Het bericht dat een frauderende psychiater een doorstart wil maken |
|
Renske Leijten |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Klopt het bericht dat de psychiater die wordt verdacht van miljoenenfraude met Persoonsgebonden Budgetten (PGB’s) binnen een week na zijn voorlopige vrijlating een doorstart van zijn praktijk probeert te maken?1
Ja, dat bericht klopt. Inmiddels is de tweede psychiater die wordt verdacht van dezelfde strafbare feiten ook voorlopig in vrijheid gesteld. In de onderstaande beantwoording ga ik in op de situatie rond beide psychiaters.
Hoe kan het dat iemand die wordt verdacht van grootschalige fraude met zorggeld tot de behandeling van zijn zaak gewoon in de zorg werkzaam kan blijven?
Hieronder zet ik eerst uiteen wat de Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ) kan doen in dergelijke zaken, wat er is gedaan en waarom. Vervolgens geef ik aan wat het Openbaar Ministerie (OM) kan doen in gevallen waarin een arts art. 96 van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg (Wet BIG) overtreedt.
Wat kan de IGZ doen?
De IGZ doet een inspectieonderzoek bij dergelijke signalen waarbij zij nagaat of er sprake is van randvoorwaarden voor het leveren van verantwoorde zorg. De IGZ toetst daarbij de praktijkvoering en het handelen van een beroepsbeoefenaar aan wettelijke voorwaarden (waaronder tuchtnormen) en aan veldnormen en gedragscodes.
De IGZ kan een zaak aanhangig maken bij een regionaal tuchtcollege als er sprake is van overtreding van de tuchtnormen uit de Wet BIG. Op grond van het tuchtrecht kan in het zwaarste geval een arts het recht om zijn beroep uit te oefenen worden ontzegd. Een spoedbehandeling kan gevraagd worden als er gevaar dreigt voor de individuele gezondheidszorg van andere patiënten.
Tevens kan de IGZ een bevel uitvaardigen indien een beroepsbeoefenaar de verplichting tot het leveren van verantwoorde zorg aantoonbaar niet of onvoldoende heeft nageleefd. Bij overtreding van het bevel kan bestuursdwang worden toegepast. Een bevel is met name geschikt als er sprake is van een tekortkoming in de kwaliteit van de praktijkvoering die directe gevolgen heeft voor de patiëntveiligheid en die snel verbeterd kan en moet worden.
Ten slotte kan de IGZ op basis van de informatie uit haar toezichtbezoeken oordelen dat er een noodzaak is tot het stellen van voorwaarden aan de uitvoering van de zorgverlening om te borgen dat deze verantwoord wordt uitgevoerd.
Eén psychiater kondigde na zijn schorsing uit voorlopige hechtenis op de website van zijn praktijk aan zijn werkzaamheden te willen hervatten. De IGZ heeft deze psychiater aangezegd zich te onderwerpen aan een inspectieonderzoek, mede in verband met het ingrijpende karakter van het strafrechtelijk onderzoek en zijn voorarrest. Beoordeeld is of er omstandigheden zijn die verantwoorde zorgverlening in de weg staan. Het resultaat van dat inspectieonderzoek was dat die omstandigheden er niet zijn. De psychiater is bereid zich volledig te onderwerpen aan supervisie en hij stelt zich toetsbaar op. Hij heeft toegezegd alle te stellen voorwaarden aan verantwoorde zorg te zullen naleven. De IGZ zal toezien op die naleving.
De andere psychiater, die eveneens in voorarrest heeft gezeten, heeft van de IGZ een aangetekend schrijven ontvangen waarin hem is aangezegd zich aan toezicht te onderwerpen. Dit leverde geen reactie op. De IGZ heeft geconstateerd dat deze psychiater zich niet, of onvoldoende, toetsbaar opstelt voor de IGZ en is daarom overgegaan tot het geven van een bevel op grond van de Wet BIG, op basis waarvan hij geen werkzaamheden mag uitvoeren als arts, psychiater of psychotherapeut. Als grond voor het bevel is aangevoerd dat de IGZ, zonder mogelijkheid van toetsing van de persoon en zijn praktijk, onvoldoende redenen heeft om aan te nemen dat hij verantwoorde zorg kan leveren. De advocaat van deze psychiater heeft inmiddels aangekondigd dit bevel en de aangevoerde grond te zullen aanvechten bij de voorzieningenrechter. Die zal op korte termijn uitspraak doen over de houdbaarheid van het standpunt van de IGZ.
Er is sprake van een verdenking van fraude, een strafbaar feit. Die verdenking van fraude moet op basis van de door het openbaar ministerie onderzochte en tenlastegelegde feiten door de strafrechter beoordeeld worden. De strafrechter kan de verdachten veroordelen. De IGZ kan niet vooruitlopen op een strafrechtelijke veroordeling, immers het principe van de rechtsstaat is dat iemand onschuldig is tot het moment dat hij is veroordeeld.
Maatregelen (tuchtrecht of bevel) inzetten uitsluitend op basis van de verdenking van het plegen van een strafbaar feit, en dus vooruitlopend op de beoordeling van die feiten door de strafrechter, met het verstrekkende doel om de volledige beperking van de beroepsuitoefening te bereiken, acht de IGZ niet kansrijk. Alleen als de IGZ kan aantonen dat er sprake is van niet verantwoorde zorgverlening kunnen beroepsbeperkende maatregelen worden opgelegd. Zoals hiervoor is aangegeven, heeft onderzoek van de IGZ aangetoond dat geen sprake is van niet verantwoorde zorgverlening. Het weigeren van IGZ-toezicht door de tweede psychiater heeft de IGZ wel als zodanig aangemerkt.
In artikel 96 Wet BIG is het strafbaar gesteld om als niet-gekwalificeerde handelingen te verrichten die schade aan de gezondheid van anderen veroorzaken dan wel een aanmerkelijke kans op deze schade opleveren. Als sprake is van verdenking van overtreding van artikel 96 Wet BIG is de officier van justitie – bij het bestaan van ernstige bezwaren en indien de bescherming van de volksgezondheid dit dringend vordert – bevoegd de verdachte te bevelen zich van bepaalde handelingen te onthouden. De officier van justitie kan van deze bevoegdheid alleen gebruik maken zolang de behandeling ter terechtzitting nog niet is begonnen en de IGZ is gehoord.
De betrokken psychiaters worden verdacht van fraude maar niet van overtreding van artikel 96 van de Wet BIG. De verdachte psychiaters zijn beide BIG-geregistreerd. Voor artikel 96 Wet BIG is vereist dat de betrokken psychiaters buiten hun deskundigheidsgebied zijn getreden. Daarvan is in casu geen sprake. Voorts is in dit geval niets gebleken van (een aanmerkelijke kans op) schade aan de gezondheid van anderen.
Wat is de stellingname van de Fiscale Inlichtingen- en Opsporingsdienst (FIOD) en het Openbaar Ministerie (OM) inzake de mogelijke doorstart van deze psychiater?
De stellingname van het OM en de FIOD in deze is dat het beoordelen of de nog niet veroordeelde psychiaters op een verantwoorde wijze zorg kunnen verlenen, de taak is van de IGZ.
Klopt de informatie dat een arts alleen uit zijn beroep kan worden gezet als iemand een tuchtrechtprocedure tegen hem begint?
Nee, er zijn meer mogelijkheden om een beroepsbeoefenaar in de beroepsuitoefening te beperken of hem die te ontzeggen.
Bent u van mening dat bij een veroordeling door de rechter van een arts voor een misdrijf dat gerelateerd is aan zijn praktijk, het centraal tuchtrechtcollege automatisch een procedure zou moeten starten om deze arts uit zijn beroep te ontzetten? Kunt u dit standpunt toelichten?
Nee, dit acht ik niet noodzakelijk. Indien er een veroordeling volgt en het ontbreken van verantwoorde zorgverlening in het verleden wordt aangetoond – waarbij de rechter als bijkomende straf een beroepsverbod kan opleggen – dan zal deze veroordeling door de IGZ worden gewogen in het kader van het tuchtrecht. Indien nodig zal de IGZ op dat moment alsnog een tuchtklacht indienen met gebruikmaking van de feiten die in het strafproces zijn komen vast te staan.
Bent u van mening dat een arts, wiens handelen in zijn praktijk door het OM wordt onderzocht, tijdens het onderzoek zijn beroep zou mogen uitoefenen? Kunt u dit standpunt toelichten?
In het antwoord op vraag 2 heb ik u ingelicht over de relevante bevoegdheden in dit soort situaties, over hoe er is gehandeld en wat daarvan de reden is. De IGZ neemt op dit moment alle mogelijke maatregelen vanuit het perspectief van verantwoorde zorgverlening.
Zou u het aanvaardbaar vinden als deze psychiater schuldig wordt bevonden aan grootschalige fraude, maar niet uit het BIG-register wordt geschrapt?
Lopende de strafzaak kan ik niet vooruitlopen op de uitkomsten daarvan, noch op de naar aanleiding daarvan ontstane situatie met betrekking tot de praktijkuitoefening van de betrokkenen.
Bent u bereid de zorgkantoren te informeren over de fraudezaak die loopt tegen deze psychiater, opdat zij PGB-aanvragen kunnen toetsen op rechtmatigheid? Zo neen, waarom niet?
De zorgkantoren zijn via de zorgverzekeraars al geruime tijd eerder geïnformeerd over de verdenkingen. Zij zijn daarom extra alert bij het beoordelen van PGB-aanvragen.
Lesbisch ouderschap |
|
Ahmed Marcouch (PvdA) |
|
Fred Teeven (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Wat is op dit moment de stand van zaken rond het aangekondigde wetsvoorstel Lesbisch Ouderschap?
De Raad van State heeft advies uitgebracht over het wetsvoorstel. Op dit moment wordt het nader rapport voorbereid. Indien de Ministerraad instemt met het nader rapport en het wetsvoorstel zal ik bevorderen dat het wetsvoorstel voor de Algemene Politieke Beschouwingen bij de Tweede Kamer wordt ingediend.
Hoe verhoudt de beoogde inwerkingtreding hiervan (1 juli 2011), zoals vermeld in de Rijksbegroting 2011, zich tot de recente toezegging van de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap dat het wetsvoorstel «in de zomer» van 2011 wordt ingediend? Hoe verhoudt laatstgenoemde toezegging zich tot de volgende mededeling in de recente brief van de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie1: «Ik streef er naar u spoedig nader te berichten»?
Zoals aangegeven bij vraag 1 zal ik indien de Ministerraad instemt met het nader rapport en wetsvoorstel, bevorderen dat het wetsvoorstel medio september wordt ingediend. Dit is conform de toezegging (zomer 2011).
Waarom is de indiening van het wetsvoorstel Lesbisch Ouderschap een aantal keren uitgesteld?
Het opstellen van het nader rapport is complex en kost tijd.
Wordt het wetsvoorstel, zoals eerder toegezegd, nog deze zomer ingediend? Zo niet, wanneer kan de Kamer het wetsvoorstel verwachten?
Zie het antwoord op de vragen 1 en 2.
De vorming van één ambulancedienst in Amsterdam |
|
Renske Leijten |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Bent u op de hoogte van het feit dat de vorming van één ambulancedienst in Amsterdam met conflicten gepaard gaat?
Ja, waarbij ik wil opmerken dat het hier geen conflicten tussen de onderhandelende (vergunninghoudende) partijen betreft.
Bent u van mening dat het wenselijk is dat er geen overleg met de vakbonden is geweest over een sociaal plan voor de werknemers in het geval van een fusie?
Voor mij is van belang dat er per veiligheidsregio één Regionale Ambulancevoorziening (RAV) komt die verantwoordelijk is voor het verlenen van de ambulancezorg in dat gebied. De wijze waarop de onderhandelingen plaatsvinden om te komen tot één RAV is een verantwoordelijkheid van de onderhandelende partijen. Overigens heb ik begrepen dat de vakbonden wel zijn en worden betrokken.
Klopt het dat de onderhandelingen voor de vorming van één ambulancedienst nog niet tot resultaat hebben geleid?
