Het bericht ‘Belastingdienst sluit nieuwe vermogenstaks in 2027 uit’ |
|
Elmar Vlottes (PVV) |
|
Folkert Idsinga (VVD) |
|
|
|
|
Bent u bekend met het bericht «Belastingdienst sluit nieuwe vermogenstaks in 2027 uit»?1
Ja.
Klopt het dat invoering van de Wet werkelijk rendement box 3 per 1 januari 2027 niet meer mogelijk is? Zo ja, wat zijn hier de voornaamste redenen van?
De hersteloperatie naar aanleiding van de arresten van de Hoge Raad van 6 juni 2024 legt de komende periode een groot beslag op de capaciteit van de Belastingdienst. Hierdoor heeft de Belastingdienst niet voldoende capaciteit beschikbaar om het toekomstige stelsel in de huidige vorm volledig te implementeren per 1 januari 2027.
Klopt het dat uit de beslisnota van 9 augustus 20242 blijkt dat de inwerkingtredingsdatum van de Wet werkelijk rendement Box 3 per 1 januari 2027 al niet meer mogelijk was?
De Belastingdienst heeft destijds aangegeven dat niet voldoende capaciteit beschikbaar is om het toekomstige stelsel in de huidige vorm volledig te implementeren per 1 januari 2027.
Klopt het dat u dit nieuws pas in uw brief van 20 september 20243 met de Kamer heeft gedeeld? Zo ja, waarom heeft dit zo lang geduurd?
Het gegeven dat rechtsherstel impact kan hebben op de planning van het toekomstige stelsel is niet nieuw. In de kamerbrief van 15 april jl.4 is aangegeven dat de overgang naar een systeem van heffing over het werkelijke rendement een grote impact heeft op de uitvoeringsprocessen en de ICT van de Belastingdienst. Daarbij is ook aangegeven dat mogelijk aanvullende herstelwerkzaamheden naar aanleiding van te verwachten arresten van de Hoge Raad gevolgen kunnen hebben voor de benodigde werkzaamheden en inwerkingtreding van het nieuwe stelsel. Ook is in deze brief aan uw Kamer gemeld dat de herstelwerkzaamheden noodzakelijkerwijs voorrang krijgen en ten koste zullen gaan van ICT-capaciteit voor de modernisering die benodigd is voor de invoering van het nieuwe stelsel.
Nu de arresten van de Hoge Raad op 6 juni jl. zijn gewezen, is het duidelijk dat de nieuwe hersteloperatie de komende periode een groot beslag zal leggen op de capaciteit van de Belastingdienst. De exacte gevolgen van de hersteloperatie worden in kaart gebracht door middel van de Uitvoeringstoets. Wel is duidelijk dat aanpassingen nodig zijn in de vormgeving van het wetsvoorstel Wet werkelijk rendement box 3 of in de planning daarvan. Daarom heb ik gevraagd te onderzoeken welke alternatieve invoeringsopties wel haalbaar zijn zodat samen met uw Kamer zorgvuldige besluitvorming over de opties kan plaatsvinden. Het onderzoek naar de alternatieven is nog niet afgerond. Daarmee is ook nog niet duidelijk welke alternatieven per wanneer uitvoerbaar zijn. Mijn voornemen is om uw Kamer te informeren zodra het onderzoek is afgerond en ik uw Kamer kan meenemen in de dilemma’s en voor- en nadelen van de verschillende opties. Met de brief van 20 september jl. heb ik uw Kamer alvast inzicht willen geven in het proces omdat hierover onduidelijkheden zijn ontstaan. Ik verwacht de uitkomsten van het onderzoek voor het einde van het jaar met uw Kamer te kunnen delen.
Kunt u aangeven wat de verwachte opbrengst en derving in 2027 zal zijn indien een nieuw box 3-stelsel niet operationeel is in 2027?
Als een stelsel op basis van werkelijk rendement pas na 2027 wordt ingevoerd, kan dit leiden tot een extra derving van circa 2 miljard euro per jaar. Dit komt door de juni-arresten van de Hoge Raad, als gevolg waarvan de huidige wetgeving, zolang deze niet gewijzigd wordt, minder opbrengt.
In uw interview van 17 september 2024 in het Financieel Dagblad stelt u dat het advies van de Raad van State mogelijk tot vertraging kan leiden4. Betekent dit dat er mogelijk nóg meer vertraging komt? Zo ja, hoeveel?
Ik heb in het interview verschillende scenario’s geschetst. Momenteel zijn we in afwachting van het advies van de Raad van State. Als het wetsvoorstel op bepaalde onderdelen gewijzigd moet worden, dan kost dat vanzelfsprekend tijd en kan dat leiden tot vertraging in het wetgevingsproces. De impact is sterk afhankelijk van het dictum en het advies van de Raad van State.
Kunt u een overzicht verstrekken van alle mogelijke opties om inwerkingtreding per 1 januari 2027 te realiseren?
In het onderzoek wordt onder meer gekeken of er manieren zijn om het stelsel gefaseerd in te voeren. Bij het onderzoek is van belang dat de Belastingdienst voor de aanvullende hersteloperatie werkt aan een formulier waarmee belastingplichtigen hun werkelijke rendement kunnen opgeven, het formulier «opgaaf werkelijk rendement». Er wordt daarom onder meer bekeken of de (ICT)-investeringen in dit formulier gebruikt kunnen worden bij de implementatie van een stelsel op basis van werkelijk rendement. Bij het onderzoek is aandacht voor de juridische houdbaarheid, de gevolgen voor de burger op bijvoorbeeld het vlak van doenvermogen, de maakbaarheid en inpasbaarheid en andere uitvoeringsaspecten.
Wat gaat u doen om ervoor te zorgen dat er niet nóg meer financiële tegenvallers komen en dat het nieuwe Box 3-stelsel per 1 januari 2027 kan worden ingevoerd?
Zoals gezegd worden momenteel alternatieve invoeringsopties onderzocht. Uitgangspunt van dit nog lopende onderzoek is dat per 1 januari 2027 een nieuw stelsel in box 3 wordt ingevoerd.
Het bericht 'Paniek over veiligheid pensioenen APG: kritisch rapport legt problemen bloot' |
|
Luc Stultiens (GroenLinks-PvdA), Barbara Kathmann (PvdA) |
|
Eddy van Hijum (minister sociale zaken en werkgelegenheid) (CDA), Zsolt Szabó (VVD) |
|
|
|
|
Bent u bekend met de berichtgeving over de kwetsbaarheid van de ICT bij APG en het Schuberg Phyllis-onderzoek waar dit uit bleek?1
Ja, hier ben ik mee bekend.
Is het bij u bekend of andere kritieke instellingen met zulke kwetsbaarheden te maken hebben?
Instellingen, zoals APG, laten periodiek testen en audits uitvoeren om IT-kwetsbaarheden en verbeterpunten aan het licht te brengen. Hieruit is gebleken dat de beveiliging van APG van zeer hoog niveau is. APG geeft echter aan dat er ook verbeterpunten zijn in de beveiliging van de IT-infrastructuur. Na deze constatering zijn er mitigerende maatregelen genomen tegen de IT-risico’s. Dit gebeurt in goed overleg met de belangrijkste stakeholder en toezichthouders. Pensioenuitvoerders staan via hun fondsen onder toezicht, en doen mee aan zeer ingrijpende cybersecuritytesten van DNB. Het doel hiervan is om eventuele kwetsbaarheden tijdig te onderkennen en deze adequaat op te lossen.
Deelt u de opvatting dat het veilighouden van álle kritische ICT-infrastructuur waar mensen afhankelijk van zijn, bijvoorbeeld voor hun pensioen, gezondheid of inkomen, een overheidstaak is?
De regering hecht waarde aan de vitaliteit van belangrijke (financiële) instellingen zoals pensioenfondsen. Tegelijkertijd zet de regering in de Aanpak vitaal in op het versterken van de weerbaarheid van vitale instellingen2. De vitale infrastructuur bestaat uit processen en diensten die essentieel zijn voor de Nederlandse samenleving, waarvan verstoring, uitval of manipulatie grote gevolgen kan hebben voor de Nederlandse economie en maatschappij. De Aanpak vitaal is gericht op het voorkomen van de verstoring van vitale processen en de weerbaarheid aanhoudend te verhogen. In de cyclus vitaal identificeren vakdepartementen welke processen en aanbieders vitaal zijn en welke dreigingen en risico’s er binnen de vitale processen bestaan.
Mocht de uitkomst van de Aanpak vitaal zijn dat sommige pensioenuitvoerders als vitaal worden aangemerkt, dan brengt dit rechten en plichten met zich mee. Zo krijgt een vitale aanbieder bij cyberincidenten ondersteuning van het Nationaal Cyber Security Centrum (NCSC) in het geval van grootschalige uitval.
Hoe bent u betrokken bij het oplossen van de kwetsbaarheden bij APG, gezien het essentiële belang van deze instelling voor het uitkeren van pensioenen?
Vanuit mijn positie als Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid ben ik niet rechtstreeks betrokken bij het oplossen van de kwetsbaarheden bij APG. APG is een private vergunninghoudende entiteit die onder toezicht staat bij de toezichthouders AFM en DNB. APG heeft in samenspraak met de twee toezichthouders zo spoedig mogelijk zelf mitigerende maatregelen getroffen om deze problemen zelf op te lossen.
Heeft De Nederlandsche Bank (DNB) als toezichthouder eerder deze kwetsbaarheden aangetroffen? Zo nee, hoe kan de toezichthouder beter in staat worden gesteld om op de ICT toe te zien?
Informatiebeveiliging en cybersecurity zijn de afgelopen jaren een belangrijk strategisch thema binnen het toezicht van DNB en AFM.
Pensioenuitvoeringsorganisaties staan via hun fondsen onder toezicht en doen mee aan zeer ingrijpende cybersecuritytesten van DNB, waaronder de TIBER-test. TIBER staat voor Threat Intelligence Based Ethical Red-teaming en heeft als doel om te testen hoe weerbaar organisaties zijn tegen geavanceerde cyberaanvallen3. Kwetsbaarheden, waar zichtbaar, worden gemitigeerd. Voor zover bij mij bekend zijn er geen gevallen waarbij de IT-veiligheid van pensioenuitvoerders niet op orde is. Er zijn geen signalen vanuit de toezichthouders dat de huidige manier van toezicht op de ICT van pensioenuitvoerders niet voldoet. DNB kan niet ingaan op vragen over individuele instellingen die onder toezicht staan.
Welk aandeel van het toezicht van de DNB wordt besteed aan cyberveiligheid van pensioenfondsen? Is dit toereikend om structurele kwetsbaarheden grondig te onderzoeken?
Vanwege toezichtvertrouwelijke informatie kan DNB geen uitlatingen doen welk aandeel van het toezicht besteed wordt aan cyberveiligheid van pensioenfondsen. Er zijn mij vanuit de toezichthouders geen signalen bekend dat de huidige capaciteit ontoereikend is om structurele kwetsbaarheden grondig te onderzoeken.
In zijn algemeenheid geldt dat cyberdreigingen toenemen. Dat ziet DNB terug in externe dreigingsanalyses van onder andere het Nationaal Cyber Security Centrum (NCSC). DNB heeft recent ook informatie gedeeld over cyberrisico’s voor de financiële stabiliteit in het Overzicht Financiële Stabiliteit (najaar 2024). Dat komt enerzijds door steeds verdergaande automatisering van bedrijfsprocessen die al jarenlang aan de gang is. Dat maakt instellingen potentieel kwetsbaar voor cybercriminaliteit. Anderzijds ziet DNB dat dreigingen toenemen als gevolg van geopolitieke spanningen. Dit maakt instellingen potentieel ook kwetsbaar voor verstoring/sabotage door statelijke actoren.
DNB geeft aan dat maatregelen gelijke tred moeten houden met eventuele toenemende dreigingen. Instellingen moeten voortdurend alert zijn dat hun beheersmaatregelen passend zijn en blijven. DNB vraagt daarvoor aandacht, onder andere met de DNB Good Practice informatiebeveiliging. DNB ziet risico-gebaseerd erop toe dat instellingen aandacht houden voor voortdurende verbetering en dat zij de effectiviteit van hun maatregelen ook regelmatig testen. Voorts heeft DNB binnen de divisie Toezicht Pensioenfondsen een expertisecentrum specifiek gericht op operationele en IT-risico’s.
Hoe zorgt u ervoor dat andere kritieke instellingen zo goed mogelijk lessen trekken uit het Schuberg Phyllis-onderzoek en de stappen die APG zet ter verbetering?
Instellingen moeten voortdurend alert zijn dat hun beheersmaatregelen passend zijn en blijven. DNB vraagt daarvoor aandacht, onder andere met de DNB Good Practice informatiebeveiliging. DNB ziet er risico-gebaseerd op toe dat instellingen aandacht houden voor voortdurende verbetering en dat zij de effectiviteit van hun maatregelen ook regelmatig testen. Voorts heeft DNB binnen de divisie Toezicht Pensioenfondsen een expertisecentrum specifiek gericht op operationele en IT-risico’s.
De regering hecht waarde aan de vitaliteit van belangrijke (financiële) instellingen zoals pensioenfondsen. Daartoe zet de regering in de Aanpak Vitaal in op het versterken van de weerbaarheid van vitale instellingen.4 Het doel hiervan is om de weerbaarheid van kritieke instellingen blijvend te verhogen.
Bent u bereid andere kritieke instellingen aan te moedigen al dan niet financieel te ondersteunen bij het uitvoeren van diepgravende analyses van hun ICT-kwetsbaarheden?
Organisaties zijn primair zelf verantwoordelijk voor hun ICT, zo ook de daaruit naar voren komende kwetsbaarheden. Vitale aanbieders dienen bij het in gebruik nemen van producten en diensten goed risicomanagement uit te voeren. Het analyseren van mogelijke risico’s is gestoeld op het in kaart brengen van (1) de te beschermen belangen, (2) de dreiging tegen deze belangen te identificeren en (3) de bestaande weerbaarheid van de organisatie te definiëren en (4) op basis van deze analyse aanvullende maatregelen treffen om de risico’s te beheersen. Het doel is om uiteindelijk tot een passend niveau van weerbaarheid te komen en de mate van risicoacceptatie te bepalen.
Pijler I van de Nederlandse Cybersecurity Strategie 2022–2028 ziet toe op het verhogen van de digitale weerbaarheid van de overheid, bedrijven en maatschappelijke organisaties. Er worden verschillende acties uitgevoerd die de vergaande publiek-private samenwerking – hetgeen nodig is om deze ambitie te realiseren – te verdiepen en uit te breiden.
Het Nationaal Cyber Security Centrum (NCSC) en het Digital Trust Center (DTC) hebben het afgelopen jaar diverse kennis- en adviesproducten ontwikkeld over cybersecurity in het risicomanagementproces, crisispreparatie en incidentrespons. Het gaat daarbij niet alleen om producten die relevant zijn voor organisaties die onder het toepassingsbereik van Cyber beveiligingswet vallen, maar ook voor alle andere organisaties. Daarnaast is er door het NCSC en het DTC een nieuwe set cybersecurity basisprincipes geschreven.
Om in publiek-privaatverband nog sneller en beter samen te werken heeft het NCSC gewerkt aan het digitaliseren van onder andere het delen van kwetsbaarheden. Hierbij wordt gebruik gemaakt van kwetsbaarheidsregisters om zo organisaties snel van advies te kunnen voorzien. Dit gebeurt mede in samenhang met het programma Cyclotron.
Daarnaast is er in 2024 met het publiceren van de toekomstvisie voor het Cyberweerbaarheidsnetwerk (CWN) een belangrijke stap gezet naar het verdiepen en uitbreiden van publiek-private samenwerking op het gebied van cybersecurity.
Tot slot heeft de Cyberbeveiligingswet ook invloed. Organisaties die onder deze wet vallen moeten voldoen aan een zorgplicht, waarin risicomanagement een centrale rol speelt. De verwachting is dat het wetsvoorstel in Q4 2024 aan de Afdeling Advisering van de Raad van State kan worden aangeboden. Op 17 oktober 2024 is de kamer geïnformeerd over de huidige stand van zaken.
Welke voorzieningen staan er in de Cyberveiligheidswet die nog naar de Kamer komt, die onmisbare (publieke én private) instellingen als het APG zouden helpen?
De Cyberbeveiligingswet is de nationale wetgeving die voortkomt uit de Europese Network and Information Security Directive (NIS2-richtlijn). Het wetsvoorstel dat nog naar de Kamer komt heeft als doel om de digitale en economische weerbaarheid te versterken tegen toenemende dreigingen. De wet zal gelden voor bedrijven en organisaties die in specifieke «kritieke» sectoren actief zijn en een bepaalde omvang hebben. Voor financiële instellingen geldt de DORA, waarvoor het Ministerie van Financiën en DNB verantwoordelijk zijn.
De Cyberbeveiligingswet is horizontale wetgeving en schrijft voor de organisaties die daaronder vallen een zorgplicht voor. De zorgplicht verplicht organisaties zelf een risicoanalyse uit te voeren, op basis waarvan zij passende en evenredige maatregelen nemen voor de beveiliging van hun netwerk- en informatiesystemen die worden gebruikt voor de verlening van hun diensten. De leden van het bestuur van die entiteiten moeten de maatregelen goedkeuren en toezicht houden op de uitvoering ervan. Om dit goed te kunnen doen, dienen zij ook een opleiding te volgen.
De organisaties waarop de Cyberbeveiligingswet van toepassing is, moeten met advies en bijstand worden ondersteund door een CSIRT (Computer Security Incident Response Team). De ondersteuning vanuit de overheid kan verder bestaan uit informatie-uitwisseling, richtlijnen en kennisuitwisseling over maatregelen met als doeleinde het verhogen van cyberweerbaarheid.
Daarnaast zal worden toegezien op de naleving van de Cyberbeveiligingswet door de verantwoordelijke toezichthouders.
Erkent u evenals bronnen uit het artikel dat het versterken van de ICT-kennis in de besturen van grote instellingen direct bijdraagt aan de cyberveiligheid van die organisaties?
De leden van het bestuur van organisaties moeten de maatregelen in het kader van de risicoanalyse goedkeuren en toezicht houden op de uitvoering ervan. Om dit goed te kunnen doen, dienen zij ook een opleiding te volgen. Deze verplichting is onderdeel van de eerder benoemde NIS2-richtlijn en hier zal ook op worden toegezien.
Op welke manier gaat u ervoor zorgen dat er meer ICT-kennis komt aan de top van kritieke instellingen? Is het versterken van de rol van de functionaris gegevensbescherming hiervoor voldoende? Kan er desnoods vanuit het Rijk bijgesprongen worden met ICT-expertise als die expertise aan de bestuurstafel mist?
De NIS2-richtlijn schrijft het bestuur van organisaties voor dat zij een cybersecurity-opleiding volgt. We hanteren in Nederland het principe dat er met de vertaling van EU-richtlijnen naar Nederlandse wet- en regelgeving zo dicht mogelijk bij de richtlijn wordt gebleven.
Een functionaris gegevensbescherming kan indien nodig ingezet worden, als dit nodig wordt geacht vanuit toezicht & handhaving. De precieze invulling hiervan volgt uit de Cyberbeveiligingswet en de bijbehorende AMvB.
Organisaties zijn zelf verantwoordelijk en dus is het niet mogelijk dat de overheid deze rol aan de bestuurstafel overneemt. Wel kunnen organisaties indien nodig een beroep doen op bijstand en expertise van de CSIRT.
Kunt u deze vragen afzonderlijk van elkaar beantwoorden?
Ja.
De situatie van Nederlanders in Libanon |
|
Kati Piri (PvdA) |
|
Caspar Veldkamp (minister sociale zaken en werkgelegenheid) (NSC) |
|
|
|
|
Hoeveel Nederlanders zijn er nu nog in Libanon?
Na de herhaalde oproep, ook door mijzelf afgelopen week, hebben tientallen mensen hun registratie afgelopen week in de Informatieservice bijgewerkt, waarin ze aangeven daar te zijn of juist Libanon reeds te hebben verlaten. Een exact aantal is niet te geven, mede omdat er geen registratieplicht is voor Nederlanders in het buitenland.
Heeft u contact met de Nederlanders in Libanon?
De ambassade in Libanon en het contactcenter NederlandWereldwijd hebben dagelijks contact met de Nederlanders ter plaatse die hen benaderen met vragen. Deze vragen gaan met name over benodigde reisdocumenten en alternatieve vertrekmogelijkheden. Daarnaast worden via de Informatieservice alle geregistreerde Nederlanders op de hoogte gehouden van belangrijke nieuwe informatie.
Op welke manier helpt u de Nederlanders die nu nog in Libanon zijn en Libanon willen verlaten?
De kleurcode van het reisadvies voor Libanon is sinds 20 oktober 2023 volledig rood. Dat betekent dat het ministerie sinds oktober 2023 Nederlanders oproept om niet naar Libanon te reizen en – als ze er zijn – het land te verlaten indien dat veilig kan. Kleurcode rood betekent immers ook dat Nederlandse burgers ervan uit moeten gaan dat de Nederlandse ambassade hen niet kan helpen als ze in de problemen komen.
We zien dat het voor Nederlanders steeds lastiger wordt om Libanon te verlaten. De veiligheidssituatie is nog onzekerder geworden. Er wordt in het zuiden van het land ook door grondtroepen gevochten. We gaan Nederlanders actief helpen om het land te verlaten door repatriëring met de inzet van zowel commerciële als militaire middelen in samenwerking met andere landen. De Nederlanders die zich hebben aangemeld bij de Informatieservice hebben daarover vandaag een bericht gekregen. Overige Nederlanders die hulp willen om Libanon te verlaten, roepen we op om zich aan te melden bij de Informatieservice. Daarnaast stuurt het Ministerie van Defensie op vrijdag 4 oktober een Multi Role Tanker Transportvliegtuig (MRTT) naar Beiroet en zal daar Nederlanders ophalen die zich bij Buitenlandse Zaken hebben gemeld voor repatriëring. Op zaterdag 5 oktober wordt een tweede repatriëringsvlucht gepland. Indien de vluchten niet geheel vol zijn, worden conform internationale afspraken ook andere nationaliteiten meegenomen. Ook kan Nederland in de tussentijd op kleine schaal gebruik maken van hulp van partnerlanden. De Nederlandse ambassade in Beiroet is open en blijft klaarstaan om Nederlanders in nood bij te staan.
Bent u zich bewust van het feit dat snelwegen naar het vliegveld in Beiroet gebombardeerd worden?
Volgens onze laatste informatie zijn de toegangswegen naar het vliegveld van Beiroet nog bereikbaar. Zie verder het antwoord op vraag 3.
