17 musea die vrezen voor hun voortbestaan |
|
Jasper van Dijk |
|
Halbe Zijlstra (staatssecretaris onderwijs, cultuur en wetenschap) (VVD) |
|
Wat is uw reactie op de enquête van de Nederlandse Museumvereniging, waaruit blijkt dat 17 musea verwachten te moeten sluiten als gevolg van de bezuinigingen?1
Ik heb kennis genomen van deze enquête van de Nederlandse Museumvereniging. Of er 17 musea moeten sluiten, kan ik niet overzien. De procedure voor de verlening van rijkssubsidie aan musea in het kader van de culturele basisinfrastructuur 2013–2016 is op dit moment nog gaande. Op gemeentelijk en provinciaal niveau zijn de procedures ook nog niet afgerond.
Hoe verhoudt de sluiting van (gemeentelijke) musea zich tot de passage in het regeerakkoord waarin staat dat het erfgoed zoveel mogelijk moet worden ontzien?
Het voornemen uit het regeerakkoord om het erfgoed zoveel mogelijk te ontzien is van toepassing op het rijksbeleid. Dat laat onverlet dat ik dit beleid ook uitdraag naar de bestuurlijke partners.
Laat een mogelijke sluiting u koud wanneer het een gemeentelijk museum betreft? Vindt u dat een waardige opstelling?
Ik vertrouw erop dat de gemeentelijke en provinciale overheden zorgvuldig omgaan met collecties en musea die aan hun zorg zijn toevertrouwd.
Hoe oordeelt u over het effect dat de Rijksbezuinigingen ertoe leiden dat het lokale verantwoordelijkheidsbesef voor gemeentelijke musea verdampt? Is dit wat u heeft beoogd?
Ik heb geen aanwijzingen dat het verantwoordelijkheidsbesef voor gemeentelijke musea verdampt.
Wat moet er met de collecties gebeuren van musea die hun deuren sluiten? Deelt u de mening dat u een verantwoordelijkheid heeft om collecties – ook die van de kleinere gemeentelijke musea – toegankelijk te houden voor het publiek?
Na eventuele sluiting van een museum is het aan de eigenaar van de collectie om te bepalen wat er met de collecties gaat gebeuren. Mijn verantwoordelijkheid betreft de collectie die eigendom is van het rijk.
Hoe gaat u voorkomen dat musea door bezuinigingen alsnog in een neerwaartse spiraal terechtkomen, terwijl nu nog sprake is van stijgende bezoekersaantallen?
Het is verheugend dat de museumsector als geheel stijgende bezoekersaantallen vertoont. De musea hebben een belangrijke verantwoordelijkheid om als cultureel ondernemer inventief in te spelen op de kansen en bedreigingen in de veranderende omgeving. Over de toekomst van het museumbestel vraag ik de Raad van Cultuur om advies.
Erkent u dat deze bezuinigingen op de korte termijn wellicht geld opleveren, maar op lange termijn tot inkomstenderving voor de omgeving zullen leiden? Zo ja, wat doet u met deze kennis?
De voorgestelde maatregelen zijn noodzakelijk om de beoogde bezuinigingen in het regeringsbeleid te realiseren. Tegelijkertijd zijn de maatregelen ter bevordering van de eigen inkomsten erop gericht dat musea, en andere culturele instellingen, zich verder ontwikkelen als cultureel ondernemer. Naar mijn overtuiging zal dat op lange termijn het behoud, beheer en de publieke toegankelijkheid van collecties en musea voor een breed publiek bevorderen.
Bent u bereid de verhoogde eigen inkomstennorm te heroverwegen, aangezien deze eis (naast de bezuinigingen) in tijden van crisis buitengewoon zwaar valt?
De eigeninkomsteneis is een belangrijke eis met het oog op cultureel ondernemerschap en toelating tot de culturele basisinfrastructuur 2013–2016. Ik weet dat deze eis veel vraagt van een aantal instellingen en zij druk doende zijn om daaraan te voldoen. Ik zie geen aanleiding om de genomen maatregelen te heroverwegen.
Bent u bereid in overleg te treden met gemeenten en provincies om te bezien in hoeverre musea gespaard kunnen worden? Zo ja, op welke termijn krijgt de Kamer hierover bericht?
In het kader van de culturele basisinfrastructuur voer ik overleg met de andere overheden waarbij ook het museale bestel aan de orde komt.
Het bericht dat de minister en zijn voorgangers een Europese tik op de vingers hebben gekregen |
|
Henk van Gerven |
|
Leers |
|
Wat is uw reactie op het bericht dat u en uw voorgangers door het Europese Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) op de vingers zijn getikt wegens te hoge drempels die worden opgeworpen voor vreemdelingen die een verblijfsvergunning willen aanvragen?1
De desbetreffende uitspraak heeft betrekking op het recht op een daadwerkelijk rechtsmiddel voor een nationale instantie voor een bijstandsgerechtigde. Naar aanleiding van deze uitspraak ben ik dan ook niet voornemens om de hoogte van de leges in zijn algemeenheid aan te passen. U zult op korte termijn worden geïnformeerd over de wijze waarop ik gevolg zal geven aan de uitspraak van het EHRM.
Heeft deze uitspraak gevolgen voor de hoogte van de leges die worden geheven voor de aanvraag van reguliere verblijfsvergunningen? Zo ja, welke? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 1.
Wat vindt u van de bevinding van het EHRM dat Nederland het burgers onmogelijk maakt om aanspraak te maken op grondrechten, zoals het recht op respect voor het gezinsleven?
Het EHRM spreekt zich uit over het recht op een daadwerkelijk rechtsmiddel voor een nationale instantie in deze concrete casus. Ik beraad mij nog op de wijze waarop ik gevolg zal geven aan de uitspraak van het EHRM.
Welke stappen gaat u ondernemen indien volgende week blijkt dat ook het Hof van Justitie van de EU van mening is dat de Nederlandse leges te hoog zijn?
Ik vind het niet verstandig om te speculeren over de mogelijke uitkomst van deze procedure en wacht derhalve de uitspraak af.
Zijn er lidstaten die gemiddeld gezien hogere leges heffen voor reguliere vergunningaanvragen dan Nederland? Kunt u hier een vergelijking van overleggen tussen de EU-landen?
Vergeleken met andere lidstaten zijn de leges voor gezinsmigratie in Denemarken en voor kennismigratie in het Verenigd Koninkrijk enigszins met die in Nederland vergelijkbaar. Deze lidstaten zijn echter niet gebonden aan EU-richtlijnen op het gebied van reguliere migratie.
Wanneer het gaat om de ons omringende landen kan ik u het volgende meedelen. In België bedragen de leges, ongeacht het verblijfsdoel, ongeveer € 20. Dit bedrag kan per gemeente verschillen.
In Duitsland bedragen de leges voor een aanvraag om een vergunning met een geldigheidsduur tot één jaar € 100 en met een geldigheidsduur van meer dan een jaar € 110, ongeacht het verblijfsdoel, In Frankrijk bedragen de leges voor een aanvraag om een verblijfsvergunning voor studie € 77, en voor arbeid en voor gezinsmigratie € 368. Voor een meereizend kind geldt een legestarief van € 135.
In Zweden bedragen de leges voor een aanvraag om een verblijfsvergunning voor studie € 110, voor gezinsmigratie € 165 (kinderen betalen de helft) en voor arbeid € 220. 2
Gezondheidsproblemen van illegale vrouwen |
|
Khadija Arib (PvdA) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
![]() |
Hebt u kennis genomen van het proefschrift «Hiding and seeking» van Marianne Schoevers, waaruit blijkt dat illegale vrouwen niet de zorg krijgen die ze nodig hebben?1
Ja.
Bent u op de hoogte van het feit dat het recht op gezondheidszorg een mensenrecht is dat is verankerd in het verdrag van de VN over economische, sociale en culturele rechten en dat landen zich daarmee verplichten om alle inwoners, dus ook mensen zonder verblijfsvergunning, adequate gezondheidszorg te bieden? In hoeverre voldoet Nederland hier volgens u aan?
Ik ben van mening dat Nederland voldoet aan deze verplichtingen. De toegang tot zorg is in Nederland adequaat geregeld. Naast de publieke gezondheidszorg, uitgevoerd door de GGD’en, is er voldoende zorgaanbod van goede kwaliteit dat in principe voor iedereen toegankelijk is. De financiering is voor de meeste mensen geregeld via de Zvw en AWBZ. Voor asielzoekers is er een aparte ziektekostenregeling. Voor illegalen en andere onverzekerbare vreemdelingen geldt dat zij toegang hebben tot medisch noodzakelijke zorg. Zij horen de kosten na de behandeling zelf te betalen. Omdat de Nederlandse overheid het onwenselijk acht dat zorgaanbieders geconfronteerd worden met onbetaalde rekeningen is de wettelijke bijdrageregeling voor zorgaanbieders, op grond van artikel 122a Zvw, in het leven geroepen. Deze regeling wordt uitgevoerd door het College voor zorgverzekeringen (CVZ). Uit het eindrapport «Evaluatie van de bijdrageregeling van artikel 122a van de Zorgverzekeringswet» dat ik u op 7 november 2011 heb toegezonden (Kamerstukken II, 2011/12, 29 789, nr. 367) is naar voren gekomen dat de bijdrageregeling over het algemeen doeltreffend is en in de praktijk naar tevredenheid werkt.
Wat vindt u van het feit dat met dit proefschrift voor het eerst illegale vrouwen zijn bereikt die nauwelijks bekend zijn bij gezondheidsinstellingen of steungroepen? Bent u van mening dat zorgverleners actiever dan nu moeten zoeken naar bestaande gezondheidsproblemen bij deze groep? Zo nee, waarom niet? Zo ja, hoe?
Dat is geen onverwachte uitkomst, gezien de illegale status van de vrouwen. Zij hebben alleen toegang tot medisch noodzakelijke zorg en moeten, in de regel, hiervoor zelf contact leggen met een zorgverlener. De zorgverlener bepaalt vervolgens of en welke medische zorg noodzakelijk is. Het zoeken naar bestaande gezondheidsproblemen kan in die context nodig zijn. Het is aan de zorgverlener om te beoordelen of dit het geval is.
Wat vindt u van het feit dat illegale vrouwen niet weten hoe de gezondheidszorg in Nederland is georganiseerd, en of de zorg voor hen bereikbaar is? Op welke wijze zouden deze vrouwen beter kunnen worden geïnformeerd? Wiens verantwoordelijkheid is dat?
Zie mijn antwoord bij vraag 7.
Wat vindt u van het feit dat 28 procent van de geïnterviewde vrouwen te maken heeft gehad met seksueel geweld, en 70 procent aangaf gynaecologische of seksuele problemen te hebben? Wat vindt u van de conclusie dat de reproductieve gezondheid van deze vrouwen zorgwekkend is en dat deze vrouwen onvoldoende zeggenschap hebben over hun eigen seksuele en reproductieve gezondheid? Op welke wijze kunnen deze vrouwen «empowered» worden met behulp van informatie en onderwijs en welke verantwoordelijkheid en rol speelt de overheid hierin?
Ik vind het zorgelijk dat een groot deel van de geïnterviewde vrouwen te maken heeft met dergelijke problematiek. Mogelijkheden voor ondersteuning en «empowerment» zijn beperkt, gezien de illegale status van deze vrouwen. Binnen de kaders van de medisch noodzakelijke zorg, kunnen deze problemen eventueel door zorgverleners worden opgepakt. Ook kunnen illegale vrouwen onder de 25 jaar gebruikmaken van publieke voorzieningen zoals aanvullende eerstelijns seksuele gezondheidszorg (aanvullende soa-bestrijding en -seksualiteitshulpverlening). Deze voorzieningen worden uitgevoerd door de GGD. De zorg die wordt geleverd is voor de cliënt – indien deze op basis van de criteria in aanmerking komt – kosteloos en, indien gewenst, anoniem.
Er worden ook activiteiten verricht om de seksuele gezondheid van illegalen te verbeteren door organisaties die ik subsidie verleen, zoals Soa Aids Nederland die gerichte interventies ontwikkelt om risico op soa’s en hiv bij etnische minderheden en illegalen te verminderen door onder andere het stimuleren van veiliger seksgedrag.
Bent u op de hoogte van het feit dat slechts 33 procent van de illegale vrouwen tenminste eenmaal is gescreend op tuberculose? Hoe verhoudt dit zich tot de aanbeveling van de Internationale Union Against Tuberculosis and Lung Disease dat in alle landen laagdrempelige voorzieningen zouden moeten bestaan? Op welke wijze zou tuberculose screening kunnen worden aangeboden aan illegale immigranten?
Er wordt in Nederland niet standaard gescreend op tuberculose bij illegalen. Een illegaal die in vreemdelingenbewaring komt of naar een uitzetcentrum gaat wordt op tuberculose onderzocht. Als een persoon zonder verblijfspapieren in contact is geweest met een patiënt met besmettelijke tuberculose, wordt deze uiteraard onderzocht op tuberculose. Illegalen met hoestklachten kunnen zich bij de GGD, zonder kosten, op tuberculose laten onderzoeken. Er is dus wel sprake van passieve opsporing. GGD’en hebben een laagdrempelige functie, dat is in deze van groot belang.
Wat vindt u van het feit dat 69 procent van de vrouwen geen of moeizaam toegang had tot noodzakelijke zorg? Kunt u aangeven hoe volgens u de zorg voor illegale vrouwen in Nederland is geregeld, en op welke wijze deze vrouwen toegang tot de zorg hebben? Hoe wilt u er voor zorgen dat de toegang tot de zorg voor deze vrouwen gemakkelijker wordt?
