Het bericht “Pensioengeld belegd in kernwapens” |
|
Linda Voortman (GL) |
|
Lodewijk Asscher (viceminister-president , minister sociale zaken en werkgelegenheid) (PvdA) |
|
![]() |
Hoe beoordeelt u het feit dat Nederlandse pensioenfondsen minstens 830 miljoen euro geïnvesteerd hebben in bedrijven die kernwapens maken of daarbij betrokken zijn?1
Pensioenfondsen zijn primair zelf verantwoordelijk voor het beleggingsbeleid. De pensioensector geeft op verschillende manieren invulling aan deze verantwoordelijkheid. De fondsen zijn hier ten eerste zelf mee aan de slag. De Pensioenfederatie biedt in aanvulling hierop bovendien handreikingen aan individuele fondsen, waarmee zij hun maatschappelijke verantwoordelijkheid ten aanzien van het beleggingsbeleid kunnen realiseren. Wettelijk moeten pensioenfondsbesturen verantwoording afleggen over het beleggingsbeleid aan hun achterban, bijvoorbeeld via het verantwoordingsorgaan. Een en ander laat onverlet dat ik het onderwerp wanneer ik met fondsbestuurders spreek ter sprake kan brengen. Ik zal dat op de gepaste momenten ook zeker doen.
Hoe beoordeelt u het feit dat het ABP, het pensioenfonds voor overheid en onderwijs, zijn investeringen in de kernwapenindustrie binnen een half jaar met 50 procent heeft uitgebreid?
Ook voor het ABP geldt dat het fondsbestuur verantwoordelijk is voor het beleggingsbeleid. Het ABP heeft er voor gekozen om de nationale wetgeving en internationale gedragsverplichtingen van de Nederlandse overheid als norm te nemen om te beoordelen waar het fonds wel en niet in belegt. Mocht er een wijziging optreden in de Nederlandse opstelling of in de wetgeving dan is dat voor het ABP aanleiding om zijn beleid te heroverwegen.
Gaat u stappen ondernemen om pensioenfondsen die in kernwapens beleggen, te motiveren een uitsluitingsbeleid voor kernwapens te hanteren? Zo nee, waarom niet?
Nee. Pensioenfondsen hebben in Nederland een eigen verantwoordelijkheid ten aanzien van hun beleggingsbeleid. Ze hebben derhalve de vrijheid te beleggen in bedrijven die direct of indirect betrokken zijn bij de productie van (onderdelen van) kernwapens.
Nu een aantal pensioenfondsen blijft of in strijd met hun eigen beleid- in kernwapenbedrijven is gaan investeren, gaat u deze, waarbij de beleggingen niet te rijmen zijn met het uitsluitingsbeleid voor kernwapens dat zij zeggen te hanteren, verplichten openbaar te maken dat zij niet langer een uitsluitingsbeleid voor kernwapens hanteren en over het niet naleven van het uitsluitingsbeleid te communiceren met de deelnemers?
De regering heeft in het wetsvoorstel versterking bestuur pensioenfondsen voorgesteld dat fondsen in hun jaarverslag moeten vermelden op welke wijze rekening wordt gehouden met milieu en klimaat, mensenrechten en sociale verhoudingen. De fondsen zullen hierdoor hun beleid ten aanzien van maatschappelijke aspecten van hun beleggingen, en de uitvoering daarvan, aan hun deelnemers kenbaar moeten maken. Dit wetsvoorstel ligt inmiddels voor bij uw Kamer.
Maatregelen die moeten voorkomen dat mensen gaan roken |
|
Myrthe Hilkens (PvdA) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Minister moet niets hebben van strenge tabaksregels»1?
Ja.
Is het waar dat u de Europese Commissie heeft laten weten dat u geen voorstander bent van vergaande rookbeperkende maatregelen, zoals het verplicht stellen van foto’s op verpakkingen, het inperken van het aantal sigarettenautomaten en strengere regels ten aanzien van additieven? Op welke gronden bent u tot deze mening gekomen?
De Europese Commissie (EC) bereidt een wijziging voor van de Tabaksproductrichtlijn en heeft een consultatie uitgezet over de voorgestelde aanpassingen. Nederland heeft in deze consultatieronde input geleverd over bijvoorbeeld consumenteninformatie, ingrediëntenregulering, rapportage en registratie van ingrediënten en de toegang tot tabaksproducten. De EC heeft nog geen definitief voorstel gedaan voor de herziening. Ik heb daarom ook nog geen standpunt hierover ingenomen. Als het voorstel er ligt, zal ik, op basis van het RIVM-advies en eigen afwegingen, een standpunt bepalen. Dit zal met uw Kamer worden besproken (conform het behandelvoorbehoud dat de Kamer heeft gemaakt bij de selectie van Europese prioriteiten).
Waarom bent u van mening dat het verplicht stellen van afschrikwekkende foto’s op verpakkingen in Nederland niet nodig is?
Volgens het RIVM zijn er aanwijzingen dat generieke verpakkingen («plain packaging») het product minder aantrekkelijk maken. Dit lijkt versterkt te worden door het gebruik van grote fotowaarschuwingen. Over het langetermijneffecten van afschrikwekkende plaatjes is nog veel discussie gaande. Zo is bijvoorbeeld nog niet aangetoond dat fotowaarschuwingen de rookprevalentie daadwerkelijk gunstig beïnvloeden. Het is volgens het RIVM mogelijk dat men gaat wennen aan fotowaarschuwingen en dat gunstige effecten daarmee (deels) verdwijnen.
Het verplicht stellen van foto’s op pakjes is wellicht een van de maatregelen in het voorstel voor de herziening van de richtlijn (zie ook het antwoord op vraag4.
Bent u bekend met de situatie in België, waar direct een effect zichtbaar was nadat afschrikwekkende foto’s op pakjes werden geplaatst? Vindt u dat Nederland het voorbeeld van België zou moeten volgen? Zo nee, wat maakt de situatie in Nederland anders dan in België?
Zie antwoord vraag 3.
Hoe verhoudt uw uitspraak dat het «nog onvoldoende wetenschappelijk is bewezen dat foto’s op pakjes ook daadwerkelijk effect hebben op rokers»2 zich tot de conclusie van het RIVM dat fotowaarschuwingen «vaker worden opgemerkt, de gezondheidsrisico's beter communiceren, een grotere emotionele reactie oproepen en de motivatie vergroten van tabaksgebruikers om te stoppen of te minderen»?3 Wat is uw oordeel over het RIVM-rapport?
Zie antwoord vraag 3.
Kunt u toelichten waarom u vindt dat het verbieden van de verkoop via sigarettenautomaten een te grote belasting voor het bedrijfsleven is? Kunt u toelichten waarom u het niet nodig vindt deze maatregel in Nederland in te voeren? Wat is volgens u het verschil tussen Nederland en andere lidstaten op dit punt?
Dit is mogelijk een van maatregelen in het komende voorstel voor de herziening van de Tabaksproductrichtlijn waarop het kabinet in dat geval te zijner tijd nog een standpunt moet innemen (zie het antwoord op vraag5.
Kunt u toelichten waarom u vindt dat het verkopen van sigaretten aan minderjarigen in Nederland niet verboden hoeft te worden? Wat is volgens u het verschil tussen Nederland en andere lidstaten op dit punt?
De minimumleeftijd voor het kopen van tabak is in Nederland 16 jaar. Ik ben voornemens om deze leeftijd te verhogen naar 18 jaar, net als in de meeste EU-lidstaten al het geval is. Het beleid ten aanzien van middelengebruik wordt daarmee consistent voor alcohol en tabak: het tegengaan van schadelijk middelengebruik bij volwassenen en het voorkomen van middelengebruik bij minderjarigen. De meeste jongeren die gaan roken, beginnen rond 15–16 jaar. Wie op zijn 18e nog niet rookt, gaat daarna zelden nog beginnen. Ik verwacht daarom dat deze maatregel zal bijdragen aan het tegengaan van (jeugd)roken. Bovendien ondersteunt een eenduidige norm voor middelengebruik ouders bij de opvoeding van hun kinderen op dit punt.
Kunt u toelichten waarom u vindt dat er geen strengere regels ten aanzien van additieven hoeven te komen? Wat is volgens u het verschil tussen Nederland en andere lidstaten op dit punt?
Verschillende landen binnen en buiten de EU nemen uiteenlopende maatregelen ten aanzien van het reguleren van ingrediënten. Veel landen kiezen er voor om (nog) niet aan tabaksproductregelgeving te doen omdat er nog onvoldoende wetenschappelijk bewezen effect is. Bijvoorbeeld in België en VK is er wel sprake van een vorm van ingrediënten regulering. Ook dit onderwerp zal betrokken worden bij de besluitvorming over het komende voorstel voor de herziening van de Tabaksproductenrichtlijn.
Overigens wordt in Nederland al wel een stap gemaakt met het verbeteren van consumenteninformatie over de schadelijke effecten van tabak en tabaksingrediënten. Nog deze maand worden de gegevens over ingrediënten in tabak actief openbaar gemaakt op www.tabakinfo.nl.
Wat is volgens u de reden dat Nederland in zijn advies aan de Europese Commissie veel minder ver gaat dan andere Europese lidstaten, waaronder België, Groot-Brittannië, Frankrijk, Spanje, Duitsland en Oost-Europese lidstaten?
Zie het antwoord op vraag 2.
Wat is de reden dat Nederland op de Tobacco Control Scale van nummer 7 in 2004 naar nummer 13 in 2010 is gezakt? Welke concrete maatregelen moeten er toe leiden dat Nederland weer stijgt op deze lijst? Kunt u dit toelichten?
Het schrappen van de vergoeding van medicatie bij stoppen met roken in 2012 en de uitzondering op het rookverbod voor kleine eenmanskroegen, heeft waarschijnlijk geleid tot de daling van de 7e naar de 13e plaats. Hoewel Nederland gelukkig wereldwijd nog steeds hoog staat op de ranglijst vind ik een daling niet goed. Overigens scoort Nederland op de Eurobarometer 2012 (jaarlijks rapport van de Europese Commissie) een vierde plaats op basis van de lage rookprevalentie en samen met Denemarken een eerste plaats op basis van het hoge percentage stoppers.
Wat vindt u van het feit dat het aantal rokers in Nederland met 170 000 is toegenomen? Is u bekend wat de oorzaak van deze toename is? Zo nee, bent u bereid hier onderzoek naar te doen?
Er zijn nog geen definitieve cijfers zijn over 2012. Ik vind het op dit moment nog voorbarig om te spreken over een verhoging.
Hoe verhoudt de toename van het aantal rokers zich tot uw uitspraken dat u afgerekend kunt worden op het resultaat van uw beleid ten aanzien van tabaksgebruik?4 Is de toename van het aantal rokers voor u aanleiding het beleid te herzien? Zo ja, op welke wijze? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 11.
Het artikel “ECB onderzoekt of het te goedkoop geld leende aan banken” |
|
Eddy van Hijum (CDA) |
|
Jeroen Dijsselbloem (minister financiën) (PvdA) |
|
![]() |
Bent u bekend met het NRC-artikel «ECB onderzoekt of het te goedkoop geld leende aan banken»?1
Ja, het bericht waar u naar verwijst is mij bekend.
In hoeverre is het volgens u, dan wel volgens de Nederlandsche Bank (DNB), juist dat Spanje over € 16,6 mld aan leningen slechts 0,5% rente hoefde te betalen terwijl dat eigenlijk veel meer had moeten zijn, gelet op de kwaliteit van het onderpand? Hoe is dat mogelijk?
Allereerst hecht ik er aan te benadrukken dat de ECB onafhankelijk is in de uitvoering van het monetair beleid. Het vaststellen van regels voor onderpand voor monetaire beleidstransacties valt daaronder.
De ECB heeft regels vastgesteld voor de risicowaardering van het onderpand waartegen de ECB met open marktoperaties leningen aan banken verstrekt tegen een beleidsrente die voor elke bank gelijk is (momenteel 0.75%). Op basis van deze risicowaardering van het onderpand wordt de afslag bepaald, oftewel, welk bedrag er maximaal geleend kan worden met het betreffende onderpand. ECB president Draghi heeft op 8 november jl. aangegeven dat er in dit geval een fout is gemaakt bij de risicobeoordeling van EUR 10 miljard aan onderpand.2 Tegelijk gaf Draghi aan dat deze fout niet heeft geleid tot een leenvolume dat hoger is dan toegestaan onder de onderpandvereisten. Dit is mogelijk doordat lenende partijen vaak een onderpandbuffer hebben. De beoordelingsfout heeft niet geleid tot een ontoereikende omvang van de onderpandbuffer van de lenende partij.
Op basis van welke methodiek beoordeelt de Europese Centrale Bank (ECB) het geboden onderpand? In hoeverre bestaat daarbij de ruimte om af te wijken van de oordelen door de drie «grote» kredietbeoordelaars als Fitch, Moody’s en S&P?
