De brand in Roermond van 16 december, waarbij asbest is vrijgekomen |
|
Eric Smaling , Paul Ulenbelt |
|
Wilma Mansveld (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (PvdA) |
|
Hoe beoordeelt u het handelen van de hulpdiensten direct na de brand en de dagen erna?
Naar het oordeel van de Veiligheidsregio Limburg-Noord hebben de hulpdiensten adequaat gehandeld. De Veiligheidsregio heeft inmiddels een tweetal evaluaties in gang gezet, een operationele evaluatie en een bestuurlijke evaluatie.
De bestuurlijke evaluatie wordt in een gezamenlijke opdracht van gemeente Roermond en de Veiligheidsregio Limburg-Noord gegeven aan een extern bureau. De bestuurlijke evaluatie omvat zowel de acute fase als de nazorgfase.
De Inspectie Veiligheid en Justitie wordt in de gelegenheid gesteld om extra vragen toe te voegen aan de (door externen) uit te voeren evaluaties.
Waarom droegen de hulpdiensten geen beschermende kleding en mondkapjes tijdens het afspuiten van mogelijk met asbestdeeltjes vervuilde auto’s?
Het brandweerpersoneel dat de ontsmetting verzorgde, heeft steeds beschermende kleding gedragen. Aanvankelijk (gedurende de eerste nachtelijke uren) heeft men daarbij geen mondkapjes gedragen. Dat gebeurde op basis van de inschatting van de operationele leiding dat het risico op asbestdeeltjes in de lucht minimaal was, gegeven de regen en gegeven het feit dat de ontsmetting gebeurde door royaal met water af te spoelen.
In de loop van de ochtend is men, na overleg met de sectie brandweer in het operationeel team, mondkapjes gaan gebruiken.
Het is nu aan de lokale bestuurders om te beoordelen hoe snel en volgens welke methode een met asbestdeeltjes vervuild terrein schoongemaakt wordt; waarom is er geen apart draaiboek beschikbaar voor rampen waarbij (mogelijk) asbestdeeltjes vrijkomen?
Sinds 2006 is de brochure «Plan van aanpak asbestbrand» beschikbaar.1 Deze brochure bevat onder andere een stappenplan voor de maatregelen die genomen dienen te worden bij een asbestbrand. Het plan van aanpak wordt momenteel geactualiseerd door het Instituut Fysieke Veiligheid.
Vindt u dat er een plan moet komen om Nederland zo snel mogelijk systematisch asbestvrij te maken? Zo nee, waarom niet?
Het beleid van het Ministerie van Infrastructuur en Milieu is erop gericht om blootstelling aan asbestvezels te voorkomen. Onderdeel van dit beleid is het voorgenomen verbod op asbestdaken per 2024, mede gezien de risico’s bij incidenten zoals in Roermond (zie antwoord 4 bij de vragen van het lid Cegerek). In de afgelopen jaren zijn de particuliere asbestwegen in de omgeving van de asbestfabrieken in Harderwijk en Hof van Twente gesaneerd. Het Ministerie van Infrastructuur en Milieu levert een financiële bijdrage aan de bodemsaneringen (asbest) in Overijssel.
Bij asbest in gebouwen is meestal sprake van hechtgebonden asbest; het zit vast in ander materiaal. Het asbest wordt pas gevaarlijk als het vrij komt. Het bewerken van asbest is verboden en het verwijderen van asbest is aan strenge regels gebonden. Bij de renovatie of sloop van gebouwen van voor 1994 is een asbestinventarisatie verplicht. De verwijdering van asbest dient in bijna alle gevallen door een gecertificeerd bedrijf te worden uitgevoerd.
Het beleid is er aldus op gericht om de risico’s daar aan te pakken, waar ze ook werkelijk zijn. Dit risicogerichte beleid zal ik voortzetten.
Het bericht dat de rechter opnieuw heeft bepaald dat het korten van kinderbijslag onwettig is |
|
Tunahan Kuzu (GrKÖ), Selçuk Öztürk (GrKÖ) |
|
Lodewijk Asscher (viceminister-president , minister sociale zaken en werkgelegenheid) (PvdA), Bert Koenders (minister buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
|
Bent u bekend met de beslissing van de Centrale Raad van Beroep in Utrecht inzake een lagere kinderbijslag voor kinderen in Marokko?1
Ja.
Bent u op de hoogte van het gegeven dat de regering meerdere rechtszaken gevoerd en verloren heeft over de toepassing van de Wet woonlandbeginsel in de sociale zekerheid? Zo ja, wat is dan de reden dat de regering blijft procederen?
De wet Woonlandbeginsel in de sociale zekerheid is door het parlement aangenomen. Het betreft hier een wet, die wordt toegepast op verschillende soorten uitkeringen, die worden geëxporteerd naar verschillende landen waarmee bilaterale verdragen zijn aangegaan die van elkaar verschillen. Als in de praktijk blijkt dat partijen bezwaar aantekenen tegen een wet, ligt het voor de hand dat aan de rechter voor te leggen. Waar blijkt dat woonlandbeginsel niet kan worden toegepast, heeft het kabinet deze uitspraken uiteraard gerespecteerd. Zoals blijkt uit de uitspraken van 12 december 2014 zijn er ook zaken gewonnen. Er lopen nog rechtszaken, zoals b.v. het hoger beroep van het UWV tegen de uitspraak van 5 augustus 2014 van de rechtbank Amsterdam over de WGA-vervolguitkering Marokko en Turkije. De SVB en UWV blijven procederen waar dat nodig is, ook om duidelijkheid te krijgen over de uitvoering van de wet voor de uitvoerende instanties UWV en SVB.
Hoeveel juridische onkosten heeft u tot nu toe gemaakt in de diverse procedures rondom het pogen de kinderbijslag voor kinderen in Marokko te korten?
Bij de totstandkoming van wetgeving wordt door middel van een uitvoeringstoets inzicht verkregen in alle aan de uitvoering van het voorstel verbonden kosten, waaronder ook de kosten voor het voeren van juridische procedures zoals bezwaar- en beroepszaken. Bij de invoering van onderhavig wetsvoorstel is voorzien in eenmalige uitvoeringskosten ten bedrage van € 1,2 mln en structurele uitvoeringskosten van € 0,4 mln per jaar. De kosten voor juridische procedures maken onderdeel uit van de structurele uitvoeringskosten. Over de uitputting van het budget voor uitvoeringskosten wordt de Kamer jaarlijks geïnformeerd via het jaarverslag van de SVB.
Hoe lang gaat u door met het voeren van dit juridische gevecht alvorens u de diplomatieke betrekkingen en handelsbetrekkingen laat prevaleren boven een dergelijke pestmaatregel?
Zie antwoord vraag 2.
Heeft u andere signalen ontvangen waarbij projecten die medegefinancierd worden vanuit Marokko uitgesteld, afgesteld of niet aangegaan worden door het opzeggen van het sociaalzekerheidsverdrag met Marokko? Zo nee, verwacht u deze alsnog? Zo ja, wat gaat u hieraan doen?
Het kabinet heeft vernomen dat een toegezegde financiering door de Marokkaanse overheid van een Marokko-tentoonstelling bij het Koninklijk Instituut voor de Tropen voorlopig is bevroren. Een dergelijke maatregel is een eigenstandige beslissing van de Marokkaanse overheid die buiten de invloed van het kabinet ligt.
Erkent u dat het voordeel van een verlaagde uitkering van de kinderbijslag in het kader van de Wet woonlandbeginsel niet opweegt tegen het nadeel van een verslechterd diplomatiek- en handelsklimaat? Zo nee, waarom niet?
Invoering van het woonlandbeginsel heeft plaatsgevonden op grond van een door het Nederlands parlement aangenomen wetsvoorstel. Waar invoering van een dergelijke maatregel aanpassing van een bilaterale sociale zekerheidsverdrag vergt, ligt het in de rede te streven naar aanpassing van het verdrag. Dit staat niet op gespannen voet met goede bilaterale betrekkingen.
Nu de Marokkaanse autoriteiten niet positief hebben gereageerd op de Nederlandse voorstellen heeft de regering, rekening houdend met het standpunt van een meerderheid in het parlement, ervoor gekozen om over te gaan tot het indienen van een goedkeuringswet tot opzegging van het verdrag bij het parlement. Het kabinet ziet geen verdere consequenties voor de Nederlandse positie in mondiaal verband. Het betreft hier een bilaterale aangelegenheid tussen Nederland en Marokko.
Vindt u dat de handelwijze van de regering om eenzijdig het sociaalzekerheidsverdrag met Marokko op te zeggen verdere consequenties heeft voor het isoleren van Nederland op het wereldtoneel? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 6.
Uraniumspeculatie bij Urenco |
|
Liesbeth van Tongeren (GL) |
|
Henk Kamp (minister economische zaken) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het onderzoeksrapport «Wall Street Bank Involvement with Physical Commodities» van de Amerikaanse senaat?1
Ja.
Klopt het dat de Amerikaanse bank Goldman Sachs via haar dochteronderneming uranium hexafluoride (UF6) heeft opgeslagen op het terrein van Urenco in Nederland? Zo ja, hoe vaak, hoeveel en in welke periode heeft Goldman UF6 op het terrein van Urenco in Almelo opgeslagen? Zo nee, hoe kan het genoemde onderzoeksrapport dit constateert?
UF6 is – na verrijking – de grondstof voor de fabricage van brandstofstaven die als energiebron voor kerncentrales dienen. Urenco heeft mij bevestigd dat Goldman Sachs via haar dochteronderneming NUFCOR International Ltd, een marktorganisatie voor uranium dat in Zuid-Afrika geproduceerd wordt, UF6 heeft opgeslagen op het terrein van Urenco in Almelo. Dat betekent overigens niet dat Goldman Sachs fysiek kan beschikken over verrijkt UF6.
Zijn er andere bedrijven die uranium opslaan op het terrein van Urenco in Almelo? Zo ja, om welke bedrijven gaat het, om hoeveel uranium gaat het en wat is het doel van de opslag?
Welke bedrijven naast Goldman Sachs uranium opslaan op het terrein van Urenco in Almelo en hoeveel uranium zij daar opslaan, is bedrijfsvertrouwelijke informatie. Het gaat hierbij om bedrijven die directe klanten van Urenco zijn en die actief zijn in de nucleaire brandstofketen (door bijvoorbeeld uraniumerts te winnen in mijnen) of energiebedrijven die beschikken over een kerncentrale.
De totale hoeveelheid uranium die op het terrein van Urenco in Almelo is opgeslagen, is bij de Autoriteit Nucleaire veiligheid en Stralingsbescherming (ANVS) bekend vanwege het toezicht op de Kernenergiewetvergunning van Urenco. In de vergunning is een maximum toegestane hoeveelheid uranium, in de vorm van UF6, opgenomen die aanwezig mag zijn op het terrein van Urenco. De ANVS ziet er op toe dat deze maximale toegestane hoeveelheid niet wordt overschreden.
Doel van de opslag is dat Urenco op elk moment voldoende UF6 beschikbaar heeft om de faciliteit continu draaiende te houden.
Hoe gaat de speculatie van uranium in zijn werk?
Zoals in het rapport beschreven vindt uraniumhandel op vier manieren plaats:
Verreweg het grootste gedeelte (circa 80%) van de wereldwijde uraniumvoorraden wordt verhandeld via 3–15 jaar lange termijncontracten tussen leveranciers (mijnbouwers, overheden, financiële partijen) en nutsbedrijven. De overige circa 20% wordt verhandeld tegen een variabele prijs (Bron: World Nuclear Organisation).
De fysieke handel van uranium is gebonden aan intergouvernementele verdragen en partijen (mijnbouwers, overheden, nutsbedrijven, financiële ondernemingen) op de uraniummarkt kunnen slechts fysiek handelen via geregistreerde magazijnen in een beperkt aantal landen. Het overdragen van uranium gaat dan ook via een juridische overdracht van het eigendom in een aangewezen magazijn.
Naast de fysieke markt bestaat er ook een relatief kleine en illiquide markt voor afgeleide financiële producten met betrekking tot uranium. Producten waaraan gedacht kan worden zijn opties en futures. Deze producten kunnen door gebruikers van uranium worden gebruikt om prijsrisico’s af te dekken zonder fysieke posities in te moeten nemen, maar ook om te anticiperen op prijsveranderingen. Deze afgeleide financiële producten worden bijvoorbeeld verhandeld aan de New York Mercantile Exchange (NYMEX).
Welke gevolgen heeft uraniumspeculatie voor de veiligheid?
De belangrijkste veiligheidsrisico’s van (verrijkt) UF6 zijn radioactieve straling, toxiciteit (safety) en proliferatie (security). Deze risico’s worden afgedekt door een combinatie van internationale verdragen en nationale wetgeving en vergunningen. Zie verder het antwoord op vraag 6.
Uraniumspeculatie heeft dus geen gevolgen voor de veiligheid. Speculatie kan slechts tot financiële overdracht van uranium leiden en heeft daarom geen additionele fysieke transporten tot gevolg. Bovendien hebben de speculanten geen fysieke toegang tot het bedrijventerrein van Urenco waar het uranium is opgeslagen, en mogen zij uranium niet zelf vervoeren.
Overigens gaat het rapport van de Amerikaanse senaat over de financiële risico’s die banken op zich nemen door te speculeren met grondstoffen, waaronder uranium. Het rapport betreft dus onder andere de situatie dat zich een nucleair incident met opgeslagen uranium van een bank op het terrein van Urenco zou voordoen en dat de bank hiervoor financieel aansprakelijk gehouden kan worden.
Hoe verhoudt de opslag van uranium en uraniumspeculatie zich tot de vergunningen van import van uranium voor Urenco en transport van uranium naar Urenco, of van de vergunning van Urenco zelf?
Op de levering van uranium door of vanaf het terrein van Urenco wordt toezicht gehouden door het Joint Committee onder het Verdrag van Almelo, bestaande uit overheidsvertegenwoordigers van de drie verdragstaten Nederland, Duitsland en het Verenigd Koninkrijk. Daarnaast is voor de uitvoer buiten Nederland een exportvergunning van het Ministerie van Buitenlandse Zaken vereist.
In de inrichtingsvergunning van Urenco is de maximale op het terrein toegestane hoeveelheid UF6 vergund. Op de op het terrein aanwezige hoeveelheden UF6 wordt toezicht gehouden door de ANVS. Voor de import en het transport van uranium zijn separate vergunningen nodig. De ANVS ziet op de naleving van deze vergunningen toe.
