Het artikel “Oprichting sloopfonds kantoren loopt spaak” en het artikel “Huurder kantoor is lachende derde” |
|
Kees Verhoeven (D66) |
|
Melanie Schultz van Haegen (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het artikel «Oprichting sloopfonds kantoren loopt spaak» en het artikel «Huurder kantoor is lachende derde»?1
Ja.
Wat vindt u van het feit dat onder andere steden als Rotterdam, Den Haag, Eindhoven, Tilburg en Den Bosch zich tegen het fonds voor de sanering van leegstaande kantoren hebben gekeerd?
Het kantorenfonds wordt in het convenant leegstand kantoren genoemd als één van de onderdelen om de kantorenleegstand het hoofd te bieden. Het is een niet-verplicht instrument. Gemeenten kunnen alleen samen met andere partijen kiezen een dergelijk instrument in te zetten.
Bent u van plan om met de betreffende gemeenten in gesprek te gaan? Zo ja, hoe gaat u ervoor zorgen dat zij toch hun goedkeuring gaan verlenen aan het kantorenfonds en het Convenant Aanpak Leegstand Kantoren?
Ik zal niet met gemeenten in gesprek gaan die (op voorhand) geen goedkeuring verlenen aan het kantorenfonds. Dit fonds is immers niet verplicht en slechts een onderdeel uit een heel pakket aan maatregelen uit het convenant leegstand kantoren. Ik ga wel met die gemeenten in gesprek die op dit moment aan de VNG hebben aangegeven nog met vragen te zitten betreffende het convenant leegstand kantoren om te verkennen waar mogelijke discussiepunten liggen.
Hoe beoordeelt u de vrees van veel grotere gemeenten dat een subsidie op sloop er toe leidt dat leegstaande kantoren hoog geprijsd blijven?
De vrees van veel grotere gemeenten dat een subsidie op sloop ertoe leidt dat leegstaande kantoren hoog geprijsd blijven is naar mijn idee ongegrond. Een eventueel kantorenfonds zal nooit de volledige kosten van sloop of transformatie kunnen dekken, maar zal slechts een zetje in de rug zijn om eigenaren over de streep te trekken om zelf de leegstand aan te pakken.
Hoe voorziet u de toekomst van het Convenant Aanpak Leegstand Kantoren als de betreffende gemeenten geen goedkeuring verlenen en als de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) haar steun moet intrekken? Hoe voorziet u dan de toekomst van de gezamenlijke aanpak van kantorenleegstand in het algemeen?
Het scenario dat u schetst is nu niet aan de orde. Momenteel is mijn ministerie in gesprek met die gemeenten die aan hebben gegeven nog vragen te hebben bij het convenant leegstand kantoren. Ik heb er vertrouwen in dat alle partijen hun verantwoordelijkheid nemen.
Bent u van mening dat een gezamenlijke aanpak van kantorenleegstand noodzakelijk is? Zo ja, welke maatregelen heeft u in petto om dit toch doorgang te laten vinden?
Ja, een gezamenlijke aanpak van kantorenleegstand is noodzakelijk. Dat is dan ook de reden waarom het convenant is opgesteld en is ondertekend door alle deelnemende partijen.
De ondertekenaars hebben afgesproken om de hen betreffende onderdelen zelf – en eventueel samen met andere partijen – uit te voeren. Iedere partij heeft bij ondertekening toegezegd om uitvoering van de maatregelen door haar achterban te zullen bevorderen.
Alle partijen bespreken begin 2013 de voortgang van het convenant, zo houden we elkaar scherp.
Kan de beantwoording van de vragen nog vóór het algemeen overleg «Leegstand woningen en kantoren» van 8 november 2012 aan de Kamer worden gestuurd?
Ja.
Mogelijk misbruik van het Zorgverzekeringsfonds door zorgverzekeraars |
|
Renske Leijten |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Wat is uw reactie op het bericht dat brancheorganisatie Zorgverzekeraars Nederland (ZN) opdracht heeft gegeven tot een onderzoek naar mogelijk misbruik door zorgverzekeraars en ziekenhuizen van financiële compensatieregelingen in de zorg? Deelt u de mening dat het onacceptabel zou zijn als de klachten hout snijden?1
In de evaluatie van het transitiemodel is door de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) al eerder een aantal aandachtspunten gesignaleerd ten aanzien van de werking van het transitiemodel en de invloed van dit model op de wijze van contractering door zorgverzekeraars en ziekenhuizen. Ik heb de Kamer op 19 september 2012 hierover een brief gestuurd met daarbij de evaluatie van de NZa. Mogelijk kan er sprake zijn van oneigenlijke prikkels ten aanzien van de transitieafspraken en het daaruit voortvloeiende gebruik van het zorgverzekeringsfonds of verschuiving van kosten tussen het (voormalige) a- en b-segment. Naar aanleiding daarvan ben ik in overleg getreden met ZN, NVZ en de NFU. Alle partijen hebben aangegeven dat zij een eventueel onjuist gebruik van het transitiemodel verwerpen. ZN heeft in dit verband aangegeven de signalen die zij ontvangt voor te leggen aan een expertgroep met onafhankelijke leden. Deze expertgroep zal alle signalen onderzoeken door met de betrokken ziekenhuizen en verzekeraars in contact te treden.
Heeft u kennis van de «signalen» uit de sector die voor de voorzitter van Zorgverzekeraars Nederland aanleiding zijn om het onderzoek te gelasten? Zo ja, deelt u de mening van de voorzitter van ZN dat deze dermate ernstig zijn dat een onderzoek noodzakelijk is? Zo nee, op welke wijze heeft de voorzitter van ZN u dan wel geïnformeerd?
Zie antwoord vraag 1.
Van welke regelingen zou, volgens de vermoedens, precies misbruik zijn gemaakt? Hoeveel geld gaat er om in elk van deze regelingen, en voor welke bedragen is er mogelijk gesjoemeld?
De transitiebekostiging biedt de mogelijkheid om financieel voordeel na te streven door een «berekenende» toedeling van DOT-afspraken naar omzetjaren, bekostigingssegmenten en beheers- of transitiemodel, en/of door ophoging van het schaduwbudget en/of door strategische prijsafspraken ten aanzien van de DBC-zorgproducten in het vrije en gereguleerde segment. Het is echter nog te vroeg om over berekende financiële bevoordeling te spreken; dat moet blijken uit de bevindingen van de expertcommissie.
Gelet op het feit dat ik nog geen nader inzicht heb in de situatie kan ik ook nog niets zeggen over het effect hiervan op de werking van het stelsel in het afgelopen jaar. Het betreft hier een transitiemodel dat in het tweede jaar al wordt afgebouwd naar 70% en het derde jaar (2014) vervalt.
Heeft de voorzitter van ZN het onderzoek gelast op basis van «geruchten», zoals de voorzitter van zorgverzekeraar Achmea suggereert, of zijn de aanwijzingen concreter dan dat?
ZN heeft aangegeven dat het onderzoek is ingesteld op basis van signalen vanuit het veld en de NZa.
Deelt u de analyse van de krant dat er drie mogelijkheden zijn, te weten fraude met premiegelden, het door creatief omgaan met de regels benadelen van de premiebetalers door ziekenhuizen en verzekeraars, of het niet begrijpen van de regels in het zorgstelsel door de betrokken partijen? Zo ja, wat zegt dit over het huidige zorgstelsel? Zo nee, welke andere mogelijkheden ziet u?
Zie antwoord vraag 3.
Vindt u het vertrouwenwekkend dat de voorzitter van ZN zegt dat er geen verandering mag komen in de machtspositie van zorgverzekeraars, en dat ZN tegelijkertijd zelf onderzoek laat doen naar mogelijke fraude? Kunt u garanderen dat dit onderzoek werkelijk onafhankelijk is?
Zoals ik al eerder heb aangegeven verwerpen alle betrokken partijen (inclusief ZN) eventueel oneigenlijk gebruik van het transitiemodel . ZN heeft als belangenbehartiger van alle verzekeraars belang bij een degelijk onderzoek, aangezien het hier gaat over de suggestie van het benadelen/bevoordelen van zorgverzekeraars onderling. Het voordeel voor de ene verzekeraar kan leiden tot een nadeel voor een andere verzekeraar. Daarnaast hebben ook de instellingen belang bij een juiste afhandeling. Mijns inziens zijn er voldoende checks and balances in het systeem om de onafhankelijkheid van het onderzoek te waarborgen. Ook de samenstelling van de expertcommissie sterkt mij in die opvatting. Mocht er naar aanleiding van de uitkomsten van het onderzoek aanleiding zijn voor de NZa om hierin op te treden, dan zal zij dat niet nalaten.
Hoe verklaart u het gegeven dat de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) niet aan de bel heeft getrokken over deze mogelijkheden tot fraude? Is daar een capaciteitsprobleem om dit soort analyses te maken? Zo ja, is dat probleem inhoudelijk of organisatorisch van aard?
Zie antwoord vraag 1.
Waarom, denkt u, heeft ZN niet aan de NZa gevraagd onderzoek te doen naar deze mogelijke fraude, daar de NZa als onafhankelijk toezichthouder toch veel meer de aangewezen partij is voor een onderzoek naar dit soort verdenkingen?
Zie antwoord vraag 6.
Erkent u dat onderzoek dat gedaan wordt in opdracht altijd verschillende conceptfases kent, zodat de opdrachtgever al eerder op de hoogte is van bevindingen en die ook nog kan bijsturen? Erkent u tevens dat deze verdenking dus niet loont voor een onderzoek in opdracht van ZN? Bent u bereid de onderzoeksopdracht over te nemen, en daarmee meer onafhankelijkheid te borgen? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie antwoord vraag 6.
Welke onafhankelijke experts gaan het onderzoek uitvoeren, en wanneer worden de resultaten van het onderzoek openbaar gemaakt?
De expertgroep bestaat uit:
De expertcommissie rapporteert naar verwachting in de tweede helft van november over de resultaten.
Ziet u andere mogelijke verklaringen voor de grote verschillen tussen de afspraken van zorgverzekeraars met ziekenhuizen en de gehanteerde tarieven dan het bewust sluiten van te lage contracten? Zo ja, welke?
Het is de taak van zorgverzekeraars om goede kwaliteit zorg in te kopen tegen een scherpe prijs. Dit kan tot gevolg hebben dat de afgesproken prijzen variëren. Verschillen in prijzen zijn een logisch en gewenst gevolg van de zorginkoop door verzekeraars
Wat is uw sanctie voor verzekeraars die zich inderdaad schuldig blijken te hebben gemaakt aan mogelijke zwendel?
Ik vind het nog te vroeg om in te gaan op sancties zolang ik geen exact inzicht heb in de problematiek. Naar aanleiding van de resultaten uit het onderzoek zal ik bezien of er nader actie van mijn kant nodig is.
Heeft u bij het uitbreiden van de marktwerking, het vereenvoudigen van de specificaties voor behandelingen en het beperken van de groei rekening gehouden met het risico van zwendel met premiegeld of creatief omgaan met de regels? Zo nee, waarom niet? Zo ja, op welke wijze heeft u geprobeerd dit risico te beperken?
Bij de introductie per 2012 van de DBC-zorgproducten en overgang op prestatiebekostiging, was ik me ervan bewust dat dit een overgangsjaar zou opleveren. Maar dit risico vond en vind ik verantwoord vanwege de structurele voordelen die de overgang zou gaan opleveren. Het terugdraaien van stappen op het gebied van prestatiebekostiging zie ik dus ook niet als oplossing voor mogelijke onjuist gebruik van transitiemodellen in de overgangsfase. Het sterkt mij juist in de overtuiging dat we zo spoedig mogelijk moeten beëindigen. Fraude is niet toelaatbaar, maar op dit moment is geenszins de conclusie gerechtvaardigd dat hiervan sprake is.
Is het wel een verstandige beslissing geweest om de marktwerking uit te breiden en dit tempo te versnellen, als kennelijk een ondoorzichtig overgangsregime noodzakelijk is om te voorkomen dat de boel ontspoort door te grote omzetschommelingen? Wilt u uw antwoord toelichten?
Ik ben van mening dat transparantie in de zorg juist wordt vergroot door de introductie van prestatiebekostiging. Prestatiebekostiging zorgt er voor dat beter op prijs en kwaliteit kan worden ingekocht en dat deze doelmatigheid ook een vertaling krijgt in de premie. Wel constateer ik dat we in een overgangssituatie zitten, waarin een aantal maatregelen tegelijk in 2012 zijn ingevoerd. Dit is in de uitvoering complex, omdat zowel elementen uit het oude systeem (budgetten) als het nieuwe systeem tijdelijk naast elkaar bestaan. Dit is niettemin van belang om al te grote systeemrisico’s te dempen. Een dergelijk dubbel systeem zorgt wel voor meer complexiteit in de bekostiging. Dit is ook de reden dat ik transitiemaatregelen zo kort mogelijk (alleen 2012 en 2013) wil laten duren. Het tempo is ingegeven door de noodzaak om op beide terreinen (DBC DOT en vrije prijzen) stappen te zetten.
Deelt u de mening dat uit deze zaak blijkt dat het op afstand zetten van de overheid bij de verdeling van zorggelden zwendel in de hand werkt, of in ieder geval het zicht hierop vertroebelt? Zo nee, op grond waarvan meent u dat het op afstand zetten van de overheid de transparantie van de verdeling van zorggelden heeft bevorderd?
Zie antwoord vraag 14.
Deelt u de mening dat de transparantie van zorgverzekeraars voor politiek en burgers moet worden vergroot, aangezien zij publieke gelden verdelen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 14.
Deelt u de mening dat in ieder geval de jaarverslagen van zorgverzekeraars, inclusief de bezoldiging, openbaar moeten worden? Zo nee, waarom niet, gelet op het feit dat zij uit publieke gelden en verplichte premies worden gefinancierd? Zo ja, op welke termijn gaat u dit regelen?