Bij de beoordeling van de kwaliteit van beleenbare activa houdt het Eurosysteem rekening met kredietbeoordelingsinformatie van kredietbeoordelingssystemen uit een van vier bronnen, namelijk externe kredietbeoordelingsinstellingen (zoals Fitch, Moody’s, S&P en DBRS), interne kredietbeoordelingssystemen van de aangesloten nationale centrale banken, op interne ratings gebaseerde systemen van tegenpartijen en ratinginstrumenten van derden. Daarnaast houdt het Eurosysteem bij de beoordeling van de kwaliteit rekening met institutionele criteria en eigenschappen die de houder van het instrument een vergelijkbare bescherming bieden, zoals garanties. De ECB heeft het recht te bepalen of een emissie, emittent, debiteur of garant aan de vereisten voor hoge kredietstandaards voldoet, zulks op basis van informatie die het relevant acht. Minimaal één kredietbeoordeling van een erkende kredietbeoordelinginstelling van een uitgifte (of in afwezigheid daarvan de emittent) dient aan de minimum kredietwaardigheiddrempel van het Eurosysteem te voldoen. Alle externe kredietbeoordelaars dienen te voldoen aan de algemene acceptatiecriteria. Het Eurosysteem behoudt het recht om een kredietbeoordelinginstelling niet te accepteren3.
In hoeverre zijn de eisen die de ECB stelt aan het onderpand gewijzigd sinds het uitbreken van de kredietcrisis in 2007–2008 en de schuldencrisis in 2010?
De ECB heeft sinds de kredietcrisis de onderpandeisen een aantal maal gewijzigd om de beschikbaarheid van onderpand en daarmee de toegankelijkheid van leeninstrumenten en de transmissie van ECB beleid te bevorderen. Zo is de ECB ertoe overgegaan om ook activa met een BBB- rating te gaan accepteren (tegen een hogere afslag), wordt momenteel tijdelijk schuldpapier in Amerikaanse dollars, Japanse Yen en Britse Pond geaccepteerd, zijn de onderpandeisen voor overheidsschuldpapier uit landen met een EU/IMF-programma gewijzigd en is tijdelijk de beleenbaarheid van asset backed securities verruimd. Tegelijkertijd zijn ook additionele risicobeheersingsmaatregelen geïmplementeerd, waaronder differentiatie in afslag op basis van liquiditeitsgraad, looptijdprofiel en kredietwaardigheid. Alle wijzigingen worden gepubliceerd in het publicatieblad van de Europese Unie en zijn terug te lezen op de website van de ECB4.
Op welke wijze bent u, dan wel DNB, betrokken bij het vaststellen van de onderpandeisen door de ECB?
Als gevolg van de onafhankelijkheid van de ECB in de uitvoering van het monetaire beleid zijn de nationale overheden niet betrokken bij het vaststellen van de onderpandeisen door de ECB. Het monetaire beleid van de ECB wordt vastgesteld door de Raad van bestuur van de ECB waar de president van DNB zitting in heeft. De presidenten van de nationale centrale banken hebben daar qualitate qua zitting (dwz uit hoofde van zijn/haar positie als president van de nationale centrale bank) en handelen vanuit het belang van de Eurozone als geheel.5 De president van DNB vertegenwoordigt in de ECB-raad dus niet Nederland of DNB.
Is er sprake van een eigen onderzoek door de ECB naar de gebeurtenissen op dit terrein?
ECB president Draghi heeft op 8 november jl. aangekondigd dat het Audit Committee van de ECB onder leiding van Erkki Liikanen, president van de Finse centrale bank, de implementatie van het onderpandsraamwerk in het Eurosysteem zal onderzoeken. Liikanen rapporteert zijn bevindingen bij de eerstvolgende vergadering van de Raad van Bestuur.
Indien dit het geval is, in hoeverre is overwogen om dit onderzoek niet door de ECB zelf, maar door een externe partij te laten uitvoeren?
Het is mij niet bekend in hoeverre de ECB een extern onderzoek overwogen heeft.
Wat zijn de mogelijke consequenties indien uit dit onderzoek (onverhoopt) blijkt dat de ECB tegen de eigen richtlijnen in heeft gehandeld?
Volgens die krant hoefden de banken slechts een half procent rente te betalen over 16,6 miljard euro aan leningen van de ECB, terwijl dat eigenlijk veel meer had moeten zijn. Sinds de crisis kunnen banken goedkoop geld lenen. Als onderpand moet de bank waardevolle effecten of kredietvorderingen geven. Maar de tachtig miljard euro aan staatsleningen die de Spaanse banken als onderpand gaven, voldeden niet aan de eisen van de ECB.
A-rating van onbekende kredietbeoordelaar
De ECB beoordeelde de staatsleningen als zeer betrouwbaar en gaf ze zelfs een «A-rating» op basis van een tamelijk onbekende Spaanse kredietbeoordelaar, terwijl grote kredietbeoordelaars als Fitch en Moody’s ze beoordeelden met een lagere B-rating. Het risico van zo’n onderpand met een hoge rating is slechts een half procent, waardoor een Spaanse bank die tien miljoen euro aan staatsleningen als onderpand geeft, daarvoor 9,95 miljoen euro van de ECB kan lenen.
Maar de regels van de ECB zijn dat onderpanden hoger dan 66,5 euro een veel groter risico vormen en daar geldt minstens een risocopercentage voor van 5,5 procent, wat 13,3 miljard minder aan lening oplevert dus. Een woordvoerder van de ECB zegt dat de bank gaat onderzoeken of de bank inderdaad handelde tegen de eigen richtlijnen in, wijst er op dat de meeste Europese banken onderpand leverden voor hun leningen, die ruimschoots de waarde overtroffen.
De aanhoudende misstanden bij HWW Zorg |
|
Renske Leijten (SP) |
|
Martin van Rijn (staatssecretaris volksgezondheid, welzijn en sport) (PvdA) |
|
![]() |
Hoe oordeelt u over de erkenning van de top van HWW Zorg dat het door verkeerde indicaties veel geld is misgelopen? Bent u van mening dat dit mismanagement is? Kunt u uw antwoord toelichten?1
Ik heb bij de zorginstelling nagevraagd in hoeverre er cliënten wonen met een te laag Zorg-Zwaarte-Pakket (ZZP).
De zorginstelling heeft aangegeven dat er deze zomer op één van de locaties – bij een gebruikelijke controle van de zorgzwaarte van haar cliënten – is geconstateerd dat bij een aantal cliënten een hogere ZZP indicatie aangevraagd moest worden. Dit is vervolgens direct gebeurd. Het hanteren van dergelijke controle en daarmee het vroegtijdig opsporen van eventueel «achterhaalde» indicaties (opdat er direct nieuwe en adequate indicaties kunnen worden aangevraagd) vind ik geen mismanagement.
Erkent u dat door het mislopen van het geld, door de te lage indicaties, ook de personeelsbezetting navenant lager is geweest? Kunt u uw antwoord toelichten?
Soms is een ZZP-profiel voor wat betreft de bekostiging wat ruimer dan een cliënt precies nodig heeft, soms wat krapper. Voor een instelling « middelt dat uit». De
Instelling kan zo flexibel inspelen op de behoefte aan zorg van haar cliënten en op de inzet van personeel. Bij een aantal achterhaalde ZZP’s behoefter niet direct sprake van te lage inzet van personeel.
Wat is uw reactie op het «dagboek van de zorg. HWW Zorg. Getuigenissen van medewerkers en familie van bewoners HWW Zorg, najaar 2012» leest?2
Ik heb kennis genomen van het document.
Ik vind het belangrijk dat de bestuurder van HWW de klachten serieus neemt. Als bestuurder is zij primair verantwoordelijk voor de inzet en kwaliteit van het personeel en de geleverde zorg. De zorginstelling heeft ook een klachtenregeling en een klachtencommissie met een onafhankelijke voorzitter. Om de klachten zorgvuldig te onderzoeken en te behandelen is het van belang dat de klachten bij de zorginstelling neergelegd worden.
Bent u ook geschrokken van de mate van intimidatie van personeel bij HWW Zorg dat praat met de pers over de erbarmelijke kwaliteit of de intimidatie van medewerkers die betrokken zijn bij de vakbond? Kunt u uw antwoord toelichten?
Ik kan niet beoordelen of en zo ja in hoeverre personeel wordt geïntimideerd. In haar volgende bezoeken zal IGZ gaan praten met medewerkers en cliëntenraad.
Erkent u dat naar zorgpersoneel dat al een lange tijd en in grote getale – zij het soms anoniem – aangeeft dat de kwaliteit onder de maat is geluisterd moet worden? Kunt u uw antwoord toelichten?
Ik vind het in algemene zin belangrijk dat het management en de bestuurder luisteren naar de medewerkers. Zeker vanuit het oogpunt van kwaliteitsverbetering is het belangrijk om het oordeel van medewerkers ter harte te nemen. De medewerkers weten namelijk doorgaans heel goed wat er niet goed gaat op de werkvloer en wat hieraan veranderd moet worden.
Erkent u tevens dat voor personeel dat werkt in de zorg vakbondsrechten onverkort van kracht zijn? Zo neen, waarom niet? Zo ja, bent u bereid zorgwerkgevers dit te laten weten?
Voor ieder personeel zijn de vakbondsrechten van kracht. Dit is bekend bij werkgevers, ook degenen die in de zorg actief zijn.
Vindt u het passend dat zorgpersoneel cursussen krijgt over hoe het om moet gaan met onderbezetting? Kunt u uw antwoord toelichten?
Ik vind dat niet passend wanneer een organisatie zich erbij neerlegt dat er te weinig personeel is. Ik vind het verantwoord wanneer een zorginstelling inziet waar problemen liggen en het personeel zo goed mogelijk voorbereidt op het – tijdelijk – moeten stellen van prioriteiten tijdens een periode van onderbezetting. Deze periode moet natuurlijk zo kort mogelijk zijn.
Welke keuze zou u maken wanneer u alleen in de huiskamer staat met een groep van 13 geriatrische bewoners die permanent toezicht nodig hebben, terwijl één bewoner is uitgegleden op de gang en om hulp roept? Erkent u dat dit een ondragelijk dilemma is?
Dit is inderdaad een moeilijk dilemma.
Wat is uw reactie op de steunverklaring van een familielid waaruit blijkt dat de moeder als bewoner van HWW Zorg een dagenlange hartaanval had, zonder dat dit opgemerkt werd?3
Bent u van mening dat dit een incident is? Zo ja, kunt u dat toelichten? Zo neen, wat gaat u doen om toekomstig leed door onopgemerkte ziekte of aandoening te voorkomen?
Is er melding gedaan bij de Inspectie van dit incident? Kunt u de Kamer informeren of er in die melding sprake is van een oorzaak, gelegen in onderbezetting?
Erkent u dat het onopgemerkt blijven van ernstig lijden van een bewoner, in dit geval iemand met een vijf dagen durende hartaanval, en tegelijkertijd een te lage personeelsbezetting, een oorzakelijk verband kunnen hebben? Kunt u uw antwoord toelichten?
Bent u bereid uit te zoeken of het juridisch mogelijk is dat de bestuurders van HWW Zorg aansprakelijk gesteld kunnen worden voor de slechte kwaliteit van zorg die deze bewoner heeft gehad, met als oorzaak te weinig personeel? Kunt u uw antwoord toelichten?
De instelling is verantwoordelijk voor de kwaliteit van zorg. Zoals ik ook recent op Kamervragen van het lid Agema heb geantwoord, is het op dit moment al mogelijk om bestuurders hoofdelijk aansprakelijk te stellen voor schade die door hun handelen is veroorzaakt, mocht een instelling daar aanleiding toe zien. Een rechtspersoon (in dit geval dus de zorginstelling) kan een (voormalig) bestuurder hoofdelijk aansprakelijk stellen. De overheid heeft deze mogelijkheid niet. De rechter beoordeelt of een bestuurder tegenover de rechtspersoon aansprakelijk is voor de schade en of hij hiervoor hoofdelijk aansprakelijk is. De rechter doet dit door te onderzoeken of de bestuurder een ernstig verwijt kan worden gemaakt.
Op 5 juni 2012 is de motie Gerbrands (PVV)[1] aangenomen waarin de regering wordt verzocht de corporate governance regelgeving dusdanig aan te passen dat het mogelijk wordt om bestuurders hoofdelijk aansprakelijk te stellen voor het leveren van slechte kwaliteit van zorg.
Het kabinet zal komen met een visie op governance in de zorg. Hierbij zal aansprakelijkheid van bestuurders ook worden meegenomen.
[1] Kamerstukken II 2011/12, 31 016, nr. 27
Geweld tegen NS-medewerkers |
|
Ahmed Marcouch (PvdA) |
|
Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Kent u de open brief van de directeur NS Reizigers van 3 november 2012?1 Herinnert u zich de antwoorden op eerdere vragen over agressie tegen NS-medewerkers?2
Ja.
Deelt u de mening dat de in de open brief genoemde ernstige voorvallen van geweld tegen NS-medewerkers niet alleen als incidenten kunnen worden beschouwd, maar dat deze voorvallen duiden op een structureel maatschappelijk probleem? Zo ja, deelt u dan ook de mening dat daar voor zowel u als voor de NS een grote verantwoordelijkheid ligt ten opzichte van werknemers van de NS en de reizigers? Zo nee, waarom niet?
