleggen. De auteur wijst terecht op de rol van de cdK als rijksorgaan in dezen. Wij herkennen ons in het licht van het vorengaande echter niet in diens suggestie dat de regering met een beroep op de cdK als rijksorgaan buiten de kaders van de Ambtsinstructie zou zijn getreden. Zoals gezegd is de grondslag voor het bevorderen van een goede samenwerking tussen de verschillende betrokken overheden, in dit geval gericht op het realiseren van voldoende opvangplekken, gelegen in artikel 182 lid 1 onder a Provinciewet jo. artikel 1 Ambtsinstructie. Het door de cdK als rijksorgaan bevorderen van die goede samenwerking heeft geen gevolgen voor de bestaande bevoegdheidsverdeling ter zake, die blijft bij de betrokken instanties; van enige beslissingsbevoegdheid voor de cdK als rijksorgaan is geen sprake.
Indien u deze conclusie wel deelt, erkent u dan dat de CdK rond de aanschaf van grond door het COA in Bant niet als Rijksheer kon optreden?
Zoals aangegeven betreft het bevorderen van een goede samenwerking tussen het Rijk en de betrokken overheden de rol van de cdK als rijksorgaan, op grond van artikel 182 lid 1 onder a Provinciewet jo. artikel 1 Ambtsinstructie. De suggestie die in de notitie wordt gewekt dat met dit optreden buiten de kaders van de Ambtsinstructie zou zijn getreden, delen wij niet.
Wat betreft de totstandkoming van de koopovereenkomst was de cdK in zijn rol van provinciaal orgaan betrokken. Hoewel dit in de politieke en bestuurlijke praktijk niet altijd even helder is, dienen deze rollen van elkaar onderscheiden te worden.
Wat is uw reactie op het feit dat de CdK van Flevoland desondanks aangeeft dat hij wel als Rijksheer optrad?
Zoals gezegd worden de begrippen rijksheer en rijksorgaan in de politieke en bestuurlijke praktijk regelmatig door elkaar gebruikt, hetgeen tot verwarring zou kunnen leiden. Buiten kijf staat dat de cdK in het bevorderen van een goede samenwerking tussen het COA en de betrokken overheden – op verzoek van de regering – als rijksorgaan heeft opgetreden.
Wat betreft de totstandkoming van de koopovereenkomst was de cdK in zijn rol van provinciaal orgaan betrokken. Hoewel dit in de politieke en bestuurlijke praktijk niet altijd even helder is, dienen deze rollen van elkaar onderscheiden te worden.
Wat is volgens u de juridische en/of bestuurlijke grond waarop de CdK van Flevoland als Rijksheer kan optreden met betrekking tot het verwerven van gronden en gebouwen ten behoeve van het COA en het optreden richting de gemeente Noordoostpolder inzake de vestiging van een aanmeldcentrum door het COA?
Het door de provincie als publiekrechtelijk rechtspersoon verwerven van gronden en gebouwen betreft het verrichten van een privaatrechtelijke rechtshandeling; het besluiten daartoe is een bevoegdheid van gedeputeerde staten (artikel 158 lid 1 onder d Provinciewet), waarbij zij aangetekend dat de cdK de provincie in en buiten rechte vertegenwoordigt (artikel 176 Provinciewet).
Het bestuurlijk overleg met de gemeente Noordoostpolder is, evenals het voorzitten van de provinciale regeltafel, een taak die de cdK als rijksorgaan verricht op grond van artikel 182 lid 1 onder a Provinciewet jo. artikel 1 Ambtsinstructie. Daarnaast is de cdK van Flevoland in het onderhavige geval als provinciaal orgaan betrokken geweest bij de totstandkoming van de koopovereenkomst.
Heeft u op deze CdK een beroep gedaan in de hoedanigheid van Rijksheer inzake de opvang van asielzoekers?
Gelet op de omvang en ernst van het vraagstuk is op alle commissarissen een beroep gedaan in de hoedanigheid van rijksorgaan, dit ter bevordering van de goede samenwerking tussen de verschillende overheden, gericht op het realiseren van voldoende opvang.
Heeft u dit tevens richting andere CdK gedaan?
Ja, dit beroep is op alle commissarissen gedaan.
Heeft u dit tevens expliciet richting hem/hen uitgesproken?
Het beroep op de commissarissen is expliciet in verschillende brieven gedaan, waarbij tevens de gedeputeerden en de colleges van burgemeester en wethouders zijn geïnformeerd en op hun eigen verantwoordelijkheden zijn aangesproken, een en ander in afstemming met de VNG, het IPO en het COA.1
Indien u dit niet heeft gedaan, houdt dat in dat deze – en eventueel andere CdK – ten onrechte optreden als Rijksheer inzake kwesties met betrekking tot asielopvang? Zo ja, wat is hierop uw reactie en welke gevolgen heeft dit? Zo nee, waarom niet?
Zoals gezegd is de commissarissen expliciet gevraagd om de regietafels voor te zitten (en daaruit voortvloeiende bestuurlijke overleggen te voeren) om zo een goede samenwerking te bevorderen. Voor zover in de politieke en bestuurlijke praktijk wisselende terminologie is gehanteerd, zijn hieraan geen bijzondere gevolgen verbonden. Het is een kwestie van begripsverwarring in het alledaags taalgebruik. Wel onderkennen wij dat het de voorkeur heeft telkens de juiste formeel-juridische terminologie te hanteren; wij zullen dit bij alle betrokkenen onder de aandacht brengen, om toekomstige verwarring te voorkomen.
In welke situaties heeft u de afgelopen maanden gebruikgemaakt van Rijksheren? Om welke reden deed u dit en op welke gronden was dit gerechtvaardigd?
De afgelopen maanden is geen gebruik gemaakt van de rijksheren, zoals bedoeld in de strikt formeel-juridische betekenis van dit begrip. Hoewel het staatsnoodrecht op 1 april jl. is geactiveerd, betreft dit de artikelen 2c en 4 van de Wet verplaatsing bevolking. Deze activering heeft de burgemeester belast met een (tijdelijke) opvangtaak ten aanzien van ontheemden uit Oekraïne. Artikel 2b van deze wet is thans niet geactiveerd, wat betekent dat de cdK geen bevoegdheid is gegeven in zijn rol als rijksheer. De commissarissen zijn dan ook niet als rijksheren betrokken in de opvang van ontheemden uit Oekraïne.
Hoeveel CdK hebben de afgelopen maanden in de breedste zin van het woord acties ondernomen met betrekking tot asielopvang vanuit de (vermeende) hoedanigheid als Rijksheer? Welke betrof dit?
In de strikt formeel-juridische terminologie zoals hiervoor omschreven heeft geen enkele cdK met betrekking tot de asielopvang vanuit de hoedanigheid als rijksheer geacteerd. Alle commissarissen hebben zich de afgelopen maanden ter zake als rijksorgaan ingezet, om een goede samenwerking tussen de verschillende overheden te bevorderen. Dit betrof het voorzitten van de provinciale regietafels en het voeren van daaruit voortvloeiende bestuurlijke overleggen zoals in het onderhavige geval; van enige beslissingsbevoegdheid van de cdK als rijksorgaan is geen sprake geweest.
Zoals gezegd was de cdK van Flevoland in het onderhavige geval in zijn rol van provinciaal orgaan betrokken bij de totstandkoming van de koopovereenkomst.
Hoeveel CdK doen dit tot op de dag van vandaag?
Alle cdK’s handelen tot op heden bij het bevorderen van een goede samenwerking tussen het Rijk (het COA) en de betrokken overheden met betrekking tot de asielopvang in de hoedanigheid als rijksorgaan, op grond van artikel 182 lid 1 onder a Provinciewet jo. artikel 1 Ambtsinstructie.
Indien van een optreden als Rijksheer inzake asielgerelateerde kwesties inderdaad geen sprake kan zijn, welke gevolgen heeft dat dan voor de (juridische) houdbaarheid van de acties en besluiten die als zodanig genomen zijn?
Het wisselend gebruik van de terminologie in het politieke en bestuurlijk spraakgebruik heeft geen gevolgen voor de juridische houdbaarheid van de besluiten en andere rechtshandelingen die als zodanig genomen zijn. Als rijksorgaan heeft de cdK in deze ook helemaal geen formele beslissingsbevoegdheid, zijn rol is gelegen in het bevorderen van de goede samenwerking tussen de betrokken overheden.
Als provinciaal orgaan was de cdK Flevoland in het onderhavige geval bevoegd ten aanzien van de totstandkoming van de koopovereenkomst; zie ook het antwoord op vraag 8.
Bent u ermee bekend dat de CdK van Flevoland eerder heeft aangegeven dat hij over de onderhavige kwestie geen verantwoording hoeft af te leggen aan de provinciale staten aangezien hij meent te acteren als Rijksheer?
Het gevolg van het handelen van de cdK als rijksorgaan is dat de cdK verantwoording verschuldigd is aan de regering (artikel 182, vijfde lid, Provinciewet) en niet aan provinciale staten. Dat neemt niet weg dat hij provinciale staten desgevraagd kan informeren over de feitelijke gang van zaken van zijn optreden ter zake.
Voor zover het zijn handelen als provinciaal orgaan betreft, is de cdK uiteraard verantwoording verschuldigd aan provinciale staten.
Kunt u zich voorstellen dat de provinciale staten (PS) van Flevoland, ook gelet op de notitie van dr. Brainich von Brainich Felth, behoefte hebben aan een toelichting van uw kant op deze gang van zaken? Zo nee, waarom niet? Zo ja, bent u bereid deze toelichting te geven voorafgaand aan het interpellatiedebat in de PS van Flevoland over deze kwestie op woensdag 7 september aanstaande?
Ja, zij het dat wij aannemen dat de toelichting zoals hiervoor is gegeven tegemoet komt aan de informatiebehoefte van provinciale staten van Flevoland. Om die reden achten ook wij het van belang om deze vragen voor het interpellatiedebat van 7 september a.s. te hebben beantwoord.
Wilt u deze vragen tevens voor 7 september beantwoorden?
Ja.
De aankopen en transacties in het kader van het nieuwe aanmeldcentrum in Bant |
|
Joost Eerdmans (EénNL) |
|
Eric van der Burg (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
|
Kunt u een gedetailleerde reconstructie geven (en dus niet volstaan met uw brief van 6 juli) van de gang van zaken met betrekking tot de aankoop van de kavel in Bant waarop u een nieuw aanmeldcentrum wilt vestigen – vanaf het allereerste moment dat de kavel in beeld was tot en met het afronden van de aankoop? Zo nee, waarom niet?
Eind maart 2022 heeft naar aanleiding van een informatiebijeenkomst in het kader van Aanpak stikstof Flevoland, zich de mogelijkheid voorgedaan om te komen tot de aankoop van een boerderij met opstallen. In april is COA door de CdK van de provincie Flevoland in de rol van rijksorgaan gewezen op de mogelijkheid tot het kunnen aankopen van 10 ha grond met bijbehorende opstallen in de Noordoostpolder. Er hebben in deze periode diverse gesprekken plaatsgevonden tussen de CdK in de rol van rijksorgaan, de bestuursvoorzitter van het COA, de directeur-generaal Migratie en mijzelf. Bij het bekijken van de ruimtelijke mogelijkheden in geval van aankoop van het gehele bedrijf, is gekeken naar de specifieke locatie, de mogelijkheden en maatschappelijke opgaven. Daarop heeft de commissaris in zijn hoedanigheid als rijksorgaan de partijen samengebracht. Dit is op verzoek van het Rijk gedaan, waarbij de grondslag voor de CdK om een goede samenwerking tussen het Rijk en de betrokken overheden te bevorderen is gelegen in artikel 182 lid 1 onder a Provinciewet jo. artikel 1 Ambtsinstructie. Eind april 2022 heeft er vervolgens een gesprek met vertrouwelijk karakter plaatsgevonden tussen de CdK in de rol van rijksorgaan en het college van B&W alsmede de fractievoorzitters van de gemeenteraad van de gemeente Noordoostpolder over de mogelijkheid tot koop van de grond met opstallen aan de Oosterringweg in Bant (Luttelgeest) door COA. Op ambtelijk niveau is er na dit gesprek contact geweest met de provincie over deze mogelijkheid.
Bij de totstandkoming van de koopovereenkomst was de CdK in zijn rol van provinciaal orgaan betrokken. Deze rol dient te worden onderscheiden van de rol van de CdK als rijksorgaan. Na de aankoop door COA, heeft COA op 6 juli het formele verzoek tot planvorming van het aanmeldcentrum bij het college van B&W van de gemeente Noordoostpolder ingediend, zodat gesprekken met belanghebbenden, openbare bespreking en de bestuurlijke besluitvorming kunnen gaan plaatsvinden.
Hoeveel geld is met de aankoop in alle facetten (waaronder maar niet beperkt tot de aankoop van de kavel zelf, de stikstofrechten etc.) gemoeid?
Ik doe in het algemeen geen inhoudelijke mededelingen over de inhoud van een privaatrechtelijke overeenkomst met een particuliere eigenaar. Wel kan ik u mededelen dat er naar aanleiding van een officieel taxatierapport een reële prijs is bepaald voor het geheel. De provincie heeft de stikstofrechten aangekocht en COA de grond en opstallen aangekocht.
Door wie zijn al deze onderdelen van de totale aankoop betaald? Graag een volledig overzicht waarin de afzonderlijke elementen apart worden weergegeven.
Het COA heeft de grond en de opstallen verworven, de overdracht en daarmee de betaling hebben nog niet plaatsgevonden. COA zal bij de overdracht deze onderdelen betalen aan de particuliere verkoper. De provincie Flevoland heeft de stikstofrechten aangekocht, hiervoor geldt dat de stikstofrechten na het staken van de bedrijfsactiviteiten kunnen worden overgedragen en betaald.
Hoe is de waarde van al deze specifieke onderdelen bepaald en op basis waarvan?
De waarde van de onderdelen tezamen (grond, opstallen en de stikstofrechten) is bepaald aan de hand van een officieel taxatierapport. Deze is opgesteld door een erkend makelaar gespecialiseerd in agrarisch vastgoed.
Kunt u deze vragen elk afzonderlijk en binnen de gebruikelijke termijn beantwoorden?
Ja.
De intentie om het recht van statushouders op gezinshereniging te beperken |
|
Kati Piri (PvdA), Suzanne Kröger (GL) |
|
Eric van der Burg (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() ![]() |
Heeft u kennis genomen van het bericht «Kinderombudsman: asieldeal is in strijd met Kinderrechtenverdrag»?1 Wat is uw reactie op deze kritiek?
Ja. Met de Kinderombudsman heb ik op 29 augustus jl. een constructief gesprek gevoerd over, onder meer, dit onderwerp.
Bent u van mening dat ondanks de zware kritiek van de Kinderombudsman op het voornemen om het recht van statushouders op gezinshereniging te beperken deze maatregel wel verenigbaar is met het Kinderrechtenverdrag? Kunt u uw antwoord toelichten?
Het kinderrechtenverdrag verplicht landen om gezinsherenigingsaanvragen van kinderen met welwillendheid, menselijkheid en spoed te behandelen. Het grote belang van het kind om te herenigen met de gezinsleden is iets wat Nederland van harte onderschrijft. Bij de inhoudelijke beoordeling van de nareisaanvraag blijft het belang van het kind dan ook leidend. Het besluit op de aanvraag neemt de IND nog altijd zo snel als praktisch mogelijk is.
De getroffen maatregel dient daarbij zoveel mogelijk te voorkomen dat het kind met de gezinsleden in Nederland geen opvang kan worden geboden die aan onze eigen normen en standaarden voldoet. Met de garantie dat met de maatregel de gezinshereniging slechts met maximaal 6 maanden wordt uitgesteld, meent het kabinet een balans te hebben gevonden tussen het belang van het kind bij zowel geschikte huisvesting als bij de uitoefening van het recht op gezinshereniging.
Heeft u verder kennis genomen van andere kritische reacties van migratierechtexperts op uw voornemen om het recht van statushouders op gezinshereniging te beperken?2
Ja.
Welke (departementale) juridische analyses liggen ten grondslag aan deze kabinetsbeslissing? Wilt u deze z.s.m. de Kamer doen toekomen?
De documenten ten behoeve van de kabinetsbeslissing genomen in de week van 26 augustus vindt u bijgevoegd. 3
Een beperking op het terrein van nareis botst al snel met bijvoorbeeld de EU-gezinsherenigingsrichtlijn. Daar zijn de ambtelijke adviezen steeds duidelijk in geweest. Dat is voor het kabinet dan ook de reden geweest om de maatregel in te richten op de wijze die u heeft kunnen lezen in de brief aan uw Kamer. Dan doel ik op de inhoud van de maatregel, de beperking in duur van de maatregel en een individuele beperking in tijd voor de betreffende personen.
Hoeveel mensen die in het buitenland verblijven en in aanmerking komen voor gezinshereniging verwacht u dat door deze maatregel later herenigd zullen worden met familie in Nederland?
De maatregel geldt alleen voor nareizigers die nog geen besluit op hun aanvraag hebben gekregen. De IND en het COA hebben enige tijd nodig om tot implementatie over te kunnen gaan en handelen hier zo spoedig mogelijk naar.
Het zou naar verwachting tot eind december 2023 ruwweg tussen de 6000 en 8000 nareizigers betreffen die maximaal zes maanden later dan gebruikelijk naar Nederland kunnen reizen.
Bieden in tegenstelling tot de opvatting van migratierechtexperts volgens u de Gezinsherenigingsrichtlijn en het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) juridische ruimte voor de voorgestelde beperking van het recht op gezinshereniging? Zo ja, hoe verhoudt zich dit tot de vaste rechtspraak van het Europese Hof van Justitie dat het categorisch onmogelijk maken van gezinshereniging of het inzetten van de maximale ruimte van de Gezinsherenigingsrichtlijn als standaard wachttermijn niet mag en dat altijd een individuele toetsing moet plaatsvinden?
Het Europees verdrag voor de rechten van de mens wijst lidstaten erop dat iedereen recht heeft op respect voor het familie- en gezinsleven. Bij de inhoudelijke beoordeling van de aanvraag wordt hier niet aan voorbij gegaan.
De Gezinsherenigingsrichtlijn staat het niet toe dat lidstaten eisen dat het gezinslid in Nederland beschikt over geschikte huisvesting. De IND zal deze omstandigheden dan ook niet betrekken bij de beoordeling van de nareisaanvraag. Het ontbreken ervan zal een eventuele inwilliging niet in de weg staan. Als de gezinsleden aan de staande voorwaarden voldoen, zal de IND overgaan op inwilliging.
