De AIVD die als vriendendienst medewerkers detacheert bij extreemlinkse terreurnetwerken |
|
André Elissen (PVV) |
|
Piet Hein Donner (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
|
|
|
Heeft u kennisgenomen van de artikelen «AIVD-mol volgde vegan streaker»1 en «Hulp AIVD voor extreem links»?2
Ja.
Is het waar dat een infiltrant van de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (AIVD) 25 jaar met en voor (extreem)linkse netwerken en organisaties werkte of hierbij betrokken was?
De AIVD is wettelijk verplicht zijn bronnen geheim te houden. Daarom kan ik in het openbaar niet ingaan op de vraag of een bepaald persoon al dan niet voor de AIVD actief is of is geweest.
Heeft de inzet van de infiltrant positieve resultaten opgeleverd of is alleen extreem links beter geworden van de inspanningen van deze door de overheid bekostigde medewerker?
In het openbaar kan ik niet specifiek ingaan op deze vragen. In algemene zin kan ik aangeven dat de AIVD vanuit zijn wettelijke taak onderzoek doet naar linksextremisme aangezien daar in potentie een bedreiging van kan uitgaan voor de democratische rechtsorde. Dergelijk onderzoek – zo blijkt ook uit de openbare jaarverslagen van de AIVD – vindt al meerdere jaren plaats. Op basis van dit onderzoek is de AIVD in staat gebleken ongekende dreigingen zichtbaar te maken en belanghebbenden, zoals politie en lokaal bestuur, te informeren over potentiële dreigingen, modus operandi en te verwachten acties.
Hoe beoordeelt u het citaat «In nauw overleg met de AIVD zou hij bepaalde gewelddadige acties tegen rechts-extremisten mede georganiseerd hebben»?2
In het openbaar kan ik niet specifiek ingaan op vraag 4. In zijn algemeenheid geldt dat de AIVD ten behoeve van zijn taakuitvoering wettelijk gezien de mogelijkheid heeft een natuurlijke persoon bij instructie van de dienst te belasten met het verrichten van handelingen die tot gevolg kunnen hebben dat medewerking wordt verleend aan het plegen van een strafbaar feit, dan wel dat er een strafbaar feit wordt gepleegd (Wiv 2002, art. 21). De toepassing van deze bevoegdheid geschiedt altijd op basis van een zorgvuldige afweging van de proportionaliteit en subsidiariteit. Het uitlokken van strafbare feiten door een agent wordt nooit toegestaan en is bovendien wettelijk verboden.
Deelt u de mening dat het absoluut ontoelaatbaar is dat een inlichtingendienst deelneemt aan gewelddadige acties?
Zie antwoord vraag 4.
Hoe is het mogelijk dat de AIVD of de toenmalige Binnenlandse Veiligheidsdienst (BVD) niet op de hoogte was van de (voorgenomen) actie van Volkert van der Graaf om Pim Fortuyn te liquideren terwijl deze in dezelfde kringen actief was als de AIVD-mol?
De commissie Van den Haak heeft in 2002 onderzoek gedaan naar de beveiliging rondom de heer Fortuyn. In dat onderzoek zijn de activiteiten van de betrokken overheidsinstanties onder de loep genomen. Naar aanleiding van deze conclusie is besloten tot het inrichten van het nieuwe stelsel Bewaken en Beveiligen, zoals dat nu onder verantwoordelijkheid van het ministerie van Veiligheid en Justitie functioneert. Voor de AIVD heeft dit geleid tot een nieuwe taak, namelijk het opstellen van dreigings- en risicoanalyses ten behoeve van het stelsel Bewaken en Beveiligen. Kern van deze taak is dat de AIVD, naast aandacht voor concrete dreigingen op basis van onderzoek naar bedreigers, ook aandacht heeft voor potentiële dreigingen bezien vanuit de bedreigde. Uw vraag waarom de AIVD voor de dood van de heer Fortuyn geen zicht had op de dader, is behandeld in het onderzoek van de commissie Van den Haak.
Welke rol heeft de AIVD of de toenmalige BVD gespeeld bij het oprichten van de Anti-Fascistische Aktie?
In het openbaar kan ik niet ingaan op deze vraag, zelfs indien de suggestie die in de vraag besloten ligt, pertinent onjuist is.
Heeft de AIVD extreemlinkse organisaties gesteund om bepaalde doelstellingen te bevorderen? Zo ja waarom? Hoe beoordeelt u dit?
Zie antwoord vraag 3.
Deelt u de mening dat medewerkers of infiltranten van de AIVD criminele netwerken moeten oprollen in plaats van oprichten?
De AIVD is een inlichtingendienst die tot taak heeft in het belang van de nationale veiligheid onderzoek te doen naar organisaties en personen die door de doelen die zij nastreven, dan wel door hun activiteiten aanleiding geven tot het ernstige vermoeden dat zij een gevaar vormen voor het voortbestaan van de democratische rechtsorde, dan wel voor de veiligheid of andere gewichtige belangen van de staat. De AIVD is geen opsporingsdienst. Wanneer de AIVD in het kader van zijn onderzoek kennis heeft van criminele activiteiten kan de AIVD overgaan tot het uitbrengen van een ambtsbericht aan het Openbaar Ministerie.
De EU die 20 miljoen euro van haar mensenrechten budget uitgeeft om Amerikanen te doceren over linkse uitgangspunten |
|
Louis Bontes (PVV) |
|
|
|
|
Kent u het bericht «EU spendeert 20 miljoen aan promotie linkse standpunten in VS»?1
Ja.
Deelt u de mening dat het mensenrechtenbudget bestemd is voor ontwikkelingslanden en bent u het verder met mij eens dat de Verenigde Staten geen ontwikkelingsland zijn, maar één van de rijkste en meest democratische landen in de wereld? Zo nee, waarom niet?
Het Europees Instrument voor Democratie en Mensenrechten is één van de instrumenten waarmee invulling wordt gegeven aan het Europees Mensenrechtenbeleid. De nadruk ligt daarbij op landen waar de uitdagingen op het terrein van democratie en mensenrechten het grootst zijn. Het merendeel van de middelen van dit programma wordt in deze landen uitgegeven.
Dit sluit een inzet in andere derde landen zoals de Verenigde Staten niet uit. Het betreft hier een instrument van het extern beleid van de Unie dat zich richt op alle landen buiten de Europese Unie. Ik ben het echter met u eens dat de prioriteiten van het Europees Instrument voor Democratisering en Mensenrechten elders zouden moeten liggen.
Deelt u voorts de mening dat dit wederom een schandalig voorbeeld is van misbruik van het EU-budget en dat dit pure geldverspilling is. Zo nee, waarom niet?
Nee, die mening deel ik niet. Het Europees Instrument voor Democratisering en Mensenrechten, het kleinste fonds van de EU, is een instrument dat activiteiten ondersteunt in de uitvoering van het Europees Mensenrechtenbeleid. Daaronder vallen ook activiteiten die kunnen bijdragen aan betere informatievoorziening en dialoog over standpunten en beleid van de Europese Unie.
Wat gaat u er aan doen om het misbruik van EU-budget en deze geldverspilling te stoppen?
Dit kabinet staat pal voor een effectieve en efficiënte inzet van Europese fondsen. Dat geldt voor de EU-inzet in ontwikkelingslanden en die in rijkere partnerlanden. Europese uitgaven worden onderworpen aan strenge regels. In het geval van de inzet van het Europees Instrument voor Democratie en Mensenrechten in de Verenigde Staten deel ik niet uw mening dat hier sprake is van misbruik van EU-middelen. Mocht het tegendeel blijken, dan zal ik de Europese Commissie hierop aanspreken. Ik zie nu geen aanleiding voor specifieke actie op het punt van effectieve besteding van EU-middelen naar aanleiding van het genoemde rapport. Dat doet overigens niets af aan het belang dat het kabinet hecht aan een meer rechtmatige, efficiënte, doelmatige en transparante besteding van Europese middelen, zoals benadrukt in de brief van 28 maart jl. over de kabinetsinzet voor de onderhandelingen over het Meerjarig Financieel Kader van de EU voor de periode vanaf 2014 (Kamerstuk 21 501-20, nr. 529).
De samenwerking van de AIVD met de veiligheidsdiensten in Marokko |
|
Ronald van Raak (SP) |
|
Piet Hein Donner (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
|
|
|
Waarom worden mensen als de heer Saddik Sbaa, die in Nederland zijn vrijgesproken, uitgeleverd aan Marokko, waar ze het gevaar lopen te worden gemarteld?1
Het is niet correct dat betrokkene is vrijgesproken: de zaak waarin betrokkene verdachte is geweest van strafbare feiten, is geseponeerd. Betrokkene is ook niet uitgeleverd aan Marokko, maar is vrijwillig naar Marokko vertrokken.
Klopt het dat de Algemene inlichtingen- en veiligheidsdienst (AIVD) (persoons)gegevens van de heer Sbaa heeft geleverd aan de veiligheidsdiensten of aan andere instanties in Marokko? Hebben deze diensten in Marokko afspraken geschonden over het gebruik van deze informatie?
Ik kan in het openbaar geen mededelingen doen over de (eventuele) samenwerking van de AIVD met buitenlandse diensten in concrete gevallen.
In algemene zin verwijs ik naar de reactie van de toenmalige minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties op het rapport van de Commissie van Toezicht betreffende de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten (CTIVD) over de samenwerking van de AIVD met buitenlandse inlichtingen- en veiligheidsdiensten (Kamerstuk 29 924, nr. 49). Daarin wordt onder meer ingegaan op de samenwerking van de AIVD met buitenlandse diensten, waaronder ook diensten van landen waar nauwelijks tot geen democratische traditie bestaat en waar (structureel) mensenrechten worden geschonden, alsmede op de uitwisseling van (persoons)gegevens met die diensten.
Gegevens mogen door de AIVD slechts met andere diensten worden gedeeld na een zorgvuldige afweging. Het moge duidelijk zijn dat als (persoons)gegevens worden verstrekt deze niet openbaar gemaakt kunnen worden, zodat (openbare) controle daarop, ook door personen wiens gegevens het betreft, aan inherente beperkingen onderhevig is.
Als iemand denkt of vermoedt dat de AIVD – ten onrechte – persoonsgegevens over hem of haar heeft uitgewisseld, kan betrokkene bij de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties een klacht indienen.
Ook kan de CTIVD naar de samenwerking met buitenlandse diensten rechtmatigheidsonderzoek uitvoeren, zoals zij recentelijk heeft gedaan, en waarover zij in voornoemd toezichtsrapport heeft gerapporteerd.
De naleving van de derde partijregel, die inhoudt dat verkregen informatie slechts verder mag worden verstrekt indien de dienst waarvan de informatie afkomstig is daarvoor toestemming heeft verleend, vormt voorts en belangrijke waarborg in de uitwisseling van (persoonsgegevens tussen de AIVD en buitenlandse inlichtingen- en veiligheidsdiensten.
Hoe kunnen mensen, over wie de AIVD informatie verstrekt aan andere landen, controleren of deze informatie klopt?
Zie antwoord vraag 2.
Hoeveel mensen die in Nederland niet konden worden vervolgd zijn in het verleden alsnog uitgeleverd aan Marokko, of aan andere landen in het Midden-Oosten?
Er bestaat geen overzicht van personen die niet vervolgd kunnen worden.
Deelt de AIVD gegevens met veiligheidsdiensten van landen waar mensen worden gemarteld? Maakt de AIVD gebruik van informatie die door middel van marteling is verkregen?
Zie antwoord vraag 2.
De oplopende spanningen tussen Azerbeidzjan en Armenië |
|
Frans Timmermans (PvdA) |
|
|
|
|
Bent u bekend met het bericht over de oplopende spanningen tussen Azerbeidzjan en Armenië?1
Ja.
Deelt u de mening dat het zorgwekkend is te moeten constateren dat beide landen een stevig militair apparaat aan het opbouwen zijn om het conflict over Nagorno-Karabach de enclave mogelijk op deze wijze uit te vechten?
Nederland blijft bezorgd over het risico van escalatie van het conflict over Nagorno-Karabach. Het is belangrijk dat alle partijen zich onthouden van agressieve retoriek en een lokale wapenwedloop wordt voorkomen. Ik betreur de slachtoffers van de regelmatig terugkerende schietincidenten aan de administratieve grenzen van het conflictgebied. Het conflict staat democratische ontwikkelingen in beide landen in de weg doordat het de binnenlandspolitieke agenda teveel domineert. Bovendien vertraagt het de verbetering van de Turks-Armeense relatie, omdat Turkije voor een verbetering de oplossing van het conflict Nagorno-Karabach als voorwaarde stelt.
Deelt u de mening van de presidenten van de lidstaten van de Minsk Group van de Organisatie voor Veiligheid en Samenleving in Europa (OVSE) dat de tijd is aangebroken om tot een vreedzame oplossing van dit conflict te komen?2 Indien ja, op welke wijze zal Nederland hier een rol in spelen?
