Het bericht 'Verpleeghuis vraagt geld voor oppompen van banden |
|
Fleur Agema (PVV) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Verpleeghuis vraagt geld voor oppompen van banden»?1
Ja, ik ken het bericht.
Bent u bekend met de eerder gestelde Kamervragen over onterechte bijbetalingen in AWBZ-instellingen en de door uw voorganger gegeven antwoorden?2 Bij hoeveel instellingen heeft de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) geconcludeerd dat er sprake was van onterechte bijbetalingen? Welke maatregelen heeft de NZa vervolgens tegen deze instellingen genomen?
Ik ben bekend met de eerder gestelde Kamervragen en de antwoorden daarop.
Medio 2010 heeft de NZa signalen ontvangen dat sommige instellingen kosten in rekening brachten voor zaken die tot de aanspraak behoren. De NZa heeft in de zomer van 2010 een meldpunt opengesteld, de meldingen beoordeeld en de terechte meldingen doorgezet naar de zorgkantoren. De NZa heeft in haar rapport van februari 2011 aangegeven dat het opleggen van formele handhavingsmaatregelen toen niet opportuun was. Door de aansporingen van de NZa, zorgkantoren, Actiz en cliëntenorganisaties verbeterden zorgaanbieders in de AWBZ hun beleid.
Omdat er in het voorjaar van 2011 signalen waren dat onterechte betalingen bleven voortduren, heeft de NZa in lijn met de motie Agema-Venrooij, een hernieuwd handhavingstraject ingezet. De NZa heeft sinds mei dit jaar 56 meldingen ontvangen (peildatum 14 december 2011). Hiervan zijn er nog 15 in behandeling. In 3 gevallen heeft de NZa geconstateerd dat er sprake was van een overtreding. De aanbieders hebben een aanwijzing van de NZa ontvangen om de overtreding te staken en de namen van de aanbieders zijn in november openbaar gemaakt.
Bent u bekend met de brochure van het College Voor Zorgverzekeringen genaamd «Daar hebt u recht op in een AWBZ-instelling»?3
Ik ben bekend met de brochure van het College voor Zorgverzekeringen. Ik deel uw mening dat de rechten van cliënten bij betrokkenen bekend moet zijn. Een brochure is daarvoor een middel, die ook toegankelijk is via de website van het CVZ. Daarnaast verwijzen verschillende bronnen, zoals de website van de NZa en cliëntenorganisaties, naar dit document. Ik vertrouw op de eigen verantwoordelijkheid van partijen om deze informatie tot zich te nemen.
Deelt u de mening dat deze brochure bekend moet zijn bij alle Raden van Bestuur, alle cliëntenraden en alle bewoners van verpleeg- en verzorgingshuizen in Nederland? Zo ja, hoe gaat u dit bewerkstelligen?
Zie antwoord vraag 3.
Welke maatregelen gaat u treffen tegen bestuurders van AWBZ-instellingen die onterecht een eigen bijdrage vragen van bewoners?
Er worden reeds maatregelen getroffen door de NZa. In mijn brieven van 20 juni en 25 oktober jongstleden heb ik uiteen gezet welke maatregelen de NZa neemt bij onterechte betalingen. De raad van bestuur krijgt deze maatregelen opgelegd als vertegenwoordiger van de zorginstelling.
Deelt u de mening dat bestuurders die onterecht een eigen bijdrage van hun bewoners gevraagd hebben, dit geld uit hun eigen zak terug moeten betalen? Zo ja, hoe gaat u dit bewerkstelligen?
Ik vind het van belang dat cliënten hun geld terugkrijgen als blijkt dat zij onterecht hebben betaald. De NZa heeft in haar aanwijzing aan overtreders gewezen op hun terugbetalingsverplichting jegens de bewoners. De overtredende aanbieders hebben aangegeven hun beleid aan te passen en de bewoners te compenseren. De NZa doet na enige tijd navraag bij de melders of zij zijn gecompenseerd. De raad van toezicht kan – als het gaat om maatregelen jegens de raad van bestuur – ingrijpen wanneer de raad van bestuur niet goed functioneert.
Deelt u de mening dat, wanneer blijkt dat een bestuurder voor een tweede maal onterecht eigen bijdragen vraagt van zijn bewoners, deze bestuurder op staande voet ontslagen moet worden? Zo ja, hoe gaat u dit bewerkstelligen?
Zie antwoord vraag 6.
De grote bijdrage van Poolse arbeidsmigranten aan de Nederlandse economie |
|
Gerard Schouw (D66) |
|
Henk Kamp (minister sociale zaken en werkgelegenheid) (VVD) |
|
![]() |
Wat is uw reactie op het bericht «Polen goed voor Nederlandse economie»?1
Iedereen die werkt draagt bij aan de economie. Dat geldt ook voor arbeidsmigranten uit EU-lidstaten. Echter, het is ook duidelijk dat arbeidsmigratie problemen met zich meebrengt, zoals malafide uitzendbureaus, huisvesting en een toenemend beroep op de sociale zekerheid.
Hoe beoordeelt u de 1,8 miljard euro die Poolse arbeidsmigranten bijdragen aan de Nederlandse economische groei? Hoe verhoudt dit zich tot het huidige kabinetsbeleid dat is gericht op het sneller terugsturen van Polen en het in grotere mate uitsluiten van de sociale zekerheid? Heeft dit het risico dat Nederland een onaantrekkelijke reputatie krijgt? Is hierbij de uitspraak van de Poolse minister Pawlak, dat «de onderlinge verhoudingen tussen Polen en Nederland kunnen verzuren», een eerste teken aan de wand?2
Het kabinet heeft maatregelen getroffen om arbeidsmigratie uit EU-lidstaten in goede banen te leiden, zoals uiteengezet in mijn brieven van 14 april 2011 en 18 november 2011.3 Een deel van de maatregelen betreft de terugkeer van EU-burgers die geen verblijfsrecht meer hebben in Nederland, bijvoorbeeld omdat ze werkloos zijn. Dit is niet de categorie die een positieve bijdrage levert aan de Nederlandse economie. Over de maatregelen van het kabinet vindt regelmatig overleg plaats met de andere EU-lidstaten en de Europese Commissie. Dit overleg verloopt in een goede verstandhouding.
Deelt u de mening dat van Bulgaren en Roemenen soortgelijke positieve economische effecten mogen worden verwacht? Hoe verhoudt dit zich tot uw voornemen om – via het behoud van de tewerkstellingsvergunning vanaf 2012 – een administratieve barrière voor Roemeense en Bulgaarse arbeidsmigranten in stand te houden?
In ons land staan honderdduizenden mensen aan de kant met een uitkering. Het kabinet vindt dat eerst het in Nederland beschikbare arbeidspotentieel moet worden benut, voordat arbeidsmigranten worden ingezet. Het verminderen van het aantal mensen met een uitkering levert een positieve bijdrage aan de Nederlandse economie. Extra instroom van Bulgaren en Roemenen is dan ook niet wenselijk, temeer omdat er naast de Nederlandse werklozen ook nog eens ongeveer 300 000 migranten uit Midden- en Oost-Europa in Nederland zijn.
Klopt het dat u de tewerkstellingsvergunning vanaf 2012 alleen mag handhaven bij een ernstige/dreigende verstoring van de arbeidsmarkt en na kennisgeving aan de Europese Commissie? Wilt u de brief aan de Commissie, waarin u aannemelijk maakt dat de Nederlandse arbeidsmarkt ernstig/dreigend is verstoord, eerst aan de Kamer voorleggen?
Conform de bepalingen van het Toetredingsverdrag met Bulgarije en Roemenië hebben de lidstaten van de Europese Unie de mogelijkheid om tot uiterlijk 1 januari 2014 overgangsmaatregelen toe te passen voor het werknemersverkeer met deze landen. Dit is inderdaad alleen mogelijk in geval van ernstige verstoringen van de arbeidsmarkt of het dreigen daarvan. De Europese Commissie ontvangt voor het einde van het jaar een notificatie over het Nederlandse standpunt. De tekst4 van deze notificatiebrief is als bijlage bijgevoegd. In deze tekst is aangesloten bij de redenering zoals aangegeven in mijn brief van 18 november, aangevuld met de meest recente CPB-ramingen over de arbeidsmarkt. Om die reden heb ik het niet nodig gevonden om de notificatiebrief eerst aan de Kamer voor te leggen.
De ontwikkelingen bij de Ommelander Ziekenhuis Groep |
|
Henk van Gerven |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Klopt het dat afdeling A1 in Delfzijl gaat sluiten en de intensive care en hartbewaking naar Winschoten worden verplaatst? Zo ja, wat is hierover uw oordeel in het licht van de bereikbaarheid van (acute) ziekenhuiszorg in Groningen?
Nee, de afdeling A1 in Delfzijl gaat niet sluiten. De Ommelander Ziekenhuis Groep (OZG) heeft mij laten weten dat vanaf juli 2011 de Intensive Care (IC)is geconcentreerd in Winschoten (locatie Lucas), onder borging van afspraken met de Regionale Ambulance Voorziening. Het besluit is genomen met oog op de toekomst om te kunnen blijven voldoen aan de kwaliteitseisen.
Ook worden voorbereidingen getroffen om de hartbewaking van locatie Delfzicht te concentreren op locatie Lucas, onder dezelfde afspraken en bestaande protocollen van het Regionaal Overleg Acute Zorg (ROAZ). Op locatie Delfzicht blijft een calamiteitenbed aanwezig en is er daarnaast een afzonderlijke eerste harthulp met twee bedden. Een cardiologische verpleegafdeling was er al en de cardiologen blijven op locatie Delfzicht werkzaam. De geschetste capaciteit aan bedden is een aanvulling op de bestaande SEH capaciteit. De SEH op locatie Delfzicht wordt intern verplaatst naar de afdeling A1.
Ook blijven op beide locaties van de OZG de spoedeisende hulp 7x24 uur beschikbaar. Tevens blijft de zorg vanuit de poliklinieken op beide locaties voor alle specialismen beschikbaar.
Klopt het dat er ter vervanging van de intensive care en hartbewaking één calamiteitenbed en 2 cardiobedden op de Spoedeisende Hulppost (SEH) komen? Zo ja, komen deze bovenop de bestaande capaciteit van de SEH? Wat is uw oordeel over de gekozen oplossing?
Zie antwoord vraag 1.
Is het waar dat de chirurgische afdelingen B1 en B2 in Delfzijl worden teruggebracht tot short stay en dagverpleging? Zo ja, wat is hierover uw opvatting?
De OZG heeft mij laten weten dat er voorbereidingen worden genomen om afdeling B1 op locatie Delfzicht tot een afdeling Dagbehandelingen te maken. Dit betekent dat circa 90% van alle dagbehandeling binnen de OZG wordt geconcentreerd op locatie Delfzicht. Het overige percentage blijft op locatie Lucas, dit zijn patiënten voor dagbehandeling met een hoog risico score.
Afdeling B2 wordt een short stay afdeling, waar patiënten met kort verblijf worden verpleegd. Op locatie Delfzicht zijn daarnaast voldoende mogelijkheden voor patiënten die langer verpleegd moeten worden. Ik kan me voorstellen dat ziekenhuizen en zorgverzekeraars als gevolg van de krimp in de regio en de geldende kwaliteitsnormen het zorgaanbod concentreren of anders inrichten. De bereikbaarheid en de kwaliteit van de zorg verdienen hierbij speciale aandacht, en moeten voldoen aan de daarvoor geldende eisen. De wijze waarop een ziekenhuis hieraan vorm en inhoud wilt geven, valt binnen de verantwoordelijkheid van de zorginstellingen zelf.
Klopt het dat de chirurgische afdeling A2 zich gaat toespitsen op cardiologie en longziekten? Zo ja, wat betekent dit voor patiënten uit Delfzijl en omgeving die een darm-, blaas- of prostaatoperatie nodig hebben? Wat is de rechtvaardiging met betrekking tot de kwaliteit voor het schrappen van deze zorg?
Het ziekenhuis heeft mij laten weten dat er voorbereidingen worden getroffen om van afdeling A2 een hart- en longafdeling te maken. Voor chirurgische en urologische patiënten wordt per patiënt afhankelijk van de diagnose, door de specialist bepaald naar welke locatie ze gaan. Kleine ingrepen blijven op locatie Delfzicht, de grotere gaan naar locatie Lucas. Ook hier geldt dat de concentratie van zorg plaatsvindt op basis van de kwaliteitscriteria.
Wilt u de rol van de zorgverzekeraars in deze zaak beschrijven en hier uw oordeel over geven? Zo nee, waarom niet?