Alle inkomsten en uitgaven van zorgaanbieders en zorgverzekeraars zijn terug te vinden in jaarverslagen. De jaarverslagen inclusief de financiële verantwoording zijn al openbaar. U kunt deze vinden op de websites van de zorgverzekeraars.
In welke mate mogen zorgverzekeraars de boel flessen, voordat u besluit de marktwerking ongedaan te maken? Waar ligt voor u de grens?
Zie antwoord vraag 13.
Wat is uw oordeel over het invloedrijke old boys network in de zorg? Hoe verhoudt zich dit tot de democratische controle en de wens van transparantie in de zorg?
Verzekeraars zijn private ondernemingen die zelf bepalen wie ze aanstellen.
Ik zie niet in waarom de democratische controle en transparantie hierdoor in het geding zouden zijn.
Deelt u de mening van de voorzitter van ZN dat het terugdraaien van de marktwerking in de zorg niet mag op grond van Europese richtlijnen? Zo ja, welke richtlijnen zijn dit precies, en bent u niet langer van mening dat de inrichting van onze zorg een nationale in plaats van Brusselse aangelegenheid is?
Met u ben ik van mening dat de inrichting van het zorgstelsel een nationale aangelegenheid is. Dit is ook vastgelegd in Europese regelgeving. De EU heeft slechts beperkte regelgevende bevoegdheden op het terrein van de volksgezondheid. Wel kunnen de Europese regels invloed hebben op de activiteiten van de overheid, de zorgaanbieders en de zorgverzekeraars, zoals de regels die gelden met betrekking tot vrij verkeer, staatssteun, aanbestedingrecht, mededinging en de richtlijnen inzake het schadeverzekeringsbedrijf. Bij veranderingen in het stelsel zal met deze regels rekening moeten worden gehouden.
Het uitzetten van vreemdelingen naar Guinee |
|
Gerard Schouw (D66), Sharon Gesthuizen (GL), Martijn van Dam (PvdA), Bram van Ojik (GL), Joël Voordewind (CU) |
|
Leers |
|
![]() ![]() ![]() ![]() |
Herinnert u zich de mondelinge vragen van het lid Voordewind over het bericht dat Nederland op omstreden wijze uitgeprocedeerde asielzoekers uitzet naar Guinee?1
Ja.
Bent u op de hoogte van de ambtsberichten van het US State Department of Democracy, waarin wordt gesproken over de heersende corruptie bij Guineese autoriteiten?2 Zo ja, waarom werkt de Dienst Terugkeer en Vertrek (DT&V) samen met dit land en met eerder genoemde politiedelegatie? Kunt u garanderen dat Nederland samenwerkt met bevoegde instanties die aantoonbaar niet corrupt zijn?
Ja. De DT&V voert de regie op het vertrek van vreemdelingen die geen rechtmatig verblijf hebben en op wie de wettelijke verplichting rust om Nederland te verlaten. In dat kader bemiddelt de DT&V, op verzoek van de vreemdeling of op eigen initiatief, bij de verkrijging van de benodigde reisdocumenten. Daarvoor is samenwerking met de autoriteiten van landen van herkomst, waaronder Guinee, onontbeerlijk. In alle gevallen, ook in het geval van Guinee, werkt de DT&V samen met de bevoegde instanties. Dit betreft zowel de in Nederland geaccrediteerde diplomatieke vertegenwoordiging, als de centrale autoriteiten in het land van herkomst.
De Guineese ambassade, gevestigd in Brussel, bleek niet in staat structureel mee te werken aan de afgifte van (vervangende) reisdocumenten voor vreemdelingen van wie de ambassade zelf de Guineese nationaliteit vaststelde. Begin 2012 heeft de DT&V met de Guineese ministeries van Buitenlandse Zaken en van Veiligheid en Burgerbescherming daarom afspraken gemaakt over de inzet van Guineese immigratiedeskundigen voor het proces van nationaliteitsvaststelling en afgifte van (vervangende) reisdocumenten. De delegaties bestonden uit vertegenwoordigers van de ministeries van Buitenlandse Zaken en van Veiligheid en Burgerbescherming. Van een politiedelegatie is dus geen sprake.
Welke afspraken zijn precies gemaakt tussen de DT&V en de Guineese autoriteiten met betrekking tot de terugkeer van vreemdelingen? Maakt de DT&V deze afspraken alleen met Guinee of ook met andere landen?
De samenwerking met Guinee inzake terugkeer is vastgelegd in een Memorandum of Understanding. Dergelijke afspraken zijn ook met andere landen gemaakt.
Is het waar dat de DT&V een politiedelegatie uit Guinee naar Nederland laat komen voor het verstrekken van reisdocumenten «titres de voyage» voor uitgeprocedeerde asielzoekers die via reguliere kanalen, namelijk de ambassades en consulaten, geen reisdocumenten kunnen verkrijgen? Hoeveel vreemdelingen zijn er in totaal op deze manier aan reisdocumenten gekomen?
Zoals ik hierboven heb aangegeven, bleek de Guineese ambassade in Brussel niet in staat structureel mee te werken aan de afgifte van (vervangende) reisdocumenten voor vreemdelingen van wie de ambassade zelf de Guineese nationaliteit heeft vastgesteld. Daarom hebben de Guineese autoriteiten op verzoek van de DT&V het afgelopen jaar een aantal maal een delegatie naar Nederland gezonden om de nationaliteit van vermeende Guineese vreemdelingen vast te stellen en, indien van toepassing, over te gaan tot het verstrekken van (vervangende) reisdocumenten. Deze delegaties bestonden uit vertegenwoordigers van de ministeries van Buitenlandse Zaken en van Veiligheid en Burgerbescherming. De vreemdelingen die gesproken hebben met de Guineese delegaties zijn, op verzoek van de autoriteiten zelf, steeds eerst gepresenteerd bij de ambassade van Guinee in Brussel. In totaal is voor circa 100 Guineese vreemdelingen op deze wijze een reisdocument verkregen.
Hebben deze direct of indirect betrokkenen bij betreffende politiedelegatie op de zwarte lijst van de VN en EU gestaan? Zo ja, waarom zijn er toch afspraken met hen gemaakt?
Het is staand beleid dat bij de behandeling van de visumaanvraag wordt gecontroleerd of een persoon is opgenomen op de sanctielijsten. Deze lijsten worden daartoe beschikbaar gesteld aan de diplomatieke vertegenwoordiging. Ook bij de personen die deel uitmaakten van deze delegaties is dit gecontroleerd en is vastgesteld dat zij ten tijde van de visumaanvraag niet voorkwamen op genoemde sanctielijsten.
Wordt er betaald aan de genoemde Guineese delegatie, al dan niet hoofdelijk per asielzoeker en zo ja hoeveel? Wie verricht deze betalingen? Klopt het dat u de reis- en verblijfkosten van deze politiedelegatie financiert en kunt u een uitsplitsing geven van de betaalde bedragen tot nu toe?
Nee. Het is in het kader van terugkeer gebruikelijk dat de reis- en verblijfkosten van dit soort delegaties, die op verzoek van het ontvangende land overkomen, worden vergoed. Voorts wordt ook een vergoeding betaald voor het doen van onderzoek in de registratiesystemen en voor de afgifte van een (vervangend) reisdocument. Het betalen van vergoedingen voor delegaties of taskforces is niet uitzonderlijk en is niet alleen van toepassing op Guinee. Evenals het betalen van leges voor de afgifte van een (vervangend) reisdocument. Dit gebeurt voor vele landen.
De vergoeding bestaat uit de volgende elementen:
Is het waar dat de omstreden Titres de Voyage, die door betreffende politiedelegatie worden afgegeven, afkomstig zijn van een ministerie dat in het Nederlands Algemeen Ambtsbericht Guinee van 2011 niet in de lijst met de in Nederland bekende ministeries staat vermeld?3
Hiervan is geen sprake. De Guineese delegaties bestonden uit vertegenwoordigers van het ministerie van Buitenlandse Zaken en het ministerie van Veiligheid en Burgerbescherming. Beide ministeries worden genoemd in het Algemeen Ambtsbericht Guinee d.d. 9 september 2011. De bewindspersonen van deze ministeries zijn opgenomen in bijlage 1 van het betreffende ambtsbericht.
Kunt u de Kamer op de hoogte houden van de conclusies van het onderzoek naar de ongeldige reisdocumenten van de vrouw met kinderen? Kunt u daarbij ook verklaren hoe het komt dat uw Dienst vreemdelingen probeert uit te zetten zonder geldige reisdocumenten? Waar is het gezin nu?
De afgegeven reisdocumenten waren geldige reisdocumenten. Uw Kamer wordt over het betreffende gezin voor het eind van 2012 nader geïnformeerd. Omdat het een gezin betreft met minderjarige kinderen, verblijft het gezin op een gezinslocatie.
Welk verband heeft volgens u de aangifte tegen de DT&V van advocaat Frank van Haren met het justitieel onderzoek waar de Guineese ambassade in Brussel om verzoekt? Waarom doet u niets met de toch ernstige signalen van de Brusselse ambassade en neemt u deze niet serieus?
Op NOS-teletekst werd in eerste instantie gemeld dat de Guineese ambassade zou hebben verzocht om een justitieel onderzoek. In de bron van dit bericht, het NOS-achtuurjournaal van zaterdag 6 oktober jl., stelt de Guineese ambassade echter dat het Nederland vrij staat de achtergrond van de delegatieleden te onderzoeken. Van een verzoek van de Guineese ambassade tot een justitieel onderzoek is derhalve geen sprake.
Voor toezicht op en onderzoek naar de manier waarop de Nederlandse overheid invulling geeft aan gedwongen vertrek is in Nederland de Commissie Integraal Toezicht Terugkeer in het leven geroepen. Justitieel onderzoek lijkt mij dan ook niet aan de orde.
Wilt u deze vragen met spoed beantwoorden? Bent u toch bereid om uitzettingen van Guineeërs, inclusief die van deze moeder met twee kinderen, op te schorten en degenen die uit de opvang zijn gezet of verdwenen zijn weer terug in de opvang te nemen totdat deze kwestie grondig is onderzocht?
Ik zie geen reden om de uitzettingen van Guineeërs op te schorten. Uw Kamer wordt over het betreffende gezin voor het eind van 2012 geïnformeerd.
Gedwongen prostitutie en mensenhandel |
|
Myrthe Hilkens (PvdA) |
|
Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Kent u de uitzending «Naar de bron van mensenhandel»1 en «Blog: Gedwongen of vrijwillig achter het raam»?2
Ja.
Hebt u door de genoemde uitzending dan wel de blog nieuwe feiten ten aanzien van mensenhandel leren kennen? Zo ja, welke feiten zijn dat?
De uitzending en het blog bevatten voor mij geen nieuwe feiten.
Deelt u de mening dat de uitzending en blog wederom duidelijk maken dat het probleem van mensenhandel niet alleen in Nederland maar ook bij de bron dient te worden aangepakt? Zo ja, bent u in overleg met uw collega's uit andere landen, waaronder Hongarije, over dit probleem? Zo ja, wat zijn de resultaten daarvan tot nu toe? Zo nee, bent u voornemens dit alsnog te doen?
Bron- en bestemmingslanden hebben een gezamenlijke verantwoordelijkheid om mensenhandel aan te pakken en nauwe samenwerking tussen deze landen is daarbij van groot belang. Vertegenwoordigers van het ministerie van Veiligheid en Justitie, het Openbaar Ministerie en de politie zijn in overleg met de autoriteiten in Hongarije om de samenwerking te versterken. Hierbij wordt gebruik gemaakt van de uitgebreide ervaring die OM en politie hebben opgedaan in vergelijkbare mensenhandelprojecten met bronlanden als Bulgarije en Roemenië. Mede in het licht van de motie Schouten van 6 december 20113 – waarin de regering werd verzocht zich actiever in te zetten voor slachtoffers van mensenhandel uit Roemenië, Bulgarije en Hongarije – wordt veel aandacht geschonken aan het opzetten van samenwerkingsprojecten en structureel overleg met deze landen.
Politiesamenwerking tussen Hongarije en Nederland op het gebied van mensenhandel bestaat al langer, maar is vanwege het toenemende aantal Hongaarse slachtoffers het afgelopen jaar in een stroomversnelling geraakt. Zo is begin 2012 aan de politie gevraagd om een project voor niet-operationele samenwerking met Hongarije op te zetten. Het bezoek van de Hongaarse politie aan Nederland, dat ook in de Nieuwsuur uitzending te zien was, was onderdeel van dat project. De Hongaarse politie heeft eerder dit jaar aan Nederland voorgesteld om als onderdeel van het EMPACT-project mensenhandel4 een bilateraal operationeel afstemmingsoverleg met Nederland op te richten dat 2 à 3 keer per jaar bijeenkomt om de lopende opsporingsonderzoeken te bespreken. In een groot aantal opsporingsonderzoeken waarin sprake is van Hongaarse daders en Hongaarse slachtoffers wordt samengewerkt met de Hongaren. Wanneer dit nodig is wordt samenwerking gezocht en verkregen. De Hongaren nemen actief deel aan het EMPACT-project en horen bij de lidstaten die de meeste informatie aanleveren bij Europol.
Wat gebeurt er in Hongarije, bijvoorbeeld aan voorlichting, om vrouwen duidelijk te maken wat hun lot in Nederland kan zijn als zij hier al dan niet vrijwillig in de prostitutie terecht komen?