Bent u zich bewust van het feit dat er vrijwel geen commerciële mogelijkheden meer zijn om Libanon te verlaten?
Nederland gaat Nederlanders actief ondersteuning bieden bij het vertrek uit Libanon met het organiseren van een vlucht, zie het antwoord op vraag 3.
Op welke manier kunnen Nederlanders Libanon verlaten?
Zie het antwoord op vraag 5.
Werkt u aan een evacuatieplan voor Nederlandse staatsburgers? Zo nee, waarom niet?
Evacuatie door de Nederlandse overheid is nu niet aan de orde, aan Nederlanders in Libanon wordt actief ondersteuning geboden om vertrek uit Libanon mogelijk te maken.
In het algemeen kan ik aangegeven dat de crisisstructuur van het Ministerie van Buitenlandse Zaken en de crisisparaatheid op posten en het departement afgelopen jaren is versterkt mede o.b.v. geleerde lessen uit eerdere crises. Als onderdeel daarvan is het Ministerie van Buitenlandse Zaken in nauwe samenwerking met het Ministerie van Defensie en internationale partners ook voorbereid op mogelijke verdere escalatie in het Midden-Oosten en mogelijke scenario’s.
Wilt u deze vragen uiterlijk donderdag 26 september beantwoorden?
Ik heb de vragen zo spoedig mogelijk beantwoord.
Het bericht ‘Ook PVV-Minister Klever geeft geld aan UNRWA in Gaza maar wel minder’. |
|
Roelien Kamminga (VVD) |
|
Reinette Klever (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (PVV) |
|
|
|
|
Bent u bekend met het bericht «Ook PVV-Minister Klever geeft geld aan UNRWA in Gaza maar wel minder»?1
Ja.
In het NOS-artikel wordt gesteld dat u naar eigen zeggen nog steeds zorgen heeft over UNRWA, klopt dit?
Ja.
Zijn de door u genoemde zorgen de reden dat het eerder gereserveerde bedrag van 3 miljoen euro naar Unicef gaat i.p.v. UNRWA?
Het kabinet heeft, net als meerdere andere landen, inderdaad zorgen over het goed kunnen borgen van de neutraliteit van UNRWA onder de huidige omstandigheden. Tegelijkertijd zien we dat aan verdere verbeteringen gewerkt wordt en wordt bovenal erkend dat de organisatie in de huidige situatie een essentiële rol vervult in het verlenen van hulp en basisvoorzieningen voor veel mensen in de regio. Het onderzoek onder leiding van de voormalige Minister van Buitenlandse Zaken van Frankrijk, Catharine Colonna, naar de neutraliteitsbeginselen van de organisatie en hoe deze beter verzekerd kunnen worden in de complexe situatie waarin UNRWA opereert is daarom zo belangrijk. De keuze voor UNICEF is ingegeven door de wens van het kabinet om onder deze omstandigheden, waarbij nog zorgen bestaan over UNRWA en gelijktijdig de noden enorm zijn, de hulpkanalen te diversifiëren, zoals gesteld in de Kamerbrief van 25 september jl.2
Welke aanvullende waarborgen heeft u ontvangen voor de onafhankelijkheid van UNRWA waardoor u nu voor volgend jaar al 19 miljoen euro in het vooruitzicht heeft gesteld?
Zoals al eerder aan uw Kamer gecommuniceerd betreft de EUR 19 miljoen de jaarlijkse reguliere bijdrage van Nederland aan UNRWA, die door het vorige kabinet tot en met 2025 is vastgelegd.
UNRWA werkt daarbij zoals alle humanitaire organisaties volgens de principes van neutraliteit, humaniteit, onpartijdigheid en onafhankelijkheid. Gezien de uiterst complexe situatie waarin UNRWA werkt heeft de organisatie bovendien additionele waarborgen in het systeem ingebouwd om toe te zien op naleving van die principes. Dit wordt ook zo gesteld in het Colonna-rapport dat onderzoek deed naar het brede neutraliteits- en integriteitsbeleid van de organisatie.
Helaas zijn zelfs met extra waarborgen misstanden niet te voorkomen. In geval van (het vermoeden van) incidenten geldt bij UNRWA het principe van zero tolerance for inaction. Met andere woorden: bij verdenkingen van misstanden wordt onmiddellijk actie ondernomen. Het kabinet verwacht dat ook. Mede om te voorkomen dat donoren steeds op individuele incidenten moeten reageren, is op verzoek van donoren en van de Secretaris-Generaal van de VN in het Colonna-onderzoek het bredere neutraliteitsbeleid onder de loep genomen. Alhoewel er zeker ruimte is voor verbetering en daartoe meerdere aanbevelingen worden gedaan, concludeert het onderzoek ook dat de organisatie beschikt over een «robuust raamwerk» om te acteren op neutraliteitsproblemen, en dat dit raamwerk beter is ontwikkeld dan van vergelijkbare VN-organisaties en/of ngo’s. De meeste effectieve manier voor Nederland toe te blijven zien op de neutraliteit en onafhankelijkheid van UNRWA is derhalve toezien op spoedige implementatie van de aanbevelingen uit het Colonna-rapport. Hierin trekt Nederland samen op met andere donoren.
Het belang van spoedige implementatie van alle aanbevelingen uit het Colonna-rapport heb ik nogmaals benadrukt in mijn gesprek met de Commissaris-Generaal van UNRWA, dhr. Philippe Lazzarini, tijdens mijn bezoek aan de Algemene Vergadering van de VN in New York. UNRWA heeft toegezegd alle aanbevelingen over te nemen en heeft daartoe een team samengesteld dat op implementatie zal toezien. Nederland volgt de implementatie nauwgezet met andere donoren, omdat het van belang is dat de organisatie alle mogelijke stappen zet om de kans op schendingen van de neutraliteitsprincipes te minimaliseren.
Ten aanzien van het onderzoek naar betrokkenheid van individuele UNRWA-medewerkers bij de aanslagen van 7 oktober 2023 heeft het kabinet kennisgenomen van het rapport van de Office of Internal Oversight Services van de VN (OIOS) en de opvolging daarvan. Zoals eerder aan uw Kamer gemeld3, heeft OIOS de geanonimiseerde versie van het rapport gedeeld. Het kabinet waardeert deze stap en heeft begrip voor het behoud van bescherming van persoonsgegevens. Zoals gesteld in het OIOS-rapport kon bewijs niet onafhankelijk geverifieerd worden en kon op basis van die informatie niet met volledige zekerheid vastgesteld worden of UNRWA-medewerkers al-dan-niet betrokken waren bij de aanslagen van 7 oktober 2023. 19 medewerkers werden onderzocht waarbij 1 medewerker onschuldig bleek, in 9 gevallen bleek het bewijs onvoldoende om betrokkenheid bij de aanslagen te onderbouwen en in de 9 overige gevallen kan het bewijs, indien gevalideerd en bevestigd, mogelijk onderbouwen dat de beschuldigden betrokken waren bij de aanslagen. De medewerkers werden direct ontslagen, het ontslag van de medewerker wiens onschuld werd bewezen is teruggedraaid. Naar de 9 medewerkers waar onvoldoende bewijs werd gevonden voor eventuele betrokkenheid bij de aanslagen, loopt nu aanvullend onderzoek door UNRWA om vast te stellen of zij de bredere neutraliteitsbeginselen zoals Hamas-lidmaatschap hebben geschonden los van de vraag of ze een rol speelden in de aanslagen. Gelet op de ernst van de beschuldigingen vindt het kabinet het ontslag op staande voet een volstrekt logische conclusie.
Is er overwogen om voor de besteding van 19 miljoen euro ook diversificatie toe te passen, bijvoorbeeld door aan het Rode Kruis, dan wel een andere hulporganisatie te doneren?
Zoals in antwoord op vraag 3 gesteld is het de wens van het kabinet om onder deze omstandigheden, waarbij de noden enorm zijn en toegang niet vanzelfsprekend, de hulpkanalen zoveel mogelijk te diversifiëren.
Tegelijkertijd zijn de vaste jaarlijkse bijdragen bedoeld om VN-organisaties in staat te stellen hun mandaat uit te voeren. Niet alleen speelt UNRWA een belangrijke rol bij humanitaire hulpverlening in de Gazastrook, het levert ook basisdiensten aan mensen in de hele regio. Indien UNRWA geen hulp of basisdiensten meer kan bieden aan Palestijnse vluchtelingen in de regio, waaronder de Westelijke Jordaanoever, Libanon, Jordanië en Syrië, kan dit negatieve gevolgen hebben voor de reeds zeer zorgwekkende regionale stabiliteit.
Bij eerdere verdeling van additionele bijdragen werd al rekening gehouden met diversificatie van hulporganisaties. Naast de jaarlijkse bijdrage aan UNRWA geeft Nederland in 2025 ook jaarlijkse bijdragen aan andere humanitaire organisaties die actief zijn in de Gazastrook, zoals WFP, UNICEF en het Internationale en Nationale Rode Kruis.
In hoeverre is het lesmateriaal dat UNRWA levert al neutraler en vrij van antisemitisme?
Centraal staat dat UNRWA-docenten zich aan de VN-principes moeten houden en dat haatspraak en antisemitisme niet toegestaan zijn. Hier heeft UNRWA een zero tolerance beleid op en wordt ingegrepen als er aantijgingen zijn over de neutraliteit van onderwijsmateriaal.
De noodzaak om streng toe te zien op de naleving van de neutraliteitsprincipes in het lesmateriaal is onlangs nog besproken met de Commissaris-Generaal van UNRWA. Het belang van neutraliteit in onderwijsmateriaal komt ook terug in de aanbevelingen van het Colonna-rapport. UNRWA werkt daarbij met het lesmateriaal van de lokale autoriteiten om instroom in het reguliere onderwijssysteem van het gastland mogelijk te maken. Dit is een best practicein onderwijs aan vluchtelingen. Indien in het lesmateriaal passages staan die niet in lijn zijn met de VN-principes, worden UNRWA docenten geïnstrueerd dergelijke passages niet te gebruiken. Ook is UNRWA actief in gesprek met de Palestijnse Autoriteit om de lesmaterialen waar nodig aan te passen.
Daarnaast is UNRWA bezig een digitale leeromgeving op te zetten om toezicht op welk lesmateriaal gebruikt wordt te kunnen versterken. UNESCO speelt daarbij een belangrijke adviserende rol om zeker te stellen dat het onderwijsmateriaal in lijn is met VN-principes.
Ziet u nog steeds risico’s voor ongewenste afhankelijkheid en connecties tussen terreurorganisatie Hamas en UNRWA?
UNRWA werkt in een uiterst complexe situatie die grote uitdagingen met zich meebrengt, ook rondom naleving van de neutraliteitsbeginselen. Dit wordt ook zo gesteld in het Colonna-rapport. Datzelfde rapport geeft aan dat UNRWA meer doet op dit terrein dan vergelijkbare VN-organisaties en/of ngo’s.
Zoals bekend werd op 30 september 2024 een Libanese Hamas-leider, Fateh Sherif, gedood bij een Israëlisch bombardement in Libanon. Tot maart 2024 was Sherif voor UNRWA actief in Libanon als directeur van een school en voorzitter van een UNRWA onderwijsvakbond. Direct gevolgd op aantijgingen in maart 2024 van mogelijke banden met Hamas werd hij door UNRWA op non-actief gesteld zonder behoud van salaris, conform het bovenbeschreven beleid van zero tolerance for inaction. Tegelijkertijd werd een onderzoek ingesteld dat, volgens UNRWA, naar alle waarschijnlijkheid zou hebben geleid tot zijn ontslag. Sherif kwam evenwel om het leven alvorens dit onderzoek kon worden afgerond.
Kunt u deze vragen beantwoorden voor het commissiedebat Humanitaire Hulp op 9 oktober 2024?
Ja
Het nieuws dat pro-Palestinademonstranten een bijeenkomt van Defensie en de NIDV op de Kromhoutkazerne hebben verstoord. |
|
Joeri Pool (PVV) |
|
Gijs Tuinman (BBB) |
|
|
|
|
Bent u bekend met het bericht «Demonstranten Kromhoutkazerne vertrokken, bijeenkomst Defensie afgelast»?1
Ja, ik ben bekend met het genoemde bericht.
Kunt u opheldering geven over deze demonstratie en waarom ervoor gekozen is de bijeenkomst af te gelasten? Zo nee, waarom niet?
In de ochtend van dinsdag 25 september verzamelden ongeveer 50 actievoerders zich bij de Kromhoutkazerne (KHK). Het doel van hun actie was om de vergadering van de stichting Nederlandse Industrie voor Defensie en Veiligheid (NIDV) zodanig te verstoren dat deze niet kon plaatsvinden of vroegtijdig beëindigd zou worden. Daartoe hebben enkele van deze actievoerders zich vastgeketend aan de toegangspoort van de KHK zodat de toegang tot de KHK geblokkeerd werd. Doordat de blokkade enige uren duurde, konden de deelnemers aan het evenement niet gemakkelijk op de juiste bestemming komen. Daarom is in samenspraak met NIDV besloten het evenement te annuleren. Niet veel later na dat besluit zijn de demonstranten vertrokken.
Deelt u de mening dat het onacceptabel is dat de geplande bijeenkomst vanwege de demonstratie is afgelast? Zo nee, waarom niet?
Ja. Het is zeer teleurstellend dat dit evenement afgebroken moest worden vanwege een demonstratie. Vooral omdat we daar voor de veiligheid van Nederland en onze bondgenoten de relatie met het bedrijfsleven koesteren. Evenementen als deze dragen bij aan gewenste kennisuitwisseling tussen krijgsmacht, industrie en kennisinstellingen.
Als er sprake is van een demonstratie rondom een militaire terrein dient door de burgemeester te worden bezien of er gronden bestaan om het demonstratierecht te beperken, in het bijzonder de vrees voor of bestrijding van wanordelijkheden. Bij de afweging of er sprake is van (vrees voor) wanordelijkheden wordt in voorkomende gevallen de nationale veiligheid betrokken. Voor Defensie is het daarbij in de huidige geopolitieke situatie van eminent belang dat de uitvoering van de grondwettelijke taken onverminderd doorgang kunnen vinden. Overigens is via het Wetenschappelijk Onderzoek- en Datacentrum (WODC) een onderzoek uitgezet naar de mogelijkheden voor een versteviging van het handelingsperspectief van alle betrokkenen en de bestendigheid van het wettelijke kader rond demonstraties. Dat onderzoek richt zich ook op demonstraties waarbij de nationale veiligheid in het gedrang kan komen.
Deelt u de mening dat toegeven aan dergelijke acties een aanmoediging kan zijn voor de actievoerders om door te gaan met deze (en mogelijk nog verdergaande) wijze van actievoeren? Zo nee, waarom niet?
Het besluit om de bijeenkomst af te lasten is in gezamenlijk overleg tussen de NIDV en Defensie genomen. Er is gekozen voor de veiligheid van de deelnemers. Bij een volgende bijeenkomst zullen we in gezamenlijkheid met de NIDV – voor zover dat passend is – de nodige maatregelen treffen, zodat de bijeenkomst doorgang kan vinden.
Bent u bereid alles in het werk te stellen om de afgelaste bijeenkomst met Defensie en de Nederlandse Industrie voor Defensie en Veiligheid (NIDV) zo snel als mogelijk alsnog plaats te laten vinden? Zo nee, waarom niet?
We zijn in overleg met de NIDV over een nieuwe datum voor de projectendag.
Het accijnsbeleid |
|
Thierry Baudet (FVD) |
|
Eelco Heinen (minister financiën) (VVD) |
|
|
|
|
Bent u bekend met de recente cijfers uit de accijnsmonitor, die aantonen dat de verkoop van tabaksproducten sinds juni fors is gedaald? Hoe verklaart u dit effect, terwijl het kabinet juist rekende op een stijging van de accijnsinkomsten?
Ik ben op de hoogte van de recente cijfers uit de Accijnsmonitor. De Accijnsmonitor is een initiatief van NSO (brancheorganisatie voor de tabaksdetailhandel) en TZN (brancheorganisatie voor de tabaks- en zoetwaren groothandel) en wordt gefinancierd door Phillip Morris Benelux en betreft dus geen door de Rijksoverheid uitgevoerde of geverifieerde analyse. Cijfers van de branche kunnen door ons niet geverifieerd worden. Op grond van het WHO-kaderverdrag is er voor de Rijksoverheid namelijk alleen ruimte voor contact met de tabakssector ten behoeve van de goede uitvoering van wet- en regelgeving. Daar is hier geen sprake van.
De daling van de verkopen van tabaksproducten in het eerste half jaar van 2024 is ook te zien in de opbrengsten van de tabaksaccijns. De accijnsopbrengsten nemen naar verwachting minder toe dan in eerste instantie was geraamd. Op basis van onder andere deze gegevens is de budgettaire raming van de tabaksaccijns in de Miljoennota 20251 aangepast ten opzichte van de budgettaire raming uit de Voorjaarsnota 20242.
Vooralsnog is nog onduidelijk welke factoren deze kleinere stijging in budgettaire opbrengst verklaren. De opbrengsten van de tabaksaccijns fluctueren namelijk sterk van jaar tot jaar. De effecten van verhogingen van de tabaksaccijns worden gemonitord. De resultaten van de onderzoeken zullen in het voorjaar van 2025 beschikbaar zijn.
Bent u op de hoogte van het fenomeen dat steeds meer Nederlanders hun sigaretten in het buitenland kopen, en acht u het wenselijk dat deze alternatieven aantrekkelijker zijn dan de aankoop van tabaksproducten in Nederland?
Ik behandel de vragen 2 en 3 gezamenlijk gezien de sterke samenhang van de beantwoording.
Ik ben op de hoogte van het fenomeen dat Nederlanders hun sigaretten in het buitenland kopen. Het staat consumenten vrij om over de grens aankopen te doen. Het doen van aankopen over de grens is op een interne markt met open grenzen, zoals de Europese Unie, heel normaal. Daarnaast is het mogelijk dat er op deze interne markt prijsverschillen ontstaan tussen de verschillende landen, wat tot gevolg heeft dat consumenten mogelijk kosten kunnen besparen door hun aankopen over de grens te doen. Dit is ook voor tabaksproducten het geval.
De verhoging van de tabaksaccijns per 1 april 2023 had als doel het bijdragen aan een rookvrije generatie per 2040.3 De verhoging van de tabaksaccijns maakt tabaksproducten minder aantrekkelijk doordat het de prijzen van daarvan laat stijgen, hetgeen een bewezen effectieve maatregel is om roken te verminderen. Afgelopen jaar heeft mijn voorganger een onderzoek uit laten voeren door de Douane en het RIVM naar de effecten van de accijnsverhoging van 1 april 2023. Uit het onderzoek van het RIVM komt naar voren dat na de verhoging van 1 april 2023 ongeveer 10% van de ondervraagde rokers is gestopt. Het onderzoek van de Douane, de Empty Pack Survey (EPS)4, laat echter ook een toename zien van het aandeel niet in Nederland veraccijnsde sigaretten van 15,3% in 2021 naar 25% in 2023. Dit percentage bestaat uit legale, in het buitenland gekochte sigaretten en illegale sigaretten. De toename van aankopen van tabaksproducten over de grens doet mogelijk af aan het hiervoor beschreven doel van de verhoging van de tabaksaccijns per 1 april 2023. Tabaksproducten die door consumenten niet meer in Nederland maar wel in andere landen worden gekocht, leveren immers geen gezondheidswinst op. De onderzoekers van het RIVM benadrukken daarom het belang van het streven naar verdere Europese harmonisatie van tabaksprijzen. Mijn ambtsvoorganger en de ambtsvoorganger van mijn collega, StasJPS, hebben per brief aangegeven zich hier in Europa verder voor in te zetten. Ik en mijn collega zetten dit beleid voort. Het blijft belangrijk dat de overheid roken zo snel en doeltreffend mogelijk terugdringt om de rookvrije generatie in 2040 te bereiken. Het is goed om bij iedere accijnsverhoging ook de grenseffecten en de gevolgen voor de aanpak van de illegale handel mee te wegen.
De tabaksaccijns is ook per 1 april 2024 verhoogd, deze verhoging had initieel eenzelfde doel als de verhoging per 1 april 2023, echter is de voorgenomen verhoging per 1 april 2024 uit het Belastingplan 2023 in het Belastingplan 2024 verder verhoogd om budgettaire redenen.5 De verhoging van 1 april 2024 is hiernaast ook per amendement verhoogd ten behoeve van een halvering van de voorgenomen verhoging van de alcoholaccijns.6 Ook de effecten van de verhoging per 1 april 2024 worden gemonitord. De resultaten hiervan verwacht ik in het voorjaar van 2025.
Hoe beoordeelt u de situatie waarin rokers honderden euro’s kunnen besparen door sigaretten te kopen in Oost-Europese landen, zelfs wanneer zij kosten maken voor reis en verblijf? Vindt u dit een realistische en wenselijke uitkomst van het accijnsbeleid?
Zie antwoord vraag 2.
Vindt u het acceptabel dat er als gevolg van de accijnsverhogingen een daling van de Nederlandse accijnsinkomsten is, terwijl rokers bijdragen aan de economieën van andere landen? Welke concrete maatregelen overweegt u om deze verliezen te beperken?
Zoals aangegeven in mijn beantwoording van vraag 1 is er sprake van een lagere opbrengst dan initieel geraamd. De specifieke oorzaak hiervan is nog onbekend en moet blijken uit nadere monitoring dit najaar. Het is denkbaar dat toenemende aankopen van tabaksproducten over de grens hierin een rol spelen. De onderzoekers van het RIVM benadrukken daarom het belang van het streven naar verdere Europese harmonisatie van tabaksprijzen. Samen met mijn collega van VWS zet ik mij hier in Europa verder voor in.
Hoe beoordeelt u het feit dat de accijnsverhogingen niet leiden tot minder roken, maar wel tot meer smokkel, illegale doorverkoop en het spekken van de economie van andere Europese landen?
Zoals aangegeven in mijn beantwoording van vragen 2 en 3 laat onderzoek van het RIVM zien dat na de verhoging van 1 april 2023 ongeveer 10% van de ondervraagde rokers is gestopt. Hier tegenover staat dat uit het onderzoek van Douane een toename naar voren komt van het aandeel niet in Nederland veraccijnsde sigaretten van 15,3% in 2021 naar 25% in 2023. Het kabinet onderstreept het belang van het streven naar verdere Europese harmonisatie van tabaksprijzen en zet zich daar, net zoals voorgaande kabinetten, in Europees verband ook voor in.
Bent u bereid de accijnsverhogingen terug te draaien om de aantrekkingskracht van de aankoop van tabaksproducten in het buitenland te verminderen en de inkomsten voor de Nederlandse schatkist te beschermen, zodat Nederlanders zelf vrij kunnen kiezen om binnenlands tabaksproducten aan te schaffen?
