De huisuitzetting van studenten ten behoeve van asielzoekers |
|
Joram van Klaveren (GrBvK) |
|
Klaas Dijkhoff (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD), Stef Blok (minister zonder portefeuille binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (VVD) |
|
|
Bent u bekend met het artikel «300 bewoners moeten weg uit containerwoningen Houthavens»?1
Ja.
In hoeverre klopt het dat grote groepen studenten hun woning dienen te verlaten om plaats te maken voor asielzoekers?
De stelling dat grote groepen studenten hun woning dienen te verlaten om plaats te maken voor asielzoekers klopt niet.
De woonunits op de Houthavens werden sinds 2004 tijdelijk verhuurd aan studenten voor een periode van vijf jaar. Deze periode is steeds verlengd omdat de nieuwbouw die voor dit gebied gepland staat, vertraagde. Begin dit jaar werd duidelijk dat de tijdelijke woonunits op 1 augustus 2015 definitief plaats moesten maken voor nieuwbouw. Vanaf 1 augustus 2015 zijn de tijdelijke woonunits op basis van «anti-kraak» tegen een lage vergoeding in gebruik gegeven aan zogenaamde «bruikleners», waaronder studenten. De bruikleenovereenkomst heeft een opzegtermijn van één maand.
Woningcorporatie De Key en de gemeente Amsterdam hebben onderzocht of de tijdelijke woonunits hergebruikt kunnen worden op andere locaties. Van de tijdelijke units worden 116 hergebruikt voor studentenhuisvesting op Zeeburgereiland en 550 units worden hergebruikt in het project Riekerhaven voor een community van 250 jonge starters en studenten en 250 jonge statushouders. Volgens de gemeente Amsterdam komt er, vooralsnog in 2017, op een andere locatie op de Houthavens een asielzoekerscentrum. Dit asielzoekerscentrum is al langere tijd gepland en staat los van het bovengenoemde.
Studenten zijn dus niet de dupe geworden van de instroom van asielzoekers. In voortgangsrapportage Landelijk Actieplan Studentenhuisvesting, die ik in september 2015 naar de Kamer heb gestuurd, heb ik gerapporteerd dat de woningmarkt voor studentenhuisvesting steeds beter in balans komt. De doelstelling voor realisatie van 16.000 extra studenteneenheden loopt op schema en wordt naar verwachting overtroffen. In Amsterdam zijn sinds de ondertekening van het actieplan alleen al door sociale studentenhuisvesters, die verenigd zijn in Kences, 2.417 studenteneenheden gerealiseerd. 1.479 studenteneenheden zijn in aanbouw en 1.585 eenheden zijn in voorbereiding.
Welke oplossing heeft u bedacht voor de studenten die de dupe worden van de massale instroom van asielzoekers en het falende beleid, en nu dus zonder woonruimte (zijn) komen te zitten?
Zie antwoord vraag 2.
Kunt u aangeven waarom u van mening bent dat asielzoekers met een verblijfsvergunning per definitie urgenter zijn dan o.a. studenten, als het gaat om de zoektocht naar woonruimte?
In mijn brief van 2 oktober jl. (Kamerstuk 19 637, nr. 2053) licht ik toe dat het kabinet een «huisvestingsvoorziening» onderzoekt. Dit houdt in dat vergunninghouders die uit het COA uitstromen worden gehuisvest in woonruimte waarbij geen sprake hoeft te zijn van een zelfstandige woning. Deze huisvesting kan in de vorm van demontabele bouw op braakliggende grond, in leegstaande kantoren en ander vastgoed, of andere kleine, innovatieve concepten. Op deze wijze kan door gemeenten voldaan worden aan de taakstelling op grond van de Huisvestingswet en wordt invulling gegeven aan de urgente status van vergunninghouders. Door het gebruik van de huisvestingsvoorziening kan de instroom van statushouders opgevangen worden, de wachttijd in de COA-opvang worden verkort en kan tegelijkertijd de bestaande voorraad sociale huurwoningen ontzien worden.
Bent u bereid om te bevorderen dat de voorrangsregeling voor verblijfsgerechtigden c.q. statushouders (asielzoekers met een verblijfsvergunning) uit de wet wordt geschrapt? Zo nee, waarom laat u deze situatie van categoriale ongelijkheid bestaan?
Zoals ik in mijn antwoord op vraag 4 heb toegelicht, werkt het kabinet aan oplossingen die de druk op de reguliere sociale woningvoorraad kunnen verlichten. Zo kan voorkomen worden dat andere groepen woningzoekenden, waaronder studenten, geconfronteerd worden met langere wachttijden. Om die reden wordt de voorrangsregeling voor verblijfsgerechtigden uit de Huisvestingswet geschrapt. Hiermee geef ik tevens invulling aan de aangenomen motie zoals die door het lid Van der Linde bij de begrotingsbehandeling van Wonen en Rijksdienst is ingediend (Kamerstuk 34 300 XVIII, nr. 9). Deze motie vraagt eveneens om asielzoekers met een tijdelijke verblijfsvergunning als voorrangscategorie uit de Huisvestingswet te schrappen.
Het bericht dat gemeenten uitbreidingsvergunningen voor nertsenhouderijen goedkeuren |
|
Jeroen Recourt (PvdA), Tjeerd van Dekken (PvdA) |
|
Sharon Dijksma (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (PvdA) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Verbod en tóch meer nertsen erbij, Gemert-Bakel en Laarbeek keuren uitbereiding goed?1
Ja.
Is het waar dat sinds de rechtbank de Wet op het verbod op de pelsdierhouderij (hierna: de wet) heeft geschorst alleen al in Noord-Brabant zes gemeenten vergunningen hebben verleend voor het houden van duizenden volwassen nertsen en er in Brabant in totaal bijna 15.000 volwassen nertsen bij zijn gekomen?
Ik kan bevestigen dat in de provincie Noord-Brabant sinds de inwerkingtreding van de Wet verbod pelsdierhouderij op 15 januari 2013 in totaal voor acht bedrijven omgevingsvergunningen zijn afgegeven voor de uitbreiding van het aantal dieren. In totaal gaat het, sinds 15 januari 2013, om bijna 15.000 moederdieren. Dit is het totaal van uitbreidingsvergunningen minus een aantal ingetrokken vergunningen. De provincie Noord-Brabant kan niet bevestigen of de kooien voor het aantal vergunde dieren ook daadwerkelijk gerealiseerd zijn. Het verkrijgen van een omgevingsvergunning betekent niet dat de pelsdierhouder ook in strijd met de Wet verbod pelsdierhouderij heeft gehandeld.
Zijn er andere gemeenten buiten Noord-Brabant waar er nertsenhouderijen bij zijn gekomen of waar uitbreidingen hebben plaatsgevonden sinds de wet is geschorst?
Het is nog niet bekend of in Noord-Brabant sprake is van daadwerkelijke realisatie van de omgevingsvergunningen voor uitbreiding. Het valt niet uit te sluiten dat er buiten de provincie Noord-Brabant nertsenhouderijen zijn bij gekomen dan wel zijn uitgebreid sinds het moment dat de wet buiten werking was gesteld. De Wet verbod pelsdierhouderij was in de periode 21 mei 2014 tot 10 november 2015 door de rechtbank buitenwerking gesteld en de NVWA heeft daarom in deze periode de wet niet kunnen handhaven.
Wat is uw reactie op de uitspraken van het College van gedeputeerde staten van Noord-Brabant, dat stelt niet de instrumenten te hebben om de ongewenste nieuwe vestiging of uitbreiding van nertsenhouderijen te voorkomen?
Het verlenen van omgevingsvergunningen is een bevoegdheid van gemeenten met een toetsing op milieu en bouwaspecten welke los staat van de Wet verbod pelsdierhouderij, die op een ethische afweging is gebaseerd. Dergelijke vergunningen kunnen, onafhankelijk van de Wet verbod pelsdierhouderij verleend worden.