Agressie en geweld tegen werknemers met een publieke taak, waaronder NS-personeel, ziet dit kabinet als een maatschappelijk probleem, niet enkel als losse incidenten. Vandaar dat het programma Veilige Publieke Taak (VPT), ondergebracht bij het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK), wordt gecontinueerd. Op dit terrein werk ik nauw samen met de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK), omdat dit probleem alleen kan worden opgelost door politie, OM en werkgevers gezamenlijk.
Is het waar dat het NS Service & Veiligheidsteam in omvang groter is dan de spoorwegpolitie van het Korps Landelijke Politiediensten (KLPD)? Zo ja, betekent dat dat u van mening bent dat er op de NS zelf een grotere verantwoordelijkheid drukt dan op de politie en waarom is dat zo? Zo nee, wat is er dan niet waar?
Zoals hierboven aangegeven hebben politie, OM en werkgevers allen een gedeelde verantwoordelijkheid. De verantwoordelijkheden van de NS liggen hoofdzakelijk op het terrein van goed werkgeverschap, zorg dragen voor een veilige werkomgeving voor hun personeel en erop toezien dat altijd aangifte wordt gedaan van incidenten. De verantwoordelijkheden van politie en OM liggen vooral op het goed oppakken van de aangiften door een lik-op-stukbeleid en een snelle en voortvarende opsporing en vervolging.
Bent u van mening dat de NS er voldoende aan doet om personeel en reizigers te beschermen tegen geweld en agressie? Zo nee, waar schiet de NS volgens u dan tekort?
De NS vindt het van belang de veiligheid voor zowel haar reizigers als haar personeel te garanderen. Als het gaat om agressie tegen treinpersoneel hanteert de NS een zero tolerance beleid. Met onder andere de inzet van de service- en veiligheidsteams doet de NS er alles aan om agressie terug te dringen en zoveel mogelijk te voorkomen.
Deelt u de mening van de NS directeur dat hoeveel de NS ook investeert in mensen en middelen, zij het nooit alleen kunnen? Zo ja, wat kunt en gaat u doen om de NS en zijn medewerkers extra te helpen en bent u van mening dat de hulp aan de NS ook van reizigers moet komen? Zo nee, waarom niet?
Zoals hierboven aangegeven deel ik de mening van de directeur van de NS dat politie, OM en werkgevers allen een verantwoordelijkheid hebben. Om zogeheten burgermoed kracht bij te zetten, worden 2,5 keer zo zware straffen geëist tegen plegers van agressie en geweld jegens personen die burgermoed hebben betoond.
Wat mag een burger binnen de wettelijke kaders doen om in geval van een escalerend incident een helpende hand te bieden? Waar ligt de grens van optreden door een burger en hoe wordt deze grens bepaald?
Een burger heeft het recht zichzelf of een ander te verdedigen tegen een onmiddellijke wederrechtelijke aanranding of een onmiddellijk dreigend gevaar daarvoor. In de gevallen dat een burger van dit recht gebruik maakt, moet achteraf getoetst worden of hij dat heeft gedaan binnen de grenzen van de wet en de jurisprudentie. De grens van het optreden door een burger in het geval van een escalerend incident ligt in het wettelijk kader omtrent noodweer, vastgelegd in artikel 41 van het Wetboek van Strafrecht (WvS). Bij de beoordeling van de vraag of een geslaagd beroep kan worden gedaan op noodweer, wordt bezien of het strafbare feit is gepleegd ter verdediging van het eigen of andermans lichaam, eerbaarheid of goed. Deze verdediging dient noodzakelijk te zijn geweest en er moet sprake zijn geweest van een ogenblikkelijke (acute) en niet wettelijk toegestane aanval. De rechter dient daarbij te beoordelen of aan de eisen van subsidiariteit en proportionaliteit is voldaan.
Het noodweerartikel kan ook bescherming bieden aan een helpende reiziger in die zin dat het strafbaarheid uitsluit indien de betrokkene heeft gehandeld om een ander te verdedigen. De te hulp schietende derde is in beginsel evengoed gerechtvaardigd in zijn handelen als de aangerande zelf. Voor de invulling in de jurisprudentie verwijs ik u in dit verband naar de uitspraken van de rechtbank Assen (LJN: BD7156) en de rechtbank Middelburg (LJN: BC9939).
In hoeverre biedt het noodweerartikel in het Wetboek van Strafrecht (WvS) en de jurisprudentie bescherming voor de reiziger die een conducteur te hulp schiet bij dreigend geweld? Hoe is in dit kader in de jurisprudentie de bepaling verdediging van «eens anders lijf» (artikel 41, eerste lid WvS) ingevuld?
Zie antwoord vraag 6.
Acht u de wettelijke bescherming op grond van noodweer in het geval van een geweldsincident tegen een NS-medewerker afdoende voor de treinreiziger die tussenbeide komt? Zo nee, waarom niet en welke mogelijkheden ziet u om die bescherming uit te breiden?
Ik heb geen aanleiding te veronderstellen dat artikel 41 WvS niet afdoende bescherming zou bieden.
De acties in de verpleeghuiszorg van 3 november jl. |
|
Renske Leijten (SP), Linda Voortman (GL), Tunahan Kuzu (PvdA) |
|
Lodewijk Asscher (viceminister-president , minister sociale zaken en werkgelegenheid) (PvdA), Martin van Rijn (staatssecretaris volksgezondheid, welzijn en sport) (PvdA) |
|
![]() ![]() ![]() |
Is het waar dat zorgaanbieder Amsta, waar onder meer het Sarphatihuis deel van uitmaakt, per 1 januari 2012 4,1 miljoen euro heeft gekregen uit de intensiveringsmiddelen langdurige zorg om extra handen aan het bed aan te nemen?
Desgevraagd laat Amsta weten uit hoofde van de intensiveringsmiddelen voor de sector V&V € 3 426 134,– en voor de sector VG € 695 619,– te hebben ontvangen. Bij elkaar gaat het om een bedrag van ruim € 4.1 miljoen euro.
Is het waar dat de extra medewerkers nog steeds niet zijn aangenomen, terwijl de werkdruk onverminderd hoog is? Wat vindt u hiervan? Waar zijn de intensiveringsmiddelen wel aan besteed?
Om in aanmerking te komen voor de extra middelen dienen zorginstellingen een plan te overleggen aan het zorgkantoor waarin zij aangeven hoe zij, in lijn met de doelstellingen van het convenant, de middelen gaan besteden. Navraag bij Amsta leert dat Amsta eind 2011 een plan heeft ingediend, met positief advies van haar eigen Centrale Cliëntenraad en de Ondernemingsraad. Over de voortgang van het project heeft Amsta in juli 2012 een voortgangsrapportage opgesteld. Hieruit blijkt dat er onder andere structureel wordt geïnvesteerd in de uitbreiding van het aantal opleidingsplaatsen en het werven van extra personeel. Amsta geeft aan de middelen te hebben aangewend in lijn met de doelstellingen van het convenant.
Wat vindt u ervan dat er mensen met een flex-contract bij Amsta werken, die graag een vast contract willen en hiervoor gesolliciteerd hebben, maar niet zijn aangenomen, terwijl ze hard nodig zijn en het geld om ze aan te nemen op de plank ligt?
Het is aan individuele instellingen zelf om te bepalen welk type medewerkers zij aannemen en welk soort contract zij aanbieden. De ondernemingsraad kan met de werkgever bespreken wat – gegeven de specifieke (markt)omstandigheden van de werkgever – een aanvaardbare omvang is van de flexibele schil in de personeelsformatie. In de cao wordt ook aandacht aan dit punt besteed. Hiermee is de (wettelijke) basis gevormd voor een goede afweging van de werkgevers- en de werknemersbelangen. Desgevraagd geeft Amsta aan dat de verhouding vast- flexibel personeel bij hun ongeveer 85% – 15% is en dat alle medewerkers, dus ook flexwerkers, kunnen reageren op interne vacatures, indien er vacatures zijn. Mede gezien het antwoord op vraag 2 is er geen sprake van geld dat «op de plank ligt».
Wat vindt u ervan dat Amsta wel de middelen heeft om haar raad van bestuur 1,2 miljoen euro te betalen terwijl de gevolgen bij Amsta merkbaar zijn op het gebied van continuïteit en kwaliteit van zorg door de enorm hoge werkdruk en tekort aan personeel?
Desgevraagd geeft Amsta aan haar bestuurders geen € 1,2 miljoen salaris te betalen. Dit bedrag staat op de begroting onder de noemer van Raad van Bestuur maar het is een optelsom van diverse kosten die geboekt worden op die specifieke «kostenplaats». De post bevat naast de salarissen van de beide bestuurders ook de salarissen van enkele andere medewerkers, de kosten van lidmaatschappen van verenigingen als Actiz, VGN en Sigra en de vergoedingen voor toezichthouders e.d. Het zijn kosten die elke organisatie heeft en vaak op een andere kostenplaats worden geboekt, maar bij Amsta onder Raad van Bestuur zijn opgenomen. De salarissen van de Raad van Bestuur van Amsta zijn openbaar. Uit het jaarverslag over 2011 blijkt dat het salaris lager is dan de norm van 130% van het huidige ministersalaris. Overigens wijs ik op de kabinetsaanpak van een normering van de topinkomens tot een maatschappelijk aanvaardbaar niveau die is neergelegd in de Wet normering topinkomens (WNT). De Eerste Kamer heeft dit voorstel op 13 november 2012 aanvaard.
Wat vindt u ervan dat Amsta blijkbaar wel geld heeft om 5 beveiligingsmedewerkers tijdens de staking van 3 november jl. In te huren? Deelt u de mening dat dit geld beter aan zorgmedewerkers besteed kan worden?
Deze afweging is zo specifiek en afhankelijk van factoren die op dat moment spelen, dat die alleen op het niveau van de instelling kan worden gemaakt. Ik kan daar vanuit mijn positie geen onderbouwd oordeel over geven.
Deelt u de mening dat elke euro van de intensiveringsmiddelen besteed moet worden aan handen aan het bed? Bent u bereid Amsta en andere verpleeghuizen te vragen een overzicht aan te leveren van de manier waarop zij de middelen tot nu toe besteed hebben? Zo nee, waarom niet? Als blijkt dat dit geld niet aan zorg is besteed, welke gevolgen zijn daar dan aan verbonden en op welke wijze kan ervoor gezorgd worden dat dit geld alsnog besteed wordt aan zorg?
De intensiveringsmiddelen dienen te worden besteed aan het extra aannemen en opleiden van zorgpersoneel. De zorgkantoren zien toe op de doelmatige aanwending hiervan. Zorgkantoren zijn ook in staat, indien de middelen niet doelmatig worden aangewend, om maatregelen te nemen zoals het korten van het budget en het herverdelen van de middelen. Amsta heeft aangegeven de middelen te hebben aangewend in lijn met de doelstelling van het convenant. Door een voortgangsrapportage aan het zorgkantoor heeft Amsta inzicht gegeven in de voortgang van de besteding van de middelen. Deze voortgangsrapportage is ook aangeboden aan de Ondernemingsraad en de Cliëntenraad en is op het intranet van Amsta inzichtelijk voor alle medewerkers. Naast het toezicht van het zorgkantoor monitor ik op macroniveau de voortgang van de realisatie van de extra middelen. Er zijn mij geen signalen bekend dat de middelen niet doelmatig worden aangewend. Uit de overleggen die op ambtelijk niveau worden gevoerd met de branchepartijen en individuele instellingen komt een beeld naar voren dat er voortvarend wordt gewerkt aan het extra opleiden en aannemen van personeel. Gezien deze manier van monitoren en de signalen die ik ontvang uit het veld ben ik niet voornemens om elke individuele zorginstelling te vragen naar een overzicht.
Wat vindt u ervan dat medewerkers van Amsta mails van hun leidinggevende toegestuurd krijgen dat ze niet mogen staken. Hoe verhoudt dit zich tot het recht om te staken? Welke maatregelen neemt u om te voorkomen dat zorgmedewerkers in de toekomst belemmerd worden in de uitoefening van het recht om te staken?
Desgevraagd laat Amsta weten dat zij op het moment dat er geruchten waren van acties en voordat de actie aangemeld was door de Abvakabo, het personeel hebben geïnformeerd over de acties met daarin aandachtspunten om de continuïteit en kwaliteit van de zorg niet in gevaar te brengen. Het recht op staken staat wat ons betreft niet ter discussie, ook bij Amsta niet. Daarom hoeven er ook geen aanvullende maatregelen te worden genomen over de uitoefening van het recht om te staken. In het Europees Sociaal Handvest (ESH) en in het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens is immers een recht op staken geregeld. Het stakingsrecht kan door een rechter worden beperkt, onder andere als de rechten en vrijheden van anderen in het geding zijn of voor bescherming van de openbare orde, de nationale veiligheid, de volksgezondheid en de goede zeden. Het stakingsrecht in Nederland ligt dus vast in de jurisprudentie. Op die wijze is geregeld dat de rechter van geval tot geval de belangen kan afwegen van de bij het conflict betrokken partijen en van derden.
Onderdrukking in China |
|
Harry van Bommel |
|
Frans Timmermans (minister buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
Kent u het bericht «China: Crackdown escalates ahead of leadership change»?1
Ja.