Als de IND eenmaal heeft vastgesteld dat er recht is op hereniging wordt slechts met de afgifte van een visum daartoe gewacht tot het gezin in Nederland ook daadwerkelijk van geschikte huisvesting kan uitgaan of tot er maximaal zes maanden zijn verstreken. De gezinshereniging wordt daarmee uitgesteld, niet afgesteld.
Wat vindt u van de inschatting van migratierechtexperts dat Nederland met grote waarschijnlijkheid uiteindelijk in het ongelijk zal worden gesteld? In hoeverre steunt dat de veronderstelling dat deze beperking vooral bedoeld is om te traineren?
Deze maatregel wordt enkel genomen omdat het kabinet van oordeel is dat deze maatregel, als onderdeel van een breder pakket, noodzakelijk is om zeker te stellen dat we een einde kunnen maken aan de situaties in Ter Apel die we hebben gezien. Situaties waarin we aan mensen geen opvang kunnen bieden of in het beste geval opvang op een manier die niet voldoet aan onze eigen normen en standaarden.
Met de inrichting waar het kabinet uiteindelijk voor heeft gekozen, wordt primair getracht aanzienlijke verlichting te bieden in de acute situatie in de opvangcrisis.
Bent u het ermee eens dat met het oog op de verstrekkende persoonlijke gevolgen het van belang is dat voorafgaande aan de inwerkingtreding van deze beperking moet zijn vastgesteld dat de voorgestelde beperking in overeenstemming is met EU-recht? Zo nee, waarom niet?
Met de inrichting waar het kabinet uiteindelijk voor heeft gekozen, wordt getracht de impact zo beperkt mogelijk te houden en toch tegelijkertijd de acute situatie in de opvangcrisis aanzienlijke verlichting te bieden. De getroffen individuele waarborgen dienen er mede toe om de juridische uitlegbaarheid te versterken. In elke situatie is het uiteindelijk aan de rechtspraak om te oordelen over de juridische houdbaarheid.
Bent u bereid om deze vragen per omgaande te beantwoorden?
Uw vragen zijn zo spoedig mogelijk beantwoord.
De aanpak van de inhumane situatie bij Aanmeldcentrum Ter Apel |
|
Suzanne Kröger (GL) |
|
Kajsa Ollongren (minister defensie) (D66), Eric van der Burg (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Klopt het bericht dat in het kabinet is afgesproken dat gemeenten in totaal 20.000 statushouders moeten huisvesten, dat elke veiligheidsregio 225 extra crisisnoodopvang plekken realiseert en dat uiteenlopende projecten worden opgezet om de opvangcrisis te bestrijden?1 In hoeverre is dit additioneel ten opzichte van eerdere verzoeken die in juli zijn gedaan?
Het kabinet heeft met de gemeenten afgesproken dat gemeenten zich inspannen om 20.000 statushouders te huisvesten. Met betrekking tot het verzoek van het Kabinet aan de Veiligheidsregio’s om 225 extra crisisnoodopvang plekken te realiseren gaat het inderdaad om een additioneel verzoek. Wat betreft het huisvesten van 20.000 statushouders moeten gemeenten voldoen aan de taakstelling die zij hebben gekregen. Zoals opgenomen in de bestuurlijke afspraken gaat het hier om het huisvesten van minstens 15.300 statushouders in gemeenten in de tweede helft van 2022, dit is onderdeel van reeds bestaande taakstelling uitplaatsing vergunninghouders plus de reeds aanwezige achterstand. Daarnaast is het streven om in totaal meer dan 20.000 statushouders te huisvesten in de tweede helft van 2022, dit is inclusief de reeds afgesproken, maar nog niet gerealiseerde versnelling van 7500 statushouders. Daarmee wordt vooruitgelopen op de naar verwachting fors hogere taakstelling in het eerste half jaar van 2023.
Kunt u aangeven in hoeverre en op welke termijn met de genoemde maatregelen de huidige inhumane situatie rond Aanmeldcentrum Ter Apel wordt bestreden? Klopt onze veronderstelling dat de genoemde maatregelen vooral op middellange termijn extra opvangplekken opleveren, maar dat de actuele schrijnende nood er niet mee wordt opgelost?
De afspraken die het kabinet heeft gemaakt met de Veiligheidsregio’s zien op het realiseren van crisisnoodopvangplekken op de korte en middellange termijn. Daarnaast is afgesproken om gezamenlijk toe te werken naar een situatie waarin per 10 september 2022 geen mensen meer buiten in schrijnende situaties voor het terrein voor het aanmeldcentrum in Ter Apel moesten overnachten. Om die reden is alle inzet erop gericht om deze situatie te beëindigen. Met dank aan het Ministerie van Defensie en de gemeente Hogeland is op 10 september 2022 het voorportaal op het terrein van de Marnewaard in gebruik genomen. De locatie is bedoeld om de personen op te vangen totdat zij terecht kunnen in Ter Apel voor de registratie, waarna zij zullen worden ondergebracht in opvanglocaties elders in het land. De afgelopen tijd hebben onder meer het COA, de Veiligheidsregio’s en het Rode Kruis hard gewerkt om genoeg opvangplekken te realiseren. De afgelopen twee weken zijn er vaak genoeg plekken gerealiseerd zodat mensen niet gedwongen buiten hoefden te slapen. Het blijft een uitdaging om genoeg opvang plekken te blijven realiseren. De recente afspraken komen bovenop de inspanningen die reeds geleverd worden, niet alleen qua crisisnoodopvang, maar ook de in gebruik name van twee cruiseschepen als opvanglocatie in de gemeente Velsen en in de gemeente Amsterdam. Deze cruiseschepen zijn ingericht op ieder ruim 1.000 opvangplekken.
Klopt het dat het toezicht op alleenstaande kinderen (AMV’s) op dit moment zowel binnen als buiten de poort in Aanmeldcentrum Ter Apel zeer beperkt is? Wat gaat u doen om er vandaag nog voor te zorgen dat deze kinderen de juiste bescherming krijgen?
Op het terrein voor het aanmeldcentrum in Ter Apel heeft het COA eerder sanitaire voorzieningen geplaatst en gezorgd voor het schoonmaken van de voorzieningen.
Worden op dit moment adequate praktische maatregelen genomen, zoals bijvoorbeeld extra mobiele sanitaire voorzieningen, het verstrekken van hygiëneproducten, kookvoorzieningen en het voorzien in beddengoed, schone kleding en dergelijke? Zo nee, waarom niet?
De afgelopen tijd hebben onder andere COA, de Veiligheidsregio’s en het Rode Kruis hard gewerkt om genoeg opvangplekken te realiseren. Hierdoor hebben de afgelopen nachten geen mensen gedwongen buiten geslapen voor de hekken van het aanmeldcentrum in Ter Apel.
De Nederlandse krijgsmacht ondersteunt al bij de opvang van ontheemden en asielzoekers. Op de militaire locaties Marine Etablissement Amsterdam, Walaardt Sacré Kamp te Huis ter Heide, Legerplaats De Harskamp en de Willem-Lodewijk van Nassaukazerne te Zoutkamp worden momenteel asielzoekers respectievelijk ontheemden tijdelijk gehuisvest. Aanvullend op deze ondersteuning, realiseert Defensie extra tijdelijke vooropvang te Zoutkamp. Deze tijdelijke huisvesting is op 10 september jl. gerealiseerd.
Klopt het bericht dat u ervan uitgaat dat ook komende nacht nog asielzoekers buiten zullen slapen?2 Bent u het met ons eens dat geen dag langer kan worden volstaan met wat nu al gedaan wordt en dat bijvoorbeeld humanitaire inzet van de Nederlandse krijgsmacht serieus moet worden overwogen? Zo ja, bent u bereid om de Nederlandse krijgsmacht te vragen zich nu al voor te bereiden op het bieden van adequate hulp als een verzoek daartoe van de Veiligheidsregio wordt gedaan? Zo nee, waarom niet?
Bij de beantwoording is de actualiteit meegenomen.
Bent u bereid om deze vragen per ommegaande te beantwoorden?
De opvangcrisis |
|
Jasper van Dijk |
|
Eric van der Burg (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Erkent u dat de situatie in Ter Apel volstrekt uit de hand is gelopen vanwege de grote aantallen asielzoekers die buiten de poort verblijven en de toenemende onveiligheid?1
De situatie op en om het aanmeldcentrum in Ter Apel is al lange tijd zeer schrijnend. Met de afspraken die eind augustus zijn gemaakt2 proberen wij, in nauwe samenwerking met de verschillende gemeenten en veiligheidsregio’s, de situatie beheersbaar te krijgen en de crisis op de lange termijn het hoofd te kunnen bieden. De afgelopen tijd verbleven er dan ook geen grote aantallen asielzoekers buiten de poort. Desondanks blijft de opvangsituatie onverkort kritisch en is het vrijwel elke dag onzeker of elke asielzoeker een dak boven zijn hoofd heeft. De nood is heel hoog.
Deelt u de mening dat deze opvangcrisis wordt veroorzaakt door eerdere sluiting van opvangplekken, tekortschietende financiering, trage procedures en een falend terugkeerbeleid?
Er is een aantal belangrijke oorzaken voor de huidige crisis, waarbij er een schrijnend tekort aan geschikte opvangplekken voor asielzoekers is. Ten eerste is het aantal opvangplekken na de piek van 2016 afgeschaald, cf. de huidige systematiek waarbij het COA voornamelijk wordt gefinancierd per beslapen bed. Ten tweede is het aantal asielzoekers dat in Nederland asiel aanvraagt hoger dan in 2021. Dat is deels te verklaren door het opheffen van de reisbeperkingen die lange tijd golden vanwege het coronavirus. Daarnaast kunnen gemeenten niet genoeg woningen vinden voor asielzoekers met een verblijfsvergunning, waardoor er te weinig plekken vrijkomen in de opvangcentra. Ook de achterstanden bij de IND dragen bij aan het probleem.
Deelt u de mening dat de tijd van adhoc-maatregelen voorbij is en dat het tijd wordt voor structurele oplossingen? Zo ja, waarom moet dit zo lang duren?
Ja. Om die reden kijken we in de brief van 26 augustus jl. naar manieren om op de lange termijn uit de crisis te kunnen komen én blijven.
Deelt u de mening dat vluchtelingen die recht hebben op asiel eerlijk over Nederland moeten worden verdeeld en dat mensen die geen recht hebben op asiel zo snel mogelijk moeten terugkeren?
Ja.
Indien u deze mening deelt, waarom confronteert u de plaats Albergen met 3500 inwoners dan plotsklaps en exclusief met de komst van 300 asielzoekers, zonder enige inspraak?
Sinds april is op zowel bestuurlijk als ambtelijk niveau op verschillende momenten contact geweest met de gemeente Tubbergen over de mogelijke opvang van asielzoekers in Hotel ’t Elshuys in Albergen. Na verschillende contactmomenten volgde begin juni op bestuurlijk niveau bericht van COA richting de gemeente over het voornemen van het COA om het hotel te kopen. Daarbij heeft het COA het aanbod gedaan om in het hotel ook ruimte te maken voor de opvang van de aan de gemeente gekoppelde statushouders. Bij de gemeente was bestuurlijk echter alleen draagvlak voor kleinschalige huisvesting van statushouders en niet voor de opvang van asielzoekers. Er is gewezen op het voornemen van het kabinet om indien nodig het juridisch instrumentarium in te zetten, en dat de mogelijke toepassing van het instrumentarium voor deze locatie nader onderzocht zou worden. Na de collegevergadering van 21 juni heeft het college van Tubbergen richting het COA aangegeven niet te zullen meewerken. Op 12 augustus hebben het COA en de eigenaresse van het hotel de koopovereenkomst gesloten voor hotel ’t Elshuys. Op 2 september zijn de gemeente Tubbergen, het COA en het Rijk tot gezamenlijke afspraken gekomen over de opvang van maximaal 150 asielzoekers in het voormalige hotel ’t Elshuys in Albergen. Deze afspraken zijn neergelegd in een overeenkomst dd. 19 september 2022 waarin tevens is overeengekomen dat de gemeente de vergunningsaanvraag van het COA in behandeling neemt. De reguliere procedure, inclusief openbaarmaking, wordt daarmee gevolgd. Het AZC blijft maximaal voor twee periodes van vijf jaar open. Na de eerste vijf jaar vindt evaluatie plaats waarna verlenging van nog eens vijf jaar wordt afgesproken of stopzetting plaats vindt.
Deelt u de mening dat een eerlijke en evenredige verdeling van vluchtelingen over kleinschalige locaties in heel Nederland (alsmede het aanpakken van de onveiligheid en een daadkrachtig terugkeerbeleid) op veel meer draagvlak kan rekenen dan «hapsnap» locaties aanwijzen waarbij grote onrust onder bewoners ontstaat?
Ik deel de mening dat asielopvang eerlijk en evenredig over het land moet worden verdeeld. Om in te kunnen spelen op veranderende instroom hebben het rijk, de provincies, het COA en de VNG afspraken gemaakt in de Uitvoeringsagenda Flexibilisering Asielketen. Op 26 augustus jl. is afgesproken hier versneld uitvoering aan te geven, inclusief uitbreiding van duurzame (kleinschalige) (nood)opvanglocaties aan de hand van de vastgestelde verdeelsleutel en vier gemeenschappelijke vreemdelingenlocaties3. Desalniettemin zijn er op diverse plekken in Nederland grootschalige locaties die goed functioneren, ook naar tevredenheid van de omgeving.
Bent u bereid de SP-voorstellen voor een eerlijke verdeling van vluchtelingen over te nemen? Zo ja, gaat u voortaan rekening houden met inwonertal en draagvlak en maakt u werk van kleinschalige locaties?2
Ik heb kennisgenomen van de voorstellen en herken meerdere elementen die ook worden betrokken bij het aangekondigde wetsvoorstel dat een wettelijke taak creëert voor gemeenten om asielopvang te realiseren. De inzet van het kabinet is om tot een evenwichtige verdeling van opvangplaatsen en opvangvoorzieningen over Nederland te komen. Ik verwijs uw kamer voorts naar het wetsvoorstel dat naar verwachting in oktober in consultatie gaat.
Bent u bereid deze vragen te beantwoorden voorafgaand aan het eerstvolgende debat over de opvangcrisis?
Helaas is het niet gelukt de vragen voor het vorige debat over de opvangcrisis te beantwoorden. Hiervoor mijn welgemeende excuses.
De verplichte asielopvang in Tubbergen |
|
Anne Kuik (CDA) |
|
Eric van der Burg (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Hoe bent u tot de keuze voor de plaats Albergen en de betreffende hoeveelheid opvangplekken gekomen? Welk afwegingskader heeft u daarbij gehanteerd?
Het Rijk is bezig met een landelijke inventarisatie om extra opvangplekken te realiseren. Daarbij kijken we zowel naar Rijksvastgoed als naar mogelijk aan te kopen panden door het COA. Het COA is niet actief op zoek gegaan naar een locatie in Albergen, het hotel is door de verkoper aan het COA aangeboden.
De omvang (capaciteit) van een opvanglocatie ligt niet vast, deze wordt immers medebepaald door de situatie ter plekke. In overleg met het COA en de gemeente Tubbergen is afgesproken de locatie te gebruiken voor het huisvesten van 150 vluchtelingen.
Hotels zijn de meest efficiënte gebouwen om aan te kopen in deze tijd van capaciteitstekort, omdat ze ontworpen zijn voor huisvesting van een groot aantal mensen en daardoor snel operationeel inzetbaar zijn. Andersoortige gebouwen, zoals bijvoorbeeld kantoren, hebben als opvanglocatie meestal een langere doorlooptijd vanwege verbouwingen die in deze tijd van schaarste meestal veel tijd in beslag nemen.
Kunt u uiteenzetten welke rol de verschillende overheden zouden kunnen spelen om de asielopvang en het draagvlak hiervoor goed op elkaar af te stemmen? Welke knelpunten moeten worden opgelost, zodat dit ook gebeurt?
Om de crisis op korte termijn het hoofd te kunnen bieden en om op lange termijn uit de crisis te blijven is het noodzakelijk om goed samen te werken met verschillende overheden en uitvoeringsorganisaties. Het is een gedeelde aanpak. De afspraken die hierover zijn gemaakt worden uiteengezet in mijn brief van 26 augustus jl. (Kamerstuk 2022Z15825).
Kunt u aangeven hoe vaak er vanaf april 2022 contact met de gemeente Tubbergen is geweest over de opvang van asielzoekers?
Sinds april is op zowel bestuurlijk als ambtelijk niveau op verschillende momenten contact geweest met de gemeente Tubbergen over de mogelijke opvang van asielzoekers in Hotel ’t Elshuys in Albergen. Nadat op 2 april het hotel aan het COA te huur/te koop werd aangeboden door de makelaar is het COA in gesprek gegaan met de gemeente over twee objecten die mogelijk als opvanglocatie zouden kunnen fungeren, waaronder het desbetreffende hotel. Na verschillende korte contactmomenten in de tussentijd volgde begin juni op bestuurlijk niveau bericht van het COA richting de gemeente over het voornemen van het COA om het hotel te kopen. Daarbij heeft het COA het aanbod gedaan om in het hotel ook ruimte te maken voor de opvang van de aan de gemeente gekoppelde statushouders. Bij de gemeente was bestuurlijk echter alleen draagvlak voor kleinschalige huisvesting van statushouders en niet voor de opvang van asielzoekers. Er is gewezen op het voornemen van het kabinet om indien nodig het juridisch instrumentarium in te zetten en dat de mogelijke toepassing van het instrumentarium voor deze locatie nader onderzocht zou worden.
Hoe kan het dat het gemeentebestuur van Tubbergen is overvallen door uw beslissing? Behoort het niet tot het principe van behoorlijk bestuur dat het Rijk gemeenten hierover voorafgaand informeert?
Zoals bij het antwoord op vraag 3 aangegeven is er op verschillende momenten contact geweest met de gemeente Tubbergen. Daarbij is ook gewezen op het voornemen van het kabinet om indien nodig het juridisch instrumentarium in te zetten en dat de mogelijke toepassing van het instrumentarium specifiek voor deze locatie nader onderzocht zou worden. Na de collegevergadering van 21 juni heeft het college van Tubbergen richting het COA aangegeven niet te zullen meewerken.