Ik steun de gezamenlijke verklaring tijdens de G-8 top in Deauville van de drie presidenten van de landen die als co-voorzitters van de OVSE-Minsk groep optreden. De presidenten hebben hiermee een krachtig signaal afgegeven dat de huidige status quo niet acceptabel is en dat gebruik van geweld om een oplossing te forceren sterk zal worden veroordeeld.
Nederland steunt de inspanningen van de Minsk-groep. De Minsk-groep heeft voorstellen gedaan, die een gepaste en gebalanceerde basis vormen om tot een akkoord te komen. De komende maand zijn verschillende besprekingen voorzien tussen betrokken partijen, in de hoop dat op 24 juni a.s. tijdens een bijeenkomst in Kazan (Rusland), op instigatie van de Russische president Medvedev, de presidenten van Azerbeidzjan en Armenië reële voortgang kunnen boeken. Hoewel de EU geen deel uitmaakt van de Minsk-groep, zal zij bij de uitwerking van een akkoord een belangrijke rol kunnen en moeten vervullen waar het wederopbouw betreft. Nederland zal zowel bilateraal als in multilateraal verband blijven aandringen op een vreedzame oplossing van het conflict.
Kunt u toelichten of Nederland een actieve rol op zich neemt als het gaat om de mensenrechtensituatie in Azerbeidzjan respectievelijk Armenië? Indien ja,op welke wijze wordt hier uitvoering aan gegeven?
De dialoog met beide landen over democratie en mensenrechten maakt onderdeel uit van het Oostelijke Partnerschap van de EU. Ook in de onderhandelingen over een associatieakkoord staat respecteren van mensenrechten voortdurend op de agenda. In hun gesprekken met autoriteiten wijzen hoge vertegenwoordigers van de EU op de verplichtingen die beide landen in internationaal kader, zoals de OVSE en de Raad van Europa, reeds op zich hebben genomen. Waar gewenst staat het EU-instrumentarium ter beschikking om de landen te ondersteunen bij hervormingen op dit gebied. Binnen de EU speelt Nederland een actieve rol om de invulling van deze agenda maximaal te beïnvloeden. Tevens ontplooit Nederland bilaterale initiatieven ter ondersteuning van democratische hervormingen in beide landen en wordt de mensenrechtensituatie in de bilaterale contacten structureel opgebracht.
Wat is de Nederlandse opstelling ten aanzien van media- en persvrijheid in beide landen? Speelt Nederland een actieve rol om media- en persvrijheid te bevorderen in beide landen? Indien ja, op welke wijze? Zo nee, waarom niet?
De ontwikkelingen in beide landen met betrekking tot media- en persvrijheid laten een gemengd beeld zien en vragen om blijvende aandacht en betrokkenheid. Ik heb de voortijdige vrijlating van gewetensgevangenen in beide landen verwelkomd. Tegelijkertijd zijn de recente arrestaties van jonge activisten rond demonstraties in Azerbeidzjan reden tot zorg. De EU heeft dit in verklaringen expliciet kenbaar gemaakt. Nederland ondersteunt dergelijke interventies. In gesprekken met de Azerische regering heeft Nederland aangegeven dat verbetering van de mensenrechtensituatie van belang is. In Armenië speelt Nederland met beperkte middelen een actieve rol om media- en persvrijheid te bevorderen. Zo hebben recente projecten bijgedragen aan het opbouwen en versterken van onafhankelijke online media, regionale media en de capaciteit van onderzoeksjournalistiek.
Bent u bereid dit conflict- indien de onderhandelingen tijdens een geplande bijeenkomst in juni 2011 te Kazan spaak lopen – rechtstreeks of in EU-verband ter sprake te brengen? Zo ja, op welke wijze zult u dit doen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord bij vraag 3.
Palestijnse kinderen in gevangenschap |
|
Harry van Bommel (SP) |
|
|
|
|
Deelt u de opvatting dat de Israëlische bezettingsmacht veelvuldig in strijd handelt met internationale wetgeving, zoals de Vierde Conventie van Geneve en het VN-verdrag tegen marteling, bij de arrestatie en detinering van jaarlijks ongeveer 700 Palestijnse kinderen in de leeftijd van 12 tot 17 jaar op de bezette Westelijke Jordaanoever? Indien neen, waarom niet? Kunt u dat toelichten?1
Deze opvatting deel ik niet. Het internationale recht verbiedt de arrestatie en detentie van minderjarigen niet, mits aan een aantal voorwaarden is voldaan, zoals met name neergelegd in het Kinderrechtenverdrag, waarbij Israël partij is.
Tegen niet nakomen van nationaal- of internationaalrechtelijke verplichtingen kan bezwaar worden gemaakt bij de nationale rechter.
Is het u bekend dat sinds het jaar 2000 ongeveer 7000 Palestijnse kinderen in arrest zijn genomen onder Militaire Order 1651? Indien neen, wat zijn dan de feiten? Is het tevens waar dat sinds de bezetting van de Westelijke Jordaanoever ongeveer 700 000 mensen (mannen, vrouwen en kinderen) in detentie zijn genomen op basis van Israëlisch militair bestuur? Indien neen, wat zijn dan de feiten?
Ik ben bekend met deze gegevens die – voor zover na te gaan – grosso modo correct zijn.
Deelt u de opvatting dat de militaire rechtbank voor de jeugd, die sinds 2009 bestaat, geen wezenlijke verbetering is omdat deze dezelfde faciliteiten en dezelfde staf gebruikt als militaire rechtbanken voor volwassenen? Deelt u derhalve de conclusie dat er in de praktijk geen verschil is en ook daarom dat er geen aparte militaire rechtbank voor de jeugd bestaat? Indien neen, wat is dan uw opvatting? Bent u bereid er bij de Israëlische autoriteiten op aan te dringen dit hof volledig te hervormen? Indien neen, waarom niet?
Op grond van het kinderrechtenverdrag moet de rechtbank voor de jeugd rekening houden met eigenwaarde en leeftijd van het kind en zorgen voor volledige herintegratie in de samenleving. Het VN-kinderrechtencomité heeft in 2010 aan Israël vragen gesteld over hechtenis van minderjarigen en de nieuwe jeugdrechtbank.2 Sindsdien heeft Israël op een aantal punten verbeteringen doorgevoerd. Zo worden rechters met training op het gebied van jeugdrecht aangesteld en worden kinderen onder de 16 in gewone in plaats van militaire gevangenissen gedetineerd. De conclusie dat er geen verschil tussen de jeugd- en volwassenenrechtbanken aan te wijzen is, deel ik niet.
Bent u bereid er bij de Israëlische autoriteiten op aan te dringen Militaire Order 1 651 in te trekken?2 Indien neen, waarom niet?
De Militaire Order 1651 bevat een codificatie van een grote hoeveelheid van strafrechtelijke en strafprocesrechtelijke bepalingen en kan daardoor in algemene zin bijdragen aan rechtszekerheid. Algehele afschaffing bevordert de rechtszekerheid niet. Nederland zal dit dan ook niet bepleiten.
Deelt u de opvatting dat geen enkel kind mag worden ondervraagd zonder de aanwezigheid van een advocaat naar keuze en in aanwezigheid van een familielid? Zo ja, bent u bereid dit de Israëlische autoriteiten mee te delen? Indien neen, waarom niet?
Israël is bereid de geldende regels en de toepassing daarvan aan te passen op basis van een open en constructieve dialoog. De regering bepleit voortzetting daarvan. Vragen die betrekking hebben op de toegang van kinderen tot rechtsbijstand worden in de reguliere EU-dialoog besproken.
Deelt u de opvatting dat ieder verhoor audiovisueel moet worden opgenomen? Zo ja, bent u bereid dit de Israëlische autoriteiten mee te delen? Indien neen, waarom niet?
Het is aan de Israëlische autoriteiten om te bepalen hoe zij aan hun plichten op grond van het Kinderrechtenverdrag invulling willen geven.
Bent u bereid er bij de Israëlische autoriteiten op aan te dringen dat bewijs dat is vergaard door middel van mishandeling of marteling moet worden afgewezen door de militaire rechtbanken? Indien neen, waarom niet?
Martelen van gevangenen is in strijd met Israëlische wetgeving. Bij (vermeende) schending van de wet is de Israelische rechtsgang de aangewezen weg.
Bent u bereid een onafhankelijk en diepgaand onderzoek te bepleiten naar meldingen van mishandeling en marteling van gedetineerde kinderen en bij gebleken misdaden de verdachten van mensenrechtenschendingen te doen vervolgen? Indien neen, waarom niet?
Zie antwoord vraag 7.
Steun van de gemeente Vlaardingen aan initiatiefnemers Gazavloot |
|
Kees van der Staaij (SGP), Joël Voordewind (CU), Raymond de Roon (PVV) |
|
|
|
|
Heeft u kennisgenomen van de berichtgeving over de steun van de gemeente Vlaardingen aan de initiatiefnemers van de tweede Gazavloot?1
Ja.
Hoe beoordeelt u deze berichtgeving en de beschreven rol van zowel de gemeente Vlaardingen als haar burgemeester, mede in het licht van het kabinetsbeleid ten aanzien van Israël en het Midden-Oosten vredesproces?
In de berichtgeving wordt gerefereerd aan de jaarlijkse Palestijnse bijeenkomst in Vlaardingen en de aanwezigheid van de burgemeester van Vlaardingen daarbij. Een van de sprekers was de voorzitter van de stichting Nederland-Gaza. De burgemeester had geen actieve rol tijdens deze bijeenkomst.
De regering ziet deelname en bijdragen aan de Gaza-vloot – door wie en wat dan ook – als tegenwerking van de inspanningen om het vredesproces in het Midden-Oosten te bevorderen. Er mag geen spanning zijn tussen het buitenlands beleid en het optreden van lokale overheden. Daarover voert de regering zo nodig ook overleg met lokale overheden.
De bijeenkomst, waarbij door één van de deelnemers is gepleit vóór de Gaza-vloot, vond plaats in een buurthuis. Voor dat buurthuis is een algemene gemeentelijke subsidie verstrekt. De burgemeester was aanwezig in zijn rol als burgervader en niet met het oog op enige flottielje gerelateerde aspecten. Het optreden van de gemeente Vlaardingen en van de burgemeester in onderliggende kwestie beschouwt de regering derhalve niet als gerichte ondersteuning van de Gaza-vloot. Ware dit het geval geweest, dan was de regering zeker in overleg getreden met de gemeente Vlaardingen.
Hoe beoordeelt u het dat dubieuze organisaties die meewerken aan provocatieve, anti-Israëlacties via de in het artikel genoemde Dag van het Land en het Vele Vlaardingers één Huis (VVEH) profiteren van gemeentelijk subsidiegeld? Past dit binnen geldende wet- en regelgeving ter zake?
Uit informatie van de gemeente Vlaardingen blijkt dat de gemeente geen subsidierelatie heeft onderhouden of onderhoudt met dergelijke organisaties. Mocht de gemeente Vlaardingen steun geven aan antisemitische of terroristische organisaties, wat in dit geval niet aan de orde is, dan zou de regering onmiddellijk interveniëren.
Bent u bereid te bevorderen dat de gemeente Vlaardingen op geen enkele wijze – direct of indirect – faciliteiten of subsidies ten goede laat komen aan organisaties die een link hebben met Jodenhaat, terrorisme of anderszins het vredesproces in het Midden Oosten frustreren?
Zie antwoord vraag 3.
De herbenoeming van FIFA-baas Blatter en het WK-bid |
|
Renske Leijten (SP) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
|
|
|
Heeft u kennisgenomen van het recente moddergooien tussen diverse FIFA-kopstukken, waarbij de beschuldigingen van corruptie niet van de lucht waren? Vondt u het niet erg toevallig dat de ethische commissie van de FIFA alle beschuldigingen nader heeft onderzocht, met uitzondering van die aan het adres van de heer Blatter?
Ik heb kennisgenomen van de publiciteit rondom de vergadering van de FIFA en de herverkiezing van de heer Blatter tot voorzitter.
Wat is de reactie van de KNVB op uw brief waarin u de KNVB aanspoort de transparantie van de besluitvorming binnen de FIFA te agenderen?1 Welke stappen heeft de KNVB gezet om corruptie te voorkomen en transparantie te bevorderen? Bent u met die acties tevreden gesteld?
Waarom heeft de KNVB voor de herbenoeming van de heer Blatter gestemd?