In het hoofdlijnenakkoord is geen aanpassing van de tabaksaccijns opgenomen. Het kabinet is niet van plan om de tabaksaccijns te verhogen dan wel te verlagen.
De hernieuwde fatwa van imam Jalali |
|
Geert Wilders (PVV) |
|
David van Weel (minister justitie en veiligheid) , Judith Uitermark (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (NSC), Dick Schoof (minister-president ) (INDEP) |
|
|
|
|
Heeft u kennisgenomen van het feit dat de onlangs door de Haagse Rechtbank tot 14 jaar gevangenisstraf veroordeelde Pakistaanse imam Muhammad Ashraf Jalali zijn eerdere fatwa met daarin een oproep mij te vermoorden op 4 september jl. heeft herhaald en nogmaals heeft bekrachtigd?
Ja.
Bent u door de betrokken diensten Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (AIVD) en Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding en Veiligheid (NCTV) hierover geïnformeerd? Zo ja, wanneer?
Zoals bij uw Kamer bekend, kan er over de werkwijze van de inlichtingen- en veiligheidsdiensten, alsmede informatie over concrete dreigingscasuïstiek en beveiligingsmatregelen van personen, in het openbaar geen uitspraak worden gedaan. In het algemeen kunnen wij wel opmerken dat door de inlichtingen- en veiligheidsdiensten en de politie doorlopend zowel desgevraagd als ongevraagd dreigingsproducten worden opgesteld. Op basis van de dreigingsproducten worden, indien daar aanleiding toe is, passende maatregelen getroffen.
Deelt u mijn mening dat deze nieuwe fatwa onaanvaardbaar is en opnieuw tot een stortvloed aan bedreigingen leidt?
Wij zijn ons ervan bewust dat het lid Wilders jarenlang wekelijks wordt geconfronteerd met ernstige bedreigingen. Wij realiseren ons terdege dat de impact op de persoonlijke vrijheid van de ontvanger van dergelijke bedreigingen enorm kan zijn. Het kabinet keurt de fatwa’s en bedreigingen ten zeerste af en wil benadrukken dat bedreigingen – en in het bijzonder gericht tegen volksvertegenwoordigers – absoluut geen plaats hebben in onze samenleving. Dat geldt ook voor deze nieuwe fatwa.
Het kabinet staat voor en blijft werken aan een veilige omgeving waarin bedreigingen tegen personen met publieke functies uiterst serieus worden genomen. Opsporings- en veiligheidsdiensten zetten zich continu in om bedreigingen van volksvertegenwoordigers te onderzoeken en waar mogelijk te vervolgen. Ook worden de benodigde beveiligingsmaatregelen getroffen.
Wat heeft u inmiddels gedaan om ervoor te zorgen dat betrokken imam achter de tralies verdwijnt?
Wanneer personen die verdacht worden van strafbare feiten of daarvoor veroordeeld zijn zich in het buitenland bevinden, zoals de betreffende Pakistaanse imam, zijn de Nederlandse autoriteiten voor de opsporing, vervolging, berechting en tenuitvoerlegging van een eventuele straf afhankelijk van de medewerking van andere staten.
Uiteindelijk is het aan het betreffende land zelf om te bepalen of en in hoeverre uitvoering kan worden gegeven aan verzoeken. Indien actie of reactie uitblijft, kan Nederland op diverse manieren bij het aangezochte land op uitvoering aandringen. Het uitblijven van een reactie in bepaalde gevallen is soms echter wel een – uitermate onbevredigende – realiteit.
De Minister van Buitenlandse Zaken blijft richting Pakistan het belang van de zaak en de adequate opvolging van de Nederlandse rechtshulpverzoeken benadrukken. En marge van de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties heeft de Minister van Buitenlandse Zaken zijn ernstige zorgen over de doodsbedreigingen geuit tegen de premier van Pakistan. Ook heeft hij de premier nadrukkelijk opgeroepen om mee te werken aan eventuele toekomstige rechtshulpverzoeken.
Wij verwijzen verder ook naar onze brief aan uw Kamer van 2 september jl. (Kamerstukken II 2023–2024, 28 479, nr. 94), waarin zowel het kader van internationale strafrechtelijke samenwerking wordt beschreven als de inspanningen tot nu toe in het geval waar het lid Wilders aan refereert.
Wat zijn de consequenties voor de relatie met Pakistan indien dat land blijft weigeren mee te werken, ook aan de tenuitvoerlegging van het vonnis van de rechtbank Den Haag?
Wij willen nu niet vooruitlopen op wat de consequenties zullen zijn als Pakistan geen gehoor geeft aan een rechtshulpverzoek tot tenuitvoerlegging van het vonnis. Nederland zal in ieder geval duidelijk blijven maken aan Pakistan dat een reactie wordt verwacht. Uiteraard zullen beide landen met elkaar in gesprek moeten blijven, zodat ook daadwerkelijk resultaat kan worden geboekt.
Kunt u deze vragen nog deze week beantwoorden?
De vragen zijn zo snel als mogelijk beantwoord.
Het rapport 'Onderzoek naar een sociaal veilige werkomgeving bij Defensie' |
|
Annemarie Heite (NSC) |
|
Gijs Tuinman (BBB) |
|
|
|
|
Herinnert u zich het rapport «Onderzoek naar een sociaal veilige werkomgeving bij Defensie»? (Kamerstuk 35 000 X, nr. 13)
Ja.
Kunt u aangeven wat er met elk van de aanbevelingen is gebeurd?
Uw Kamer is op verschillende momenten over (de implementatie van) de aanbevelingen geïnformeerd (Kamerstukken 35 000 X, nr. 75; 35 925 X, nr. 71 en nr. 88; 36 410 X, nr. 82). Daarom beperk ik mij in dit antwoord tot de hoofdlijnen, waarbij ik voor de volledigheid eerst de vijf aanbevelingen van de commissie Giebels weergeef.
Ter uitvoering van de eerste en derde aanbeveling biedt Defensie verschillende trainingen aan op het gebied van leiderschap, sociale veiligheid en integriteit aan leidinggevenden, medewerkers en organieke teams. Daarnaast zijn voor leidinggevenden trainingen over onder meer gesprekstechnieken beschikbaar. Deze trainingen dragen bij aan het bevorderen van een open aanspreekcultuur en mensgerichte aanpak. Verder loopt sinds 2019 bij alle defensieonderdelen een actieonderzoek, waarbij medewerkers zelf, onder professionele begeleiding, de gelegenheid krijgen het initiatief te nemen om voor hun onderdeel passende interventies op het gebied van sociale veiligheid te bedenken, te implementeren en te evalueren.
Op basis van de tweede aanbeveling is het meldproces vereenvoudigd en vertrouwelijker gemaakt. Voor medewerkers is het mogelijk om buiten het bevoegd gezag om een melding te doen. Meldingen en klachten worden sinds een aantal jaar in een apart systeem geregistreerd, waar alleen specifieke medewerkers toegang tot hebben.
Ten aanzien van aanbeveling vier is het beleid rondom functieroulatie aangepast. Bij nieuwe plaatsingen van militairen geldt als uitgangspunt een minimale plaatsingsduur van drie jaar en een maximum van zeven jaar. Dit is ook overeengekomen in de CAO 2021–2023.
Naar aanleiding van de vijfde aanbeveling stelde Defensie in april 2019 de Commissie Langlopende Zaken in. Deze commissie heeft geadviseerd over langlopende, vastgelopen zaken over sociale onveiligheid of vermoedens van misstanden tussen Defensie en (ex-)medewerkers. De commissie werd volgend op ontvangst van haar eindrapport op 21 oktober 2020 ontbonden. Er is blijvende aandacht voor langlopende en complexe zaken door de oprichting van het Cluster Individuele Casuïstiek.
Kunt u aangeven of het interne meldsysteem op orde is gebracht en volledig is?
Ik ben van mening dat ons meldsysteem in de basis op orde is. Tegelijkertijd zijn altijd verbeteringen mogelijk.
Sinds het uitkomen van het rapport van de commissie-Giebels heeft Defensie het interne meldsysteem verbeterd. Wel blijft Defensie doorlopend kritisch kijken naar de inrichting en uitvoering van het meldproces en voert zij frequent tussentijdse evaluaties uit naar delen van het meldsysteem. Mijn ambtsvoorganger heeft op 10 april van dit jaar de Kamer proactief geïnformeerd over waar nog winst te behalen is (Kamerstuk 36 410 X, nr. 82). Dit betreft het consequent toepassen van de menselijke maat gedurende het gehele proces, de-escalerend optreden en het ondersteunen van melders en leidinggevenden. Verder bereidt Defensie momenteel – in lijn met de toekomstige verplichting hiertoe uit de Wet bescherming klokkenluiders – de inrichting voor van het anoniem melden van vermoedens van misstanden.
Hoeveel mensen hebben in de afgelopen vijf jaar een klokkenluidersmelding gedaan? Kunt u dat per jaar uitsplitsen?
Een klokkenluider is een melder van een vermoeden van een misstand. Een misstand is een bijzondere categorie binnen de integriteitsschendingen. In de Wet bescherming klokkenluiders wordt beschreven wanneer hiervan sprake is. Wanneer de secretaris-generaal vaststelt dat er sprake is van een vermoeden van een misstand en een onderzoek hiernaar instelt, wordt de melder van dit vermoeden aangemerkt als klokkenluider.
In praktijk gaat een melding vaker om een (vermoeden van een) integriteitsschending in meer algemene zin dan om een (vermoeden van een) misstand. Bijvoorbeeld over ongewenst gedrag (onder andere (seksuele) intimidatie, discriminatie, agressie en pesten), fraude, corruptie of misbruik van bevoegdheid. Hieronder vindt u de cijfers die zien op meldingen die vallen binnen de definitie van een vermoeden van een misstand. De meldingen van vermoedens van een integriteitsschending zijn te vinden in het Jaarverslag Integriteit Defensie (Kamerstuk 36 410 X, nr. 85).
In totaal heeft Defensie in de periode 2019–2023 zes meldingen van een vermoeden van een misstand ontvangen:
Op het moment van versturen van deze Kamerbrief zijn er in het jaar 2024 nog geen meldingen van vermoedens van misstanden bij Defensie bekend.
Hoeveel van die meldingen zijn per jaar onderzocht?
Bij één van bovengenoemde meldingen is na een eerste analyse vastgesteld dat er geen sprake was van een vermoeden van een misstand, dan wel een vermoeden van een integriteitsschending. De overige vijf meldingen zijn wel als een vermoeden van een misstand beoordeeld en daarom onderzocht, conform de hiervoor geldende procedure.
Hoeveel mensen zijn in elk van die jaren erkend als klokkenluider? Kunt u, met inachtneming van de privacy, zoveel mogelijk informatie over de erkende zaken geven?
De melders van de vijf (als vermoeden van een misstand erkende) meldingen zijn door de secretaris-generaal aangemerkt als klokkenluider.
Defensie behandelt klokkenluidersmeldingen vertrouwelijk en conform de Wet bescherming Klokkenluiders. In het belang van de privacy van de individuele medewerkers doe ik geen uitspraken over de inhoud van de erkende gevallen. Vanwege de geringe aantallen zou informatieverstrekking namelijk tot herleidbaarheid naar de melder kunnen leiden.
Hoeveel werknemers zitten op dit moment langer dan twee jaar ziek thuis? Hoeveel van hen zijn erkend als klokkenluider?
Begin oktober 2024 zaten circa 146 medewerkers van Defensie langer dan twee jaar ziek thuis. Zoals in het antwoord op vraag 4 is aangegeven, is sprake van een zeer beperkt aantal klokkenluiders. Informatie over hoeveel melders van vermoedens van misstanden ziek thuis zijn, dan wel op non-actief staan, is daarmee mogelijk herleidbaar naar individuen. In het belang van de privacy van melders doe ik daarom geen uitspraken over het gevraagde aantal.
Hoeveel mensen die erkend zijn als klokkenluider zijn op non-actief gesteld?
Zie antwoord vraag 7.
Hoeveel vaststellingsovereenkomsten zijn er gesloten zijn met Defensiepersoneel (burger en militair) waarin een geheimhoudingsclausule is opgenomen?
De bevoegdheid tot het sluiten van vaststellingsovereenkomsten is op verschillende commandantenniveaus in de organisatie belegd. Defensie houdt hier geen centrale registratie van bij. Daarom kan ik niet aangeven hoeveel van dit soort overeenkomsten zijn gesloten.
Defensie neemt in vaststellingsovereenkomsten met klokkenluiders geen geheimhoudingsverklaringen op over de tussen partijen gemaakte afspraken. Dit is in lijn met het verbod hierop in de Wet bescherming klokkenluiders.
Hoeveel vaststellingsovereenkomsten zijn er gesloten met Defensiepersoneel (burger en militair) na een periode van meer dan zes maanden ziekte, waarin een geheimhoudingsclausule is opgenomen?
Zie antwoord vraag 9.
Hoeveel van de melders hebben uiteindelijk een schikking met een zwijgbeding getroffen? Kunt u dat per jaar uitsplitsen?
Met één van de melders van de eerdergenoemde vijf meldingen is een vaststellingsovereenkomst gesloten. Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 10 neemt Defensie in dergelijke vaststellingsovereenkomsten geen geheimhoudingsverklaringen op, in lijn met de Wet bescherming klokkenluiders.
Zijn er schikkingen met een zwijgbeding getroffen met melders na ingang van de nieuwe Wet bescherming klokkenluiders?
Zie antwoord vraag 11.
Is anoniem melden mogelijk bij Defensie? Zo ja, hoe werkt dat?
Vermoedens van integriteitsschendingen kunnen anoniem gemeld worden bij het Meldpunt Integriteit Defensie, een extern bemenst meldpunt, momenteel vanuit Stichting Centrum voor Arbeidsverhoudingen Overheidspersoneel (CAOP). Een melding vervolgens volledig anoniem bespreken is in de praktijk lastig. Informatie moet namelijk gedeeld worden en deze is mogelijk herleidbaar naar de melder. Wel kan een (coördinator) vertrouwenspersoon als tussenpersoon optreden, zodat de melding zo vertrouwelijk mogelijk wordt besproken en de melder zelf hier niet direct betrokken hoeft te zijn.
Voor vermoedens van misstanden geldt nu nog het uitgangspunt dat vertrouwelijk kan worden gemeld. Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 3, bereidt Defensie momenteel de inrichting voor van het anoniem melden van vermoedens van misstanden.
Hoe omschrijft u de meldcultuur voor klokkenluiders bij Defensie?
Ik zie sociale veiligheid als een randvoorwaarde voor het voortzettingsvermogen van onze organisatie, te meer nu we vol inzetten op groei en ontwikkeling. Defensie werkt dan ook doorlopend aan een cultuur waarin de norm is dat wij elkaar aanspreken op ongewenst gedrag, fouten bespreekbaar maken en van en met elkaar leren. Een positieve meldcultuur, waarin medewerkers zich vrij voelen om te melden, is hier onderdeel van. Daarvoor is het noodzakelijk dat medewerkers vertrouwen hebben in de professionaliteit van de organisatie bij de behandeling van hun melding. Uit onderzoek blijkt dat dit vertrouwen bij veel medewerkers aanwezig is. Ik weet ook dat er melders zijn die geen positieve ervaringen aan het doen van een melding hebben overgehouden. Dat is een vervelende en onwenselijke situatie. Niet alleen voor de melders in kwestie, maar ook voor andere bij de melding betrokken personen. Daarom blijf ik werken aan verbeteringen, zoals genoemd in mijn antwoord op vraag 3.
Melders van vermoedens van misstanden melden over het algemeen over complexe situaties die (aanvullend) onderzoek vereisen. Hierdoor zijn de behandeltrajecten vaak langer. Dit is belastend voor zowel de melder als de andere betrokkenen. Ik wil deze melders zo goed mogelijk ondersteunen en beschermen. Daarom staan in de regel onze meest ervaren vertrouwenspersonen hen bij en voeren onze meest ervaren onderzoekers de vereiste onderzoeken uit of coördineren deze. Omdat elke melding uniek is, wordt maatwerk toegepast.
In de gevallen dat melders van (mogelijke) misstanden desondanks van mening zijn dat zij niet juist zijn behandeld door Defensie, kunnen zij dit intern kenbaar maken bij of het Huis voor Klokkenluiders.
Kunt u deze vragen ten minste drie dagen voor het wetgevingsoverleg Personeel/Materieel d.d. 21 oktober 2024 beantwoorden?
Ja.
Het proefballonnetje van de minister |
|
Anne-Marijke Podt (D66), Kati Piri (PvdA) |
|
Marjolein Faber (minister asiel en migratie) (PVV) |
|
|
|
|
Klopt het dat in het Hoofdlijnenakkoord alleen staat dat de verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd wordt aangepast, zonder precieze bepaling van de nieuwe tijdsduur?
Ja.
Klopt het dat in het Regeerprogramma alleen staat dat de tijdsduur van de verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd wordt aangepast, zonder precieze bepaling van de nieuwe tijdsduur?
Ja.
Klopt het dat er na publicatie van het Regeerprogramma nog een formeel besluit moest vallen over de precieze bepaling van de nieuwe tijdsduur van de aangepaste verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd? Zo nee, wanneer is dat besluit genomen?
Ja.
Heeft het kabinet besloten om de duur van de verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd van vijf naar twee jaar te verkorten? Zo nee, waarom heeft u dit proefballonnetje dan al in de media losgelaten?
Als gezegd moet dat besluit nog worden genomen. Op vragen over wat ik meeneem van mijn bezoek aan Denemarken heb ik – desgevraagd – aangegeven dat dat ook de verkorting van de geldigheidsduur van de verblijfsvergunning asiel is. Ik heb, ook weer desgevraagd, aangegeven dat ik op grond van de kennis die ik heb opgedaan bij mijn bezoek aan Denemarken zou willen inzetten op een duur van twee jaren voor vreemdelingen met een subsidiaire beschermingsstatus. Denemarken hanteert een streng asielbeleid en verstrekt kortdurende vergunningen.
Ik werk aan een breed pakket aan maatregelen om de asielinstroom te beperken en structureel tot de categorie lidstaten met de strengste toelatingsregels van Europa te behoren. De maatregel om de duur van de vergunning in te korten is daar onderdeel van en zal dus ook verder uitgewerkt worden, waarbij ook andere opties voor de geldigheidsduur in beeld worden gebracht.
Heeft u uw uitspraak gedaan namens het gehele kabinet, zoals de eenheid van kabinetsbeleid bepaalt?
Zie antwoord vraag 4.
Kunt u heel precies toelichten waarom u niet kiest voor een verkorting van de verblijfsduur naar één, tweeënhalf, drie of vier jaar, terwijl elk van deze opties ook past in de afspraken van het Hoofdlijnenakkoord en het Regeerprogramma?
Zie antwoord vraag 4.
Kunt u deze vragen elk afzonderlijk en vóór vrijdag 27 september 2024, 17.00 uur beantwoorden?
Ik heb de vragen zo spoedig mogelijk beantwoord. Enkel waar dat de beantwoording ten goede kwam, heb ik vragen samengenomen.
Het bericht 'Grote zorgen over nieuwe regels voor toeristen in Spanje'. |
|
Inge van Dijk (CDA) |
|
Eddy van Hijum (minister sociale zaken en werkgelegenheid) (CDA) |
|
|
|
|
Kunt u uiteenzetten op basis van welke Europese regelgeving Spanje deze registratie kan vormgeven?1
Het nieuwe informatieregister in Spanje werd ingevoerd als onderdeel van een koninklijk besluit in 20212. Het doel is om de veiligheid van burgers en de openbare orde te vergroten door potentiële dreigingen van terrorisme en andere misdrijven die verband houden met georganiseerde misdaad aan te pakken. Als onderdeel van deze nieuwe regelgeving moeten accommodaties, zoals hotels en toeristische platforms, gedetailleerde klantgegevens verzamelen, waaronder creditcardgegevens die worden gebruikt voor betalingen. De accommodaties vragen deze gegevens van de toeristen die bij hen verblijven en leveren het vervolgens aan bij het hiervoor ingestelde centrale register.
Ziet u in deze registratie enige overlap met het politiek en maatschappelijke debat om arbeidsmigranten uit de Europese Unie (EU) in Nederland beter en sneller te registeren? Zo nee waarom niet?
Ja, de overlap zit in het hebben van zicht op wie er in het land is. Het gaat echter wel om verschillende onderwerpen. De nieuwe Spaanse regelgeving gaat over regelgeving op grond waarvan accommodaties gegevens over hun klanten (toeristen) moeten verstrekken aan de overheid, met het oog op het tegengaan van terrorisme en andere misdrijven.
Het debat over arbeidsmigranten in Nederland gaat over het tegengaan van misstanden rondom arbeidsmigranten. Het gaat hierbij over onderwerpen als werkomstandigheden, huisvesting en registratie in de Basisregistratie Personen (BRP).
Verbetering van de positie van arbeidsmigranten in Nederland heeft voor dit kabinet prioriteit. Hier wordt onder andere aan gewerkt naar aanleiding van de aanbevelingen van het Aanjaagteam Bescherming Arbeidsmigranten, waaronder de aanbeveling ter verbetering van registratie van arbeidsmigranten in de BRP. U wordt hier binnenkort via de gebruikelijke jaarrapportage nader over geïnformeerd.
Vanuit het Unierecht, de Verblijfsrichtlijn, geldt toch dat EU-arbeidsmigranten de eerste drie maanden niet verplicht kunnen worden zich te registeren? Hoe verhoudt zich dit tot deze verplichte registratie als toerist in Spanje?
Uit de Burgerschapsrichtlijn van de EU3 volgt inderdaad dat lidstaten bij een verblijf van korter dan drie maanden EU-burgers niet kunnen verplichten om zich te laten inschrijven bij de bevoegde autoriteiten van de plaats van verblijf. Dit volgt ook uit nader onderzoek in opdracht van het Ministerie van BZK dat in september 2022 richting de Kamer is gestuurd.4
Hier lijkt bij de in het bericht genoemde nieuwe Spaanse regelgeving geen sprake van. Toeristen verstrekken hierbij enkel hun gegevens aan bijvoorbeeld de accommodatie.
Bent u van mening dat dit een gerechtvaardigd verschil is of bent u van mening dat er geen verschil zou moeten zijn tussen de registratie van toerisme of arbeidsmigranten binnen de EU?
