Het bericht dat Amerikaanse experts geheime communicatieapparatuur hebben aangetroffen in Chinese zonne-omvormers. |
|
Derk Boswijk (CDA), Henri Bontenbal (CDA) |
|
Judith Uitermark (minister ) (NSC), Sophie Hermans (minister , minister ) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het artikel «Rogue communication devices found in Chinese solar power inverters»1?
Ja.
Is het feit dat er naar schatting in totaal 200 gigawatt (GW) aan Europese zonne-energiecapaciteit (een vermogen dat gelijk is aan dat van meer dan 200 kerncentrales) is gelinkt aan in China gemaakte omvormers voor u reden tot zorg?
Er is veel gigawatt aan Europese zonne-energiecapaciteit gelinkt aan Chinese omvormers, en dat is voor het kabinet reden om alert te zijn. Het kabinet en de vitale energieaanbieders brengen de dreigingen in kaart om goed zicht te houden op de werkelijke risico’s voor onze energie-infrastructuur. Omvormers maken hiervan onderdeel uit.
Het Nederlandse energiesysteem wordt beschermd door een robuust ontwerp, redundantie, de aanwezigheid van voldoende herstelcapaciteit en interconnectie met de ons omringende landen. De eventuele risico’s van ongedocumenteerde componenten in omvormers voor de Nederlandse energievoorziening zijn afhankelijk van meerdere factoren, zoals: het totaal beschikbare vermogen van de getroffen partij(en) en de (internationale) belastbaarheid van het elektriciteitsnet tijdens een eventuele uitval.
In het aangehaalde artikel staat dat er geheime componenten in omvormers voor zonnepanelen zijn aangebracht, waarmee China op afstand omvormers aan en uit kan schakelen en instellingen kan aanpassen. Dit bericht is gebaseerd op anonieme bronnen en beschrijft niet door wie en hoe het onderzoek is uitgevoerd. Verder is niet aangegeven om welke producten en leveranciers het gaat. Deze informatie is ook niet via andere kanalen beschikbaar gekomen. Omdat deze informatie niet beschikbaar is, kan niet worden vastgesteld of en zo ja waar deze producten in Nederland of Europa worden gebruikt.
Deelt u de mening dat dit laat zien dat we in Europa te afhankelijk zijn geworden van Chinese omvormers en dat dit grote risico’s met zich mee kan brengen voor onze energie-infrastructuur?
Zie antwoord vraag 2.
Vallen de zonne-energiecapaciteit en de bijbehorende omvormers onder de vitale objecten waarvan de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (AIVD) de wettelijke taak heeft maatregelen te bevorderen voor een adequate beveiliging (c-taak)? Ziet de AIVD redenen om naar aanleiding van het genoemde bericht redenen om maatregelen te bevorderen? Zo ja, welke? Zo nee, waarom niet?
De AIVD heeft de wettelijke taak om maatregelen te bevorderen ter bescherming van vitale belangen. Zonne-energiecapaciteit en de bijbehorende omvormers kunnen onder deze vitale belangen in de c-taak2 vallen. De integriteit van omvormers is relevant voor de nationale veiligheid en daarmee de c-taak indien met die omvormers transport, distributie en productie van elektriciteit substantieel kunnen worden verstoord. Dit is aan de orde zodra op grote schaal instellingen van omvormers voor zonnepanelen kunnen worden veranderd of wanneer deze kunnen worden uitgeschakeld.
Voor de nationale veiligheid is het essentieel dat veiligheidsaspecten worden meegenomen bij het aanschaffen en inrichten van nieuwe infrastructuur om daarmee te voorkomen dat er op korte of langere termijn kwetsbaarheden ontstaan die voor grootschalige verstoringen kunnen zorgen. De AIVD draagt deze boodschap onder meer onder de c-taak op verschillende manieren uit. Denk hierbij aan bilaterale contacten met organisaties binnen de vitale infrastructuur en relevante overheidsorganisaties
In hoeverre wordt er binnen de Europese Unie (EU) nagedacht over maatregelen om gezamenlijk op te treden tegen de import en het gebruik van potentieel onveilige Chinese omvormers? Wordt er bijvoorbeeld overwogen om in navolging van Litouwen het gebruik van deze omvormers in installaties boven een bepaalde capaciteit te verbieden?
Vraag 9 heeft betrekking op geheime communicatieapparatuur «dergelijke apparatuur».
Vraag 18 heeft betrekking op de NIS2- en de CER- richtlijnen «deze Europese richtlijnen».
Omvormers moeten voldoen aan elektrotechnische eisen die in de Netcode Elektriciteit3 staan, die deels voortvloeien uit de Europese Netcode «Requirements for Generators4». Omvormerfabrikanten moeten met een door een onafhankelijk geaccrediteerd testbureau verstrekt testcertificaat aantonen dat zij voldoen aan de functionele vereisten uit deze Netcode. Netbeheerders houden hier toezicht op.
Bedrijven die actief zijn in de elektriciteitssector, gebruikmaken van omvormers en onder de Wet beveiliging netwerk- en informatiesystemen (Wbni) vallen, zijn verplicht beveiligingsmaatregelen te nemen. De Rijksinspectie Digitale Infrastructuur (RDI) houdt hier toezicht op. Op korte termijn worden deze wettelijke verplichtingen uitgebreid middels de Cyberbeveiligingswet (Cbw) en de toekomstige Wet weerbaarheid kritieke entiteiten (Wwke). KGG heeft uitvoerig contact met bedrijven over de uitvoering van deze toekomstige wetgeving.
Met de komst van de Cbw en Wwke worden zwaardere beveiligingseisen gesteld dan voorzien in de huidige Wbni. Bedrijven moeten op basis van een risicogebaseerde aanpak zorgdragen voor de beveiliging van hun netwerk- en informatiesystemen. Bij het overwegen van passende maatregelen zijn bedrijven verplicht om rekening te houden met de specifieke kwetsbaarheden van hun rechtstreekse leveranciers en dienstverleners en met de algemene kwaliteit van de producten en de cyberbeveiligingspraktijken van hun leveranciers en dienstverleners.
Voor mogelijke cyberrisico’s van zonne-omvormers gebruikt door consumenten en bedrijven zijn er additionele wetgevingstrajecten die gericht zijn op de fabrikanten van hard- en software. Voor digitale producten op de Europese markt introduceren de gedelegeerde handeling onder de radioapparatuurrichtlijn (RED3.3def) en de Cyber Resilience Act (CRA) cybersecurityeisen waaraan deze producten moeten voldoen. Vanaf augustus 2025 is de RED3.3def van kracht met eisen voor alle draadloos verbonden apparaten, waaronder zonnepaneelomvormers. Vanaf december 2027 is de CRA van kracht met eisen voor alle producten met digitale elementen (hardware- en softwareproducten), waaronder zowel consumentenapparatuur en -software, als digitale producten voor industriële en operationele toepassingen vallen.
Fabrikanten, importeurs en distributeurs mogen op grond van deze productregelgeving alleen producten op de EU-markt aanbieden die passende beveiligingsmaatregelen bevatten. Deze maatregelen hebben onder meer betrekking op ongeautoriseerde toegang. Producten moeten passend beveiligd zijn tegen hacken.
Op de Europese markt is het verboden om (heimelijk) functionaliteit in te bouwen (zowel software en hardware) die niet in de technische documentatie is beschreven. Het is verboden om producten aan te bieden die «verstopte» functionaliteiten bevatten om apparaten op afstand aan of uit te zetten. Deze eisen gelden ook voor producten die afkomstig zijn van een fabrikant die buiten de EU is gevestigd, zodra deze producten op de Europese markt worden aangeboden.
De RDI houdt toezicht op deze wettelijke verplichtingen. De RDI onderzoekt onder meer op basis van steekproeven in testlaboratoria of de producten overeenkomen met de technische documentatie en of de producten de nodige cybersecuritymaatregelen bevatten. Vooruitlopend op de inwerkingtreding van deze cybersecurityproducteisen heeft de RDI in 2023 een rapport gepubliceerd over zonnepaneelomvormers waarin fabrikanten op deze aankomende verplichtingen worden gewezen.5
Het kabinet acht deze combinatie van product- en ketengerichte Europese wetgeving essentieel om risico’s te beheersen en de weerbaarheid van het Europese energiesysteem te versterken.
De aangehaalde regelgeving in Litouwen is bedoeld om de digitale toegang tot apparatuur met een capaciteit van meer dan 100 kW te beperken. De meerderheid van de Nederlandse consumenten PV-installaties heeft een kleinere capaciteit en zou niet onder de reikwijdte van dergelijke regelgeving vallen. Het kabinet is geïnformeerd over het bestaan van deze regelgeving. Het kabinet zal, in samenwerking met onze partners binnen de Europese Unie, de komende tijd bezien of dergelijke voorschriften toegevoegde waarde hebben voor de Europese markt.
Welke initiatieven zijn er nationaal en in Europees verband om Europese fabrikanten van veilige en betrouwbare omvormers te ondersteunen en het gebruik van in Europa geproduceerde omvormers te stimuleren en daarmee de afhankelijkheid van Chinese producten te verminderen?
Zowel op nationaal als op Europees niveau lopen er verschillende initiatieven om Europese fabrikanten van omvormers te ondersteunen en risicovolle strategische afhankelijkheden van China te verminderen. De EU investeert in de ontwikkeling en opschaling van Europese productiecapaciteit, technologische innovatie en het formuleren van strengere (veiligheids-) normen. De Net-Zero Industry Act (NZIA) heeft als doel om de Europese netto-nultechnologieën op te schalen naar ten minste 40% van de jaarlijkse Europese behoefte in 2030. De EU streeft ernaar om rond 2030 productiecapaciteit te hebben om zelf minstens 40% van de omvormers te kunnen produceren die jaarlijks nodig zijn voor het behalen van haar klimaat- en energiedoelen.
Deze doelen worden ondersteund via het Europees publiek-privaat samenwerkingsinstrumentarium zoals Important Projects of Common European Interest (IPCEI), en onderzoekprogramma’s zoals Horizon Europe. Nederland neemt hieraan actief deel.
Voor Nederland heeft Invest-NL in samenwerking met TKI Urban Energy in kaart gebracht wat nodig is om een sterke Europese basis voor de productie van zonnepanelen te realiseren en strategische onafhankelijkheid te bereiken6. Nationaal wordt er gewerkt aan verschillende maatregelen ter bevordering van circulaire zonnestroomsystemen, zoals beschreven in het Nationaal Programma Circulaire Economie (NPCE), initiatieven die lopen via Topsector Energie en industriële programma's binnen het Nationaal Groeifonds.
Kunt u aangeven in hoeverre en op welke schaal omvormers van Chinese makelij momenteel in Nederland zijn geïnstalleerd?
In onder meer het rapport «Scenario’s en maatregelen voor cyberweerbare zonnestroominstallaties» staat dat een substantieel deel van de in Nederland geïnstalleerde omvormers afkomstig is van Chinese fabrikanten7. Dit rapport is opgesteld in opdracht van de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland en Topsector Energie. Dit rapport beschrijft zowel residentiële toepassingen als grootschalige zonneparken.
Wat zijn de potentiële risico’s voor de Nederlandse energievoorziening als ook in (een deel van) deze omvormers geheime communicatieapparatuur is geïnstalleerd?
Zie antwoord vraag 2.
Welke waarborgen en controles zijn er om te voorkomen dat dergelijke apparatuur wordt geïnstalleerd in bijvoorbeeld omvormers die ook in Nederland worden gebruikt?
Zie antwoord vraag 5.
In hoeverre bestaan er in Nederland en in de EU systemen of procedures waarmee verdachte communicatie vanuit omvormers kan worden gedetecteerd of geblokkeerd? Worden daar actief controles op uitgevoerd?
De RDI heeft haar inspecties geïntensifieerd en is in gesprek met fabrikanten om hun producten te verbeteren en voor te bereiden op de RED- en CRA-verplichtingen.
Omvormers voor zonnepanelen zijn veelal consumentenproducten die communiceren via cloudplatforms van de fabrikant. Er is geen systeem om het volledige dataverkeer en potentieel (verdachte) communicatie te herkennen of te blokkeren. Misbruik van deze platforms en cyberdreigingen wordt internationaal gemonitord. Cloudplatformen hebben in de eerste plaats zelf mogelijkheden om cyberdreigingen te monitoren en te mitigeren. Ook de overheid heeft een taak. In Nederland is het Nationaal Cyber Security Centrum hier medeverantwoordelijk voor. Het Nationaal Cyber Security Centrum reageert op cyberincidenten, geeft advies en bevordert de publiek-private samenwerking rond cloudplatforms.
Zodra de CRA van kracht is, gelden er meer cybersecurityvereisten voor omvormers voor zonnepanelen, inclusief de applicaties waarmee deze kunnen worden bediend. Ook de gegevensverwerking op afstand via clouddiensten van de fabrikant moet voldoen aan de cyberveiligheidseisen, waaronder bescherming tegen ongeautoriseerde toegang. Deze cloudcomponenten moeten ook beschreven staan in de technische documentatie. De toezichthouder kan zowel administratief als in de praktijk toezicht houden. De RDI zou toegang kunnen vorderen tot de productie omgeving, van een cloudplatform, om controles uit te voeren.
Is bestaande wet- en regelgeving die ervoor moet zorgen dat ook fabrikanten en leveranciers hun verantwoordelijkheid nemen om de risico’s van door hen geleverde apparatuur voor het elektriciteitsnet te verkleinen voldoende om te voorkomen dat er alsnog bijvoorbeeld geheime communicatieapparatuur in wordt geïnstalleerd?
Zie antwoord vraag 5.
Hoe groot acht u het risico dat kwaadwillende actoren via ongeautoriseerde communicatieapparatuur in zonne-omvormers gecoördineerde verstoringen kunnen veroorzaken in het Nederlandse elektriciteitsnet, bijvoorbeeld door duizenden huishoudens of installaties tegelijkertijd uit te schakelen?
De aanwezigheid van hardwarecomponenten, zoals bijvoorbeeld een 5g-verbinding via een ingebouwde communicatiemodule, zoals geopperd in het Reuters artikel (dat spreekt van «devices») wordt niet praktisch geacht en is in de praktijk goed te detecteren door de toezichthouder.
Zodra een module wel is opgenomen in de technische documentatie moet deze op grond van de RED3.3 passend beveiligd zijn tegen ongeautoriseerde toegang (hacken door derden).
Het kabinet neemt dergelijke signalen desalniettemin zeer serieus. Juist vanwege de toenemende digitalisering en het gebruik van slimme apparatuur, zoals omvormers, is de nationale en Europese wetgeving aangescherpt. Op alle schakels in de keten is er aandacht voor cybersecurity.
Zowel het Nationaal Cyber Security Centrum, de Rijksinspectie Digitale Infrastructuur als publiek-private organisaties zoals de Topsector Energie en branchevereniging Holland Solar zetten in op de weerbaarheid van de energiesector, inclusief consumentenapparaten. Leveranciers en exploitanten worden aangesproken op hun verantwoordelijkheid om apparatuur veilig in te richten, verdachte patronen te monitoren en zich te verenigen om gezamenlijk de weerbaarheid van deze apparaten te versterken.
Welke maatregelen zijn er genomen sinds de waarschuwing van de Rijksinspectie Digitale Infrastructuur (RDI) van mei 20232 over de kwetsbaarheid van zonne-omvormers voor hacking en sabotage?
Uit het onderzoek van RDI uit 2023 bleek dat de kwetsbaarheden vooral zitten in de slechte beveiliging van omvormers door het gebruik van standaard wachtwoorden en in het niet tijdig zorgen voor software-updates door fabrikanten om de omvormers veilig te houden. De RDI heeft in de periode 2023–2024 geen vervolgonderzoek uitgevoerd naar de cyberveiligheid van omvormers voor zonnepanelen.
De RDI heeft haar inspecties geïntensiveerd, en fabrikanten aangemoedigd om hun producten te verbeteren en voor te bereiden op de RED- en CRA-verplichtingen. Er wordt gewerkt aan normontwikkeling op Europees niveau, ook met het oog op certificering en producttoelating. Mede daarom is de relatie met importeurs en distributeurs verdiept en wordt er, via marktonderzoek, steekproefsgewijs gecontroleerd of apparaten voldoen aan de technische documentatie.
De fabrikant, de installateur en de consument hebben een eigen verantwoordelijkheid om de zonnestroominstallaties te allen tijde goed te beveiligen met sterke wachtwoorden en door regelmatig updates uit te voeren. In de Gedragscode Zon op Woningen heeft de sector afspraken gemaakt over het veilig installeren van residentiële systemen. Volgens deze gedragscode zal de installateur de omvormer instellen met een sterk en per installatie uniek wachtwoord voor de onderhoudsinstellingen van de omvormer.
Verder werkt het kabinet aan proactieve informatieverstrekking over de komende wet -en regelgeving, zodat de partijen en fabrikanten zich alvast kunnen voorbereiden. Het kabinet zet ook in op het vergroten van bewustzijn, zoals in de overheidscampagne «Doe je updates», waarin een oproep wordt gedaan om slimme apparaten in huis direct te updaten.