Uit een recente uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State blijkt echter wel dat gemeenten bij de vormgeving van hun bestemmingsplannen rekening kunnen houden met de Wet verbod pelsdierhouderij (26 augustus 2015, ECLI:NL:RVS:2015:2718). Deze rechtszaak ging over een bestemmingsplan waarin alleen bestaande pelsdierhouderijen waren toegestaan. Het bestemmingsplan bood, gelet op de Wet verbod pelsdierhouderij, geen ruimte voor nieuwe pelsdierhouderijen. De Afdeling achtte dit toelaatbaar. De Afdeling overwoog dat aan de Wet verbod pelsdierhouderij weliswaar geen ruimtelijk motief ten grondslag ligt, maar dat de gemeente rekening mocht houden met de ruimtelijke gevolgen van die wet en de gevolgen van de wet voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan. Dat de Wet verbod pelsdierhouderij door de rechtbank Den Haag buiten werking was gesteld, leidt volgens de Afdeling niet tot een ander oordeel. De gemeente mocht, aldus de Afdeling, belangrijke betekenis toekennen aan het door de wetgever beoogde verbod op pelsdierhouderijen.
Wat kunt u, nu de wet tijdelijk buiten werking is gesteld, doen om de uitbreiding van nertsenhouderijen te stoppen?
Zoals aangegeven in mijn brief van 11 november 2015 (Kamerstuk 30 826 nr. 41) onderzoek ik op dit moment met het Openbaar Ministerie wat de gevolgen zijn van het arrest van het gerechtshof Den Haag voor de handhaving van de Wet verbod pelsdierhouderij. De Nederlandse Federatie van Edelpelsdierhouders (NFE) kan in cassatie gaan bij de Hoge Raad.
Wanneer verwacht u een definitieve uitspraak in de beroepsprocedure die u heeft aangespannen tegen het opschorten van de wet?
Zie antwoord vraag 5.
Investeringen in gezondheidsinnovaties |
|
Lea Bouwmeester (PvdA) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
![]() |
Kent u het bericht «De geboorte van een huidkanker-app», waarin staat dat het voor start-ups op het gebied van digital healthcare moeilijk is om een idee uit te werken en op de markt te brengen?1
Ja
Hoe stimuleert u de ontwikkeling van deze nieuwe ideeën, waar mogelijk zowel gezondheidswinst als kostenbesparing mee is te behalen?
In twee recente brieven aan de Tweede Kamer, te weten Medische technologische innovatie en topsector Life Science & Health2 en Voortgangsrapportage eHealth en zorgverbetering3, is toegelicht wat wij doen om de ontwikkeling van zorgvernieuwing te stimuleren. Acties worden ingezet rondom de juiste informatie op de juiste plek op het juiste moment, meer kennis delen, ruimte en aanpassing in de bekostiging en het vergroten van bewustwording. Daarnaast investeert VWS de komende twee jaar ruim € 127 miljoen in duurzame medisch technologische innovatie.
Hoe ziet u de ontwikkeling van start-ups in combinatie met feit dat zorgverzekeraars vaak pas willen investeren wanneer ideeën al in grote mate zijn uitgewerkt? Deelt u de mening dat hier een gat tussen ideeën en uitvoering zit?2
Zorgverzekeraars zijn verantwoordelijk voor het doelmatig inkopen van kwalitatief goede zorg en hebben derhalve baat bij start-ups en zorgvernieuwing. Strikt genomen hebben zij echter geen taak in het ontwikkelen van start-ups. Ik onderschrijf dat het niet eenvoudig is voor start-ups om – met name het vroege ontwikkelstadium – investeerders te vinden. Om het gat tussen idee en uitvoering zo klein mogelijk te maken en start-ups te bevorderen heb ik een start-up netwerk geïnitieerd. Dit netwerk moet de start-ups in verbinding brengen met investeerders, juridische kennis, systeemkennis, maar ook met de gebruikers van de nieuwe technologie: de patiënten en verzekeraars.
Welke mogelijkheden ziet u om ook kansrijke start-ups die nog niet ver doorontwikkeld zijn een kans te geven?
Zie antwoord vraag 3.
Wat is de rol van zorgverzekeraars in dezen? Is de inzet van winst van zorgverzekeraars volgens u een mogelijkheid om ook deze start-ups van financiering te voorzien? Zo nee, waarom niet?
De hoogte van de premie, de kwaliteit van de zorg die zij inkopen en de wijze waarop de zorgverzekeraars het premiegeld investeren om de gunst van de verzekerde te winnen zijn belangrijke elementen waarop zij zich van elkaar onderscheiden. De zorgverzekeraars zijn, mits zij voldoen aan de solvabiliteitseisen, vrij om premie-inkomsten te besteden aan de financiering van start-ups.
Indien deze gezondheidsinnovaties worden gefinancierd met publiek zorggeld, hoe kan worden bewerkstelligd dat deze innovaties voor het brede publiek ten goede komen?
Op dit moment vinden innovaties met bewezen potentie helaas nog maar beperkt hun weg naar landelijke toepassing. Afhankelijk van het soort innovatie zijn er verschillende manieren waarop innovatie in de reguliere dagelijkse zorgprocessen geborgd kan worden en daarmee aan het brede publiek ten goede kan komen. Met het verzekerde pakket en richtlijnen en standaarden van beroepsgroepen kan er bijvoorbeeld landelijk gezorgd worden dat vernieuwing in de zorg komt. Echter de inkoop van innovatieve zorg is meestal niet landelijk georganiseerd, maar regionaal of lokaal bijvoorbeeld door verzekeraars en gemeenten.
Is het u bekend dat er verschillende handvatten voor zorgvernieuwers, zoals websites als watwildezorgverzekeraar.nl, zorgvoorinnoveren.nl en innovatieroutesindezorg.nl bestaan? Is er een mate van overlapping tussen deze platforms en is hier overeenstemming over?
Deze initiatieven en bijbehorende websites zijn mij bekend. Ze zijn gericht op ondersteuning en kennisdeling ten behoeve van innovatie in de zorg. Zorgvoorinnoveren.nl is een samenwerking tussen VWS, ZonMw, NZa en het Zorginstituut Nederland. De verschillende websites zijn ontwikkeld vanuit het eigen perspectief van de initiatiefnemers. Dit neemt niet weg dat er, mede op initiatief door Zorg voor Innoveren, afstemming en overleg plaatsvindt om gebruik te maken van de inhoud van de websites, naar elkaar te kunnen doorverwijzen en dubbelingen te voorkomen.
Het bericht ‘Diervriendelijke subsidiepotjes.’ |
|
Helma Lodders (VVD) |
|
Sharon Dijksma (staatssecretaris economische zaken) (PvdA) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Diervriendelijke subsidiepotjes»?1
Ja.
Is het waar dat het hier gaat om de 29,94 miljoen euro die Nederland via de nationale enveloppe krijgt vanuit de Europese Commissie?
Ja.
Hoe leveren deze subsidiepotjes een bijdrage aan het uitgangspunt van een structurele verbetering van de markpositie zoals staat te lezen in het verslag van de afgelopen informele Landbouwraad op 13, 14 en 15 september jl.?2 (Kamerstuknummer 2015Z16887)?
De inzet van de Europese middelen voor de melkveehouderij zijn gericht op een verdere verduurzaming van deze sector. Deze middelen dragen bij aan een verbetering van de concurrentiekracht en de exportperspectieven van de zuivelsector naar de Noordwest-Europese kwaliteitsmarkten.