Kunt u bevestigen dat, aan de vooravond van het achttiende partijcongres in China ten minste 130 activisten zijn opgepakt dan wel dat hun beperkingen zijn opgelegd en dat organisaties die campagne voeren voor de bescherming van rechten, door de Chinese autoriteiten zijn gedwongen te sluiten? Indien neen, wat zijn dan de feiten?
Er zijn gevallen bekend van personen en organisaties die beperkingen zijn opgelegd vanwege het achttiende Partijcongres. Zo is een aantal mensenrechtenverdedigers onder verscherpt toezicht geplaatst, is verhinderd dat zij deel nemen aan bepaalde evenementen of zijn zij gesommeerd Peking te verlaten. Exacte aantallen zijn nog niet bekend.
Is het waar dat activisten momenteel gevangen worden gehouden in onwettige detentiecentra, zogenaamde «black jails»? Komt deze praktijk vaker voor in China? Acht u, net als Amnesty International, dergelijke «black jails» onwettig? Indien neen, waarom niet? Kunt u uw antwoord toelichten?
Willekeurige arrestatie en gevangenhouding maken inbreuk op universele mensenrechten en zijn in strijd met internationale verdragen. Berichten over het bestaan van «black jails», die in China zouden worden gebruikt om «petitioners» in verzekerde bewaring te stellen, geven dan ook aanleiding tot zorg. Deze zorg is in EU-verband overgebracht tijdens de meest recente EU-China mensenrechtendialoog, die eind mei 2012 in Brussel werd gehouden.
Is het waar dat ook het internet verder aan banden is gelegd in China? Indien neen, wat zijn hierover dan de feiten? Indien ja, kunt u aangeven op welke manieren het internetgebruikers moeilijk gemaakt wordt om informatie online te raadplegen?
Bepaalde buitenlandse websites, waaronder social media websites en overzeese Chineestalige media, zijn in China sinds geruime tijd geblokkeerd. Recentelijk zijn nog enkele additionele, Engelstalige nieuwswebsites, bijvoorbeeld New York Times en Bloomberg geblokkeerd naar aanleiding van kritische berichtgeving over China. Verbindingen met buitenlandse websites vanuit China zijn doorgaans aanzienlijk trager dan verbindingen met binnenlandse websites. Binnen China dienen internetbeheerders er zelf op toe te zien dat de inhoud van hun websites niet in strijd is met relevante regelgeving, en de autoriteiten voeren bovendien controle uit op naleving van deze regels.
Kunt u verder bevestigen dat ook het transport naar onder andere Tibet en Xinjiang verder wordt bemoeilijkt? Indien neen, wat zijn hier dan de feiten? Kunt u uw antwoord toelichten?
Voor zover bekend zijn er in verband met het partijcongres geen nieuwe regels voor binnenlandse reizen van kracht. Grote delen van Tibet waren en zijn nog steeds niet toegankelijk voor Westerse media en diplomaten. In heel China zijn in aanloop naar het partijcongres de veiligheidsmaatregelen aangescherpt, wat zich onder andere uit in het strikter naleven van bestaande regels. Zo zijn de regels dat treintickets in heel China uitsluitend op naam kunnen worden gekocht reeds sinds 1 januari 2012 van kracht.
Deelt u de opvatting dat China deze campagne om activisten te vervolgen dient te staken en dat alle activisten die voor het uiten van hun mening zijn opgepakt dienen te worden vrijgelaten? Indien neen, waarom niet?
Zie antwoord 3 en 7
Bent u bereid bij uw Chinese collega’s aan te dringen op directe vrijlating van alle activisten die enkel voor het uiten van hun mening zijn opgepakt? Indien neen, waarom niet?
Vrijheid van meningsuiting, inclusief internetvrijheid, is onderdeel van het Nederlandse mensenrechtenbeleid. Vervolging van personen vanwege hun mening maakt inbreuk op universele mensenrechten en is in strijd met internationale verdragen. Individuele gevallen waarbij (mogelijk) sprake is van vervolging wegens het uiten van een mening worden onder de aandacht van de Chinese autoriteiten gebracht, bijvoorbeeld tijdens de meest recente EU-China mensenrechtendialoog in mei jl. en de EU-Chinatop in september jl. In voorkomende gevallen wordt aangedrongen op directe vrijlating. Eerder zijn individuele gevallen ook tijdens bilaterale mensenrechtenconsultaties met China aan de orde gesteld. Het voornemen is dit wederom te doen tijdens de eerstvolgende bilaterale mensenrechtenconsultaties met China.
De inkomenseffecten van het Regeerakkoord |
|
Marianne Thieme (PvdD), Emile Roemer (SP), Bram van Ojik (GL), Kees van der Staaij (SGP), Arie Slob (CU), Geert Wilders (PVV), Alexander Pechtold (D66), Sybrand van Haersma Buma (CDA), Henk Krol (50PLUS) |
|
Mark Rutte (minister-president , minister algemene zaken) (VVD) |
|
![]() ![]() ![]() ![]() ![]() ![]() ![]() ![]() ![]() |
Kunt u toelichten hoe de op 5 november jongstleden door u naar de Kamer gestuurde notitie van het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) zich verhoudt tot de doorrekening van het Centraal Planbureau (CPB)? Is het waar dat de koopkrachtcijfers, zoals opgenomen in de doorrekening van het CPB, de meest recente informatie bevatten? Is het waar dat ten opzichte van het beeld van het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid nog aanpassingen hebben plaatsgevonden in het Regeerakkoord waardoor het eindpakket meer nivellerend is geworden? Heeft er ook afstemming plaatsgevonden tussen de ministeries van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en Volksgezondheid, Wetenschap en Sport?
Kunt u een gedetailleerder beeld geven van het koopkrachtbeeld nu blijkt dat dit Regeerakkoord zulke forse (herverdelings)effecten heeft? Kunt u een koopkrachtoverzicht leveren conform de presentatie bij de doorrekening van het Catshuispakket door het CPB (bladzijde 7)?1unt u daarbij onderscheiden de totale koopkrachtontwikkeling ten opzichte van 2012, de koopkrachtontwikkeling als gevolg van het Regeerakkoord en het koopkrachteffect van de invoering van de inkomensafhankelijke zorgpremie?
Kunt u aangeven of u onderzoek heeft gedaan naar het koopkrachtbeeld voor specifieke groepen voor wie het Regeerakkoord ingrijpende gevolgen heeft (bijvoorbeeld chronisch zieken en gehandicapten, huurders, eigen woningbezitters, gepensioneerden, alleenverdieners, alleenstaanden, alleenstaande ouders en mensen gezinnen met schoolgaande danwel studerende kinderen)? Zo nee, bent u bereid dit alsnog te doen?
Bent u alsnog bereid de koopkrachteffecten door het Nationaal Instituut voor Budgetvoorlichting (Nibud) te laten doorrekenen, zoals gevraagd in de motie Van Haersma Buma c.s. (Kamerstuk 33 410 nr. 18)?
Welke maatregelen zijn bij het CPB meegenomen voor de koopkrachtberekeningen (bijvoorbeeld AWBZ-zorg en huishoudelijke zorg)?
Bent u bereid de dynamische koopkrachteffecten te laten doorrekenen die het gevolg zijn van het Regeerakkoord?
Kunt u toelichten welke beleidsmaatregelen ervoor zorgen dat mensen met een inkomen van meer dan € 100 000 er volgens de CPB-doorrekening meer dan drie keer zoveel op achteruit gaan dan mensen met een inkomen van 350 tot 500 procent van het wettelijk minimumloon?
Is het waar dat mensen er netto door de inkomensafhankelijke zorgpremie maximaal € 225 op achteruit gaan? Hoeveel mensen gaan er dit maximale bedrag op achteruit? Is de inkomensafhankelijke premie van 11,1 procent inclusief of exclusief het tarief voor de nu al bestaande inkomensafhankelijke bijdrage? Is het waar dat de constatering dat uit de memo koopkracht van het ministerie van SZW die op 5 november naar de Kamer is gestuurd blijkt dat de nominale premie voor de zorgverzekering oploopt van € 263 in 2014 naar € 400 in 2017? Kunt u toelichten waarom in het regeerakkoord gesproken wordt over een verlaging van de nominale premie naar € 255 per jaar? Geldt dit bedrag enkel voor 2014? Kunt u toelichten hoe de hoogte van de nominale premie zich ontwikkelt in de komende kabinetsperiode? Kunt u inzicht geven in de mogelijke bedragen per inkomenscategorie voor het eigen risico, aangezien deze bedragen in het regeerakkoord niet genoemd worden maar er in de media wel bedragen circuleren (€ 180, € 350, € 595)? Kunt u toelichten op welke wijze het eigen risico is meegewogen in de berekening van de koopkracht?
Klopt het artikel uit de Volkskrant, waarin wordt gesuggereerd dat huishoudens met een inkomen van vijf ton bruto erop vooruit gaan?2 Zo nee, waarom niet?
Kunt u uw volgende uitspraak nader toelichten: «De zorgen zitten vooral bij mensen zo tussen € 50 000 en € 70 000. Gemiddeld gaan die er ook iets op achteruit, maar geen vier procent.»?3 Kunt u ook ingaan op de uitspraak van de heer Samsom dat mensen met een inkomen tussen «€ 35 000 tot € 50 000 a € 60 000 erop vooruit gaan»?4 Hoe kan het dat de een zegt dat mensen tot € 50 000 a € 60 000 euro er op vooruit gaan, terwijl de ander zegt dat mensen er vanaf € 50 000 euro op achteruit gaan?
Zijn de rekenvoorbeelden die de heer Blok per e-mail aan VVD-leden rondstuurde correct?4 Klopt de uitspraak van de heer Samsom dat de maatregelen rondom de inkomensafhankelijk zorgpremie kunnen oplopen tot maximaal € 450 voor een gezin met twee inkomens?5 Hoe verhoudt de € 450 maximale achteruitgang van de heer Samsom zich tot de € 480 achteruitgang voor tweeverdieners met een inkomen van € 70 000 uit het rekenvoorbeeld van de heer Blok?
Kunt u ingaan op uw uitspraak tijdens de bestuurdersbijeenkomst van de VVD op 2 november jongstleden dat maatvoering nog mogelijk is bij de invoering van de inkomensafhankelijke zorgpremie? Hoe zal deze maatvoering er uit zien? Welke «knoppen» zijn nu nog niet ingevuld waaraan dan gedraaid zou kunnen worden? Betekent dit dat het genoemde percentage voor de inkomensafhankelijke zorgpremie nog kan wijzigen ten opzichte van het Regeerakkoord?
Kunt u ingaan op het onderzoek van RTL waaruit blijkt dat grote groepen Nederlanders er de komende kabinetsperiode veel meer op achteruit gaan en sommige mensen de komende vijf jaar tot wel 20 procent minder te besteden hebben? Klopt het dat sommige uitkeringsgerechtigden de komende jaren tot wel 30 procent minder te besteden hebben?6 Kunt u daarbij een toelichting geven op de reactie van het CPB van 2 november jongstleden, waarin naar aanleiding van het onderzoek van RTL werd bevestigd dat «berekende koopkrachtcijfers inderdaad mogelijk (zijn)»?
Hoeveel mensen gaan er in de huidige koopkrachtplaatjes van het CPB meer dan 4 procent op achteruit? Kunt u bevestigen dat uit de koopkrachtplaatjes van de CPB-doorrekening blijkt dat het om omvangrijke groepen gaat? Hoe groot is de groep mensen waarvan u gezegd heeft dat zij er niet meer dan 4 procent op achteruit mogen gaan? Is dat gemiddeld of maximaal?3
Bent u van plan maatregelen te nemen om te voorkomen dat mensen of groepen mensen een koopkrachtverlies van meer dan 4 procent hebben?
Kunt u een door het CPB opgestelde vergelijking geven van de marginale druk in 2012 en de marginale druk die volgt uit het Regeerakkoord in de jaren 2014 en 2017? Is het mogelijk die vergelijking uit te splitsen naar1 inkomen van werknemers (waaronder de «herintredersval» en de «deeltijdval»),2 inkomen van mensen uit overige werkzaamheden en4 inkomen van zelfstandigen? Wat zijn de effecten hiervan op het arbeidsaanbod en de werkgelegenheid?
Wat betekent het door het CPB geschetste verlies aan structurele werkgelegenheid van 1 a 2 procent door de inkomensafhankelijke zorgpremie exact qua aantal arbeidsjaren? Klopt het dat de dalende werkgelegenheid vooral wordt veroorzaakt doordat mensen minder uur gaan werken? Zo ja, hoeveel uren gaat de gemiddelde werknemer minder werken? Wat zijn de gevolgen voor de overheidsfinanciën en de houdbaarheid daarvan?