Als gezegd heb ik geen rol in de onderhandelingen en ik kan u hierover derhalve niet meer informatie geven dan wat reeds openbaar is. Uit deze openbare informatie blijkt dat het College van B&W voornemens is in te stemmen met overdracht van ambulancedienst GGD aan VZA. VZA heeft ingestemd. De Gemeenteraad is akkoord met het voornemen van het college van B&W, maar heeft hierover een motie aangenomen. Deze motie luidt als volgt: «Het college te verzoeken besprekingen te voeren met VZA om overeenstemming te bereiken over het oprichten van een nieuwe BV, waar beide organisaties GGD en VZA in zullen opgaan, en geen gebruik te maken van een bestaande BV van de VZA groep». Naar verwachting zal binnenkort definitief door het college van B&W worden besloten inzake het onderhandelingsresultaat.
Wat is uw reactie op de opstelling van de directeur van Verenigd Ziekenvervoer Amsterdam (VZA), die laat weten niets te zien in het oprichten van een nieuwe onderneming of nieuwe onderhandelingen hierover?1
Zoals ik in mijn antwoord op vraag 3 beschrijf worden er nog besprekingen gevoerd naar aanleiding van een aangenomen motie. Ik heb geen rol in deze besprekingen en laat me dan ook niet uit over standpunten van partijen die hierin wel deelnemen.
Hoe verhouden deze uitspraken zich met het besluit van de gemeenteraad van Amsterdam om de onderhandelingen juist wel opnieuw te openen?
Zie antwoord vraag 4.
Wanneer trekt u de conclusie dat de partijen er niet zelf uitkomen en gaat u zelf een Regionale Ambulance Voorziening (RAV) oprichten, zoals u voorganger heeft aangekondigd als beleidslijn in dergelijke omstandigheden in zijn brief aan de Tweede Kamer van 8 maart 2010?2
Zie mijn antwoord op vraag 3. Gezien de genoemde ontwikkelingen zie ik geen reden hierin actie te ondernemen.
Het afluisteren van mobiele telefoons van ministers |
|
Ronald van Raak |
|
Piet Hein Donner (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
Waarom is het tv-programma EenVandaag niet betrokken bij het onderzoek naar het afluisteren van mobiele telefoons bij de overheid?1
Ik zie niet wat de winst daarvan zou zijn. Zoals ik in mijn brief van 29 juni 2011 aan de Vaste Kamercommissie BZK heb aangegeven is het misbruik beperkt tot de zakelijke mobiele telefoonnummers van twee bewindslieden, zoals was te zien in de uitzending van Eén Vandaag van 23 maart 2011. Omdat ook niet was gebleken dat de staatsveiligheid in het geding zou kunnen zijn geweest, is EenVandaag niet betrokken bij het onderzoek.
Wat is uw reactie op de kritiek van de programmamakers dat het onderzoek «voicemailgate rammelt aan alle kanten» onvoldoende is en niet overeenkomt met de informatie die zij hebben?2
De uitzending heeft geen nieuwe feiten aan het licht gebracht, anders dan dat twee oude voicemailberichten die eerder door EenVandaag waren opgenomen, voor het eerst publiekelijk ten gehore zijn gebracht. Het betreft in deze uitzending de voicemailbox van de Minister van Buitenlandse zaken. Het gegeven dat zijn voicemailbox op afstand is beluisterd, heeft EenVandaag in de uitzendingen van 23 en 24 maart 2011 reeds laten horen. EenVandaag claimt de mailboxen van meer bewindslieden te hebben afgeluisterd, maar heeft dat in de uitzending niet aangetoond. Uit het onderzoek is gebleken dat slechts in de periode 21 tot en met 24 maart vanuit EenVandaag en het gebouw van de Tweede Kamer de voicemail van twee bewindspersonen is beluisterd. Ik deel de kritiek daarom niet.
Hoe kunt u concluderen dat de staatsveiligheid niet in gevaar is geweest als u niet over alle informatie beschikt?
Ik meen over voldoende informatie te beschikken om deze conclusie te kunnen trekken.
Kunt u uitsluiten dat buitenlandse veiligheidsdiensten gebruik hebben gemaakt van de mogelijkheid om telefoons van ministers, staatssecretarissen en Kamerleden af te luisteren?
Geheel uitsluiten kan men zulks nooit maar uit het onderzoek dat is uitgevoerd is gebleken dat slechts in de periode 21 tot en met 24 maart vanuit EenVandaag en het gebouw van de Tweede Kamer de voicemail van twee bewindspersonen is beluisterd. Ik heb de mobiele telefoonnummers van de Kamerleden niet betrokken bij het onderzoek.
Bent u bereid een nieuw onderzoek te doen naar de afluisterpraktijken, waarbij ook de informatie van het tv-programma EenVandaag wordt betrokken?
Ik zie geen aanleiding voor een dergelijk nieuw onderzoek.
Het alternatieve plan van FNV Bondgenoten voor de pensioenen en AOW |
|
Paul Ulenbelt , Sadet Karabulut |
|
Henk Kamp (minister sociale zaken en werkgelegenheid) (VVD) |
|
Bent u bereid de brief waaruit blijkt dat het alternatieve plan van FNV Bondgenoten voor pensioenen en AOW een gat van € 1,65 miljard slaat in de begroting voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid, zo spoedig mogelijk naar de Kamer te sturen?1
Een kopie van mijn brief treft u hierbij aan (ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer).
Het artikel ‘De levensgenieter krijgt ‘levenslang’ oftewel eens genoten altijd genoten |
|
Pieter Omtzigt (CDA) |
|
Frans Weekers (staatssecretaris financiën) (VVD) |
|
![]() |
Heeft u het artikel gelezen van prof dr. B.M.E.M. Schols over artikel 10 Successiewet 1956 (SW), getiteld «De levensgenieter krijgt «levenslang» oftewel eens genoten altijd genoten»?1
Ja.
Bent u het met de auteur eens dat het standpunt van het specialistenteam onjuist, is omdat na afstand van het vruchtgebruik sprake is van een nieuwe rechtsverhouding zodat het genot na de omzetting (na 180 dagen) is geëindigd, als bedoeld in artikel 10 lid 4 letter b SW?
De door de Belastingdienst aangegeven toepassing van artikel 10 van de Successiewet 1956 (hierna: SW) is naar mijn mening juist en ik deel de opvatting van de auteur dus niet. Het betreft hier situaties waarin ouders hun woning in het verleden hebben overgedragen aan hun kinderen onder voorbehoud van vruchtgebruik, een recht van gebruik en bewoning of een huurrecht. Een van de redenen daarvoor is te voorkomen dat de waardestijging van de woning bij overlijden van de ouders in de heffing van erfbelasting wordt betrokken; dit terwijl de ouders materieel gezien door het voorbehouden recht in dezelfde positie verkeren als voor de overdracht. Zonder toepassing van artikel 10 SW zouden de waardestijging en de waardeaangroei van bloot eigendom naar volle eigendom bij de kinderen onbelast blijven. Met het oog op o.a. dit soort belastingbesparende situaties is artikel 10 SW bij de herziening van de SW per 1 januari 20102 uitdrukkelijk in de wet gehandhaafd. Het belang van de werking van deze bepaling is bij die herziening uitvoerig benadrukt.
Binnen de huidige regelgeving kunnen partijen de toepassing van artikel 10 SW voorkomen wanneer de kinderen de (bloot) eigendom van de woning overdragen (terugverkopen of schenken) aan hun ouders. Hiermee wordt de eerdere overdracht van de bloot eigendom teruggedraaid en zal de woning weer in zijn geheel onbezwaard tot het vermogen van de ouders behoren. Een dergelijke terugoverdracht zal in veel gevallen niet de voorkeur hebben van partijen en zal ook niet altijd (financieel) realiseerbaar zijn.
Zoals in het nader rapport bij het wetsvoorstel inzake de herziening van de SW is meegedeeld, is het besluit van 30 november 1964 ingetrokken, omdat dit besluit niet paste in de bedoeling van dat wetsvoorstel om allerlei estateplanningsmogelijkheden ter besparing van erfbelasting zoveel mogelijk te beteugelen.3 Uitgaan van de waarde van de woning ten tijde van de overdracht in plaats van de waarde ten tijde van het overlijden is strijdig met doel en strekking van artikel 10 SW. Bij de herziening van de SW is daarom bewust afgezien van het treffen van overgangsrecht na intrekking van het genoemde besluit.4 Als gevolg hiervan wordt de hiervoor beschreven situatie – conform de bedoeling van artikel 10 SW – zwaarder dan voor 1 januari 2010 in de heffing van erfbelasting betrokken.
Hoewel een belangrijke reden voor de overdracht van de woning onder het voorbehoud van het vruchtgebruik of een recht van gebruik en bewoning is gelegen in besparing van erfbelasting, realiseer ik me ook dat mensen vertrouwen hebben ontleend aan het genoemde besluit uit 1964. De omstandigheden afwegend, en met de toezegging om de praktijkgevolgen van de aanpassing van artikel 10 SW twee jaar na wijziging te bezien in het achterhoofd5, zal ik alsnog overgangsrecht treffen voor de intrekking van het besluit. Het overgangsrecht zal uiteraard alleen gelden voor situaties die zijn ontstaan door een overdracht van de woning vóór 1 januari 2010. Het overgangsrecht zal erop neerkomen dat de betreffende belastingplichtigen bij het overlijden van (een van) hun ouders mogen uitgaan van de waarde van de woning op het tijdstip van de rechtshandeling waarbij de woning is overgedragen, vermeerderd met de waardestijging van 1 januari 2010 tot de overlijdensdatum. Hierdoor wordt een waardestijging tussen het moment van de rechtshandeling en 1 januari 2010 niet meegenomen voor de toepassing van artikel 10 SW. Wellicht ten overvloede merk ik op dat overgangsrecht ook zal gelden voor situaties waarin het vruchtgebruik inmiddels is omgezet in huur. Het overgangsrecht zal worden opgenomen in een binnenkort te publiceren beleidsbesluit. De kosten van het overgangsrecht ten bedrage van € 10 miljoen zullen worden gedekt door eenmalig de indexatie van de bedragen van de eerste tariefschijf en de vrijstellingen in de schenk- en erfbelasting achterwege te laten.
Zo nee, vindt u niet dat mensen, ondanks het ontbreken van overgangsrecht, een eerlijke kans moeten krijgen het «artikel 10 SW-gevaar» te repareren?
Zie antwoord vraag 2.
Zo nee, ook niet nu deze mensen al sinds 1964 gebruik hebben gemaakt van een resolutie (resolutie 30 november 1964, BNB 1965/96) die zonder overgangsrecht ineens wordt ingetrokken?
Zie antwoord vraag 2.
Zo nee, is er geen sprake van onbehoorlijk bestuur nu, naast het ontbreken van overgangsrecht, de reparatiemogelijkheid ook wordt ontnomen? Bent u bereid de mogelijkheid te bieden tot een reparatiemogelijkheid, waaraan mensen rechtszekerheid kunnen ontlenen?
Zie antwoord vraag 2.
Is er geen sprake van rechtsongelijkheid nu alleen het specialistenteam successie/schenking Randmeren, kantoor Zwolle (25 maart 2011, C2010/151) stelt dat artikel 10 SW tijdens leven niet kan worden gerepareerd? Wat gaat u aan deze rechtsongelijkheid doen?
Er is geen sprake van rechtsongelijkheid. Het standpunt is weliswaar naar buiten gebracht via een brief van het specialistenteam Successiewet Randmeren, kantoor Zwolle, maar er is sprake van een gecoördineerd standpunt binnen de Belastingdienst, in casu de drie specialistenteams. Er heeft bovendien overleg plaatsgevonden met het ministerie van Financiën.
Vindt u niet dat de inspecteur dit soort bijzondere vraagstukken vooraf had moeten afstemmen met het ministerie van Financiën of met u omdat antwoord wordt gegeven op een rechtsvraag? Is er geen beleid om antwoorden op rechtsvragen landelijk te coördineren?
Zie antwoord vraag 6.