Voor de varkenshouderij zullen de middelen worden ingezet voor een toekomstgerichte herstructurering en het versterken van de marktkracht en marktoriëntatie van de varkenshouders. Daarbij wil ik aansluiten op de voorstellen die worden ontwikkeld door de Regiegroep vitale varkenshouderij onder leiding van de heer Rosenthal. De maatregelen dragen bij aan het richten van de productie op kwaliteit en aan een verbetering van de concurrentiekracht en de exportpositie van de Nederlandse varkenshouderij.
Een deel van de envelop zal worden ingezet om de realisatie van mestverwerkingsinitiatieven financieel te stimuleren. De mestafzetkosten voor veehouders zijn momenteel hoog. Uitbreiding van de mestverwerkingscapaciteit is nodig voor een duurzaam evenwicht op de Nederlandse mestmarkt en het op termijn komen tot een verlaging van de mestafzetkosten. Dit draagt bij aan het beheersen van de kostprijs en het verbeteren van de concurrentiekracht van de melkvee- en varkenshouderij.
Is deze 29,94 miljoen euro bedoeld om de crisis in de agrarische sector aan te pakken? Of om via subsidies verdergaande milieumaatregelen door te voeren?
Deze middelen zullen worden ingezet voor de verdere verduurzaming van de melkveehouderij, de vitalisering van de varkenshouderij en het stimuleren van mestverwerking voor de melkvee- en varkenshouderij. Het maatregelpakket werk ik uit in overleg met het bedrijfsleven. Ik verwijs u hierbij naar mijn brief aan de Tweede Kamer van 24 september jl. (Kamerstuk 21 501-32, nr. 877).
Hoe dragen deze subsidiespotjes bij aan het beter beheersbaar houden van de kostprijs? Zijn deze maatregelen niet juist kostprijsverhogend?
Zie antwoord vraag 3.
Is het bericht waar dat een deel van het geld ingezet wordt voor milieu en diervriendelijkere stallen? Zo ja, op basis van welke voorwaarden worden deze gelden ingezet? In hoeverre maken deze maatregelen het verschil in kostprijs hoger ten opzichte van de landen om ons heen?
Nee.
Op welke manier dragen deze subsidiepotjes bij aan de concurrentiekracht van de Nederlandse agrarische sector? Kunt u dit per maatregel en potje aangeven?
Zie antwoord vraag 3.
De Nederlandse agrarische sector is van grote waarde voor de export; hierin moet deze sector concurreren met omringende landen; hoe verbeteren deze subsidiepotjes de exportpositie van de Nederlandse agrarische sector?
Zie antwoord vraag 3.
Bent u bekend met het artikel «Weidevogelbeheer is dweilen met de geldkraan open»?3
Ja.
Is het bij gebrek aan feiten zinnig om gemeenschapsgeld in te zetten op maatregelen die het aantal weidevogels moeten vermeerderen terwijl we de oorzaak van weidevogelverliezen niet weten? Zo ja, op basis van welk onderzoek is de inzet van gemeenschapsgeld gerechtvaardigd?
De inzet van gemeenschapsgeld is gerechtvaardigd op basis van diverse onderzoeken, waaronder de hieronder weergegeven wetenschappelijke publicaties (peer-reviewed artikelen en/of proefschriften) uit de afgelopen jaren.4
Bovendien is binnen agrarische natuurverenigingen in de loop der tijd veel kennis over weidevogelbeheer opgedaan op basis van ervaringen en best practices. Het is belangrijk dat die kennis en ervaringen worden ontsloten voor andere agrariërs die zich in weidevogelbeheer willen bekwamen.
Wanneer kan de Kamer de informatie verwachten over de verdere invulling van de subsidiepotjes en de besteding van de 29,94 miljoen euro vanuit de Europese Commissie?
Ik heb u hierover geïnformeerd in mijn brief aan de Tweede Kamer van 24 september jl. (Kamerstuk 21 501-32, nr. 877).
‘Aanranding Almeerse door drie asielzoekers’ en ‘Kans op geweld tegen christenen is 100 procent’. |
|
Malik Azmani (VVD), Halbe Zijlstra (VVD) |
|
Klaas Dijkhoff (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Bent u op de hoogte van de actuele berichtgeving dat een 18-jarige vrouw uit Almere in de nacht van zaterdag op zondag is aangerand door drie bewoners van een asielzoekerscentrum (AZC)?1
Ja.
Bent u op de hoogte van de berichtgeving dat de kans op geweld tegen christenen in AZC honderd procent is?2
Ja. Dit artikel gaat overigens over de opvangsituatie in Duitsland.
Deelt u de mening dat het onacceptabel is dat asielzoekers een bedreiging vormen voor de openbare orde en veiligheid binnen en buiten AZC’s?
Ja. Zoals aangegeven tijdens het vragenuur van 29 september jl. en het algemeen overleg met uw Kamer van 30 september jl. vind ik het uitermate kwalijk en verwerpelijk als asielzoekers zich hier schuldig aan maken.
Deelt u de mening dat alle asielzoekers zich te houden hebben aan de fundamentele Nederlandse normen en waarden, waaronder de vrijheid van godsdienst en gelijkheid tussen mannen en vrouwen en homo's en hetero's?
Ja.
Deelt u de mening dat asielzoekers die denken dat ze in Nederland de sharia kunnen invoeren beter asiel kunnen aanvragen in een Islamitisch land zoals Saudi-Arabië?
Ik deel het oordeel dat er binnen Nederland geen plaats is voor asielzoekers die niet voornemens zijn zich te houden aan de Nederlandse wet.
Bent u op de hoogte van de berichtgeving dat in Duitsland christenen van moslims worden gescheiden in de opvangcentra?
Ja.
Deelt u de mening dat dit symptoombestrijding is en dat juist de oorzaak moet worden weggenomen?
Ja. Wie asiel aanvraagt in Nederland, dient de Nederlandse waarden te respecteren. Een aanspraak doen op onze veiligheid en vrijheid betekent ook de veiligheid en vrijheid van een ander respecteren.
Deelt u de mening dat de asielaanvraag van asielzoekers die deze waarden en normen niet volledig respecteren en daar naar handelen onmiddellijk moet worden afgewezen en moeten worden uitgezet?
Het COA heeft huisregels die bij binnenkomst op een locatie door de bewoner moeten worden ondertekend. Deze regels omvatten het respecteren van anderen en het verbod op discriminatie. Personeel van het COA ziet er vervolgens op toe dat de regels worden nageleefd en spreken bewoners aan op ongewenst gedrag. Het COA heeft de mogelijkheid om een maatregel op te leggen wanneer een bewoner een huisregel overtreedt. Het COA heeft ook de mogelijkheid bewoners over te plaatsen naar een andere locatie: om spanningen voor te zijn, of in reactie op een incident. Voor zaken die de openbare orde raken wordt altijd de politie ingeschakeld.
Het kabinet acht het van belang dat wanneer de Nederlandse wetgeving wordt overtreden er steeds adequaat wordt opgetreden. Wanneer dit leidt tot een strafrechtelijke veroordeling van een asielzoeker, betrekt de IND deze veroordeling bij de behandeling van het asielverzoek en kan dit binnen de kaders van de Nederlandse regelgeving leiden tot afwijzing (of intrekking) van de asielvergunning.
In het algemeen overleg met uw Kamer van 30 september jl. over onder meer de verhoogde instroom heb ik uw Kamer toegezegd met nadere voorstellen te komen hoe binnen de bestaande EU-kaders een aanscherping van de nationale regelgeving op dit punt kan worden gerealiseerd om zo eerder en vaker een asielvergunning te kunnen weigeren en intrekken wanneer een asielzoeker de Nederlandse wet overtreedt. Zoals ik in het betreffende algemeen overleg heb aangegeven zal ik uw Kamer daarover informeren.
