Het niet vergoeden van het tweede cochleaire implantaat bij jonge kinderen |
|
Jetta Klijnsma (PvdA), Linda Voortman (GL), Renske Leijten , Esmé Wiegman-van Meppelen Scheppink (CU), Pia Dijkstra (D66) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
![]() ![]() ![]() ![]() |
Acht u het aannemelijk dat een doof kind met twee cochleaire implantaten beter hoort dan met een implantaat?
Het is niet aan mij om hierover uitspraken te doen. Zie ook mijn antwoord op vraag 3.
Acht u het aannemelijk dat kinderen met twee implantaten minder kans hebben op het oplopen van een taalachterstand?
Zie antwoord vraag 1.
Welke extra kosten moeten er gemaakt worden om dove kinderen van een tweede cochleaire implantaat te voorzien? Hoe weegt u deze kosten ten opzichte van de voordelen die een tweede chochelaire implantaat met zich meebrengen? Waarom wordt er uitgegaan van dubbele kosten (twee DBC’s)1 terwijl een aantal kosten als revalidatiekosten en bijvoorbeeld het verplegen van de patiënt en het gebruik van de operatiekamer enkele kosten zijn bij gelijktijdig implanteren?
De kosten van implantatie van één cochleair implantaat (DBC code 140034) bedragen € 42 527 en de kosten van de nazorg bij een cochleair implantaat (DBC code 140035) bedragen € 4722. Echter, voorliggend aan de vraag welke kosten een tweede implantaat met zich meebrengt, is de vraag of het resultaat van een dubbelzijdig cochleair implantaat aantoonbaar beter is als van een enkelzijdig implantaat. Het is aan het College voor zorgverzekeringen (CVZ) om die vraag te beantwoorden binnen de context van zijn rol als pakketbeheerder met toepassing van de geldende pakketcriteria en de waardering van genoemde kosten.
Bent u op de hoogte van het feit dat het College voor zorgverzekeringen (CVZ) zijn herbeoordeling over de vergoeding van het tweede implantaat uitstelt tot er meer wetenschappelijk onderzoek beschikbaar is en dat het daarbij wijst op onderzoek dat in Nijmegen wordt verricht? Wanneer worden de resultaten van dit onderzoek verwacht? Zijn er al tussentijdse resultaten van het onderzoek beschikbaar? Zo ja, hoe beoordeelt u deze tussentijdse resultaten?
Ja, dat is mij bekend. De reden hiervoor is dat de wetenschappelijke bewijslast voor de meerwaarde van een tweede cochleair implantaat onvoldoende is. Het CVZ heeft mij recent bericht dat het onzeker is of de onderzoekers hun gegevens zullen publiceren. Dit heeft zowel het CVZ als mij bevreemd en het CVZ zal daarom contact opnemen met de onderzoekers. Als de achterliggende reden is dat uit het onderzoek geen valide conclusies zijn te trekken betreur ik dat.
Er zijn overigens wel signalen dat verschillende implanterende centra in Nederland de handen ineen willen slaan om door middel van een vergelijkend onderzoek de zo broodnodige wetenschappelijke feiten alsnog boven tafel te krijgen zodat een gefundeerde pakketbeslissing mogelijk wordt. Ik juich dat toe.
Herinnert u zich de motie-Schippers/Agema waarin de regering werd verzocht om tijdelijke toelating tot het collectief verzekerde pakket van innovatieve hulpmiddelen?2 Deelt u de mening dat het tijdelijk toelaten van het tweede cochleaire implantaat bij jonge kinderen bij uitstek valt onder het bereik van deze motie? Deelt u de mening dat het tweede cochleaire implantaat bij jonge kinderen tijdelijk tot het collectief verzekerde pakket van innovatieve hulpmiddelen zou moeten worden toegelaten? Is hier «coverage with evidence developement» mogelijk? Zo nee, waarom niet?
Ik herinner me die motie. Mijn beleid is erop gericht om een tijdelijke toelating tot het pakket mogelijk te maken. Tijdens deze tijdelijke toelating zal de therapeutische meerwaarde en de kosteneffectiviteit moeten worden aangetoond. De voorwaarden van een tijdelijke toelating moeten glashelder zijn, evenals verwijdering uit het pakket als het geen therapeutische meerwaarde of kosteneffectiviteit heeft. Aangezien uitgangspunt is dat enkel effectieve zorg in het collectief verzekerde pakket wordt opgenomen, is het essentieel dat de meerwaarde van een tweede cochleair implantaat wordt aangetoond. Hiertoe kan het vergelijkende onderzoek dienen waarnaar ik bij mijn antwoord op vraag 4 verwees. Het CVZ heeft onlangs in zijn pakketadvies voorgesteld om dit vergelijkende onderzoek door voorwaardelijke financiering mogelijk te maken. Ik sta in principe positief tegenover zo’n voorstel en zal nagaan of dit haalbaar is. Hierbij speelt onder meer dat bij een dergelijk vergelijkend onderzoek niet alle kinderen die daaraan deelnemen, een tweede cochleair implantaat krijgen. Ook is de uitvoering afhankelijk van de beschikbaarheid van financiële middelen die vooral de meerkosten betreffen van implantatie van het tweede implantaat ten bedrage van € 42 527. Met voorwaardelijke financiering wordt beoogd om de wetenschappelijke fact finding door het vergelijkende onderzoek mogelijk te maken. Daarbij krijgen dus niet alle kinderen een tweede cochleair implantaat. Dit is een verschil met «coverage with evidence development».
Wilt u deze vragen beantwoorden voor de bespreking van het pakketadvies in april?
Ja.
Het bericht dat de Pantar-busjes blijven rijden |
|
Paul Ulenbelt |
|
Paul de Krom (staatssecretaris sociale zaken en werkgelegenheid) (VVD) |
|
Kunt u – gezien de tegenstrijdige berichtgeving – uitsluitsel geven of de gemeente Amsterdam bezuinigt op het woonwerk-vervoer voor geindiceerden voor de Sociale Werkvoorziening (SW) op de sociale werkplaats Pantar in Amsterdam? Kunt u dit toelichten?12
Het is aan de gemeente Amsterdam om een keuze te maken op welke wijze zij haar beleid omtrent woon-werkverkeer van Wsw-werknemers vorm geeft.
De gemeente Amsterdam meldt in de rapportage «Naar een SW met toekomst», waaraan uw Kamer ook refereert, dat van de collectieve vervoersvoorziening wordt overgestapt op maatwerk. Uitgangspunt hierbij is dat niemand van de sw-medewerkers zijn werk verliest als gevolg van deze maatregel en waar nodig wordt de collectieve vervoersvoorziening in stand gehouden.
Hoe beoordeelt u het feit dat de gemeente Amsterdam in haar beleidsvoorstellen niet kan uitsluiten dat mensen met een SW-indicatie worden ontslagen? Welke maatregelen gaat u treffen om ervoor te zorgen dat uw toezegging – dat iedereen die nu in de Wsw zit zijn beschutte werkplek behoudt – gestand blijft?34
Allereerst maakt het bericht melding van bezuinigingen op het personeelsbestand van Pantar zelf en dus niet de Wsw-doelgroep. Zoals Amsterdam in haar rapport aangeeft, zal er bespaard moeten worden op de bedrijfsvoering van Pantar.
Voor zover er wordt bespaard in relatie tot de doelgroep, ziet dit op de kosten voor het woon-werkverkeer en kantinefaciliteiten. De beoogde bezuinigingen hebben als uitgangspunt dat niemand van de Wsw-ers zijn werk verliest, zoals bij het antwoord op vraag 1 al is opgemerkt.
In het spoeddebat inzake Pantar op 1 maart jl. heb ik gezegd dat er in de begroting voor het jaar 2011 een bezuiniging van € 120 mln. is opgenomen. Ik heb daarbij uitvoerig gemotiveerd waarom er ruimte moet zijn om de subsidie per Wsw-plek te verlagen. Tevens heb ik daarbij aangegeven dat het Rijk de taakstelling – voor wat betreft het aantal te realiseren Wsw-plekken – vaststelt en het daarbij behorende budget ter beschikking stelt. De gemeenten en sociale werkplaatsen kunnen op veel verschillende manieren invulling geven aan die bezuiniging. Gemeenten en de sociale werkbedrijven zijn het beste in staat om het nodige maatwerk te leveren. Aan de rechten en plichten van het huidige, zittende, Wsw-bestand met een indicatie verandert niets als gevolg van het Rijksbeleid.
Kunt u uiteenzetten hoeveel medewerkers van Pantar op basis van de plannen van de gemeente Amsterdam worden ontslagen (onderverdeeld in SW-medewerkers en niet-SW-medewerkers)?
In haar persbericht van 9 maart 2011 meldt de gemeente Amsterdam dat de besparingen op de Wsw onder andere worden gerealiseerd door te snijden in het personeelsbestand van Pantar zelf. Ik heb echter geen kennis van de invulling die de gemeente Amsterdam hieraan geeft en dit betreft ook een beleidsverantwoordelijkheid van de gemeente Amsterdam. In haar persbericht meldt de gemeente Amsterdam wel dat de invulling van de besparing niet leidt tot baanverlies van Wsw-werknemers.
Hoeveel tijdelijke medewerkers bij Pantar krijgen geen contractverlenging door deze bezuinigingen? Kunt u dit toelichten?
Zie antwoord vraag 3.
Hebben andere sociale werkplaatsen in Nederland ook plannen om mensen met een SW-indicatie te ontslaan? Zo ja, welke?
Ik heb geen kennis van plannen voor het ontslaan van werknemers met een Wsw-indicatie. Ik heb inmiddels kennis genomen van het voornemen van de Roteb in Rotterdam om 212 tijdelijke contracten voor mensen met een Wsw-indicatie niet te verlengen. De Roteb onderzoekt de mogelijkheden om deze mensen opnieuw aan het werk te helpen.
De gemeentelijke leges voor opname van gastouders in het Landelijk Register Kinderopvang |
|
Eddy van Hijum (CDA), Karin Straus (VVD) |
|
Henk Kamp (minister sociale zaken en werkgelegenheid) (VVD) |
|
![]() ![]() |
Bent u bekend met de gewijzigde wet Kinderopvang volgens welke het sinds 1 januari 2010 voor gastouders verplicht is zich te registreren in het Landelijk Register Kinderopvang (LRK)?
Ja.
Kunt u uiteenzetten welke kosten gemeenten maken voor de opname van een gastouder in het LRK en hoe hoog deze kosten gemiddeld zijn?
Gemeenten zijn wettelijk verantwoordelijk voor het toezicht op en de handhaving van de kwaliteit van de kinderopvang. De precieze kosten van de handeling die een gemeente verricht om een gastouder op te nemen in het LRK, zijn mij niet bekend. In de keten van toezichts- en handhavingstaken die gemeenten hebben alvorens te kunnen overgaan tot registratie is de tijd die hieraan wordt besteed beperkt (zie ook het antwoord op vraag 5).
Deelt u de mening dat het niet wenselijk is dat gemeenten kosten voor registratie in rekening brengen aan gastouders?1 Zo ja,wat wilt u hieraan doen? Zo nee, waarom niet?
Het heeft niet mijn voorkeur dat gemeenten leges in rekening brengen. Gemeenten zijn daar echter wel toe bevoegd. In de gemeentewet is bepaald dat gemeenten rechten mogen heffen voor diensten, maar daarop geen winst mogen maken. Dit is een algemeen principe in de bestuurlijke verhoudingen tussen rijk en gemeenten. Het spreekt voor zichzelf dat dergelijke algemene principes niet ter discussie kunnen worden gesteld op basis van ervaringen in één sector, de kinderopvang.
Verder is hier van belang dat de middelen die aan gemeenten beschikbaar zijn gesteld voor toezicht en handhaving op de kinderopvangsector via de reguliere sleutel worden verdeeld over gemeenten. Als gevolg daarvan kan het zijn dat gemeenten met relatief veel gastouders in het overgangsjaar 2010 niet geheel zijn gecompenseerd via het gemeentefonds. Vóór 2010 was immers niet bekend waar de gastouders zich in Nederland bevonden. Nu het Landelijk Register Kinderopvang is gevuld, is echter specifieke informatie beschikbaar over het aantal voorzieningen voor gastouderopvang per gemeente. Dit biedt de kans om de verdeelsleutel voor 2012 en de jaren daarna te verfijnen. De VNG onderzoekt deze mogelijkheid in overleg met de ministeries van BZK en SZW. Als dit lukt, verwacht ik dat het aantal gemeenten dat leges heft zal dalen.