Zoals ik in antwoord op vraag 3 heb aangegeven, kan ik me voorstellen dat ziekenhuizen en zorgverzekeraars als gevolg van de krimp in de regio en de geldende kwaliteitsnormen, in samenspraak het zorgaanbod concentreren of anders inrichten. De bereikbaarheid en de kwaliteit van de zorg zijn hierbij cruciale uitgangspunten. De wijze waarop een ziekenhuis aan het toekomstige zorgaanbod vorm en inhoud wilt geven, valt binnen de verantwoordelijkheid van de zorginstellingen zelf.
Herinnert u zich uw antwoorden op eerdere schriftelijke vragen, waarin u niet de vraag kon beantwoorden of u een voldoende hoge beschikkingstoeslag zou verstrekken om een volwaardige SEH, inclusief IC-faciliteit, te laten voortbestaan? Kunt u deze vraag nu wel beantwoorden?1
Ja, ik kan mij deze antwoorden herinneren. In antwoord op deze vraag heb ik u destijds gemeld dat het wel of niet toekennen van de beschikbaarheidbijdrage en de hoogte afhankelijk is van een aantal criteria. Toetsing aan de hand van deze criteria zal eerst moeten plaatsvinden. Voor de nadere uitwerking van deze criteria heb ik gewezen op het advies van de Gezondheidsraad dat ingaat op de achtervangfuncties voor een basis-SEH die nodig zijn om de gezondheidstoestand van de patiënt zodanig te stabiliseren dat (eventueel vervoer naar) vervolgbehandeling verantwoord is. Ik verwacht deze maand nog over het advies te kunnen beschikken.
Voor 2011 heeft de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) de Ommelander Groep een beschikbaarheidbijdrage toegekend. De hoogte van de bijdrage 2012 sluit, conform de aanwijzing beschikbaarheidbijdrage, aan bij de berekeningswijze en parameters zoals die van toepassing waren voor het jaar 2011.
Herinnert u zich uw antwoorden op eerdere schriftelijke vragen, waarin u aangaf dat u zich kunt voorstellen dat zorgverzekeraars en ziekenhuizen in krimpregio’s het aanbod verminderen of concentreren? Deelt u de mening dat de consequentie van deze redering zal zijn dat bewoners van krimpregio’s uiteindelijk nog hooguit in één ziekenhuis in die regio terecht kunnen omdat anders de volumenormen niet gehaald worden? Zo nee, waarom niet?
Ja, ik kan mij de antwoorden herinneren. Zoals ik in antwoord op vraag 3 en 5 heb aangegeven kan ik het me voorstellen dat zorgverzekeraars en ziekenhuizen in krimpregio’s het zorgaanbod toekomstbestendig organiseren Ik heb ook al eerder aangegeven dat krimpregio’s als Noord-Oost Groningen mijn bijzondere aandacht hebben in verband met hun kwetsbaarheid als het gaat om verantwoorde kwaliteit en bereikbaarheid van zorg. Juist in deze kwetsbare regio’s zie ik ten aanzien van deze kwaliteit en bereikbaarheid ook een belangrijke rol voor de ziekenhuizen zelf, de zorgverzekeraar in de regio en andere partners in de keten van de zorg. De volumenormen zijn opgesteld om de kwaliteit van hoogcomplexe behandelingen verantwoord te kunnen blijven uitvoeren.
Uiteraard is het te verkiezen om verschillende zorgaanbieders in één regio te hebben. In krimpregio’s is behoud van voldoende zorgaanbod aandachtspunt nummer één. In deze regio’s is behoud van voldoende zorg, van goede kwaliteit en goed bereikbaar op zichzelf al een hele opgave waarop alles moet zijn gericht. Bij afwezigheid van voldoende patiënten is het immers onmogelijk om verschillende aanbieders van dezelfde zorg (vooral hoogcomplexe zorg) open te houden.
De betrokkenheid van het CJIB en een deurwaarder bij het incasseren van de bestuursrechtelijke zorgpremie |
|
Renske Leijten |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Bent u ervan op de hoogte, dat het mogelijk is dat bij mensen de bestuursrechtelijke zorgpremie van maart 2011 in november 2011 wordt geïnd door tussenkomst van het College voor zorgverzekeringen, het Centraal Justitieel Incasso Bureau (CJIB) en een gerechtsdeurwaarder?
De bestuursrechtelijke premie wordt sedert de inwerkingtreding van de Wet Structurele maatregelen wanbetalers zorgverzekering op 1 september 2009, geheven en geïnd door het College voor zorgverzekeringen (CVZ). De inning kan op verschillende manieren plaatsvinden. Het CVZ gebruikt zoveel mogelijk de methode van bronheffing, waarbij rechtstreekse inhouding van de bestuursrechtelijke premie op het inkomen plaatsvindt.
Als er geen inkomen is, geen werkgever of uitkeringsinstantie bekend is of het inkomen niet toereikend is om het gehele bedrag aan bestuursrechtelijke premie te innen, dan wordt door CVZ het CJIB ingeschakeld. Voorbeelden van groepen wanbetalers waarbij geen (volledige) broninhouding plaatsvindt zijn onder andere studenten, zelfstandigen, uitzendkrachten en uitkeringsgerechtigden. Kennelijk heeft zich bij ook de casus die de aanleiding vormt voor deze schriftelijke vragen een situatie voorgedaan waardoor het niet mogelijk is gebleken via bronheffing de bestuursrechtelijke premie te innen.
Het CJIB hanteert de gebruikelijke incassomethoden, waaronder, in eerste instantie, het sturen van een acceptgiro. Als geen betaling plaatsvindt en ook na aanmaning niet wordt betaald, wordt een deurwaarder ingeschakeld.
Het incassoproces heeft een doorlooptijd van enige maanden. Het is dus mogelijk dat een vordering over de premiemaand maart 2011 uiteindelijk in november 2011 bij de deurwaarder ligt.
Herkent u het beeld dat de kosten kunnen verlopen van € 148,95, voor de bestuursrechtelijke zorgpremie zoals die voor 2011 is vastgesteld, tot een gevorderd bedrag van € 610,71?
Indien een wanbetaler niet reageert op een brief van het CJIB om de verschuldigde premie door middel van een acceptgiro te voldoen en ook niet reageert op aanmaningen, dan wordt de vordering in handen gesteld van een deurwaarder. De deurwaarder mag kosten in rekening brengen voor benoemde wettelijke taken (bijvoorbeeld kosten naar aanleiding van het betekenen van een exploot) en voor de zogenoemde buitengerechtelijke kosten. Hierbij wordt gebruik gemaakt van de maximumbedragen zoals beschreven in het rapport Voorwerk II. Het in uw vraag genoemde bedrag valt binnen dit maximum.
Waarom wordt de voorgeschreven werkwijze om een betalingsachterstand van een zorgpremie te innen niet gevolgd? 2) Het College voor zorgverzekeringen (CVZ) heeft toch juist een bijzondere positie gekregen om de bestuursrechtelijke premie direct te innen bij werkgever of uitkeringsinstantie, waardoor ze geen dure gerechtelijke procedure hoeven te voeren?
Zie antwoord vraag 1.
Hoe vaak maakt het CVZ gebruik van de diensten van het CJIB en een gerechtsdeurwaarder, die de kosten vooral opdrijven?
Het CVZ heeft in 2010 1 274 506 maandvorderingen aan het CJIB overgedragen.
Eind 2010 waren er 24 816 dwangbevelen (van merendeels maandelijkse vorderingen) in behandeling bij de door het CJIB ingezette deurwaarders.
In 2011 heeft het CVZ 2 219 318 maandvorderingen aan het CJIB overgedragen.
Begin december 2011 waren er 377 201 dwangbevelen in behandeling (van merendeels maandelijkse vorderingen) bij de door het CJIB ingezette deurwaarders.
Kunt u uitleggen waarom de inningskosten niet reeds zijn verwerkt in de boeteopslag van 30% bovenop de zorgpremie die het CVZ standaard hanteert? Erkent u dat de premiestijging fors meer is dan 30%?
De opslagcomponent van 30% is bestuursrechtelijke premie. Zoals in antwoord op vraag 1 en 3 is vermeld wordt zoveel mogelijk getracht deze opslag door bronheffing te innen. Als dat niet lukt, wordt de vordering aan het CJIB overgedragen.
Het CJIB brengt haar uitvoeringskosten niet bij de wanbetaler in rekening. Deze kosten worden door VWS gedragen. De kosten van inzet van de deurwaarder worden in eerste instantie op de wanbetaler verhaald. Als dat niet lukt vergoedt het CJIB voor een deel de door de deurwaarder gemaakte kosten.
Hoeveel effect heeft het inschakelen van het CJIB en een gerechtsdeurwaarder door het CVZ? Indien € 148,95 niet betaald kan worden, hoe groot is dan de kans dat het viervoudige door de schuldenaar wél betaald kan worden? In hoeveel gevallen is de premie uiteindelijk niet inbaar?
Er wordt niet bij voorbaat vanuit gegaan dat een wanbetaler de premie niet kan voldoen. Pas wanneer de verschuldigde premie niet door middel van een acceptgiro wordt voldaan en ook niet is gereageerd op aanmaningen, wordt de vordering in handen gesteld van een deurwaarder. In dat kader wordt door een deurwaarder onderzoek gedaan naar de betaalcapaciteit van een wanbetaler.
Een deel van de kosten is dan al gemaakt. Als de wanbetaler in contact treedt met de deurwaarder kan in onderling overleg gekeken worden naar het bereiken van een maximaal incassoresultaat, waarbij het beperken van extra kosten altijd wordt meegenomen.
Deurwaarders hebben in 2010 1 776 vorderingen met een positief resultaat bij het CJIB afgemeld en 926 vorderingen zonder resultaat.
In 2011 zijn (tot heden) 18 385 vorderingen met een positief resultaat bij het CJIB afgemeld en 5 672 vorderingen zonder resultaat.
Indien de premie van maart 2011 op deze wijze wordt geïnd, en daarbij ruim vier keer zo hoog wordt, zullen de achtereenvolgende achterstallige betalingstermijnen dan ook op deze kostenopdrijvende wijze geïnd gaan worden? Is dit toegestaan? Zo ja, waarom?
Het CJIB probeert in eerste instantie op één vordering via de inzet van een deurwaarder tot incasso te komen. Als dat niet lukt worden de volgende elf premiemaanden niet afzonderlijk doorgezet naar de deurwaarder. Het CJIB zal na twaalf maanden op de dan geclusterde vorderingen een verhaalsonderzoek doen. Als er indicaties zijn dat een wanbetaler wel zou moeten kunnen betalen worden de geclusterde vorderingen via één dwangbevel naar de deurwaarder doorgestuurd. Hierdoor worden voor de wanbetaler belangrijke kostenbesparingen bereikt.
Bent u bereid ervoor te zorgen dat achterstallige betalingen van de zorgpremie geïnd zullen worden op een zo effectief mogelijke manier, waarbij kostenopdrijving door het CJIB en een gerechtsdeurwaarder zoveel mogelijk zal worden voorkomen? Zo niet, waarom niet? Zo ja, wat gaat u hieraan doen?
Ik heb u in mijn brief van 4 november 2011 (Kamerstukken II, 2011/12, 33 077, nr. 1) geschetst hoe ik de wanbetalersregeling, en dus ook de inning van de bestuursrechtelijke premie, verder wil verbeteren. Zo zal in de eerste maanden van 2012 een periodieke controle op het bestaan van een inkomen worden ingevoerd, zodat er vaker door middel van broninhouding kan worden geïnd. Een ander voorbeeld is het benutten van de zorgtoeslag voor de betaling van de bestuursrechtelijke premie.
Is het niet veel raadzamer om de boete van 30% op de zorgpremie te verlagen tot bijvoorbeeld de inningskosten, om zodoende de drempel om tot een oplossing van de betalingsproblematiek te komen te verlagen? Zo neen, waarom niet?
In mijn bovenvermelde reactie op de aanbevelingen in het Eindrapport van de evaluatie van de wanbetalersregeling heb ik uw Kamer al medegedeeld dat ik geen afschaffing van de opslag van 30% overweeg, en ook geen aanpassing naar een lager percentage. Het achterwege laten of een verlaging van de opslag zou weliswaar gunstig zijn voor wanbetalers in het bestuursrechtelijk regime, maar zou er tevens toe leiden dat er voor hen geen enkele prikkel meer is om terug te keren naar het normale premieregime. Dat vind ik onwenselijk. Het is ook in het belang van de wanbetaler zelf om zo snel mogelijk terug te keren naar het normale premieregime.
Bent u bereid deze vragen te beantwoorden voor het algemeen overleg op 15 december a.s.?