Bent u, zo nodig, bereid de regelgeving aan te passen, zodat de aanvraag van deze asielzoekers zo snel mogelijk kan worden afgewezen en zij onverwijld kunnen worden uitgezet? Zo nee, waarom niet? Zo ja, bent u bereid de Kamer over een aanpassing van de regelgeving te informeren?
Zie antwoord vraag 8.
Fraude met emissiesoftware door Volkswagen |
|
Eric Smaling |
|
Wilma Mansveld (PvdA), Sharon Dijksma (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (PvdA) |
|
In hoeverre wordt het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (op het onderdeel NOx) ondermijnd door de uitstootfraude in de auto-industrie en wat gaat u hier aan doen?1
Het luchtkwaliteitbeleid hoeft naar aanleiding van de softwarefraude bij Volkswagen niet te worden aangepast. De beleidskeuzen daarvoor worden namelijk gebaseerd op modellen waaraan gemeten NOx-emissies van de auto’s op de weg onder praktijkomstandigheden ten grondslag liggen. Hierbij is grotendeels al meegenomen dat de praktijk NOx-uitstoot van dieselauto’s flink hoger is dan de norm. De laatste inzichten in praktijkemissies zoals op 6 juli gedeeld met uw Kamer zullen nog wel verwerkt moeten worden in deze modellen. Dit loopt mee met de jaarlijkse update die rond maart volgend jaar beschikbaar komt. De tegenvallende prestaties van de dieselauto’s zorgen ervoor dat er meer werk moet worden verzet om de normen te halen, omdat er vooral in de grote steden nog hardnekkige knelpunten zijn. In het kader van het Actieplan Lucht kijk ik samen met de steden welke extra maatregelen er nodig zijn om de normen te halen én om de luchtkwaliteit verder te verbeteren. Uw Kamer wordt hierover in november geïnformeerd.
In hoeverre wordt de Programmatische Aanpak Stikstof (en in het bijzonder de aannames in het model Aerius) ondermijnd door de uitstootfraude in de auto-industrie en wat gaat u hier aan doen?
In de Programmatische Aanpak Stikstof (PAS) en in AERIUS is gebruik gemaakt van emissiefactoren gebaseerd op gemeten NOx-emissies van auto’s op de weg onder praktijkomstandigheden. Dit betekent dat de hogere uitstoot is meegenomen in de berekeningen van de ontwikkelingen van stikstofdeposities.
De tegenvallende prestaties van dieselauto’s zorgen ervoor dat de daling van de stikstofdeposities als gevolg van het wegverkeer iets minder groot is dan wanneer aan de normen zou zijn voldaan. In de PAS is hier al rekening mee gehouden.
Het bericht ‘Vijfsterren verpleeghuis in Bavel’ |
|
Renske Leijten (SP), Henk van Gerven (SP) |
|
Martin van Rijn (staatssecretaris volksgezondheid, welzijn en sport) (PvdA) |
|
![]() |
Wat is uw reactie op het bericht dat er een vijfsterren verpleeghuis in Bavel komt?1
Ik heb kennisgenomen van het bericht «vijfsterren verpleeghuis in Bavel». In de Wlz is een gelijk recht op verantwoorde en kwalitatief goede zorg vastgelegd voor iedereen die op de Wlz is aangewezen. Het staat cliënten vrij om afspraken te maken over aanvullende diensten en die dan zelf te betalen. Zij kunnen bovendien op grond van de Wlz er voor kiezen om het verblijf zelf te regelen en te bekostigen. Dit laat onverlet dat er voor iedereen zorg met voldoende aandacht en goed opgeleid personeel bereikbaar moet zijn, ongeacht de grootte van zijn of haar portemonnee. Het genoemde initiatief doet daar niets aan af.
Bent u het er mee eens dat hier sprake is van klassenzorg voor rijken en ondermaatse reguliere zorg voor mensen die het niet zelf kunnen betalen, wat bestreden moet worden? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie antwoord vraag 1.
Bent u het ermee eens dat dit soort initiatieven ontstaan bij de gratie van ondermaatse reguliere zorg of ontbrekende toegang tot reguliere zorg? Zo neen, waarom niet? Zo ja, wat gaat u hieraan doen?
Zie antwoord vraag 1.
Bent u ervan op de hoogte dat een plekje in het verpleeghuis € 8.000 per maand kost, waarvan de overheid meer dan de helft betaalt? Vindt u dat dit mogelijk moet worden gemaakt vanuit de collectiviteit? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie antwoord vraag 1.
Herinnert u zich uw antwoorden op eerdere vragen over het bedrijf Martha Flora, waarin u aangaf dat met name cliënten met een persoonsgebonden budget (pgb) kiezen voor het concept van Martha Flora; en dat ook in het Martha Flora-verpleeghuis in Bavel vooral mensen met een pgb hun intrek zullen nemen? Wat is uw oordeel hierover? Vindt u dat dergelijke zorg uit het pgb-budget betaald moet worden?
Cliënten die opteren voor de leveringsvorm van het pgb kiezen er voor om in een door hen zelf gekozen woonomgeving te verblijven en die ook zelf te betalen. Het pgb is bedoeld om Wlz-verzekerde zorg in te kopen waar de cliënt op is aangewezen. Dit kan ook in een instelling zoals in de vraag bedoeld.
Hoe gaat u uitholling van de reguliere zorg voorkomen als dit soort private huizen hand over hand toeneemt? Kunt u uw antwoord toelichten?
Kwalitatief goede zorg moet voor een ieder toegankelijk zijn, ongeacht de grootte van de portemonnee. Het organiseren van extra zorg, bovenop de reguliere zorg vanuit de collectieve middelen, staat deze visie niet in de weg. Daarnaast houdt de Inspectie voor de Gezondheidszorg voortdurend toezicht op de kwaliteit van zorg.
Worden de Martha Flora-verpleeghuizen toegelaten via de Wet toelating zorginstellingen (Wtzi)? Zo nee, deelt u de mening dat dit wel zou moeten? Zo ja, waarom kan men in die huizen dan niet terecht voor zorg in natura? Ontstaat op deze wijze niet een tweedeling en ongewenste tegenstelling tussen mensen met en zonder een pgb?
Martha Flora heeft geen Wtzi-toelating aangevraagd. Voor het leveren van Wlz-verzekerde zorg aan budgethouders is dit ook niet vereist. Het staat instellingen vrij om zich alleen te richten op pgb-houders en geen afspraken te maken met zorgkantoren over de levering van zorg in natura. De genoemde tweedeling zie ik niet ontstaan, omdat de Wlz een gelijk recht op zorg garandeert voor iedereen die daarop is aangewezen.
Klopt het dat er in Bavel op dit moment een woningtekort is voor ouderen die geen grote portemonnee hebben, en dat zij gedwongen zijn te verhuizen naar een ander dorp?
Het is de verantwoordelijkheid van corporaties en gemeenten om hierin te voorzien.
Zijn het de ouderen van Bavel die met deze zorgvorm verder zijn geholpen?
Het zorgkantoor in de betreffende regio is verplicht om Wlz-cliënten te bemiddelen naar een passend zorgaanbod. Er hebben mij geen signalen bereikt dat in deze regio een capaciteitstekort zou zijn.
Herinnert u zich dat u in antwoord op eerdere vragen over het bedrijf Martha Flora aangaf dat zorg met voldoende aandacht voor de bewoners en voldoende en goed opgeleid personeel voor iedereen bereikbaar moet zijn, ongeacht de grootte van zijn of haar portemonnee, maar dat een extra bijdrage van € 3.750 per maand voor veel mensen niet op te brengen is? Deelt u de mening dat het hier gaat om klassenzorg voor de rijken? Deelt u vervolgens de mening dat hiermee een stap naar tweedeling wordt gezet? Kunt u uw antwoord toelichten?2
Zie het antwoord op de vragen 1–4, 5 en 7.