Voorlichting in Hongarije over de gevaren van mensenhandel is uiteraard een verantwoordelijkheid van de Hongaarse overheid. Nederland steekt daarbij wel een helpende hand toe. Zo hebben de ambassades van Nederland en een aantal andere landen in Hongarije samen met het Hongaarse ministerie van Binnenlandse Zaken afgelopen zomer awareness-activiteiten over mensenhandel georganiseerd tijdens het jaarlijkse Sziget Festival te Boedapest. Ten aanzien van voorlichting over arbeidsmigratie in het algemeen wordt er in overleg met Hongarije gewerkt aan de verspreiding van de folder «Nieuw in Nederland»5. Hoewel de folder niet specifiek gericht is op vrouwen die in de prostitutie terecht komen, wordt daarin wel gewezen op het risico van uitbuiting en wordt geadviseerd om bij uitbuiting contact op te nemen met de Inspectie SZW, Meld Misdaad Anoniem of de NGO Fairwork.
Hoe en op welke termijn verwacht u dat de Europese plannen ten aanzien van de bestrijding van mensenhandel, zoals opgenomen in de desbetreffende Europese richtlijn en uitgewerkt in de Mededeling over de «EU-strategie voor de uitroeiing van mensenhandel 2012–2016», vruchten gaan afwerpen? Welke concrete, afrekenbare doelen worden er gesteld en welke instrumenten worden daarbij voorgesteld?
De EU-Lidstaten moeten de EU-mensenhandelrichtlijn op 6 april 2013 hebben geïmplementeerd in hun nationale wetgeving en beleid. De EU-mensenhandelstrategie loopt van 2012 tot 2016 en bevat zeer concrete doelen. Nederland draagt op vele manieren bij aan de uitvoering van deze strategie, onder adere door de reeds genoemde bilaterale operationele en niet-operationele samenwerking met Bulgarije, Roemenië en Hongarije en door de leidende rol die Nederland samen met het Verenigd Koninkrijk speelt in het EMPACT-project mensenhandel. Nederland neemt bovendien deel aan een project om richtlijnen op te stellen voor de identificatie van slachtoffers van mensenhandel (een project dat genoemd wordt onderaan pagina 6 van de strategie), organiseert een grote EU-conferentie in 2013 over multidisciplinaire samenwerking tegen mensenhandel samen met Polen en Cyprus en verzorgt trainingen over arbeidsuitbuiting in 14 landen in Midden- en Oost-Europa.
Is het waar dat er vrouwen op de Wallen aanwezig zijn die niet eens in staat zijn aangifte te doen tegen welk misbruik dan ook? Zo ja, wat kunt u doen om specifiek deze groep extra kwetsbare vrouwen te beschermen? Zo nee, wat is er dan niet waar?
Mensenhandel is een ernstig misdrijf dat een grote impact heeft op de slachtoffers. Het komt regelmatig voor dat slachtoffers bijvoorbeeld te angstig zijn om aangifte te doen. Het beleid is er dan ook op gericht om mensen die in aanraking komen met mogelijke slachtoffers bewust te maken van of te trainen op het herkennen van signalen van mensenhandel. Zo worden opsporingsfunctionarissen en toezichthouders getraind en worden er verschillende voorlichtingscampagnes op dit terrein gevoerd.6 Een van deze campagnes heb ik op 13 juni jl. gelanceerd. Dit betrof een campagne van stichting M (Meld Misdaad Anoniem) om klanten van prostituees te stimuleren informatie over mensenhandel te melden bij politie of stichting M. Met de signalen kunnen politie en OM de mensenhandelaren aanpakken en de slachtoffers uit hun benarde situatie bevrijden. Er zijn opvangvoorzieningen waar de slachtoffers vervolgens in een veilige omgeving zorg en hulp krijgen.
Beschikt u, als de Wet regulering prostitutie en bestrijding misstanden seksbranche, in de Eerste Kamer wordt aangenomen over meer mogelijkheden om vrouwen die gedwongen in de prostitutie zitten, te helpen? Zo ja, welke mogelijkheden zijn dit? Kan op grond van het gesprek dat met een vrouw moet worden gevoerd voor dat zij als prostituée werkzaam mag worden (artikel 6 van het wetsvoorstel), ook gevraagd worden naar signalen die op dwang duiden?
Zoals u wellicht weet heb ik de Eerste Kamer verzocht de behandeling van het wetsvoorstel Regulering prostitutie en bestrijding misstanden seksbranche aan te houden. Ik beraad mij momenteel op mogelijke vervolgstappen.
Deelt u de mening dat, ook al voelen veel buitenlandse prostituees in Nederland zich niet uitgebuit of ook al ondernemen zij niets om uit hun situatie te komen, zij naar de maatstaven van uitbuiting, zoals bedoeld in het Wetboek van strafrecht (Sr), wel degelijk uitgebuit worden? Zo ja, in hoeverre kan, ook als het slachtoffer zelf geen aangifte doet, een actief opsporings- en vervolgingsbeleid mensenhandel tegengaan? Zo ja, in hoeverre gebeurt dit ook?
Het komt voor dat slachtoffers van mensenhandel niets ondernemen om uit hun situatie te komen. Slachtoffers weten of durven vaak de weg naar politie of hulpverleningsinstanties niet te vinden. Het opsporings- en vervolgingsbeleid betreffende mensenhandel is er dan ook op gericht, zoals vermeld in antwoord op vraag 6, om actief signalen op te pikken en niet alleen op te treden naar aanleiding van een aangifte door het slachtoffer. Naast bewustwordingscampagnes en de training van opsporingsfunctionarissen en toezichthouders worden diverse integrale opsporings- en handhavingsacties uitgevoerd om uitbuiting tegen te gaan. Zo is naar aanleiding van ernstige signalen van mensenhandel op 23 maart 2012 een grootschalige actie tegen internationale mensenhandel uitgevoerd op het Baekelandplein in Eindhoven7. Een soortgelijke actie vond vorig jaar plaats in de Doubletstraat in Den Haag.
Hoeveel vervolgingen wegens mensenhandel of uitbuiting (artikel 273f Sr) worden er naar schatting per jaar gedaan op grond van een aangifte en hoe vaak gebeurt dat ambtshalve?
In de registratiesystemen van het Openbaar Ministerie wordt geen onderscheid gemaakt tussen een ambtshalve vervolging of een vervolging die is ingesteld naar aanleiding van een aangifte.
Toegenomen geweld tegen politieagenten |
|
Ahmed Marcouch (PvdA) |
|
Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Meer geweld tegen politie»?1
Ja.
Deelt u de conclusie van de website www.geweldtegenpolitie.nl dat het geweld tegen politieagenten is toegenomen? Zo ja, hoe komt dat dat geweld is toegenomen? Zo nee, waarom niet?
De cijfers op geweldtegenpolitie.nl zijn gebaseerd op persberichten van de politie. Ze gaan over twee opeenvolgende kwartalen van dit jaar, waaruit blijkt dat in het derde kwartaal 171 incidenten meer zijn gemeld dan in het tweede kwartaal. Dat wil echter niet zeggen dat het aantal geweldsincidenten is gestegen; immers, niet elk geweldsincident tegen de politie leidt tot een persbericht. Nadere conclusies kunnen op basis van dit onderzoek niet getrokken worden. Wel geeft het een beeld van het vraagstuk «geweld tegen de politie».
Uit belevingsonderzoek vanuit het programma Veilige Publieke Taak (3) blijkt – in tegenstelling tot andere groepen van overheidswerknemers – dat het aantal slachtoffers van agressie en geweld bij de politie én de frequentie van het aantal incidenten de afgelopen jaren stabiel is gebleven (ongeveer driekwart van het politiepersoneel is slachtoffer van agressie en geweld). Het gaat dan overigens om politiepersoneel met publiekscontacten.
Is het mogelijk om louter aan de hand van persberichten een inventarisatie te maken van geweld tegen politieagenten en daaruit conclusies te trekken over toe- dan wel afname van het geweld tegen politieagenten? Zo ja, hoe betrouwbaar zijn een dergelijke inventarisatie dan wel conclusies? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Hoe verhouden de cijfers en conclusies van de genoemde website zich tot de gegevens waar u zelf over beschikt?
Zie antwoord vraag 2.
Zijn de cijfers en conclusies van de genoemde website voor u aanleiding om u beleid ten aanzien van het tegengaan van geweld tegen politieagenten te veranderen? Zo ja, op welke wijze gaat u uw beleid veranderen? Zo nee, waarom niet?
De cijfers en conclusies van de genoemde website zijn voor mij geen aanleiding om het beleid te veranderen. Ik heb een aantal forse maatregelen genomen op het gebied van de daderaanpak, zwaarder straffen en het versterken van de weerbaarheid. De effecten daarvan zijn merkbaar, maar het heeft tijd nodig om zijn volle effect te bereiken.
Agressie en geweld zijn wel meer zichtbaar geworden de afgelopen jaren. Dit lijkt een gevolg van een grotere bewustwording bij politieambtenaren van de norm dat agressie en geweld onacceptabel zijn. Daarnaast worden politieambtenaren gestimuleerd om agressie en geweld te melden en te registreren, conform de uitvoeringsregeling «Geweld tegen politieambtenaren» die februari 2010 in werking is getreden. Dit leidt tot een verhoging van het aantal aangiftes.
Zegt de wijze waarop politieregio’s geweld tegen agenten in de publiciteit brengen iets over de omgang met en aanpak van dat geweld? Zo ja, wat zegt dat dan? Zo nee, waarom niet?
Nee. Geweld tegen de politie is onaanvaardbaar en het terugdringen hiervan is voor mij een belangrijke prioriteit. Er zijn landelijke afspraken vastgesteld voor de opsporing en vervolging van zogenoemde «Veilig Publieke Taak-zaken». Uitgangspunt is zero tolerance en áltijd vervolging instellen.
Binnenkort zal uw Kamer worden geïnformeerd over de uitkomsten van de evaluatie van de naleving van de Eenduidige Landelijke Afspraken (ELA) tussen Politie en OM.
Over het convenant leegstand kantoren |
|
Albert de Vries (PvdA) |
|
Melanie Schultz van Haegen (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Oprichting sloopfonds kantoren loopt spaak»?1
Ja.
Klopt de veronderstelling in dit artikel dat, nu een aantal gemeenten heeft aangegeven zich te verzetten tegen een sloopfonds waarin publieke middelen zouden worden opgenomen, de steun van de Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG) voor het Convenant aanpak leegstand kantoren is ingetrokken?
De steun van de VNG voor het convenant aanpak leegstand kantoren is niet ingetrokken.
Momenteel is mijn ministerie in gesprek met die gemeenten die op dit moment aan de VNG hebben aangegeven nog met vragen te zitten betreffende het convenant leegstand kantoren om te verkennen waar mogelijke discussiepunten liggen. Ik heb er vertrouwen in dat alle partijen hun verantwoordelijkheid nemen.
Deelt u de mening dat – aangezien in het convenant (art 5.1) is opgenomen dat het mogelijk is een regionaal kantorenfonds op te richten en het derhalve geen verplichting is voor de provincies en gemeenten – er daarom ook geen reden voor paniek hoeft te zijn?
Ik deel uw mening dat er geen reden is voor paniek. Marktpartijen en overheden hebben de mogelijkheid een fonds op te zetten. Hierbij is geen sprake van een verplichting. Het is nadrukkelijk de bedoeling dat de wens om te komen tot een kantorenfonds «van onderop komt» en er in een regio voldoende draagvlak bij de betrokken eigenaren is om een heffing aan een eventueel kantorenfonds te betalen.
Is er al één of zijn er al enkele voorstellen van regionale fondsen, zoals bedoeld in artikel 5.2 van het convenant, waar gesproken wordt van één of enkele voorstellen voor een sloopfonds?
In het convenant is afgesproken «dat één of enkele voorstellen uitgewerkt zullen worden, waarna een keuze en/of verdere detaillering regionaal nader kan worden ingevuld». Momenteel hebben mij nog geen voorstellen bereikt. Overigens worden in enkele gemeenten (Amsterdam, Nieuwegein) wel voorstellen in die richting ontwikkeld.
Wat is uw reactie op de vrees van de Nederlandse Mededingingsautoriteit (NMa) dat sprake kan zijn van prijsopdrijving door de sloop van kantoren? Denkt u met de NMA dat bij onttrekking van 1% of minder van de kantorenmarkt er verstoring of prijsopdrijving plaats zou vinden?
Het uit de markt nemen van kantoren met behulp van een eventueel kantorenfonds heeft tot doel de structurele overcapaciteit die de markt niet zelf kan herstellen uit de markt te nemen, dit valt onder het zogenaamde «crisiskartel». Prijsopdrijving of marktverstoring zijn daarom niet te verwachten.
Welke mogelijkheden ziet u voor vastgoedeigenaren en andere belanghebbenden om sloopfondsen op te richten zónder publieke middelen van gemeenten?
De mogelijkheid tot het oprichten van kantorenfondsen is «van en voor de markt». Het initiatief is afkomstig van de markt zelf. Het oprichten van een kantorenfonds betekent niet per definitie dat er publiek geld in gestopt wordt.
Op welke wijze ziet u toe op de beperking van de nieuwbouw van nieuwe kantoren?
In de SVIR heb ik de sturingsfilosofie uitgedragen dat de besluitvorming zo dicht mogelijk plaatsvindt op het niveau dat het betreft. Gemeenten moeten de ladder voor duurzame verstedelijking gebruiken om al hun ruimtelijke besluiten te motiveren. Voorts is in het convenant vastgelegd dat – conform deze ladder voor duurzame verstedelijking – op regionaal niveau de afstemming van vraag en aanbod zal plaatsvinden.
Hoe staat het met de opdrachten voor het Rijk die zijn opgenomen in het convenant leegstand kantoren (art1, waaronder het oprichten van een expertteam dat gemeenten bijstaat bij kantoortransformatie?