Vanwege de in het onderzoek beschreven risico's was en is het zaak dat fabrikanten hun apparaten waar nodig aanpassen. RDI ziet erop toe dat fabrikanten deze maatregelen nemen. Dit doet zij door controles te doen vanaf 1 augustus 2025 wanneer deze eisen in werking treden. Als hieruit blijkt dat fabrikanten in de producten die zij na die datum op de markt aanbieden geen passende maatregelen hebben genomen, kan de RDI handhavende maatregelen nemen. Dit zijn eerste lichte maatregelen, die opgebouwd kunnen worden naar bijvoorbeeld boetes, verkoopverboden of terugroepacties.
Welke stappen zijn er specifiek gezet naar aanleiding van de bevinding van de RDI dat geen enkele van de onderzochte omvormers voldeed aan de norm en daardoor eenvoudig was te hacken, van afstand uit te schakelen of in te zetten voor DDoS-aanvallen?
Zie antwoord vraag 13.
Heeft de RDI hier in de afgelopen twee jaar nieuw onderzoek naar gedaan en is daarbij verbetering geconstateerd?
Zie antwoord vraag 13.
Heeft het onderzoek van de RDI uit 2023 ertoe geleid dat er een bredere evaluatie is uitgevoerd van bestaande zonne-energie-installaties in Nederland om te bepalen welke omvormers mogelijk een beveiligingsrisico vormen? Zo ja, wat zijn daarvan de resultaten en welke vervolgstappen worden er genomen? Zo nee, bent u bereid om hier alsnog vervolgonderzoek naar te laten doen?
Zie antwoord vraag 13.
Hoe verloopt de implementatie van de Critical Entities Resilience Directive (CER) en de Network- and Information Security 2 Directive (NIS2) in Nederland?
Kunt u uiteenzetten hoe er bij de implementatie van deze Europese richtlijnen die gaan over het verbeteren van de bescherming van vitale infrastructuur in Nederland aandacht wordt besteed aan verbeterde beveiliging van zonne-omvormers en andere componenten van het elektriciteitsnet?
Zie antwoord vraag 5.
Het bericht van NOS 'Hindoeraad: zorgelijke toename hindoediscriminatie in Nederland' |
|
Derk Boswijk (CDA), Inge van Dijk (CDA) |
|
Judith Uitermark (minister ) (NSC) |
|
![]() |
Zou u willen reageren op de toename van hindoediscriminatie zoals geconstateerd door de Hindoeraad?1
Wat vindt u ervan dat een buitenlands conflict zorgt voor spanningen in onze samenleving, waardoor leden van deze geloofsgemeenschap te maken krijgen met discriminatie vanwege hun geloof?
Deelt u de opvatting dat hindoediscriminatie hard aangepakt zou moeten worden en dat het van belang is dat wordt ingezet op het voorkomen van hindoediscriminatie? Zo ja, welke maatregelen gaat u treffen?
Zou u willen toelichten welke rol er in die aanpak is weggelegd voor de Nationaal Coördinator tegen Discriminatie en Racisme (NCDR)?
Zou u willen toelichten waarom er tot nu toe geen specifieke cijfers van hindoediscriminatie in Nederland zijn bijgehouden?
Deelt u de opvatting dat het goed zou zijn als deze cijfers wel worden bijgehouden?
Hoe werkt u samen met organisaties als de Hindoeraad Nederland en het Contactorgaan Moslims en Overheid (CMO) bij de aanpak van hindoediscriminatie en de inzet om interreligieuze spanningen te verminderen?
Hoe gaat u hindoeïstische geloofsgemeenschappen en betrokken maatschappelijke en levensbeschouwelijke organisaties, evenals de vele vrijwilligers die hiervoor actief zijn, betrekken bij de aanpak van hindoediscriminatie?
Zou u in overleg willen treden met gemeenten, in het bijzonder met gemeenten met een grote hindoegemeenschap, over of en hoe het Rijk gemeenten kan helpen bij het ruimte bieden aan hindoes voor uitoefening van hun geloof in Nederland en daarbij behorende tradities en gebruiken, zoals de mogelijkheid tot uitstrooien van as en bloemen bij uitvaarten?
Zou u voorgaande vraag over het in overleg treden met gemeenten ook willen beantwoorden met oog op de vele maatschappelijke activiteiten die leden van hindoeïstische geloofsgemeenschappen uitoefenen middels maatschappelijke en levensbeschouwelijke organisaties en daarbij in samenwerking met gemeenten (bijvoorbeeld in samenwerking met de Vereniging Nederlandse Gemeenten, de VNG) een verkenning willen voeren naar mogelijke knelpunten?
Hoe gaat u in samenwerking met deze gemeenten en de VNG het uitwisselen van goede voorbeelden, best practices en lessons learned stimuleren?
Bent u op de hoogte van het artikel «Russische tankers: Nederland spekt Russische oorlogskas en laat mogelijk spionnen binnen»?1
Ja.
Was u al op de hoogte van het feit dat tankers met Russisch aardgascondensaat net als tankers met Russisch LNG nog steeds hun toegang weten te vinden tot de Nederlandse havens en specifiek de haven van Rotterdam?
Ja.
Heeft u een verklaring voor het feit dat Russisch aardgascondensaat niet onder de Europese sanctiepakketten valt?
De Europese Unie heeft in het kader van sancties geen importverbod ingesteld op Russisch aardgas of aanverwante producten. Voor het instellen van sancties is altijd EU-unanimiteit vereist, en dit is voor aardgascondensaat net als voor aardgas tot op heden niet bereikt.
Deelt u de mening dat het onwenselijk is dat Nederland en de Europese Unie (EU) Russisch aardgascondensaat en LNG afnemen en daarmee bedrijven financieren die nauwe banden hebben met de Russische staat en mogelijk zelfs de Russische oorlogskas spekken? Zo nee, waarom niet?
Ja, het kabinet acht het onwenselijk dat de Europese Unie op deze wijze bijdraagt aan het verdienvermogen van Rusland en spant zich daarom in om de import van Russische fossiele brandstoffen op zo kort mogelijke termijn uit te faseren gegeven de randvoorwaarde dat dit geen negatieve gevolgen mag hebben voor de leveringszekerheid van de Unie.
Bent u bereid om in Europa te pleiten voor het toevoegen van Russisch aardgascondensaat aan de sanctielijst? Zo nee, waarom niet?
Ja, voor het kabinet liggen alle opties op tafel om het Russische verdienvermogen verder in te perken en het kabinet is hier dan ook toe bereid. Tegelijkertijd constateert het kabinet dat het zeer complex blijkt om unanimiteit te bereiken op importbeperkende maatregelen in de energiesector met het oog op de leveringszekerheid in een aantal EU-lidstaten.
Op welke termijn verwacht u dat Europa over zal gaan tot het volledig aan banden leggen van Russisch LNG door sanctiepakketten?
De Europese Commissie heeft op 6 mei jl. de zogenaamde RePowerEU Routekaart gepubliceerd. Het kabinet heeft u bij brief van 30 mei jl. een appreciatie van deze Routekaart toegezonden.2 Deze Routekaart schetst een scenario voor de geleidelijke uitfasering van de Russische energie-import waaronder de import van Russisch LNG uiterlijk eind 2027. In de aanloop naar deze datum kunnen gerichte sancties tegen bijvoorbeeld specifieke bedrijven en schepen het geschetste afbouwplan complementeren.
Bent u bereid om in Europa de druk op te voeren om over te gaan tot een totaal verbod op de import van Russisch LNG? Zo nee, waarom niet?
Het kabinet pleit conform de moties Klaver c.s.3, Teunissen4, Paternotte c.s.5 en Van der Burg c.s.6 die oproepen tot het zo spoedig mogelijk beëindigen van de import van Russische fossiele energie tijdens sanctie-onderhandelingen al langer voor een importverbod op Russisch LNG, met daarbij de randvoorwaarde dat dit geen onaanvaardbare gevolgen mag hebben voor de leveringszekerheid van de Unie. Het kabinet constateert ook dat hierover ondanks aanhoudende druk van een groep lidstaten tot op heden niet de benodigde unanimiteit over is bereikt. Daarom lijkt de door de Europese Commissie gepresenteerde REPowerEU Routekaart, en daarin aangekondigde wetgevingsvoorstellen die de Commissie medio juni zal presenteren. op dit moment de meest perspectiefrijke optie om de import van Russisch LNG op termijn geheel uit te faseren.
Ziet u mogelijkheden om de import van Russisch LNG en aardgascondensaat aan banden te leggen door middel van een landelijk verbod wanneer dit sneller effect zal hebben dan een Europees sanctiepakket? Zo nee, waarom niet?
Het kabinet is in principe geen voorstander van nationale importverboden omdat deze de gemeenschappelijke markt verstoren en daarmee kwetsbaar zijn voor omzeilings- en verschuivingseffecten. Een nationaal importverbod draagt een groot risico op een direct concurrentienadeel voor de Nederlandse industrie zonder dat de feitelijke doelstelling van de maatregel, het raken van de Russische staatsinkomsten, wordt behaald. Het kabinet zet daarom in op Europese maatregelen die effectiviteit en gelijk speelveld garanderen waarbij gekeken wordt naar de volle breedte van zowel het sanctie- als het handelsinstrument.
Kunt u reflecteren op de bevinding dat Russische geheimagenten hoogstwaarschijnlijk via Russisch LNG en aardgascondensaat vervoerende tankers met regelmaat de Nederlandse havens aandoen?
Het kabinet kan geen uitspraken doen over of Rusland gebruik maakt van bemanning van LNG- en aardgascondensaattankers als dekmantel voor Russische inlichtingenofficieren. Een eventuele reflectie hierop geeft informatie over het kennisniveau van de diensten en dat is onwenselijk om operationele redenen.
Deelt u, in het kader van deze bevindingen, de mening dat het onwenselijk is dat schepen met vrijwel uitsluitend Russische bemanning vrij kunnen rond bewegen tussen onze Nederlandse cruciale infrastructuur? Zo nee, waarom niet?
Het feit op zich dat scheepslieden over de Russische nationaliteit beschikken is niet automatisch reden tot zorg. Immers niet iedereen die over de Russische nationaliteit beschikt is betrokken bij inlichtingenactiviteiten. Het kabinet mitigeert de dreiging op spionage door statelijke actoren door waar nodig passende maatregelen te nemen. De recentelijk aangenomen Wet uitbreiding strafbaarheid spionageactiviteiten breidt de mogelijkheden uit om hier strafrechtelijk tegen op te treden. De mogelijke risico’s voor de Nederlandse cruciale infrastructuur afkomstig uit de scheepvaart staan hoog op de agenda voor het kabinet. De veiligheid van de Nederlandse kritieke infrastructuur op zee wordt onder andere versterkt door het interdepartementale Programma Bescherming Noordzee Infrastructuur. Ook binnen de NAVO en met buurlanden wordt er intensief samengewerkt om de infrastructuur op zee te beschermen.
Schepen die onder de Russische vlag varen zijn al verboden in alle Nederlandse havens, bent u bereid dit verbod uit te breiden voor de schepen die sterke banden hebben met Rusland? Zo nee, waarom niet?
In het kader van EU-sancties geldt een havenverbod voor alle schepen die varen onder Russische vlag of dat in het recente verleden gedaan hebben. Mede op initiatief van Nederland is in juli 2024 een instrument toegevoegd waarmee onder andere havenverboden kunnen worden opgelegd aan individuele schepen die sterke banden hebben met Rusland door betrokkenheid bij omzeiling van het olieprijsplafond, de ontwikkeling van de Russische energie-infrastructuur, wapenleveranties aan Rusland of de export van gestolen Oekraïens graan. Op dit moment zijn op deze manier 342 schepen gesanctioneerd en deze lijst wordt voortdurend verder aangevuld. Tot slot geldt het havenverbod ook voor schepen die eigendom zijn van bedrijven of personen die op de sanctielijst staan. De EU sanctioneerde als onderdeel van het 17de sanctiepakket op 20 mei bijvoorbeeld zes rederijen.
Welke stappen bent u bereid te nemen om in het vervolg beter inzichtelijk te hebben welke schepen mogelijke banden hebben met Rusland om zo deze effectiever te kunnen weren?
Schepen die onder de sancties tegen Rusland vallen worden in overeenstemming met de Europese sanctiemaatregelen geweerd uit Nederlandse havens. Uw Kamer wordt naar aanleiding van de motie Paternotte en Boswijk7 op korte termijn nader geïnformeerd over de stappen die het kabinet neemt op het gebied van sancties en beeldopbouw tegen schepen die mogelijk banden hebben met Rusland. Daarnaast neemt het kabinet waar nodig aanvullende maatregelen bovenop de Europese sancties. Zo weert het kabinet alle Russisch gevlagde schepen uit Nederlandse havens, ook wanneer er binnen de EU-sancties uitzonderingen mogelijk zijn.8 De Inspectie Leefomgeving Transport (ILT) kan verdachte schepen die nog niet gesanctioneerd zijn in het kader van de havenstaatcontrole controleren op het naleven van de regelgeving op het gebied van veiligheid en milieu. Daarnaast kan de Douane in de haven inspecties uitvoeren op en naar de lading aan boord van verdachte schepen.
Een Nederlands monument ter nagedachtenis aan de Holodomor |
|
Eric van der Burg (VVD), Derk Boswijk (CDA), Jan Paternotte (D66) |
|
Caspar Veldkamp (minister ) (NSC) |
|
![]() ![]() ![]() |
Herinnert u zich dat de Tweede Kamer in juli 2023 heeft uitgesproken dat de Holodomor, ofwel de door het Sovjetregime opzettelijk veroorzaakte hongersnood in Oekraïne in 1932 en 1933 – naar hedendaagse maatstaven te erkennen en te veroordelen is als genocide?1
Ja.
Bent u op de hoogte van het feit dat Rusland nog steeds de Holodomor ontkent en dat Russische bezetters op Oekraïens grondgebied actief monumenten ter nagedachtenis aan de slachtoffers van de Holodomor vernielen?
Ja.
Hoe ziet u de herhaaldelijke pogingen van het Kremlin om de geschiedenis van de Sovjet-Unie te vervalsen als wapen om de internationaal heersende sympathie voor Oekraïne te beschadigen?
Het Kremlin voert een revisionistisch beleid waarbij de geschiedenis van vooral (maar niet alleen) de 20ste eeuw wordt herschreven. Het Kremlin ontkent het bestaansrecht van de Oekraïense staat op basis van hun lezing van historische gebeurtenissen en verdraaide feiten. Dit is vooral gericht op een binnenlands publiek, inclusief de jeugd, om de steun voor de oorlog en de wereldvisie van het Kremlin te versterken. Maar ook in het buitenlands beleid zet Rusland een revisionistische lezing van de geschiedenis in, voor propaganda en om internationaal de steun voor Oekraïne als onafhankelijk en soeverein land te ondermijnen.
Bent u op de hoogte van het feit dat er in al onze buurlanden en in de landen van vele van onze bondgenoten gedenkplaatsen en monumenten aanwezig zijn voor de slachtoffers van de Holodomor, maar in Nederland niet?2
Ja.
Deelt u de mening dat een Nederlands monument ter nagedachtenis aan de slachtoffers van de Holodomor bij kan dragen aan de steun voor het Oekraïense volk en met name aan de in Nederland verblijvende Oekraïense vluchtelingen? Deelt u tevens dat het oprichten van een dergelijk monument een signaal aan het Kremlin kan zijn dat de geschiedenis niet vergeten zal worden? Zo nee, waarom niet?
Nederland richt zich vooral op het afleggen van verantwoording voor Russische misdrijven begaan sinds de grootschalige invasie van 2022 en draagt uit dat Russische misdaden niet worden vergeten. Nederland en EU partners spreken zich uit indien mogelijk wanneer Russische vertegenwoordigers in internationale fora desinformatie en propaganda verspreiden, inclusief wanneer hierbij historische feiten verdraaid worden.
Bent u bereid stappen te ondernemen om een Nederlands monument ter nagedachtenis aan de Holodomor te realiseren? Zo nee, waarom niet? En zo ja, welke stappen bent u bereid hiertoe te zetten?
Het realiseren van een monument is geen kerntaak van het Ministerie van Buitenlandse Zaken. Een monument ter nagedachtenis aan de Holodomor zou in eerste instantie dan ook een initiatief kunnen zijn van de Oekraïense gemeenschap in Nederland en via gemeentelijk besluit genomen moeten worden.
Is het kabinet daarnaast bereid om een officiële vertegenwoordiging af te vaardigen naar de jaarlijkse Holodomorherdenking op de vierde zaterdag van november? Zo nee, waarom niet?
Nederland wordt bij deze gelegenheid vertegenwoordigd door de Nederlandse ambassadeur in Kyiv.
De catastrofale humanitaire situatie in Gaza |
|
Laurens Dassen (Volt), Kati Piri (PvdA), Sarah Dobbe (SP), Christine Teunissen (PvdD), Stephan van Baarle (DENK), Derk Boswijk (CDA), Jan Paternotte (D66) |
|
Caspar Veldkamp (minister ) (NSC) |
|
![]() ![]() ![]() ![]() ![]() ![]() ![]() |
Bent u bekend met het artikel «Israel’s total blockade of Gaza has created «catastrophic» conditions, doctors say» in de New York Times d.d. 4 mei 2025?1
Ja.