In aanvulling op bovenstaande antwoorden, wijs ik erop dat het CVZ voorlichting geeft over de wettelijke bijdrageregeling aan zorgaanbieders en koepel- en brancheorganisaties. Het CVZ heeft hiervoor een website ingericht en verstrekt ook schriftelijke informatie. Daarnaast participeert CVZ in de Stuurgroep Lampion. In dit overlegplatform is, naast hulpverleningsorganisaties, ook een aantal koepel- en brancheorganisaties vertegenwoordigd. Het CVZ heeft zich bereid verklaard om ook overleg te voeren met koepel- en brancheorganisaties die niet vertegenwoordigd zijn in de Stuurgroep Lampion. Verder geeft het CVZ ten behoeve van een goede toegankelijkheid tot medisch noodzakelijke zorg voor illegalen en andere onverzekerbare vreemdelingen ook regelmatig informatie over de bijdrageregeling aan de verschillende groepen zorgaanbieders. Het CVZ houdt informatie op de website over deze regeling actueel. Medewerkers van CVZ beantwoorden dagelijks per mail en telefonisch vragen over deze bijdrageregeling van zorgaanbieders en hulpverleningsorganisaties en (kennissen) van illegalen en andere onverzekerbare vreemdelingen.
Ik veronderstel dat ook de hulpverleningsorganisaties, en de koepel- en brancheorganisaties voor deze vrouwen een rol kunnen spelen om informatie te verstrekken over hoe de zorg is georganiseerd en hoe die zorg te krijgen.
Heeft u signalen ontvangen die er op wijzen dat de toegang tot de zorg voor illegale vrouwen op dit moment onvoldoende is? Zo nee, waarom niet, als dit zoals uit dit proefschrift blijkt wel het geval is? Zo ja, welke stappen onderneemt u om betere toegang tot de zorg voor deze vrouwen te garanderen?
Het is de taak van de Inspectie voor de gezondheidszorg (IGZ) om meldingen van problemen met toegankelijkheid tot de zorg te onderzoeken. De IGZ blijft alert op dit terrein en meldingen hierover zullen altijd worden onderzocht. In het eindrapport «Evaluatie van de bijdrageregeling van artikel 122a van de Zorgverzekeringswet» geven de onderzoekers aan van de IGZ te hebben vernomen dat -behoudens enkele signalen van Dokters van de Wereld- nauwelijks tot geen signalen over dit onderwerp worden ontvangen.
Welke stappen onderneemt u om ervoor te zorgen dat zorgverleners bij illegale vrouwen doorvragen naar gezondheidsproblemen? Bent u van plan in overleg met de beroepsgroep te komen tot een speciale training voor artsen over de aanpak van gezondheidsproblemen van illegale vrouwen?
Het is de verantwoordelijkheid van zorgverleners om in het kader van hun behandelrelatie met de zorgvrager verantwoorde zorg te leveren en daarvoor de juiste vaardigheden te verwerven. Een uitvraag naar relevante gezondheidsproblemen kan daartoe behoren, zie ook mijn antwoord op vraag 3. De IGZ heeft in haar toezicht specifiek aandacht voor kwetsbare groepen zoals benoemd.
Wat vindt u van de suggestie om bij wijze van proef illegale vrouwen hun eigen medisch dossier in beheer te geven, zodat relevante medische gegevens niet verloren gaan bij wisselen van zorgverlener?
Ik ben niet voornemens zo'n experiment te starten. Illegale vrouwen kunnen nu, net als andere zorgvragers, tegen kosten een kopie van hun dossier van hun zorgverlener krijgen.
Deelt u de mening dat de groep illegale vrouwen als een groep met specifieke risico’s benaderd zou moeten worden? Deelt u voorts de mening dat, wanneer dit niet gebeurt dit serieuze gezondheidsrisico’s bij deze vrouwen en hun ongeboren kinderen tot gevolg kan hebben en daarnaast ook risico’s voor de publieke gezondheid impliceert? Bent u bereid maatregelen te nemen waardoor deze groep actief benaderd wordt, geïnformeerd wordt en gezondheidsproblemen worden geïnventariseerd, en daarnaast te zorgen voor een laagdrempelige toegang tot de zorg? Zo ja, hoe?
Zoals het onderzoek van mevrouw Schoevers laat zien, bestaat de groep illegale vrouwen uit mensen met een grote diversiteit in achtergrond en herkomst. Uit deze heterogene groep hebben de onderzoekers slechts een beperkt aantal mensen in het onderzoek kunnen betrekken. Op basis van deze bevindingen kan ik de gehele groep illegale vrouwen niet beschouwen als een groep met specifieke risico’s. Medisch noodzakelijke zorg is voldoende toegankelijk voor de groep illegale vrouwen (zie mijn antwoord op vraag 2). Ik acht de publieke gezondheidsrisico’s dan ook laag.
Gezien de bestaande mogelijkheden tot zorg, zie ik geen noodzaak tot een andere benadering voor de groep van illegale vrouwen dan zoals ik die omschreven heb bij mijn antwoorden.
Steeds lager opgeleide mbo-docenten |
|
Jasper van Dijk |
|
Marja van Bijsterveldt (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (CDA) |
|
Wat is uw reactie op het bericht dat leraren in het mbo (middelbaar beroepsonderwijs) steeds lager opgeleid zijn?1
Ik heb kennis genomen van het betreffende bericht. De werkelijkheid in het mbo is genuanceerder dan de kop van het artikel suggereert. Het onderwijs in het mbo wordt verzorgd door breed samengestelde teams, bestaande uit een mix van onder andere leraren, instructeurs en ondersteuners. Deze mensen hebben een verschillende achtergrond en zijn van groot belang voor de beroepssector, zeker gezien de vraag naar onderwijspersoneel in de komende jaren.
Van leraren wordt verwacht dat zij minimaal beschikken over een hbo werk- en denkniveau. Een instrument als de Lerarenbeurs stimuleert leraren een andere of hogere kwalificatie te behalen. Ook in het bestuursakkoord dat ik eind vorig jaar met de MBO Raad heb gesloten is er aandacht voor professionalisering van leraren in het mbo.
Wat vindt u van de voorspelling van het Centrum Arbeidsverhoudingen Overheidspersoneel (CAOP) dat het aantal onbevoegde docenten in het mbo de komende jaren zal toenemen? Zo neen, waarom niet?
In opdracht van het SBO2 heeft het CAOP een arbeidsmarktanalyse van het MBO gepubliceerd. Mijn vermoeden is dat u in uw vraag doelt op deze analyse. Ik kan hierin geen voorspelling vinden over een toename van het aantal onbevoegde docenten in het mbo.
Inmiddels is in de Eerste Kamer het wetsvoorstel op de Wet Onderwijstoezicht aangenomen. Daarmee wordt het toezicht op bevoegdheid en het onderhouden van bekwaamheid versterkt. Zie verder het antwoord op vraag 3.
Deelt u de mening dat het zorgelijk is wanneer het aantal bevoegde leraren in het mbo nog verder afneemt, aangezien nu al maar liefst 15% van de docenten in het mbo geen lesbevoegdheid heeft? Zo neen, hoe is dit te rijmen met uw actieplan voor het mbo waarin u spreekt over het professionaliseren van docenten?2
Ik deel uw mening dat het zorgelijk is wanneer het aantal bevoegde leraren in het mbo afneemt. Het Kabinet streeft er daarom naar dat alle in het mbo werkzame leraren benoembaar zijn en binnen twee jaren hun bevoegdheid behalen, indien nog niet behaald. Uit de arbeidsmarktanalyse van het SBO blijkt dat 11% van de docenten in het mbo onbevoegd is. Hieronder bevinden zich ook zij-instromers. Zij zijn benoembaar op basis van de Wet educatie beroepsonderwijs, maar moeten binnen een periode van twee jaren hun bevoegdheid hebben behaald. Deze mensen hebben met hun praktijkkennis een grote toegevoegde waarde voor het mbo. Ruim 50% van de leraren in het mbo komt vanuit het bedrijfsleven of de zorgsector. Deze route is dus van groot belang voor een voldoende aantal leraren in het mbo. Ik richt mij bij deze groep op het verbeteren van de trajecten die leiden tot het pedagogisch-didactisch getuigschrift, dat de zij-instromers moeten behalen.
Deelt u de mening dat het zorgelijk is dat driekwart van de docenten in het mbo zonder lesbevoegdheid, geen opleiding volgt om alsnog de vereiste papieren te halen? Zo neen, welke waarde hecht u aan een de bevoegdheid van docenten in het mbo?
Ik verwijs u naar mijn antwoord op vraag 3.
Bij welk percentage leraren in het mbo met een lesbevoegdheid bent u tevreden over het opleidingsniveau van het docentencorps? Welke concrete doelstelling voor de komende twee jaar stelt u zichzelf?
In principe dient iedere leraar bevoegd te zijn, maar er zal, zeker in het mbo, altijd een percentage leraren bezig zijn die bevoegdheid te halen. Want zoals eerder genoemd in het antwoord op vraag 3 heeft het percentage onbevoegden met name betrekking op zij-instromers die bezig zijn met het behalen van hun pedagogisch-didactisch getuigschrift.
Welk budget is exact beschikbaar om onbevoegde leraren in het mbo aan een lesbevoegdheid te helpen, nadat andere prioriteiten voor het mbo hiervan zijn afgetrokken? Hoeveel opleidingen om een lesbevoegdheid te halen kunnen daarvan betaald worden?
Hiervoor is geen afzonderlijk budget beschikbaar. De middelen voor om-, na- en bijscholing maken deel uit van de lumpsum. Dit kabinet investeert daarbovenop € 150 mln structureel voor professionalisering van onderwijspersoneel in po, vo en mbo.
Het bericht 'Bejaarden gedwongen in containers' |
|
Karen Gerbrands (PVV) |
|
van Veldhuijzen Zanten-Hyllner |
|
![]() |
Kent u het bericht «Bejaarden gedwongen in containers»?1
Ja, ik heb het bericht gelezen.
Klopt het dat 145 bejaarde bewoners tijdelijk een containerwoning moeten betrekken omdat hun verzorgingshuis, Huize Bernardus, tegen de grond gaat?
De bewoners worden tijdens de sloop van Huize Bernardus tijdelijk opgevangen in woonzorgcentrum Groenhof. Dit woonzorgcentrum is gebouwd van voorgefabriceerde wanden, plafonds, vloeren en dragende constructies van staal en beton. Het is dus geen klassieke bouwmethode, maar er is zeker geen sprake van wonen in containers.
Deelt u de mening dat het te zot voor woorden is dat onze bejaarden hun intrek moeten nemen in containerwoningen, terwijl de gemiddelde toegelaten asielzoeker wel een «normale» woning krijgt? Is dit niet de wereld op zijn kop?
De bewoners nemen geen intrek in een containerwoning.
Klopt het dat Huize Bernardus onderdeel is van OsiraGroep? Hoe beoordeelt u dit zoveelste negatieve bericht over het bestuur van OsiraGroep? Gaat u actie ondernemen tegen deze schaamteloze lui? Zo ja, hoe zullen die acties eruit zien? Zo neen, waarom niet?
Huize Bernardus is inderdaad een onderdeel van Osira Amstelring. Er is wat dit onderwerp betreft naar mijn mening geen sprake van verkeerd handelen van het bestuur van Osira Amstelring. De cliëntenraad is voorafgaand aan deze verhuizing geïnformeerd en heeft met de oplossing ingestemd. Ook is er overleg met de Inspectie voor de Gezondheidszorg, de gemeente, het zorgkantoor en de brandweer. Dit om te kunnen voldoen aan de kwaliteits- en veiligheidseisen die gesteld worden om goede en veilige zorg te kunnen verlenen.
Deelt u de mening dat deze bestuurders zelf drie jaar lang een containerwoning moeten betrekken? Zo neen, waarom niet?
Zie antwoord vraag 3.
De berichtgeving op 9 januari 2012 over de beperking van de hypotheekruimte voor tweeverdieners |
|
Jacques Monasch (PvdA), Ronald Plasterk (PvdA) |
|
Liesbeth Spies (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA), Jan Kees de Jager (minister financiën) (CDA) |
|
![]() |
Herkent u het patroon bij de grote hypotheekverstrekkers in Nederland om het maximum leenbedrag voor hypotheken voor tweeverdieners met maximaal 40 000 bruto inkomen niet te verruimen, wat in tegenspraak is met de door het Nationaal Instituut voor Budgetvoorlichting (Nibud) voorgestelde leennorm van de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties?1
Ja, dit patroon herken ik, een aantal kredietverstrekkers heeft richting de Nederlandse Vereniging van Banken (NVB) aangegeven dat de AFM zal worden gevolgd.
Klopt het dat de Autoriteit Financiele Markten (AFM) boetes oplegt als hypotheekverstrekkers de verruimde Nibudnorm hanteren? Vindt u dit in lijn met het kabinetsbeleid? Zo ja, kunt u dan toelichten waarom het kabinet deze lijn volgt? Zo nee, kunt u dan toelichten waarom het kabinet een andere opvatting heeft dan de AFM?
De AFM heeft aangegeven dat de kredietverstrekkers er niet op voorhand vanuit kunnen gaan dat een verruiming van de leencapaciteit voor consumenten met een modaal tot anderhalf keer modaal inkomen door de AFM als verantwoorde kredietverlening wordt gezien. De AFM ziet overigens nog wel ruimte om in uitzonderingsgevallen meer hypotheek te verstrekken (zie ook het antwoord op vraag 4 en 6 van het lid Blanksma). Dit betekent dat niet op voorhand gezegd kan worden dat er boetes worden uitgedeeld.
Kunt u aangeven wat u wel kan betekenen voor de grote groep huishoudens met een inkomen tot € 40 000 die nu niet in staat is een behoorlijke woning te kopen en vanwege hun modale salaris niet in aanmerking komen voor sociale huur en daarmee dus aangewezen zijn op de dure vrije huursector?