Heeft u kennisgenomen van het bericht dat de Raad van Ministers van de EU-lidstaten (hierna: Raad) van mening is dat de Europese Ombudsman niet bevoegd is om onderzoek te doen naar de transparantie van trilogen tussen EC, EP en ER?1
Ja.
Wat is de onderbouwing van deze reactie van de Raad, en wat is uw opvatting over deze stellingname? Welke positie heeft Nederland hierin ingenomen?
Het document zoals gepubliceerd op Statewatch (document 11873/15) is in Raadsverband niet besproken. Op 29 oktober jl. stond de officiële reactie (13281/15) van de Raad geagendeerd. Nederland is akkoord gegaan met de reactie. Binnen de Raad leven vragen over de reikwijdte van het onderzoek van de Europese ombudsman in het licht van de argumenten voor het vermoeden van wanbeheer bij trilogen. Nederland heeft begrip voor deze afwegingen. Ook voor Nederland geldt dat artikel 228 van het EU-Werkingsverdrag en het statuut van de Europese Ombudsman leidend zijn voor de bevoegdheden van de ombudsman. Om deze reden kon Nederland instemmen met de reactie zoals voorgesteld door het huidige voorzitterschap. Ook hebben zowel het Europees parlement als de Europese Commissie langs dezelfde lijn gereageerd.
Dat laat onverlet dat het kabinet van mening is dat transparantie met betrekking tot trilogen verbeterd kan worden. Dit heeft Nederland dan ook actief naar voren gebracht in raadsverband bij de behandeling van de reactie.
Deelt u de mening dat het in het belang van de Europese burger en het democratische proces is dat de trilogen, waar op Europees niveau zeer gewichtige politieke deals worden gesloten, transparanter kunnen en moeten worden? Zo ja, kunt u dit toelichten?
Het kabinet hecht grote waarde aan transparantie binnen het Europese besluitvormingsproces en draagt dit binnen de Europese Unie actief uit. Zo heeft het kabinet het initiatief genomen om met Denemarken, Estland, Finland, Slovenië en Zweden een gezamenlijk non-paper op te stellen om de transparantie binnen het Europese besluitvormingsproces binnen de Raad onder de aandacht te brengen en te verbeteren. In dit non-paper wordt ook speciale aandacht geschonken aan het vergroten van de transparantie met betrekking tot trilogen. Dit non-paper is op 26 juni 2015 aan uw Kamer gestuurd (zie Kamerstuk: 21501-02-1512). Hoewel de marges beperkt zijn, blijft Nederland zich samen en in overleg met de bovengenoemde lidstaten, binnen de Raad inzetten voor meer transparantie.
Deelt u de mening dat de Europese Ombudsman, die juist tot voorname taak heeft om het Europees bestuur te kunnen onderzoeken op goed bestuur, waaronder de openbaarheid van documenten en correspondentie met burgers, onbetwist bevoegd zou moeten zijn om de transparantie van het instrument van de trilogen te onderzoeken? Zo ja, kunt u dit toelichten? Zo nee, waarom niet?
Met betrekking tot de bevoegdheden van de ombudsman, zijn artikel 228 van het EU-Werkingsverdrag en het statuut van de Europese Ombudsman leidend. De ombudsman kan op eigen initiatief dan wel naar aanleiding van een klacht een onderzoek starten naar mogelijk wanbeheer bij het optreden van de instellingen, organen of instanties van de Unie, met uitzondering van het Hof van Justitie en het Gerecht. Indien de ombudsman een geval van wanbeheer ontdekt, kan hij aanbevelingen doen om dit te verhelpen.
Bent u bereid namens Nederland alsnog sterk aan te dringen op volledige instemming en coöperatie met het onderzoek van de Europese Ombudsman? Zo ja, op welke wijze kunt u dit signaal overbrengen? Kunt u het verdere proces van dit onderzoek van de Europese Ombudsman schetsen en aangeven hoe dit nu verder zal gaan?
Op maandag 28 september is de Europese Ombudsman in haar openingsspeech van het door haar georganiseerde evenement «Trilogues and transparent law-making» kort ingegaan op het traject van het onderzoek. Aangegeven is dat het onderzoek zich in een vroeg stadium begeeft. De drie Europese instellingen zijn benaderd met de vraag om mee te werken aan het onderzoek. Deze reacties en gegevens van de instellingen op het verzoek worden door de ombudsman als onderdeel gezien van een bredere «mapping exercise». Een exercitie, voorafgaand aan een publieke consultatie, om een overzicht te verkrijgen van de noodzakelijke documenten gerelateerd aan trilogen. Voor de positie van Nederland verwijs ik naar het antwoord op vraag 2.
Kunt u tevens uiteenzetten hoe dit standpunt van de Raad zich verhoudt tot het recente pakket voor Betere Regelgeving van de Europese Commissie, een uitgebreide agenda voor het transparanter en beter maken van Europese regelgeving? Op welke wijze zouden de uitkomsten van het onderzoek van de Europese Ombudsman over trilogen juist mooi in het verlengde van de uitvoering van dat pakket kunnen liggen?
Nederland is voorstander van een ambitieuze Europese agenda voor betere regelgeving. Nederland zou graag zien dat ten aanzien van transparantie in het Europese besluitvormingsproces voortgang wordt geboekt (zie Kamerstuk 22 112 nr 1984). Nederland heeft in de standpuntbepaling van de Raad steeds benadrukt dat transparantie beter moet worden vastgelegd in het IIA en zal zich daarvoor blijven inzetten in samenwerking met andere gelijkgezinde lidstaten. Op het moment dat de resultaten van het onderzoek openbaar zijn, kan worden bezien hoe deze kunnen worden betrokken bij de uitvoering van het pakket voor betere regelgeving.
Bent u bereid deze vragen te beantwoorden voorafgaand aan het Algemeen overleg over de Raad Algemene Zaken voorzien op 8 oktober aanstaande?
Hierbij doe ik u de beantwoording zo spoedig mogelijk toekomen na de behandeling van het verzoek van de ombudsman in raadsverband.
De internetverkoop van de NIPT |
|
Carla Dik-Faber (CU) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
![]() |
Kent u de website bloedwaardentest.nl? Is u bekend dat de Niet Invasieve Prenatale Test (NIPT) via deze website wordt verkocht?1
Ja, ik ken deze website. En ja, dat is mij bekend.
Kunt u aangeven sinds wanneer de NIPT online te koop wordt aangeboden? Hoeveel NIP-testen zijn inmiddels verkocht?
Ik heb niet de beschikking over verkoopcijfers en andere verkoopinformatie van deze organisatie.
Deelt u de mening dat bij online verkoop van de NIPT geen sprake is van goede voorlichting en begeleiding van zwangere vrouwen?
Ik ben niet bekend met de wijze van voorlichting en begeleiding door deze organisatie, dus ik kan dat niet beoordelen. In Nederland hebben we allerlei waarborgen voor de kwaliteit van de uitvoering van WBO-vergunningplichtig onderzoek, waaronder goede counseling en begeleiding. Ik hecht daar aan.
Hoe beoordeelt u de online verkoop van de NIPT in relatie tot uw beleid om de NIPT alleen aan te bieden aan een specifieke groep zwangere vrouwen in acht universitaire medische centra in het kader van de TRIDENT-studie?
Zie antwoord vraag 3.