Deelt u de opvatting dat Israël zich schuldig maakt aan het bewust uithongeren van de bevolking in Gaza door al twee maanden geen hulpgoederen toe te laten? Zo nee, waarom niet?
Het tegenhouden van humanitaire hulp door Israel druist in tegen het humanitair oorlogsrecht. Hier heeft Nederland Israël veelvuldig op aangesproken. De humanitaire blokkade staat ook op gespannen voet met de afspraken die hierover zijn gemaakt onder andere in de VN Veiligheidsraad-resolutie 2417 daterend uit 2018, waarvan Nederland penvoerder was. Deze resolutie veroordeelt het uithongeren van een burgerbevolking als methode van oorlogsvoering. In lijn met resolutie 2417 wijst Nederland Israël consequent op de verplichtingen onder het humanitair oorlogsrecht.
Deelt u de opvatting van Verenigde Naties (VN)-organisaties dat de bevolking van Gaza zich op de rand van een omvangrijke hongersnood bevindt?
Het kabinet deelt de zorgen van de Verenigde Naties over de impact van de humanitaire blokkade, zoals onder meer omschreven in het statement dat op 1 mei jl. werd gepubliceerd door Tom Fletcher, de ondersecretaris-generaal van de VN voor Humanitaire Zaken en Noodhulp. Het is evident dat er honger is in de Gazastrook, onder andere als gevolg van de blokkade, en dat hongersnood zich verder dreigt te ontvouwen indien humanitaire hulp niet wordt gefaciliteerd. Nederland roept Israël op om hulporganisaties waaronder de Rode Kruis- en Halve Maanbeweging en de VN-organisaties, die klaar staan aan de grens om hulpgoederen te leveren, onmiddellijk toegang te verlenen.
Deelt het kabinet de mening van VN secretaris-generaal Guterres en een twintigtal internationale hulporganisaties dat het Israëlische voornemen om slechts zeer beperkt hulp toe te laten en te distribueren met hulp van private Amerikaanse beveiligingsbedrijven in strijd is met internationale wetgeving? Zo nee, waarom niet?
Het kabinet is kritisch over het voorstel, waarvan tot op heden weinig details bekend zijn gemaakt. Het voorgestelde mechanisme lijkt op gespannen voet te staan met het humanitair oorlogsrecht en de humanitaire principes van neutraliteit, onafhankelijkheid en onpartijdigheid, en lijkt geen realistische manier te bieden om hulp bij alle burgers in nood in de hele Gazastrook te krijgen. Deze Nederlandse zorgen hierover zijn onder meer aanleiding geweest voor de brief aan EU Hoge Vertegenwoordiger Kallas van 6 mei jl.
Hoe zet het kabinet de «goede relaties» met Israël in om de regering Netanyahu ervan te overtuigen om onmiddellijk de blokkade van Gaza op te heffen en humanitaire/medische hulp aan de bevolking ongehinderd toe te laten?
Sinds het uitbreken van de oorlog heeft Nederland zich naar vermogen ingezet om die situatie te verbeteren en partijen opgeroepen zich aan het humanitair oorlogsrecht te houden. Dit heeft het kabinet zowel voor als achter de schermen gedaan. Zoals genoemd in de beantwoording van vraag 1, heeft het kabinet meermaals en duidelijk aangegeven dat het door Israël tegenhouden van humanitaire hulp indruist tegen het humanitair oorlogsrecht. Het kabinet heeft Israël hier ook meermaals op aangesproken. Zoals reeds aan uw Kamer2 medegedeeld heeft Nederland middels een brief aan de EU Hoge Vertegenwoordiger Kallas verzocht om de naleving door Israël van Artikel 2 van het Associatieakkoord te evalueren. In afwachting hiervan zal Nederland niet instemmen met verlenging van het EU-Israël Actieplan.
Op welke manier wordt er met bondgenoten gewerkt aan een plan om – desnoods zonder instemming van de Israëlische regering – humanitaire hulp te leveren aan de bevolking in Gaza?
Nederland onderhoudt nauw contact met gelijkgezinde landen en humanitaire partnerorganisaties over de toegangssituatie. Hulporganisaties, waaronder partners van Nederland, staan klaar om op grote schaal hulp te leveren zodra Israël de blokkade opheft en er werkbare condities worden gecreëerd voor humanitaire organisaties. Er kan geen humanitaire hulp geleverd worden zolang Israël de blokkade in stand houdt.
Overweegt het kabinet om desnoods via zee of via de lucht (zoals reeds bepleit in aangenomen moties) humanitaire hulp te leveren aan de bevolking in Gaza? Zo nee, waarom niet?
Toegang tot de Gazastrook wordt militair gecontroleerd door Israël. Dat betreft ook de zee en het luchtruim. Initiatieven waarvoor geen toestemming is gegeven, zouden vrijwel zeker door het Israëlische leger worden tegengehouden, hetgeen uiterst gevaarlijk kan zijn voor hulpverleners, burgers en andere betrokkenen. Dat maakt dat humanitaire hulp simpelweg niet zonder instemming kan worden geleverd. Toegang over land wordt gezien als de enige manier om op effectieve wijze hulp te bieden, ook op de schaal die nodig is. Het is daarom essentieel dat Israël de blokkade van hulp direct opheft.
Deelt het kabinet de opvatting dat het toch niet zo kan zijn dat de internationale gemeenschap zwijgend en verlamd toekijkt terwijl honger als wapen wordt ingezet tegen 2,2 miljoen Palestijnen in Gaza?
Zie beantwoording vraag 5. Het enorme leed in de Gazastrook laat niemand onberoerd. Het is van groot belang dat de bevolking van Gaza de hulp krijgt die zo hard nodig is. Het kabinet blijft zich hier onverminderd voor inzetten.
Kunt u bovenstaande vragen elk afzonderlijk binnen 24 uur beantwoorden?
De gevraagde termijn van 24 uur konden wij niet honoreren. Wel hebben wij beantwoording verzonden vóór het plenaire debat over het Midden-Oosten van 13 mei. Het streven is altijd om schriftelijke vragen van uw Kamer tijdig af te doen.
Het bericht ‘Pentagon chief scraps program from first Trump term to boost women in security’ |
|
Daniëlle Hirsch (GL), Sarah Dobbe (SP), Derk Boswijk (CDA), Mpanzu Bamenga (D66), Jan Paternotte (D66) |
|
Caspar Veldkamp (minister ) (NSC), Ruben Brekelmans (minister ) (VVD), Reinette Klever (PVV) |
|
![]() ![]() ![]() ![]() |
Bent u bekend met het nieuwsbericht dat de Verenigde Staten een streep zet door het eigen Vrouwen, Vrede en Veiligheidsprogramma?1
Ja.
Kunt u toezeggen om bij uw Amerikaanse ambtsgenoten eropaan te dringen zich te houden aan de – mede door de Verenigde Staten aangenomen – bindende Women, Peace and Security (WPS) VN Veiligheidsraad Resoluties 1325 (2000), 1820 (2008), 1888 (2009), 1889 (2009), 1960 (2010), 2106 (2013), 2122 (2013), 2242 (2015), 2467 (2019), 2493 (2019) en 2538 (2020), alsook het bindende VN-Vrouwenrechtenverdrag (1979) en het bindende VN-Wapenhandelsverdrag (2013) en internationaal humanitair recht?
Nederland spreekt zich voor en achter gesloten deuren uit over het belang van implementatie en naleving van internationale afspraken en verdragen, waaronder de VN-Veiligheidsraad resoluties over Vrouwen, Vrede en Veiligheid, het VN-Vrouwenrechtenverdrag, het VN-Wapenhandelsverdrag en de naleving van het internationaal humanitair recht. Het bevorderen van die principes is van belang in bilaterale en multilaterale dialoog, inclusief met de Verenigde Staten.
Overigens hebben de Verenigde Staten het VN- Vrouwenrechtenverdrag en het Wapenhandelsverdrag niet geratificeerd.
Kunt u toezeggen – exact 25 jaar nadat WPS Resolutie 1325 werd aangenomen – zich in Europese Unie (EU)-, Verenigde Naties (VN)- en NAVO-verband hard te maken voor de volledige uitvoer van bovengenoemde internationale afspraken en verdragen aangaande Vrouwen, Vrede en Veiligheid, inclusief de in 2024 aangenomen NATO Women, Peace and Security policy en de in 2021 aangenomen EU Gender Action Plan-3?
Zoals ook aangegeven in de brief van 20 februari 2025 en het verslag van een schriftelijk overleg over de Rapportage 2022–2023 inzake het Nationaal Actieplan Vrouwen, Vrede en Veiligheid2, voert het kabinet genoemde afspraken uit op het gebied van Vrouwen, Vrede en Veiligheid. In multilateraal verband blijft Nederland waar opportuun het belang van vrouwenrechten en participatie van vrouwen in vredesprocessen benadrukken.
Wilt u op EU- en VN-niveau met medestanders zich hard maken voor extra WPS-financiering om de kaalslag en de afbraak van WPS te voorkomen, zodat onder andere de vrouwen in Afghanistan, Congo, Soedan, en Syrië zich in kunnen blijven zetten voor duurzame vrede en veiligheid voor iedereen?
Zoals benoemd in het antwoord op vraag 3 benadrukt Nederland op EU- en VN-niveau, wanneer opportuun met gelijkgezinde landen, het belang van het waarborgen van Vrouwen, Vrede en Veiligheid, inclusief financiering daarvan.
Nederland blijft zich diplomatiek, financieel en (militair)operationeel inzetten voor de uitvoering van de WPS-resoluties. Zo zet het kabinet ook in het nieuwe kader voor samenwerking met maatschappelijke organisaties een instrument op voor Vrouwen, Vrede en Veiligheid.3 Ter uitvoering van de motie Dobbe4 wordt binnen het partnerschap met PAX een bedrag van 18.000 Euro beschikbaar gesteld voor de versterking van maatschappelijk middenveld in Syrië, voor activiteiten van de door vrouwen geleide non-gouvernementele organisatie Women Now for Developmenten de organisatie Justice for Life.
Ook in multilateraal verband blijft Nederland het belang van vrouwenrechten en deelname van vrouwen aan vredes- en veiligheidsprocessen benadrukken. Tijdens het jaarlijkse Open Debat over Vrouwen, Vrede en Veiligheid in de VN Veiligheidsraad zal Nederland zich op nationaal en in EU-verband uitspreken voor de uitvoering van de WPS-resoluties. Zoals tijdens de BZ begrotingsbehandeling in de Tweede en Eerste Kamer van respectievelijk 26 maart en 22 april jl. aangegeven, wordt bekeken of rond de NAVO-top aandacht besteed kan worden aan WPS. Gesprekken ter zake zijn gaande, gezocht wordt naar een manier om aan het thema in het bredere kader van de NAVO-top passende invulling te geven.
Daarnaast spant Defensie zich in het kader van het Defensie Actieplan 1325 in voor een verbeterde integratie van het genderperspectief in militaire operaties. In dit kader verzorgt Nederland regelmatig workshops, trainingen en bijdragen aan conferenties over Vrouwen, Vrede en Veiligheid. Zo wordt tweemaal per jaar samen met het Spaanse Ministerie van Defensie de training A Comprehensive Approach to Gender in Operationsverzorgd.
Sinds 2017 levert Defensie een genderadviseur aan de United Nations interim- Force in Lebanon (UNIFIL) en vanaf 2025 een genderadviseur aan de missie United Nations Command (UNC) in Zuid-Korea. Daarnaast werkt Defensie nauw samen met de EU, de NAVO en het Nordic Center for Gender in Military Operations op het gebied van beleid, trainingen en uitvoering.
Welke acties onderneemt u zelf om de WPS-resoluties uit te voeren- zowel in termen als financiering als via eigen beleid en programma’s?
Zie antwoord vraag 4.
Het uitblijven van investeringen voor het gevangeniswezen |
|
Derk Boswijk (CDA), Faith Bruyning (NSC), Esmah Lahlah (GroenLinks-PvdA), Michiel van Nispen (SP), Willem Koops (NSC) |
|
Coenradie |
|
![]() ![]() ![]() ![]() |
Klopt het dat er bij de Voorjaarsnota geen geld is vrijgemaakt voor het gevangeniswezen, maar er in plaats daarvan een korting is ingeboekt van 23 miljoen euro?
Het klopt dat er geen aanvullende middelen beschikbaar zijn gekomen voor het gevangeniswezen. Daarnaast is in 2024 eenmalig 23 miljoen euro van het eigen vermogen afgeroomd omdat conform de Regeling Agentschappen1 (art. 11 sub 3) de grens van maximaal toegestane stand van het eigen vermogen is overschreden.
Het eigen vermogen van DJI is op dit moment zo hoog, onder andere doordat er openstaande vacatures zijn en in het verleden huisvestingsprojecten zijn uitgesteld. Deze kosten moeten de komende jaren alsnog gemaakt worden, als nieuw personeel geworven is en de renovaties uitgevoerd kunnen worden. Renovaties en capaciteitsuitbreidingen blijven benodigd.
Hoe kijkt u naar de afroming van 23 miljoen in 2025 van het surplus op het eigen vermogen bij de Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI) door Justitie en Veiligheid (J&V)? Deelt u de mening dat dit de facto in bezuiniging is op het gevangeniswezen?
Een bezuiniging betekent dat een organisatie dezelfde taken met minder geld moet gaan doen. Dit is niet het geval.
De afroming van het eigen vermogen betreft eenmalig, incidenteel geld. Het afromen van eigen vermogen betreft een wettelijke verplichting conform de Regeling Agentschappen2. Het eigen vermogen van een baten-lastenagentschap, bedoeld om incidentele financiële tegenvallers op te kunnen vangen, is gebonden aan een maximumomvang van 5% van de gemiddelde jaaromzet, berekend over de laatste drie jaar. Deze 23 miljoen euro is gebruikt om problematiek van Justitie en Veiligheid op te lossen waaronder het ophogen bij 1e suppletoire begroting van het budget bij DJI als gevolg van de hogere PMJ raming (Jeugd en Forensische zorg).
Waarom zijn deze middelen niet behouden voor het gevangeniswezen?
Deze middelen zijn gebruikt als dekking van de ophoging bij 1e suppletoire begroting van DJI ten behoeve van Justitiële Jeugdinrichtingen en Forensische Zorg als gevolg van de hogere PMJ raming,
Verder verwijs ik u naar de beantwoording van vraag een en vraag twee.
Wat betekent het uitblijven van investeringen voor de veiligheid en werkbeleving van het gevangenispersoneel?
Zonder aanvullende investeringen kan ik geen structurele capaciteitsuitbreidingen realiseren en kunnen veel van de noodzakelijke renovaties niet uitgevoerd worden. Dit betekent dat de komende jaren het capaciteitstekort verder zal toenemen. Met het toenemende capaciteitstekort zal de druk op het personeel van DJI de komende jaren onverminderd hoog blijven. Dit kan de werkbeleving van het personeel negatief beïnvloeden en DJI een minder aantrekkelijke werkgever maken.
Wat zijn de gevolgen van het uitblijven van investeringen op de korte termijn, zoals het mogelijk nog eerder heenzenden van gedetineerden dan de nu al geldende noodmaatregel van twee weken?
Enkele tijdelijke capaciteitsuitbreidingen voor de korte termijn, zoals een noodgevangenis met 60 tijdelijke plekken, worden betaald uit de bestaande budgetten en uit het amendement van het lid Ellian (VVD). Deze tijdelijke plekken zijn echter onvoldoende in omvang ten opzichte van de benodigde capaciteit om de komende jaren aan de stijgende capaciteitsvraag te voldoen. Dit zal er in de komende jaren toe leiden dat gedetineerden waarschijnlijk nog langer moeten worden heengezonden dan 14 dagen en dat executietermijnen kunnen verlopen. Tevens blijft de voorraad arrestanten en zelfmelders oplopen.3
In hoeverre leidt het uitblijven van investeringen tot een toename van het aantal nog niet geëxecuteerde gevangenisstraffen?
Het prognosemodel Justitiële Keten raamt een tekort van 800 plaatsen in 2030. Ook zijn er investeringen nodig voor renovaties zodat huidige gebouwen in stand kunnen worden gehouden. Daar komt bij dat er een groeiende voorraad zelfmelders en arrestanten is. De voorraad aan zelfmelders en arrestanten ligt al rond de 1.000 detentiejaren. Er is momenteel geen financiële ruimte om in te zetten op structurele capaciteitsuitbreidingen en om alle noodzakelijke renovaties aan te pakken. Dit zal bijdragen aan het hierboven benoemde tekort en de consequenties daarvan
Betekent het uitblijven van investeringen tot een mildere beoordeling van gratieverzoeken die gegrond zijn op het niet tijdig executeren van opgelegde gevangenisstraffen?
Nee dit is niet het geval. De mogelijkheid om gratie te verlenen aan een verzoeker is uitgewerkt in de Gratiewet (artikel 2)4. De criteria voor gratie zijn onder andere of de straf nog een doel dient en of er nieuwe omstandigheden zijn die de rechter nog niet bekend waren en die van invloed zouden kunnen zijn op de strafoplegging. Verder moet het een onherroepelijke veroordeling betreffen en mag het niet gaan om een gratieverzoek wat eerder is afgewezen. In de gratiewet wordt ook nader uiteengezet hoe het procesverloop is van een gratieprocedure (artikel 4). De huidige situatie brengt daar geen verandering in.