Het Expertteam Kantoortransformatie is inmiddels aan het werk in een aantal gemeenten met grote kantorenleegstand. De overige acties waaraan het rijk zich heeft gecommitteerd in het convenant zijn in gang gezet.
De groeiende verschillen in de kredietverlening tussen grootbedrijf en midden- en kleinbedrijf (MKB) |
|
Kees Verhoeven (D66) |
|
Maxime Verhagen (minister economische zaken, viceminister-president ) (CDA) |
|
![]() |
Kunt u reageren op het artikel «Mkb krijgt lastiger krediet dan grote onderneming»?1
In mijn brief van 31 mei jl. heb ik u een aantal rapporten toegestuurd over de ontwikkeling van de kredietverlening. Diverse indicatoren wijzen op het achterblijven van de vraag in vergelijking met voorgaande perioden. Er is geconstateerd dat het niveau van kredietverlening in Nederland voor het bedrijfsleven als geheel, maar ook voor het grootste deel van het MKB, gemiddeld redelijk in stand is gebleven. Wel zijn leningen en rekening courant krediet van minder dan € 250 000 teruggelopen. Er is sprake van een dalende behoefte aan financiering en er is een oplopend percentage aan bedrijven dat in de monitor aangeeft de externe financiering niet te kunnen realiseren, met als belangrijkste reden een te hoog risicoprofiel in de ogen van banken. Eind van dit jaar zal ik u een nieuwe financieringsmonitor aanbieden, welke verder licht zal werpen op de ontwikkelingen omtrent kredietverlening aan het bedrijfsleven.
Kunt u ingaan op de constatering dat het renteverschil tussen grootbedrijf en MKB altijd al bestaan heeft, maar dat dit de afgelopen vier jaar is gegroeid van 0,5% tot 1,75%?
De rente op kredieten wordt in de markt bepaald. Feit is dat het MKB, door de bank genomen en ongeacht de stand van de conjunctuur, een hogere rente betaalt dan het GB. Hiervoor is een aantal belangrijke oorzaken: de relatief hoge transactiekosten van kleine kredieten, de informatie asymmetrie (minder informatie beschikbaar) bij de financiering van kleine bedrijven, de grotere deskundigheid van grotere bedrijven op financieel gebied, de grotere kwetsbaarheid van MKB bedrijven voor de uitval van personeel en voor het wegvallen van klanten en de lagere solvabiliteit van het MKB in combinatie met een beperkte toegang tot extern eigen vermogen.
Mogelijke verklaringen van het toenemende verschil zijn dat het risico van kredietverlening aan het MKB is toegenomen door de verslechterde economische vooruitzichten. Daar het MKB meer op de Nederlandse markt gericht is kan het verschil in ontwikkeling van de vraag op de binnenlandse markt en bij export een rol spelen. Doordat het MKB sowieso al kwetsbaarder is voor vraagschommelingen kan dit de oploop van het renteverschil verklaren. Daarnaast is van belang dat de toezichtsregels banken stimuleren om risico’s op financieringen, en de verschillen daarin, sterker dan voorheen in de rente te verwerken. Indien dat in het verleden onvoldoende geschiedde, leidt dat tot een algehele stijging van de risico-opslag, dus ongeacht het type onderneming, en tot een relatief sterkere stijging van de opslag bij kredieten aan het MKB.
Overigens blijkt uit cijfers van DNB dat hoewel het renteverschil oploopt, het tarief voor het MKB (leningen van maximaal € 1 mln.) in absolute zin lager is dan voor de crisis en lager is dan het Europese gemiddelde. Voor het MKB is het absolute niveau van de rente van belang, niet het renteverschil tussen grote en kleine leningen.
Vindt u ook dat het MKB de motor van de economie is en dat veel innovaties juist uit deze groep bedrijven voortkomen?
Ja.
Is het waar dat juist de mogelijkheid voor het MKB om te innoveren geschaad wordt door gebrekkig krediet en gebrekkige financiering?
Onvoldoende kredietverlening en financiering kunnen innovatie remmen. Zoals in het antwoord op vraag 1 is aangegeven is de kredietverlening in zijn algemeenheid redelijk op peil gebleven. Wel is het zo dat uit studies naar voren komt dat het MKB een minder breed palet aan financieringsopties heeft dan het grootbedrijf. Inmiddels is een groot aantal initiatieven in ontwikkeling of tot stand gekomen, die deze lacunes op de financieringsmarkt, met name voor het MKB, willen opvullen.
Deelt u de conclusie dat op basis van deze onderzoeksresultaten gezegd kan worden dat het aanvullend pakket voor MKB-financiering dat in de markt is gezet door de ministeries van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie en van Financiën met daarin bijvoorbeeld (de verruiming van) het Borgstellingsregeling MKB (BMKB), de afgelopen jaren onvoldoende effect heeft gehad en dat meer nodig is om het MKB op de been te houden?
Het Innovatiefonds MKB+ is als onderdeel van het aanvullende pakket voor MKB financiering aangekondigd bij de totstandkoming van het huidige kabinet. Één van de onderdelen (fund of fund voor later stage venture capital) zal naar verwachting dit jaar starten. De verruiming van het BMKB budget kan het verkrijgen van financiering ondersteunen op het moment dat de conjunctuur, en daarmee de vraag naar financiering, aantrekt. De wijziging van de BMKB, waarmee de openstelling van deze regeling voor niet-banken is gerealiseerd, is op 19 oktober jl. gepubliceerd. Het lijkt me daarom te vroeg voor een conclusie dat het aanvullend pakket onvoldoende effect heeft gehad. Wel is het gezien de snelle veranderingen op de kapitaalmarkt wenselijk goed de vinger aan de pols te houden zodat we snel signalen oppikken als het instrumentarium niet (meer) voldoet.
Deelt u de mening dat dit probleem een prominente plek moet krijgen op de onderhandelingstafel voor een nieuw kabinet omdat dit direct raakt aan het groeivermogen van Nederland en de weg uit de crisis?
Dat is de verantwoordelijkheid van de partijen die nu aan de onderhandelingstafel zitten.
Kunt u deze vragen beantwoorden ruim voor de begrotingsbehandeling Economische Zaken, Landbouw en Innovatie zodat dit belangrijke thema daar besproken kan worden?
Middels deze toezending heb ik aan deze wens van u voldaan.
De falende postbezorging van Post.nl |
|
Sharon Gesthuizen (GL) |
|
Henk Bleker (staatssecretaris economische zaken) (CDA) |
|
![]() |
Wat is uw reactie op het bericht «Nog altijd grote problemen bij postbezorging PostNL»1 waarin de voortdurende problemen bij de postbezorging door PostNL worden belicht?
Deelt u de mening dat, gezien de grote hoeveelheid meldingen in slechts twee maanden, het hier om grote problemen gaat waar spoedig een oplossing voor gevonden moet worden? Zo ja, welke stappen gaat u ondernemen om PostNL ertoe te bewegen serieus werk te maken van de problemen? Kunt u uw antwoord toelichten? Zo nee, waarom niet?
Voldoet PostNL nog altijd aan de gestelde eisen van de universele postdienst (UPD) nu blijkt dat de problemen van de postbezorging nog altijd niet zijn opgelost? Is de OPTA met de huidige onderzoekssystematiek is staat dit naar behoren te monitoren?
Bent u de mening toegedaan dat door een gebrek aan gekwalificeerd personeel de kwaliteit van de postbezorging met grote passen achteruit gaat? Is het gevoerde personeelsbeleid van PostNL hiervan mede de oorzaak? Kunt u uw antwoord toelichten?
Over het falen van het Hongaarse asielbeleid |
|
Martijn van Dam (PvdA) |
|
Leers |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van het bericht «Hongaars asielbeleid zwaar onder vuur»?1 Heeft u tevens kennisgenomen van het de opmerkingen van Vluchtelingenwerk Nederland, dat het Hongaarse asielbeleid «een farce» is?2
Ja.
Is het waar dat zeventig Europese vluchtelingenorganisaties de overige EU-lidstaten hebben opgeroepen om te stoppen met het automatisch terugsturen van asielzoekers die via Hongarije de Europese Unie zijn binnengekomen? Wat is uw reactie op deze oproep?
Op 25 september 2012 heeft de koepelorganisatie European Council on Refugees and Exiles (ECRE) een openbare brief gestuurd aan het voorzitterschap van de EU met het verzoek om vanuit de lidstaten geen asielzoekers meer onder toepassing van de Dublin-verordening (343/2003/EU) terug te sturen naar Hongarije. Ter verklaring van dit verzoek verwijst ECRE onder meer naar eerder door de UNHCR opgestelde rapporten over het asielbeleid en asielstelsel in Hongarije. Kern van de door UNHCR en ECRE geuite kritiek en zorg is dat asielzoekers het risico zouden lopen vanuit Hongarije te worden teruggestuurd naar Servië zonder dat er voorafgaand een inhoudelijke behandeling van het asielverzoek heeft plaatsgevonden. Dit omdat de Hongaarse autoriteiten Servië beleidsmatig zouden beschouwen als een veilig derde land. Daarnaast zouden, volgens de genoemde rapporten, de onder de Dublin-verordening terugkerende asielzoekers in Hongarije het risico lopen dat hun asielaanvraag als een herhaalde aanvraag wordt behandeld. Ook zou voor hen het risico op willekeurige detentie bestaan.
In een brief van 11 oktober 2012 heeft de Hongaarse minister van Binnenlandse Zaken zijn reactie op deze kritieken gegeven. Deze brief is gepubliceerd op de website van de Hongaarse overheid3. In de brief beklemtoont de Hongaarse minister dat het naleven van de internationale verplichtingen jegens asielzoekers in het Hongaarse stelsel is gewaarborgd. De minister geeft aan dat ieder asielverzoek van een vreemdeling, die in het kader van de Dublin-verordening terugkeert, individueel wordt bezien. Ook benadrukt de minister dat asielzoekers gedurende de eerste beoordelingsprocedure worden ondergebracht in een open opvanglocatie. Tot slot wijst de minister erop dat de Hongaarse regering een aantal wetswijzigingen op het terrein van asiel en migratie heeft voorgelegd aan het nationale parlement.
Gelet op deze reactie van de Hongaarse regering ga ik ten opzichte van Hongarije uit van het interstatelijk vertrouwensbeginsel, dat de kern vormt van het Dublinsysteem. Ik zie derhalve geen aanleiding om de uitvoering van de Dublin-verordening ten opzichte van Hongarije op te zeggen.
Deelt u de mening van de organisaties dat Hongarije een puinhoop maakt van haar vluchtelingenbeleid? Voldoet Hongarije naar uw mening nog aan het Europese asiel acquis, waarin de randvoorwaarden voor fatsoenlijke asielregels, opvang en detentieomstandigheden zijn opgenomen? Wat zijn de objectieve feiten over de omstandigheden voor en de in- en uitstroom van asielzoekers in/naar Hongarije?
Zoals geantwoord op vraag 2 zie ik geen aanleiding om het interstatelijk vertrouwensbeginsel ten opzichte van Hongarije ten aanzien van het naleven van de internationale asielrechtelijke verplichtingen op te zeggen.
Blijkens de database van Eurostat4 betrof het totaal aantal asielaanvragen in 2011 1695 aanvragen. In 2011 heeft Hongarije 895 beslissingen op asielaanvragen genomen.
Is het waar dat Hongarije asielzoekers standaard in detentie houdt, in afwachting van de uitslag van de procedure? Komt het voor dat ze daarna naar Servië worden teruggestuurd, waar ze opnieuw worden opgesloten?
Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 2 heeft de Hongaarse minister van Binnenlandse Zaken laten weten dat asielzoekers niet standaard in bewaring worden gehouden. Ook heeft hij laten weten dat de asielverzoeken van personen die in het kader van de Dublin-verordening terugkeren individueel worden beoordeeld.
Deelt u de mening dat Europa maximale druk op Hongarije moet uitoefenen om te waarborgen dat het asielzoekers fatsoenlijk behandelt en zich houdt aan de afspraken? Welke stappen hieromtrent zijn in Europa reeds gezet? Is Nederland bereid om hier bij de komende toppen en JBZ-Raad een stevig punt van te maken? Zouden sancties tegen Hongarije uiteindelijk een effectief middel kunnen zijn?
In de genoemde brief van 11 oktober 2012 heeft de Hongaarse regering gereageerd op de geuite kritieken op haar asielstelsel. In deze reactie zie ik geen reden om de Hongaarse regering in de JBZ-Raad aan te spreken op het nakomen van haar verantwoordelijkheden.
Deelt u de mening dat landen als Hongarije, die hun asielsysteem niet op orde hebben, hun verantwoordelijkheid ontlopen als het gaat om het opnemen en fatsoenlijk behandelen van asielzoekers, en die verantwoordelijkheid, ook qua instroom,3 daardoor meer bij de Noordelijke en Westelijke lidstaten komt te liggen? Hoe kan de EU komen tot een eerlijke deling van verantwoordelijken op dit punt?
Gelet op wat in de genoemde brief van 11 oktober 2012 door de Hongaarse regering wordt aangegeven, deel ik de mening dat Hongarije zijn verantwoordelijkheid ontloopt niet. Dit laat onverlet dat het aantal asielverzoeken in de lidstaten van de EU sterk verschilt. Mijn inzet is er daarom op gericht dat zo snel als mogelijk met het Europees Parlement overeenstemming wordt bereikt over de onder het gemeenschappelijk Europees asielstelsel (GEAS) vallende wetgeving. De dan volgende uitdaging ligt in een vlotte implementatie van deze wetgeving in de EU lidstaten. Pas hierna is het aan de lidstaten gezamenlijk te bezien of er (nieuwe) verdeelsleutels ten aanzien van asielaanvragen kunnen worden vastgesteld.