Waarom wordt bij besluit (ministerie van Financiën 6 januari 2011 nr DGB2010/6643M) vastgelegd dat er niet alleen een zakelijke huur moet zijn overeengekomen maar dat die huur ook jaarlijks moet zijn aangepast? Realiseert u zich dat er dan geen enkele situatie onder valt, omdat aanpassing niet gebeurt in de praktijk?
Tijdens de herziening van de SW is door de Kamer gevraagd naar overgangsrecht voor op 1 januari 2010 bestaande huursituaties. Mijn ambtsvoorganger heeft toen op dit punt overgangsrecht aangekondigd. De goedkeuring in het genoemde beleidsbesluit is één op één overgenomen uit de parlementaire stukken. Het uitgangspunt van de goedkeuring is de zakelijkheid van de huur. Hierbij is natuurlijk van belang dat de betreffende huur tot aan het overlijden zakelijk blijft. Anders heeft het uitgangspunt van zakelijkheid geen betekenis. Een huursom die in 1990 zakelijk is bepaald, is zonder aanpassingen niet meer zakelijk in 2011. De voor de hand liggende wijze van het zakelijk houden van de huursom is dat de huursom de trendmatige huurontwikkeling volgt. Hieraan is in ieder geval voldaan als de huur jaarlijks is aangepast aan de huurindexatie. Maar er zullen ook andere manieren zijn om een huur zakelijk te houden. Of hiervan sprake is, is afhankelijk van de feiten en omstandigheden van het geval. Indien betrokkenen in redelijkheid konden aannemen dat de overeengekomen huurprijs zakelijk was en deze tot het overlijden zakelijk is gebleven, zal de in het besluit van 6 januari 2011 opgenomen goedkeuring van toepassing zijn. De formulering van het beleidsbesluit is strikter dan noodzakelijk en zal met inachtneming van het vorenstaande worden versoepeld. Ter voorkoming van misverstanden merk ik nog op dat voor huursituaties die op of na 1 januari 2010 zijn ontstaan de wettelijke regeling geldt, waarbij een huursom van 6% van de waarde van de woning in onbezwaarde staat als voorwaarde geldt om toepassing van artikel 10 SW te voorkomen.
Wat vindt u van de opmerking van prof. dr. J.P.M. Stubbe in Fiscale Berichten voor het Notariaat (FBN) 2010 nr. 20, dat de huur van woonruimte maatschappelijk en juridisch gezien niet jaarlijks aan de ontwikkeling van de waarde van de woning kan worden aangepast?
Vooreerst merk ik op dat bij de toepassing van artikel 10 SW andere uitgangspunten ten aanzien van huur-verhuursituaties worden gehanteerd dan in puur zakelijke verhuursituaties tussen willekeurige derden. Een vergelijking met zakelijke verhuursituaties gaat daarom ook mank, omdat bij artikel 10 SW-situaties per definitie sprake is van een familierelatie. Voor artikel 10 SW geldt wettelijk sinds 1 januari 2010 als algemeen uitgangspunt dat sprake is van genot indien voor het genot van een vruchtgebruik niet jaarlijks een vergoeding van ten minste 6% van de waarde van de goederen in onbezwaarde staat wordt betaald. Dit forfaitaire percentage wordt consequent voorgeschreven voor alle situaties van waarderingen van vruchtgebruiken en blooteigendommen in de SW en geldt blijkens de wetsgeschiedenis bij de herziening van de SW ook voor huur-verhuursituaties, waarin de verhuurde woning voor de overdracht aan de kinderen in volle eigendom aan de ouders toebehoorde.6 Deze uitgangspunten in de SW botsen niet met de genoemde uitvoeringswet huurprijzen woonruimte.
In dit kader wil ik nog opmerken dat bij de behandeling van de herziening van de SW het voornemen is uitgesproken om het forfaitaire percentage dat wordt gehanteerd in de SW te verlagen van 6% naar 4%.7 Dit lagere percentage zou dan ook automatisch gegolden hebben voor de overeen te komen huurprijs. Tegen dit voornemen bleek echter veel weerstand te bestaan, omdat een gevolg daarvan was dat nalatenschappen met een wettelijke verdeling in hun totaliteit zwaarder zouden worden belast. Om die reden is toen alsnog afgezien van een verlaging van het percentage en is bewust vastgehouden aan het percentage van 6. Zoals vermeld geldt het forfaitaire percentage van 6% voor de gehele SW en dus ook voor huur-verhuursituaties.
Mede in het kader van het gestelde in de onderhavige vragen acht ik het zinvol om een nader onderzoek in te stellen naar het in de SW gehanteerde forfaitaire percentage van 6. Bij dit onderzoek, dat in 2012 zal plaatsvinden, zal ik uiteraard oog hebben voor de gevolgen van een eventuele aanpassing van het percentage voor bepaalde verervingssituaties, zoals die van de wettelijke verdeling. Ook zal een verband gelegd kunnen worden met de inkomstenbelasting.
Heeft u zich gerealiseerd dat de huurprijs van 6% in veel gevallen hoger is dan het percentage uit de uitvoeringswet huurprijzenwet woonruimte? Welke boete of straf kan iemand krijgen die een huurprijs vraagt die boven dat wettelijke maximum ligt?
Zie antwoord vraag 9.
Realiseert u zich dat in het geliberaliseerde deel van de huurmarkt de gemiddelde huurprijs 4,7% van de WOZ-waarde van de woning bedraagt (Hervorming van het Nederlandse woonbeleid, Centraal Planbureau, 2010)?
Zie antwoord vraag 9.
Kunt u één grote verhuurder in Nederland aanwijzen die een huurprijs van 6% van de WOZ-waarde gemiddeld bij zijn huurders in rekening brengt?
Zie antwoord vraag 9.
Deelt u de analyse uit het voornoemde CPB-rapport dat voor een nominaal rendement van 6% per jaar een bruto huurprijs van 3,7% vereist is (6% – 2% inflatie – 1% extra waardestijging van de woning boven inflatie + 0,7% kosten onderhoud)? Bent u bereid het voorgenoemde besluit aan te passen en 3,7% te bestempelen als een marktconforme huur?
Zie antwoord vraag 8.
Welke waarde moet bij de berekening eigenlijk worden genomen, de WOZ-waarde of de werkelijke waarde van het huis?
Er dient uitgegaan te worden van een huursom van 6% van de WOZ-waarde van de woning.
Hoe zijn dit soort ingrijpende maatregelen gecommuniceerd naar de burger?
De maatregelen zijn in werking getreden in het kader van de herziening van de SW per 1 januari 2010. Overigens bestond artikel 10 SW ook voordien al en had het artikel toen een gelijke strekking. Met betrekking tot de wijzigingen in de SW is in 2009 veel publiciteit geweest. Zo zijn er regelmatig nieuwsberichten geplaatst op de website van het ministerie van Financiën en ook op de website van de Belastingdienst. De aangepaste regelgeving is uiteraard uiteindelijk ook in de Staatsblad gepubliceerd.
Gezien het feit dat vanuit de praktijk er heel veel verontwaardiging over is dat er geen overgangsrecht geldt voor de intrekking van de resolutie van 30 november 1964, BNB 1965/96, is het niet rechtvaardiger een step-up regeling te bedenken waardoor een eventuele waardeontwikkeling tot 1 januari 2010 niet relevant of slechts gedeeltelijk relevant is voor artikel 10 SW?
Zie antwoord vraag 2.
Aangezien velen forse verbeteringen aan de woning hebben aangebracht tussen de overdracht aan het overlijden, wordt er rekening gehouden met deze woningverbeteringen? Is er een vrije bewijsregeling of hadden deze mensen de nota’s, van soms tientallen jaren geleden, moeten bewaren?
Voor artikel 10 SW dient men in de genoemde gevallen uit te gaan van de WOZ-waarde van de woning op het moment van het overlijden, gerelateerd aan de staat van de woning op het moment van de vervreemding aan de kinderen. Dit betekent dat bij tussentijdse verbeteringen de waardestijging ontstaan door de verbeteringen niet in de heffing (op grond van artikel 10 SW) wordt betrokken. De belanghebbende dient aannemelijk te maken dat sprake is van verbeteringen. Er geldt geen voorgeschreven vorm. Er is derhalve inderdaad sprake van een vrije bewijsregeling.
Het bericht 'Onderwijsassistent kan niet begrijpend lezen |
|
Jack Biskop (CDA) |
|
Marja van Bijsterveldt (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (CDA) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van het bericht «Onderwijsassistent kan niet begrijpend lezen»?1
Ja.
Hoe beoordeelt u de resultaten van het Amsterdamse onderzoek, dat nog niet de helft van de onderwijsassistenten op Amsterdamse basisscholen een voldoende haalt voor een toets begrijpend lezen?
Dat vind ik zorgwekkend. Ik vind het dan ook een goede zaak dat de Amsterdamse schoolbesturen bijscholing organiseren ter verbetering van de taalvaardigheid van hun onderwijsassistenten.
In hoeverre acht u de resultaten van het Amsterdamse onderzoek representatief voor het kennisniveau van onderwijsassistenten in de rest van het land?
Omdat het onderzoek alleen in Amsterdam is uitgevoerd, kan ik over de representativiteit geen uitspraken doen.
Kunt u bevestigen dat in het onderzoek door de koepelorganisatie voor Amsterdamse schoolbesturen in het primair onderwijs gebruik is gemaakt van een toets, die aansluit bij de nieuwe exameneisen die vanaf schooljaar 2013–2014 aan mbo'ers worden gesteld? Klopt het dat in de afgelopen jaren in het mbo extra is geïnvesteerd in taal en rekenen? In hoeverre acht u deze extra inzet geslaagd gezien de resultaten van het Amsterdamse onderzoek?
De koepelorganisatie geeft inderdaad aan dat de toets die zij aan de onderwijsassistenten van de basisscholen hebben voorgelegd is afgestemd op de nieuwe exameneisen voor Nederlandse taal in het mbo.
In het mbo wordt inderdaad vanaf 2010 volop geïnvesteerd in taal- en rekenonderwijs. Alle studenten die vanaf 2010–2011 met de mbo-opleiding Onderwijsassistent zijn begonnen, krijgen voortaan taal- en rekenonderwijs dat afgestemd is op de nieuwe referentieniveaus. Vanaf 2013–2014 zullen deze referentieniveaus centraal worden geëxamineerd.
De onderwijsassistenten die in Amsterdam zijn getoetst, hebben nog niet kunnen profiteren van mijn gevoerde beleid. De Amsterdamse onderzoeksresultaten bevestigen wel de noodzaak van het door mij ingezette beleid voor taal en rekenen in het mbo.
Overweegt u op grond van deze onderzoeksresultaten het beleid ten aanzien van het taalonderwijs op het mbo nader aan te scherpen? Zo ja, op welke wijze dan? Zo nee, waarom niet?
Het tijdpad voor invoering van de referentieniveaus, zoals ik in mijn antwoord op vraag 4 heb geschetst, getuigt reeds van de hoge prioriteit die ik geef aan een goede beheersing van taal en rekenen.
Ziet u binnen de bestaande kaders mogelijkheden om te zorgen dat onderwijsassistenten die de komende jaren afstuderen een voldoende taal- en rekenniveau hebben? Hoe denkt u dit te gaan bereiken?
Ja, mijn beleid gericht op de referentieniveaus Nederlandse taal en rekenen in het mbo betekent dat onderwijsassistenten die in 2014 hun mbo-diploma behalen, aan de hand van resultaten van centrale examens Nederlandse taal en rekenen, kunnen aantonen over voldoende taal- en rekenvaardigheden te beschikken. Ook de in 2012 of 2013 afgestudeerde onderwijsassistenten hebben taal- en rekenonderwijs achter de rug. Zo hebben deze studenten verplichte schoolexamens Nederlands afgelegd, en hebben zij taal- en rekenonderwijs gehad in het kader van hun beroep en ter voorbereiding op een eventuele doorstroom naar de Pabo.
Op welke wijze denkt u onderwijsassistenten, die in het verleden zijn afgestudeerd, op een voldoende niveau van taal en rekenen te brengen?