Kunt u deze vragen los van elkaar en vóór 1 juni 2025, doch uiterlijk voorafgaand aan de behandeling van de suppletoire begroting J&V, beantwoorden?
Wegens de wisseling van de portefeuille van de voormalig Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, naar de Staatssecretaris Rechtsbescherming zijn deze vragen niet voor 1 juni beantwoord.
Het bericht 'Orkaan van haat treft Christenen voor Israël na video Tim Hofman: ‘Maar aantijgingen volstrekt onjuist’' |
|
Derk Boswijk (CDA) |
|
David van Weel (minister , minister ) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Orkaan van haat treft Christenen voor Israël na video Tim Hofman: «Maar aantijgingen volstrekt onjuist»»?1
Ja.
Deelt u de mening dat geloofsbijeenkomsten, ongeacht de inhoud ervan zolang ze niet in strijd zijn met het recht, doorgang moeten kunnen vinden zonder hinder?
Ja, geloofsbijeenkomsten zouden in beginsel doorgang moeten kunnen vinden zonder hinder.
Op welke manier kunt u ervoor zorgen dat verboden demonstraties in de privésfeer daadwerkelijk worden voorkomen en hierbij de mensen worden beschermd tegen dergelijke demonstraties?
De burgemeester heeft de bevoegdheid om demonstraties in het uiterste geval te verbieden als dat noodzakelijk is ter bescherming van de gezondheid, ter bescherming van het verkeer, of ter voorkoming of bestrijding van wanordelijkheden. Als een demonstratie is verboden kan de politie mensen die toch naar een verboden demonstratie komen aanhouden wegens overtreding van de Wet openbare manifestaties (Wom).
Hoe beoordeelt u de wijze waarop geprotesteerd werd bij deze bijeenkomst van Christenen voor Israël in het kader van het recht tot vergadering en betoging en het verbod op het verstoren van religieuze bijeenkomsten?
Het is de verantwoordelijkheid van het lokaal gezag, in het bijzonder de burgemeester om demonstraties zoveel mogelijk te faciliteren en waar nodig in te grijpen. De burgemeester legt hierover verantwoording af aan de gemeenteraad. Het is niet aan mij om hier een oordeel over te geven.
Daarbij merk ik op dat het kabinet vaker ziet dat het demonstratierecht botst met andere grondrechten. Mede om die reden wordt via het Wetenschappelijk Onderzoek- en Datacentrum de mate verkend waarin het wettelijk kader bestendigd kan worden en het handelingsperspectief voor alle betrokkenen verstevigd kan worden. De uitkomsten van dit onderzoek worden aan het eind de zomer verwacht, waarna het kabinet uw Kamer in het najaar zal informeren over de uitkomsten en onze reactie daarop.
Zijn in uw ogen de betogers bij dit protest de grenzen van het demonstratierecht overgegaan?
Zie antwoord vraag 4.
Hoe beoordeelt u het feit dat de bezoekers en sprekers van deze bijeenkomst onder begeleiding van zelf gefaciliteerde beveiligers de bijeenkomst moesten verlaten en de beschreven afzijdige rol van de politie en lokale driehoek in dezen?
Zie antwoord vraag 4.
In hoeverre bent u van mening dat de veiligheid en vrijheid van de deelnemers aan de bijeenkomst van Christenen voor Israël voldoende is gewaarborgd?
Zie antwoord vraag 4.
Bent u van plan om maatregelen te nemen om dergelijke situaties in de toekomst te voorkomen? Zo ja, welke maatregelen en zo niet, waarom niet?
Zie antwoord vraag 4.
Hoe luidt uw reactie op het bericht «Nigeria: christenen in deelstaat Plateau keer op keer slachtoffer militante Fulani’s»?1
Bent u op de hoogte van de vele moordpartijen en gewelddadige incidenten tegen christenen in (het midden van) Nigeria? Klopt het dat islamitische militante Fulani’s de daders zijn van dit geweld? Wat weet u van deze groep?
Bent u in contact met de Nigeriaanse overheid om hen op te roepen de gemeenschappen te beschermen en de daders verantwoordelijk te houden? Bent u bereid dit ook in Europees verband aan te kaarten?
Bent u bereid om uw inzet tegen dit geweld te vergroten? Zo ja, op welke manier?
Op welke manier kan Nederland de aangevallen gemeenschappen ondersteunen, die zijn ontheemd, geen eten of inkomen hebben en zo tot armoede worden gedreven?
Wat is de inzet van de Nederlandse Speciaal Gezant voor Religie en Levensovertuiging bij het aan de orde stellen van dit geweld?
Wanneer komt er duidelijkheid over de aanstelling van de EU-gezant voor godsdienstvrijheid? Geeft dit nieuws aanleiding om hier opnieuw aandacht voor te vragen?
Op welke manier heeft uw departement en de betrokken post(en) nadere aandacht besteedt aan de religieuze overwegingen en extremisme bij het geweld, zoals u in antwoord op eerdere Kamervragen heeft aangegeven?2 Welke stappen gaat u nog zetten?
Bent u bereid om dit patroon van geweld aan de orde te stellen bij de VN Mensenrechtenraad? Zo nee, waarom niet? Geeft het geweld aanleiding om alsnog op te roepen tot oprichting van een internationale onderzoekscommissie onder auspiciën van de VN om de aard en de omvang van het geweld in Nigeria te onderzoeken, met bijzondere aandacht voor de achterliggende religieuze identiteit van daders en slachtoffers van dit geweld? Zo nee, wanneer wel?
Wat is uw reactie op de recente uitspraak van hoogste rechtbank van de West-Afrikaanse statenorganisatie Economische Gemeenschap van West-Afrikaanse Staten (ECOWAS) dat de bepalingen in de strafwet van de deelstaat Kano in strijd zijn met internationale mensenrechten? Ziet u een verband tussen gewelddadige incidenten tegen christenen en de blasfemiewetten in Nigeria? Bent u bereid om in Europees verband de Nigeriaanse overheid op te roepen om deze wetten aan te passen?3
Bent u bekend met bovenstaand bericht?1
Ja.
Veroordeelt u het ontzeggen van humanitaire hulp in Gaza door Israël?
Ja, het kabinet veroordeelt het blokkeren van humanitaire hulp en basisvoorzieningen zoals elektriciteit. Dit druist in tegen het internationaal recht. De blokkade moet direct worden opgeheven, en humanitaire toegang moet ongehinderd kunnen plaatsvinden. Deze positie is zowel publiek als bilateraal richting Israël uitgedragen, onder andere middels een ontbieding van de Israëlische ambassadeur op 9 april 2025.
Bent u van mening dat het ontzeggen van humanitaire hulp in Gaza valt onder de collectieve bestraffing van het Palestijnse volk, en daarmee kwalificeert als oorlogsmisdaad?
Het opleggen van collectieve straffen is als zodanig niet apart strafbaar gesteld als oorlogsmisdrijf in het Statuut van Rome inzake het Internationaal Strafhof (ISH). Wel is collectieve bestraffing van beschermde personen verboden volgens artikel 33 van het Vierde Verdrag van Genève betreffende de bescherming van burgers in oorlogstijd. In het Statuut van Rome is het in een internationaal gewapend conflict opzettelijk gebruikmaken van uithongering van burgers als methode van oorlogvoering als oorlogsmisdrijf strafbaar gesteld (artikel 8, tweede lid, onder b, sub xxv). In aanvulling daarop heeft de Vergadering van verdragspartijen (Assembly of States Parties) op 6 december 2019 een amendement op het Statuut van Rome aangenomen, waarin dit ook als oorlogsmisdrijf strafbaar wordt gesteld in gewapende conflicten die niet internationaal van aard zijn (artikel 8, tweede lid, onder e, sub xix). Een dergelijk amendement moet door de individuele verdragspartijen worden geaccepteerd. In het geval van de Palestijnse Gebieden is het amendement nog niet in werking getreden, hetgeen niet afdoet aan het eerder genoemde artikel 8, tweede lid, onder b, sub xxv.
Het kabinet heeft meermaals en duidelijk aangegeven dat het door Israël tegenhouden van humanitaire hulp indruist tegen het humanitair oorlogsrecht en heeft Israël hier ook op aangesproken.
Bent u bekend met de aangenomen Verenigde Naties (VN)-resolutie 2417 waarin unaniem de inzet van uithongering tegen burgers als oorlogsmethode wordt veroordeeld en elke weigering van humanitaire toegang als een schending van het internationaal recht wordt verklaard?
Ja, het kabinet is bekend met VN-Veiligheidsraadresolutie 2417. In 2018 werd deze resolutie in de VN-Veiligheidsraad op Nederlands initiatief unaniem aangenomen.
Bent u van mening dat VN-resolutie 2417 genegeerd wordt in dit geval? Zo ja, welke actie(s) verbindt u daaraan? Zo nee, waarom niet?
Resolutie 2417 van de VN-Veiligheidsraad veroordeelt uithongering van de burgerbevolking als methode van oorlogvoering en wijst op het belang van het naleven van het humanitair oorlogsrecht. Het verbinden van acties aan de mate van opvolging van deze resolutie ligt primair bij de VN-Veiligheidsraad. Vanwege de huidige dynamiek binnen de VN-Veiligheidsraad, waarvan Nederland momenteel geen lid is, levert opvolging van deze en andere resoluties grote uitdagingen op. Het blijft daarom van belang om de implementatie van Resolutie 2417, en het humanitair oorlogsrecht in den brede, te blijven agenderen, zoals Nederland ook doet, zowel in multilaterale fora als bilateraal met Israël. In lijn met Resolutie 2417 wijst Nederland Israël consequent op de verplichtingen onder het humanitair oorlogsrecht.
Schendt Israël met het ontzeggen van humanitaire hulp aan Gaza volgens u de voorlopige uitspraak van het Internationaal Gerechtshof (ICJ) (in de genocidezaak van Zuid-Afrika) dat Israël alles in het werk moet stellen om een genocide te voorkomen? Zo ja, welke gevolgen verbindt u hieraan? Zo nee, waarom niet?
In de op 28 maart 2024 door het Internationaal Gerechtshof (IGH) vastgestelde voorlopige maatregel is onder meer gesteld dat Israël onmiddellijk alle noodzakelijke en effectieve maatregelen moet nemen om te verzekeren, in samenwerking met de Verenigde Naties, dat de ongehinderde levering, door alle relevante actoren, van urgent benodigde basisvoorzieningen en humanitaire hulp wordt toegelaten. Dit is bevestigd in de voorlopige maatregel van het IGH van 24 mei 2024. De toegang voor humanitaire hulp en basisvoorzieningen zoals elektriciteit is echter door Israël sinds 2 maart 2025 geblokkeerd. Het kabinet veroordeelt het blokkeren van humanitaire hulp en basisvoorzieningen zoals elektriciteit. Dit druist in tegen het internationaal recht. De blokkade moet direct worden opgeheven, en humanitaire toegang moet ongehinderd kunnen plaatsvinden. Het kabinet respecteert de voorlopige maatregel van het Hof en roept, ook in bilaterale contacten met Israël, op de bindende voorlopige maatregel na te leven. Op dit moment loopt deze procedure tussen Zuid-Afrika en Israël onder het Genocideverdrag nog bij het Internationaal Gerechtshof waarin het IGH desgevraagd zal oordelen over de naleving van de voorlopige maatregelen.
Bent u bereid in Europees verband op te roepen tot sancties tegen de Israëlische regering?
Nederland blijft via diplomatieke weg benadrukken dat alle partijen zo snel mogelijk moeten terugkeren naar de afspraken van het staakt-het-vuren. Nederland weegt continu af op welke wijze het beste invloed uitgeoefend kan worden om de situatie op de grond te verbeteren. Dat gebeurt achter de schermen maar ook publiekelijk via verklaringen, in bilateraal verband of samen met gelijkgezinde landen. De ontbieding van de Israëlische ambassadeur op 9 april 2025 is hier een voorbeeld van.
Sancties zijn een van de middelen die kunnen worden ingezet. Om sancties binnen de EU in te stellen is voldoende draagvlak onder EU-lidstaten nodig. In sanctieregimes worden de criteria vastgesteld op basis waarvan personen en entiteiten op voorstel van de Hoge Vertegenwoordiger of EU-lidstaten op de bijbehorende sanctielijst kunnen worden geplaatst. Dit proces dient te voldoen aan enkele randvoorwaarden, waaronder een gedegen juridische onderbouwing en het algemene uitgangspunt van EU-eenheid.
Naast regimes die zich richten op de politieke situatie in een land, beschikt de EU over horizontale en thematische sanctieregimes. Zo kunnen personen of entiteiten verantwoordelijk voor misdaden tegen de menselijkheid op de EU-mensenrechtensanctielijst worden geplaatst. Mede op initiatief van Nederland zijn onder het EU-mensenrechtensanctieregime twee sanctiepakketten aangenomen die zich richten op verantwoordelijken voor kolonistengeweld op de Westelijke Jordaanoever en het blokkeren van humanitaire hulp aan de Gazastrook. Nederland blijft zich hiervoor inspannen en sluit in dit kader sancties tegen Israëlische bewindspersonen ook niet uit, in lijn met motie Piri (Kamerstuk 21 501-02, nr. 2945).
Sinds het verbreken van het staakt-het-vuren op 18 maart jl. is de situatie in de Gazastrook verder verslechterd. De aanhoudende Israëlische blokkade van humanitaire hulp en elektriciteit zorgt voor grootschalig leed. Ook de beslissing van het Israëlische veiligheidskabinet om de operatie in de Gazastrook uit te breiden draagt niet bij aan het duurzaam beëindigen van het conflict. Daarnaast is de situatie op de Westelijke Jordaanoever verder verslechterd. Grootschalige Israëlische militaire operaties op bezette Westelijke Jordaanoever in combinatie met kolonistengeweld zorgen eveneens voor meer instabiliteit en menselijk leed. Ook de uitspraken van kabinetsleden over de (permanente) (her)bezetting van (delen van) de Gazastrook, Syrië en Libanon zijn onacceptabel. Dit samenstel aan ontwikkelingen heeft het kabinet genoodzaakt tot het zetten van verdere stappen. Ik heb daarom aan Hoge Vertegenwoordiger Kallas laten weten dat ik een evaluatie van de naleving door Israël van artikel 2 van het EU-Israël Associatieakkoord noodzakelijk acht. Hierover is op 7 mei een brief naar uw Kamer gestuurd (uw kenmerk 32 623, nr. 352).
Bent u bereid deze vragen één voor één en met spoed, binnen een week, te beantwoorden?
De vragen zijn zo spoedig mogelijk beantwoord.
Het bericht 'Groene boa’s willen gemakkelijker wapens krijgen: ‘Zonder zijn we vleugellam’' |
|
Derk Boswijk (CDA) |
|
David van Weel (minister ) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Groene boa’s krijgen steeds vaker met agressie te maken: «Die pepperspray heb ik niet voor niets»»?1
Ja.
Kunt u reflecteren op de huidige situatie waarin boa’s steeds vaker werk doen dat overlapt met politiewerk, waardoor zij regelmatig in heftige situaties terechtkomen zoals schietincidenten, zware verkeersongelukken, reanimaties of onverwachte gewelddadige situaties, met eventuele psychische klachten als gevolg?
Optreden in situaties waarbij aan de voorkant een reëel risico bestaat op geweld of escalatie is voorbehouden aan de politie. Het is nadrukkelijk niet de bedoeling dat boa’s zich actief begeven in dergelijke situaties. Ik erken dat de rol en taak van de buitengewoon opsporingsambtenaar (boa) binnen de politiefunctie volop in ontwikkeling is. Daarom ben ik bezig met een diepgaande beschouwing op het boa-bestel. Deze moet antwoord geven op de vraag wat de rol én taak van de boa is binnen de politiefunctie, welke bevoegdheden en (wapen)uitrusting nodig zijn voor een adequate taakuitvoering en welke waarborgen daarbij noodzakelijk zijn. Rond de zomer van 2025 zal de diepgaande beschouwing op het boa-bestel aan uw Kamer worden aangeboden.
Deelt u de mening dat Posttraumatische stressstoornis (PTSS) als beroepsziekte ook erkend moet worden voor boa’s? Zo nee, waarom niet?
Laat ik voorop stellen dat het oplopen van PTSS of andere gezondheidsklachten als gevolg van werk afschuwelijk is. Er is in Nederland geen landelijk geldende lijst van beroepsziekten die van overheidswege wordt vastgesteld. Afspraken hierover moeten worden gemaakt tussen werkgevers en werknemers. Ik heb hier als Minister van Justitie en Veiligheid geen rol omdat ik niet de werkgever van de boa’s ben.
Wanneer kan de Kamer de kabinetsreactie verwachten op de initiatiefnota van de leden Boswijk, Mutluer en Van der Werf over de aanpak van PTSS bij geüniformeerde beroepen (36 662) zoals verzocht op 13 december 2024?