Ik zie geen ongerechtvaardigd verschil. De nieuwe regelgeving die in Spanje wordt geïntroduceerd met het oog op het tegengaan terrorisme en andere misdrijven heeft enige overlap met de verplichting die we in Nederland kennen voor het bijhouden van een nachtregister. Deze verplichting geldt voor personen die een nachtverblijf aanbieden. Het gaat voornamelijk om campings, hotels, vakantiehuizen en vakantieparken. Hierin moeten naam, woonplaats, dag van aankomst en de dag van vertrek bijgehouden worden van de hoofdboeker. Het doel van deze administratieve verplichting is nader vastgesteld en hangt vooral samen met de openbare orde.
Zie u in deze verplichte registratie in Spanje mogelijkheden om dit ook van toepassing te verklaren op arbeidsmigranten uit de EU in Nederland dan wel om hierover in de EU opnieuw het debat te voeren over betere en snellere registratie van arbeidsmigranten uit EU in Nederland?
Zoals in de beantwoording op vraag vier is geschetst, kent Nederland op dit moment al een verplichting op het bijhouden van een nachtregister voor personen die een nachtverblijf aanbieden ten behoeve van de openbare orde. Het Ministerie van BZK verkent op dit moment in samenwerking met de VNG of gegevens uit het nachtregister gebruikt kunnen worden voor de verbetering van de registratie van arbeidsmigranten in de BRP. Daarnaast schrijft de VNG een instructie voor gemeenten over hoe ze onder andere kunnen omgaan met het delen van gegevens binnen hun gemeente.
Het persbericht ‘Rusland bespioneert systematisch onze wateren’ |
|
Isa Kahraman (NSC), Olger van Dijk (NSC) |
|
Caspar Veldkamp (minister sociale zaken en werkgelegenheid) (NSC), Ruben Brekelmans (minister defensie) (VVD) |
|
|
|
|
Bent u op de hoogte van het persbericht d.d. 24 september 2024 «Rusland bespioneert systematisch onze wateren» van Pointer? (uitzending donderdag 26 september om 20:25 bij NPO2)1
Ja.
Heeft u een actueel en scherp beeld van hetgeen er op de Noordzee gebeurt?
Het Nederlandse deel van de Noordzee is ongeveer anderhalf keer zo groot als Nederland zelf en tevens een van de drukst bevaren gebieden ter wereld. Een actueel beeld opbouwen van al hetgeen wat er op een dusdanig groot gebied als de Noordzee gebeurd vraagt een enorme inspanning. Met het oog op het efficiënt en gericht inzetten van middelen, wordt daarom aan de hand van een informatie gestuurde aanpak doorlopend een actueel beeld van de dreiging op de Noordzee opgebouwd. Met dit doel houden verschillende organisaties vanuit verschillende taakstellingen de Noordzee in de gaten. De inlichtingen- en veiligheidsdiensten analyseren en duiden activiteiten van statelijke actoren die een mogelijk risico vormen voor de nationale veiligheid, zo ook op de Noordzee. De Koninklijke Marine voert dagelijks operaties uit op de Noordzee en ondersteunt de Kustwacht bij het maken van een actueel beeld van de dreiging en risico’s. De Kustwacht kijkt hier met extra aandacht naar. In het kader van handhavingstaken voert de Kustwacht patrouilles uit met varende en vliegende eenheden, zowel binnen de territoriale wateren als in de Exclusieve Economische Zone (EEZ). Ook wordt er actief informatie uitgewisseld met andere Noordzeelanden.
Om de beeldopbouw te verstevigen treft het kabinet verschillende maatregelen. Zo investeert Defensie in additionele waarnemingscapaciteit op de Noordzee, zoals sensoren.2 Ook wordt, in het kader van het interdepartementale Programma Bescherming Noordzee Infrastructuur, extra geïnvesteerd in beeldopbouw op de Noordzee.3
Kunt u toelichten of er op dit moment adequaat en proportioneel gereageerd wordt op de Russische schepen?
Zoals toegelicht in de jaarverslagen van de MIVD, onderneemt Rusland heimelijke activiteiten die mogelijk een dreiging vormen voor onze vitale infrastructuur op zee. Wanneer nodig, neemt de Nederlandse overheid maatregelen om de heimelijkheid van deze activiteiten te verstoren en daarmee de activiteiten te ontmoedigen. Zo begeleidt onze Koninklijke Marine geregeld Russische schepen door de Nederlandse Exclusieve Economische Zone (EEZ) van de Noordzee. Dit gebeurt in nauwe coördinatie met de ons omringende landen wier wateren aan de onze grenzen. Hiermee laten Defensie en haar partners zien dat Russische schepen niet ongezien hun gang kunnen gaan op de Noordzee.
Het kabinet beschikt over verschillende manieren om op mogelijke dreigingen te reageren, waar het handelingsrepertoire van Defensie deel van uitmaakt. Het kabinet doet publiekelijk op voorhand geen uitspraken over hoe de Nederlandse overheid handelt bij specifieke voorvallen, om te voorkomen dat kwaadwillende partijen in hun handelen kunnen anticiperen op Nederlandse handelwijzen.
Kunt u aangeven welke gezamenlijke maatregelen met NAVO-partners genomen worden om systematische spionage op de Noordzee tegen te gaan?
Nederland werkt nauw samen met andere Noordzeelanden. Onze marine wisselt bijvoorbeeld informatie uit met marines van buurlanden en stemt het escorteren van Russische schepen met hen af. Ook in NAVO-verband wordt de samenwerking versterkt. Nederland is aangesloten bij de in 2023 opgerichte Critical Undersea Infrastructure Coordination Cell van de NAVO, die onder andere advies levert over het beschermen van onderzeese infrastructuur. Recent is bij het NAVO Maritieme Hoofdkwartier het Maritime Centre for the Security of Critical Undersea Infrastructureopgericht. Hier wordt een gedeeld beeld gemaakt van mogelijke dreigingen op en onder zee, waaronder de Noordzee. Dit beeld wordt gedeeld met bondgenoten. Ook kan het centre een rol spelen in het coördineren van acties.
Kunt u aangeven of de maatregelen geïntensiveerd worden met het oog op de toename van Russische dreigingen tegen de NAVO-landen?
Ja, vanuit het interdepartementale Programma Bescherming Noordzee Infrastructuur worden extra maatregelen genomen om de weerbaarheid van de vitale infrastructuur op de Noordzee te verhogen. Het vorige kabinet heeft geïnvesteerd in het interdepartementale Actieplan strategie ter bescherming Noordzee infrastructuur voor de jaren 2024 en 2025. Ook het huidige kabinet is voornemens om extra te investeren in de bescherming van de Noordzee infrastructuur.4 Door middel van het Actieplan wordt onder andere de detectie en duiding van dreigingen op de Noordzee verbeterd, wat leidt tot een snellere reactie als zich verdachte situaties voordoen. Op korte termijn worden belangrijke stappen gezet, waaronder het inkopen van satellietbeelden en de inhuur van patrouillecapaciteit. Daarnaast wordt er onderzoek gedaan naar de meest kwetsbare infrastructuurpunten en het uitrollen van additionele sensoren op de Noordzee. Ook wordt er gewerkt aan de realisatie van een Alliantie tussen publieke en private partijen om informatie-uitwisseling te versterken voor een verbeterde bescherming van de infrastructuur op de Noordzee. Over dit Actieplan en de investeringen in de jaren 2024 en 2025 is uw Kamer per brief geïnformeerd.5 Eind dit jaar wordt de Kamer geïnformeerd over de voortgang hiervan.
Daarnaast neemt Defensie maatregelen om gereed te zijn voor haar oorlogstaak ter afschrikking van militaire dreigingen. Defensie neemt ook maatregelen om in vredestijd civiele autoriteiten te ondersteunen in het tegengaan van hybride dreigingen. Ten eerste investeert Defensie in additionele waarnemingscapaciteit op zee, in de vorm van sensoren en commerciële satellietcapaciteit.6 Ten tweede verwerft Defensie vaartuigen met kleine bemanning en onderwatercapaciteiten, die kunnen worden ingezet om dreigingen op zee op te sporen en nader te onderzoeken.7 Ten derde investeert Defensie in de ontwikkeling van nieuwe technologieën met de oprichting van het Seabed Security Experimentation Centre (SeaSEC). Tot slot verwerft Defensie in de komende jaren verschillende hoogwaardige capaciteiten, zoals mijnenbestrijdingsvaartuigen, hulpvaartuigen voor hydrografische taken, ASW-fregatten en NH90-helikopters. Deze capaciteiten hebben een bredere taakstelling, maar zijn ook geschikt voor de bescherming van de infrastructuur op de zeebodem en kunnen ook als zodanig worden ingezet.
Ziet u de noodzaak om de maatregelen tegen Russische spionage te verscherpen in het Nederlandse kustgebied en de Nederlandse havens?
Ja. Op de Noordzee geldt vrijheid van scheepvaart en spionage is onder het internationaal recht in de Exclusieve Economische Zone (EEZ) niet expliciet verboden. Ondanks de beperkte rechtsmacht van Nederland in de EEZ, zijn er wel mogelijkheden voor Nederland om te handelen, bijvoorbeeld door verdachte schepen te monitoren en escorteren. Daarnaast is het noodzakelijk om de verschillende weerbaarheid verhogende maatregelen vanuit het Actieplan Strategie ter bescherming Noordzee Infrastructuur uit te voeren. Denk aan het investeren in middelen om het beeld op de Noordzee te verbeteren, maar ook het verbeteren van de beveiliging en de bescherming van de vitale infrastructuur in samenwerking met de energie- en datasector.
Met de introductie van de aanpak statelijke dreigingen in 2019 is bovendien een werkwijze ontstaan waarbij alle relevante partijen op een blijvende en continue basis bijdragen aan de weerbaarheid tegen statelijke actoren.8 De landenneutrale aanpak richt zich op de gehele maatschappij en werkt volgens een vaste systematiek van belangen-dreiging-weerbaarheid: welke veiligheidsbelangen moeten worden beschermd, wat is de dreiging vanuit statelijke actoren en hoe kan de weerbaarheid worden vergroot? Voor de dreiging van spionage door statelijke actoren is tot op heden vooral ingezet op het verhogen van de weerbaarheid.
Op dit moment ligt een wetsvoorstel voor de uitbreiding van de strafbaarstelling van spionageactiviteiten voor in de Eerste Kamer. Dit wetsvoorstel moet ervoor zorgen dat, naast het delen van geheime informatie dat op dit moment al strafbaar is, ook het delen van niet geheime maar wel gevoelige informatie met een buitenlandse mogendheid of het verrichten van andere spionageactiviteiten strafbaar wordt. Dit wetsvoorstel strekt zich niet uit tot de EEZ, maar biedt wel meer mogelijkheden om strafrechtelijk op te treden bij spionageactiviteiten op Nederlands grondgebied.
Kunt u deze vragen een voor een onderbouwd beantwoorden binnen een termijn van drie weken?
De altijd weer enorme meevallers op de rijksbegroting |
|
Tjebbe van Oostenbruggen (NSC) |
|
Eelco Heinen (minister financiën) (VVD) |
|
|
|
|
Heeft u kennisgenomen van het bericht dat de overheid een positief begrotingssaldo had van 7,9 miljard euro over de eerste zes maanden van 2024?1
Ja.
Herinnert u zich dat de miljoenennota over 2022 een tekort voorspelde van 21,3 miljard euro2 en dat het tekort uitkwam op 0 volgens de bijgesteld CBS cijfers?3
Ja.
Herinnert u zich dat de miljoenennota over 2023 een tekort voorspelde van 29,6 miljard euro4 en dat het tekort uitkwam op 3,5 miljard volgens het financieel jaarverslag rijk? 5
Ja.
Herinnert u zich dat de miljoenennota over 2024 een tekort voorspelde van 31,7 miljard euro, een tekort van 3%?6
Ja. Om precies te zijn raamde het kabinet Rutte IV in de Miljoenennota 2024 een begrotingstekort van 31,7 miljard euro, wat overeenkwam met een begrotingstekort van 2,9% van het bbp.
Herinnert u zich dat er zich in deze jaren ook aanzienlijke extra uitgaven voordeden zoals het energie prijsplafond (vooral in 2023) en extra corona-uitgaven in 2022, die in de aard natuurlijk lastig te begroten waren?
Ja.
Zijn de ramingen in 2022, 2023 en 2024 realistisch geweest of niet? Of is er bewust conservatief geraamd bij de begrotingen, bij zowel de inkomsten als de uitgaven?
Het uitgangspunt voor de ramingen van het begrotingssaldo is realistisch ramen, wat betekent dat de ramingen een zo goed mogelijke inschatting zijn van de uitgaven en inkomsten. Er is dus geen sprake van conservatief ramen. Het kabinet gaat in zijn ramingen altijd uit van de meest actuele en beschikbare gegevens op dat moment. Hierbij gebruikt het kabinet de uitgavenramingen van departementen, de inkomstenramingen van de belasting- en premie-inkomsten en de meest actuele macro-economische inzichten uit de ramingen van het Centraal Planbureau (CPB).
Hierbij moet wel bedacht worden dat ook de beste raming nog steeds fors kan afwijken van de realisatie. Bepaalde situaties maken het ingewikkelder om te ramen. Bijvoorbeeld in de gevallen van de coronasteunmaatregelen en het prijsplafond was sprake van een zeer grote onzekerheid.
Als dat zo is, wat is de omvang van dat conservatief ramen geweest in elk van de drie jaren?
Het kabinet raamt op basis van de meest recente en beschikbare gegevens zo realistisch mogelijk.
Hoe verklaart u dat de regering nu al drie jaar achter elkaar tientallen miljarden minder tekort heeft dan voorspeld, terwijl vergelijkbare ontwikkelingen zich vroeger nooit voordeden in Nederland en ook in omliggende landen het begrotingssaldo niet elk jaar 2% tot 3% beter uitvalt dan geraamd?
Het kabinet is zich ervan bewust dat in de afgelopen jaren de realisaties meermaals positiever uitvielen dan de ramingen. De oorzaak hiervan lag voor een deel in incidentele factoren. Zo waren er aan de uitgavenkant meevallers aan corona-uitgaven en aan het prijsplafond energie, terwijl zich aan de inkomstenkant een groter dan verwacht anticipatie-effect voordeed als gevolg van wijzigingen in box 2. Ook zorgde de onverwachte inflatiepiek voor volatiliteit in de ramingen en een groot noemereffect.
Hiernaast zijn aan de inkomstenkant herhaaldelijk meevallers opgetreden. Deze concentreren zich in het bijzonder bij de vennootschapsbelasting (vpb) en volgen vaak uit nabetalingen door hogere winstrealisaties dan waar tijdens het boekjaar vanuit is gegaan.7 In dit verband heeft ook het CPB aangegeven dat economische grootheden zich de laatste jaren lastiger laten meten en ramen.8
Tot slot is er de afgelopen jaren aan de uitgavenkant een spanningsveld ontstaan tussen een ambitieuze investeringsagenda en beperkingen zoals bijvoorbeeld de krappe arbeidsmarkt en restricties rondom stikstof. De investeringsagenda was achteraf te optimistisch en gereserveerde budgetten kwamen niet geheel tot besteding. Hierdoor ontstond zogeheten onderuitputting. Hierover is uw Kamer meerdere malen geïnformeerd via de budgettaire nota’s en het focusonderwerp bij het Financieel Jaarverslag Rijk 2023. Het kabinet heeft zich ten doel gesteld om de begroting realistischer te maken door middelen in een meer realistisch kasritme te plaatsen en te verschuiven naar latere jaren. In de Miljoenennota is bijvoorbeeld voor circa 7 miljard euro aan budget uit 2024 doorgeschoven naar latere jaren. Mede hierdoor is het geraamde begrotingstekort over 2024 bij Miljoenennota 2025 fors afgenomen ten opzichte van de Voorjaarsnota (van –2,5% naar –1,6%) en is het verschil met de raming van het CPB fors verminderd. Gezien de aanhoudende krapte op de arbeidsmarkt zal realistisch ramen ook de komende jaren een prioriteit blijven.
Hierbij wil ik benadrukken dat het ook de verantwoordelijkheid is van de vakministers om de ramingen op hun eigen begrotingen zo realistisch mogelijk te maken. Daarom is het ook goed dat in de departementale jaarverslagen aandacht is voor de gerealiseerde onderuitputting per begroting.
Heeft u intern een realistische raming van het overheidstekort?
De meest actuele en meest realistische inschatting van het EMU-saldo en de EMU-schuld die het kabinet op dit moment kan maken is gepubliceerd in de Miljoenennota 2025.
Zijn er dit jaar nog meevallers in de belastinginkomsten die u kunt melden aan de Tweede Kamer?
De meest actuele raming van de belasting- en premie-inkomsten is verwerkt in de Miljoenennota 2025. Op dit moment zijn er geen mee- of tegenvallers in de belastinginkomsten te melden aan de Tweede Kamer. Ontwikkelingen in de inkomsten- en uitgavenramingen over 2024 worden in de Najaarsnota met het parlement gedeeld.
Wat is volgens u de meest realistische huidige raming van het tekort in 2024, in 2025 en in 2026? Kunt u daarvan een update sturen voor de Algemeen Financiële Beschouwingen?
De meest actuele en realistische raming van het begrotingssaldo in 2024, 2025 en 2026 is opgenomen in de Miljoenennota en betreft respectievelijk –1,6%, –2,8% en –3,7% van het bbp.
Kunt u deze vragen een voor een en voor de Algemeen Financiële Beschouwingen beantwoorden?
Bent u bekend met het artikel van Follow the Money waaruit duidelijk wordt dat het RIEC jarenlang gegevens over de nationaliteit en het land van herkomst heeft geregistreerd?1
Ja.
Wat vindt u van uitspraken die worden gedaan in de conceptanalyse van de RIEC zoals «Een Turk zal er alles aan doen om geen belasting te betalen» en dat Nederlandse Turken «erg bedreven» zijn als het gaat om belastingfraude en toeslagenfraude?
In het artikel van Follow the Money wordt verwezen naar een conceptanalyse die in 2016 door het RIEC Noord-Holland is opgesteld. Zowel ikzelf als alle betrokken organisaties die verbonden zijn aan het RIEC-samenwerkingsverband nemen nadrukkelijk afstand van de verwerpelijke bewoordingen. In onze organisaties hoort dit taalgebruik niet thuis.
Wat vindt u ervan dat een samenwerkingsverband als het RIEC analyses maakt op basis van aannames dat de Turkse gemeenschap bij voorbaat verdacht is als het gaat om de aanpak van fraude en criminaliteit?
De stelling in de vraag is niet juist. De RIEC-samenwerkingsverbanden werken signaal gestuurd en niet op basis van aannames of vooroordelen. Specifiek ten aanzien van een RIEC-casus is het zo dat deze alleen kan worden opgestart op basis van signalen van georganiseerde ondermijnende criminaliteit van minimaal twee overheidsdiensten. Nationaliteit is niet zo’n signaal. Het is wel mogelijk dat in bepaalde vormen van criminaliteit, zoals bijvoorbeeld mensenhandel, etniciteit of nationaliteit een rol speelt in de criminele keten. Dat kan dan zorgen voor een aantal subjecten met eenzelfde achtergrond in deze casus. In de aangehaalde conceptanalyse is ook op die manier gewerkt.
Wat vindt u ervan dat het RIEC, zoals in Noord-Holland, hele buurten heeft aangemerkt als knelpunt, en zo een grote hoeveelheid gegevens over personen heeft verzameld? Klopt het dat mensen in de buurten als gevolg hiervan onder een vergrootglas liggen en een grotere kans hebben gecontroleerd te worden of te maken krijgen met toezicht en handhaving?
De stuurgroep van een RIEC heeft de mogelijkheid om een handhavingsknelpunt aan te wijzen indien een mogelijk maatschappij ondermijnende situatie ontstaat. Handhavingsknelpunten zijn door de desbetreffende stuurgroep RIEC als zodanig aangewezen personen of groep personen, gebied of branche, waarover verschillende overheden of bestuursorganen signalen bereiken dat de geldende regelgeving structureel niet wordt nageleefd hetgeen mogelijk leidt tot een maatschappij ondermijnende situatie, bestaand uit bestuursrechtelijk of strafrechtelijk te sanctioneren gedragingen (art. 1.7 van het Convenant).
De exacte stappen en voorwaarden van dit proces zijn beschreven in de procesbeschrijving Handhavingsknelpunten. Beginselen van proportionaliteit en subsidiariteit zijn daarbij leidend en dat is ook belangrijk. Dat betekent dus niet dat er zonder kaders informatie kan worden verwerkt over de burgers en bedrijven die binnen het gebied van een handhavingsknelpunt wonen of werken.
De RIEC-samenwerkingsverbanden werken onder de principes van de AVG. Dat betekent dat er zo min mogelijk verwerking van persoonsgegevens is, dat er een doelbinding moet zijn en dat het proportioneel moet zijn.
Wat vindt u ervan dat een deel van de reden waarom buurten als knelpunt worden bestempeld is omdat volgens het RIEC «een opvallend groot aandeel worden bewoond door Turkse Nederlanders»?
In z’n algemeenheid kan ik melden dat nationaliteit of geboorteland nooit criteria zijn om buurten als handhavingsknelpunt aan te wijzen en dit is in het verleden ook niet het geval geweest. De RIEC-samenwerkingsverbanden hanteren het middel van een handhavingsknelpunt uitsluitend op basis van concrete signalen gerelateerd aan georganiseerde criminaliteit en niet op basis van demografische kenmerken.
Een casus of handhavingsknelpunt binnen het RIEC-samenwerkingsverband start altijd met een RIEC-signaal. Een RIEC-signaal bestaat uit meerdere aanwijzingen (gedragingen of situaties) van meerdere RIEC-partners met betrekking tot een persoon, gebied of bedrijf dat mogelijk sprake is van ondermijnende georganiseerde criminaliteit (zoals vastgelegd in het RIEC-convenant). Nationaliteit is niet zo’n signaal en datzelfde geldt voor geboorteland. Mensen met een bepaald geboorteland of nationaliteit hebben ook niet meer kans om in een RIEC-casus te belanden op basis daarvan. Het is wel mogelijk dat in bepaalde vormen van criminaliteit, zoals bijvoorbeeld mensenhandel, nationaliteit een rol speelt in de criminele keten. Dat kan dan zorgen voor een aantal subjecten met eenzelfde achtergrond in deze casus. Het vertrekpunt van het onderzoek is dan echter niet nationaliteit of geboorteland.
Kunt (data- en netwerk-) analyses en rapportages aanleveren waarin nationaliteit, geboorteland, cultuur, of sociaal-economische klasse een rol heeft gespeeld? Zaten hier ook analyses bij die zich focusten op een specifieke buurt of woonwijk? Kunt u uitsluiten dat groepen mensen bijvoorbeeld op grond van nationaliteit, herkomst of sociaal-economische klasse meer in beeld zijn gekomen?