Ja.
De Iraakse regering die niet langer wil meewerken aan gedwongen terugkeer van uitgeprocedeerde asielzoekers uit Nederland en andere Europese landen |
|
Raymond Knops (CDA), Cora van Nieuwenhuizen (VVD) |
|
![]() ![]() |
Waarom wil de Iraakse regering niet langer meewerken aan gedwongen terugkeer van uitgeprocedeerde asielzoekers uit Nederland en andere Europese landen?
Irak accepteert in het algemeen nog steeds gedwongen terugkeer van Iraakse onderdanen, maar heeft de voorwaarden waaronder dit plaatsvindt, aangepast. Ik ben in gesprek met de Iraakse autoriteiten over de reden van het niet langer terugnemen van Irakezen op basis van een zogenaamde EU-staat.
Welke (nieuwe) eisen stelt de Iraakse regering thans aan gedwongen terugkeer? Zijn die eisen voor Nederland acceptabel?
Gedwongen terugkeer kan alleen plaatsvinden met behulp van een reisdocument (paspoort of een laissez-passer). Gedwongen terugkeer van Irakezen die niet in het bezit zijn van een paspoort of laissez-passer kan op dit moment niet plaatsvinden. Nederland is hierover met Irak in gesprek, omdat dit betekent dat Nederland, als vreemdelingen niet zelfstandig vertrekken, een groot deel van de Iraakse vreemdelingen niet kan uitzetten omdat veel Irakezen geen paspoort hebben en Irak tot op heden geen (vervangende) reisdocumenten verstrekt ten behoeve van gedwongen terugkeer.
Is er naar uw oordeel een rechtvaardiging voor een andere behandeling van vrijwillig ten opzichte van gedwongen terugkerende Iraakse asielzoekers?
Nee, het is een volkenrechtelijk uitgangspunt dat landen hun eigen onderdanen terugnemen, ook bij gedwongen terugkeer. Dat neemt niet weg dat van Iraakse vreemdelingen verwacht mag worden dat ze zelfstandig terugkeren, omdat vrijwillige terugkeer mogelijk is.
In geval de Iraakse autoriteiten thans stellen dat terugkerende Iraakse asielzoekers moeten beschikken over een paspoort of een laissez-passer, is de Iraakse diplomatieke vertegenwoordiging dan bereid om aan het verstrekken van laissez-passers voortvarend, met zo min mogelijk bureaucratie en tijdverlies, mee te werken?
De Iraakse vertegenwoordiging verstrekt vooralsnog uitsluitend laissez-passers aan Irakezen die aangeven vrijwillig te willen terugkeren. Ik voer intensief overleg met de Iraakse autoriteiten over de mogelijkheden van gedwongen terugkeer.
Klopt het dat Zweden, Denemarken, Noorwegen en het Verenigd Koninkrijk destijds een Memorandum of Understanding (MoU) over terugkeer van Iraakse asielzoekers met de Iraakse federale regering zijn overeengekomen?
Denemarken heeft met de Iraakse autoriteiten een MoU gesloten over terugkeer dat ziet op zowel zelfstandige als gedwongen terugkeer. Op basis van het MoU heeft terugkeer plaatsgevonden. Ook het Verenigd Koninkrijk en Noorwegen hebben een MoU op basis waarvan gedwongen terugkeer plaatsvond. Denemarken, Zweden en het Verenigd Koninkrijk hebben laten weten dat nog niet duidelijk is welke gevolgen het bericht van de Iraakse immigratieautoriteiten heeft voor de bepalingen in het MoU. Van Noorwegen is op dit punt geen nadere informatie ontvangen.
Zien deze MoU’s ook op gedwongen terugkeer?
Zie antwoord vraag 5.
Heeft op basis van deze MoU’s (gedwongen) terugkeer naar Irak plaats gehad en gebeurt dit thans niet meer?
Zie antwoord vraag 5.
Herinnert u zich de door de Kamer aangenomen motie Knops c.s.1, waarin onder andere werd gevraagd om sancties tegen landen die onvoldoende meewerken aan het terugnemen van hun onderdanen?
Ja. Uw Kamer is over de uitvoering van deze motie geïnformeerd in de kamerbrief «Moties aangenomen bij Vaststelling van de begrotingsstaten van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (VII) voor het jaar 2012 (inclusief de onderdelen integratie en volkshuisvesting)» d.d. 15 december 2011.2
Welke contacten, middelen, waaronder eventuele sancties, gaat Nederland, al dan niet in gezamenlijk Europees verband, inzetten om ervoor te zorgen dat Irak ook bij gedwongen terugkeer zal voldoen aan de verplichting om eigen onderdanen terug te nemen?
Ik heb met de Iraakse ambassadeur in Nederland gesproken over de ontstane situatie en over mogelijkheden om de gedwongen terugkeer van ongedocumenteerde vreemdelingen te effectueren. Daarbij heb ik benadrukt dat Nederland de samenwerking met Irak op het gebied van terugkeer beschouwt als integraal onderdeel van de bilaterale betrekkingen. Nederland is daarom bereid om met Irak afspraken te maken over terugkeer in breder verband. Hierbij zal welwillend worden gekeken naar eventuele wensen van Iraakse zijde. De ambassadeur heeft toegezegd zich met deze boodschap tot zijn autoriteiten in Bagdad te wenden en zich in te spannen om tot een oplossing te komen. Ook de Nederlandse ambassadeur in Bagdad heeft de urgentie om tot een oplossing te komen onder de aandacht gebracht van de Iraakse autoriteiten. Als resultaat uitblijft, is Nederland ook bereid om te bezien of sancties effectief zijn.
Verder heeft de Raad van de Europese Unie op 22 december 2011 ingestemd met ondertekening van de Partnerschaps- en Samenwerkingovereenkomst met Irak. Deze overeenkomst zal afspraken bevatten over de samenwerking inzake migratie en asiel. Onderdeel daarvan zijn bepalingen waarin de verdragspartijen overeenkomen hun illegaal verblijvende onderdanen terug te nemen.
Opkomsttijden in Petten e.o. |
|
Nine Kooiman |
|
Fred Teeven (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Kent u de zorgen van de inwoners van Petten over de brandveiligheid in hun leefomgeving?1
Ja.
Klopt het bericht dat per 1 januari 2012 de bedrijfsbrandweer van NRG (Nuclear Research & consultancy Group) geen brandweerzorg meer levert buiten het bedrijfsterrein? Wat is de achtergrond van dit besluit? Wat is uw oordeel hierover?
Het bestuur van de veiligheidsregio heeft op basis van artikel 7.1 en 7.2 van de Wet veiligheidsregio’s besloten tot het aanwijzen van NRG als inrichting die over een bedrijfsbrandweer moet beschikken. De eisen die het bestuur van de veiligheidsregio stelt aan de inrichting (ten aanzien van de bezetting) heeft tot gevolg dat de bedrijfsbrandweer niet meer kan optreden buiten de bedrijfspoort: Het bedrijf heeft besloten om zich voortaan slechts nog te richten op de risico’s op het bedrijventerrein Onderzoekslocatie Petten.
Overigens kan een bedrijfsbrandweer optreden in het gebied buiten het bedrijventerrein, maar dan is de inzet altijd complementair aan de inzet van de overheidsbrandweer. De bedrijfsbrandweer rukt nooit uit in plaats van een overheidsbrandweer.
Wat zijn de gevolgen voor de brandveiligheid en de opkomsttijden voor de omliggende gemeenten? Klopt het dat de opkomsttijden in Petten op zullen lopen naar 15 à 17 minuten?
De gevolgen van het besluit om de bedrijfsbrandweer van NRG geen brandweerzorg meer buiten het bedrijfsterrein te leveren zijn met name merkbaar in Petten (gemeente Zijpe). De andere omliggende gemeenten (Anna Paulowna, Harenkarspel en Bergen) worden bediend vanuit kazernes in de nabije omgeving. De opkomsttijden voor die omliggende gemeenten zullen door het genoemde besluit niet veranderen.
Als de bedrijfsbrandweer van NRG geen brandweerzorg meer levert buiten het bedrijfsterrein, dan worden de opkomsttijden in Petten 15 tot 17 minuten, omdat de brandweerzorg van een andere, nabijgelegen posten geleverd wordt.
Acht u dergelijke opkomsttijden acceptabel, gezien de wettelijke bepalingen hierover in het besluit veiligheidregio’s? Kunt u uw antwoord toelichten?
Na het besluit van NRG om niet meer buiten de bedrijfspoort op te treden, zijn direct maatregelen door de veiligheidsregio getroffen in Petten. Zo zijn onder andere rookmelders in Petten uitgedeeld (zie ook vraag 5).
Daarnaast is op 14 oktober jongstleden het dekkingsplan 2011 vastgesteld in de vergadering van het algemeen bestuur van de Veiligheidsregio Noord-Holland Noord. Dit dekkingsplan geeft per gemeente een overzicht van de huidige brandweerdekking versus de normtijden zoals vastgelegd in het Besluit veiligheidsregio’s. Tijdens deze vergadering heeft het algemeen bestuur besloten tot het in gang zetten van een analyse- en verbetertraject in het kader van het programma Brandweer NHN 2.0, waarin beleid wordt ontwikkeld gericht op het terugdringen van het aantal branden, het organiseren van een betrouwbare en betaalbare dienstverlening, gekoppeld aan een slimme organisatie van de repressieve brandweerzorg. Uiteindelijk besluit het bestuur van de Veiligheidsregio of in de gevallen waar niet aan de normtijd voldaan kan worden, gemotiveerd wordt afgeweken van de normtijd of dat eventuele verbetermaatregelen en/of compenserende maatregelen worden toegepast. Bij het bovengenoemde besluitvormingsproces zal het algemeen bestuur dus ook de situatie in Petten beoordelen in het licht van het Besluit veiligheidsregio’s.
De veiligheidsregio kent de bepalingen uit de Wet en de voorwaarden die gelden bij het afwijken van de normtijden uit het Besluit en zal daarnaar handelen.
Klopt het dat aan de inwoners van Petten twee gratis rookmelders per huishouden verstrekt worden? Deelt u mijn mening dat dit geen oplossing is voor het ontstane structurele probleem?
Het klopt dat aan de inwoners van Petten twee gratis rookmelders per huishouden verstrekt worden. De maatregel is onderdeel van het programma Brandweer 2.0, waarbij onder meer veel nadruk wordt gelegd op de eigen verantwoordelijkheid en zelfredzaamheid van de burgers. Het nut van een rookmelder is tweeledig:
waardoor sneller gealarmeerd kan worden.
Zoals ook in het antwoord bij vraag 4 is vermeld, wordt in de komende periode binnen het programma Brandweer 2.0 ook gekeken naar verdere (aanvullende- of) verbetermaatregelen. Het algemeen bestuur van de Veiligheidsregio Noord-Holland Noord zal uiteindelijk door middel van de eerder genoemde kosten-batenafweging besluiten tot het nemen van structurele verbetermaatregelen of het gemotiveerd afwijken van de wettelijke norm.
Kunt u de brandveiligheid en de kwaliteit van de brandweerzorg voor de inwoners van Petten en omgeving na 1 januari 2012 garanderen? Zo ja, hoe? Zo nee, wat gaat u hieraan doen?
Als Minister van Veiligheid en Justitie stel ik de landelijke wettelijke kaders met betrekking tot de kwaliteit van de brandweerzorg. Het bestuur van de veiligheidsregio is verantwoordelijk voor het regionale brandveiligheidsbeleid. Het algemeen bestuur van de Veiligheidsregio heeft mij te kennen gegeven zorgvuldig te handelen in het gehele proces en de wetgeving in acht te nemen. Ook zijn er direct compenserende maatregelen genomen. Ik zie op dit moment dus geen aanleiding om te twijfelen aan de brandveiligheid en de kwaliteit van de brandweerzorg voor de inwoners van Petten en omgeving.
Zorgverzekeraars die met cadeautjes en kortingen verzekerden proberen te lokken |
|
Renske Leijten |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Wat is uw reactie op de stunts die zorgverzekeraars uithalen om verzekerden te lokken of aan zich te binden? Kunt u uw antwoord toelichten?1
Met het oog op 1 januari, het moment waarop verzekerden jaarlijks van zorgverzekeraar kunnen wisselen, zijn zorgverzekeraars onlangs begonnen met hun reclamecampagnes om verzekerden voor zich te winnen. Zorgverzekeraars maken reclame via televisie en radio, maar zij proberen ook verzekerden te verleiden via het aanbieden van cadeaus. De strategie van zorgverzekeraars om meer verzekerden te krijgen, is een zaak die iedere zorgverzekeraar voor zich moet vaststellen en ligt buiten mijn verantwoordelijkheid.