De kabinetsreactie op de initiatiefnota van de leden Boswijk (CDA), Mutluer (GL/PvdA) en Van der Werf (D66) over de aanpak van PTSS bij geüniformeerde beroepen wordt voor de zomer 2025 met uw Kamer gedeeld.
Wat vindt u ervan dat groene boa’s zichzelf als vleugellam beschouwen zonder dienstwapen, gezien de lange aanrijtijden van de politie in de regio, de toenemende overlap van de werkzaamheden van de boa met politiewerk en de toenemende aanwezigheid van zware criminaliteit op het platteland?
De zorgen van boa’s over de langere aanrijtijd van politie als gevolg van hun werkzaamheden in het buitengebied zijn mij bekend. Indien noodzakelijk voor een goede uitoefening van diens taak is het mogelijk dat de groene boa uitgerust wordt met geweldmiddelen tot en met het vuurwapen. Het is aan de werkgever om geweldmiddelen aan te vragen en de noodzaak hiervan aan te tonen. De mogelijkheid om een beroep te doen op de politie is een van de criteria bij de beoordeling of er sprake is van noodzaak tot bewapening met een vuurwapen. De behoefte om over geweldsmiddelen te beschikken verschilt per werkgever. Het boa-bestel biedt ruimte voor die diversiteit. In de eerder genoemde beschouwing op het boa-bestel zullen ook de rol, taak, bevoegdheden en waarborgen met betrekking tot de groene boa worden bezien.
Welke maatregelen kunnen genomen worden om de aanrijtijden van de politie te verkorten als een groene boa gebruik maakt van de alarmknop?
Groene boa’s kunnen in noodsituaties rekenen op de ondersteuning van politie. Tegelijkertijd werken groene boa's regelmatig in afgelegen of moeilijk bereikbare gebieden, waardoor directe en snelle ondersteuning niet altijd mogelijk is. Inmiddels beschikken groene boa’s over portofoons met GPS waarmee de benodigde hulp sneller ter plaatse kan zijn.
Een zorgvuldige risicoanalyse door de boa-werkgever voorafgaand aan de inzet van groene boa’s is ook essentieel om mogelijke gevaren tijdig in kaart te brengen, passende voorzorgsmaatregelen te treffen, en hun inzet af te stemmen met de politie zodat zij hier rekening mee kunnen houden. Deze maatregelen kunnen de aanrijtijden van de politie in een noodsituatie verkorten.
Kunt u reflecteren op de uitspraak dat groene boa’s dagen in het papierwerk zitten voor de aanvraagprocedure van een dienstwapen en dat het soms maanden duurt voordat er een knoop is doorgehakt?
Met de toekenning van een geweldsbevoegdheid en geweldsmiddelen zijn verschillende grond- en mensenrechten in het geding. De aanwending van geweld door boa’s raakt immers aan het recht op leven, de onaantastbaarheid van het lichaam en de lichamelijke integriteit. Hieruit volgt dat een restrictief beleid wordt gehanteerd met betrekking tot de toekenning hiervan en dat er een zorgvuldige afweging zal moeten worden gemaakt voordat een geweldmiddel kan worden toegekend. De werkgever moet de noodzaak tot het bewapenen van een boa aantonen, waarna elke aanvraag afzonderlijk en zorgvuldig moet worden beoordeeld. Op dit moment zijn er 49 actieve boa's in domein II die een vuurwapen toegekend hebben gekregen. Indien zij ook hebben voldaan aan de Regeling Toetsing Geweldsbeheersing Buitengewoon opsporingsambtenaar (RTGB) mogen zij het vuurwapen dragen en gebruiken. Een boa is steeds voor de duur van een kalenderjaar geoefend in het gebruik, daarna moet er opnieuw een toets worden afgelegd. Met de selectieve groep boa’s die een vuurwapen toegekend hebben gekregen samen met de strenge eisen die hieraan gesteld worden benadrukken we het belang van het zorgvuldig omgaan in het toekennen van dit geweldmiddel.
Het besluit over de toekenning van vuurwapens aan boa’s duurt in sommige gevallen langer vanwege de complexiteit van de casuïstiek. Het gaat onder andere om vraagstukken rondom het verschil van inzicht aangaande het noodzaakcriterium en de motivering daarvan door aanvragers en (direct) toezichthouders. Hierdoor duurt het soms langer om tot een goed en afgewogen oordeel te komen. Daarnaast worden de uitspraken in enkele beroepszaken bestudeerd om de invloed hiervan en de gevolgen voor de besluitvorming te overzien.
Vindt u dat groene boa’s gemakkelijker uitgerust moeten kunnen worden met een dienstwapen dan nu het geval is? Zo nee, waarom niet? Zo ja, op welke manier denkt u dat de aanvraagprocedure voor een dienstwapen voor groene boa’s vereenvoudigd en versneld kan worden en bent u bereid zich hiervoor in te zetten?
Zoals eerder benoemd, dient er een zorgvuldige afweging te worden gemaakt bij het toekennen van geweldmiddelen. Dit geldt niet alleen voor een vuurwapen maar ook voor een wapenstok of pepperspray. Uiteraard is het van groot belang dat een boa adequaat wordt uitgerust voor zijn taak. Dit is één van de redenen dat ik bezig ben met een beschouwing van het boa-bestel. De beschouwing moet antwoord geven op de vraag wat de rol én taak van de boa binnen de politiefunctie is, welke bevoegdheden en (wapen)uitrusting de boa nodig heeft voor een adequate taakuitvoering en welke waarborgen daarbij noodzakelijk zijn. De boa’s in het buitengebied worden meegenomen in de beschouwing en dit onderwerp zal als onderdeel van de beschouwing met de Kamer worden gedeeld.
Wanneer kunt u de Kamer informeren over de aangepaste regelgeving omtrent de bewapening van handhavers in het buitengebied?
Zie antwoord vraag 8.
De gevolgen van bezuinigingen op het Mensenrechtenfonds |
|
Derk Boswijk (CDA) |
|
Caspar Veldkamp (minister ) (NSC) |
|
![]() |
Klopt het dat u voornemens blijft te bezuinigen op het Mensenrechtenfonds (MRF), ondanks dat dit het voornaamste financiële instrument is om mensenrechten te bevorderen?1
Het mensenrechtenfonds (MRF) blijft voor dit kabinet het voornaamste financiële instrument om mensenrechten wereldwijd te bevorderen. De bezuinigingsopdracht dwingt het kabinet wel om scherpere keuzes te maken gericht op een effectief en resultaatgericht mensenrechtenbeleid. Het MRF is zoveel als mogelijk ontzien aangezien bevorderen van mensenrechten een prioriteit vormt.
In 2024 bedroeg het budget voor het totale MRF (zowel centraal als decentraal) EUR 59.302.000. Om voor 2025 aan de opdracht van het Hoofdlijnenakkoord te voldoen zijn de bezuinigingen op het mensenrechtenfonds naar rato verdeeld binnen de beschikbare budgettaire ruimte, zoals dat ook voor andere budgetplaatsen is gedaan. Gezien het belang van het mensenrechtenfonds en de leidende rol die Nederland speelt op een aantal prioritaire thema’s is een deel van deze naar rato-bezuinigingen op het mensenrechtenfonds voor 2025 juist verminderd, met een bedrag van EUR 500.000. Het totaal beschikbaar budget voor MRF voor 2025 is EUR 44.403.000.
In 2026 is er EUR 43.963.000 beschikbaar (waarvan ODA: 23.216.000 en non-ODA: 20.747.000). Voor 2026 en verder zullen nadere beleidskeuzes gemaakt moeten worden om de bezuinigingen (ODA en non-ODA) op het Mensenrechtenfonds verder uit te werken.
Welke gevolgen hebben de aangekondigde bezuinigingen op het MRF voor de effectiviteit en impact van de Nederlandse inzet op mensenrechten wereldwijd?
Het kabinet erkent dat de programmatische bezuinigingen op de begroting van het Ministerie van Buitenlandse Zaken alsmede de taakstelling weerslag zullen hebben op de reikwijdte van het Nederlandse mensenrechtenbeleid. We zullen niet meer met mensenrechtenprojecten in 84 landen actief kunnen zijn. Zoals aangegeven in de kabinetsreactie op het IOB-rapport, dient het ambitieniveau van Nederland te worden bijgesteld, al blijft Nederland in vergelijking met veel andere landen veel aan mensenrechten doen.
Tegelijkertijd streeft het kabinet naar maximale effectiviteit binnen de beschikbare ruimte. Door een gerichtere thematische en geografische inzet van het decentrale mensenrechtenfonds beoogt het kabinet de impact van het mensenrechtenbeleid te behouden in die landen waar Nederland aantoonbaar verschil kan maken. Daarnaast blijven we ons uiteraard via diplomatie en multilaterale fora hard maken voor mensenrechten en zullen we ook in landen waar geen MRF beschikbaar is de bilaterale dialoog over het belang van bescherming en bevordering van mensenrechten, democratie en internationale rechtsorde niet uit de weg gaan.
Op welke manier weegt u mee dat de Nederlandse informatiepositie op het gebied van mensenrechten voor een groot deel steunt op samenwerking met maatschappelijke organisaties? Hoe wordt voorkomen dat deze positie verzwakt door de hervormingen en bezuinigingen, aangezien maatschappelijke organisaties door verminderde financiering mogelijk minder capaciteit hebben om hieraan bij te dragen?
De Nederlandse informatiepositie op het gebied van mensenrechten zal logischerwijs veranderen wanneer het aantal partnerlanden, en daarmee het aantal samenwerkingspartners, wordt teruggebracht. Zie tevens het antwoord op vraag 2.
Tegelijkertijd gaat de kennis en expertise van maatschappelijke organisaties, die het mensenrechtenbeleid voeden, niet verloren. In het nieuwe beleidskader voor samenwerking met maatschappelijke organisaties in ontwikkelingshulp komt ook een instrument voor het promoten en beschermen van mensenrechten, met een focus op lhbtiq+ en vrijheid van religie en levensovertuiging, evenals diverse instrumenten gericht op de rechten en positie van vrouwen. De Safety for Voices-partnerschappen gericht op de veiligheid van journalisten en mensenrechtenverdedigers lopen bovendien door tot 2027. Via dergelijke centrale programma’s ontvangt het ministerie dus ook informatie op de vijf thematische mensenrechtenprioriteiten. Daarnaast blijven we ons uiteraard via diplomatie en multilaterale fora hard maken voor mensenrechten.
Hoe zal het kabinet opvolging geven aan de aanbevelingen over het MRF uit de recent gepubliceerde IOB-evaluatie over het mensenrechtenbeleid?2
In de kabinetsreactie op de IOB-evaluatie verwelkomt het kabinet de hoofdconclusies, aanbevelingen en de constructief kritische toon van het IOB-rapport. De reactie bevat tevens een overzicht van de te nemen vervolgstappen per thema. Voor de toelichting over de uitgebreide opvolging verwijs ik uw Kamer naar de kabinetsreactie.
Specifiek op het mensenrechtenfonds onderschrijft het kabinet de noodzaak tot meer focus en strategische aansturing van de mensenrechteninzet in de landen waar Nederland actief is. Dit zal plaatsvinden door het aantal landen en het aantal thema’s waarop wordt ingezet te beperken op basis van duidelijke beleidsmatige criteria.
Zoals aangegeven in de kabinetsreactie, zal ik uw Kamer nader informeren over de uitwerking van de inperking van het mensenrechtenfonds in aanloop naar het jaarlijkse mensenrechtendebat, voorzien op 30 juni 2025.
Welke afwegingen spelen een rol bij het selecteren van de ambassades die MRF-budget zullen ontvangen?
Het proces voor de strategische herinrichting van het decentrale gedeelte van het mensenrechten fonds is momenteel nog gaande. Op basis van de IOB-aanbevelingen zal de geografische opzet en het aantal partnerlanden worden beperkt. In dit proces is een aantal factoren meegewogen, waaronder de mensenrechtensituatie in het land, de beschikbare Nederlandse invloed en expertise, de impact van de Nederlandse inzet alsmede de bredere Nederlandse belangen in het land.
Wanneer wordt bekend gemaakt hoe de MRF-budgetten per ambassade voor 2025 worden belegd? Kunt u, wanneer u de Kamer informeert over de voortgang van de uitwerking, een overzicht geven van de MRF-budgetten per ambassade voor 2025?
De bezuinigingen op het decentrale mensenrechtenfonds zijn voor 2025 al berekend. Door de beperking van de zogenaamde «vrije ruimte» (middelen die nog niet waren vastgelegd in contracten of verplichtingen) kregen ambassades vanaf 2025 minder financiële ruimte om het mensenrechtenfonds decentraal in te zetten. Dit gold voor alle posten die aanspraak maakten op het decentrale mensrenrechtenfonds.
Voor 2026 en verder is het kabinet op dit moment bezig met de herinrichting van het decentrale mensenrechtenfonds. Deze zal gebaseerd zijn de IOB-aanbevelingen en is mede ingegeven door de bezuinigingsopdracht. We zullen het MRF zoveel als mogelijk blijven ontzien.
Conform bestaande praktijk ontvangt uw Kamer jaarlijks een rapportage over het mensenrechtenbeleid. In het rapport over 2025 (voorzien voor het voorjaar 2026) zal een overzicht worden opgenomen van de inzet van het mensenrechtenfonds, uitgesplitst per regio en thema. Een volledige landenlijst met toekenningen per post kan, gelet op de gevoeligheid van het onderwerp en de veiligheid van betrokken collega’s en implementatiepartners, niet openbaar gemaakt worden. Deze kan desgewenst ter vertrouwelijke inzage met uw Kamer worden gedeeld.
Zullen er consultaties plaatsvinden met mensenrechtenexperts en het maatschappelijk middenveld om de strategische keuzes in de hervorming van het decentrale MRF te onderbouwen? Zo ja, op welke manier? Worden hierbij ook lokale stakeholders betrokken?
Het decentrale gedeelte van het mensenrechtenfonds wordt door het postennet lokaal ingezet om organisaties te steunen die zich op verschillende manieren inzetten voor mensenrechten. De herinrichting van dit gedeelte van het fonds wordt op dit moment uitgewerkt op basis van de IOB-aanbevelingen. Dit proces vindt plaats in nauw overleg met de betrokken regiodirecties en posten. Daarnaast ga ik op 12 mei a.s. in gesprek met de leden van het Breed Mensenrechten Overleg (BMO) over de kabinetsreactie op het IOB-rapport.
Welke stappen onderneemt u om donorcoördinatie te verbeteren, zodat met de op handen zijnde hervormingen en bezuinigingen geen grote onvoorziene financieringsgaten ontstaan, ook in het licht van de desastreuze bezuinigingen op mensenrechtenprogramma’s door USAID en andere donoren?
De herziening van de Amerikaanse buitenlandse hulp op bilateraal en multilateraal niveau en de aangekondigde en reeds doorgevoerde bezuinigingen door diverse gelijkgezinde donorlanden zullen wereldwijd grote gevolgen hebben. Het voortbestaan van veel lokale niet-gouvernementele mensenrechtenorganisaties staat wereldwijd onder druk. Op korte termijn zal het financieringsgat niet op te vullen zijn, ook niet met verbeterde donorcoördinatie. Wel zal er de komende jaren met gelijkgezinde landen veel meer gecoördineerd en samengewerkt moeten worden. In EU verband zal de komende tijd bekeken moeten worden wat er gedaan kan worden om belangrijke organisaties en mensenrechtenverdedigers wereldwijd effectief te kunnen blijven ondersteunen.
Nederland bespreekt ook met gelijkgezinde partners wat de mogelijkheden zijn om de meest urgente noden te adresseren. Zo werkt Nederland momenteel samen met Tsjechië en een aantal andere Europese landen om duurzame financiering te vinden voor Radio Free Europe. Daarnaast heeft Nederland recent een urgente financiële bijdrage kunnen leveren aan het in stand houden van radio Dabanga in Soedan.
Worden mensenrechtenexperts en het maatschappelijk middenveld geconsulteerd bij de totstandkoming van de overkoepelende toolkits voor de posten, die u in uw kabinetsreactie op de IOB-evaluatie heeft aangekondigd? Zo ja, op welke manier?
Zoals aangekondigd in de kabinetsreactie, wordt momenteel gewerkt aan een overkoepelende toolkit ter ondersteuning van de posten. De terms of reference voor deze toolkit is in ontwikkeling en het vergaren van input vanuit mensenrechtenexperts en maatschappelijk middenveld zal hierin worden meegenomen.
Het bericht 'Brandweer en veiligheidsregio's slaan alarm over bezuiniging op rampenbestrijding: 'Onbegrijpelijk in deze tijden'' |
|
Derk Boswijk (CDA) |
|
Coenradie , David van Weel (minister ) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Brandweer en veiligheidsregio's slaan alarm over bezuiniging op rampenbestrijding: «Onbegrijpelijk in deze tijden»»?1
Deelt u de mening dat de veiligheidsregio’s een enorm belangrijke pijler zijn van de nationale paraatheid bij rampen, crises, maatschappelijke ontwrichting en hybride dreigingen?
Vindt u het verantwoord om in deze tijden van geopolitieke instabiliteit en maatschappelijke dreiging 10 procent te bezuinigen op de Brede Doeluitkering Rampenbestrijding (BDuR)?