De passage over lastenverzwaring waar u op wijst, heeft betrekking op de administratieve lasten die zouden toenemen als een vergunningplicht zou worden opgelegd. Deze administratieve lasten nemen niet toe als leges worden geheven.
Bent u het ermee eens dat het niet in de geest is van de gewijzigde wet Kinderopvang om leges te heffen, aangezien dit een lastenverzwaring betekent?2
Zie antwoord vraag 3.
Welke voor- en nadelen ziet u in het voorstel om registratie van gastouders in de LRK centraal te organiseren? Bent u voornemens om op dit terrein stappen te zetten?
De registratie van een gastouder in het LRK is het sluitstuk van een zorgvuldig besluitvormingsproces waarvoor gemeenten wettelijk verantwoordelijk zijn. Dit proces kan als volgt worden samengevat: het gastouderbureau dient bij de gemeente een aanvraag in tot in exploitatiename van een voorziening voor gastouderopvang, de gemeente geeft de GGD opdracht om te beoordelen of de gastouder voldoet aan de kwaliteitsvereisten, de GGD doet onderzoek en brengt een (beknopt) verslag uit aan de gemeente, de gemeenten neemt een besluit, de gemeente stuurt het gastouderbureau en de gastouder een beschikking, de gemeente schrijft de gastouder al dan niet in het LRK in. Deze zelfde stappen worden doorlopen als een aanvraag wordt ingediend tot in exploitatiename van een kindercentrum of een gastouderbureau. Vanwege het grote belang van registratie voor betrokkenen is dit proces omgeven door wettelijk waarborgen van zorgvuldigheid. Zo wordt een gastouder van rechtswege geregistreerd als een gemeente niet binnen 10 weken een besluit neemt op een aanvraag. Voorts is in het proces van GGD-controle sprake van hoor en wederhoor en heeft een aanvrager de mogelijkheid van bezwaar en beroep in het geval de gemeente negatief beschikt.
Het centraliseren van uitsluitend de registratiehandeling, bijvoorbeeld bij de technisch beheerder van het LRK, levert geen efficiencywinst op. Het hiervoor beschreven proces is pas een jaar geleden ingericht. Dit nu al wijzigen zou bestuurlijk onverantwoordelijk zijn. Bovendien is er geen centraal apparaat beschikbaar dat dit hele proces zou kunnen overnemen.
Ik verken op dit moment wel de mogelijkheden tot verbetering van de effectiviteit van het toezicht door de GGD en de handhaving door gemeenten. In dit kader wordt ook een mogelijke aanpassing van de verdeelsleutel voor de toekenning van middelen aan gemeenten voor toezicht en handhaving op de kinderopvang bezien. Ik ben voornemens uw Kamer hierover uiterlijk eind april te informeren.
Het recente geweld tegen Koptische christenen in Egypte |
|
Geert Wilders (PVV), Raymond de Roon (PVV) |
|
![]() |
Kent u de berichtgeving over recent geweld tussen moslims en Kopten in Egypte?1
Ja.
Kunt u bevestigen dat de aanleiding voor de gewelddadige clash tussen moslims en Kopten op 8 maart 2011, met 13 doden en meer dan 140 gewonden, lag in het feit dat moslims in Helwan een kerk hebben platgebrand en, om zout in de wonden te strooien, vervolgens dinsdag terugkwamen op diezelfde plek om massaal te bidden?
Op 8 maart jl. heeft een gewelddadige confrontatie plaatsgevonden tussen moslims en christenen in de wijk Mokattam in Cairo. De aanleiding voor dit geweld was de vernieling van een kerk in Sol (Helwan). Deze is vernield en in brand gestoken na een uit de hand gelopen ruzie over een relatie tussen een koptische man en een islamitische vrouw waarbij familieleden van beide betrokkenen zijn omgekomen. De kerk wordt weer door de Egyptische strijdkrachten opgebouwd.
De door u genoemde aantallen aanwezige moslims en christenen kan ik niet bevestigen. Volgens de Egyptische autoriteiten zijn bij de gevechten vijftien doden gevallen, waarvan in elk geval tien kopten. Ook waren er meer dan honderd gewonden. Volgens koptische ooggetuigen zouden er zowel door het Egyptische leger als door burgers schoten zijn gelost. Het leger zegt slechts in de lucht te hebben gevuurd om de menigte uiteen te drijven.
Naar aanleiding van de confrontaties tussen moslims en kopten in Sol en Mokattam heeft de Nederlandse ambassade op 10 maart jl. een bezoek gebracht aan Mokattam. Hier is met een aantal koptische geestelijken gesproken. Zij benadrukten dat de verhouding tussen de christenen en de moslims in de wijk gewoonlijk goed is.
Op 12 maart jl. is door de Nederlandse ambassade eveneens een bezoek gebracht aan Sol. Uit gesprekken met christelijke inwoners werd duidelijk dat ook het conflict in Sol niet representatief is voor het dagelijks leven aldaar. Volgens de inwoners leven moslims en christenen daar gewoonlijk vreedzaam naast elkaar. Vooraanstaande geestelijken van beide zijden hebben Sol inmiddels ook bezocht en pleiten voor verdraagzaamheid.
Is het waar dat 1000 Kopten die demonstreerden tegen het platbranden van die kerk, werden beschoten door moslims? Worden in die omgeving christelijke huizen en werkplaatsen regelmatig onder vuur genomen en demonstrerende christenen gestenigd?
Zie antwoord vraag 2.
Is het waar dat in de buitenwijk Mokattam van Cairo een menigte van 15 000 moslims een groep van 500 demonstrerende Kopten aanviel met stenen en een Koptisch klooster bekogelde met molotov-cocktails? Heeft vervolgens het Egyptisch leger, tezamen met de moslims, met scherp geschoten op de Kopten waarbij 9 van hen om het leven kwamen en 150 van hen werden gewond?
Zie antwoord vraag 2.
Zijn er gedurende de 18-daagse Egyptische revolutie in januari 2011 christenen (gemeld wordt: 24 personen) afgeslacht door moslims de hun kans schoon zagen?
Tijdens de revolutie zijn in Sharona (Opper-Egypte) op 30 januari jl. acht christenen en een moslim gedood. Het ging hierbij om een familievete naar aanleiding van een interreligieuze relatie. Er zijn daarnaast gedurende de revolutie meer dan 350 mensen omgekomen, ook christenen, maar zij kwamen niet om door sektarisch geweld.
Indien de berichtgeving waar is, deelt u dan de mening dat invloed van de Moslimbroederschap op het bestuur van Egypte ertoe kan leiden dat de situatie van de Kopten nog verder zal verslechteren? Wilt u de Egyptische regering duidelijk maken dat in dat geval Nederland de associatieovereenkomst van de EU met Egypte op zal zeggen? Zo nee, waarom niet?
Het is de verantwoordelijkheid van de autoriteiten om de positie van kopten en andere religieuze minderheden te beschermen, ongeacht welke partijen deel van de regering uitmaken. De positie van koptische christenen en andere religieuze minderheden in Egypte en de regio vormen regelmatig onderwerp van gesprek in de EU Raad Buitenlandse Zaken. Nederland pleit in EU-verband voor snelle uitvoering van concrete maatregelen naar aanleiding van de raadsconclusies over godsdienstvrijheid van de Raad van februari jl. Mocht de situatie van religieuze minderheden verslechteren, dan moet in EU verband bekeken worden welke aanvullende maatregelen genomen kunnen worden.
Bent u bereid de islamitische agressie tegen Koptische christenen in Egypte aan de orde te stellen in de 16e vergadering van de VN-Mensenrechtenraad en daar adequate maatregelen te verlangen? Zo nee, waarom niet?
De EU heeft het recente interreligieuze geweld in o.a. Egypte opgebracht tijdens de 16e vergadering van de VN Mensenrechtenraad. Mede op aandringen van Nederland organiseerde de EU tijdens deze Raad bovendien een side-event over de vrijheid van godsdienst en levensovertuiging en geweld tegen religieuze minderheden.
Wilt u bij de Egyptische regering aandringen op doeltreffende bescherming van mensen tegen agressie door islamieten en het Egyptisch leger? Zo nee, waarom niet?
De Egyptische ambassadeur in Den Haag is reeds op 11 maart jl. door het ministerie van Buitenlandse Zaken aangesproken op het recente geweld en gewezen op de verantwoordelijkheid van de Egyptische autoriteiten voor de bescherming van religieuze minderheden en respect voor hun fundamentele vrijheden. De Nederlandse ambassade in Cairo brengt dit eveneens in reguliere gesprekken met de Egyptische regering op.
Recente uitlatingen van de Turkse premier erdogan over de integratie van Turken in Duitsland |
|
Han ten Broeke (VVD) |
|
![]() |
Kent u de recente uitspraken van de Turkse premier Erdogan1 waarin hij Turken in Duitsland opriep om hun kinderen eerst Turkse te leren en dan pas Duits?
Ja.
Deelt u de reactie van de Duitse minister van Buitenlandse Zaken, Guido Westerwelle, dat het leren van de taal juist de sleutel is tot integratie, ook in Nederland?
Ja. Voor migranten die zich in Nederland vestigen is het van belang om in te burgeren en de Nederlandse taal te leren. Uitgangspunt daarbij is dat men zelf verantwoordelijk is om het vereiste niveau van kennis te behalen, zodat men participeert in de samenleving en daarbij zelfredzaam kan zijn.
Wat vindt u van het feit dat dit in korte tijd de derde uitspraak is, na de speech van Erdogan in Keulen in 2008 en de kritiek op het integratiebeleid van Nederland en Oostelijk van januari jongstleden door de Turkse regering, die de integratie van Turken in Europa op het spel zet?
De inhoud van deze derde uitspraak van premier Erdoğan is niet nieuw. Zo is bekend dat de Turkse regering een onderscheid wil maken tussen integratie en assimilatie van Turkse onderdanen in Europa. Zij is daarbij voorstander van integratie, maar tegen pogingen tot assimilatie. Het Kabinet is van mening dat migranten en hun kinderen zelf hun identiteit mogen vormgeven, zolang dit gebeurt op een manier die past binnen de wet en zonder dat het hun participatie belemmert. Dit Kabinet beschouwt participatie, zelfredzaamheid en integratie als wezenlijk voor een succesvol bestaan en maatschappelijke samenhang in Nederland.
Bent u bereid deze systematische bemoeienis van de Turkse regering met Turkse diaspora in Europees verband aan te kaarten?
Een band met Turkije hoeft geen belemmering te zijn voor de integratie, zolang deze op basis van vrijwilligheid en binnen de grenzen van de wet plaatsvindt. Turkse Nederlanders dienen hun individuele keuzevrijheid te behouden, gericht op participatie in de Nederlandse samenleving. Vrijwilligheid moet het uitgangspunt blijven in contacten met de Turkse overheid. Indien dit niet het geval is, is er ongewenste overheidsbemoeienis. In de voorbije periode is met de Turkse overheid geregeld hierover gesproken. Recentelijk heb ik, tijdens mijn bezoek aan Ankara op 2 februari jl., nadrukkelijk het Nederlandse integratiebeleid uiteengezet. Hierbij heb ik gewezen op het belang van inburgering en het leren van de Nederlandse taal. Het Kabinet is het in dit licht ten principale oneens met genoemde uitspraken van premier Erdoğan.
Vindt u dat deze opmerkingen van Erdogan een bijdrage leveren aan het integratieproces van het land Turkije in de Europese Unie? Of deelt u de mening dat de systematische beïnvloeding van de Turkse diaspora in Europa contraproductief is voor zowel de integratie van Turkse migranten in Europa als de integratie van Turkije in de Europese Unie?
Zie antwoord vraag 4.
Het proefjaar waarin de zeeverkeerscentrale en de vuurtorens naast elkaar weken |
|
Lutz Jacobi (PvdA) |
|
Joop Atsma (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (CDA) |
|
![]() |
Herinnert u zich uw antwoorden van 22 december 2010 op eerdere vragen over de ingebruikname en testperiode van de zeeverkeerscentrale?1 Bent u bereid nadere details te geven over de proef die u een jaar lang gaat houden, waarin de zeeverkeerscentrales en de bemande vuurtorens naast elkaar opereren?