Zijn er meer Oost Europese lidstaten waar de omstandigheden voor en de instroomcijfers van asielzoekers relatief slechter, respectievelijk lager zijn in vergelijking met de noordelijke en westelijke lidstaten? Wat is hiervan de oorzaak?
In de huidige situatie bestaan er verschillen in onder andere de opvangvoorzieningen en het gevoerde landgebonden asielbeleid tussen de 27 lidstaten. Deze verschillen dragen sterk bij aan de secundaire migratiestromen binnen de EU. Vandaar dat de inzet van Nederland is gericht op een voortvarende totstandkoming van een GEAS.
Is het waar dat Hongarije, net als vele andere lidstaten, geen vluchtelingen opneemt op basis van hervestiging? Wat is uw mening hierover? Zouden niet alle lidstaten, net als onder meer Nederland, Zweden, Groot-Brittannië en Denemarken, verplicht moeten zijn om een bepaald aantal uitgenodigde vluchtelingen op te nemen? Zo nee, waarom niet?
Hervestiging vindt plaats op vrijwillige basis. Lidstaten bepalen derhalve zelf of zij deelnemen en hoeveel personen zij willen hervestigen. Hongarije neemt in 2012 deel aan hervestiging voor een beperkt aantal personen. Ik acht het wenselijk dat zo veel mogelijk EU-lidstaten deelnemen aan het hervestigingsprogramma van de UNHCR.
Worden de grenzen van Hongarije afdoende bewaakt? Is het land een doorreishaven van veel vreemdelingen en asielzoekers naar de rest van Europa? Hoeveel asielzoekers zijn er de laatste jaren op grond van het Dublinverdrag teruggestuurd naar Hongarije?
Migranten die de buitengrenzen van het Schengen-gebied illegaal oversteken, proberen in veel gevallen door te reizen naar andere lidstaten. De Hongaarse autoriteiten worden door Frontex ondersteund om het grenstoezicht aan de EU-buitengrens verder te verbeteren. Aan de Frontex-operaties in Hongarije heeft Nederland bijgedragen.
In de periode 2008–2011 zijn circa 70 personen op grond van de Dublin- verordening overgedragen aan Hongarije.
Het buitenspel zetten van makelaars bij tijdelijke verhuur |
|
Barbara Visser (VVD) |
|
Liesbeth Spies (CDA) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van het artikel «het buitenspel zetten van makelaars bij tijdelijke verhuur»?1
Ja.
Is het waar dat woningbezitters die hun huis tijdelijk willen verhuren door de grote banken, waaronder staatsbank ABN-AMRO, worden verplicht, dan wel zeer streng worden aangeraden om zich te wenden tot slechts drie door hen geselecteerde partijen en hierdoor alle andere partijen op de (tijdelijke) verhuurmarkt worden uitgesloten door de banken? Zo ja, welke partijen? Zo nee, wat klopt er dan wel van deze berichtgeving?
In hypotheekvoorwaarden wordt verhuur van de woning veelal verboden. Banken moeten daarom toestemming geven voor tijdelijke verhuur op grond van de Leegstandwet. Omdat bij verhuur op grond van de Leegstandwet de huur bij verkoop van de woning eenvoudig kan worden opgezegd staan banken, zoals ook is gemeld in de brief van 17 januari 2012 over ondermeer tijdelijk huren en de Leegstandwet (Kamerstukken II 2011–2012, 27 926 nr. 178) hier in het algemeen positief tegenover. De Nederlandse Vereniging van Banken (NVB) heeft dit deze zomer nogmaals bevestigd, naar aanleiding van een rondvraag bij diverse banken.
In bovengenoemd Telegraaf-artikel worden ABN AMRO, ING, SNS Reaal, Van Lanschot en Obvion genoemd als banken die aan het verlenen van toestemming voor tijdelijke verhuur de voorwaarde verbinden dat dit via door hen geselecteerde bemiddelingsbureaus gebeurt.
ABN AMRO geeft aan bij tijdelijke verhuur op grond van de Leegstandwet te werken met enkele «preferred suppliers», te weten Overbruggingsverhuur.nl, Stichting Tijdelijk Twee Woningen en Huisover.nl. De bank geeft klanten een dringend advies om bij tijdelijke verhuur met een van deze partijen in zee te gaan. Het gaat niet om een verplichting.
ING werkt samen met dezelfde drie partijen, en verplicht huiseigenaren met deze partijen te werken wanneer zij toestemming willen krijgen voor tijdelijke verhuur. De ING heeft met enkele andere partijen overleg om dit aantal van drie uit te breiden.
Ook Obvion en SNS geven slechts toestemming voor tijdelijke verhuur als dit via twee door hen geselecteerde partijen gaat. Dit zijn Stichting Tijdelijk Twee Woningen en Overbruggingsverhuur.nl.
Van Lanschot bank geeft aan in het geheel niet met bemiddelingsbureaus samen te werken.
Wat vindt u van het feit dat commerciële makelaars hierdoor effectief uitgesloten zijn van de tijdelijke verhuurmarkt voor particuliere woningeigenaren? Komt de keuzevrijheid voor consumenten hiermee niet in het geding? Deelt u de opvatting dat hierdoor sprake kan zijn van een prijsopdrijvend effect, omdat banken geen andere toetreders tot de markt van makelaars bij tijdelijke verhuur toelaten? Vindt u deze situatie wenselijk voor de woningbezitters, in het licht van het feit dat huizen langer te koop staan en tijdelijke verhuur een optie is die door steeds meer woningbezitters wordt toegepast? Zo nee, kunt u aangeven welke waarborgen er zijn dat zowel de keuzevrijheid als het risico van prijsopdrijving wordt voorkomen? Zo ja, welke acties gaat u ondernemen om deze situatie te veranderen?
Om woonruimte tijdelijk te kunnen verhuren op grond van de Leegstandwet dient een vergunning aangevraagd te worden bij de gemeente, in de huurovereenkomst te worden verwezen naar die vergunning, toestemming te worden gevraagd aan de bank wanneer de hypotheekvoorwaarden verhuur verbieden en navraag te worden gedaan bij de verzekeraar over de dekking van de opstalverzekering bij verhuur.
Zowel het ministerie voor Wonen en Rijksdienst, Vereniging Eigen Huis als de VNG geven op hun websites uitgebreide informatie over verhuur op grond van de Leegstandwet. Vereniging Eigen Huis heeft op haar website een modelhuurovereenkomst beschikbaar voor verhuur op grond van de Leegstandwet. Deze modelhuurovereenkomst voldoet aan de voor Leegstandwet-verhuur geldende voorwaarden.
Banken geven aan in het verleden geconfronteerd te zijn met ondeugdelijke contracten. Dit is zowel voor de bank als voor de eigenaar een probleem; wanneer in het huurcontract niet aan de voorwaarden van de Leegstandwet wordt voldaan geldt de reguliere huurbescherming en kan de huur bij verkoop niet worden opgezegd. Om die reden hebben bovengenoemde banken er voor gekozen om tijdelijke verhuur op grond van de Leegstandwet uitsluitend toe te staan wanneer dit door een bemiddelingsbureau wordt geregeld waarvan zij weten dat dit correcte huurovereenkomsten hanteert.
Onder welke voorwaarden banken hun toestemming voor tijdelijke verhuur geven, kan ik uiteraard niet voorschrijven. Dat valt onder de bevoegdheid van de hypotheekbanken zelf, zo lang zij zich daarbij aan geldende wet- en regelgeving houden. Desalniettemin acht ik een verplichting voor een woningeigenaar om gebruik te maken van bepaalde bemiddelingsbureaus in het algemeen niet wenselijk voor de hypotheekverstrekkers enerzijds en woningeigenaren anderzijds.
Banken zouden erbij gebaat zijn zorg te dragen voor een concurrerend klimaat op de markt voor de bemiddeling bij tijdelijke verhuur in geval van leegstand, waardoor ook op termijn kwalitatief goede bemiddeling is gewaarborgd. Dit kan bijvoorbeeld door objectieve criteria te stellen waaraan de bemiddeling zou moeten voldoen, in plaats van specifieke bemiddelingsbureaus te verplichten of aan te bevelen.
Woningeigenaren kunnen zelf tijdelijke verhuur op grond van de Leegstandwet gemakkelijk regelen, aan de hand van de informatie die ondermeer door Vereniging Eigen Huis en het ministerie voor Wonen en Rijksdienst beschikbaar is gesteld. Wanneer eigenaren behoefte hebben aan hulp van een bemiddelingsbureau, makelaar of andere adviseur, zouden ze dat mijns inziens zelf moeten kunnen kiezen. Ik kan me daarbij wel voorstellen dat banken hen bij de keuze van een adviseur ondersteunen.
Ik zal hierover in overleg treden met de betreffende banken.
Wat vindt u ervan dat banken in het artikel aangeven dat de commerciële makelaars niet in staat zijn geweest om deugdelijke contracten af te sluiten, waardoor er extra werkbelasting wordt veroorzaakt en banken meer risico’s lopen omdat woningen onverzekerd kunnen blijken bij schade door slechte afspraken? Vindt u de door de banken getroffen maatregel proportioneel in relatie tot de risico’s die zij mogelijk lopen en de consequentie dat woningbezitters beperkt worden in hun keuzevrijheid? Bent u bereid om met de banken alternatieve mogelijkheden te bespreken om «slechte afspraken» te voorkomen, zoals modelhuurovereenkomsten?
Zie antwoord vraag 3.
Deelt u de opvatting dat, gelet op het feit dat in het artikel wordt gesproken over malafide praktijken bij tijdelijke verhuur en wordt gesteld dat er een goede screening van de huurder nodig is om eventuele malafide praktijken te voorkomen, malafide praktijken moeten worden aangepakt en dat dit verankerd moet worden in de herziening van de Leegstandswet?
Een woningeigenaar die zijn woning wil verhuren doet er goed aan om zich te verdiepen in wat er allemaal komt kijken bij verhuur. Vereniging Eigen Huis geeft op haar website tips waar op moet worden gelet. Een goede verhuurmakelaar zal in dezelfde geest te werk gaan.
Een goede screening van huurders is bovenal in het belang van de verhuurder, en hoeft niet wettelijk te worden verplicht. Wanneer een huurder illegale praktijken uitoefent in de gehuurde woning, dan kan de verhuurder het huurcontract opzeggen. Eventuele schade kan middels een civielrechtelijke procedure op de huurder worden verhaald. Dat kan eventueel ook bij de verhuurbemiddelaar, indien kan worden aangetoond dat deze weet en/of profijt heeft gehad van de illegale praktijken van de huurder.
Ik heb eerder aangegeven, naar aanleiding van vragen van het lid De Boer (Kamerstukken II 2011–2012, Aanhangsel nr. 1442), dat de aanpak van malafide praktijken door makelaars niet gepaard moet gaan met meer regels. Overigens merk ik op dat illegale praktijken door huurders zich bij alle verhuurde woningen kunnen voordoen, niet alleen bij tijdelijk verhuurde woningen. Een aanpassing van de Leegstandwet ligt om deze redenen dan ook niet voor de hand.
Een Amerikaans rapport inzake gedragingen van Chinese telecombedrijven |
|
Frans Timmermans (PvdA) |
|
|
|
![]() |
Kent u het rapport van de inlichtingencommissie van het Amerikaanse Huis van Afgevaardigden, waarin de Chinese telecombedrijven Huawei en ZTE worden beschuldigd van «cyberoorlogvoering» en «online spionage»?
Zo ja, hoe beoordeelt u de inhoud van het rapport en welk oordeel hecht u aan de alarmerende conclusie dat de genoemde Chinese bedrijven een bedreiging vormen voor de Amerikaanse nationale veiligheid?
Deelt u de mening dat in het rapport geen hard bewijs wordt geleverd voor de spionagepraktijken en dat alleen verwezen wordt naar niet nader gespecificeerde «merkwaardige of alarmerende incidenten» met apparatuur van Huawei en ZTE?
Hebben zich ook in Nederland en in andere Europese landen waar genoemde bedrijven actief zijn, «merkwaardige of alarmerende incidenten» met die apparatuur voorgedaan? Zo ja, kunt u deze melden?
Hoe beoordeelt u de Chinese reacties, die erop neerkomen dat het Amerikaanse rapport een onderdeel is van een politiek spel in de verkiezingscampagne voor de Amerikaanse presidentsverkiezingen of een poging is om de markt af te schermen voor concurrentie?
Zou dit rapport naar uw oordeel gevolgen moeten hebben voor de samenwerking van KPN (of andere Nederlandse bedrijven) met Huawei en ZTE? Zo ja, welke gevolgen zouden hieraan verbonden moeten worden? Zo nee, waarom niet?
Bent u bereid deze kwestie voor te leggen aan de Cyber Security Raad, ten einde van deze raad een oordeel te ontvangen over eventuele bedreigingen voor de nationale veiligheid? Zo nee, waarom niet?
Het miljoenentekort bij basisscholen Oost |
|
Harm Beertema (PVV) |
|
Marja van Bijsterveldt (CDA) |
|
![]() |
Bent u bekend met het artikel «Reorganisatie nodig bij basisscholen Oost»?1
Ja, daar ben ik mee bekend.
Hoe gaat het tekort van ruim tien miljoen euro, dat de gezamenlijke Amsterdamse basisscholen leden, gedekt worden?
Ik heb mij over dit onderwerp laten informeren door de gemeente Amsterdam. Uit gemeenteraadsstukken van de stad Amsterdam blijkt dat er meer schoolbesturen zijn met tekorten. Uit de jaarcijfers van 2010 blijkt dat het gaat om € 10,8 mln. Uit dezelfde stukken blijkt dat het hier soms bewust beleid betreft om reserves af te bouwen, of omdat er een grote investering is gedaan. De schoolbesturen zijn zelf verantwoordelijk voor hun financiën en financiële beleid. Zij dienen zelf eventuele tekorten te dekken. De meeste besturen hebben hier nog voldoende (algemene) reserves voor. Als dat niet het geval is dienen zij een reorganisatieplan op te stellen en uit te voeren.