Ik begrijp dat het College, de Raad en de inwoners van de gemeente Tubbergen overvallen waren door de daadwerkelijke aankoop van het hotel, maar helaas was en is er niet de luxe om langer af te wachten. Ik wil wel benadrukken dat ik het in algemene zin van groot belang vind om zo goed mogelijk samen te werken en om de gemeenteraad en omwonenden te betrekken bij de verdere realisatie van de asielopvang.
Klopt het dat de gemeente Tubbergen heeft aangegeven dat er niet op de locatie ’t Elshuys, maar wel op andere locaties binnen Tubbergen mogelijkheden zijn om asielzoekers op te vangen en zo de druk op Ter Apel te ontlasten? Zo ja, waarom is niet ingegaan op deze alternatieve locatievoorstellen?
Met de gemeente Tubbergen zijn twee locaties besproken op voordracht van het COA. Eén van de locaties, Vasse, bleek niet geschikt vanwege de ligging in een kwetsbaar natuurgebied. De andere locatie betrof Hotel ’t Elshuys in Albergen. De gemeente heeft aangegeven daar uitsluitend statushouders te willen huisvesten en geen asielzoekers. De gemeente Tubbergen heeft geen andere locaties aangeboden of besproken waar asielzoekers opgevangen zouden kunnen worden. Dit was voordat sprake was van inzet van het zogenaamde RO-instrumentarium. De gemeente Tubbergen heeft daarna niet uit eigen initiatief een concreet aanbod gedaan voor de vestiging van een opvanglocatie, maar is uiteindelijk onder voorwaarden akkoord gegaan met huisvesting van statushouders (circa 50) en asielzoekers (circa 100) in hotel ’t Elshuys.
Klopt het dat de gemeente Tubbergen heeft aangegeven op de locatie ‘t Elshuys 30 statushouders te willen opvangen?
In de besprekingen met de gemeente die tussen april en juni hebben plaatsgevonden heeft de gemeente aangegeven 50 statushouders te willen huisvesten in Hotel ’t Elshuys.
Klopt het dat het Centraal Orgaan opvang Asielzoekers (COA) in de afgelopen periode geen of nauwelijks gebruik heeft gemaakt van deze opvangmogelijkheid in ’t Elshuys? Zo ja, wat is hiervan de reden?
Dit klopt niet. Hotel ’t Elshuys was tot 29 augustus jl. in particulier bezit en geen eigendom van het COA. Gemeente Tubbergen had op basis van de HAR-regeling voor die tijd een 10-tal statushouders in hotel ’t Elshuys ondergebracht en vier gezinskamers gehuurd. Dit waren statushouders die conform taakstelling waren toebedeeld aan de gemeente.
Hoe wilt u het vertrouwen van de gemeente Tubbergen en de lokale gemeenschap in Albergen herstellen?
Op 19 augustus jl. ben ik in gesprek gegaan met het college van burgemeester en wethouders en met vertegenwoordigers van de lokale gemeenschap om het besluit toe te lichten en de reacties aan te horen. Vervolgens hebben de burgemeester en wethouder met het COA en mij verder gepraat. Ook in de toekomst blijven we met elkaar in gesprek.
Deelt u de mening dat gemeenten en veiligheidsregio’s het recht zouden moeten hebben om reële tegenvoorstellen te doen en alternatieven aan te dragen? Welke randvoorwaarden zijn hiervoor nodig?
Ik deel de mening dat de gemeente de mogelijkheid moet hebben om alternatieven aan te dragen. Om die reden wordt het gesprek ook altijd gevoerd. In dit verband is tussen april en juni geprobeerd om samen met de gemeente opvang te realiseren. Het verlenen van een vergunning door de overheid door middel van het zogenaamde RO-instrumentarium is een maatregel die in vele opzichten verre van ideaal is. Deze maatregel ga ik dan ook het liefste uit de weg. Gelijktijdig maakt de huidige situatie het noodzakelijk om extra asielopvanglocaties te realiseren.
Klopt het dat de gemeente Tubbergen voldoet aan de taakstelling voor huisvesting van statushouders en van Oekraïense vluchtelingen? Zo ja, waarom wordt Tubbergen dan toch als «weigergemeente» beschouwd? Zo nee, in welke mate wijkt de gemeente af van de taakstelling en hoe lang doet dit zich al voor?
Tubbergen heeft in het tweede half jaar van 2021 en het eerste half jaar van 2022 voldaan aan het aantal te huisvesten statushouders. Tegelijkertijd heeft de gemeente nog een openstaande achterstand van 14 statushouders. De 14 gemeenten die de veiligheidsregio Twente vormen hebben een gezamenlijke achterstand van 158 statushouders ten opzichte van de taakstelling. De eerste bewoners van de opvanglocatie Albergen zullen naar verwachting medio oktober kunnen worden gehuisvest. De gemeente vangt tevens Oekraïense ontheemden op.
De term weigergemeenten doet geen recht aan alle inspanningen die door het hele land worden gedaan om vluchtelingen en Oekraïense ontheemden op te vangen. Deze term is ook niet van toepassing op Tubbergen. Wel is het zo dat er een tekort is aan opvangplekken, waardoor Ter Apel overbelast is. Aan iedere gemeente wordt gevraagd om een evenredige bijdrage te leveren aan de asielopvang.
Klopt het dat er in Ter Apel geen problemen zouden zijn met de asielopvang, als alle gemeenten zouden voldoen aan de taakstelling voor huisvesting van aan hen toegekende statushouders? Zo, ja welke stappen worden gezet dat hieraan gaat worden voldaan, zodat er een structurele oplossing komt?
De opvangcrisis kent verschillende oorzaken. Een belangrijk onderdeel daarvan is inderdaad het huisvesten van statushouders. In mijn brief van 26 augustus jl. heb ik toegelicht welke maatregelen ik in dit verband neem.
Kunt u aangeven welke mogelijkheden u ziet om de instroom van asielzoekers te beperken en de opvangcrisis het hoofd te bieden? Welke maatregelen, die passen binnen Europese rechterlijke uitspraken en internationale verdragen, kan het kabinet nemen?
Om de opvangcrisis zowel op korte als op lange termijn het hoofd te bieden worden er verschillende maatregelen getroffen. Deze licht ik toe in mijn brief van 26 augustus jl. (Kamerstuk 2022Z15825).
Het bericht 'Asielchaos zet politie klem' |
|
Lilian Helder (PVV), Gidi Markuszower (PVV) |
|
Dilan Yeşilgöz-Zegerius (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Asielchaos zet politie klem»?1
Ja.
Waarom moet de politie-eenheid Amsterdam 10% van de beschikbare capaciteit bij de Afdeling Vreemdelingenpolitie, Identificatie en Mensenhandel afstaan voor een probleem dat is veroorzaakt door uw regering?
Als gevolg van het gebrek aan opvang in Ter Apel zijn asielzoekers naar noodopvanglocaties elders in Nederland gebracht. Alleen asielzoekers die al geïdentificeerd zijn in Ter Apel zouden naar een noodopvanglocatie gebracht mogen worden. Het COA heeft echter een aantal asielzoekers, die nog niet waren geïdentificeerd ook naar noodopvanglocaties gestuurd. Het is van belang dat deze asielzoekers alsnog geïdentificeerd worden. De eenheden Noord-Nederland (Ter Apel) en Brabant-Oost (Budel) hebben niet voldoende capaciteit om de ontstane achterstand weg te werken. Daarom zijn eenheden uit de rest van Nederland gevraagd tijdelijk bijstand te leveren. Deze bijstand wordt afgeschaald zodra de achterstanden met identificatie zijn weggewerkt.
Beseft u dat dit ten koste gaat van de aanpak van mensenhandel, overlastgevende gelukszoekers en de beschikbaarheid van de politie voor de gewone burgers?
De inzet van AVIM-personeel in Ter Apel en Budel uit andere eenheden betreft een tijdelijke situatie. Dit kan inderdaad invloed hebben op de overige werkzaamheden van AVIM, zoals de toezicht- en handhavingstaken in het kader van de Vreemdelingenwet en deelname in verschillende overleggroepen. De AVIM-taken in het kader van de bestrijding van mensenhandel worden hierbij zoveel mogelijk ontzien.
Beseft u dat de politie-eenheid Amsterdam al 350 mensen tekort komt en deze taken er niet ook nog bij kunnen aangezien je mensen niet tot het oneindige kunt uitrekken? Zo ja, waarom is deze volstrekt verkeerde keuze dan gemaakt, ofwel waarom wordt de veiligheid van de burgers in Nederland en het welzijn van de politieagenten enerzijds ondergeschikt gemaakt aan het dweilen met de kraan open door de asielinstroom geen strobreed in de weg te leggen?
Ik realiseer mij zeer wel dat we veel van politiemensen door heel Nederland vragen en dat zij zich elke dag enorm inzetten voor de veiligheid van iedereen. De identificatie van asielzoekers is van groot belang om de asielaanvraag zo spoedig mogelijk af te handelen.
Kunt u uitleggen wat dit voor gevolgen heeft voor de veiligheid in Nederland in zijn geheel, aangezien deze problemen ook bij meerdere andere politie-eenheden spelen?
Zie antwoord vraag 3.
Bent u bereid om ervoor te zorgen dat de asielinstroom per gisteren een halt wordt toegeroepen door de grenzen te sluiten? Zo nee, waarom niet?
Vanwege de opvangcrisis en de grote druk op het aanmeldcentrum in Ter Apel heeft het kabinet besloten om maatregelen te treffen. Om uit de crisis te komen en te blijven wordt integraal over de gehele keten gewerkt aan het (tijdelijk) beperken van de instroom en het versnellen van de doorstroom en uitstroom. De maatregelen aangaande het tijdelijk beperken van de asielinstroom betreffen het beperken van nareizigers en het tijdelijk niet hervestigen van nieuwe personen onder de EU-afspraken in het kader van de EU-Turkije Verklaring. Voor meer informatie omtrent deze maatregelen verwijs ik u naar de brief die hierover aan uw Kamer gestuurd is.2
Zoals bekend is het kabinet van mening dat het sluiten van de Nederlandse grenzen geen duurzame oplossing is voor het complexe migratievraagstuk. Het sluiten van de grenzen zou bovendien zeer ongewenste gevolgen hebben voor Nederlandse ondernemers, die baat hebben bij onze open economie.
Vanzelfsprekend is elke vorm van overlast en criminaliteit onacceptabel. Samen met organisaties in de migratieketen, gemeenten, politie en het OM wordt continu ingezet om de aanpak te versterken. In dat verband heeft het Kabinet structureel 45 miljoen beschikbaar gesteld om de aanpak van overlast te intensiveren.3 Onderdeel van deze versterkte aanpak is de aanstelling van een Coördinator Nationale Aanpak Overlast om ervoor te zorgen dat crimineel gedrag en overlast van vreemdelingen middels dossieropbouw en een strafrechtelijke, repressieve aanpak nog effectiever wordt. Hierover is uw Kamer op 16 september jl. geïnformeerd.4 Daarnaast zijn de middelen ter beschikking gesteld voor opvanglocaties voor kansarme asielzoekers en voor intensivering van terugkeer van overlastgevende asielzoekers door de Dienst Terugkeer en Vertrek (DT&V). De inzet van deze middelen wordt momenteel verder uitgewerkt.
Mocht u daarbij verwijzen naar verdragen, bent u bereid die verdragen dan opzij te leggen met het argument dat uw regering ook (grond)wettelijke verplichtingen heeft voor wat betreft de veiligheid en het welzijn van alle burgers in Nederland in het algemeen en de politieagenten in het bijzonder? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 6.
Criminele asielzoekers uit veilige landen. |
|
Joost Eerdmans (EénNL) |
|
Eric van der Burg (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD), Dilan Yeşilgöz-Zegerius (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
|
Bent u ermee bekend dat het Amsterdamse politiekorps in De Telegraaf aangeeft dat Amsterdam de afgelopen maanden in toenemende mate te kampen heeft met grootschalige criminaliteit door asielzoekers uit met name Marokko, Algerije, Libië en Tunesië?1
Ja.
Deelt u de absolute afschuw over het geschetste wangedrag door veiligelanders waar Amsterdamse agenten mee te kampen hebben, van scheldpartijen en bespugen tot aanranding van agentes aan toe?
Ik vind de geschetste situatie onaanvaardbaar en zet in op effectieve maatregelen ter voorkoming en aanpak van overlastgevend en crimineel gedrag. Hoewel het gaat om een in omvang beperkte groep asielzoekers, ondermijnt dit het draagvlak voor de asielopvang. De maatregelen die ik tref, zijn toegelicht in de beantwoording op vragen 9, 10 en 14.
Wat is uw reactie op het feit dat Amsterdamse agenten aangeven dat tot wel 80 procent van hun tijd in de binnenstad opgaat aan criminele en overlastgevende veiligelanders?
Zie antwoord vraag 2.
Hoeveel geregistreerde incidenten (van overlast tot criminaliteit) waren er in 2021 in totaal met betrekking tot (uitgeprocedeerde) asielzoekers uit veilige landen, ongeacht de vraag of zij dat jaar op enig moment in een COA-locatie verbleven?
In het incidentenoverzicht 2021, gepubliceerd door het WODC, wordt gerapporteerd over het aantal incidenten en misdrijven door vreemdelingen in COA opvang.2 Het aantal incidenten geregistreerd door het COA was in 2021 5.920, en was daarmee lager dan in 2019 en 2020. Er waren 3.895 unieke vreemdelingen betrokken bij deze incidenten. Van deze betrokkenen hadden 12% de Marokkaanse nationaliteit en 11% de Algerijnse nationaliteit. Marokko is een veilig land van herkomst, Algerije was tot halverwege 2021 een veilig land van herkomst.
In 2021 zijn er 3.990 verdenkingen van misdrijven geregistreerd van vreemdelingen in COA locaties. Het laagste aantal sinds 2017. In totaal waren er 1.795 unieke verdachten. In de top-15 nationaliteiten van 2021 kwamen 4 nationaliteiten voor die destijds hoorden bij een veilig land van herkomst:
Algerijnse
590
33%
Marokkaanse
425
24%
Tunesische
145
8%
Georgische
15
1%
Overige nationaliteiten
620
35%
Totaal
1.795
100%
Bron: Incidenten en misdrijven door COA-bewoners 2017–2021
Om hoeveel van dergelijke geregistreerde incidenten ging het gedurende de eerste helft van dit jaar?
Het WODC rapporteert niet over halfjaarlijkse periodes. Het WODC rapporteert in 2023 over geheel het jaar 2022.
Kunt u een inventarisatie maken (of op zijn minst een gegronde inschatting geven) van het aantal manuren dat de politie landelijk op jaarbasis kwijt is door incidenten met veiligelanders?
Deze is niet te geven. De politie registreert niet specifiek op veiligelanders. Dit heeft de politie immers niet nodig voor haar taakuitvoering.
Hoe vaak was in 2021 sprake van het toekennen van de projectcode VLIN (Vreemdeling In Nederland) in politiesystemen? En hoeveel keer was dit in de eerste helft van dit jaar het geval?
Onderstaande tabel bevat een overzicht met de aantallen geregistreerde incidenten waarbij de projectcode «VLIN» of «MOBA» is vermeld. Gezocht is op incidenten tussen 01-01-2021 en 30-06-2022. Hierbij dient wel te worden opgemerkt dat uit deze cijfers geen conclusies kunnen worden getrokken om de volgende redenen.
Aantal geregistreerde incidenten
2021
2022 (t/m juni)
VLIN
2.590
2.241
MOBA
2.423
1.412
Hoe vaak was in 2021 sprake van het toekennen van de projectcode MOBA (mobiel banditisme) in politiesystemen? En hoeveel keer was dit in de eerste helft van dit jaar het geval?
Zie antwoord vraag 7.
Snapt u dat Amsterdamse agenten zich ronduit verraden voelen door de politiek, zoals zij in het artikel aangeven? Zo nee, waarom niet? Zo ja, snapt u dat dit begrip niet bij woorden kan blijven, maar dat krachtige stappen nodig zijn?
Ik kan mij voorstellen dat het frustrerend is voor deze agenten wanneer zij hun politietaken goed hebben uitgevoerd en de overlastpleger hebben heengezonden, deze persoon elders in het land nieuwe delicten pleegt. Deze praktijk is zeer onwenselijk. Daarom heb ik naast de bestaande landelijke Top-X aanpak waarbij zicht op de omvang en aard van de zwaarste groep overlastgevende en/of criminele asielzoekers wordt gekregen, een Coördinator Nationale Aanpak Overlast aangesteld. Hij heeft de positie om te zorgen dat crimineel gedrag en overlast middels dossieropbouw en een strafrechtelijke, repressieve aanpak nog effectiever wordt aangepakt. Hij kan met kracht overlastproblematiek aanpakken met commitment van de strafrechtketen en de migratieketen. Hierdoor kunnen overlastgevers geïdentificeerd en aangepakt worden en wordt maximaal voorkomen dat zij uit beeld verdwijnen. Een plan van aanpak wordt momenteel verder uitgewerkt. Bij brief van 16 september 2022 heb ik uw Kamer hierover nader geïnformeerd.3
Deelt u de mening dat voor deze gigantische problematiek maar één oplossing is, namelijk eindelijk en massaal werk maken van het terugsturen van mensen die hier niet horen, te beginnen met uitgeprocedeerde veiligelanders? Zo nee, waarom niet?
Zoals aangegeven in mijn brief van 26 augustus 2022 wordt de inzet op terugkeer van overlastgevende asielzoekers zonder rechtmatig verblijf – als sluitstuk van de kabinetsaanpak van overlastgevers – geïntensiveerd. Bij terugkeer van diegenen die niet (meer) rechtmatig in Nederland verblijven, is het uitgangspunt dat de vreemdeling zelfstandig en zo snel mogelijk Nederland verlaat. Als de vreemdeling evenwel niet bereid is mee te werken aan zijn vertrek, dan kan de DT&V waar mogelijk overgaan tot gedwongen vertrek. Een van de bepalende factoren bij gedwongen terugkeer is de bereidheid van herkomstlanden om hun eigen onderdanen terug te nemen. Ik blijf daarom in bilateraal verband doorlopend inzetten op verbetering van de terugkeersamenwerking met belangrijke landen van herkomst door het voeren en onderhouden van migratiedialogen en het aangaan van migratiepartnerschappen in den brede. Daarbij verschilt de aard, het niveau en de mate van samenwerking per land, en wordt maatwerk toegepast. Ook op Europees niveau worden gesprekken gevoerd met prioriteitslanden uit de focusregio’s voor migratie van de EU. Aangezien een belangrijk deel van de herkomstlanden nog steeds een negatieve testuitslag vereist voorafgaand aan terugkeer en meewerken aan deze test door veel vreemdelingen nog altijd wordt geweigerd, werk ik daarnaast aan een wetsvoorstel om het afnemen van coronatesten onder dwang mogelijk te maken.