Zie antwoord vraag 5.
Deelt u de mening dat het bezwaarlijk is dat burgers amper inzicht kunnen krijgen in hun gegevens omdat een samenwerkingsverband in dit opzicht een verwarrende status heeft? Bij wie kunnen mensen terecht als ze willen weten welke persoonsgegevens over hen zijn verzameld en gedeeld binnen het samenwerkingsverband? Hoe heeft het RIEC dat ingericht?
Burgers kunnen zicht krijgen op hun gegevens. Op grond van artikel 15 van de Algemene verordening gegevensbescherming (AVG) kunnen individuele burgers verzoeken om inzage in het gebruik van de individuele persoonsgegevens. Dat geldt ook voor inzage in het gebruik van persoonsgegevens door de RIEC-samenwerkingsverbanden. Dergelijke verzoeken kunnen gericht worden aan de convenantpartners en zullen conform de AVG worden afgehandeld. Dat heeft er mee te maken dat een RIEC een samenwerkingsverband is en geen rechtspersoonlijkheid heeft. Informatie die in RIEC-verband wordt verwerkt gebeurt altijd onder verantwoordelijkheid van de convenantpartners. In de beantwoording van een verzoek om een overzicht van persoonsgegevens wordt onder meer informatie verstrekt over het doel van de verwerking van de persoonsgegevens, de ontvangers van de gegevens en de herkomst van de gegevens.
Een individuele burger kan bij de convenantpartners te allen tijde schriftelijk bezwaar aantekenen tegen de verwerking van zijn of haar persoonsgegevens in het RIEC-samenwerkingsverband. Binnen vier weken na ontvangst van het bezwaar wordt beoordeeld of dit bezwaar gerechtvaardigd is.
In de Wet Gegevensdeling door Samenwerkingsverbanden (WGS) die in 2025 ingaat, worden AVG-verzoeken makkelijker voor de burger, omdat er voor elk RIEC-samenwerkingsverband een algemeen contactpunt wordt ingericht waar burgers een AVG-verzoek kunnen indienen.
Ziet u, net als onderzoeker Gerwin van Schie van de Universiteit Utrecht, dat het risico van deze werkwijze is dat mensen ten onrechte worden benadeeld maar ook dat anderen juist het voordeel van de twijfel krijgen waar zij dit wellicht juist niet verdienen?
Deelt u de mening dat het bezwaarlijk is dat journalisten via een Wet open overheid (Woo)- verzoek al jaren bezig zijn deze informatie te verzamelen en dat dit ook is bemoeilijkt doordat het een samenwerkingsverband is met een aparte juridische status op dit vlak?
Nee, die mening deel ik niet. Een RIEC-samenwerkingsverband bestaat uit een netwerk van samenwerkende overheidsorganisaties. Woo-verzoeken kunnen worden ingediend bij iedere convenantpartner. Binnen het samenwerkingsverband is vervolgens afstemming tussen de verschillende convenantpartners over de verdere afhandeling van een Woo-verzoek. Dit wordt ook zo door de Woo voorgeschreven (de zogenoemde zienswijze procedure).
Hoe kan het dat de belastingdienst al in september 2021 het bijhouden van nationaliteit had gezien bij het RIEC en een brandbrief had gestuurd maar dat pas acht maanden later het Landelijk Informatie- en Expertisecentrum (LIEC) opdracht heeft gegeven hier officieel mee te stoppen?
De brief van de Belastingdienst dateert van januari 2022. Na afstemming met de partners in het RIEC-samenwerkingsverband is de werkwijze sinds juni 2022 aangepast.
Voor die tijd werd op het signaalformulier van de RIEC-samenwerkingsverbanden onder andere gevraagd naar nationaliteit en geboorteland. Dit met het doel om de juiste persoon te kunnen identificeren. Deze gegevens zijn afkomstig uit de Basisregistratie Personen (BRP) en werden destijds als de basisgegevens (NAW gegevens: naam, adres, woonplaats) gezien. Nationaliteit is wettelijk gezien geen bijzonder persoonsgegeven, evenwel is onder andere door de toeslagenaffaire een vergroot bewustzijn gekomen over de risico's op discriminatie die het gebruik van dit soort persoonsgegevens met zich mee kan brengen. Na de constatering over onvoldoende duidelijkheid over de noodzaak (vanuit het oogpunt van proportionaliteit) om gegevens zoals geboorteland en nationaliteit te verwerken, en gelet op het risico dat verwerking van dit soort gegevens met zich meebrengt, is besloten het gegeven uit het signaalformulier te laten verwijderen. De overheden die samenwerken binnen de RIEC-samenwerkingsverbanden hebben hun gegevensverwerkingen daarop aangepast.
Klopt het dat doordat deze opschoning niet direct heeft plaatsgevonden hiermee ook de motie Marijnissen c.s. niet is opgevolgd omdat de motie wel degelijk impliceerde dat het ook betrekking heeft op samenwerkingsverbanden?2 Hoe is het mogelijk dat de motie aldus is uitgelegd alsof deze enkel betrekking heeft op overheidsinstellingen, en het RIEC geen overheidsinstelling is maar een samenwerkingsverband van (voornamelijk) overheidsinstellingen? Wat vindt u hiervan?
De informatie die de RIEC-samenwerkingverbanden verwerken zijn afkomstig van overheidsdiensten. Het RIEC coördineert op instructie en onder verantwoordelijkheid van de gezamenlijke partners de informatie-uitwisseling binnen het RIEC-samenwerkingsverband. Eventuele opschoning valt dus onder de verantwoordelijkheid van de overheidspartners die zijn aangesloten bij het RIEC-samenwerkingsverband. Dat lijkt mij ook het meest zuiver.
Bent u bereid statistisch onderzoek te doen naar aanwijzingen dat personen met een niet-Nederlandse achtergrond of een lagere sociaaleconomische klasse veel vaker zijn onderzocht door het RIEC dan mensen met een Nederlandse achtergrond of een hogere sociaaleconomische klasse? Zo nee, waarom niet?3
Nee. De RIEC-samenwerkingsverbanden hebben tot 2022 gegevens verwerkt over nationaliteit en geboorteland en hebben daarna hun werkwijze aangepast. Zoals ik ook in de beantwoording op vraag 5 heb aangegeven, wordt een casus of handhavingsknelpunt binnen het RIEC-samenwerkingsverband altijd gestart met een RIEC-signaal. Een signaal bestaat uit meerdere aanwijzingen (gedragingen of situaties) van meerdere RIEC-partners met betrekking tot een persoon, locatie of bedrijf dat mogelijk sprake is van ondermijnende georganiseerde criminaliteit (zoals vastgelegd in het RIEC-convenant). Nationaliteit is niet zo’n signaal en is dat ook nooit geweest. Datzelfde geldt voor iemands geboorteland. Het is wel mogelijk dat in bepaalde vormen van criminaliteit, zoals bijvoorbeeld mensenhandel, nationaliteit een rol speelt in de criminele keten. Dat kan dan zorgen voor een aantal subjecten met eenzelfde achtergrond in deze casus. Het vertrekpunt van het onderzoek is dan echter niet nationaliteit of geboorteland.
Bent u bereid om de Autoriteit Persoonsgegevens te vragen om onderzoek te doen naar het handelen van de RIEC?
Zie antwoord vraag 12.
Het bericht ''Afkicken van Russisch gas blijkt lastiger dan gedacht: één lng-tanker per maand werden er plots twee'' |
|
Suzanne Kröger (GL), Jesse Klaver (GL) |
|
Caspar Veldkamp (minister sociale zaken en werkgelegenheid) (NSC), Sophie Hermans (minister klimaat en groene groei) (VVD) |
|
|
|
|
Heeft u kennisgenomen van het artikel «Afkicken van Russisch gas blijkt lastiger dan gedacht: één lng-tanker per maand werden er plots twee»?1
Ja.
Wat is het effect geweest op de LNG-import vanuit Rusland naar de Europese Unie (EU) en naar Nederland sinds de afkondiging van het 14e sanctiepakket?
De beoordeling van de exacte impact van het 14de sanctiepakket op de LNG-import in de EU is complex en zal de komende tijd in EU verband nader worden geanalyseerd. Hierbij speelt dat formeel het sanctiepakket direct is gaan gelden voor nieuwe contracten. Voor contracten die zijn gesloten vóór 24 juni 2024 geldt het sanctiepakket pas vanaf 26 maart 2025. In de praktijk zien we echter dat er, al dan niet anticiperend, naar het sanctiepakket gehandeld wordt, bijvoorbeeld doordat er door sommige terminaloperators geen overslagdiensten meer worden aangeboden en LNG stromen worden verlegd.
Sinds het 14de sanctiepakket op 24 juni 2024 is ingegaan, zijn er in Nederland vanaf juli per maand niet één maar twee tankers met LNG uit de Russische Federatie bij de GATE-terminal in Rotterdam aangeland en gelost. In ieder geval in één andere EU lidstaat wordt een vergelijkbare ontwikkeling gemeld.
Daarnaast meldt een aantal andere lidstaten een sinds begin 2024 toegenomen aanvoer van LNG uit de Russische Federatie. Omdat dit in deze landen al sinds begin 2024 speelt, is het waarschijnlijk dat de toename in deze landen niet uitsluitend het gevolg is van het 14de sanctiepakket. Ook andere factoren spelen daarbij een rol. Zo is er in de afgelopen maanden op EU niveau minder LNG geïmporteerd uit o.a. de Verenigde Staten en Qatar. Ten opzichte van de Aziatische markten waren de prijzen namelijk relatief laag in Europa waardoor handelaren meer LNG-volumes verscheepten naar Aziatische landen. Ook waren er in de eerste helft van dit jaar problemen bij de Freeport LNG terminal, de op één na grootste LNG-exportterminal van de Verenigde Staten. Wat betreft de aanvoer vanuit Qatar, zorgt de onrust in het Midden-Oosten ervoor dat minder LNG-volumes geleverd worden. De vaarroute door de Rode Zee wordt vermeden door LNG-tankers vanuit Qatar, waardoor leveringen uit dit land aan de EU moeten omvaren via de Kaap de Goede Hoop. Dit leidt tot aanzienlijke extra kosten. Ik verwijs in dit verband ook naar mijn antwoorden op Kamervragen van de leden Bontenbal, Boswijk, Paternotte en Roodekerk over de stijgende invoer van Russisch gas naar de Europese Unie, waarin ik deze ontwikkelingen heb toegelicht.2
Op welke manier wordt er gehandhaafd op bedrijven die Russisch gas en andere fossiele brandstoffen uit Rusland importeren en doorvoeren naar landen buiten de EU? Zijn er in dit kader sancties opgelegd aan bedrijven?
De handhaving op sancties op olie en kolen ligt met name bij de Douane. Voor andere specifieke bepalingen die raken aan importverboden kunnen andere partijen betrokken zijn.
Er rust op de import van Russisch gas geen sanctie, wel op doorvoer naar landen buiten de EU. Zoals in het antwoord op vraag 2 is aangegeven, treden voor LNG-contracten die zijn gesloten vóór 25 juni 2024 de bepalingen uit het 14de sanctiepakket in werking per 26 maart 2025. Tot die tijd is er geen grond voor het eventueel opleggen van sancties voor wat betreft de overslag van Russisch LNG met een land buiten de EU als bestemming.
Overigens is het goed te weten dat er bij de Nederlandse LNG-terminals geen overslag van LNG plaatsvindt, niet van Russisch LNG en niet van LNG van een andere oorsprong. Er zijn dan ook geen sancties of boetes opgelegd aan bedrijven.
Wat is de reden dat u het zeer onwaarschijnlijk acht dat deze export van LNG leidt tot meer inkomsten voor Rusland?
De ontwikkeling die we tot nu toe in Nederland hebben gezien, betreft een bestaande LNG-stroom die alleen wat betreft eindbestemming is gewijzigd: het aandeel LNG uit Rusland dat nu in de EU terecht komt in plaats van elders in de wereld neemt toe. Het gaat niet om nieuwe of extra inkoop in Rusland, dus ook niet om extra inkomsten voor Rusland.
Ik kan geen uitspraken doen over de ontwikkelingen elders in de EU en de geldstromen die mogelijk samenhangen met de sinds begin 2024 toegenomen aanvoer van LNG uit de Russische Federatie, zoals toegelicht in het antwoord op vraag 2.
Echter, indien ook in andere lidstaten sprake is van toename van import om dezelfde reden als in Nederland, zou het zo kunnen zijn dat bedrijven die in het verleden LNG bij de Russische Federatie hebben ingekocht met als doel dit in de EU over te slaan naar een bestemming buiten de EU, de gevolgen van het 14de sanctiepakket nu opvangen door aanpassingen binnen hun contractenportfolio. In dat geval blijft het LNG afkomstig uit de Russische Federatie in de EU en wordt elders ingekocht LNG, dat oorspronkelijk was bestemd voor de EU, doorgeleid naar de bestemming buiten de EU waarvoor het LNG uit de Russische Federatie was bestemd. Het verbod op de overslag van Russisch LNG naar een bestemming buiten de EU leidt dan ook niet tot een grotere vraag naar Russisch LNG en dus ook niet tot meer inkomsten voor de Russische Federatie, maar alleen tot een verplaatsing van de eindbestemming.
Worden de LNG-tankers uit Rusland die eerst doorgevoerd werden naar landen buiten de EU nog steeds door Europese en Nederlandse bedrijven ingekocht? Voorziet u een terugloop van deze inkoop op korte termijn gezien het verbod op overslag? Zijn er langlopende contracten die dit verhinderen?
Dit betreft bedrijfsvertrouwelijke informatie waarover ik geen uitspraken kan doen.
Het valt overigens te verwachten dat, gezien de bepalingen in het 14de sanctiepakket, er geen nieuwe contracten zullen worden gesloten voor de inkoop van LNG uit de Russische Federatie met als doel dit in de EU over te slaan naar een bestemming buiten de EU.
Hoeveel meer Russisch LNG blijft er sinds de afkondiging van het 14e sanctiepakket in EU-landen dan daarvoor? Wat gebeurt er met het extra LNG die door het verbod op overslag in de EU en in Nederland terechtkomen?
Voor Nederland weten we dat er sinds de afkondiging van het 14de sanctiepakket per maand niet één maar twee tankers met LNG uit de Russische federatie bij de GATE-terminal in Rotterdam aanlanden en worden gelost. Als deze ontwikkeling doorzet, en er dus in het derde en vierde kwartaal sprake is en blijft van twee Russische LNG-tankers per maand, dan zou de totale import van Russisch LNG in Nederland in 2024 kunnen oplopen tot in totaal bijna 1,7 miljard m3 waar dit vorig jaar nog 1 miljard m3 was. De exacte hoeveelheid zal uiteraard pas na einde 2024 bekend zijn.
Het LNG dat op deze manier binnenkomt wordt, net als al het andere LNG dat binnenkomt, verkocht op de interne markt voor gas. Het is nog niet bekend wat het effect van het 14de sanctiepakket in andere EU-landen is.
Betekent het feit dat er één LNG-tanker uit Rusland per maand meer aanmeert ook dat er meer LNG is ingekocht door Nederlandse bedrijven en bedrijven binnen de EU? Zo ja, is bekend welke bedrijven momenteel de tweede tanker, genoemd in het artikel, importeren? Zo ja, welke zijn dat? Zo nee, wordt er getracht hierachter te komen?
Nee. Het gegeven dat er één LNG-tanker uit Rusland per maand meer aanmeert betekent niet dat er meer LNG is ingekocht door Nederlandse bedrijven en bedrijven binnen de EU. Er is sprake van een verschuiving van LNG-stromen door aanpassingen (uitruil binnen) de contractenportfolio’s van deze bedrijven. Zie ook het antwoord op vraag 4.
Wat betreft de vraag naar de identiteit van de relevante bedrijven geldt dat dit bedrijfsvertrouwelijke informatie is waarover ik geen uitspraken kan doen.
Waarom is alleen informeel een beroep gedaan op de capaciteitshouders? Deelt u de mening dat er meer druk op deze capaciteitshouders moet worden gezet om deze activiteiten te staken?
De capaciteitshouders handelen binnen hetgeen is toegestaan, er is immers geen verbod op de import van gas, inclusief LNG, uit de Russische Federatie. Bovendien geldt dat de capaciteitshouders, voor zover zij gebonden zijn aan contracten met partijen uit de Russische Federatie, als gevolg daarvan afname- en/of betalingsverplichtingen hebben die zij moeten nakomen. Het gecontracteerde gas uit de Russische Federatie moet immers worden betaald, ook als het niet wordt afgenomen. Indien zij het LNG niet zouden afnemen komt daar bij dat zij additioneel elders gas moeten inkopen om hun leveringsverplichtingen na te komen. Ook dit heeft financiële gevolgen. Voor een beroep op de capaciteitshouders bestaat dus niet alleen geen juridische grond, een dergelijk beroep is voor de capaciteitshouders ook niet uitvoerbaar.
We zullen in Europees verband langs een duidelijk gezamenlijk afbouwpad de import van RF gas en LNG moeten afbouwen. De Europese Commissie is hier aan zet om duidelijkheid te verschaffen zodat we de juiste effectieve maatregelen EU breed kunnen toepassen. Deze boodschap zal ik op de formele Energieraad op 15 oktober onderstrepen.
Verwacht u dat ook de directe import van LNG uit Rusland naar de EU in het volgende sanctiepakket geraakt wordt? Gaat u zich hiervoor inspannen?
Nederland heeft zich de afgelopen jaren hard ingezet voor de afbouw van Russisch gas, inclusief LNG, en heeft alle maatregelen voor de beperking van Russisch gas die zij kon nemen reeds genomen. Om nu verder te komen is het noodzakelijk dat de Europese Commissie komt met de eerder aangekondigde REPowerEU-routekaart voor afbouw in de komende jaren en duidelijkheid geeft over de aanvullende maatregelen die lidstaten kunnen nemen om Russisch gas te weren. Deze EU-brede duidelijkheid is nodig om de afbouw effectief te laten zijn en om te voorkomen dat er maatregelen worden getroffen die onaanvaardbare gevolgen hebben voor de EU gasleveringszekerheid. De routekaart zal bepalend zijn voor welke maatregelen exact genomen kunnen worden en op welk moment, bijvoorbeeld gelet op de resterende afhankelijkheid van sommige lidstaten van Russisch gas en het moment waarop alternatieve volumes beschikbaar komen op de wereldmarkt. Ik kan nu dus nog geen uitspraken doen over een importverbod en het moment waarop dat mogelijk zou zijn. Hierbij speelt ten slotte ook mee dat voor sanctiemaatregelen alle EU-lidstaten daarmee moeten instemmen. In het huidige Europese krachtenveld zal moeten worden bezien of voor concrete sanctievoorstellen voldoende draagvlak bestaat. Het kabinet zal zich hiervoor blijven inzetten.
Wat zijn de verdere mogelijkheden om nog strengere sancties uit te vaardigen rondom de import van Russische fossiele brandstoffen? Bent u bereid zich hier in Europees verband voor in te zetten?
Zie antwoord vraag 9.
Kunt u de vragen beantwoorden voordat het commissiedebat over de Energieraad (nu ingepland op 3 oktober) plaatsvindt?
Ja.
Het bericht ‘Paniek over veiligheid pensioenen APG: kritisch rapport legt problemen bloot’ |
|
Agnes Joseph (NSC) |
|
Eddy van Hijum (minister sociale zaken en werkgelegenheid) (CDA), Zsolt Szabó (VVD) |
|
|
|
|
Bent u bekend met het bericht «Paniek over veiligheid pensioenen APG: kritisch rapport legt problemen bloot»?1
Ja, hier ben ik mee bekend.
Bent u, evenals De Nederlandsche Bank (DNB), op de hoogte van de uitkomsten van het onderzoek van de consultants van het bureau Schuberg Philis naar de kwetsbaarheid van pensioenuitvoerder APG voor cyberaanvallen?
Naar aanleiding van de berichtgeving in De Limburger heb ik hierover contact opgenomen met APG. Uit deze contacten is gebleken dat APG en andere pensioenuitvoerders met regelmaat laten onderzoeken wat de impact is van een significante cyberaanval. Uit het meest recente onderzoek is gebleken dat de beveiliging op hoog niveau is. Op een aantal punten heeft het rapport geleid tot verdere aanscherpingen. Deze werkwijze is in lijn met de wettelijke taak om te zorgen voor een beheerste en integere bedrijfsvoering. Hier wordt ook door DNB en AFM in hun respectievelijke verantwoordelijkheden toezicht op gehouden.
In het bericht staat dat APG voor vier miljoen mensen pensioenen regelt, kunt u aangeven hoeveel mensen momenteel via APG een maandelijkse pensioenuitkering ontvangen?
APG verzorgt op dit moment voor circa 4,6 miljoen mensen hun pensioen (jaarverslag APG 2023). Op het moment van schrijven ontvangen ruim 1,4 miljoen mensen een maandelijkse pensioenuitkering via APG.
Hoe kijkt u naar de uitkomst van het onderzoek van Schuberg Philis dat APG mogelijk zes tot twaalf maanden nodig zou hebben om de digitale infrastructuur weer op de rit te krijgen in een zogenoemde «no-IT-situatie», een situatie waarin hackers alles platleggen?
Hoe kijkt u aan tegen het geschetste scenario dat een groot aantal mensen in Nederland in geval van zo’n «no-IT-situatie» bij APG mogelijk plots – tijdelijk – geen aanvullende pensioenuitkering ontvangen en daardoor bijvoorbeeld de huur niet meer kunnen betalen?
Wat is uw visie op de stelling in het bericht dat de huidige kwetsbare situatie niet alleen een bedreiging is voor APG en APB, maar zelfs voor de «BV Nederland»?
Vindt u het in dat licht ook zorgelijk dat uit het onderzoek naar voren komt dat de grootste kwetsbaarheden in de IT-beveiliging in de programma’s en applicaties zitten waar dagelijks mee wordt gewerkt bij APG?
Is bij u bekend of er andere pensioenuitvoerders zijn waarbij de IT-veiligheid niet op orde is? Zo ja, hoe gaat u pensioenuitvoerders aansporen om die IT-veiligheid te verbeteren?
Pensioenuitvoeringsorganisaties, zoals APG, laten periodiek testen en audits doen om IT-kwetsbaarheden en verbeterpunten aan het licht te brengen. Wanneer daaruit blijkt dat er verbeterpunten zijn, worden maatregelen genomen om de IT-risico’s te mitigeren. Na deze constatering heeft APG maatregelen genomen om de IT-risico’s te mitigeren. Dit gebeurt in goed overleg met de belangrijkste stakeholders en toezichthouders. Pensioenuitvoerders staan via hun fondsen onder toezicht, en doen mee aan zeer ingrijpende cybersecuritytesten van DNB, waaronder de bovengenoemde TIBER-test.
