Het vrijlaten van verdachten van een overval op een Amsterdamse juwelier |
|
Jeroen Recourt (PvdA), Ahmed Marcouch (PvdA) |
|
Fred Teeven (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van het bericht «Verdachten overval juwelier door rechter op vrije voeten gesteld» op de website van de Volkskrant van 20 mei 2011? Zo ja, wat voor actie heeft u naar aanleiding van dit bericht genomen?
Het is niet aan mij om actie te nemen in individuele strafzaak of om een oordeel te vellen over een uitspraak van de rechtbank. Het OM heeft inmiddels hoger beroep ingesteld tegen beide uitspraken.
Deelt u de mening van het Openbaar Ministerie (OM) dat het onbegrijpelijk is dat deze verdachten door de rechter op vrije voeten gesteld zijn? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wat doet het OM om ervoor te zorgen dat de daders in deze zaak zo snel mogelijk hun verdiende straf krijgen?
Zie antwoord vraag 1.
Deelt u de mening dat het voor de slachtoffers zeer pijnlijk is dat zij van een journalist moesten horen dat de verdachten vrij waren gekomen? Zo ja, hoe kunt u verklaren dat het OM de slachtoffers niet voor de journalist heeft ingelicht? Wat is het beleid van het OM bij het informeren van slachtoffers over de voortgang van een strafzaak? Hoe gaat u er in de toekomst voor zorgen dat slachtoffers door het OM tijdig op de hoogte gebracht worden van ontwikkelingen in strafzaken, waar zij bij betrokken zijn, en dat het verloop zo goed mogelijk uitgelegd wordt?
Ik betreur het dat de slachtoffers in deze zaak via een andere weg dan via de politie of het OM op de hoogte zijn geraakt van de beslissing van de rechtbank. Op grond van de Aanwijzing slachtofferzorg draagt de officier van justitie zorg voor een goede informatievoorziening aan de slachtoffers over de voortgang van een strafzaak. De officier van justitie heeft, zodra zij de uitspraak vernomen had, de politie verzocht om de slachtoffers in te lichten. Dat is echter niet onmiddellijk gebeurd, althans pas nadat een journalist de slachtoffers op de hoogte had gesteld. Overigens kwam alleen de verdachte van medeplichtigheid aan de overval vrij, de andere verdachte zat op dat moment nog vast uit andere hoofde.
Het beleid van het OM voor de informatievoorziening aan slachtoffers is helder en behoeft geen aanpassing.
Maakt u zich ook zorgen over het feit dat het vertrouwen en gezag in het om en de rechtbank afnemen door het tekortschieten van het OM op het gebied van voorlichting? Wat doet u om deze ongewenste ontwikkeling te voorkomen en het vertrouwen in het OM te herstellen?
Zie antwoord vraag 3.
Begrijpt u dat een gewelddadige overval, zeker in een straat die daar eerder op brute wijze mee geconfronteerd is, op de hele buurt een grote impact heeft? Hoe neemt het OM zijn verantwoordelijkheid om ook aan de buurt informatie en uitleg te geven over het verloop van het proces?
Overvallen hebben een grote impact op slachtoffers en de omgeving. Zoals uw Kamer bij brief van 9 februari 2011 (Kamerstukken II, vergaderjaar 2010–2011, 28 684, nr. 305) is bericht zal de overvalcriminaliteit hard worden aangepakt.
In bepaalde strafzaken informeert het Openbaar Ministerie een breed publiek actief op verschillende manieren, bijvoorbeeld via de eigen website of door middel van persberichten. Het informeren van buurtbewoners is echter primair een taak van lokale bestuurders.In het actieprogramma Ketenaanpak Overvalcriminaliteit, dat uw Kamer als bijlage bij bovengenoemde brief is toegestuurd, staan in de paragraaf «Slachtofferhulp» specifieke maatregelen op slachtofferzorg opgenomen. Deze maatregelen breng ik bij diverse gelegenheden, onder meer tijdens regionale bijeenkomsten rond het thema overvallen, onder de aandacht van lokale bestuurders. Ik verwacht van hen een actieve bijdrage aan de bestrijding en voorkoming van overvallen en de zorg voor slachtoffers van overvallen. Dat omvat in bepaalde gevallen ook het informeren van buurtbewoners.
Worden de vrijgelaten verdachten door de politie en het OM als vluchtgevaarlijk beoordeeld? Zo ja, wordt er extra toezicht gehouden om te waarborgen dat zij de rest van de rechtszaak beschikbaar blijven? Hoeveel politiecapaciteit is hiermee gemoeid?
Het OM acht, op basis van de beschikbare informatie, de door de rechter in vrijheid gestelde verdachte niet vluchtgevaarlijk.
Welke rol kan de rechtbank spelen, al dan niet in samenwerking met het OM, ten aanzien van de voorlichting aan de betrokkenen bij het misdrijf? Worden de betrokkenen door de rechtbank actief geïnformeerd over de uitspraak en de manier waarop die tot stand is gekomen? Wilt u de mogelijkheden voor verbetering van deze communicatie met de Raad voor de rechtspraak bespreken?
In artikel 51a lid 3 van het Wetboek van Strafvordering is vastgelegd dat de officier van justitie verantwoordelijk is voor het schriftelijk mededelen van de aanvang en voortzetting van de vervolging, de datum en het tijdstip van de terechtzitting en de einduitspraak tegen de verdachte. Tevens doet hij desgewenst mededeling van de invrijheidstelling van de veroordeelde. Ook is de officier van justitie verantwoordelijk voor het informeren van slachtoffers in de voorlopige hechtenis fase. Deze informatieverstrekking vindt vaak telefonisch plaats gelet op de korte tijdsduur.
De rechtbank informeert het slachtoffer door de inhoud van het vonnis over de strafmaat en over de motivatie hoe tot de uitspraak is gekomen. Rechtbanken leggen geen persoonlijk contact met slachtoffers. Ik acht het ook niet nodig dat de rechtbank hierin een rol krijgt naast de taak van de officier van justitie.
De bemoeizucht van Barroso met de IJzeren Rijn |
|
Farshad Bashir (SP) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Barroso belooft oplossing voor IJzeren Rijn»?1
Ja.
Welke studie wordt er door de Voorzitter van de Europese Commissie, de heer Barroso? Bent u hierbij betrokken?
Volgens informatie van de zijde van de Europese Commissie wordt aldaar geen studie inzake de IJzeren Rijn verricht. De Commissie is wel bezig met actualisering van de TEN-T kaarten 3, waartoe elke mogelijk relevante spoorlijn wordt bezien; bij die actualisering ben ik betrokken.
Hoe verhoudt zich deze – voor de Tweede Kamer onbekende studie – tot het rapport van de Commissie van Onafhankelijk Deskundigen (COD) over de IJzeren Rijn? Kunt u de Tweede Kamer het rapport van COD toezenden? Zo nee, waarom niet?
Het rapport van de Commissie van Onafhankelijk Deskundigen (COD) over de IJzeren Rijn is in het voorjaar van 2009 aangeboden aan de Belgische minister van Overheidsbedrijven en aan de Nederlandse minister van Verkeer en Waterstaat; zij beiden waren gezamenlijk de opdrachtgevers van de COD. In dat rapport adviseert de COD, op basis van de arbitrage uitspraak van het Permanente Hof van Arbitrage en op basis van daarna uitgevoerde technische en economische studies, aan de beide ministers over de kostenverdeling van de reactivering van de IJzeren Rijn op Nederlands grondgebied. Door de beide ministers is afgesproken dat het COD-advies openbaar gemaakt zal worden tegelijk met de beslissing van de beide ministers over de reactivering van de IJzeren Rijn. Die afspraak is toegelicht in de brief van mijn ambtsvoorganger aan de Kamer d.d. 3 juli 2009 (Kamerstuk 27 737, nr. 36). Tot een dergelijke beslissing is het sindsdien nog niet gekomen.
Is het waar dat de Europese Commissie voor eind juni voorstellen doet over de IJzeren Rijn? Waarom bemoeit de Europese Commissie zich met dit onderwerp? Wie heeft hierom gevraagd? Deelt u de mening dat niemand op dit moment zit te wachten op deze Europese bemoeizucht?
Zie het antwoord op vraag 2.
Is het waar dat de Europese Commissie druk uitoefent op u om de internationale verdragen over de IJzeren Rijn uit te voeren en dus voorbij te gaan aan regels met betrekking tot de natuur en het woongenot?
Nee.
Wat is uw inzet bij eventuele bemoeizucht van Europa over dit onderwerp? Bent u bereid om samen op te trekken met de (kritische) Duitse overheden? Zo nee, waarom niet?
Er is geen aanleiding om Europese bemoeienis met de reactivering van de IJzeren Rijn te verwachten: dat is louter een bilaterale kwestie tussen België en Nederland op basis van de betreffende verdragen.
Bent u bereid om de wijze waarop u zich gaat verzetten tegen de IJzeren Rijn eerst met de Tweede Kamer te bespreken alvorens u tot eventuele gesprekken of zelfs onderhandelingen overgaat? Zo nee, waarom niet?
Ik ga mij niet verzetten tegen de reactivering van de IJzeren Rijn, want het recht daartoe is vastgelegd in (bindende) verdragen en de (eveneens bindende) arbitrage uitspraak van het Permanent Hof van Arbitrage. Indien gesprekken tussen België en Nederland over de IJzeren Rijn plaatsvinden geschieden die altijd binnen de randvoorwaarden van genoemde bindende stukken.
Wat zijn eigenlijk de mogelijkheden en consequenties om de verdragen over de IJzeren Rijn eenzijdig op te zeggen?
Een verdrag is eenzijdig opzegbaar als het daarin voorziet. De verdragen over de IJzeren Rijn van 1839 en 1873 kennen deze mogelijkheid niet. Zij zijn dan ook alleen opzegbaar met medewerking van België.
De dreigende sluiting van recreatiepark "OASE Hoenderloo" dat grenst aan Schietkamp Harskamp |
|
Joël Voordewind (CU), Raymond Knops (CDA), Han ten Broeke (VVD) |
|
![]() ![]() ![]() |
Bent u bekend met het bericht over de opzegging van de erfpachtovereenkomst door Defensie per 31 december 2011 en de sluiting van het recreatiepark als gevolg daarvan?1
Ja. Het desbetreffende bericht van de website www.edestad.nl dateert van 2 juni 2009. De kwestie is enkele malen aan de orde gekomen in overleg met de Kamer. Met de brieven van 4 augustus 2010 en 13 oktober 2010 is de Kamer geïnformeerd over de stand van zaken (Handelingen TK 2009–2010, Aanhangsel nr. 3013 en Kamerstuk 32 500 X, nr. 6).
Klopt het dat Defensie eenzijdig de erfpachtovereenkomst heeft opgezegd? Wat is de reden voor deze opzegging?
De erfpacht van het perceel waarop recreatiepark De Oase te Hoenderloo is gevestigd, is op 1 januari 1983 ingegaan voor een periode van 30 jaar en eindigt van rechtswege op 1 januari 2013. Het recreatiepark grenst aan het Infanterie Schietkamp (ISK). In 2007 is voor het ISK een nieuwe milieuvergunning inclusief geluidszonering tot stand gekomen. Deze milieuvergunning bracht onder andere vanwege het recreatiepark beperkingen aan het gebruik van het ISK met zich mee. Dit is onwenselijk omdat het ISK van belang is voor de opleiding en training van defensiepersoneel en de operationele gereedstelling van eenheden. Vanwege de beperkingen van de milieuvergunning is besloten dat de erfpacht van het recreatiepark niet zal worden verlengd na de afloop van de termijn. In mei 2008 zijn de eigenaren van het recreatiepark hiervan op de hoogte gebracht.
Klopt het dat door Defensie tot op heden niet behoorlijk is ingegaan op bijvoorbeeld het tegenvoorstel van de belangenvereniging van augustus 2009? Zo nee, wat heeft u wel ondernomen om de recreanten tegemoet te komen?