Schoolbesturen zijn verantwoordelijk voor de kwaliteit van hun personeel. Indien wordt geconstateerd dat de onderwijsassistenten werkzaam op een basisschool onvoldoende bekwaam zijn op het terrein van taal en/of rekenen, is het de verantwoordelijkheid van het schoolbestuur om te zorgen voor bijscholing.
Als in hetzelfde bericht wordt aangeduid dat Amsterdam werkt aan een ambitieus plan om de kwaliteit van het onderwijs te verhogen, onder andere door het verbeteren van het resultaat van de Cito-toets, welke lessen kunnen uit deze aanpak dan worden getrokken voor alle basisscholen en zo mogelijk ook voor het mbo?
De plannen van Amsterdam om de kwaliteit van het onderwijs te verhogen en het resultaat van de Cito-toets te verbeteren sluiten heel goed aan op mijn actieplan Basis voor presteren. Met dit actieplan wil ik stimuleren dat alle basisscholen hogere ambities stellen op het terrein van de leerprestaties en meer opbrengstgericht werken. Ook sluiten de plannen van Amsterdam goed aan bij mijn beleid voor taal en rekenen voor het mbo.
De subsidiëring van gescheiden zwemmen |
|
Cora van Nieuwenhuizen (VVD) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
![]() |
Wat vindt u van het feit dat de Amsterdamse zwemvereniging De Waterlelie van 2007 tot 2011 subsidie heeft ontvangen voor het gescheiden zwemmen van mannen en vrouwen via het project Swim2Gether van de Koninklijke Nederlandse Zwembond (KNZB)?1
De activiteiten van het gescheiden zwemmen komen voort uit het in 2006 door de rijksoverheid gestarte programma Meedoen Allochtone Jeugd door Sport. Met het programma werd onder meer beoogd de achterstand in sportdeelname van allochtone jeugd in het algemeen en allochtone meisjes in het bijzonder in te lopen. Later werd de doelgroep verbreed naar alle jeugd uit achterstandsposities en werd de naam aangepast in Meedoen Alle Jeugd door Sport. In het programma participeerden negen sportbonden, elf gemeenten en ruim 500 sportverenigingen. Eén van de verenigingen die vanaf het begin betrokken was bij het programma is de Amsterdamse zwemvereniging De Waterlelie.
Deelt u de mening dat de projectnaam Swim2Gether van de KNZB haaks staat op de activiteiten van De Waterlelie, namelijk het organiseren van gescheiden zwemmen?
De naam Swim2Gether doet niet meteen denken aan gescheiden zwemmen.
De naam Swim2gether verwijst dan ook niet naar het gescheiden zwemmen, maar onder meer naar de samenwerking tussen verenigingen en de samenwerking op lokaal niveau. Het project Swim2Gether van de KNZB bestond uit meer dan het aanbieden van gescheiden zwemmen via haar verenigingen. Ook zwemvereniging De Waterlelie deed meer dan het aanbieden van gescheiden zwemmen.
Zo verzorgde zij in het kader van Swim2Gether ook diplomazwemmen, zwemvaardigheidslessen, vrij zwemmen en snorkelen. Deze vormen van zwemmen waren voor iedereen toegankelijk.
Deelt u de mening dat het onwenselijk is activiteiten zoals gescheiden zwemmen te subsidiëren (direct danwel indirect) omdat het integratiebelemmerend werkt?
Door gescheiden zwemmen aan te bieden met overheidssteun wordt een boodschap afgegeven dat het in Nederland geaccepteerd is dat mannen en vrouwen tijdens het zwemmen niet met elkaar in contact horen te komen.
Die boodschap is niet integratiebevorderend. Dat is voor het kabinet een zwaarwegend argument om gescheiden sporten waarbij er geen contact mogelijk is tussen mannen en vrouwen niet te stimuleren.
Deelt u het standpunt dat het subsidiëren van gescheiden zwemmen ingaat tegen afspraken uit het regeerakkoord?2 Zo nee, waarom niet?
Ja. De subsidie is echter toegekend lang voordat het regeerakkoord tot stand kwam.
Kunt u toezeggen zo spoedig mogelijk alle subsidies voor integratiebelemmerende (sport)activiteiten te beëindigen?
De subsidies voor de activiteiten in het kader van het programma Meedoen Alle Jeugd door Sport zijn reeds beëindigd.
Deelt u de mening dat het onwenselijk is dat voor de activiteiten van zwemvereniging De Waterlelie mannelijke bezoekers het zwembad moeten verlaten, mannelijk personeel tijdelijk geen toegang krijgt tot het zwembad, ramen zoveel mogelijk worden afgeplakt, alleen vrouwelijk personeel de zwemles en het toezicht verzorgt en dat de beveiligingscamera’s van het zwembad worden uitgezet? Is het uitzetten van de beveiligingscamera’s bovendien niet gevaarlijk vanwege de verminderde veiligheid van personeel, bezoekers en hun bezittingen?
Gescheiden sporten met overheidssubsidie is onwenselijk als het betekent dat mannen niet aanwezig mogen zijn als vrouwen sporten of andersom. Bij de zwembond heb ik navraag gedaan over de veiligheid en het uitzetten van de beveiligingscamera’s. Camera’s werden tijdens het gescheiden zwemmen niet uitgezet, de beelden werden op dat moment niet bekeken. In geval van calamiteiten konden de beelden terug worden gekeken. Tijdens het gescheiden zwemmen waren wel steeds voldoende toezichthouders aanwezig.
Zijn er naast zwemvereniging De Waterlelie nog andere organisaties in Nederland die subsidie ontvangen voor gescheiden zwemmen of andere integratiebelemmerende (sport)activiteiten? Zo ja, loopt de subsidieperiode nog, welke organisaties ontvangen subsidie, voor wat voor activiteit(en) en hoeveel subsidie hebben zij de afgelopen 4 jaar ontvangen?
Zoals ook vermeld bij het antwoord op vraag vijf is de subsidiering voor de activiteiten uit het programma Meedoen Alle Jeugd door Sport beëindigd. Met het beëindigen van de subsidies zijn deze activiteiten stopgezet of, daar waar ze succesvol waren, zonder subsidiegeld van de rijksoverheid gecontinueerd. Van de negen sportbonden die subsidie kregen voor het programma Meedoen Alle Jeugd door Sport hebben drie bonden gescheiden activiteiten voor (allochtone) meisjes aangeboden. Daarbij stond het doel om de achterstand in sportdeelname van allochtone meisjes in te lopen voorop.
De Zwembond ontving voor deelname aan het programma Meedoen Alle Jeugd door Sport en uitvoering van het project Swim2Gether van 2006 tot en met 2010 een subsidie van € 3,2 miljoen. Hiervan is € 95 000 besteed aan drie zwem-verenigingen die zich ondermeer richten op gescheiden zwemmen. Eén van die verenigingen was zwemvereniging De Waterlelie. De verenigingen richtten zich naast het gescheiden zwemmen op diploma zwemmen, introductielessen voor jeugd, snorkelen, vrij zwemmen, zwemtoernooien, kaderopleidingen etc.
De Koninklijke Nederlandse Krachtsport- en Fitnessfederatie (KNKF) ontving voor deelname aan het programma Meedoen Alle Jeugd door Sport en uitvoering van het project Tijd voor Vechtsport van 2006 tot en met 2010 een subsidie van € 11,8 miljoen. Hiervan is € 600 000 besteed aan tien sportverenigingen die zich onder meer richtten op het aanbieden van gescheiden sporten. Naast het aanbieden van gescheiden sporten richtten deze verenigingen zich op werven van jeugd, werven van vrijwilligers, kaderopleidingen, weerbaarheidstrainingen, lessen op scholen etc.
De Judo Bond Nederland ontving voor deelname aan het programma Meedoen Alle Jeugd door Sport en uitvoering van het project Urban Judo van 2006 tot en met 2010 een subsidie van € 3,2 miljoen. Hiervan is € 120 000 besteed aan twee judoverenigingen die zich ondermeer richtten op gescheiden meidenjudo. De verenigingen richtten zich naast het meidenjudo op judo op school, judo in de wijk, kaderopleidingen, werven van vrijwilligers, judo op recept, judo in de zorg etc.
Tot slot merk ik op dat dit overzicht rijkssubsidies van VWS betreft. Decentrale overheden zijn vrij – binnen de grenzen van de geldende wet- en regelgeving – om zelf hun subsidiebeleid te bepalen.
De bediening van NS station Hoogeveen door intercitytreinen |
|
Ineke van Gent (GL), Kees Verhoeven (D66), Maarten Haverkamp (CDA), Farshad Bashir |
|
![]() ![]() ![]() |
Kent u de op 13 juli 2011 door de Provinciale Staten van Drenthe aangenomen motie over de nieuwe dienstregeling NS 2013 en herinnert u zich de motie-Mastwijk/Van Gent1, waarin ervoor gepleit werd intercity’s (IC’s) tenminste twee keer per uur een stop te laten maken op NS station Hoogeveen?2
Ja.
Is het waar dat NS voornemens is vanaf 2013 de Intercitystops in Hoogeveen te laten vervallen? Zo ja, wat is uw reactie op dat voornemen, in de wetenschap dat de Tweede Kamer, de Provinciale Staten van Drenthe de Gemeenteraden van Hoogeveen, De Wolden en Coevorden, als ook het LOCOV en de regionale consumentenorganisaties, hun duidelijke voorkeur hebben uitgesproken voor het behoud van Intercitystops op NS station Hoogeveen?
NS is bezig met het ontwerpproces voor een nieuwe dienstregeling 2013. Onder andere vanwege de ingebruikstelling van de Hanzelijn zal sprake zijn van een vrij ingrijpende wijziging van de dienstregeling. Binnenkort zal ik u nader informeren over de stand van zaken in het ontwerpproces.
De dienstregeling wordt gemaakt door de vervoerder. De dienstregeling behoeft geen instemming van de concessieverlener. De voorschriften in de vervoerconcessie voor het hoofdrailnet vormen de randvoorwaarden waarbinnen NS zelfstandig de dienstregeling kan ontwerpen en implementeren. Die randvoorwaarden betreffen o.a. de minimale bediening van stations. Er geldt dus een minimale bediening voor Hoogeveen, namelijk in de spits twee keer per uur in iedere richting en buiten de spits één keer per uur in iedere richting (zie artikel 13, eerste lid onder a, 2e onderdeel). Deze bediening wordt ook in de nieuwe dienstregeling gerealiseerd. In de vervoerconcessie worden geen eisen gesteld aan op welke stations IC’s moeten stoppen.
Overigens houdt NS bij het ontwikkelen van de plannen voor de dienstregeling 2013 nadrukkelijk rekening met de motie Koopmans3 en met de zienswijze van de consumentenorganisaties in het Locov, regionale overheden en ProRail. Met name de wensen van de overheden zijn echter niet eenduidig. Er zijn regionale overheden (zoals bijvoorbeeld de gemeente Hoogeveen) die veel belang hechten aan een IC-stop in Hoogeveen. Maar er zijn ook overheden die prioriteit geven aan de reistijden voor alle reizigers tussen het Noorden en de Randstad en het functioneren van station Groningen als regionale OV-knoop.4
Is het waar dat het traject Zwolle–Assen met 78 kilometer het langste stuk spoor is zonder IC-station, als ervoor gekozen zou worden IC’s niet meer in Hoogeveen te laten stoppen en dat station enkel met stoptreinen te bedienen? Zo ja, welke consequenties heeft dat voor de aantrekkelijkheid van het openbaar vervoer in deze regio en hoe verhoudt een dergelijke keuze zich tot het uitgangspunt dat het in het kader van het regionaal beleid van belang is dat een regio op het intercitynetwerk is aangesloten om zo een volwaardige verbinding met de Randstad te behouden?
Ja, dat is waar.
De afstand tussen opvolgende IC-stations is voor NS geen ontwerpcriterium voor de dienstregeling. Zoals bij elke keuze in de dienstregeling speelt ook bij het stoppen van IC’s altijd de afweging tussen reizigers die voordeel hebben bij een IC-stop en reizigers die er nadeel bij hebben. De afstand tussen twee IC-stops is daarom variabel: soms liggen twee IC-stops dicht bij elkaar, soms liggen ze ver van elkaar.