Kunt u inzichtelijk maken wat de concrete gevolgen zijn van deze BDuR-korting voor de slagkracht van veiligheidsregio’s, met name op het gebied van crisisvoorbereiding, personele capaciteit, samenwerking en oefenstructuren?
Wat zijn de gevolgen van deze bezuiniging op de brandweerzorg, het aantal brandweerposten en brandweermedewerkers?
Worden vanwege de voorgenomen bezuinigingen bepaalde taken niet meer uitgevoerd en leidt dit tot verlies van expertise en samenwerking tussen ketenpartners in de veiligheidsregio’s?
Heeft u in beeld wat de BDuR-korting betekent voor de specifieke regio’s met een strategisch nationaal belang, zoals Zeeland, Groningen, Limburg en Noord-Holland?
Wat zijn volgens u de risico’s voor de nationale crisisstructuur op de langere termijn, wanneer veiligheidsregio’s met vitale verantwoordelijkheden onvoldoende worden bekostigd om hun taken blijvend te kunnen vervullen?
Hoe wordt binnen de civiel-militaire samenwerking geborgd dat veiligheidsregio’s structureel kunnen blijven rekenen op defensie?
Kunt u reageren op de financiële claim die het Veiligheidsberaad heeft gedaan voor de inrichting van een landelijk dekkend netwerk van noodsteunpunten? Neemt u deze mee in de besluitvorming omtrent de Voorjaarsnota?
Bent u bereid in samenspraak met het Veiligheidsberaad te verkennen hoe een toekomstbestendig, risicogestuurd financieringsmodel ontwikkeld kan worden op basis van strategische opgaven, risicoprofielen en ecologische kwetsbaarheden?
De uitsluiting van het Afghaanse vrouwen voetbalelftal van de kwalificatie voor het WK door de Taliban. |
|
Derk Boswijk (CDA), Inge van Dijk (CDA) |
|
Caspar Veldkamp (minister ) (NSC), Karremans |
|
![]() |
Bent u op de hoogte van het artikel «Taliban verbieden deelname Afghaans vrouwenelftal aan WK-kwalificatie, Fifa grijpt nog niet in»?1
Ja
Hoe kijkt u naar de steeds verder onder druk staande vrouwenrechten in Afghanistan sinds de gewelddadige machtsovername van de Taliban in 2021?
De situatie voor Afghaanse vrouwen en meisjes sinds de machtsovername van het land door de Taliban in 2021 is zorgwekkend. Nederland veroordeelt met klem de systematische onderdrukking en uitsluiting van vrouwen en meisjes, in het bijzonder het gebrek aan toegang tot onderwijs en spreekt zich hier regelmatig over uit. Nederland heeft samen met Duitsland, Canada en Australië de staat Afghanistan aansprakelijk gesteld voor systematische en grove schendingen van het Vrouwenverdrag (CEDAW). Nederland blijft zich in internationaal verband en multilaterale fora inzetten op het waarborgen van mensenrechten in Afghanistan in het algemeen en de positie van vrouwen en meisjes in het bijzonder.
Bent u het ermee eens dat het recht om te mogen sporten waar ook ter wereld voor eenieder zou moeten gelden?
Het kabinet is van mening dat iedere vrouw de mogelijkheid zou moeten krijgen om te sporten, zoals ook is vastgelegd in het Vrouwenverdrag (CEDAW). Sport is van grote maatschappelijke waarde. Het is voor velen een belangrijk onderdeel van het dagelijks leven. Het draagt bij aan de fysieke en mentale gezondheid, creëert saamhorigheid en biedt kansen voor persoonlijke ontwikkeling.
Hoe kijkt u ernaar dat de Taliban het Afghaanse vrouwenvoetbalelftal, en alle vrouwen in Afghanistan, dit recht ontneemt? Bent u het eens dat dit onverteerbaar is in het kader van gelijke rechten voor vrouwen?
Zoals in het antwoord op vraag 2 is aangegeven, is de situatie voor vrouwen en meisjes in Afghanistan zorgwekkend. De Taliban ontneemt Afghaanse vrouwen en meisjes systematisch hun rechten en de mogelijkheid om te sporten. Het verbod op de deelname van het Afghaanse vrouwenvoetbalelftal aan de WK-kwalificatie is een voorbeeld van de bredere uitsluiting van Afghaanse vrouwen uit het publieke leven.
Bent u op de hoogte van de inhoud van de brief die de Fifa gestuurd zou hebben naar aanleiding van het rapport van de Sports & Rights Alliance? Kunt u achterhalen wanneer het plan dat daarin wordt aangekondigd, waarmee Afghaanse voetballers zowel binnen als buiten Afghanistan kunnen voetballen, gepresenteerd zal worden?
In een brief van 21 maart jl. gericht aan de Sport & Rights Alliance, benadrukt de FIFA het belang van het werk van deze organisatie en hun inzet voor mensenrechten in de sport. De FIFA geeft in deze brief aan samen te werken met internationale organisaties, nationale bonden en diplomatieke partners om de deelname en het welzijn van Afghaanse vrouwen in het voetbal te bevorderen.
In deze brief presenteert de FIFA een strategie en implementatieplan ten behoeve van de aanpak van voetbalkansen voor Afghaanse vrouwen, zowel binnen als buiten het land. Het plan omvat zowel steun aan Afghaanse vrouwen via projecten binnen Afghanistan, als het organiseren van speel- en ontwikkelingsmogelijkheden voor de gevluchte speelsters, zoals trainingen en oefenwedstrijden.
De FIFA stelt in de brief dat het tijd kan kosten om resultaten te boeken en geeft geen details over wanneer het plan precies tot uitvoering wordt gebracht. Het is voor het kabinet onbekend wat het tijdspad van dit plan is of wanneer het gepresenteerd wordt. De KNVB houdt de internationale ontwikkelingen binnen het voetbal in de gaten, ook die rond het Afghaanse voetbal.
Bent u het ermee eens dat de Fifa in actie moet komen om het Afghaanse vrouwenelftal te erkennen en te financieren, en daardoor de rechten van het Afghaanse vrouwenvoetbalelftal veilig te stellen, en daarmee ook de deelname aan de kwalificatie voor de Azië Cup en de WK-kwalificatie veilig te stellen? Zo nee, waarom niet?
Na de machtsovername van de Taliban in Afghanistan in 2021 werd het Afghaanse vrouwen en meisjes verboden om aan competitiesporten deel te nemen. Als gevolg hiervan moest het nationale vrouwenvoetbalteam Afghanistan verlaten en in het buitenland onderdak zoeken. Omdat het Afghaanse vrouwenvoetbalteam geen erkenning krijgt van de Afghaanse voetbalbond, die onder controle staat van de Taliban, kan het niet deelnemen aan internationale competities, tenzij de FIFA ingrijpt en hen erkenning verleent.
Het kabinet vindt dat elk vrouwenelftal zou moeten kunnen deelnemen aan grote toernooien. Het kabinet gaat echter niet over de besluitvorming of het beleid van de FIFA.
Bent u bereid om, zo mogelijk samen met de Koninklijke Nederlandse Voetbalbond (KNVB)), alle mogelijke diplomatieke en politieke invloed te gebruiken richting de Fifa, om deze hiertoe te bewegen? Zo niet, waarom niet?
Zie antwoord vraag 6.
De voorgenomen ontslagrondes bij UNHCR en IOM |
|
Derk Boswijk (CDA), Henri Bontenbal (CDA) |
|
Reinette Klever (minister zonder portefeuille ) (PVV) |
|
![]() |
Heeft u er kennis van genomen dat zowel bij het Bureau van de Hoge Commissaris van de Verenigde Naties voor de Vluchtelingen (UNHCR) als bij de Internationale Organisatie voor Migratie (IOM) duizenden banen geschrapt dreigen te worden?1 2
Ja.
Klopt het dat het overgrote deel van de bijdrage aan het budget van UNHCR en IOM afkomstig was vanuit de Verenigde Staten, en dat de voorgenomen ontslagrondes rechtstreeks te verklaren zijn uit het korten van deze budgetten door de regering Trump?3 4
De VS is historisch de grootste donor van zowel UNHCR als IOM. Voor UNHCR bedroeg de bijdrage van de VS in 2024 42% van de beschikbare financiering, voor IOM was dit 41%. De voorgenomen ontslagrondes bij beide organisaties zijn een gevolg van de verwachte teruglopende financiering vanuit de VS. Daarbij houden de organisaties ook rekening met bezuiniging van andere donoren zoals het Verenigd Koninkrijk.
Kunt u een overzicht geven van de (verwachte) bijdragen van de verschillende donoren aan UNHCR en IOM voor 2023, 2024 en 2025?
Voor 2025 zijn deze bedragen nog niet bekend. Voor 2024 en 2023 zijn zowel de de bedragen als de donoren te vinden in de jaarlijkse rapportages van beide organisaties.3,4 Voor 2024 bedroeg voor UNHCR de totaal beschikbare financiering USD 4,88 mld, waarvan Nederland USD 80 mln heeft bijgedragen. Voor IOM betrof het totale budget in 2024 USD 3,64 mld, waarvan Nederland USD 73 mln heeft bijgedragen.
Bent u zich ervan bewust dat momenteel een recordaantal van ruim 122 miljoen mensen wereldwijd op de vlucht is als gevolg van oorlog, vervolging, geweld en mensenrechtenschendingen?5
Ja.
Deelt u de zorgen dat deze megabezuinigingen in de humanitaire sector miljoenen levens in gevaar kunnen brengen? Zo nee, waarom niet?
De bezuinigingen die veel donoren doorvoeren zullen een effect hebben op de humanitaire sector, en meerdere humanitaire partners zijn sterk afhankelijk van grote donoren zoals de Verenigde Staten. Deze organisaties worden hard geraakt en dit heeft directe effecten op het werk van deze organisaties en op de hoeveelheid mensen waaraan zij hulp kunnen verlenen. Als reactie op de wereldwijde bezuinigingen binnen de humanitaire sector heeft de Emergency Relief Coordinator van OCHA, Tom Fletcher, een brief geschreven waarin hij oproept tot een «humanitarian reset» en heeft hij de regionale en humanitaire coördinatoren verzocht om opnieuw te prioriteren binnen verschillende crises. Het zet een beweging in gang waarin de humanitaire sector, noodgedwongen, moeilijke keuzes zal moeten maken over wie kan worden geholpen en wie niet.
Deelt u de mening dat organisaties als UNHCR en IOM van grote meerwaarde zijn in het helpen fragiele regio’s te stabiliseren en veilige terugkeer van vluchtelingen mogelijk te maken? Zo nee, waarom niet?
Ja. UNHCR speelt een belangrijke rol in de ondersteuning van zowel de opvang van vluchtelingen in fragiele regio’s en de vrijwillige terugkeer. De steun aan opvanglanden en landen van terugkeer door zowel UNHCR, IOM en de internationale gemeenschap, is belangrijk om de stabiliteit te bevorderen.
IOM is een belangrijke partner voor lidstaten op het gebied van migratie. Nederland werkt samen met IOM aan het tegengaan van irreguliere migratie, mensenhandel en -smokkel, het faciliteren van waardige en vrijwillige terugkeer (vanuit Nederland en transitlanden) en duurzame herintegratie, en het bieden van bescherming aan migranten.
Deelt u de mening dat het goed is dat verreweg de meeste vluchtelingen wereldwijd in de eigen regio worden opgevangen, en dat organisaties als UNHCR en IOM een eerste vangnet in de regio zijn en daarmee een cruciale rol spelen in het mogelijk maken van opvang in de regio? Zo nee, waarom niet?
Ja. De meeste vluchtelingen worden opgevangen in buurlanden van de landen die zij zijn ontvlucht. UNHCR speelt een centrale rol in de ondersteuning van landen in regio’s waar grote aantallen vluchtelingen worden opvangen. Nederland ondersteunt deze rol door UNHCR te financieren via het PROSPECTS partnerschap, waarin het met UNICEF, ILO, de Wereldbank en IFC werkt om opvanglanden in de Syrië regio en de Hoorn van Afrika te ondersteunen.
Het mandaat van IOM richt zich op migranten. Zo steunt Nederland IOM middels het COMPASS programma in landen in de nabuurregio’s van Europa, o.a. op het gebied van bescherming in transitlanden, toegang tot waardige en vrijwillige terugkeer en duurzame herintegratie in landen van herkomst.
Deelt u daarmee de zorgen dat de megabezuiniging op UNHCR en IOM, naast het feit dat hiermee miljoenen levens in gevaar worden gebracht, ook betekent dat we in Europa de consequenties hiervan gaan zien? Zo nee, waarom niet?
Het kabinet deelt de zorgen over de gevolgen van de bezuinigingen voor de vluchtelingen en migranten in kwetsbare posities die afhankelijk zijn van humanitaire steun van UNHCR en de programmering van IOM. Aangezien nog niet duidelijk is wat de precieze omvang van de bezuinigingen zal zijn, danwel de gevolgen daarvan op de werkzaamheden van UNHCR en IOM, is het nog niet mogelijk te beoordelen welke consequenties deze zullen hebben voor Europa of elders.
Bent u bereid zich in te zetten voor herstel van de bijdrage van (met name) de Verenigde Staten aan UNHCR en IOM? Zo nee, waarom niet? Zo ja, op welke wijze kunt u zich hiervoor inzetten?
Elke donor maakt eigen beleidsafwegingen. Het kabinet staat daarbij voortdurend in contact met andere donoren over internationale samenwerking bij hulpinspanningen, waaronder met de VS. Tegelijkertijd staat ook Nederland voor een forse bezuinigingsopdracht en zullen er scherpe keuzes gemaakt worden. Mede daarom zet Nederland ook in op verdere hervormingen, en heldere keuzes en prioritering bij deze organisaties.
Bent u bereid om bij uw collega’s binnen de Europese Unie te pleiten voor verhoging van de Europese bijdrage aan UNHCR en IOM, met als reden om zowel humanitair leed te voorkomen, als om grotere vluchtelingenstromen naar Europa te voorkomen? Zo nee, waarom niet?
De lagere bijdrage van USAID en de VS in het algemeen veroorzaakt wereldwijd grote tekorten op verschillende thema’s. De bijdrage van de VS bedroeg voorheen 27% van de totale hulp en 42% van de humanitaire financiering. In EU-verband wordt in kaart gebracht wat de impact is op ontvangende landen en organisaties, hoe dat raakt aan EU-belangen en -programma’s en wat daarbij het handelingsperspectief is. Hoewel de EU momenteel aan het bezien is of, en zo ja hoe eigen middelen anders ingezet zouden moeten worden, is het duidelijk dat de EU de ontstane gaten niet zal kunnen vullen. De gesprekken over waar de noden het hoogst zijn lopen nog, waarbij wordt bezien of de EU en EU-lidstaten daar een rol in kunnen vervullen. Binnen de EU zet Nederland in op prioriteiten die direct onze Nederlandse en Europese belangen raken, waarbij er met voorrang gekeken wordt naar veiligheid, migratie, gezondheid en Oekraïne. Migratie blijft topprioriteit voor dit kabinet. Nederland zet zich in de EU dan ook in voor een ambitieuze, gezamenlijke en effectieve aanpak van migratie. UNHCR en IOM zijn daartoe belangrijke partners.
Het traceren van militairen via fitness-apps |
|
Derk Boswijk (CDA), Hanneke van der Werf (D66) |
|
Ruben Brekelmans (minister ) (VVD) |
|
![]() ![]() |
Bent u bekend met het bericht van de NOS waarin wordt gesteld dat ruim duizend Nederlandse militairen te traceren zijn via de fitness-app Strava?1
Ja.
Hoe beoordeelt u het risico dat operationele veiligheid en persoonlijke veiligheid van Nederlandse militairen in gevaar komt door het ongewenst delen van locatiegegevens?
De operationele en persoonlijke veiligheid van Nederlandse militairen is voor mij van groot belang. Een situatie waarin militairen zijn te traceren door het gebruik van een applicatie is dan ook onacceptabel. Om dit risico te mitigeren, is de betreffende applicatie, net als vergelijkbare fitness-applicaties, niet toegestaan op defensieapparaten. Wanneer de militair een dergelijke applicatie toch wil installeren, volgt een waarschuwing om de app te verwijderen. Indien dat niet gebeurt zal de telefoon voor de defensieomgeving worden geblokkeerd.
Daarnaast worden militairen ook voorgelicht over cyberveilig-gedrag, waaronder het gebruik van deze applicaties op de privételefoon. Dit gebeurt onder andere tijdens de jaarlijks verplichte toetsing van de militaire basisvaardigheden. Om de operationele en persoonlijke veiligheid van militairen te beschermen, worden zij vooraf en tijdens een oefening of missie gewezen op de risico’s van het delen van locatiegegevens. In sommige gevallen verbiedt Defensie het meenemen van een smartphone op oefeningen of missies. De aard, context en locatie van de missie bepaalt of deze regelgeving van toepassing is.
Welke maatregelen treft Defensie momenteel om veilig te stellen dat militairen op hun privételefoon gewoon gebruik kunnen maken van dergelijke sportapps?