Kunt u naar aanleiding van de op 5 november jongstleden naar de Kamer gestuurde notitie van het ministerie van SZW uitleggen hoe het kan dat het maximale koopkrachtverlies vanuit de CPB doorrekeningen kan oplopen tot 4%, terwijl in het plaatje in de SZW-memo van 5 november (tabel 4) jaarlijkse koopkrachtverliezen tot -1,5 procent zichtbaar zijn (5 x -1,5 procent = -7,5 procent)? Waarom is volgens tabel 3 in de SZW-memo van 5 november jongstleden, de vierde belastingschijf in 2017 slechts verlaagd van 52 procent naar 51,63 procent, aangezien de hypotheekrenteaftrek dan al met 4 x 0,5 procent is verlaagd? Dit zou toch gelijk oplopen? Klopt het dat als de gemiddelde koopkracht al een maximaal negatief resultaat laat zien van -1,5 procent per jaar x 5 = -7,5 procent, het maximale koopkrachtverlies in specifieke gevallen (waar 1 gezin door meerdere maatregelen wordt getroffen) automatisch een veelvoud hiervan is? Hoe kan de regering dan het genoemde maximum koopkrachtverlies van 4 procent voor alle Nederlanders waarmaken?
Kunt u ingaan op de stellingname van de MHP, de vakcentrale voor middengroepen en hoger personeel, dat door de verlaging van de maximale jaarlijkse pensioenopbouw (naar 1,75%) de pensioenuitkeringen voor de komende generatie met bijna een kwart zullen dalen door de maatregelen uit het Regeerakkoord? Wat zijn van deze maatregel de koopkrachteffecten op langere termijn?7
Kunt u ingaan op de gevolgen van de verhoogde AOW-leeftijd voor hen die op dit moment gebruik maken van een VUT of pre-pensioen? Hoe verhoudt de door uw kabinet voorgestane overbruggingsregeling zich tot het koopkrachtbehoud van deze groep en wat zijn de koopkrachtgevolgen voor hen die niet onder deze regeling vallen (deelnemers met een inkomen boven 150 procent van de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag)?
Kunt u het algemene koopkrachtbeeld schetsen (inclusief het basispad) en afzonderlijk de effecten van de inkomensafhankelijke zorgpremie voor de volgende situaties:
Bent u bereid de koopkrachtcijfers te laten doorrekenen over een langere periode dan de komende vijf jaar, aangezien een aantal maatregelen effect heeft op de koopkracht na 2017?
De gebrekkige handhaving van de wet controle rechtspersonen en faillisementsfraude |
|
John Kerstens (PvdA), Jeroen Recourt (PvdA) |
|
Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD), Henk Kamp (minister economische zaken) (VVD) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van het artikel «Toezicht Justitie op bedrijven werkt niet»?1
Ja.
Bent u van mening dat het een ernstige zaak is dat veroordeelde faillissementsfraudeurs opnieuw rechtspersonen zoals besloten vennootschappen (bv's), naamloze vennootschappen (nv's) en/of stichtingen op kunnen richten, ondanks het feit dat de op 1 juli 2011 in werking getreden Wet controle rechtspersonen en het daaraan gekoppelde computersysteem Radar zulks beogen uit te sluiten? Zo nee, waarom niet?
Het toezicht op rechtspersonen is, in overleg met de toezichthoudende en opsporende instanties, beperkt en beheerst gestart en is zoveel mogelijk toegesneden op de behoefte van de afnemende partijen. Dit heeft gevolgen gehad voor de aard en omvang van het aantal meldingen dat aan de afnemende partijen is verzonden. Sinds de inwerkingtreding van de Wet controle op rechtspersonen is veel aan het systeem verbeterd. Vanaf 1 juli 2011 zijn er ca. 650 risicomeldingen op verzoek en informatieverzoeken aan partijen verzonden.
Het klopt niet dat alleen B.V.»s en N.V.»s worden gecontroleerd door het systeem Radar. Vooralsnog leiden alleen wijzigingen bij B.V.»s en N.V.»s tot een automatische analyse in Radar. Bij wijzigingen in B.V.»s en N.V.»s zijn vaak andere soorten rechtspersonen betrokken. Deze rechtspersonen worden vervolgens in de analyse betrokken. Radar heeft dus al wel de mogelijkheid om andere rechtspersonen te controleren. Mede in overleg met de afnemende partijen is vanuit een beperkte en beheerste start begonnen met de screening van B.V’s en N.V.»s. Over de vraag wanneer de wijzigingen bij andere rechtspersonen onderdeel van de automatische analyse worden is nog geen besluit genomen.
Is het waar dat voornoemd computersysteem momenteel alleen bv's en nv's controleert? Zo ja, wat is daar de reden voor en wanneer is de controle op andere rechtspersonen een feit?
Zie antwoord vraag 2.
Kunt u verklaren waarom met behulp van bedoeld toezichtsysteem tot op heden slechts een tiental meldingen aan instanties als De Nederlandse Bank, de Autoriteit Financiële Markten, de belastingdienst en/of de politie zijn doorgegeven (in plaats van de honderden waarvan u zelf destijds uitging)? Is dat omdat het systeem onvoldoende functioneert, omdat de pakkans bij faillissementsfraude te klein is of omdat faillissementsfraude volgens u veel minder voorkomt dan de media veronderstellen?
Zie antwoord vraag 2.
Bent u van mening dat het een slechte zaak is als computersysteem Radar (zoals in het artikel in kwestie wordt beweerd) in plaats van de ingeschatte 3,5 mln. euro inmiddels 18,7 mln. heeft gekost, terwijl het nu volgens het artikel onvoldoende en in ieder geval onvolledig functioneert?
De 18,7 miljoen betreft de totale kosten voor de herziening van het toezicht op rechtspersonen over de periode 2006 tot heden. De totale kosten zijn in de loop der jaren herijkt zoals ook is weergegeven in het Rijks ICT-dashboard. De kostenstijging is het gevolg van hoge complexiteit in de realisatie én aanvullingen op het programma van eisen voor het systeem Radar. Er is geen sprake van een onvolledig functioneren van het systeem Radar.
Erkent dan wel herkent u de in het aangehaalde artikel impliciet gedane bewering dat bedoelde wetgeving niet aan het beoogde doel bereikt en feitelijk een papieren tijger is? Zo nee, waarom niet?
Nee, het doel van de Wet controle op rechtspersonen is een bijdrage leveren aan de voorkoming en bestrijding van misbruik van rechtspersonen. Door middel van de zogenaamde risicomeldingen en het verstrekken van informatie op verzoek, worden toezichthoudende en opsporende instanties als het Openbaar Ministerie en de Belastingdienst in staat gesteld over te gaan tot opsporing en vervolging van (rechts)personen. Uit terugkoppeling van de afnemers blijkt dat de verstrekte risicomeldingen waardevol en bruikbaar zijn.
Kunt u aangeven op welke wijze een goede werking van computersysteem Radar thans wordt gewaarborgd? Op welke wijze wordt ervoor gezorgd dat in alle gevallen registratie plaatsvindt? Op welke wijze vindt vervolgens handhaving c.q. controle plaats?
Het succes van Radar staat of valt met goede, heldere en bruikbare risicomeldingen waarmee afnemende partijen onder meer faillissementsfraude kunnen opsporen en vervolgen. In overleg met de afnemende partijen worden gezamenlijk prioriteiten vastgesteld. In de Wet controle op rechtspersonen is bepaald dat de afnemende partijen registreren en terugkoppelen wat zij met de risicomeldingen hebben gedaan.
Bent u van mening dat uit de nieuwe voorbeelden van faillissementsfraude die steeds in de media naar voren komen, de noodzaak blijkt om de faillissementswetgeving en/of de handhaving ervan te herzien? Zo ja, welke stappen bent u voornemens daartoe te zetten? Zo nee, waarom niet, mede gelet op de zeer grote bedragen die met faillissementsfraude gemoeid zijn?
Ik verwijs hiervoor naar de brief over de aanpak van faillissementsfraude, die ik uw Kamer op 27 november 2012 heb gestuurd.
De toename van het aantal rokers |
|
Pia Dijkstra (D66) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
![]() |
Wat is uw reactie op het onderzoek van TNS Nipo, waaruit blijkt dat het aantal rokende Nederlanders voor het eerst sinds lange tijd weer toeneemt en dat er dit jaar naar schatting zo’n 170 000 rokers bijkomen?1
Zie het antwoord op vraag 11 van Kamerlid Hilkens (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2012–2013, nr. 983).
Deelt u de analyse dat deze stijging komt door de uitzondering van het rookverbod voor kleine café»s, doordat de «stoppen-met-rokenprogramma’s» in 2012 niet werden vergoed en doordat er geen anti-rookcampagnes meer zijn? Indien nee, wat is uw alternatieve verklaring?
Zie antwoord vraag 1.
Bent u voornemens de maatregel uit het Begrotingsakkoord 2013 om de «stoppen-met-rokenprogramma’s» weer te vergoeden de komende kabinetsperiode van 2013–2017 structureel voort te zetten?
Vanaf 2013 is financiële dekking geregeld binnen het Budgettair Kader Zorg. De omvang van de aanspraken in het basispakket van de Zorgverzekeringswet kunnen wel periodiek worden herzien in het kader van de betaalbaarheid van de zorg.
Klopt het bericht dat u geen voorstander bent van nieuwe tabaksmaatregelen zoals voorzien in de herziening van de «EU-Tabaksproductierichtlijn 2001/37/EG» waaronder het plaatsen van afschrikkende foto’s op verpakkingen en het beperken van het aantal verkooppunten?2 Zo ja, waarom slaat u het advies van het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) ten aanzien van deze maatregelen in de wind?
Zie het antwoord op vraag 2 van Kamerlid Hilkens (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2012–2013, nr. 983).
Op welke wijze gaat u in de nieuwe kabinetsperiode van 2013–2017 het aantal rokers en de schade door tabaksgebruik terugdringen?
Het tabaksontmoedigingsbeleid bestaat uit effectieve beperkende maatregelen zoals een algeheel reclameverbod, prijsbeleid via accijnsheffing en een rookverbod voor openbare ruimten. Deze maatregelen blijven van kracht. Op het gebied van leefstijl zal ik net als mijn voorganger prioriteit geven aan de jeugd. Ik investeer de komende jaren extra in voorlichting en preventie via schoolpreventieprogramma’s, zowel gericht op jongeren als hun ouders en via digitale platforms die jongeren veel bezoeken, zoals chat en social media. Het Trimbos-instituut voert als kenniscentrum op het gebied van verslaving en middelengebruik de meeste van deze programma’s uit, en doet dat vanaf 2013 ook voor roken.
Verder vind ik het belangrijk dat voor consumenten objectieve en gedegen voorlichting beschikbaar is, zodat zij een weloverwogen keuze kunnen maken om wel of niet te roken.
Daar hoort bijvoorbeeld ook bij dat de consument goed geïnformeerd wordt over de samenstelling van tabaksproducten, of hulp bij stoppen met roken. Nog dit jaar worden de gegevens over ingrediënten in tabak actief openbaar gemaakt op www.tabakinfo.nl.
Op twee punten zal een wijziging in het beleid plaatsvinden:
Zorg bij stoppen met roken (inclusief de medicatie) wordt vanaf volgend jaar onderdeel van de basisverzekering. Daarnaast ben ik voornemens de minimumleeftijd voor het kopen van tabak te verhogen naar 18 jaar.
De pilot tot legaliseren van recreatiepark Patersven in Zundert |
|
Henk van Gerven |
|
Melanie Schultz van Haegen (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD) |
|
Kunt u de status aangeven van de pilot die mede door u is ingezet ter legalisering van recratiepark Patersven in Zundert?1
Op 15 december 2011 heeft de gemeenteraad te Zundert het raadsvoorstel met de titel «Parc Patersven einde project legalisatie» aangenomen. Het traject tot onderzoek naar de mogelijkheden tot omvorming van het recreatiepark Patersven tot een woonwijk is daarmee tot een einde gekomen.
De Vereniging van Eigenaren van Patersven (hierna: VEP) en de Belangenvereniging Bewoners en Eigenaren Patersven (BBEEP) heeft de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties verzocht dat besluit aan de Kroon voor te dragen ter vernietiging. Dit verzoek is doorgestuurd aan de Minister van Infrastructuur en Milieu en door deze afgewezen op 4 juli 2012. Onder andere vanwege het terugtrekken van projectontwikkelaar Volkert Wessels, uit het transformatieproject – i.c. ten gevolge van twijfels over kostenverhaal en gewijzigde marktomstandigheden – heeft de gemeente Zundert aanleiding mogen zien tot heroverweging van het beleid. Daarnaast waren er wijzigingen in (gemeentelijke) politieke verhoudingen die tot situaties kunnen leiden waarin eerdere beleidsvoorkeuren niet meer vanzelfsprekend zijn.
Overigens was een van de voorwaarden voor de omvorming tot woonkern dat zowel de Provincie als het Rijk daar niet op tegen waren. Het Rijk heeft verder geen actieve rol gespeeld bij de uitvoering van de pilot.
Is de pilot inmiddels geëvalueerd? Zo ja, wat zijn de belangrijkste conclusies en leerpunten uit de pilot? Zo nee, wanneer wordt de pilot dan geëvalueerd?
De onderzoekspilot tot legaliseren van Parc Patersven is door de gemeente geïnitieerd. Op basis van deze pilot is als vervolgpilot een overeenkomst opgesteld tussen de gemeente, VEP en een projectontwikkelaar tot het nemen van nadere stappen. De gemeente Zundert is verantwoordelijk voor het beleid ten aanzien van recreatiewoningen. Het is derhalve aan de gemeente om te bepalen of het pilotproject al dan niet wordt geëvalueerd.