In de afweging wel/niet stoppen in Hoogeveen staat de aantrekkelijkheid van het gehele openbaar vervoer systeem van Noordoost Nederland centraal, inclusief de verbinding met de Randstad. Voor de reissnelheid van doorgaande reizigers is het goed als de IC’s weinig stoppen en over langere afstanden doorrijden. Reizigers vanaf stations als Hoogeveen, Beilen en Haren geven uiteraard de voorkeur aan een IC-stop aldaar. NS kan deze reizigers overigens één keer per uur de mogelijkheid bieden om in Meppel aan hetzelfde perron overstap te maken op de IC vanuit Leeuwarden die na Zwolle doorrijdt naar de Randstad.
In verband met de aantrekkelijkheid wijs ik u graag nog op het volgende. Naar aanleiding van de eerdere discussie over een IC-stop in Hoogeveen heeft NS indertijd berekend wat zo’n stop betekent voor de reizigerskilometers. Zelfs in het meest optimistische scenario van Hoogeveen, wezen de NS-modellen op een verlies aan reizigerskilometers als Hoogeveen als IC-stop wordt toegevoegd.5 Na overleg met uw Kamer heeft mijn ambtsvoorganger in 2009 de betreffende modellen van NS laten toetsen en een gevoeligheidsanalyse laten uitvoeren.6 Dit alles gaf geen reden om aan de bevindingen over een IC-stop in Hoogeveen te twijfelen.
Bent u bereid in de nieuwe concessievoorwaarden voor NS IC-stops op station Hoogeveen op te nemen? Zo nee, waarom niet?
Nee. In de huidige concessie is de minimale bediening van elk station voorgeschreven, maar niet het treintype waarmee NS die bediening moet realiseren. Ik vind het zeer onlogisch en ongewenst om hierop voor één station een uitzondering te maken. De logica zou dan vereisen om voor elk station voor te schrijven hoeveel stoptreinen en hoeveel IC’s er moeten stoppen. Maar ook dat vind ik ongewenst: als ik als concessieverlener zulke gedetailleerde eisen stel, laat ik de concessiehouder te weinig ruimte om een voor de reizigers zo attractief mogelijke dienstregeling te ontwikkelen. Dit zou niet in lijn zijn met het principe van outputsturing, dat wij voor de aansturing van NS hebben gekozen. Ik zal mij dus niet mengen in de keuze van NS ten aanzien van station Hoogeveen of welk ander station dan ook.
Klopt het dat het qua vervoers- en aansluitschema’s goed mogelijk lijkt dat stoptreinen uit Groningen na Zwolle doorrijden als intercity, waardoor er een rechtstreekse verbinding tussen het Noorden en de Randstad blijft bestaan? Bent u bereid deze optie te laten onderzoeken?
Ja, het is mogelijk om de stoptreinen uit Groningen na Zwolle door te laten rijden als IC. Hieraan zijn voor- en nadelen verbonden. Het voordeel is dat klanten die van Hoogeveen, Beilen en Haren naar stations voorbij Zwolle rijden niet over hoeven te stappen. De nadelen zijn als volgt.
Gegeven deze nadelen heeft NS geconcludeerd dat het splitsen/combineren van de sprinter Groningen – Zwolle met de IC Zwolle – Randstad niet in de rede ligt. Hierbij merk ik op dat ProRail het station Zwolle ingrijpend gaat verbouwen. Alle overstappende reizigers, ook vanaf andere lijnen, krijgen daarmee een overstap die prettiger is. Ze gaan profiteren van de verbeterde transfervoorzieningen met verbrede tunnel, liften en roltrappen.
Het blijven gebruiken van Deep Packet Inspection door telecombedrijven |
|
Sharon Gesthuizen (GL) |
|
Maxime Verhagen (minister economische zaken, viceminister-president ) (CDA) |
|
![]() |
Bent u bekend met het artikel «Telco’s blijven Deep Packet Inspection gebruiken»?1
Ja.
Deelt u de mening dat het voortzetten van het gebruik van Deep Packet Inspection (DPI) door telecombedrijven lijnrecht tegenover de wens van de Tweede Kamer staat? Zo ja, gaat u op korte termijn actie ondernemen tegen dit gebruik?
Nee. Samen met uw Kamer hecht ik er sterk aan dat de privacy en de persoonsgegevens van gebruikers van de netwerken van mobiele telecomaanbieders en de vertrouwelijkheid van de communicatie via deze netwerken beschermd en gerespecteerd worden. De telecomaanbieders zijn gebonden aan wettelijke kaders zoals aangegeven door de Telecommunicatiewet (hierna Tw), de Wet bescherming persoonsgegevens (hierna Wbp) en het Wetboek van Strafrecht. De vertrouwelijkheid van online communicatie is onlangs in het wetsvoorstel tot wijziging van de Tw op initiatief van uw Kamer nader verduidelijkt. Dit wetsvoorstel ligt momenteel bij de Eerste Kamer. Tijdens de behandeling van het wetsvoorstel tot wijziging van de Tw heb ik aangegeven dat data-analysetechnieken, zoals Deep Packet Inspection (hierna DPI), op meerdere manieren en voor diverse doeleinden gebruikt kunnen worden, zowel rechtmatige als onrechtmatige. Zoals ik daarbij aangaf, moeten de aanbieders bij het gebruik van deze technieken de privacy, de vertrouwelijkheid van communicatie en de bescherming van persoonsgegevens van de gebruikers van hun netwerken beschermen en respecteren. Bij overtreding van de eerder genoemde wetgeving zal hiertegen door de bevoegde toezichthouders moeten worden opgetreden.
Op basis van voorlopig onderzoek dat de Onafhankelijke Post en Telecommunicatie Autoriteit (hierna OPTA) heeft uitgevoerd op basis van de Tw, heeft OPTA geen aanleiding gezien voor handhavend optreden tegen de onderzochte aanbieders van mobiele netwerken. Op dit moment voert het College Bescherming Persoonsgegevens (hierna CBP) nader onderzoek uit naar de vraag of zich overtredingen van de Wbp voordoen of hebben voorgedaan. OPTA zal in het vervolg van haar onderzoek ook de onderzoeksresultaten van het CBP betrekken en indien nodig handhavend optreden.
Eerder heb ik uw Kamer geïnformeerd over een oriënterend onderzoek dat het OM had gestart naar het gebruik van DPI door KPN. Op 4 augustus jl. heeft het OM bekend gemaakt dat er in dit oriënterend onderzoek geen aanwijzingen zijn gevonden dat KPN met DPI haar klanten heeft afgeluisterd. Het OM zal dan ook geen strafrechtelijk onderzoek instellen.
Bent u het eens dat ter voorkoming van het misbruik van DPI de onderzoeksresultaten van het College Bescherming Persoonsgegevens zo spoedig mogelijk bekend gemaakt moeten worden?
Ik ben het met u eens dat de onderzoekresultaten van het CBP spoedig beschikbaar moeten komen, maar de snelheid waarmee het onderzoek wordt uitgevoerd mag niet ten koste gaan van de zorgvuldigheid en grondigheid. Het CBP heeft aangegeven hoge prioriteit te geven aan het betreffende onderzoek. Hangende een onderzoek doet het CBP geen uitspraken over de inhoud noch over het procedurele verloop van het onderzoek. Een datum waarop de resultaten beschikbaar zullen komen is dan ook op dit moment niet te noemen.
Bent u bereid het College Bescherming Persoonsgegevens te verzoeken om prioriteit te geven aan het onderzoek of DPI strookt met de privacywetgeving? Kunt u een datum geven wanneer de resultaten van dit onderzoek bekend gemaakt worden?
Zie antwoord vraag 3.
De aanhoudende meldingen van misstanden bij diertransporten |
|
Marianne Thieme (PvdD), Tjeerd van Dekken (PvdA) |
|
![]() ![]() |
Kent u de rapportage van de misstanden door Eyes on Animals tijdens een diertransport door de Nederlandse transporteur Keus en Mollink naar Turkije, waar o.a. Uitgesproken VARA op vrijdag 22 juli aandacht aan besteedt?1
Ja.
Hoe beoordeelt u de bevindingen van Eyes on Animals dat tijdens het transport voldoende ligstro ontbreekt, de dieren te weinig water krijgen en na een zeer lange tocht in slechte conditie in Ankara aankomen?
Tot op heden heb ik op geen nadere informatie ontvangen van de Hongaarse, Bulgaarse en/of Turkse autoriteiten naar aanleiding van mijn verzoek. Ik kan de bevindingen derhalve niet verifiëren.
Heeft u inmiddels nadere informatie van de Turkse, Bulgaarse en Hongaarse autoriteiten over onderzoek naar een diertransport op 17 april jl. van 67 runderen uit Hongarije door hetzelfde bedrijf, waar u de Kamer in uw brief van 14 juni jl. over heeft geïnformeerd?2
Zie antwoord vraag 2.
Heeft het onderzoek van de nVWA naar het reisjournaal van het diertransport van de 67 runderen, de reis en rusttijden, de vervoersbewijzen van de chauffeurs en de bevindingen van de lokale autoriteiten kennis van strafbare feiten opgeleverd? Zo ja, welke maatregelen zijn tegen dit bedrijf genomen en welke boetes zijn opgelegd? Zo neen, hoe verklaart u dat?
De nVWA heeft op 29 juni 2011 het bedrijf een bestuurlijke boete van € 1 500 opgelegd wegens het niet zonder oponthoud uitvoeren van het transport van deze runderen naar de plaats van bestemming. Bij meerdere opeenvolgende overtredingen of bij ernstige overtredingen kan de nVWA besluiten de vergunning direct te schorsen of in te trekken. Hiervan was in dit geval geen sprake.
Hoe verklaart u dat ondanks nVWA controles de, bij de nVWA slecht bekend staande, diertransporteur op deze wijze dieren naar Turkije heeft kunnen vervoeren?
Het betreffende transport is gestart in Hongarije. Derhalve heeft niet de nVWA, maar de Hongaarse autoriteit het transport gecertificeerd.
Wanneer legt u de vrachtwagens van deze recidiverende transporteur aan de ketting? Met andere woorden wanneer wordt de vergunning ingetrokken? Indien u dit niet van plan bent, waarom niet?
Zie antwoord vraag 4.
Welke rol heeft de kwaliteitsregeling Quality system Livestock Logistics (QLL) in de casus van Keus en Mollink gehad? Indien geen enkele rol, waarom niet?
Het bedrijf is lid van QLL. De nVWA heeft QLL in dit specifieke geval op de hoogte gesteld van de opgelegde bestuurlijke boete. Het is aan QLL om zelf te bepalen of en zo ja welke maatregelen er worden genomen tegen een deelnemer.
In het algemeen gesproken ga ik ervan uit dat QLL passende maatregelen neemt tegen deelnemers die zich niet aan de kwaliteitsregeling houden.
Op welke wijze bent u van plan de motie Thieme3 uit te voeren, waarin de Kamer de regering opdraagt de controle op veetransporten en slachthuizen weer geheel in overheidshanden te nemen? Ziet u nog steeds een rol voor de dierenpolitie bij deze controle? Zo ja, wanneer gaat u de Kamer over deze plannen voor de inzet van dierenpolitie bij controle van veetransporten informeren?
Over de motie Thieme (TK 26 991 nr. 304, 12 januari 2011) heb ik met uw Kamer gesproken tijdens het spoeddebat op 28 april 2011. Ik verwijs u hiervoor naar de handelingen van de Tweede Kamer. Over de dierenpolitie zullen de minister van Veiligheid en Justitie en ik u verder informeren in oktober 2011.
Klokkenluiders bij de politie |
|
Ronald van Raak |
|
Fred Teeven (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Waarom deelt u het oordeel van politiebond ACP dat de bescherming van klokkenluiders bij de politie tekortschiet niet?1
In de tijd dat de casus speelde (2008) werd al gewerkt aan een uniforme regeling voor klokkenluiders bij de sectoren Rijk, Politie en Defensie, waarin een verbeterde bescherming is opgenomen. Dit heeft geleid tot het besluit van 15 december 2009, houdende een regeling voor het melden van een vermoeden van een misstand bij de sectoren Rijk en Politie (Besluit melden vermoeden van misstand bij Rijk en Politie).