Bent u bereid per direct aanvullende maatregelen te treffen tegen tegenwerkende herkomstlanden door onder andere landingsrechten in te trekken, ontwikkelingshulp stop te zetten, uitkeringsverdragen stop te zetten en visa in te trekken? Zo nee, wat moet er nog gebeuren voordat u wel bereid bent hiertoe over te gaan?
Voor een reactie op de in de vraag voorgestelde maatregelen verwijs ik naar de desbetreffende passages uit de brief van mijn voorganger van 20 december 2021 «reactie actieplan van het lid Eerdmans over veiligelanders». Ik sluit mij bij die passages aan.4
Waarom worden recidiverende criminele veiligelanders, die na iedere aanhouding vaak binnen een mum van tijd weer op straat staan, niet standaard in vreemdelingendetentie geplaatst met het oog op een toekomstige uitzetting? Bent u bereid hiertoe over te gaan? Zo nee, waarom niet?
Vreemdelingenbewaring kan om verschillende redenen worden toegepast, onder meer om de vreemdeling beschikbaar te houden voor de asielprocedure, of – nadat een besluit op de asielaanvraag is genomen – met het oog op vertrek uit Nederland. Vreemdelingenbewaring is volgens vaste jurisprudentie van het EHRM en het EU HvJ het ultimum remedium binnen het bestuursrecht.5 Indien andere, minder dwingende middelen effectief kunnen worden ingezet, dienen die te worden toegepast. Ook van belang is dat vreemdelingenbewaring primair dient om de vreemdeling beschikbaar te houden voor de asielprocedure en daarna het vertrek, en niet een sanctie is voor het plegen van strafbare feiten of de preventie daarvan.6 Ik zie echter ook dat voor een deel van de asielaanvragen geldt dat het inwilligingspercentage zeer klein of zelfs verwaarloosbaar is, terwijl een groot deel van de vreemdelingen zich voor het einde van de asielprocedure aan het toezicht onttrekt. Zoals ik in mijn brief van juni 2022 aan uw Kamer dan ook heb laten weten bekijk ik momenteel hoe mogelijkheden voor vreemdelingenbewaring tijdens de asielprocedure breder kunnen worden benut.7 Daarbij zullen personen die overlast geven eerder in beeld komen aangezien hun dossiers bij de toezichthouders ook het eerst bekend zijn. Daarbij is de grootste uitdaging om, gegeven de andere prioriteiten in de vreemdelingenketen, voldoende capaciteit te vinden om de bewaringsmaatregel te nemen en het asielproces in gesloten setting af te handelen. Dit zal daarom incrementeel worden ingevoerd.
Voor het voortzetten van de bewaring na de asielprocedure is zicht op uitzetting een wettelijke voorwaarde. Hierbij speelt de medewerking van het land van herkomst aan terugkeer een belangrijke rol. Voor vreemdelingen uit landen waarvan de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft overwogen dat zicht op uitzetting ontbreekt, is bewaring om die reden niet mogelijk. Maar zoals reeds genoemd in het antwoord op vraag 10, blijf ik mij doorlopend inzetten voor het verbeteren van de terugkeersamenwerking met belangrijke landen van herkomst.
Voor asielzoekers die een incident met grote impact veroorzaken is echter plaatsing in de Handhaving- en Toezichtlocatie (HTL) mogelijk. Hier verblijft een asielzoeker onder een sober regime en geldt een strikt gebiedsgebod. Plaatsing op de HTL kan gedurende ieder moment van de asielprocedure.
Deelt u de mening dat het, gelet op het kansloze karakter van hun asielaanvraag in combinatie met de zware oververtegenwoordiging in de criminaliteit, gerechtvaardigd is om asielzoekers uit veilige landen standaard in vreemdelingendetentie te plaatsen? Zo nee, waarom niet? Zo ja, hoe gaat u hier werk van maken?
Zoals aangegeven in mijn antwoord op vraag 12, en zoals aangegeven in de Kamerbrief van 20 december 2021 kunnen asielzoekers niet zonder wettelijke grond in vreemdelingenbewaring worden gesteld en bekijk ik momenteel hoe de mogelijkheden voor vreemdelingenbewaring tijdens de asielprocedure breder kunnen worden benut.
Welke aanvullende maatregelen gaat u per direct treffen om criminaliteit en overlast door veiligelanders in te dammen?
De huidige mate van overlastgevend en crimineel gedrag is onaanvaardbaar en de aanpak van deze groep asielzoekers heeft mijn absolute prioriteit. In juni jl. heb ik uw Kamer geïnformeerd over aanvullende maatregelen die ik tref ten aanzien van de aanpak van overlastgevend gedrag door asielzoekers.8 Deze aanvullende maatregelen zetten in op o.a. het versoberd opvangen van asielzoekers met een kansarme asielaanvraag, nieuwe initiatieven ten aanzien van opvang en begeleiding binnen bestaande opvanglocaties, inzet op vreemdelingenbewaring en de aanpak overlast in het openbaar vervoer.
Daarbij heeft het Kabinet op 26 augustus jl. aangekondigd structureel € 15 miljoen vrij te maken voor de intensivering van deze aanpak door o.a. de aanstelling van een Coördinator Nationale Aanpak Overlast zoals aangegeven bij vraag 9.9 Daarnaast komen er opvanglocaties voor asielzoekers met een kansarme asielaanvraag, zoals asielzoekers uit veilige landen van herkomst. In deze bijzondere opvanglocatie geldt een sober regime en het vereiste dat betrokkenen steeds beschikbaar zijn voor de procedure op locatie met het doel om kansarme aanvragen versneld af te doen en de komst van kansarme asielzoekers te ontmoedigen. Er wordt momenteel gewerkt aan de uitwerking hiervan. Hiervoor is € 15 miljoen gereserveerd. Tot slot zal door de Dienst Terugkeer en Vertrek ook ingezet worden op versneld uitzetten van asielzoekers die overlast plegen. Ook hiervoor is € 15 miljoen gereserveerd, waarmee er in totaal dus 45 miljoen structureel beschikbaar komt voor de intensivering van de aanpak van overlast en crimineel gedrag door asielzoekers.
Bent u bereid alsnog werk te maken van de maatregelen uit het Actieplan Veiligelanders van JA21? Zo nee, waarom niet?
In de brief van 20 december 2021 is mijn voorganger ingegaan op het Actieplan Veiligelanders van JA21. Ik sluit mij aan bij deze reactie.
De aangekondigde aanwijzing van een locatie in Albergen als asielzoekerscentrum |
|
Pieter Omtzigt (Lid Omtzigt) |
|
Eric van der Burg (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD), Hugo de Jonge (minister zonder portefeuille binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
|
Kunt u aangeven op welke communicatie er tussen de gemeente Tubbergen (ambtelijk en politiek) heeft plaatsgevonden sinds april over de mogelijkheid tot het opvangen van asielzoekers in de gemeente Tubbergen? Kunt u alle relevante brieven en gespreksverslagen openbaar maken?
Sinds april is op zowel bestuurlijk als ambtelijk niveau op verschillende momenten contact geweest met de gemeente Tubbergen over de mogelijke opvang van asielzoekers in Hotel ’t Elshuys in Albergen. Nadat op 2 april het hotel aan het COA te huur/te koop werd aangeboden door de makelaar is het COA in gesprek gegaan met de gemeente over twee objecten die mogelijk als opvanglocatie zouden kunnen fungeren, waaronder het desbetreffende hotel. Na verschillende korte contactmomenten in de tussentijd volgde begin juni op bestuurlijk niveau bericht van COA richting de gemeente over het voornemen van het COA om het hotel te kopen. Daarbij heeft het COA het aanbod gedaan om in het hotel ook ruimte te maken voor de opvang van de aan de gemeente gekoppelde statushouders. Bij de gemeente was bestuurlijk echter alleen draagvlak voor kleinschalige huisvesting van statushouders en niet voor de opvang van asielzoekers. Er is gewezen op het voornemen van het kabinet om indien nodig het juridisch instrumentarium in te zetten, en dat de mogelijke toepassing van het instrumentarium voor deze locatie nader onderzocht zou worden. Na de collegevergadering van 21 juni heeft het college van Tubbergen richting het COA aangegeven niet te zullen meewerken.
Er is reeds een Woo-verzoek ingediend waarvan de relevante brieven en gespreksverslagen een onderdeel zijn. Momenteel vindt een inventarisatie van de stukken plaats. Uw Kamer zal een afschrift van het Woo-besluit en alle bijbehorende stukken ontvangen, zodra het besluit is genomen.
Op welk moment heeft het COA het pand in Albergen gekocht en op welk moment is dat aan de gemeente meegedeeld?
Op 8 juni heeft het COA bestuurlijk aangegeven voornemens te zijn hotel ’t Elshuys te kopen. Op 12 augustus hebben het COA en de eigenaresse van het hotel de koopovereenkomst gesloten voor hotel ’t Elshuys. De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft op 16 augustus de gemeente geïnformeerd.
Kunt u precies uiteenzetten hoe de procedure onder artikel 3.2 Besluit omgevingsrecht (waarschijnlijk wordt de optie onder b bedoeld) in de praktijk werkt?
Artikel 3.2, aanhef en onder b, van het Besluit omgevingsrecht (Bor) bepaalt onder welke omstandigheid de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid in overeenstemming met de Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening de mogelijkheid heeft om voor een project van nationaal belang te beslissen op een aanvraag voor een vergunning waarmee wordt afgeweken van het bestemmingsplan of de beheersverordening. Voor zover het gaat om de opvang van asielzoekers of andere categorieën vreemdelingen kan dit artikel worden toegepast als sprake is van een geval genoemd in artikel 4 van bijlage II bij het Bor (een zogenoemd kruimelgeval). In dat geval vindt de vergunningverlening plaats via de reguliere procedure uit de Algemene wet bestuursrecht. Artikel 3.2, aanhef en onder b, van het Bor kan daarnaast worden toegepast voor een project van nationaal belang waarbij wordt afgeweken van het bestemmingsplan of de beheersverordening en toepassing wordt gegeven aan artikel 2.12 lid 1 onder a sub 3 van de Wabo (een omgevingsvergunning voor afwijken van het bestemmingsplan of de beheersverordening waarop de uitgebreide procedure uit de Algemene wet bestuursrecht van toepassing is). Naast een omgevingsvergunning voor afwijkend gebruik is ook een vergunning voor brandveilig gebruik nodig. Beide vergunningen kunnen in één keer worden aangevraagd en in één besluit verleend.
In het geval toepassing wordt gegeven aan de reguliere procedure omdat sprake is van een kruimelgeval verloopt de procedure als volgt: de initiatiefnemer (lees: het COA) dient de aanvraag voor de vergunning in en overlegt alle gegevens die nodig zijn om de aanvraag te beoordelen. De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid maakt in de Staatscourant bekend dat de aanvraag is ontvangen, legt de stukken ter inzage en zendt de aanvraag voor advies aan het college van burgemeester en wethouders van Tubbergen. De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid beslist, in overeenstemming met de Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening, binnen 8 weken op de aanvraag, maakt de beslissing op de aanvraag bekend en stuurt het besluit aan betrokkenen. Het besluit op de aanvraag treedt de dag na bekendmaking in werking.
Op welk moment in de procedure is er sprake van inspraak en bezwaarrecht van gemeente en van omwonenden en andere belanghebbenden?
Zie ook het antwoord onder 3. In het kader van de procedure tot verlening van de omgevingsvergunning wordt na ontvangst van de aanvraag door de Staatssecretaris van Justitie en veiligheid advies gevraagd aan het college van burgemeester en wethouders van Tubbergen. Tegen de beslissing van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid in overeenstemming met de Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening kunnen belanghebbenden bezwaar maken bij het Rijk en daarnaast een voorlopige voorziening vragen bij de rechtbank Overijssel. Tegen de beslissing op bezwaar door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid in overeenstemming met de Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening kunnen belanghebbenden beroep instellen bij de rechtbank Overijssel. Tegen de uitspraak van de rechtbank Overijssel is hoger beroep mogelijk bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
Op welk moment is er sprake van inspraak (wettelijk verplicht of niet) in deze procedure? Is het mogelijk dat inspraak nog leidt tot bijstelling van de plannen of nadere toezeggingen aan omwonenden?
Na ontvangst van de aanvraag wordt door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid advies gevraagd aan het college van burgemeester en wethouders van Tubbergen. Dit advies wordt meegewogen in de besluitvorming. Tegen de verlening van de vergunning kunnen belanghebbenden bewaar maken bij de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Er is geen wettelijk voorgeschreven voorafgaande inspraakronde. In de bezwaarprocedure wordt door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid als bevoegd gezag de besluitvorming tot verlening van de vergunning aan de hand van de ingediende bezwaren heroverwogen. De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid neemt dan, in overeenstemming met de Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening, een beslissing op het bezwaar.
Op welk moment moet een gekozen volksvertegenwoordiging (Staten-Generaal, provinciale staten of gemeenteraad) onder de gekozen procedure instemmen?
De wetgever heeft in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo), noch in artikel 3.2 van het Besluit omgevingsrecht voorzien in instemming door de Staten-Generaal, provinciale staten of de gemeenteraad bij de toepassing van deze bevoegdheid. In artikel 6.5 van het Bor is bepaald dat een verklaring van geen bedenkingen van de gemeenteraad niet is vereist als met toepassing van artikel 3.2, aanhef en onder b, van het Bor een vergunning wordt verleend. Inbreng vanuit de gemeente wordt wel betrokken bij de beslissing op de aanvraag tot verlening van de vergunning.
Kunt u de vergunningsaanvraag van het COA voor een AZC – inclusief plannen voor extra units en inclusief de onderbouwing van het nationale belang – zo spoedig mogelijk openbaar maken, zodat duidelijk is wat de plannen precies behelzen?
Op 2 september zijn de gemeente Tubbergen, het COA en het Rijk tot gezamenlijke afspraken gekomen over de opvang van maximaal 150 asielzoekers in het voormalige hotel ’t Elshuys in Albergen. Deze afspraken zijn neergelegd in een overeenkomst dd. 19 september 2022 waarin tevens is overeengekomen dat de gemeente de vergunningsaanvraag van het COA in behandeling neemt. De reguliere procedure, inclusief openbaarmaking, wordt daarmee gevolgd.
Herinnert u zich dat u aan de Kamer schreef: «Het Rijk vindt het ook bij de inzet van het ruimtelijk ordeningsinstrumentarium van het allergrootste belang om goed met de gemeente samen te werken en om de gemeenteraad en de omwonenden goed te betrekken en te informeren. Dit is ook in het belang van de gemeente, de inwoners en de asielzoekers die uiteindelijk op de locatie komen. Het investeren in het draagvlak en de dialoog met de gemeente blijft onverkort de inzet»?
Ja.
Deelt u de mening dat het heel belangrijk is dat een burgemeester en wethouder die besluiten dat er een AZC in een dorp of wijk gevestigd kan worden, dat de persoon die dat besluit genomen heeft, dat besluit ook toelicht in de gemeenteraad en bij de omwonenden?
Ja.
Deelt u de mening dat u met deze wijze van aankondigen, het draagvlak voor opvang van asielzoekers en vluchtelingen beschadigt, de problemen niet oplost en de verhoudingen tussen de medeoverheden en overheid en burgers onder druk zet?
Het verlenen van een vergunning door de overheid door middel van het zogenaamde RO-instrumentarium is een maatregel die in vele opzichten verre van ideaal is. Deze maatregel ga ik dan ook het liefste uit de weg. Helaas is de nood de afgelopen periode zo hoog geweest dat er pijnlijke keuzes gemaakt moeten worden. Opvangplekken zijn ontzettend hard nodig en worden op veel plekken al gerealiseerd, maar het is nog steeds niet genoeg.
Ik begrijp dat deze maatregel tot schrik en verontwaardiging heeft geleid, bij het College, de Raad en de inwoners van de gemeente Tubbergen, maar er was en is niet de luxe om langer af te wachten. Ik wil wel benadrukken dat ik het bij de inzet van dit instrumentarium van groot belang vind om zo goed als mogelijk met de gemeente samen te werken, en om de gemeenteraad en omwonenden goed bij dit besluit te betrekken. Gelukkig hebben de gemeente, het COA en ik alsnog tot overeenstemming kunnen komen.
Bent u bereid om het gesprek met de gemeenteraad en de omwonenden zelf aan te gaan de komende twee weken om uw (voorgenomen!) besluit rechtstreeks aan hen toe te lichten?
Op 19 augustus jl. ben ik in gesprek gegaan met het college van burgemeester en wethouders en met overige aanwezigen, om het besluit toe te lichten en de reacties te horen. Vervolgens hebben de burgemeester en wethouder met het COA en ik verder kunnen praten en zijn wij op 2 september tot goede afspraken gekomen.
Kunt u aangeven waarom u Tubbergen een «weigergemeente» genoemd heeft?1 Kunt u daarbij ingaan op de inspanningen in de gemeente Tubbergen en de regio Noord-Oost-Twente in de afgelopen 1,5 jaar? Klopt het dat de eerste bewoners half september zullen arriveren?2
De term weigergemeenten is op geen enkele gemeente van toepassing en doet geen recht aan alle inspanningen die door het hele land worden gedaan om vluchtelingen en Oekraïense ontheemden op te vangen. Deze term is derhalve overeenkomstig niet van toepassing op de gemeente Tubbergen.
Tubbergen heeft in het tweede half jaar van 2021 voldaan aan het aantal te huisvesten statushouders. In het eerste half jaar van 2022 waren er 2 plaatsingen minder dan de taakstelling. Tegelijkertijd had de gemeente nog een openstaande achterstand. Die achterstand is momenteel 14 statushouders. De 14 gemeenten die de veiligheidsregio Twente vormen hebben een gezamenlijke achterstand van 158 statushouders ten opzichte van de taakstelling. De eerste bewoners van de opvanglocatie Albergen zullen naar verwachting medio oktober kunnen worden gehuisvest.