Bent u van mening dat het in het grootste belang is dat een pensioenuitvoerder zoals APG zo snel mogelijk weer operationeel kan zijn in het geval van een cyberaanval?
Hoe beoordeelt u de uitkomst van het onderzoek dat de back-ups van APG op dit moment niet zodanig zijn ingericht dat APG weer snel operationeel kan zijn in het geval van een cyberaanval?
Wat kunt u vanuit uw rol als bewindspersoon doen om bij te dragen aan een oplossing voor deze kwetsbaarheid in de IT-systemen van APG, nu uit het bericht blijkt dat er veel discussie is over hoe de problemen opgelost moeten worden?
Bent u van mening dat het van groot belang is dat de regie over IT-systemen en digitale infrastructuur zoveel mogelijk intern blijft ten opzichte van uitbesteding aan externe partijen/experts? Zo niet, waarom niet?
Deelt u de observatie uit het bericht dat het een enorme impact heeft, en zelfs maatschappelijk ontwrichtend werkt, als het misgaat door bijvoorbeeld een cyberaanval bij een instelling als APG? Zo niet, waarom niet?
Hoe gaat u zich vanuit uw rol als bewindspersoon inzetten om dit risico zoveel mogelijk te minimaliseren?
Hoe beoordeelt u tenslotte dit bericht over kwetsbaarheden in de IT-systemen van een grote pensioenuitvoerder in het licht van de druk op de IT-systemen van pensioenuitvoerders in de transitie naar het nieuwe pensioenstelsel?
De transitie naar het nieuwe pensioenstelsel vraagt veel van de sector. Om deze reden houdt mijn ministerie een vinger aan de pols tijdens de stelseltransitie. Met behulp van signalering, gesprekken met de sector, de monitoring en de onafhankelijke adviezen van de regeringscommissaris wordt gewogen of de transitie haalbaar blijft binnen de voorgestelde termijnen. De regeringscommissaris heeft in haar eerste advies gesignaleerd dat in het kader van de transitie rekening moet worden gehouden met een realistische planning en commitment van de betrokken partijen aan die planning, waaronder ICT-leveranciers. In de Wtp staat vastgelegd dat tijdens de transitie van pensioenuitvoerders wordt verwacht in het implementatieplan op welke wijze en in welk tijdspad de pensioenuitvoerder voorbereidingen treft voor de uitvoering van de nieuwe pensioenregeling, op welke wijze er invulling zal worden gegeven aan de uitvoering van de nieuwe pensioenregeling en de wijze waarop zal worden omgegaan met opgebouwde pensioenaanspraken en pensioenrechten.
In het implementatieplan gaat de pensioenuitvoerder onder meer in op de technische uitvoerbaarheid, de kosten en de risico’s van de uitvoering van de pensioenregeling en de risicobeheersingsmaatregelen die getroffen worden.
In het bijzonder wordt door de pensioenuitvoerder aandacht gegeven aan de datakwaliteit voor, na en tijdens de transitie naar het nieuwe pensioenstelsel, en aan de geschiktheid van het pensioenadministratiesysteem. Voor datakwaliteit en de risico’s daaromtrent zijn extra waarborgen gesteld in de Wtp. Aanvullend is er ook het «Kader Datakwaliteit» van de Pensioenfederatie dat tot doel heeft te faciliteren dat pensioenuitvoerders die wensen in te varen op een consistente en aantoonbare wijze de datakwaliteit onderbouwen en borgen.6 Deze wettelijke kaders dragen bij aan het zo klein mogelijk houden van de risico’s op het gebied van IT-veiligheid en datakwaliteit.
Er zijn naar mijn weten geen signalen bekend dat IT-systemen van pensioenuitvoerders niet tijdig gereed zullen zijn om de transitie naar het nieuwe pensioenstelsel te maken.
Hoe het groene beleid van de Europese Unie kwalijke emissies buiten de EU veroorzaakt. |
|
Henk Vermeer (BBB) |
|
Sophie Hermans (minister klimaat en groene groei) (VVD) |
|
|
|
|
Bent u op de hoogte van het onderzoek «Global spillover effects of the European Green Deal and plausible mitigation options» van de Universiteit van Groningen?1
Ja. Het onderzoek bevat diverse herkenbare conclusies. Bijvoorbeeld dat de spillover-effecten van Europees duurzaamheidsbeleid een aandachtspunt vormen. Vervolgens stelt het rapport drie opties voor, met als doel om zulke spillover-effecten te beperken: (1) het verkleinen van de verschillen in gewasopbrengsten in ontwikkelingsregio’s, (2) het uitfaseren van op voedsel gebaseerde biobrandstoffen in de Europese Unie en (3) het aanpassen van het dieet op basis van de door de EAT-Lancet Commissie aanbevolen diëten.
Het kabinet heeft enkele opmerkingen bij het onderzoek. Zie daarvoor de beantwoording van de onderstaande vragen.
Herkent u de conclusies van het onderzoek?
Zie antwoord vraag 1.
Vindt u het wenselijk dat landbouwgrond in de Europese Unie (EU) wordt omgezet tot bebossing om EU-doelstellingen te halen?
Het kabinet is van mening dat er zeer zorgvuldig moeten worden omgegaan met landbouwgrond en de conclusies uit het rapport onderschrijven dat standpunt. Mede in dat licht werkt het kabinet ook aan een nieuw kader voor het beter beschermen van hoogwaardige landbouwgrond. Dat sluit het behalen van doelstellingen op het gebied van natuur, biodiversiteit en klimaat echter niet uit.
Het kabinet is van mening dat een toekomstgericht voedselsysteem met een sterke landbouwsector hand in hand kunnen gaan met het realiseren van doelstellingen op het gebied van natuur, biodiversiteit en klimaat. Onderdeel hiervan is dat er in de EU meer bomen en bossen worden aangeplant en dat de EU de uitstoot van broeikasgassen drastisch vermindert, de effecten van klimaatverandering keert en biodiversiteit herstelt. De Green Deal geeft daar voor een belangrijk deel invulling aan.
Er zijn verschillende typen omgeving die in aanmerking komen voor de aanplant van bos of bomen, waaronder stedelijke parken, openbare en particuliere eigendommen, vergroening van gebouwen en infrastructuur, en landbouwgebied. Naar schatting is er in 2030 4,8 miljoen ha aan verlaten landbouwgrond in de EU. Deze gronden zijn in de EU-bossenstrategie aangemerkt als kans voor bosaanplant. Nederland heeft deze strategie verwelkomd. Hiermee wordt echter geen causaal effect onderbouwd tussen bebossing binnen de EU en de verplaatsing van voedselproductie naar buiten de EU.
Het genoemde onderzoek stelt dat het beleid van de Europese Green Deal voor bioenergiegewassen, de introductie van biologische landbouw, en bebossing in de EU mogelijk zouden kunnen leiden tot een toename aan landbouwgrond buiten de Europese Unie als aan de in het artikel gestelde voorwaarden wordt voldaan.
De impact op verschillende regio’s varieert aanzienlijk. In het genoemde artikel (p. 2) wordt aangegeven dat de uitbreiding van landbouwgebied buiten de EU vooral verwacht wordt in de rest van Europa, Rusland en Canada. Voor de rest van Europa betreft dit met name verwachte omzetting van weide en grasland naar akkerland. Voor Rusland en Canada wordt dit niet gespecificeerd.
Landbouwproductiviteit is op verschillende manieren te meten en verschilt ook binnen de EU per land en binnen landen per regio. Gemiddeld kan de EU als een regio met hoge landbouwproductiviteit worden beschouwd. De vergelijking van productiviteit met de rest van Europa, Rusland en Canada verschilt per EU-lidstaat.
Klopt het dat door de bebossing in de EU de voedselproductie naar buiten de EU verplaatst?
Zie antwoord vraag 3.
Klopt het dat deze uitbreiding vooral plaatsvindt in veelal natuurlijke ecosystemen buiten de EU?
Zie antwoord vraag 3.
Is de productiviteit per hectare in deze landen vergelijkbaar als in de EU?
Zie antwoord vraag 3.
Bent u het eens dat door dit spillover-effect de ambities van de EU teniet gedaan worden, de mondiale impact van de EU aanzienlijk blijft en onze voedselproductie onnodig geschaad wordt?
Verschillende mogelijke spillover-effecten van EU ambities worden door het kabinet meegewogen, daarbij wordt zowel rekening gehouden met voedselproductie als klimaatmitigatie. De studie laat zien dat mogelijke negatieve spillover-effecten effectief kunnen worden gemitigeerd. Dit geldt zowel binnen de EU als erbuiten, daar waar het handelen van de EU effect op heeft.
Wat zijn de gevolgen voor de Europese voedselzekerheid?
Het is van belang om goed oog te hebben en houden voor goed onderbouwde en breed gedeelde signalen over de verschillende mogelijke effecten, inclusief die op voedselzekerheid, van de Green Deal, maar ook van andere (toekomstige) initiatieven. Het behalen van afgesproken doelen, het borgen van voedselzekerheid en het behoud van een sterke landbouwsector is voor dit kabinet namelijk van essentieel belang. Vanwege ons klimaat, onze bodemgesteldheid en de complexiteit van productieketens voor bepaalde voedingsmiddelen is ook op regels gebaseerde handel met betrouwbare handelspartners buiten de EU van belang voor onze voedselzekerheid.
De Green Deal vraagt om een toename van biologische landbouw, heeft dit impact op de natuur buiten Europa? En zo ja welke invloed?
Zoals de auteurs in het rapport aangeven zou met biologische landbouw de biodiversiteit buiten Europa kunnen toenemen, maar om dit in beeld te brengen op een wereldschaal is ingewikkeld. Ten principale mag men verwachten dat een toenemende vraag naar biologische producten en biologisch areaal binnen de EU ook meer aanbod van biologische producten vanuit derde landen zal betekenen. Omdat de import van biologische producten uit derde landen aan de EU-standaarden moet voldoen, zou dit in die landen een positief effect op de biodiversiteit kunnen hebben. Op de kwestie of een groter oppervlak biologische landbouw in derde landen ook betekent dat er minder ruimte is voor de natuur, gaat het rapport niet in.
Klopt het dat de voorschriften van de Green Deal moeilijk te handhaven zijn?
De Green Deal is een breed koepelbegrip. Voorschriften zijn opgenomen in de vele verordeningen en richtlijnen die onder de Green Deal vallen. Het kabinet beoordeelt de handhaafbaarheid bij alle EU-voorstellen conform de daarvoor geldende procedures en informeert de Kamer hierover conform de EU-informatievoorziening.
Zo ja, waardoor komt dat voornamelijk?
Zie antwoord vraag 10.
Welke maatregelen gaat u op EU-niveau op korte, middellange en lange termijn nemen om deze spillover te reduceren en onze voedselproductie hier te houden, en efficiënter te maken?
Commissievoorzitter Von der Leyen heeft in haar Political Guidelines 2024–2029 aangekondigd om binnen honderd dagen van het aantreden van de nieuwe Europese Commissie een Vision for Agriculture and Food te presenteren. Hierin wordt een visie verwacht voor het Europese landbouw- en voedselsysteem op zowel korte als lange termijn. Het kabinet zal deze visie te zijner tijd beoordelen en uw Kamer hierover informeren.
De demonstratie waarbij de Kromhout Kazerne urenlang werd geblokkeerd |
|
Derk Boswijk (CDA) |
|
Ruben Brekelmans (minister defensie) (VVD), Judith Uitermark (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (NSC) |
|
|
|
|
Klopt het dat de demonstranten die urenlang de hoofdingang van de Kromhout Kazerne in Utrecht hebben geblokkeerd pas zijn vertrokken nadat het evenement van de Nederlandse Industrie Defensie en Veiligheidheid (NIDV) is geannuleerd?1
Ja. In de ochtend van dinsdag 25 september verzamelden ongeveer 50 actievoerders zich bij de Kromhoutkazerne (KHK). Het doel van hun actie was om het evenement van de stichting Nederlandse Industrie voor Defensie en Veiligheid (NIDV) zodanig te verstoren dat deze niet kon plaatsvinden of vroegtijdig beëindigd zou worden. Daartoe hebben enkele van deze actievoerders zich vastgeketend aan de toegangspoort van de KHK zodat de toegang tot de KHK geblokkeerd werd. Doordat de blokkade enige uren duurde, konden de deelnemers aan het evenement niet gemakkelijk op de juiste bestemming komen. Daarom is door Defensie en NIDV in samenspraak besloten het evenement te annuleren. Niet veel later na dat besluit zijn de demonstranten vertrokken.
Deelt u de mening dat het in principe niet zo kan zijn dat evenementen afgebroken moeten worden vanwege blokkades door demonstranten? Zo nee, waarom niet?
Ja. Het is zeer teleurstellend dat dit evenement afgebroken moest worden vanwege een demonstratie. Vooral omdat we daar voor de veiligheid van Nederland en onze bondgenoten de relatie met het bedrijfsleven koesteren. Evenementen als deze dragen bij aan gewenste kennisuitwisseling tussen krijgsmacht, industrie en kennisinstellingen.
Als er sprake is van een demonstratie rondom een militaire terrein dient door de burgemeester te worden bezien of er gronden bestaan om het demonstratierecht te beperken, in het bijzonder de vrees voor of bestrijding van wanordelijkheden. Bij de afweging of er sprake is van (vrees voor) wanordelijkheden wordt in voorkomende gevallen de nationale veiligheid betrokken. Voor Defensie is het daarbij in de huidige geopolitieke situatie van eminent belang dat de uitvoering van de grondwettelijke taken onverminderd doorgang kunnen vinden. Overigens is via het Wetenschappelijk Onderzoek- en Datacentrum (WODC) een onderzoek uitgezet naar de mogelijkheden voor een versteviging van het handelingsperspectief van alle betrokkenen en de bestendigheid van het wettelijke kader rond demonstraties. Dat onderzoek richt zich ook op demonstraties waarbij de nationale veiligheid in het gedrang kan komen.
Hebben de betogers strafbare feiten begaan door zich binnen de publiekelijk aangegeven grenzen van het kazerneterrein te begeven en zich vast te ketenen?
Het is aan het Openbaar Ministerie om achteraf te bepalen of er sprake is van een verdenking van strafbare feiten.
Zou u in overleg willen treden met de gemeente Utrecht over of deze demonstratie was aangemeld bij de gemeente, de vraag of deze demonstratie op deze plek mocht plaatsvinden en de mogelijkheid tot gebiedsverboden voor deze demonstranten?
Ja, op ambtelijk niveau heeft overleg plaatsgevonden met de gemeente over deze specifieke demonstratie. Daaruit is gebleken dat de demonstratie niet was aangekondigd. Er is ook in algemene zin gesproken over het demonstratierecht en de verschillende verantwoordelijkheden en bevoegdheden hieromtrent. Bij het beoordelen hoe om te gaan met demonstraties spelen de specifieke omstandigheden een belangrijke rol. Het gaat daarbij niet alleen om het verloop van de demonstratie, maar bijvoorbeeld ook of de demonstratie plaatsvindt op een publiek toegankelijke plaats of op een privéterrein dat niet voor eenieder toegankelijk is. Het opleggen van gebiedsverboden is de verantwoordelijkheid van het lokaal bevoegd gezag. Naar aanleiding van de vorige demonstratie zijn voor de toegangshekken extra hekken geplaatst op de juridische erfgrens van de Kromhoutkazerne. Het toegangsverbod dat daardoor bestaat voor de omheinde ruimte kan door de burgemeester worden meegewogen in de beoordeling of maatregelen noodzakelijk zijn.
Deelt u de mening dat het niet aanmelden van deze demonstratie in combinatie met het feit dat door deze demonstratie de hoofdingang van de Kromhout Kazerne urenlang geblokkeerd was en een evenement daardoor niet door kon gaan, voldoende reden was voor de burgemeester om de demonstratie te laten beëindigen? Zo nee, waarom niet?
Zoals gemeld in antwoord op vraag 2, ben ik teleurgesteld dat dit evenement afgebroken moest worden vanwege een demonstratie. Het is niet aan mij te beoordelen of de genoemde omstandigheden voldoende reden gaven om het evenement af te breken. De burgemeester is immers verantwoordelijk voor het handhaven van de openbare orde en maakt daarin haar eigen afwegingen. De burgemeester legt verantwoording af aan de gemeenteraad.
Op grond van welke overwegingen heeft de driehoek besloten niet in te grijpen?
De noodzaak voor de driehoek te komen tot een nader besluit, verviel op het moment dat het evenement werd geannuleerd, hetgeen leidde tot het afbreken van de demonstratie. Er is uiting gegeven aan het beginsel dat de vrijheid van meningsuiting zo veel mogelijk moet worden gefaciliteerd. Zie ook het antwoord op vraag 8.
Waarom kan niet ingegrepen worden om te voorkomen dat mensen zich vastketenen aan toegangspoorten van kazernes?
Op kazernes vindt toegangscontrole plaats door middel van pascontrole bij de toegangshekken. In de situatie van 24 september kwamen ongeveer 50 demonstranten tegelijk bij de toegangspoort aan. De beveiligers belast met de toegangscontrole concentreerden zich op de veiligheid van de medewerkers van de kazerne en op het waarschuwen van de politie en Koninklijke Marechaussee (KMar). De demonstranten hebben het terrein niet betreden, maar ketenden zich direct vast aan de buitenkant van de toegangshekken, waardoor de verantwoordelijkheid om in te grijpen onder de verantwoordelijkheid van de driehoek kwam te vallen. Zie ook het antwoord op vraag 8.
Waarom is er eerst overleg met de driehoek nodig voordat ingegrepen wordt? Is het terrein direct voor de poorten van de Kromhout Kazerne openbaar terrein of is Defensie – en daarmee de Koninklijke Marechaussee – daar verantwoordelijk en bevoegd om in te grijpen om te voorkomen dat mensen zich vastketenen aan toegangshekken?
De burgemeester is op grond van de Wet openbare manifestaties en de Gemeentewet de aangewezen verantwoordelijke om de openbare orde en veiligheid in de gemeente te handhaven. Het terrein buiten het defensieterrein valt niet onder de verantwoordelijkheid van de Minister van Defensie, maar van de burgemeester. Defensie kan in beginsel niet zelfstandig besluiten tot handhavend optreden.
Deelt u de mening dat het tolereren van deze strafbare feiten buitengewoon ongewenst is?
Zoals bij vraag 3 is aangegeven is het aan het Openbaar Ministerie om te bepalen of er een verdenking van strafbare feiten is.
Zijn er na de vorige blokkade van de Kromhout Kazerne in juli 2024 plannen gemaakt om dergelijke acties in het vervolg te kunnen voorkomen? Zo nee, waarom niet?
Nee, dit soort onverwachte en niet aangekondigde demonstraties kunnen niet worden voorkomen. Spontane demonstraties worden ook beschermd door het demonstratierecht. Wel zijn sinds de vorige demonstratie op het terrein voor de toegangshekken extra hekken geplaatst op de juridische erfgrens van de Kromhoutkazerne met daarop de boodschap dat onbevoegde toegang leidt tot overtreding van art 461 Wetboek van Strafrecht.
Bent u van mening dat er een restrictiever beleid zou moeten zijn omtrent demonstraties waarmee kazernes worden geblokkeerd, gezien het belang voor de nationale veiligheid van deze kazernes? Zo nee, waarom niet?
Aangezien de demonstratie plaatsvond buiten de kazerne, en dus niet op militair terrein, is het een aangelegenheid voor het lokale gezag. De burgemeester maakt daarin haar eigen afwegingen. Voor Defensie is het daarbij in de huidige geopolitieke situatie van eminent belang dat de uitvoering van de grondwettelijke taken onverminderd doorgang kunnen vinden.
Wat is het protocol voor dit soort verstoringen op of nabij kazerneterreinen?
Het protocol is dat indien een verstoring zich voordoet op een defensieterrein direct de KMar wordt gewaarschuwd. Dit kan rechtstreeks of via de beveiligingsorganisatie van de betreffende locatie.
Indien de verstoring zich nabij een kazernelocatie op publiek terrein plaatsvindt, wordt direct contact opgenomen met de politie. In dit geval zijn zowel de KMar als de politie direct geïnformeerd.
Op welke wijze kunnen gemeenten ervoor zorgen dat demonstraties waarmee de toegang tot kazernes wordt geblokkeerd standaard verboden worden? Welke mogelijkheden hebben gemeenten tot het in hun Algemene Plaatselijke Verordening (APV) opnemen van een bufferzone rondom kazernes? Welke kansen ziet u om gemeenten hierbij te helpen, bijvoorbeeld door middel van het opstellen van een aanpassing van de model-APV, in samenwerking met de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG)?
Het is niet mogelijk om demonstraties op openbaar terrein vooraf standaard te verbieden. Uit jurisprudentie van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens blijkt duidelijk dat van autoriteiten een zekere mate van tolerantie wordt gevraagd, ook wanneer een demonstratie hinder oplevert.2 Op grond van de Wet openbare manifestaties (Wom) kan de burgemeester steeds in elk individueel geval aan de hand van lokale omstandigheden beoordelen of een beperking of verbod nodig is vanwege één of meerdere van de in de Wom (artikel 2) genoemde belangen. Daarbij beschikt de burgemeester over een zekere beoordelingsruimte om te bepalen of een beperking (of verbod) van een betoging nodig is. Het voorgaande betekent ook dat de Wom (en lagere regelgeving zoals de APV) geen grondslag biedt voor een algeheel verbod vooraf op demonstraties bij bepaalde locaties. Dus ook niet bij defensielocaties. Een burgemeester zou het bestaan van een toegangsverbod conform het Wetboek van Strafrecht (artikel 461) door het markeren van een voorterrein als militair terrein (of het feit dat demonstranten dit overtreden) wel mee kunnen wegen in zijn beoordeling van de demonstratie en de risico’s die daarmee gepaard gaan.
Het bericht dat Eurostar mogelijk in de loop van 2025 de verbindingen tussen Nederland en Brussel/Parijs en Nederland en Londen opschort |
|
Habtamu de Hoop (PvdA) |
|
Chris Jansen (PVV) |
|
|
|
|
Heeft u kennisgenomen van het bericht dat Eurostar mogelijk in de loop van 2025 de verbindingen tussen Nederland en Brussel/Parijs en Nederland en Londen opschort?1
Ja, daar heb ik kennis van genomen.
Deelt u de zorgen over de continuïteit van deze belangrijke internationale treinverbindingen? Zo nee, waarom niet?