Dit besluit had de instemming van de politievakorganisaties, waaronder de politiebond ACP.
In dit besluit is de procedure voor het melden van een misstand door een ambtenaar en de bescherming tegen een eventuele rechtspositionele benadeling, alsmede de tegemoetkoming in de kosten in verband met eventuele procedurekosten nader uitgewerkt.
Waarom hebt u ervoor gekozen de conclusie van de Commissie Integriteit Overheid, dat de toenmalige minister van Binnenlandse Zaken ten onrechte heeft nagelaten een disciplinair of strafrechtelijk onderzoek te starten naar het handelen van politietopman Goudswaard, naast neer te leggen?
In mijn reactie aan de voorzitter van de Commissie van 17 juni jl. heb ik toegelicht dat er geen aanwijzingen waren die een disciplinair en of strafrechtelijk onderzoek zouden rechtvaardigen. Zie hiervoor verder ook het antwoord op vraag 3.
Deelt u de opvatting dat noch de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (AIVD), noch de commissie Staal onderzoek hebben gedaan naar strafrechtelijke overtredingen?
Het onderzoek van de AIVD is op grond van de Wet op de veiligheidsonderzoeken (Wvo) uitgevoerd om te bezien of de voormalige korpschef van Zeeland, uit een oogpunt van nationale veiligheid, een vertrouwensfunctie mocht uitoefenen. Het onderzoek van de commissie Staal bestond uit drie onderdelen: onderzoek naar mogelijke misstanden en de integriteitscultuur binnen het korps, onderzoek naar de rol en besluitvorming van eindverantwoordelijken en het doen van aanbevelingen voor herstel van vertrouwen tussen de korpsleiding en de ondernemingsraad en de korpsleiding en de rest van het korps. Beide onderzoeken hebben geen feiten opgeleverd waaruit ernstig plichtverzuim dan wel van strafrechtelijk relevant handelen zou kunnen worden afgeleid.
Waarom deelt u de kritiek van de Commissie Integriteit Overheid over de manier waarop de commissie Staal is omgegaan met de identiteit van de klokkenluiders niet? Waarom deelt u niet de conclusie van zowel de Commissie Integriteit Overheid als de politiebond ACP dat agenten door deze ontwikkelingen minder geneigd zullen zijn misstanden binnen de politie te melden?
Zoals in de reactie aan de Voorzitter van de Commissie Integriteit Overheid is aangegeven betreur ik het dat de naam van betrokkene in de openbaarheid is gekomen. Ik ben van mening dat dergelijke rapportages geanonimiseerd naar buiten moeten worden gebracht, zodat medewerkers die misstanden willen melden, zich niet geremd hoeven te voelen door de vrees dat hun identiteit eventueel in de openbaarheid zal komen.
Het onder vraag 1 genoemde besluit, regelt dat de identiteit van de melder niet bekend gemaakt mag worden zonder instemming van de melder.
Bent u bereid de mogelijkheid te onderzoeken om agenten anoniem misstanden te laten melden en bij dit onderzoek de politievakbonden te betrekken?
Het onder vraag 1 genoemde besluit, dat betrekking heeft op de ambtelijke dienst, voorziet niet in anonieme meldingen door ambtenaren, omdat daarmee de transparantie van ambtelijke organisaties en daarmee de integriteit niet wordt vergroot.
Artikel 36 van het besluit bevat een evaluatiebepaling dat de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties binnen vijf jaar na de inwerkingtreding van dit besluit aan de Staten-Generaal een verslag zendt over de doeltreffendheid en de effecten van dit besluit in de praktijk. Ik acht het op dit moment niet nodig om onderzoek te verrichten om te bezien of agenten anoniem misstanden kunnen melden.
Het plan van het Dolfinarium om Morgan te verhuizen naar een attractiepark op Tenerife |
|
Esther Ouwehand (PvdD) |
|
![]() |
Is het waar dat het Dolfinarium bij uw ministerie een vergunning heeft aangevraagd voor de verhuizing van Morgan naar Loro Parque in Tenerife?1 Zo ja, op welke termijn beslist u over deze aanvraag? Zo neen, hoe zit het dan?
Hoe verhoudt een eventuele overplaatsing van Morgan naar een park op Tenerife zich tot uw toezegging dat «als we over de gegevens en de onderbouwing beschikken dat het voor het dier veilig is, willen wij bevorderen, stimuleren, dat het teruggaat naar de vrije zee»?2 Kunt u uiteenzetten hoe deze toezegging wordt meegewogen en verankerd bij de ontwikkelingen rond Morgan, inclusief de nu voorliggende vergunningaanvraag?
Voor het antwoord op de hierboven vermelde vragen, verwijs ik naar mijn brief aan uw Kamer over mijn beslissing op het bezwaar van de Orka Coalitie.
Is er een geldbedrag gemoeid met het plan van het Dolfinarium om Morgan te laten overnemen door Loro Parque op Tenerife? Zo ja, om welk bedrag gaat het?
Wat is de stand van zaken van de uitvoering van de op 28 juni aangenomen motie Ouwehand waarin de Kamer u gevraagd heeft het Dolfinarium op te dragen de gegevens over Morgan openbaar te maken, zodat onafhankelijk onderzoek mogelijk is naar de terugplaatsing van deze orka in het wild?3 Wat vindt u ervan dat het Dolfinarium, nog voordat u bent begonnen met de uitvoering van deze motie, in de media heeft laten weten «vooralsnog niet in te willen gaan op de wens van de politiek?»4 Vindt u het gepast dat een commerciële organisatie die een vergunning heeft gekregen voor de opvang van een in het wild levende orka het betreffende dier als haar eigendom beschouwt waar niemand zich verder mee mag bemoeien, ook de volksvertegenwoordiging niet?
Kunt u zeggen hoe u het Dolfinarium – een park dat zich profileert met shows en voorstellingen – typeert? Deelt u de mening dat de uitspraak «Dit is geen attractiepark, maar een zeezoogdierenpark» een vertekening van de werkelijkheid is? Wat vindt u van beweringen als «Morgan geniet van de aandacht van de gasten. Zoals het voor bezoekers leuk is om naar haar te kijken, is het voor haar leuk om naar ons te kijken» en «De openbaarmaking van de gegevens van Morgan schaadt haar privacy»?5
Het Dolfinarium is een zeezoogdierenpark, een dierentuin die voldoet aan de wet- en regelgeving die daarvoor in internationaal, Europees en Nederlands verband gelden. Het is gebleken dat Morgan in het bassin waarin ze nu verkeert, positief reageert op de aandacht van verzorgers en van gasten en dat de orka blijk geeft van verveling als ze gedurende langere tijd alleen gelaten wordt, hetgeen soms niet te voorkomen is.
Kunt u bevestigen dat het Loro Parque een attractiepark is waar dagelijks drie orkashows, vier dolfijnenshows, vijf zeeleeuwenshows en zes papegaaienshows plaatsvinden ter vermaak van het publiek? Hoe oordeelt u over shows waarbij toppredatoren die bekend staan om hun hoge intelligentie kunstjes moeten vertonen die tegen het natuurlijk gedrag in gaan? Zou een eventuele overplaatsing naar Loro Parque betekenen dat Morgan zal worden ingezet in de shows van dit park? Zo ja, hoe verhoudt dat zich tot de beloofde inspanningen om het dier terug te laten keren in het wild? Zo neen, hoe weet u dat zo zeker?
Zie antwoord vraag 2.
Welke kennis is er op uw ministerie over Loro Parque? Bent u ervan op de hoogte dat er meerdere incidenten in dit park zijn geweest waarbij de trainers zijn aangevallen door de orka’s en waarbij zelf een trainer om het leven is gekomen6 7? Wat vindt u ervan -in termen van betrouwbaarheid van het park- dat Loro Parquede dood een ongeluk blijven noemen terwijl uit het autopsie rapport blijkt dat de trainer is omgekomen als gevolg van een aanval door de orka?8
Het is mij bekend dat er enige ongelukken hebben plaatsgevonden in Loro Parque met orkatrainers. Het is niet aan mij om een oordeel te vellen over de kwalificaties van de trainers, die Loro Parque nodig acht voor het omgaan met orka’s. Ik ga mij niet mengen in de interne nationale Spaanse regelgeving op dat gebied. Dat geldt ook voor de beoordeling van een intern autopsierapport.
Het bassin van Loro Parque is onlangs in zijn geheel gerenoveerd, waarbij geleerd is van de lessen uit het verleden. De diepte van het bassin is aangepast en de coating van de wanden is vernieuwd.
Is het waar dat inmiddels meer dan de helft van de trainers en verzorgers van de orka’s niet is gekwalificeerd of getraind volgens de standaard van SeaWorld om met orka’s om te gaan?9 Als een opleiding volgens de standaarden van SeaWorld al iets zegt over de kwaliteit ten aanzien van de verzorging van orka’s, wat zegt het u dan dat dat de helft van de mensen die voor Morgan moeten gaan zorgen niet aan deze standaarden voldoet? Klopt het dat de orka’s in Loro Parque in 2007 allemaal een endoscopie moesten ondergaan omdat er verkeerde coating was gebruikt van de bassins? Zo ja, hoe oordeelt u over dit gebrek aan kennis over het houden van orka’s?
Zie antwoord vraag 7.
Gelden de criteria die u de Kamer heeft meegedeeld over de terugplaatsing in het wild, te weten beschikbaarheid en onderbouwing van gegevens dat het voor het dier veilig is, ook voor een eventuele overplaatsing naar een ander park? Zo ja, kunt u deze gegevens naar de Kamer sturen en zeggen hoe beoordeelt de waarschuwingen van wetenschappers beoordeelt die zeggen dat de plaatsing van een orka in een groep die geen familie is, haar taal niet spreekt, en waarin door gebrek aan sociale structuur al veel agressief gedrag is getoond, het welzijn van deze orka niet ten goede zal komen?10 Zo neen, waarom niet? Welke criteria legt u dan wel aan de dag voor de beoordeling van overplaatsingsvergunningen?
Zie antwoord vraag 2.
Kunt u bevestigen dat u op dit moment eindverantwoordelijke bent ten aanzien van het welzijn van Morgan? Zo ja, op welke wijze verandert dit als Morgan naar het buitenland wordt overgeplaatst? Zo neen, hoe zit het dan en wat verandert er bij overplaatsing naar het buitenland?
Kunt u toezeggen dat u in elk geval geen vergunningen verleent voor een eventuele verplaatsing van Morgan voordat u de Kamer heeft geïnformeerd over de uitvoering van de motie Ouwehand 3 en de verdere concretisering van de inzet om de orka te terug te laten keren naar het wild met als eventuele tussenstap de verplaatsing naar een natuurlijker omgeving?
De luchtbrug voor Somalië |
|
Frans Timmermans (PvdA), Sjoera Dikkers (PvdA) |
|
![]() |
Zal het Wereldvoedselprogramma (WFP) van de Verenigde Naties (VN) in de komende dagen een luchtbrug naar Mogadishu op touw zetten om hongerende kinderen in Zuid-Soedan van noodhulp te voorzien?1
Verschillende hulporganisaties, waaronder het Wereldvoedselprogramma, hebben in de afgelopen weken hulpgoederen per vliegtuig naar de Somalische hoofdstad Mogadishu getransporteerd.
Deelt u de mening van het WFP dat de situatie dermate ernstig is dat, indien er niet in de komende dagen extra voedsel naar Zuid-Soedan wordt gebracht, 2,2 miljoen mensen, die tot nu toe onbereikbaar waren, in acuut gevaar komen?
Ik ga ervan uit dat bedoeld werd naar de humanitaire situatie in Somalië te vragen. Deze is inderdaad buitengewoon ernstig, en is de afgelopen weken verslechterd. Inmiddels is in zes regio’s in Zuid- en Centraal-Somalië volgens de VN sprake van hongersnood. De toegang tot deze gebieden is echter moeilijk voor hulporganisaties. Waar mogelijk proberen reeds aanwezige organisaties hun activiteiten te intensiveren, met enig succes. In augustus bereikten hulporganisaties 1 miljoen mensen in de zuidelijke regio’s van Somalië. Dit is ruim een verdrievoudiging van het aantal bereikte mensen in de maand juli.