Ik ben het niet met u eens dat de groep huishoudens met een inkomen tot € 40 000 niet in staat zou zijn een behoorlijke woning te kopen enkel en alleen door de zienswijze van de AFM. De leencapaciteit werd jarenlang al zo bepaald zoals de AFM nu in stand wil houden, namelijk door het financieringslastpercentage van het hoogste inkomen van de tweeverdieners toe te passen op het verzamelinkomen van de beide inkomens. In algemene zin kan worden gesteld dat er dit jaar bij hetzelfde inkomen en rentestand minder geleend kan worden dan in 2011. Hoe dit uiteindelijk zal uitpakken voor specifieke huishoudens hangt af van de individuele situatie.Uiteraard is huren ook een optie voor deze inkomensgroepen. Daarbij zijn zij niet alleen aangewezen op woningen in de (dure) vrije huursector. Woningcorporaties kunnen tot 10% van hun vrijgekomen woningen met een huur tot € 664,66 toewijzen aan inkomens boven de € 34 085,–. Daarnaast kunnen deze inkomensgroepen een woning in de particuliere huursector woning huren, waarbij de huurprijs lager ligt dan de liberalisatiegrens.
De overplaatsing van een Afghaans asielzoekersgezin uit Utrecht naar ter Apel |
|
Hans Spekman (PvdA), Diederik Samsom (PvdA) |
|
Leers |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van het bericht «Utrechtse ouders in actie voor Afghaans gezin»?1
Klopt het dat deze familie wordt overgeplaatst naar de vrijheidsbeperkende locatie in Ter Apel, in afwachting van de overplaatsing naar de gezinslocatie in Katwijk? Wat is hiervoor de reden? Waarom wordt de uitspraak in hoger beroep van hun toelatingsaanvraag niet afgewacht? Klopt het dat de rechter een voorlopige voorziening heeft toegewezen waardoor deze mensen niet uitzetbaar zijn?
Is bij de beslissing om over te plaatsen rekening gehouden met het belang van de continuïteit van onderwijs voor de kinderen, en met de ernstige psychische problemen van de moeder? Op welke wijze zijn voortzetting van onderwijs en een adequate medische behandeling gegarandeerd?
Hoe verhoudt deze overplaatsing zich met uw beleid om gezinnen slechts over te plaatsen naar de gezinslocatie indien onderwijs en medische behandeling gegarandeerd zijn?2 Welke concrete inspanningen heeft u ten aanzien van dit gezin gedaan om dat te bewerkstelligen?
Deelt u de mening dat het tijdelijk verplaatsen van dit gezin naar Ter Apel, terwijl het al bijna 10 jaar in het Asielzoekerscentrum (AZC) Utrecht verblijft, onnodige schade toebrengt aan de moeder en de vier in Nederland gewortelde kinderen? Klopt het dat de behandelaars van de moeder hebben geconcludeerd dat een overplaatsing van haar kan leiden tot een ernstige terugval in psychische gezondheid?
Waarin zit de noodzakelijkheid om deze mensen nu over te plaatsen? Waarom kan niet vanuit de vertrouwde omgeving gewerkt worden aan mogelijke terugkeer naar Afghanistan? Waarom kan niet een nieuw advies van het Bureau Medische Advisering (BMA) over de gezondheid van de moeder worden afgewacht voordat deze maatregel wordt genomen?
Het niet vergoeden van de kosten die ouders moeten maken om hun zieke kind te laten behandelen in het buitenland |
|
Henk van Gerven , Renske Leijten |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Wat is uw reactie op het bericht dat de 9-jarige Delano een mogelijk levenreddende behandeling dreigt te worden onthouden omdat de zorgverzekeraar wel de behandeling, maar niet de kosten voor het verblijf vergoedt?1
Naar aanleiding van deze vraag zal ik eerst ingaan op de vraag of de behandeling in de Verenigde Staten behoort tot de verzekerde zorg. Hierbij is het volgende van belang. Ik heb de indruk dat het bij deze behandeling in de Verenigde Staten gaat om een experimentele behandeling. Het is immers nog niet aangetoond dat de behandeling werkzaam is. Op grond van de Zorgverzekeringswet (Zvw) behoren experimentele behandelingen niet tot de verzekerde zorg. Het is de zorgverzekeraar dus niet toegestaan deze behandeling via de Zorgverzekeringswet te vergoeden. Dat de zorgverzekeraar uit coulance toch besloten heeft de kosten te vergoeden, is fijn voor Delano en zijn ouders.
Gelet op de ernst van de aandoening is het ook voor anderen die dezelfde ziekte hebben van belang dat hier zo snel mogelijk duidelijkheid over komt. Om die duidelijkheid te verkrijgen heeft de zorgverzekeraar als mogelijkheid het indienen van een zogenaamde «vrijwillige adviesaanvraag» bij het College voor zorgverzekeringen (CVZ). Recent is zo’n aanvraag ingediend bij het CVZ. Het CVZ zal naar aanleiding van deze vraag onderzoek doen en een standpunt ter zake uitspreken.
Indien de uitkomst van dit onderzoek zou zijn dat hier (nog) geen sprake is van verzekerde zorg, zal de betreffende zorgverzekeraar de kosten van deze zorg alleen op basis van coulance kunnen vergoeden.
Met betrekking tot de kosten van het verblijf van het gezin van Delano staat vast dat dergelijke kosten niet ten laste van de Zvw kunnen worden vergoed. Deze kosten vormen geen onderdeel van de op grond van de Zvw verzekerde zorg. Hoe zeer ik dat ook voor Delano en zijn ouders betreur, ik heb tot mijn spijt geen mogelijkheden om hen te helpen. Ik waardeer het daarom zeer dat familie en vrienden zich ervoor inzetten dat deze kosten betaald kunnen worden.
Volledigheidshalve merk ik op dat het ook in de Nederlands situatie zo is dat kosten van het verblijf van familieleden niet voor vergoeding op grond van de Zvw in aanmerking komen.
Vindt u het rechtvaardig dat, hoewel de zorgverzekeraar de behandeling vergoedt, deze mogelijk niet wordt uitgevoerd omdat de ouders zich niet het noodzakelijke halfjaar durende verblijf in de Verenigde Staten kunnen veroorloven? Zo nee, wat gaat u doen om Delano te helpen? Op welke wijze voorkomt u dat andere zieke kinderen in deze situatie terecht komen?
De vergoeding van de kosten van het verblijf van het betrokken gezin is geen verantwoordelijkheid van de overheid. Zoals ik in het antwoord op vraag 1 aangaf, waardeer ik het zeer dat familie en vrienden van Delano hiervoor een oplossing nastreven.
Komt de behandeling in Nederland beschikbaar? Zo ja, wanneer? Zo nee, waarom niet? Vindt u dan niet dat in ieder geval de kosten verbonden aan behandeling in het buitenland vergoed zouden moeten worden? Wilt u uw antwoord toelichten?
Ervan uitgaande dat het hier gaat om een behandeling met geneesmiddelen is mijn antwoord als volgt. Of een experimentele behandeling in Nederland ter beschikking komt hangt af van de onderzoeksresultaten naar de werkzaamheid van die behandeling. Als die onderzoeksresultaten 1) een toelating tot de markt en 2) toelating tot het verzekerde pakket rechtvaardigen, zal het middel – onder voorwaarde van voldoende beschikbaarheid van het middel – ook in Nederland toepasbaar zijn. Het onderzoek naar de werkzaamheid van een behandeling en de deelname daaraan in het buitenland behoren niet tot de verzekerde zorg.
Overigens kan bij de zorg voor deze kankerpatiëntjes het Nationaal Kinderoncologisch Centrum (NKOC), waarvan recent bepaald is dat het in Utrecht komt, een belangrijke rol gaan spelen. Het NKOC zal borg staan voor optimale kwaliteit van de complexe kankerzorg en zorgt er ook voor dat er efficiënt gewerkt wordt doordat faciliteiten gedeeld kunnen worden. Vanwege de omvang van dit centrum kan het als één van de weinige centra in de wereld ook een voorloperrol vervullen bij het ontwerpen en uitvoeren van experimenten om de zorg nog verder te verbeteren. Ik ben blij dat we die slagkracht voor goede en bewezen effectieve zorg en voor experimenteel onderzoek vanuit Nederland zelf nu nog beter kunnen gaan ontwikkelen.
Hoeveel kinderen moeten jaarlijks voor levensbedreigende ziekten een behandeling in het buitenland ondergaan? In hoeveel gevallen wordt hen deze behandeling om financiële redenen onthouden? Indien u niet over deze gegevens beschikt, bent u dan bereid dit te onderzoeken? Zo nee, waarom niet?
Er zijn geen publieke registraties die bijhouden hoeveel kinderen er om levensbedreigende redenen een behandeling in het buitenland ondergaan. De waarde ervan is in mijn ogen overigens beperkt. Het is de zorgverzekeraar die vanuit de zorgplicht individueel toetst of de gevraagde behandeling in het buitenland tot het verzekerde pakket behoort. Heel vaak behoort een behandeling in het buitenland niet tot het verzekerde pakket. Het gaat dan bijvoorbeeld om clinical trials met (uiteraard) veelbelovende behandelmodaliteiten. In dat geval kan de verzekeraar besluiten de behandeling in het buitenland coulancehalve te vergoeden of vergoeding daarvan te weigeren. Als de zorgverzekeraar – zie ook het antwoord op vraag 1- zekerheid wil over de vraag of een behandeling tot het verzekerde pakket behoort, kan hij een zogenaamde «vrijwillige adviesaanvraag» bij het College voor zorgverzekeringen doen. Recent is zo’n aanvraag ingediend bij het CVZ. Bezien vanuit het bovenstaande zie ik dus geen meerwaarde in het inrichten van een registratie en zal daar ook geen onderzoek naar initiëren.
Deelt u de mening dat toegankelijkheid van de zorg in deze gevallen meer behelst dan alleen het vergoeden van de behandeling? Zo nee, waarom niet?
De Zvw heeft betrekking op het vergoeden van geneeskundige zorg indien die zorg behoort tot het verzekerde pakket en de verzekerde daarop redelijkerwijs is aangewezen. Vergoeding van verblijfskosten van familieleden behoort niet tot de te verzekeren zorg.
De zoveelste gewelddadige straatroof |
|
Joram van Klaveren (PVV), Lilian Helder (PVV), Hero Brinkman (PVV) |
|
Leers , Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD), Liesbeth Spies (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
![]() |
Bent u bekend met het artikel «Clown Chipo lacht niet meer na overval bontkraagjes»?1
Ja.
In hoeverre heeft u, gezien de inmiddels structurele straatterreur door «bontkraagjes» in Utrecht, en het uitblijven van een keiharde aanpak van dit probleem, alle vertrouwen in PvdA-faalburgemeester Wolfsen verloren?
Het is primair aan de gemeenteraad om te oordelen over het functioneren van een burgemeester. Over de maatregelen die het kabinet neemt ter ondersteuning van burgemeesters bij de aanpak van problematische jeugdgroepen verwijs ik u naar het antwoord op eerdere vragen, bijvoorbeeld die van het lid Marcouch (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2011–2012, nr. 812) of die van het lid Van Klaveren (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2011–2012, nr. 398).
Deelt u de mening dat zware straffen, denaturalisatie en uiteindelijk uitzetting van criminelen met een dubbele nationaliteit de problemen met straatterreur in Utrechtse wijken bijna volledig op zal lossen?
Om overlast en criminaliteit op straat op een structurele manier aan te pakken, is de combinatie van repressieve en preventieve maatregelen onontbeerlijk. Preventieve maatregelen zoals o.a. opvoedondersteuning zijn gericht op het voorkomen van afglijden van broertjes en zusjes van betrokkenen. Wat het opleggen van zware straffen betreft, is het aan het oordeel van de rechter of dit gelet op het delict, de persoon van de dader(s) en het aangedane leed passend is.
De intrekking van de Nederlandse nationaliteit wegens een veroordeling voor commune misdrijven is op dit moment niet mogelijk. Het kabinet bereidt een wetsvoorstel voor dat regelt dat het Nederlanderschap van rechtswege vervalt indien binnen vijf jaar na verkrijging een onherroepelijke veroordeling plaatsvindt voor een misdrijf waar twaalf jaar of meer gevangenisstraf op staat.
Welke maatregelen gaat u richting burgemeester Wolfsen nemen ten einde de anarchie in Utrechtse wijken te beëindigen en het gevoel van veiligheid van burgers te herstellen?
Zie antwoord vraag 2.
De vertraging en het nut van een Nationaal Noodnet voor communicatie bij rampen |
|
Tjeerd van Dekken (PvdA), Ahmed Marcouch (PvdA) |
|
Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Kent u de berichten «Opnieuw vertraging noodnet» en «Het nut van noodnet»?1
Bij mij is bekend het artikel «Rampennet loopt weer bijna jaar vertraging op» uit het Nederlands Dagblad van 11 januari 2012.
Is het waar dat er met het in gebruik nemen van een nieuw nationaal noodnet sprake is van een vertraging? Zo ja, wanneer had volgens het oorspronkelijke plan het systeem operationeel moeten zijn en wanneer zal het naar verwachting daadwerkelijk operationeel zijn? Zo nee, wat is er dan niet waar aan dat bericht?
De uitrol van de opvolger van het Nationaal Noodnet (NN), de Noodcommunicatievoorziening (NCV), is gestart in het najaar van 2010. Zoals aan de Kamer is gemeld in de 3e brief Nationale Veiligheid (TK 2009–2010 30 821, nr. 10) is de NCV met ingang van 1 mei 2011 operationeel en bruikbaar voor de gemigreerde gebruikers. Gedurende de migratie van gebruikers van NN naar NCV blijft ook het oude NN in functie.