Bent u van mening dat dit wenselijk is in het kader van de ordening van de zorgverzekeringsmarkt? Zo ja, kunt u uitleggen waarom? Zo nee, wat gaat u doen om deze omkoperij te stoppen?
Zie antwoord vraag 1.
Hoeveel geld spenderen de zorgverzekeraars in totaal aan wervingsactiviteiten voor 2012, zoals het uitdelen van cadeaubonnen en het stunten met kortingen? Bent u bereid dit uit te zoeken? Zo nee, hoe kunt u dan ooit nog met gezag spreken over uit de hand lopende zorgkosten? Zo ja, wanneer kan de Kamer de uitkomsten verwachten?
Het is mij niet bekend hoeveel geld de zorgverzekeraars spenderen aan wervingsactiviteiten en ik zie ook geen noodzaak om dit uit te zoeken.
Zorgverzekeraars bepalen zelf op welke manier zij reclame willen maken dan wel welk budget zij hieraan willen besteden. Zorgverzekeraars maken hierin strategische keuzes waarbij uiteraard ook rekening wordt gehouden met in hoeverre dergelijke uitgaven invloed hebben op de premie en daarmee hun concurrentiepositie.
Hoeveel procent van de premie wordt besteed aan de reclame, marketing en promoactiviteiten van de zorgverzekeraars? Indien u dit niet weet, bent u bereid dit uit te zoeken?
Zie antwoord vraag 3.
Herkent u het gegeven dat vele mensen zich irriteren aan de hoeveelheid en de agressiviteit van reclamemaken van de zorgverzekeraars in de tijd dat mensen een nieuwe zorgpolis kunnen afsluiten? Wat is uw mening over het reclamebombardement?
Ik heb hier geen signalen over vernomen. De burger maakt zelf een afweging of hij al dan niet gebruik wil maken van het aanbod van een zorgverzekeraar. Zoals aangegeven bij mijn reactie op vraag 1 en 2 is de wijze waarop een zorgverzekeraar reclame maakt zijn eigen verantwoordelijkheid. Overigens vind ik het wel van belang dat verzekerden de zorgverzekeringen goed met elkaar vergelijken en zich niet te snel laten verleiden door eenmalige acties. Voor het vergelijken van polissen kunnen verzekerden gebruik maken van diverse vergelijkingssites op internet, waaronder Kiesbeter.nl.
Bent u bereid in te grijpen in de hoeveelheid promotie, reclame en cadeautjes, indien deze een premieopdrijvend effect blijken te hebben? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wilt u de Kamer informeren over de criteria, wanneer ingegrepen zal worden en de werkwijze van ingrijpen?
Ik zie geen reden om op dit moment in te grijpen, zie ook mijn antwoord op vragen 3 en 4. Verder houdt de NZa op grond van de Wmg toezicht op de informatieverstrekking en overige gedragingen door zorgverzekeraars, waaronder reclame-uitingen (artikel 40 van de Wmg). Zorgverzekeraars moeten informatie over de eigenschappen van aangeboden producten en diensten op een zodanige wijze openbaar maken dat deze gegevens voor consumenten gemakkelijk vergelijkbaar zijn. De informatie betreft in elk geval de premies en de kwaliteit van de aangeboden producten en diensten. Ook moeten zorgverzekeraars ervoor zorgen dat de door of namens hen verstrekte of beschikbaar gestelde informatie over een product of dienst, waaronder reclame-uitingen, geen afbreuk doet aan het bepaalde bij of krachtens de Wmg, de Zvw of de AWBZ. Deze informatie mag ook niet misleidend zijn. De NZa geeft invulling aan artikel 40 Wmg door de uitgifte van een richtsnoer (richtsnoer «Informatieverstrekking Ziektekostenverzekeraars en volmachten»), waarin wordt aangegeven welke informatie zorgverzekeraars minimaal dienen te verstrekken (met name gaat het hier om informatie die op de website van de zorgverzekeraars zelf moet staan). Het doel van het richtsnoer is om tot betere informatieverstrekking door zorgverzekeraars te komen. Het is in het belang van de verzekerden om te kunnen beschikken over juiste, volledige en begrijpelijke (keuze)informatie. Als de NZa constateert dat er sprake is van onjuiste informatieverstrekking kan zij handhavend optreden.
Bent u van mening dat de uitspattingen met cadeaus, premiekortingen en andere voordeeltjes gepast zijn nu de burger een steeds hogere premie moet betalen voor per saldo een steeds kleiner pakket? Wilt u uw antwoord toelichten?
Zie antwoord vraag 6.
Deelt u de mening dat de stunts van zorgverzekeraars aantonen dat zij erg goed bij kas zitten, en dat de 2 miljard euro reserves die bij de zorgverzekeraars op de plank liggen wellicht voor iets zinvollers kunnen worden aangewend? Wilt u uw antwoord toelichten?
Zoals aangegeven bij mijn antwoord op vragen 3 en 4 is de strategie van zorgverzekeraars om verzekerden naar zich toe te trekken een zaak die iedere zorgverzekeraar voor zich moet vaststellen, zij het natuurlijk binnen de gestelde wettelijke kaders zoals geschetst bij mijn antwoord op vraag 6 en 7. Het is aan verzekeraars om te bepalen of en zo ja hoeveel geld ze aan reclame besteden. Dit valt buiten mijn verantwoordelijkheid.
Wat is uw opvatting over het feit dat de zorgverzekeraars zich richting potentiële verzekerden niet, zoals u heeft verwacht, profileren op basis van zorgkwaliteit, maar zich bedienen van spiegeltjes en kraaltjes om verzekerden te lokken? Deelt u de mening dat de hele marktwerking in de zorgverzekeringsmarkt een farce is en rap beëindigd moet worden? Wilt u uw antwoord toelichten?
Zie mijn antwoord op vraag 2 en vraag 8. Ik deel uw mening over de zorgverzekeringsmarkt niet. Een belangrijk oogmerk van de Zorgverzekeringswet is dat zorgverzekeraars in hun rol als inkopers van zorg ten behoeve van hun verzekerden de doelmatigheid en kwaliteit van de zorg bevorderen. Ik constateer dat zorgverzekeraars deze rol steeds meer oppakken, door bijvoorbeeld het selectief inkopen van zorg.
Het verscherpen van de regels door Irak voor het terugnemen van Irakese uitgeprocedeerde asielzoekers |
|
Hans Spekman (PvdA) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van het bericht «Irak hindert terugkeer van vluchtelingen»?1
Ja.
Klopt het dat Irak aanstuurt op een verbod van het terugnemen van uitgeprocedeerde Irakese asielzoekers?
Irak heeft geen algemeen verbod ingesteld op het terugsturen van Iraakse onderdanen. Gedwongen terugkeer van Irakezen wordt geaccepteerd, mits zij in het bezit zijn van een reisdocument (paspoort of een laissez-passer). Daarnaast kan iedereen die zelfstandig wil terugkeren zonodig een laissez-passer ontvangen van de Iraakse autoriteiten. Gedwongen terugkeer van Irakezen die niet in het bezit zijn van een paspoort of laissez-passer kan op dit moment echter niet plaatsvinden.
Wat is uw reactie op de opmerking van de UNHCR-afgevaardigde in Irak, samengevat, dat Nederland de veiligheid van uitgezette mensen niet kan garanderen, en dat de UNHCR dat ter plaatse ook niet kan?
De opmerkingen van de UNHCR-afgevaardige in Irak waarnaar in het krantenartikel wordt verwezen, dateren van eind 2010. In reactie op schriftelijke vragen van uw Kamer heb ik op 3 november 2010 gereageerd op deze opmerkingen2.
Aanvullend merk ik op dat op 16 december 2011 een nieuw ambtsbericht is verschenen over de algehele situatie in Irak. Uit dit recente ambtsbericht blijkt dat de veiligheidssituatie in Irak nog steeds zorgelijk is. De veiligheidssituatie is echter niet dusdanig dat elke Iraakse vreemdeling bij uitzetting naar Irak, louter door zijn aanwezigheid en dus ongeacht zijn persoonlijke omstandigheden, een risico zou lopen op een schending van artikel 3 EVRM of van het Vluchtelingenverdrag.
Hoeveel Irakese uitgeprocedeerde asielzoekers zijn in onderscheidenlijk 2009, 2010 en 2011 vanuit Nederland naar Irak teruggekeerd? Hoeveel van hen zijn in die onderscheiden jaren gedwongen uitgezet naar Irak, en hoeveel van hen zijn vrijwillig teruggekeerd met hulp van de Internationale Organisatie voor Migratie (IOM)?
De DT&V heeft de volgende aantallen Irakezen uitgezet in de afgelopen jaren:
2009:
ongeveer 85
2010:
ongeveer 115
2011 (t/m november):
ongeveer 180
De IOM heeft de volgende aantallen Irakezen gefaciliteerd bij zelfstandige terugkeer naar Irak:
2009:
ongeveer 720
2010:
ongeveer 550
2011 (t/m november):
ongeveer 760
Kunt u een totaaloverzicht geven van de landen die slechts uitgeprocedeerde vreemdelingen terugnemen wanneer zij in het bezit zijn van een paspoort of een laisser-passez? Kunt u een totaaloverzicht geven van de landen die deze vreemdelingen terugnemen enkel op basis van een EU-staat?
Het is niet mogelijk een totaallijst te geven van landen die alleen eigen onderdanen terugnemen, die in het bezit zijn van een paspoort of een laissez-passer. In beginsel kunnen vreemdelingen naar de meeste landen terugkeren met een geldig reisdocument of een laissez-passer afgegeven door de autoriteiten van het desbetreffende land. Alleen wanneer er door de autoriteiten van een land van herkomst geen laissez-passers worden afgegeven voor gedwongen terugkeer of wanneer er specifieke afspraken over het gebruik van de EU-staat in plaats van een ander paspoort of laissez-passer zijn gemaakt, kan terugkeer onder bepaalde voorwaarden (zie Vc A4/4.2.2) plaatsvinden op basis van een EU-staat.
Deelt u de mening dat in Nederland gewortelde kinderen van Irakese uitgeprocedeerde asielzoekers niet de dupe mogen worden van de al jarenlange zeer moeizame terugkeer naar Irak, die het verblijf van de kinderen in Nederland en hun onzekerheid over de toekomst aanzienlijk verlengt? Deelt u de mening dat in individuele besluiten deze worteling van de kinderen moet worden meegewogen bij de beslissing of het nog rechtmatig is om hen uit te zetten?
Indien na een zorgvuldige beoordeling van de asielaanvraag is geoordeeld dat er geen aanleiding is tot het verlenen van bescherming in Nederland, hebben vreemdelingen een eigen verantwoordelijkheid om hun vertrek uit Nederland te realiseren. Vreemdelingen kunnen vrijwillig terugkeren naar Irak. Uit cijfers van IOM blijkt dat in 2011 ongeveer 760 Iraakse vreemdelingen vrijwillig zijn teruggekeerd naar Irak. Door zelf het initiatief tot terugkeer te nemen kunnen deze vreemdelingen langdurig verblijf in Nederland zonder toekomstperspectief voorkomen en bovendien gebruik maken van herintegratieondersteuning bij hun terugkeer.
Met betrekking tot de verwijzing naar de worteling van de kinderen merk ik op dat dit in de Vreemdelingenwet 2000 geen criterium vormt voor verlenen van verblijfsvergunning. Ik heb uw kamer eerder toegelicht, onder andere in mijn brief aan uw Kamer3 in antwoord op de motie Anker/Spekman dat ik een dergelijk criterium wenselijk, noch doelmatig acht.
De uitspraken van de gedoogpartner dat Nederland een opt-out moet eisen op immigratiegebied |
|
Tofik Dibi (GL) |
|
![]() |
Bent u bekend met de recente uitspraken van PVV-leider Geert Wilders dat Nederland – net als Denemarken – een opt-out moet eisen op immigratiegebied?1 Zo ja, wat is uw reactie?
Denemarken, het Verenigd Koninkrijk en Ierland hebben hun uitzonderingsposities op het terrein van immigratie en asiel bedongen voordat deze lidstaten konden worden gebonden aan de EU-wetgeving ter zake. In theorie zou het voor andere lidstaten ook mogelijk zijn een uitzonderingspositie te verkrijgen door middel van aanpassing van de EU-verdragen. Echter zullen alle lidstaten akkoord moeten gaan met deze verdragswijziging en moet deze ook in alle lidstaten geratificeerd worden.