Zijn/ worden bij die evaluatie ook de eigenaren van het park betrokken? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Onder welke voorwaarden bestaat er nog kans op legalisatie van het park en hoe verhoudt zich dat tot de gewekte verwachtingen bij eigenaren op Patersven, die op de belofte van legalisatie hebben voorgesorteerd? Kunt u daarbij ook expliciet aangeven welke consequenties dat heeft voor claims van planschade van hun zijde en voor de juridische status van de eigenaren als het gaat om hun woonsituatie?
Het is aan de gemeente om te bepalen of, in welke gevallen en onder welke voorwaarden situaties van onrechtmatige bewoning op het park gelegaliseerd worden. De desbetreffende eigenaren van recreatiewoningen op Parc Patersven hebben volgens de gemeenteraad op eigen risico voorgesorteerd op legalisatie.
Aan de voorwaarden die aan dit legalisatieproces zijn gesteld werd, mede door het wegvallen van de projectontwikkelaar, volgens de gemeente niet voldaan. Daarmee kon de gemeente Zundert het proces tot wijziging van de bestemming van de recreatiewoningen beëindigen.
Het leerstuk van planschade geldt alleen voor schade als gevolg van de wijziging van een bestemmingsplan. De pilot zou eventueel hebben kunnen leiden tot wijziging van de bestemming. Met het beëindigen van die pilot kan er derhalve geen sprake van planschade zijn.
De eigenaren van recreatiewoningen behouden dezelfde status als die welke zij al hadden: eigenaar van een recreatiewoning in Parc Patersven. Aan de juridische status verandert niets.
Zijn er in het land nog andere processen van legalisatie van recreatieparken bekend? Zo ja, waar zijn deze succesvol gebleken, waar niet en wat zijn daar de succes- en faalfactoren gebleken?
Het Rijk verzamelt hierover geen gegevens.
Het al dan niet legaliseren van recreatiewoningen door aanpassing van het geldende bestemmingsplan is een bevoegdheid van de gemeente. Het Rijk is ter zake niet bevoegd.
Het bericht dat Nederland het Internationaal Strafhof in een moeilijke positie brengt |
|
Sjoerd Sjoerdsma (D66) |
|
Frans Timmermans (minister buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
![]() |
Wat is uw reactie op het bericht «Nederland brengt Strafhof in moeilijke positie», waaruit blijkt dat er onder buitenlandse diplomaten «bezorgdheid» en «ongenoegen» heerst over de manier waarop Nederland zich opstelt als gastland van het Internationaal Strafhof?1
Nederland heeft zich in 1998 gecommitteerd om gedurende 10 jaar, tot 1 juli 2012, de kosten van de (tijdelijke) huisvesting van het Strafhof voor 100% te bekostigen (momenteel ongeveer 6 miljoen euro per jaar). Deze kosten zijn formeel sinds 1 juli van dit jaar een verantwoordelijkheid van alle lidstaten gezamenlijk. Niettemin heeft Nederland de andere lidstaten aangeboden ook de kosten van de tijdelijke huisvesting van de tweede helft van 2012 voor zijn rekening te nemen. Bovendien heeft Nederland onlangs toegezegd ook de helft van de kosten van de tijdelijke huisvesting in de periode van 2013 tot en met 2015 (gereedkomen nieuwbouw) aan het Strafhof te vergoeden tot een bedrag van maximaal 9 miljoen euro. De totale kosten van deze extra bijdragen bedragen ongeveer 12 miljoen euro.
Is het waar dat het «steeds gebruikelijker» wordt dat gastlanden de huur betalen van internationale organisaties die in particulier gehuurde gebouwen gehuisvest zijn?
Het beleid t.a.v. de huisvestingskosten van Internationale Organisaties verschilt, zover bekend, sterk van land tot land en van organisatie tot organisatie. Daarover kan ik geen trendmatige uitspraak doen.
Is het waar dat de Nederlandse economie in 2011 voor meer dan 66 miljoen euro profiteerde van de aanwezigheid van het Strafhof in Den Haag?
Het is niet bekend waar deze schatting op gebaseerd is. De totale begroting van het Strafhof bedraagt ongeveer 109 miljoen euro. Gezien de werkzaamheden van het Strafhof en de internationale samenstelling van de staf wordt een deel hiervan direct besteed in het buitenland.
Deelt u de mening dat het zeer onwenselijk zou zijn wanneer het Strafhof jarenlang wordt opgezadeld met extra kosten, terwijl het hof door de toenemende werkdruk al in geldnood zit?
Het gaat niet om onverwachte uitgaven. Al sinds 1998 is het duidelijk dat na 1 juli 2012 de huisvestingskosten een gemeenschappelijke verantwoordelijkheid van alle lidstaten zijn, waarmee het Internationaal Strafhof op de begroting rekening dient te houden. Tegelijkertijd erkent Nederland dat het een bijzondere verantwoordelijkheid heeft ten aanzien van het Strafhof. Om deze reden heeft Nederland een substantiële extra bijdrage geleverd van ongeveer 12 miljoen euro in de periode 1-7-2012 tot eind 2015.
Op welke manier zult u naar een oplossing zoeken voor dit probleem, mede in het licht van de motie Pechtold c.s., waarin de regering wordt verzocht zich maximaal in te spannen om aan de behoeften van het Internationaal Strafhof tegemoet te komen en in het kader van goed gastheerschap een substantiële extra bijdrage van Nederland niet uit te sluiten?2
Zie antwoord op vraag 1.
Bent u bereid deze vragen te beantwoorden vóór 14 november, wanneer de jaarlijkse vergadering van Staten Partijen bij het Internationaal Strafhof en de herdenking van tien jaar Statuut van Rome plaatsvindt? Zo neen, waarom niet?
Ja.
De studenten OV-chipkaart |
|
Carla Dik-Faber (CU), Carola Schouten (CU) |
|
Melanie Schultz van Haegen (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD), Jet Bussemaker (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (PvdA) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Student ongelijk behandeld in openbaar vervoer»?1
Ja.
Deelt u de mening dat het onwenselijk is dat studenten in tegenstelling tot andere abonnementhouders geen gebruik kunnen maken van tijdelijke regelingen bij een defecte of verloren OV-chipkaart?
De situatie verschilt per soort abonnement én ook per vervoerder. Er zijn vervoerbedrijven die aan balies vervangende kaarten verstrekken wanneer een persoonlijke ov-chipkaart met een bepaald abonnement defect is. De reiziger moet dan een kopie van zijn ov-chipkaart (voor- en achterzijde), kopie van zijn identiteitsbewijs en een uitdraai van zijn «Mijn ov-chipkaart account» tonen. De vervoerder kan de gegevens controleren omdat er een directe relatie met de reizigers bestaat. Er zijn ook vervoerders die geen tijdelijke kaart verstrekken.
Voor studenten is deze service om privacyredenen bij geen enkele vervoerder mogelijk. Conform de Wet Bescherming Persoonsgegevens beschikken de vervoerders niet over persoonsgegevens van studenten en kunnen zij dan ook niet controleren of de reiziger die aan de balie komt daadwerkelijk een student is die over reisrecht van DUO beschikt.
Deelt u de mening dat de restitutieregeling voor de studenten OV-chipkaart momenteel te ingewikkeld is en onnodig veel werk oplevert voor studenten, maar ook de organisaties achter de OV-studentenchipkaart?
Restitutieregelingen verschillen eveneens per abonnement én per vervoerder. De regeling voor studenten is niet ingewikkelder dan die voor overige reizigers. Studenten sturen hun originele vervoerbewijzen en een formulier waarop hun persoonsgegevens zijn ingevuld aan de Klantenservice ov-chipkaart. Ik beoordeel deze regeling niet als té ingewikkeld en ik vind niet dat ze onnodig veel werk voor de studenten oplevert.
Deelt u de mening van het OV-loket dat studenten met vragen over de OV-chipkaart vaak «van het kastje naar de muur» worden gestuurd, doordat drie organisaties betrokken zijn bij de OV-studentenchipkaart? Bent u bereid deze drie organisaties, na toestemming van de student, meer persoonsgegevens te laten uitwisselen, zodat de klantenservice verbetert?
Deze drie organisaties hebben elk een eigen rol en verantwoordelijkheid. DUO is verantwoordelijk voor toekenning van het reisrecht als onderdeel van studiefinanciering. TLS is verantwoordelijk voor de productie en uitgifte van ov-chipkaarten voor alle reizigers. RSR is speciaal opgezet als organisatie tussen DUO en individuele vervoerders in om de privacy van studenten te beschermen («privacy by design»). Elke organisatie voert haar eigen taak goed uit en voorziet de andere organisaties tijdig van de juiste informatie. Helaas kunnen zij niet voorkomen dat er soms iets misgaat. Gezien de zeer grote aantallen reizigers, kaarten en transacties, beoordeel ik de situatie niet als structureel onvoldoende.
Hoe beoordeelt u de ongelijke behandeling van studenten in het openbaar vervoer in het licht van het regeerakkoord, waarin de studenten OV-chipkaart wordt omgezet naar een kortingsabonnement?
Bij het nieuw te ontwikkelen kortingsabonnement zal de situatie gelijk blijven. Het streven blijft erop gericht studenten zoveel als mogelijk gelijk aan overige reizigers te behandelen. Omdat het hierbij wederom zal gaan om een collectieve overeenkomst, zal om privacyredenen sprake blijven van verschillen.
Bent u bereid te bewerkstelligen dat er één regeling komt voor de vervanging van defecte OV-chipkaarten en restitutie van gemaakte kosten die geldt voor alle houders van de OV-chipkaart (anonieme en persoonlijke kaarten) en bij alle vervoerders?
Om privacyredenen zullen individuele vervoerders nooit over de persoonsgegevens van studenten mogen beschikken. Het inrichten van één regeling is dus niet mogelijk.
Het bericht dat een ziekenhuis een onrendabele arts mag ontslaan |
|
Henk van Gerven |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Wat is uw reactie op het bericht dat een ziekenhuis een onrendabele arts mag ontslaan volgens het Scheidsgerecht Gezondheidszorg?1
Het Scheidsgerecht Gezondheidszorg is bevoegd hierover uitspraken te doen, wat ook is vastgelegd in de arbeidsovereenkomst tussen de hierbij betrokken partijen. Het Scheidsgerecht heeft gelet op de relevante jurisprudentie uitspraak gedaan. Ik heb aan de uitspraak in deze specifieke casus niets toe te voegen.
Hoe vaak komt het voor of is het voorgekomen dat een arts of specialist is ontslagen omdat hij/zij onrendabel was? Kunt u uw antwoord toelichten?
Ik beschik niet over informatie over het aantal artsen dat is ontslagen vanwege onrendabele zorgverlening.
Bent u van mening dat een salaris van ongeveer 10 000 euro bruto in de maand, inclusief toeslagen, het moeilijk maakt om «rendabel» te zijn?2 Zo nee, waarom niet?
Ik beschik niet over de informatie om te beoordelen of, en zo ja wanneer een specialisme rendabel kan zijn.
Welk inkomen of salaris acht u wenselijk voor specialisten? Vindt u een salaris vergelijkbaar met dat van een minister redelijk? Zo nee, waarom niet?
Op 10 oktober 2012 heb ik uw Kamer het rapport van de commissie inkomens medisch specialisten (commissie Meurs) aangeboden, vergezeld van een door SEO Economisch Onderzoek (SEO) uitgevoerde internationaal vergelijkende analyse van specialisteninkomens (TK 2012–2013 29 248, nr. 240). Overigens bevatten deze rapporten geen uitspraken over het inkomen of salaris dat wenselijk wordt geacht voor een medisch specialist. Ik zal binnenkort mijn reactie op deze rapporten naar de Tweede Kamer sturen.
Hoe groot mag het verschil zijn tussen een specialist in loondienst en een vrij gevestigde specialist? Kunt u dit precies kwantificeren?
Het salaris van een specialist in loondienst is in het cao-overleg tussen sociale partners vastgelegd. Het inkomen van een specialist in vrije vestiging is het resultaat van zijn omzet minus zijn kosten, waarbij er veel kosten zijn waar specialisten in loondienst niet mee te maken krijgen. Verder kunnen er verschillen ontstaan door ondermeer een andere aard van de uitgevoerde werkzaamheden, aantal gewerkte uren, omvang productie en kwaliteit van de geleverde zorg van een vrijgevestigde specialist. In zijn algemeenheid kan ik hierover geen uitspraken doen.
Vindt u het wenselijk dat een ziekenhuis financiële winst en belangen boven gezondheidswinst van patiënten, medische kennis, kunde en/of onderzoeksbelangen stelt? Kunt u uw antwoord toelichten?
Ziekenhuizen hebben de plicht om kwalitatief goede zorg te leveren. Dat is hun primaire taak en als zij dat niet doen binnen de daartoe opgestelde normen is daar de Inspectie voor de Gezondheidszorg om handhavend op te treden. Het is onmiskenbaar dat financiële belangen ook een rol kunnen spelen in de keuzes van ziekenhuizen om bepaalde zorg wel of niet aan te bieden. In deze specifieke situatie gaat het om het opzetten van een praktijk die in de betreffende regio klaarblijkelijk moeilijk rendabel is te maken. Een vraag hierbij kan zijn of het verstandig is of een ziekenhuis koste wat kost alles moet aanbieden: dit kan ondoelmatigheid in de hand werken. Ook vanuit het oogpunt van kwaliteit en de concentratie van zorg is het niet verstandig dat elk ziekenhuis alle zorg aanbiedt.