Ja, de antwoorden herinner ik mij. Ik heb de antwoorden immers zeer recent aan u gegeven. Specifieke informatie over de uitwerking van het vergelijkingsjaar kan ik u echter nog niet geven op dit moment. Thans wordt met de leverancier overlegd over de radar op Schiermonnikoog en over het ontwerp van het camerasysteem. Zodra daar overeenstemming over is bereikt zullen de plannen voor het vergelijkingsjaar worden uitgewerkt.
Is het uw bedoeling om tijdens het draaien van de proef zowel de vuurtoren op Schiermonnikoog als op Terschelling te bemensen en in de proef op te nemen? Zo nee, waarom niet?
Ja, zoals u weet heb ik dat in december toegezegd.
Welke functie en taken hebben de mensen die in het proefjaar de vuurtorens gaan bezetten? Hoe laat de taakverdeling zich vergelijken tot de situatie zoals die op dit moment bestaat?
Omdat de definitieve plannen voor het vergelijkingsjaar nog moeten worden vastgesteld, kan ik u hierover op dit moment nog geen sluitende informatie geven.
Behoort de radarbegeleiding van schepen ook tot de taken die de vuurtorenwachters tijdens de proef uitvoeren? Zo ja, hoe vindt de afbakening plaats van de taken van de vuurtorenwachters en de medewerkers van de zeeverkeerscentrale? Zo nee, hoe kan zonder begeleiding vanaf de vuurtoren tijdens de proef een goede vergelijking gemaakt worden tussen begeleiding vanuit de centrale en vanaf de toren?
Zie antwoord 3. Uitgangspunt is dat de veiligheid op de Waddenzee minimaal gehandhaafd blijft, ook tijdens de vergelijking tussen verkeersbegeleiding vanaf de vuurtoren en vanuit de Zeeverkeerscentrale.
Waarom is gekozen voor een bezetting van de vuurtorens van gemiddeld twaalf uur per dag in plaats van vierentwintig uur per dag? Op welke tijden zullen de vuurtorens bezet zijn? Hoe kunt u weten dat bezetting op de overige tijden geen meerwaarde zal hebben en dus niet in de proef opgenomen hoeft te worden?
Een definitief besluit over de bezetting van de vuurtorens neem ik pas op basis van de bevindingen uit het vergelijkingsjaar. Wél heb ik toegezegd dat de vuurtorens op termijn gemiddeld twaalf uur per dag worden bezet omdat de aanwezigheid van het menselijk oog overdag in mijn ogen zeer gewenst is.
Welke vorderingen zijn sinds de beantwoording van de vorige vragen gemaakt met de opbouw van het radarsysteem en de inrichting van de zeeverkeerscentrale? Wanneer verwacht u dat de proef kan beginnen?
Sinds december 2010 zijn door de leverancier van het radarsysteem op Schiermonnikoog diverse aanpassingen doorgevoerd om het radarsysteem aan de eisen te laten voldoen. Het systeem wordt nu getest waarna zal blijken of het aan de gestelde eisen kan gaan voldoen. Met de inrichting van de Zeeverkeerscentrale op Terschelling wordt pas gestart nadat het radarsysteem voldoet en er overeenstemming is over het camerasysteem. Het evaluatiejaar begint na een succesvolle ingebruikname toets van de Zeeverkeerscentrale.
Bent u bereid na afloop van de proef alle opties open te houden, inclusief het herintroduceren van permanent bemenste vuurtorens en de ontmanteling van de zeeverkeerscentral?
Zie het antwoord op vraag 5.
Nieuwe gevallen van Q-koorts op melkgeitenbedrijven |
|
Marianne Thieme (PvdD) |
|
![]() |
Kunt u bevestigen dat, ondanks de vaccinatiecampagne, er toch weer nieuwe bedrijven besmet blijken te zijn met Q-koorts?
Zoals ook al eerder in brieven aan uw Kamer is gemeld, is de kans dat gevaccineerde dieren besmet worden kleiner, maar niet nul. Q-koorts is een ziekte die endemisch voorkomt in Nederland. De ziekte komt bij veel verschillende diersoorten voor en is onder andere aangetroffen in vogels en knaagdieren. Ook op gevaccineerde bedrijven kan de ziekte binnenkomen. Als gevaccineerde dieren geïnfecteerd raken, is de uitscheiding lager dan wanneer niet-gevaccineerde dieren geïnfecteerd raken. Het vaccin voorkomt abortussen (waarbij veel Q-koortsbacteriën worden uitgestoten) vrijwel geheel. Daarom verwachten we dat de nieuwe besmette bedrijven slechts een zeer beperkt verhoogd risico voor de gezondheid van omwonenden vormen.
Natuurlijk wordt de situatie op en om de besmette bedrijven nauwkeurig in de gaten gehouden. De nVWA onderzoekt de oorzaken van nieuwe besmettingen.
Hoeveel bedrijven zijn momenteel besmet met Q-koorts? Bij hoeveel bedrijven is die besmetting in 2011 geconstateerd?
Op dit moment zijn sinds de start van de tankmelkmonitoring in oktober 2009 in totaal 97 besmettingen op 96 bedrijven geconstateerd. Een van die bedrijven is in 2011 opnieuw besmet verklaard. Op dit moment zijn daarvan nog 65 bedrijven besmet. 32 bedrijven zijn vrij verklaard na een jaar lang een negatief tankmelkresultaat. In totaal zijn in 2011 drie bedrijven besmet verklaard (één herbesmetting en twee nieuwe besmettingen).
Bij een van de twee nieuw besmette bedrijven is sprake van een bijzondere situatie. Het bedrijf heeft vorig jaar via het testen van individuele melkmonsters een aantal positieve dieren gevonden en deze afgevoerd. Over deze strategie hebben wij u op 3 november 2010 geïnformeerd (Tweede Kamer, 2010–2011, 28 286, nr. 441) Nu blijken er op dit bedrijf opnieuw positieve dieren te zijn.
We hebben beoordeeld of deze omstandigheid reden voor extra maatregelen zou moeten zijn. Wij zien echter niet dat het risico van dit bedrijf groter is dan van andere nieuw besmette bedrijven. Voor dit bedrijf gelden de maatregelen die gebruikelijk gelden voor besmette bedrijven (bezoekersverbod, vervoersbeperkingen en strengere hygiënemaatregelen).
Op welke wijze wordt erop toegezien dat de besmette bedrijven zich aan de extra maatregelen houden? Hoe vaak wordt hierop gecontroleerd?
Van de besmette bedrijven wordt jaarlijks circa 33% gecontroleerd op de geldende Q-koortsmaatregelen, steeds in combinatie met een controle op de juiste toepassing van de verplichte identificatie- en registratieregels. Daarnaast zijn houders die in december 2010 een ontheffing voor het levenslang fokverbod van lammeren hebben aangevraagd de afgelopen maanden allemaal gecontroleerd.
Heeft u omwonenden van de besmette bedrijven per brief geïnformeerd over de besmettingen, zoals u eerder ook heeft gedaan? Zo nee, waarom niet? Bent u bereid dat alsnog te doen? Op welke wijze worden omwonenden en recreanten er nu op gewezen dat er een bedrijf besmet is met Q-koorts?
Nee. Omdat de nieuw besmette bedrijven, naar alle waarschijnlijkheid tijdig (voor besmetting) gevaccineerd zijn vormen ze een zeer beperkt verhoogd risico voor de gezondheid van omwonenden. De lokale GGD-en zijn van de besmetting op de hoogte gebracht. Voor meerinformatie kunnen omwonenden terecht bij de lokale GGD.
Hoe kunt u verklaren dat ondanks de vaccinatiecampagne er toch nieuwe besmettingen bij dieren worden geconstateerd? Betekent dit dat het vaccin niet afdoende werkt? Op welke wijze wordt er onderzocht wat de oorzaak is van de nieuwe besmettingen?
Zie antwoord vraag 1.
Is bij u bekend of er op de bedrijven die nu recent besmet zijn verklaard, geiten zijn die vallen onder de categorie waarvan u vorig jaar september het fokverbod heeft versoepeld? Zo nee, waarom niet en wordt daar onderzoek naar gedaan? Zo ja, deelt u de mening dat het versoepelen van het fokverbod onverstandig was, in het licht van deze nieuwe gevallen?
De recent besmette bedrijven hebben geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid ontheffing aan te vragen van het levenslang fokverbod. De versoepeling van dit fokverbod heeft derhalve geen relatie met deze nieuwe besmettingen.
Op welke wijze wordt voorkomen dat de besmette geiten nogmaals gedekt worden, om te voorkomen dat zij bij het aflammeren de bacterie weer verder verspreiden?
Zoals bij het antwoord op vraag 1 en 5 beschreven, is de uitscheiding bij tijdig gevaccineerde, besmette dieren aanzienlijk lager waardoor zij een zeer beperkt verhoogd risico vormen voor omwonenden van de bedrijven. Er is daarom geen aanleiding om te voorkomen dat deze dieren opnieuw drachtig worden. Ik ben daarom ook niet bereid om het individueel testen van dieren verplicht te stellen om vervolgens een levenslang fokverbod te kunnen instellen voor positief geteste dieren.
Is het mogelijk de dieren individueel te testen op de aanwezigheid van de bacterie, en voor de besmette dieren een levenslang fokverbod in te stellen, bijvoorbeeld middels herhaalde individuele testen zoals ook is toegepast bij de bokken? Bent u bereid dit verplicht te stellen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 7.
Wordt er inderdaad, zoals toegezegd door u, tijdens deze lammerperiode tweewekelijks de tankmelk van alle bedrijven getest op de aanwezigheid van de bacterie? Zo nee, waarom niet?
Ja, in de lammerperiode (1 december–1 juni) wordt zoals toegezegd de tankmelk op melkgeiten- en melkschapenbedrijven tweewekelijks onderzocht op de Q-koorts bacterie.
De verenigbaarheid van de WIA met ILO verdrag 121 |
|
Roos Vermeij (PvdA) |
|
Paul de Krom (staatssecretaris sociale zaken en werkgelegenheid) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht: «WIA in strijd met arbeidsverdrag»?1
Ja.
Bent u bekend dat ten tijde van de wetsbehandeling van de WIA al meerdere malen is aangekaart, dat de WIA niet voldoet aan de internationale normen? Bent u bekend met het feit dat op verzoek van de Kamer in 2005 al een informele opinie van de ILO is gevraagd? Weet u dat toenmalig minister De Geus hiervoor zelfs persoonlijk naar Genève is geweest?12
Voor het antwoord op deze vraag verwijs ik naar mijn brief van heden aan de Tweede Kamer over de zienswijze van de ILO.
Bent u bekend met het feit dat de toegezegde informele opinie van de ILO door toenmalig minister de Geus er nooit is gekomen, omdat de wet WIA al van kracht was geworden? Weet u dat de toenmalige regering in die tijd wel schrijft dat er geen enkele twijfel is aan de houdbaarheid van de WIA ten opzichte van ILO-Verdrag 121? Zo ja, wat is uw menig hierover met de kennis van nu? Bent u ervan op de hoogte, dat volgens uw voorganger, minister Donner, de hele gang van zaken rondom de medewerking van Nederland met betrekking tot de mogelijke totstandkoming van een oordeel van de ILO geen schoonheidsprijs verdiende?3
Voor het antwoord op deze vraag verwijs ik naar mijn brief van heden aan de Tweede Kamer over de zienswijze van de ILO.
Ik vind het een goede zaak dat het Comité van Deskundigen van de ILO zijn zienswijze over de verenigbaarheid van de WIA met ILO-verdrag nr. 121 heeft gegeven.
Deelt u de mening dat het goed is dat de ILO zich eindelijk een formeel oordeel heeft geveld over de verenigbaarheid van ILO verdrag 121 met de WIA?
Voor het antwoord op deze vraag verwijs ik naar mijn brief van heden aan de Tweede Kamer over de zienswijze van de ILO.
Hecht u aan de ILO die een belangrijke bijdrage levert aan een internationale rechtsorde op sociaaleconomisch terrein?
Voor het antwoord op deze vraag verwijs ik naar mijn brief van heden aan de Tweede Kamer over de zienswijze van de ILO.