Een Nederlandse opt-out op het gebied van immigratie en asiel is nu niet aan de orde. Mijn inzet is aanpassing van EU-wetgeving op de punten die ik heb aangegeven in het position paper binnen de kaders van het huidige Verdrag waaraan Nederland gebonden is.
Bent u een voorstander van het bedingen van een opt-out voor Nederland in de Europese Unie op het gebied van immigratie en asiel? Zo ja, is het überhaupt nog mogelijk om een opt-out te bedingen na de totstandkoming van de hieraan gerelateerde Europese Verdragen?
Zie antwoord vraag 1.
Bent u van plan gehoor te geven aan deze wens van de gedoogpartner van dit kabinet? Zo ja, hoe dan? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 1.
Wat is uw mening over het Groenboek van Eurocommissaris Cecilia Malmström voor een Europees migratiebeleid en ziet u daarin kansen en/of bedreigingen voor de migratieplannen uit het Regeer- en Gedoogakkoord? Zo ja, wat dan? Zo nee, waarom niet?
In het proces van het Groenboek wil ik, zoals eerder aan uw Kamer gecommuniceerd, met zoveel mogelijk lidstaten samen optrekken in een reactie richting de Commissie. Woensdag 14 december jl. is daartoe een consultatiebijeenkomst op ambtelijk niveau georganiseerd, waarbij alle lidstaten waren uitgenodigd. Daarbij is door 19 lidstaten gesproken over de betekenis van gezinsmigratie en de knelpunten en mogelijke oplossingen in het migratiebeleid. Door zoveel mogelijk afgestemde reacties naar de Commissie te sturen, bestaat er meer kans dat de Commissie daadwerkelijk tot de conclusie komt dat de huidige richtlijn onvoldoende aansluit bij de uitdagingen van vandaag en dat aanpassing noodzakelijk is. Op 1 maart a.s. zal bekend zijn welke reacties de Commissie heeft ontvangen. Vervolgens is het aan de Commissie om het initiatief te nemen tot herziening van de huidige richtlijn.
Deelt u de mening dat immigratiebeleid niet alleen een nationale aangelegenheid is, maar vooral ook op Europees niveau geregeld moet worden? Zo ja, welke rol ziet u voor uzelf weggelegd in de Europese Unie? Zo nee, wat betekent dit voor de Nederlandse inzet in de Europese Unie?
Ja. Ik heb in mijn functie als minister voor Immigratie, Integratie en Asiel al meerdere gesprekken gevoerd met mijn collega’s zowel in de JBZ-Raad, en marge van de JBZ-Raad en tussen de Raden. Ik merk dat positief wordt gereageerd, zowel ten aanzien van de open houding die ik heb aangenomen in het neerleggen van de Nederlandse standpunten in het position paper, als de houding die ik aanneem in het willen luisteren naar de standpunten van andere lidstaten. Ik ben verheugd dat ik een bijdrage kan leveren aan de noodzakelijke dialoog over de problemen die lidstaten tegenkomen op het terrein van migratie en asiel en de mogelijke oplossingen die op Europees of nationaal niveau nodig zijn.
Bent u van mening dat dergelijke uitspraken van de gedoogpartner een verkeerd beeld geven van Nederland op het internationale toneel? Zo ja, bent u bereid om met de gedoogpartner in gesprek te gaan over het imago van Nederland in het buitenland? Zo nee, waarom niet?
Mijns inziens bestaat hiertoe geen noodzaak. In geen van de gesprekken met mijn buitenlandse collega’s heb ik overigens vragen gekregen over het imago van Nederland of anderszins te maken gehad met een negatieve beeldvorming.
De verhuur van koopwoningen |
|
Betty de Boer (VVD) |
|
Liesbeth Spies (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
![]() |
Heeft de u kennisgenomen van het artikel «Koophuizen uit nood in verhuur»?1
Herkent u de problematiek wordt gesignaleerd, en zo? Zo ja, hoe groot is de problematiek en wat zijn de gevolgen?
Het artikel meldt dat volgens de Stichting Tijdelijk Twee Woningen veel woningeigenaren bij bemiddeling door makelaars bij de tijdelijke verhuur van hun te koop staande woning in de problemen komen, omdat makelaars niet alleen een hoge vergoeding vragen maar ook niet op de hoogte zijn van de regelgeving en niet de juiste vergunningen en contracten regelen. De NVM bestrijdt dit.
In 2009, na het uitbreken van de kredietcrisis, is duidelijk geworden en onderkend dat woningeigenaren die een nieuwe woning hadden gekocht maar de oude woning nog niet hadden verkocht, de oude woning tijdelijk (tot de verkoop) moeten kunnen verhuren om hun dubbele woonlasten te verlichten.
De Leegstandwet biedt daarvoor de gelegenheid. Deze mogelijkheid was echter niet breed bekend, omdat woningen tot die tijd vlot van de hand gingen. Daarom heeft mijn ambtsvoorganger in 2009, samen met de VNG en Vereniging Eigen Huis, bekendheid gegeven aan de mogelijkheid voor tijdelijke verhuur van te koop staande woningen die de Leegstandwet biedt. Op de website van de rijksoverheid staat informatie over tijdelijke verhuur op grond van de Leegstandwet en ook Vereniging Eigen Huis en VNG hebben op hun website uitgebreid aandacht besteed aan tijdelijke verhuur van te koop staande woningen via de Leegstandwet. Deze informatie is nog steeds te raadplegen.
Deelt u de mening dat het hier gaat om huurovereenkomsten van de tweede te koop staande woningen, die niet vallen onder de verregaande huurbescherming? Zo nee, kunt u dit toelichten?
Bij verhuur van te koop staande woningen biedt de Leegstandwet inderdaad de mogelijkheid om die woningen zonder huurbescherming voor de huurder te verhuren.
Kan de conclusie worden getrokken dat de Leegstandswet in feite niet naar behoren functioneert? Zo nee, waarom niet? Zo ja, graag een toelichting.
Nee, die conclusie valt niet uit het artikel uit het Algemeen Dagblad te trekken. Wel zou het kunnen zijn dat niet alle makelaars op de hoogte zijn van de Leegstandwet en de mogelijkheid van tijdelijke verhuur van te koop staande woningen die deze wet biedt. Ik zal de makelaars via hun koepels informeren over de Leegstandwet en de mogelijkheid die deze wet biedt om een te koop staande woning zonder huurbescherming van de huurder tijdelijk te verhuren.
Bent u bereid omin uw antwoord in te gaan op de motie De Boer/Ortega-Martijn inzake de versoepeling van de regels van de Leegstandswet?2 Zo nee, waarom niet?
Zoals mijn ambtsvoorganger heeft aangegeven tijdens de plenaire behandeling van de Begroting 2012 van Binnenlandse Zaken op 17 november 2011, wordt in de brief over Huur op Maat nader ingegaan op de mogelijkheden voor versoepeling van de regels van de Leegstandwet. Deze brief bevat op een aantal punten voorstellen voor versoepeling van de Leegstandwet. Ik verwijs u hiervoor graag naar deze brief.
Een nieuwe Nigeriaanse anti-homowet |
|
Louis Bontes (PVV), Joram van Klaveren (PVV), Johan Driessen (PVV) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Senaat Nigeria neemt anti-homowet aan»?1
Ja.
In hoeverre deelt u de visie dat een land waar in 12 provincies de sharia is ingevoerd en waar federaal het ijveren voor gelijke rechten voor homo's strafbaar wordt gesteld, per definitie homofoob is?
De sharia is in 12 noordelijke deelstaten van Nigeria ingevoerd naast het geldende federale juridische systeem. Niet-moslims kunnen gebruik maken van het federale rechtssysteem en kunnen niet gedwongen berecht worden via de sharia. Homoseksualiteit was al verboden in de Nigeriaanse federale wetgeving uit 1916.
De nieuwe wet zou een verdere verslechtering betekenen voor de positie van lesbiennes, homo’s, biseksuelen en transgenders (LHBT’s).
Bent u van mening dat de uitspraak en oproep tot geweld van senator Baba-Ahmed Yusuf Datti, dat «zulke elementen in de samenleving moeten worden gedood», meer dan verwerpelijk is? Zo nee, waarom niet?
Een oproep zoals in het desbetreffende artikel aan senator Baba-Ahmed Yusuf Datti wordt toegeschreven is onaanvaardbaar.
Klopt het dat naast deze meest recente federale anti-homowetgeving, in de provincies waar de sharia van kracht is de doodstraf staat op homoseksualiteit?
In de 12 deelstaten waar de sharia-wetgeving van kracht is, staat maximaal de doodstraf op homoseksuele daden door moslimmannen. De doodstraf is in Nigeria nog nooit uitgevoerd voor dit feit. Nederland is tegen de doodstraf.
Bent u bereid in internationaal verband (bij de EU, VN en Wereldbank) te pleiten voor het stopzetten van alle ontwikkelingshulp aan deze door de sharia besmette staat waar homohaat aan de orde van de dag is? Zo nee, waarom niet?
Nederland wijst discriminatie op elke grond af, inclusief discriminatie op grond van seksuele oriëntatie. Bescherming van de rechten van LHBT’s is een prioriteit in het Nederlandse mensenrechtenbeleid.
Nederland onderhoudt geen ontwikkelingsrelatie met de Nigeriaanse overheid. Wel financiert de Nederlandse ambassade in Abuja een programma op het gebied van mensenrechten, waaronder rechten van LHBT’s.
Daarnaast voert Nederland in EU-verband een brede dialoog met de Nigeriaanse overheid. Mensenrechten vormen een belangrijk onderdeel van deze dialoog. Ook voert de EU een meerjarig ontwikkelingsprogramma uit in Nigeria dat direct gericht is op goed bestuur, mensenrechten, vredesprocessen en handel.
Juist omdat deze Nederlandse en multilaterale hulpgelden direct of indirect bijdragen aan het verbeteren van de mensenrechtensituatie is het afschaffen van deze hulpgelden niet bevorderlijk voor de positie van LHBT’s en de mensenrechtensituatie in het algemeen.
Een ongevalsrapport van de Arbeidsinspectie |
|
Paul Ulenbelt |
|
Paul de Krom (staatssecretaris sociale zaken en werkgelegenheid) (VVD) |
|
Is het wenselijk dat de Arbeidsinspectie rapporten van expertisebureaus, die zijn ingeschakeld door werkgevers of verzekeraars, op- en overneemt in zijn ongevalsrapporten?1
De inspecteur van de Arbeidsinspectie doet zelfstandig onderzoek. Hierbij betrekt de inspecteur alle beschikbare informatie bij zijn ongevalsonderzoek. Informatie die hij krijgt uit eigen waarneming, van het betrokken slachtoffer, van de werkgever en andere relevante personen/getuigen. Daar kan ook een rapport van een expertisebureau van een werkgever bij horen. De inspecteur betrekt al deze informatie bij zijn oordeelsvorming.
Is het de normale werkwijze van de Arbeidsinspectie om zich bij ongevalsonderzoek te baseren op rapporten van expertisebureaus, die door de werkgever zijn ingeschakeld, om zich te verdedigen bij aansprakelijkheidstelling voor een ongeval? Hoe vaak komt dat voor?
De werkgever doet veelal ook zelf onderzoek naar de oorzaak van het ongeval, dit kan een interne analyse zijn, maar het komt eveneens regelmatig voor dat men opdracht geeft voor nader onderzoek door een externe partij.
De Arbeidsinspectie heeft geen overzicht van hoe vaak werkgevers een dergelijk onderzoek doen, omdat de aansprakelijkheidsrapporten gebruikt worden in civielrechtelijke zaken waar de Arbeidsinspectie geen rol in heeft. Voor het eerste deel van vraag 2 verwijs ik u naar antwoord 1.
Is de Arbeidsinspectie er zich van bewust wat zij bij het slachtoffer aanricht als deze ziet dat de toedracht van het ongeval zonder verder onderzoek is overgenomen van het expertisebureau van de werkgever?
Onderzoeken van het expertisebureau van de werkgever worden niet overgenomen zonder zelfstandig onderzoek van de Arbeidsinspectie. Het kan echter zijn dat het eindoordeel van de Arbeidsinspectie overeenkomt met het oordeel van het expertisebureau.
Deelt u de mening dat door deze handelswijze de Arbeidsinspectie de schijn van afhankelijkheid oproept? Zo nee, waarom niet?
Nee, zie het antwoord op vraag 1.
Wat is de algemene handelswijze van de Arbeidsinspectie als er rapporten van expertisebureaus beschikbaar zijn? Kan dit een reden om af te zijn van een eigen onafhankelijk ongevalsonderzoek?
Het hebben ontvangen van een rapport van een expertisebureau is uiteraard geen reden voor de Arbeidsinspectie om geen zelfstandig en onafhankelijk onderzoek meer te doen. Zie ook het antwoord op vraag 1.