Ik ben mij bewust van de gevolgen van het besluit de erfpacht niet te verlengen. Defensie heeft het besluit dan ook in een vroeg stadium, in mei 2008, bekendgemaakt teneinde de gevolgen ervan te beperken en de gebruikers van het terrein voldoende tijd te geven een alternatief te vinden. De eigenaren van het recreatiepark hebben begin 2010 een juridische procedure aanhangig gemaakt. Zoals gemeld in de brief van 13 oktober 2010 hebben de eigenaren deze procedure aangehouden in afwachting van de oplossing die in overleg tussen Defensie en de eigenaren van het recreatiepark wordt gezocht. Er zijn inmiddels met de eigenaren meerdere gesprekken gevoerd en begin dit jaar heeft Defensie een voorstel gedaan. Om te voorkomen dat deze gesprekken met de eigenaren worden doorkruist, heeft Defensie met de recreantencommissie van De Oase alleen schriftelijk gecommuniceerd.
Vindt u dat het van behoorlijk bestuur getuigt om op deze manier om te gaan met recreanten die soms al 30 jaar hun vakantie en weekenden naast een Defensieterrein doorbrengen en daar nooit een probleem van hebben gemaakt?
Zie antwoord vraag 3.
Bent u bereid op korte termijn in gesprek te gaan met de lokale belangenvereniging, waartoe expliciet is opgeroepen in de motie Knops c.s.2, teneinde tot een oplossing te komen die voor alle partijen acceptabel is?
Zie antwoord vraag 3.
Bent u verder bereid in het licht van de bezuinigingen op de infrastructuur van Defensie en de Strategische Visie Vastgoed nog voor 1 juli 2011 de beslissing om de erfpachtovereenkomst te beëindigen, te heroverwegen?
De beëindiging van de erfpacht van het recreatiepark De Oase is noodzakelijk vanwege de operationele beperkingen aan het gebruik van het ISK. Er is geen verband met de bezuinigingen en de gevolgen daarvan voor het vastgoed van Defensie. Een heroverweging van het besluit is daarom niet aan de orde.
Geweld dat meer voorkomt op grote scholen dan op kleine scholen |
|
Manja Smits (SP) |
|
Marja van Bijsterveldt (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (CDA) |
|
![]() |
Wat is uw reactie op het artikel «Meer geweld op grote school»?1
Er zijn in het voortgezet onderwijs 381 scholen met meer dan 1000 leerlingen. Een school kan echter meerdere vestigingen hebben waardoor het aantal leerlingen per vestiging beduidend lager uitvalt. Gemiddeld heeft een school ongeveer drie vestigingen.Het gemiddeld aantal leerlingen per vestiging is ruim 700.
Hoeveel scholen in Nederland hebben meer dan duizend leerlingen?
Zie antwoord vraag 1.
Wat is uw reactie op de volgende bevinding: «Op scholen met meer dan duizend leerlingen was het aandeel geweldsincidenten drie keer zo hoog als op kleinere scholen. De associatie tussen grote scholen en geweld bleef bestaan, ook als rekening wordt gehouden met individuele kenmerken van leerlingen»?2
In het onderzoek van het WODC is inderdaad deze bevinding opgenomen. Direct daarna is echter het volgende aangegeven: «Dit zou impliceren dat schaalvergroting in het onderwijs samen kan gaan met een groei in aan agressie gerelateerde criminaliteit. De aanname is dan wel dat de ratio leerlingen per leerkracht toeneemt. Weijters (2008) vindt bijvoorbeeld dat als rekening wordt gehouden met de ratio tussen leerlingen en leerkrachten het effect van schoolomvang op zelfgerapporteerde delinquentie verdwijnt.»
In Nederland zijn de afgelopen 20 jaar verschillende landelijke onderzoeken naar pesten en geweld in het onderwijs uitgevoerd (ITS, 1992, 1994, 2001, 2006 en 2008) op scholen voor speciaal onderwijs, praktijkonderwijs, vmbo, havo en vwo. Daarin werd juist gevonden dat op grote(re) scholen minder geweldsincidenten plaatsvinden. Op basis van deze onderzoeken hebben de onderzoekers geconcludeerd dat het het meest zuiver is te kijken naar leerling-kenmerken in plaats van naar klas- of schoolkenmerken (zoals schoolgrootte). Vooral leerling-kenmerken die te maken hebben met sociale en cognitieve aspecten blijken «verklarend» voor geweld. Als er slechts wordt gekeken naar schoolgrootte, is er contaminatie van leerling-kenmerken en schoolomvang-kenmerken. In kleine scholen (speciaal onderwijs, praktijkonderwijs) zijn bepaalde leerling-kenmerken oververtegenwoordigd en is relatief meer geweld dan in grote scholen (vwo, havo).
Bent u bereid uitgebreid onderzoek te doen naar relatie schoolgrootte en criminaliteit en geweld in Nederland nu het WODC-rapport3 aangeeft dat er geen trendstudies bekend zijn die dit hebben onderzocht?
Zie het antwoord op vraag 3. De relatie tussen schaalgrootte en mate van optreden van geweld- en geweldsincidenten op school wordt al meer dan 20 jaar systematisch onderzocht in diverse landelijke onderzoeken naar pesten en geweld en in de sociale veiligheidsmonitor. Het WODC-rapport vormt geen aanleiding voor het in gang zetten van nieuw onderzoek.
Deelt u de mening dat het na het stoppen van de schaalvergroting middels de fusietoets, nu tijd is om de grote onderwijsfabrieken met meer dan duizend leerlingen te ontmantelen om er kleinere scholen van te maken? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wanneer kan de Kamer uw voorstellen tegemoet zien?
Nee, de fusietoets is gericht op de toekomstige fusies en niet op het verleden. Met de fusietoets hebben we een instrument gecreëerd om verdere schaalvergroting te kunnen beïnvloeden, met name om keuzevrijheid te behouden waar dat kan zonder dat de onderwijskwaliteit in gevaar komt. Een (te) groot leerlingenaantal is bovendien geen criterium om te mogen fuseren in de wet fusietoets en de regeling.
Voor de beleving van betrokkenen is schoolomvang is niet altijd het relevante criterium bij schaalgrootte. Het gaat dan eerder om de onderwijslocatie (vestiging). Deze valt lang niet altijd samen met de school. Zie ook het antwoord op vraag 2.
Zie verder het antwoord op vraag 3.
Bent u bereid uw bezuinigingen op conciërges in het onderwijs ongedaan te maken nu uit wetenschappelijk onderzoek blijkt dat als «situaties merkbaar toezicht afwezig is, bijvoorbeeld conciërges ontbreken, dan de interactie tussen leerlingen gepaard kan gaan met meer criminaliteit.»? Zo nee, waarom creëert u bewust onveilige situaties op scholen?
Het onderzoek uitgevoerd door het WODC heeft betrekking op leerlingen in de leeftijd van 12 tot en met 24 jaar. De conciërgeregeling daarentegen is specifiek van toepassing op het basisonderwijs. Binnen deze regeling ontvangt een beperkt aantal basisscholen tot 1 augustus 2012 een aanvulling op de loonkosten voor een conciërge. Ik ben voornemens deze specifieke aanvulling tot 1 augustus 2015 voort te zetten. Per 1 augustus 2015 worden deze middelen toegevoegd aan de lumpsum, waardoor iedere basisschool een hogere vergoeding ontvangt voor conciërges of ander ondersteunend personeel. Voor wat betreft mijn voorstel voor een korting op deze regeling wil ik verwijzen naar de besluitvorming voortvloeiend uit het algemeen overleg met uw Kamer op 14 juni.
Overigens hecht ik zeer aan een veilig schoolklimaat. Op 28 februari heb ik uw Kamer een brief gezonden waarin ik uitgebreid ben ingegaan op het veiligheidsbeleid op scholen en de inzet van OCW daarop (Kamerstuk 2010–2011, 29 240, nr. 44).
Bent u bereid te antwoorden voor 15 juni 2011, in verband met het algemeen overleg over schaalgrootte in het onderwijs?
Ja.
De interviews uit de Volkskrant met Ben Bot en Ad Koppejan |
|
Stientje van Veldhoven (D66) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van het artikel «Bot: Kabinet zit vast aan afspraken Hedwigepolder1» en het interview met CDA-Kamerlid Ad Koppejan2 in de Volkskrant?
Ja.
Deelt u de mening van oud-minister van Buitenlandse Zaken Ben Bot, dat in de Scheldeverdragen «zwart op wit» staat dat de Hedwigepolder ontpolderd dient te worden?
Ja.
Kloppen de in het artikel en het interview aangehaalde alternatieve gebieden? Hoeveel mensen wonen hier en wat is het aantal bedrijven in deze gebieden?
De in het artikel genoemde locaties Braakman Noord en Appelzak zijn twee van de alternatieven die in het rapport van Deltares staan. De desbetreffende gemeenten geven aan dat wat betreft bedrijvigheid er in de Braakman Noord een recreatie-eiland (kampeergelegenheid, zomerhuizen en ligplaatsen voor boten), een vergadercentrum en het bezoekerscentrum van Staatsbosbeheer zijn. Er zijn in totaal 39 hoofdbewoners, waarvan er 28 hun permanente huisvesting hebben op het recreatie-eiland.
In de Appelzak bevindt zich een golfterrein met annex een winkel en restaurant. Er is één particuliere hoofdbewoner. Daarnaast bevindt zich op het golfterrein een schietvereniging met ondergrondse schietbanen. Er is tijdelijk ook een kleiduivenvereniging gevestigd.
Klopt het dat, wanneer gekozen wordt voor deze alternatieven, er een juridische leemte ontstaat waardoor de Vlaamse regering haar bijdrage aan de natuurcompensatie voor de Westerschelde intrekt?
De formele besprekingen met Vlaanderen moeten nog beginnen. Ik heb nog geen signalen ontvangen in de gesuggereerde richting.
Wat is precies de omvang van deze bijdrage namens de Vlaamse regering?
Zie antwoord vraag 4.
Wat zijn de in de studie geraamde kosten voor de verschillende ecologische alternatieven voor het ontpolderen van de Hedwigepolder? Heeft u middelen op uw begroting gereserveerd voor de eventuele meerprijs van deze alternatieven voor het ontpolderen van de Hedwigepolder?
Zie hiervoor de kabinetsbrief van 17 juni jl.
Klopt het dat, mocht er gekozen worden voor deze ecologische alternatieven, de Nederlandse overheid een dijk moet aanleggen langs het Vlaamse deel? Zo ja, wat kost de bouw van deze dijk?
Ja, de kosten hiervan zijn € 15 mln.
In welke mate deelt u de in het interview verwoorde opvattingen van het Kamerlid Ad Koppejan over de kwaliteit van het onderzoek dat onder leiding van voormalig minister Nijpels is uitgevoerd naar de alternatieven voor het ontpolderen van de Westerschelde?
Ik deel deze opvatting niet.
Bent u bereid deze vragen uiterlijk tegelijkertijd met de kabinetsreactie op het rapport van Deltares aan de kamer te zenden?
Helaas is dit niet gelukt.
Palestijnse kinderen in gevangenschap |
|
Harry van Bommel (SP) |
|
![]() |
Deelt u de opvatting dat de Israëlische bezettingsmacht veelvuldig in strijd handelt met internationale wetgeving, zoals de Vierde Conventie van Geneve en het VN-verdrag tegen marteling, bij de arrestatie en detinering van jaarlijks ongeveer 700 Palestijnse kinderen in de leeftijd van 12 tot 17 jaar op de bezette Westelijke Jordaanoever? Indien neen, waarom niet? Kunt u dat toelichten?1
Deze opvatting deel ik niet. Het internationale recht verbiedt de arrestatie en detentie van minderjarigen niet, mits aan een aantal voorwaarden is voldaan, zoals met name neergelegd in het Kinderrechtenverdrag, waarbij Israël partij is.
Tegen niet nakomen van nationaal- of internationaalrechtelijke verplichtingen kan bezwaar worden gemaakt bij de nationale rechter.
Is het u bekend dat sinds het jaar 2000 ongeveer 7000 Palestijnse kinderen in arrest zijn genomen onder Militaire Order 1651? Indien neen, wat zijn dan de feiten? Is het tevens waar dat sinds de bezetting van de Westelijke Jordaanoever ongeveer 700 000 mensen (mannen, vrouwen en kinderen) in detentie zijn genomen op basis van Israëlisch militair bestuur? Indien neen, wat zijn dan de feiten?
Ik ben bekend met deze gegevens die – voor zover na te gaan – grosso modo correct zijn.