Wat is uw reactie op het harde en duidelijke oordeel van de ILO dat de drempel van de WIA( 35%) te hoog is en daarmee in strijd met ILO-Verdrag 121?
Zie antwoord vraag 5.
Welke stappen gaat de u nemen, nu de ILO het oordeel heeft geveld, dat de van meet af aan omstreden WGA-vervolguitkering niet voldoet aan de ILO normen van Verdrag 121?
Zie antwoord vraag 5.
Bent u ook bekend dat naar het oordeel van de ILO de hoogte van de WGA vervolguitkering moet worden afgeleid van het laatstverdiende loon en niet, zoals nu, van het minimumloon? Bent u voornemens om de WIA aan te passen, zodat de WIA aan de normen van ILO-Verdrag 121 gaat voldoen? Zo ja, op welke wijze?
Het terugplaatsen van orka Morgan |
|
Esther Ouwehand (PvdD) |
|
![]() |
Kunt u alsnog een inhoudelijke reactie geven op het plan van de organisatie «Free Morgan»1, waarin wordt aangegeven hoe Morgan in het wild kan worden teruggeplaatst? Zo nee, waarom niet?
Ik verwijs voor een antwoord op deze vragen naar mijn brief van 25 maart jl. waarin ik reageer op het wetenschappelijk rapport over de orka Morgan (Kamerstuk 28 286, nr. 496).
Aan welke criteria hebt u het besluit van het Dolfinarium, om Morgan niet terug te plaatsen in het wild, getoetst?2 Kunt u uiteenzetten of, en zo ja op welke wijze en met welk resultaat het plan tot het terugplaatsen van de orka in deze toets serieus is betrokken? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 1.
Hoe beoordeelt u het welzijn van orka’s in gevangenschap en in amusementsparken en op basis van welke (wetenschappelijke) inzichten komt u tot dit oordeel? Hoe verhoudt uw oordeel zich tot de gevangenschap van Morgan in het Dolfinarium?
Het Dolfinarium in Harderwijk is de enige organisatie in Nederland die orka’s tijdelijk mag houden of opvangen. Daarvoor moet het Dolfinarium voldoen aan vereisten uit de Flora en faunawet en Diergezondheids- en welzijnswet. Met die vereisten wordt dus ook invulling gegeven aan welzijnseisen, ongeacht of de orka voor wetenschappelijke of educatieve doeleinden wordt gehouden of opgevangen.
Het Dolfinarium heeft met veel zorg en veterinaire deskundigheid de orka Morgan opgevangen. Het herstel van de orka verloopt voorspoedig en het dier oogt gezond. De faciliteiten van het Dolfinarium zijn echter onvoldoende voor een permanent verblijf van de orka Morgan. Om die reden is het Dolfinarium op zoek naar een verblijf dat wel de geschikte faciliteiten heeft en dat vervolgens invulling kan geven aan een wetenschappelijke en educatieve rol voor de orka.
Voor verplaatsing van de orka Morgan naar het buitenland is een CITES-vergunning of EG-certificaat vereist. Beide documenten worden gebaseerd op het advies van de bevoegde onafhankelijke wetenschappelijke autoriteit, zoals voorgeschreven door het CITES-verdrag en de relevante Europese verordeningen. De aanvrager dient bij vervoer aan de internationale wetgeving voldoen. Ingeval bij vervoer door de lucht dient aan de vervoerseisen uit de IATA-richtlijn te worden voldaan. Verder dient het dier rechtmatig verkregen te zijn.
Ik acht het niet nodig dat de Tweede Kamer zich uitspreekt over voornemens tot verplaatsing en vertrouw op het oordeel van de CITES autoriteiten. Uiteraard zal ik uw Kamer wel informeren.
Klopt het dat volgens het huidige protocol «Opvang en rehabilitatie op het Dolfinarium, doel, beleid en knelpunten» uit 2002 het Dolfinarium Morgan alleen mag verplaatsen voor educatieve of wetenschappelijke doeleinden? Zo ja, wat wordt er precies en concreet verstaan onder educatief?
Zie antwoord vraag 3.
Vindt u een amusementspark als het Dolfinarium Harderwijk of Sea World in Californië ook onder wetenschappelijke doeleinden vallen? Zo ja, wat is het wetenschappelijke aspect hiervan?
Zie antwoord vraag 3.
Vindt u een amusementspark als het dolfinarium Harderwijk of Sea World in Californie ook onder educatieve doeleinden vallen? Zo ja, wat is het educatieve aspect hiervan? Klopt het dat voor verplaatsing van Morgan naar het buitenland een ontheffing inzake de Convention on International Trade in Endangered Species(CITES) is vereist? Zo ja, wat zijn de criteria om voor zo'n ontheffing in aanmerking te komen?
Zie antwoord vraag 3.
Kunt u toezeggen dat u geen ontheffing zult verlenen voor verplaatsing van Morgan naar het buitenland, in elk geval niet voordat de Kamer in de gelegenheid is gesteld zich uit te spreken over eventuele voornemens daartoe? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 3.
Arrestaties in Irak |
|
Harry van Bommel |
|
Is het waar dat tenminste tien mensen in Irak zijn gearresteerd naar aanleiding van een demonstratie tegen werkloosheid, corruptie en slechte sociale omstandigheden in Bagdad op 7 maart? Indien nee, wat zijn dan de feiten?1
Naar aanleiding van de recente demonstraties hebben tientallen arrestaties plaatsgevonden, niet alleen in Bagdad maar ook in Erbil en Suleymaniya. Het is echter tot nu toe niet mogelijk het genoemde bericht te bevestigen. De Nederlandse ambassade in Bagdad en contactpersonen van internationale en Iraakse mensenrechtenorganisaties kunnen geen informatie vinden over deze arrestanten. Volgens Amnesty International zouden vier van de tien personen reeds zijn vrijgelaten op 10 maart jongstleden.
Deelt u de vrees van Amnesty International dat deze arrestanten bloot staan aan het ernstige risico op mishandeling of marteling? Indien nee, waarom niet?
Mishandeling en marteling komen in het Iraakse gevangenissysteem helaas op grote schaal voor. Mogelijk worden ook deze arrestanten hierdoor getroffen.
Bent u bereid er bij de Irakese autoriteiten op aan te dringen deze arrestanten onmiddellijk vrij te laten? Indien nee, waarom niet?
Nederland spreekt de Iraakse autoriteiten zowel bilateraal als in EU- en VN-verband aan op zijn verantwoordelijkheid om de wensen en klachten van de Iraakse bevolking serieus te nemen en de mensenrechten te eerbiedigen. Zo riep Hoge Vertegenwoordiger Ashton op 25 februari 2011 de Iraakse overheid op om de veiligheid van demonstranten te garanderen en de huidige spanning tussen burgers en overheid op te lossen door het politieke en democratische proces in plaats van door het gebruik van geweld.
Speciaal Vertegenwoordiger van de Secretaris-General van de Verenigde Naties voor Irak, de heer Melkert, riep op 2 maart de Iraakse autoriteiten op het belang van participatie van alle Irakezen in het opbouwen van de Iraakse staat en samenleving te erkennen. Hij benadrukte dat vrijheid van meningsuiting en vrijheid van vereniging fundamentele rechten zijn die moeten worden gerespecteerd. Melkert wees erop dat de VN bezorgd is over de meldingen inzake mensenrechtenschendingen door overheidspersoneel tijdens de huidige protesten en verwees daarbij naar berichten over het gebruik van disproportioneel geweld tegen demonstranten, beperkingen die worden opgelegd aan de media, en de arrestatie en detentie van demonstranten. De VN heeft het Iraakse parlement opgeroepen degenen die zich schuldig maken aan mensenrechtenschendingen te vervolgen.
Het Iraakse parlement heeft aandacht voor de mensenrechtensituatie: er is een parlementaire mensenrechtencommissie aangesteld die zich inzet voor het verbeteren van de mensenrechtensituatie in Irak. Die commissie staat in nauw contact met de ministeries van Binnenlandse Zaken en Justitie om misstanden in het Iraakse veiligheidsapparaat aan te pakken, hetgeen recentelijk heeft geleid tot de sluiting van een gevangenis die niet aan internationale standaarden voldeed. Ook zet het parlement zich er voor in zo spoedig mogelijk een onafhankelijke mensenrechtencommissie bestaande uit experts op te zetten.
De Nederlandse ambassadeur in Irak sprak op 10 maart 2011 met de Iraakse minister van Buitenlandse Zaken Zebari. In antwoord op de Nederlandse zorgen omtrent de houding van de Iraakse overheid jegens de Iraakse demonstranten gaf Zebari aan dat de Iraakse regering de klachten van de bevolking serieus neemt en werkt aan een oplossing. De Nederlandse regering zal Irak blijven aanspreken op zijn verantwoordelijkheden inzake het waarborgen van de mensenrechten en zal daarbij ook pleiten voor het vrijlaten van ten onrechte vastgezette demonstranten.
Bent u bereid er bij de Irakese regering op aan te dringen onafhankelijk onderzoek te laten doen naar deze arrestaties en de omstandigheden van gevangenhouding? Indien nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 3.
Bent u tevens bereid bij de Irakese regering de gerechtvaardigde klachten van de demonstranten onder de aandacht te brengen en er bij de regering op aan te dringen gevraagde hervormingen, zoals volledige vrijheid van meningsuitingen, vrijheid van vergadering, door te voeren?
Zie antwoord vraag 3.
De wervingscampagne voor pleegouders |
|
Jeroen Dijsselbloem (PvdA) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van de nieuwe campagne van Pleegzorg Nederland om nieuwe pleegouders te werven?
Ja.
Begrijpt u dat deze campagne bestaande pleegouders een zure smaak in de mond geeft, gezien het feit dat pleegouders soms heel lang onnodig moeten wachten op een plaatsing?
Centraal staat dat er voor een kind dat zorg nodig heeft wordt gezocht naar een geschikt pleeggezin. Voor een goede match van een pleegkind met een pleeggezin zijn drie tot vijf pleeggezinnen nodig. Dit betekent dat het aanbod van pleegouders groter moet zijn om de vraag naar pleegzorg op passende wijze tegemoet te komen. De keerzijde is dan ook dat de mogelijkheid bestaat dat er voor een pleeggezin geen match wordt gevonden en dat zij uiteindelijk geen pleegkind toegewezen krijgen. Pleegouders hebben geen «recht» op een pleegkind. Het belang van het kind en dus een goede matching voor het kind staat voorop. Uiteraard dienen pleegzorgaanbieders over dit uitgangspunt goede voorlichting te geven. Dan zal de verwachting van pleegouders daar ook bij passen.
Is het waar dat deze lange wachttijden voortkomen uit geldgebrek, dat er wel kinderen en pleegouders zijn, maar geen geld?
In het Afsprakenkader jeugdzorg 2010–2011 dat provincies en stadsregio’s met het Rijk zijn overeengekomen is opgenomen dat met het beschikbare budget aan alle kinderen de zorg wordt geboden die nodig is. Het IPO heeft op 17 februari 2011 in een bestuurlijk overleg deze afspraak nog eens bevestigd. Provincies en instellingen spannen zich in om meer omschakeling van (dure) residentiële zorg naar pleegzorg en gezinshuizen mogelijk te maken. Om deze omschakeling te bevorderen is in het Afsprakenkader jeugdzorg verder afgesproken dat er een campagne komt om meer pleegouders te werven. Zoals ik in antwoord 2 heb aangegeven blijft het uitgangspunt, dat voor elk kind dat zorg nodig heeft een geschikt pleeggezin wordt gezocht, zonder dat gegarandeerd kan worden dat iedere pleegouder (direct) een pleegkind krijgt toegewezen.
Is het waar dat er bij de William Schrikkergroep sprake is van een plaatsingsstop?
Zoals ik in vraag 2 heb aangegeven hebben pleegouders geen recht op een pleegkind. De mogelijkheid bestaat dat pleegouders ingeschreven staan bij een pleegzorgaanbieder zonder dat aan hen een pleegkind is toegewezen. Dit hangt samen met de vraag. Soms is er meer vraag naar pleeggezinnen voor jonge kinderen. Maar niet elk aspirant-pleeggezin is geschikt voor deze doelgroep. Het kan ook zijn dat er vraag is naar gezinnen voor pubers. Daarvoor zijn pleegouders vereist die weten om te gaan met deze leeftijdsgroep. Deze factoren beïnvloeden de tijd die nodig is om tot een passende match te komen. Voor provincies en zorgaanbieders blijft het uitgangspunt dat er voor een kind dat zorg nodig heeft gezocht wordt naar een geschikt pleeggezin.