Verwacht werd dat de meeste gebruikers van het NN na het in gebruik nemen van NCV op korte termijn opdracht zouden geven voor migratie naar de NCV. In de praktijk blijkt de migratie meer tijd te kosten. Een groot aantal gebruikers benut de beëindiging van de overeenkomst met het NN om een zorgvuldige heroverweging te maken en de vraag te beantwoorden welke partijen moeten worden aangesloten. Daarnaast zijn voorgenomen herindelingen van gemeenten en plannen ten aanzien van samenvoegen van meldkamers aanleiding om geen overhaaste beslissing te nemen. Ook waren er veel vragen over, met name de extra functionaliteiten die in de NCV beschikbaar zijn. Al deze factoren zijn redenen waarom de migratie trager op gang gekomen is. De noodcommunicatievoorziening is echter niet in gevaar gekomen omdat het NN nog functioneert.
De Kamer is niet eerder geïnformeerd omdat er sinds de ingebruikneming van de NCV geen sprake is van beschikbaarheidverlies van functionaliteit van de noodcommunicatie en er geen sprake is van enige verhoging van de kosten. Het beeld dat geschetst wordt in het artikel in het Nederlands Dagblad komt dan ook niet overeen met het beeld en de feiten waarover ik beschik.
Wat is de oorzaak of wat zijn de oorzaken van de bovengenoemde vertraging?
Zie antwoord vraag 2.
Had de Kamer al eerder op de hoogte kunnen zijn van deze vertraging? Zo ja, op welke wijze?
Zie antwoord vraag 2.
Welke betrokken bedrijven en/of overheidsinstanties zijn betrokken bij de aanleg en het in gebruik nemen van het nieuwe noodnet? Wat is de rol van deze partijen bij de ontstane vertraging?
De minister van Veiligheid en Justitie is verantwoordelijk voor de continuïteit van de crisisbeheersing. Communicatie is hierbij een essentieel onderdeel en wordt sinds 1991 gegarandeerd door middel van het NN. KPN, de beheerder van het NN, heeft echter aangegeven dat dit netwerk op termijn niet in stand kan worden gehouden, vanwege veroudering en het ontbreken van geschikte onderdelen. Om die reden heeft het ministerie van VenJ, na een Europese aanbesteding, aan KPN opdracht gegeven om een opvolger te realiseren en in stand te houden in de vorm van een dienst. Tot het moment waarop de laatste NN-gebruiker is gemigreerd zal het NN operationeel blijven.
De gebruikers van de dienst zijn klant van KPN. Hoewel de minister van Veiligheid en Justitie de zorg draagt voor de voorziening, zijn -evenals bij het «oude» NN- de beoogde gebruikers zelf verantwoordelijk om zich aan te sluiten. Conform de toezegging tijdens het overleg van 8 februari 2012 inzake de wijziging van wet Veiligheidsregio’s, in verband met de oprichting van het Instituut Fysieke Veiligheid, zal ik u de Tweede Kamer nader informeren over het beheer de monitoring en de uitvoering van verschillende ICT-projecten. Ik zal het noodnet hierin meenemen.
Er is geen sprake van een verplichting. De gebruikers van het NN zijn herhaaldelijk schriftelijk attent gemaakt op de beschikbaarheid van de NCV en gestimuleerd om over te stappen naar deze dienst. De migratie van alle aansluitingen blijkt langer te duren dan ik gewenst acht en om die reden heb ik er samen met KPN, als beheerder van zowel het oude – als nieuwe netwerk, voor gekozen om vanaf 1 januari 2012 dezelfde werkwijze te hanteren als bij de ontmanteling van de centrale in Groningen (zie ook het antwoord op vraag 7). Gebleken is dat dit een goede aanpak is die snel tot resultaat leidt.
Welke bewindspersoon is verantwoordelijk voor de aanleg en het in gebruik nemen van het nieuwe noodnet? Wat heeft deze bewindspersoon gedaan om er voor te zorgen dat het noodnet wel op tijd in gebruik zou zijn genomen en waarom is die bewindspersoon daarin niet geslaagd?
Zie antwoord vraag 5.
Is het waar dat alleen Groningen en Drenthe overgezet zijn naar het nieuwe noodnetsysteem? Zo ja, wanneer volgt de rest van het land en hoe kunnen zij met andere delen van het land als zij moeten terugvallen op het oude systeem? Zo nee, wat is de stand van zaken dan wel?
Nee.
Voor de gebruikers in Groningen en Drenthe geldt dat zij in december 2011 moesten worden overgezet naar de nieuwe NCV. De reden hiervoor is dat het beschermd onderkomen (bunker) waar de NN-centrale was geplaatst, vanwege sloop moest worden verlaten.
Voor alle huidige gebruikers geldt dat zij vanaf het moment dat de NCV beschikbaar was, hun oude NN-aansluiting konden migreren naar de NCV. Een gedeelte daarvan heeft hiervoor inmiddels opdracht gegeven. Doordat beide systeem tijdens de migratieperiode met elkaar zijn gekoppeld, kunnen NN-gebruikers zonder problemen communiceren met gebruikers die zijn overgaan op de NCV.
Begin januari 2012 is 26% van de (5560) NN-aansluitingen gemigreerd of is hiervoor opdracht ontvangen. Van 14% van de aansluitingen is het abonnement opgezegd. Via een strakke planning die gebaseerd op de migratie van aansluitingen per NN-centrale (bunker) zullen in 2012 de overige aansluitingen worden gemigreerd.
Hoe vaak is het oude nu nog bestaande noodnet sinds de ingebruikneming daarvan gebruikt?
Nederland kent gelukkig weinig rampen waarbij eveneens de openbare telefoonvoorzieningen niet te gebruiken zijn. Op grote schaal is het NN dan ook weinig ingezet. Sinds 2004 is het NN op kleinere schaal gebruikt bij de politie-inval in het Haagse Laakkwartier (Hofstadgroep, november 2004) en de elektriciteitsuitval in de Bommelerwaard (december 2007). Dagelijks wordt het NN gebruikt om de mobiele 112-oproepen die standaard bij het KLPD binnenkomen door te verbinden met de regiomeldkamers. Ook het Hare Majesteitsnet is onderdeel van het NN en wordt dagelijks gebruikt.
Is er ooit met het oude systeem geoefend? Zo ja, wat was daarvan de uitkomst? Zo nee, waarom niet?
Er wordt periodiek (4x per jaar) met het NN geoefend. Voorbeelden daarvan zijn oefening Verbindingen In Gemeenten En Provincies (VIGEP) waarmee de (nood)verbindingen tussen de crisiscentra van diverse organisaties wordt getest. Bij deze VIGEP-oefeningen is gebleken dat het NN aan de verwachtingen voldoet en zijn alle verbindingen zonder problemen tot stand gekomen.
Waaruit blijkt uit de praktijk van rampenbestrijding dat er behoefte is aan een noodnet?
De NCV zorgt ervoor dat bij verstoringen van de openbare voorzieningen toch nog communicatie mogelijk is tussen overheidsorganisaties onderling en met bedrijven die deel uitmaken van de vitale infrastructuur. Juist omdat het een «last resort» communicatievoorziening is, wordt er net als bij het eerdere Noodnet veel aandacht besteed aan de betrouwbaarheid en weerbaarheid tegen fysieke en niet fysieke dreigingen. Zo blijft het nieuwe netwerk beschikbaar als het gewone vaste telefoonverkeer tijdens een ramp uitvalt door overbelasting of stroomuitval.
Is het waar dat het nieuwe noodnet niet veel meer zal kunnen dan het oude, sterk verouderde systeem? Zo ja, waarom is er dan in de praktijk een nieuw systeem nodig? Zo nee, wat kan het nieuwe systeem dan meer dan het oude?
De NCV heeft meer functionaliteiten dan het oude NN. De primaire noodzaak voor vervanging van het Noodnet is gelegen in het feit dat de gebruikte apparatuur van het NN verouderd raakt en in de nabije toekomst onvoldoende onderhouden kan worden, bijvoorbeeld als gevolg van het ontbreken van reserveonderdelen.
Het nieuwe systeem is gebaseerd op IP-technologie. Dit systeem is na volledige ingebruikname ook geschikt voor email, mobiel gebruik, videoconferencing, internet, etc. Deze functionaliteiten komen beschikbaar nadat het gehele NN gemigreerd is.
Is het waar u te weinig heeft gedaan om het nieuwe systeem bij de gebruikers te promoten? Zo ja, waarom is dat niet gebeurd? Zo nee, wat heeft u dan wel gedaan?
Zie antwoord op vraag 5 en 6
Deelt u de verwachting dat als gebruikers niet op het nieuwe systeem zitten te wachten, zij dan in het uitzonderlijke geval dat het systeem mogelijk gebruikt zou kunnen worden dat dan toch niet zullen doen? Zo ja, hoe gaat u met dit gegeven om? Zo nee, waarom niet?
Omdat het gebruik van de NCV niet verplicht is, kunnen gebruikers na de beëindiging van het NN kiezen voor de NCV of geen noodcommunicatie. Hoewel ik van mening ben dat een «last resort» voorziening noodzakelijk is om de continuïteit van de communicatie te garanderen (bijvoorbeeld bij langdurige stroomuitval), is en blijft het de eigen verantwoordelijkheid van gebruikers om aangesloten te zijn en hiervan in voorkomend geval gebruik te maken. Via diverse brieven heb ik mijn mening kenbaar gemaakt bij de veiligheidsregio’s en hun crisispartners. Ik merk hierbij op dat het merendeel van de gebruikers heeft aangegeven ook van de NCV gebruik te zullen gaan maken. Ik vertrouw er dan ook op dat de NCV in voorkomend geval daadwerkelijk gebruikt zal worden.
Lopen de kosten van het nieuwe noodnet door de opgelopen vertraging hoger op dan de genoemde 6,5 mln. euro? Zo ja, met hoeveel?
De kosten voor de begeleiding van de migratie zijn vast en bedragen EUR 155 per aansluiting. In deze kosten is voorzien en zijn voor rekening van het ministerie van VenJ. Er is geen sprake van toename van kosten indien de migratie langer duurt dan voorzien.
De kosten voor de realisatie van de nieuwe noodcommunicatievoorziening zijn voor rekening van KPN. Om KPN de mogelijkheid te bieden de kosten voor de NCV-dienst terug te verdienen, heeft de overheid zich contractueel verbonden met KPN gedurende 11,5 jaar.
Hoewel ik mij realiseer dat de NCV niet vaak ingezet zal (behoeven te) worden, biedt het kunnen beschikken hierover zekerheid voor de continuïteit van communicatie. Het ontbinden van de overeenkomst vind ik dan ook zeer ongewenst. Dit zou betekenen dat de continuïteit van de crisisbeheersing in gevaar komt bij uitval van de openbare telecommunicatievoorzieningen. Bovendien kan het aanzienlijke kosten tot gevolg hebben. De totale contractwaarde voor de basisaansluitingen bedraagt voor KPN circa EUR 34,5 mln.
Is het nog mogelijk om helemaal af te zien van een nieuw noodnet? Zo ja, op welke wijze en wat zouden daar de operationele en financiële gevolgen van zijn? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 14.
Het gesteggel rond de financiering van de extra ambulance op de Kop van Walcheren en het geboortecentrum in Vlissingen |
|
Henk van Gerven , Nine Kooiman |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Wat is uw reactie op het bericht dat er nog steeds gesteggel is rond de financiering van de extra ambulance op de Kop van Walcheren en het geboortecentrum in Vlissingen?1
Op 10 februari 2012 heeft de NZa besloten om het budget van Connexxion Ambulancezorg met terugwerkende kracht per 1 januari 2011 te verhogen. Van betrokken partijen heb ik begrepen dat het geboortecentrum behouden blijft.
Blijf u nog steeds bij uw eerdere mening: «In het licht van de zeer specifieke situatie ter plaatse zoals de geografie, de bevolkingsdichtheid en de spreiding van de ziekenhuislocaties vind ik het ongewenst als deze ambulance zou verdwijnen»? Zo nee, wat is er plotseling veranderd aan de zeer specifieke situatie op de Kop van Walcheren?2
Zie antwoord vraag 1.
Hoe is het mogelijk dat er wordt gesteggeld tussen uw ministerie, de zorgverzekeraars en de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) over de financiering van de ambulancepost, terwijl u in uw brief van februari 20112 vermeldt reeds extra middelen ter beschikking te hebben gesteld voor een structurele financiering van deze ambulance? Kunt u uitleggen hoe het geld dat u reeds in het voorjaar van 2011 ter beschikking heeft gesteld wordt besteed?
De aanvraag van RAV Zeeland bij de NZa dient te worden beoordeeld tegen de achtergrond van het beleid van de NZa. Gezien het unieke karakter van de situatie in Zeeland en van het verzoek om dit specifieke budget te verhogen was het voor de NZa zaak om zorgvuldig te werk te gaan. Daar komt bij dat het even duurde voordat de NZa de juiste informatie boven tafel kreeg van de betrokken partijen.
Erkent u dat u politiek verantwoordelijk bent voor de NZa? Zo nee, waarom niet? Zo ja, hoe is het mogelijk dat een jaar nadat u de NZa heeft verzocht om de door u ter beschikking gestelde middelen toe te voegen aan het budget van de Regionale Ambulance Voorziening Zeeland (RAVZ), de NZa uw verzoek nog niet heeft uitgevoerd?3
Ik ben politiek verantwoordelijk voor het functioneren van de NZa als geheel. In haar oordeelsvorming is de NZa echter onafhankelijk. Zoals gezegd heeft de Nza op basis van haar eigen oordeel besloten het budget van Connexxion met terugwerkende kracht per 1 januari 2011 te verhogen.
Indien de NZa weigert aan uw verzoek te voldoen, bent u dan bereid een aanwijzing te geven of op andere wijze een einde te maken aan de onzekerheid over financiering van de ambulance op de Kop van Walcheren, conform de wens van de Kamer? Zo nee, waarom niet?4
Zie mijn antwoord op vragen 1 en 2.
Wat is de rol van de verzekeraars in de discussie over financiering van de ambulancepost? Wilt u uw antwoord toelichten?