Het hoogoplopende conflict tussen de minister en de huisartsen naar aanleiding van een uitzending van het televisieprogramma Buitenhof d.d. 27 november 2011 |
|
Pia Dijkstra (D66) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
![]() |
Wat is uw reactie op het artikel1 «Chronisch zieken niet meer welkom bij arts» en op de TV-uitzending, waarin de voorzitter van de Raad van Bestuur van Medisch Spectrum Twente, prof.dr. J.H. Kingma, waarschuwt voor een overschrijding volgend jaar van het huidige budget van de ziekenhuizen met meer dan 2,5%, als gevolg van het weer doorverwijzen van chronische patiënten van huisartsen naar het ziekenhuis?
Ik betreur het als huisartsen bepaalde groepen patiënten niet meer willen behandelen of bepaalde verrichtingen niet meer willen uitvoeren. Juist voor de patiënten met een chronische ziekte is zorg in de buurt cruciaal. Het mag niet zo zijn dat de zorg meer in de tweede lijn gaat plaatsvinden, als de patiënten beter in de eerste lijn behandeld kunnen worden. De patiënt hoort centraal te staan en hoort niet betrokken te worden in een conflict.
Deelt u de mening dat er op het ministerie geen realistische raming is gemaakt voor ketenzorg in 2010, toen de aanvankelijke € 241 miljoen voor ketenzorg halverwege dat jaar met € 107 miljoen verminderd werd, omdat de keten-DBC COPD (Diagnose Behandeling Combinatie) pas halverwege startte en de keten-DBC hartfalen werd uitgesteld, maar de overige € 134 miljoen bijna in zijn geheel is opgegaan aan ketenzorg voor diabetes mellitus (€ 130 miljoen)?
Ik deel deze mening niet, aangezien vanuit eerdere experimenten rondom de ketenzorg Diabetes (2007–2009) kon worden verwacht dat de contractering van ketenzorg sneller van de grond zou komen. De contractering van COPD en vasculair risicomanagement bleek echter meer tijd nodig te hebben. In de meting die het RIVM in 2010 onder 97 zorggroepen deed bleek ook dat alle zorggroepen een contract voor integrale bekostiging ketenzorg diabetes hadden afgesloten, maar dat slechts een aantal zorggroepen een contract voor de VRM en COPD zorgprogramma’s hadden.
Hoe gaat u ervoor zorgen dat zorgverzekeraars de regierol beter oppakken bij het inkopen van kwalitatief goede, maar relatief goedkopere ketenzorg door hulpverleners uit de eerste en tweede lijn, en zij tegelijkertijd de inkoop van relatief dure tweedelijnszorg matigen?
Met zorgverzekeraars en ziekenhuizen heb ik in het Hoofdlijnenakkoord goede afspraken gemaakt over een beheerste uitgavenontwikkeling in de ziekenhuiszorg. Daarnaast zal het afschaffen van de macronacalculatie een extra prikkel voor verzekeraars met zich meebrengen om kwalitatief goede zorg op de juiste plek tegen de juiste kosten in te kopen. Begin 2012 wil ik daarnaast met zorgverzekeraars, eerste lijn en tweede lijn afspraken maken over het daadwerkelijk vormgeven van substitutie van zorg, bijvoorbeeld rondom de integratie van de huisartsenpost (HAP) en de spoedeisende hulp (SEH) en/of ketenzorg.
Deelt u de mening dat zorgverzekeraars aan het eind van 2009 en in de loop van 2010 een voorzienbaar risico liepen met het inkopen van teveel ketenzorg en daarmee een overschrijding van het kader voor ketenzorg uitlokten? Is het in dit verband reëel om de rekening van de overschrijdingen alleen bij de huisartsen neer te leggen?
Bij de inkoop van ketenzorg waren en zijn uiteraard twee partijen betrokken, de zorgaanbieders en de zorgverzekeraars. Een substantieel deel van de ketenzorg betreft huisartsenzorg, vandaar dat het compenseren van de overschrijding is meegenomen in de tariefmaatregel huisartsenzorg. Dit neemt niet weg dat ook verzekeraars een verantwoordelijkheid hebben bij het beheersbaar houden van de zorguitgaven, zeker ook bij de contractering van ketenzorg, waarbij sprake is van vrije tarieven en zorg in samenhang gecontracteerd moet worden. Dat is precies de reden dat ik zorgverzekeraars actief wil betrekken bij het maken van toekomstige afspraken. Het is ook (mede) de reden dat de macronacalculatie wordt afgeschaft.
Kunt u specificeren welk bedrag aan overschrijdingen in de ketenzorg u bij de medisch specialisten hebt teruggehaald in 2010?
Het is niet mogelijk te specificeren welke bedragen toe te wijzen zijn aan (overschrijdingen in) de ketenzorg geleverd door medisch specialisten. Er is dus geen sprake van het terughalen van overschrijdingen in de ketenzorg bij de medisch specialisten. De tweedelijns somatische zorg is echter niet ongemoeid gebleven. In 2010 en 2011 heeft de Nederlandse Zorgautoriteit de honorariumtarieven van de medisch specialisten verlaagd. Daarnaast zijn afspraken gemaakt ten aanzien van het redresseren van de meerjarige doorwerking van de overschrijdingen 2010. Deze afspraak leidt ertoe dat instellingen en verzekeraars per 2012 maatregelen moeten nemen voor een bedrag van € 265 miljoen.
Waarom sanctioneert u de huisartsen voor het overnemen van diabeteszorg uit de duurdere tweedelijn, terwijl uw beleid gericht is op het organiseren van zorg dichter bij huis, waarbij de huisarts als poortwachter optreedt en pas medisch specialistische zorg inroept als dat echt nodig is?
De tariefmaatregel op de huisartsenzorg leg ik niet op omdat ik vind dat de huisartsen te veel of onnodig werk hebben gedaan. Integendeel, ik vind de versterking van geïntegreerde zorg in de buurt een hele goede ontwikkeling. Er is echter geen financiële ruimte om de extra uitgaven die zijn gedaan, bovenop de reeds toegekende groei, geheel te faciliteren. Omdat ik niet wil dat de gevolgen van de overschrijdingen alleen bij de patiënt worden neergelegd en ik van mening ben dat ook huisartsen een deel moeten bijdragen aan de financiële problematiek, heb ik gekozen voor een tariefmaatregel.
Voorziet u ook voor het huidige boekjaar (2011) een overschrijding van het kader ketenzorg? Zo ja, over welke zorg gaat dit precies en hoe groot zijn die overschrijdingen?
Zoals gemeld in mijn brief «Bijstelling tariefkorting eerste lijn» (Tweede Kamer, vergaderjaar 2011–2012, 29 247, nr. 152) is op basis van voorlopige cijfers van het College voor zorgverzekeringen (CVZ) een aanzienlijke overschrijding te verwachten op de uitgaven voor de huisartsenzorg in het jaar 2011. Op basis van deze cijfers laat de ketenzorg vooralsnog geen overschrijding zien. In het voorjaar 2012 krijg ik echter pas meer duidelijkheid wat de werkelijke omvang is van de overschrijding huisartsenzorg en ketenzorg.
Wat zouden huisartsen moeten doen om de overschrijdingen van het kader voor huisartsenzorg zo klein mogelijk te houden? Welke zorg zouden zij wat u betreft minder moeten aanbieden?
Er zijn verschillende manier om te zorgen dat kaders zo min mogelijk worden overschreden. Dit kan bijvoorbeeld zowel door gepast zorggebruik als door scherpere prijzen bij de zorginkoop.
De LHV en ik zijn er beide van overtuigd dat het voorkomen van nieuwe overschrijdingen de beste remedie is. Gezamenlijk met de LHV, maar ook met andere partijen, wil ik bekijken hoe wij deze mogelijke overschrijding kunnen redresseren door het structureel verlagen van de zorguitgaven, bijvoorbeeld door substitutie van de tweede naar de eerste lijn. Mogelijk kan hierdoor verschuiving plaatsvinden van dure naar goedkope zorg. De financiële ruimte die hierdoor mogelijk ontstaat wil ik gebruiken om een eventuele overschrijding in het huisartsenkader op te vangen.
Mijn intentie is om een nieuwe tariefkorting in de huisartsenzorg zo veel mogelijk te voorkomen. Het is een gezamenlijk uitdaging om aan te tonen welke substitutie effecten te realiseren zijn. Dan kunnen we het gesprek voeren over wat het budget is dat beschikbaar is voor substitutie. Het budget dient uiteindelijk zorg te volgen.
Zoals u in mijn brief van 16 december over Huisartsenzorg hebt kunnen lezen heb ik de huisartsen een handreiking gedaan. Hiermee is de tariefmaatregel verlaagd met € 14 miljoen. Ik wil een duidelijk signaal afgeven aan de sector, waarmee ik benadruk hoe belangrijk ik de huisartsenzorg in ons zorgstelsel vind. Daarbij spreek ik ook de hoop en verwachting uit dat huisartsen niet massaal voor kleine verrichtingen gaan doorverwijzen naar het ziekenhuis en dat de ingezette activiteiten rondom ketenzorg worden doorgezet.
Vindt u in dit verband de oproep van de ledenraad van de Landelijke Huisartsen Vereniging om de verrichtingen in het kader van modernisering en innovatie, zoals kleine chirurgische ingrepen, te beperken, een adequate maatregel? Zo ja, vindt u dat nog steeds, als blijkt dat patiënten daardoor weer naar het duurdere ziekenhuis gaan? Zo nee, welk alternatief reikt u de huisartsen dan aan, om de verwachte budgetoverschrijding voor 2011 te beperken?
Zie antwoord vraag 8.
Wat doet u om het overleg met de huisartsen en medisch specialisten vlot te trekken, teneinde kwalitatief goede, maar relatief goedkope ketenzorg voor chronisch zieken te organiseren?
De LHV heeft aangegeven dat zij graag verder in gesprek wil over hoe zij de zorg in de buurt willen vormgeven. Daarnaast zal ik de LHV ook blijven uitnodigen aan te sluiten bij de reeds lopende gesprekken over een bestuurlijke agenda rondom zorg en ondersteuning in de buurt. Ketenzorg voor chronisch zieken, maar ook substitutie en de mogelijkheden voor een apart budget voor substitutie, zullen onderdeel zijn van de gesprekken over de bestuurlijke agenda. Bij deze gesprekken zal ik ook vertegenwoordigers van ziekenhuizen en medisch specialisten betrekken. Gezamenlijk zullen businesscases worden uitgewerkt en moet een monitoringsysteem opgezet worden.
Het bericht dat een bejaardenverzorgster die een tiental ouderen bestolen heeft, slechts een werkstraf heeft gekregen |
|
Fleur Agema (PVV) |
|
![]() |
Bent u bekend met het artikel «Werkstraf voor stelende bejaardenhulp?1
Ja.
Deelt u de mening dat de veroordeelde bejaardenverzorgerster er wel erg gemakkelijk vanaf komt met een werkstraf? Zo nee, waarom niet?
De rechtbank te Leeuwarden heeft de betreffende bejaardenverzorgster naast een werkstraf van 180 uur ook een gevangenisstraf van 99 dagen (waarvan 90 dagen voorwaardelijk) en een schadevergoedingsmaatregel van 1075 Euro opgelegd. De rechtbank heeft hiermee grotendeels de eis van de officier van justitie gevolgd. De reclassering zal toezicht houden op de naleving van de bijzondere voorwaarden die de rechter heeft opgelegd. Het past mij niet om in een rechterlijk oordeel te treden.
Deelt u de mening dat daders van dergelijke misdrijven na hun veroordeling geregistreerd moeten worden in een landelijk register, zodat zij nimmer meer in de positie kunnen komen kwetsbare ouderen te bestelen via hun werk als verzorgende? Zo nee, waarom niet?
Het is onwenselijk dat een verzorger die ouderen heeft bestolen opnieuw in de ouderenzorg aan de slag kan gaan. Mede daarom neemt dit kabinet, zoals aangekondigd in het regeerakkoord, extra maatregelen ter bescherming van de integriteit van ouderen in de zorg, waaronder een verplichting van een Verklaring Omtrent Gedrag (VOG) voor betaald zorgpersoneel.
Deelt u de mening dat een drie keer hogere straf welke leidt tot een gevangenisstraf in plaats van taakstraf beter in verhouding staat met de aard van het misdrijf, mede omdat de oudere een afhankelijkheidsrelatie tot de verzorgster heeft en fysiek de zwakkere partij is? Zo nee, waarom niet?