Hoe lang staan pleegouders al ingeschreven bij de Schrikkergroep zonder dat een pleegkind aan hen is toegewezen?
Zie antwoord vraag 4.
Is het waar dat in Zeeland Juvent (vroegere AZZ) al geruime tijd een plaatsingsstop heeft?
Zie antwoord vraag 4.
Is het waar dat pleegouders bij Juvent als sinds 2009 geen plaatsing meer hebben gehad?
Zie antwoord vraag 4.
Wat is de stand van zaken ten aanzien van de beloofde verhoging van de vergoedingen voor pleegzorg? Is de vergoeding in 2011 verhoogd?
In de brief van 9 juli 2009 (Kamerstukken II 2008/09, 31 279, nr. 9) is aangegeven dat de pleegvergoeding gefaseerd verhoogd gaat worden. Dit leidde tot een eerste verhoging op jaarbasis van € 200 per 1 januari 2010. Het bedrag van € 200 komt uit de compensatie algemene heffingskorting voor alleenverdienende ouders met een pleegkind. Hiervoor is door het vorige kabinet een bedrag van € 3 miljoen ingezet. De volgende verhoging van de pleegvergoeding houdt verband met de invoering van het wetsvoorstel Verbetering positie pleegouders. Momenteel ligt de nota naar aanleiding van het verslag in verband met dit wetsvoorstel in de Tweede Kamer. Zodra dit wetsvoorstel in werking treedt zal de pleegvergoeding verhoogd worden. Voor het jaar 2011 is de vergoeding alleen geïndexeerd.
Waarom wordt een wervingscampagne gestart zolang bestaande pleegouders lange tijd geen kind krijgen vanwege geldgebrek? Wat gaat u doen om deze wachttijden aan te pakken?
Zie antwoord 3.
Subsidies voor innovatie technologieën voor de Floriadetentoonstelling 2012 in Venlo |
|
Erik Ziengs (VVD), Han ten Broeke (VVD) |
|
Maxime Verhagen (minister economische zaken, viceminister-president ) (CDA) |
|
![]() |
Bent u bekend met Villa Flora, het innovatieve kantoorpark op de tentoonstelling Floriade 2012 in Venlo, waar wordt geadverteerd met innovatieve klimaatbeheersing door een warmtewisselaar van het bedrijf Fiwihex?1
Ja.
Is het u bekend dat deze installatie nooit is geïnstalleerd omdat achtereenvolgend onmogelijke eisen zijn gesteld, zoals a) een garantie dat het innovatieve systeem na 10 jaar in de markt staat, b) herhaaldelijke productaanpassingen op basis van steeds weer wijzigende beursfaciliteiten, c) verplicht onderzoek en onkosten ter waarde van 50% van de eventuele omzet, om vervolgens te worden afgewezen?
Ja, het is mij bekend dat een andere warmtewisselaar wordt geïnstalleerd. Het is mij ook bekend dat de aannemer van kantorenpark Villa Flora vragen heeft gesteld over de leverbaarheid, betaalbaarheid en de prestaties van de Fiwihex warmtewisselaar. De aannemer heeft op basis van de verkregen informatie zijn eigen afweging gemaakt voor de toepassing van een duurzaam systeem.
Klopt het dat er diverse subsidies zijn gegeven door de gemeente Venlo, de omringende vijf gemeenten, de provincie Limburg en het Rijk onder de voorwaarde dat de meest innovatieve technologieën voor de horticultuurtentoonstelling in Villa Flora worden gebruikt, hetgeen voor wat betreft de klimaatbeheersing niet het geval lijkt te zijn?
De Floriade 2012 is hét internationale platform voor duurzaamheid en innovaties waarbij veel bezoekers uit binnen- en buitenland kennis kunnen maken met de innovatieve kracht van de Nederlandse agribusiness. Deze opzet past binnen de ambities van het kabinet en heeft daarom de steun van de Rijksoverheid.
Vanuit de regeling Unieke Kansen Programma «Naar Energieneutrale Scholen en Kantoren» heeft de Rijksoverheid een maximale bijdrage toegekend van
€ 500 000,– aan het project Villa Flora. Deze regeling bevat niet de specifieke voorwaarde dat alleen de meest innovatieve technologieën moeten worden toegepast. Het doel is om de energieprestatie van een nieuwbouwkantoor significant te verlagen. Voor wat betreft de subsidieverlening van de gemeenten en provincie wil ik opmerken dat de regio hierin haar eigen verantwoordelijkheid heeft om de financiële middelen op een effectieve manier in te zetten.
Is het u bekend dat de aannemer een nieuwe leverancier heeft gekozen die duidelijk minder innovatief is, zoals ook bleek bij de onderzoeken door de Wageningenuniversiteit? Welke redenen zijn hier door de aannemer voor opgegeven? Kunt u uitsluiten dat hierbij belangenverstrengeling heeft plaatsgevonden?
Ja, het is mij bekend dat de aannemer een andere leverancier heeft geselecteerd. De aannemer heeft gekeken naar de leverbaarheid, betaalbaarheid en de prestaties van het Fiwihex warmtewisselaar. Zoals eerder vermeld, heeft de aannemer op basis van de verkregen informatie zijn eigen afweging gemaakt voor de toepassing van een duurzaam systeem.
Kunt u ervoor instaan dat de rijkssubsidie die ten doel had de innovatie te bevorderen, goed besteed is in plaats van een minder innovatief systeem heeft bevoordeeld?
De regeling Unieke Kansen Programma «Naar Energieneutrale Scholen en Kantoren» heeft tot doel projecten te stimuleren die zich onderscheiden door energiezuinigheid, duurzaamheid en organisatorische innovaties in de bouwkolom. De projecten moeten bovendien kunnen fungeren als voorbeeld en inspiratiebron. Een belangrijke subsidievoorwaarde is het voldoen aan de Energie Prestatie Coëfficiënt van ≤ 0,75. De uiteindelijke subsidietoekenning geschiedt op basis van gemeten energieprestatie, dus als het project in de praktijk de beloofde energieprestatie niet kan realiseren, zal alsnog geen subsidie worden uitgekeerd. De opzet van Villa Flora past binnen het kader van de subsidieregeling.
Het rapport naar aanleiding van het artikel 'Order fregatten achter bezoek Beatrix aan Oman' |
|
Arjan El Fassed (GL) |
|
![]() |
Bent u bekend met het artikel «Order fregatten achter bezoek Beatrix aan Oman»?1
Ja.
Is er reeds een vergunning aangevraagd voor de mogelijke levering van de in het artikel genoemde fregatten? Zo ja, is reeds gestart met onderzoek naar een exportvergunning voor de mogelijke levering van deze fregatten en bent u bereid dit zo spoedig mogelijk te delen met de Kamer? Zo nee, heeft de regering reeds een inschatting wanneer dit verzoek zal komen en is hij bereid hierover navraag te doen bij de leverancier Damen/De Schelde en de Kamer hierover zo spoedig mogelijk te informeren?
Nee. Er is geen formele vergunning aangevraagd. Een formele aanvraag voor een uitvoervergunning moet onder meer vergezeld gaan van een getekend contract en dat is voor de geschetste transactie nog niet beschikbaar. Wel is in 2010 een sondage ingediend naar de mogelijke verkoop van vier korvetten aan Oman. Een sondage is een proefaanvraag, waarmee een bedrijf kan onderzoeken of er onder de op dat moment geldende omstandigheden een vergunning vertrekt zou worden of niet. De sondage doorloopt daarvoor het hele beoordelingstraject, inclusief de toetsing aan de acht criteria van het Gemeenschappelijk Standpunt inzake wapenexport, maar de uitkomst is niet een verklaring van geen bezwaar of een garantie dat in de toekomst een vergunning zal worden afgegeven. De uitkomst zegt iets over dat moment en bevat altijd het voorbehoud dat een formele aanvraag opnieuw getoetst zal worden met inachtneming van de dan geldende omstandigheden. In het onderhavige geval was de uitkomst van de sondage overigens positief omdat er geen reden was om te vrezen dat de goederen zouden worden ingezet bij mensenrechtenschendingen of bij acties die eventueel tot interne of regionale destabilisatie zouden kunnen leiden.
Wanneer u de beoordeling van dit verzoek aan de Kamer stuurt, bent u dan bereid aan te geven hoe in dat verband is getoetst aan de wapenexportcriteria, meer in het bijzonder een uitsplitsing naar de criteria 2 (mensenrechten), 3 (interne situatie) en 4 (regionale spanningen)?
De regering is transparant in de rapportage over wapenexportvergunningen. Indien een aanvraag voor een exportvergunning voor deze korvetten wordt ingediend, is de regering, zoals gebruikelijk, bereid om het besluit daarover toe te lichten in de Kamer.
Kunt u aangeven op welke manier Oman momenteel bestrokken is bij antipiraterij activiteiten, dan wel concrete plannen heeft in die richting?
Tot op heden heeft Oman een bescheiden maar constructieve rol gespeeld op het terrein van piraterijbestrijding. Aangezien het risicogebied voor piraterij zich heeft uitgebreid, en piraten steeds vaker schepen aanvallen in de Arabische Zee, is het waarschijnlijk dat de betrokkenheid van Oman bij piraterijbestrijding verder zal toenemen.
Deelt u de mening dat de bewuste marineschepen niet alleen tegen piraterij maar evengoed ook meer offensieve taken vervullen en onderdeel zijn van een streven van Oman naar een stevige maritieme macht?
De betreffende korvetten zullen naar verwachting worden ingezet ter bescherming van de territoriale wateren van Oman en bij de bestrijding van piraterij. Deze schepen lenen zich minder voor offensieve acties of vervoer van troepen en materieel. Oman voert geen offensief buitenlands beleid. De inzet van de schepen bij de bestrijding van piraterij in de regio dient tevens een internationaal belang. Het draagt bij aan toename van de stabiliteit rond het Arabische schiereiland en in de Straat van Ormuz.
Deelt u de mening dat in het licht van de huidige ontwikkelingen, zowel in Oman, als in de wijdere Arabische wereld, het onverstandig is een positief oordeel te vellen over een eventuele order? Bent u bereid een eventueel het positief advies te heroverwegen?
De regering betracht de grootst mogelijke nauwkeurigheid bij de behandeling van wapenexportaanvragen. De daadwerkelijke vergunningaanvraag voor de onderhavige transactie zal, zoals gebruikelijk, aan de hand van de acht criteria van het EU Gemeenschappelijk Standpunt worden getoetst. Hierbij zal zorgvuldig rekening worden gehouden met de situatie zoals die op dat moment in de regio geldt.
De DNA-test voor conceptie van VU Medisch Centrum (VUMC) |
|
Anouchka van Miltenburg (VVD), Margreeth Smilde (CDA) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
![]() ![]() |
Bent u bekend met het artikel «Testen vóór de conceptie kan een zegen zijn, maar ook een loden last»?1
Ja.
Heeft u ervan kennisgenomen dat het VU Medisch Centrum sinds kort een dna-test aanbiedt waarmee stellen – nog voor ze aan kinderen beginnen – kunnen laten testen of ze drager zijn van taaislijmziekte. Hoe verhoudt het aanbieden van een dergelijke dna-test zich tot de Nederlandse wetgeving die geen uitgebreid preventief medisch onderzoek toestaat, zonder dat er een directe medische aanleiding voor is?
Ja.