De Kernenergiewetvergunningen zijn gericht op nucleaire veiligheid, stralingsbescherming, milieubescherming en beveiliging.
Hoe verhoudt speculatie met uranium zich tot het ALARA principe, dat onder meer inhoudt dat transporten van radioactieve stoffen tot het minimum beperkt moeten worden?
In het kader van de vergunningverlening aan Urenco en voor transporten van en naar Urenco is het zogenoemde ALARA-beginsel zoals omschreven in het Besluit stralingsbescherming één van de afwegingsfactoren.
Er is geen relatie tussen speculatie met uranium en de fysieke levering van radioactieve stoffen. De reden hiervoor is dat speculatie met uranium slechts tot financiële transacties tussen partijen leidt en niet tot fysieke transporten van het verhandelde uranium.
Klopt het dat volgens het Euratom verdrag al het in de EU geïmporteerd uranium officieel eigendom is van Euratom? Zo ja, hoe kan Goldman Sachs in de EU aanwezig uranium bezitten?
Het eigendomsregime in het Euratom-verdrag voorziet dat alle bijzondere splijtstoffen die zijn voortgebracht of ingevoerd in de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie door een lidstaat, persoon of onderneming, het juridisch eigendom is van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie. Onder bijzondere splijtstoffen vallen plutonium 239, uranium 233, uranium verrijkt in de isotopen 235 of 233 en elk product dat een of meer van de voornoemde isotopen bevat.
Bij arrest van 12 september 2006 (gevoegde zaken C-123/04 en C-124/04, Industrias Nucleares do Brasil) heeft het Hof van Justitie van de Europese Unie onder andere het toepassingsbereik van dit eigendomsrecht verduidelijkt in samenhang met de verplichting om een instemming te verkrijgen van de Europese Commissie voor elk akkoord of elke overeenkomst die ziet op de levering van producten die onder de bevoegdheid van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie vallen (artikel 73 en 75 Euratom-verdrag). Volgens het Hof van Justitie is het instemmingsvereiste en het eigendomsrecht van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie niet van toepassing op een overeenkomst die ziet op het verrijken in de Gemeenschap van uranium afkomstig uit een derde land dat vervolgens bestemd is om naar dat derde land terug te keren. Goldman Sachs kan wel degelijk uranium bezitten dat aanwezig is op het grondgebied van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie zonder dat het eigendomsrecht van de Gemeenschap van toepassing is.
Dat neemt niet weg dat hoofdstuk 7 van het Euratom-verdrag betreffende de veiligheidscontrole en het toezicht daarop door Euratom wel van toepassing is. Dat toezicht is namelijk niet afhankelijk van het eigendomsrecht van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie.
Heeft speculatie invloed op de totale hoeveelheid verrijkt uranium bij Urenco?
Speculatie heeft geen invloed op de totale hoeveelheid verrijkt uranium bij Urenco of in de gehele markt voor verrijkt uranium. De hoeveelheid geproduceerd verrijkt uranium wordt bepaald door de vraag naar verrijkt uranium. Deze vraag wordt bepaald door energiebedrijven met kerncentrales en niet door speculatie met uranium.
Overigens staat in het onderzoeksrapport van de Amerikaanse senaat dat Goldman Sachs niet speculeert met verrijkt uranium, maar dit slechts in 2013 heeft overwogen en ervan af heeft gezien (p. 132).
In de Kernenergiewetvergunning is voor opslag een maximale toegestane hoeveelheid verrijkt uranium opgenomen. Deze maximale toegestane hoeveelheid verrijkt uranium is door Urenco aangevraagd op basis van de marktontwikkelingen en het marktaandeel van Urenco binnen de sector. Het is Urenco niet toegestaan meer verrijkt uranium op het terrein op te slaan dan vergund. De ANVS ziet toe op de naleving hiervan.
Is de geplande uitbreiding van de opslag van verarmd uranium bij Covra gerelateerd aan uraniumspeculatie bij Urenco?
Nee, de geplande uitbreiding van de opslag van verarmd uranium bij Covra is niet het gevolg van, of gerelateerd aan, uraniumspeculatie. Verarmd uranium is namelijk een bijproduct van de uraniumverrijking door Urenco en de hoeveelheid van geproduceerd verarmd uranium wordt bepaald door de vraag naar verrijkt uranium. De vraag naar verrijkt uranium wordt bepaald door energiebedrijven met kerncentrales en niet door speculatie met uranium. Zoals eerder aangegeven betreft uraniumspeculatie slechts financieel-administratieve transacties en leidt als zodanig niet tot extra fysieke transporten.
Het bericht ‘Polderjihadisten ‘oer-Nederlands’ |
|
Gert-Jan Segers (CU) |
|
Ronald Plasterk (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (PvdA), Lodewijk Asscher (viceminister-president , minister sociale zaken en werkgelegenheid) (PvdA) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van het bericht «Polderjihadisten oer-Nederlands»?1
Ja.
Is de Algemene inlichtingen- en veiligheidsdienst (AIVD) volgens u voldoende geoutilleerd zowel qua financiën als capaciteit om een verdere terugkeer van jihadgangers op te vangen? Zo ja waar blijkt dat uit? Zo nee, hoe groot is het probleem?
Zoals ik uw Kamer heb gemeld in antwoorden op schriftelijke vragen over de begroting BZK 2015 doet de AIVD wat nu redelijkerwijs moet gebeuren. Met de extra middelen wordt de onderzoekscapaciteit versterkt. Zo nodig worden prioriteiten gesteld en capaciteit vrijgemaakt (antwoorden verstuurd aan Tweede Kamer d.d. 6 november 2015, kenmerk 2014–0000591773). In het plenair debat over de aanslagen in Parijs van 14 januari jl. heeft de Minister-President aan uw Kamer gemeld dat extra financiering niet in de weg zal staan als uitbreiding nodig is van de capaciteit van de AIVD (plenair verslag Tweede Kamer, 41e vergadering woensdag 14 januari 2015).
Welke maatregelen neemt u om bij een groter aantal terugkeerders toch direct de inlichtingendienst op volle sterkte te hebben om het inlichtingenwerk in Nederland naar behoren in te vullen en een herhaling van eerdere tekorten te voorkomen?
Zie antwoord vraag 2.
Bent u bereid om nu al maatregelen te treffen voor de situatie waarin een grotere groep Syrië- en Irakgangers terugkeert en ervoor te zorgen dat de AIVD voldoende capaciteit heeft om die terugkeer aan te kunnen?
Zie antwoord vraag 2.
Hoe analyseert u het feit dat de geheime dienst overrompeld was door de plotselinge aanwas van jihadisten?
Er was geen sprake van overrompeling. Begin 2013 werden samenleving en overheid geconfronteerd met een substantiële stijging van het aantal jihadreizigers naar diverse landen in Afrika en het Midden-Oosten, met name naar Syrië. De AIVD heeft aandacht besteed aan deze stijging in zijn publicatie «Transformatie van het jihadisme in Nederland» (juni 2014, p48). Zie ook Samenvatting Dreigingsbeeld Terrorisme Nederland 32 (Kamerstuk 29 754, nr. 216, 13 maart 2013). De betrokken partners hebben hun activiteiten opgeschaald.
Hoe kan het dat ondanks het Actieprogramma integrale aanpak jihadisme, met als tweede peiler het bemoeilijken van de uitreis, nu toch door het hoofd van de AIVD wordt gesteld dat niemand jongeren die per auto uitreizen tegenhoudt? Overweegt u op dit punt nadere maatregelen en zo ja, welke?
De DG AIVD heeft niet gesteld dat niemand jihadisten tegenhoudt die per auto reizen, maar dat de controle dan lastiger is. Het tegenhouden van jihadreizigers is een prioriteit. In het AO IVD-aangelegenheden d.d. 2 juli 2014 heb ik gesteld dat uitreizende jihadisten niet allemaal tegen te houden zijn, aangezien Syrië gemakkelijk bereikbaar is (Kamerstuk 33 945, nr. 2, p32). In het Actieprogramma Integrale Aanpak Jihadisme (Kamerstuk 29 754, nr. 253) heeft de Minister van Veiligheid en Justitie aangegeven dat van uitreizigers over wie gegronde vermoedens bestaan van aansluiting bij een terroristische strijdgroepering, de Nederlandse reisdocumenten worden gesignaleerd ter vervallenverklaring of weigering. Ter versterking van deze maatregelen heeft het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) alle gemeenten nogmaals nadrukkelijk geïnformeerd over de procedure die gevolgd dient te worden bij de opname van personen in het register paspoortsignalering en de procedure van weigeren of vervallen verklaren van paspoorten op grond van deze signalering.
Deze procedure staat overigens los van de beoogde manier van reizen.
Daarnaast heeft de Minister van Veiligheid en Justitie in EU-verband afspraken gemaakt over en blijft hij zich inzetten voor de verdere optimalisering van de toepassing van bestaande instrumenten voor de detectie van jihadreizigers zoals bijvoorbeeld SIS II. Tenslotte zetten we in op de uitwisseling van gegevens van jihadreizigers via onder andere Europol en voor de samenwerking met derde landen via bijvoorbeeld Interpol.
Heeft u inzicht hoeveel gemeenten inmiddels met de integrale aanpak zijn gestart, zoals aanbevolen in de Handreiking aanpak van radicalisering en terrorismebestrijding door de Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding en veiligheid (NCTV)? Zo ja, kunt u dit met de Kamer delen? Zo nee, zou u hier alsnog een taak voor de ministeries zien?
Gemeenten hebben zelf de regie over de wijze waarop zij hun aanpak van radicalisering en jihadisme vormgeven. Alle meest betrokken gemeenten hanteren een integrale aanpak van radicalisering en jihadisme, waarbij zij de maatregelen uit het Actieprogramma «Integrale Aanpak Jihadisme» in meenemen.
De Handreiking «Aanpak van Radicalisering en Terrorismebestrijding» die door de NCTV is opgesteld heeft tot doel gemeenten te faciliteren bij het inrichten van een integrale aanpak van radicalisering en jihadisme. Gemeenten voor wie het onderwerp radicalisering en jihadisme nieuw is kunnen van deze Handreiking ook gebruik maken. Daarnaast worden zij ondersteund door de VNG en is via de website van de NCTV de Toolbox Extremisme beschikbaar, waarin gemeenten aanvullende informatie en trainingen kunnen vinden. Ten slotte kunnen gemeenten met vragen terecht bij de expertise-unit sociale stabiliteit.
Voortdurende agressie tegen NS-personeel |
|
Duco Hoogland (PvdA), Ahmed Marcouch (PvdA) |
|
Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD), Ronald Plasterk (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (PvdA) |
|
![]() |
Kent u het bericht «NS-personeel steeds vaker fysiek belaagd»?1
Ja.
Komen de cijfers in het genoemde bericht en de enquête over agressie tegen NS-personeel overeen met andere cijfers ten aanzien van de veiligheid van NS-personeel? Zo ja, over welke cijfers beschikt u in deze? Zo nee, waaruit bestaan de verschillen?
De beoordeling van de veiligheid van het spoorwegpersoneel wordt enerzijds bepaald door de wijze waarop deze door het personeel zelf ervaren wordt en anderzijds door objectief meetbare factoren. Hier kan verschil tussen zitten.
Recent is door de Minister van Binnenlandse zaken en Koninkrijksrelaties aan de Tweede Kamer de monitor Veilige Publieke Taak 20143 aangeboden. De monitor beschrijft de stand van zaken omtrent agressie en geweld tegen werknemers met een publieke taak – en dus niet specifiek tegen personeel van de Nederlandse Spoorwegen (NS) –, op basis van de Nationale Enquête Arbeidsomstandigheden (NEA). Uit de monitor blijkt dat 55% van de medewerkers in het openbaar vervoer het afgelopen jaar slachtoffer is geworden van agressie en geweld. Dit percentage is sinds de eerste meting in 2007 nagenoeg gelijk gebleven. Op basis van dit onderzoek kunnen echter geen conclusies worden getrokken specifiek ten aanzien van NS-personeel.
Uit cijfers van de NS over 2014 blijkt dat 6,6% van het personeel (met klantcontact) te maken kreeg met lichamelijk geweld tijdens het werk. Er zijn in 2014 in totaal 774 meldingen van NS-personeel geweest ter zake van fysieke agressie. Over dezelfde periode in 2013 waren dat 777 meldingen.
Uit de VVMC-enquête – die vooral vraagt naar de beleving en ervaring van de sociale veiligheid – komt naar voren dat 64% van het treinpersoneel in 2014 te maken kreeg met fysiek geweld.
De cijfers uit de enquête, de monitor en de NS-registratie komen niet overeen, gelet op het feit dat beleving en ervaring kunnen verschillen van registratie-gegevens, alsmede gelet op een methodisch verschil van onderzoek.
Wat is uw mening over de uitkomst van de enquête dat 64 procent van het treinpersoneel het afgelopen jaar te maken heeft gehad met fysiek geweld?
De enquête geeft een belangrijk signaal over de zorgen van de VVMC-leden. De veiligheid van zowel de werknemers als reizigers in het openbaar vervoer is van groot belang. Agressie en geweld tegen werknemers met een publieke taak vind ik onacceptabel. Het is een maatschappelijk probleem dat om voortdurende aandacht vraagt. Ik zal me daarom stevig blijven inzetten voor de aanpak van agressie en geweld tegen werknemers met een publieke taak.
In hoeveel gevallen van agressie tegen NS-personeel is er het afgelopen jaar melding of aangifte gedaan? In hoeveel gevallen heeft dit tot vervolging geleid?
In de justitiële systemen wordt agressie en geweld tegen NS-personeel niet apart geregistreerd, zij vallen onder de categorie gekwalificeerde slachtoffers.
De politie registreert geen specifieke doelgroepen bij aangiften VPT (Veilige Publieke Taak). Vanuit politie en Openbaar Ministerie (OM) is dan ook niet aan te geven in hoeveel van de gevallen van agressie, specifiek gericht tegen NS-personeel, het afgelopen jaar melding of aangifte is gedaan dan wel in hoeveel gevallen van agressie tegen NS-personeel strafrechtelijke vervolging is ingesteld.