Herinnert u zich uw antwoord op eerdere vragen over het aanbieden van de NIPT, waarin u stelde dat «Nederlandse zorgaanbieders die samenwerken met buitenlandse laboratoria mogelijk de Wet op het bevolkingsonderzoek (Wbo) overtreden»? Deelt u de mening dat het aanbieden van de NIPT buiten de universitaire medische centra illegaal is? Zo nee, waarom niet?2
Ja, deze antwoorden herinner ik mij. Indien sprake is van aanbod in de zin van de WBO, dan valt dit aanbod onder de reikwijdte van deze wet. De IGZ toetst of ook daadwerkelijk sprake is van overtreding van de WBO. De website bloedwaardentest.nl is dan ook gemeld bij de IGZ als mogelijke overtreding. In haar onderzoek neemt IGZ ook de relatie met U-Diagnostics mee.
Kunt u bevestigen dat bloedwaardentest.nl en U-Diagnostics, het laboratorium waar het bloed van zwangere vrouwen wordt afgenomen ten behoeve van de NIPT, de Wbo overtreden? Bent u voornemens handhavend op te treden? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 5.
Kunt u aangeven wat de banden zijn tussen het Universitair Medisch Centrum in Utrecht en U-Diagnostics?
Of er een link is tussen het UMCU en U-Diagnostics inzake NIPT, zal uit het onderzoek van de IGZ moeten blijken.
Kunt u aangeven op hoeveel plaatsen in Nederland – buiten de universitaire medische centra – bloed wordt afgenomen ten behoeve van de NIPT? Is u bekend hoeveel vrouwen in Nederland inmiddels bloed hebben afgestaan voor de NIPT door Gendia?
Over deze zaken zijn bij mij geen officiële gegevens bekend. Ik zie op dit moment ook geen reden om deze gegevens in kaart te brengen.
Heeft u enig idee van de omvang van de omzet en winst voor de industrie, waaronder fabrikanten en laboratoria, bij het grootschalig aanbieden van de NIPT? Zo nee, bent u bereid dit in kaart te brengen?
Zie antwoord vraag 8.
Vindt u ook dat de website bijdraagt aan het stigmatiseren van mensen met het syndroom van Down?
De website geeft zo weinig informatie over de aandoeningen waarnaar met de NIPT kan worden gezocht, dat van stigmatisering eigenlijk geen sprake is.
Bent u voornemens de online verkoop van de NIPT stop te zetten? Zo nee, waarom niet? Zo ja, per wanneer?
De website bloedwaardentest.nl is bij de IGZ gemeld als mogelijke overtreding van de WBO. Ik wacht de uitkomst van het onderzoek van de IGZ over deze melding af.
Het ontmoedigen van asielzoekers om naar ons land te komen |
|
Louis Bontes (GrBvK), Joram van Klaveren (GrBvK) |
|
Klaas Dijkhoff (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
|
Bent u bekend met het bericht «België ontmoedigt vluchtelingen via Facebook»?1
Ja.
In hoeverre begrijpt u dat ontmoediging, als onderdeel van het beleid, kan bijdragen aan het verminderen van de instroom van asielzoekers?
Het kabinet acht het van belang om juiste en volledige informatie te verstrekken over het asielproces en de verwachtingen die mensen daarover mogen hebben.
Zo moet onder meer ook de recente informatieverstrekking worden gezien aan asielzoekers over de opgelopen doorlooptijden en de sobere vormen van opvang in Nederland.
Dit heeft als doel om de verwachtingen van asielzoekers (en potentiele asielzoekers) in overeenstemming te brengen met de werkelijkheid. Onjuiste beelden en verwachtingen kunnen potentieel een ongewenst effect hebben op de migratiestroom, zowel voor het ontvangende land als ook voor de migrant zelf.
Bent u inmiddels bereid, in navolging van de Denen en nu ook de Belgen, u in te zetten op de ontmoediging van asielzoekers naar Nederland te komen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Bent u bereid, behalve via een eventuele informatiecampagne. ook te ontmoedigen via het korten op toelages en het wegnemen van voorrangsregelingen voor vergunninghouders (asielzoekers met status) bij het verkrijgen van huisvesting? Zo nee, waarom niet?
Zoals uw Kamer bekend is, werkt het kabinet samen met gemeenten, provincies en woningcorporaties aan structurele oplossingen door mogelijk te maken dat sobere woonruimte en andere voorzieningen als bijstand in natura worden verstrekt, leidend tot een leefgeld dat lager is dan de bijstandsuitkering. Dit wordt vorm gegeven in de zogenoemde huisvestingsvoorziening. De Huisvestingswet zal in dat verband worden gewijzigd om de voorrangspositie voor vergunninghouders te laten vervallen.
Primair zijn deze maatregelen erop gericht voldoende woonruimte vrij te maken voor de grote groep vergunninghouders in de COA-opvang en niet op ontmoediging. Dat neemt niet weg dat het ook hier van belang is feitelijk juiste informatie te verstrekken om te voorkomen dat er onjuiste beelden bestaan over de situatie na vergunningverlening in Nederland.
Wat is het maximum aantal asielzoekers dat Nederland volgens u kan opvangen?
Het verbeteren van de opvang in de regio is voor het kabinet één van de manieren om de migratie richting de Europese Unie aan te pakken. Dat heb ik nader toegelicht in mijn brief van 8 september jl. aan uw Kamer (Kamerstuk 19 637, nr. 2030) en hierover heb ik ook meermaals met uw Kamer van gedachten gewisseld. Totdat een verbetering van de opvang in de regio is gerealiseerd, blijft de realiteit dat er ook vluchtelingen zijn, die na een bepaalde periode constateren dat er in de opvangplekken in de regio geen perspectief voor hen en hun gezin bestaat om een duurzaam bestaan op te bouwen, en vervolgens doorreizen naar elders, in dit geval Europa. In dat geval is Nederland gehouden om op grond van internationale verplichtingen bescherming te bieden aan die asielzoekers die bescherming tegen vervolging of onmenselijk behandeling behoeven, tenzij een andere lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvraag op grond van de Dublinverordening. Dat is een uitgangspunt waar dit kabinet voor staat. Het maximeren van het aantal personen aan wie de vereiste bescherming wordt geboden, past niet binnen dat uitgangspunt.
Het bericht dat de NAM bij de gaswinning in Groningen gebruik maakt van de omstreden techniek fracking |
|
Tjeerd van Dekken (PvdA), Jan Vos (PvdA), Henk Nijboer (PvdA) |
|
Henk Kamp (minister economische zaken) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht dat de NAM voornemens is middels fracking de laatste restjes gas onder de put bij Roodehaan/Saaksum omhoog te krijgen?1
Ja.
Wat zijn de risico’s voor de omgeving van het gebruik van de omstreden fracking-techniek bij gaswinning?
Naar aanleiding van het voornemen van NAM om bij Saaksum te gaan fracken, heb ik op 18 september 2015 vragen van uw Kamer beantwoord. In die beantwoording heb ik aangegeven dat het hier niet om een nieuw winningsplan gaat, dat de werkzaamheden (stimuleren van de gasproductie) binnen het huidige winningsplan vallen en dat het niet gaat om het boren van een nieuwe put, maar om het optimaliseren van de bestaande productie door middel van fracken. Fracken is hier, anders dan bij de winning van schaliegas, niet de methodiek van winning, maar één van de methodieken om een teruglopende of tegenvallende winning te verbeteren.
Voor conventioneel fracken is één kortdurende behandeling meestal toereikend om de gasproductie op gang te brengen (of te houden). Bij schaliegaswinning zijn er per boring meerdere behandelingen nodig. De kans op aardbevingen bij conventioneel fracken is klein. In de afgelopen 50 jaar zijn in Nederland meer dan 220 fracks uitgevoerd. Hierbij zijn geen voelbare bevingen geconstateerd.