Ik veronderstel dat u doelt op de Wet op het bevolkingsonderzoek (WBO). Bij bevolkingsonderzoek wordt aan een persoon die geen medische klachten heeft medisch onderzoek aangeboden. De WBO is ingevoerd om mensen tegen de risico’s van dergelijk onderzoek te beschermen. Er zijn volgens de WBO drie categorieën van medisch onderzoek vergunningplichtig: bevolkingsonderzoek waarbij gebruik wordt gemaakt van ioniserende straling, bevolkingsonderzoek naar kanker en bevolkingsonderzoek naar ernstige ziekten of aandoeningen waarvoor geen behandeling of preventie mogelijk is. Genetisch onderzoek valt buiten laatstgenoemde categorie wanneer het gaat om preconceptioneel onderzoek naar dragerschap. Immers bij een positieve uitslag bestaat vóórdat de conceptie een feit is, de keuze uit meerdere preventieve opties. Mensen kunnen bijvoorbeeld afzien van hun kinderwens, kiezen voor kunstmatige inseminatie met zaad van een donor (KID), preïmplantatie genetische diagnostiek (PGD) of het adopteren van een kind. Bovenstaande betekent dat voor het aanbod van het VUmc geen vergunning in het kader van de WBO is vereist. Ik verwijs ook naar mijn antwoord op vraag 5.
In hoeverre worden de wensouders die gebruik maken van de genoemde dna-test vooraf voldoende geïnformeerd over de praktische en ethische keuzes die in een later stadium gemaakt moeten worden? Bent u van oordeel dat er op dit moment al voldoende zicht is op deze praktische en ethische dilemma’s?
Ik kan niet beoordelen op welke wijze burgers die gebruik maken van het aanbod van het VUmc voldoende worden geïnformeerd over wat de mogelijke gevolgen kunnen zijn voor henzelf. Ik ben wel van oordeel dat het ongevraagd aanbieden van medisch onderzoek ten algemene aan zekere kwaliteitseisen zou moeten voldoen. Dat geldt ook als het gaat om genetisch onderzoek bij mensen zonder een genetisch belaste persoonlijke of familiegeschiedenis. Aan screening zijn immers ook nadelen verbonden. Belangrijk zijn bijvoorbeeld eerlijke en volledige voorlichting, een test die deugt en goede begeleiding en doorverwijzing bij een afwijkende uitslag. De voorlichting moet erop gericht zijn dat burgers van tevoren een geïnformeerde afweging kunnen maken tussen het nut en het risico van het (laten) doen van een genetische test in hun eigen situatie.
Wat is in algemene zin uw oordeel over het aanbieden van deze test door het VU Medisch Centrum?
Voor mij is relevant dat de test van het VUmc zich binnen de grenzen van de regelgeving bevindt. Verder is het niet aan mij om een oordeel te geven over het aanbod van het VUmc.
Kent u de ontwikkelingen in het buitenland die laten zien dat met dergelijk onderzoek grote aantallen erfelijke ziektes opgespoord kunnen worden die voor het kind levensbedreigend zijn? Kunt u een inschatting maken van de consequenties van dit soort onderzoek voor de zorgsector, de wensouders, het ongeboren kind en andere relevante partijen?
Ik ben bekend met het advies van de Gezondheidsraad «Preconceptiezorg: voor een goed begin», waarin ontwikkelingen in preconceptionele screening zijn beschreven.
U doelt naar ik aanneem, op preconceptioneel onderzoek naar dragerschap van erfelijke ziekten van mensen met een kinderwens, zogenaamde wensouders. Er is in die fase nog geen sprake van een ongeboren kind. In het geval van een positieve uitslag kunnen de wensouders nog vóór de conceptie een feit is, kiezen uit verschillende handelingsopties, zoals beschreven in mijn antwoord op vraag 2.
Bent u bereid de Gezondheidsraad om advies te vragen over dergelijke dna-testen, mede in het licht van ontwikkelingen in het buitenland (genetisch paspoort voor $1000 in de VS) die de voorbode kunnen zijn van ontwikkelingen in Nederland?
Nee, ik zie daar geen aanleiding voor. Op 21 december 2010 publiceerde het Centrum voor ethiek en gezondheid (CEG) namelijk al het signalement «Het «duizend dollar genoom»: een ethische verkenning». Het signalement beschrijft een aantal mogelijke toepassingen van het zogenaamde «duizend dollar genoom». Het CEG is een samenwerkingsverband van de GR en de RVZ. Dit voorjaar zullen mijn collega’s van Infrastructuur en Milieu, Economische Zaken, Landbouw en Innovatie en ik de Kamer het standpunt op de Trendanalyse biotechnologie 2009 zenden. Daarin komt ook het genoemde signalement aan de orde.
De financiële problemen op Sint Maarten |
|
Jeroen Recourt (PvdA), Martijn van Dam (PvdA) |
|
Piet Hein Donner (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Premier Sint Maarten tegen controle Donner»?1
Ja.
Is het waar dat premier Sarah Wescot-Williams van Sint Maarten zich niet kan vinden in het advies van het College financieel toezicht aan de rijksministerraad om een aanwijzing te geven om het inzicht in de financiën van Sint Maarten te verbeteren en de begroting op orde te brengen?
Zie het antwoord op de 1e vraag van het lid van Raak (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2010–2011, nr. 2109) en de 3e vraag van het lid Bosman (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2010–2011, nr. 2110).
Zo ja, is dit niet opmerkelijk in die zin dat Sint Maarten en het College financieel toezicht de rijksministerraad gezamenlijk gevraagd hebben om een aanwijzing? Hoe heeft dit kunnen gebeuren?
Zoals u in het antwoord op de eerste vraag van het lid van Raak kunt lezen is dit niet langer het geval.
Hoe beoordeelt u de stelling van premier Wescot-Williams dat inzicht in de overheids-nv’s niet nodig en niet mogelijk is, en dat het College financieel toezicht met haar verzoek om een aanwijzing in dit kader de rijkswet financieel toezicht naar eigen hand wil zetten? Valt het verzoek om een aanwijzing volgens u binnen de kaders van de rijkswet financieel toezicht?
Zie het antwoord op de 1e vraag van het lid van Raak en op de 7e vraag van het lid Bosman. Hierbij ben ik voorts van mening dat het Cft met het verzoek om inzage in de financiële gegevens van overheidsNV’s niet probeert de rijkswet naar eigen hand te zetten. Het Cft heeft duidelijk aangegeven de inzage nodig te hebben om te kunnen beoordelen of er geen verplichtingen zijn die het eventuele gebruik van mogelijke reserves zouden belemmeren. Een verzoek om een aanwijzing kan binnen de kaders van de rijkswet vallen.
In hoeverre is de rijksministerraad voornemens om in lijn met het advies van het College financieel toezicht een aanwijzing te geven om het inzicht in de financiën van Sint Maarten te verbeteren en om de begroting op orde te brengen?
Zie het antwoord op de 4e vraag van het lid Bosman.
Herinnert u zich de antwoorden van de toenmalige staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en de toenmalige minister van Financiën tijdens de schriftelijke behandeling van de rijkswet Financieel toezicht op de vragen wat de consequenties zouden zijn als Curaçao of Sint Maarten een aanwijzing van de raad van ministers van het Koninkrijk niet op zouden volgen? Herinnert u zich dat zij toen stelden dat het niet opvolgen van een aanwijzing dermate ernstig zou zijn dat zij niet bij voorbaat met die mogelijkheid rekening wensten te houden?
Ja. Deze antwoorden zijn te vinden in Kamerstukken II, 2009/10, 32 026 (R 1888), nr. 7, blz. 3.
Bent u van mening dat er – gezien de uitspraken van premier Wescot-Williams – wel degelijk rekening gehouden dient te worden met de mogelijkheid dat Sint Maarten een aanwijzing van rijksministerraad niet op wil volgen? In hoeverre acht u het waarschijnlijk dat Sint Maarten niet bereid is om een aanwijzing van de rijksministerraad die in lijn is met het huidige advies van het College financieel toezicht op te volgen? Wat kunnen hier de consequenties van zijn?
Vooralsnog heb ik geen reden om aan te nemen dat Sint Maarten een aanwijzing van de RMR niet zal opvolgen.
Welke mogelijkheden heeft de rijksministerraad om te garanderen dat aanwijzingen van de rijksministerraad op basis van advies van het College financieel toezicht om de begroting van Sint Maarten op orde te brengen wel opgevolgd worden? Gaat u hier eventueel gebruik van maken?
Zoals gezegd in het antwoord op de vorige vraag heb ik vooralsnog geen reden om aan te nemen dat Sint Maarten een aanwijzing van de RMR niet zal opvolgen. Mocht later blijken dat zulks wel het geval is dan zullen wij ons in de RMR nader beraden welke vervolgmogelijkheden er zijn.
Bieden de artikelen 43, 50 en 51 van het Statuut van het Koninkrijk de rijksministerraad in dit kader extra mogelijkheden? Zo ja, welke? In hoeverre acht u het waarschijnlijk dat daar in de nabije toekomst gebruik van gemaakt zal worden?
Artikel 43, tweede lid, van het Statuut bepaalt dat het waarborgen van onder meer deugdelijk bestuur aangelegenheid van het Koninkrijk is. Artikel 50 biedt de mogelijkheid van schorsing en vernietiging van wetgevende en bestuurlijke maatregelen die in strijd zijn met de vereisten voor deugdelijk bestuur. Artikel 51 maakt het mogelijk bij algemene maatregel van rijksbestuur voorzieningen te treffen, wanneer een landsorgaan niet of niet voldoende voorziet in hetgeen het ingevolge onder meer rijkswet moet verrichten. De toepassing van de waarborgfunctie is een ultimum remedium. Dat betekent in dit geval dat toepassing van de waarborgfunctie pas aan de orde kan komen als is komen vast te staan dat intern redres niet meer mogelijk is, en dus dat de mogelijkheden binnen het land en van de Rijkswet financieel toezicht, volledig zijn uitgeput. In het uiterste geval zou dit kunnen betekenen dat de begroting van Sint Maarten op Koninkrijksniveau wordt vastgesteld. Maar, zoals de toenmalige staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties al schreef, vertrouwen wij erop dat het zo ver niet zal hoeven komen.2
Wanorde in de Veiligheidsregio Limburg-Noord |
|
Jeanine Hennis-Plasschaert (VVD) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Vernietigend rapport over wanorde Veiligheidsregio Limburg-Noord»?1
Ja
Klopt het dat er binnen de top van de regio een conflict is uitgebarsten dat de regionaal brandweercommandant (voorlopig) de kop heeft gekost?
Om inzicht te krijgen in de doelmatigheid en doeltreffendheid van de organisatie heeft de directie van de Veiligheidsregio Limburg-Noord opdracht gegeven tot een onderzoek «doorlichting Veiligheidsregio Limburg-Noord». In een rapportage naar aanleiding van deze doorlichting staan constateringen die direct herleidbaar zijn tot het functioneren van de regionaal commandant. Naar aanleiding van deze constateringen hebben de leden van het dagelijks bestuur van de veiligheidsregio besloten tot een nader, verdiepend onderzoek dat 6 tot 8 weken zal duren. In dit kader is besloten dat de regionaal commandant tijdelijk zijn werkzaamheden neerlegt en zijn functie niet uitoefent vanaf de start van het vervolgonderzoek tot en met de eventuele besluitvorming naar aanleiding van de onderzoeksresultaten.
Klopt het dat de Inspectie Openbare Orde en Veiligheid het genoemde onderzoeksrapport inmiddels heeft opgevraagd bij de Veiligheidsregio Limburg-Noord (VRLN)?
De Inspectie Openbare Orde en Veiligheid (Inspectie OOV) heeft kennis genomen van het genoemde onderzoeksrapport, dat overigens openbaar is. Dit om te bezien of de veiligheidsregio in staat is haar taken naar behoren uit te voeren en of de al in gang gezette ontwikkeling van de veiligheidsregio (verbetertraject) zich blijft doorzetten.
De Inspectie OOV houdt toezicht op de vraag hoe veiligheidsregio’s en gemeenten hun taken uitoefenen en wet- en regelgeving naleven. In april 2010 heeft de Inspectie OOV in haar rapport «De Staat van de rampenbestrijding» met betrekking tot de regio Limburg-Noord geconstateerd dat de VRLN eind 2009 veel aandachtspunten had opgepakt in verschillende projecten ofwel reeds in planvorming had uitgewerkt. Op een aantal punten was nog ruimte voor verbetering (zie Kamerstukken II, 2009–2010, 29 517, nr. 40.
Heeft u inmiddels kennisgenomen van de feiten?
Ik heb kennisgenomen van de feiten uit de openbare rapportage.
Acht u een onderzoek gerechtvaardigd? Zo nee, waarom niet?
Ik acht het niet gepast om voorafgaand aan de uitkomst van een vervolgonderzoek en voorafgaand aan het oordeel van het bestuur over dat vervolgonderzoek een uitspraak te doen over de gerechtvaardigheid van een onderzoek.