Deelt u de opvatting dat de militaire rechtbank voor de jeugd, die sinds 2009 bestaat, geen wezenlijke verbetering is omdat deze dezelfde faciliteiten en dezelfde staf gebruikt als militaire rechtbanken voor volwassenen? Deelt u derhalve de conclusie dat er in de praktijk geen verschil is en ook daarom dat er geen aparte militaire rechtbank voor de jeugd bestaat? Indien neen, wat is dan uw opvatting? Bent u bereid er bij de Israëlische autoriteiten op aan te dringen dit hof volledig te hervormen? Indien neen, waarom niet?
Op grond van het kinderrechtenverdrag moet de rechtbank voor de jeugd rekening houden met eigenwaarde en leeftijd van het kind en zorgen voor volledige herintegratie in de samenleving. Het VN-kinderrechtencomité heeft in 2010 aan Israël vragen gesteld over hechtenis van minderjarigen en de nieuwe jeugdrechtbank.2 Sindsdien heeft Israël op een aantal punten verbeteringen doorgevoerd. Zo worden rechters met training op het gebied van jeugdrecht aangesteld en worden kinderen onder de 16 in gewone in plaats van militaire gevangenissen gedetineerd. De conclusie dat er geen verschil tussen de jeugd- en volwassenenrechtbanken aan te wijzen is, deel ik niet.
Bent u bereid er bij de Israëlische autoriteiten op aan te dringen Militaire Order 1 651 in te trekken?2 Indien neen, waarom niet?
De Militaire Order 1651 bevat een codificatie van een grote hoeveelheid van strafrechtelijke en strafprocesrechtelijke bepalingen en kan daardoor in algemene zin bijdragen aan rechtszekerheid. Algehele afschaffing bevordert de rechtszekerheid niet. Nederland zal dit dan ook niet bepleiten.
Deelt u de opvatting dat geen enkel kind mag worden ondervraagd zonder de aanwezigheid van een advocaat naar keuze en in aanwezigheid van een familielid? Zo ja, bent u bereid dit de Israëlische autoriteiten mee te delen? Indien neen, waarom niet?
Israël is bereid de geldende regels en de toepassing daarvan aan te passen op basis van een open en constructieve dialoog. De regering bepleit voortzetting daarvan. Vragen die betrekking hebben op de toegang van kinderen tot rechtsbijstand worden in de reguliere EU-dialoog besproken.
Deelt u de opvatting dat ieder verhoor audiovisueel moet worden opgenomen? Zo ja, bent u bereid dit de Israëlische autoriteiten mee te delen? Indien neen, waarom niet?
Het is aan de Israëlische autoriteiten om te bepalen hoe zij aan hun plichten op grond van het Kinderrechtenverdrag invulling willen geven.
Bent u bereid er bij de Israëlische autoriteiten op aan te dringen dat bewijs dat is vergaard door middel van mishandeling of marteling moet worden afgewezen door de militaire rechtbanken? Indien neen, waarom niet?
Martelen van gevangenen is in strijd met Israëlische wetgeving. Bij (vermeende) schending van de wet is de Israelische rechtsgang de aangewezen weg.
Bent u bereid een onafhankelijk en diepgaand onderzoek te bepleiten naar meldingen van mishandeling en marteling van gedetineerde kinderen en bij gebleken misdaden de verdachten van mensenrechtenschendingen te doen vervolgen? Indien neen, waarom niet?
Zie antwoord vraag 7.
Een klacht betreffende het ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie |
|
Jan van Bochove (SGP), Gerda Verburg (CDA) |
|
Maxime Verhagen (minister economische zaken, viceminister-president ) (CDA) |
|
![]() ![]() |
Hebt u kennisgenomen van het rapport van de Nationale ombudsman inzake een klacht van de heer K. uit Emmeloord over het ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie?1
Ja.
Bent u er van op de hoogte dat er naast de indiener van de klacht nog een groot aantal vergelijkbare situaties elders in het land zijn?
De klacht van de heer K. uit Emmeloord heeft betrekking op het ontbreken van het recht op vrije keuze van energieleverancier bij zijn chalet op een vakantiepark. In de situatie van de heer K. is het elektriciteitsnetwerk op het vakantiepark in particuliere handen.
Hebt u ook kennisgenomen van de conclusie die de ombudsman trekt op basis van de klacht?
Ja. De Nationale Ombudsman acht de klacht gegrond, maar neemt ook met instemming kennis van een wetswijziging op korte termijn, die naar verwachting een handvat biedt om de kwestie op te lossen, en dat het ministerie vooruitlopend daarop al besprekingen is gestart met partijen.
Nu ombudsman aangeeft aan met instemming kennisgenomen te hebben van het voornemen van u om op korte termijn met een wetswijziging te komen, bent u bereid de wetswijziging voor eind augustus bij de Kamer in te dienen, zodat de wet op 1 januari 2012 van kracht wordt?
Kort voor de beantwoording van deze vragen is het wetsvoorstel ter implementatie van richtlijnen en verordeningen op het gebied van elektriciteit en gas (het zogenaamde derde energiepakket) aan uw Kamer aangeboden. Onderdeel van dit wetsvoorstel is tevens een wijziging van de Elektriciteitswet 1998 en de Gaswet ten aanzien van netten voor recreatieve doeleinden.
Is de wetswijziging conform het oordeel van de ombudsman? Zo nee, waarom niet?
Conform het oordeel van de ombudsman heeft de voorgestelde wetswijziging mede tot doel er voor te zorgen dat afnemers het recht op vrije keuze van energieleverancier kunnen uitoefenen bij netten voor recreatieve doeleinden. Voor veel van de bestaande netten voor recreatieve doeleinden is op dit moment geen netbeheerder aangewezen. Deze situatie is niet in overeenstemming met de huidige regelgeving, maar is tot nu toe impliciet gedoogd. De voorgestelde wijzigingen in het wetsvoorstel (artikelen X tot en met XVIII) beogen hieraan een einde te maken en te zorgen dat ook deze netten voldoen aan de eisen uit het derde energiepakket. Na een overgangsperiode van drie jaar moeten ook op deze netten afnemers zelf hun leverancier kunnen kiezen. Dit biedt voor bestaande of nieuwe eigenaren van deze netten de gelegenheid de investeringen in de netten te doen die noodzakelijk zijn om aan de wettelijke eisen te kunnen voldoen. Deze overgangsperiode biedt de eigenaren van de netten de gelegenheid hun netten over te dragen, indien zij als gevolg van de voorgenomen wetswijziging hun netten niet langer willen behouden. Over de kosten die met de aanpassingen gemoeid zijn, is parallel aan de indiening van het wetsvoorstel een brief aan uw Kamer verzonden. Gelet op de omvang van die kosten geef ik in die brief aan te willen weten welke mogelijkheden de eigenaren van netten voor recreatieve doeleinden thans zien om de implementatiekosten te beperken, bijvoorbeeld via samenwerking en/of uitbesteding. Tot slot wil ik bezien of er nog aanvullende mogelijkheden zijn om de kosten van implementatie van de vereisten uit het derde pakket verder terug te brengen. Voor deze vervolgstappen is de actieve medewerking van partijen nodig, in het bijzonder van de recreatiesector. Eventuele aanpassing van het wetsvoorstel is alleen wenselijk als de gesprekken leiden tot een voorstel dat past binnen de kaders van het energiebeleid en dat kan rekenen op breed gedragen steun van alle betrokken partijen.
Kunt u aangeven wat de stand van zaken is bij de besprekingen met de betrokken partijen vooruitlopend op de wetswijziging?
De eigenaar van het elektriciteitsnet op het betreffende recreatiepark en de publieke netbeheerder voor elektriciteit in het gebied, Enexis, hebben een aantal overleggen gevoerd met het oog op een mogelijke overname van het net door de regionale netbeheerder. De betrokkenheid van het ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie is er op gericht geweest om dit overleg te entameren en waar nodig inhoudelijk te ondersteunen. Het huidige wettelijke kader is te beperkt om in deze situatie tot een bevredigende oplossing te kunnen komen, waardoor een dergelijke route thans de meest effectieve weg lijkt te zijn.
Ik heb van de partijen begrepen dat er op dit moment nog geen overeenstemming is bereikt over de overname van het net. Hoewel de onderhandelingen niet zijn afgerond, lijkt het er op dat partijen een verschil van inzicht hebben in de waarde van het over te nemen net en de voorwaarden waaraan het net moet voldoen. Om hierin verandering te brengen, is in het wetsvoorstel voor het derde pakket o.a. een bepaling opgenomen die een grondslag biedt om bij Algemene Maatregel van Bestuur voorschriften op te nemen over de waardebepaling van een net bij overdracht naar een andere door de minister aangewezen netbeheerder.
Nu het wetsvoorstel aan uw Kamer is gezonden, zal ik de voorgestelde regeling voor recreatienetten uiteraard bij betrokkenen onder de aandacht brengen. Daarnaast heeft Enexis aangegeven op korte termijn met de betrokken parkeigenaar in overleg te treden over mogelijke marktfaciliteringsdiensten, om voor afnemers die dat wensen als pragmatische tussenoplossing derdentoegang te bieden. Het overleg hierover moet met de eigenaar nog worden opgestart omdat Enexis tot op heden dergelijke diensten voor dit soort netten niet aanbiedt.
De samenwerking van de AIVD met de veiligheidsdiensten in Marokko |
|
Ronald van Raak |
|
Piet Hein Donner (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
Waarom worden mensen als de heer Saddik Sbaa, die in Nederland zijn vrijgesproken, uitgeleverd aan Marokko, waar ze het gevaar lopen te worden gemarteld?1
Het is niet correct dat betrokkene is vrijgesproken: de zaak waarin betrokkene verdachte is geweest van strafbare feiten, is geseponeerd. Betrokkene is ook niet uitgeleverd aan Marokko, maar is vrijwillig naar Marokko vertrokken.
Klopt het dat de Algemene inlichtingen- en veiligheidsdienst (AIVD) (persoons)gegevens van de heer Sbaa heeft geleverd aan de veiligheidsdiensten of aan andere instanties in Marokko? Hebben deze diensten in Marokko afspraken geschonden over het gebruik van deze informatie?
Ik kan in het openbaar geen mededelingen doen over de (eventuele) samenwerking van de AIVD met buitenlandse diensten in concrete gevallen.
In algemene zin verwijs ik naar de reactie van de toenmalige minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties op het rapport van de Commissie van Toezicht betreffende de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten (CTIVD) over de samenwerking van de AIVD met buitenlandse inlichtingen- en veiligheidsdiensten (Kamerstuk 29 924, nr. 49). Daarin wordt onder meer ingegaan op de samenwerking van de AIVD met buitenlandse diensten, waaronder ook diensten van landen waar nauwelijks tot geen democratische traditie bestaat en waar (structureel) mensenrechten worden geschonden, alsmede op de uitwisseling van (persoons)gegevens met die diensten.
Gegevens mogen door de AIVD slechts met andere diensten worden gedeeld na een zorgvuldige afweging. Het moge duidelijk zijn dat als (persoons)gegevens worden verstrekt deze niet openbaar gemaakt kunnen worden, zodat (openbare) controle daarop, ook door personen wiens gegevens het betreft, aan inherente beperkingen onderhevig is.
Als iemand denkt of vermoedt dat de AIVD – ten onrechte – persoonsgegevens over hem of haar heeft uitgewisseld, kan betrokkene bij de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties een klacht indienen.
Ook kan de CTIVD naar de samenwerking met buitenlandse diensten rechtmatigheidsonderzoek uitvoeren, zoals zij recentelijk heeft gedaan, en waarover zij in voornoemd toezichtsrapport heeft gerapporteerd.
De naleving van de derde partijregel, die inhoudt dat verkregen informatie slechts verder mag worden verstrekt indien de dienst waarvan de informatie afkomstig is daarvoor toestemming heeft verleend, vormt voorts en belangrijke waarborg in de uitwisseling van (persoonsgegevens tussen de AIVD en buitenlandse inlichtingen- en veiligheidsdiensten.
Hoe kunnen mensen, over wie de AIVD informatie verstrekt aan andere landen, controleren of deze informatie klopt?
Zie antwoord vraag 2.
Hoeveel mensen die in Nederland niet konden worden vervolgd zijn in het verleden alsnog uitgeleverd aan Marokko, of aan andere landen in het Midden-Oosten?
Er bestaat geen overzicht van personen die niet vervolgd kunnen worden.