De rechtstreekse treinen naar Londen en Parijs zijn voor Nederland belangrijke verbindingen. Het ministerie is daarom ook continu in gesprek om deze verbindingen voor Nederland te behouden en te verbeteren. Het signaal van de CEO van Eurostar over de werkzaamheden op Amsterdam Centraal wordt herkend, maar tegelijkertijd zijn de consequenties op het treinverkeer nog niet helemaal duidelijk. ProRail en de vervoerders werken nog aan de dienstregeling voor de tweede helft van 2025 voor dit station. Dit najaar is meer duidelijk in hoeverre de werkzaamheden impact hebben op de dienstregeling.
Klopt het dat de verbouwing van Amsterdam Centraal dusdanig vertraging oploopt dat de herstart van de Eurostar naar Londen nog allerminst zeker is? Zo ja, hoe komt dit? Zo nee, kunt u verklaren waar de onduidelijkheid vandaan komt?
Nee, dat klopt niet. Op dit moment is de planning nog steeds dat vanaf januari volgend jaar er weer rechtstreeks beveiligd vertrek naar Londen kan plaatsvinden. Zie verder antwoord 5.
Deelt u de mening dat het van groot belang is dat de Eurostar trein naar Londen zo snel als mogelijk weer vanaf Amsterdam Centraal kan vertrekken? Wat is hier concreet voor nodig om dit te bewerkstelligen en wat gaat u hieraan doen?
Voor het ministerie is het van belang dat de rechtstreekse beveiligde verbinding naar Londen weer vanaf januari kan vertrekken. Hierover zijn met Eurostar, NS en ProRail vorig jaar afspraken gemaakt, die nog steeds van kracht zijn. De werkzaamheden lopen vooralsnog op schema waardoor de direct beveiligde verbinding over een aantal maanden weer hervat kan worden.
Klopt het dat er door de verbouwing van Amsterdam Centraal en de hieraan gekoppelde capaciteitsverdeling ook problemen zijn voor de Eurostar naar Parijs? Welke capaciteitsproblemen zijn er concreet?
Een verbouwing van een station vraagt ook heel vaak spoor- of perroncapaciteit. Zeker bij zo’n complexe verbouwing als nu op Amsterdam Centraal, waarbij het door ruimtegebrek niet mogelijk is om tijdelijk extra sporen aan te leggen. Deze zomer zijn de eerste grootschalige werkzaamheden gestart. Tijdens de verbouwing monitoren en evalueren ProRail en de aannemers constant hoe zij de werkzaamheden zo goed en veilig mogelijk kunnen uitvoeren. Daaruit blijkt dat er op de perrons meer ruimte nodig is dan eerder voorzien. ProRail werkt met de vervoerders nog aan de dienstregeling voor de tweede helft van 2025 voor dit station. Dit najaar is meer duidelijk in hoeverre de werkzaamheden impact hebben op de dienstregeling.
Op welke wijze kunnen de capaciteitsproblemen zo spoedig mogelijk opgelost worden? Welke oplossingsrichtingen ziet u concreet en wat is uw inzet hierbij?
Als er minder ruimte beschikbaar is, moet altijd goed gekeken worden hoe deze goed verdeeld kan worden. De gesprekken hierover lopen constructief, waarbij er vertrouwen is dat de vervoerders en ProRail er in gezamenlijkheid uit komen. Dit najaar is meer duidelijk over de impact van de werkzaamheden op de dienstregeling.
Deelt u de zorgen over de snelheidsbeperkingen op de HSL? Zo nee, waarom niet?
Ja, de zorgen over de snelheidsbeperkingen op de HSL worden gedeeld. Infraspeed en ProRail werken hard om de snelheid zo snel mogelijk te verhogen. Daarnaast wordt er gewerkt aan een structurele oplossing, zodat de reizigers hier in de toekomst geen last meer van hebben.
Wat zijn de concrete gevolgen van deze snelheidsbeperkingen voor de dienstregeling van de Eurostar?
Sinds de recente aanscherping van de tijdelijke snelheidsbeperkingen op de HSL is de extra reistijd voor Eurostar per trein nu circa 5 tot 10 minuten. Deze extra reistijd is deels verwerkt in een aangepaste dienstregeling. De extra reistijd leidt ook tot een minder betrouwbare dienstregeling, omdat er minder speling is om andere vertragingen op te vangen.
Wat is de actuele stand van zaken met betrekking tot het herstel van de HSL? Kunt u hierbij ook een geactualiseerde planning geven van het herstel?
Infraspeed en ProRail werken intensief samen om de snelheid op de viaducten op de HSL – waar nu een snelheid van 80 km/u geldt – zo spoedig mogelijk te verhogen naar 120 km/u. In een recent overleg, op voorspraak van ProRail, hebben Infraspeed en de aandeelhouders van Infraspeed, BAM en Siemens, allen uitgesproken zich maximaal in te spannen om de werkzaamheden voor 15 december aanstaande af te ronden. Wel is daarbij aangegeven dat onder andere resultaten van lopende betoninspecties een aanzienlijk risico vormen voor het behalen van deze deadline. Als deze deadline niet gehaald wordt, heeft dat impact op de dienstregeling in 2025.
Kunt u een uitsluiten dat (gedoe over) financiële aspecten van het herstel van de HSL, het herstel van de HSL vertragen?
De herstelkosten van de HSL worden in eerste instantie door de Staat gefinancierd. Hiervoor zijn momenteel nog geen middelen beschikbaar. Als de kosten duidelijk zijn kan, kan de dekking bezien worden.
Is de instandhouding van de spoorinfrastructuur en het verbeteren van het internationaal treinverkeer voor u de komende periode topprioriteit? Zo nee, waarom niet?
Ja, dit zijn beide prioriteiten van deze regering die ook in het Regeerprogramma opgenomen staan.
Wat gaat u concreet doen om te voorkomen dat Nederland haar cruciale internationale treinverbindingen met Parijs en Londen verliest?
IenW, NS, ProRail en Eurostar blijven in gesprek om het gezamenlijke doel en gezamenlijke afspraken te halen en na te komen. Dit heeft de volle aandacht.
Kunt u bovenstaande vragen afzonderlijk van elkaar en voorafgaand aan de begrotingsbehandeling IenW beantwoorden?
Ja.
Gaten in de beveiliging van defensiecomplexen |
|
Hanneke van der Werf (D66), Bart van Kent (SP) |
|
Gijs Tuinman (BBB), Ruben Brekelmans (minister defensie) (VVD) |
|
|
|
|
Wat is uw reactie op het nieuws dat er (nog steeds) grote gaten zitten in de beveiliging van defensielocaties en dat insluiping op kazernes daardoor kinderspel is?1
Zodra het probleem met de tourniquets bij ons bekend werd, heeft Defensie meteen een noodmaatregel genomen, waardoor het insluipen nog voor de uitzending onmogelijk is gemaakt. Ook is direct aan de leverancier van de tourniquets opdracht gegeven een duurzame oplossing te ontwikkelen zodat insluipen op deze manier niet meer mogelijk is.
Deelt u de mening dat het levensgevaarlijk is dat toegangspoorten van diverse defensiekazernes eenvoudig te omzeilen zijn gezien de daar aanwezige wapens, explosieven en data?
Nee, deze mening deel ik niet. Het betreden van een defensieterrein door onbevoegden is verboden en strafbaar. Echter, ook na het passeren van de toegangspoort is er geen directe toegang tot wapens, explosieven en data. De beveiliging van defensieterreinen is ingedeeld in vier categorieën. Binnen deze categorieën zijn de zogenaamde te beschermen belangen (TBB) gedefinieerd. Hoe zwaarder het TBB weegt, hoe robuuster en zwaarder de beveiligingsmaatregel per TBB-categorie is. Op basis van risicomanagement wordt per categorie beoordeeld wat proportionele maatregelen zijn.
Enkele voorbeelden per TBB zijn:
TBB-1: jachtvliegtuigen, cryptosleutels en STG-Zeer geheim gerubriceerde informatie;
TBB-2: helikopters, marineschepen, voertuigen en wapens;
TBB-3: niet-operationele gevechtsvoertuigen, pepperspray en medische voorraad;
TBB-4: defensieterreinen.
Op de delen van defensieterreinen die onder het beveiligingsregime van TBB 4 vallen en waar geen hogere TBB’en aanwezig zijn, zijn de reguliere beveiligingsmaatregelen van toepassing. De door u genoemde wapens, explosieven en informatiesystemen waarmee hoog gerubriceerde informatie wordt verwerkt, vallen binnen de zwaarst beveiligde categorieën, TBB-2 en TBB-1, met bijbehorende beveiligingsmaatregelen. De inhoud van deze maatregelen kan ik niet delen in het openbaar omdat dit hoog gerubriceerde informatie betreft.
Op hoeveel en bij welke defensielocaties zijn nog tourniquetpoorten in gebruik die insluiping mogelijk maken?
Zie antwoord onder vraag 4.
Kunt u toezeggen dat voor het eind van dit jaar alle tourniquetpoorten die insluiping mogelijk maken zijn vervangen? Kunt u daarnaast toezeggen dat op alle defensielocaties de ruimte naast de tourniquetpoortjes die insluiping mogelijk maakt per direct worden gedicht?
Insluipen via het tourniquet is niet meer mogelijk. Er zijn direct noodmaatregelen genomen op alle betreffende tourniquetpoorten op alle Defensieterreinen, waarbij de laatste aanpassing op zaterdag 14 september jl. gereed was, voor de uitzending op die zondag (zie eveneens antwoord bij vraag 1). De leverancier zorgt voor een duurzame aanpassing van de bestaande tourniquets die insluiping permanent onmogelijk maakt. De leverancier is reeds begonnen om de aanpassing te realiseren. Alle betreffende tourniquets zijn voor het eind van het jaar structureel aangepast. De aanpassingen zijn voldoende en complete vervanging van de betreffende tourniquets is niet nodig.
Wat is er sinds de herhaaldelijke infiltraties van undercoverjournalisten ondernomen om het veiligheidsbewustzijn bij defensiepersoneel te verhogen?
Er wordt continu gewerkt aan het beveiligingsbewustzijn van defensiemedewerkers. Dat gebeurt onder andere met behulp van campagnes gericht op verhoging van het beveiligingsbewustzijn, voorlichtings- en themadagen en het uitvoeren van testen. Hierbij wordt onder andere ingezet op het versterken van de aanspreekcultuur en het vergroten van kennis over specifiek objectbeveiliging. Ook is het zichtbaar dragen van een defensiepas verplicht.
Welke risico’s loopt defensiepersoneel, werkzaam op de diverse defensielocaties, als gevolg van de gaten in de beveiliging van defensiecomplexen?
Veiligheid van ons personeel heeft onze hoogste prioriteit. Daarom zijn direct maatregelen genomen (zie het antwoord op vraag 1). Het risico dat defensiepersoneel als gevolg van de gaten in de tourniquets loopt, is laag, maar elk beveiligingsrisico is onwenselijk.
Kunt u aangeven wat er is gedaan met de waarschuwingen van de Algemene Rekenkamer over het niet op orde zijn van de beveiliging van militaire objecten, de zogenoemde te beschermen belangen (TBB)? (Kamerstuk 36 360 X, nr. 2)
Naar aanleiding van de onvolkomenheid die de Algemene Rekenkamer heeft toegekend, is een projectofficier aangesteld. Er is een oorzakenanalyse in uitvoering en op basis daarvan wordt een plan van aanpak verder uitgewerkt en voor het eind van 2024 aan de Algemene Rekenkamer aangeboden. Er wordt ingezet op digitale beveiligingsmaatregelen en het aanstellen van extra bewakingspersoneel. Een Red Team test de beveiliging met inbraakpogingen. Tevens is een defensiebreed onderzoek uitgevoerd naar de beveiligingsbewustwording van het defensiepersoneel. Dat wordt omgezet in een communicatieplan, in aanvulling op de maatregelen, zoals verwoord in het antwoord op vraag 5.
Is sinds het uitbrengen van het rapport van de Algemene Rekenkamer getest of de geldende beveiligingsmaatregelen zorgen voor een adequate beveiliging van militaire objecten, zoals is aanbevolen? Zo nee, waarom niet? Zo ja, welke inzichten en acties heeft dit opgeleverd?
Ja, onze beveiliging wordt regelmatig getest. Deze testen worden uitgevoerd door de defensieonderdelen zelf en ook door een extern bedrijf. Indien een test punten oplevert die kunnen worden verbeterd, wordt een verbeterplan opgesteld en in uitvoering genomen. De testen worden de komende jaren verder geïntensiveerd.
Welke maatregelen gaat u nu treffen om toekomstige infiltratie onmogelijk te maken?
De toegangspoorten dienen in orde te zijn en daar ligt de focus op. Daar blijf ik op toezien. Hierbij vormt ook het gedrag van de defensiemedewerkers zelf een belangrijke schakel in de naleving van de regelgeving. Ook het gedrag draagt bij aan het succes van de getroffen beveiligingsmaatregelen. Met de aanpassing op de tourniquets sluiten we uit dat insluiping op deze manier mogelijk is.
Zoals u in deze beantwoording heeft kunnen lezen, hanteert Defensie verschillende beveiligingsniveaus. Wat betreft de algemene toegang tot een defensieterrein, kan ik niet garanderen dat niemand binnen kan komen. Dat betekent niet dat indringers ook meteen bij zeer belangrijke eigendommen (TBB’en), zoals wapens, explosieven en data kunnen komen. Defensie maakt de afweging welke beveiligingsmaatregel proportioneel is ten opzichte van het risico dat Defensie loopt. Hoe zwaarder het te beschermen belang is, des te robuuster en zwaarder de beveiligingsmaatregelen zijn.
Verschillende vormen van woonegoïsme |
|
Henri Bontenbal (CDA), Inge van Dijk (CDA), Eline Vedder (CDA) |
|
Mona Keijzer (minister volkshuisvesting en ruimtelijke ordening) (BBB), Judith Uitermark (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (NSC) |
|
|
|
|
Zou u willen reageren op de bevindingen in het bericht «Hoe een volhardende buurvrouw protesteert tegen een bouwproject op de Müllerpier en zich voor 400.000 euro laat afkopen: «Holy shit 4 ton»» van RTV Rijnmond?1
Ja.
Hoe beziet u het indienen van bezwaarschriften of het aantekenen van beroep tegen bouwprojecten met als doel het opstrijken van een afkoopsom of met een ander individueel belang?
In het geval een bezwaar- of beroepsprocedure wordt gevoerd met als enige doel dat diegene daar zelf financieel beter van wordt, dan keur ik dat af. Dit komt de versnelling van de woningbouw niet ten goede. Of het zo is dat belanghebbenden de mogelijkheid van bezwaar en beroep gebruiken met als enige doel om daar zelf financieel beter van te worden, is echter moeilijk tot niet te beoordelen.
Zou u in kaart willen brengen hoe vaak er de afgelopen jaren sprake was van een afkoopsom of schikking rondom bouwprojecten?
Het is niet mogelijk om te achterhalen hoeveel bezwaar- en beroepschriften de afgelopen jaren vanwege een dergelijk vermoeden zijn ingetrokken. Dit wordt niet geïnventariseerd en is ook niet te achterhalen. Het betreffen privaatrechtelijke overeenkomsten tussen de betrokken partijen die bovendien vaak vertrouwelijk zijn.
Zou u in kaart willen brengen hoeveel bezwaarschriften en beroepsprocedures de afgelopen jaren zijn ingetrokken, waarbij het vermoeden bestaat dat er sprake is van een afkoopsom of schikking?
Zie antwoord vraag 3.
In hoeverre en op welke manier ziet u in de samenleving een ontwikkeling van het (dreigen met het) indienen van een bezwaar ten gunste van eigen gewin, maar ten koste van het belang van een ander, het gemeenschappelijk belang en/of het algemeen belang?
Het indienen van een bezwaar- of beroepschrift enkel en alleen om er financieel beter van te worden vind ik uiteraard niet wenselijk. Hoe vaak dit voorkomt, is niet bekend.
Deelt u de in dit artikel gemaakte analyse dat hier sprake is van «een hoogopgeleide bezwaarmaker die juridische kennis inzet als macht en ten faveure van het individuele belang»? Zo ja, hoe reflecteert u op deze analyse?
Het betreft hier een privékwestie van een ambtenaar. Ook ambtenaren mogen bezwaar maken of beroep instellen tegen plannen in hun omgeving of hierover afspraken maken met betrokken partijen. Zolang de integriteit van de ambtenaar niet in het geding en er is geen relatie met het werk, acht ik dat niet onwenselijk. Ambtenaren hebben dezelfde rechten (en plichten) als iedere andere inwoner van Nederland. De beginselen van de democratische rechtsstaat brengen mee dat het voor belanghebbenden zoals omwonenden altijd mogelijk is om voor hun rechten en belangen op te komen, ongeacht hun functie of beroep.
In hoeverre en op welke manier is er in deze casus sprake van een omkering van het principe achter ethisch hacken – bij ethisch hacken worden opgedane ervaringen ten goede van de publieke zaak ingezet – terwijl in deze casus de ervaringen die tijdens het werken voor de publieke zaak zijn opgedaan juist worden aangewend voor een individueel belang dat de publieke zaak schaadt?
Zie antwoord vraag 6.
Hoe beziet u de voorgaande vraag vanuit het perspectief dat de Rijksoverheid juist investeert in menselijk kapitaal?
Zie antwoord vraag 6.
Zou u willen reflecteren op de vraag hoe de verschillende gedragingen in deze casus zich verhouden tot de eed die ambtenaren afleggen?
Zie antwoord vraag 6.
Deelt u de opvatting dat het handelen in deze casus op gespannen voet staat met het idee achter de beweging «van woningmarkt naar volkshuisvesting»?
Nee. Ik zet in op het versnellen van bouwprocedures en als onderdeel daarvan ook op het verkorten van beroepsprocedures. Daarbij moet het voor belanghebbenden zoals omwonenden wel altijd mogelijk blijven om voor hun rechten en belangen op te komen. Het is een verantwoordelijkheid van initiatiefnemers zoals ontwikkelaar en gemeente om de omgeving goed mee te nemen in de planvorming.
Welke ambities heeft u om deze beweging verder vorm te geven op het Ministerie van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening? Hoe gaat u dezelfde mate van volharding, en het liefst nog meer, aan de dag leggen voor de beweging «van woningmarkt naar volkshuisvesting» als de genoemde ambtenaar van uw ministerie heeft laten zien voor haar eigen belang?
Eind 2024 organiseer ik een Woontop waar ik met onder andere medeoverheden, investeerders, marktpartijen en woningcorporaties concrete, landelijke afspraken maak over de woningbouw. Daartoe behoren afspraken over gezamenlijke inzet en bijbehorende investeringen vanuit de verschillende partijen, zo wordt volkshuisvesting een verantwoordelijkheid van ons allemaal.
Waarom hebben in het regeerprogramma en in het voorstel voor de begroting van het Ministerie van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening (halverwege september 2024) nog geen uitwerking plaatsgevonden van een van de belangrijkste volkshuisvestelijke ambities uit het hoofdlijnenakkoord (halverwege mei 2024), namelijk het verkorten en versoberen van woningbouwprocedures, anders dan het beleidsvoornemen dat het kabinet parallel plannen als «nieuwe norm» wil gaan hanteren, iets dat al was opgenomen in het al in de vorige kabinetsperiode gepresenteerde Plan van aanpak versnellen processen en procedures woningbouw? Voor wanneer bent u van plan dit verder uit te werken?
In mijn brief aan uw Kamer van 18 oktober informeer ik u over het opstarten van het programma STOER («Schrappen Tegenstrijdige en Overbodige Regelgeving») waarbij, in overleg met de sector en medeoverheden, onderzocht wordt waar mogelijkheden zijn om de regeldruk te verminderen. Nu, en ook voor de middellange termijn, geldt dat de inzet moet blijven om bij belemmeringen eerst na te gaan hoe het wel kan.
Daarnaast voorziet het wetsvoorstel versterking regie volkshuisvesting in het versnellen van de beroepsprocedure bij de rechter. Dit zet ik nader uiteen bij vraag 14.
Deelt u de urgentie tot versnelde invoering van het wetsvoorstel Versterking regie volkshuisvesting? Zo nee, waarom niet, gezien dit voorbeeld?
Zeker deel ik die urgentie. Ik hoop op een spoedige behandeling van het wetsvoorstel versterking regie volkshuisvesting2 door het parlement.
Zou u in inzichtelijk willen maken welke mogelijkheden er zijn tot verdere aanscherping van, aanvullend beleid bij of versnelde invoering van het voorstel in het wetsvoorstel Versterking regie volkshuisvesting tot beperking van het aantal lange beroepsprocedures door de mogelijkheid om naar de rechter te stappen te beperken naar maximaal één keer?
In het wetsvoorstel versterking regie volkshuisvesting, dat sinds dit voorjaar bij uw Kamer ter behandeling ligt3, is een grondslag opgenomen op basis waarvan een aantal versnellingen in de beroepsprocedure van toepassing kan worden verklaard op besluiten voor categorieën projecten waarvan de versnelde uitvoering noodzakelijk is vanwege zwaarwegende maatschappelijke belangen. Zo geldt voor die aangewezen besluiten beroep in één instantie bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, een termijn voor het doen van uitspraak van zes maanden, versnelde behandeling van beroep, indiening van beroepsgronden binnen de beroepstermijn en het uitsluiten van de mogelijkheid om pro forma beroep in te stellen (de redenen van het beroep moeten binnen de beroepstermijn zijn ingediend). In het ontwerpbesluit versterking regie volkshuisvesting, dat bij uw Kamer zal worden voorgehangen, wordt een aantal besluiten voor woningbouwprojecten van 12 of meer woningen aangewezen. Zo is veel sneller duidelijk of een plan kan doorgaan. De tijdwinst kan oplopen tot een jaar.
Zou u willen nagaan of het in deze casus genoemde woningbouwproject aan de voorwaarden voldoet waarmee het na invoering van het wetsvoorstel Versterking regie volkshuisvesting tot de categorie «zwaarwegend maatschappelijk belang» zou behoren, waardoor versnelde uitvoering mogelijk wordt en de bestuursrechter binnen zes maanden een uitspraak doet? Zo nee, zou u hiervan een beredeneerde inschatting willen maken?
In het wetsvoorstel versterking regie volkshuisvesting4 is een grondslag opgenomen voor het bij AMvB tijdelijk kunnen aanwijzen van besluiten voor categorieën projecten waarvan de versnelde uitvoering noodzakelijk is vanwege zwaarwegende maatschappelijke belangen, waarop verschillende procedurele versnellingen van toepassing zijn. Zie ook het antwoord op vraag 14. In het ontwerpbesluit versterking regie volkshuisvesting, dat bij uw Kamer zal worden voorgehangen, zullen woningbouwprojecten van 12 of meer woningen worden aangewezen waarop deze versnellingen van toepassing zijn. Het genoemde woningbouwproject op de Müllerpier betreft een woningbouwproject van meer dan 12 woningen. Voor dat project zou na invoering van de Wet versterking regie volkshuisvesting en het Besluit versterking regie volkshuisvesting zoals nu voorgesteld, versnelde uitvoering mogelijk zijn geweest.