Zijn er plannen/vergunningen voor brandveiligheid (nu een locatie met 39 hotelkamers geschikt gemaakt wordt voor de opvang van 300 bewoners) en plekken in scholen (inclusief schakelklassen) voor kinderen?
Het hotelgebouw heeft een omvang van ca. 2.200 m2 en beschikt over 29 ruime kamers, een appartement, een feestzaal van 250 m2, restaurant van 130 m2 en souterrain van 200 m2. Met de gemeente is afgesproken dat de opvanglocatie maximaal 150 bewoners zal huisvesten.
Hoeveel extra structurele opvangplekken voor asielzoekers wilt u de komende 12 maanden realiseren in gemeentes? En op welke manier gaat u dat doen?
Zoals in de kamerbrief van 26 augustus jl. is aangegeven werken we naast de acute situatie ook aan lange termijn oplossingen, zoals de Uitvoeringsagenda Flexibilisering Asielketen en een samenhangend pakket op het gebied van flexwoningen, voorzieningen e.d. Dat zal zorgen voor een meer structurele en stabiele opvang.
Hoeveel statushouders zullen de komende 12 maanden huisvestiging nodig hebben?
Zoals in de bijgevoegde «Notitie bestuurlijke afspraken doorstroom migratie» bij de Kamerbrief van 26 augustus jl.3 is gedeeld, wordt de uitstroom van vergunninghouders van 1 juli 2022 tot 1 juli 2023 ingeschat op tussen de 33.900–37.400 vergunninghouders (exclusief achterstanden van ca. 1.800).3
De taakstelling voor de tweede helft van 2022 blijft de in het voorjaar vastgestelde 13.500, met een taakstelling voor het eerste half jaar van 2023 van tussen de 20.400–23.900.
Welke additionele maatregelen heeft u genomen in de sociale woningbouw, waar grote tekorten en lange wachtrijen zijn, om voor extra permanente extra huisvesting te zorgen zodat de bestaande wachtlijsten voor veel mensen niet verder oplopen?
Op het gebied van huisvesting zet het kabinet zich in voor meer woningen voor alle woningzoekenden. Het programma Woningbouw, dat op 11 maart aan uw Kamer is gestuurd4, beschrijft de aanpak om de woningbouw voor zowel permanente als tijdelijke woningen te versnellen.5 Op dit moment verblijven echter bijna 16.000 statushouders bij COA terwijl mensen in Ter Apel buiten moeten slapen. Dit maakt de tijdige huisvesting van mensen waarvan besloten is dat zij in Nederland mogen blijven van groot belang. Dit geeft deze mensen bovendien de mogelijkheid om sneller te participeren en integreren in de Nederlandse samenleving.
Met de brief van 26 augustus over besluitvorming asielcrisis is uw Kamer geïnformeerd dat het rijk en de medeoverheden hebben afgesproken voor de tweede helft van 2022 te streven om voor meer dan 20.000 vergunninghouders een passende woning te vinden. Gemeenten hebben daar verschillende mogelijkheden voor. Dat kan bijvoorbeeld in zogeheten tussenvoorzieningen, in nieuw te realiseren flexwoningen of door tijdelijk meer mensen te plaatsen in bestaande woningen. Om zo veel mogelijk te voorkomen dat lokale woningzoekenden minder kans maken op een woning, moeten er versneld extra sociale huurwoningen worden gebouwd. De snelste manier om dat te doen, is het bouwen van meer flexwoningen. De doelstellingen uit het programma Woningbouw zijn dan ook versneld naar de realisatie van in totaal 37.500 flexwoningen in de periode 2022–2024 (2022: 7.500, 2023: 15.000, 2024: 15.000). Daarbij is het uitgangspunt dat een derde beschikbaar komt voor mensen met een verblijfsvergunning en tweederde voor mensen die om andere redenen met spoed op zoek zijn naar een huis. Hierover zijn afspraken gemaakt met medeoverheden, die versneld extra prioriteit geven voor het beschikbaar stellen van locaties en het gereedmaken voor bebouwing daarvan.
Het kost echter tijd om de realisatie van flexwoningen naar het gewenste niveau te brengen, terwijl het vanwege de asielcrisis van belang is dat de huisvesting van mensen met een verblijfsvergunning al op korte termijn versnelt. Daarom zal het voor gemeenten voor de korte termijn nodig zijn om mensen met een verblijfsvergunning in bestaande sociale woningen te huisvesten. Hoeveel woningen nodig zijn verschilt per gemeente, maar landelijk zou in de periode september-december 2022 ca. 12% van de vrijkomende corporatiewoningen nodig zijn (tegenover normaalgesproken 5–10%). Mede afhankelijk van hoe snel gemeenten nieuwe flexwoningen realiseren, komt dit aandeel in de eerste helft van 2023 weer binnen de normale bandbreedte en zal daarna naar verwachting verder te dalen.
Wat is uw plan om structureel uit deze opvangcrisis te komen?
In mijn brief van vrijdag 26 augustus jl. worden de bestuurlijke afspraken beschreven. De afspraken zijn gemaakt om de crisis op de korte termijn het hoofd te kunnen bieden, en op de lange termijn uit de crisis te komen én blijven.
Kunt u deze vragen één voor één en binnen twee weken beantwoorden?
Het is helaas niet gelukt om de vragen binnen twee weken te beantwoorden.
Tijdens de beantwoordingstermijn waren de gesprekken met de gemeente Tubbergen nog in volle gang. Om correct te kunnen beantwoorden heb ik de uitkomst van deze gesprekken afgewacht.
Het bericht dat fors meer kinderen zich in Nederland in hun eentje voor asiel melden |
|
Evert Jan Slootweg (CDA) |
|
Eric van der Burg (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Fors meer kinderen melden zich in Nederland in hun eentje voor asiel»1?
Ja.
Heeft u al inzicht in wat de reden is dat er in Nederland zich fors meer kinderen melden voor asiel?
Naar aanleiding van een toename van het aantal asielverzoeken door alleenstaande minderjarige vreemdelingen is de instroom van amv’s geanalyseerd2. Deze analyse is in juni 2022 gepubliceerd. Uit de analyse blijkt een waaier aan redenen en omstandigheden voor amv’s om naar Europa en uiteindelijk Nederland te reizen, die mogelijk bijdragen aan de toename. Eén van de vaak genoemde redenen is gezinshereniging. Voor een deel van de amv’s geldt dat Nederland geen actieve keuze was.
Klopt het dat de «nareisprocedure», het proces voor gezinshereniging, «soms» gemakkelijker is wanneer een kind asiel aanvraagt, zoals de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) aangeeft? Wanneer gaat dat «soms» op?
Het recht op nareis en het bijbehorende beleid zijn gelijk voor kind en ouder. Dat wil zeggen dat er geen verschil bestaat wanneer de aanvraag wordt ingediend door een amv voor zijn of haar ouders, of wanneer de aanvraag wordt ingediend door een ouder voor zijn of haar kinderen. Er gelden binnen het gezinsherenigingsbeleid geen beleids- of uitvoeringsregels die aanvragen van ouders voor hun kinderen benadelen ten opzichte van wanneer de aanvraag andersom zou zijn ingediend. De Europese regels over het bepalen bij welke EU-lidstaat de verantwoordelijkheid berust voor de inhoudelijke behandeling van een asielverzoek voor een alleenstaande minderjarige verschillen wel ten opzichte van de regels voor andere asielzoekers. Zo kan, ingevolge de EU-Dublinverordening, een alleenstaande minderjarige door de lidstaat waar deze zich ophoudt niet worden teruggestuurd naar de lidstaat waar deze de EU onrechtmatig is ingereisd noch naar de lidstaat waar deze eerder een asielverzoek heeft ingediend, tenzij zijn gezins/familieleden zich daar wettig ophouden en de overdracht in diens belang zou zijn.
In de meeste landen om ons heen geldt een gezinsherenigingsbeleid dat in grote lijnen vergelijkbaar is, omdat dit is gestoeld op internationale en Europese regelgeving. Op nationaal niveau kunnen beleidsregels zijn neergelegd die afwijken van het Nederlandse nareisbeleid en daarin nadeliger ten opzichte van Nederland zijn. Zo kan het in sommige andere lidstaten bijvoorbeeld lastiger zijn om een nareisaanvraag in te dienen voor personen met een subsidiaire beschermingsstatus of zijn de gunstige nareisvoorwaarden niet van toepassing op jongvolwassen gezinsleden. Voor zover bekend echter, is in geen van de ons omringende landen beleid van kracht dat amv’s ten opzichte van volwassen aanvragers zou benadelen, waardoor een gezinsherenigingsaanvraag in Nederland indienen gunstiger zou zijn voor een amv.
Indien dit zo is, wordt er dan niet een mogelijkheid gecreëerd dat er een inhumane prikkel ontstaat om een minderjarige vooruit te sturen om hierdoor een asielstatus te verkrijgen? Is dit in uw ogen wenselijk? En indien dit niet wenselijk is, hoe denkt u dat dit kan worden ondervangen?
Zie antwoord vraag 3.
Kan het tegengaan van een inverse prikkel om kinderen vooruit te sturen in verband met een gemakkelijkere nareisprocedure worden aangepast door beleid aan te passen? Of dienen hiervoor wetten te worden aangepast?
Minderjarigen die alleen naar Europa reizen, zijn extra kwetsbaar en ik acht dit dan ook onwenselijk. Echter, niet voor alle minderjarigen geldt dat zij vooruit gestuurd worden. Er zijn immers ook minderjarigen die hun eigen vluchtredenen hebben.
Gezinshereniging kan een van de redenen zijn om in Nederland asiel aan te vragen. De perceptie die onder amv’s en hun gezinsleden van het gezinsherenigingsbeleid bestaat, hoeft daarbij niet aan te sluiten bij het werkelijke beleid. Er is immers niet daadwerkelijk sprake van een beleidsmatige reden om als amv in plaats van als ouder de hereniging aan te vragen. Het is daarmee eveneens de vraag of een beleidsaanpassing voor nareis het door u beoogde effect zou hebben.
Daarnaast geldt dat, omdat er geen begunstigend beleid voor specifiek amv’s van kracht is, een aanpassing van het nareisbeleid die gericht zou zijn op het ontmoedigen van het vooruit sturen van kinderen, een benadeling van de amv zou betekenen. Dit druist in tegen het uitgangspunt om het belang van juist de minderjarige vreemdeling zwaar mee te wegen en gaat voorbij aan het gegeven dat het, vooruitgestuurd of niet, alleenstaande minderjarige vreemdelingen betreft van wie is vastgesteld dat zij asielbescherming behoeven.
Ten aanzien van de afwijkende Dublinregels voor alleenstaande minderjarigen, zoals kort geschetst in het antwoord op vraag 3 en 4, heeft de Europese Commissie in haar voorstel voor een nieuwe Dublinverordening (de ontwerpverordening asiel- en migratiebeheer van september 2020) voorgesteld dat een alleenstaande minderjarige in beginsel wel zou kan worden teruggestuurd naar de lidstaat waar deze eerder een asielverzoek heeft ingediend. Het kabinet steunt deze aanpassing.
Zijn er Europees rechterlijke uitspraken die het onmogelijk maken dat beleid en regelgeving worden aangepast om een gemakkelijkere nareisprocedure door het vooruitsturen van een kind tegen te gaan?
Er gelden binnen het gezinsherenigingsbeleid geen beleids- of uitvoeringsregels die aanvragen van ouders voor hun kinderen benadelen ten opzichte van wanneer de aanvraag andersom zou zijn ingediend. Het HvJEU en het EHRM wijzen in hun jurisprudentie regelmatig op het bijzondere belang van alleenstaande minderjarigen. In het arrest van het Hof van Justitie van 13 maart 20193 bijvoorbeeld benadrukt het Hof het in de Gezinsherenigingsrichtlijn bepaalde uitgangspunt dat de lidstaten gezinshereniging moeten begunstigen en in het bijzonder rekening dienen te houden met het belang van de betrokken minderjarige kinderen. Zie ook Ghatet t. Zwitserland4 en Tuquabo-Tekle t. Nederland5 waarin het EHRM in het kader van gezinshereniging oordeelde dat bij alle beslissingen betreffende kinderen de belangen van het kind voorop moeten staan.
Daarnaast benadrukt het EHRM dat lidstaten zorg moeten dragen voor amv’s wanneer deze op hun grondgebied zijn. Zie bijvoorbeeld Khan t. Frankrijk6 en Rahimi t. Griekenland7 waarin het Hof oordeelde dat amv’s behoren tot de «categorie van de meest kwetsbare personen in de samenleving», en dat het de plicht van de Staat is hen te beschermen en te verzorgen door het nemen van passende maatregelen.
Zijn er uitspraken van de Raad van State die het onmogelijk maken dat beleid en regelgeving wordt aangepast om een gemakkelijkere nareisprocedure door het vooruitsturen van een kind tegen te gaan?
Er gelden binnen het gezinsherenigingsbeleid geen beleids- of uitvoeringsregels die aanvragen van ouders voor hun kinderen benadelen ten opzichte van wanneer de aanvraag andersom zou zijn ingediend. Ook de Raad van State wijst in haar jurisprudentie regelmatig op het bijzondere belang van alleenstaande minderjarigen. In een uitspraak van 26 januari 20228 bijvoorbeeld wordt dit belang en de weging die hier binnen het nareiskader bij dient te horen, uiteengezet.
Klopt het dat de Raad van State heeft aangegeven dat Nederland minderjarige asielzoekers niet terug mag sturen naar Griekenland, in het kader van de Dublin afspraken, omdat de voorzieningen voor deze groep in dat land onvoldoende zijn?
Zoals al uiteengezet in het antwoord op de vragen 3 en 4 is het binnen de huidige de EU-Dublinverordening niet mogelijk een alleenstaande minderjarige asielzoeker terug te sturen naar de lidstaat waar deze eerder een asielverzoek heeft ingediend, tenzij zich daar verwanten wettig ophouden en de overdracht in zijn belang zou zijn. In opvolging van Europese en nationale rechterlijke uitspraken over de asiel- en opvangsituatie in Griekenland vinden er, ondanks de daartoe strekkende Aanbeveling (EU) 2016/2256 (Pb 2016, L 340) van 8 december 2016 van de Europese Commissie, geen overdrachten plaats van andere asielzoekers aan dat land.9 Samen met andere lidstaten spoort het kabinet de Europese Commissie dan ook aan om een concreet plan te presenteren om Dublintransfers naar Griekenland weer volledig te hervatten.
Zijn er nog andere EU-landen waar Nederland minderjarige asielzoekers niet naar terug mag sturen wanneer ze daar als eerste asiel hebben aangevraagd, omdat de voorzieningen daar ontoereikend zijn?
Naar aanleiding van uitspraken van de Raad van State kunnen op dit moment, zonder nader onderzoek naar de omstandigheden waarin zij terecht komen, geen Dublinclaimanten, waaronder ook minderjarigen, worden overgedragen aan Malta10, Kroatië11 en Hongarije12.
Kennen onze omringende landen ook dit verschijnsel dat er fors meer kinderen zich melden voor asiel?
Uit de analyse waarnaar wordt verwezen in mijn antwoord op vraag 2 blijkt dat zowel het aandeel van amv’s in de totale asielinstroom als de absolute instroom van amv’s is toegenomen in de hele EU gedurende het jaar 202113. Daarbij valt op dat in België en Duitsland in 2021 ook een stijging valt waar te nemen in de instroom van amv ten opzichte van 2020. Dit geldt ook voor Italië, Spanje, Zwitserland en met name Oostenrijk. Voor Denemarken en Zweden geldt dat daar geen stijging valt waar te nemen.
Wijkt het beleid in Nederland voor het verlenen van een asielstatus af van landen als België, Duitsland, Denemarken, Zweden en Oostenrijk? Zo ja, waarin wijkt het af?
Binnen de Europese Unie zijn de lidstaten gebonden aan meerdere bindende richtlijnen en verordeningen. Denemarken is hier vanwege zijn opt-out niet aan gebonden, maar is net als de andere EU-lidstaten wel gebonden aan het Vluchtelingenverdrag en internationale mensenrechtenverdragen.
De basis van het asielbeleid is daarmee gelijk in deze landen. De interpretatie van het internationaal recht en bijvoorbeeld de duiding van een feitelijke situatie in een land van herkomst kunnen wel per lidstaat verschillen. Verschillen in asielbeleid kunnen daarom op meerdere aspecten zien, zoals bijvoorbeeld het landgebonden asielbeleid dat landen ten aanzien van specifieke nationaliteiten kunnen voeren. Verdere harmonisatie van het beleid dat lidstaten voeren is gewenst, ook om potentiële inverse prikkels te voorkomen. Buiten de juridische kaders wordt harmonisatie in beleid en uitvoering gestimuleerd middels het EUAA, waaraan Nederland actief deelneemt.
Het aantal woningtoewijzingen aan statushouders |
|
Joost Eerdmans (EénNL) |
|
Hugo de Jonge (minister zonder portefeuille binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
|
Wat bedroeg het percentage woningtoewijzingen aan statushouders gedurende de eerste zes maanden van 2022? Kunt u dit per maand aangeven?
Ik beschik niet over het exacte aantal woningen dat in de eerste zes maanden van 2022 is toegewezen aan statushouders. Hieronder vindt u daarom een schatting, uitgesplitst per maand. Gerekend is met een huishoudgrootte van 2,2 personen, op basis van de gegevens van het COA over de huishoudsamenstelling van de in de eerste helft van 2022 gehuisveste statushouders. Daarnaast wordt op basis van schattingen van Aedes gerekend met ca. 150.000 vrijkomende sociale huurwoningen per jaar. Het aantal woningen dat per maand vrij komt fluctueert, maar omdat ik niet over dergelijke cijfers beschik is nu gerekend met 12.500 vrijkomende woningen per maand.
De schatting resulteert daarmee in een gemiddeld toewijzingspercentage van ruim 7% over de gehele eerste helft van 2022. Dit valt ruim binnen de gebruikelijke bandbreedte van 5–10%. Het percentage ligt vermoedelijk nog iets lager, aangezien een klein deel van de statushouders is uitgestroomd via de hotel- en accommodatieregeling (HAR). Deze statushouders tellen wel mee in de taakstellingscijfers van een gemeente, maar niet in het percentage woningtoewijzingen.