Deelt de AIVD gegevens met veiligheidsdiensten van landen waar mensen worden gemarteld? Maakt de AIVD gebruik van informatie die door middel van marteling is verkregen?
Zie antwoord vraag 2.
Steun van de gemeente Vlaardingen aan initiatiefnemers Gazavloot |
|
Kees van der Staaij (SGP), Joël Voordewind (CU), Raymond de Roon (PVV) |
|
![]() ![]() ![]() |
Heeft u kennisgenomen van de berichtgeving over de steun van de gemeente Vlaardingen aan de initiatiefnemers van de tweede Gazavloot?1
Ja.
Hoe beoordeelt u deze berichtgeving en de beschreven rol van zowel de gemeente Vlaardingen als haar burgemeester, mede in het licht van het kabinetsbeleid ten aanzien van Israël en het Midden-Oosten vredesproces?
In de berichtgeving wordt gerefereerd aan de jaarlijkse Palestijnse bijeenkomst in Vlaardingen en de aanwezigheid van de burgemeester van Vlaardingen daarbij. Een van de sprekers was de voorzitter van de stichting Nederland-Gaza. De burgemeester had geen actieve rol tijdens deze bijeenkomst.
De regering ziet deelname en bijdragen aan de Gaza-vloot – door wie en wat dan ook – als tegenwerking van de inspanningen om het vredesproces in het Midden-Oosten te bevorderen. Er mag geen spanning zijn tussen het buitenlands beleid en het optreden van lokale overheden. Daarover voert de regering zo nodig ook overleg met lokale overheden.
De bijeenkomst, waarbij door één van de deelnemers is gepleit vóór de Gaza-vloot, vond plaats in een buurthuis. Voor dat buurthuis is een algemene gemeentelijke subsidie verstrekt. De burgemeester was aanwezig in zijn rol als burgervader en niet met het oog op enige flottielje gerelateerde aspecten. Het optreden van de gemeente Vlaardingen en van de burgemeester in onderliggende kwestie beschouwt de regering derhalve niet als gerichte ondersteuning van de Gaza-vloot. Ware dit het geval geweest, dan was de regering zeker in overleg getreden met de gemeente Vlaardingen.
Hoe beoordeelt u het dat dubieuze organisaties die meewerken aan provocatieve, anti-Israëlacties via de in het artikel genoemde Dag van het Land en het Vele Vlaardingers één Huis (VVEH) profiteren van gemeentelijk subsidiegeld? Past dit binnen geldende wet- en regelgeving ter zake?
Uit informatie van de gemeente Vlaardingen blijkt dat de gemeente geen subsidierelatie heeft onderhouden of onderhoudt met dergelijke organisaties. Mocht de gemeente Vlaardingen steun geven aan antisemitische of terroristische organisaties, wat in dit geval niet aan de orde is, dan zou de regering onmiddellijk interveniëren.
Bent u bereid te bevorderen dat de gemeente Vlaardingen op geen enkele wijze – direct of indirect – faciliteiten of subsidies ten goede laat komen aan organisaties die een link hebben met Jodenhaat, terrorisme of anderszins het vredesproces in het Midden Oosten frustreren?
Zie antwoord vraag 3.
De herbenoeming van FIFA-baas Blatter en het WK-bid |
|
Renske Leijten (SP) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van het recente moddergooien tussen diverse FIFA-kopstukken, waarbij de beschuldigingen van corruptie niet van de lucht waren? Vondt u het niet erg toevallig dat de ethische commissie van de FIFA alle beschuldigingen nader heeft onderzocht, met uitzondering van die aan het adres van de heer Blatter?
Ik heb kennisgenomen van de publiciteit rondom de vergadering van de FIFA en de herverkiezing van de heer Blatter tot voorzitter.
Wat is de reactie van de KNVB op uw brief waarin u de KNVB aanspoort de transparantie van de besluitvorming binnen de FIFA te agenderen?1 Welke stappen heeft de KNVB gezet om corruptie te voorkomen en transparantie te bevorderen? Bent u met die acties tevreden gesteld?
Waarom heeft de KNVB voor de herbenoeming van de heer Blatter gestemd?
Desgevraagd geeft de KNVB aan dat tijdens het FIFA-congres in Zurich van alle kanten druk uitgeoefend werd op voorzitter Blatter om serieus het wereldwijd bestaande beeld van FIFA als ondoorzichtige en onbetrouwbare organisatie te gaan aanpakken. Tijdens het verloop van het congres zijn er bij de KNVB momenten van twijfel geweest over hoe te stemmen. Toen de heer Blatter uiteindelijk instemde met een aantal dringend gewenste veranderingen op het gebied van o.a. transparantie en goed sportbestuur en ook akkoord ging met een buitengewoon FIFA-congres waar de bonden de voortgang van de vernieuwingen zullen aanhoren en beoordelen, leek het de KNVB beter de kandidatuur van de heer Blatter te steunen. Daarmee kreeg de voorzitter de kans om direct te beginnen om de komende maanden de FIFA van binnenuit en met inschakeling van onafhankelijke derden te hervormen. Uitstel van de verkiezing van de voorzitter, hetgeen potentieel dreigde, zou ook tot uitstel hebben geleid van de start van het hervormingsproces. Daarmee zou kostbare tijd verloren zijn gegaan.
De afwegingen in deze zijn de bevoegdheid en verantwoordelijkheid van de KNVB.
Is het waar dat het Verenigd Koninkrijk (VK) geen gesprek in EU-verband wilde over de corruptie? Is VK juist de grootste aanjager van onderzoek naar corruptie binnen de FIFA? Heeft de EU sinds de informele sportraad van 23 februari jl. nog stappen ondernomen richting de FIFA om tot een meer transparante organisatie te komen?
Het Verenigd Koninkrijk heeft – in navolging van Nederland – zowel op de informele Sportraad van 22 en 23 februari 2011 als op de formele Sportraad van 20 mei 2011 aandacht gevraagd voor een transparant en goed bestuur bij alle sportbonden, dus ook bij de FIFA. Dit heeft er mede toe geleid dat in het EU werkplan voor sport voor de periode 2011–2014 de bevordering van goed bestuur in de sport een prioriteit is geworden en dat in EU-verband beginselen voor een transparant en goed bestuur in de sport worden ontwikkeld.
Binnen het verband van de FIFA zelf heeft het Verenigd Koninkrijk zich zeker actief opgesteld om hervormingen doorgevoerd te krijgen.
Blijkt er uit uw eigen onderzoek naar het WK-bid ook dat FIFA-officials zich hebben opengesteld voor omkoping in de richting van het Holland-Belgium bid?
De aangekondigde evaluatie van het WK-bid is nog niet gereed. Ik streef er naar de Kamer kort na de zomer te informeren.
Is uw onderzoek naar het WK-bid al klaar? Wanneer wordt dit onderzoek toegezonden aan de Kamer?
Zie antwoord vraag 5.
Wat is uw reactie op de mededeling van het ministerie van Financiën dat de beloofde belastingvrijstelling van de FIFA niet binnen de bestaande wetten paste?2
Bij de besluitvorming door het kabinet medio april 2010 om de bid van de KNVB en KBVB te ondersteunen voor de organisatie van het WK voetbal in 2018 of 2022, was bekend dat ingeval van toewijzing van het WK voetbal aan Nederland en België de fiscale wetgeving aangepast zou moeten worden om de door de FIFA gevraagde fiscale garanties te kunnen verlenen. Dat de fiscale wetgeving ingeval van toewijzing aangepast had moeten worden is ook meerdere malen in antwoord op daarover gestelde vragen richting de Tweede Kamer gecommuniceerd (o.a.
TK 2009–2010, 32 371, nrs. 8 en 11). Het is ook één van de redenen geweest dat Nederland een constitutioneel voorbehoud heeft gemaakt bij de afgegeven garanties aan de FIFA, omdat voor de daartoe noodzakelijke wetswijzigingen parlementaire goedkeuring verkregen had moeten worden.
Wat is uw reactie op de stelling van belastingexperts dat belastingvrijstelling voor medewerkers van internationale organisaties (artikel 39 AWR) niet is bedoeld voor medewerkers van de FIFA?2 3
Het is mij bekend dat door ambtenaren van het ministerie van Financiën als één van de opties voor het kunnen verlenen van de door de FIFA gevraagde fiscale garanties gekeken is naar de mogelijke toepasbaarheid van artikel 39 AWR. De ambtenaren van Financiën hebben over de toepasbaarheid van dit artikel op een organisatie als de FIFA negatief geadviseerd en dat advies is destijds overgenomen.
Is het correct dat het ministerie van Economische Zaken het standpunt was toegedaan dat de «Bierbabes» in Nederland wel strafrechtelijk zouden kunnen worden vervolgd,4 terwijl de minister van VWS aan de Kamer en in de media meldde dat dit niet het geval was?
Nee.
In de antwoorden naar aanleiding van het schriftelijk verslag (Kamerstukken II, 32 371, nr. 8) is uiteengezet dat bepaalde inbreuken op het auteursrecht en het merkenrecht strafrechtelijk kunnen worden gesanctioneerd. Uitgangspunt hierbij is dat strafrechtelijke handhaving een ultimum remedium is dat alleen wordt toegepast bij die inbreuken waardoor het algemeen belang wordt getroffen.
In de antwoorden op eerdere vragen van het Lid Leijten met betrekking tot dit onderwerp (ingezonden 15 oktober 2010, beantwoord op 25 november 2010, nummer 612) is aangegeven dat het dragen van kleding van een concurrerend merk, zoals in het geval van de «Bierbabes», als zodanig niet leidt tot een auteurs-recht- of merkinbreuk. De «Bierbabes» kunnen in dat geval niet strafrechtelijk worden vervolgd in Nederland.
Strafrechtelijk optreden tegen de inbreukmaker is alleen mogelijk in die gevallen dat voldaan is aan de criteria voor auteursrecht- of merkinbreuk. Dat is bijvoorbeeld als het ontwerp van de kleding is gekopieerd. Ook mag niet ten onrechte het FIFA embleem op de kleding worden aangebracht. Als inbreukmaker wordt aangemerkt degene die het voorwerp openlijk ter verspreiding aanbiedt; ter verveelvoudiging of ter verspreiding voorhanden heeft; invoert, doorvoert, uitvoert of bewaart uit winstbejag (artikel 31b jo 31a Auteurswet), en degene die valse, vervalste of wederrechtelijk vervaardigde merken invoert, doorvoert of uitvoert, verkoopt, te koop aanbiedt, aflevert, uitdeelt of in voorraad heeft (zie verder artikel 337 Wetboek van Strafrecht).
Het dragen van de kleding als zodanig valt hier dus niet onder.
Hoe kan het dat de kostenraming voor de belastingvrijstelling die de Kamer te zien kreeg uitging van een maximum van 300 miljoen euro, terwijl het ministerie van Financiën uitging van «een bandbreedte van 300 tot 900 miljoen»?5
De «bandbreedte van 300 tot 900 miljoen» waarover gesproken wordt is afkomstig uit een mail van een medewerker van het ministerie van Financiën aan een medewerker van mijn ministerie van begin maart 2010. In de aanloop naar de besluitvorming door het kabinet over de definitieve kandidaatstelling (in de MR van 16 april 2010) is door ambtenaren van het ministerie van Financiën, op basis van de op dat moment beschikbare informatie, een nadere schatting gemaakt van de kosten van de aan de FIFA te verlenen fiscale garanties en dat heeft geresulteerd in een raming van maximaal € 300 miljoen waarover mijn ambtsvoorganger de Tweede Kamer met zijn brief van 21 april 2010 (Kamerstukken II, 2009–2010, 32 371, nr. 3) heeft geïnformeerd.
Hoe kan het dat de kostenraming voor de politie-inzet die de Tweede Kamer te zien kreeg uitging van een bedrag van 200 miljoen euro, terwijl een «zo goed mogelijke schatting» van de kosten 400 tot 600 miljoen euro bedroeg.5
Het bedrag van € 200 miljoen betreft alleende kosten voor Nederland. De schatting van € 400 tot € 600 miljoen is afkomstig uit het SEO rapport (Hfdst. 3.3.5) en heeft betrekking op een schatting voorNederland en België samen. Nederlandse en Belgische experts hebben op basis van EURO2000 deze gezamenlijke schatting gemaakt. De ondergrens van € 400 miljoen gedeeld door 2 is dus de € 200 miljoen voor Nederland. Dit bedrag is gecommuniceerd aan de Kamer, waarbij is aangetekend dat ook hierin onzekerheidsmarges zitten.