Deelt u de mening dat het schoolbestuur én de Raad van Toezicht van STAIJ2 ernstig hebben gefaald? Zo nee, waarom niet? Zo ja, vindt u dat dit gevolgen moet hebben voor de Raad van Toezicht en daarmee voor (de voorzitter van) het stadsdeelbestuur?
In het geval van STAIJ is de stadsdeelraad toezichthouder en is er niet gekozen voor een Raad van Toezichtmodel. Het stadsdeel geeft STAIJ en zichzelf eerst een serieuze kans om in een verhelderde onderlinge relatie zorg te dragen voor een goede sturing op het openbaar onderwijs in stadsdeel Oost. Die verheldering vereist onder meer een verscherpte inrichting van het toezicht door respectievelijk het stichtingsbestuur en de deelraad Oost.
De gemeente Amsterdam is voornemens om de toezichthoudende rol op het openbaar onderwijs- nu belegd bij de stadsdelen- te herzien. Stad en stadsdelen zijn hierover al in gesprek.
Vindt u het verstandig dat het politieke bestuur, in dit geval het stadsdeelbestuur, fungeert als Raad van Toezicht van een schoolbestuur?
Met het aannemen van de wet Goed onderwijs goed bestuur heeft uw Kamer vanwege de bestuurlijke variëteit en de vrijheid van inrichting besloten om de vormgeving van het interne toezicht vrij te laten. Bijzonder en openbaar onderwijs kunnen zelf bepalen welk bestuurlijk model het best past bij de eigen situatie. De gemeenteraad kan, net als voorheen, zelf als toezichthouder blijven functioneren of zij kan een raad van toezicht instellen. Als de gemeente toezichthouder blijft, oefenen de gemeenteraadsleden het toezicht op het verzelfstandigd openbaar onderwijs uit. Als gekozen wordt voor het raad van toezichtmodel, benoemt de gemeente de leden van de raad van toezicht, behoudens een aantal leden dat wordt benoemd op bindende voordracht van ouders en de medezeggenschapsraad.
Uit de statuten van de stichting blijkt dat de stadsdeelraden van Oost-Watergraafsmeer en Zeeburg als gemeentelijke toezichthouder van de stichting STAIJ fungeren. Dit is dus een figuur die past binnen de wet op het primair onderwijs.
Waarom is de eindverantwoordelijke voorzitter van het stadsdeel /Raad van Toezicht niet eerder in actie gekomen?
Ook voor de beantwoording van deze vraag ben ik te rade gegaan bij het stadsdeelbestuur Oost. In de statuten is opgenomen dat de deelraad mag optreden om de continuïteit van het onderwijsproces te waarborgen voor zover het openbaar onderwijs betreft indien er sprake is van ernstige taakverwaarlozing.
Op het moment dat de financiële problemen bij het stadsdeel bekend waren heeft de verantwoordelijke wethouder Onderwijs de deelraad geïnformeerd en zijn stappen ondernomen (waaronder een financiële analyse van een extern bureau) om te komen tot een verheldering van de situatie en de noodzakelijke maatregelen die genomen dienen te worden, teneinde de continuïteit te kunnen waarborgen.
Het bericht dat het woonrecht van krakers zwaarder weegt dan het belang van ontruimen |
|
Lilian Helder (PVV) |
|
Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Kent u het bericht: «Nederland: Krakers winnen rechtszaak, ontruiming van de baan»?1
Ja.
Is het waar het dat in dit geval het woonrecht van de krakers zwaarder weegt dan het belang van ontruiming?
In deze specifieke zaak heeft de rechter geoordeeld dat het woonrecht van de kraker zwaarder weegt dan het belang van de Staat bij ontruiming van de woning. De Staat is tegen deze uitspraak in hoger beroep gegaan. De uitkomst daarvan is nog niet bekend.
Deelt u de mening dat krakers helemaal niet gezellig ergens willen gaan wonen, maar gewoon criminelen zijn die zich onrechtmatig de toegang tot een pand verschaffen en de boel daar negen van de tien keer gewoon slopen door bijvoorbeeld overal hun behoeften te doen? Zo nee, waarom niet?
Dat kraken kan inhouden dat wordt voorgedrongen op de woningmarkt en eigenaren ook met vernielingen worden geconfronteerd is inderdaad in de wetsgeschiedenis van het kraakverbod als argument naar voren gebracht.
Deelt u de mening dat woonrecht betekent dat men zich kan laten inschrijven voor een huurwoning of een huis kan kopen? Zo nee, waarom niet?
Het woonrecht als zodanig is niet gedefinieerd in de in Nederland geldende wetgeving. In zaken die betrekking hebben op kraken wordt de term woonrecht doorgaans gebruikt in de context van artikel 8 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM), waarin het recht op respect voor een woning is vastgelegd. In de Grondwet is dit uitgewerkt in artikel 12, over de voorwaarden waaronder een woning kan worden binnengetreden. In deze betekenis heeft het woonrecht dus geen betrekking op het verkrijgen van een huur- of koopwoning, maar op de situatie waarin iemand reeds een woning bewoont.
Deelt u de mening dat eigendom het meest omvattende recht is dat een persoon op een zaak kan hebben? Zo nee, waarom niet?
Ja.
Deelt u de mening dat de zogenaamde belangenafweging het nieuwe artikel 138a van het Wetboek van Strafrecht (Sr) doorkruist? Zo nee, waarom niet?
Nee, de Hoge Raad heeft in zijn arrest van 28 oktober 2011 geoordeeld dat naast de wederrechtelijkheid tevens dient te worden getoetst of de in abstracto door de wetgever gegeven voorrang van het belang van de openbare orde en de bescherming van de rechten van derden boven het huisrecht van de kraker, in de concrete omstandigheden van het geval, proportioneel is. Daarbij dient de kraker feiten en omstandigheden aan te voeren en aannemelijk te maken dat in het concrete geval een andere dan door de wetgever gemaakte afweging moet worden gemaakt. De praktijk wijst uit dat de rechter de strafrechtelijke ontruiming vrijwel altijd toestaat.
Wat is de stand van zaken met betrekking tot de spoedcassatie die u hiertegen heeft ingesteld?
Indien u doelt op de reactie van de Staat op de uitspraak van de rechtbank Groningen van 5 oktober 2012, verwijs ik u naar het antwoord op vraag 2.
Indien u doelt op de cassatie die de Staat heeft ingesteld tegen het arrest van het Hof Den Haag van 8 november 2010, waar eerdere Kamervragen over zijn gesteld2, kan ik u mededelen dat de Hoge Raad hierover op 28 oktober 2011 uitspraak heeft gedaan (LJN: BQ9880). In dit arrest heeft de Hoge Raad geoordeeld dat een ontruiming van een kraakpand in beginsel van tevoren bij de krakers moet worden aangekondigd, en dat de uitspraak van de rechter in beginsel moet worden afgewacht, indien de krakers hiertegen een kort geding aanspannen. Een eventueel hoger beroep hoeft niet te worden afgewacht. Daarnaast kan in een aantal in dit vonnis omschreven gevallen meteen worden ontruimd, zonder dat de ontruiming hoeft te worden aangekondigd, en zonder dat een kort geding hoeft te worden afgewacht.
Bent u bereid de wet aan te passen, zodat het doel van het eerdere initiatiefwetsvoorstel, dat heeft geleid tot het huidige artikel 138a Sr, wordt bereikt en krakers altijd strafrechtelijk vervolgd worden? Zo nee, waarom niet?
Ik zie geen aanleiding tot een wetswijziging. Met een consequent ontruimingsbeleid kan het kraken sterk worden ontmoedigd en het aantal gekraakte panden sterk teruggedrongen. In Amsterdam is daar positieve ervaring mee opgedaan.
Amerikaanse waarschuwing voor Chinese telecombedrijven |
|
Harry van Bommel , Sharon Gesthuizen (GL) |
|
Maxime Verhagen (CDA), Uri Rosenthal (VVD) |
|
![]() |
Kent u het bericht «VS waarschuwt voor Chinese telecomproducenten»?1
Ja.
Bent u bekend met de conclusies in het rapport van de Amerikaanse overheidscommissie dat twee Chinese telecombedrijven niet te vertrouwen zijn vanwege de banden met de Chinese overheid en het Chinese leger en dat het beide bedrijven daarom verboden zou moeten worden Amerikaanse bedrijven over te nemen of samenwerkingen in de Verenigde Staten aan te gaan? Hoe beoordeelt u deze conclusies? Kunt u uw antwoord toelichten?
De berichtgeving hierover nemen wij serieus. Het rapport bestaat uit een openbaar en een niet-openbaar gedeelte. Het openbare deel vormt op zich geen aanleiding onze houding tegenover deze twee Chinese telecombedrijven bij te stellen. Er zijn hierin geen bewijzen gevonden dat de nationale veiligheid in het geding is en die om ingrijpen vragen. Wij hebben op dit moment nog niet de beschikking over het niet-openbare gedeelte van het rapport en kunnen de conclusies daaruit – en de onderbouwing daarvan – dus nog niet beoordelen. Mochten nieuwe gegevens daartoe aanleiding geven, dan zal een nadere afweging plaatsvinden.
Welke gevolgen hebben deze bevindingen in het rapport voor de situatie in Nederland? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie antwoord vraag 2.
Heeft Nederland inzicht in de achtergrond van de Amerikaanse beschuldiging dat door Chinese telecombedrijven informatie wordt doorgesluisd aan China?
Zie antwoord vraag 2.
Is het waar dat de Chinese telecombedrijven die zijn beschuldigd van het doorsluizen van informatie aan China, ook in Nederland actief zijn? Indien ja, kunt u aangeven waar en hoe deze bedrijven precies actief zijn?
De bedrijven Huawei en ZTE zijn in Nederland actief. Sinds 2005 heeft Huawei kantoren in Nederland. In Amsterdam staat het Benelux hoofdkantoor en daar zijn ook het EU Supply Chain Center, EU Enterprise Business divisie, EU Spare Part Center, EU Software Center, en EU Account Service Center gevestigd. Verder is één van haar global holding bedrijven in Nederland geregistreerd. In 2011 heeft Huawei Benelux haar staf uitgebreid tot 350 man en heeft Huawei haar European Treasury Center in Nederland gevestigd.
Het bedrijf ZTE heeft in Nederland twee vestigingen, beide in Den Haag, te weten ZTE Netherlands B.V., een marketing en sales organisatie, en ZTE Coöperatief U.A., een holdingmaatschappij.
Wat doet Nederland in het algemeen om het doorsluizen van informatie aan andere landen te voorkomen? Wat doet Nederland specifiek in het geval van de in het artikel genoemde Chinese telecombedrijven om het doorsluizen van informatie aan China te voorkomen? Kunt u uw antwoord toelichten?
De AIVD en de MIVD verrichten permanent onderzoek naar mogelijke inlichtingenactiviteiten van andere landen in Nederland. Het is bekend dat buitenlandse inlichtingendiensten proberen gevoelige politieke, militaire, technisch-wetenschappelijke en economische informatie te verkrijgen. Deze activiteiten kunnen de nationale veiligheid schade toebrengen. Reeds in het jaarverslag 2011 van de AIVD en MIVD is vermeld dat spionage zich in toenemende mate ook in het digitale domein afspeelt. De diensten spannen zich om die redenen in deze activiteiten tijdig te onderkennen, tegen te gaan en/of te voorkomen. Bovendien verhogen de AIVD en de MIVD het bewustzijn over spionagerisico’s door voorlichting te geven, waarbij wordt samengewerkt met het ministerie van Veiligheid en Justitie. Tot nu toe is niet vastgesteld dat netwerkapparatuur van de Chinese telecombedrijven daadwerkelijk wordt gebruikt voor Chinese inlichtingenactiviteiten in Nederland dan wel in andere landen.
Bent u bereid de Verenigde Staten om medewerking te vragen bij het voorkomen dat Chinese telecombedrijven informatie doorsluizen aan China? Indien neen, waarom niet?
Tot nu toe is, zoals hiervoor reeds gesteld, niet vastgesteld dat netwerkapparatuur van de Chinese telecombedrijven daadwerkelijk wordt gebruikt voor Chinese inlichtingenactiviteiten in Nederland dan wel in andere landen. De Verenigde Staten zijn verzocht om het niet-openbare deel van het rapport met Nederland te delen. Op dit moment is er geen aanleiding om verdere medewerking te vragen. Mochten nieuwe gegevens daartoe aanleiding geven, dan zal een nadere afweging plaatsvinden.
De NODO-procedure in de praktijk |
|
Jeroen Recourt (PvdA), Agnes Wolbert (PvdA) |
|
Fred Teeven (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD), Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
![]() |
Bent u op de hoogte van wijzigingen ten opzichte van de oorspronkelijke plannen voor de NODO-procedure (Nader Onderzoek DoodsOorzaak minderjarigen) die nu eindelijk van start is gegaan?1
Ja, daarvan ben ik op de hoogte.
Waarom is de zogeheten Child Death Review (CDR) achterwege gelaten? Op basis van welke overwegingen is deze beslissing tot stand gekomen? Wat zijn de kosten van CDR? Wat zijn de (voorlopige) resultaten van het project dat TNO samen met de Universiteit Twente uitvoert inzake CDR en de preventie van kindersterfte, waarbij de haalbaarheid wordt onderzocht van het installeren van speciale teams die een multidisciplinaire evaluatie uitvoeren in alle gevallen van het overlijden van een kind?