In november 2011 is door de Eerste Kamer een wetsvoorstel aangenomen dat het opleggen van een taakstraf onmogelijk maakt bij ernstige zeden- en geweldsdelicten, tenzij deze wordt opgelegd in combinatie met een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf of vrijheidsbenemende maatregel. Deze wet zal in januari 2012 in werking treden. Aangezien het bij diefstal zonder geweld bij ouderen niet om een dergelijk delict gaat, staat het de rechter vrij om na afweging van alle omstandigheden van het geval (mede) een taakstraf op te leggen, ook na inwerkingtreding van de wet. Ook de omstandigheid dat sprake is van een afhankelijkheidsrelatie kan door de rechter worden meegewogen en kan leiden tot een hogere straf.
Het mogelijk versoepelen van de regelingen om honden als trekdier in te kunnen zetten |
|
Esther Ouwehand (PvdD), Marianne Thieme (PvdD) |
|
![]() |
Is het waar dat het u werkt aan een nieuwe regeling voor de ontheffingen op het verbod om een hond als trekkracht te gebruiken?
Ten behoeve van de sledehondensport is krachtens art. 107 van de Gezondheids en welzijnswet voor dieren (GWWD) vrijstelling verleend van het verbod om honden als trekkracht te gebruiken. In de Vrijstellingsregeling dierenwelzijn zijn de vijf hondenrassen aangewezen waarop de vrijstelling van toepassing is.
De rassen zijn: Alaskan Malamute, Eskimohond, Groenlandse hond, Samojeed en Siberian husky. Eigenaren van andere hondenrassen waarmee men sledehondensport of andere vormen van trekkracht door honden wil beoefenen, kunnen op basis van artikel 107 van de GWWD een verzoek tot ontheffing van het verbod op trekkracht indienen bij het ministerie van Economische Zaken, Landbouw & Innovatie.
Momenteel wordt gewerkt aan het formaliseren van de procedure waarmee de verzoeken tot ontheffing van het verbod op trekkracht beoordeeld worden. Dit in verband met het streven naar uniformiteit en transparantie in de besluitvorming bij het al dan niet verlenen van ontheffingen. Er is dus geenszins sprake van een beleidswijziging ten aanzien van het verlenen van een ontheffing. Bij de beoordeling zal artikel 36 van de GWWD, net zoals dat nu ook gebruikelijk is, uitgangspunt blijven.
Zo ja, wat is de reden dat u een nieuw protocol wil opstellen?
Zie antwoord vraag 1.
Is het waar dat met de invoering van het nieuwe protocol het gemakkelijker wordt om honden als trekdier in te kunnen zetten? Zo ja, hoe verhoudt zich dat tot art. 36 van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren1 dat stelt dat het verboden is om zonder redelijk doel of met overschrijding van het geen ter bereiking van zodanig doel toelaatbaar is, bij een dier pijn of letsel te veroorzaken dan wel de gezondheid of het welzijn van een dier te benadelen? Zo nee, wat denkt u dan met dit nieuwe protocol te bereiken?
Zie antwoord vraag 1.
Deelt u de mening dat ontheffingen op wettelijke verboden ongewenst zijn en tot het minimum beperkt moeten worden? Zo ja, waarom wenst u dan meer ontheffingen te gaan verlenen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 1.
Kunt u bevestigen dat aan een ontheffing de voorwaarde wordt verbonden dat alle honden jaarlijks, vóór aanvang van het seizoen, röntgenologisch worden onderzocht door een gespecialiseerde instantie, waarbij de Nederlandse normen worden gehanteerd, om te kunnen waarborgen dat niet alleen honden zonder afwijkingen beginnen aan het trekken van een kar, maar alle honden die een kar trekken gezond zijn en dat een hond enkel bij een negatieve uitkomst van de beoordeling op één van de afwijkingen, gedurende één jaar trekkracht mag verrichten?
Zoals ik al aangaf, wordt er gewerkt aan het formaliseren van de procedure waarmee de verzoeken tot ontheffing van het verbod op trekkracht beoordeeld worden. Een vast onderdeel hiervan is dat er door de dierenarts een verklaring omtrent gezondheid en welzijn dient te worden opgemaakt. Dat wordt ook nu al als eis gesteld.
Bent u bereid de Kamer over de nieuwe regeling te informeren en deze te bespreken, voordat deze van kracht wordt? Zo ja, wanneer kan de Kamer het bericht hierover verwachten? Zo nee, waarom niet?
Ik zie geen aanleiding om u dit te sturen want het is bestaande regelgeving.
Bent u bereid deze vragen te beantwoorden vόόr het algemeen overleg Dierhouderij op 14 december a.s.? (...)
Zie antwoord vraag 1.
Het bericht dat vis niet meer kan leven in het IJsselmeer |
|
Karen Gerbrands (PVV) |
|
![]() |
Bent u bekent met het artikel «Vis kan niet meer leven in het IJsselmeer»?1
Ja.
Waar baseren onderzoeksinstituut IMARES en de overheid hun fosfaatstandpunt op als IMARES geen onderzoeken doet naar oorzaken en gevolgen?
Uit waarnemingen van landelijke en regionale meetnetten is geconstateerd dat de fosfaatbelasting en de fosfaatgehalten in het IJsselmeer de laatste 20 jaar zijn afgenomen als gevolg van maatregelen in het Rijnstroomgebied. Het doel van de vermindering van de fosfaatbelasting is de verbetering van de waterkwaliteit. De waterkwaliteit is dan ook sterk verbeterd, zij het dat de fosfaatgehalten nog steeds te hoog zijn in het licht van de Europese Kaderrichtlijn Water. Fosfaten bevorderen eutrofiëring; zij bemesten het water. Dit heeft invloed op het ecosysteem, dus ook de aard van de visbestanden. Mede onder verwijzing naar vraag 4, er wordt onderzoek uitgevoerd naar ook de rol van fosfaten op het ecosysteem. De vermindering van de fosfaatbelasting beïnvloedt de productiviteit van het IJsselmeer, maar een goede waterkwaliteit is met name ook van belang voor drink- en landbouwwatervoorziening, recreatie en natuur.
Deelt u de mening dat vissers die dagelijks op het water zijn en hun brood met vissen verdienen een beter beeld op de visstand hebben dan de IMARES biologen die eens in de zoveel tijd monitoren?
De bevindingen van vissers zijn waardevol en de praktijkervaringen dragen bij aan de wetenschappelijke onderzoeksgegevens van bijvoorbeeld het instituut Imares. Ten behoeve van het op elkaar afstemmen van de ervaringen en gegevens zijn in de zeevisserij meerjarige onderzoekssamenwerkingsprojecten opgezet die zonder meer tot een verbeterd onderling begrip hebben geleid. Ook in het project «Kenniskringen» zijn er specifiek op de binnenvisserij gerichte activiteiten waarbij onderzoekers en vissers hun kennis inbrengen en delen.
Deelt u de mening dat een eerder door de fractie van de PVV voorgestelde test met fosfaten in het water duidelijkheid kan geven over de effecten van fosfaten op de visstand?
Bent u bereid om in het belang van de visstand en de visserij een dergelijke fosfaattest alsnog uit te voeren?
In het licht van bovenstaande ben ik niet voornemens een onderzoek naar de effecten van fosfaattoediening op het IJsselmeer uit te voeren of te financieren.
Verhoging van boetes |
|
Jeanine Hennis-Plasschaert (VVD) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Verkeersboetes lopen fors op in 2012»?1
Ja.
Kloppen de nieuwe tarieven, zoals weergegeven in bovengenoemd bericht, waaronder 340 euro voor het veroorzaken van onnodig geluid? Zo nee, kunt u direct een correct overzicht doen toekomen?
De feiten en bijbehorende tarieven zijn als bijlage opgenomen bij de Wet
Administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv). Op 22 september jongstleden heb ik het ontwerpbesluit met alle nieuwe tarieven in het kader van de voorhangprocedure naar uw Kamer gestuurd (Kamerstukken II, vergaderjaar 2011–2012, 29 398, nr. A). Het klopt dat de boete voor het onnodig geluid maken als bestuurder van een motorvoertuig 340 euro bedraagt. In tegenstelling tot sommige berichten in de media gaat het hier echter om een ander feit dan onnodig claxonneren, waar volgend jaar een boete van 85 euro voor staat.
Bent u van mening dat de verkeersboetes nog in verhouding zijn, ook met het oog op bijvoorbeeld een boete voor winkeldiefstal? Zo ja, waarom?
Ik verwijs u hiervoor naar mijn antwoorden op eerdere schriftelijke vragen over de hoogte van verkeersboetes in relatie tot andere boetes (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2010–2011, nr. 1756).
Deelt u de mening dat differentiëren nog meer dan nu het geval is het uitgangspunt moet zijn? Zo ja, welke maatregelen bent u voornemens te nemen? Wanneer? Zo nee, waarom niet?
De in het antwoord op vraag 2 genoemde tariefsverhoging voorziet al in belangrijke mate in een gerichte boeteverhogingen in het bijzonder voor grote verkeersovertredingen. Ik zie daarom op dit moment geen aanleiding om de tarieven verder te differentiëren.
Het bericht dat het UMC Utrecht voornemens is een eicelbank te openen |
|
Henk van Gerven |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Wat is uw reactie op het bericht dat het Universitair Medisch Centrum (UMC) Utrecht voornemens is volgend jaar een eicelbank te openen waar vrouwen eicellen kunnen doneren? Bent u van mening dat dergelijke initiatieven binnen de kaders van de Nederlandse wetgeving dienen te blijven? Zo nee, waarom niet?1
Ik heb kennis genomen van dit initiatief. Uiteraard dient de uitvoering van dergelijke initiatieven altijd binnen de kaders van de Nederlandse wetgeving te blijven.
Wat is uw opvatting over het voornemen van de initiatiefnemers van deze eicelbank om vrouwen een vergoeding van ongeveer 1000 euro te bieden? Bent u van mening dat 1000 euro een redelijke onkostenvergoeding is voor het doneren van eicellen, of deelt u de mening dat hiermee een verschuiving richting commerciële eiceldonatie plaatsvindt? Wilt u uw antwoord toelichten? Past dit binnen de regels van de wet, waarbij slechts eiceldonatie «om niet» mag plaatsvinden?
Volgens artikel, 5, tweede lid, van de Embryowet dient eiceldonatie «om niet» te geschieden, waarbij artikel 27 van de Embryowet bepaalt dat het is toegestaan de kosten die een rechtstreeks gevolg zijn van de handelingen die met de geslachtscellen zijn verricht te vergoeden. Een onkostenvergoeding van € 1000,- is volgens het UMC Utrecht redelijk en gepast, gezien de tijd die het kost en de belasting die eiceldonatie met zich meebrengt. De beroepsgroep heeft nog geen formeel standpunt bepaald over de hoogte van de vergoeding voor eiceldonatie. Navraag bij de beroepsgroep geeft aan dat een bedrag tussen de € 500,- en € 1000,- redelijk is. Ik wacht het formele standpunt over de hoogte van het bedrag af en bepaal op basis daarvan of dit bedrag inderdaad een rechtstreeks gevolg is van de «handelingen die met de geslachtscellen zijn verricht».
Is het waar dat de initiatiefnemers voornemens zijn vrouwen met een kinderwens tot 50 jaar te helpen? Waar is deze leeftijdsgrens op gebaseerd en hoe verhoudt deze zich tot de vigerende wetgeving en de stand van de medische wetenschap? Vindt u dit een wenselijke leeftijdsgrens?2
Nee, de initiatiefnemers houden zich, conform het modelreglement bij de Embryowet aan de leeftijdsgrens van 45 jaar voor de acceptor bij IVF met gedoneerde eicellen. De beroepsgroep geeft als reden voor deze grens het verhoogde medische risico voor moeder en kind. De beroepsgroep evalueert de richtlijnen en protocollen regelmatig en past ze waar nodig aan nieuwe wetenschappelijke inzichten aan. Op dit moment ziet de beroepsgroep op basis van internationaal medisch-wetenschappelijk onderzoek onvoldoende aanleiding om de leeftijdsgrens voor eiceldonatie in Nederland te verhogen.
Hoe zal de hulp bij een kinderwens door deze kliniek worden gefinancierd? Op welke wijze wilt u tweedeling in de toegankelijkheid van deze zorg op basis van iemands financiële positie voorkomen? Wilt u uw antwoord toelichten?
De eerste drie IVF behandelingen, is zorg die wordt vergoed vanuit het basispakket en is dus voor iedereen toegankelijk. Dat geldt ook voor IVF waarbij gebruik gemaakt is van eiceldonatie.