Binnenkort gaat uw Kamer, op verzoek van de Vaste Commissie voor Buitenlandse Zaken, een stand-van-zakenbrief toe over de humanitaire crisis in de Hoorn van Afrika. Het verslag van mijn recente bezoek aan Mogadishu is opgenomen in de Kamerbrief over de Nederlandse inzet op het gebied van geïntegreerde piraterijbestrijding en stabilisering van Somalië.
Deelt u de mening van het WFP dat de meerderheid van deze mensen inmiddels te zwak is om zichzelf naar elders te begeven op zoek naar eten en er dus niets anders op zit dan het eten naar hen toe te brengen? Zo ja, bent u bereid de luchtbrug te steunen met middelen die u ter beschikking staan, bijvoorbeeld een financiële bijdrage, maar mogelijk ook transportcapaciteit van de Koninklijke Luchtmacht? Zo ja, wat gaat de Nederlandse regering doen? Zo nee, waarom niet?
Er bestaat een grote behoefte aan voedselhulp en therapeutische voeding in Zuid- en Centraal-Somalië, evenals in enkele delen van Noord-Somalië. Nederland heeft extra geld beschikbaar gesteld, onder andere voor activiteiten van het Internationale Comité van het Rode Kruis (ICRC) in Somalië. ICRC voert onder andere voedseldistributies uit in gebieden die onder controle staan van de radicaalislamitische Al Shabaab. Ook heb ik een additionele bijdrage van 10 miljoen euro gedaan aan het Gemeenschappelijke Humanitaire Fonds voor Somalië. Dit fonds wordt door de VN beheerd en kan snel, flexibel en verantwoord activiteiten financieren, zoals voedselhulp, veilig drinkwater en medische voorzieningen. In totaal bedraagt de Nederlandse humanitaire hulp aan de crisis in de Hoorn van Afrika nu ruim 25 miljoen euro.
WFP heeft aangegeven over voldoende middelen te beschikken voor de eerder genoemde luchttransporten naar Mogadishu, en heeft Nederland niet verzocht om transportcapaciteit ter beschikking te stellen.
Bent u bereid deze vragen op de kortst mogelijke termijn te beantwoorden, aangezien het hier om een noodsituatie gaat?
Helaas is dat niet gelukt.
Juwelier Kamerbeek in Nijmegen |
|
Hero Brinkman (PVV), Geert Wilders (PVV) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van de vele berichten over juwelier Kamerbeek in Nijmegen, die herhaaldelijk op zeer gewelddadige wijze door allochtone daders is overvallen en daar zwaar lichamelijk letsel aan heeft overgehouden?
Ja.
Welke acties hebben politie en Justitie ondernomen om betrokken juwelier bij te staan, de daders te achterhalen en te laten vervolgen en de veiligheid van deze juwelierszaak en andere (juweliers)zaken beter te waarborgen?
Direct na de melding van de overval op de juwelier in Nijmegen is er een strafrechtelijk onderzoek gestart om de daders te achterhalen. In het belang van het opsporingsonderzoek kan ik daarover geen verdere mededelingen doen. Aan de betrokken juwelier is slachtofferhulp en ondersteuning aangeboden. De lokale driehoek heeft eerder besloten om over te gaan tot een intensieve, dadergerichte en persoonsgebonden aanpak van overvalcriminaliteit.
Deelt u de mening dat als een winkelier vele malen door allochtonen is overvallen en is bent neergeschoten en een dwarsleasie heeft opgelopen na door allochtone overvallers in een bouwput te zijn gegooid, diens veiligheid en zijn winkel en niets anders voorop staat?
Ja, de veiligheid van de winkelier staat wat mij betreft voorop.
Deelt u de mening dat het in die context te gemakkelijk is om het besluit van de juwelier niet meer iedereen zijn winkel binnen te laten (bijvoorbeeld Marokkaanse jongens van 16 jaar uit zijn winkel te weren) als discriminatoir af te doen, nu hij steeds door personen uit deze groep gewelddadig overvallen is? Wat zou u zelf doen als u de betreffende juwelier zou zijn en er kort nadat u door een Marokkaanse jongere gewelddadig bent overvallen een Marokkaanse jongere de winkel binnenloopt?
Winkeliers mogen een deurbeleid voeren om hun eigendommen te waarborgen en (herhaling van) slachtofferschap te voorkomen. Een winkelier behoeft zijn deur alleen te openen wanneer hij er vertrouwen in heeft dat het een potentïele klant betreft.
Deelt u de mening dat het de wereld op zijn kop is om het slachtoffer hier als dader neer te laten zetten, zoals de Commissie Gelijke Behandeling doet, terwijl de oorzaak ligt in de oververtegenwoordiging van (Marokkaans)straattuig in de criminaliteit? Wanneer gaat u deze criminaliteit eindelijk eens genadeloos hard aanpakken? Wanneer wordt bijvoorbeeld het wetsvoorstel minimumstraffen en het wetsvoorstel denaturalisatie criminelen eindelijk ingediend?
Voorop staat dat betrokkene slachtoffer is van een ernstig misdrijf en als zodanig behandeld moet worden en steun verdient. Tegelijkertijd dient iedereen zich aan de wet te houden. Samen met het bedrijfsleven, gemeenten, politie en het Openbaar Ministerie zet ik, via het actieprogramma Ketenaanpak Overvalcriminaliteit, fors in op de aanpak van overvallen.1
Met betrekking tot de stand van zaken betreffende het wetsvoorstel minimumstraffen kan ik meedelen dat dit wetsvoorstel is aangeboden aan de Raad van State voor advies.
Wat het ontnemen van de Nederlandse nationaliteit wegens ernstige commune misdrijven betreft is – conform het Regeerakkoord – met landen die partij zijn bij het Europees Verdrag inzake nationaliteit in het afgelopen jaar gesproken over mogelijkheden om de grenzen die het Verdrag aangeeft voor intrekking van nationaliteit zo te interpreteren of verdragsrechtelijk aan te vullen dat ook de veroordeling voor bepaalde zware commune misdrijven aanleiding kan zijn tot intrekking van de nationaliteit. In het licht van deze gesprekken wordt thans een wetsvoorstel voorbereid.
De gevolgen van bezuinigingen voor de kwaliteit van de zorg |
|
Renske Leijten |
|
Zijn er veel woonzorgcentra waar een permanente aanwezigheid van een nachtverpleegkundige is wegbezuinigd?1 2
Ik heb geen gegevens over het aantal nachtverpleegkundigen in instellingen.
Voldoet de kwaliteit van de thuisverpleging door woonzorggroep Samen aan de eisen van de Inspectie voor de Gezondheidszorg? Kunt u dat toelichten?
De IGZ heeft de organisatie goed in beeld en geeft aan dat er geen redenen zijn om de woonzorggroep onder verscherpt toezicht te stellen.
Is het waar dat woonzorggroep Samen de afgelopen jaren heeft bezuinigd op de kwaliteit van de verpleging?2 3 Klopt het dat deze instelling tegelijkertijd een financieel tekort heeft weggewerkt en een mooi financieel resultaat heeft gehaald?4 Hoe reageert u op de stelling dat de woonzorggroep Samen in 2009 meer oog heeft gehad voor de jaarrekening dan voor de kwaliteit van de zorg?
De zorginstelling dient kwalitatief goede zorg te leveren. Daarnaast heeft zij ook een verantwoordelijkheid voor de financiële resultaten. De IGZ beoordeelt of de kwaliteit van zorg in een zorginstelling voldoende is. Zij hebben aangegeven dat er geen reden is voor extra aandacht en controle bij de woonzorggroep Samen. Het wegwerken van het financiële tekort is dus niet ten koste gegaan van de kwaliteit van zorg.
Herinnert u zich de uitzending van Eén Vandaag, waarin werd verteld over een bewoonster van woonzorggroep Samen wiens overlijden door alle betrokkenen werd geweten aan verwaarlozing van een wond door de thuiszorg?5
Ik heb de uitzending aandachtig bekeken.
Klopt de bewering van de familie in de uitzending van Eén Vandaag dat de verzorging van de patiënt thuis alleen plaats had mogen vinden door een speciale wondverpleegkundige? Klopt de bewering van de familie dat er in de desbetreffende regio slechts één speciale wondverpleegkundige beschikbaar was?
Ik heb geen gegevens of er in iedere regio een speciale wondverpleegkundige aanwezig was en/of is. Verpleegkundigen en verzorgenden die met een dergelijk specialistische handeling te maken krijgen, moeten aan het ziekenhuis vragen geïnstrueerd of bijgeschoold te worden. Daarnaast is er een aantal wondexpertisecentra waar deskundige hulp gevraagd kan worden, hiervan zijn er voldoende beschikbaar.
Is het onvoldoende beschikbaar zijn van speciale wondverpleegkundigen in de desbetreffende regio een gevolg van onvoldoende middelen? Op welke manier gaat u er voor zorgen dat deze zorg ook in deze regio in voldoende mate beschikbaar komt?
Zie antwoord vraag 5.
Erkent u dat deze verschraling van de zorg een gevolg is van uw beleid? Erkent u dat de kwaliteit van de zorg als gevolg van bezuinigingsmaatregelen afneemt?
Nee. In mijn beleid voor de komende kabinetsperiode investeer ik juist in de ouderenzorg extra. Er wordt – naast de middelen voor reguliere groei – structureel geld beschikbaar gesteld voor meer verpleegkundigen en verzorgenden en er wordt geïnvesteerd in scholing. Met deze investeringen wordt de kwaliteit van zorg verbeterd.
Bent u bereid de Inspectie voor de Gezondheidszorg verscherpt toezicht te laten houden op woonzorggroep Samen?
Zie antwoord vraag 2.
De joint venture tussen Gazprom en RWE |
|
Marieke van der Werf (CDA) |
|
Maxime Verhagen (minister economische zaken, viceminister-president ) (CDA) |
|
![]() |
Is er een officiële reactie namens de regering met betrekking tot de mogelijke joint venture tussen Gazprom en RWE, waarmee het Russische bedrijf in de toekomst enige zeggenschap verwerft over de in Nederland gevestigde bedrijven van Essent?
Onderhavige beantwoording van de vragen van lid Van der Werf (CDA) is de eerste reactie van het kabinet over de voorgenomen samenwerking tussen RWE en Gazprom. RWE en Gazprom hebben op 14 juli jl. een Memorandum van Overeenstemming getekend. Het Memorandum is, blijkens het bericht van Essent1, een intentie om tot financiële overeenkomsten te komen die betrekking hebben op individuele gas- en kolengestookte energiecentrales van RWE in de Benelux, Duitsland en Groot-Brittannië. Uit een recentelijk gesprek tussen mijn hoogste energieambtenaar en de CEO van Essent bleek dat er nu nog geen overeenkomst is afgesloten; de onderhandelingen bevinden zich nog in het beginstadium. Het is mogelijk dat een aandeel van Gazprom in enkele elektriciteitscentrales in Nederland onderdeel gaat uitmaken van de samenwerking met RWE. Essent geeft echter aan dat de aansturing, het management en de operationele bedrijfsvoering van desbetreffende centrales in handen blijven van Essent/RWE.
Biedt de Nederlandse wet- en regelgeving voldoende bescherming tegen eventuele staatsbemoeienis van Rusland met Gazprom, waarvan in het verleden voorbeelden waren? Is het bijvoorbeeld uitgesloten dat de belangen van de Russische staat zullen prevaleren op de energielevering van burgers en bedrijven in Nederland?
Er is in Nederland een uitgebreid beleidskader, deels juridisch verankerd in nationale en Europese wetgeving, dat een goede marktwerking en een betrouwbare energievoorziening voor burgers en bedrijven waarborgt. Een sterke en open markt zorgt ervoor dat burgers en bedrijfsleven voor hun energievoorziening kunnen vertrouwen op een voldoende aantal aanbieders dat middels een groot aantal landen en bronnen de energievoorziening borgt. Zo kan worden voorkomen dat de belangen van één partij de energievoorziening voor Nederlandse burgers en bedrijven in gevaar kunnen brengen.