Bent u op de hoogte van het feit dat de voorzitter van de Veiligheidsregio (vooralsnog) niet wil ingaan op verzoeken van de relevante gemeenteraden en dus geen verantwoordelijkheid lijkt te willen afleggen?
Het dagelijks bestuur van de regio heeft aangegeven voorlopig geen verdere uitspraken te willen doen met betrekking tot de onderzoeksbevindingen en de redenen die hebben geleid tot het besluit dat de regionaal commandant tijdelijk zijn werkzaamheden neerlegt en zijn functie niet uitoefent gedurende het vervolgonderzoek. Het dagelijks bestuur heeft aangegeven eerst de resultaten van het vervolgonderzoek af te wachten.
Deelt u de mening dat de rol van de gemeenteraad niet beperkt moet worden tot het eenmaal in de vier jaar vaststellen van een risicoprofiel? Zo nee, waarom niet?
Ik deel die mening. Overigens, beperkt die rol zich momenteel niet tot het eenmaal in de vier jaar vaststellen van een risicoprofiel. Het bestuur van de veiligheidsregio is, conform de Wet veiligheidsregio, verplicht te overleggen met de raden van de deelnemende gemeenten alvorens het risicoprofiel van de regio vast te stellen en daarbij dient het bestuur de raden te vragen naar de wensen aangaande het beleidsplan van de veiligheidsregio. Daarnaast staat blijft de taak van elke gemeenteraad overeind om de eigen burgemeester te controleren bij de wijze waarop de burgemeester uitvoering geeft aan zijn taken binnen de veiligheidsregio waar de gemeente aan deelneemt. De betrokkenheid van de gemeenteraad op dit belangrijke (lokale) beleidsterrein zou zich dan ook niet moeten beperken tot haar inbreng bij het risicoprofiel en het beleidsplan.
Deelt u de mening dat er een volledige uitleg moet komen over de problemen bij de VRLN en dat duidelijk moet zijn welke bestuurder verantwoordelijk is voor het strategisch concept van de VRLN? Zo nee, waarom niet? Zo ja, welke maatregelen bent u voornemens te nemen?
Het is primair de verantwoordelijkheid van het bestuur van de veiligheidsregio om de interne organisatie en de visie op deze organisatie vorm te geven. Momenteel is datzelfde bestuur in afwachting van de uitkomst van dit vervolgonderzoek en zijn nog geen besluiten genomen naar aanleiding van de eerste rapportage. Verder draagt in mijn ogen het bestuur van de veiligheidsregio gezamenlijk de verantwoordelijkheid voor het strategisch concept van haar regio. Ik vertrouw er op dat, wanneer het bestuur van de veiligheidsregio een compleet beeld heeft van de situatie binnen de eigen organisatie, dit bestuur ook een volledige uitleg zal verzorgen binnen de regio. Het treffen van maatregelen acht ik momenteel dan ook niet opportuun.
Deelt u tevens de mening dat er sprake moet zijn van een heldere en werkbare procedure voor vaststellen begroting, taakstelling en organisatie van de VRLN evenals zicht op de prestaties en bemoeienissen van de VRLN? Zo nee, waarom niet? Zo ja, welke maatregelen bent u voornemens te nemen?
Ja, ik deel de mening dat er sprake dient te zijn van een heldere en werkbare procedure voor het vaststellen van een begroting, taakstelling en organisatie van een veiligheidsregio. Het is echter het bestuur van de veiligheidsregio, dat primair verantwoordelijk is voor de inrichting van deze procedures met betrekking op de eigen organisatie. Veiligheidsregio’s zijn een vorm van verlengd lokaal bestuur, waarbij de aan de regio deelnemende gemeenten als eerste aan zet zijn om maatregelen te nemen. Middels wetgeving stel ik de kaders voor (brand)veiligheid, rampenbestrijding en crisisbeheersing vast, maar gezien de verlengd lokaal bestuur constructie van de veiligheidsregio meng ik mij niet in organisatievraagstukken van deze aard. Het treffen van maatregelen acht ik momenteel dan ook niet opportuun.
Het bericht dat hulpclubs Hivos en SNV ervan worden beschuldigd intellectueel eigendom te hebben gestolen |
|
Johan Driessen (PVV) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Hulporganisaties «stalen» project»?1
Ja.
Hoe beoordeelt u de beschuldiging dat de subsidieslurpers Hivos en SNV het intellectueel eigendom van een biogasproject in Afrika hebben gekaapt en vervolgens door de Nederlandse belastingbetaler hebben laten financieren?
Biogas wordt al jarenlang toegepast. De activiteit beoogt om met gebruikmaking van de jarenlange ervaringen van een succesvol regionaal Azië biogasprogramma ook een programma voor Afrika op te zetten. Het ministerie van Buitenlandse Zaken heeft daartoe met publieke middelen in de periode 2007–2008 het voortraject voor een biogasprogramma in Afrika gefinancierd, bestaande uit de lancering van het initiatief en het verrichten van haalbaarheidsstudies. Van de tijdens voornoemde periode ontwikkelde studies berust het intellectuele eigendom bij BZ.
Klopt het dat het ministerie van Buitenlandse Zaken Hivos en SNV 30 miljoen euro subsidie heeft gegeven voor het zogeheten Africa Biogas Partnership Programme?
Nee, Hivos kreeg een subsidie van 30 miljoen euro. SNV draagt uit zijn eigen middelen aan het project bij.
Indien dit bericht op waarheid berust, bent u voornemens de uitgekeerde 30 miljoen euro van deze subsidieclubs terug te vorderen? Zo nee, waarom niet?
Dit bericht berust niet op waarheid.
Het beperken van de vergoeding voor de diabetesmedicijnen byetta en victoza |
|
Henk van Gerven |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Waarom heeft u besloten de indicatie voor het gebruik van de diabetesmedicijnen behoren de tot de GLP-1 receptorantagonisten per 1 maart 2011 aan te scherpen?
De indicatie voor het gebruik van de GLP-1 analogen is vanaf het moment dat deze middelen op de markt kwamen al zo geweest. In de registratietekst (de SPC) van de GLP-1 analogen (exenatide en liraglutide) staat dat de combinatie met insuline niet aangeraden wordt omdat toepassing hiervan niet beoordeeld is. De balans werkzaamheid/veiligheid is voor de combinatie met insuline niet gewogen en dus niet beoordeeld door de registratieautoriteit. De nieuwe vergoedingsvoorwaarden sluiten aan bij de geregistreerde indicatie. Deze voorwaarden zijn overigens niet per 1 maart 2011 aangescherpt. Dit zal pas gebeuren per 1 mei 2011.
Worden hierdoor niet een aantal moeilijk behandelbare diabetespatiënten ernstig gedupeerd omdat zij de middelen met succes hebben gekregen, waardoor zij minder insuline hoeven te gebruiken en zich gezonder voelen?
Nee, dat vind ik niet. Uit de berichtgeving van bijvoorbeeld de Diabetes Vereniging Nederland leid ik af dat er een groep patiënten is die wordt behandeld met zowel GLP-1 analogen als met insuline, en dat deze groep zich daar goed of zelfs beter bij voelt. Helaas is het zo dat wetenschappelijk bewijs daarvoor door de fabrikant (nog) niet is aangeleverd bij de registratie-autoriteit of bij het CVZ. Deze instanties hebben deze, op dit moment nog off-label, toepassing dan ook niet kunnen beoordelen en een uitspraak kunnen doen over de balans werkzaamheid/veiligheid of de toegevoegde therapeutische waarde. Zoals gezegd staat in de registratietekst (de SPC) van deze middelen op dit moment zelfs dat de combinatie met insuline niet aangeraden wordt.
Vindt u het niet vreemd dat eerst een nieuw middel wordt vergoed en dan ineens de indicatie wordt aangescherpt terwijl er geen nieuwe medische feiten op tafel zijn gekomen en van het advies van de Commissie Farmaceutische Hulp (CFH) wordt afgeweken?1 Vindt u niet dat patiënten erop zouden moeten kunnen vertrouwen dat een dergelijk middel, dat topspecialisten die diabetici behandelen als een aanvulling op het therapeutisch arsenaal beschouwen voor patiënten met een ernstig overgewicht, en daarom het voorschrijven daarvan in het basispakket thuishoort?
Er wordt niet afgeweken van het CFH advies. Het CVZ heeft bij een beperkte groep patiënten meerwaarde toegekend van de toepassing van GLP-1 analogen in vergelijking met de toepassing van insuline. Aan het gebruik van GLP-1 analogen in combinatie met insuline is geen meerwaarde toegekend.
In de vergoedingsvoorwaarden die aan de hand van deze beoordeling oorspronkelijk opgezet waren, was de combinatie met insuline niet expliciet uitgesloten. Vanwege de uitspraak in de hierboven vermelde SPC tekst, leek het combineren van deze middelen niet voor de hand te liggen. Omdat het gebruik waarvoor de GLP-1 analogen, volgens het CFH advies, bewezen toegevoegde waarde hebben nog niet precies genoeg in de vergoedingsvoorwaarden was opgenomen, heb ik dit alsnog gedaan.
Is het waar dat in andere Europese landen het middel wel wordt vergoed bij diabetespatiënten met een body mass index van 28, terwijl in Nederland tot 1 maart een grens gold van 35?
Ik ben niet op de hoogte van de vergoedingsstatus in alle andere Europese landen. Ongetwijfeld zullen er verschillen in vergoedingsstatus zijn; er zijn namelijk veel verschillende vergoedingssystemen waarbij er in vergelijking tot Nederland soms ruimer en soms minder ruim wordt vergoed.
Wat vindt u van de mening van specialist Waanders die spreekt van een verkapte bezuiniging?2
Hier is geen sprake van. Het is gebruikelijk dat geneesmiddelen, voordat ze vergoed worden, beoordeeld worden door het CVZ. Ook is het gebruikelijk om bij relatief dure geneesmiddelen de vergoeding in te perken tot die indicaties waarvan de therapeutische meerwaarde is aangetoond. Gezien de kosten die gepaard gaan met deze middelen (zie mijn antwoord op vraag 7) lijkt me dit ook terecht.
Wordt door dit besluit niet achter de feiten aan gelopen als moderne medicijnen van vergoeding worden uitgesloten terwijl op langere termijn wordt bespaard omdat mensen gezonder blijven?
Nee. De meerwaarde van deze combinatie is niet wetenschappelijk aangetoond en dus valt er geen uitspraak te doen over mogelijke besparingen op andere gebieden in de zorg.
Hoeveel diabetespatiënten in Nederland gebruikten voor 1 maart 2011 GPL-1 receptor agonisten? Welk bedrag was daar landelijk mee gemoeid op jaarbasis?
Volgens de Stichting Farmaceutische Kengetallen (SFK) waren er in de tweede helft van 2010 ongeveer 5 000 patiënten die GLP-1 analogen gebruikten. Het aantal gebruikers stijgt snel. Uitgaande van de cijfers van december 2010 gaat het om ongeveer 6,5 miljoen euro per jaar, maar vanwege de sterke groei is dit vermoedelijk een onderschatting voor 2011.
Wat vindt u van het feit dat door deze maatregel mensen die wel circa 90 euro per maand kunnen betalen voor eigen rekening dit medicijn dan wel krijgen, en minder vermogende patiënten niet?
Ik ben van mening dat voor het gebruik van collectieve middelen in ieder geval de meerwaarde van behandelingen wetenschappelijk aangetoond zou moeten zijn.
Bent u bereid deze maatregel terug te draaien, en bijvoorbeeld gedurende enkele jaren wel onder de voorwaarden van vóór 1 maart jl. vertrekking in het basispakket te handhaven, zodat de werkzaamheid en de bijwerkingen van de medicijnen verder kan worden gevolgd om een finaal oordeel over de effectiviteit te vellen?
Van terugdraaien is geen sprake. Ik heb besloten om de aanscherping van de vergoedingsvoorwaarden te laten ingaan op 1 mei 2011. Ik ben bereid te zorgen voor een overgangsregime voor de groep patiënten die nu deze combinatie gebruiken. Ik blijf voor de huidige groep patiënten deze combinatie vergoeden tot 1 januari 2012 en ik vraag de beroepsgroep deze periode te benutten om te komen tot een zorgvuldige afbouw van deze combinatie.