Deelt u de mening dat het initiatief van het UMC Utrecht niet eerder van start mag gaan dan nadat de Kamer heeft gesproken over uw aangekondigde nota over onder meer eiceldonatie? Zo nee, waarom niet? Zo ja, hoe bewerkstelligt u dit?
Het doneren van eicellen ten behoeven van een ander is niet nieuw en past binnen onze wet- en regelgeving. Wat met dit initiatief ter discussie staat is de hoogte van de vergoeding. Zie hiervoor mijn antwoord op vraag 2.
Deelt u de mening dat niet Europese maar nationale regelgeving leidend moet zijn als het gaat om eiceldonatie? Zo nee, waarom niet? Zo ja, hoe verhoudt uw opvatting zich tot de uitspraken van gynaecoloog Fauser?1
Er is geen specifieke Europese wetgeving die betrekking heeft op de toelaatbaarheid van eiceldonatie of de daarvoor betaalde vergoeding. Artikel 21 van het Verdrag inzake de bescherming van de mens met betrekking tot de toepassing van de biologie en de geneeskunde (VRMB) van de Raad van Europa bepaalt dat het menselijk lichaam en zijn bestanddelen, als zodanig, niet mogen dienen tot verkrijging van financieel voordeel. In de toelichting bij het VRMB is opgenomen dat vergoeding van onkosten of verlies aan inkomen wel is toegestaan. Hoewel het VRMB niet door Nederland is geratificeerd, is de Nederlandse regelgeving voor donatie van eicellen en ander lichaamsmateriaal in overeenstemming met dit uitgangspunt. Zie mijn antwoord op vraag 2.
De ter dood veroordeelde Reggie Clemons |
|
Frans Timmermans (PvdA) |
|
![]() |
Bent u bekend met de situatie van de ter dood veroordeelde Reggie Clemons uit de Verenigde Staten?1
Ja.
Deelt u de mening dat landen waar men de doodstraf nog uitvoert de universele mensenrechten schenden? Zo nee, waarom niet?
In artikel 3 van de Universele verklaring voor de Rechten van de Mens wordt gesteld dat iedereen het recht heeft op leven. Daarnaast heeft Nederland evenals 72 andere staten het Tweede Facultatief Protocol bij het Verdrag inzake Burgerlijke en Politieke rechten geratificeerd. Dit protocol bepaalt dat staten zijn gehouden iemand die ter dood is veroordeeld niet te executeren en alle noodzakelijke maatregelen te nemen om de doodstraf af te schaffen en hierover te rapporteren. De Verenigde Staten van Amerika hebben dit Tweede facultatief protocol niet geratificeerd. Nederland zal blijven aandringen bij de autoriteiten van de Verenigde Staten op het afschaffen van de doodstraf, dan wel een moratorium op de uitvoering van de doodstraf in te stellen als eerste stap naar afschaffing.
Is er bij het bezoek aan het Witte Huis van de gelegenheid gebruikt gemaakt de uitvoering van de doodstraf ter sprake te stellen? Zo nee, waarom niet?
Bij bezoek aan het Witte Huis is niet over de doodstraf gesproken. Algemene politieke punten met betrekking tot het onderwerp de doodstraf worden continue via de EU bij de federale overheid aangekaart. Zo wordt dit onderwerp consequent aan de orde gesteld in de EU-VS mensenrechten consultaties.
Is er bij het bezoek aan het Witte Huis van de mogelijkheid gebruik gemaakt te kennen te geven dat Nederland de uitvoering van de doodstraf ziet als een schending van de mensenrechten? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 3.
Is er door of namens de regering op enigerlei wijze aandacht geschonken aan de situatie waarin Reggie Clemons zich bevindt? Zo nee, waarom niet?
De zaak van Reggie Clemons heeft mijn aandacht. De tenuitvoerlegging van de terdoodveroordeling van de heer Clemons werd in juni 2009 door het hooggerechtshof van Missouri aangehouden. Het hof wees vervolgens een speciale aanklager (een rechter) aan die het bewijs in deze zaak opnieuw onderzoekt. Begin maart 2012 staat de volgende zitting gepland. Aangezien deze zaak nog in behandeling is bij het Hooggerechtshof van Missouri, heeft de Nederlandse regering geen aandacht gevraagd voor deze zaak en wil daarbij ook niet vooruitlopen op een eventuele uitkomst.
Indien er door of namens de regering aandacht is geschonken aan de situatie waarin Reggie Clemons zich bevindt, kunt u aangeven welk effect dit gehad heeft? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 5.
Op welke wijze is er door of namens de Nederlandse regering aandacht gevraagd voor de situatie waarin Reggie Clemons zich bevindt?
Zie antwoord vraag 5.
Op welke wijze is er door of namens de Nederlandse regering duidelijk gemaakt dat zij de uitvoering van de doodstraf afkeurt?
Zie antwoord vraag 5.
Bent u bereid, wanneer er tot op heden geen aandacht door of namens de Nederlandse regering is geschonken aan de situatie waarin Reggie Clemons zich bevindt dit alsnog te doen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 5.
Welke andere maatregelen heeft u genomen om de aandacht te vestigen op de situatie van Reggie Clemons, het voornemen tot uitvoering van de doodstraf in deze situatie en de strijdigheid hiervan met de universele verklaring van de rechten van de mens?
Zie antwoord vraag 5.
Wanneer en op welke wijze heeft u in deze situatie contact gehad met uw Europese ambtsgenoten om in deze zaak aandacht in Europees verband te vragen?
Zie antwoord vraag 5.
Bent u bereid om in andere vergelijkbare zaken in de VS waarbij de mensenrechten worden geschonden deze onder de aandacht te brengen van de Amerikaanse regering? Zo nee, waarom niet?
Iedere zaak dient op zijn merites te worden beoordeeld.
Nederland zet zich in voor de afschaffing van de doodstraf en spreekt hierbij ook de VS aan. Uitgangspunt is dat Nederland zich aansluit bij de EU-interventies.
Bent u bereid uw afkeuring over de uitvoering van de doodstraf in het algemeen en in deze zaak in het bijzonder openlijk uit te spreken? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 12.
De door het RIVM aangespannen bodemprocedure tegen de huisarts H.van der Linde |
|
Khadija Arib (PvdA) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
![]() |
Bent u op de hoogte van het feit dat het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) en prof. Dr. R.A.Coutinho huisarts H. Van der L. voor de rechter dagen vanwege zijn uitspraken in de media over het RIVM en de heer Coutinho inzake de griepvaccinatie? Wat is uw mening over deze stap van het RIVM?1
Voor het antwoord op deze vraag verwijs ik naar mijn antwoorden op de vragen van lid Gerbrands (PVV) (2011Z21818).
Bent u met het RIVM en de heer Coutinho van mening dat de heer Van der L. «met zijn uitspraken ongegrond en welbewust het vertrouwen van de bevolking in de bescherming van de volksgezondheid door het RIVM schaadt» en dat dit «ernstige maatschappelijke gevolgen kan hebben voor de uitvoering van het Rijksvaccinatieprogramma, bij de bestrijding van een uitbraak van een inefectieziekte of bij een milieucalamiteit»?2
Ja. Zie mijn beantwoording van de vragen van lid Gerbrands (PVV) (2011Z21818).
Deelt u de mening dat de werkzaamheid van de griepprik onderwerp is van een wetenschappelijke discussie, aangezien uit wetenschappelijke onderzoeken niet blijkt dat de werkzaamheid van de griepprik onomstotelijk kan worden vastgesteld?
Voor het antwoord op deze vraag verwijs ik naar mijn antwoorden van 23 november 2011 op uw vragen over het nut van de griepprik (2011Z20885).
Waarom is door het RIVM gekozen voor een tijdrovende en kostbare bodemprocedure die jaren kan duren, terwijl het RIVM deze stap juist neemt vanwege de vermeende acute dreiging van het ondermijnen van het vertrouwen in het Rijksvaccinatieprogramma? Vind u de gevolgen van deze stap voor de heer Van der L., zowel financieel als maatschappelijk, in verhouding staan tot zijn uitspraken? Zo ja, waarom?
Voor de inhoudelijke argumenten om te kiezen voor een bodemprocedure verwijs ik u ook naar mijn antwoorden op de vragen van lid Van Gerven (2011Z23739).
Hieraan wil ik nog toevoegen dat het verschil tussen een bodemprocedure en een kort geding eerder enkele maanden is dan enkele jaren. De kosten bestaan met name uit advocatenkosten. Deze hangen af van de omvang van de eis en de argumentatie in relatie tot de complexiteit van het geschil en de advocatentijd die afhankelijk daarvan nodig is. In deze zaak zouden vanuit het RIVM in beide procedures de weerlegging van beschuldigingen en de eis met eenzelfde omvang en diepgang van argumentatie benaderd zijn.
De heer Van der L. vervult een maatschappelijke positie die maakt dat aan zijn uitspraken een zodanig gezag in de publieke opinie wordt toegekend, dat een procedure ten behoeve van een uitspraak voor recht daarmee naar mijn mening in verhouding staat. Daarbij neem ik tevens in ogenschouw dat hem tot twee keer toe de gelegenheid is gegeven om zijn onterechte aantijgingen terug te nemen, zonder te treden in zijn recht om kritiek te uiten op het Nationaal programma griepvaccinatie.
Deelt u voorts de mening dat het feit dat het RIVM, cq de heer Coutinho een bodemprocedure zijn begonnen een gemiste kans betekent om een maatschappelijk belangrijke discussie te voeren over de status van wetenschappelijk bewijs, belangenverstrengeling in de wetenschap, de invloed van de farmaceutische industrie en het blootstellen van de bevolking aan onbewezen cq onvoldoende bewezen preventiemaatregelen? Zo nee, waarom niet? Vind u dat deze discussie wel gevoerd moet worden?
Zoals ik in mijn beantwoording van de vragen van lid Van Gerven (2011Z23739) heb aangeven, vind ik dat het voeren van een open debat past binnen de beginselen van een democratische samenleving, welke ik vanzelfsprekend ondersteun en toejuich. Door de onafhankelijkheid van de directeur van het CIb ter discussie te stellen worden zijn argumenten in dit debat a priori als inferieur weggezet. Dit schaadt naar mijn mening de kwaliteit van het debat en mogelijk het belang van de volksgezondheid. Ik vind dat de Nederlandse bevolking moet kunnen vertrouwen op de integriteit van de heer Coutinho en van het RIVM als gezaghebbend (overheids)instituut. De huidige rechtsgang moet helderheid brengen over de aantijgingen van belangenverstrengeling, waardoor het wetenschappelijk debat in zijn volledigheid kan plaatsvinden.
Van de eerste drie door u genoemde onderwerpen vind ik dat deze altijd onderwerp van kritische maatschappelijke aandacht moeten en mogen zijn. Ik denk daarbij echter niet in de eerste plaats aan het RIVM als aanjager van het debat, maar veeleer aan gremia als de wetenschappelijke verenigingen, de academische onderzoeksinstituten en Universiteiten, en aan de wetenschapsjournalistiek.
Ten aanzien van de keuze voor preventiemaatregelen verwijs ik naar mijn antwoorden van 23 november 2011 op uw vragen over het nut van de griepprik (2011Z20885).
Is het waar dat de heer Coutinho is benoemd tot hoogleraar aan de Universiteit van Utrecht, waar hij betrokken is bij projecten die mede worden betaald door makers van vaccins namelijk MSD en GlaxoSmithKline? Zo ja, vindt u dat iemand die een belangrijke vertrouwensfunctie heeft in de publieke gezondheidszorg ook betrokken kan zijn bij projecten die betaald worden door de farmaceutische industrie?
De heer Coutinho is in mei 2011 door de Universiteit van Utrecht benoemd tot hoogleraar. Hij is aangesteld bij het Universitair Medisch Centrum, dat ook zijn leerstoel bekostigt. Zie voorts de beantwoording van de vragen van het lid Van Gerven (2011Z23739).
De heer Coutinho is niet betrokken bij projecten die mede worden betaald door makers van vaccins, zoals MSD of GlaxoSmithKline.
Wanneer wordt de Kamer op de hoogte gesteld van de concrete uitvoering van de motie-Arib inzake een register waarin de banden tussen artsen en onderzoekers enerzijds en de farmaceutische industrie anderzijds staan geregistreerd en openbaar toegankelijk zijn?3
Tijdens het debat over de Mexicaanse griep in september heb ik uw Kamer geïnformeerd over de uitwerking van de motie Arib. Het transparantieregister zal in het eerste kwartaal van 2013 operationeel en via internet raadpleegbaar zijn. De precieze details van de regelgeving en het register worden momenteel uitgewerkt. Ik verwacht u voor de zomer van 2012 nader daarover te kunnen informeren.