Uit de registratie van de NS komt naar voren dat in 2014 ruim 500 maal aangifte van agressie en/of geweld is gedaan.
Hoe lang wordt er door u – bijvoorbeeld in het kader van een Veilige Publieke Taak – of door de NS al gewerkt aan het tegengaan van agressie tegen treinpersoneel?
Ik verwijs voor het antwoord op deze vragen tevens naar de beantwoording van de Kamervragen van het lid Madlener4 over hetzelfde bericht.
Sinds 2007 wordt vanuit het programma Veilige Publieke Taak de landelijke aanpak van agressie en geweld tegen werknemers met een publieke taak gecoördineerd. Het betreft een gecombineerde aanpak van werkgeversmaatregelen (bijvoorbeeld melden/registreren van incidenten en het doen van aangifte), maatregelen gericht op regionale (keten)samenwerking en strafrechtelijke maatregelen: politie en OM geven hoge prioriteit aan de opsporing en vervolging van VPT-zaken en zorgen voor een snelle en voortvarende opsporing en vervolging, waarbij een zwaardere straf zal worden geëist.
Meer specifiek ten aanzien van agressie en geweld in het openbaar vervoer is in 2009 de Taskforce Veiliger Openbaar Vervoer ingesteld. Over de maatregelen en voortgang van het programma Veilige Publieke Taak en de Taskforce VOV wordt de Tweede Kamer regelmatig geïnformeerd.
De NS heeft concrete maatregelen genomen om agressie terug te dringen en te voorkomen. Deze maatregelen liggen onder andere op het gebied van opleiding en (weerbaarheids-)training van personeel, inzet van toezichthouders met BOA-bevoegdheid (Veiligheid- en Service-medewerkers), cameratoezicht op stations en in treinen en mediacampagnes. Ook de OV-chipkaart en de toegangspoortjes op stations helpen bij het terugdringen van agressie. Uit de praktijk blijkt namelijk dat agressie vaak begint als geconstateerd wordt dat een geldig vervoersbewijs ontbreekt.
700 Veiligheid- en Service-medewerkers worden ingezet op stations en in treinen en zijn oproepbaar om in gevallen van nood en agressie tegen NS-collega’s in te grijpen. In sommige gevallen zet de NS ’s avonds externe beveiligingsteams in voor toezicht en beveiliging op stations en NS-terreinen. Daarnaast is er continu een Veiligheidscentrale (meldkamer met camera’s) bemand, die in gevallen van agressie kan ingrijpen.
De NS werkt ook samen met de politie. Op trajecten waar vaak incidenten voorkomen, vinden gemeenschappelijke controles plaats, de zogenaamde Stop & Go-acties (100% controles). Er zijn tevens afspraken met de politie gemaakt over spoedassistentie in geval van geweld tegen NS-personeel. Tot slot zijn er in lokale veiligheidsconvenanten concrete afspraken met zowel politie als gemeenten gemaakt over de regionale samenwerking.
Op de stations zal de ingebruikname van toegangspoortjes verder worden uitgebreid. De NS gaat ook door met het aanbieden van de personeelstraining «De-escalerend Optreden», over hoe om te gaan met situaties waarin agressie zich voordoet. In overleg met experts worden in de komende periode aanvullende maatregelen onderzocht, waaronder maatregelen in de sfeer van gedragsbeïnvloeding. NS-personeel krijgt binnenkort nieuwe robuuste uniformen, die beter beschermen tegen agressie.
Genoemde maatregelen dragen allemaal bij aan het vergroten van de sociale veiligheid voor zowel reizigers als personeel. Ik hecht er aan te benadrukken dat het gaat om de samenhang van maatregelen in de keten. Elke individuele maatregel draagt bij aan de effectiviteit van het geheel aan maatregelen.
Welke maatregelen zijn er genomen om de agressie tegen treinpersoneel te verminderen?
Zie antwoord vraag 5.
Kunt u aangeven welke maatregelen effectief zijn en in welke mate? Welke maatregelen worden er binnenkort nog genomen om de agressie tegen treinpersoneel terug te brengen?
Zie antwoord vraag 5.
Het functioneren van L1 als rampenzender tijdens de asbest-situatie in Roermond |
|
Karin Straus (VVD), Ton Elias (VVD) |
|
Sander Dekker (staatssecretaris onderwijs, cultuur en wetenschap) (VVD) |
|
![]() |
Klopt het dat de Limburgse regionale omroep bij regionale rampen als rampenzender moet functioneren? Klopt het tevens dat noodmeldingen, zoals NL-Alert, voor nadere informatie in Limburg verwijzen naar L1?
Sinds 1991 fungeren de regionale radiozenders, zoals L1, formeel als calamiteitenzender. Dat wil zeggen dat de radiozenders van de regionale omroepen in geval van rampen of calamiteiten direct gebruikt moeten kunnen worden voor mededelingen aan burgers van het zogenoemde bevoegd gezag. Tijdens de brand in Roermond heeft de veiligheidsregio Limburg-Noord (radio) L1 niet formeel ingezet als calamiteitenzender.
De status van calamiteitenzender geldt alleen voor de radio, niet voor televisie en online media. De veiligheidsregio’s maken zelf afspraken met de regionale omroepen over hun inzet als calamiteitenzender. Daartoe stelt het Ministerie van Veiligheid en Justitie sinds januari 2010 een modelconvenant ter beschikking.
Noodmeldingen, zoals NL-Alert, kunnen verwijzen naar een andere bron zoals een calamiteitenzender waar op het moment van versturen meer informatie te vinden is. Dit is afhankelijk van de situatie en wordt door de veiligheidsregio bepaald.
Hoe snel na de eerste noodmelding via NL-Alert kwam de eerste berichtgeving via L1 tot stand?
L1 is formeel niet ingezet als calamiteitenzender tijdens de asbest-situatie. L1 was dus op dat moment net als overige media een nieuwszender die vanuit haar journalistieke functie berichtgeving plaatste over het incident. Voor de tijdlijn van de journalistieke verslaggeving van het incident op de verschillende platforms van omroep L1 en andere media, verwijs ik u naar de betreffende omroepen.
Hoe snel na de eerste noodmelding was via zowel radio, tv, teletekst en de website van L1 informatie over de asbest-situatie te raadplegen? Hoe verhoudt zich dit tot de snelheid van berichtgeving via (niet-rampenomroepen) als de NOS en RTL?
Zie antwoord vraag 2.
Hoe vaak werd de berichtgeving via zowel radio, tv als de website van L1 ververst gedurende de nacht en de ochtend van woensdag 17 december 2014?
Zie antwoord vraag 2.
Deelt u de mening dat een officiële rampenzender in geval van rampsituaties snelle en kwalitatief goede informatie moet bieden? Beoordeelt u alles bij elkaar genomen de snelheid en kwaliteit van de informatievoorziening door L1 tijdens de asbest-situatie in Roermond als adequaat? Zo nee, welke maatregelen en met welk tijdpad gaat u nemen om de berichtgeving en snelheid van L1 en andere regionale omroepen in geval van rampen te verbeteren?
De overheid hecht eraan in alle crisissituaties een duidelijk en eenduidig handelsperspectief te bieden aan burgers. De calamiteitenzender is een onderdeel van een pakket aan middelen dat het bevoegd gezag kan inzetten tijdens een noodsituatie. De inzet daarvan is een lokaal bestuurlijke afweging. De Veiligheidsregio Limburg-Noord heeft niet de calamiteitenzender maar verschillende andere middelen ingezet om mensen te informeren over de asbest-situatie, zoals NL-Alert, Twitter, berichtgeving door woordvoerders via de regionale en landelijke media en de website van de gemeente Roermond. Er zal binnenkort een evaluatie plaatsvinden tussen de provincie Limburg, de veiligheidsregio’s en L1, waarin de procedure van inzet van de calamiteitenzender aan bod zal komen.
Het bericht 'Rechter geeft AD gelijk in zaak topambtenaar Demmink' |
|
Louis Bontes (GrBvK), Joram van Klaveren (GrBvK) |
|
Fred Teeven (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD), Mark Rutte (minister-president , minister algemene zaken) (VVD), Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
|
Bent u bekend met het bericht «Rechter geeft AD gelijk in zaak topambtenaar Demmink»1
Ja. De uitspraak waarin de Rechtbank Rotterdam op 17 december 2014 heeft bepaald dat de desbetreffende publicaties van het Algemeen Dagblad niet onrechtmatig zijn, is mij bekend. De rechtbank heeft overwogen dat de belangen van het Algemeen Dagblad bij deze publicaties over dit onderwerp van maatschappelijk belang zwaarder moeten wegen dan die van oud-secretaris-generaal van mijn departement bij het achterwege laten hiervan.
Bent u voornemens de proceskosten voor deze zaak te laten betalen door het Ministerie van Veiligheid en Justitie? Zo ja, om welk bedrag zal dit gaan?
In hoeverre zal het Ministerie van Veiligheid en Justitie aanvullende kosten voor deze zaak betalen, mocht de heer Demmink besluiten in hoger beroep te gaan tegen deze uitspraak?
Deelt u de mening dat de proceskosten en de eventuele toekomstige kosten voor deze zaak voor de rekening van de heer Demmink zelf moeten komen? Zo nee, waarom niet?
Het bericht dat Hamas mogelijk van de Europese terreurlijst verdwijnt |
|
Han ten Broeke (VVD), Kees van der Staaij (SGP), Joël Voordewind (CU) |
|
Bert Koenders (minister buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
![]() ![]() ![]() |
Bent u bekend met het bericht «EU Court Expected to Annul Hamas Terrorist Designation»?1
Ja.
Klopt het dat het Hof van Justitie van de Europese Unie voornemens is Hamas van de Europese terreurlijst te halen?
Het gaat om een arrest van het Gerecht van de Europese Unie. Het Gerecht is de eerste rechterlijke instantie in een vernietigingsprocedure tegen een plaatsing op de EU-terrorismelijst. Tegen een uitspraak van het Gerecht staat hogere voorziening open bij het Hof van Justitie van de EU. Het Gerecht heeft op 17 december jl. uitspraak gedaan in een zaak die Hamas heeft aangespannen tegen de Raad van de EU. Hamas vecht in dit beroep de plaatsing van Hamas op de EU-terrorismelijst aan.
Het Gerecht heeft besloten de plaatsing op de lijst nietig te verklaren, wegens procedurele gebreken. Het Gerecht benadrukt geen uitspraak te hebben gedaan over de vraag naar de kwalificatie van Hamas als terroristische groepering. Daarbij heeft het Gerecht ook besloten de gevolgen van de maatregel in stand te houden voor een periode van drie maanden. Momenteel staat Hamas derhalve nog steeds op de EU-terrorismelijst.
De Raad heeft binnen deze drie maanden de mogelijkheid een nieuwe maatregel vast te stellen, waardoor Hamas op de lijst blijft staan. De Raad heeft tevens de mogelijkheid binnen twee maanden hogere voorziening in te stellen bij het Hof van Justitie tegen de uitspraak van het Gerecht. In dat geval zou de huidige maatregel eveneens van kracht blijven voor de duur van die procedure.
Hoe beoordeelt u de uitspraak van het Hof dat het besluit om Hamas op de terreurlijst te plaatsen, gegrondvest was op berichtgeving in de media en op het internet?
Het besluit om Hamas op de lijst te plaatsten is niet enkel gebaseerd op berichtgeving in de media en op het internet. Vereiste voor plaatsing op de EU-terrorismelijst is dat door een bevoegde instantie een beslissing is genomen ten aanzien van de bedoelde persoon, groep of entiteit (bijvoorbeeld de inleiding van een onderzoek, vervolging of veroordeling wegens een terroristische daad, dan wel een sanctiemaatregel op nationaal niveau). In het geval van Hamas is de beslissing van de Raad van de EU gebaseerd op besluiten van de autoriteiten van het Verenigd Koninkrijk en de Verenigde Staten.
De Raad heeft echter in de zogenoemde uiteenzetting van redenen (de motivering van de maatregel) ook feiten genoemd die niet binnen het bereik van de VS en VK besluiten vielen. Volgens het Gerecht moet de Raad elke terroristische daad die hij opneemt in de uiteenzetting van redenen, en die dient ter rechtvaardiging van de maatregel, ontlenen aan een besluit van bevoegde autoriteiten.
Het Gerecht heeft dit standpunt ook ingenomen in een eerder arrest (zaken T-208/11 en T-508/11, LTTE (Tamil Tijgers)/Raad van 16 oktober 2014). De Raad is het niet eens met dit oordeel en heeft besloten beroep in te stellen tegen de uitspraak van het Gerecht bij het Hof van Justitie van de EU. Nederland steunt de Raad in deze procedure.
Deelt u de mening dat er geen misverstand over kan bestaan dat Hamas, zeker tegen de achtergrond van de gebeurtenissen in de aanloop naar en tijdens de zomer, zich schuldig heeft gemaakt en vermoedelijk blijft maken aan terroristische activiteiten? Deelt u in dat licht de mening dat het derhalve ontoelaatbaar is dat Hamas van deze lijst verdwijnt?
Het kabinetsstandpunt ten aanzien van Hamas is niet veranderd.
Bent u bereid u tot het uiterste in te spannen om, al dan niet in samenwerking met andere Europese landen, zeker te stellen dat Hamas weer op de Europese terreurlijst komt te staan?
Zoals in het antwoord op vraag 2 is toegelicht, is Hamas door de uitspraak van het Gerecht nu niet van de sanctielijst verwijderd. Momenteel bestudeert de Raad de uitspraak. Nederland zal zich met andere lidstaten inzetten om de door het Gerecht geconstateerde gebreken te adresseren.
Het bericht ‘Reorganisatie politie kost honderden miljoenen extra’ |
|
Magda Berndsen (D66), Nine Kooiman |
|
Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Hoe oordeelt u over het bericht dat de reorganisatie van de nationale politie veel meer gaat kosten dan begroot?1
Op 5 december jl. heeft de Centrale Ondernemingsraad (COR) advies aan de Korpschef uitgebracht over het reorganisatieplan. Daarin heeft de COR onder meer aangegeven zich zorgen te maken over het reorganisatiebudget. Dit zou ontoereikend zijn.