Defensie voert niet het beheer over de privéapparaten van militairen. Defensie wijst militairen en burgers via diverse interne cyber awareness maatregelen op de risico’s die men loopt door op defensie- en privéapparaten applicaties te gebruiken die gebruik maken van locatiegegevens.
Bent u van plan aanvullende maatregelen te nemen om de digitale veiligheid van militairen beter te beschermen? Zo ja, welke? Zo nee, waarom niet?
De digitale veiligheid van militairen wordt op devices die in beheer zijn van Defensie goed beschermd, dit mede door het verbieden van dergelijke fitnessapps. Om militairen toch de gelegenheid te bieden sportprestaties te registreren heeft Defensie een alternatieve fitness-applicatie beschikbaar gesteld. Deze data wordt zo op een veilige manier verwerkt.
Bovendien heeft Defensie reeds verschillende maatregelen genomen om de digitale veiligheid van militairen te bevorderen. Zo volgt elke militair jaarlijks een module over cyberveiligheid tijdens de training militaire basisvaardigheden. Daarnaast is er een handboek «Cyberveilig Gedrag» uitgebracht, dat voor alle defensiemedewerkers toegankelijk is en hen informeert over digitale veiligheid. Defensie blijft continu de digitale veiligheid van militairen monitoren en analyseert de nieuwste technologische ontwikkelingen om eventuele risico's te identificeren. Wanneer nodig worden mitigerende maatregelen getroffen en worden de veiligheidsprotocollen bijgesteld en verbeterd om de digitale veiligheid van militairen optimaal te waarborgen.
Worden Nederlandse militairen actief geïnformeerd en getraind over de risico’s van fitness-apps en andere applicaties die locatiegegevens kunnen delen? Zo ja, hoe en hoe vaak? Zo nee, waarom niet?
Ja, Nederlandse militairen worden actief geïnformeerd en getraind over de risico's van fitness-apps en andere applicaties die locatiegegevens kunnen delen. Elke militair doorloopt jaarlijks een training inzake militaire basisvaardigheden (MBV), waarbij een module «cyberveiligheid» is toegevoegd. Via deze module worden de digitale risico’s van digitale applicaties behandeld.
Daarnaast is begin dit jaar voor alle defensiemedewerkers een Handboek Cyberveilig Gedrag uitgebracht, waarin deze risico's nader worden toegelicht. Dit handboek is via het Intranet van Defensie breed bekend gesteld. Bovendien is in dezelfde periode een speciale cyberapplicatie geïntroduceerd, die alle defensiemedewerkers via hun defensieapparaten tot hun beschikking hebben. In deze applicatie zijn de trainingsmodules van de MBV en het Handboek Cyberveilig Gedrag integraal meegenomen.
Zijn er gevallen bekend waarbij locatiegegevens van Nederlandse militairen in verkeerde handen zijn gevallen of mogelijk misbruikt zijn? Zo ja, welke consequenties heeft dat gehad?
In brede zin is het aannemelijk dat locatiegegevens van militairen in handen zijn van andere partijen. Uit het Dreigingsbeeld Statelijke Actoren2 van november 2022 (bijlage bij Kamerbrief 4341330) blijkt dat statelijke actoren, waaronder China, op grote schaal persoonsgegevens verzamelen. Deze gegevens komen zowel uit open bronnen (zoals sociale media) als gesloten bronnen (door hacks). Ook in Nederland is deze vergaring van informatie waargenomen. Dat is een zorgelijke ontwikkeling waar ik me bewust van ben. Daarom zet ik me in om het cyberbewustzijn en de cyberveiligheid te vergroten.
Heeft Defensie contact opgenomen met Strava of andere fitness-apps om maatregelen te nemen, zoals het standaard uitsluiten van militaire locaties?
Nee. Defensie heeft geen contact opgenomen met Strava of andere fitness-apps om maatregelen te nemen, zoals het standaard uitsluiten van militaire locaties. Defensie hanteert een eigen stringent applicatiebeleid dat de veiligheid en beveiliging van onze medewerkers en locaties waarborgt. Onderdeel hiervan is dat deze applicatie niet gebruikt kan worden op apparaten van Defensie.
Wat kunnen andere overheidsorganisaties leren van deze situatie met betrekking tot digitale veiligheid en het gebruik van commerciële applicaties door overheidsmedewerkers?
Interdepartementaal vindt regulier overleg plaats tussen de Chief Information Security Officers (CISO’s). Een vrijwel continu aandachtspunt zijn de risico’s van het gebruik van applicaties op overheidsapparatuur. Op basis van het appbeleid zijn apps van landen met een offensief cyberpro-gramma uitgesloten op zakelijke apparaten3.Het is goed om constant alert te blijven op de gevolgen van het gebruik van applicaties, ook als deze niet vallen onder het Rijksbrede appbeleid rondom applicaties uit landen met een offensief cyberprogramma. Op dit moment wordt bij de Rijksoverheid het appbeleid geïmplementeerd waarbij alleen zakelijke applicaties zijn toegestaan op zakelijke apparaten van hoog risico functionarissen4. Vanwege de hoge risico’s voor militairen op defensieterreinen en bij inzet worden specifieke applicaties verboden op defensiedevices en het gebruik van civiele apparatuur afgeraden.
Welke stappen neemt Defensie om de digitale weerbaarheid van de krijgsmacht structureel te verbeteren, specifiek met betrekking tot het gebruik van commerciële apps die data verzamelen?
Defensie neemt verschillende stappen om de digitale weerbaarheid van de krijgsmacht te verbeteren, met name met betrekking tot het gebruik van commerciële apps die data verzamelen. Defensie volgt de technologische ontwikkelingen nauwgezet en draagt zorg voor het vergroten van de bewustwording van defensiepersoneel omtrent cybersecurity.
Militairen worden extra geïnformeerd over de risico's van commerciële apps bij oefeningen en missies. Daarbij is het meebrengen van smartphones tijdens specifieke missies niet toegestaan. Deze maatregelen helpen om de digitale veiligheid van de krijgsmacht te waarborgen.
Defensie blijft continu de digitale veiligheid van militairen monitoren en analyseert de ontwikkelingen rondom nieuwe applicaties en technologieën om eventuele risico's te identificeren. Wanneer nodig worden mitigerende maatregelen getroffen, zoals het direct blokkeren van apps die een risico vormen. Op deze manier kan Defensie snel en effectief reageren op nieuwe bedreigingen en ervoor zorgen dat de digitale veiligheid gewaarborgd is.
Op welke wijze worden militaire veiligheidsprotocollen aangepast naar aanleiding van technologische ontwikkelingen zoals deze?
Technologische ontwikkelingen maken het noodzakelijk om continu de veiligheidsprotocollen te blijven beoordelen en te verbeteren. Dit gebeurt door het maken van risicoanalyses, op basis waarvan eventuele mitigerende maatregelen worden getroffen.
Welke stappen zijn gezet na eerdere berichtgeving over de risico’s van datingapps en de eerdere berichten over sportapps?2
Naar aanleiding van verdere berichtgeving heeft Defensie het beleid rondom het gebruik van dergelijke applicaties aangescherpt. Omdat het werk van militairen fysiek is wil Defensie sporten stimuleren. Daarom heeft Defensie de fitness-app DTCS ontwikkeld, zodat militairen hun sportprestaties kunnen registreren. Deze applicatie is op de diensttelefoon te installeren en te gebruiken. Daarnaast wordt het defensiepersoneel geïnformeerd over de risico's van commerciële apps door middel van trainingen, een handboek en een speciale cyberapplicatie.
De aanhouding van de burgemeester van Istanbul |
|
Christine Teunissen (PvdD), Laurens Dassen (Volt), Don Ceder (CU), Kati Piri (PvdA), Jan Paternotte (D66), Derk Boswijk (CDA) |
|
Caspar Veldkamp (minister ) (NSC) |
|
![]() ![]() ![]() ![]() ![]() ![]() |
Bent u bekend met het feit dat de burgemeester van Istanbul Ekrem Imamoglu en circa honderd anderen vanmorgen zijn opgepakt?
Ja.
Deelt u de mening dat de aantijgingen tegen de burgemeester politiek gemotiveerd lijken te zijn?
In een verklaring op 19 maart hebben Eurocommissaris Kos en Hoge Vertegenwoordiger Kallas erop gewezen dat van Turkije verwacht wordt dat het land de hoogste standaarden op het gebied van democratische principes naleeft, en dat de arrestatie van burgemeester İmamoğlu en anderen vragen oproept over de naleving daarvan.1 Ik ondersteun deze verklaring.
Deelt u de mening dat zulke grove schendingen van burgerlijke vrijheden en democratische en rechtsstatelijke principes niet zonder consequenties kunnen blijven?
Het is cruciaal dat het juridische proces tegen burgemeester İmamoğlu en anderen in transparantie plaatsvindt. Ik verwijs u voorts naar mijn antwoord op vraag 5.
Bent u bereid om deze zaak aan te kaarten bij uw Turkse collega? Zo nee, waarom niet?
Ik heb op de dag van de arrestaties telefonisch contact opgenomen met mijn Turkse collega, Minister Fidan. Daarbij heb ik mijn zorgen uitgesproken over de arrestatie van burgemeester İmamoğlu en anderen, waaronder burgemeesters uit deelgemeenten van Istanbul en journalisten. Ik heb tevens benadrukt dat de rechtsstaat en een sterk maatschappelijk middenveld cruciaal zijn voor de relatie van Turkije met Europese partners. De Nederlandse ambassadeur in Turkije heeft daags na de arrestaties deze boodschap ook overgebracht bij de Turkse Vice-President Yilmaz.
Bent u voornemens om in de Europese Unie (EU) te pleiten voor concrete maatregelen? Zo nee, waarom niet? Zo ja, welke maatregelen liggen voor u op tafel?
De Europese Unie heeft, in verband met de arrestatie van burgemeester İmamoğlu en anderen, thematische consultaties met Turkije op het gebied van contraterrorisme en het Gemeenschappelijk Veiligheids- en Defensiebeleid uitgesteld. Deze consultaties stonden gepland voor de week van 24 maart. In reactie daarop hebben de Turkse autoriteiten een EU-Turkije overleg over de Zwarte Zee uitgesteld. Aansluitend bij de Nederlandse zorgen volgt de EU de ontwikkelingen nauwgezet en zal nader bezien in welke mate aanvullende maatregelen passend zijn.
Kunt u bovenstaande vragen elk afzonderlijk en met spoed beantwoorden?
Ja.
Het samen met de Denen direct investeren in de Oekraïense defensie-industrie |
|
Hanneke van der Werf (D66), Derk Boswijk (CDA), Jan Paternotte (D66) |
|
Ruben Brekelmans (minister ) (VVD) |
|
![]() ![]() |
Klopt het dat Canada, Noorwegen en IJsland via het Deense mechanisme gezamenlijk een coalitie vormen die investeert in de Oekraïense defensie-industrie?
Canada, Noorwegen en IJsland hebben onafhankelijk van elkaar de intentie uitgesproken om het Deense mechanisme te gebruiken om de aanschaf van militaire capaciteiten voor de strijdkrachten van Oekraïne te financieren. De landen vormen geen formele coalitie.
Welke pogingen zijn er ondernomen om als Nederland deel te nemen aan het Deense mechanisme van investeren in de Oekraïense defensie-industrie en waarom heeft het kabinet er uiteindelijk voor gekozen om niet deel te nemen aan het Deense mechanisme?
Nederland is op de hoogte van het Deense model, maar kiest voor het model van directe verwerving bij de Oekraïense industrie, ten behoeve van de Oekraïense strijdkrachten. Het Nederlandse model in de context van onze nationale regels rondom verantwoording, compliance en auditing is de snelste mogelijkheid om productie bij Oekraïense bedrijven te realiseren. Dit wordt versterkt door het feit dat dit proces reeds in gang is gezet.
Bij het Nederlandse model van directe samenwerking met de Oekraïense industrie, is Nederland zelf verantwoordelijk voor het onderhandelen en overeenkomen van een contract met een Oekraïense leverancier. Bij het Deense model ligt deze verantwoordelijkheid bij de Oekraïense overheid, waarbij het contract via Denemarken gefinancierd wordt. In het Nederlandse model heeft Nederland zicht op, en is het eigenaar van, het gehele verwervingsproces. Zo borgt Nederland zo goed mogelijk welk materieel tegen welke prijs wordt ingekocht. Een bijkomend voordeel is dat de Oekraïense inkoopcapaciteit niet extra wordt belast. Ook biedt het Nederlandse model meer mogelijkheden voor synergie met de Nederlandse defensie industrie. Beide modellen kennen zowel voor- als nadelen.
Op welke manier verschilt het Deense mechanisme precies van de Nederlandse manier van investeren in de Oekraïense defensie-industrie?
Zie antwoord vraag 2.
Heeft Nederland inmiddels wel zelf geïnvesteerd in de Oekraïense defensie-industrie? Zo nee, waarom niet?
Nederland werkt, in lijn met de motie Paternotte/Boswijk (Kamerstuk 28 676, nr. 475), actief aan het investeren in de Oekraïne. Hiertoe heeft het kabinet reeds projecten aangekondigd en toegezien. De totale waarde hiervan is meer dan € 1,4 miljard, waarvan een groot deel zal worden besteed aan de Oekraïense industrie. Tevens tekende Nederland en Oekraïne recent een Letter of Intent, als opmaat naar een Memorandum of Understanding (MoU), om Nederlandse investeringen in de Oekraïense defensie industrie te versnellen. De MoU biedt ook de mogelijkheid dat de Nederlandse en Oekraïense industrie meer gaan samen werken. De versterking van beide industrieën is goed voor Oekraïne, Nederland en Europa.
Kunt u aangeven hoe u uitvoering geeft aan de motie Paternotte/Boswijk? (Kamerstuk 28 676, nr. 475)
Zie antwoord vraag 4.
Hoeveel contracten zijn tot op heden afgesloten voor directe Nederlandse investeringen in de Oekraïense defensie-industrie? Hoeveel geld is hier precies mee gemoeid?
Nederland is met meerdere Oekraïense bedrijven in onderhandeling. De verwachting is dat deze gesprekken op korte termijn in contracten zullen resulteren. Het is nog niet mogelijk om aan te geven welke bedragen hiermee gemoeid zijn. Het kabinet heeft € 1,4 miljard gealloceerd voor investeringen, waarvan een groot deel besteed zal worden in de Oekraïne.
Hoeveel contracten verwacht het kabinet nog dit jaar te sluiten met de Oekraïense defensie-industrie voor Nederlandse investeringen aldaar? Hoeveel geld is hiervoor gereserveerd?
Zie antwoord vraag 6.
Op welke manier waarborgt de door dit kabinet gekozen investeringsstrategie in de Oekraïense defensie-industrie dat deze aansluit bij de behoeften van Oekraïne?
Nederlandse leveringen, zo ook die via de Oekraïense defensie industrie lopen, worden altijd via een internationaal behoeftestellingssysteem afgestemd op de urgente Oekraïense noden. Nederland levert op basis van de specifieke behoeften die door Oekraïne worden aangegeven. Daarvoor hebben wij met grote regelmaat contact met het Oekraïense Ministerie van Defensie. Defensie zorgt ervoor dat de geleverde steun aansluit bij de prioriteiten en vereisten die Oekraïne zelf heeft vastgesteld, zodat onze bijdrage optimaal aansluit bij hun huidige situatie en behoeften.
Hoeveel financieringsbehoefte is er op dit moment nog bij de Oekraïense defensie-industrie?
De financieringsbehoefte van Oekraïne fluctueert en is niet eenduidig vast te stellen. Dit is mede afhankelijk van steunpakketten van andere bondgenoten en de situatie aan het front. Oekraïne heeft de wens uitgesproken dat de bondgenoten zoveel mogelijk materieel inkopen bij de Oekraïense defensie-industrie.
Nederland blijft in overleg met bondgenoten over hoe de gehanteerde modaliteiten uitwerken en wat we wederzijds kunnen leren. Uiteindelijk telt vooral dat Oekraïne zo snel mogelijk beschikt over de benodigde capaciteiten.
Hoeveel contracten heeft Denemarken reeds gesloten met de Oekraïense defensie-industrie en hoeveel geld was daarmee gemoeid?
Nederland doet geen uitspraken over afgesloten contracten door andere bondgenoten.
Kunt u deze vragen elk afzonderlijk beantwoorden voorafgaand aan het Commissiedebat over de NAVO ministeriële op 26 maart aanstaande?
Dit is helaas niet gelukt. Wegens de snelle ontwikkelingen binnen dit dossier was meer afstemming nodig, hetgeen heeft geleid tot vertraging in het proces.
Het bericht “Lokale wielrenners balen van afgelast NK wielrennen” |
|
Inge van Dijk (CDA), Derk Boswijk (CDA) |
|
Karremans , David van Weel (minister ) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Lokale wielrenners balen van afgelast Nederlands kampioenschap (NK) Wielrennen»?1
Ja.
Hoeveel (lokale) sportevenementen dreigen dit jaar niet door te gaan wegens een gebrek aan politiecapaciteit?