Het voornemen bestond om na iedere NODO-procedure een zogeheten Child Death Review (CDR) te laten plaatsvinden. De CDR heeft als doel een brede audit uit te voeren voor alle gevallen van sterfte bij minderjarigen, waarbij het overlijdensgeval van de minderjarige wordt beoordeeld. Gekeken wordt of er factoren zijn rond het overlijden, die aanwijzingen geven voor preventie van overlijden en verbetering van zorg. De CDR zou plaatsvinden nadat de NODO-procedure was afgerond en de doodsoorzaak bekend is, aan de hand van het dossier van de overleden minderjarige én bij een aantal overige overlijdensgevallen van minderjarigen.
De CDR is geen onderdeel van de NODO-procedure, maar een aanvulling hierop. Zoals aangegeven in de brief aan uw Kamer d.d. 4 september 20122 is het niet haalbaar gebleken de CDR op dit moment in te voeren, dit gezien de noodzakelijk te maken financiële afspraken over de kosten van de twee NODO-centra, de kosten van de GGD en de beperkte beschikbare middelen.
Het beschikbare budget is ingezet om de NODO-procedure in te voeren.
Wat betreft uw vraag over het project dat TNO samen met de Universiteit Twente uitvoert, ga ik er vanuit dat u het SERRAFIM project bedoelt, dat ondermeer gefinancierd wordt door het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport.
Het doel van dit project is de afname van zuigelingensterfte. Onderdeel hiervan is het uitvoeren van de CDR bij overleden kinderen onder de twee jaar in Oost-Nederland.
Er zijn nog geen formele resultaten bekend van het project waar u op doelt. Er loopt een proefimplementatietraject waarin tot op heden te weinig gevallen zijn behandeld om algemene conclusies te kunnen trekken.
Bent u ervan op de hoogte dat door CDR preventieadviezen ten aanzien van wiegendood tot stand zijn gekomen en daarmee een enorme daling in het aantal gevallen van wiegendood? Bent u van mening dat door CDR sterfgevallen voorkomen kunnen worden en dat CDR een rol kan spelen in de preventie van kindersterfte? Zo nee, waarom niet?
Ik ben op de hoogte van de bijdrage van de CDR methodiek aan het verkrijgen van inzicht in de risicofactoren van wiegendood. De CDR richt zich op preventie van overlijden en verbetering van zorg. Dit is vanuit medisch inhoudelijk perspectief zeker van belang. De CDR methodiek is echter één van de vele onderzoeksmethoden die meer inzicht kunnen geven in de risicofactoren die een rol spelen rond het overlijden van kinderen. Gezamenlijk zal dit inzicht leiden tot mogelijkheden voor beïnvloeding van de risicofactoren. Dat zal vervolgens naar verwachting resulteren in het terugdringen van het aantal sterfgevallen bij kinderen.
Waarom is besloten dat er twee NODO-centra komen in plaats van vijf? Bent u zich bewust van de gevolgen hiervan voor de ouders van het overleden kind? Wat zijn de kosten van de drie extra NODO-centra die zijn geschrapt? Vindt u dat deze besparing opweegt tegen de gevolgen voor de ouders?
Het voornemen bestond inderdaad om vijf NODO-centra in te richten. Op basis van inhoudelijke en financiële overwegingen is dit, in overleg met de betrokken medische instellingen, teruggebracht naar twee NODO-centra.
Per jaar wordt uitgegaan van vijftig NODO-gevallen. Om de expertise te waarborgen en de NODO-procedure op zorgvuldige wijze uit te voeren bleek het aantal van vijf NODO-centra te groot voor het aantal geschatte gevallen. Bij een gemiddeld aantal van slechts tien NODO-gevallen per centrum per jaar, is het niet mogelijk de noodzakelijke expertise op te bouwen.
Tevens bleek, gezien de noodzakelijk te maken financiële afspraken over de kosten van de NODO-centra en de beperkte beschikbare middelen, het inrichten van vijf NODO-centra niet haalbaar. Uit onderzoek naar de kosten van de NODO-procedure is gebleken dat bij de uitvoering van de NODO-procedure de bereikbaarheidsdiensten van kinderartsen, radiologen en pathologen de grootste kostenposten zijn. Door de NODO-procedure in twee in plaats van vijf centra uit te voeren liggen deze kosten aanzienlijk lager.
Het inrichten van twee in plaats van vijf NODO-centra kan voor ouders betekenen dat zij met hun overleden kind langer moeten reizen naar het NODO-centrum. De reis en het verblijf van ouders en hun overleden kind zijn meegenomen in de subsidiëring van de NODO-centra en worden dan ook vanuit deze centra georganiseerd en bekostigd.
Ik acht het van groot belang dat de NODO-procedure op zorgvuldige en efficiënte wijze wordt uitgevoerd.
Op deze wijze wordt in de twee NODO-centra expertise opgebouwd en kan de procedure, ondanks de beperkte beschikbare middelen, toch worden ingevoerd. Goede communicatie met ouders is hierbij erg belangrijk en daar wordt dan ook de nodige aandacht aan besteed.
Gezien de gevoeligheid en complexiteit van het onderwerp wordt aangevangen met een startfase die op 1 oktober j.l. is begonnen. De startfase heeft een looptijd tot 1 oktober 2013 en wordt begeleid door een evaluatieonderzoek. Daarna zal op basis van de uitkomsten van het evaluatieonderzoek een beslissing worden genomen over het vervolg.
Herinnert u zich uw antwoorden op eerdere vragen waarin u stelt dat er een kennisachterstand is bij artsen ten aanzien van het begrip «niet-natuurlijke dood»en dat het Openbaar Ministerie (OM) deze kennisachterstand zal dichten?2 Op welke wijze wordt dit aangepakt door het OM en wat is de stand van zaken nu? Zijn er inmiddels voldoende forensisch artsen en zijn deze voldoende gekwalificeerd? Betekent dit dat in de toekomst, wanneer de kennisachterstand is weggewerkt, méér kinderen die overlijden naar een NODO-centrum zullen worden vervoerd en voor meer ouders de gevolgen van het schrappen van drie centra voelbaar zullen zijn? Wat is hierover uw mening?
Ja, de antwoorden waar u op doelt herinner ik mij. De Inspectie voor de Gezondheidszorg, de Koninklijke Nederlandse Maatschappij tot bevordering der Geneeskunst, het Forensisch Medisch Genootschap en het Openbaar Ministerie zijn doende samen een informatiebrochure te ontwikkelen ter voorlichting van artsen.
Per 1 januari 2013 zullen alle gemeentelijk lijkschouwers de opleiding tot forensisch arts moeten hebben gevolgd, willen zij hun functie mogen (blijven) uitvoeren. De invoering van de wettelijke regeling heeft geleid tot een bewustzijn dat forensisch artsen goed gekwalificeerd moeten zijn. Navraag bij Forensisch Medisch Genootschap levert op dat een groot aantal lijkschouwers nu is opgeleid tot en is geregistreerd als forensisch arts, waardoor voldoende gekwalificeerde forensisch artsen beschikbaar zijn.
Het wegwerken van kennisachterstand heeft tot op heden geen zichtbare invloed op het aantal onverklaarde en onverwachte gevallen van overleden minderjarigen waarbij geen vermoeden bestaat van een niet-natuurlijke dood en heeft dus geen effect op het aantal NODO-gevallen.
Financieel misbruik bij zorgverzekeraars |
|
Reinette Klever (PVV) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het artikel «Onderzoek naar misbruik regelingen door zorgverzekeraars»?1
Ja.
Is het waar dat u door Zorgverzekeraars Nederland op de hoogte bent gesteld van het lopende onderzoek naar het financieel misbruik? Zo ja, kunt u de details geven van dit onderzoek?
Ja. Zorgverzekeraars Nederland (ZN) heeft een expertcommissie ingesteld om onderzoek te doen naar de geruchten over de mogelijke systeemrisico’s bij de toepassing van het oude en nieuwe systeem van bekostiging van instellingen voor medisch specialistische zorg. Deze expertgroep zal alle signalen onderzoeken door met de betrokken ziekenhuizen en verzekeraars in contact te treden.
Gaat u een onderzoek instellen naar het financieel misbruik, waardoor onterechte inkomsten verkregen zijn uit het Zorgverzekeringsfonds? Zo nee, waarom niet?
Er zijn op dit moment nog geen inkomsten verkregen uit het Zvf. Eventuele uitkeringen uit het Zvf worden in de loop van 2013 uitgekeerd. De signalen over oneigenlijk gebruik (dat leidt tot mogelijk onterechte uitkeringen uit het Zvf) zullen worden onderzocht door een expertcommissie ingesteld door ZN. Ik wacht dit onderzoek af.
Als blijkt dat er financieel misbruik is gepleegd door zorgverzekeraars, welke sancties kunt u dan treffen en kunnen de betreffende bedragen teruggevorderd worden?
Voordat ik een uitspraak doe over te nemen maatregelen wil ik eerst inzicht in de feitelijke gang van zaken en bezien of er noodzaak is om in te grijpen. ZN voert daartoe onderzoek uit, waarvan de eerste bevindingen binnenkort beschikbaar zijn. Op basis daarvan zullen verzekeraars en aanbieders nagaan of correcties nodig zijn. Omdat nu het benodigde inzicht ontbreekt kan ik hier nog niet op vooruit lopen, alsmede niet over de maatregelen die ik kan treffen. Dit zegt weinig over ons zorgstelsel. De ruimte van systeemrisico’s komt in dit geval geheel op conto van het transitiemodel. Dit model geldt voor 2 jaar waarvan alleen in het eerste jaar het verschil tussen de DOT-omzet en het schaduw-FB voor 95% wordt gecompenseerd. Het percentage wordt in het 2e jaar (2013) afgebouwd naar 70% en vervalt in 2014.
Wat zegt dit financieel misbruik over de werking van ons zorgstelsel? Welke maatregelen gaat u nemen om misbruik te voorkomen?
Zie antwoord vraag 4.
Het artikel ‘Overleg over regeling interlandelijk verkeer blijkt nooit te zijn begonnen’ |
|
André Bosman (VVD) |
|
Liesbeth Spies (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
![]() |
Bent u bekend met het artikel «Overleg over regeling interlandelijk verkeer blijkt nooit te zijn begonnen»?1
Ja.
Is het waar dat de werkgroep die had moeten gevormd naar aanleiding van afspraken die zijn gemaakt op het eerste Koninkrijksoverleg en die zich had moeten buigen over het interlandelijk verkeer binnen het Koninkrijk, nog nooit heeft vergaderd?
Op de Koninkrijksconferentie in 2011 is afgesproken een werkgroep in te stellen die de problematiek van het interlandelijke verkeer van goederen en personen in kaart zou brengen. Nederland is voorzitter van deze werkgroep en heeft herhaaldelijk de andere landen uitgenodigd om de problematiek van het interlandelijke verkeer van goederen en personen in kaart te brengen. Tot nu toe heeft alleen Aruba op de uitnodigingen gereageerd. Mijn collega Spies en ik hebben de landen diverse malen aangesproken op het gebrek aan medewerking. Begin september heb ik nog een brief aan de betrokken ministers gezonden met het dringende verzoek om hun medewerking te verlenen. Ook op een daarop volgende uitnodiging heeft alleen Aruba gereageerd.
Curaçao en Sint Maarten hebben niet laten weten waarom zij geen gehoor geven aan de uitnodigingen. Ik vind het een onwenselijke situatie dat de werkgroep nog niet bijeen is gekomen en acht het van groot belang dat de afspraken die tijdens de Koninkrijksconferentie zijn gemaakt ook worden nagekomen. Het is echter niet meer aan het demissionaire kabinet een andere lijn te kiezen. Dat wordt overgelaten aan het nieuwe kabinet.
Is het voorts waar dat Curaçao en Sint Maarten niet bereid zijn om deel te nemen aan een werkgroep over het interlandelijk verkeer binnen het Koninkrijk? Kunt u aangeven wat voor reden zij hiervoor aangeven? Zo nee, wat is dan de reden dat de werkgroep nog niet heeft vergaderd?
Zie antwoord vraag 2.
Wat voor gevolgen heeft volgens u het nu al breken van de tijdens het eerste Koninkrijksoverleg gemaakte afspraken door Curaçao en Sint Maarten? Heeft het overleg toekomst wanneer afspraken niet worden nagekomen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Deelt u de mening dat wanneer tijdens het Koninkrijksoverleg gemaakte afspraken niet na worden gekomen, Nederland voortaan alleen bilateraal afspraken maakt met landen die zich wel aan afspraken houden? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Deelt u de mening dat wanneer Curaçao en Sint Maarten weigeren mee te werken om tot een regeling voor interlandelijk verkeer in het Koninkrijk te komen, Nederland zelf een dergelijke regeling moet maken zoals voorgesteld in de initiatiefwet regulering vestiging van Nederlanders uit Aruba, Curaçao en Sint Maarten in Nederland2? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Over tekort aan allochtone medisch specialisten |
|
Tunahan Kuzu (PvdA), Lea Bouwmeester (PvdA) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Groot tekort aan allochtone medisch specialisten»?1
Ja.
Deelt u de mening dat het aanbeveling verdient dat ook binnen de beroepsgroep van medisch specialisten sprake is van een afspiegeling van de maatschappij?
Ik vind het belangrijk dat Nederland kan beschikken over die medisch specialisten die het beste invulling kunnen geven aan de medisch specialistische zorgvraag; hierbij hoeft niet persé sprake te zijn van een afspiegeling van de maatschappij. Die basisartsen die het meest competent worden bevonden, moeten instromen in de vervolgopleiding.
Hoe verklaart u dat in de grote steden ongeveer een derde van de studenten geneeskunde een niet-westerse achtergrond heeft, terwijl het percentage medisch specialisten blijft steken rond de 5 à 6 procent? Wat is volgens u de oorzaak? Welke mogelijkheden heeft u om deze verhouding te wijzigen?