Uiteraard komt de politie als werkgever na wat er met bonden in het landelijk sociaal statuut aan faciliteiten is afgesproken. In de begroting van de nationale politie is voor frictiekosten bij de realisatie een budget van € 230 mln. voorzien. Het budget is bedoeld voor incidentele kosten die samenhangen met de realisatie van de nationale politie, zoals de personele reorganisatie. Daarbij valt te denken aan kosten van om- en bijscholing, incidentele verhuiskosten, tijdelijke extra reiskosten, kosten van outplacement en kosten van vertrekregelingen.
De daadwerkelijke kosten binnen dit incidentele budget hangen af van bijvoorbeeld het aantal herplaatsingskandidaten, precieze plaatsing van medewerkers en van het personeelsverloop in de komende jaren. Daarover zal in de loop van de tijd meer duidelijkheid ontstaan. In dit stadium is iedere berekening nog voor een fors deel gebaseerd op aannames. Ik heb er vertrouwen in dat het frictiekostenbudget voldoende is.
Hoeveel meer kan de reorganisatie kosten? Klopt het bericht dat de totale reorganisatiekosten meer dan 600 miljoen euro bedragen? Zo nee, wat is het correcte bedrag en hoeveel meer dan begroot is dit? Kunt u hierbij aangeven uit wanneer deze berekening dateert en of het bedrag nog toereikend is?
Zie antwoord vraag 1.
Hoe gaat u financiële tegenvallers of onverwachte meerkosten dekken?
De realisatie van de Nationale Politie geschiedt binnen het budgettaire kader zoals vastgelegd in de meerjarenbegroting. Mocht in de loop van de tijd blijken dat het budget van 230 miljoen onvoldoende is om in de frictiekosten waarvoor dit budget was bedoeld te voorzien, dan zullen de extra kosten binnen dat budgettaire kader moeten worden opgevangen. Via de reguliere rapportages wordt de ontwikkeling van dit budget gevolgd.
De jaarrekening van de politie geeft een overzicht van de uitgaven voor de reorganisatie. Deze jaarrekening, die door een externe accountant wordt gecontroleerd, zend ik uw Kamer elk jaar toe. Ik zie geen reden om bovenop de accountantscontrole de Algemene Rekenkamer te vragen nog eens extra specifiek naar de uitgaven binnen het frictiekostenbudget te kijken.
Bent u bereid om de reorganisatiekosten en mogelijke extra kosten te laten berekenen of controleren door de Algemene Rekenkamer? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 3.
In hoeverre is rekening gehouden met de door de Centrale Ondernemingsraad aangegeven meerkosten zoals reiskosten, verhuiskosten en outplacementkosten? Als hier onvoldoende rekening mee gehouden is, hoe komt u politieagenten tegemoet in de extra kosten als gevolg van de reorganisatie?
Zie antwoord vraag 1.
In hoeverre spelen onrealistische doelstellingen of een te hoog reorganisatie tempo een rol in de huidige onrust bij de politie?
De reorganisatie van de Nationale Politie is omvangrijk en complex. Onrust is hierbij niet te vermijden. Medewerkers hechten er bij iedere reorganisatie aan om zo snel mogelijk duidelijk te hebben over hun positie in de toekomstige organisatie. Daarom heb ik al in een zeer vroeg stadium toegezegd dat er geen gedwongen ontslagen vallen.
Iedere stap in de reorganisatie wordt zorgvuldig voorbereid. Ook wordt daarover nauw overleg met de COR en de politievakorganisaties gevoerd. Juist om onrustgevoelens weg te nemen gaat er veel aandacht uit naar het informeren van de politieambtenaren. Ik hecht eraan om de reorganisatie zo spoedig mogelijk en zorgvuldig af te ronden zodat de politiemedewerkers op de kortst mogelijke termijn duidelijkheid over hun (her)plaatsing krijgen.
Erkent u uw politieke verantwoordelijkheid voor het beheer en de leiding van de politie? Zo nee, waarom niet?
Ja. Ingevolge artikel 27 van de Politiewet 2012 is de korpschef belast met de leiding en het beheer van de politie. De korpschef legt over de uitoefening van zijn taken en bevoegdheden verantwoording af aan mij. Ik leg verantwoording af aan uw Kamer.
Waarom komt u uw voorwaarde dat de realisatie geschiedt binnen het vastgestelde budgettaire kader niet na?
Zie antwoord vraag 3.
Gaat u extra geld besteden aan de politie of schuift u de schuld door?
Zie antwoord vraag 3.
Hoe gaat u de geplande besparingen als gevolg van de reorganisatie alsnog op tijd halen?
De geplande besparingen zijn in de begroting en de meerjarenraming opgenomen. De begroting en de meerjarenraming zijn sluitend.
Bent u op de hoogte van de bereidheid van de provincie Overijssel en de gemeente Raalte om zelf (mede) te investeren in de aanpak van het knelpunt in de N35 bij Raalte (kruispunt-Bos N35/N348), met het oog op een betere doorstroming en verkeersveiligheid van de N35 en leefbaarheid in de kern Raalte?
Ja.
Kent u dezelfde prioriteit toe aan de integrale aanpak van het kruispunt-Bos N35/N348 in het kader van de uitvoering van het MIRT-onderzoek Wijthmen-Nijverdal en de gezamenlijke Marsroute N35 als de regio?
Op 27 oktober 2014 is de bestuursovereenkomst N35 Wijthmen – Nijverdal ondertekend door alle betrokken partijen. Ik heb u daarover per brief geïnformeerd1. In de bestuursovereenkomst zijn afspraken gemaakt over een lijst met de te nemen maatregelen. Deze is in nauw overleg met alle betrokken partijen tot stand gekomen. Voor dit maatregelenpakket is totaal € 15 mln beschikbaar gesteld, € 10 mln door de provincie Overijssel en € 5 mln door het Rijk. De aanpak van het kruispunt Bos N35/N348 maakt onderdeel uit van dit maatregelenpakket.
Bent u bereid een financiële bijdrage te leveren aan de verdere uitvoering van de Marsroute N35 op het tracé Wijthmen-Nijverdal, gelet op het feit dat de N35 een rijksweg is? Staat voor u de ambitie uit de Mobiliteitsaanpak van 2008 nog steeds overeind om van de hele N35 een zogenaamde 2x2 doorstroomweg waar 100 km/u gereden mag worden te maken?
Op 13 februari 2013 heb ik u per brief2 geïnformeerd over de invulling van de taakstelling op het Infrastructuurfonds.
In deze brief heb ik aangeven de maatregelen en het daarvoor gereserveerde budget (van € 5 mln.) voor de N35 Wijthem-Nijverdal te schrappen.
Tijdens het debat over deze brief op 8 april 2013 is de motie Elias-Kuiken3 aangenomen. De motie vroeg om voor dit traject € 5 mln. beschikbaar te stellen ten laste van het programma Meer Veilig 3.
Deze motie is de basis voor de bestuursovereenkomst van 27 oktober 2014 (zie vraag 2). Ik zie geen reden om naast de reeds beschikbaar gestelde middelen, additionele middelen beschikbaar te stellen voor de N35 Wijthmen-Nijverdal.
Welke bijdrage kan uit het budget voor Spoorse doorsnijdingen en (aanvullend) het landelijk Verbeterprogramma Overwegen worden geleverd aan het realiseren van een ongelijkvloerse kruising van de spoorlijn Zwolle-Enschede met de N348? Kan de reeds teoegekende subsidie van 1,3 miljoen euro voor dit doel worden aangewend?
Het budget voor Spoorse doorsnijdingen is volledig juridisch verplicht en biedt daarmee geen ruimte voor een bijdrage aan het realiseren van een ongelijkvloerse kruising van de spoorlijn Zwolle-Enschede met de N348. Het Landelijk Verbeterprogramma Overwegen (LVO) is gericht op de aanpak van de overwegen met een groot verbeterpotentieel voor de bereikbaarheid. Voor het LVO is een lijst opgesteld met de ca. 140 overwegen met een dergelijk groot verbeterpotentieel en is een aantal nadere criteria bepaald. De overweg in Raalte maakt geen deel uit van deze overwegen met een groot verbeterpotentieel.
De reeds toegekende subsidie van € 1,3 mln. heeft betrekking op de bijbehorende vastgestelde scope. Wanneer de gemeente daarvan wil afwijken is een nadere beoordeling vereist van de nieuwe projectscope. Dit is begin 2014 aan de gemeente Raalte bericht inclusief het verzoek de uiteindelijk gekozen projectscope ter beoordeling voor te leggen. Hier is door de gemeente nog niet op gereageerd.
Ziet u daarnaast nog mogelijkheden om een bijdrage te leveren aan een integrale aanpak van het kruispunt-Bos N35/N348 op de aspecten doorstroming, verkeersveiligheid en leefbaarheid?
Zie mijn antwoord op vraag 2 en 3.
Het bericht ‘Poolse werknemers uitgebuit; vakbond FNV Bouw meldt flinke reeks misstanden bij verbreding A15’ |
|
John Kerstens (PvdA), Duco Hoogland (PvdA) |
|
Melanie Schultz van Haegen (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD), Lodewijk Asscher (viceminister-president , minister sociale zaken en werkgelegenheid) (PvdA) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Poolse werknemers uitgebuit; vakbond FNV Bouw meldt flinke reeks misstanden bij verbreding A15»?1
Ja.
Kunt u ten aanzien van de hieronderstaande aantijgingen, per aantijging aangeven of deze juist is?
Nee, ik kan niet aangeven of deze aantijgingen juist zijn. Voor de volledigheid wijs ik u er op dat de naleving van de relevante wet- en regelgeving primair een verantwoordelijkheid is van de werkgever zelf. De Inspectie SZW is belast met de handhaving van arbeidswetten, zoals de Wet minimumloon en minimumvakantietoeslag (Wml) en de Arbeidstijdenwet (Atw). De sociale partners zien toe op de naleving van de bovenwettelijke cao-voorwaarden. De cao-partijen kunnen de Inspectie SZW verzoeken om een aanvullend onderzoek te doen naar naleving van de cao-voorwaarden op grond van artikel 10 van de Wet Avv. Met betrekking tot werkzaamheden bij de verbreding van de A15 heeft de Inspectie SZW in november 2014 vier verzoeken om ondersteuning bij de handhaving van cao-voorwaarden ontvangen van de paritaire toezichthouder in de Bouw. Deze zaken worden thans onderzocht door het speciale team van de Inspectie SZW dat belast is met de aanpak van schijnconstructies en de ondersteuning van sociale partners bij de handhaving van de cao-voorwaarden. De Inspectie is tevens in overleg met de FNV over de situatie bij de A15.
Betrokken werkgevers hebben met de FNV afgesproken elk een diepgaand onderzoek in te stellen en af te stemmen over te nemen maatregelen. Na dit onderzoek zijn werkgevers in staat om de juistheid van de beweerde aantijgingen te duiden.
Hoeveel inspecties heeft de Inspectie SZW de voorbije maanden uitgevoerd op de betreffende bouwlocatie bij de A15? Heeft de Inspectie SZW daar overtredingen geconstateerd? Zo ja, welke maatregelen zijn genomen om deze overtredingen zo snel mogelijk te beëindigen?
De Inspectie SZW heeft in april 2014 samen met de Belastingdienst een inspectie uitgevoerd op de bouwlocatie bij de A15. Hierbij is onder meer onderzocht of er sprake was van onderbetaling beneden het wettelijk minimumloon of van overtreding van de arbeidstijdenwet. Dit bleek niet het geval.
Welke acties worden daarnaast door welke overheidsinstanties op dit moment ondernomen om te verzekeren dat bij de aanleg- of het onderhoud van projecten waar Rijkswaterstaat opdrachtgever van is, volledig overeenkomstig de vigerende wet- en regelgeving en de geldende cao gehandeld wordt? Tot welke resultaten hebben deze acties tot op heden geleid?
De Inspectie SZW en de Belastingdienst maken bij grote infrastructurele projecten afspraken met de opdrachtgevers en hoofdaannemers, opdat zij hun verantwoordelijkheid nemen voor de naleving van fiscale- en arbeidswetgeving in de hele keten.
De uitvoering van aanleg- en onderhoudprojecten, waarvan Rijkswaterstaat hoofdopdrachtgever is, is langjarig en complex. Daarom is tussen IenM en SZW besproken hoe de nieuwe regels rond ketenaansprakelijkheid, zoals voorzien in het wetsvoorstel aanpak schijnconstructies, deze uitvoering versterken. Zie ook het antwoord op vraag tien.
Welke voorwaarden heeft Rijkswaterstaat in deze casus op sociaal gebied aan opdrachtnemers gesteld? Op welke wijze verzekert Rijkswaterstaat het voldoen aan deze voorwaarden door (onder)aannemers?
Rijkswaterstaat verwacht van opdrachtnemers dat deze zich houden aan de Nederlandse wet- en regelgeving. Zoals bij vraag twee aangegeven is de naleving van de relevante wet- en regelgeving voor arbeidsvoorwaarden primair een verantwoordelijkheid van de werkgever zelf. Daarnaast let Rijkswaterstaat op de arboveiligheid en de Wet arbeid vreemdelingen. Bij voorvallen bij deze regelgeving dragen opdrachtnemers de financiële consequenties.
Deelt u de mening dat het enkel «aanspreken op signalen» door Rijkswaterstaat in de richting van opdrachtnemers onvoldoende optreden inhoudt? Welke verdergaande stappen onderneemt u om te waarborgen dat één of meerdere (onder)opdrachtnemers hun verantwoordelijkheid nemen?
Het aanspreken op signalen is op dit moment wat Rijkswaterstaat in contractuele context kan en blijft doen. Zoals ik bij vraag 4 heb aangegeven, wordt tussen IenM en SZW besproken hoe de nieuwe regels, zoals voorzien in het wetsvoorstel aanpak schijnconstructies, deze uitvoering versterken.
Wordt – op het moment van beantwoording van deze vragen – voldaan aan alle wet- en regelgeving en de geldende cao bij de verbreding van de A15 ter hoogte van de Botlekbrug?
Zoals in de antwoorden op de vragen 2 en 3 is vermeld, lopen er op dit moment diverse onderzoeken. De uitslag van deze onderzoeken moet afgewacht worden voordat beoordeeld kan worden in hoeverre aan de wet- en regelgeving wordt voldaan.
Welke lessen heeft u geleerd uit eerdere wetsovertredingen (bijvoorbeeld bij projecten bij de A2 en de A4) bij projecten waarvan Rijkswaterstaat opdrachtgever is?