Hoe verhoudt de Eed van Hippocrates, die elke arts dient af te leggen, zich tot het «draaien van productie» en het «halen van de omzet» in een ziekenhuis of zorginstelling?
Bij een goede praktijk die goede zorg levert, hoort een gezonde bedrijfsvoering. Het leveren van kwalitatief goede zorg en een goede doelmatige bedrijfsvoering gaan vaak hand in hand. Indien de focus louter is gericht op het «draaien van productie» waardoor sprake is van ondoelmatige of onzinnige zorg, verhoudt zich dat niet goed met de eed van Hippocrates en de maatschappelijke rol die de arts heeft volgens die eed.
Wat doet u eraan om te voorkomen dat de marktwerking in de ziekenhuiszorg de (medische) belangen van de patiënt verdringt? Kunt u uw antwoord toelichten?
De veranderingen die zijn doorgevoerd in de bekostiging van de ziekenhuizen zijn naar mijn stellige overtuiging in het belang van de patiënt. Deze is er immers bij gebaat dat ziekenhuizen worden gestimuleerd om goede medische zorg te verlenen. Goede zorg is ook doelmatige zorg. Zoals u weet heb ik daarover met de veldpartijen in de ziekenhuiszorg bestuurlijke afspraken gemaakt. Onderdeel van die afspraken is een inhoudelijke agenda gericht op het bevorderen van substitutie, spreiding en specialisatie van zorg zodat ziekenhuizen zich kunnen richten op die specialismen waar ze goed in zijn, het terugdringen van ongewenste praktijkvariatie en het bevorderen van doelmatig en gepast gebruik. Deze inhoudelijke afspraken bieden partijen tevens handvatten voor het realiseren van een beheerste uitgavenontwikkeling. Financiële belangen en kwaliteit kunnen elkaar in die zin versterken.
Het bericht dat de Rijksuniversiteit Groningen schoonmakers uit het zicht wil houden |
|
Jasper van Dijk (SP), Sadet Karabulut (SP) |
|
Jet Bussemaker (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (PvdA), Lodewijk Asscher (viceminister-president , minister sociale zaken en werkgelegenheid) (PvdA) |
|
![]() |
Wat is uw oordeel over het bericht «RUG wil schoonmakers uit het zicht», over het nieuwe beleid van de universiteit om schoonmakers alleen nog maar te laten werken op uren dat er niemand in het gebouw aanwezig is?1
De Rijksuniversiteit Groningen (RUG) heeft inmiddels een akkoord bereikt met de vakbond FNV en de drie betrokken schoonmaakbedrijven. Kern van dit akkoord is dat de werktijden blijven zoals die zijn, dat het schoonmaakbedrijf de sancties jegens de schoonmaker ongedaan maakt en de RUG de Code Verantwoordelijk Marktgedrag zal ondertekenen. Ik ben verheugd over het feit dat de RUG als opdrachtgever, samen met de andere partners, tot dit akkoord is gekomen.
Deelt u de mening dat het schandalig is om van schoonmakers te verlangen dat zij zichzelf onzichtbaar maken? Wat gaat u ondernemen om de archaïsche opstelling van het RUG-bestuur ongedaan te maken?
Zoals gezegd ben ik verheugd over het feit dat de betrokken partijen tot een akkoord zijn gekomen dat op de instemming van alle partijen kan rekenen.
Deelt u de mening dat het RUG-bestuur per direct moet worden teruggefloten? Zo ja, wanneer gaat u dit doen? Zo nee, waarom neemt u verantwoordelijkheid voor een universiteitsbestuur dat zijn eigen schoonmakers vernedert?
Zie het antwoord op vraag 2.
Past deze hele gang van zaken volgens u in de code Verantwoordelijk Marktgedrag?
Onderdeel van het akkoord is dat de RUG de Code Verantwoordelijk Marktgedrag gaat ondertekenen. In de Code staat onder meer dat de opdrachtgever, in dit geval de RUG, mede verantwoordelijk is voor (het doen realiseren van) goede arbeidsomstandigheden bij de opdrachtnemer, in dit geval de drie bij de opdracht betrokken schoonmaakbedrijven.
Vindt u het getuigen van goed opdrachtgeverschap wanneer een schoonmaker met een staat van dienst van 27 jaar wordt weggestuurd terwijl zijn werkgever tevreden is over hem? Zo nee, bent u bereid alles in werking te stellen opdat deze werknemer zijn werk op de RUG kan voortzetten?
Onderdeel van het akkoord is dat de sancties tegen de schoonmaker ongedaan zijn gemaakt.
Wat gaat u ondernemen als het RUG-bestuur vasthoudt aan dit feodale beleid? Bent u bereid dan (financiële) sancties te ondernemen tegen het bestuur?
Zie het antwoord op vraag 2.
Deelt u de mening dat u ervoor moet zorgen dat schoonmakers met respect worden behandeld op alle onderwijsinstellingen?
Het met respect behandelen van schoonmakers is een verantwoordelijkheid van alle betrokkenen. Dit is een belangrijk onderdeel van de Code Verantwoordelijk Marktgedrag. In de Code wordt bewust aandacht besteed aan verschillen in bejegening tussen de eigen medewerkers en die van de dienstverleners. Het doel is dit zoveel mogelijk tegen te gaan. Met het ondertekenen van de Code Verantwoordelijk Marktgedrag verplicht de ondertekenaar zich om elk jaar een verklaring af te geven dat de Code wordt nageleefd. Dit instrument is een borging voor naleving van de Code in de praktijk.
Kent u het bericht dat de Amerikaanse regering de Syrian National Council (SNC) niet langer ziet als belangrijkste representant van de Syrische oppositie?1
Hoe beoordeelt u de uitspraken van Amerikaans minister van Buitenlandse Zaken Hillary Clinton hierover? Ziet u de SNC, net als minister Clinton, niet langer als de legitieme vertegenwoordiger van het Syrische volk?
Deelt u de mening dat de Europese Unie en de Verenigde Staten waar mogelijk één lijn moeten trekken in hun benadering van de Syrische oppositie? Zo ja, welke stappen zet de Europese Unie naar aanleiding van deze uitspraken?
Deelt u de mening dat moet worden gezocht naar een zo breed mogelijke representatie van het Syrische volk binnen de Syrische oppositie? Zo ja, op welke manier wordt de betrokkenheid bevorderd van alle onderdelen van de Syrische samenleving, waaronder etnische en religieuze minderheden?
Beoordeelt u de situatie in Syrië als een humanitaire noodsituatie? Zo nee, waarom niet? Zo ja, leidt deze constatering tot een wijziging in het beleid ten aanzien van Syrië?
Het sluiten van de afdeling klinische verloskunde in Meppel |
|
Lea Bouwmeester (PvdA) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
![]() |
Bent u op de hoogte van het bericht dat de afdeling klinische verloskunde van Zorgcombinatie Noorderboog heeft besloten vanaf 1 januari 2013 geen bevallingen meer te laten plaatsvinden in het Diaconessenhuis in Meppel?1 Wat is uw reactie?
Ja, zie mijn antwoord op vraag 2 van de leden Bruins Slot en Agnes Mulder (vraagnummer 2012Z18761). Van belang is dat ook na het besluit wordt voldaan aan de randvoorwaarden voor kwaliteit en bereikbaarheid. De IGZ ziet hierop toe.
Vindt u de voorwaarden die de raad van bestuur heeft gesteld, binnen 45 minuten in een ziekenhuis kunnen zijn en goede samenwerkingsafspraken tussen verloskundigen en gynaecologen, voldoende of zijn er meer voorwaarden waaraan goede verloskundige zorg volgens u moet voldoen?
Goede verloskundige zorg moet voldoen aan de vigerende wet- en regelgeving en aan de veldnormen. Daaronder zijn begrepen de 45 minutennorm en goede samenwerkingsafspraken in het gehele netwerk rond moeder en kind, maar bijvoorbeeld ook de beschikbaarheid van voldoende mensen en middelen (conform de Kwaliteitswet Zorginstellingen).
Kunt u van beide voorwaarden aangeven waarom de raad van bestuur van mening is dat eraan wordt voldaan op 31 december 2012, in hoeverre er nu aan voldaan wordt of dat nog maatregelen c.q. ontwikkelingen moeten plaatsvinden vóór 31 december 2012? Wat is de mening van verloskundigen en gynaecologen over het al dan niet aan deze voorwaarden voldoen?
Zie mijn antwoord op vraag 11 van de leden Bruins Slot en Agnes Mulder (vraagnummer 2012Z18761).
Is het volgens alle betrokkenen mogelijk om binnen twee maanden aan alle voorwaarden te voldoen om de kwaliteit van klinische verloskunde in de regio te garanderen? Welke maatregelen dienen daartoe in de regio genomen te worden? Kan van ieder van die voorwaarden ( zoals het inrichten van ambulanceposten, samenwerkingsafspraken enz.) aangegeven worden wat de stand van zaken is en op welke wijze ervoor gezorgd zal worden dat op 31 december aan alle voorwaarden is voldaan?
Zie antwoord vraag 3.
Kan aangegeven worden waarom het satellietmodel zoals voorgesteld door de Verloskundigen Kring Meppel en omstreken niet genoeg bevallingen opleverde voor het ziekenhuis Meppel? Op grond van welke overwegingen is in het rapport Blijham geconcludeerd dat het satellietmodel niet voldoet? Welke gevolgen zou het satellietmodel hebben voor de kwaliteit? Welke gevolgen zou het satellietmodel hebben voor de doelmatigheid en de kosten?
Zie mijn antwoord op vraag 5 van de leden Bruins Slot en Agnes Mulder (vraagnummer 2012Z18761).
Op welk andere plaatsen in Nederland wordt op dit moment gesproken over concentratie van verloskundige zorg en sluiting van afdelingen verloskunde?
De IGZ heeft in 2011 geïnventariseerd welke ziekenhuizen concentratie van verloskundige zorg overwogen. Daaruit bleek dat in november 2011 de helft van de ziekenhuizen nadacht over concentratie, al dan niet met concrete plannen. De IGZ gaf daarbij nadrukkelijk aan dat het een momentopname was van een veld dat sterk in beweging is. Ik heb u de bevindingen van de IGZ, met mijn reactie, toegezonden op 1 maart 2012 (CZ/TSZ-3106339). Er zijn mij geen recentere gegevens bekend.
Kan aangegeven worden waarmee het College Perinatale Zorg (CPZ) nu bezig is en welke rol het CPZ heeft gespeeld in Meppel? Welke invloed heeft het CPZ gehad op de gang van zaken in Meppel? Welke activiteiten heeft het CPZ uitgevoerd rond de gang van zaken in Meppel? Wat is de stand van zaken ten aanzien van de taak van het CPZ om een landelijk dekkend netwerk tot stand te brengen van goed functionerende samenwerkingsverbanden in Nederland?
Het CPZ heeft actief de regio Meppel bezocht en daar een inventarisatie van standpunten, discussies en mogelijkheden uitgevoerd. Zij heeft vastgesteld dat de mogelijkheden voor de toekomst onvoldoende met alle betrokkenen zijn verkend om toekomstbestendige verloskundige zorg te leveren in de regio, waren volgens het CPZ aanvullende, nieuwe afspraken nodig. Mede door de inbreng van het CPZ zagen alle partijen dit als hun verantwoordelijkheid en is het proces opnieuw opgepakt, waarbij alle betrokken partijen dit nieuwe proces met open vizier zijn ingegaan. Mede op advies van het CPZ is een extern procesbegeleider aangesteld die met de geldende normen als uitgangspunt het gesprek met betrokkenen over een gezamenlijke oplossing is aangegaan.
Voor de stand van zaken ten aanzien van het landelijk dekkende netwerk verwijs ik naar mijn antwoord op vraag 8 van de leden Bruins Slot en Agnes Mulder (vraagnummer 2012Z18761).
Het bericht dat klinische verloskunde in Meppel verdwijnt |
|
Renske Leijten (SP), Henk van Gerven |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
![]() |
Wat is uw reactie op het bericht «Noorderboog stopt klinische verloskunde Meppel»? Wilt u uw antwoord toelichten?1
Zie mijn antwoord op vraag 2 van de leden Bruins Slot en Agnes Mulder (vraagnummer 2012Z18761) en vraag 1 van het lid Bouwmeester (vraagnummer 2012Z18763).
Deelt u de mening dat het besluit van de raad van bestuur om de verloskundeafdeling te sluiten niet zorgvuldig is, omdat dit niet in samenspraak met het personeel is besloten? Zo nee, waarom niet?