Desgevraagd geeft de KNVB aan dat tijdens het FIFA-congres in Zurich van alle kanten druk uitgeoefend werd op voorzitter Blatter om serieus het wereldwijd bestaande beeld van FIFA als ondoorzichtige en onbetrouwbare organisatie te gaan aanpakken. Tijdens het verloop van het congres zijn er bij de KNVB momenten van twijfel geweest over hoe te stemmen. Toen de heer Blatter uiteindelijk instemde met een aantal dringend gewenste veranderingen op het gebied van o.a. transparantie en goed sportbestuur en ook akkoord ging met een buitengewoon FIFA-congres waar de bonden de voortgang van de vernieuwingen zullen aanhoren en beoordelen, leek het de KNVB beter de kandidatuur van de heer Blatter te steunen. Daarmee kreeg de voorzitter de kans om direct te beginnen om de komende maanden de FIFA van binnenuit en met inschakeling van onafhankelijke derden te hervormen. Uitstel van de verkiezing van de voorzitter, hetgeen potentieel dreigde, zou ook tot uitstel hebben geleid van de start van het hervormingsproces. Daarmee zou kostbare tijd verloren zijn gegaan.
De afwegingen in deze zijn de bevoegdheid en verantwoordelijkheid van de KNVB.
Is het waar dat het Verenigd Koninkrijk (VK) geen gesprek in EU-verband wilde over de corruptie? Is VK juist de grootste aanjager van onderzoek naar corruptie binnen de FIFA? Heeft de EU sinds de informele sportraad van 23 februari jl. nog stappen ondernomen richting de FIFA om tot een meer transparante organisatie te komen?
Het Verenigd Koninkrijk heeft – in navolging van Nederland – zowel op de informele Sportraad van 22 en 23 februari 2011 als op de formele Sportraad van 20 mei 2011 aandacht gevraagd voor een transparant en goed bestuur bij alle sportbonden, dus ook bij de FIFA. Dit heeft er mede toe geleid dat in het EU werkplan voor sport voor de periode 2011–2014 de bevordering van goed bestuur in de sport een prioriteit is geworden en dat in EU-verband beginselen voor een transparant en goed bestuur in de sport worden ontwikkeld.
Binnen het verband van de FIFA zelf heeft het Verenigd Koninkrijk zich zeker actief opgesteld om hervormingen doorgevoerd te krijgen.
Blijkt er uit uw eigen onderzoek naar het WK-bid ook dat FIFA-officials zich hebben opengesteld voor omkoping in de richting van het Holland-Belgium bid?
De aangekondigde evaluatie van het WK-bid is nog niet gereed. Ik streef er naar de Kamer kort na de zomer te informeren.
Is uw onderzoek naar het WK-bid al klaar? Wanneer wordt dit onderzoek toegezonden aan de Kamer?
Zie antwoord vraag 5.
Wat is uw reactie op de mededeling van het ministerie van Financiën dat de beloofde belastingvrijstelling van de FIFA niet binnen de bestaande wetten paste?2
Bij de besluitvorming door het kabinet medio april 2010 om de bid van de KNVB en KBVB te ondersteunen voor de organisatie van het WK voetbal in 2018 of 2022, was bekend dat ingeval van toewijzing van het WK voetbal aan Nederland en België de fiscale wetgeving aangepast zou moeten worden om de door de FIFA gevraagde fiscale garanties te kunnen verlenen. Dat de fiscale wetgeving ingeval van toewijzing aangepast had moeten worden is ook meerdere malen in antwoord op daarover gestelde vragen richting de Tweede Kamer gecommuniceerd (o.a.
TK 2009–2010, 32 371, nrs. 8 en 11). Het is ook één van de redenen geweest dat Nederland een constitutioneel voorbehoud heeft gemaakt bij de afgegeven garanties aan de FIFA, omdat voor de daartoe noodzakelijke wetswijzigingen parlementaire goedkeuring verkregen had moeten worden.
Wat is uw reactie op de stelling van belastingexperts dat belastingvrijstelling voor medewerkers van internationale organisaties (artikel 39 AWR) niet is bedoeld voor medewerkers van de FIFA?2 3
Het is mij bekend dat door ambtenaren van het ministerie van Financiën als één van de opties voor het kunnen verlenen van de door de FIFA gevraagde fiscale garanties gekeken is naar de mogelijke toepasbaarheid van artikel 39 AWR. De ambtenaren van Financiën hebben over de toepasbaarheid van dit artikel op een organisatie als de FIFA negatief geadviseerd en dat advies is destijds overgenomen.
Is het correct dat het ministerie van Economische Zaken het standpunt was toegedaan dat de «Bierbabes» in Nederland wel strafrechtelijk zouden kunnen worden vervolgd,4 terwijl de minister van VWS aan de Kamer en in de media meldde dat dit niet het geval was?
Nee.
In de antwoorden naar aanleiding van het schriftelijk verslag (Kamerstukken II, 32 371, nr. 8) is uiteengezet dat bepaalde inbreuken op het auteursrecht en het merkenrecht strafrechtelijk kunnen worden gesanctioneerd. Uitgangspunt hierbij is dat strafrechtelijke handhaving een ultimum remedium is dat alleen wordt toegepast bij die inbreuken waardoor het algemeen belang wordt getroffen.
In de antwoorden op eerdere vragen van het Lid Leijten met betrekking tot dit onderwerp (ingezonden 15 oktober 2010, beantwoord op 25 november 2010, nummer 612) is aangegeven dat het dragen van kleding van een concurrerend merk, zoals in het geval van de «Bierbabes», als zodanig niet leidt tot een auteurs-recht- of merkinbreuk. De «Bierbabes» kunnen in dat geval niet strafrechtelijk worden vervolgd in Nederland.
Strafrechtelijk optreden tegen de inbreukmaker is alleen mogelijk in die gevallen dat voldaan is aan de criteria voor auteursrecht- of merkinbreuk. Dat is bijvoorbeeld als het ontwerp van de kleding is gekopieerd. Ook mag niet ten onrechte het FIFA embleem op de kleding worden aangebracht. Als inbreukmaker wordt aangemerkt degene die het voorwerp openlijk ter verspreiding aanbiedt; ter verveelvoudiging of ter verspreiding voorhanden heeft; invoert, doorvoert, uitvoert of bewaart uit winstbejag (artikel 31b jo 31a Auteurswet), en degene die valse, vervalste of wederrechtelijk vervaardigde merken invoert, doorvoert of uitvoert, verkoopt, te koop aanbiedt, aflevert, uitdeelt of in voorraad heeft (zie verder artikel 337 Wetboek van Strafrecht).
Het dragen van de kleding als zodanig valt hier dus niet onder.
Hoe kan het dat de kostenraming voor de belastingvrijstelling die de Kamer te zien kreeg uitging van een maximum van 300 miljoen euro, terwijl het ministerie van Financiën uitging van «een bandbreedte van 300 tot 900 miljoen»?5
De «bandbreedte van 300 tot 900 miljoen» waarover gesproken wordt is afkomstig uit een mail van een medewerker van het ministerie van Financiën aan een medewerker van mijn ministerie van begin maart 2010. In de aanloop naar de besluitvorming door het kabinet over de definitieve kandidaatstelling (in de MR van 16 april 2010) is door ambtenaren van het ministerie van Financiën, op basis van de op dat moment beschikbare informatie, een nadere schatting gemaakt van de kosten van de aan de FIFA te verlenen fiscale garanties en dat heeft geresulteerd in een raming van maximaal € 300 miljoen waarover mijn ambtsvoorganger de Tweede Kamer met zijn brief van 21 april 2010 (Kamerstukken II, 2009–2010, 32 371, nr. 3) heeft geïnformeerd.
Hoe kan het dat de kostenraming voor de politie-inzet die de Tweede Kamer te zien kreeg uitging van een bedrag van 200 miljoen euro, terwijl een «zo goed mogelijke schatting» van de kosten 400 tot 600 miljoen euro bedroeg.5
Het bedrag van € 200 miljoen betreft alleende kosten voor Nederland. De schatting van € 400 tot € 600 miljoen is afkomstig uit het SEO rapport (Hfdst. 3.3.5) en heeft betrekking op een schatting voorNederland en België samen. Nederlandse en Belgische experts hebben op basis van EURO2000 deze gezamenlijke schatting gemaakt. De ondergrens van € 400 miljoen gedeeld door 2 is dus de € 200 miljoen voor Nederland. Dit bedrag is gecommuniceerd aan de Kamer, waarbij is aangetekend dat ook hierin onzekerheidsmarges zitten.
Deelt u de mening dat schattingen van de kosten van een dergelijk evenement weliswaar flink uiteen kunnen lopen, maar dat de Kamer dan wel van die bandbreedte op de hoogte moet zijn? Deelt u de mening dat uit de vragen 10 en 11 blijkt dat de Kamer niet van deze bandbreedte op de hoogte was?
Als er in de voorbereidingsfase van de besluitvorming over een groot sport-evenement als het WK voetbal nog veel onzekerheid bestaat over de parameters voor het maken van een kostenraming is het niet ongebruikelijk dat gewerkt wordt met verschillende bandbreedtes. Voor de besluitvorming over de kandidaatstelling heeft het kabinet zich echter gebaseerd op een raming van de kosten uitgaande van het meest aannemelijke scenario en die kostenraming heeft het kabinet ook richting de Tweede Kamer gecommuniceerd. Tegelijkertijd heeft het kabinet de Tweede Kamer ook de verschillende scenario’s doen toekomen die in het rapport van het SEO zijn geschetst. Het kabinet is aanspreekbaar op de ramingen die het aan het parlement heeft overlegd, maar niet op alle cijfers die in de voorbereidingsfase in allerlei mails en memo’s tussen ambtenaren zijn gewisseld.
Wat is uw reactie op de stelling dat er zelfs op het ministerie van Financiën nooit inzicht is geweest in de totale kosten van het organiseren van een WK?5 Hoe kan de Tweede Kamer zijn controlerende taak uitvoeren als er geen inzicht in de kosten is?
Hiervoor ben ik reeds ingegaan op het inzicht dat op het ministerie van Financiën bestond in de kosten van het organiseren van het WK voetbal. De stelling dat er nooit inzicht zou hebben bestaan in de kosten onderschrijf ik dan ook niet. Die kostenraming was weliswaar omgeven met onzekerheden, maar dat is ook begrijpelijk voor een raming van de kosten van zo’n groot evenement als een WK voetbal, dat bovendien zo ver in de tijd plaatsvindt.
Vindt u het met terugwerkende kracht een wijs besluit geweest om een bid te doen op de organisatie van het WK in 2018?
Het besluit om ons samen met België kandidaat te stellen is destijds door het vorige kabinet en de Tweede Kamer op goede gronden genomen.
De Amerikaanse Foreign Account Tax Compliance Act |
|
Pieter Omtzigt (CDA) |
|
Frans Weekers (staatssecretaris financiën) (VVD) |
|
|
|
|
Heeft u kennisgenomen van de Amerikaanse Foreign Account Tax Compliance Act (FATCA), die van alle financiële instellingen in de wereld, die direct of indirect met de VS zaken doen (en dus ook van alle Nederlandse financiële instellingen) vraagt van al hun klanten na te gaan of zij een Amerikaanse persoon zijn in de zin van FATCA of niet?
Ja.
Welke gegevens dienen deze instellingen jaarlijks aan de Amerikaanse overheid van bepaalde cliënten door geven om de 30% (straf)belasting te voorkomen?
De Nederlandse financiële instellingen die zaken doen met de Verenigde Staten zijn verplicht jaarlijks aan de Amerikaanse overheid, onder andere naam, adres, rekeningnummer en «U.S. Tax Identification Number» van Amerikaanse belastingplichtigen te overleggen alsmede de jaarlijkse inkomsten, uitgaven en het totale investeringsvolume. In vier publicaties1 heeft de Internal Revenu Service (de IRS) FATCA verder uitgewerkt en aangegeven aan welke vereisten de rapportage moet voldoen. Het is de bedoeling dat alle financiële instellingen een overeenkomst aangaan met de IRS waarin jaarlijkse rapportage afspraken worden vastgelegd. Als niet wordt voldaan aan de vereisten van FATCA (inclusief de publicaties), moet een 30% bronheffing worden ingehouden op inkomsten en opbrengsten van bepaalde interest- en dividend genererende vermogenstitels afkomstig uit de Verenigde Staten (VS), zoals obligaties of aandelen.
Is deze wet in overeenstemming met het belastingverdrag tussen de Verenigde Staten en Nederland?