Alle activiteiten bij de uitvoering van diepboringen zijn onderworpen aan regels om risico’s te identificeren, te evalueren en te beheersen. Dat geldt ook voor de uitvoering van hydraulische stimulatiebehandelingen (frackbehandeling). Het instrument dat voor risicoidentificatie en -beheersing wordt gebruikt is het «veiligheids- en gezondheidsdocument», dat op grond van het Arbeidsomstandighedenbesluit wordt opgesteld. In dit document worden niet alleen de mogelijke risico’s voor werknemers in kaart gebracht, maar ook voor de omgeving. Het «veiligheids- en gezondheidsdocument» wordt samen met het werkprogramma bij Staatstoezicht op de Mijnen (SodM) ingediend. Daarnaast zijn er wettelijke verplichtingen gesteld voor de bescherming van de omgeving in het Besluit Algemene Regel Milieu Mijnbouw, waarbij via een melding wordt aangegeven hoe daar invulling aan wordt gegeven. SodM toetst deze documenten in samenhang of de onderkende risico’s afdoende worden beheerst. Alleen als aan de eisen wordt voldaan mag de activiteit (zoals een frackbehandeling) worden uitgevoerd. SodM inspecteert de naleving op locatie.
Is er een gedegen risicoanalyse gemaakt voordat er wordt gefrackt bij Roodehaan/Saaksum?
Voordat er wordt gefrackt bij Saaksum worden de risico’s geanalyseerd op de manier die in het antwoord op vraag 2 is beschreven. Op dit moment is de beoordelingsprocedure nog gaande. Alleen als aan de eisen wordt voldaan mag de frackbehandeling worden uitgevoerd.
Zijn er alternatieven beschikbaar voor het fracken om de laatste resten gas uit een gasveld te winnen?
Er bestaan verschillende methoden om de opbrengst uit een gasveld te optimaliseren, waarbij de soort techniek die toegepast kan worden afhankelijk is van de soort reservoir. Voor gesteente met een relatief lage permeabiliteit (doorlaatbaarheid), zoals in het Saaksum-veld, is er momenteel geen alternatieve methode (anders dan fracking) beschikbaar om de laatste resten gas uit de bestaande putten te winnen.
Bent u er bekend mee dat de gemeenteraden van De Marne, Zuidhorn en Winsum en provinciale staten van Groningen hebben uitgesproken niet te willen dat de NAM fracking toepast bij de gaswinning?
Ja, ik heb hier brieven vanuit de provincie en gemeenten ontvangen.
Heeft de NAM overleg gehad met de betrokken gemeenten en de provincie over het voornemen over te gaan tot fracking?
Ja. NAM heeft vanaf december 2014 overleg gevoerd met betrokken gemeenten en provincie over de gaswinning uit het Saaksum-veld. Zo zijn er gesprekken gevoerd met de bestuurders van de gemeenten De Marne, Zuidhorn en Winsum. Tevens is een gesprek gevoerd met het Waterbedrijf Groningen. Verder is er met de dorpsraden van Saaksum, Schouwerzijl, Warfhuizen/Roodehaan gesproken en is er een uitgebreide lijst met vragen van Dorpsbelangen Schouwerzijl beantwoord. Ook is de provincie Groningen geïnformeerd. Verder is er op 1 juli 2015 een informatiebijeenkomst georganiseerd voor omwonenden.
Bent u bereid met de NAM in gesprek te gaan over het gebruik van de techniek fracken?
Mijn ministerie voert regulier overleg met de NAM over de activiteiten van de NAM. Ten aanzien van de aanstaande werkzaamheden zie ik echter geen reden en geen mogelijkheid om NAM te verzoeken deze niet uit te voeren, zoals hier voor aangegeven is dit een veilige manier om de put te stimuleren en dit wordt reeds jaren gedaan in Nederland.
De oplaaiende terreur in Nigeria |
|
Michiel Servaes (PvdA), Joram van Klaveren (GrBvK), Raymond Knops (CDA), Kees van der Staaij (SGP), Joël Voordewind (CU), Han ten Broeke (VVD) |
|
Bert Koenders (minister buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
![]() ![]() ![]() ![]() ![]() |
Heeft u kennisgenomen van de berichtgeving over vrijwel dagelijkse aanvallen op burgers – waaronder veel christenen – in Centraal-Nigeria? Hoe duidt u deze actuele situatie?1
Ik heb kennis genomen van het door u genoemde artikel.
Centraal Nigeria kampt sinds 1994 met geweldsuitbarstingen, voornamelijk tussen herders («settlers») en inheemse boeren. Sindsdien is geweld in de Middle Belt helaas een alledaags en regelmatig terugkerend verschijnsel. De recente incidenten vormen hierop geen uitzondering. Etnische en religieuze factoren spelen hierbij zeker een rol, maar de grondoorzaken van het geweld in de regio zijn grotendeels economisch. Veelal gaat het, naast veeroof, om conflicten over verleende privileges aan de inheemse bevolking, grondgebruik en toegang tot water. De strijd gaat veelal tussen enerzijds de islamitische Fulani en Hausa, herders die zich door verwoestijning genoodzaakt zien steeds verder Centraal Nigeria binnen te trekken en anderzijds de inheemse boeren wiens voorouders uit het gebied komen, waaronder de christelijke Berom. Het ontoereikende nationale en lokale beleid ten aanzien van de herders die minder rechten en privileges krijgen, heeft de spanningen verergerd en de etnische en religieuze sentimenten aangewakkerd. Ook zijn in de regio bendes actief die van de ontstane instabiliteit gebruik maken, vee roven en verhandelen, en andere misdrijven plegen.
Boko Haram heeft kans gezien zich in de grote steden van de Middle Belt te vestigen met een aantal semi-autonome cellen. Zij hebben daarbij kunnen profiteren van het feit dat de Nigeriaanse veiligheidstroepen hun inspanningen concentreren op het Noordoosten. De cellen hebben de afgelopen vijf maanden een aantal aanslagen gepleegd, onder andere in de steden Kaduna, Jos en Zaria. Met de aanslagen lijken ze de al bestaande tegenstellingen te willen verscherpen en gebruik te maken van de wrok onder de islamitische bevolking, die heeft geleden onder de (tegen)aanvallen van christelijke groeperingen.
Er zijn geen aanwijzingen dat Boko Haram achter de recente aanvallen op christenen zit. Zowel onder de inheemse boeren, zoals de Berom, als onder de Fulani en Hausa herders, bestaan gewelddadige groepen die aanvallen uitvoeren op burgers. Beide gemeenschappen worden zwaar getroffen door de terreur in de regio. De roep om wraak die daarop volgt wakkert weer nieuwe gewelddadige acties aan. Ik zou dan ook niet willen spreken van «een patroon van systematische aanvallen op kerken en christenen», maar eerder van een moeilijk doorbreekbare vicieuze cirkel van vergeldingsacties tussen verschillende groepen. In het licht van bovenstaande kan ik ook niet stellen dat Boko Haram in de Middle Beltprimair verantwoordelijk is voor het aanhoudende geweld.
Welke gemeenschappen worden momenteel in het bijzonder getroffen door deze terreur? Is er inderdaad sprake van «een patroon van systematische aanvallen op kerken en christenen», zoals diverse kerkelijke leiders aangeven? Welke trends ziet u?
Zie antwoord vraag 1.
Welke groepen zijn primair verantwoordelijk voor deze aanslagen? Is dit Boko Haram of zijn er momenteel ook andere terreurgroepen actief?
Zie antwoord vraag 1.
In hoeverre is het nieuw dat ook Centraal-Nigeria nu voortdurend wordt getroffen door aanslagen en niet alleen het Noorden?
Zie antwoord vraag 1.
Doet de Nigeriaanse regering er in uw ogen alles aan om haar burgers hiertegen te beschermen? Waarin uit zich dit? Wat is op dit onderdeel uw mening over president Muhammadu Buhari?