Een les die geleerd is, is dat direct betrokken partijen snel de feiten moeten onderzoeken om daarna afspraken te maken. Dit is bij de projecten bij de A2 en de A4 dan ook gebeurd. Onderzoek van de feiten is nodig om goed vast te stellen of er sprake is van wetsovertredingen.
Heeft u of een andere overheidsinstantie inmiddels contact gehad met (vertegenwoordigers van) deze Poolse bouwvakkers? Zo ja, wat is er besproken en op welke wijze staat de overheid deze gedupeerde werknemers bij?
Nee, de (cao-)partijen A-Lanes en FNV Bouw hebben op 17 december 2014 met elkaar afgesproken dat zij elk afzonderlijk van elkaar een diepte onderzoek verrichten en daarna met elkaar in gesprek gaan om een passende oplossing te vinden.
Op welke wijze voorkomt de nieuwe Wet Aanpak Schijnconstructies praktijken zoals die in het bericht worden genoemd? Welke maatregelen heeft Rijkswaterstaat inmiddels genomen om zijn nieuwe rol – die volgt uit deze wet – volledig waar te kunnen maken?
Het wetsvoorstel aanpak schijnconstructies is op vrijdag 12 december jongstleden aan uw Kamer aangeboden (Kamerstuk 34 108). Het wetsvoorstel voorziet onder meer in het invoeren van een ketenaansprakelijkheid voor loon. Daarmee worden alle schakels in een keten, inclusief de hoogste opdrachtgever, aansprakelijk voor het ten onrechte niet betaalde loon onderin een opdrachtketen. Door de ketenaansprakelijkheid worden opdrachtgevers in de keten geprikkeld om maatregelen te nemen om onderbetaling te voorkomen of, indien nodig, om een misstand rondom onderbetaling te laten opheffen. Van een opdrachtgever, opdrachtnemer en aannemer wordt verwacht dat hij de maatregelen treft die redelijkerwijs van hem mogen worden verwacht om te bevorderen dat de werkgever het aan zijn werknemer verschuldigde loon voldoet.
Rijkswaterstaat treft – als grote rijksopdrachtgever – voorbereidingen ter implementatie van de maatregelen uit het wetsvoorstel en treedt daarover in het voorjaar onder meer in overleg met de FNV.
De duurzame maatlat voor veehouderij |
|
Tjeerd van Dekken (PvdA), Jan Vos (PvdA) |
|
Wilma Mansveld (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (PvdA), Sharon Dijksma (staatssecretaris economische zaken) (PvdA) |
|
![]() |
Klopt het dat energiebesparende systemen als het ECO200 geen gebruikmaken van zware HFK’s (vanaf 2020 verboden), wat leidt tot winst voor het klimaat en de ozonlaag?
Volgens opgave van de leverancier werkt ECO200 zonder zware HFK koudemiddelen en gebruikt het een water/glycol mengsel als transportmiddel voor koeling.
HFK’s zijn broeikasgassen; het niet toepassen van deze middelen helpt bij het tegengaan van klimaatverandering.
Klopt het dat de Maatlat Duurzame Veehouderij het ECO200 en soortgelijke systemen uitsluit? Zo ja, waarom worden dergelijke systemen niet gestimuleerd via de Maatlat Duurzame Veehouderij?
De Maatlat Duurzame Veehouderij (MDV) sluit geen systemen uit. In de MDV worden echter geen systemen bij (merk)naam genoemd maar op basis van werkingsprincipes en deelmaatregelen gewaardeerd. Ook het ECO200 systeem is op onderdelen geanalyseerd en beoordeeld. Daarbij is nagegaan welke bijdrage de onderdelen van het systeem leveren op het gebied van energiebesparing c.q. duurzame energiebronnen. Deze analyse heeft er in geresulteerd dat de elementaire onderdelen van het ECO200 systeem een plaats hebben gekregen in de themamaatlat energie van de MDV.
Overigens is de directe reductie van broeikasgaseffecten door het niet toepassen van HFK’s geen thema binnen de MDV. De Maatlat Duurzame veehouderij stimuleert wél via de themamaatlat «energie» maatregelen die energie besparen en het gebruik van duurzamere energiebronnen. Hiermee wordt indirect wel een bijdrage geleverd aan de reductie van broeikasgassen.
Klopt de aanname dat op deze manier een verkeerde prikkel ontstaat, waardoor ondernemers geen gebruikmaken van dergelijke energiebesparende systemen, waardoor de facto meer schadelijke (broeikas)gassen worden uitgestoten? Zo ja, wat gaat u daaraan doen? Zo nee, waarom niet?
Zie mijn antwoord onder vraag 2. Energiebesparende systemen zoals ECO200 worden gewaardeerd voor hun energiebesparende effecten en de aanschaf en het gebruik ervan wordt gestimuleerd via de MDV. MDV is een voorwaarde om in aanmerking te komen voor de MIA\Vamil regeling.
Klopt het dat de bestaande fabrikanten van koelmachines op dit moment nog geen nieuwe innovaties c.q. initiatieven tonen om zware HFK’s uit te bannen? Zo ja, wat gaat u doen om deze sector te bewegen, zodat deze klaar is voor 2020?
Op 1 januari jl. is de nieuwe Europese F-gassenverordening in werking getreden. In deze verordening wordt onder andere geregeld dat de hoeveelheid HFK’s die tot 2030 op de markt kunnen worden gebracht sterk wordt gereduceerd en aan quota gebonden. Tevens wordt de toepassing van een aantal koudemiddelen in specifieke producten (waaronder koelinstallaties) in de loop van de komende jaren verboden. De bepalingen in deze Verordening vormen naar mijn idee een voldoende stimulans om de fabrikanten aan te zetten tot innovaties omdat zij anders geen markt meer hebben na 2020. In dit verband merk ik op dat er al koelinstallaties zijn die gebruik maken van natuurlijke koudemiddelen in plaats van HFK’s. Toepassen van natuurlijke koelmiddelen is in het algemeen ook energie-efficiënter.
Het verkopen van statiegeldloze flessen Coca-Cola door de winkel “Gekke Gerrit’ |
|
Eric Smaling |
|
Wilma Mansveld (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (PvdA) |
|
Bent u bekend met het bericht waarin de winkel «Gekke Gerrit» zich bekend maakt als dumpwinkel en zich daarbij profileert met het feit dat daarbij A-merken, liefst voor de helft van reguliere prijs, zullen worden aangeboden en daarnaast in de winkel adverteert met Poolse cola met daarbij de vermelding «geen statiegeld»?1
Ja.
Deelt u de mening dat het aanbieden van PET-flessen cola voor een lagere prijs en zonder het in rekening brengen van statiegeld het statiegeldsysteem ondermijnt? Zo nee, waarom niet?
Ja, zonder het heffen van statiegeld, kan het systeem niet bestaan. Daarom heeft Stichting Afvalfonds Verpakkingen (StAV) een systematiek ontwikkeld waarmee het voor de producent of importeur van verpakkingen onaantrekkelijk wordt gemaakt om flessen zonder statiegeld op de markt te brengen.
StAV legt vanaf 1 januari 2015 aan haar leden die grote kunststofflessen voor frisdranken en waters zonder statiegeld verkopen, een tarief op van € 7,50/kg wat neerkomt op ongeveer € 0,25/fles. Dit is een aanzienlijk hoger bedrag dan het tarief voor de leden die wel statiegeld heffen, namelijk € 0,02/kg.
Hierdoor is er dus een sterke financiële prikkel voor de leden van StAV om uit eigen beweging hun flessen te laten deelnemen aan het statiegeldsysteem.
Dit hogere tarief geldt alleen voor de producenten en importeurs die meer dan 50 ton aan verpakkingsmateriaal op de markt brengen.
Deze grens volgt uit het Besluit beheer verpakkingen waarin de verplichtingen voor de producenten of importeurs zijn vastgelegd.
Als, zoals in dit voorbeeld, een producent of importeur uit bijvoorbeeld Polen frisdrank in PET-flessen van 1.5 liter importeert en deze zonder statiegeld op de markt brengt, heft StAV het tarief van € 7,50/kg als afvalbeheersbijdrage.
In dit voorbeeld koopt de consument die frisdrank en levert de lege flessen in bij een supermarkt. Deze consument ontvangt daarvoor € 0,25 statiegeld van die supermarkt (immers, het statiegeldapparaat heeft vanwege de vorm van de fles deze herkend als Nederlandse statiegeldfles). StAV heeft met Stichting Retourverpakkingen Nederland2 afspraken gemaakt over de verdere afhandeling ten behoeve van recycling van deze flessen.
Hiermee blijft het doel, namelijk zoveel mogelijk plastic verpakkingsmaterialen recyclen, overeind.
Er kan zich ook een situatie voordoen dat de consument de fles niet terugbrengt, omdat deze zonder statiegeld gekocht is. In dat geval kan de fles mee naar de Plastic Heroes bak.
Op welke wijze en door welke instantie wordt na 1 januari 2015 gecontroleerd dat niet-deelnemers aan de Stichting Afvalfonds Verpakkingen (StAV) inderdaad de in uw brief genoemde € 0,25 per grote frisdrankfles gaan afrekenen, waarmee de StAV stelt het statiegeldsysteem te borgen?2
StAV kan achterhalen welke producent of importeur geen statiegeld heft op basis van de aangiftes over de hoeveelheid verpakkingen die op de markt worden gebracht en op basis van signalen uit de markt. Zie verder het antwoord op vraag 2.
Is er bij het verkopen van grote frisdrankflessen voor 1 januari 2015 waarbij geen statiegeld in rekening wordt gebracht, sprake van een economisch delict? Zo nee, waarom niet?
Ja. Tot 1 januari 2015 was er een productverordening voor het heffen van statiegeld van het Productschap Dranken. Tot die tijd kon dit Productschap in een situatie waarin zij wist dat een producent geen statiegeld heft, dit melden aan de Economische Controledienst. In dat geval was er namelijk sprake van een economisch delict en kon een boete worden geheven.
Vanaf 1 januari is er een nieuwe situatie die beschreven is in het antwoord op vraag 2 en waar geen sprake is van een economisch delict en waar in plaats van een boete een verhoogde bijdrage wordt geheven.
Indien er sprake is van een economisch delict, op welke wijze gaat in dit specifieke geval gehandeld worden?
Als er een melding wordt gemaakt, dan is het aan de Economische Controledienst om te bepalen hoe hiermee om te gaan.
Is er bij «Gekke Gerrit» sprake van een BV-constructie, waarmee mogelijk het deelnemerschap aan de StAV wordt vermeden, waardoor in de toekomst tot wel één miljoen flessen zonder statiegeld op de markt kunnen komen? Kunt u uw antwoord toelichten?
Het gaat er niet om wat voor constructie een bedrijf heeft, maar om het feit of het bedrijf verpakkingen op de markt brengt. Elke producent of importeur die verpakkingen op de markt brengt, valt namelijk onder het Besluit beheer verpakkingen (Besluit). Daarmee is elke producent of importeur gebonden aan de verplichtingen in dat Besluit. Een producent of importeur die meer dan 50 ton verpakkingsmateriaal op de markt brengt, betaalt een afvalbeheersbijdrage aan StAV. Deze verplichting is vastgelegd in de Afvalbeheersbijdrage overeenkomst (ABBO) van StAV die door mij Algemeen Verbindend is verklaard.
Bent u van mening dat het verder bevorderen dat ook onder niet-deelnemers aan de StAV het bedrag van € 0,25 per fles geïnd gaat worden, een nog steviger borging van het statiegeldsysteem is? Zo nee, waarom niet?
Elke producent of importeur die verpakkingen op de markt brengt valt onder het Besluit. StAV is een collectief dat namens alle producenten of importeurs uitvoering geeft aan de verplichtingen uit het Besluit. Dus alle producenten of importeurs die verpakkingen op de markt brengen, vallen onder StAV. In het Besluit beheer verpakkingen en daardoor in de ABBO van StAV zijn de producenten of importeurs die 50 ton en minder aan verpakkingen op de markt brengen, vrijgesteld van afvalbeheersbijdrage en verslaglegging in verband met administratieve lasten.
Ik heb geen exacte cijfers over hoeveelheden die hierdoor buiten het systeem van StAV vallen. Op basis van de informatie van StAV gaat het hier in kilo’s om relatief geringe hoeveelheden. Daarmee is het voor het overgrote deel in aantallen kilo’s voldoende geborgd dat statiegeld geheven zal worden en is het niet nodig om nu acties te ondernemen.
Dient het heffen van statiegeld voor grote PET-flessen niet te worden verplicht? Zo ja, hoe gaat u dit regelen?
Over statiegeld zijn afspraken gemaakt in de Raamovereenkomst Verpakkingen 2013–2022. Ik hecht er aan om naar die afspraken te handelen.
Slavernij en de arrestatie van anti-slavernij activisten in Mauritanië |
|
Michiel Servaes (PvdA) |
|
Bert Koenders (minister buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
![]() |
Kent u de berichten «Mauritania must end clamp down on anti-slavery activists» van Amnesty International en «Biram Dah Abeid Still Imprisoned: Latest Developments» van de UNPO?1 2
Ja.
Klopt het bericht dat anti-slaverij activist Biram Dah Abeid nog steeds gevangen zit in Mauritanië, nadat hij op 11 november gearresteerd was tijdens een vreedzame bijeenkomst over de moderne slavernij in het land?
Ja. De heer Biram Dah Abeid is inmiddels op 15 januari 2015 veroordeeld tot een gevangenschap van twee jaar. Naar verluidt, zou hij hoger beroep hiertegen willen aantekenen.
Bent u bereid uw zorgen te uiten, via bilaterale of multilaterale kanalen, bij de Mauritaanse autoriteiten over de intimidaties en arrestaties van Biram Dah Abeid en andere anti-slavernij activisten in Mauritanië en te pleiten voor vrijlating van gevangengenomen anti-slavernij activisten?
Zoals is aangegeven in reactie op vragen van de leden Smaling en Van Bommel, Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2014–2015, nr. 953, is gezamenlijk door de EU, de VN en de VS bij de Mauritaanse autoriteiten aangedrongen op een eerlijk proces. Ook is bij de Mauritaanse autoriteiten zorg uitgesproken over de intimidatie en repressie en aangedrongen op beëindiging.