FATCA is aangenomen met het doel belastingontwijking door Amerikaanse belastingplichtigen te voorkomen. De Amerikaanse overheid wil voorkomen dat Amerikaanse cliënten vermogen in het buitenland onderbrengen (waaronder op buitenlandse rekeningen) met het doel dit buiten het zicht van de IRS te houden. De VS bezit net als elk ander land autonomie ten aanzien van het invoeren van nationale wetgeving. FATCA is aangenomen en zal vanaf 1 januari 2013 gefaseerd in werking treden. Tijdens het Algemeen Overleg (AO) over de Notitie Fiscaal Verdragsbeleid 2011 van 8 juni jongstleden heb ik aangegeven dat ik in april uitgebreid gesproken heb met de «US Department of the Treasury» over oplossingen voor de problematiek die ten grondslag ligt aan FATCA. De Europese Commissie (EC) heeft namens de lidstaten een voorstel neergelegd om tegemoet te komen aan de vereisten die zijn neergelegd in FATCA. De EC stelt voor om aansluiting te zoeken bij en gebruik te maken van de bestaande systematiek van de spaartegoedenrichtlijn. Op deze manier zouden de extra administratieve- en financiële lasten voor de financiële instellingen beperkt kunnen blijven. Nederland ondersteunt het initiatief van de EC en ik heb dit nogmaals bevestigd in mijn eerder genoemde gesprek over FATCA tijdens mijn bezoek aan de VS. De VS heeft aangegeven eerst het overleg met de EU te willen voeren. Als dat niet tot het gewenste resultaat leidt, ligt verder bilateraal overleg met Nederland in de rede. Met de fiscale autoriteiten van de VS is ook afgesproken dat in dat geval op bilateraal niveau zal worden gezocht naar oplossingen voor eventueel resterende knelpunten. In dat kader zou dan ook FATCA in relatie tot het belastingverdrag aan de orde kunnen komen. In de – naar verwachting beperkte – situaties dat FATCA zou kunnen leiden tot knelpunten in relatie tot het belastingverdrag tussen Nederland en de VS, zal Nederland dit bij de VS onder de aandacht brengen. Als wordt voldaan aan de vereisten van FATCA, gelden volgens de VS de gebruikelijke teruggaafprocedures teneinde de verdragsvoordelen te verkrijgen.
Overtreden Nederlandse banken of andere financiële instellingen de Wet op de bescherming persoonsgegevens of andere privacywetgeving indien zij gegevens van klanten doorgeven aan de Amerikaanse overheid?
Aangezien de Europese Commissie dit punt al aan het onderzoeken is, wil ik eerst de uitkomst van dat onderzoek afwachten.
Bent u bereid om aan het College bescherming persoonsgegevens een advies te vragen of deze regelgeving in overeenstemming is met de Nederlandse wetgeving, zoals die toch geldt tussen (rechts)personen in Nederland?
Zie antwoord vraag 4.
Klopt het dat Nederlandse financiële instellingen, zoals pensioenfondsen, beleggingsfondsen, banken en verzekeraars, de facto gedwongen zullen worden al hun cliënten individueel te vragen of zij Amerikaans zijn in de zin van de Amerikaanse FATCA wetgeving?
De Nederlandse financiële instellingen zullen op basis van FATCA genoodzaakt zijn een systeem in te voeren dat identificatie van Amerikaanse cliënten mogelijk maakt. In hoofdlijnen kunnen de financiële instellingen al hun klanten identificeren op basis van de «know-your-customer» vereisten. Echter, FATCA kent andere vereisten ten aanzien van de rapportage ten opzichte van de rapportagevereisten die van kracht zijn op basis van de huidige wet- en regelgeving.2 Dat zorgt er voor dat de financiële instellingen genoodzaakt zijn hun systemen aan te passen om te kunnen voldoen aan de vereisten die zijn neergelegd in FATCA.
Indien een persoon deze vraag niet beantwoordt of niet wenst te beantwoorden, is de financiële instelling dan gerechtigd om 30% van de renteopbrengsten c.q. vermogensopbrengsten in te houden en die af te dragen aan de Amerikaanse overheid? Zo dat het geval is, op basis van welke Nederlandse wetgeving is een financiële instelling gerechtigd om dat te doen? Of is een wettelijke basis niet vereist voor het opleggen van een belasting?
De Verenigde Staten heeft bij het niet voldoen aan de vereisten die zijn opgenomen in FATCA, aangegeven dat er een heffing volgt van 30% over bronnen afkomstig uit de VS. Deze heffing is opgenomen in de nationale wetgeving van de VS en zal via de fiscale systematiek van een bronheffing worden opgelegd. De financiële instellingen zullen deze bronheffing moeten toepassen op basis van de nationale wetgeving van de VS en de contractuele relatie die de financiële instellingen aangaan met de IRS. Aangezien de Nederlandse financiële instellingen dus een Amerikaanse belasting moeten inhouden en afdragen, is een Nederlandse wettelijke basis daarvoor niet vereist. Het inhouden en afdragen van een buitenlandse bronbelasting vloeit immers niet voort uit de Nederlandse (belasting)wetgeving.
"Foute hulpofficieren" |
|
Coşkun Çörüz (CDA), Madeleine van Toorenburg (CDA) |
|
|
|
|
Heeft u kennisgenomen van het bericht «Taakstraf voor «foute» hulpofficieren»?1
Ja.
Acht u het een wenselijke gang van zaken dat de strafzaken tegen de van valsheid in geschrifte/fraude verdachte betrokken hulpofficieren, is afgedaan door middel van een transactie, aangeboden door het Openbaar Ministerie (OM) in plaats van een oordeel door een strafrechter middels een openbare terechtzitting?
Ik verwijs naar mijn antwoorden op de schriftelijke vragen van het lid Helder van uw Kamer (kenmerk 2011Z11775, ingezonden 6 juni 2011).
Het beoordelen van de wenselijkheid van een eventuele hernieuwde inzet van betrokkenen als hulpofficier van justitie is een verantwoordelijkheid van de betreffende politiekorpsen. Overigens heeft het Openbaar Ministerie mij meegedeeld dat de betrokkenen vanwege de getroffen disciplinaire maatregelen op dit moment niet inzetbaar zijn als hulpofficier.
Klopt het dat de transactie is aangeboden door het OM in Maastricht en dat de betrokken hulpofficieren in datzelfde arrondissement werkzaam waren? Zo ja, wat vindt u van deze gang van zaken? Was een beoordeling van deze zaken door een ander arrondissementsparket niet beter geweest?
Het klopt dat de transactie is aangeboden door het arrondissementsparket te Maastricht en dat betrokkenen in dat arrondissement werkzaam zijn.
Overeenkomstig de regels van de relatieve competentie (artikel 2 e.v. Wetboek van Strafvordering, WvSv) is een arrondissementsparket belast met de opsporing van alle strafbare feiten die binnen het betreffende rechtsgebied zijn gepleegd. In uitzondering op deze regel dient een rechterlijk ambtenaar op grond van artikel 510 WvSv te worden vervolgd bij een ander gerecht dan het gerecht behorend bij het gebied waarbinnen hij werkzaam is. Hiervan is in dit geval geen sprake nu de betrokkenen allen politieambtenaar zijn en geen rechterlijk ambtenaar.
Onderzoeken naar politiemedewerkers worden uitgevoerd door zogenaamde «bureaus interne onderzoeken» die de integriteit van eigen politiemedewerkers onderzoeken of – in uitzonderlijke gevallen – door de Rijksrecherche. De leiding van dit soort strafrechtelijk onderzoeken ligt bij het Openbaar Ministerie van het betrokken arrondissementsparket.
Het Openbaar Ministerie heeft mij meegedeeld dat het onderzoek naar de vier onbevoegde hulpofficieren in Limburg is verricht door het bureau interne zaken van de twee betreffende politiekorpsen. Er bestond geen aanleiding het onderzoek over te dragen aan de Rijksrecherche of te laten afdoen door een ander arrondissementsparket. Ik heb dan ook geen reden om aan te nemen dat het strafrechtelijk onderzoek naar de onbevoegde hulpofficieren van justitie beter in een ander arrondissementsparket had kunnen plaatsvinden.
Bent u van oordeel dat met de (inmiddels aanvaarde) transactie kan worden volstaan of worden ook arbeidsrechtelijke gevolgen aan de afdoening van de zaken verbonden? Deelt u de opvatting dat in beginsel voor de betrokken politiefunctionarissen hervatting van de taak als hulpofficier niet meer wenselijk is?
In mijn antwoorden op schriftelijke vragen van de leden Marcouch, Recourt en Kuiken van uw Kamer (kenmerk 2010Z17052, ingezonden op 18 november 2010) heb ik aangegeven dat vormverzuimen ten aanzien van de meest gebruikte bevoegdheden van hulpofficieren door de rechter verschillend worden beoordeeld. Het Openbaar Ministerie beschikt niet over een landelijk overzicht van alle strafzaken waarin de onbevoegdheid van de hulpofficieren al dan niet consequenties heeft gehad. Uit een beknopte inventarisatie door het Openbaar Ministerie komt het beeld naar voren dat de rechter in de meeste gevallen geen consequenties aan dergelijke vormverzuimen verbindt. Een uitzondering daarop vormt een uitspraak van de rechtbank Maastricht waarin een verdachte werd vrijgesproken. Deze uitspraak (LJN: BN3088) is door het gerechtshof Den Bosch op 28 september 2010 in hoger beroep vernietigd (LJN: BO1027) en terugverwezen naar de rechtbank Maastricht. Op 29 april 2011 heeft de rechtbank Maastricht het Openbaar Ministerie in deze zaak niet-ontvankelijk verklaard (LJN: BQ3968). Hiertegen heeft het Openbaar Ministerie hoger beroep ingesteld. In een andere zaak heeft een strafvermindering van 20 uur werkstraf plaatsgevonden (rechtbank Den Bosch, 12 mei 2010, BM 4041).
Kunt u aangeven in hoeveel zaken het onbevoegd handelen van hulpofficieren heeft geleid tot consequenties voor strafzaken? Zijn hierdoor strafzaken stukgegaan?
Het bericht dat tolken bij artsenbezoek niet meer worden vergoed |
|
Khadija Arib (PvdA) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
|
|
|
Heeft u kennisgenomen van het bericht dat tolken bij artsenbezoek niet meer worden vergoed?1
Ja
Deelt u de mening dat communicatie in de gezondheidszorg van cruciaal belang is zowel bij het vaststellen van de diagnose als bij de behandeling? Zo ja, op welke manier denkt u dit probleem voor de groep mensen die de taal niet beheersen maar wel afhankelijk zijn van zorg, op te lossen zonder tolk?
Ik onderschrijf dat communicatie van belang is zowel bij het vaststellen van de diagnose als bij de behandeling. Dat neemt niet weg dat patiënten/cliënten (of hun vertegenwoordigers) zelf verantwoordelijk zijn voor het machtig zijn van de Nederlandse taal. Uitgangspunt is dat de patiënt/cliënt zelf dient te zorgen voor de inzet van een tolk indien dat nodig wordt geacht. Afhankelijk van de situatie en de aard van het gesprek kan dit een professionele tolk zijn maar ook een tolk uit het eigen netwerk van de patiënt.
Deelt u de mening dat met het afschaffen van de vergoeding van tolk- en vertaaldiensten een drempel in de zorg wordt opgeworpen die de toegang tot de zorg voor bepaalde kwetsbare groepen in de maatschappij belemmert? Zo ja, welke middelen staan u ter beschikking om hier wat aan te doen? Zo nee, waarom niet?
Alle verzekerden hebben recht op alle zorg uit de Zvw en de AWBZ ongeacht of zij de Nederlandse taal machtig zijn. De toegang tot deze zorg wordt door het afschaffen van de centrale vergoeding van tolk- en vertaaldiensten niet belemmerd.
Hoe verhoudt deze bezuinigingsmaatregel zich tot het principe zoals vastgelegd in de Wet geneeskundige behandelingovereenkomst (WGBO) dat de patiënt recht heeft op informatie van de hulpverlener, en dat de patiënt toestemming moet geven voor een medische behandeling? Met andere woorden, welke gevolgen heeft het afschaffen van de vergoeding van tolk- en vertaaldiensten voor het zelfbeschikkingsrecht van de patiënt dat ten grondslag ligt aan artikel 7:448, lid 1 jo. 7:450, lid 1 BW (WGBO)?
Deze maatregel heeft geen gevolgen voor het zelfbeschikkingsrecht. Patiënten/cliënten (of hun vertegenwoordigers) zijn zelf verantwoordelijk voor het machtig zijn van de Nederlandse taal. Indien het nodig wordt geacht dan kan de patiënt/cliënt zelf zorgen voor de inzet van een tolk.
Deelt u de mening dat tolken door iemand uit de naaste omgeving van een patiënt een deugdelijke behandeling wegens privé aangelegenheden die de gezondheid van de patiënt zelf betreffen in de weg kan staan? Kunt u zich in dat verband situaties voorstellen waarin het juist onacceptabel is dat iemand uit de naaste omgeving tolkt denk aan hiv, kanker, abortus enz.? Zo ja, bent u voornemens in dat verband maatregelen te treffen? Zo nee, waarom niet?
De noodzakelijkheid van de inzet van een professionele tolk verschilt per individuele situatie en de aard van het gesprek. Ik kan mij situaties voorstellen waarbij een tolk uit de naaste omgeving niet wenselijk is. In dit soort situaties kan de patiënt/cliënt op eigen kosten een professionele tolk inhuren.