Realisatie taakstelling
Geschat aantal vrijgekomen woningen per maand
Geschat aantal woningen toegekend aan statushouders
Geschat percentage woningtoewijzingen aan statushouders
januari
1.529
12.500
700
5,6%
februari
1.652
12.500
750
6%
maart
2.277
12.500
1.000
8%
april
1.913
12.500
850
6,8%
mei
2.545
12.500
1.150
9,2%
juni
2.018
12.500
900
7,2%
Totaal tot 1 juli
11.934
75.000
5.400
7,2%
Wat was hierbij de gemiddelde huishoudensgrootte?
Op basis van de gegevens van het COA van daadwerkelijk gehuisveste statushouders in deze periode was de gemiddelde huishoudgrootte 2,2 personen.
Hoeveel woningen waren hiermee in totaal gemoeid?
Ik verwijs naar het antwoord op vraag 1. De cijfers vindt u terug in de tabel. Het gaat naar schatting om circa 5.400 woningen.
Kunt u een overzicht verstrekken van het percentage woningtoewijzingen aan statushouders per gemeente gedurende deze periode? Zo nee, waarom niet?
Ik beschik niet over deze informatie op gemeenteniveau.
Wat bedraagt het percentage woningtoewijzingen aan statushouders gedurende de periode (zes weken) in het kader van de maatregel versnelde uitstroom van 7.500 statushouders?
Gemeenten kunnen ervoor kiezen om vergunninghouders te huisvesten in tussenvoorzieningen, nieuwe flexwoningen of in woningen uit de reguliere woningvoorraad. Gemeenten bepalen zelf hoe zij hier invulling aan geven. Welke keuze zij maken wordt niet centraal geregistreerd en ik kan dus ook niet zeggen wat het toewijzingspercentage is. Tussen 1 juli 2022 en 21 augustus 2022 zijn 4.020 uitplaatsingen gerealiseerd.
Hoeveel woningen zijn hiermee in totaal gemoeid?
Ik verwijs naar het antwoord op vraag 5. Ik beschik niet over deze informatie.
Zijn er meer gemeenten zoals Utrecht die gedurende deze periode op noodgevallen na alle vrijkomende sociale huurwoningen aan statushouders toewijzen? Zo ja, welke gemeenten zijn dit?
Gemeenten hebben verschillende mogelijkheden om vergunninghouders te huisvesten. Dat kan bijvoorbeeld in zogeheten tussenvoorzieningen, in nieuw te realiseren flexwoningen of door tijdelijk meer mensen te plaatsen in de bestaande woningvoorraad. Voor zo ver mij bekend is Utrecht de enige gemeente die alle vrijkomende sociale huurwoningen gedurende een periode alleen aan statushouders toewijst.
Om verdringing zo veel mogelijk te voorkomen, zijn extra sociale huurwoninegn nodig. De snelste manier om dat te doen is het bouwen van meer flexwoningen. De komende tijd wil ik met verschillende gemeenten, regio’s en provincies realisatieovereenkomsten sluiten. Het kost echter tijd om de realisatie van flexwoningen naar het gewenste niveau te brengen, terwijl van belang is dat de huisvesting van vergunninghouders al op zeer korte termijn versnelt. Daarom zal het op korte termijn soms nodig zijn om te kiezen voor tijdelijk hogere toewijzingspercentages in de sociale voorraad. Met de bouw van grotere aantallen flexwoningen en het normaliseren van de taakstelling, zal het toewijzingspercentage weer zakken binnen normale parameters.
De opvangcrisis in Nederland |
|
Sylvana Simons (BIJ1) |
|
Dilan Yeşilgöz-Zegerius (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Bent u op de hoogte van de veelvuldige berichtgeving dat zich in Nederland een opvangcrisis voltrekt van ongekende omvang, die onder andere wordt veroorzaakt door onacceptabel lange wachttijden bij de Immigratie en Naturalisatie Dienst (IND), en bij het Centraal Orgaan opvang Asielzoekers (COA) een chronisch gebrek aan opvangplekken en het voortbestaan van noodopvangcentra die door de humanitaire ondergrens zakken?1
Ja, ik ben op de hoogte van de veelvuldige berichtgeving rondom de opvangcrisis.
Bent u het ermee eens dat u deze crisis zelf heeft veroorzaakt, onder andere door gebrek aan regie, het uitvoeren van onnodige bezuinigingen, het niet oplossen van uitvoeringsproblemen met onder andere gemeenten en het behouden van een korte termijn visie terwijl een lange termijn strategie nodig is? Wat is uw analyse hierop? Kunt u uw reactie toelichten?
Het Kabinet betreurt de huidige opvangcrisis ten zeerste. De huidige opvangcrisis is door een veelvoud van factoren en omstandigheden ontstaan. Het Kabinet staat ervoor dat iedereen met recht op opvang ook daadwerkelijk een opvangplaats wordt aangeboden. Hier is uw Kamer onder andere bij brief van 26 augustus jl. uitgebreid over geïnformeerd.
Het Kabinet, COA, provincies, gemeenten en veiligheidsregio’s hebben veel ervaring opgedaan naar aanleiding van de asielcrisis van 2015/16 waarin binnen een zeer korte termijn de opvangcapaciteit drastisch is opgeschaald. In september 2016 werd in overleg met de medeoverheden, vertegenwoordigd aan de landelijke regietafel verhoogde asielinstroom, geconstateerd dat er op de korte
termijn geen aanvullende opvangplekken meer benodigd zijn, bovenop de
bestaande capaciteit en de plekken die momenteel nog worden gerealiseerd. Daarbij is tevens erkend dat de ontwikkeling van de asielinstroom in de toekomst substantiële onzekerheden kent en het daardoor niet is uit te sluiten dat er na 2017 toch weer meer opvangplekken nodig zouden zijn.2 Conform de gebruikelijke werkwijze en bekostigingssystematiek heeft het ministerie, op basis van de actuele ontwikkelingen, opdracht gegeven aan het COA uit te gaan van een lagere verwachte gemiddelde bezetting in 2017. Het COA heeft vervolgens in samenwerking met het ministerie uitgewerkt hoe de capaciteit in balans gebracht kon worden met de bezetting en welke effecten dit had op de organisatie.3 In 2017 bleek dit niet te passen bij de reguliere bekostigingssystematiek waarop in gezamenlijkheid is besloten om naast de bekostiging van de gemiddelde bezetting, een reservecapaciteit van 10.000 plekken aan te houden en deze te bekostigen. Hiermee was er enig respijt in de snelheid waarmee het COA kon afschalen en was het COA in staat bij onverwachte toename van de gemiddelde bezetting sneller op te schalen. Uiteindelijk zijn deze plekken in 2017 niet nodig geweest om te voorzien in voldoende opvang en zijn deze plekken afgestoten.
De volatiliteit van de asielinstroom is in deze periode expliciet geworden, waarbij de behoefte ontstond aan een systeem dat flexibel mee kan bewegen met de asielinstroom. Bij de evaluatie van de vorige asielcrisis is daarom gestart met het programma Flexibilisering Asielketen. De Uitvoeringsagenda Flexibilisering Asielketen (hierna: Uitvoeringsagenda) is in mei 2020 vastgesteld aan de Landelijke Regietafel Migratie en Integratie (een gremium dat na de crisis van 2015/16 is behouden om (bestuurlijke) regie te houden over het asielmigratievraagstuk). Het Kabinet concludeert dat de Uitvoeringsagenda thans onvoldoende is geïmplementeerd, waardoor de voorziene flexibele schil aan opvangcapaciteit onvoldoende gereed was om te voorzien in de huidige opvangbehoefte. Het Kabinet hecht er aan om te benoemen dat de omstandigheden waarin de asielopvang verkeert, anders zijn dan in 2015/16. Zo bestaat ruim een derde van de populatie die verblijft in opvanglocaties van het COA uit vergunninghouders. Deze groep wacht op huisvesting in gemeenten, maar kan minder goed doorstromen wegens de druk op de (sociale) woningmarkt. Daarnaast is er de afgelopen jaren ruimte gekomen voor het COA, maar ook voor de IND om te groeien. Sinds 2019 is het beschikbare budget voor COA bijna verdubbeld en is het aantal opvangplekken toegenomen van 20.000 naar meer dan 40.000. Om de verschillende aanvragen op asiel, regulier en naturalisatie te behandelen, zijn vanaf 2017 ieder jaar fors meer middelen ter beschikking gesteld aan de IND. Tevens zijn er meer financiële middelen ter beschikking gekomen om de ketenpartners te voorzien van een meer stabiele financiering.
Tot slot wordt door middel van de middellange en langere-termijn oplossingen waaraan het Kabinet werkt, onverminderd doorgewerkt aan het bewerkstelligen van een stabiel, wendbaar en duurzaam opvanglandschap. De bestuurlijke afspraken van 26 augustus jl. zetten dit doel kracht bij. Door mijn ministerie en de ketenpartners wordt hard gewerkt om deze afspraken versneld uit te werken en te implementeren, inclusief noodzakelijke randvoorwaarden zoals stabiele meerjarenfinanciering van het COA zoals ook opgenomen in het Coalitieakkoord.4
Bent u het eens dat u hiermee mensenrechten schendt en verantwoordelijk bent voor het toebrengen van in vele gevallen onherstelbaar leed aan duizenden vluchtelingen en asielzoekers in Nederland? Zo nee, waarom niet? Zo ja, waarom blijft de noodsituatie zo lang voortduren, inclusief het grote gebrek aan psychologische ondersteuning van en voor vluchtelingen en asielzoekers in Nederland?
Zoals ook in het antwoord op vraag 2 is aangegeven onderschrijft het Kabinet dat eenieder die in Nederland om bescherming vraagt, recht heeft op opvang. Daar is de Nederlandse asielketen voor ingericht. De realiteit laat zien dat het bieden van deze opvang momenteel gepaard gaat met grote uitdagingen, met name op het gebied van de opvangcapaciteit. Hoewel er hard wordt gewerkt om iedereen met een recht op asielopvang van een bed te voorzien, is het helaas voorgekomen dat mensen zijn opgevangen in bijvoorbeeld wachtruimtes van de IND of tenten. Helaas is het ook meermaals voorgekomen dat zelfs die locaties niet beschikbaar waren en een grote groep mensen de nacht daardoor buiten heeft moeten doorbrengen. Ik betreur dit ten zeerste. De afgelopen periode is het aantal opvangplekken van asielzoekers in Nederland niet toereikend gebleken. Met een aanpak voor de korte, middellange en langere termijn werkt het Kabinet aan een uitweg uit deze zorgelijke situatie. Hier heb ik uw Kamer op 26 augustus jl. over geïnformeerd. De kern van het probleem is duidelijk: er zijn onvoldoende opvangplekken en er vindt onvoldoende doorstroom naar huisvesting in gemeenten plaats. Voor het vinden van voldoende opvangplekken is het COA in principe afhankelijk van de welwillendheid van gemeenten. Met een groot aantal gemeenten wordt hier hard aan gewerkt, maar er zijn ook gemeenten waar dit minder tot stand komt. Ik ben momenteel bezig met het maken van wetgeving die gemeenten de formele taak geeft om opvangplekken beschikbaar te stellen aan het COA. Hierover heb ik u reeds geïnformeerd in de brief van 25 mei jl.5
Vindt u het acceptabel dat gemeenten wel 4000 ongevulde opvangplekken over hebben voor Oekraïense vluchtelingen, maar deze niet af willen staan aan andere vluchtelingen die momenteel op stoelen moeten slapen of veel te lang in de crisisnoodopvang verblijven? Zo ja, wat is uw verantwoording hiervoor? Zo nee, wat doet u om de ongevulde opvangplekken beschikbaar te stellen voor niet Oekraïense vluchtelingen?
Gemeenten (formeel burgemeesters) zijn tijdelijk verantwoordelijk voor de opvang van ontheemden uit Oekraïne. Het Kabinet onderschrijft dat eenieder die om bescherming vraagt asielopvang moet worden geboden. Op 9 augustus jl. heb ik het veiligheidsberaad gevraagd om een deel van de ongebruikte opvangplekken voor ontheemden uit Oekraïne de komende periode te benutten voor de noodopvang van andere asielzoekers.6 Op 26 augustus jl. is overeengekomen dat opvangplekken voor ontheemden uit Oekraïne, asielzoekers en vergunninghouders flexibel kunnen worden ingezet. Op dit moment zijn er maar 1500 plekken beschikbaar, dat is een bezettingsgraad van 97%.
Wat is uw reactie op de uitspraak van het College voor de Rechten van de Mens over het feit dat u de wet overtreedt door vluchtelingen te discrimineren op basis van afkomst, onder andere door gemeenten toe te staan om wel opvangplekken vrij te maken voor Oekraïense vluchtelingen, maar niet voor andere asielzoekers? Welke stappen bent u bereid te ondernemen om een einde te maken aan deze discriminatie, en op welke termijn onderneemt u deze?2
Op 30 augustus jl. heb ik een constructief gesprek gevoerd met de voorzitter van het College van de Rechten van de Mens (hierna het College) en de Nationale ombudsman. Het College heeft mij eerder via een nieuwsbericht opgeroepen om geen discriminerend opvangbeleid van gemeenten te legitimeren inzake de opvang voor ontheemden uit Oekraïne (waar burgemeesters een tijdelijke wettelijke taak voor hebben) en andere asielzoekers. In het nieuwsbericht haalt het College uitspraken van mij aan gedaan in Trouw en NRC waarin ik heb aangegeven dat gemeenten die wel ontheemden uit Oekraïne opvangen, maar geen andere asielzoekers, zich maximaal kunnen richten op de opvang van ontheemden uit Oekraïne, teneinde in andere gemeenten juist ruimte te creëren voor de asielopvang voor andere asielzoekers. Hiermee heb ik geenszins willen bemoedigen dat gemeenten onderscheid maken in de groepen asielzoekers die zij opvangen maar -indachtig de tijdelijke wettelijke taak voor burgemeesters- gemeenten de mogelijkheid willen bieden zich te specialiseren in de opvang van ontheemden uit Oekraïne, zodat de opvangcapaciteit voor andere asielzoekers elders juist wordt vergroot. Ik ben het er -gelet op de aanhoudende opvangcrisis- niet mee eens dat sommige gemeenten die plaatsen voor ontheemden uit Oekraïne beschikbaar hebben, deze niet beschikbaar maken voor andere asielzoekers. Zoals in het antwoord op vraag 4 is aangegeven, heb ik het Veiligheidsberaad gevraagd om voor ontheemden uit Oekraïne gereserveerde opvangplekken ook te benutten voor andere asielzoekers. Op 26 augustus jl. is afgesproken om opvangplekken voor ontheemden uit Oekraïne, asielzoekers en vergunninghouders flexibel in te zetten. Daarbij moet ik wel opmerken dat de instroom van ontheemden uit Oekraïne stabiel aanhoudt en de bezettingsgraad in deze opvanglocaties momenteel rond de 97% ligt.
Bent u bereid versneld een noodwet door te voeren die gemeenten verplicht asielzoekers op te vangen, ongeacht afkomst, zoals ook is gevraagd door UNICEF Nederland, de Nederlandse Vereniging voor Kindergeneeskunde, het Nederlandse Rode Kruis, VluchtelingenWerk Nederland en UNHCR Nederland in hun brandbrief van 26 juli jl.? Zo ja, op welke termijn voert u deze wet in? Zo nee, waarom niet?3
Op dit moment wordt in gezamenlijkheid met het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en medeoverheden een wetsvoorstel uitgewerkt waarin gemeenten de taak krijgen om asielopvangvoorzieningen mogelijk te maken. Dat is geen eenvoudig proces en dient zorgvuldig te gebeuren, deze wet moet immers een structurele oplossing bieden. Inzet is om op 1 oktober 2022 een wetsvoorstel gereed te hebben voor consultatie. Daarna dienen de gebruikelijke stappen behorend bij een wetstraject gevolgd te worden, waar mogelijk zal daarbij de versnelling gezocht worden.
Bent u bereid de onderliggende door u veroorzaakte problemen van de huidige opvangcrisis te onderzoeken en aan te pakken? Zo ja, op welke termijn, met welke stappen en welke middelen? Wanneer informeert u de Kamer hierover?
Zoals in het antwoord op vraag 1 is aangegeven is de huidige opvangcrisis veroorzaakt door een veelvoud van factoren en omstandigheden. Mijn beleidsveld is daardoor onderhevig aan onderzoek van zowel interne als externe partijen. Uw Kamer is hierover geïnformeerd, evenals over het feit dat zowel binnen de asielketen als daarbuiten met man en macht wordt gewerkt om uit de opvangcrisis te komen. Naast partijen uit de asielketen leveren ook de veiligheidsregio’s en gemeenten een enorme bijdrage. Dat het mij en het Kabinet ernst is om de opvangcrisis aan te pakken mag duidelijk zijn aan de hand van het feit dat op 17 juni jl. de nationale crisisstructuur is geactiveerd. Zoals hierboven aangegeven heb ik uw Kamer op 26 augustus jl. bericht over de manier waarop het Kabinet op de korte, middellange termijn en langere termijn actie onderneemt.
In hoeverre en op welke wijze biedt u reparatie aan asielzoekers die onherstelbaar leed zijn toegedaan door falend overheidsbeleid van Nederland?
Het is vanzelfsprekend dat zo veel mogelijk voorkomen moet worden dat knelpunten in de asielketen (onherstelbaar) leed toebrengen aan vreemdelingen die een beroep doen op bescherming. Het systeem is dusdanig ingericht dat wanneer betrokkenen klachten hebben over de asielprocedure of de bijbehorende opvang zij zich kunnen wenden tot de betrokken organisaties. Indien daar aanleiding toe is, kan men zich ook tot de rechter wenden.
Bent u bereid een langetermijnstrategie te ontwikkelen voor de opvang van en behandeling van aanvragen van asielzoekers, om crises zoals deze te voorkomen en ook noodgrepen zoals het beschikbaar stellen van cruiseschepen voor noodopvang onnodig te maken? Zo ja, op welke termijn, met welke stappen en welke middelen? Wanneer informeert u de Kamer hierover? Zo nee, waarom niet?