De verzekeraars dienen aan hun wettelijke zorgplicht in de regio te voldoen en dienen hiervoor over voldoende budget te beschikken. In de discussie over de financiering van de extra ambulancepost op de kop van Walcheren is de verzekeraar verzocht informatie te verschaffen over de vraag in hoeverre de zorgplicht in het gedrang zou komen bij uitblijven van de extra financiering.
Erkent u dat, naast de extra ambulance, ook het geboortecentrum Walcheren in Vlissingen deel uitmaakt van een geheel aan afspraken ter behoud van de geboortezorg op Walcheren ondanks de concentratie van acute verloskundige zorg in Goes? Zo ja, hoe ziet u erop toe dat deze afspraken worden nagekomen? Zo nee, waarom niet?
Ja, het geboortecentrum is een belangrijke schakel in de geboortezorg op Walcheren. Het is aan de zorgaanbieders en verzekeraar in de regio om te borgen dat de afspraken worden nagekomen. Zoals overal in Nederland houdt de Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ) ook in deze regio toezicht op de kwaliteit en bereikbaarheid van de verloskundige zorg.
Hoe verhouden uw beleidsdoelstellingen «zorg dichtbij» en «keuzevrijheid» zich tot het mogelijk verdwijnen van het geboortecentrum, waardoor vrouwen van Walcheren uitsluitend nog in Goes terecht kunnen om te bevallen, aangezien thuisbevallingen in een deel van Walcheren niet meer mogelijk zijn na het sluiten van de afdeling gynaecologie in Vlissingen? Wilt u uw antwoord toelichten?
Zie mijn antwoord op vraag 1 en 2.
Hoe beoordeelt u het gedrag van zorgverzekeraar CZ die, nu de buit van concentratie van de ziekenhuizen en verloskunde binnen is, in strijd met het akkoord met verloskundigen de stekker uit het Geboortecentrum Walcheren dreigt te trekken? Wilt u uw antwoord toelichten?
Aangezien de toestroom van patiënten relatief gering is zijn er afspraken gemaakt tussen CZ, stichting STBN (eigenaar van het geboortehuis) en de verloskundigen betreffende de doelmatigheid van het geboortehuis. Onderdeel van deze afspraken is dat CZ, gezien het belang dat zij hecht aan het geboortehuis, hiervoor extra geld ter beschikking stelt.
Op grond waarvan acht zorgverzekeraar CZ het geboortecentrum niet rendabel? Is dit op basis van volumenormen? Zo ja, hoe kunt u volhouden te streven naar «zorg dichtbij» als in het hele land ziekenhuizen en afdelingen worden gesloten louter omdat er in het verzorgingsgebied te weinig mensen wonen naar de smaak van de zorgverzekeraar? Wilt u uw antwoord toelichten?
Zie antwoord vraag 9.
Bent u bereid maatregelen te treffen zodat het Geboortecentrum Walcheren open kan blijven? Zo nee, waarom niet?
Zie mijn antwoord op vraag 1 en 2.
De overname van Zonnehuizen en het ontslag van medewerkers |
|
Renske Leijten , Henk van Gerven |
|
van Veldhuijzen Zanten-Hyllner |
|
Wat is uw reactie op het bericht dat het failliete Zonnehuizen wordt overgenomen en dat één derde van 1500 fte gaat verdwijnen?1
Van dat bericht heb ik kennis genomen.
Welke onderdelen van Zonnehuizen worden door welke partij overgenomen? Kunt u uw antwoord toelichten?
Volgens het persbericht van LSG-Rentray en de Groep Winter nemen zij gezamenlijk alle activiteiten van Zonnehuizen over waarbij LSG-Rentray zich zal richten op de kind- en jeugdzorg en het onderwijs en de Groep Winter zich zal richten op de volwassenenzorg.
Klopt het dat de ondernemer Loek Winter de winstgevende onderdelen van de Zonnehuizen overneemt en geen (mede)verantwoordelijkheid wil dragen voor de niet of minder winstgevende onderdelen? Kunt u uw antwoord toelichten?
Blijkens bovengenoemd persbericht is sprake van een gezamenlijke overname van alle activiteiten. Er is sprake van gezamenlijke verantwoordelijkheid. Van geen (mede)verantwoordelijkheid voor niet of minder winstgevende onderdelen is dus geen sprake. Volledigheidshalve zij vermeld dat winstuitkering in de intramurale AWBZ verboden is.
Welke en hoeveel BV’s zijn opgericht door de heer Winter en/of Rentray om een overname van Zonnehuizen mogelijk te maken? Kunt u uw antwoord toelichten?
Deze vraag kan ik niet beantwoorden omdat ik niet over de daarvoor benodigde informatie beschik.
Waarom heeft de Inspectie voor de Gezondheidszorg de voormalige Zonnehuizen nu onder verscherpt toezicht gesteld, en niet eerder? Kunt u uw antwoord toelichten?
De IGZ hield al intensief toezicht op de Stichting Zonnehuizen. De overname van de Stichting Zonnehuizen door de LSG-Rentray en de groep Winter biedt duidelijkheid voor de continuïteit van de organisatie, maar kan- zoals elke overname- ook extra risico’s met zich meebrengen voor de kwaliteit en continuïteit van zorg. De IGZ wil de effecten van de overname nauwlettend volgen en heeft daarom voor een periode van zes maanden verscherpt toezicht ingesteld. Ik ben blij met deze extra waarborg voor de kwaliteit van zorg.
Klopt het, dat het aantal van 500 voltijdsfuncties dat verdwijnt naar boven bijgesteld kan worden door de nieuwe organisatie? Hoeveel mensen komen daarmee in totaal op straat te staan?
Een dergelijk aantal wordt vermeld in de media. Het precieze aantal voltijdsfuncties dat verdwijnt alsmede het aantal personen dat die voltijdsfuncties vervulde zal pas na verloop van tijd duidelijk worden. Zie ook het antwoord op de volgende vraag.
Op welke manier moeten de hulp- en zorgverleners van Zonnehuizen de continuïteit en kwaliteit van zorg waarborgen, als zij niet weten waar zij aan toe zijn en hun baan wellicht op de tocht staat?
Voor de periode dat het UWV de salarisbetaling overneemt worden medewerkers geacht hun werkzaamheden voort te zetten. Daarmee is voor die periode de continuïteit van zorg gewaarborgd. In de tussentijd moet duidelijk worden welke medewerkers door de overnemende partijen weer in dienst worden genomen. Overigens heb ik geen enkele aanwijzing dat medewerkers in deze voor hen moeilijke omstandigheden die verantwoordelijkheid niet nemen. Ik hoor juist dat ze hun schouders er onder zetten en daar heb ik respect voor.
Hoe kunt u garanderen dat de overname van Zonnehuizen geen negatieve consequenties zal hebben voor de continuïteit en kwaliteit van de zorg wanneer honderden medewerkers ontslagen zullen worden? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zorgkantoor en IGZ houden daar (verscherpt) toezicht op.
Waarom lag er een concept-brief klaar lag bij Zonnehuizen om daarin te melden dat de kwaliteit van zorg niet langer gewaarborgd kon worden?
Bij de regelmatige bezoeken van de IGZ is die conceptbrief aan de orde geweest. Mede op basis van de conceptbrief heeft de IGZ besloten om na de overname verscherpt toezicht in te stellen. Blijkbaar is deze conceptbrief niet verstuurd.
Was u ten tijde van het debat, gehouden op 22 december 2011, ervan op de hoogte dat er mensen ontslagen zouden worden of dat daar voornemens toe waren? Zo ja, over hoeveel fte werd er toen gesproken? Waarom heeft u dat niet gemeld? Kunt u uw antwoord toelichten?
Ten tijde van het debat op 22 december 2011 was de surseance van betaling uitgesproken. Van (voorgenomen) ontslagen was mij toen niets bekend.
Deelt u de mening dat het al dan niet in opstand komen tegen het voormalig bestuur, het faillissement en de nasleep ervan geen reden mag zijn voor ontslag? Kunt u uw antwoord toelichten?
De curator heeft de arbeidsovereenkomst met alle medewerkers verbroken. Overnemende partijen beslissen welke medewerkers weer in dienst genomen worden.
Op welke wijze zijn de opgebouwde arbeidsrechten van de medewerkers van Zonnehuizen gewaarborgd?
Het is aan het personeel en hun vertegenwoordigers om hun belangen te behartigen. De overheid heeft daarbij geen rol. Wel ben ik blij dat de overnemende partijen het overgrote deel van het primaire personeel overnemen.
Bent u bereid al het mogelijke te doen om de banen van de medewerkers van Zonnehuizen te behouden, en ervoor te zorgen dat hun eisenpakket, met 5 eisen die overhandigd zijn aan de curator, wordt ingewilligd? Kunt u uw antwoord toelichten?
Ik hoop dat de medewerkers die niet bij de overnemende partijen aan de slag kunnen elders snel weer aan het werk kunnen. VWS heeft daarbij geen rol.
Zijn de Cliëntenraad Volwassenenzorg Zonnehuizen en andere cliëntenraden om advies gevraagd, conform het medezeggenschapsrecht? Zo nee, waarom niet?
Op mijn verzoek onderhoudt de IGZ nauw contact met de cliëntenraden omdat ik vind dat hun stem van belang is. De IGZ bericht mij dat er sprake is van transparante informatieverstrekking door de curator en de bestuurder a.i. aan de cliëntenraden.
Waarom wordt de overname aan de cliëntenraad gepresenteerd als een feit, terwijl hij er wettelijk nog een advies over dient uit te brengen? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie mijn antwoord op vraag 14.
Wie neemt de verantwoordelijkheid voor het onderwijs bij Zonnehuizen voor zijn rekening? Kunt u uw antwoord toelichten?
LSG-Rentray heeft de onderwijs activiteiten overgenomen.
Wanneer zal de onzekerheid en onduidelijkheid voor alle betrokkenen, van medewerkers tot bewoners en hun naasten, voorbij zijn, en wat gaat u doen om dat te bespoedigen?
Ik hoop dat die onzekerheid niet lang meer zal duren. Dat is afhankelijk van de voortgang van de besluitvorming van overnemende partijen.
Kunt u garanderen dat de overname geen negatieve consequenties zal hebben voor de continuïteit en kwaliteit van het onderwijs? Kunt u uw antwoord toelichten?
Door de overname van de onderwijsactiviteiten door LSG-Rentray is sprake van continuïteit van het onderwijs. Het bevoegd gezag van de school (wat dus LSG- Rentray is) is verantwoordelijk voor de continuïteit van het onderwijs. De onderwijsinspectie houdt daar toezicht op.
Is er nog de inzet om de miljoenen euro’s, die zijn verdwenen onder het voormalig bestuur en Raad van Toezicht, terug te krijgen? Zo ja, op welke manier? Zo nee, waarom niet?
Er is een procedure gestart om de voormalige bestuurder en raad van toezicht aansprakelijk te stellen.
Bent u voornemens een diepgravend onderzoek te starten naar de rollen van alle betrokken (interim) bestuurders die met het faillissement van Zonnehuizen en de overname te maken hebben? Kunt u uw antwoord toelichten?
Eerder al zegde ik toe onderzoek te doen naar de manier waarop onder andere de externe toezichthouders in deze casus hun rol vervuld hebben. Ook de curator doet onderzoek naar de oorzaken van het faillissement.
Welke betrokkenheid heeft u, of uw ministerie, gehad bij de overname? Kunt u uw antwoord toelichten?
Mijn ministerie, noch ikzelf, zijn betrokken geweest bij deze overname. Het Waarborgfonds voor de Zorgsector (WFZ) heeft namens VWS, samen met de banken, deelgenomen aan besprekingen met overnemende partijen en de curator. Dat vloeide voort uit het feit dat Stichting Zonnehuizen beschikt over rijksgegarandeerde leningen. Eerder informeerde ik u daar al over. Het WFZ heeft ervoor gewaakt dat de rijksgarantie misbruikt werd om kosten of risico’s van banken, geïnteresseerde partijen en/of curator af te wentelen op de staat en daarmee op de collectieve middelen.
Klopt het dat men de hypotheek financieel niet rond krijgt, maar dat men dit in de komende 2 jaar wel wil proberen?
Ik heb begrepen dat LSG-Rentray en de Groep Winter alleen de activiteiten van Stichting Zonnehuizen overnemen. Het vastgoed blijft in de boedel van de oude Stichting Zonnehuizen. Geprobeerd wordt in de komende tijd een oplossing te vinden voor de financiering van het onroerend goed.
Wat is de rol van Triodos Bank geweest in deze? Kunt u uw antwoord toelichten?
Daarover heb ik geen informatie.
Hoe ziet de huurconstructie eruit die nu is afgesproken?
De inhoud van de overeenkomst over het vastgoed tussen curator, banken en overnemende partijen is niet openbaar. Zie verder het antwoord op vraag 22.
Wilt u deze vragen beantwoorden in de week van 17 januari aanstaande, zodat de Kamer de antwoorden heeft voor er een nieuw debat wordt gevoerd?
Ja.
Identiteitsfraude op sociale media |
|
Nine Kooiman |
|
Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Deelt u de zienswijze dat het aannemen van andermans identiteit op sociale media mogelijk grote schadelijke gevolgen kan hebben?1 Deelt u de mening dat het niet altijd eenvoudig en snel te regelen is het gebruik van eigen naam door een ander te doen stoppen?
Ik verwijs naar mijn antwoord op de vragen van de leden Elissen en Van Bemmel (ingezonden 12 januari 2012, kenmerk 2012Z00281*).
Ik beschik niet over een overzicht van de manier waarop en de snelheid waarmee sociale mediasites reageren op verzoeken om het gebruik van de eigen naam door een ander te doen stoppen.