Deelt u de mening dat schattingen van de kosten van een dergelijk evenement weliswaar flink uiteen kunnen lopen, maar dat de Kamer dan wel van die bandbreedte op de hoogte moet zijn? Deelt u de mening dat uit de vragen 10 en 11 blijkt dat de Kamer niet van deze bandbreedte op de hoogte was?
Als er in de voorbereidingsfase van de besluitvorming over een groot sport-evenement als het WK voetbal nog veel onzekerheid bestaat over de parameters voor het maken van een kostenraming is het niet ongebruikelijk dat gewerkt wordt met verschillende bandbreedtes. Voor de besluitvorming over de kandidaatstelling heeft het kabinet zich echter gebaseerd op een raming van de kosten uitgaande van het meest aannemelijke scenario en die kostenraming heeft het kabinet ook richting de Tweede Kamer gecommuniceerd. Tegelijkertijd heeft het kabinet de Tweede Kamer ook de verschillende scenario’s doen toekomen die in het rapport van het SEO zijn geschetst. Het kabinet is aanspreekbaar op de ramingen die het aan het parlement heeft overlegd, maar niet op alle cijfers die in de voorbereidingsfase in allerlei mails en memo’s tussen ambtenaren zijn gewisseld.
Wat is uw reactie op de stelling dat er zelfs op het ministerie van Financiën nooit inzicht is geweest in de totale kosten van het organiseren van een WK?5 Hoe kan de Tweede Kamer zijn controlerende taak uitvoeren als er geen inzicht in de kosten is?
Hiervoor ben ik reeds ingegaan op het inzicht dat op het ministerie van Financiën bestond in de kosten van het organiseren van het WK voetbal. De stelling dat er nooit inzicht zou hebben bestaan in de kosten onderschrijf ik dan ook niet. Die kostenraming was weliswaar omgeven met onzekerheden, maar dat is ook begrijpelijk voor een raming van de kosten van zo’n groot evenement als een WK voetbal, dat bovendien zo ver in de tijd plaatsvindt.
Vindt u het met terugwerkende kracht een wijs besluit geweest om een bid te doen op de organisatie van het WK in 2018?
Het besluit om ons samen met België kandidaat te stellen is destijds door het vorige kabinet en de Tweede Kamer op goede gronden genomen.
Een incident bij de ISLA raffinaderij te Curaçao |
|
Ineke van Gent (GL) |
|
Piet Hein Donner (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
![]() |
Klopt het1 dat vorige week bij een incident met een «catcracker» op de ISLA raffinaderij te Curaçao «catalyst poeder» is vrijgekomen? Klopt het dat ISLA weigert publiekelijk mee te delen waaruit dit poeder precies is samengesteld?
De media op Curaçao spreken inderdaad van een incident waarbij wit poeder is neergedaald op het eiland. Ik kan deze berichten niet bevestigen. Het is de regering van Curaçao die verantwoordelijk is voor de informatieverstrekking naar het Curaçaose parlement en de bevolking.
Wat is er waar van de veronderstelling dat het hier gaat om zware metalen?
Zie mijn antwoord op vraag 1.
Deelt u de mening dat dat de Curaçaose burgers en het plaatselijke openbaar bestuur na elk incident op de raffinaderij zo snel mogelijk geïnformeerd dienen te worden over de aard, samenstelling en omvang van de vrijgekomen stoffen en de mogelijke milieu- en gezondheidsschade die hierdoor kan worden veroorzaakt? Zo ja, bent u bereid om de Curaçaose regering de grote zorgen over de milieu- en gezondheidsschade door aanhoudende incidenten en de wens te uiten dat de raffinaderij na elk incident openheid van zaken geeft over de vrijgekomen stoffen?
Ik heb daar geen mening over. De verhouding tussen het bestuur en de bevolking van Curaçao is op grond van het Statuut een zaak van de Staten van Curaçao en de regering van dat land.
Heeft u deze problemen inmiddels met de Curaçaose minister-president besproken? Zo ja, wat zijn daarvan de uitkomsten?
Zie mijn antwoord op vraag 3.
Het onthaal van terroriste Leila Khaled in Zweden |
|
Raymond de Roon (PVV) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Something rotten in Sweden»1 en het protest van het Wiesenthal Centre2?
Ja, ik ben bekend met deze berichten.
Klopt het dat mevrouw Leila Khaled lid is van het Centraal Comité van het door de Europese Raad als terroristische organisatie3 aangemerkte Popular Front for the Liberation of Palestine?
Mevrouw Leila Khaled is betrokken bij het Popular Front for the Liberation of Palestine (PFLP). De PFLP staat sinds 2002 op de Europese terrorismelijst, mevrouw Khaled niet.
Deelt u de mening dat het verlenen van toegang en het onthalen van een beruchte terroristische vliegtuigkaapster zoals mevrouw Khaled in een EU-land haar een status geeft die ze nooit verdient? Zo nee, waarom niet?
Binnen het kader van de toepasselijke EU-regels beslist elk EU-land zelfstandig over toelating van vreemdelingen. De bestaande regelgeving belette de Zweedse overheid niet mevrouw Khaled toegang te verlenen. De Zweedse overheid was niet betrokken bij haar publieke optredens. Ik heb daarom geen grond om de Zweedse ambassadeur hierop aan te spreken.
Bent u bereid de Zweedse ambassadeur over deze gang van zaken om opheldering te vragen en de Tweede Kamer daarover te informeren? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 3.
De prestatielijst van ziekenhuizen bij de behandeling van blaaskanker door zorgverzekeraar CZ |
|
Renske Leijten (SP), Henk van Gerven (SP) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
![]() |
Hoe beoordeelt u het feit dat zorgverzekeraar CZ een lijst heeft opgesteld en gepubliceerd waarop de prestaties van de Nederlandse ziekenhuizen op het gebied van blaasverwijderingsoperaties in vier categorieën worden weergegeven, waarbij met een aantal ziekenhuizen zelfs geen contracten meer worden afgesloten?1
Het past binnen het zorgverzekeringsstelsel en de Zorgverzekeringswet dat zorgverzekeraars zorg inkopen voor hun verzekerden op basis van kwaliteits- en doelmatigheidseisen.
Een belangrijk oogmerk van de Zorgverzekeringswet is dat zorgverzekeraars in hun rol als inkoper van zorg de doelmatigheid en de kwaliteit van zorg bevorderen. Zorgverzekeraars kunnen daarbij, voor zover de wet dat toelaat, met zorgaanbieders contractuele afspraken maken over de prijs, het volume, de kwaliteit en de organisatie van zorg. Zij kunnen ervoor kiezen onderscheid te maken tussen zorgaanbieders en alleen die zorg in te kopen die voldoet aan de eisen die zij zelf stellen. Zorgverzekeraars hebben hun eigen overwegingen van concurrentiële aard om hun contracteerbeleid vorm te geven. De kwaliteit en doelmatigheid van de zorg spelen daarbij een belangrijke rol. Ik juich dat toe.
De Nederlandse Vereniging voor Urologie (NVU) heeft kwaliteitsnormen opgesteld voor de behandeling van patiënten met blaaskanker. Het betreft minimumeisen waar de zorg aan moet voldoen. De criteria die zorgverzekeraar CZ hanteert voor blaasverwijderingsoperaties zijn gebaseerd op literatuuronderzoek en gesprekken met de NVU en patiëntenorganisaties (Vereniging Waterloop, NFK, NCZ en Zorgbelang). Het gaat daarbij om het volume per locatie, de aanwezigheid en samenstelling van het multidisciplinair overleg, de aanwezigheid van een gespecialiseerde verpleegkundige en ruime ervaring met verschillende vormen van urineafleidingen.
Hoe betrouwbaar is een dergelijke lijst, waarbij de ziekenhuizen gecategoriseerd worden in de categorieën «best», «goed», «kan beter» en «niet gecontracteerd», waarbij niet de feitelijke en gevalideerde morbiditeits- en mortaliteitscijfers bekend zijn? Hebben zorgverzekeraars als CZ de expertise daar voor in huis?
Zorgverzekeraar CZ beoordeelt ziekenhuizen die blaasverwijderingsoperaties uitvoeren aan de hand van volume-indicatoren en andere, inhoudelijke indicatoren. De volume-indicatoren hebben betrekking op het aantal blaasverwijderingsoperaties per jaar. Aangezien er ook volgens de NVU een duidelijke relatie bestaat tussen het aantal blaasverwijderingsoperaties en de overlijdenskans na deze operatie, hanteert CZ, in navolging van de NVU, een minimumnorm van ten minste 10 operaties per jaar. Ik ben nog steeds van mening dat – gegeven deze relatie – het volume van de medische verrichting, naast kwaliteits- en veiligheidseisen, medebepalend is voor de kwaliteit van de zorg.
Wat moeten patiënten met een dergelijke lijst, die er alleen maar toe kan leiden dat, als patiënten de beste zorg willen, althans volgens de lijst van CZ, zij die voor een blaasverwijdingsoperatie in aanmerking komen voor behandeling naar het Antoni van Leeuwenhoek Ziekenhuis of het Universitair Medisch Centrum St. Radboud moeten gaan?
In veel zorgdisciplines zijn kwaliteitsnormen in ontwikkeling. De totstandkoming van kwaliteitsnormen en de indeling van ziekenhuizen in categorieën leidt tot een toename van keuze-informatie voor de patiënt en van de transparantie van de geboden zorg. Patiënten kunnen daar hun voordeel mee doen, al kan ik mij voorstellen dat dit, zeker in het begin, leidt tot verwarring bij de patiënt over wat nu goede zorg is. De toegenomen aandacht voor kwaliteit en de openbaarmaking van kwaliteitsinformatie zullen er uiteindelijk toe leiden dat instellingen de kwaliteit van zorg verbeteren.
Is dit niet gewoon een reclameinstrument van CZ? Zo neen, waarom niet?
Zie antwoord vraag 1.
Hebben de tien ziekenhuizen die volgens CZ onvoldoende scoren al eerder te maken gehad met de Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ)? Hoe gevaarlijk zijn de uitgevoerde operaties in deze ziekenhuizen? Heeft de IGZ daar mortaliteits- en morbiditeitsgegevens over die een dergelijke brandmerking rechtvaardigen? Hoe geloofwaardig is het als CZ de blaasverwijderingsoperaties in een ziekenhuis onvoldoende noemt en daardoor dit ziekenhuis niet meer contracteert, terwijl de IGZ dit ziekenhuis niet verder onderzoekt of heeft onderzocht? Is een blaasverwijderingsoperatie in een van deze ziekenhuizen veilig of niet?
De behandeling van blaaskanker behoort tot de groep zogenaamde «hoog risico/ laag volume» verrichtingen. Ten aanzien van deze en andere ingrepen worden pas de laatste jaren afspraken gemaakt over het minimumaantal ingrepen dat een ziekenhuis zou moeten uitvoeren. Duidelijk is dat het frequenter uitvoeren van bepaalde, met name complexe, ingrepen de kans op extra risico’s doet afnemen.
In Nederland zijn relatief weinig patiënten waarbij een blaasverwijderingsoperatie wordt uitgevoerd. Het gevolg hiervan is dat de uitkomstdata van blaaskankerbehandelingen op instellingsniveau voor de IGZ niet geschikt zijn om op dat niveau uitspraken te doen over de kwaliteit van deze behandeling. Dat geldt ook voor de tien ziekenhuizen die in 2012 niet door zorgverzekeraar CZ gecontracteerd worden. De indeling van ziekenhuizen in deze categorie door zorgverzekeraar CZ heeft dan ook primair betrekking op het aantal uitgevoerde operaties per jaar en niet op mortaliteits- en morbiditeitsgegevens. Bij IGZ zijn met betrekking tot deze behandeling door de desbetreffende 10 ziekenhuizen, geen klachten of meldingen bekend.
De IGZ onderschrijft het standpunt dat concentratie van kennis, ervaring en (technische) faciliteiten de kans op ernstige complicaties zal verminderen en bijgevolg de kwaliteit van zorg kan vergroten. Het gaat immers om een technisch complexe ingreep die veel ervaring vraagt.