Klopt het dat het in Engeland verboden is om familieleden van patiënten in te schakelen als informele tolk? Zo ja, hoe denkt u daarover?
Ik heb geen aanwijzingen dat in Engeland een wettelijk verbod geldt voor het inzetten van familieleden als tolk. Ik ben geen voorstander van een algemeen verbod om familieleden van patiënten in te schakelen als informele tolk. De wenselijkheid daarvan verschilt per situatie.
Deelt u de mening dat de aangekondigde bezuiniging op tolk- en vertaaldiensten indruist tegen de zogenoemde veldnormen over de inzet van tolken in de zorg, zoals opgesteld in 2005 op advies van de Inspectie voor de Gezondheidszorg?
In de huidige veldnormen, zoals in 2005 door het veld zelf opgesteld, wordt aangegeven dat bij voorkeur gebruik wordt gemaakt van een professionele tolk. De professionele tolk kan nog steeds worden ingezet. Dit past binnen de veldnorm en kan moeilijke en tijdrovende behandelprocedures voorkomen. Uitgangspunt is dat de patiënt/cliënt zelf verantwoordelijk is voor de financiering van de professionele tolk.
Onderschrijft u de stelling dat het afschaffen van de vergoeding voor tolk- en vertaaldiensten in de zorg kan leiden tot moeilijke en tijdrovende behandelprocedures en dus kostenverhogend zal werken? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 7.
Een incident bij de ISLA raffinaderij te Curaçao |
|
Ineke van Gent (GL) |
|
Piet Hein Donner (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
|
|
|
Klopt het1 dat vorige week bij een incident met een «catcracker» op de ISLA raffinaderij te Curaçao «catalyst poeder» is vrijgekomen? Klopt het dat ISLA weigert publiekelijk mee te delen waaruit dit poeder precies is samengesteld?
De media op Curaçao spreken inderdaad van een incident waarbij wit poeder is neergedaald op het eiland. Ik kan deze berichten niet bevestigen. Het is de regering van Curaçao die verantwoordelijk is voor de informatieverstrekking naar het Curaçaose parlement en de bevolking.
Wat is er waar van de veronderstelling dat het hier gaat om zware metalen?
Zie mijn antwoord op vraag 1.
Deelt u de mening dat dat de Curaçaose burgers en het plaatselijke openbaar bestuur na elk incident op de raffinaderij zo snel mogelijk geïnformeerd dienen te worden over de aard, samenstelling en omvang van de vrijgekomen stoffen en de mogelijke milieu- en gezondheidsschade die hierdoor kan worden veroorzaakt? Zo ja, bent u bereid om de Curaçaose regering de grote zorgen over de milieu- en gezondheidsschade door aanhoudende incidenten en de wens te uiten dat de raffinaderij na elk incident openheid van zaken geeft over de vrijgekomen stoffen?
Ik heb daar geen mening over. De verhouding tussen het bestuur en de bevolking van Curaçao is op grond van het Statuut een zaak van de Staten van Curaçao en de regering van dat land.
Heeft u deze problemen inmiddels met de Curaçaose minister-president besproken? Zo ja, wat zijn daarvan de uitkomsten?
Zie mijn antwoord op vraag 3.
Frauderende bewindsvoerder(s) |
|
Jeroen Recourt (PvdA) |
|
|
|
|
Kent u het bericht «Bewindvoerderskantoor dupeert zestig mensen»?1
Ja.
Hoe lang heeft het geduurd voordat het bij de gedupeerden bekend was dat zij bestolen waren? Waarom is dit niet eerder opgemerkt?
Blijkens het vonnis van de Rechtbank Assen (LJN: BQ7820) konden deze diefstallen in korte tijd op deze schaal gebeuren omdat de rekeningen van de slachtoffers gekoppeld waren aan de rekening van de bewindvoerder, de zogenaamde spilrekening. Bij deze rekening hoorde een pinpas waarover de dader als medewerker van het kantoor van de bewindvoerder de beschikking had. Via deze pas had hij toegang tot alle gekoppelde rekeningen.
Nadat de bewindvoerder op de hoogte raakte van de transacties heeft zij eerst een en ander zelf onderzocht, vervolgens de rekening geblokkeerd, haar medewerker bevraagd, en de diefstal gemeld bij de met het toezicht in deze schuldsaneringzaken belaste rechters-commissarissen. Tussen de ontdekking van de transacties door de bewindvoerder en haar melding zat een periode van 10 dagen.
Hoe komt het dat zo'n groot aantal personen slachtoffer is geworden van dit kantoor?
Zie antwoord vraag 2.
Heeft de controle op de bewindvoerder gefaald? Zo ja, op welke wijze? Hoe heeft dat kunnen gebeuren? Zo nee, hoe heeft de fraude kunnen gebeuren ondanks de controle?
De rechtbank in Rotterdam heeft in haar vonnis in kort geding van 7 oktober 2008 bepaald dat het de rechter-commissaris vrij staat om het toezicht op de betalingen van de bewindvoerder zo vorm te geven dat pas achteraf, bij sluiting van het dossier, controle op de feitelijke geldstromen plaatsvindt. Van belang is dat het misbruik van de rekeningen aan het licht is gekomen en daarop passende maatregelen tegen betrokkene zijn genomen.
Was het kantoor aangesloten bij een beroepsvereniging? Zo nee, zou dat wenselijk zijn geweest?
De ledenlijst van de enige branchevereniging van bewindvoerders Wsnp (BBW) is niet openbaar. De BBW toetst haar leden niet op kwaliteit. Die taak is bij algemene maatregel van bestuur toebedeeld aan de Raad voor Rechtsbijstand. Deze organisatie ontwikkelt in samenspraak met de sector en de rechterlijke macht kwaliteitscriteria en organiseert de toetsing. Zie hierover ook het antwoord op vraag 7. Ik heb daarom geen oordeel over de wenselijkheid van aansluiting bij de beroepsvereniging.
Op welke wijze worden de gedupeerden thans bijgestaan? Worden zij bijgestaan in het verhalen van hun schade? Hebben zij voortvarend een nieuwe bewindvoerder toegewezen gekregen?
De betreffende bewindvoerdersorganisatie is inmiddels failliet verklaard. Zij is door de opvolgende Wsnp-bewindvoerder namens de schuldeisers in die dossiers mede aansprakelijk gesteld voor de financiële schade die bij deze schuldeisers ligt.
De schuldenaren die aan het toezicht van de ontslagen bewindvoerder waren toevertrouwd ondervinden zelf geen financiële schade. Zij hebben namelijk aan hun verplichting voldaan door een deel van hun inkomen en/of vermogen aan de bewindvoerder beschikbaar te stellen. Voor het verloop of de uitkomst van hun schuldsanering heeft dit incident geen gevolg. Bij de beoordeling of de schuldenaar een schone lei verdient, is immers bepalend of een uiterste inspanning is geleverd om schuldeisers zo ver mogelijk tegemoet te komen. Het resultaat van die inspanningen is daarbij niet bepalend.
Op welke wijze wordt de kwaliteit van de professionele bewindvoerder geborgd?
De controle op de bewindvoerder is op drie niveaus georganiseerd. De Raad voor Rechtsbijstand toetst of een bewindvoerderorganisatie voldoet aan de kwaliteitsstandaard Wsnp2. Dit zijn criteria op het gebied van bedrijfsvoering, onafhankelijkheid en (financiële) continuïteit. Daaronder horen ook procedures voor het beheer van boedelrekeningen. Onafhankelijke auditoren beoordelen tijdens een bedrijfsbezoek of aan alle eisen voldaan is. Driejaarlijks vindt een her-audit plaats. Medewerkers van gecertificeerde organisaties kunnen worden ingeschreven in het bewindvoerdersregister van de Raad3. Kandidaat-bewindvoerders moeten een speciale beroepsopleiding met succes hebben doorlopen, een Verklaring omtrent gedrag overleggen, een aansprakelijkheidsverzekering hebben afgesloten en aan andere individuele eisen voldoen alvorens ingeschreven te kunnen worden. Ook op dit niveau vindt periodiek hertoetsing plaats.
Op dossierniveau controleert de rechter-commissaris of de bewindvoerder zijn wettelijke taken adequaat uitvoert. Dit gebeurt onder meer aan de hand van periodieke verslagen die de bewindvoerder uitbrengt over het verloop van iedere schuldsanering. In een aantal gevallen kunnen betalingen alleen worden verricht na goedkeuring van de rechtbank. Dit toezicht wordt deels uitgevoerd op basis van de wet en deels op basis van landelijke afspraken die de rechtbanken hebben gemaakt.4
De prestatielijst van ziekenhuizen bij de behandeling van blaaskanker door zorgverzekeraar CZ |
|
Renske Leijten (SP), Henk van Gerven |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
|
|
|
Hoe beoordeelt u het feit dat zorgverzekeraar CZ een lijst heeft opgesteld en gepubliceerd waarop de prestaties van de Nederlandse ziekenhuizen op het gebied van blaasverwijderingsoperaties in vier categorieën worden weergegeven, waarbij met een aantal ziekenhuizen zelfs geen contracten meer worden afgesloten?1
Het past binnen het zorgverzekeringsstelsel en de Zorgverzekeringswet dat zorgverzekeraars zorg inkopen voor hun verzekerden op basis van kwaliteits- en doelmatigheidseisen.
Een belangrijk oogmerk van de Zorgverzekeringswet is dat zorgverzekeraars in hun rol als inkoper van zorg de doelmatigheid en de kwaliteit van zorg bevorderen. Zorgverzekeraars kunnen daarbij, voor zover de wet dat toelaat, met zorgaanbieders contractuele afspraken maken over de prijs, het volume, de kwaliteit en de organisatie van zorg. Zij kunnen ervoor kiezen onderscheid te maken tussen zorgaanbieders en alleen die zorg in te kopen die voldoet aan de eisen die zij zelf stellen. Zorgverzekeraars hebben hun eigen overwegingen van concurrentiële aard om hun contracteerbeleid vorm te geven. De kwaliteit en doelmatigheid van de zorg spelen daarbij een belangrijke rol. Ik juich dat toe.
De Nederlandse Vereniging voor Urologie (NVU) heeft kwaliteitsnormen opgesteld voor de behandeling van patiënten met blaaskanker. Het betreft minimumeisen waar de zorg aan moet voldoen. De criteria die zorgverzekeraar CZ hanteert voor blaasverwijderingsoperaties zijn gebaseerd op literatuuronderzoek en gesprekken met de NVU en patiëntenorganisaties (Vereniging Waterloop, NFK, NCZ en Zorgbelang). Het gaat daarbij om het volume per locatie, de aanwezigheid en samenstelling van het multidisciplinair overleg, de aanwezigheid van een gespecialiseerde verpleegkundige en ruime ervaring met verschillende vormen van urineafleidingen.
Hoe betrouwbaar is een dergelijke lijst, waarbij de ziekenhuizen gecategoriseerd worden in de categorieën «best», «goed», «kan beter» en «niet gecontracteerd», waarbij niet de feitelijke en gevalideerde morbiditeits- en mortaliteitscijfers bekend zijn? Hebben zorgverzekeraars als CZ de expertise daar voor in huis?
Zorgverzekeraar CZ beoordeelt ziekenhuizen die blaasverwijderingsoperaties uitvoeren aan de hand van volume-indicatoren en andere, inhoudelijke indicatoren. De volume-indicatoren hebben betrekking op het aantal blaasverwijderingsoperaties per jaar. Aangezien er ook volgens de NVU een duidelijke relatie bestaat tussen het aantal blaasverwijderingsoperaties en de overlijdenskans na deze operatie, hanteert CZ, in navolging van de NVU, een minimumnorm van ten minste 10 operaties per jaar. Ik ben nog steeds van mening dat – gegeven deze relatie – het volume van de medische verrichting, naast kwaliteits- en veiligheidseisen, medebepalend is voor de kwaliteit van de zorg.
Wat moeten patiënten met een dergelijke lijst, die er alleen maar toe kan leiden dat, als patiënten de beste zorg willen, althans volgens de lijst van CZ, zij die voor een blaasverwijdingsoperatie in aanmerking komen voor behandeling naar het Antoni van Leeuwenhoek Ziekenhuis of het Universitair Medisch Centrum St. Radboud moeten gaan?
In veel zorgdisciplines zijn kwaliteitsnormen in ontwikkeling. De totstandkoming van kwaliteitsnormen en de indeling van ziekenhuizen in categorieën leidt tot een toename van keuze-informatie voor de patiënt en van de transparantie van de geboden zorg. Patiënten kunnen daar hun voordeel mee doen, al kan ik mij voorstellen dat dit, zeker in het begin, leidt tot verwarring bij de patiënt over wat nu goede zorg is. De toegenomen aandacht voor kwaliteit en de openbaarmaking van kwaliteitsinformatie zullen er uiteindelijk toe leiden dat instellingen de kwaliteit van zorg verbeteren.