Indien Gazprom binnen Nederland actief is, dan moet het zich hier, net als alle andere bedrijven, aan de regels houden. Gazprom is overigens een bedrijf waar Nederlandse en andere Europese bedrijven veelvuldig en goed zaken mee doen. Deze relatie kent een wederzijds belang; gas is voor Europa belangrijk, maar Europa is ook een belangrijke klant voor Gazprom.
Het bovengenoemde Nederlandse beleidskader ter borging van de energievoorziening bestaat ondermeer uit:
Daarnaast heb ik het wetsvoorstel ter implementatie van het derde energiepakket ingediend bij uw Kamer (kamerstukken 32814). Onderdeel hiervan vormt een vangnetbepaling die erop is gericht om te kunnen toetsen of een wijziging van de zeggenschap in elektriciteitsproductie-eenheden een gevaar oplevert voor de leveringszekerheid; in zo’n geval kan ik, onder voorwaarden en na instemming van de Europese Commissie, voorschriften verbinden aan de wijziging van zeggenschap.
Klopt het dat Gazprom niet hoeft te voldoen aan Europese regelgeving, zoals de noodzaak tot splitsing? Is er, bij een geslaagde joint venture tussen Gazprom en RWE die leidt tot een financiële impuls voor Essent, dan geen sprake van concurrentievervalsing ten opzichte van energiebedrijven die hun rendement wel moeten baseren op Europese regelgeving?
Alle bedrijven die actief zijn binnen de Europese Unie dienen zich te houden aan de Europese en nationale regels. Dat geldt dus ook voor Gazprom. Voor transmissienetwerken in Europa geldt dat de (persoon of) personen die zeggenschap (beslissende invloed) hebben over het transmissienetwerk, dienen te voldoen aan de onafhankelijkheidsvereisten van het derde pakket. Ter implementatie van het derde pakket heb ik recentelijk aan uw Kamer een wetsvoorstel ter behandeling aangeboden.
Bij certificering van eigenaren of beheerders van een transmissiesysteem waarover personen uit derde landen zeggenschap hebben, geldt een aanvullende certificeringprocedure, waarbij met name wordt gekeken naar de vraag of het toekennen van certificering geen bedreiging vormt voor de energievoorzieningszekerheid.
Buiten de Europese Unie staat het in beginsel alle bedrijven vrij om andere activiteiten ontwikkelen: de Europese regels gelden hier niet. Gazprom kan dus in Rusland actief zijn in transmissie en levering, zolang de bedrijfsvoering van een Europees transmissienetwerk maar onafhankelijk van levering en productie plaatsvindt. Dat geldt evenzo voor Europese bedrijven. Van concurrentievervalsing is in dat opzicht dus geen sprake. Uiteraard moeten de afspraken tussen RWE en Gazprom ook voldoen aan het Europese en nationale mededingingsrecht – in dit geval dat van Duitsland, Groot-Brittannië en Nederland -. Of dit het geval is, is ter beoordeling van de relevante mededingingsautoriteiten.
Wat is de mening van de regering over het feit dat aandelen van de kerncentrale Borssele bij doorverkoop aan RWE mogelijk deels in handen komen van Gazprom? Klopt het bericht dat voor doorverkoop van aandelen in de kerncentrale van Borssele toestemming nodig is van uw ministerie?1
De voorgenomen samenwerking tussen RWE en Gazprom heeft geen betrekking op de kerncentrale van Borssele, noch op andere kerncentrales in Europa. Zoals hierboven genoemd heeft Essent, als reactie op verschillende mediaberichten, hierover een bericht op de website geplaatst.
Op dit moment bezit RWE geen aandelen in EPZ, de exploitant van de kerncentrale Borssele. De aandelen in EPZ zijn voor 50% in bezit van Delta en voor 50% in bezit van de voormalige aandeelhouders van Essent, verenigd in Publiek Belang Elektriciteitsproductie BV (PBE). Een mogelijke overdracht van aandelen in EPZ van PBE naar RWE is thans onderwerp van een gerechtelijke procedure tussen Delta en PBE. Het is bekend dat partijen met elkaar in gesprek zijn om overeenstemming te bereiken over een aandelenoverdracht, waarbij RWE mogelijk een minderheidsaandeel in EPZ zou verkrijgen. Mocht deze aandelenoverdracht doorgang vinden, dan is RWE gebonden aan het convenant Publieke Belangen Kerncentrale Borssele.3 Mocht RWE op haar beurt (een deel van) haar aandelen in EPZ willen doorverkopen aan een andere partij, dan is RWE verplicht daarvan melding te doen aan mij. Indien met de voorgenomen overdracht naar mijn mening de duurzame exploitatie van de kerncentrale Borssele onvoldoende verzekerd is, in die zin dat daardoor de dwingende redenen van algemeen belang betreffende de openbare orde, openbare veiligheid (inclusief leveringszekerheid) en volksgezondheid in gevaar kunnen komen, dan kan ik mij op grond van het convenant verzetten tegen de voorgenomen overdracht van aandelen en deze in het uiterste geval blokkeren.
De voortdurende detentie van de waxinelichtgooier |
|
Tofik Dibi (GL) |
|
![]() |
Kent u het bericht dat de verdachte van het werpen van een waxinelichthouder naar de Gouden Koets tijdens Prinsjesdag 2010 nog steeds is gedetineerd?1 Zo ja, klopt dit bericht?
De rechtbank in Den Haag heeft besloten de voorlopige hechtenis te verlengen tot 21 augustus. Het is niet mogelijk een gebruikelijke termijn aan te geven omdat de duur van het voorarrest steeds afhangt van de omstandigheden van het geval. De duur ervan wordt bepaald door de rechter.
De verdachte is niet gedetineerd in de Extra Beveiligde Inrichting (EBI). In het kader van de privacy van de verdachte kan het Openbaar Ministerie geen verdere mededelingen doen over de detentieomstandigheden van de verdachte en de plaats waar gedetineerd zit. De rapportage over de psychische gesteldheid van de verdachte, door het Pieter Baan Centrum, is inmiddels gereed.
De inhoudelijke zitting staat gepland op 6 september 2011.
Wat is de gebruikelijke termijn van voorarrest bij delicten waarvan betrokkene verdacht wordt? Wat is, indien de duur van het voorarrest afwijkt van vergelijkbare gevallen, de precieze reden van dit voorarrest?
Zie antwoord vraag 1.
Onder welke omstandigheden en waar is deze verdachte gedetineerd? Klopt het bericht dat deze verdachte gedetineerd is in de Extra Beveiligde Inrichting (EBI) van Penitentiaire Inrichting (PI) te Vught? Heeft het Pieter Baan Centrum inmiddels gerapporteerd over de psychische gesteldheid van deze verdachte? Zo nee, wat is de reden waarom hier het wachten op is?
Zie antwoord vraag 1.
Op welke termijn is de behandeling ter strafzitting te verwachten?
Zie antwoord vraag 1.
Het bericht dat patiënten verkeerd worden voorgelicht door zorgverzekeraars |
|
Karen Gerbrands (PVV) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
![]() |
Wat is uw reactie op het bericht «Verzekeraar verwijst patiënt ongegrond»?1
Verwijzen is een zaak van zorgverleners zoals huisartsen en specialisten. Een verzekeraar heeft geen officiële verwijsfunctie. Als verzekerden daarom vragen, geeft Achmea, zoals ook veel andere verzekeraars, wel informatie en adviezen over zorgverleners en behandelingen. De verzekerde beslist zelf wat hij of zij met het advies van de zorgverzekeraar doet.
Bij de advisering maakt Achmea gebruik van informatie over bijvoorbeeld wachttijden en kwaliteitsnormen van beroepsgroepen. Daarnaast gebruikt Achmea waar mogelijk het resultaat uit haar eigen kwaliteitsbenchmark. Deze wordt samengesteld op basis van de uitvraag van Zichtbare Zorg, de Inspectie voor de Gezondheidszorg en de uitvraag van Zorgverzekeraars Nederland. Ook de resultaten van de lopende patiëntbelevingsonderzoeken (CQ-index) worden daarin verwerkt.
Het CVZ heeft onlangs uitgesproken dat het gebruik van de Da Vinci robot voor een radicale prostatectomie even effectief is als de andere operatieve behandelingen en dat het uiteindelijke resultaat van de ingreep mede wordt bepaald door de vaardigheiden van de zorgverlener en de eventuele comorbiditeit van de betreffende patiënt.
De bewering in de namens Achmea verstuurde e-mail, die in het artikel van Medisch Contact wordt aangehaald, dat «de Da Vinci-methode minder dan 10 procent kans op complicaties geeft (zoals incontinentie en napijn) terwijl dit bij de traditionele methode 90 procent is» is onjuist. Dat is niet zorgvuldig.
Deelt u de mening dat hier onzorgvuldig gehandeld is door Achmea?
Zie antwoord vraag 1.
Bent u bereid na te gaan hoeveel patiënten door Achmea verkeerd zijn voorgelicht over prostaatoperaties? Zo ja, hoe worden deze patiënten op de hoogte gesteld van het feit dat zij verkeerde informatie hebben ontvangen. Zo nee, waarom niet?
Achmea heeft hier zelf onderzoek naar gedaan. In alle verstuurde berichten aan verzekerden van het afgelopen half jaar over prostaatbehandelingen (54 stuks) zijn twee berichten gevonden met de onjuiste voorlichting, waaronder het geval dat in Medisch Contact aandacht heeft gekregen. Zonder daarover 100% zekerheid te kunnen geven (vragen kunnen ook mondeling zijn afgehandeld) heeft
Achmea op basis van het gedane onderzoek de stellige indruk dat de onjuiste informatieverstrekking op zeer beperkte schaal heeft plaatsgevonden. Inmiddels is ook de interne procedure aangepast om verdere onjuiste informatieverstrekking te voorkomen.
Bent u bereid de juistheid van de verwijzingen van alle zorgverzekeraars te onderzoeken?
Mede op basis van het antwoord op vraag 3 zie ik geen reden om de juistheid van de informatieverstrekking door zorgverzekeraars te (laten) onderzoeken. Als aanvullend argument wil ik aanvoeren dat verzekeraars er veel aan gelegen is om zorgvuldig te zijn in de informatieverstrekking voor het behoud van een goede vertrouwensband met hun verzekerden.
Welke maatregelen kunt u nemen om te zorgen dat er zo spoedig mogelijk kwaliteitsindicatoren komen voor prostaatoperaties?
Kwaliteitsindicatoren voor prostaatkanker zijn onderwerp van het Zichtbare zorg (ZiZo) programma. De indicatorenset voor een bepaalde aandoening of behandeling wordt in ZiZo verband ontwikkeld in een werkgroep waar zorgverleners, patiënten en zorgverzekeraars zitting hebben. Dit jaar is een eerste (nog niet verplichte) uitvraag voor prostaatoperaties gedaan op basis van informatie over 2010. In 2012 zal er een verplichte uitvraag volgen over de zorg die verleend is in 2011. Dit jaar komt de beroepsgroep ook met minimale volumenormen voor prostaatoperaties.
Het beter aanbesteden van de 'gratis schoolboeken' |
|
Boris van der Ham (D66) |
|
Marja van Bijsterveldt (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (CDA) |
|
![]() |
Wat is uw inhoudelijke reactie op het artikel «Wat een mislukking, die schoolboekenwet»? Kunt u de geschetste problemen die in het artikel worden aangegeven bevestigen? Zo nee, welke niet, en waarom niet?1
Wat is uw inhoudelijke reactie op de voorgestelde verbeterpunten in het artikel, namelijk dat scholen hun aanbesteding aanbieden in percelen en dat de schoolboekfinanciering niet meer per leerling wordt geëxpliciteerd, maar in het algemene schoolbudget wordt opgenomen?
Bent u bereid om de evaluatie van de effectiviteit van de gratis schoolboeken te vervroegen?