Daar registratie van etniciteit wettelijk niet is toegestaan, is onbekend of genoemde percentages correct zijn. In het algemeen geldt dat er meer sollicitanten zijn voor de medisch specialistische vervolgopleiding dan opleidingsplekken en dus dat kandidaten teleurgesteld moeten worden.
Denkt u dat artsen met een niet-westerse achtergrond buiten de boot vallen voor de opleidingen tot specialist door vooroordelen? Zo ja, welke en wat gaat u hieraan doen?
Daar registratie van etniciteit wettelijk niet is toegestaan, is het onbekend of artsen met een niet-westerse achtergrond minder kans hebben op toelating tot een medisch specialistische vervolgopleiding dan studenten met een westerse achtergrond.
Is het waar dat de beroepsgroepen tot de opleiding van specialist liever jongere kandidaten selecteren? Zo ja, vindt u dat wenselijk?
De wetenschappelijke verenigingen zijn degenen die deze selectie van basisartsen uitvoeren. Zij stellen diverse eisen aan kandidaten voor de vervolgopleiding. Of daarbij ook een criterium voor leeftijd is opgenomen, is mij onbekend. Overigens is selectie op basis van leeftijd bij wet verboden (De Algemene wet gelijke behandeling – AWGB, en de Wet gelijke behandeling op grond van leeftijd bij de arbeid – WGB l), tenzij dit objectief gerechtvaardigd is. Hiervoor zijn drie criteria:
Zoals reeds gemeld bij mijn antwoord op vraag 2, moeten die basisartsen die het meest competent worden bevonden instromen in de vervolgopleiding.
Bent u bereid het gesprek met de Orde van Medisch Specialisten aan te gaan, om te kijken op welke wijze gekomen kan worden tot gelijke kansen voor artsen met en zonder niet- westerse achtergrond?
Zoals reeds gemeld in mijn antwoord op vraag 4 is het onbekend of artsen met een niet-westerse achtergrond daadwerkelijk minder kans hebben op toelating tot een medisch specialistische vervolgopleiding dan studenten met een westerse achtergrond.
De wetenschappelijke verenigingen zijn verantwoordelijk voor het beoordelen van geschiktheid voor de medische vervolgopleiding. Een toenemend aantal wetenschappelijke verenigingen probeert deze beoordeling te objectiveren door middel van gebruik van bijvoorbeeld assessments.
Ik heb er vertrouwen in dat zij hun taak adequaat uitvoeren.
Het veiligheidsrisico van Chinese telecomproducenten |
|
Jeanine Hennis-Plasschaert (VVD), Mark Verheijen (VVD), Han ten Broeke (VVD) |
|
Maxime Verhagen (CDA), Uri Rosenthal (VVD) |
|
![]() |
Kent u het bericht «VS waarschuwt voor Chinese telecomproducenten»?1
Ja.
Heeft u signalen ontvangen dat deze -of andere- Chinese telecombedrijven een veiligheidsrisico vormen voor Nederland en kritische infrastructuur in Nederland? Ziet u risico’s en welke zijn dat?
Uit open en gesloten bronnen blijkt dat bepaalde Chinese- en andere netwerkapparatuur kwetsbaarheden kennen die het mogelijk maken om deze apparatuur op afstand over te nemen. Echter, in hoeverre hier sprake is van ontoereikende beveiliging dan wel van doelbewuste «backdoors» t.b.v. spionage is onderwerp van discussie. Vooralsnog is hier sprake van een voorstelbaar risico, maar zijn er geen directe aanwijzingen dat deze kwetsbaarheden daadwerkelijk worden gebruikt voor spionagedoeleinden. De inlichtingendiensten- en veiligheidsdiensten (AIVD en MIVD) blijven echter alert op alle signalen die veiligheidsrisico’s zouden kunnen vormen voor Nederland en haar vitale infrastructuur.
Reeds in 2010 heeft de AIVD in dit kader in de Kwetsbaarheidsanalyse Spionage (KWAS) aangegeven dat de AIVD sterke aanwijzingen heeft dat buitenlandse inlichtingendiensten interesse hebben in informatie op het Nederlandse telecomnetwerk. Communicatie en dataverkeer is van essentieel belang voor het ongehinderd functioneren van de Nederlandse maatschappij. De netwerken zijn dragers van grote hoeveelheden gegevens zoals telefonische verkeersgegevens en klantgegevens, maar ook gegevens van andere vitale sectoren zoals de energie- en bancaire sector. In de KWAS is benoemd dat inlichtingendiensten in staat zijn om hard- en software zo te manipuleren dat zij op afstand toegang krijgen tot de systemen. Gezien het belang om zowel de continuïteit van het netwerk als de integriteit van de gegevens op het netwerk te waarborgen, vraagt het bezit dan wel gebruik van onderdelen van telecomproducenten uit het buitenland extra aandacht.
Welke stappen wilt u nemen om de veiligheidsrisico’s van overnames en samenwerkingen door Chinese telecomproducenten in Nederland in kaart te brengen?
Het is in eerste instantie een verantwoordelijkheid van het bedrijfsleven om mogelijke risico’s in de samenwerking met derden (ongeacht land van herkomst) te onderkennen en daarnaar te handelen. De inlichtingen- en veiligheidsdiensten volgen de ontwikkelingen omtrent de beveiligingsrisico’s die voortvloeien uit samenwerking met Chinese telecomproducenten nauwgezet. Indien mocht blijken dat er concrete aanwijzingen zijn dat Chinese telecomproducenten betrokken zijn bij inlichtingactiviteiten, dan zullen de inlichtingen- en veiligheidsdiensten hierop acteren door de verantwoordelijke ministeries, defensie-orderbedrijven en bedrijven in vitale sectoren op de risico’s van deze samenwerking te wijzen.
Is er reden tot zorg en bent u van plan opheldering te vragen aan KPN en andere genoemde bedrijven?
Op grond van de huidige informatie zijn er geen bewijzen dat kwetsbaarheden in Chinese telecomapparatuur daadwerkelijk gebruikt worden voor spionagedoeleinden. Dit neemt niet weg dat met bedrijven wordt gesproken over mogelijke kwetsbaarheden en de hieruit voortvloeiende beveiligingsrisico’s. Deze kwestie zal ook actief onder de aandacht worden gebracht van bedrijven.
Over het bericht IHC Merwede: Boete voor roken buiten pauze |
|
Enneüs Heerma (CDA) |
|
Henk Kamp (minister sociale zaken en werkgelegenheid) (VVD) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van het bericht over het bedrijf IHC Merwede: Boete voor roken buiten pauze?1
Ja.
Wat is uw oordeel over het feit dat een werkgever met een beroep op gezondheidsbeleid boetes oplegt indien werknemers buiten pauzes roken?
Deze kwestie moet in de juiste context worden geplaatst. IHC Merwede heeft flink geïnvesteerd in gezondheidsmanagement, waarbij medewerkers hulp kunnen krijgen bij gezonder leven, bewegen en stoppen met roken. Er is een fitnessruimte op het bedrijf, en er is een medisch team aangesteld, inclusief een gezondheidsmanager, die zorgt voor persoonlijke begeleiding. Ik juich deze ontwikkeling toe: om langer gezond, vitaal en productief door te kunnen werken is een actieve inzet van werkgever en werknemer noodzakelijk. IHC Merwede zet hier met zijn arbo- en gezondheidsmanagementbeleid actief op in, binnen de wettelijke kaders. Onlangs heeft het bedrijf zijn rookbeleid verder aangescherpt, met instemming van de ondernemingsraad. Als sluitstuk kan de werkgever een boete opleggen, maar pas nadat de werknemer eerder is gewaarschuwd en hulp bij het stoppen met roken is aangeboden.
Het bedrijf heeft tot dusver overigens geen boete opgelegd. Wel zijn de eerste waarschuwingen gegeven.
Indien de werkgever en de werknemers de ruimte nemen om binnen de wettelijke kaders afspraken te maken is het niet aan mij om daarover te oordelen.
Kent u de bepaling in de Tabakswet dat werkgevers verplicht zijn zodanige maatregelen te treffen dat werknemers in staat worden gesteld hun werkzaamheden te verrichten zonder daarbij hinder of overlast van roken door anderen te ondervinden?
Ja.
Wat is in dat kader uw oordeel over een boete zoals ingezet door IHC Merwede?
IHC Merwede heeft, in lijn met het wettelijke kader dat de Tabakswet geeft en in overleg met werknemers, afspraken gemaakt over het te voeren rookbeleid in de onderneming. De ondernemingsraad van IHC Merwede heeft ingestemd met dit beleid en met de mogelijkheid van de werkgever om werknemers te beboeten wanneer ze buiten de pauze op de werkplek roken. Deze afspraken zijn vastgelegd in de eigen «Health and Safety Rules». In de arbeidsovereenkomst wordt naar deze regels verwezen, waardoor ze bindend zijn voor de werknemer. De overheid is hier geen partij in. Ik vind het van groot belang dat er binnen bedrijven stappen worden gezet om langer doorwerken te bevorderen. Het is immers in ieders belang om in het licht van de arbeidsmarktontwikkelingen en de pensioenleeftijdverhoging, werknemers duurzaam aan het werk te houden. Ze kunnen langer gezond, vitaal en op een productieve manier werkzaam blijven. De werkgever heeft minder ziekteverzuimkosten en het bedrijf kan productiever worden.
Aan welke vereisten moet voldaan zijn bij het opleggen van een boete door de werkgever aan de werknemer?
Als een werkgever een boete wil opleggen dient hij zich te houden aan de voorschriften uit het Burgerlijk Wetboek ten aanzien van de arbeidsovereenkomst, art. 7:650 BW. Daarin is geregeld dat een werkgever slechts een boete kan stellen op overtreding van voorschriften van de arbeidsovereenkomst, als schriftelijk van tevoren in de cao of de arbeidsovereenkomst is geregeld op welke overtreding een boete is gesteld en wat het bedrag van de boete is. Het Burgerlijk Wetboek stelt voorwaarden aan het opleggen van zo’n boete en stelt ook grenzen aan de hoogte daarvan. Zo is geregeld dat de boete of de totale boetes per week, het loon van die werknemer voor een halve dag in beginsel niet mag overschrijden, tenzij een afwijking van dit artikel schriftelijk is vastgelegd. In dat laatste geval kan de rechter de boete alsnog matigen.
Wordt naar uw oordeel deze arbeidsrechtelijke bescherming van de werknemers in acht genomen in deze casus? Hoe komt u tot dat oordeel?
In het Burgerlijk Wetboek is in artikel 7:660 geregeld dat de werkgever voorschriften kan geven omtrent het verrichten van de arbeid en instructies met betrekking tot de goede orde in de onderneming, mits hij daarmee blijft binnen algemeen verbindende voorschriften of (arbeids)overeenkomst. Ook een rookverbod binnen de onderneming kan onder deze voorschriften vallen.
IHC heeft in elke arbeidsovereenkomst de bepaling opgenomen dat de voorschriften van de werkgevervan toepassing zijn. Hier vallen ook de afspraken over roken onder, zoals vastgelegd in de eigen «Health and Safety Rules». Ik ben van mening dat IHC daarmee voldoet aan de regelgeving.
Vindt u een maximale boete van 10% van het jaarinkomen in verhouding staan tot het betreffende gezondheidsbeleid of kwalificeert u het als extreem?
Hier wordt waarschijnlijk de winstdeling bedoeld bovenop het salaris die maximaal 10% van 12 maandsalarissen kan bedragen.
Ten aanzien van boetes is in het Burgerlijk Wetboek geregeld dat de boete of de totale boetes per week, het loon van die werknemer voor een halve dag in beginsel niet mag overschrijden. Uitsluitend ten aanzien van werknemers die meer verdienen dan het minimumloon, kan van dit voorschrift bij schriftelijke overeenkomst worden afgeweken. Als dat laatste gebeurd is, heeft de rechter altijd de bevoegdheid om de boete lager vast te stellen als de opgelegde boete hem bovenmatig voorkomt.
Het is niet aan mij om te oordelen over de redelijkheid van de hoogte van het boetebedrag en/of het te derven winstaandeel. Dit is ter beoordeling aan de rechter. Hij zal zich daarbij ondermeer baseren op een redelijke verhouding tussen de ernst van de overtreding, het loon dat de werknemer verdiende en de hoogte van de boete en/of het te derven winstaandeel.
Wat is de rol van de inspectie SZW? Hoe wordt er op toegezien dat arbeidsomstandigheden, -beleid en gehanteerde disciplinaire maatregelen tot elkaar in verhouding staan?
Het toezicht op de naleving van de verplichtingen uit de Tabakswet ligt bij de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit en niet bij Inspectie SZW.
Op basis van de Arbowet- en regelgeving treedt de Inspectie SZW handhavend op in werksituaties waar sprake is van gevaar voor de gezondheid en/of veiligheid van werknemers. De aard van de overtreding en/of ernst van de situatie bepalen het in te zetten handhavingsinstrument. Het beboeten van werknemers is daarbij een mogelijkheid. De Inspectie SZW kan ingeval een werknemer rookt, hier melding van maken bij de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit.
Hoe is in de informatievoorziening vanuit de overheid over deze regelgeving voorzien? Is de informatievoorziening naar uw oordeel op orde?
De desbetreffende bepalingen in het Burgerlijk Wetboek en de Tabakswet zijn niet nieuw. Alle wettelijke voorschriften kunnen worden geraadpleegd op www.rijksoverheid.nl. Het gegeven dat werkgevers en werknemers binnen de wettelijke kaders nadere maatwerkafspraken kunnen maken in cao-verband of op het niveau van de individuele arbeidsovereenkomst is staande praktijk.