Als het in de toekomst toch moet komen tot een positieve vergoedingsbeslissing voor deze toepassing, dan moet dat ook blijken uit wetenschappelijke onderzoeken. Het is de taak van de registratiehouder om deze toepassing te registreren en een aanvraag in te dienen voor een uitbreiding van de vergoeding.
De partydrug GHB |
|
Sabine Uitslag (CDA), Coşkun Çörüz (CDA) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Hulp GHB schiet tekort»?1
Ja.
Deelt u de mening dat GHB «het bewustzijn van de mens kan beïnvloeden en bij gebruik door de mens kan leiden tot schade aan de gezondheid en schade voor de samenleving» (artikel 3a, lid 2 Opiumwet)? Deelt u daarnaast de mening dat door drugsverslaving vaak niet alleen de verslaafde zelf, maar ook de gezinnen eromheen onder de verslaving lijden?
GHB werd vroeger als narcosemiddel gebruikt. In kleinere hoeveelheden werkt GHB ontremmend en geeft het een euforisch gevoel met een effect dat vaak wordt beschreven als een alcoholroes. GHB is moeilijk te doseren. Een gebruiker neemt al snel te veel, waardoor een toestand van bewusteloosheid («out gaan») kan optreden. Dit levert gezondheidsrisico’s op voor de individuele gezondheid van de gebruiker (ademhalingsmoeilijkheden, kans op stikken) en bij deelname aan het verkeer risico’s op schade en letsel voor zowel de gebruiker als voor andere verkeersdeelnemers. Op grond van deze overwegingen is GHB sinds 2002 op lijst II van de Opiumwet geplaatst. Ik ben van mening dat iedere verslaving niet alleen negatieve gevolgen heeft voor de verslaafde zelf, maar ook voor diens sociale omgeving.
Is er een causaal verband tussen schooluitval en het gebruik van GHB en andere vormen van softdrugs? Zo ja, kunt u deze gegevens aan de Kamer overleggen?
Uit de beschikbare gegevens (Nationale Drugs Monitor, Monitor drugsincidenten) is af te leiden dat GHB relatief weinig door middelbare scholieren wordt gebruikt. Uit het in 2009 gepubliceerde onderzoek2 naar middelengebruik (alcohol en cannabis) en voortijdig schoolverlaten is af te leiden dat middelengebruik onderdeel is van een breder leefpatroon met ook andere risicofactoren die in relatie staan tot problemen op school. Hoewel er geen stevig bewijs is voor een causale relatie tussen middelengebruik en schoolproblemen komt uit dit onderzoek wel het beeld naar voren dat vroeg en zwaar gebruik van alcohol en cannabis indicatoren zijn voor problemen op school. Het gaat echter te ver om schooluitval alleen toe te schrijven aan het gebruik van GHB of andere softdrugs.
Is er een causaal verband tussen de instroom in de jeugdzorg en het gebruik van GHB en andere vormen van softdrugs? Zo ja, kunt u deze gegevens aan de Kamer overleggen?
Een dergelijk verband is mij niet bekend. Uit het visiedocument «Jeugd-ggz: Investeren in de toekomst3», waarin in kader 9 de meest voorkomende diagnoses in de Jeugd-ggz in 2009 – uitgesplitst naar leeftijd – zijn weergegeven, is af te leiden dat aan middelen gebonden stoornissen van jongeren tot 18 jaar niet en van jongvolwassenen van 18 tot 22 jaar in zeer geringe mate (2%) in de Jeugd-ggz worden gediagnosticeerd.
Vindt u dat er een integrale aanpak moet komen voor zowel preventie als behandeling van GHB-verslaafden? Zo ja, hoe wilt u dit vorm gaan geven?
In deze verwijs ik naar de beantwoording van de door Kamerlid Bouwmeester gestelde vragen 5 en 7 over GHB (2011Z01628).
Bent u het met uw ambtsvoorganger eens dat verslaving valt onder de definitie van chronisch ziek zijn en dus ook als zodanig behandeld moet worden?
Wetenschappelijke onderzoeksresultaten leiden steeds sterker tot de conclusie dat verslaving een zodanige verandering in de hersenen tot gevolg heeft, dat gesteld kan worden dat verslaving een hersenziekte is. Verslaving tast het beloningssysteem aan en het systeem waarmee controle wordt uitgeoefend over de keuzes die iemand maakt. Verslaafden beschikken niet meer over een adequate zelfcontrole. Afhankelijk van frequentie en duur van het gebruik en de aard van het middel of van de middelen kan dit tot onherstelbare schade leiden, terwijl ook na behandeling vanwege het defect van het belonings- en zelfcontrolesysteem het risico op terugval blijft bestaan, hetgeen een verklaring vormt voor het chronische karakter van verslaving.
Bent u bekend met het feit dat er wachtlijsten bestaan bij de verslavingscentra, waardoor verslaafden maandenlang moeten wachten op hulp? Hoe kunt u ervoor zorgen dat deze wachtlijsten worden teruggedrongen?
Uit een inventarisatie van de hulpvraag bij verslavingszorginstellingen voor behandeling van GHB-verslaving is gebleken dat dergelijke behandelingen vooral voorkomen in West-Brabant, Friesland, omgeving Zutphen, de kop van Noord-Holland, de stad Groningen en Zuid-Oost Drenthe. De wachtlijstproblematiek doet zich lang niet bij alle verslavingszorginstellingen voor, maar met name in Brabant en Noord-Nederland. Deze problematiek geldt alleen voor de klinische detoxificatiefase.
Mede gelet op de gezondheidsrisico’s die kunnen optreden bij het detoxificatieproces als onderdeel van de behandeling van GHB-verslaving stimuleer ik een project waarbij de verslavingszorginstellingen participeren in het onder wetenschappelijke begeleiding ontwikkelen van een nieuw detoxificatieprotocol voor GHB-verslaving. Doel daarvan is het realiseren van een adequaat protocol waarmee elke verslavingszorginstelling dit onderdeel van de behandeling van GHB-verslaving succesvol kan hanteren. Daardoor kan de behandelcapaciteit worden uitgebreid.
Ziet u aanleiding GHB te verplaatsen van lijst II naar lijst I van de Opiumwet door middel van een algemene maatregel van bestuur (artikel 3a, lid 2 Opiumwet), dan wel met spoed via een ministeriële regeling (artikel 3a, lid 5 Opiumwet)?
Ik heb onlangs het Coördinatiepunt Assessment en Monitoring nieuwe drugs (CAM) opdracht gegeven een nieuwe risicobeoordeling van GHB op te stellen. Het resultaat van deze beoordeling kan aanleiding zijn GHB van lijst II naar lijst I te verplaatsen. Ik heb het CAM gevraagd deze risicobeoordeling voor 1 juli 2011 af te ronden.
De afsluitdijk |
|
Anne-Wil Lucas-Smeerdijk (VVD), Lutz Jacobi (PvdA) |
|
Joop Atsma (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (CDA) |
|
![]() ![]() |
Bent u bekend met de uitspraken van Fries gedeputeerde Jorritsma, in de Leeuwarder Courant van 1 maart 2011, waarin hij aangeeft dat de provincie de regie zou moeten krijgen bij de aanpak van de Afsluitdijk?1
Ja.
Is het waar dat u, in reactie daarop, heeft gezegd dat het Rijk primair verantwoordelijk is voor de veiligheidsmaatregelen op de Afsluitdijk? Zo ja, hoe ziet u de rol van de provincies bij de aanpak van de Afsluitdijk dan wel?
Ja. De rollen van de verschillende overheden verschillen per fase en per onderdeel. De huidige verkenning mondt uit in een rijksstructuurvisie, waarin de voorkeursbeslissing is opgenomen. De totstandkoming van deze voorkeursbeslissing vindt, conform de adviezen van de Commissie Elverding/Sneller en Beter, plaats in nauwe samenspraak met de decentrale overheden en belanghebbende partijen. Het kabinet stelt de structuurvisie vast en legt die voor aan de Staten-Generaal. De structuurvisie bevat een keuze voor de veiligheidsoplossing en geeft de uitgangspunten voor de ontwikkelingen voor ambities op het terrein van innovatie en duurzaamheid, recreatie en toerisme, mobiliteit, natuur en landschap. Afspraken hierover zullen worden vastgelegd in een bestuursovereenkomst. Bij de realisatie, die volgt op de vaststelling van de structuurvisie, heeft het Rijk in elk geval de verantwoordelijkheid voor de maatregelen voor veiligheid. De verantwoordelijkheid voor de realisatie van de maatregelen op de andere terreinen ligt in principe bij de decentrale overheden, maatschappelijke partijen en bedrijven onder regie van de provincies. De nog op te stellen bestuursovereenkomst preciseert deze taakverdeling in de uitvoering.
Op welke wijze zult u, bij het opstellen van de structuurvisie Afsluitdijk, invulling geven aan de motie-Jacobi c.s., waarin de Kamer de regering verzoekt de structuurvisie als een masterplan te beschouwen, dat gefaseerd en in samenwerking met lokale overheden en bedrijfsleven kan worden ingevuld, om zo, ondanks het financiële tekort, de integratie van de plannen te bewaren?2
Ik zie de vast te stellen structuurvisie en bestuursovereenkomst, met de gewenste ontwikkeling respectievelijk de wijze van realisatie, tezamen als het masterplan voor de Toekomst van de Afsluitdijk. Hierin krijgen de keuzes voor de veiligheid en de integrale ontwikkeling in het gebied, met oog voor duurzame energie, natuurontwikkeling, zilte teelt en recreatie gefaseerd en in samenwerking met decentrale overheden en het bedrijfsleven vorm.
Op welke wijze zijn de provincies Friesland en Noord-Holland betrokken bij de keuzes die ter voorbereiding op de structuurvisie gemaakt worden?
De provincies Fryslân en Noord-Holland nemen deel aan het bestuurlijk overleg Afsluitdijk waar afstemming plaatsvindt over de keuzes die ter voorbereiding op de structuurvisie worden gemaakt en over de gezamenlijk op te stellen bestuursovereenkomst. Daarnaast stellen de provincies kennis en expertise beschikbaar en actieve medewerking aan de ambtelijke voorbereiding van de besluitvorming als onderdeel van de projectorganisatie, met name waar het gaat om het vormgeven van de ambities, op het gebied van duurzame energie, natuurontwikkeling, zilte teelt, naviduct en recreatie.
Op welke wijze zijn de aanliggende gemeenten (Sudwest-Fryslan, Harlingen, Wieringen, Den Helder) betrokken bij de keuzes die ter voorbereiding op de structuurvisie gemaakt worden?
Via de vertegenwoordiging in het bestuurlijk overleg Afsluitdijk en in de daaraan voorafgaande ambtelijke voorbereiding zijn ook de aanliggende gemeenten Sud-West Fryslan en Wieringen actief betrokken bij de keuzes die ter voorbereiding op de structuurvisie worden gemaakt.
Op welke wijze zijn de consortia die de vier integrale visies hebben opgesteld betrokken, bij de keuzes die ter voorbereiding op de structuurvisie gemaakt worden?
De consortia worden van de voortgang van de verkenning door de projectorganisatie op de hoogte gehouden. Ook zijn concepten van onderzoeken/reviews met betrekking tot de beoordeling van (onderdelen van) de marktvisies voor reactie voorgelegd aan de consortia. De marktvisies en de onderzoeken/reviews vormen tezamen de onderbouwing van de keuzes die in de structuurvisie zullen worden gemaakt.
Hoe ziet de planning van het verdere project eruit?
Mijn voornemen is om in overleg met de regio aanstaande zomer tot een voorkeursbeslissing te komen die wordt vastgelegd in de ontwerp-structuurvisie Toekomst Afsluitdijk en die is onderbouwd met onder meer een Plan-MER. Vervolgens krijgt een ieder de gelegenheid zienswijzen in te dienen op dit ontwerp en op het Plan-Mer. De Commissie voor de milieueffectrapportage wordt gevraagd te adviseren over het Plan-MER en de regionale partners krijgen de gelegenheid voor bespreking en waar nodig besluitvorming over hun inbreng. Vaststelling van de structuurvisie is voorzien in december 2011, waarna de structuurvisie aan de Staten-Generaal zal worden toegezonden.