Zoals ook benoemd in de Kamerbrief van 25 mei jl. streeft het Kabinet naar een meer stabiel, wendbaar en duurzaam opvangstelsel waarbij de asielopvang evenredig over het land is verspreid en waarbij alle medeoverheden hun bijdrage leveren. De basis hiervoor ligt in de Uitvoeringsagenda die in mei 2020 vastgesteld is aan de Landelijke Regietafel Migratie en Integratie. In de Uitvoeringsagenda hebben Rijk, provincies en gemeenten een gezamenlijke ambitie geformuleerd ten aanzien van een toekomstig asielsysteem en uitgangspunten om deze ambitie te verwezenlijken. Zoals in het antwoord op vraag 2 aangegeven heb ik uw Kamer op 26 augustus jl. geïnformeerd dat op dit moment met bestuurlijke partners de Uitvoeringsagenda wordt geactualiseerd en wordt bezien hoe deze versneld geïmplementeerd kan worden. Bij die actualisering wordt de ontwikkeling van een wetsvoorstel om te komen tot een wettelijke opvangtaak voor gemeenten met een dwingend juridisch instrumentarium betrokken. Daarnaast werk ik aan een tijdelijke wet om de opvangtaak van ontheemden uit Oekraïne bij de gemeenten te beleggen en de werking van het staatsnoodrecht te kunnen beëindigen. Beide voorstellen worden binnenkort aangeboden ter consultatie.
Gezien de urgentie van deze nationale crisis, zou u zo spoedig mogelijk uw antwoord op deze vragen kunnen formuleren en delen?
Ik heb de vragen zo snel als mogelijk was beantwoord.
De toestroom van asielzoekers naar Nederland via EU-lidstaten |
|
Joost Eerdmans (EénNL) |
|
Eric van der Burg (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
|
Kunt u over de 13.460 eerste asielaanvragen die van januari tot en met juni 2022 in Nederland zijn gedaan, aangeven hoe de personen in kwestie naar Nederland zijn gekomen, uitgesplitst naar de belangrijkste categorieën (met de auto, met het vliegtuig etc)?
Zoals vermeld in de vraag hebben in de eerste helft van 2022 (januari t/m juni) 13.460 vreemdelingen een eerste asielaanvraag ingediend. Van hen hebben circa 720 vreemdelingen de asielaanvraag ingediend bij de grensdoorlaatposten bij de grote luchthavens in Nederland en minder dan 10 bij een zeehaven. Van de overige vreemdelingen is de wijze van vervoer niet geregistreerd.
Hoeveel eerste asielaanvragers zijn tot nu toe in 2022 over land in Nederland aangekomen?
Van de asielzoekers die hun aanvraag niet bij een grensdoorlaatpost bij een van de grote lucht- of zeehavens hebben ingediend zal het overgrote deel binnengekomen zijn via land, via een van de binnengrenzen. Aan de binnengrenzen worden echter in beginsel geen grenscontroles uitgevoerd. Het precieze aantal asielzoekers dat via land aankomt, is dan ook niet bekend.
Hoeveel eerste asielaanvragers zijn op enige andere wijze via een andere EU-lidstaat naar Nederland gereisd?
Zoals ook uiteengezet in de Staat van Migratie 20221, is de asielinstroom in Nederland veelal te herleiden tot secundaire migratie vanuit lidstaten van eerste aankomst via andere lidstaten naar Nederland. Het aantal migranten dat na een toegangsweigering asiel aanvraagt aan de Nederlandse buitengrenzen is zeer gering ten opzichte van het totaal aantal eerste asielaanvragen (zie ook het antwoord op vraag 1). Vanwege de geografische ligging van Nederland moet dit betekenen dat het merendeel van de eerste asielaanvragers via een andere EU-lidstaat naar Nederland reist.
Onderschrijft u dat deze personen zonder uitzondering door EU-lidstaten naar Nederland zijn gereisd en conform de Dublinverordening in beginsel dus allemaal teruggestuurd dienen te worden naar de eerste lidstaat van binnenkomst in de EU en/of de eerste lidstaat waar asiel is aangevraagd, tenzij zij expliciet onder de criteria vallen die Nederland tot verantwoordelijke lidstaat zou maken op grond van artikel 7, lid 1 en hoofdstuk III van de Dublinverordening? Zo nee, waarom niet?
Het klopt en ik onderschrijf dat het uitgangspunt van de EU-Dublinverordening is dat de verantwoordelijkheid voor de behandeling van een in de EU ingediend asielverzoek berust bij de lidstaat waar de asielzoekers op illegale wijze de EU is ingereisd, tenzij een van de andere verantwoordelijkheidscriteria van toepassing is hetzij een overdracht aan die lidstaat in strijd zou zijn met artikel 3 van het EVRM/artikel 4 van het EU-Handvest. In de praktijk is het echter vaak niet bekend via welke lidstaat de asielzoeker de EU onrechtmatig is ingereisd. Om dit te verbeteren is het kabinet o.a. pleitbezorger van de Screeningsverordening. Deze verordening moet ervoor zorgen dat de controle en registratie van migranten aan de buitengrenzen beter verloopt, en dat voor gescreende personen snel de juiste procedure in gang wordt gezet. In juni jl. heeft de Raad een Raadspositie bereikt over het voorstel, en de onderhandelingen met het Europees Parlement (EP) zouden kunnen starten zodra ook het EP een positie heeft ingenomen. Parellel aan het werken aan deze wetgeving, zet ik mij, samen met gelijkgezinde lidstaten, ook continu in op betere tenuitvoerlegging van de reeds gemaakte afspraken.
Van hoeveel van deze personen is expliciet komen vast te staan dat Nederland, op grond van deze criteria, verantwoordelijk is voor de asielprocedure?
Zoals ook uiteengezet in het antwoord op vraag 4, kunnen er veel verschillende redenen zijn waardoor Nederland verantwoordelijk wordt voor de inhoudelijke behandeling van de asielprocedure. Het is niet mogelijk de gegevens in de geautomatiseerde gegevenssystemen van migratieketen op te splitsen naar de reden waarom Nederland verantwoordelijk wordt voor de inhoudelijke behandeling van de asielprocedure.
Hoeveel van alle overige personen zijn tot nu toe teruggestuurd of aantoonbaar anderszins teruggekeerd?
Gelet op de doorlooptijden van asielaanvragen is het merendeel van de asielaanvragen die in de eerste helft van 2022 zijn ingediend en waar Nederland voor verantwoordelijk is, nog in behandeling, uitgezonderd de asielverzoeken die worden behandeld in spoor 2. Dit betreft echter een gering deel van de asielaanvragen (4% in 2021, zie Staat van Migratie 2022). Eventuele terugkeer naar het land van herkomst is bij de meeste eerste asielaanvragen die zijn ingediend in 2022 derhalve nog niet aan de orde.
Na afwijzing van een asielverzoek wordt het dossier van betrokkene overgedragen aan de DT&V. In de eerste helft van 2022 hebben bijna 1.800 vreemdelingen Nederland, met tussenkomst van de DT&V, aantoonbaar verlaten.
Waarom zijn alle overige personen (nog) niet teruggestuurd?
Het merendeel van de asielaanvragen die van januari tot en met juni 2022 zijn ingediend, is nog in behandeling. Eventuele terugkeer is derhalve nog niet aan de orde.
Op welke wijze monitort Nederland de wijze van binnenkomst?
Nederland voert aan de buitengrenzen grenscontrole uit conform Europese regelgeving. Dit betekent dat passagiers die de buitengrenzen overschrijden, onderworpen worden aan systematische grenscontroles om te controleren of zij voldoen aan de toegangsvoorwaarden. Daarbij wordt ook gebruik gemaakt van vooraf verkregen passagiersinformatie. Zowel derdelanders als EU-burgers ondergaan grenscontroles als zij de buitengrenzen passeren. Daarbij wordt in ieder geval gecontroleerd of zij in het bezit zijn van een reisdocument en geen gevaar vormen voor de openbare orde of de nationale veiligheid. Bij derdelanders wordt tevens een zogenoemde doel, duur en middelen controle uitgevoerd. Als een persoon niet aan de toegangsvoorwaarden voldoet en de toegang wordt geweigerd, heeft hij in beginsel de verplichting direct terug te keren naar het land van vertrek, het land van herkomst of een ander land waar hij toegang krijgt.
Op welke wijze wordt de aankomst van asielzoekers in Ter Apel gemonitord? Hoe vaak gaat dit om georganiseerde (bus)reizen, zoals in 2019 meermaals het geval was met Moldaviërs, en hoe wordt in dergelijke gevallen opgetreden?
De wijze van aankomst in Ter Apel wordt niet systematisch gemonitord. Mocht er evenwel sprake lijken van opvallende vervoerspatronen, dan wordt dit signaal gedeeld binnen de migratieketen en kan bijvoorbeeld worden overgegaan tot controles in het kader van Mobiel Toezicht Veiligheid (MTV), die onder andere worden uitgevoerd in de binnengrenszones.
Hoe verhoudt het aantal Dublinclaimanten dat zich in Nederland meldt zich (in absolute en relatieve zin) tot de aantallen in andere EU-lidstaten? Hoe verklaart u de, eventuele, verschillen?
In Staat van Migratie 2022 is opgenomen dat van de asielinstroom in 2021 in Nederland ongeveer 16% in spoor 1 wordt behandeld. Volgens de gegevens in Eurostat heeft Nederland in 2021 5.670 Dublin claimverzoeken uitgestuurd (inclusief heroverwegingsverzoeken). Nederland staat daarmee op de vijfde plaats. Verreweg de meeste Dublinovernameverzoeken werden uitgestuurd door de lidstaten die ook de meeste eerste asielverzoeken ontvangen: Duitsland verzond 46.490 Dublinverzoeken in 2021 en Frankrijk 37.610.
Deelt u de conclusie dat de huidige asielinstroom voldoet aan de criteria op grond waarvan conform de Schengengrenscode kan worden overgegaan tot grensbewaking aan de binnengrenzen, namelijk een ernstige bedreiging voor de openbare orde en veiligheid en aanhoudende tekortkomingen bij de controles (om niet te zeggen ontbreken) van de buitengrenzen? Zo nee, waarom niet? Zo ja, waarom bent u hiertoe nog niet overgegaan en wat moet er nog gebeuren voordat u dit wel gaat doen?
Herinvoering van grenscontroles binnen de Schengenzone is mogelijk op grond van ernstige bedreiging van de openbare orde of de binnenlandse veiligheid (Schengengrenscode). Op dit moment is er geen sprake dat door het huidige migratievraagstuk de openbare orde of nationale veiligheid van Nederland in het geding zijn. Daarnaast is de herinvoering van grenscontroles geen maatregel voor het verlichten van de druk op de asielopvang op de korte termijn omdat als een asielverzoek wordt ingediend aan de grens deze in behandeling moet worden genomen. Daar verandert een grenscontrole niets aan. Het kabinet zet daarom in op versterking van de buitengrenzen, voorkomen van secundaire migratie door onder andere informatiegestuurde MTV-controles in de binnengrenszone en een effectiever Europees asiel en migratie managementsysteem, inclusief terugkeer.
Bent u bereid per direct een asielstop af te kondigen? Zo nee, waarom niet en op welke andere manieren denkt u per direct de asielinstroom substantieel te kunnen afremmen?
Tijdens het Commissiedebat van 30 juni jongstleden heb ik, naar aanleiding van een vraag van het lid Brekelmans (VVD), uw Kamer toegezegd een juridische verkenning te zullen uitvoeren van de mogelijkheden van een asielbeslisstop, dan wel eventuele andere maatregelen, onder andere op voet van artikel 111 van de Vreemdelingenwet. Ik verwacht u deze verkenning op korte termijn te kunnen toesturen. In mijn schriftelijke antwoorden op resterende vragen tijdens commissiedebat over het vreemdelingen- en asielbeleid d.d. 30 juni 2022, heb ik wel reeds gezegd dat het artikel 111 van de Vreemdelingenwet geen grondslag lijkt te bieden voor een asielstop, omdat de strekking en toepassing van een nationaal artikel niet kan afdoen aan verdragsrechtelijke verplichtingen of EU-recht.2 Ook verwijs ik u naar de brief van het kabinet van 26 augustus jl. over de besluitvorming rond de crisis in de opvang van asielzoekers, en de daarin genoemde bestuurlijke afspraken met medeoverheden, tijdelijke maatregelen en aanvullende versterking en inzet.
Het bericht Moeder van mishandelde jongen (5) uit azc Katwijk: 'Hij reageert anders' |
|
Tunahan Kuzu (DENK) |
|
Eric van der Burg (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht: Moeder van mishandelde jongen (5) uit azc Katwijk: «Hij reageert anders»?1
Ja.
Deelt u de mening dat het zorgwekkend is dat het politieonderzoek nog niet is afgerond? Zo ja, kunt u ervoor zorgen dat hier vaart achter komt?
De politie is onder gezag van het OM een onderzoek gestart. Het is van belang dat dit onderzoek zorgvuldig plaatsvindt. In het belang van een goede procesorde wacht ik de uitkomst af.
Wat wordt gedaan om de fysieke veiligheid van moeder en kind te waarborgen?
Laat ik voorop stellen dat ik hoop dat het jonge slachtoffer verder zal herstellen. Zoals ik eerder in antwoord op uw vragen heb aangegeven, staat het COA betrokkenen bij met professionele begeleiding.2
Ik kan verder niet ingaan op de individuele omstandigheden van dit geval. Wel kan ik in zijn algemeenheid aangeven dat ook het signaleren van sociale en/of medische problemen en het begeleiden van minder redzame bewoners tot de taken van het COA behoort. Het COA kan bewoners goed doorverwijzen als zij vragen hebben over de zorg of zorg nodig hebben.
Wat wordt gedaan om de mentale gezondheid van moeder en kind te waarborgen?
Zie antwoord vraag 3.
Welke rol speelt Veilig Thuis, ingeschakeld door het Centraal Orgaan opvang Asielzoekers (COA), in de situatie van Amsterdam?
Voor zover u met uw vraag de mishandelde jongen bedoelt i.p.v. Amsterdam, volsta ik hier met een verwijzing naar mijn vorige antwoord.
Hoe kijkt u naar de kritiek van de moeder op het COA?
Voor zover u daarmee bedoelt in hoeverre de veiligheid op de COA-locatie voldoende is gewaarborgd, kan ik in zijn algemeenheid nogmaals aangeven dat op opvanglocaties 24 uur per dag en 7 dagen per week beveiliging aanwezig is. Tevens is overdag en in de avonduren COA-personeel aanwezig. Daarmee is voldoende begeleiding en toezicht aanwezig. Dat neemt niet weg dat veiligheid op en rondom een opvanglocatie een gezamenlijke inspanning betreft van zowel medewerkers als bewoners. Hoe betreurenswaardig ook kunnen ondanks alle inspanningen incidenten zoals deze plaatsvinden.
Deelt u de mening dat het onwenselijk is dat de moeder met haar kinderen teruggaat naar het Asielzoekerscentrum (AZC) in Katwijk? Zo ja, hoe gaat u waarborgen dat dit niet gebeurt?
Zoals u bekend kan ik niet op individuele gevallen ingaan. Wel kan ik in zijn algemeenheid aangeven dat het COA passende maatregelen neemt in de opvang en begeleiding van bewoners als dat nodig is, zoals overplaatsing.
Bent u bereid de Kamer zo spoedig mogelijk te voorzien van antwoorden op de door mij eerder gestelde vragen over Amsterdam2 en deze vragen?
Voor zover u met uw vraag de mishandelde jongen bedoelt verwijs ik u naar de beantwoording op uw eerdere vragen en zijn uw huidige vragen met deze brief beantwoord.
De chanterende Commissaris van de Koning in Flevoland |
|
Wybren van Haga (BVNL) |
|
Hanke Bruins Slot (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «burgemeester herkent signalen van chantage door CvdK Verbeek»1 ?
Ja.
Deelt u de mening dat het volstrekt onaanvaardbaar is dat het aanmeldcentrum voor asielzoekers in Bant er met powerplay doorgedrukt wordt? Zo ja, wat vindt u van het feit dat burgemeester Roger de Groot van Noordoostpolder zegt signalen te hebben gekregen dat raadsleden zich gechanteerd hebben gevoeld door de commissaris van de Koning (CvdK)? Graag een gedetailleerd antwoord.
Met de gemeente Noordoostpolder worden zoals gebruikelijk op bestuurlijk niveau constructieve gesprekken gevoerd over de mogelijkheden van een nieuw additioneel aanmeldcentrum binnen deze gemeente. Kennelijk is de wijze waarop een dergelijk overleg is gevoerd door betrokkenen op verschillende wijzen beleefd. Van het doordrukken van een besluit is echter geen sprake; de commissaris van de Koning heeft hier gehandeld als rijksorgaan, in welke hoedanigheid hij ter zake niet beslissingsbevoegd is. Zijn rol is hier gericht op het bevorderen van een goede samenwerking tussen het Rijk (COA) en decentrale overheden, op grond van artikel 182 lid 1 onder a Provinciewet jo. artikel 1 Ambtsinstructie. In antwoord op uw vraag daaromtrent acht ik het overigens, gelet op de positie van de burgemeester als voorzitter van de gemeenteraad, passend dat hij signalen heeft gekregen van raadsleden over hun gevoelen en ervaringen naar aanleiding van een dergelijk bestuurlijk overleg. Het is echter niet aan mij om te oordelen over het gevoelen en de ervaringen van individuele raadsleden, aangezien de beleving hiervan kan verschillen.
Als u het onacceptabel vindt dat gekozen raadsleden met dwang en drang gedwongen worden akkoord te gaan met een aanmeldcentrum voor asielzoekers waar hè-le-maal niemand op zit te wachten, wilt u dan een onderzoek in stellen naar de kwestie, zeker ook omdat de raadsleden zou zijn voorgehouden dat de lobby voor de Lelylijn in gevaar komt als ze niet meewerken aan de plannen voor een aanmeldcentrum in Bant? Graag een gedetailleerd antwoord over hoe u dit onderzoek naar chantage vorm gaat geven.
Gelet op mijn antwoord op vraag 2, zie ik geen aanleiding om een dergelijk onderzoek in te stellen. Terzijde merk ik op dat zolang de problematische situatie bij het aanmeldcentrum in Ter Apel aanhoudt, er wel degelijk behoefte is aan extra ruimte. Vanzelfsprekend houdt de besluitvorming daarover geen verband met andere dossiers die de gemeente Noordoostpolder zouden kunnen raken.
Wat vindt u van het feit dat meerdere bronnen aan Omroep Flevoland bevestigd hebben dat de manier waarop de gemeenteraad op 25 april 2022 werd toegesproken door de CvdK als zeer sturend en dwingend werd ervaren? Graag een gedetailleerd antwoord.