Kent u de Global Slavery Index waarin Mauritanië bovenaan staat met naar schatting 150.000 mensen (4% van de bevolking) die werken als slaven en bent u bereid de Mauritaanse autoriteiten hierop aan te spreken?3
Ja. Slavernij is bij wet verboden in Mauritanië en de regering heeft zich gecommitteerd aan de uitbanning ervan. De voortgang is echter beperkt. Nederland treedt bij voorkeur op in EU-verband om deze kwestie aan de kaak te stellen. In de laatste «Artikel 8-dialoog» drong de EU er bij de Mauritaanse autoriteiten op aan meer werk te maken van de strijd tegen slavernij.
Bent u bereid om in internationale fora aandacht te vragen voor het mondiale probleem van moderne slavernij en de noodzaak van goed werk voor iedereen conform ILO standaarden en conventies? Zo ja, op welke wijze? Zo nee, waarom niet?
Zoals ook aangegeven in de brief «Respect en recht voor ieder mens», kamerbrief d.d 14 juni 2013(Kamerstuk 32 735, nr. 78), maakt Nederland zich sterk voor universele ratificatie en tenuitvoerlegging van de fundamentele arbeidsnormen van de ILO, inclusief het verbod op gedwongen arbeid. Hiervoor worden zowel bilaterale contacten benut als multilaterale fora zoals de Universal Periodic Review (UPR). In de UPR van vorig jaar drong Nederland er bijvoorbeeld bij Qatar op aan de ILO-conventies inzake gedwongen arbeid te ratificeren.4 5
Het bericht ‘Noodverordening in Roermond om asbest na grote brand’ |
|
Yasemin Çegerek (PvdA) |
|
Wilma Mansveld (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (PvdA) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Noodverordening in Roermond om asbest na grote brand»?1
Ja.
Is al duidelijk wat de oorzaak van de brand is?
Het politieonderzoek naar de brand loopt nog en hierover kunnen op dit moment geen mededelingen worden gedaan.
Hoeveel asbest is er vrijgekomen en wat zijn daarvan de gevolgen voor de volksgezondheid?
Op dit moment wordt in Roermond nog steeds asbest verwijderd door gespecialiseerde bedrijven. Het is daarom nog niet bekend hoeveel asbest er is vrijgekomen en wat de gevolgen voor de volksgezondheid zijn.
Is er door u en/of de Regionale uitvoeringsdiensten (RUD’s) een inventarisatie gemaakt van locaties waar dergelijke hoeveelheden asbest kunnen vrijkomen? Zo nee, waarom niet?
Er is geen inventarisatie beschikbaar van alle locaties of gebouwen waar asbest kan vrijkomen. Asbest is tot 1993 toegepast, naar schatting bevat 70% van de gebouwen van voor 1994 asbest. Mede gezien de risico’s bij incidenten zoals in Roermond ben ik voornemens asbestdaken vanaf 2024 te verbieden. Dit betekent dat de asbestdaken voor 2024 gesaneerd moeten zijn. Ik heb uw Kamer hierover ingelicht, recent in antwoord op vragen van het lid Dik-Faber.2 In het kader van het voorgenomen verbod op asbestdaken heb ik in 2012 een algemene inventarisatie uitgevoerd naar het aantal vierkante meter asbestdaken in Nederland. Uw Kamer is hier in 2012 over ingelicht.3 De asbestsituatie van scholen en ziekenhuizen is zichtbaar op de Atlas Leefomgeving.4
Op lokaal of regionaal niveau kan door de gemeente, provincie of omgevingsdienst een inventarisatie worden gemaakt van locaties die asbest bevatten. Ik wijs in dit verband op de inspanningen van de provincie Overijssel en veel Overijsselse gemeenten om alle asbestdaken op bedrijventerreinen te saneren. Ik heb vorig jaar een bijdrage geleverd aan dit initiatief. Tevens werk ik samen met LTO-Nederland in het programma agro-asbestveilig, dat gericht is op het saneren van asbestdaken in de agrarische sector. In het kader van dit programma wordt ook de samenwerking gezocht met het lokale bevoegd gezag om locaties met asbestdaken te inventariseren, om vervolgens de eigenaren te benaderen om het asbest te saneren.
De gevaarlijke uitspraak van het Hof van Justitie van de EU dat Hamas van de terreurlijst af moet |
|
Joram van Klaveren (GrBvK), Louis Bontes (GrBvK) |
|
Bert Koenders (minister buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
|
Bent u bekend met het bericht «Hof van Justitie EU bepaalt dat Hamas van terreurlijst moet»?1
Ja.
Deelt u de verbijstering dat het Hof tot zo'n bizarre uitspraak is gekomen? Zo neen, waarom niet?
Welke exacte gevolgen heeft het dat de islamitische terroristen van Hamas niet langer beschouwd zullen worden als terreurgroep? Graag een zo breed mogelijk overzicht van zaken (o.a. juridisch en financieel) die daardoor veranderen.
Welke stappen (o.a. in internationaal opzicht) bent u voornemens te zetten om ervoor te zorgen dat Hamas gewoon op de terreurlijst blijft staan?
Bent u bereid u zeer expliciet uit te spreken tegen deze gevaarlijke uitspraak van het Hof? Zo neen, waarom niet?
Het bericht dat NS-personeel steeds vaker fysiek wordt belaagd |
|
Barry Madlener (PVV) |
|
Wilma Mansveld (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (PvdA) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «NS-personeel steeds vaker fysiek belaagd»?1
Ja.
Wat heeft u als Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu de afgelopen jaren concreet gedaan om de veiligheid van spoorwegmedewerkers te verbeteren?
Deelt u de mening dat de enquête van de VVMC (vakbond voor rijdend personeel) aantoont dat dit onvoldoende heeft bijgedragen aan de veiligheid van de spoorwegmedewerkers? Zo nee, waarom niet?
De zorg voor de veiligheid van personeel en reizigers en de keuze voor specifieke maatregelen is primair de verantwoordelijkheid van de werkgever, dus de NS.
Vanuit beleid en wetgeving stel ik kaders en ondersteun de aanpak waar nodig en mogelijk. Wat betreft de maatregelen die u noemt is mijn reactie als volgt.
A
De afweging voor de inzet van personeel is in eerste instantie aan de NS als werkgever. De NS heeft mij laten weten dat zij werkt aan de blijvend gerichte inzet van meer personeel bij treinen, waaronder veiligheids- en service personeel zoals conducteurs. Zo wordt op basis van de dagelijkse veiligheidsinformatie bepaald waar aanvullende flexibele inzet van NS personeel nodig is. In mijn overleg met de vertegenwoordigers van de bonden, ProRail en NS zal ik dit onderwerp nader bespreken.
B
Elk geweldsincident dat door de NS wordt gemeld, wordt als «prioriteit 1-melding» door de politie aangemerkt. Agenten uit de betreffende regionale eenheid komen dan onmiddellijk. Met deze capaciteitsinzet uit robuuste basisteams is er bij geweldsincidenten voldoende capaciteitsinzet mogelijk voor noodhulp, toezicht en handhaving. Bovendien kan in voorkomende gevallen, wanneer er specifieke kennis of expertise benodigd is, een beroep worden gedaan op de medewerkers van de Landelijke Eenheid4. Er is derhalve geen noodzaak voor de vorming van een spoorwegpolitie.
C
Het huidige wettelijke kader biedt voldoende ruimte om agressie en geweld tegen werknemers met een publieke taak stevig aan te pakken. Politie en Openbaar Ministerie (OM) geven hoge prioriteit aan de opsporing en vervolging van deze Veilige Publieke Taak- zaken (VPT-zaken) en zorgen voor een snelle en voortvarende opsporing en vervolging. Er zijn hiervoor specifieke afspraken gemaakt door politie en OM (de Eenduidige Landelijke Afspraken). In geval van agressie en geweld tegen functionarissen met een publieke taak geldt een verhoging van de strafeis met 200%. Deze verhoging is standaard opgenomen in de daarvoor geldende richtlijn van het OM en wordt in de praktijk altijd toegepast en meegewogen bij de bepaling van de uiteindelijke strafeis. Daarnaast past het OM ook op andere wijze verzwaring toe. Zo kennen VPT-zaken een hoger dagvaardingspercentage (circa 80%). Verder wordt door het OM vaker een zwaardere strafvorm (bijvoorbeeld gevangenisstraf in plaats van taakstraf) en een schadevergoeding geëist in vergelijking met andere (niet-VPT) zaken.
D
Uit cijfers van NS blijkt dat in 2014 in 57% van de incidenten de controle op het vervoerbewijs de aanleiding was voor agressie. Door het in gebruik nemen van de toegangspoorten neemt het aantal zwartrijders af en neemt de sociale veiligheid toe. Sinds het afschaffen van het papieren treinkaartje op 9 juli 2014 zijn er in 2014 toegangspoortjes op 26 stations in gebruik genomen. In het belang van de reizigers en het personeel worden de poortjes gefaseerd in gebruik genomen, om reizigers te laten wennen en conflictsituaties zoveel mogelijk te voorkomen. Volgens de NS planning worden komend jaar de poortjes op wederom 26 stations in gebruik genomen. Deze stations zijn zo gekozen dat 90% van de reizigers minimaal één keer per reis door een poortje wordt gecontroleerd, waarvoor naar verwachting uiteindelijk poortjes moeten worden geplaatst op 82 van de 400 stations.
Bij de keuze voor het plaatsen van poortjes weegt naast het sociale veiligheidsaspect ook het gevolg mee voor de lokale bereikbaarheid. De plaatsing en ingebruikname gebeurt in zorgvuldige afstemming met de gemeenten.
Bent u bereid om de volgende vier maatregelen, die blijkens de enquête door spoorwegmedewerkers zijn aangedragen als manieren om de veiligheid te verbeteren, zo snel mogelijk in te voeren? Zo nee, waarom niet?
Afbetalingsregelingen door het CJIB naar aanleiding van een uitzending van “De rijdende rechter” |
|
Jeroen Recourt (PvdA) |
|
Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Rijdende rechter gaat los op CJIB» en het daarin vertoonde fragment uit de tv-uitzending van De Rijdende Rechter?1
Ja.
Wat is uw opvatting over het in bovengenoemd bericht opgenomen citaat: «Het CJIB maakt de levens kapot van normale, de wet respecterende burgers. Zij werken, ze doen hun best, maken dan even een foutje en voila: hun hele leven ligt overhoop»? Herkent u deze rol van het Centraal Justitieel Incassobureau (CJIB)? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet?
Het CJIB is onder andere verantwoordelijk voor de inning van financiële sancties. Het CJIB voert deze taak uit conform de huidige wet- en regelgeving. Hierbij hoort ook het van rechtswege verhogen van de sanctie indien de burger niet binnen de daarvoor geldende termijn een boete heeft betaald. Zoals de Minister en ik eerder in onze brief van 1 juli 2014 (2013–2014, 29 279, nr. 202) hebben aangegeven, is het uitgangspunt dat alle boetes moeten worden betaald. De inning moet echter ook maatschappelijk verantwoord plaatsvinden met, waar nodig en mogelijk, oog voor de financiële situatie van betrokkene. Ik heb geconstateerd dat de bestaande4 mogelijkheden om een regeling voor een beschikking te treffen te beperkt is in het kader van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv). Om die reden hebben de Minister en ik onderzoek gedaan naar de vraag of en zo ja, hoe een (meer generieke) vorm van termijnbetaling kan bijdragen aan het zoveel mogelijk voorkomen van betalingsproblemen als gevolg van (een opeenstapeling van) boetes. Zoals ik in mijn brief van 20 november jl. heb gemeld, laat het onderzoek zien dat burgers behoefte hebben om Wahv-beschikkingen in termijnen te betalen. Dit geldt vooral voor Wahv-beschikkingen van 225 euro of hoger. Om die reden wordt het mogelijk gemaakt om Wahv-beschikkingen van 225 euro en hoger in termijnen te betalen. De hoogte van dit bedrag is gelijk aan het bedrag dat in het Wetboek van Strafrecht wordt gehanteerd voor het toestaan van termijnbetalingen.
Ik deel uw mening dat het wenselijk is deze maatregel zo spoedig mogelijk te implementeren. Een daartoe strekkende grondslag voor deze maatregel wordt opgenomen in het wetsvoorstel herziening tenuitvoerlegging strafrechtelijke beslissingen dat op dit moment aanhangig is bij uw Kamer. Ik streef naar implementatie in 2015. Het moment van invoering van de maatregel is echter afhankelijk van de totstandkoming van dit wetsvoorstel en van de benodigde aanpassingen in de uitvoeringspraktijk.
Naar verwachting zal deze generieke mogelijkheid voor gespreide betaling van de hogere verkeersboetes een bijdrage leveren aan het voorkomen van betalingsproblemen. Tot het zover is, is er voor een beperkte groep personen die hun boete wel wil, maar niet in een keer kan betalen en bij wie de inzet van dwangmiddelen (zoals gijzeling) zou leiden tot evident onredelijke situaties, bij het CJIB een voorziening getroffen. Deze voorziening is reeds aangekondigd in de eerdergenoemde brief van 1 juli 2014. Zie ook het antwoord op vraag 4.
In de brief van 1 juli 2014 zijn ook andere maatregelen aangekondigd die bijdragen aan snelle, zekere en maatschappelijk verantwoorde inning. Een voorbeeld is om de dossiers vordering gijzeling te voorzien van een betere motivering. In het tweede kwartaal van 2015 zal ik de Tweede Kamer nader informeren over de ontwikkelingen ter uitvoering van deze brief.
Acht u het mogelijk dat in voorkomende gevallen de wijze waarop niet tijdig betaalde boetes worden verhoogd en de wijze waarop het CJIB die boetes moet innen, kan bijdragen aan het in financiële problemen brengen van burgers die wel willen maar niet tijdig kunnen betalen? Zo ja, deelt u dan de mening dat voorzien moet worden in betere betalingsregelingen met het CJIB en dat dit ook zo spoedig mogelijk moet gebeuren? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Wat is de stand van zaken van de pilot Schrijnende gevallen bij het CJIB? Hoeveel mensen kunnen daar nu al gebruik van maken?2 Welke criteria worden door het CJIB gehanteerd om personen met een (ernstige) schuldenproblematiek tegemoet te komen?