Is dit niet gewoon een reclameinstrument van CZ? Zo neen, waarom niet?
Zie antwoord vraag 1.
Hebben de tien ziekenhuizen die volgens CZ onvoldoende scoren al eerder te maken gehad met de Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ)? Hoe gevaarlijk zijn de uitgevoerde operaties in deze ziekenhuizen? Heeft de IGZ daar mortaliteits- en morbiditeitsgegevens over die een dergelijke brandmerking rechtvaardigen? Hoe geloofwaardig is het als CZ de blaasverwijderingsoperaties in een ziekenhuis onvoldoende noemt en daardoor dit ziekenhuis niet meer contracteert, terwijl de IGZ dit ziekenhuis niet verder onderzoekt of heeft onderzocht? Is een blaasverwijderingsoperatie in een van deze ziekenhuizen veilig of niet?
De behandeling van blaaskanker behoort tot de groep zogenaamde «hoog risico/ laag volume» verrichtingen. Ten aanzien van deze en andere ingrepen worden pas de laatste jaren afspraken gemaakt over het minimumaantal ingrepen dat een ziekenhuis zou moeten uitvoeren. Duidelijk is dat het frequenter uitvoeren van bepaalde, met name complexe, ingrepen de kans op extra risico’s doet afnemen.
In Nederland zijn relatief weinig patiënten waarbij een blaasverwijderingsoperatie wordt uitgevoerd. Het gevolg hiervan is dat de uitkomstdata van blaaskankerbehandelingen op instellingsniveau voor de IGZ niet geschikt zijn om op dat niveau uitspraken te doen over de kwaliteit van deze behandeling. Dat geldt ook voor de tien ziekenhuizen die in 2012 niet door zorgverzekeraar CZ gecontracteerd worden. De indeling van ziekenhuizen in deze categorie door zorgverzekeraar CZ heeft dan ook primair betrekking op het aantal uitgevoerde operaties per jaar en niet op mortaliteits- en morbiditeitsgegevens. Bij IGZ zijn met betrekking tot deze behandeling door de desbetreffende 10 ziekenhuizen, geen klachten of meldingen bekend.
De IGZ onderschrijft het standpunt dat concentratie van kennis, ervaring en (technische) faciliteiten de kans op ernstige complicaties zal verminderen en bijgevolg de kwaliteit van zorg kan vergroten. Het gaat immers om een technisch complexe ingreep die veel ervaring vraagt.
Herinnert u zich de antwoorden op eerdere vragen over een soortgelijke ranglijst door zorgverzekeraar Achmea?2 Staat u nog steeds op het standpunt dat zorgaanbieders zelf in eerste instantie verantwoordelijk zijn voor goede en verantwoorde zorg? Bent u van mening dat in Nederland alle aangeboden zorg per definitie goed en verantwoord dient te zijn en dat de IZG dat controleert?
Zorgaanbieders zijn in de eerste plaats zelf verantwoordelijk om te bepalen wat verantwoorde zorg is. Zoals in het antwoord op de vragen 1 en 4 is aangegeven past het binnen het huidige zorgverzekeringsstelsel en de Zorgverzekeringswet dat zorgverzekeraars zorg inkopen op basis van eigen kwaliteits- en doelmatigheidseisen. De IGZ beoordeelt of de geleverde zorg verantwoord is en toetst dat aan de professionele standaard. Met het Kwaliteitsinstituut wordt een extra impuls gegeven aan de transparantie van kwaliteitsinformatie.
Er kunnen, gegeven ieders verantwoordelijkheid, verschillen en overeenkomsten bestaan tussen de normen voor verantwoorde zorg die de IGZ hanteert en de kwaliteits- en doelmatigheidseisen die verzekeraars bij zorginkoop stellen. Beide maatstaven zijn immers ontwikkeld voor verschillende doeleinden, te weten toezicht en zorginkoop. Mede gelet op mijn antwoord op de vragen 1 en 4 zie ik geen reden om met zorgverzekeraars de afspraak te maken dat zij moeten afzien van het opstellen en publiceren van scorelijsten van ziekenhuizen. Integendeel, ik juich het toe dat zorgverzekeraars steeds kritischer worden over de kwaliteit van de in te kopen zorg.
Deelt u nog steeds de mening dat niet de kwantiteit of het «volume» van een medische verrichting doorslaggevend is voor het vaststellen van kwaliteit maar eerder zaken als uitkomst van de behandeling en overlevingskans van de patiënt?2
Zie antwoord vraag 2.
Vindt u niet dat de IGZ de instantie is die op basis van de wetenschap vormgegeven door de medische beroepsgroepen moet bepalen wat de norm is waaraan ziekenhuizen moeten voldoen? Wordt het niet chaos als vandaag een zorgverzekeraar en morgen de IGZ op basis van verschillende normen gaat bepalen wat voldoende kwaliteit van zorg is? Zo neen, kunt u dit toelichten?
Zie antwoord vraag 6.
Bent u bereid de IGZ deze rol te geven en met de commerciële zorgverzekeraars de afspraak te maken dat zij afzien van het maken van dergelijke lijstjes om elke schijn van belangenverstrengeling te voorkomen?
Zie antwoord vraag 6.
Is het niet zo dat als de IGZ haar werk goed doet, dergelijke acties van zorgverzekeraars overbodig worden? Zo neen, waarom niet?
Zie antwoord vraag 6.
Bent u bereid de beroepsverenigingen en ziekenhuizen in samenspraak met de IGZ aan te sporen en goede voorwaarden te scheppen om te komen tot een goede gevalideerde morbiditeits- en mortaliteitsregistratie bij ingewikkelde operaties met een grotere kans op morbiditeit en mortaliteit? Zo neen, waarom niet? Zo ja, welke stappen gaat u ondernemen?
Het registreren van gegevens over de uitkomsten van zorg door beroepsgroepen is een vereiste dat voortvloeit uit de Kwaliteitswet Zorginstellingen. Het is, gelet op de relatief kleine patiëntenaantallen per instelling, niet mogelijk om over morbiditeit en mortaliteit betrouwbare uitspraken op instellingsniveau te doen.
Het is primair de rol van de beroepsgroepen, daartoe gesteund door ondermeer de IGZ en zorgverzekeraars, om te bezien welke kengetallen er naast volumenormen voor het aantal verrichtingen in de professionele standaarden opgenomen moeten worden.
Schade na storing van een luchtwasser |
|
Esther Ouwehand (PvdD) |
|
Joop Atsma (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (CDA) |
|
|
|
|
Kent u het bericht «Witte neerslag na storing luchtwasser DMV»?1
Ja.
Kunt u toelichten wat hier gebeurd is en hoe dit heeft kunnen gebeuren?
In een rookgas reinigingsinstallatie van het bedrijf DMV in Veghel is een storing opgetreden als gevolg van een doseerfout. Daardoor is een witte neerslag van natronloog in de nabije omgeving terechtgekomen. Deze neerslag kan hinder veroorzaken (een zeepachtig gevoel aan de huid bij aanraking) en er kan mogelijk beschadiging optreden aan autolak. Het neergeslagen stof veroorzaakt geen direct gevaar voor de volksgezondheid.
Kunt u aangeven of een dergelijk ongeval met een luchtwasser al eerder is voorgekomen?
In Nederland zijn vele honderden bedrijven waar lucht reinigingsinstallaties zoals natte wassers aanwezig zijn. Storingen in deze apparatuur komen soms voor en zijn in het verleden voorgekomen. Het bevoegd gezag is in deze gevallen de provincie of de gemeente waar ook overzichten van klachten en ongewone voorvallen aanwezig zijn.
Is het waar dat de brandweer uren bezig is geweest met het opruimen van natronloog in de omgeving? Wat zijn de totale kosten van deze schoonmaakoperatie geweest?
Uit de berichten blijkt dat de brandweer enkele uren nodig heeft gehad om de stofoverlast op te ruimen. De kosten die daarbij zijn gemaakt zijn mij niet bekend. Ik ga ervan uit dat het bedrijf (via haar verzekering) deze schoonmaakkosten dekt.
Worden deze kosten in rekening gebracht bij FrieslandCampina? Zo nee, waarom niet en bent u bereid de rekening alsnog naar FrieslandCampina te sturen, volgens het principe dat de vervuiler betaalt?
Het bedrijf is in dergelijke gevallen aansprakelijk voor de kosten die gepaard gaan met het herstel van eventuele schade. Het is in dergelijke gevallen gebruikelijk dat gedupeerden door het bedrijf schadeloos worden gesteld. Het Rijk is in het geheel geen partij in deze zaak.
Kunt u aangeven hoeveel subsidie er reeds gegeven is en er nog begroot zijn voor investeringen voor luchtwassers? Om hoeveel luchtwassers gaat dat, onderverdeeld naar de verschillende sectoren?
Bij een groot aantal (duizenden) bedrijven in Nederland zijn lucht reinigingsapparaten zoals luchtwassers in bedrijf. Sommige apparaten vallen onder fiscale regelingen zoals bijvoorbeeld de MIA/VAMIL regeling. Er bestaan geen landelijke overzichten van alle diverse soorten, aantallen en de leeftijd van lucht reinigingsapparatuur in Nederland.
Het opleggen van sancties aan gedetineerden en tbs-ers die spreken met journalisten |
|
Sharon Gesthuizen (SP) |
|
|
|
|
Wat is uw reactie op het bericht «Gevangenis Nieuwegein geeft loslippige gedetineerde straf»?1
Aan de betreffende gedetineerde is inderdaad een sanctie opgelegd. Bij een celinspectie die werd uitgevoerd omdat het vermoeden bestond dat de gedetineerde contact had opgenomen met RTV Utrecht, is een brief, gericht aan een fictief advocatenkantoor, gevonden. De inhoud van de brief heeft ertoe geleid dat de gedetineerde een maatregel is opgelegd. Het is aannemelijk dat betrokkene met deze brief voornemens was een poging te doen op ongeoorloofde wijze contact op te nemen met vertegenwoordigers van de pers.
Op basis waarvan heeft de gevangenisdirectie de gedetineerde een sanctie opgelegd? Was dat omdat hij geen toestemming vooraf heeft gevraagd voor zijn contact met media of omdat de inhoud van dit contact en de klachten van deze gedetineerde de gevangenisdirectie niet zinde?
Zie antwoord vraag 1.
Bent u van mening dat de weigeringsgronden van artikel 40, eerste lid, Penitentiaire beginselenwet, waarin staat op welke gronden gesprekken tussen gedetineerden en journalisten door de gevangenisdirecteur geweigerd kunnen worden, zo ruim zijn dat gesprekken vrijwel steeds geweigerd kunnen worden? Kunt u uw antwoord toelichten?
De Grondwet bepaalt in artikel 15, vierde lid, dat een persoon aan wie de vrijheid rechtmatig is ontnomen, in de uitoefening van zijn grondrechten kan worden beperkt, voor zover deze zich niet met de vrijheidsontneming verdraagt. De grenzen van de vrijheid van meningsuiting van gedetineerden worden overschreden wanneer de rechten en vrijheden van anderen of bepaalde publieke belangen, zoals de openbare orde en veiligheid en het voorkomen of opsporen van strafbare feiten, geschaad kunnen worden. In artikel 40 van de Pbw zijn de gronden voor het weigeren van een gesprek tussen een gedetineerde en de media aangegeven. Deze weigeringsgronden zijn limitatief. Bij het overwegen van een verzoek om contact met de media dient telkens de afweging te worden gemaakt tussen het individuele recht van de gedetineerde op vrije meningsuiting en de genoemde criteria in artikel 40 Pbw. Zwaarwegende belangen van derden, zoals nabestaanden en slachtoffers, kunnen in het geding zijn.
Een eventuele beslissing van de directeur van de inrichting om een gesprek met een vertegenwoordiger van de media niet toe te staan, wordt steeds na een afweging van de betrokken belangen genomen. Indien een gedetineerde het niet eens is met de beslissing van de inrichtingsdirecteur, kan hij tegen deze beslissing in beklag gaan bij de beklagcommissie van de commissie van toezicht van de inrichting. Vervolgens kan de beslissing ook nog door de beroepscommissie van de Raad voor Strafrechttoepassing en Jeugdpreventie worden getoetst op de eisen van noodzakelijkheid en proportionaliteit.
Gelet op het bovenstaande ben ik van mening dat het beleid ten aanzien van contacten van gedetineerden met de media helder is. Ik zie dan ook geen reden om het beleid aan te passen.
Deelt u de mening dat het beperken van het recht op vrijheid van meningsuiting slechts in uitzonderlijke gevallen kan plaatsvinden, dat inperking vooral op zijn plaats is om de rechten van slachtoffers en eventuele nabestaanden te waarborgen, maar dat van de andere weigeringsgronden terughoudend gebruik moet worden gemaakt? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 3.