De NAVO-top die op 24 en 25 juni 2025 in Den Haag plaatsvindt, vraagt om een grote politie-inzet en heeft daarom gevolgen voor de beschikbare politiecapaciteit voor evenementen. Het lokaal gezag bepaalt mede op basis van de beschikbare politiecapaciteit welke evenementen rondom de NAVO-top doorgang kunnen vinden. Er is geen overzicht van het aantal sportevenementen dat niet kan doorgaan wegens een gebrek aan politiecapaciteit.
Hoe vaak is in 2023 en 2024 de politie en Mobiele Eenheid (ME) ingezet bij wedstrijden van betaaldvoetbalorganisaties (BVO’s)?
Gezien dit onderdeel is van de reguliere politietaak en de afwegingen gemaakt worden op lokaal niveau houdt de politie hier geen aparte cijfers van bij.
Hoe vaak wordt bijstand verleend door politie-eenheden uit andere (omliggende) regio's voor voetbalwedstrijden?
Politie uit andere eenheden leveren soms bijstand bij voetbalwedstrijden, voornamelijk bestaand uit ME-inzet. Daarnaast reizen supportersbegeleiders mee met de uitsupporters. Politie vanuit de eenheid waar de uitspelende voetbalclub vandaan komt, gaat dan naar de eenheid waar de thuisspelende club gevestigd is. De politie heeft alleen de algemene jaarcijfers met betrekking tot bijstand. Hierin staat geen specifieke informatie over de aard van de inzet.
Heeft deze bijstand in de basisregio's van de dienstdoende agenten geleid tot onderbezetting? Zo ja, kunt u specificeren hoe vaak dit heeft plaatsgevonden?
Er zijn geen gevallen bekend waarin bijstand heeft geleid tot onderbezetting in de basisregio’s op het reguliere politiewerk zoals incidentenafhandeling en heterdaadopsporing. De bijstand voor de inzet bij voetbalwedstrijden gaat wel ten koste van andere activiteiten van de politie bijvoorbeeld inzet in de wijken.
Kunt u aangeven hoeveel sportevenementen, inclusief amateur- en breedtesport, in gemeenten in 2023 en 2024 negatief zijn geadviseerd door de politie vanwege capaciteitsgebrek?
Deze afwegingen worden op lokaal niveau gemaakt. Ik beschik derhalve niet over de gevraagde cijfers.
Hoe beoordeelt u het feit dat kleinschalige sportevenementen, die aansluiten bij het beleidsdoel om sportparticipatie en maatschappelijke cohesie te bevorderen, soms niet door kunnen gaan vanwege een gebrek aan politiecapaciteit?
Sportevenementen, groot en klein, kunnen worden ingezet voor verschillende (lokale) maatschappelijke doeleinden, waaronder het bevorderen van sportparticipatie en maatschappelijke cohesie. Ik snap de teleurstelling als deze evenementen geen doorgang kunnen vinden door beperkte beschikbare politiecapaciteit. Dit betekent natuurlijk ook iets voor het behalen van de verschillende (lokale) maatschappelijke beleidsdoelen.
De bevoegdheid om te beslissen over de doorgang van evenementen ligt bij het lokaal gezag. Hierbij houdt het lokaal gezag rekening met de benodigde en de beschikbare politiecapaciteit. Wanneer er te weinig politiecapaciteit is, kan een evenement door aanpassingen mogelijk evengoed doorgang vinden met minder politie-inzet. Ook kan lokaal worden besloten om het behalen van de eerder genoemde beleidsdoelen anders in te richten.
Een goed voorbeeld van het anders organiseren van evenementen komt uit de wielersport. Eerder bent u geïnformeerd2 over het voornemen van de Koninklijke Nederlandse Wielren Unie (KNWU) om meer in te zetten op burgermotorverkeersregelaars bij professionele wedstrijden, zodat deze wedstrijden georganiseerd kunnen worden met minder politie-inzet. Met het amendement van het lid Inge van Dijk3 zijn middelen gereserveerd ter ondersteuning van het ontwikkelen van een landelijke richtlijn voor burgermotorverkeersregelaars. De subsidieaanvraag van de KNWU is momenteel in behandeling bij het Ministerie van VWS.
Welke mogelijkheden ziet u om ervoor te zorgen dat kleinschalige sportevenementen in gemeenten beter ondersteund worden?
Zie antwoord vraag 7.
Bent u bereid een gezamenlijk protocol op te stellen, samen met de relevante ministeries, waarin de politie-inzet bij kleinschalige sportevenementen gewaarborgd blijft, zodat dergelijke evenementen niet het slachtoffer worden van gebrek aan politiecapaciteit?
De afweging of en hoe evenementen doorgang vinden wordt door het lokaal gezag gemaakt. De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en ik zien daarom geen aanleiding om een protocol op te stellen.
Hoe kan volgens u de samenwerking tussen de Ministeries van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en Justitie en Veiligheid versterkt worden om sport als middel voor inclusie, cohesie en preventie te ondersteunen?
De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en ik hebben regelmatig contact over onderwerpen die invloed hebben op sport en de publieke veiligheid.
Pensioenfondsen en verzekeraars die bereid zijn geld te steken in de versterking van defensie |
|
Derk Boswijk (CDA), Inge van Dijk (CDA) |
|
Gijs Tuinman (BBB), Eddy van Hijum (minister ) (CDA) |
|
![]() |
Klopt het dat diverse pensioenfondsen en verzekeraars bereid zijn geld te steken in de versterking van defensie, maar dat daarvoor een plan van aanpak nodig is vanuit politiek Den Haag?1
Vertegenwoordigers van Defensie hebben verschillende oproepen gedaan in de media over het belang en de noodzaak van investeren in de defensie-industrie. Defensie signaleert dat financiële instellingen steeds meer belangstelling hebben om hierin te investeren. Die belangstelling past binnen het huidige tijdsbeeld. Het uiteenlopende aanbod aan financiers betekent dat er verschillende mogelijkheden en behoeften zijn als het gaat om het investeren in de defensie-industrie. Momenteel voert Defensie gesprekken met de industrie en investeerders om deze mogelijkheden en behoeften in kaart te brengen en waar nodig knelpunten weg te nemen, om zo versterking van de defensie-industrie te bewerkstelligen.
Deelt u de mening dat de urgentie momenteel zodanig groot is, dat er geen dag verspild mag worden als het gaat om investeren in de versterking van defensie?
De huidige geopolitieke situatie vraagt om meer en gerichte Nederlandse en Europese investeringen om op te kunnen schalen en zo te voorzien in een robuuste defensie en veiligheid gerelateerde industriële basis. De wisselende leveringszekerheid en de terugkeer van importheffingen in de wereldhandel maken deze noodzaak nog duidelijker dan deze al was sinds het begin van de grootschalige agressieoorlog van Rusland in Oekraïne. Het kabinet erkent de urgentie om snel te acteren op dit thema, en zet daar ook de nodige stappen toe. Zo is uw Kamer in verschillende brieven geïnformeerd over de acties van het Ministerie van Defensie om de gerichte opschaling vorm te geven.2 De financiering maakt hier expliciet onderdeel van uit, zoals ook met uw Kamer gedeeld in de recente brief van 12 maart 2025.3
Hoe verklaart u dat pensioenfondsen aangeven al sinds het begin van de oorlog in Oekraïne er tegenaan te lopen dat de roep om kapitaal en de roep om de opbouw van de krijgsmacht er is, maar dat er nog geen beeld is van hoe dat eruit moet zien? Waarom moet dit zo lang duren?
Met de Defensienota 2024 geeft Defensie aan hoe de krijgsmacht zich de komende jaren zal ontwikkelen. Ook heeft Defensie onafhankelijk onderzoek laten doen naar de financieringsbehoefte die bij de defensie-industrie bestaat. Het rapport hierover is recent met uw Kamer gedeeld.4 De knelpunten verschillen tussen de grote bedrijven en de kleinere bedrijven. Het rapport signaleert verschillende knelpunten die de sector ervaart bij het verkrijgen van financiering. De inzet van Defensie is om met de oprichting van het Defport platform een structurele dialoog met industrie en de financiële sector tot stand te brengen. Hierin moet nog scherper worden welke kapitaalbehoefte bedrijven hebben en hoe private en institutionele investeerders hierin kunnen voorzien. De financieringstafel binnen Defport is op 1 april voor het eerst bij elkaar gekomen. Meerdere bijeenkomsten zullen hierop volgen.
Deelt u de opvatting van het Verbond van Verzekeraars dat de bal hiervoor nadrukkelijk in Den Haag ligt? Zo nee, waarom niet?
Defensie voert doorlopend gesprekken met institutionele en private investeerders. Het Ministerie van Defensie ziet het versterken van de defensie-industrie als een gedeelde verantwoordelijkheid, waarin de overheid een belangrijke rol inneemt als behoeftesteller. Defensie ziet hier verschillende rollen voor zichzelf in de hele keten als Smart Policy-Maker, Smart Specifier en Smart Buyer, zoals toegelicht in de Defensie Strategie voor Industrie en Innovatie (2025–2029), die uw Kamer op 4 april heeft ontvangen.5 Waar het Ministerie van Defensie een rol kan spelen om knelpunten voor investeerders in de defensie-industrie weg te nemen, zal het ministerie deze rol vervullen. Uiteindelijk blijft het aan banken, verzekeraars en pensioenfondsen en andere investeerders zelf om te bepalen in welke mate en op welke wijze zij willen investeren in de defensie-industrie. Dat deze instellingen zelf hun beleggingsbeleid bepalen is wettelijk geregeld.
Kunt u aangeven aan welke initiatieven het kabinet momenteel werkt om private investeringen in defensie aan te jagen? Wanneer zijn deze initiatieven volgens planning klaar?
In de kamerbrief van 12 maart 2025 is de Kamer geïnformeerd over de actielijnen voor oplossingen van investeringskwesties ten aanzien van de defensie-industrie. Zo wil Defensie door vraagbundeling met partnerlanden en waar mogelijk meer toepassing van (raam)contracten met een langere looptijd, op lange termijn vraagzekerheid scheppen voor de defensie-industrie. Indien aangenomen in de Eerste Kamer, draagt het initiatiefwetsvoorstel om de 2%-norm wettelijk vast te leggen ook bij aan de vraagzekerheid voor de industrie.6
Defensie onderzoekt samen met het Ministerie van Economische Zaken de mogelijkheden om het (bestaande) financieringsinstrumentarium toegankelijker te maken voor de defensie-industrie. Ook worden gesprekken gevoerd met de financiële sector over investeringen in dual-use toepassingen. Verder jaagt Defensie met het nieuwe SecFund investeringen aan door durfkapitaal beschikbaar te maken voor de defensie-industrie. Daarnaast wordt samen met de financiële sector verkend of aanvullende instrumenten wenselijk zijn om bestaande belemmeringen weg te nemen.
Defensie werkt ook aan het verminderen van financieringsknelpunten voor de defensie-industrie. Zo voert Defensie met het Ministerie van Financiën gesprekken over het versoepelen van de bankgarantie-eis voor bevoorschotting, en worden mogelijkheden voor verruiming van informatiedeling met de financiële sector verkend.
Met het platform Defport heeft Defensie het doel de dialoog tussen verschillende partijen te versterken. Zo is er binnen Defport een financieringstafel waarin de financiële sector, industrie en Defensie samenkomen om te kijken hoe knelpunten kunnen worden opgelost.
Defensie werkt dus aan verschillende initiatieven om publieke en private investeringen aan te jagen. Tegelijkertijd is het belangrijk om te benadrukken dat het vergroten van investeringen in de defensie-industrie een gedeelde verantwoordelijkheid is. Binnen de huidige wettelijke kaders kunnen beleggers zelf al stappen zetten om meer te investeren in de defensie-industrie. Waar mogelijk moedigt Defensie dit aan en ondersteunt hierin.
Wat is uw reactie op de suggestie van verzekeraar NN Group, dat ook een Nederlandse variant van een defensie-bond kan helpen om private investeringen in defensie op gang te helpen?
Een dergelijke defensie-bond (defensie-staatsobligatie) is publiek schuldpapier dat uitgegeven wordt om publieke defensie-uitgaven te financieren. Een Nederlandse variant van een defensie-bond draagt niet bij aan het vergroten van directe private financiering voor de opschaling van de productiecapaciteit van de defensie-industrie. Nederland ervaart momenteel geen belemmeringen bij de schuldfinanciering van Nederlandse overheidsuitgaven (waaronder defensie-uitgaven) aangezien de staat geld kan lenen door uitgifte van conventionele staatsobligaties. Een defensie-staatsobligatie zou net als conventionele staatsobligaties enkel in publieke financiering voorzien van reeds voorziene uitgaven op de begroting (bijvoorbeeld voor orders zoals de aanschaf van tanks). Deze uitgaven vinden ook plaats zonder defensie-staatsobligaties. Er is daarmee dus geen sprake van directe additionele financiering vanuit de private financieringsmarkt aan de defensie-industrie. Daarom onderzoekt Defensie gezamenlijk met institutionele beleggers en overige stakeholders andere mogelijkheden om hun private financiering voor de defensie-industrie te vergroten, bijvoorbeeld door aansluiting bij (bestaande) investeringsvehikels. Wanneer marktpartijen daarnaast een privaat investeringsfonds willen oprichten gefinancierd met uitgifte van «private defensie-obligaties» om zo investeringen vanuit de markt in de defensie-industrie te vergroten, verwelkom ik dat van harte.
Hoe zorgt u ervoor dat er zo spoedig mogelijk sprake is van een goedgevuld, langlopend en meerjarig orderboek en een consistent investeringsbeleid van overheden, zodat private investeerders zoals ABP meer investeringen kunnen doen in initiatieven die gericht zijn op uitbreiding van de defensieproductie?
In de kamerbrief van 12 maart 2025 is de Tweede Kamer geïnformeerd over de actielijnen voor oplossingen van investeringsknelpunten bij de defensie-industrie. Zo voorziet het initiatiefwetsvoorstel om de 2%-norm in de wet te verankeren in meer zekerheid voor de langere termijn. Verder weegt Defensie per inkoop af of er langere termijn behoeften kunnen worden gesteld en langere (raam)contracten kunnen worden afgesloten, eventueel met een minimum afnamegarantie.
Met onder andere de Defensienota 2022 en 2024 maakt Defensie ook over de langere termijn duidelijk in welke capaciteiten wordt geïnvesteerd. In 2025 begroot Defensie via het Defensiematerieelbegrotingsfonds ca. € 10 miljard voor materieel investeringen en instandhouding.
Waarom komen vertegenwoordigers van Defensie, Financiën, Buitenlandse Zaken en Economische Zaken en Klimaat pas in april langs bij de verzekeraars om eventuele investeringsmogelijkheden te bespreken? Kan hier meer spoed op gezet worden?
Defensie voert, samen met andere departementen, doorlopend gesprekken met de financiële sector. Dit gesprek is daar een voorbeeld van. Defensie onderhoudt ook actief contact met het Verbond van Verzekeraars. Bijvoorbeeld middels een recent rondetafelgesprek samen met Financiën en Buitenlandse Zaken. Hier zijn verschillende voorbeelden besproken die een barrière vormen voor verzekeraars om eigenstandig te investeren in de defensie-industrie. Defensie werkt nu samen met de andere ministeries aan oplossingen en gaat hierover met de verzekeraars in overleg wanneer voorstellen voorgelegd kunnen worden. Daarnaast vinden er doorlopend gesprekken plaats tussen de ministeries en andere financiële instellingen over de opschaling van de defensie-industrie.
Kunt u aangeven wat de stand van zaken is van uitvoering van de voorstellen uit de Initiatiefnota van het lid Boswijk over het structureel verhogen van de Europese munitieproductie?2
Defensie beoordeelt voorstellen voor de productie van reguliere en kapitale munitie uit de markt op de eigen behoeftes, kansen voor vraagbundeling en bijdrage vanuit de Nederlandse industrie. Zo voorzien wij onze krijgsmacht van voldoende kwalitatieve munitie. Daarnaast zetten we in op het bundelen van de vraag voor steun aan Oekraïne en onze nationale vraag. De schaalvoordelen die daarbij ontstaan dragen bij aan het garanderen van productie- en leverzekerheid.
Defensie boekt vooruitgang op de verschillende voorstellen, zoals verwoord in de Kamerbrief Voortgang structurele versterking van de Europese productie van munitie en materieel.8 Zo plaatst Defensie bijvoorbeeld, conform voorstel 1, momenteel een extra bestelling van munitievoorraden, hierover zal middels het DPO gerapporteerd worden.
Daarnaast heeft uw Kamer op 4 april 2025 de Defensie Strategie voor Industrie en Innovatie (2025–2029) ontvangen. Hierin licht het kabinet haar ambities voor het versterken van de defensie-industrie toe. De strategie is samen te vatten als sterk, slim en samen: we investeren in een sterke krijgsmacht en Nederlandse defensie-industrie, stimuleren op een slimme manier innovatie en werken nationaal en internationaal op een nieuwe en effectieve manier samen. In deze nieuwe strategische agenda is ook aandacht voor oplossingen van de financieringskwesties die spelen bij de noodzakelijke opschaling van de defensie-industrie. Het opschalen van de productie van defensiematerieel, in Nederland en in Europa, is onderdeel van de industriële versterking waar deze strategie invulling aan geeft.