Nee. Na de aanvankelijk te snel genomen beslissing is een nieuw en zorgvuldig proces gestart om met alle lokale betrokkenen te spreken en te overleggen. Dat proces is gemedieerd door het College Perinatale Zorg en de Commissaris van de Koningin. Dit leidde tot de constatering dat hoor-wederhoor en betrokkenheid van belanghebbenden onvoldoende was geweest. Vervolgens zijn de partijen in de regio zelf opnieuw het proces gestart onder leiding van professor Blijham. In dit proces onder leiding van professor Blijham zijn de gynaecologen, een obstetrie- en gynaecologieverpleegkundige, kinderartsen, een kinderverpleegkundige, een anesthesist en de teamleider van de kraamafdeling betrokken. Daarnaast zijn onder andere ook verloskundigen en huisartsen uit de regio en ROAZ Zwolle en Drenthe betrokken.
Met welke reden denkt de raad van bestuur dat de twee voorwaarden betreffende de 45-minutennorm en de kwaliteit/veiligheid gewaarborgd zijn binnen twee maanden? Wilt u dit uitzoeken?
Zie mijn antwoord op vraag 11 van de leden Bruins Slot en Agnes Mulder (vraagnummer 2012Z18761).
Wat is uw reactie op de uitspraak van de heer K. van Driel van de Koninklijke Nederlandse Organisatie van Verloskundigen (KNOV), dat het onmogelijk is om binnen twee maanden aan de voorwaarden te voldoen, aangezien er nog geen ambulanceposten zijn ingericht, er geen samenwerkingsafspraken zijn gemaakt en er nog vele zaken geregeld moeten worden? Wilt u uw antwoord toelichten?
Zie antwoord vraag 3.
Met welke reden wordt gekozen om begeleiding tijdens en na afloop van de zwangerschap in Meppel te behouden, als de klinische verloskundeafdeling verdwijnt? Deelt u de mening dat zorg rondom zwangerschap niet versnipperd aangeboden moet worden en dat het daarom van extra belang is dat de klinische verloskunde in Meppel blijft bestaan? Zo nee, waarom niet?
Het uitgangspunt voor dit besluit is dat zorg dicht bij wordt geboden waar het kan, en verder weg waar het moet. De begeleiding tijdens en na afloop van de zwangerschap verandert niet en blijft gewoon in handen van de vertrouwde gynaecoloog dichtbij in het Diaconessenhuis. De gynaecologische zorg in het Diaconessenhuis wordt zelfs uitgebreid met verschillende specialisaties zoals vruchtbaarheidsonderzoek. Alleen voor de bevalling dient de zwangere vrouw naar het ziekenhuis in Zwolle te reizen indien dit nodig is. Er dienen hierover natuurlijk wel heldere en uniforme afspraken gemaakt te worden in de regio waardoor kwaliteit en veiligheid geborgd zijn.
Met welke reden zijn 700 bevallingen per jaar niet voldoende? Wilt u uw antwoord toelichten?
Zie mijn antwoord op vraag 2 van de leden Bruins Slot en Agnes Mulder (vraagnummer 2012Z18761).
Wat is uw reactie op de uitspraak van de KNOV dat bij het uitkomen van het rapport Blijham de conclusies voor een sluiting al vast stonden? Wilt u uitzoeken of dit ook daadwerkelijk het geval was? Wilt u uw antwoord toelichten?
Het bestuur van de Noorderboog heeft mij aangegeven dat zij het rapport van de heer Blijham serieus hebben mee laten wegen in de besluitvorming. Zo is dit ook afgesproken met de Commissaris van de Koningin in Drenthe, de heer Tichelaar. Ik heb geen reden om hieraan te twijfelen.
Wat is uw reactie op de uitspraak van de KNOV dat het rapport Blijham oordeelt dat het satellietmodel van ondoelmatigheid van verzekeraars uitgaat en niet van kwaliteit? Deelt u de mening dat kwaliteit uitgangspunt hoort te zijn voor de zorg die aangeboden wordt en daarom zorg in de buurt van groot belang is? Wilt u uw antwoord toelichten?
Zie mijn antwoord op vraag 5 van de leden Bruins Slot en Agnes Mulder (vraagnummer 2012Z18761). Kwaliteit van zorg én doelmatigheid zijn beiden uitgangspunten voor de plannen in de regio. Daarbij wil ik benadrukken dat de zorg waar het kan dichtbij geleverd zou moeten worden en waar het moet verder weg.
Welke maatregelen gaat u treffen om de sluiting van de verloskundeafdeling te stoppen en te zorgen dat alle partijen, dus ook het personeel, inspraak krijgen in de plannen? Wilt u uw antwoord toelichten?
Zie mijn antwoord op vraag 2. Mijns inziens hebben de betrokken partijen voldoende mogelijkheden gehad tot inspraak in de plannen. Indien de randvoorwaarden zoals de 45 minutennorm en de samenwerkingsafspraken in de regio voldoende geregeld zijn zie ik geen reden om me hierin te mengen.
Heeft u zelf contact gehad met het personeel van de klinische verloskundeafdeling in Meppel? Zo nee, bent u bereid om met alle betrokken partijen een gesprek aan te gaan? Wilt u uw antwoord toelichten?
Ik heb geen contact gehad met het personeel van de afdeling klinische verloskunde van het Diaconessenhuis. Gezien mijn antwoord op vraag 2 zie ik hier ook geen aanleiding toe.
De bouw van de Amsterdamse Westermoskee |
|
Joram van Klaveren (PVV) |
|
Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD), Ronald Plasterk (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (PvdA) |
|
![]() |
Bent u bekend met het artikel «Westermoskee gaat door»?1
Ja.
Klopt het bericht dat de bouw van de Westermoskee doorgang zal vinden? Zo ja, op welke termijn verwacht men dat de Westermoskee definitief klaar zal zijn? Op welke wijze wordt de moskee gefinancierd?
Manderen BV heeft de gemeente Amsterdam laten weten dat zij de bouw van de Westermoskee in het eerste kwartaal van 2013 gaat hervatten. Naar verwachting zal de bouw anderhalf tot twee jaren duren. Manderen BV is verantwoordelijk voor de financiering van de bouw. Volgens de informatie van de gemeente Amsterdam is van de door de gemeente Amsterdam aan Manderen BV betaalde koopsom van het RIVA-terrein een deel gereserveerd voor de bouw van de Westermoskee. Manderen kan inmiddels hierover voor de bouw beschikken omdat eerdere beslagen zijn opgeheven.
Welke organisaties zijn er nu nog betrokken bij de (bouw van de) Westermoskee?
De gemeente Amsterdam heeft te maken met de rechtspersoon Manderen BV. De Moskeevereniging Aya Sophia is in de rechtspersoon vertegenwoordigd.
De gemeente Amsterdam begeleidt zoals dat gebruikelijk is het bouwproces en houdt derhalve toezicht op de bouw en het bouwproces en zal indien nodig handhavend optreden. De gemeente waakt eveneens over het nakomen van het erfpachtcontract tussen Manderen BV en de gemeente.
Bestaan er nog banden tussen de organisaties die de moskee bouwen en/of in gebruik zullen nemen en de radicaal-islamitische organisatie Milli Gorus, die banden onderhoudt met de Moslim Broederschap?
De aandeelhouders van Manderen BV zijn twee moskeeorganisaties van Milli Görüs (Ayasophia en Selimye) en de bij deze moskeeën aangesloten jongerenorganisaties. Dit blijkt uit het IMES-onderzoek van 2008 (TK 2008 – 2009, 31 268, nr. 12). Tot nu toe is er geen aanleiding geweest om het onderzoek te herhalen.
De AIVD doet (onder andere) onderzoek naar personen en organisaties die aanleiding geven tot het ernstige vermoeden dat zij een gevaar vormen voor het voortbestaan van de democratische rechtsorde dan wel voor de veiligheid of andere gewichtige belangen van de staat. De AIVD beschikt op dit moment niet over informatie die erop wijst dat aan de bouw van de Westermoskee dreigingen voor de democratische rechtsorde dan wel voor de veiligheid of andere gewichtige belangen van de staat verbonden zijn.
Zijn er aandelen van Manderen BV in handen van Milli Gorus en zijn er personen bij de betrokken organisaties actief die bekend zijn bij de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst?
Zie antwoord vraag 4.
Welke maatregelen bent u voornemens te treffen om de komst van deze moskee tegen te houden?
Manderen BV beschikt over een onherroepelijke bouwvergunning die is afgegeven in 2007. Deze bouwvergunning geeft het recht om te bouwen volgens het plan zoals dat is ingediend bij de aanvraag van de vergunning. De rol van de gemeente in dit proces is die van vergunningverlener en handhaver. Tussen de gemeente en Manderen BV is een erfpacht overeenkomst gesloten op grond waarvan Manderen BV verplicht is het terrein conform de bestemming «religieuze voorziening» te ontwikkelen.
Het onderzoek van DNB en AFM waaruit blijkt dat de helft van de herstelplannen van pensioenfondsen van onvoldoende of slechte kwaliteit is |
|
Steven van Weyenberg (D66) |
|
Lodewijk Asscher (viceminister-president , minister sociale zaken en werkgelegenheid) (PvdA) |
|
![]() |
Wat is uw reactie op het rapport «Sectorbreed onderzoek kwaliteit financiële crisisplannen pensioenfondsen» van De Nederlandsche Bank (DNB) en de Autoriteit Financiële Markten (AFM)?1
Ik heb kennisgenomen van het bericht over dit onderzoek op de website van DNB. In tegenstelling tot hetgeen de vragensteller veronderstelt, heeft het onderzoek geen betrekking op herstelplannen, maar op zogenoemde financiële crisisplannen.
Een herstelplan wordt opgesteld door een pensioenfonds dat niet voldoet aan het vereiste eigen vermogen (een dekkingsgraad van circa 125%), dan wel het minimaal vereiste eigen vermogen (een dekkingsgraad van circa 105%). In een herstelplan beschrijft het fonds welke concrete maatregelen het neemt om uiterlijk bij het einde van de hersteltermijn weer aan de wettelijke vermogenseisen te voldoen. Herstelplannen worden jaarlijks geëvalueerd en door DNB getoetst.
Een financieel crisisplan heeft als doel om het risicobewustzijn van pensioenfondsen te vergroten. In zo’n plan geeft een pensioenfonds op voorhand aan hoe het is voorbereid op een verdieping van een financiële crisis.
Vanaf dit jaar zijn alle fondsen gehouden een financieel crisisplan op te stellen. DNB bevordert in overleg met de pensioensector de totstandkoming van goede crisisplannen. Het onderzoek moet in dit licht worden bezien.
Vindt u het zorgelijk dat de helft van de herstelplannen van pensioenfondsen als onvoldoende of slecht wordt beoordeeld door DNB en AFM? Deelt u de mening dat een goed herstelplan essentieel is voor pensioenfondsen die er slecht voor staan? Deelt u de mening dat twijfels over de kwaliteit van de herstelplannen de onzekerheid rondom de aanvullende pensioenen vergroten?
Alle herstelplannen worden jaarlijks geëvalueerd. Vervolgens worden deze plannen getoetst door DNB en zo nodig bijgesteld.
Zie verder het antwoord op vraag 1.
Kunt u reageren op de vijf verbeterpunten die DNB en AFM noemen, zijnde 1) explicitering van het moment van korten, 2) de prioritering van de te nemen maatregelen, 3) communicatie, 4) besluitvormingsproces en 5) evenwichtige belangenafweging?
Met betrekking tot de communicatie over (voorgenomen) kortingen sluit dit aan bij de aankondiging door mijn voorganger op dit dossier dat de informatieverplichtingen voor pensioenfondsen bij de wijziging van de Pensioenwet zullen worden aangescherpt. Deze wijziging is in 2014 voorzien.
Voor het overige zullen de verbeterpunten worden betrokken bij de bevordering van goede financiële crisisplannen.
Welke wettelijke eisen worden er gesteld aan de (kwaliteit van) herstelplannen?
De wet schrijft voor dat een pensioenfonds dat voorziet of redelijkerwijs kan voorzien dat het niet meer over het vereiste eigen vermogen beschikt, dit aan DNB meldt en binnen drie maanden een langetermijnherstelplan indient (artikel 138 Pensioenwet). Als een fonds voorziet dat het niet langer beschikt over het minimaal vereiste eigen vermogen, moet het fonds binnen twee maanden bij DNB een kortetermijnherstelplan indienen (artikel 140 Pensioenwet).
De artikelen 16 en 17 van het Besluit financieel toetsingskader pensioenfondsen bevatten voorschriften voor de inhoud van herstelplannen. Het gaat daarbij onder meer om een beschrijving van de verwachte ontwikkeling van de technische voorziening en de waarden van het pensioenfonds en van de concrete maatregelen die het fonds treft om te voldoen aan de wettelijke vermogenseisen.
Welke concrete acties wilt u nemen om ervoor te zorgen dat pensioenfondsen hun herstelplannen op orde krijgen? Wat is uw streefniveau met betrekking tot het aantal herstelplannen dat onvoldoende of slecht scoort? Op welke termijn wilt u deze verbetering zien en hoe houdt u dat in de gaten? Welke stok achter de deur heeft u in het geval er pensioenfondsen zijn die onverhoopt hun herstelplan niet verbeteren?
Zie het antwoord op vraag 2.
Bent u bereid om deze vragen te beantwoorden voor het algemeen overleg Pensioenonderwerpen op 21 november?
Het is helaas niet mogelijk gebleken deze vragen vóór 21 november te beantwoorden.