Welke mogelijkheden heeft een gedupeerde, van wie de identiteit wordt gebruikt door anderen op bijvoorbeeld Twitter of Facebook, in het civiele recht om de identiteitsfraudeur aan te spreken?
Voorop staat dat een gedupeerde de sociale mediasite kan verzoeken het gebruik van de eigen naam door een ander te doen stoppen door het nepaccount af te sluiten. Alle bekende sociale mediasites beschikken daartoe over een misbruikregeling. Een consument moet ervan uit kunnen gaan dat die wordt toegepast als er een beroep op wordt gedaan. Als dat traag of niet gebeurt, kan hij het bedrijf daarop aanspreken.
Wat effectief zou kunnen zijn totdat het nepaccount is gesloten, is dat de gedupeerde via dezelfde sociale mediasite duidelijk maakt dat het desbetreffende account niet van hem is en een nepaccount betreft.
Een gedupeerde die door het gebruik van zijn identiteit door een ander aantoonbare schade heeft geleden, kan degene die zijn identiteit heeft gebruikt civielrechtelijk aansprakelijk stellen wegens het plegen van een onrechtmatige daad (artikel 6:162 Burgerlijk Wetboek). Deze mogelijkheid is echter in de praktijk beperkt omdat het voor de gedupeerde doorgaans moeilijk of onmogelijk zal zijn de identiteit van de gebruiker van zijn naam te achterhalen.
Het openbaar ministerie en uiteindelijk de rechter zullen per geval moeten beoordelen of sprake is van strafbaar gedrag. Als het gebruiken van de identiteit van de ander bijvoorbeeld leidt tot het vermoeden van bedreiging van die ander, kan een op die bedreiging gericht strafrechtelijk onderzoek worden gestart op grond van artikel 284 en volgende van het Wetboek van Strafrecht. Ook dan kan het, ondanks de opsporingsbevoegdheden die kunnen worden ingezet, problematisch zijn om de identiteit van de pleger te achterhalen. Ik verwijs voor een toelichting naar mijn antwoord op vragen 4 tot en met 6.
Welke mogelijkheden biedt het strafrecht? Indien er geen sprake is van oplichting, valsheid in geschrifte, smaad of enig ander artikel uit het Wetboek van Strafrecht, maar deze identiteitsfraude wel overduidelijke schadelijke gevolgen of dreiging met zich meebrengt, hoe is hier dan tegen op te treden?
Zie antwoord vraag 2.
Zijn deze mogelijkheden naar uw mening voldoende of schieten deze tekort?
Ik heb de indruk dat deze mogelijkheden voldoende zijn. Ik verwijs in dit verband ook naar mijn antwoord op de eerder genoemde vragen van de leden Elissen en Van Bemmel, waarin ik heb toegelicht waarom ik de voorgestelde strafbaarstelling niet onderschrijf. Daar komt bij dat de handhaafbaarheid en daarmee de effectiviteit van de voorgestelde strafbepaling gering zal zijn gezien de anonimiteit waarmee op het internet geopereerd kan worden. Als een sociale mediasite niet vereist dat de aanmaker van een account persoonsgegevens invoert en/of die persoonsgegevens niet verifieert, zal door opsporingsdiensten gerechercheerd moeten worden om de identiteit van die persoon te achterhalen. Als de bedrijven achter de sites in het buitenland gevestigd zijn, zal dat moeten gebeuren door middel van een rechtshulpverzoek. Nederland kan in het buitenland gevestigde bedrijven niet verplichten mee te werken aan het onthullen van de identiteit van de aanmaker van het account. Dat kan alleen het land van vestiging als het daartoe een wettelijke plicht heeft gecreëerd. Naar mijn verwachting valt van de inzet van het strafrecht kortom geen adequate oplossing te verwachten om het gebruik van andermans naam op sociale mediasites te stoppen.
Hij die zich wederrechtelijk de unieke identiteit van een persoon toe-eigent, deze identiteit digitaal of anderszins misbruikt door deze als echt en onvervalst te gebruiken, te doen gebruiken, te exploiteren, te doen exploiteren, digitaal of anderszins, met welk oogmerk dan ook, wordt, als schuldig aan diefstal van identiteit, gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste vier jaren of geldboete van de vierde categorie» (Bénédicte Ficq)
Ziet u aanleiding maatregelen te nemen? Zo ja, welke? Zo niet, waarom niet?
Zie antwoord vraag 4.
Wat vindt u van het voorstel van Bénédicte Ficq om het strafbaar te stellen zich op sociale media uit te geven onder de naam van iemand anders? Wat is uw reactie op het voorstel voor een nieuw artikel 310a in het Wetboek van Strafrecht van Bénédicte Ficq?2 Kunt u in uw antwoord eveneens ingaan op de handhaafbaarheid van een dergelijk voorstel en de verplichting van sociale media, zoals Twitter en Facebook, mee te werken aan het onthullen van de identiteit?
Zie antwoord vraag 4.
Het bericht dat banken weigeren om tweeverdieners met een modaal inkomen een hogere hypotheek te verstrekken |
|
Roland van Vliet (PVV), Eric Lucassen (PVV), Teun van Dijck (PVV) |
|
Liesbeth Spies (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA), Jan Kees de Jager (minister financiën) (CDA) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Streep door versoepeling hypotheek tweeverdieners»?1
Ja.
Klopt het dat de Autoriteit Financiële Markten (AFM) de nieuwe hypotheekregels, zoals opgesteld door het NIBUD, niet overneemt en dit in een brief aan alle hypotheekverstrekkers heeft kenbaar gemaakt? Zo ja, wat gaat u hiertegen ondernemen? Wat is de inhoud van de brief?
De AFM heeft inderdaad gecommuniceerd in een brief richting kredietverstrekkers dat zij vindt dat de verruiming voor tweeverdieners met een modaal tot anderhalf keer modaal inkomen kan leiden tot een onacceptabele verlaging van de reserves voor deze huishoudens. De AFM geeft aan in de brief dat banken er niet op voorhand vanuit kunnen gaan dat een verruiming van de leencapaciteit als verantwoorde kredietverstrekking zal worden gezien. Door de oorspronkelijke systematiek toe te passen lopen kredietverstrekkers dit risico niet, volgens de AFM. De AFM geeft daarbij aan dat als het in individuele gevallen toch verantwoord lijkt de geldende ruimere norm te hanteren, dat dit wel mogelijk is. Dan zou de hypotheek onder bijvoorbeeld de kwalitatieve uitzonderingsmogelijkheid in de gedragscode toch verstrekt kunnen worden. Verder verwijs ik naar het antwoord op vraag 6 van het lid Blanksma.
Deelt u de mening dat de AFM moet toezien of de regels worden nageleefd en niet bepaalt hoeveel iemand maximaal mag lenen? Zo ja, hoe gaat u voorkomen dat banken die de nieuwe regels naleven worden gesanctioneerd?
Ja, de AFM ziet toe en mag daarbij aangeven wat zij wel of niet verantwoord acht. Dit kan vanwege de open norm voor verantwoorde kredietverstrekking. Zie ook het antwoord op vraag 4 van het lid Blanksma.
Deelt u de mening dat toezichthouders, zoals de AFM en de Nederlandsche Bank (DNB), zich terughoudend moeten opstellen met betrekking tot de woningmarkt en hypotheekverstrekking2, daar dit de onrust op de huizenmarkt verder aanwakkert, terwijl het kabinet er juist alles aan gelegen is deze rust terug te brengen? Hoe gaat u DNB en de AFM hierop aanspreken?
Het staat de AFM en DNB als onafhankelijk toezichthouder vrij om zich uit te spreken over de woningmarkt. Zij dienen daarbij uiteraard wel de bestaande wet- en regelgeving te respecteren.
Europese wapenexport naar ontwikkelingslanden |
|
Arjan El Fassed (GL) |
|
Henk Bleker (staatssecretaris economische zaken) (CDA), Uri Rosenthal (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het dertiende Europese jaarverslag over de controle op export van militaire technologie en materieel?1
Ja.
Klopt het dat België, Denemarken, Duitsland, Polen, Griekenland, Ierland en het Verenigd Koninkrijk, geen volledige informatie hebben gegeven over leveranties? Zo ja, welke redenen geven deze landen om geen volledige openheid te geven over wapenleveranties?
Volgens de gebruikersgids bij het EU Gemeenschappelijk Standpunt inzake wapenexport worden de lidstaten gevraagd om – indien beschikbaar – onder meer de volgende informatie te delen ten behoeve van het EU-jaarverslag over de controle op export van militaire technologie en materieel:
De in de vraag genoemde lidstaten kiezen ervoor om de waarde van de feitelijke uitvoer niet te registreren of, als ze dat wel doen, deze gegevens niet aan Brussel door te geven.
Deelt u de mening dat deze rapportage onvolledig en voor cijfers over 2010 wel erg laat is?
Voor de publicatie van dit rapport is de Europese Dienst voor Extern Optreden (EDEO) afhankelijk van bijdragen van alle 27 lidstaten van de EU. De door EDEO gestelde deadline is dit jaar door enkele lidstaten overschreden.
Hoe beoordeelt u dit in het licht van artikel 8 van de Gemeenschappelijk Standpunt inzake wapenexport (2008/994/GBVB) van de Raad van 8 december 2008? Kunt u dit toelichten?
In artikel 8 van het Gemeenschappelijk Standpunt inzake wapenexport (2008/994/GBVB) wordt geen termijn gesteld waarbinnen de lidstaten aan de rapportageplicht moeten voldoen, noch wordt in artikel 8 voorgeschreven welke informatie gedeeld moet worden.
Klopt het dat bijna de helft van alle exportvergunningen naar ontwikkelingslanden gaat? Zo ja, kunt u een overzicht geven van het aantal aanvragen voor ontwikkelingslanden afgezet tegen het aantal afwijzingen op grond van criterium 8 van het Gemeenschappelijk Standpunt inzake wapenexport? Zo neen, waarom niet?
Uitgaand van de OESO-DAC lijst van landen in ontwikkeling, die voor Nederland leidend is om te bepalen of een aanvraag naar een specifiek land getoetst dient te worden aan criterium 8, gaat een aanzienlijk deel van de Europese wapenexport naar landen in ontwikkeling. In tabel A.I van het dertiende Europese jaarverslag over de controle op export van militaire technologie en materieel (http://eur-lex.europa.eu/LexUriServ/LexUriServ.do?uri=OJ:C:2011:382:0001:0470:EN:PDF) kan per land van bestemming, dus ook voor elk ontwikkelingsland, worden nagegaan hoeveel vergunningen zijn afgegeven en of er eventueel afwijzingen zijn geweest. In vier gevallen is in 2010 sprake geweest van een afwijzing op grond van criterium 8.
Is de daadwerkelijke omvang van Europese wapenexport naar het Midden-Oosten en Noord Afrika door het ontbreken van volledige informatie groter of kleiner dan 8.3 miljard euro zoals uit de rapportage blijkt en kunt u een overzicht geven van het aantal aanvragen naar het Midden-Oosten en Noord Afrika afgezet tegen het aantal afwijzingen op grond van criterium 2 en 3 van het Gemeenschappelijk Standpunt inzake wapenexport? Zo neen, waarom niet?
De regering kan niet nagaan of de waarde van de daadwerkelijke export naar het Midden-Oosten en Noord-Afrika in 2010 groter of kleiner dan 8,3 miljard euro was. Sommige lidstaten hebben slechts gegevens geleverd over de waarde van de afgegeven vergunningen.
Tabel A.I bij het dertiende Europese jaarverslag geeft een overzicht van het aantal vergunningen en aantal afgewezen vergunningen per land van bestemming, met inbegrip van afwijzingsgronden. Een overzicht van de vergunningen voor de regio Midden-Oosten vindt u op pagina 375 – 385. Een overzicht van de vergunningen voor de regio Noord-Afrika vindt u op pagina 385–387. Afwijzingen op grond van criterium 2 en 3 van het Gemeenschappelijk Standpunt inzake wapenexport is waar van toepassing per land toegevoegd in Tabel A.I.
Deelt u de mening dat evaluatie conform artikel 15 van het Gemeenschappelijk Standpunt inzake wapenexport, in 2012 alleen zinvol kan zijn als deze gebaseerd is op coherente en volledige gegevens en bent u bereid in de Raad ervoor te pleiten dat deze 8 landen wel volledige openheid geven over wapenleveranties?
De Nederlandse regering streeft naar een zo groot mogelijke transparantie binnen de wereldwijde wapenhandel. Ook binnen de Europese Unie pleit Nederland voor openheid op dit gebied.
Het artikel 'Man steekt twee agenten in gezicht' |
|
Hero Brinkman (PVV), Lilian Helder (PVV) |
|
Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van het artikel «Man steekt twee agenten in gezicht»?1
Ja.
Klopt het dat een 37-jarige man twee agenten in het gezicht heeft gestoken en een derde agent een kopstoot heeft gegeven?
Ja.
Deelt u de mening dat deze delicten, gezien de ernst van de gepleegde feiten, hard bestraft moeten worden, zeker gezien de overheidscampagne om geweld tegen hulpverleners tegen te gaan? Zo nee, waarom niet?
Geweld tegen mensen in een publieke functie, zoals de agenten in deze kwestie, kan niet getolereerd worden. Zij moeten hun werk op een veilige wijze kunnen uitvoeren. Het Openbaar Ministerie eist in voorkomend gevallen, waaronder in deze casus, een verhoging van 200% bovenop de gebruikelijk gevorderde strafeis.
Kunt u garanderen dat deze dader tot aan zijn veroordeling in voorlopig hechtenis blijft? Zo ja, kunt hij daar persoonlijk op toezien?
De verdachte is in bewaring gesteld en is op 25 januari jongstleden voor de Raadkamer verschenen. De officier van justitie heeft verzocht om de voorlopige hechtenis te laten voortduren totdat de zaak ter zitting behandeld wordt. De Raadkamer heeft besloten de voorlopige hechtenis met 90 dagen te verlengen. Omdat de datum waarop de zaak ter zitting behandeld wordt nog niet bekend is kan ik niet met zekerheid zeggen dat de voorlopige hechtenis tot dan zal voortduren.