Uit de pilot Schrijnende gevallen kwam de noodzaak naar voren een voorziening te treffen om op beperkte schaal termijnbetalingen mogelijk te maken. Dit om evident onredelijke situaties zoveel mogelijk te voorkomen. Inmiddels is binnen het CJIB een voorziening ingericht, waarmee wordt geborgd dat maatwerk kan worden toegepast in zaken waarin sprake is van (ernstige) schuldenproblematiek met evident onredelijke situaties tot gevolg. Het doel is om snel en effectief een passende oplossing te vinden middels een persoonsgerichte aanpak, die kan bestaan uit een regeling voor gespreide betaling.
Het CJIB oordeelt aan de hand van een aantal indicaties – in samenhang met het totaalbeeld – of sprake is van een evident onredelijke situatie. In beginsel geven de volgende, cumulatief geldende, persoonsgebonden omstandigheden daarvoor een indicatie:
Daarnaast geldt een aantal voorwaarden om een succesvolle afronding van de afspraken te bevorderen:
Bovenstaande staat vermeld op de website van het CJIB.
Op dit moment wordt aan de hand van de binnengekomen verzoeken onderzocht hoeveel mensen aan de criteria en voorwaarden voldoen.
Wat is de stand van zaken van het door u gestarte onderzoek naar de vraag of en zo ja hoe een (meer generieke) vorm van termijnbetaling kan bijdragen aan het zoveel mogelijk voorkomen van betalingsproblemen als gevolg van (een opeenstapeling van) boetes?3 Wat zijn de conclusies uit dit onderzoek? Hoe en op welke termijn gaat u ervoor zorgen dat het betalingsbeleid van het CJIB wordt aangepast?
Zie antwoord vraag 2.
Moet uit de bijlage bij de brief over de agenda voortgang maatregelen schuldenbeleid worden opgemaakt dat het pas uiterlijk in 2016 mogelijk wordt om verkeersboetes van 225 euro en hoger gespreid te betalen? Zo ja, waarom duurt dat nog zo lang? Zo nee, hoe moet dat dan wel gelezen worden?4
Zie antwoord vraag 2.
De plannen om het financiële beheer van KLM van Nederland naar Frankrijk over te hevelen en daarmee KLM een groot deel van haar resterende autonomie te laten verliezen |
|
Pieter Omtzigt (CDA), Martijn van Helvert (CDA) |
|
Melanie Schultz van Haegen (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD), Jeroen Dijsselbloem (minister financiën) (PvdA) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van het artikel «Franse macht geeft paniek»?1
Ja.
Klopt het dat er binnen Air France KLM concrete plannen bestaan om het financiële beheer van KLM, de enige winstgevend poot, over te brengen naar Parijs, alwaar de financieel structureel verlieslatende poot Air France bestuurd wordt?
Het kabinet volgt de ontwikkelingen bij Air France KLM en KLM op de voet. Zo heb ik vorige week nog overleg gevoerd met dhr. De Juniac, de CEO van Air France KLM en dhr. Elbers de CEO van KLM over de situatie bij het bedrijf. Zij werken
thans aan plannen om tot structurele verbetering van de financiële resultaten te komen. Naar verwachting wordt in februari de concrete invulling van de plannen bekend. Over mogelijke wijzigingen in het financieel beheer kan op dit moment dus nog geen nadere informatie worden gegeven. Air France en KLM staan voor een grote uitdaging om een passende strategie te vinden op de toenemende internationale concurrentie en de druk die hieruit voortvloeit op de financiële resultaten. Het is aan beide bedrijven om dit nu ook gezamenlijk op te lossen. Overigens is het zo dat niet alleen Air France maar ook KLM in het afgelopen decennium in sommige jaren winst heeft gemaakt en in andere jaren verlies heeft geleden.
De positie van de Staat als aandeelhouder in deze is beperkt. In onderstaande figuur wordt de eigendomstructuur aangegeven en toegelicht. De Nederlandse Staat houdt een belang van 5,9% in KLM. De Nederlandse stichtingen SAK I en SAK II hebben samen 44,2% (32,9 + 11,3) van de KLM aandelen en 0,9% is in handen van particuliere beleggers. Derhalve is 51% in Nederlandse handen. De overige 49% is in handen van de holding Air France KLM. De stichtingen SAK I en SAK II oefenen niet direct namens de Nederlandse staat invloed uit op KLM, maar zijn alleen van belang in het kader van het veilig stellen van de landingsrechten van KLM. Het aandeelhouderschap voor de Nederlandse Staat binnen de holding Air France KLM geeft op zich zelf dus weinig invloed.
De beperkte invloed van de Staat als aandeelhouder neemt niet weg dat het voor Nederland belangrijk is dat KLM – binnen het concern Air France KLM – een zelfstandige positie behoudt. Dit geeft KLM meer invloed op de ontwikkeling van het netwerk op Schiphol. Vanwege het belang van dit netwerk voor de internationale bereikbaarheid, de werkgelegenheid en de Nederlandse economie zijn bij de goedkeuring van de fusie in 2004 door de overheid ook afspraken gemaakt met de gefuseerde onderneming; de zogenaamde staatsgaranties. In het antwoord op de vragen 7 en 8 wordt hier nader op ingegaan.
Een zelfstandige positie van KLM binnen het concern Air France KLM kan niet los worden gezien van een autonome positie van KLM op het gebied van financieel beheer. Dit betekent namelijk dat KLM als zelfstandige luchtvaartmaatschappij kan blijven investeren (zoals ten aanzien van vlootfinanciering) en verantwoordelijk blijft voor haar eigen kasstromen, bankrelaties, beheer van de financiële kaspositie en uitvoering van haar eigen hedging.
Naast overleg met de bestuurder van Air France KLM en KLM is er regelmatig contact met de vice voorzitter van de Board van Air France KLM, dhr. Hartman en de commissaris in de Board van Air France KLM die is benoemd op voordracht van de Nederlandse Staat (de heer De Hoop Scheffer). In deze gesprekken worden de zorgen en belangen vanuit Nederland besproken en verwachtingen gedeeld. De gesprekken vinden overigens in constructieve sfeer plaats. Ook is de Staat als aandeelhouder vertegenwoordigd in de jaarlijkse aandeelhoudersvergadering van KLM.
Kunt u een precieze omschrijving geven van de plannen die op tafel liggen?
Zie antwoord vraag 2.
Acht u deze plannen in het belang van Nederland, de Nederlandse economie en de Nederlandse Staat (als aandeelhouder)?
Zie antwoord vraag 2.
Acht u het wenselijk dat het financieel gezonde KLM niet uitgehold wordt door de holding Air France?
Zie antwoord vraag 2.
Wanneer heeft u het afgelopen jaar overleg gehad met de bestuurders die namens de Nederlandse Staat invloed uitoefenen in KLM (Stichting Administratie Kantoor (SAK) I, SAK-II en het directe aandeelhoudersbehang)? Met wie vonden er overleggen plaats, wanneer en wat was de uitkomst?
Wat betreft invloed van de Staat op Air France KLM en KLM zijn in de eerste plaats de contacten met de bestuurders van beide bedrijven van belang. Ik verwijs hiervoor naar het antwoord op de vragen 2, 3, 4 en 5. Met de bestuurders van de stichtingen zelf is van overheidzijde geen contact geweest, omdat zij geen rol hebben in de besluitvorming inzake bedrijfsvoering van Air France KLM. Zoals aangegeven hebben de stichtingen alleen een functie in het kader van het veiligstellen van de landingsrechten door KLM aandelen in bezit te houden (waarmee die aandelen aantoonbaar in Nederlandse handen zijn, wat vanwege luchtvaartpolitieke eisen nodig is).
Vallen de plannen die nu op tafel liggen, binnen de gemaakte afspraken, zoals het Memorandum of Understanding uit 2010?
Bij goedkeuring van de fusie tussen Air France en KLM is door de overheid een aantal afspraken gemaakt met de gefuseerde onderneming om een aantal publieke belangen te borgen ten aanzien van markttoegang (verkeersrechten) en netwerkkwaliteit. Een aantal van deze garanties is op basis van een Memorandum of Understanding (MoU) in 2010 verlengd. Bij brief van 6 mei 2010 heeft de toenmalige Minister van Verkeer en Waterstaat de Kamer geïnformeerd over dit MoU en de inhoud daarvan2.
Met het oog op de Nederlandse luchtvaartpolitieke status van KLM is de afspraak in stand gebleven dat KLM gevestigd is in Nederland en hier de thuisbasis heeft. Verder blijft de afspraak staan dat KLM zijn bestaande operationele en andere Nederlandse vergunningen houdt en zich, samen met de nationale luchtvaartautoriteiten, er ook voor inzet om de bestaande routevergunningen te behouden. Wat betreft het aspect netwerkkwaliteit blijft de afspraak geldig dat Air France KLM opereert met een multi-hub systeem in Europa waarbij zowel Parijs Charles de Gaulle als Schiphol als Europese en intercontinentale hub de hoekstenen zijn. Uit de strategiedocumenten van Air France KLM valt af te leiden dat de genoemde afspraken ook in de toekomst worden gehandhaafd.
Heeft de Nederlandse Staat harde afspraken gemaakt over wat het terug zou krijgen voor het ter beschikking stellen van alle verdragsafspraken en landingsrechten aan de maatschappij?
Zie antwoord vraag 7.
Ziet u aanleiding om uw Franse collega en/of Air France aan te spreken op de plannen?
Zoals genoemd is er intensief contact met KLM en Air France KLM. In december heb ik ook gesproken met mijn Franse collega Vidalies waarbij het belang van KLM voor het netwerk op Schiphol en de Nederlandse economie onder de aandacht is gebracht. Daarnaast is gesproken over de uitdagingen die de huidige luchtvaartmarkt biedt aan Air France en KLM en de noodzaak voor beide bedrijven om met een gezamenlijke strategie concurrerend te blijven.
Kunt u de Kamer het Memorandum of Understanding en de andere afspraken die met Air France KLM gemaakt zijn vertrouwelijk ter inzage aanbieden?
Ik ben bereid om dit Memorandum of Understanding en de afspraken met de Staat vertrouwelijk ter inzage te leggen.
Hoe beoordeelt u het feit dat de winsten van KLM structureel gebruikt worden om de verliezen van Air France goed te maken?
Zowel Air France als KLM hebben binnen de holding Air France KLM een eigen balans en verlies- en winstrekening. De financiële middelen van KLM worden tot nu toe geïnvesteerd in de eigen vloot en overige bedrijfsgerelateerde investeringen.
Hoe beoordeelt u de gang van zaken bij KLM de afgelopen elf jaar, sinds de vorming van Air France KLM?
In 2004 heeft KLM vanwege de toenemend schaalgrootte en consolidatie in de luchtvaart en ook vanwege de toen ook weinig rooskleurige financiële vooruitzichten als zelfstandig bedrijf er voor gekozen om een fusie aan te gaan met Air France. Dit is gedaan nadat eerder andere opties voor samenwerking en/of een fusie met andere luchtvaartmaatschappijen zijn verkend. Deze fusie is door de Nederlandse overheid goedgekeurd, waarbij zoals is aangegeven een aantal afspraken is gemaakt.
De fusie heeft voor beide ondernemingen goed uitgepakt. De omzet voor KLM is sinds de fusie met Air France in 2004 substantieel toegenomen en het aantal bestemmingen is eveneens gegroeid.
Duidelijk is dat Air France en KLM thans gezamenlijk een antwoord moeten vinden op strategische uitdagingen als gevolg van de toenemende concurrentie, zowel mondiaal van onder meer de Golfcarriers als in Europa van de low cost carriers. Zoals aangegeven heeft de positie van KLM binnen Air France KLM de volle aandacht van mijzelf en betrokken collega’s.
Criminele netwerken en hennepteelt in Zuid Nederland |
|
Nine Kooiman |
|
Stef Blok (minister zonder portefeuille binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (VVD), Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Hoeveel gemeenten zijn sinds 1 januari 2012 gestopt met het bestuurlijk ruimen van hennepplantages en het verhalen van de gemaakte kosten op de dader? Welke gemeenten betreft dit? Kunt u per gemeente die de bestuurlijke ruimingen hanteert of heeft gehanteerd aangeven wat het verhalingspercentage is of was? Wat vindt u ervan dat deze verhaling nu niet meer plaatsvindt?
Het lokale bestuur bepaalt welk beleid wordt gevoerd ten aanzien van de bestuurlijke aanpak van illegale hennepteelt en de lokale veiligheid, en welke afspraken daarover gemaakt worden binnen de driehoek. Het lokaal bestuur heeft de afgelopen jaren krachtige inspanningen geleverd ten aanzien van de (integrale) aanpak van georganiseerde hennepteelt. Ik verwijs hiervoor naar mijn brief aan uw Kamer van 16 juli 2014 over de resultaten van de aanpak van georganiseerde en ondermijnende criminaliteit en het jaarverslag RIEC-LIEC 2013.1 Het is mij niet bekend of, en zo ja hoeveel gemeenten om welke reden sinds 2012 zouden zijn gestopt met het bestuurlijk ruimen van hennepplantages en het verhalen van gemaakte kosten op de dader. Ook is mij niet bekend in hoeverre gemeenten, die de kosten van het toepassen van bestuursdwang doorberekenen aan de overtreder, deze feitelijk verhalen.
Is het waar dat dit verband houdt met het gegeven dat ruimingen landelijk zijn aanbesteed door de dienst Domeinen Roerende Zaken (DRZ) waardoor er geen financiële prikkel is voor gemeenten omdat de hennepruimingen toch al worden betaald door de nationale politie en het Openbaar Ministerie (OM)? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie antwoord vraag 1.
Wat zijn de jaarlijkse kosten van het ontruimen en vernietigen van hennepkwekerijen door DRZ? Op welke manier worden deze hennepruimingen bekostigd door de nationale politie en het OM?
De totale kosten voor strafrechtelijke ruimingen van hennepkwekerijen door DRZ zijn geschat op € 6,2 miljoen in 2011 oplopend naar € 7,1 miljoen in 2014. Deze stijging wordt veroorzaakt door een jaarlijkse indexatie van de kostprijs per ruiming. De politie en het Openbaar Ministerie (OM) betalen ieder een deel (50%) van de kosten.
Doet DRZ pogingen om de gemaakte kosten te verhalen op de dader? Zo ja, op welke wijze en wat is het verhaalpercentage? Zo nee, waarom niet?