Hoe wordt voorkomen dat iemand die voor de inrichting onwelgevallige informatie naar buiten wil brengen hiervoor geen toestemming krijgt vooraf en/of achteraf wordt gestraft? Bent u bereid om maatregelen te nemen om dit te voorkomen?
Bent u, in tegenstelling tot uw voorganger, wel bereid om directeuren van penitentiaire inrichtingen te wijzen op het beperkt toepassen van de redenen op grond waarvan het contact met de media geweigerd kan worden?2 Bent u bereid zo nodig de wet te wijzigen of regels op te stellen over de toepassing van de wet? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 3.
Het bericht "Waterschap verkwist zelf veel water in droge tijd" |
|
Richard de Mos (PVV) |
|
Joop Atsma (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (CDA) |
|
|
|
|
Bent u bekend met het artikel «Waterschap verkwist zelf veel water in droge tijd»?1
Ja, het originele artikel komt uit Cobouw van 27 mei 2011.
Bent u van mening dat in tijden van droogte elk druppeltje zoetwater moet worden gekoesterd en dat het op zijn zachtst gezegd vreemd is dat waterschappen veel water verbruiken bij waterzuiveringen, terwijl dijken op springen staan, boeren soms niet kunnen bewateren en burgers worden opgeroepen hun tuin niet te sproeien? Zo nee, waarom niet?
Ja, ik ben met u van mening dat in droge tijden zorgvuldig met het beschikbare zoetwater moet worden omgegaan. Naar mijn oordeel leveren de waterschappen met de lozing van gezuiverd afvalwater een positieve bijdrage aan de zoetwatervoorraad. Het grootste deel van dit water wordt namelijk geloosd op zoet water en is beschikbaar voor watergebruikers.
Het deelprogramma Zoetwater van Deltaprogramma onderzoekt hoe in de toekomst beter met het beschikbare zoet water kan worden omgegaan. Het gebruik van gezuiverd afvalwater maakt daar onderdeel van uit.
Goede voorbeelden van hergebruik van gezuiverd afvalwater zijn er overigens al. Zo gebruikt het bedrijf Dow Chemical in Terneuzen gezuiverd afvalwater van de inwoners van Terneuzen. Dit water werd voorheen in de Westerschelde geloosd. Op Texel wordt het gezuiverde afvalwater benut om verdroging te bestrijden. Er loopt onderzoek naar meer mogelijkheden. Zo wordt in Delfland onderzocht of afvalwater duurzaam en kosteneffectief kan worden gezuiverd tot gietwater voor de glastuinbouw.
Bent u bereid om zo snel mogelijk serieus te kijken naar het advies van ingenieursbureau DHV, dat stelt dat het technisch eenvoudig is om water in de sloten te pompen en dat dit tevens efficiënter is dan het verhogen van het IJsselmeer met anderhalve meter, teneinde verdere problemen door de droogte het hoofd te bieden? Zo ja, wilt u de Kamer hierover voor de zomer berichten?
Ja, ik neem het advies van DHV serieus. Het hergebruik van afvalwater heeft zoals bij vraag 2 aangegeven de aandacht. Het vormt een van de mogelijke maatregelen. Het is daarbij nodig om ook te kijken naar de kosten (van eventueel extra zuiveren) en baten (van het extra zoet water) van de maatregel. Binnen het Deltaprogramma worden alle mogelijke maatregelen nader onderzocht op maatschappelijke kosten en baten.
Jaarlijks wordt de Tweede Kamer geïnformeerd over de voortgang van het Deltaprogramma. In dat kader zal ik u informeren.
Het bericht dat de vertrokken top van het Medisch Centrum Alkmaar (MCA) vorig jaar ruim een miljoen euro incasseerde |
|
Karen Gerbrands (PVV) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
|
|
|
Heeft u kennisgenomen van het artikel «Miljoen voor vertrokken top MCA»?1
Ja, het bleek echter niet in de papieren versie van Medisch Contact te staan, maar alleen op de website.
Wat is uw inhoudelijke reactie op dit bericht?
Dit kabinet heeft zijn mening over de inkomenshoogte van bestuurders en toezichthouders in de publieke en de semipublieke sector (samen vormen ze «de collectieve sector») gegeven door er een wetsvoorstel over in te dienen dat die inkomens normeert. De minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties heeft dat wetsvoorstel voor een wet om de topinkomens in de collectieve sector te normeren, in februari 2011 bij de Kamer ingediend, dossiernummer TK 32 600.
Deelt u de mening dat dit onaanvaardbare bedragen zijn?
Zie antwoord vraag 2.
Kunt u aangeven of deze bedragen overeenkomen met het verantwoord maatschappelijk niveau zoals omschreven in de wet normering topinkomens?
De wet normering topinkomens (WNT) is nog niet van kracht. Die wet komt er omdat de huidige honorering in een aantal gevallen te hoog wordt bevonden. Als dat wetsvoorstel van kracht wordt, geldt hij alleen voor nieuwe arbeidsovereenkomsten. Het heeft daarom geen zin om niet-geldende normen te leggen naast de in het artikel genoemde bedragen.
In die wet is trouwens het voornemen uit het regeerakkoord verwerkt om ontslagvergoedingen van bestuurders in de collectieve sector te beperken tot maximaal € 75 000.
In de Beloningscode voor Bestuurders in de Zorg (BBZ) worden ook de inkomens van interim-bestuurders genormeerd, zelfs al in het eerste jaar van hun aantreden. Na inwerkingtreding van de WNT kan daarmee ook de vergoeding voor interim-bestuurders worden teruggebracht tot aanvaardbaarder hoogtes.
Kunt u aangeven wat de financiële positie is van het MCA?
In het jaarverslag-2010 staat op de pagina’s 62 t/m 64 een overzicht van het financieel beleid van het MCA. Daaruit blijkt dat er een positief bedrijfsresultaat in 2010 was van circa € 9 miljoen en dat de solvabiliteit en het eigen vermogen zijn gestegen ten opzichte van het voorgaande jaar. Volgens de verantwoording van het financiële beleid op de pagina’s 5 en 6 van dat jaarverslag geldt de stijging van de solvabiliteit en het eigen vermogen ook voor het Gemini Ziekenhuis.
Realiseert u zich dat dit geld niet terecht is gekomen bij de mensen die zorg nodig hebben? Wat is uw reactie hierop?
Na inwerkingtreding van het wetsvoorstel waar u aan refereert, zullen deze inkomens en ontslagvergoedingen bij nieuwe arbeidsovereenkomsten verleden tijd zijn. Dat vind ik een goede zaak.
Welke actie kunt u ondernemen om te zorgen dat dit geld wel terecht komt bij de mensen die zorg nodig hebben?
Zoals ik recent ook in de Kamer heb verkondigd, bij het vragenuurtje van 7 juni, heb ik op dit moment geen instrument om in te grijpen in de salarissen van bestuurders en toezichthouders in de zorgsector. Ik heb de Kamer daarom in dat vragenuurtje opgeroepen om ervoor te zorgen dat het huidige wetsvoorstel over de topinkomens per 1 januari 2012 in werking kan treden. De minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties heeft de Nota naar aanleiding van het Verslag bij het wetsvoorstel inmiddels naar de Kamer gestuurd.
De lobby voor de vestiging van een Europees onderzoekscentrum van Heinz in Nederland |
|
Esther Ouwehand (PvdD), Marianne Thieme (PvdD) |
|
Maxime Verhagen (minister economische zaken, viceminister-president ) (CDA) |
|
|
|
|
Is het waar dat er «flink gelobbyd» is om Heinz zover te krijgen haar nieuwe Europees onderzoekscentrum in Nijmegen te bouwen?1 Zo ja, kunt u uiteenzetten waaruit de politieke lobby heeft bestaan en welke toezeggingen er zijn gedaan om het Amerikaanse bedrijf te bewegen voor Nederland/Nijmegen te kiezen als locatie voor haar onderzoekscentrum? Zo nee, hoe verklaart u dat Heinz zelf wel spreekt over een «flinke lobby» in de media?
Het kabinet zet in op versterking van het vestigingsklimaat om aantrekkelijk te zijn voor nationale en internationale bedrijven die zorgen voor werkgelegenheid en innovatie. Het is dan ook goed nieuws voor de Nederlandse economie dat Heinz heeft besloten haar Europese onderzoekscentrum in Nijmegen te bouwen. Voor Heinz is dit overigens een bekende locatie omdat het bedrijf al jarenlang in en nabij Nijmegen is gevestigd.
Vanzelfsprekend zet het Ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie (EL&I) zich in om bedrijven als Heinz te overtuigen van de kracht van Nederland als vestigingsplaats. Het bedrijf heeft dan ook diverse gesprekken gehad met mijn voorganger en diverse hoogambtelijke vertegenwoordigers. De vestiging van het onderzoekscentrum in Nederland is in dat verband ook bepleit bij de board van Heinz in de VS. Daarnaast heeft EL&I geholpen met locatieonderzoeken en de aanlevering van vergelijkende informatie op diverse gebieden, waaronder een vergelijkende studie naar arbeidskosten met een ander door Heinz geprefereerd land. Ook is het bedrijf in contact gebracht met verschillende andere overheidsinstanties.
Welke afspraken zijn er met Heinz gemaakt voor de opdracht van de bouw van dit Europese onderzoekscentrum?
Hierover zijn geen afspraken gemaakt.
Heeft u Heinz toezeggingen gedaan over een eventuele subsidieverstrekking door het ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie? Zo ja, hoe verhoudt dat zich tot uw toezegging aan de Kamer om eventuele subsidies aan de negen «topsectoren» waaronder de topsector Agrofood waartoe Heinz behoort, toe te kennen op basis van nog te verschijnen rapporten die in juni 2011 pas gereed zijn? Zo nee, kunt u garanderen dat Heinz dit onderzoekscentrum zonder subsidie gaat bouwen?
Nee, hierover zijn geen toezeggingen gedaan.
Heinz kan, net als elk ander bedrijf, eventueel een beroep doen op mogelijke subsidies als het aan de in een subsidieregeling gestelde voorwaarden voldoet.
Heeft Heinz alle benodigde bouw- en milieuvergunningen voor dit onderzoekscentrum? Is er nog bezwaar- of beroepsmogelijkheid mogelijk tegen een vergunning? Indien er nog procedures lopen, kunt u ons te zijner tijd nader informeren over deze procedures?
Betreffende eventueel benodigde bouw- en milieuvergunningen is EL&I geen bevoegd gezag. Dit is een bevoegdheid van de gemeente Nijmegen. Naar ik heb begrepen van de gemeente Nijmegen, zijn de benodigde vergunningen nog niet verleend.
Uiteraard is ook Heinz gebonden aan wettelijke bepalingen met betrekking tot te verlenen vergunningen, inclusief daartoe behorende bezwaar- en beroepsmogelijkheden.
Hoe moet het persbericht van uw ministerie worden geduid, wanneer in het kader van de bouw van dit onderzoekscentrum gemeld wordt dat het kabinet «ruim baan maakt voor onderzoek naar nieuwe producten en diensten door het schrappen van onnodige regels en het oplossen van bestuurlijke knelpunten»?2 Kunt u uiteenzetten of en zo ja, welke «onnodige» regels zijn geschrapt ten behoeve van het nieuwe onderzoekscentrum van Heinz? Op basis van welke (wettelijke) bevoegdheid zijn deze regels geschrapt? Hoe is de besluitvorming tot stand gekomen?
Met het persbericht wordt aangegeven dat het kabinet in het kader van haar beleid ten aanzien van de topsectoren in algemene zin ruim baan wil maken voor onderzoek naar nieuwe producten en diensten, ondermeer door het verminderen van regeldruk. Voor de vestiging van het onderzoekscentrum van Heinz was geen sprake van het schrappen van regels.
Wat waren de bestuurlijke knelpunten bij het besluit tot de bouw? Welke bestuurlijke knelpunten zijn er geschrapt, hoe zijn deze opgelost?
Zie de beantwoording van de vragen 4 en 5.
Wat voor soort onderzoeken zal dit onderzoekscentrum gaan uitvoeren en welke afspraken hierover zijn gemaakt? Welke regels en/of bestuursknelpunten zijn hiervoor «geschrapt»?
Op dit moment worden in het bestaande innovatiecentrum ketchup en sauzen voor Europa en producten voor lokale merken in de Benelux ontwikkeld. In hoeverre op termijn andere producten in het onderzoekscentrum zullen worden ontwikkeld, is onderdeel van studie en afweging. Het behoort tot de bedrijfsvertrouwelijke informatie welk onderzoek Heinz in de toekomst uit zal voeren.
Hiervoor zijn geen regels en/of bestuursknelpunten geschrapt.