Hoe gaat u er voor zorgen dat de urgentie bij het Openbaar Ministerie en rechterlijke macht doordringt omtrent delicten zoals deze tegen gezagsdragers zodat dit delict streng bestraft zal worden?
Zoals bekend zijn per 31 december 2010 de strafvorderingsrichtlijnen van het Openbaar Ministerie (OM) nog verder verhoogd voor zaken van agressie en geweld tegen werknemers met een publieke taak. Jaarlijks wordt bijgehouden in hoeverre rechters deze hogere strafeisen van het OM volgen. De cijfers over 2010 tonen aan dat de hoogte van de gemiddelde opgelegde straf 93% was van de hoogte van de gemiddelde strafeis van het OM. Dit is een duidelijke aanwijzing dat OM en rechters het belang van strengere straffen in dergelijke zaken inzien. De Raad voor de rechtspraak is op mijn verzoek een onderzoek gestart naar de cijfers over 2011. Hierbij wordt zowel onderzocht in hoeverre het OM in de praktijk de richtlijnen volgt als in hoeverre de rechters deze eisen volgen. Ik heb uw Kamer toegezegd de resultaten van dit onderzoek voor de zomer van 2012 toe te zenden.
Kunt u garanderen dat deze dader geen taakstraf maar een lange gevangenisstraf zal krijgen? Kunt u er zorg voor dragen dat de taakstraf als hoofdstraf wordt afgeschaft? Zo nee, waarom niet?
Het is aan het OM om, rekening houdend met alle omstandigheden van het geval, te bepalen welke straf wordt geëist, en aan de rechter om te bepalen welke straf wordt opgelegd.
Wat betreft het afschaffen van de taakstraf als hoofdstraf is het kabinet van mening dat de taakstraf in het sanctiestelsel behouden moet blijven. De taakstraf is effectief waar het gaat om het voorkomen van recidive. Wel acht het kabinet een taakstraf ongeschikt voor de bestraffing van ernstige zeden- en geweldsmisdrijven. De legitimiteit van en het maatschappelijk draagvlak voor taakstraffen worden ondergraven als taakstraffen worden opgelegd voor dergelijke ernstige misdrijven. Het kabinet streeft daarom naar een duidelijke positionering van de taakstraf als passende straf voor plegers van naar verhouding lichtere delicten. De wettelijke regeling die de mogelijkheden beperkt om een taakstraf op te leggen voor dergelijke misdrijven is onlangs van kracht geworden. Bij de evaluatie van deze wetswijziging zal de vraag worden betrokken of de taakstraf, in plaats van een hoofdstraf, een bijkomende straf zou moeten worden.
Het bericht dat het kabinet wil bezuinigen op de zorg voor mensen met een laag IQ |
|
Pia Dijkstra (D66) |
|
van Veldhuijzen Zanten-Hyllner |
|
![]() |
Deelt u naar aanleiding van de berichten «Korten op mensen met laag IQ is dom» en «Pa aan de drank, ma zwakbegaafd» de zorg dat mensen met een laag IQ (tussen de 85 en 70) tussen wal en schip vallen als de voorgenomen bezuiniging op deze kwetsbare groep vanaf 2013 doorgaat?1
In de programmabrief Hervorming Langdurige Zorg (TK 2010–2011, 30 597, nr. 186) heb ik, om verschillende redenen, aangekondigd de «IQ-maatregel» met 1 jaar uit te stellen tot 1 januari 2013. Het gaat bij de groep cliënten met een IQ tussen 70 en 85 om kwetsbare mensen. Ik beraad mij hoe deze maatregel invulling kan krijgen. Hierbij blijft het uitgangspunt dat de maatregel een structurele opbrengst van € 250 miljoen moet opleveren.
Bent u bereid in het toegezegde onderzoek naar de invulling van deze bezuiniging de volgende punten te betrekken:
Er is geen sprake van een onderzoek. Als aangegeven onder vraag 1 bezie ik hoe de maatregel invulling kan krijgen. In genoemde programmabrief heb ik aangegeven dat ik de tijd gebruik om onder andere te bekijken hoe de toestroom naar intramurale zorg kan worden beperkt en hoe uitbreiding van intramurale capaciteit voor deze groep cliënten kan worden voorkomen.
Worden patiënten- en cliëntenorganisaties, zorgprofessionals en wetenschappers bij het voorgenomen onderzoek betrokken? Zo nee, wilt u dat alsnog doen? Zo nee, waarom niet?
In het afgelopen jaar zijn expertmeetings georganiseerd en is er met veel deskundigen uit het veld en wetenschappers gesproken. Daarnaast heeft het CVZ een uitvoeringstoets uitgevoerd op de maatregel zoals opgenomen in het Regeer- en Gedoogakkoord. Mede op grond van de inzichten die ik heb verkregen uit de expertmeetings en de uitvoeringstoets van het CVZ heb ik besloten de IQ-maatregel met 1 jaar uit te stellen en mij nader te beraden.
Kunt u toezeggen dat indien uit het onderzoek blijkt dat bovengenoemde effecten negatief uitpakken, de voorgenomen bezuiniging wordt teruggedraaid? Zo nee, waarom niet?
Als toegezegd doe ik u periodiek verslag in mijn voortgangsrapportages over de hervorming van de langdurige zorg. De tweede voortgangsrapportage zal ik u dit voorjaar toesturen.
Het verdwijnen van bedden bij de GGZ Noord-Holland Noord |
|
Renske Leijten |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Wat is uw reactie op het bericht dat een flink deel van de bedden bij Geestercogge, (GGZ Noord-Holland Noord (GGZ NHN) afdeling in Schagen) zal verdwijnen?1 Wat is de reden voor de vermindering?
Het feit dat GGZ Noord Holland Noord deze stap zet stemt mij positief. De instelling wil hiermee de ambulante zorg verder ontwikkelen door ook crisishulpverlening thuis aan te bieden, door gebruik te maken van zogenaamde intensive home treatment-teams (IHT). De instelling biedt nog wel de mogelijkheid van een bed (in de kliniek) aan wanneer dit noodzakelijk is. Deze ontwikkeling heeft ertoe geleid dat GGZ Noord Holland Noord in Schagen bedden sluit.
Hoeveel bedden verdwijnen er precies in Schagen en hoeveel bedden verdwijnen in Alkmaar, Den Helder en wellicht op andere plaatsen waar de GGZ NHN bedden heeft?
In het toekomstscenario klinische capaciteit van GGZ Noord Holland Noord wordt een reductie van 22 bedden Zvw (van 169 naar 147) voor eind 2013 beschreven. Deze reductie betreft open opnamebedden en wordt volledig in Schagen gerealiseerd.
De verwachting is dat door verdere uitbreiding van intensieve ambulante hulpverlening voor alle doelgroepen een verdere reductie naar 121 bedden in 2015 mogelijk is. Deze reductie zal dan meer verspreid over de regio plaats vinden.
Kunt u bevestigen dat Geestercogge niet in zijn geheel gaat sluiten? Kunt u uw antwoord toelichten?
De Geestercogge wordt niet in zijn geheel gesloten.
In het gebouw van de Geestercogge is niet uitsluitend een klinische voorziening gehuisvest, maar ook diverse andere teams gericht op ambulante hulpverlening, kortdurende zorg, FACT (Functional Assertive Community Treatment) wijkteams, FACT persoonlijkheidsstoornissen, ouderenpsychiatrie enz. Deze teams blijven gebruik maken van de Geestercogge.
Klopt het dat de GGZ NHN een pand heeft aangekocht om te gebruiken als logeerhuis voor psychiatrisch patiënten, waar geen begeleiding aanwezig is? Zo ja, vindt u dit een wenselijke situatie? Kunt u uw antwoord toelichten? Bent u bereid de Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ) naar deze situatie te laten kijken?
GGZ Noord Holland Noord heeft de beschikking over een pand dat als logeervoorziening wordt ingezet. Het logeerhuis biedt een alternatief voor cliënten, die tijdelijk (enkele weken) niet in hun eigen omgeving kunnen verblijven, zonder dat sprake is van een ernstige psychiatrische crisis waarvoor klinische behandeling noodzakelijk is. Cliënten zorgen daar, eventueel geholpen door mantelzorgers, zoveel mogelijk voor zichzelf en krijgen ambulante behandeling en begeleiding vanuit het IHT of FACT team.
GGZ Noord Holland Noord is al langer met de ontwikkeling bezig om meer ambulante behandeling te bieden bij de mensen thuis. Met deze stap waarbij ook in crisissituaties thuis behandeling wordt geboden, wordt deze ontwikkeling verder uitgebreid. De keuze die de instelling maakt voor meer ambulante zorg in plaats van klinische zorg, past in het door mij voorgestane beleid. Ik ga ervan uit dat de instelling met de opgebouwde ervaring deze ontwikkeling goed ten uitvoer brengt. Ik zie geen aanleiding om de IGZ, anders dan het gebruikelijke toezicht, een opdracht te geven om extra aandacht te besteden aan deze situatie.
Is de financiële positie van de GGZ NHN verslechterd in 2011? Zo ja, hoe verhoudt zich dat met het jaarverslag 2010, waarin vermeld staat dat «het financiële resultaat zeer bevredigend was»? Zo ja, wat is de oorzaak van de verslechterde financiële positie? Zo nee, waarom schrapt men de bedden?2
De financiële situatie van GGZ Noord Holland Noord in 2011 is niet gewijzigd ten opzichte van 2010. Het is een financieel gezonde instelling, die zich kenmerkt door innovaties gericht op deïnstitutionaliseren, destigmatiseren en het vergroten van zelfredzaamheid en sociale participatie van cliënten. Het reduceren van bedden is het gevolg van de succesvolle ontwikkeling van FACT voor diverse doelgroepen en de introductie van IHT, waardoor cliënten meer in hun eigen omgeving behandeld kunnen worden. De instelling heeft hiervoor de Univé Paladunasuprijs 2010 ontvangen: Beter worden doe je thuis.
Is het feit dat de GGZ NHN is begonnen met crisisbehandeling thuis mede ingegeven door financiële motieven, doordat men voor minder mensen een bed beschikbaar hoeft te stellen? Kunt u uw antwoord toelichten?3
Ik sluit niet uit dat financiële motieven mede een rol hebben gespeeld, maar de ontwikkeling is zeker ook inhoudelijk gemotiveerd. De instelling staat bekend als een koploper in de sector op het gebied van ambulantisering. Zoals ik in mijn antwoord op vraag 4 heb beschreven is crisisbehandeling thuis een vervolgstap waarmee de instelling probeert patiënten zolang als mogelijk in hun thuissituatie te houden. De gedachte hierachter is, dat behandeling bij de mensen thuis effectief is.
In hoeverre wordt een crisisbehandeling in een kliniek vervangen door een crisisbehandeling thuis? Wat zijn de voor- en nadelen ten opzichte van elkaar?
De instelling beschrijft de crisisbehandeling thuis als volgt: «IHT komt voort uit de visie van GGZ Noord Holland Noord «Beter worden doe je thuis». De instelling voert hiermee een beleid dat een klinische opname alleen wordt voorgesteld wanneer het niet anders kan.»
Voordelen van crisisbehandeling thuis ten opzichte van de kliniek zijn: de patiënt kan in zijn eigen omgeving blijven en behoudt het contact met familie en zijn of haar omgeving en doordat de patiënt thuis wordt behandeld wordt de omgeving van de patiënt betrokken bij de behandeling. Voor de beschikbare middelen kunnen meer patiënten ambulant worden geholpen.
Crisisbehandeling door middel van intensivering van behandeling wordt op deze wijze als een continuüm aangeboden, waarbij het gebruik van een bed aan het einde van het continuüm altijd mogelijk is.
Doordat er altijd een bed op de achtgrond beschikbaar is zijn er voor de patiënt niet echt nadelen te benoemen.
Op welke wijze volgt u de werkwijze met crisisbehandeling in huis en de behaalde resultaten tot nu toe? Kunt u uw antwoord toelichten?
De continuïteit en kwaliteit van zorg aan cliënten moeten gewaarborgd zijn. Het bestuur van de betreffende zorginstelling is hiervoor primair verantwoordelijk. Ik ben daarom niet van plan om deze nieuwe manier van behandelen van dichtbij te volgen.
Er zijn in de zorg ontwikkelingen gaande bij vele specialismen die door professionals in de zorg worden ingezet. Wanneer een ontwikkeling als deze succesvol blijkt, kan deze voor het veld als veldnorm gaan gelden.
In de langdurige zorg is met FACT teams inmiddels veel ervaring opgedaan, met de crisisbehandeling thuis wordt intensievere zorg bij de patiënt aan huis gegeven waarmee een ontwikkeling in meer ambulante zorgverlening wordt vorm gegeven.
In het Verenigd Koninkrijk is al jarenlang ervaring met CRHT (Crisis Resolution en Home Treatment), waar de IHT op gebaseerd is. Niet alleen is daardoor in diverse regio’s het aantal bedden gereduceerd maar tevens bleek de cliënttevredenheid hoog.
Garandeert u dat alle mensen in de regio Noord-Holland Noord die psychiatrische hulp nodig hebben, of dat nu in de vorm is van een paar nachtjes een time-out of een gesloten opname, de juiste vorm van opvang en hulp zullen krijgen? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zoals ik bij de beantwoording van vraag 8 ook heb gemeld, ligt de eerste verantwoordelijkheid bij het bestuur van een instelling om de continuïteit en kwaliteit van zorg te waarborgen. Als er signalen komen dat aan zorgverlening tekort wordt geschoten, zal ik de IGZ vragen een onderzoek in te stellen.