Nee. DRZ voert in opdracht van het OM en de politie de landelijke logistieke coördinatie uit van de ontmanteling van hennepkwekerijen. Als opdrachtnemer heeft DRZ geen verhaalsrecht op een dader. In het kader van de hiervoor genoemde integrale aanpak wordt een breed scala aan sancties en maatregelen opgelegd, waarvan het verhalen van de kosten op de dader door de daartoe bevoegde instanties deel uitmaakt.
Bent u bereid te kijken hoe het voor zowel de nationale politie, het OM en de gemeenten weer financieel aantrekkelijk kan worden gemaakt om zelf bestuurlijk te ruimen en de gemaakte kosten te verhalen zodat gemeenten die dit middel succesvol toepasten deze aanpak kunnen voortzetten? Bent u bereid om te onderzoeken of er een verrekening kan plaatsvinden bij succesvol verhalen en een afdekking van de niet-verhaalbare of oninbare kosten? Kunt u uw antwoord toelichten?
Het is aan het lokaal bestuur om te bepalen in hoeverre het bestuursrechtelijk handhavingsinstrumentarium, waar de inzet van spoedeisende bestuursdwang deel van uitmaakt, wordt ingezet in de strijd tegen hennepteelt en hoe het lokale bestuur dat financiert. Dat een gemeente bij inzet van het bestuurlijk instrumentarium niet alle gemaakte kosten kan verhalen op de overtreder, maakt dat niet anders. Ik zie dan ook geen aanleiding voor onderzoek naar het afdekken of verrekenen van kosten die gemeenten maken door het inzetten van het bestuurlijk instrumentarium.
Deelt u de mening dat een hennepplantage in een woonhuis in de meeste gevallen een gevaar voor de omwonenden oplevert en een bedreiging is voor de leefbaarheid? Kunt u uw antwoord toelichten? Deelt u voorts de mening dat dit de mogelijkheid rechtvaardigt om bij de eerste overtreding een bestuurlijke boete in het kader van de Woningwet op te leggen in plaats van bij een herhaalde overtreding? Zo ja, op welke termijn past u dit aan? Zo nee, waarom niet?
Hennepplantages in woonhuizen kunnen een gevaar opleveren voor de bewoners en omwonenden, bijvoorbeeld door elektrische installaties die niet voldoen aan de regels.
De Woningwet, zoals gewijzigd per 1 januari 2015, biedt, in combinatie met reeds bestaand instrumentarium zoals bestuursdwang, of in de ernstigste gevallen economisch strafrecht, voldoende mogelijkheden om op te treden. Het opleggen van een bestuurlijke boete bij een eerste overtreding is niet opportuun omdat het handhavingsinstrumentarium van de Woningwet in eerste instantie gericht is op herstel van de bouwkundige staat van bouwwerken en een veilig gebruik van bouwwerken. Gezien het doel van de Woningwet en de mogelijkheden die andere wetten bieden, zie ik geen aanleiding om de Woningwet, die dus recent is aangepast, nogmaals aan te passen.
Kunt u aangeven waarom u blijft inzetten op het in stand houden van de illegale hennepteelt en waarom u niet kiest voor het reguleren van deze teelt waarbij er ook toezicht gehouden kan worden op de veiligheid?
Zoals reeds eerder aangegeven erken ik het probleem van de georganiseerde hennepcriminaliteit. Regulering lost het probleem van de criminaliteit en de overlast echter niet op, onder meer omdat een zeer groot deel van de teelt voor de export is bedoeld. Regulering zal leiden tot hogere handhavingskosten en het zal een aanzuigende werking op criminelen hebben als Nederland het enige land in Europa is dat reguleert. Bovendien is regulering van hennepteelt voor dit doel naar internationaal recht niet toegestaan.
Kunt u aangeven welke werkzaamheden de in totaal 75 medewerkers van de drie politie-eenheden in Zuid-Nederland verrichtten voordat zij werden ingezet voor de intensivering van de aanpak van de ondermijnende en georganiseerde criminaliteit?1
Deze medewerkers die thans worden ingezet op de aanpak van de ondermijnende criminaliteit zijn geworven uit uiteenlopende disciplines, zoals tactische recherche, financiële recherche, analyse etc. Een deel van deze medewerkers hield zich al bezig met onderzoeken naar zware en georganiseerde criminaliteit, zij het soms op andere aandachtsgebieden.
Kunt u aangeven welke werkzaamheden de in totaal 50 medewerkers van de Landelijke Eenheid van de nationale politie verrichtten voordat zij werden ingezet voor de intensivering van de aanpak van de ondermijnende en georganiseerde criminaliteit in Zuid-Nederland?
Zie antwoord vraag 8.
Kunt u zich voorstellen dat de intensivering van de aanpak van de ondermijnende en georganiseerde criminaliteit door deze zogenaamde ondermijningsteams bij de politie in Zuid-Nederland wordt ervaren als een sigaar uit eigen doos aangezien deze mensen enkel een nieuwe taak krijgen, maar ander werk blijft liggen?
Het bevoegd gezag in Zuid-Nederland heeft aanleiding gezien om, na overleg met de voorzitter van het College van procureurs-generaal en de Korpschef van de Nationale Politie, binnen de bestaande sterkte meer politiecapaciteit in te gaan zetten op de aanpak van ondermijnende en georganiseerde criminaliteit. Het is altijd helder geweest dat deze intensivering van de aanpak van ondermijning in Zuid-Nederland binnen de huidige sterkte van de Nationale Politie plaatsvindt.
Waarom heeft u ervoor gekozen de ondermijningsteams hoofdzakelijk in te zetten op «korte klappen»? Komt daarmee het doorrechercheren op de achterliggende criminele netwerken niet in het geding?
De weloverwogen herverdeling van capaciteit heeft geen gevolgen voor het doorrechercheren op criminelen die in samenwerkingsverbanden strafbare feiten plegen. De zogenaamde «korte klap»-interventies vanuit de ondermijningsteams zijn een aanvulling op de bestaande interventies zoals lang lopende onderzoeken. Het effect van alle interventies zal hiermee worden vergroot. De kortdurende strafrechtelijke interventies vanuit de intensivering zullen worden gericht op criminelen die in samenwerkingsverbanden strafbare feiten plegen.
Herkent u het beeld dat doorrechercheren na de ontmanteling van een hennepkwekerij in Zuid-Nederland veelal achterwege blijft of lang op zich laat wachten? Kunt u uw antwoord toelichten?
Per situatie wordt de strategie bij de aanpak van hennepkwekerijen bepaald. Afhankelijk van de omstandigheden wordt soms alleen ingezet op ontmanteling en ruiming van een hennepkwekerij en in andere gevallen wordt een onderzoek ingesteld naar de achterliggende criminele organisatie. Het uitgangspunt is dat de samenwerkende organisaties bij de aanpak van o.a. hennep vooraf die strategie in gezamenlijkheid bepalen. Op die manier wordt de meest effectieve interventie(s) ingezet. Die interventies kunnen bestaan uit bestuurlijke maatregelen (zoals het bestuurlijk ruimen van de kwekerij of het sluiten van het pand op basis van artikel 13b van de Opiumwet), fiscale maatregelen (zoals het opleggen van een aanslag en/of boete) en strafrechtelijke maatregelen (zoals ontmanteling en instellen strafrechtelijk onderzoek).
Kunt u per eenheid in Zuid-Nederland aangeven hoe vaak doorrechercheren achterwege blijft? Hoeveel dossiers die zijn opgemaakt na het ontruimen van hennepkwekerijen liggen bij de politie-eenheden Zeeland-West-Brabant, Oost-Brabant en Limburg te wachten op verder onderzoek? Kunt u dit ook aangeven voor de eenheid Noord-Nederland?
De politie heeft mij meegedeeld op landelijk niveau niet over deze informatie te beschikken.
Kunt u voor de politie-eenheden Zeeland-West-Brabant, Oost-Brabant en Limburg per eenheid aangeven hoe lang het na een ontmanteling van een hennepkwekerij duurt voordat er wordt doorgerechercheerd op de achterliggende criminele netwerken? Kunt u dit ook aangeven voor de eenheid Noord-Nederland? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie antwoord vraag 13.
Herkent u het beeld dat het ook in Noord-Nederland schort aan voldoende recherchecapaciteit waardoor de organisatie achter de hennepteelt ongemoeid wordt gelaten?2
De politie heeft mij meegedeeld zich niet in deze beelden te herkennen. Ook in Noord-Nederland is de aanpak van de hennepteelt geprioriteerd en in 2014 geïntensiveerd. Per casus wordt afhankelijk van de omstandigheden bepaald of er verder onderzoek wordt ingesteld naar het achterliggende criminele netwerk. Sinds mei 2014 is een maatwerkteam hennep operationeel. Dit team verricht onderzoeken met de focus op het ontmantelen van de criminele organisatie achter de hennepteelt en het afpakken van crimineel vermogen. In 2014 heeft dit team 1,8 miljoen Euro aan crimineel vermogen in beslag genomen. Onderzoeken die vanuit de eenheid Noord-Nederland worden doorgestuurd naar de landelijke unit worden niet teruggestuurd uit capaciteitsoverwegingen.
Hoe reageert u op de uitspraak van een rechercheur van de eenheid Noord-Nederland dat we gewoon onvoldoende weten wat er echt speelt aan criminaliteit?3
Kenmerk van georganiseerde en ondermijnende criminaliteit is dat zij veelal ondergronds opereert. Desondanks hebben de opsporingsdiensten, het OM en de partners in de geïntegreerde aanpak van ondermijning wel degelijk een beeld van wat zich afspeelt. Dit blijkt uit verschillende rapportages zoals het Nationaal Dreigingsbeeld en de bestuurlijke criminaliteitsbeeldanalyses. Door informatiedeling wordt dit zicht steeds beter en breder: meer partners leveren puzzelstukjes om het informatiebeeld compleet te maken. Hierdoor komt de georganiseerde criminaliteit steeds beter in het vizier, zowel voor wat betreft de aard als de omvang.
Hoe reageert u op uitspraak van een rechercheur van de eenheid Noord-Nederland dat de moed hem in de schoenen zakt omdat onderzoek naar criminele netwerken achterwege blijft?4 Is het waar dat onderzoeken die worden doorgestuurd naar de landelijke unit worden teruggestuurd met de mededeling dat er geen capaciteit voor beschikbaar is? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie antwoord vraag 15.
Herkent u het beeld dat er weinig zicht is op de achterliggende structuur van besloten vennootschappen en geldstromen? Is het waar dat dit een gevolg is van een tekort aan financieel rechercheurs? Kunt u uw antwoord toelichten?
Ik heb uw Kamer eerder bericht (Kamerstuk 32 608, nr. 4) over het belang van toezichthoudende en handhavende instanties om sneller te kunnen achterhalen wie zich schuilhoudt achter een besloten vennootschap of een constructie met meer rechtspersonen. Dit kost namelijk met de op dit moment beschikbare bronnen en ontsluitingsmogelijkheden daarvan veel tijd en legt een aanzienlijk beslag op schaarse capaciteit. Om deze redenen heeft het kabinet besloten tot de instelling van een centraal aandeelhoudersregister dat betrekking heeft op aandelen op naam in besloten of niet-beursgenoteerde naamloze vennootschappen. Dit register biedt de mogelijkheid eenvoudig vast te stellen wie de aandeelhouders van een BV zijn en welke aandelen (in welke rechtspersonen) bepaalde personen hebben. Het aandeelhoudersregister is ook van belang voor het beter kunnen rechercheren op geldstromen. Immers, zonder inzicht in de vennootschapsconstructies en de betrokken natuurlijke personen is het lastig om te rechercheren op de mogelijk verdachte geldstromen.
Herkent u het beeld dat criminele netwerken zich hierdoor vrijelijk kunnen begeven in de vastgoedhandel, horeca en andere bovengrondse activiteiten? Kunt u uw antwoord toelichten?
Ik herken het beeld dat criminelen vrij spel zouden hebben in bovengrondse activiteiten niet. OM, politie en partners liggen goed op koers bij het verdubbelen van het aantal criminele samenwerkingsverbanden dat moet worden aangepakt. In de Veiligheidsagenda 2015–2018 heb ik met OM, regioburgemeesters en politie afgesproken dat in 2015 verder wordt geïnvesteerd in de (geïntegreerde) aanpak van georganiseerde en ondermijnende criminaliteit. Er wordt gericht ingezet op effectievere interventies door sleutelfiguren en facilitators aan te pakken. Criminele bedrijfsprocessen worden verstoord en er worden meer barrières opgeworpen ter voorkoming van ondermijning. Het afpakken van crimineel vermogen blijft uiteraard een belangrijk onderdeel van deze aanpak. Wel is het zo dat er de komende jaren nog werk verzet moet worden. Het gaat hier om een hardnekkig probleem waarvoor geen gemakkelijke oplossingen voorhanden zijn. Het gaat om doorzetten en om vasthoudend optreden als één overheid.
Kunt u voor de politie-eenheden Zeeland-West-Brabant, Oost-Brabant en Limburg per eenheid aangeven hoeveel fte aan financieel rechercheurs beschikbaar is? Kunt u dit ook aangeven voor de eenheid Noord-Nederland?
Voor de eenheid Zeeland-West-Brabant gaat het om 49 fte, voor Oost-Brabant om 28 fte, voor Limburg om 20 fte en voor Noord-Nederland om 49 fte.
Is het waar dat de dossiers zich na de ontmanteling van hennepkwekerijen opstapelen en dat het soms bijna twee jaar duurt voordat deze besproken worden in het Regionaal Informatie en Expertise Centrum (RIEC)? Kunt u uw antwoord toelichten?
In het verleden is er initieel sprake geweest van langere doorlooptijden dan gewenst. Inmiddels zijn de werkprocessen zodanig verbeterd dat juist snel wordt gehandeld bij signalen van georganiseerde hennepteelt. Een van onderdelen van die verbetering is de oprichting van het Interventieplein Ondermijning (IPO).
Deelt u de vrees dat boven- en onderwereld zich mengen wanneer alleen «het laaghangend fruit» wordt aangepakt maar de achterliggende criminele netwerken in stand blijven? Kunt u uw antwoord toelichten?
Ik bestrijd dat bij de aanpak van georganiseerde en ondermijnende criminaliteit alleen het laaghangend fruit wordt aangepakt. Ik verwijs naar mijn antwoord op vraag 19.