Herinnert u zich de antwoorden op eerdere vragen over een soortgelijke ranglijst door zorgverzekeraar Achmea?2 Staat u nog steeds op het standpunt dat zorgaanbieders zelf in eerste instantie verantwoordelijk zijn voor goede en verantwoorde zorg? Bent u van mening dat in Nederland alle aangeboden zorg per definitie goed en verantwoord dient te zijn en dat de IZG dat controleert?
Zorgaanbieders zijn in de eerste plaats zelf verantwoordelijk om te bepalen wat verantwoorde zorg is. Zoals in het antwoord op de vragen 1 en 4 is aangegeven past het binnen het huidige zorgverzekeringsstelsel en de Zorgverzekeringswet dat zorgverzekeraars zorg inkopen op basis van eigen kwaliteits- en doelmatigheidseisen. De IGZ beoordeelt of de geleverde zorg verantwoord is en toetst dat aan de professionele standaard. Met het Kwaliteitsinstituut wordt een extra impuls gegeven aan de transparantie van kwaliteitsinformatie.
Er kunnen, gegeven ieders verantwoordelijkheid, verschillen en overeenkomsten bestaan tussen de normen voor verantwoorde zorg die de IGZ hanteert en de kwaliteits- en doelmatigheidseisen die verzekeraars bij zorginkoop stellen. Beide maatstaven zijn immers ontwikkeld voor verschillende doeleinden, te weten toezicht en zorginkoop. Mede gelet op mijn antwoord op de vragen 1 en 4 zie ik geen reden om met zorgverzekeraars de afspraak te maken dat zij moeten afzien van het opstellen en publiceren van scorelijsten van ziekenhuizen. Integendeel, ik juich het toe dat zorgverzekeraars steeds kritischer worden over de kwaliteit van de in te kopen zorg.
Deelt u nog steeds de mening dat niet de kwantiteit of het «volume» van een medische verrichting doorslaggevend is voor het vaststellen van kwaliteit maar eerder zaken als uitkomst van de behandeling en overlevingskans van de patiënt?2
Zie antwoord vraag 2.
Vindt u niet dat de IGZ de instantie is die op basis van de wetenschap vormgegeven door de medische beroepsgroepen moet bepalen wat de norm is waaraan ziekenhuizen moeten voldoen? Wordt het niet chaos als vandaag een zorgverzekeraar en morgen de IGZ op basis van verschillende normen gaat bepalen wat voldoende kwaliteit van zorg is? Zo neen, kunt u dit toelichten?
Zie antwoord vraag 6.
Bent u bereid de IGZ deze rol te geven en met de commerciële zorgverzekeraars de afspraak te maken dat zij afzien van het maken van dergelijke lijstjes om elke schijn van belangenverstrengeling te voorkomen?
Zie antwoord vraag 6.
Is het niet zo dat als de IGZ haar werk goed doet, dergelijke acties van zorgverzekeraars overbodig worden? Zo neen, waarom niet?
Zie antwoord vraag 6.
Bent u bereid de beroepsverenigingen en ziekenhuizen in samenspraak met de IGZ aan te sporen en goede voorwaarden te scheppen om te komen tot een goede gevalideerde morbiditeits- en mortaliteitsregistratie bij ingewikkelde operaties met een grotere kans op morbiditeit en mortaliteit? Zo neen, waarom niet? Zo ja, welke stappen gaat u ondernemen?
Het registreren van gegevens over de uitkomsten van zorg door beroepsgroepen is een vereiste dat voortvloeit uit de Kwaliteitswet Zorginstellingen. Het is, gelet op de relatief kleine patiëntenaantallen per instelling, niet mogelijk om over morbiditeit en mortaliteit betrouwbare uitspraken op instellingsniveau te doen.
Het is primair de rol van de beroepsgroepen, daartoe gesteund door ondermeer de IGZ en zorgverzekeraars, om te bezien welke kengetallen er naast volumenormen voor het aantal verrichtingen in de professionele standaarden opgenomen moeten worden.
Het bericht dat de "sloopchirurg" gewoon zijn gang kan gaan |
|
Karen Gerbrands (PVV) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Sloopchirurg kan zijn gang gaan»?1
Ja.
Deelt u de mening, dat het onbestaanbaar is dat de Inspectie voor de Gezondheidszorg deze 300 zaken niet aanhangig maakt bij het tuchtcollege en dat dr. de B. steeds niet is doorgehaald in het artsenregister?
De maatregelen die de Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ) treft zijn primair gericht op het waarborgen van de kwaliteit van zorg en patiëntveiligheid.
De betrokken orthopeed is sinds april 2010 niet meer werkzaam en de IGZ heeft met hem afspraken gemaakt dat hij zijn werkzaamheden niet zal hervatten. Daarop houdt de IGZ strikt toezicht en heeft daartoe regelmatig contact met hem. Naar het oordeel van de inspectie is de patiëntveiligheid dan ook niet in gevaar.
De inspectie volgt het onderzoek dat het Waterlandziekenhuis thans verricht in deze zaak op de voet en ziet daarbij, conform mijn toezegging gedaan in het Algemeen Overleg over de IGZ van 13 januari jl., ook toe op het voorspoedig verlopen van de nazorgverplichtingen die het ziekenhuis heeft tegenover betrokken patiënten.
Naast het onderzoek van Waterlandziekenhuis naar het functioneren van de orthopeed onderzoekt de IGZ zelf op dit moment de in totaal zes meldingen die de inspectie inmiddels over de orthopeed heeft ontvangen.
Als tijdens of na afronding van deze onderzoeken het voor de IGZ vast komt te staan dat er sprake is van disfunctioneren van de betrokken orthopeed, dan zal de IGZ passende maatregelen nemen. Dat kan het starten van een tuchtrechtelijke procedure zijn, maar de IGZ kan bijvoorbeeld ook besluiten om het onderzoek over te dragen aan het Openbaar Ministerie in het geval er mogelijke strafbare feiten naar voren zijn gekomen tijdens het onderzoek.
Naar het functioneren van de orthopeed lopen thans dus onderzoeken bij enerzijds het Waterlandziekenhuis waar de orthopeed werkzaam was en anderzijds bij de inspectie zelf. Aangezien de inspectie er strikt op toeziet dat de orthopeed zijn werk niet hervat, sta ik achter het oordeel van de inspectie dat bescherming van de patiëntenzorg gewaarborgd is. De door de IGZ genomen maatregelen zijn naar mijn oordeel proportioneel en effectief.
Deelt u voorts de mening de reactie van de Inspectie, die stelt dat de chirurg niet opereert zolang de klachten tegen hem nog niet zijn afgehandeld, nogal slapjes is en hij in principe nog steeds elders aan de slag kan als chirurg?
Zie antwoord vraag 2.
Wat is uw mening over de reactie van het Waterlandziekenhuis, waar dr. de B. werkte, dat zegt begrip te hebben voor de reactie van Zorgbelang, maar toch zegt te kiezen voor «zorgvuldigheid, juist in het belang van de patiënten? Wat is het signaal dat hiermee afgegeven wordt aan de ruim 300 gedupeerden met ernstige klachten?
Ik deel de mening dat zorgvuldigheid in deze zeer belangrijk is. Zowel richting de betrokken patiënten maar ook richting de orthopeed. Iedere klager of melder heeft er recht op dat alle aspecten van zijn of haar klacht uiterst grondig worden onderzocht. Al de klachten zijn en worden in het kader van de klachtenprocedure binnen het ziekenhuis behandeld waarbij ook externe deskundigheid betrokken wordt. Vervolgens wordt in het kader van hoor en wederhoor de betrokken specialist zelf om een reactie gevraagd, alvorens de klachtencommissie tot een oordeel komt. Ik benadruk dat de betrokken orthopeed actief en constructief meewerkt aan de lopende onderzoeken van zowel de IGZ als van het Waterlandziekenhuis zelf.
Welke actie gaat u ondernemen om ervoor te zorgen dat deze arts nooit meer een operatie uitvoert?
Zie mijn antwoord op vraag 2.
Overstapproblemen in het OV |
|
Jacques Monasch (PvdA) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Losse buskaartjes stuk duurder in Westland»?1
Ja.
Is het waar dat de prijzen van losse buskaartjes in het Westland na de afschaffing van de strippenkaart fors zijn gestegen?
De tarieven van het openbaar vervoer in het Westland zijn een verantwoordelijkheid van het Stadsgewest Haaglanden. Ik heb uw vragen dan ook uitgezet bij de regiobestuurder, die namens de regio het openbaar vervoer in zijn portefeuille heeft. Dit geldt dus ook voor de prijzen van de losse buskaartjes, de zogenaamde papieren ritkaartjes. Het Stadsgewest Haaglanden heeft mij laten weten dat de papieren ritkaartjes nieuw zijn in het assortiment en bedoeld zijn voor de enkele reiziger die nog niet beschikt over een OV Chipkaart. De bevoegdheid voor het introduceren van «eigen kaartjes» had het Stadsgewest overigens ook in het strippenkaarttijdperk.
De strippenkaart (zowel in de voorverkoop als in de bus) is sinds 19 mei 2011 in het Stadsgewest Haaglanden afgeschaft. Zoals u weet heeft de onafhankelijke commissie Kist positief getoetst op de kostenneutrale overgang voor de totaliteit van de reizigers. De prijs van de papieren ritkaartjes is ook onderdeel geweest van de toets van de Commissie Kist. Voorts geldt de afspraak over een jaar tariefrust, die ik in het belang van de reiziger heb gemaakt met de decentrale overheden, voor alle tarieven, dus ook voor de papieren ritkaartjes. De tarieven zoals die zijn vastgesteld op het moment van het afschaffen van de strippenkaart, mogen vervolgens een jaar lang niet verhoogd worden, behoudens de indexering die door mijn ministerie wordt vastgesteld.
Volgens het Stadsgewest is de overgang naar de OV-chipkaart in de regio zonder problemen verlopen. Het Stadsgewest Haaglanden heeft mij laten weten dat bij de overgang naar de OV-chipkaart bewust is gekozen voor een eenvoudig tariefsysteem voor het geval de reiziger toch een los papieren kaartje in de bus wil kopen. De reiziger kan dan bij de chauffeur een papieren ritkaartje kopen dat uitsluitend geldig is voor 1 enkele rit. Afhankelijk van de lengte van de rit kost dit papieren ritkaartje € 3,50 (korte trajecten) of € 7,00 (lange trajecten).
Het Stadsgewest Haaglanden heeft mij laten weten dat het tarief van het papieren ritkaartje relatief hoog is in vergelijking tot de prijs van de rit indien met de OV-chipkaart wordt gereisd, en ook hoger in vergelijking tot het tarief van de strippenkaart wagenverkoop voordat deze per 19 mei 2011 werd afgeschaft. Het Stadsgewest Haaglanden geeft aan dat zij heeft ingestemd met dit voorstel van vervoerder Veolia, om daarmee het kopen van een kaartje in de bus te ontmoedigen; ook het reizigersoverleg ROCOV Haaglanden heeft hierover positief geadviseerd. Volgens het Stadsgewest Haaglanden zijn de communicatie-inspanningen er dan ook op gericht om reizigers te verleiden tot het aanschaffen en het gebruiken van een OV-chipkaart. Het Stadsgewest Haaglanden is van mening dat als meer reizigers gebruik maken van de OV-chipkaart, de chauffeur over minder kasgeld in de bus beschikt, hetgeen de veiligheid verhoogt. Tevens verloopt de busrit vlotter.
Wat is uw oordeel over de situatie waarbij de vervoerders Veolia en HTM allebei hun eigen kaartjes verkopen en reizigers die moet overstappen tussen de bedrijven een nieuw kaartje moeten kopen?
Deze situatie doet zich niet voor indien de reiziger reist met de OV-chipkaart. De reiziger reist met de OV-chipkaart voordeliger dan met het papieren ritkaartje en er kan overgestapt worden tussen de vervoersbedrijven binnen 35 minuten zonder dat er opnieuw een basistarief (ook wel opstaptarief genoemd) moet worden betaald.
Bent u met ons van mening dat de OV-chipkaart is bedoeld om het Openbaar Vervoer makkelijker te maken en dat busreizigers in het Westland nu duurder uit zijn én meer problemen ondervinden dan in de rest van de regio door het afschaffen van de strippenkaart?