Erkent u dat het schrappen van bedden in tijden van bezuinigingen de suggestie wekt dat het schrappen ingegeven is door financiële belangen? Op welke wijze staat het belang van goede behandeling van de patiënten voorop? Kunt u uw antwoord toelichten?
Het schrappen van bedden in tijden van bezuiniging is niet per definitie een gevolg van financiële belangen, maar meer doelmatigheid en betere kwaliteit sluiten elkaar ook niet uit. GGZ Noord Holland Noord kiest voor zoveel als mogelijk ambulante behandeling en pas een opname wanneer dat nodig is. Ik verwijs u in dit verband ook naar mijn antwoorden op de vragen 4 en 6.
De storing in het OV-chipkaartsysteem op maandag 9 januari 2012 |
|
Ineke van Gent (GL) |
|
Melanie Schultz van Haegen (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD) |
|
![]() |
Welke storing heeft zich maandag 9 januari 2012 en (mogelijk een deel van) dinsdag 10 januari 2012 voorgedaan bij het OV-chipkaartsysteem, waardoor reizigers hun abonnementen niet konden opladen en daardoor in de problemen kwamen?
TLS heeft mij laten weten dat de oorzaak van de storing op maandag 9 januari 2012 gelegen was in de software van het centrale systeem dat de ophaalautomaten aanstuurt. Hierdoor konden reizigers die dag in veel gevallen geen saldo en reisproducten ophalen bij een ophaalautomaat. Het ging hierbij om saldo en reisproducten die waren gekocht in de webwinkel op www.ov-chipkaart.nl of bij vervoerders.
Overigens was het in- en uitchecken met de OV-chipkaart volgens TLS wel gewoon mogelijk. Dat gold ook voor het opladen van saldo op de OV-chipkaart dat met contant geld of pinpas bij een oplaadautomaat was gekocht.
Kunt u een indicatie geven hoeveel reizigers bij verschillende vervoerders gedupeerd zijn door deze storing, op welke wijze zij gedupeerd zijn en of deze reizigers naast overlast ook financiële schade hebben geleden?
Door de storing moesten sommige reizigers op saldo tegen vol tarief reizen, terwijl zij een abonnement of een kortingsproduct hadden gekocht. Volgens TLS gaat het om 4 500 reizigers. Deze reizigers worden voor het teveel betaalde reisgeld automatisch door TLS gecompenseerd. TLS heeft de houders van een persoonlijke OV-chipkaart die die dag op saldo hebben moeten reizen inmiddels per brief geïnformeerd over de compensatieregeling. TLS heeft aangegeven dat de compensatie ook geldt voor reizigers met een anonieme OV-chipkaart. Deze reizigers ontvangen geen brief omdat de persoonsgegevens van deze reizigers niet bij TLS bekend zijn. Zij worden via de website www.ov-chipkaart.nl/vergoeding geïnformeerd wanneer zij het bedrag kunnen ophalen bij een ophaalautomaat.
Daarnaast hebben sommige reizigers een (duurder) papieren kaartje gekocht. TLS heeft mij laten weten dat ook deze mensen de extra gemaakte kosten gecompenseerd krijgen. Zij kunnen de kosten declareren met een formulier
dat op www.ov-chipkaart.nl/vergoeding staat.
Wie houdt u verantwoordelijk voor deze storing en bent u van plan actie te ondernemen om herhaling te voorkomen?
Zoals bij het antwoord op vraag 1 aangegeven, heeft TLS mij laten weten dat de oorzaak van de storing op maandag 9 januari 2012 gelegen was in de software van het centrale systeem dat de ophaalautomaten aanstuurt. TLS is verantwoordelijk voor het beheer van dit systeem en is daarmee dan ook verantwoordelijk voor de storing.
TLS geeft aan dat de inspanningen, naast het oplossen van de storing, gericht zijn op vervolgacties zoals oorzaakanalyse en evaluatie. Hiervoor is ook externe ondersteuning ingeschakeld. Ik zal dit proces nauwlettend volgen en TLS vragen om mij op de hoogte te houden van de bevindingen en resultaten uit dit traject. Afhankelijk van de uitkomsten hiervan, zal ik bezien of verdere actie van mij noodzakelijk is.
Bent u van mening dat reizigers in elk geval financieel schadeloos gesteld zouden moeten worden? Zo ja, door wie?
Ja. Kortheidshalve verwijs ik u naar het antwoord op vraag 2.
Bent u bereid om de door u genoemde «kwartiermaker», die namens u nog steeds werkt aan een zogenaamde «Permanente Structuur» om de verschillende partijen die met de OV-chipkaart te maken hebben tot samenwerking te dwingen1, te vragen met spoed een protocol te (laten) ontwikkelen waardoor reizigers standaard gecompenseerd worden in dit soort situaties, zonder het risico gemangeld te worden tussen Trans Link Systems (TLS) en de vervoerders? Zo nee, waarom niet?
Het ontwikkelen van een protocol waardoor reizigers standaard gecompenseerd worden in dit soort situaties beschouw ik als een belangrijk onderdeel van een goed functionerend OV-chipkaartsysteem. Ook ANWB en Rover pleiten voor het opstellen van scenario’s voor storingen in het OV-chipkaartsysteem op landelijk niveau en op bedrijfsniveau. Volgens beide organisaties moet het doel zijn dat reizigers en OV-personeel snel en adequaat worden geïnformeerd, zodat zij handelingsperspectief hebben. Dit onderschrijf ik. Ik zal TLS en de vervoerders dan ook verzoeken om dit, in samenwerking met de consumentenorganisaties, zo spoedig mogelijk nader uit te werken en mij hierover te informeren.
De gevolgen van pakketbezuinigingen voor reumapatiënten |
|
Henk van Gerven , Renske Leijten |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Wat is uw reactie op de noodkreet van de reumapatiëntenvereniging over de gevolgen die reumapatiënten dit jaar zullen ondervinden van uw pakketbezuinigingen? Vindt u deze zorgen terecht? Zo nee, waarom niet?1
Ik ga ervan uit dat u doelt op het persbericht «Vergoeding van fysiotherapie 2012» van de Reumabond.2 In dit bericht betoogt de Reumabond dat de betreffende pakketmaatregel een forse toename van kosten oplevert voor mensen met een reumatische aandoening en de goede zorg aan deze patiënten bedreigt.
Op grond van de Zorgverzekeringswet is een interventie van geneeskundige aard een te verzekeren prestatie als deze voldoet aan de stand van wetenschap en praktijk en, bij ontbreken van een zodanige maatstaf, door hetgeen in het betrokken vakgebied geldt als verantwoorde en adequate zorg en diensten. Een interventie is in overeenstemming met «de stand van de wetenschap en praktijk» als aangetoond of aannemelijk is gemaakt dat toepassing ervan tot gezondheidswinst bij patiënten leidt. Daarnaast dient een interventie te voldoen aan de vier pakketcriteria noodzakelijk, effectief, kosteneffectief en uitvoerbaar. Alleen indien aan deze voorwaarden is voldaan is betaling vanuit de basisverzekering (collectieve middelen), waarvoor een beroep op de solidariteit van alle verzekerden wordt gedaan, gerechtvaardigd.
Het College voor zorgverzekeringen (CVZ) heeft als pakketbeheerder tot wettelijke taak om te beoordelen of een interventie voldoet aan de bovenstaande criteria. Het CVZ heeft onderzoek gedaan naar de vraag of langdurige fysio- en oefentherapie voor bepaalde aandoeningen voldoet aan het wettelijk criterium stand van de wetenschap en praktijk en het pakketprincipe noodzakelijkheid.3 Naar aanleiding van dit onderzoek heeft het CVZ mij geadviseerd een aantal aandoeningen, waaronder zes aandoeningen van het bewegingsapparaat, van de «chronische lijst» te schrappen. Langdurige fysio- en oefentherapie bij de betreffende aandoeningen is niet bewezen effectief. Voor bepaalde vormen van kortdurende fysio- en oefentherapie is het CVZ tot de conclusie gekomen dat deze voor reuma wel bewezen effectief zijn maar dat het aantal behandelingen per behandelepisode niet dusdanig van omvang is, dat sprake is van noodzakelijk te verzekeren zorg. Deze behandelingen kunnen volgens het CVZ voor eigen rekening komen.4
Ik heb het advies van het CVZ gevolgd en de daartoe strekkende wijziging van het Besluit zorgverzekering bij brief van 10 juni 2011 (Kamerstukken II 2010/11, 29 689, nr. 327) voorgehangen. De Tweede Kamer heeft met deze wijziging op het terrein van de fysio- en oefentherapie ingestemd.
Deelt u de mening dat voor het stabiel houden van de beperkingen en het bestrijden van pijn en stijfheid bij reumapatiënten, in het bijzonder patiënten met veel gewrichtsschade, scheefstand van gewrichten en vergroeiingen, regelmatige fysiotherapie noodzakelijk is om hen te kunnen laten functioneren in het dagelijkse leven? Zo nee, waarom niet? Zo ja, op welke wijze voorkomt u dat deze mensen achter de geraniums verdwijnen? Wilt u uw antwoord toelichten?
Voor zover het de effectiviteit van fysio- en oefentherapie en de toegankelijkheid van de bewezen effectieve vormen van deze zorg betref, verwijs ik naar mijn antwoord op vraag 1. Hieruit volgt dat het niet is aangetoond dan wel aannemelijk is gemaakt dat het uitblijven van langdurige fysio- en oefentherapie tot achteruitgang in de gezondheidstoestand van deze patiënten leidt, en dat de toegankelijkheid van de wel bewezen effectieve vormen van kortdurende fysio- en oefentherapie niet in het geding is.
Overigens zijn er voldoende keuzemogelijkheden voor degenen die een aanvullende verzekering willen afsluiten. De gevallen waarin medische selectie wordt toegepast betreffen voornamelijk de tandverzekeringen en de zeer uitgebreide aanvullende verzekeringen.
Is het niet inconsequent dat enerzijds uw beleid erop gericht is om zoveel mogelijk mensen aan het bewegen te krijgen, terwijl u anderzijds mensen met bewegingsproblemen, zoals reumapatiënten, de mogelijkheid om door te bewegen zo gezond mogelijk te blijven met behulp van een fysiotherapeut, ontneemt? Wilt u uw antwoord toelichten?2
Ik ben het ermee eens dat in beweging blijven belangrijk is, met name ook voor reumapatiënten. Het gaat er echter om of fysio- en oefentherapie de wijze is waarop dit dient te gebeuren, en, voor zover dit een bewezen effectieve vorm van zorg is, of het gerechtvaardigd is om daarvoor een claim op de solidariteit te leggen. In dit kader verwijs ik naar mijn antwoord op vraag 1.
Indien deze patiënten in beweging willen blijven via fysio- en oefentherapie dan zullen zij dit voor eigen rekening, al dan niet via een aanvullende verzekering, moeten doen. Een alternatief is om zelfstandig in beweging te blijven. Op de website van de Reumapatiëntenbond zijn bijvoorbeeld folders te vinden over bewegen met reuma.7 In deze folders wordt advies gegeven over de sportieve activiteiten die mensen met een bepaalde aandoening kunnen uitvoeren. Bij reumatoïde artritis wordt bijvoorbeeld aangegeven dat recreatief zwemmen en gymnastiekoefeningen goed uitvoerbaar zijn, evenals tai chi en yoga.
Hoe effectief is een beleid dat als gevolg zal hebben dat reumapatiënten die zich geen aanvullende verzekering kunnen veroorloven of hiervoor door verzekeraars worden geweigerd, sneller achteruit zullen gaan en daarmee eerder een beroep zullen moeten doen op zwaardere zorg, ingrepen en hulpmiddelen? Wilt u uw antwoord toelichten?
Zie antwoord vraag 2.
Is het de bedoeling dat reumapatiënten die dankzij de begeleiding van een fysiotherapeut kunnen deelnemen aan de samenleving en de arbeidsmarkt, thuis komen te zitten? Zo nee, hoe zorgt u ervoor dat dit niet gebeurt?
Zie antwoord vraag 2.
Deelt u de mening dat in beweging blijven cruciaal is voor reumapatiënten? Zo nee, waarom niet? Zo ja, welk alternatief heeft u voor patiënten die geen regelmatige fysiotherapie meer kunnen krijgen? Wilt u uw antwoord toelichten?
Zie antwoord vraag 3.
Geldt de opdracht die artikel 22 van de Grondwet de overheid geeft ook ten aanzien van reumapatiënten? Zo ja, hoe voert u deze opdracht uit? Wilt u uw antwoord toelichten?
Artikel 22 lid 1 van de Grondwet luidt: «De overheid treft maatregelen ter bevordering van de volksgezondheid». Ter uitvoering van dit artikel is in Nederland onder meer de Zorgverzekeringswet met de daarbij behorende basisverzekering in het leven geroepen. Deze basisverzekering wordt bekostigd uit collectieve middelen. Met het oog op een – vanuit economisch perspectief – aanvaardbare premie- en belastingdruk worden voorwaarden gesteld aan de vergoeding van zorg vanuit de basisverzekering. Welke voorwaarden dit zijn heb ik in mijn antwoord op vraag 1 reeds aangegeven.
Wat is uw reactie op de menselijke voorbeelden van de gevolgen van uw beleid, zoals verwoord door Trijn de Jong en Anita Sanders? Op welke wijze zouden zij, en de vele patiënten in een vergelijkbare situatie, de gevolgen van uw bezuinigingen op moeten vangen?3
Zie antwoord vraag 3.
Bent u bereid deze vragen te beantwoorden vóór het algemeen overleg Zorgverzekeringswet op 19 januari a.s.? Zo nee, waarom niet?
Ja.
Bent u tevens bereid eerdere schriftelijke vragen over medische selectie door zorgverzekeraars te beantwoorden voor het algemeen overleg Zorgverzekeringswet?4 Zo nee, waarom niet?
Ja.