Kunt u aangeven of Heinz in Nederland de afgelopen jaren dierproeven heeft uitgevoerd of heeft laten uitvoeren voor de (innovatie) van haar levensmiddelen? Zo ja, welke experimenten waren dat, voor welke producten en hoeveel en welke dieren waarbij betrokken? Zo nee, waarom weet u dat niet als alle dierproeven in Nederland geregistreerd moeten worden en die gegevens moeten worden doorgegeven aan de nVWA?
Dierproeven in Nederland dienen inderdaad geregistreerd te worden bij de nVWA. Uit informatie van de nVWA blijkt dat er door Heinz geen dierproeven geregistreerd zijn. Uiteraard dient Heinz zich te houden aan de wettelijke bepalingen die ter zake gelden.
Heeft u met Heinz gesproken over de grote weerstand tegen dierproeven in de Nederlandse samenleving en de ambitie van de regering om het aantal dierproeven terug te dringen? Zo ja, welke voorwaarden heeft u verbonden aan de komst van het onderzoekscentrum naar Nederland op dit gebied? Kunt u garanderen dat Heinz geen dierproeven zal (laten) verrichten? Zo nee, waarom niet?
Nee, zie de beantwoording van vraag 8.
Het ODA-budget |
|
Kees Verhoeven (D66), Kathleen Ferrier (CDA) |
|
|
|
|
Kunt u aangeven hoe de € 300 mln aan ODA-middelen, die zijn vrijgemaakt voor de topsectoren en die binnen het ODA-budget vallen, worden besteed? Kunt u daarbij per jaar en tot 2015 aangeven hoeveel van deze gelden nog niet zijn ingevuld?1 2
Op 17 juni zullen de topteams hun eindadvies overhandigen aan minister Verhagen. Dan zal duidelijk worden in welke mate en op wat voor wijze de voorstellen van de 10 topteams aanspraak maken op de BZ ODA middelen. Gelet op de prioriteiten in het OS beleid, is de verwachting dat vooral de topteams Water, Agro-Food, Tuinbouw en Life Science met voorstellen gericht op ontwikkelingslanden zullen komen.
De financiële middelen die bij BZ beschikbaar zijn voor plannen van de topsectoren lopen op van 200 mln. in 2012 naar ongeveer 300 mln. in 2015. Een aanzienlijk deel van deze middelen ligt echter al vast in bestaande programma’s voor het bedrijfsleven. Het aandeel dat vast ligt neemt af van 85% in 2012 naar ca. 70% in 2015, zoals ook zichtbaar is in artikel 4.3 van de begroting 2011 van het ministerie van Buitenlandse Zaken. Wel is binnen deze reeds vastgelegde programma’s flexibiliteit mogelijk door rekening te houden met de agenda’s van de topsectoren en de prioritaire OS thema’s voedselzekerheid en water. Daarmee liggen de middelen voor 2015 minder hard vast.
In de bedrijfslevenbrief die het kabinet voor Prinsjesdag naar de Kamer stuurt zal nader worden ingegaan op de verdeling van de middelen ten behoeve van de topsectoren.
Deelt u de mening dat de aanwezige kennis bij en initiatieven van maatschappelijke organisaties bij kunnen dragen aan de versterking van innovatieve Nederlandse voorstellen waar in partnerlanden behoefte aan is? Zo ja, op welke manier krijgen deze organisaties de mogelijkheid om van deze middelen gebruik te maken? Zo nee, kunt u exact aangeven welke voorwaarden worden gesteld aan de besteding van dit geld?
In welke mate de aanwezige kennis bij en initiatieven van maatschappelijke organisaties bij kunnen dragen aan de versterking van innovatieve Nederlandse voorstellen hangt voor een groot deel af van de aard van de adviezen van de topteams. Daarover is nu nog niets te zeggen. Ik deel uw mening dat de samenwerking tussen het bedrijfsleven en maatschappelijke organisaties een meerwaarde kan hebben. De inzet op intensivering van publieke private samenwerking in het nieuwe OS beleid, illustreert dit.
In principe zijn de middelen die BZ koppelt aan de topgebieden afkomstig van het bedrijfslevenprogramma. Een aantal van de programma’s waaronder ORIO, PSI en PUM richt zich specifiek op het bedrijfsleven en niet op maatschappelijke organisaties. Daarnaast zijn er programma’s als het Initiatief Duurzame Handel (IDH) en het in ontwikkeling zijnde PPP fonds, die ook deel zijn van de BZ inzet voor de topgebieden, en die gericht zijn op samenwerkingsverbanden tussen bedrijfsleven en kennisinstellingen en/of maatschappelijke organisaties. Binnen deze programma’s liggen kansen voor maatschappelijke organisaties.
Kunt deze vragen beantwoorden voor het algemeen overleg over de focusbrief ontwikkelingssamenwerking gepland op 16 juni 2011?
Ja.
Een resistente bacterie in het Maasstad Ziekenhuis |
|
Khadija Arib (PvdA) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
|
|
|
Bent u op de hoogte van het bericht dat het Maasstad Ziekenhuis in Rotterdam al zeven maanden worstelt met de uitbraak van een zeer gevaarlijke en nagenoeg onbehandelbare bacterie, namelijk de Klebsiella pneumoniae?1
Ja.
Klopt het dat momenteel drie van de vier patiënten op de intensive care deze bacterie dragen en er in totaal tenminste 34 patiënten besmet zijn geraakt? Zo nee, wat zijn de werkelijke cijfers?
Omdat de populatie van de Intensive Care dagelijks wisselt, varieert het aantal patiënten met Oxa-48 producerende Klebsiella pneumoniae (K. pneumoniae). Dat maakt deze vraag moeilijk te beantwoorden.
In totaal is deze resistente bacterie tot nu toe bij 70 patiënten aangetoond. Gezien het feit dat het onderzoek nog lopende is zou dit aantal nog kunnen veranderen. De uitkomsten van het onderzoek, uitgevoerd door het Maasstad ziekenhuis met ondersteuning van het RIVM en UMCU, komen in september beschikbaar en zullen helderheid geven over het totaal aantal besmet geraakte patiënten. Overigens zijn de meeste patiënten niet ziek, maar alleen drager van het micro-organisme.
Klopt het dat de microbiologen van het Maasstad Ziekenhuis medio april 2011 geïnformeerd zijn over de besmetting met Klebsiella pneumonaie op de intensive care (ic), maar weinig met deze informatie hebben gedaan? Heeft de GGD Rotterdam pas op 26 mei 2011 bericht ontvangen van het Maasstad? Welke maatregelen neemt GGD Rotterdam momenteel?
De beschikbare data en de gang van zaken rondom de uitbraak worden nog nader onderzocht door de Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ), maar het volgende kan ik er vast over zeggen:
Het Maasstad Ziekenhuis is in april 2011 door de collega's van het Slotervaart Ziekenhuis geïnformeerd over de aanwezigheid van de Oxa-48 producerende K. pneumoniae. De bacterie werd aangetroffen bij een patiënt die overgebracht was van het Maasstad Ziekenhuis naar het Slotervaart Ziekenhuis.
Het Maasstad Ziekenhuis is in mei 2011 een intern onderzoek gestart waarbij ze heeft vastgesteld dat meerdere patiënten drager waren van de Oxa-48 producerende K. pneumoniae. Nadat dit was vastgesteld is dit op 26 mei 2011 gemeld bij de GGD Rotterdam.
Hoewel het bij een uitbraak van deze bacterie niet de specifieke taak van de GGD is, heeft de GGD de volgende acties ondernomen: Ze heeft contact gezocht met huisartsen, verpleeghuizen en andere zorgverleners in de omgeving om de situatie te monitoren. Tevens heeft ze de gemeenschap geïnformeerd via de regionale televisie en haar website2 en plaatsgenomen in het outbreakteam van het ziekenhuis. Binnen dit team draagt de GGD zorg voor de belangen van ontslagen patiënten en de gemeenschap in algemene zin.
Klopt het dat de Klebsiella pneumoniae resistent is voor de zwaarste categorie antibiotica, de carbepenem, en er enkel experimentele behandelingen overblijven om de infectie te bestrijden? Hoe effectief zijn deze behandelingen? Wat zijn de gezondheidsgevolgen van deze experimentele zorg voor de patiënt?
Het klopt dat de Oxa-48 producerende K. pneumoniae resistent is voor nagenoeg alle antibiotica, waaronder die uit de carbapenemgroep. Er is echter nog wel een enkel antibioticum over voor behandeling. Er blijven dus niet alleen experimentele behandelingen over. Ik beschik nog niet over de kennis van de effectiviteit en de mogelijke gezondheidsgevolgen van experimentele behandelingen, maar deze behandelingen worden vooralsnog niet toegepast.
Klopt het dat er sinds 2009 al een uitbraak is van Extended Spectrum Beta-lactamase (ESBL) op de ic van het Maasstad Ziekenhuis, maar deze niet is gerapporteerd? Heeft het Maasstad Ziekenhuis nog steeds last van deze ESBL? Hoeveel mensen zijn met deze ESBL besmet geraakt en naar welke plekken in Nederland hebben zij zich verplaatst?
Ja, het klopt dat het Maasstad Ziekenhuis sinds 2009 last heeft van ESBL-producerende bacteriën. ESBL-producerende bacteriën komen in meerdere ziekenhuizen voor. Het is niet gebruikelijk dat aanwezigheid van ESBL-producerende bacteriën wordt gerapporteerd bij de GGD. Indien deze bacteriën worden aangetoond moeten bepaalde (voorzorgs)maatregelen worden genomen om onder andere verdere verspreiding te voorkomen. Deze maatregelen staan beschreven in de richtlijnen van de Werkgroep Infectiepreventie (WIP). De WIP is een samenwerkingsverband van drie wetenschappelijke verenigingen op het gebied van infectiepreventie en ziekenhuishygiëne en maakt richtlijnen op het gebied van infectiepreventie voor de gezondheidszorg. De IGZ ziet toe op het naleven van deze richtlijnen.
Wat is het gevaar voor de volksgezondheid van deze resistente bacteriën in het Maasstad Ziekenhuis? Kunt u de rapportage van het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) over het Maasstad Ziekenhuis zo snel mogelijk naar de Kamer sturen?
Een uitbraak met een resistente bacterie in een ziekenhuis is een lokaal probleem. De bestrijding binnen het Maasstad Ziekenhuis van de Oxa-48 producerende K. pneumoniae is in volle gang. Zoals bij vraag 2 gemeld vindt er een uitgebreid onderzoek onder grote groepen patiënten plaats. De uitkomsten van dit onderzoek zullen naar verwachting in september beschikbaar zijn. Zodra ik hierover beschik zal ik deze naar de Kamer zenden.
Bent u op de hoogte van meer uitbraken van resistente bacteriën in Nederlandse zorginstellingen of is het Maasstad Ziekenhuis een uniek geval?
De aanwezigheid van ESBL-producerende bacteriën neemt toe, zo blijkt uit de surveillance van het RIVM. Uitbraken met multiresistente bacteriën komen in meerdere ziekenhuizen voor. De aanwezigheid van de Oxa-48 producerende K. pneumoniaeis wel bijzonder en is slechts een enkele keer eerder voorgekomen in Nederland. Het is de eerste keer dat er sprake is van een uitbraak van de Oxa-48 producerende K. pneumoniae.
Welke maatregelen neemt u om de gezondheidsgevaren van de uitbraak in het Maasstad Ziekenhuis te minimaliseren?
De uitbraak in het Maasstad Ziekenhuis is een lokaal probleem dat om lokale actie vraagt. De verantwoordelijkheid ligt hiervoor in eerste instantie bij het ziekenhuis, met toeziend oog van de inspectie en ondersteuning van het RIVM bij het in kaart brengen en analyseren van deze uitbraak. Tevens heeft de IGZ d.d. 20 juli 2011 het Maasstad Ziekenhuis onder verscherpt toezicht gesteld en extra eisen aan het ziekenhuis gesteld zoals het aanstellen van een coördinator, in de vorm van een hoogleraar-arts-microbioloog, om de hygiënemaatregelen en infectiepreventiemaatregelen eenduidig toe te passen in het ziekenhuis.
Wat kunnen Nederlandse burgers doen om het risico voor hun gezondheid zo klein mogelijk te houden? Zijn er bepaalde gedragsvoorschriften?
De Oxa-48 producerende K. pneumoniae is een bacterie die voor gezonde mensen niet ziekteverwekkend is. Voor gezonde mensen vormt deze bacterie geen gevaar. De bacterie behoort tot de normale darmflora. Alleen als de bacterie buiten de darm in steriele weefsels komt kan dat tot infecties leiden. Dergelijke situaties kunnen in ziekenhuizen voorkomen. Nederlandse burgers kunnen gebruikelijke hygiënemaatregelen in acht nemen.