De mening dat de OV-chipkaart bedoeld is om het Openbaar Vervoer makkelijker te maken deel ik. Met de OV-chipkaart is het niet nodig om de dure losse papieren buskaartjes die alleen voor 1 rit geldig zijn, aan te schaffen. Ook in het Westland kunnen reizigers met de OV-chipkaart reizen, ongeacht de vervoerder. Bij overstappen met de OV-chipkaart binnen 35 minuten ondervindt de reiziger geen enkel nadeel; het basistarief van € 0,79 wordt dan niet opnieuw in rekening gebracht, ook niet als dit een overstap betreft tussen verschillende stads- en streekvervoerders. Zie ook het antwoord op vraag 2.
De oplopende spanningen tussen Azerbeidzjan en Armenië |
|
Frans Timmermans (PvdA) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht over de oplopende spanningen tussen Azerbeidzjan en Armenië?1
Ja.
Deelt u de mening dat het zorgwekkend is te moeten constateren dat beide landen een stevig militair apparaat aan het opbouwen zijn om het conflict over Nagorno-Karabach de enclave mogelijk op deze wijze uit te vechten?
Nederland blijft bezorgd over het risico van escalatie van het conflict over Nagorno-Karabach. Het is belangrijk dat alle partijen zich onthouden van agressieve retoriek en een lokale wapenwedloop wordt voorkomen. Ik betreur de slachtoffers van de regelmatig terugkerende schietincidenten aan de administratieve grenzen van het conflictgebied. Het conflict staat democratische ontwikkelingen in beide landen in de weg doordat het de binnenlandspolitieke agenda teveel domineert. Bovendien vertraagt het de verbetering van de Turks-Armeense relatie, omdat Turkije voor een verbetering de oplossing van het conflict Nagorno-Karabach als voorwaarde stelt.
Deelt u de mening van de presidenten van de lidstaten van de Minsk Group van de Organisatie voor Veiligheid en Samenleving in Europa (OVSE) dat de tijd is aangebroken om tot een vreedzame oplossing van dit conflict te komen?2 Indien ja, op welke wijze zal Nederland hier een rol in spelen?
Ik steun de gezamenlijke verklaring tijdens de G-8 top in Deauville van de drie presidenten van de landen die als co-voorzitters van de OVSE-Minsk groep optreden. De presidenten hebben hiermee een krachtig signaal afgegeven dat de huidige status quo niet acceptabel is en dat gebruik van geweld om een oplossing te forceren sterk zal worden veroordeeld.
Nederland steunt de inspanningen van de Minsk-groep. De Minsk-groep heeft voorstellen gedaan, die een gepaste en gebalanceerde basis vormen om tot een akkoord te komen. De komende maand zijn verschillende besprekingen voorzien tussen betrokken partijen, in de hoop dat op 24 juni a.s. tijdens een bijeenkomst in Kazan (Rusland), op instigatie van de Russische president Medvedev, de presidenten van Azerbeidzjan en Armenië reële voortgang kunnen boeken. Hoewel de EU geen deel uitmaakt van de Minsk-groep, zal zij bij de uitwerking van een akkoord een belangrijke rol kunnen en moeten vervullen waar het wederopbouw betreft. Nederland zal zowel bilateraal als in multilateraal verband blijven aandringen op een vreedzame oplossing van het conflict.
Kunt u toelichten of Nederland een actieve rol op zich neemt als het gaat om de mensenrechtensituatie in Azerbeidzjan respectievelijk Armenië? Indien ja,op welke wijze wordt hier uitvoering aan gegeven?
De dialoog met beide landen over democratie en mensenrechten maakt onderdeel uit van het Oostelijke Partnerschap van de EU. Ook in de onderhandelingen over een associatieakkoord staat respecteren van mensenrechten voortdurend op de agenda. In hun gesprekken met autoriteiten wijzen hoge vertegenwoordigers van de EU op de verplichtingen die beide landen in internationaal kader, zoals de OVSE en de Raad van Europa, reeds op zich hebben genomen. Waar gewenst staat het EU-instrumentarium ter beschikking om de landen te ondersteunen bij hervormingen op dit gebied. Binnen de EU speelt Nederland een actieve rol om de invulling van deze agenda maximaal te beïnvloeden. Tevens ontplooit Nederland bilaterale initiatieven ter ondersteuning van democratische hervormingen in beide landen en wordt de mensenrechtensituatie in de bilaterale contacten structureel opgebracht.
Wat is de Nederlandse opstelling ten aanzien van media- en persvrijheid in beide landen? Speelt Nederland een actieve rol om media- en persvrijheid te bevorderen in beide landen? Indien ja, op welke wijze? Zo nee, waarom niet?
De ontwikkelingen in beide landen met betrekking tot media- en persvrijheid laten een gemengd beeld zien en vragen om blijvende aandacht en betrokkenheid. Ik heb de voortijdige vrijlating van gewetensgevangenen in beide landen verwelkomd. Tegelijkertijd zijn de recente arrestaties van jonge activisten rond demonstraties in Azerbeidzjan reden tot zorg. De EU heeft dit in verklaringen expliciet kenbaar gemaakt. Nederland ondersteunt dergelijke interventies. In gesprekken met de Azerische regering heeft Nederland aangegeven dat verbetering van de mensenrechtensituatie van belang is. In Armenië speelt Nederland met beperkte middelen een actieve rol om media- en persvrijheid te bevorderen. Zo hebben recente projecten bijgedragen aan het opbouwen en versterken van onafhankelijke online media, regionale media en de capaciteit van onderzoeksjournalistiek.
Bent u bereid dit conflict- indien de onderhandelingen tijdens een geplande bijeenkomst in juni 2011 te Kazan spaak lopen – rechtstreeks of in EU-verband ter sprake te brengen? Zo ja, op welke wijze zult u dit doen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord bij vraag 3.
Het bericht dat tolken bij artsenbezoek niet meer worden vergoed |
|
Khadija Arib (PvdA) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van het bericht dat tolken bij artsenbezoek niet meer worden vergoed?1
Ja
Deelt u de mening dat communicatie in de gezondheidszorg van cruciaal belang is zowel bij het vaststellen van de diagnose als bij de behandeling? Zo ja, op welke manier denkt u dit probleem voor de groep mensen die de taal niet beheersen maar wel afhankelijk zijn van zorg, op te lossen zonder tolk?
Ik onderschrijf dat communicatie van belang is zowel bij het vaststellen van de diagnose als bij de behandeling. Dat neemt niet weg dat patiënten/cliënten (of hun vertegenwoordigers) zelf verantwoordelijk zijn voor het machtig zijn van de Nederlandse taal. Uitgangspunt is dat de patiënt/cliënt zelf dient te zorgen voor de inzet van een tolk indien dat nodig wordt geacht. Afhankelijk van de situatie en de aard van het gesprek kan dit een professionele tolk zijn maar ook een tolk uit het eigen netwerk van de patiënt.
Deelt u de mening dat met het afschaffen van de vergoeding van tolk- en vertaaldiensten een drempel in de zorg wordt opgeworpen die de toegang tot de zorg voor bepaalde kwetsbare groepen in de maatschappij belemmert? Zo ja, welke middelen staan u ter beschikking om hier wat aan te doen? Zo nee, waarom niet?
Alle verzekerden hebben recht op alle zorg uit de Zvw en de AWBZ ongeacht of zij de Nederlandse taal machtig zijn. De toegang tot deze zorg wordt door het afschaffen van de centrale vergoeding van tolk- en vertaaldiensten niet belemmerd.
Hoe verhoudt deze bezuinigingsmaatregel zich tot het principe zoals vastgelegd in de Wet geneeskundige behandelingovereenkomst (WGBO) dat de patiënt recht heeft op informatie van de hulpverlener, en dat de patiënt toestemming moet geven voor een medische behandeling? Met andere woorden, welke gevolgen heeft het afschaffen van de vergoeding van tolk- en vertaaldiensten voor het zelfbeschikkingsrecht van de patiënt dat ten grondslag ligt aan artikel 7:448, lid 1 jo. 7:450, lid 1 BW (WGBO)?
Deze maatregel heeft geen gevolgen voor het zelfbeschikkingsrecht. Patiënten/cliënten (of hun vertegenwoordigers) zijn zelf verantwoordelijk voor het machtig zijn van de Nederlandse taal. Indien het nodig wordt geacht dan kan de patiënt/cliënt zelf zorgen voor de inzet van een tolk.
Deelt u de mening dat tolken door iemand uit de naaste omgeving van een patiënt een deugdelijke behandeling wegens privé aangelegenheden die de gezondheid van de patiënt zelf betreffen in de weg kan staan? Kunt u zich in dat verband situaties voorstellen waarin het juist onacceptabel is dat iemand uit de naaste omgeving tolkt denk aan hiv, kanker, abortus enz.? Zo ja, bent u voornemens in dat verband maatregelen te treffen? Zo nee, waarom niet?
De noodzakelijkheid van de inzet van een professionele tolk verschilt per individuele situatie en de aard van het gesprek. Ik kan mij situaties voorstellen waarbij een tolk uit de naaste omgeving niet wenselijk is. In dit soort situaties kan de patiënt/cliënt op eigen kosten een professionele tolk inhuren.
Klopt het dat het in Engeland verboden is om familieleden van patiënten in te schakelen als informele tolk? Zo ja, hoe denkt u daarover?
Ik heb geen aanwijzingen dat in Engeland een wettelijk verbod geldt voor het inzetten van familieleden als tolk. Ik ben geen voorstander van een algemeen verbod om familieleden van patiënten in te schakelen als informele tolk. De wenselijkheid daarvan verschilt per situatie.
Deelt u de mening dat de aangekondigde bezuiniging op tolk- en vertaaldiensten indruist tegen de zogenoemde veldnormen over de inzet van tolken in de zorg, zoals opgesteld in 2005 op advies van de Inspectie voor de Gezondheidszorg?
In de huidige veldnormen, zoals in 2005 door het veld zelf opgesteld, wordt aangegeven dat bij voorkeur gebruik wordt gemaakt van een professionele tolk. De professionele tolk kan nog steeds worden ingezet. Dit past binnen de veldnorm en kan moeilijke en tijdrovende behandelprocedures voorkomen. Uitgangspunt is dat de patiënt/cliënt zelf verantwoordelijk is voor de financiering van de professionele tolk.
Onderschrijft u de stelling dat het afschaffen van de vergoeding voor tolk- en vertaaldiensten in de zorg kan leiden tot moeilijke en tijdrovende behandelprocedures en dus kostenverhogend zal werken? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 7.
Het bericht "Utrecht zet plan voor legale wietteelt toch door" |
|
Coşkun Çörüz (CDA), Sabine Uitslag (CDA) |
|
Fred Teeven (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van het bericht «Utrecht zet plan voor legale wietteelt toch door»?1
Ja.
Herinnert u zich de antwoorden op mondelinge vragen tijdens het vragenuur van 15 maart 2011 waarbij u stellig afstand nam van het experiment in Utrecht? Staat u nog steeds achter uw standpunt?
Zie antwoord vraag 1.
Welke acties gaat u nu daadwerkelijk ondernemen nu Utrecht zich blijkbaar niks aantrekt van uw standpunt?
Ik heb mijn standpunt meermalen duidelijk naar voren gebracht, ondermeer in de brief over het drugsbeleid die ik recent aan de Tweede Kamer heb gezonden (Kamerstukken II 2010–2011, 24 077, nr. 259). Ook stelde ik eerder, zoals aangekondigd tijdens het mondeling vragenuur van 15 maart jl., de burgemeester van Utrecht en de hoofdofficier van justitie van dit standpunt op de hoogte. Ik ga ervan uit dat de lokale driehoek conform dit standpunt handelt.