Zoals ik hiervoor bij het antwoord op vraag 2 heb aangegeven, heb ik geen oordeel over het gevoelen en de ervaringen van verschillende betrokkenen, nu de beleving hiervan uiteen kan lopen. Mocht daartoe aanleiding zijn, dan kan de raad zich desgewenst richten tot de commissaris van de Koning en met hem van gedachten wisselen over hoe het gevoerde overleg van beide kanten is beleefd; naar ik heb begrepen, is er inmiddels ook contact geweest tussen de commissaris en de raad.
Heeft u de bereidheid om de CvdK uit zijn functie te zetten als uit onderzoek blijkt dat chantage alsmede drang en dwang zijn toegepast? Graag een gedetailleerd antwoord.
Zoals ik hiervoor bij het antwoord op vraag 2 en 3 heb aangegeven, zie ik geen aanleiding voor een dergelijk onderzoek.
Opzeggen Vluchtelingenverdrag |
|
Wybren van Haga (BVNL) |
|
Mark Rutte (minister-president , minister algemene zaken) (VVD) |
|
![]() |
Deelt u de mening dat de asielcrisis onbeheersbaar is geworden en Nederland haar absorptievermogen heeft bereikt?
De druk op de asielketen is erg hoog met name in de asielopvang. De situatie is, voor zowel mensen die asiel willen aanvragen als voor medewerkers met name in Ter Apel nog nauwelijks houdbaar. Het is duidelijk dat veel extra inzet benodigd is om de opvang adequaat te organiseren en weer tot normalisatie te komen. Dat betekent echter niet dat de situatie onbeheersbaar is geworden.
Ten behoeve van de beheersing van deze crisis is zoals uw Kamer bekend de structuur voor nationale crisisbesluitvorming geactiveerd en wordt gesproken met medeoverheden over maatregelen voor de korte termijn en plannen voor de middellange en lange termijn.1 Het blijft onverminderd van kracht dat eenieder die heeft moeten vluchten voor zijn of haar eigen veiligheid bescherming moet worden geboden.
Het kabinet wil wel meer grip krijgen op migratie en tijdig kunnen anticiperen. Zoals tevens in de Staat van Migratie2 opgenomen werkt de Adviescommissie voor Vreemdelingenzaken3 (hierna: ACVZ) aan een advies over in hoeverre en op welke wijze beleidsmatige richtgetallen bij kunnen dragen aan sturing van asiel- en reguliere migratie naar Nederland.
Deelt u de mening dat het VN-Vluchtelingenverdrag uit 1951 een aanzuigende werking heeft op de komst van asielzoekers, waaronder ook veel derde- en veiligelanders, waardoor Nederland verplicht is vluchtelingen toe te laten tot de asielprocedure?
In het regeerakkoord van kabinet Rutte III («Vertrouwen in de Toekomst») is afgesproken om onafhankelijk onderzoek te doen of en zo ja op welke wijze het Vluchtelingenverdrag bij de tijd moet worden gebracht om een duurzaam juridisch kader te kunnen bieden voor het internationale asielbeleid van de toekomst. Dat resulteerde in april 2020 in de verkenning «Terechte vraag, verkeerd aanknopingspunt» van mr. J.P.H. Donner en mr. dr. M. den Heijer.4
In de samenvattende conclusie van dit rapport valt te lezen: Mensen vluchten niet vanwege het Vluchtelingenverdrag, maar uit vrees voor oorlog of vervolging. Die realiteit is onveranderd gebleven. Opzegging of aanpassing van het verdrag zal het vluchtelingenvraagstuk niet doen verdwijnen. Ik onderschrijf deze uitkomst van de verkenning en deel uw mening dan ook niet dat het Vluchtelingenverdrag een aanzuigende werking heeft.
Deelt u de mening dat het u door u bewierookte belangrijke principe van opvang in de regio echt kan worden waargemaakt door het opzeggen van het VN-Vluchtelingenverdrag? Zo ja, wilt u, zeker gezien de huidige situatie, per direct daartoe overgaan? Kunt u een gedetailleerd antwoord hierop geven?
Nee, deze mening wordt niet gedeeld. Het overgrote deel van de personen die vluchten voor oorlog of vervolging wordt momenteel reeds opgevangen in de regio, in veelal lage- en middeninkomens landen. In 2021 werd 72 procent van alle vluchtelingen opgevangen door een buurland van hun land van herkomst.5 Opvang in de regio wordt dus al waargemaakt.
Daarnaast stipt de hiervoor genoemde verkenning van Donner en Den Heijer aan dat de juridische verplichtingen van Nederland jegens asielzoekers en vluchtelingen niet alleen voortvloeien uit het Vluchtelingenverdrag, maar ook uit het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) en EU-regelgeving. Het opzeggen van het Vluchtelingenverdrag zal de verplichtingen van Nederland dan ook niet wezenlijk veranderen.
Dit kabinet heeft als doel om migratie zoveel mogelijk gestructureerd te laten verlopen, ongewenste migratiebewegingen zoveel mogelijk te beperken en het draagvlak voor migratie in onze samenleving te behouden en te versterken. Dit conform internationale verdragen en EU-regelgeving, waaronder het VN-Vluchtelingenverdrag. Het kabinet zet zich daar continu voor in, onder meer door in te zetten op een fundamentele herziening van het gezamenlijke Europese asielsysteem, afspraken te maken met derde landen in brede partnerschappen, te investeren in opvang in de regio en het aanpakken van grondoorzaken van migratie.
Allerlaatst deel ik u graag nog mede dat uw Kamer aan het einde van dit jaar een brief toe komt over opvang in de regio en migratiesamenwerking zoals reeds aan gekondigd in de brief over de Staat van Migratie.
Het bericht ‘Kabinet overweegt asielopvang op zee, huidige situatie kan nog weken duren’ |
|
Anne-Marijke Podt (D66) |
|
Eric van der Burg (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Klopt het dat u van plan bent asielzoekers op te vangen op (cruise)schepen die niet zijn aangemeerd in een Nederlandse gemeente?1
In de huidige opvangcrisis wordt geen enkele mogelijke oplossing voor het opvangen van vreemdelingen bij voorbaat uitgesloten. Om deze reden wordt op dit moment ook onderzocht wat de (veiligheids)technische, juridische en praktische mogelijkheden zijn van opvang georganiseerd op cruiseschepen die niet zijn aangemeerd in een Nederlandse gemeente. Uit deze eerste inventarisatie is gebleken dat er te veel nadelen aan opvang op open zee kleven. Deze optie wordt dus ook niet verder onderzocht, zoals aan uw Kamer gemeld dd. 28 juli 2022 (Kamerstuk 19 637, nr. 2948)
Bent u het eens dat een dergelijke opvang niet humaan is?
Voorop staat dat in Nederland het streven is om het asielproces, inclusief de daarbij behorende opvang, op een humane wijze in te richten. Humaniteit wordt dan ook als een van de criteria bij de opvangmogelijkheden die in de huidige opvangcrisis worden gerealiseerd. Ook bij het inzetten van (cruise)schepen voor opvang van asielzoekers wordt getracht deze opvang zo humaan mogelijk in te richten. U kunt hierbij denken aan voorzieningen als slaapruimtes, voorzieningen om te douchen, eetgelegenheid en dagbestedingsmogelijkheden die ook bij dit soort opvang geregeld worden. Zoals bij antwoord 1 gemeld, is uit een eerste inventarisatie gebleken dat er te veel nadelen zitten aan opvang op open zee. Er is dan ook besloten dit op dit moment niet verder uit te werken.
Erkent u dat mensen opsluiten op zee,want zelfs met enkele loodsboten kan een asielzoeker niet komen en gaan in vrijheid, tegen elke vorm van menselijke opvang ingaat?
Indien er voldoende bewegingsvrijheid gecreëerd zou kunnen worden doormiddel van een (frequente) pendeldienst, ben ik niet van mening dat de opvang op open zee onmenselijk zou zijn.
Deze pendeldienst lijkt echter niet met alle weersomstandigheden te kunnen varen. Dit is een van de redenen dat besloten is om geen opvang op open zee aan te bieden.
Is dergelijke opvang in lijn met de Europese Opvangrichtlijn als asielzoekers niet in vrijheid kunnen komen en gaan en met andere internationale verdragen, zoals het VN Vluchtelingenverdrag en het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens?
Indien asielzoekers niet in vrijheid kunnen komen en gaan, is dit in strijd met (internationale) regelgeving.
Kunt u om bovengenoemde redenen toezeggen niet over te gaan op opvang op (cruise)schepen die niet zijn aangemeerd in een Nederlandse gemeente?
Zoals bij antwoord 1 gemeld, is uit een eerste inventarisatie gebleken dat er te veel nadelen zitten aan opvang op open zee. Er is dan ook besloten dit op dit moment niet verder uit te werken.
Kunt u deze vragen met spoed beantwoorden?
Ja.
Asielopvang op cruiseschepen op zee |
|
Suzanne Kröger (GL) |
|
Eric van der Burg (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Kent u het bericht dat onder meer UNHCR en VluchtelingenWerk Nederland de opvang van asielzoekers op cruiseschepen op zee kwalificeren als «een krankzinnig idee», «merkwaardig» en «een absurd idee»? Zo ja, wat vindt u van dit bericht?1
Ja.
Is hier sprake van, in de woorden van hoogleraar migratiegeschiedenis Lucassen, een door een gebrek aan politieke wil om de asielopvang fatsoenlijk te regelen ontstane paniek die dit soort proefballonnen voortbrengt, of bent u serieus van plan asielopvang op cruiseschepen op zee te realiseren? Kunt u de onderzoeken qua juridische en praktische haalbaarheid met de Kamer delen?
In de huidige opvangcrisis wordt geen enkele mogelijke oplossing voor het opvangen van vreemdelingen bij voorbaat uitgesloten. Om deze reden is ook geïnventariseerd wat (veiligheids)technische, juridische en praktische mogelijkheden zijn van opvang georganiseerd op cruiseschepen die niet zijn aangemeerd in een Nederlandse gemeente. Uit deze eerste inventarisatie is gebleken dat er te veel nadelen aan opvang op open zee kleven. Deze optie wordt daarom momenteel dan ook niet verder onderzocht, zoals aan uw Kamer gemeld dd. 28 juli 2022 (Kamerstuk 19 637, nr. 2948).
Onderschrijft u het standpunt van VluchtelingenWerk Nederland dat het opvangen van vluchtelingen op zee traumatisch kan zijn voor mensen die op gammele bootjes de overtocht naar de Europese Unie hebben gemaakt en deze oplossing «een van de lelijkste in zijn soort» is? Zo nee, waarom niet?
Voorop staat dat in Nederland het streven is om het asielproces, inclusief de daarbij behorende opvang, op een humane wijze in te richten. Humaniteit wordt dan ook als een van de criteria gehanteerd bij de opvangmogelijkheden die in de huidige opvangcrisis worden gerealiseerd. Opvang van asielzoekers op (cruise)schepen is dan ook alleen aan de orde indien dit op een humane wijze kan plaatsvinden.
Hoe denkt u bij opvang op zee de basale vrijheden, zoals bewegingsvrijheid en basisvoorzieningen van asielzoekers te garanderen? Of is dit voorstel, dat volgens professor Lucassen nu lijkt op «een drijvende gevangenis» eigenlijk bedoeld om asielzoekers af te schrikken? Zo nee, waarom niet?
Bij het zoeken naar oplossingen voor de huidige opvangcrisis wordt geen enkele optie bij voorbaat uitgesloten, vandaar dat ook de mogelijkheid van opvang op (cruise)schepen op open zee is bezien. Hierbij is ook gekeken naar de mogelijkheden om een continue pendeldienst in te richten, zodat bewoners op eenvoudige wijze van en naar het schip kunnen begeven. Dit blijkt lastig te zijn, zeker bij slechte weersomstandigheden. Dit is ook een van de redenen dat besloten is asielzoekers niet op open zee op te gaan vangen.
Ik deel uiteraard het oordeel dat opvang geen gevangenis mag zijn, en er bewegingsvrijheid moet zijn voor de bewoners. Het idee is dan ook nimmer bedoeld om asielzoekers af te schrikken.
Waarom levert uw overleg met de Veiligheidsregio’s tot nu toe onvoldoende op? Bent u bereid gemeenten te vragen hun voorwaarden, voor het op korte termijn realiseren van asielopvang, als uitgangspunt te nemen voor de verdere besluitvorming?
Zoals uiteengezet in mijn brief van 28 juli jl. (Kamerstuk 19 637, nr. 2948) streeft ook het kabinet naar een stabieler asiellandschap op de langere termijn, mede in samenwerking met de Veiligheidsregio’s. Zo wordt in de Landelijke Regietafel Migratie & Integratie ingezet op versnelling van de implementatie en actualisering van de Uitvoeringsagenda Flexibilisering Asielketen. Onderdeel hiervan is het creëren van een wettelijke taak voor gemeenten om asielopvang binnen hun gemeentegrenzen mogelijk te maken. Deze elementen moeten ervoor zorgen dat ook in de toekomst voldoende opvangcapaciteit wordt gerealiseerd.
De Uitvoeringsagenda Flexibilisering Asielketen die in mei 2020 is vastgesteld in de Landelijke Regietafel Migratie & Integratie vormt het uitgangspunt voor een stabiel, wendbaar en duurzaam stelsel van asielopvang, waarbij de asielopvang evenwichtig over het land is verdeeld. De Uitvoeringsagenda is nog onvoldoende geïmplementeerd, ondanks intensieve inspanningen van alle partijen, en daarom is er een plan van aanpak opgesteld om de realisatie van de Uitvoeringsagenda concreet op te pakken, te actualiseren en te versnellen.
Bent u bereid op korte termijn, uiterlijk voorafgaande aan de publicatie van de Begroting voor 2023, een plan van aanpak te presenteren waarin praktisch en juridisch haalbare maatregelen worden voorgesteld waarmee voldoende asielopvangvoorzieningen op korte en lange termijn worden gerealiseerd en structureel voorhanden blijven? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 5.
De toezeggingen die zijn gedaan aan de veiligheidsregio’s tav (extra) crisisnoodopvanglocaties voor asielzoekers. |
|
Kati Piri (PvdA), Don Ceder (CU) |
|
Eric van der Burg (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() ![]() |
Kunt u uiteenzetten per veiligheidsregio hoe het staat met de ondersteuning vanuit het Rijk op het terrein van beschikbaarheid van medische zorg? Beschikken alle locaties inmiddels over reguliere spreekuren, 24 uurslijn en spoedhulp via 112?
Op 9 augustus jl. is uw Kamer per brief1 geïnformeerd over de actuele situatie in Ter Apel en de korte, middellange en lange termijn maatregelen die worden genomen ten behoeve van de asielopvang. In deze brief is ook aangegeven dat het kabinet de zorgen omtrent medische zorg in crisisnoodopvanglocaties erkent. In de brief2 aan uw Kamer van 28 juli jl. is uiteengezet dat het Rijk heeft toegezegd te voorzien in de ondersteuning op het terrein van beschikbaarheid medische zorg, beschikbaarheid van personenvervoer en personele capaciteit. Ten aanzien van medische zorg zijn afspraken gemaakt met Gezondheidszorg Asielzoekers (GZA) over de beschikbaarheid van medische zorg op crisisnoodopvanglocaties. Dit wordt gefaseerd ingevoerd en neemt tijd in beslag voordat het optimaal werkt. Het blijkt echter dat GZA niet op alle CNO-locaties kwalitatief goede zorg kan leveren, zoals de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd concludeerde. Het Rijk en het COA doen al het mogelijke om zorg te dragen voor goede basale zorgvoorzieningen en er vindt wekelijks overleg plaats met de meest betrokken partijen als het gaat over zorg op de CNO-locaties, dat is onder andere met VWS, GGD-GHOR, KCIO, COA en JenV. Momenteel onderzoekt het kabinet of het mogelijk is met andere partijen alsnog de zorg te organiseren in de regio’s waar dat tot nu toe nog niet gelukt is. Veiligheidsregio’s kunnen hun kosten ook declareren bij het COA als zij op de CNO-locaties zelf extra zorg organiseren.
Kunt u uiteenzetten per veiligheidsregio hoe het staat met de ondersteuning vanuit het Rijk op het terrein van personele capaciteit voor beheer en beveiliging?
Wat betreft personele capaciteit hebben zich op dit moment circa 400 rijksambtenaren gemeld om een of meerdere dagen per week aan de slag te gaan op opvanglocaties. Daarvan zijn op dit moment circa 80 rijksambtenaren gekoppeld aan een specifieke locatie waarvan inmiddels circa 30 collega’s aan de slag zijn op een crisislocaties, of starten op een onderling overeengekomen datum.
Het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties werkt nauw samen met de veiligheidsregio’s om ervoor te zorgen dat er genoeg mensen beschikbaar worden gesteld. Dat is een complexe puzzel, waarbij verschillende factoren meespelen, zoals de locatie van de crisisopvang, de woonplaats van de rijksambtenaren die beschikbaar zijn, het aantal uren dat een rijksambtenaren beschikbaar is en de concrete hulpbehoefte die per veiligheidsregio verschilt.
Om voldoende menskracht beschikbaar te stellen is daarnaast met spoed een aanbestedingsprocedure gestart en is de opdracht aan acht uitzendbureaus gegund.3 De werving van uitzendkrachten in dit kader is in week 31 gestart.
Is inmiddels voldaan aan de toezegging vanuit het Rijk de benodigde capaciteit met een maximum van 30 personen per veiligheidsregio per dag beschikbaar te kunnen stellen? Zo nee, hoeveel wel?
Zie antwoord vraag 2.
Zijn de asielzoekers die worden opgevangen op de crisisnoodopvanglocaties geregistreerd en bekend bij de veiligheidsregio’s? Zo nee, per wanneer denkt u hieraan wel te kunnen voldoen?
De Afdeling Vreemdelingenpolitie, Identificatie en Mensenhandel (AVIM) probeert alle asielzoekers te identificeren en registreren, maar door de knelpunten in de opvang en beperkte capaciteit bij AVIM is dit niet steeds mogelijk geweest. Om dit proces te verbeteren heeft AVIM haar Identificatie en Registratie (I&R)-proces geïntensiveerd om alle mensen zonder registratie alsnog te identificeren en te registreren. Dat gebeurt onder meer door het I&R-proces terug te brengen van twee dagen naar één dag. Daarnaast vindt, voor de populatie uit de CNO’s, nu ook identificatie en registratie plaats in Budel.