Zou u inzichtelijk willen maken of een beredeneerde inschatting willen maken van hoeveel woningbouwprojecten straks, na invoering van het wetsvoorstel Versterking regie volkshuisvesting, tot de categorie «zwaarwegend maatschappelijk belang» zouden behoren?
Zoals ook is vermeld in vraag 15 is in het wetsvoorstel versterking regie volkshuisvesting5 een grondslag opgenomen voor het bij AMvB tijdelijk kunnen aanwijzen van besluiten voor categorieën projecten waarvan de versnelde uitvoering noodzakelijk is vanwege zwaarwegende maatschappelijke belangen waarop verschillende procedurele versnellingen van toepassing zijn. In het ontwerpbesluit versterking regie volkshuisvesting worden woningbouwprojecten van 12 of meer woningen aangewezen waarop deze versnellingen van toepassing zijn. Uit onderzoek dat is verricht door prof. mr. dr. A.T. Marseille van de Rijksuniversiteit Groningen naar de procedures die in de afgelopen jaren bij rechtbanken en de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State over woningbouwprojecten zijn gevoerd6 komt naar voren dat de aanwijzing van 12 of meer woningen voor de Afdeling bestuursrechtspraak leidt tot een toename van 27 zaken per jaar.
Zou u de mogelijkheden willen verkennen tot het oprekken en verbreden van deze categorie en zou u van de verschillende opties hiertoe ook de voor- en nadelen in kaart willen brengen?
In het bestuursprocesrecht is beroep in twee instanties het uitgangspunt in verband met het waarborgen van de rechtsbescherming van rechtzoekenden. Dit is uitgewerkt in de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Bij het afwijken van dit uitgangspunt moet vooraf dragend worden gemotiveerd waarom die afwijking gerechtvaardigd is en moet het gaan om een grote maatschappelijke urgentie en betekenis voor de samenleving.
Om de omvang van de aanwijzing te bepalen heb ik destijds onderzoek laten verrichten door prof. mr. dr. A.T. Marseille van de Rijksuniversiteit Groningen naar de procedures die in de afgelopen jaren bij rechtbanken en de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State over woningbouwprojecten zijn gevoerd.7 Op basis van dat onderzoek is een inschatting gemaakt van de te verwachten gevolgen van de aanwijzing voor de werklast bij de Afdeling bestuursrechtspraak. Uit dat onderzoek komt naar voren dat de aanwijzing van 12 of meer woningen voor de Afdeling bestuursrechtspraak leidt tot een toename van 27 zaken per jaar; wanneer bijvoorbeeld één of meer woningen worden aangewezen leidt dit voor de Afdeling bestuursrechtspraak tot een toename van 119 zaken per jaar. Met het verlagen van het aantal woningen naar één of meer wordt de toename van de werklast voor de Afdeling bestuursrechtspraak ruim viermaal verhoogd. Dit zal gevolgen hebben voor de doorlooptijden van alle zaken die worden behandeld door de Omgevingskamer van de Afdeling bestuursrechtspraak. Voor de omvang van 12 of meer woningen is gekozen om de toename van de werklast bij de Afdeling bestuursrechtspraak te beperken en omdat de Afdeling hier ervaring mee heeft in het kader van de Crisis- en herstelwet, en om het criterium dat sprake is van een zwaarwegend maatschappelijk belang te kunnen onderbouwen.
Hoewel bij het oplossen van het woningtekort elke woning er één is, kan tegelijkertijd het aantal woningen in dit verband ook niet te laag liggen. Dat zou leiden tot een te grote toename van het aantal zaken bij de Afdeling bestuursrechtspraak waarmee de beoogde versnelling onder druk komt te staan. Op dit moment is als gevolg van een tekort aan personele capaciteit bij de Afdeling bestuursrechtspraak al sprake van een (te) lange doorlooptijd van zaken. Bovendien zou het verlagen van het aantal woningen en daarmee het verhogen van de werkdruk de positieve aanpak teniet kunnen doen die Afdeling bestuursrechtspraak heeft ingezet door vooruitlopend op de Wet versterking regie volkshuisvesting meer prioriteit te geven aan zaken over woningbouwprojecten.
Daarbij is ook van belang dat in het wetsvoorstel versterking regie volkshuisvesting een algemene grondslag is neergelegd: niet alleen categorieën woningbouwprojecten maar ook andere categorieën projecten kunnen bij AMvB worden aangewezen. Zo bereidt de Minister van Klimaat en Groene Groei voor energieprojecten eveneens een AMvB voor. Die AMvB zal ook gevolgen hebben voor het aantal beroepszaken bij de Afdeling bestuursrechtspraak.
Verder is vanuit verschillende hoeken ook wel een verlofstelsel aangedragen als mogelijke optie voor het versnellen van beroepsprocedures. Zo pleit de Raad voor de Leefomgeving en Infrastructuur (RLI) er in zijn advies8 voor om te onderzoeken of zaken kunnen worden afgedaan door rechtbanken zonder de mogelijkheid van hoger beroep, eventueel gecombineerd met een verlofstelsel ten behoeve van de rechtseenheid.9 Een dergelijk stelsel, waarbij voor het instellen van hoger beroep eerst toestemming van een rechter nodig is, zou een fundamentele aanpassing betekenen van het bestuursprocesrecht in de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Voor het einde van het jaar zal een kabinetsreactie op het advies van de RLI aan uw Kamer worden gezonden. In die kabinetsreactie zal ook worden ingegaan op de vraag of een onderzoek naar de invoering van een verlofstelsel zal worden ingesteld. Ik kan op dit moment niet op die kabinetsreactie vooruitlopen.
Wel attendeer ik erop dat de lagere rechter nu al bij een ingesteld beroep altijd de ontvankelijkheid toetst, en bij de beoordeling van de beroepsgronden inhoudelijk toetst of het beroep gegrond is. Bij de ontvankelijkheidstoets beoordeelt de rechter ook, als een soort voortoets, of er procedurefouten zijn gemaakt. Zaken die evident duidelijk zijn (kennelijk niet-ontvankelijk of kennelijk ongegrond) kan de bestuursrechter vereenvoudigd zonder zitting afdoen, zonder daarvoor toestemming van partijen te vragen.
Zou u willen reageren op de verschillende bevindingen in het NRC-artikel «Voor 100.000 euro willen de omwonenden hun bezwaar wel intrekken»?2
Ja.
Hoe beziet u het feit dat de financiële risico’s voor bouwprojecten vaak zeer vergroot worden doordat zelfs als een bezwaar door zowel gemeente als rechtbank is afgewezen, de weg naar beroep bij de Raad van State nog openstaat, waardoor bouwprojecten vaak stilvallen? Hoe weegt u het belang van deze mogelijkheid ten opzichte van de woningnood en de daarmee samenhangende urgente problematiek?
Gelet op de urgentie van de woningnood is het belangrijk dat er zo snel mogelijk duidelijkheid komt dat een bouwproject doorgang kan vinden. Snelheid vermindert ook de kans dat een project uiteindelijk niet meer doorgaat. Daarom voorzie ik met het wetsvoorstel versterking regie volkshuisvesting in versnelling van de afhandeling van beroepszaken tegen woningbouwprojecten door één gang naar de rechter, met versnelde behandeling.
Hoe gaat u om met het feit dat het aantal zaken zal groeien en daarmee de druk op de afdeling bestuursrechtspraak zal nemen, waardoor nog meer vertraging, financiële risico’s en stilvallende bouwprojecten zullen ontstaan?
Ik ben het eens dat het ook belangrijk is dat er voldoende capaciteit is bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State om zaken snel te behandelen. Ik zal met de Raad van State in gesprek gaan over de mogelijkheden.
Zou u de mogelijkheid willen bezien van de mogelijkheden tot invoering van een systeem waarbij een lagere rechter eerst toetst of een bezwaar gegrond is en er geen procedurefouten zijn gemaakt, waardoor wellicht minder zaken naar een hogere rechter hoeven te gaan en vertraging kan worden voorkomen?
De lagere rechter toetst nu al bij een ingesteld beroep altijd de ontvankelijkheid en toetst bij de inhoudelijke beoordeling van de beroepsgronden of het beroep gegrond is. Bij de ontvankelijkheidstoets beoordeelt de rechter ook, als een soort voortoets, of er procedurefouten zijn gemaakt. Zaken die evident duidelijk zijn (kennelijk niet-ontvankelijk of kennelijk ongegrond) kan de bestuursrechter vereenvoudigd zonder zitting afdoen, zonder daarvoor toestemming van partijen te vragen.
Voor zover met de vraag wordt gedoeld op het zogenoemde verlofstelsel, waarover uw Kamer op 5 november jl. ook een motie aannam11, merk ik het volgende op. Een dergelijk stelsel, waarbij voor het instellen van hoger beroep eerst toestemming van een rechter nodig is, zou een fundamentele aanpassing betekenen van het bestuursprocesrecht in de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Vanuit verschillende hoeken is een verlofstelsel wel aangedragen als mogelijke optie voor het versnellen van beroepsprocedures. Zo pleit de Raad voor de Leefomgeving en Infrastructuur (RLI) er in zijn advies12 voor om te onderzoeken of zaken kunnen worden afgedaan door rechtbanken zonder de mogelijkheid van hoger beroep, eventueel gecombineerd met een verlofstelsel ten behoeve van de rechtseenheid. Voor het einde van het jaar zal een kabinetsreactie op dit advies aan uw Kamer worden gezonden. In die kabinetsreactie zal ook worden ingegaan op de vraag of een onderzoek naar de invoering van een verlofstelsel zal worden ingesteld. Ik kan op dit moment niet op die kabinetsreactie vooruitlopen.
Zou u de voor- en nadelen van een afkoopverbod in kaart willen brengen en daarbij in willen gaan op de handhaafbaarheid ervan?
Zie ook het antwoord op vraag 2. Als partijen overeenkomen te schikken, hebben zij daar kennelijk beide belang bij. Dit valt onder een van de beginselen van contractvrijheid. Hoewel ik het uitermate belangrijk vind om procedures rondom woningbouw waar mogelijk te versnellen, acht ik het niet gewenst om in te grijpen in de contractvrijheid die partijen genieten.
Als een belanghebbende stelt (plan)schade te lijden door een woningbouwproject, kan hij dat in bezwaar of beroep aanvoeren. Als partijen tevreden zijn met compensatie van die schade in plaats van het niet doorgaan van het project, is dat een gerechtvaardigde uitkomst van een procedure of van een overeenkomst ter minnelijke schikking. Een projectontwikkelaar is niet verplicht om een dergelijke overeenkomst te sluiten.
Het is onmogelijk om op voorhand onderscheid te maken tussen goedwillende belanghebbenden en belanghebbende die misbruik maken van hun recht. Er kan niet worden achterhaald of de belanghebbende puur uit financieel gewin handelt of dat daadwerkelijke sprake is van schade. Het betreffen privaatrechtelijke overeenkomsten tussen de betrokken partijen die bovendien vaak vertrouwelijk zijn.
Hoe gaat u zich inzetten om het aantal haakjes voor bezwaarprocedures te verminderen?
Rechtsbescherming is een wezenlijk onderdeel van de democratische rechtsstaat, waarbij een belanghebbende de door de overheid gemaakte belangenafweging desgewenst door een onafhankelijke rechter kan laten toetsen. Dit volgt onder andere uit het in artikel 6 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) neergelegde recht op vrije toegang tot de rechter.
Het recht om bezwaar te maken en beroep in te stellen is echter niet onbeperkt. Het huidige recht kent mogelijkheden om misbruik van procesrecht tegen te gaan. Een partij dient het recht om bezwaar te maken en eventueel beroep in te stellen te gebruiken voor het doel waarvoor dat recht in het leven is geroepen, te weten de gerechtvaardigde behartiging van zijn belangen. Een bezwaar of beroep kan niet-ontvankelijk worden verklaard als de bevoegdheid om bezwaar te maken of beroep in te stellen wordt gebruikt voor een ander doel dan waarvoor de bevoegdheid is verleend op een zodanige wijze dat dit gebruik blijk geeft van kwade trouw. Dit blijkt uit jurisprudentie, zoals de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 3 oktober 2018 (ECLI:NL: RVS:2018:3151). In de Algemene wet bestuursrecht (artikel 8:75, eerste lid, derde volzin) is verder een voorziening opgenomen om een natuurlijk persoon in de proceskosten te veroordelen in geval van kennelijk onredelijk gebruik van procesrecht.
Omdat het onmogelijk is om op voorhand onderscheid te maken tussen goedwillende belanghebbenden en belanghebbenden die misbruik maken van hun recht, acht ik bij een verdere begrenzing van het recht om bezwaar te maken of beroep in te stellen, het risico te groot dat de rechtsbescherming wordt aangetast van partijen die voor hun gerechtvaardigde belangen opkomen.
Deelt u bij de voorgaande vragen de ambitie om de problematiek samenhangend met de woningnood mee te kunnen laten wegen, ook vanuit artikel 22 van de Grondwet, dat gaat over het feit dat de «bevordering van voldoende woongelegenheid» een «voorwerp van zorg der overheid» is? Zo ja, hoe gaat u deze ambitie vormgeven?
Ik onderstreep de versnelling van de realisatie van woningen. In het wetsvoorstel versterking regie volkshuisvesting worden een aantal belangrijke stappen gezet om de woningbouw te versnellen. Verder zet ik samen met betrokken partners in op het komen tot vermindering van belemmeringen voor de woningbouw, door waar mogelijk de regels te vereenvoudigen, of zelfs te schrappen. In de Kamerbrief «Sneller bouwen, bestaande gebouwen beter benutten en voortgang bestuurlijke overleggen Woondeals» informeer ik u verder over de stappen die ik zet om de woningbouw te versnellen, de bestaande gebouwen en bijbehorende omgeving beter te benutten en actief regie te voeren op de voortgang van de woningbouw met de bestuurlijke overleggen Woondeals.
Zou u willen reageren op de bevindingen in de berichten «Villabewoners dwarsbomen komst hospice in droompand in Bloemendaal. Landhuis is schenking uit nalatenschap van vastgoedondernemer Theo Eichholtz»3 in het Haarlems Dagblad en «Villabewoners dwarsbomen komst hospice in droompand Bloemendaal: «Bang dat kinderen terminaal zieke mensen onder ogen krijgen»»4 in De Telegraaf?
Ja.
Hoe beziet u het feit dat omwonenden plannen voor de huisvesting van hulpbehoevende mensen proberen tegen te houden middels het indienen van bezwaren en/of het (dreigen met) procederen tot aan de Hoge Raad?
Rechtsbescherming is een wezenlijk onderdeel van de democratische rechtsstaat. Daarbij is van groot belang dat belanghebbenden overheidsbesluiten en de door de overheid gemaakte belangenafweging desgewenst door een onafhankelijke (bestuurs)rechter kunnen laten toetsen. De inhoud van een plan of project is daarbij niet van belang.
Wat vindt u ervan als daarbij ogenschijnlijk alle argumenten die van pas kunnen komen – van het schijnsel van bedlampjes tot aan bepalingen uit de 19e eeuw – worden aangegrepen zonder dat deze veel onderlinge samenhang vertonen, anders dan dat plannen daarmee gedwarsboomd kunnen worden?
In de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is een voorziening opgenomen die ervoor zorgt dat niet alle beroepsgronden die een belanghebbende aanvoert kunnen leiden tot vernietiging van een door een overheidsorgaan genomen besluit. Op grond van het relativiteitsvereiste, dat is neergelegd in artikel 8:69a van de Awb, vernietigt de bestuursrechter een besluit niet op de grond dat het in strijd is met een geschreven of ongeschreven rechtsregel of een algemeen rechtsbeginsel indien deze regel of dit beginsel kennelijk niet strekt tot bescherming van de belangen van degene die zich daarop beroept. Dit houdt in dat een belanghebbende een besluit slechts met succes in rechte kan aanvechten als het concrete voorschrift dat volgens hem is geschonden, mede strekt tot bescherming van zijn belangen.
Zou u de voorgaande vragen ook willen beantwoorden in het licht van het feit dat de grote hoeveelheid procedures misschien wel het belangrijkste obstakel is bij de aanpak van de woningnood, en in het licht van de in het hoofdlijnenakkoord en in het regeerakkoord opgenomen ambities om het aantal procedures in te perken, deze procedures in te korten en het aantal beroepsmogelijkheden te beperken?
In het programma STOER («Schrappen Tegenstrijdige en Overbodige Regelgeving») ga ik, in overleg met de sector en medeoverheden, onderzoeken waar mogelijkheden zijn om de regeldruk te verminderen. Daarnaast wordt in het wetsvoorstel versterking regie op de volkshuisvesting beroep in één instantie voorgesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, met een termijn voor het doen van uitspraak van zes maanden en uitsluiten van de mogelijkheid tot het instellen van pro forma beroep (de redenen van het beroep moeten binnen de beroepstermijn zijn ingediend). Zo wordt sneller duidelijk of een woningbouwplan door kan gaan.
Herkent u het beeld dat alleen al de dreiging of suggestie van het indienen van een bezwaar of de mogelijkheid van klagende omwonenden of potentieel toekomstig «Not In My Backyard»-gedrag zorgt voor het niet door kunnen gaan van plannen? Zo nee, waarom niet gezien onder andere deze casus? Zo ja, zou u, in afstemming met gemeenten, in kaart willen (laten) brengen hoeveel projecten jaarlijks om deze redenen niet doorgaan?
Het door u geschetste beeld herken ik niet. Het is in de eerste plaats een verantwoordelijkheid van initiatiefnemers, zoals projectontwikkelaars en gemeenten, om de omgeving goed mee te nemen in de planvorming. Participatie van burgers, bedrijven en maatschappelijke organisaties in een vroegtijdig stadium van de voorbereidingsfase van een project of activiteit draagt bij aan de kwaliteit van besluitvorming en vergroting van het draagvlak en daarmee ook tot minder bezwaar- en beroepsschriften.
Verder is het zo dat bij ontwikkelingen in de fysieke leefomgeving veel factoren en belangen een rol spelen. Mocht een project niet doorgaan dan zullen daaraan veelal meerdere oorzaken ten grondslag liggen. Of, en zo ja, hoe vaak een project geen doorgang vindt uitsluitend vanwege de dreiging van bezwaar of beroep, is mij niet bekend. Hierover zijn geen cijfers beschikbaar. Deze cijfers zijn ook niet te achterhalen.
Zou u willen reflecteren op de realiteit dat dit voor heel veel projecten vermoedelijk niet in kaart te brengen is, gezien het feit dat om genoemde redenen (de dreiging of suggestie van het indienen van een bezwaar, de mogelijkheid van klagende omwonenden, of potentieel toekomstig «Not In My Backyard»-gedrag) veel projecten al in de beginfase sneuvelen?
Zie antwoord vraag 29.
Deelt u de opvatting dat een deel van de oplossing voor het beperken van het aantal procedures, en dus het wegnemen van wellicht wel het belangrijkste obstakel voor aanpak van de woningnood, daarmee ligt in de beweging naar oog hebben voor de ander en rekening houden met het gemeenschappelijk belang?
Het is in de eerste plaats een verantwoordelijkheid van initiatiefnemers, zoals projectontwikkelaars en gemeenten, om de omgeving goed mee te nemen in de planvorming. Het desbetreffende overheidsorgaan moet bij het nemen van een besluit alle aan de orde zijnde belangen wegen. Vervolgens is het aan de bestuursrechter om als beroep is ingesteld tegen een besluit van de overheid, aan de hand van hetgeen in beroep naar voren is gebracht (de beroepsgronden) de uitkomst van de door het overheidsorgaan gemaakte belangenafweging (het besluit) te beoordelen.
Deelt u de opvatting dat het recht op een thuis, en in dit geval ook op liefdevolle zorg in de laatste levensfase, boven het recht op uitzicht zou moeten gaan? Zo ja, wat gaat u eraan doen dat deze opvatting concreet gestalte krijgt in hoe met bezwaren en procedures wordt omgegaan?
Zie ook het antwoord op vraag 31. Het is in eerste instantie aan het desbetreffende overheidsorgaan om bij het nemen van een besluit alle aan de orde zijnde belangen te wegen. Vervolgens is het aan de bestuursrechter om als beroep is ingesteld tegen een besluit van de overheid, aan de hand van hetgeen in beroep naar voren is gebracht (de beroepsgronden) de uitkomst van de door het overheidsorgaan gemaakte belangenafweging (het besluit) te beoordelen.
Het is onmogelijk is om op voorhand te bepalen welk belang in een concrete zaak voorrang zou moeten krijgen boven een ander belang. Daartoe moeten de omstandigheden van het geval worden gewogen.
Zou u willen reflecteren op de vraag of dit project vermoedelijk wel doorgang zou hebben kunnen vinden als de naar Kamer gestuurde Wet Versterking regie volkshuisvesting al was ingevoerd? Zo nee, deelt u dan de opvatting dat we dit wetsvoorstel zo snel mogelijk op een zodanige wijze zouden moeten versterken dat dit wel het geval zou zijn geweest? Indien u die opvatting deelt, welke acties verbindt u aan die opvatting?
Zie ook vraag 14 en 15.
In het wetsvoorstel versterking regie volkshuisvesting15 is een grondslag opgenomen voor het bij AMvB tijdelijk kunnen aanwijzen van besluiten voor categorieën projecten waarvan de versnelde uitvoering noodzakelijk is vanwege zwaarwegende maatschappelijke belangen, waarop verschillende procedurele versnellingen van toepassing zijn. In het ontwerpbesluit versterking regie volkshuisvesting zullen woningbouwprojecten van 12 of meer woningen worden aangewezen waarop deze versnellingen van toepassing zijn. Bij een hospice gaat het niet om woningbouw. Daarom vallen hospices niet onder deze regels en ben ik ook geen voorstander om deze er alsnog onder te brengen.
Zou u als laatste willen reflecteren op de vraag hoe we, gezien de genoemde casussen, woonegoïsme het beste kunnen bestrijden? Welke plannen heeft u hiertoe?
De stem van woningzoekenden wordt nu nog onvoldoende gehoord. We ondersteunen daarom lokale initiatieven waar de stem van woningzoekenden structureel wordt verankerd bij woningbouw en bij het woonbeleid. Op landelijk niveau starten we een nieuwe Raad van woningzoekenden.