De verwikkeling in een zaak van het Europees Arrestatiebevel |
|
Sharon Gesthuizen (GL) |
|
Fred Teeven (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Wat is uw reactie op het bericht dat een Nederlandse man die werd overgeleverd aan Polen gedurende zijn anderhalve dag durende transport naar de Poolse gevangenis geen eten en geen drinken heeft gehad?1
Met het oog op de beantwoording van de vragen heb ik de Poolse autoriteiten om informatie gevraagd. Desgevraagd hebben de Poolse autoriteiten mij meegedeeld dat betrokkene op 27 mei 2011 is overgebracht naar Polen op een vlucht die rond 12.00 uur vanaf Schiphol vertrok en om 15.25 aan kwam in Minsk Mazowiecki, in de nabijheid van Warschau. De beoogde landing op het vliegveld van Warschau bleek niet mogelijk wegens de tijdelijke sluiting ervan in verband met de aankomst van de president van de Verenigde Staten van Amerika. Betrokkene werd vanuit Minsk per politieauto, bestemd voor gedetineerdentransport, overgebracht naar een detentiecentrum van de politie in Warschau, alwaar hij om rond 20.30 uur aan kwam. Gedurende de vlucht heeft betrokkene gegeten van het voedsel dat hij bij zich had in zijn bagage. In Warschau kreeg hij avondeten aangeboden. De volgende morgen werd betrokkene ontbijt aangeboden en om 10.45 uur werd hij, opnieuw per politieauto, overgebracht naar de afdeling voor voorlopig gehechten van de gevangenis van Zlotów, op een afstand van 400 km van Warschau.
Deelt u de mening dat, als het mogelijk is dat medegevangenen of bewakers medicijnen van een gevangene stelen die noodzakelijk zijn in verband met een levensgevaarlijke kwaal, de situatie wat betreft de zorg voor de gezondheid van Nederlanders die worden overgeleverd aan Polen zeer te wensen overlaat? Hoe oordeelt u over het feit dat de gevangene, toen hij klachten kreeg als gevolg van het ontbreken van medicatie, gedurende meer dan 48 uur geen toegang kreeg tot een arts?
Desgevraagd hebben de Poolse autoriteiten mij meegedeeld, dat betrokkene gedurende zijn overbrenging zijn medicijnen had en dat hij tijdens zijn overbrenging naar Polen en daarna binnen Polen, noch na aankomst in Zlotów heeft geklaagd over diefstal van zijn medicijnen. Betrokkene is op 29 mei om 10.00 ’s-ochtends door een arts medisch onderzocht, waarbij hij zijn gezondheidsproblemen heeft kenbaar gemaakt. Hij heeft daarop ook medicijnen ontvangen ter behandeling van deze problemen.
Wat is uw reactie op de verklaring van de advocaat van de Nederlander over de video-opnamen van het gesprek tussen de gevangene en de advocaten de vallen onder de categorie geheimhoudersgesprek?2 Deelt u de mening dat video-opnamen van geheimhoudersgesprekken strijdig zijn met de regels betreffende een eerlijk proces en dat dit tevens strijdig is met de vertrouwelijkheid die geldt tussen geheimhouder en cliënt?
Desgevraagd hebben de Poolse autoriteiten mij meegedeeld dat er geen sprake is geweest van het maken van video-opnamen van betrokkene en zijn raadsman. De detentie-eenheid waar het overleg tussen betrokkene en zijn raadsman heeft plaatsgehad, is voorzien van een veiligheidscamera. Deze registreert uitsluitend beeld en geen geluid. De beelden worden niet opgeslagen. De zichtbare camera is ter plaatse aangebracht naar aanleiding van incidenten, te weten het gebruik van geweld van gedetineerden tegen hun raadsman en het binnenbrengen van drugs door raadslieden van gedetineerden.
Wat is uw reactie op de verklaring van de advocaat over de situatie van overbevolking in de Poolse gevangenis die niet verbeterd zou zijn sinds 1997?
Voor de situatie in Poolse gevangenissen verwijs ik naar mijn brief van 17 februari 2011, Kamerstukken II 2010/2011, 32 317, nr. 41.
Wat is uw oordeel over de situatie waarin een Nederlander wordt overgeleverd aan Polen ter zake twee van de in het totaal zes aanklachten (het specialiteitbeginsel), maar de behandelend rechter voorafgaand aan de inhoudelijke behandeling van de zaak reeds de mededeling doet dat hij ter zake de vier overige feiten (op grond waarvan de overlevering niet was toegestaan) een nieuw Europees Arrestatiebevel (EAB) zal uitvaardigen, met als gevolg dat het reizen van de reeds overgeleverde persoon onmogelijk wordt gemaakt en hetgeen in strijd is met het vertrouwensbeginsel? Wat is uw reactie op de opstelling van een rechter die het drukmiddel van een hoge borgsom inzet om de verdachte te bewegen alsnog toe te staan dat overige feiten op grond waarvan overlevering niet was toegestaan alsnog betrokken worden bij de behandeling? Deelt u de mening dat het onrechtmatig is om zaken waarvoor Nederlanders niet overgeleverd (kunnen) worden, alsnog bij een proces te betrekken na de overlevering? Bent u bereid om uit te zoeken hoe de gang van zaken in dit proces precies is geweest? Zo nee, waarom niet?
Desgevraagd hebben de Poolse autoriteiten mij meegedeeld, dat er geen aanwijzingen bestaan dat het Poolse gerecht voornemens is een nieuw EAB uit te vaardigen terzake van de feiten waarvoor de overlevering door de rechtbank Amsterdam is geweigerd. Evenmin is er aanleiding te veronderstellen dat de rechterlijke autoriteit het betalen van een borgsom als voorwaarde heeft gesteld aan de in vrijheidsstelling van betrokkene in ruil voor diens instemming met een vervolging in Polen voor feiten waarvoor de overlevering door de rechtbank Amsterdam is geweigerd. De borgsom is uitsluitend als voorwaarde aan de invrijheidsstelling van betrokkene verbonden. Betrokkene werd op 31 mei in vrijheid gesteld onder het betalen van een borgsom van 20 000 Poolse Zloty (ongeveer 5 000 Euro). Dit gebeurde in het verleden ook al een keer.
De Amerikaanse Foreign Account Tax Compliance Act |
|
Pieter Omtzigt (CDA) |
|
Frans Weekers (staatssecretaris financiën) (VVD) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van de Amerikaanse Foreign Account Tax Compliance Act (FATCA), die van alle financiële instellingen in de wereld, die direct of indirect met de VS zaken doen (en dus ook van alle Nederlandse financiële instellingen) vraagt van al hun klanten na te gaan of zij een Amerikaanse persoon zijn in de zin van FATCA of niet?
Ja.
Welke gegevens dienen deze instellingen jaarlijks aan de Amerikaanse overheid van bepaalde cliënten door geven om de 30% (straf)belasting te voorkomen?
De Nederlandse financiële instellingen die zaken doen met de Verenigde Staten zijn verplicht jaarlijks aan de Amerikaanse overheid, onder andere naam, adres, rekeningnummer en «U.S. Tax Identification Number» van Amerikaanse belastingplichtigen te overleggen alsmede de jaarlijkse inkomsten, uitgaven en het totale investeringsvolume. In vier publicaties1 heeft de Internal Revenu Service (de IRS) FATCA verder uitgewerkt en aangegeven aan welke vereisten de rapportage moet voldoen. Het is de bedoeling dat alle financiële instellingen een overeenkomst aangaan met de IRS waarin jaarlijkse rapportage afspraken worden vastgelegd. Als niet wordt voldaan aan de vereisten van FATCA (inclusief de publicaties), moet een 30% bronheffing worden ingehouden op inkomsten en opbrengsten van bepaalde interest- en dividend genererende vermogenstitels afkomstig uit de Verenigde Staten (VS), zoals obligaties of aandelen.
Is deze wet in overeenstemming met het belastingverdrag tussen de Verenigde Staten en Nederland?
FATCA is aangenomen met het doel belastingontwijking door Amerikaanse belastingplichtigen te voorkomen. De Amerikaanse overheid wil voorkomen dat Amerikaanse cliënten vermogen in het buitenland onderbrengen (waaronder op buitenlandse rekeningen) met het doel dit buiten het zicht van de IRS te houden. De VS bezit net als elk ander land autonomie ten aanzien van het invoeren van nationale wetgeving. FATCA is aangenomen en zal vanaf 1 januari 2013 gefaseerd in werking treden. Tijdens het Algemeen Overleg (AO) over de Notitie Fiscaal Verdragsbeleid 2011 van 8 juni jongstleden heb ik aangegeven dat ik in april uitgebreid gesproken heb met de «US Department of the Treasury» over oplossingen voor de problematiek die ten grondslag ligt aan FATCA. De Europese Commissie (EC) heeft namens de lidstaten een voorstel neergelegd om tegemoet te komen aan de vereisten die zijn neergelegd in FATCA. De EC stelt voor om aansluiting te zoeken bij en gebruik te maken van de bestaande systematiek van de spaartegoedenrichtlijn. Op deze manier zouden de extra administratieve- en financiële lasten voor de financiële instellingen beperkt kunnen blijven. Nederland ondersteunt het initiatief van de EC en ik heb dit nogmaals bevestigd in mijn eerder genoemde gesprek over FATCA tijdens mijn bezoek aan de VS. De VS heeft aangegeven eerst het overleg met de EU te willen voeren. Als dat niet tot het gewenste resultaat leidt, ligt verder bilateraal overleg met Nederland in de rede. Met de fiscale autoriteiten van de VS is ook afgesproken dat in dat geval op bilateraal niveau zal worden gezocht naar oplossingen voor eventueel resterende knelpunten. In dat kader zou dan ook FATCA in relatie tot het belastingverdrag aan de orde kunnen komen. In de – naar verwachting beperkte – situaties dat FATCA zou kunnen leiden tot knelpunten in relatie tot het belastingverdrag tussen Nederland en de VS, zal Nederland dit bij de VS onder de aandacht brengen. Als wordt voldaan aan de vereisten van FATCA, gelden volgens de VS de gebruikelijke teruggaafprocedures teneinde de verdragsvoordelen te verkrijgen.
Overtreden Nederlandse banken of andere financiële instellingen de Wet op de bescherming persoonsgegevens of andere privacywetgeving indien zij gegevens van klanten doorgeven aan de Amerikaanse overheid?
Aangezien de Europese Commissie dit punt al aan het onderzoeken is, wil ik eerst de uitkomst van dat onderzoek afwachten.
Bent u bereid om aan het College bescherming persoonsgegevens een advies te vragen of deze regelgeving in overeenstemming is met de Nederlandse wetgeving, zoals die toch geldt tussen (rechts)personen in Nederland?
Zie antwoord vraag 4.
Klopt het dat Nederlandse financiële instellingen, zoals pensioenfondsen, beleggingsfondsen, banken en verzekeraars, de facto gedwongen zullen worden al hun cliënten individueel te vragen of zij Amerikaans zijn in de zin van de Amerikaanse FATCA wetgeving?
De Nederlandse financiële instellingen zullen op basis van FATCA genoodzaakt zijn een systeem in te voeren dat identificatie van Amerikaanse cliënten mogelijk maakt. In hoofdlijnen kunnen de financiële instellingen al hun klanten identificeren op basis van de «know-your-customer» vereisten. Echter, FATCA kent andere vereisten ten aanzien van de rapportage ten opzichte van de rapportagevereisten die van kracht zijn op basis van de huidige wet- en regelgeving.2 Dat zorgt er voor dat de financiële instellingen genoodzaakt zijn hun systemen aan te passen om te kunnen voldoen aan de vereisten die zijn neergelegd in FATCA.
Indien een persoon deze vraag niet beantwoordt of niet wenst te beantwoorden, is de financiële instelling dan gerechtigd om 30% van de renteopbrengsten c.q. vermogensopbrengsten in te houden en die af te dragen aan de Amerikaanse overheid? Zo dat het geval is, op basis van welke Nederlandse wetgeving is een financiële instelling gerechtigd om dat te doen? Of is een wettelijke basis niet vereist voor het opleggen van een belasting?
De Verenigde Staten heeft bij het niet voldoen aan de vereisten die zijn opgenomen in FATCA, aangegeven dat er een heffing volgt van 30% over bronnen afkomstig uit de VS. Deze heffing is opgenomen in de nationale wetgeving van de VS en zal via de fiscale systematiek van een bronheffing worden opgelegd. De financiële instellingen zullen deze bronheffing moeten toepassen op basis van de nationale wetgeving van de VS en de contractuele relatie die de financiële instellingen aangaan met de IRS. Aangezien de Nederlandse financiële instellingen dus een Amerikaanse belasting moeten inhouden en afdragen, is een Nederlandse wettelijke basis daarvoor niet vereist. Het inhouden en afdragen van een buitenlandse bronbelasting vloeit immers niet voort uit de Nederlandse (belasting)wetgeving.