De gewelddadigheden tegen de bevolking maken duidelijk dat de Nigeriaanse autoriteiten niet effectief zijn geweest in de bescherming van burgers. Het ontbreken van effectief overheidsoptreden heeft ook geleid tot een wildgroei van gewelddadige groeperingen, die zich verder hebben kunnen ontwikkelen en professionaliseren. Verder is het feit dat er in Centraal en Noordoost Nigeria grote hoeveelheden kleine wapens voor handen zijn een complicerende factor bij het streven van de Nigeriaanse regering om het geweld onder controle te krijgen.
De aanpak van de regering ten aanzien van het beschermen van burgers verschilt van staat tot staat. In het Noordoosten wordt, onder leiding van gouverneurs, gecoördineerd actie ondernomen door het leger, de politie en lokale burgerwachten («Joint Task Force»). In de Middle Belt is minder van dit soort gecoördineerde activiteit te zien.
In de grotere steden van de Middle Belt zijn het leger en de politie sterk aanwezig. De politie heeft een anti-veeroof eenheid, maar deze is onvoldoende getraind en uitgerust. Een Special Task Force van het Nigeriaanse leger, bedoeld om de rust in Plateau te bewaren, heeft onlangs voor het eerst hard opgetreden tegen militanten. De gouverneur van Plateau heeft recentelijk een uit veertien leden bestaande commissie (zeven Berom en zeven Fulani) opgedragen te zoeken naar oplossingen om te komen tot duurzame vrede en verzoening. Deze «peace committee» is inmiddels bijeengekomen, onder voorzitterschap van een overheidsfunctionaris. Nigeriaanse autoriteiten steunen daarnaast pogingen van NGO’s om een dialoog tot stand te brengen tussen de diverse bevolkingsgroepen. Hoewel met de dialogen veel wordt bereikt, is er ook behoefte aan een duurzaam proces van vredesopbouw voor de lange termijn.
Het doel van de nieuwe regering om het aantal kleine wapens terug te dringen,
de sterke aanwezigheid van politie en leger in Noordoost Nigeria, het uitwerken van een soft approach (zie ook beantwoording vraag 6 hieronder) en de toezegging van Buhari om actie te ondernemen tegen schendingen van mensenrechten door het Nigeriaanse leger zijn voorbeelden van recente stappen die de Nigeriaanse regering onderneemt om haar burgers te beschermen. Buhari lijkt de bescherming van burgers serieus te nemen. Tegelijk is duidelijk dat hij daarbij afhankelijk is van de bereidheid en het vermogen van Nigeriaanse overheidsinstellingen en -instrumenten.
Hoe ontwikkelt zich de strijd tegen Boko Haram? Is de machtspositie van deze terreurbeweging in de afgelopen periode kleiner geworden, en zo ja, waaruit blijkt dit vooral? Kunt u hierbij tevens ingaan op de trends ten aanzien van gepleegde aanslagen, doelwitten, ontvoeringen, aantallen en categorieën van slachtoffers, etc.?
Boko Haram heeft in de periode februari tot mei een aantal gevoelige klappen gekregen maar is zeker nog niet verslagen. Het uitroepen van het kalifaat door Boko Haram in de zomer van 2014, en het daarbij bezetten van een vast territorium maakte het makkelijker voor het Nigeriaanse leger om met reguliere operaties binnen korte tijd successen te boeken in de strijd tegen Boko Haram. Dat is gebeurd, en het grootste deel van de eerder bezette gebieden en steden is heroverd door de inzet van de MNJTF, de regionale coalitie. Boko Haram heeft zich terug getrokken in het Sambisa Forest en de Mandarabergen op de grens met Kameroen. Het verlies van territorium heeft Boko Haram gedwongen om terug te vallen op haar «oude» tactiek van vóór het uitroepen van het kalifaat: terroristische aanslagen op soft targets en hit and run operaties. Deze werkwijze is veel lastiger te bestrijden door het leger en om Boko Haram te verslaan zal dan ook meer nodig zijn dan strikt militair optreden. Boko Haram is in het defensief, maar dat betekent niet dat de beweging verslagen is. De capaciteit voor het bezetten van territorium is geslonken, maar de capaciteit voor terroristische aanslagen is nog erg groot.
Het leger, gesteund door de luchtmacht, zegt succes te boeken in het Noordoosten tegen Boko Haram. Het nieuwe leiderschap van de strijdkrachten lijkt krachtdadiger en effectiever op te treden dan de voorgangers. Concrete resultaten zijn moeilijk meetbaar omdat het conflictgebied nog steeds moeilijk toegankelijk is. Er komen met regelmaat berichten binnen dat mensen zijn bevrijd uit Boko Haram kampen. Uit NGO-bronnen komt het beeld naar voren dat Boko Haram in delen van Borno nog steeds relatief vrij kan opereren. Het leger en de politie lijken nog niet in staat om een continue afschrikwekkende en daadkrachtige presentie te realiseren in het conflictgebied.
Het aantal terreuraanslagen in Nigeria is sinds de verkiezingen toegenomen. De aanslagen zijn voornamelijk gericht tegen «soft targets» als markten, verkeersknooppunten, moskeeën en restaurants, en lijken er vooral op gericht te zijn om grote aantallen burgerslachtoffers te maken. Waar de organisatie zich in eerste instantie beperkte tot steden en dorpen in Borno, vonden gaandeweg ook aanslagen daarbuiten plaats, evenals in buurlanden Niger, Kameroen en Tsjaad. Zo kwamen er vrijdag 2 oktober 15 mensen om het leven bij bomaanslagen in Abuja. Dit was de eerste aanslag in 15 maanden voor de hoofdstad. Daarnaast pleegde Boko Haram in het weekend van 10 oktober aanslagen in Kameroen en Tsjaad, waarbij in totaal meer dan 45 slachtoffers vielen. De zelfmoordaanslagen worden in toenemende mate uitgevoerd door vrouwen en kinderen, zo ook de recente aanslagen in Kameroen en Tsjaad.
De eerste stappen die Buhari zet in de strijd tegen Boko Haram, naar eigen zeggen zijn hoogste prioriteit, zijn hoopgevend. De president heeft in juli een geheel nieuwe legertop benoemd. Deze benoemingen zijn een belangrijk signaal dat de president nieuw leiderschap zoekt dat een impuls kan geven aan de strijd tegen Boko Haram. Het lijkt erop dat president Buhari kiest voor enerzijds vers bloed en anderzijds voor mensen met een bewezen staat van dienst die niet of nauwelijks besmet zijn door corruptie. Daarnaast heeft Buhari een aantal strategische militaire besluiten genomen, waaronder het verplaatsen van de operationele aansturing van de militaire operatie van Abuja naar Maiduguri en het verwijderen van militaire controleposten in het hele land. Voor de operationalisering van de MNJTF, een regionale troepenmacht, heeft Buhari USD 21 miljoen vrij gemaakt.
Naast militaire acties en plannen lijkt bij Buhari en zijn adviseurs het besef aanwezig te zijn dat ook de onderliggende sociaaleconomische problemen moeten worden geadresseerd om Boko Haram te verdrijven. Binnen het Office of the National Security Adviser (ONSA) is er een afdeling opgericht die deze soft approach momenteel uitwerkt.
Niettemin is daadwerkelijke vooruitgang traag en wordt uit alles duidelijk dat president Buhari niet over een nacht ijs gaat, hetgeen onder meer blijkt uit het feit dat hij veel tijd neemt voor het aanstellen van zijn ministersploeg.
Verloopt de afstemming tussen Nigeria en haar buurlanden in de strijd tegen Boko Haram nog op vruchtbare wijze? Welke betrokkenheid toont de internationale gemeenschap hierbij?
De aanpak van Boko Haram is primair een Nigeriaanse verantwoordelijkheid. De regionale dimensie van Boko Haram vereist echter ook een regionale benadering. Het is daarom aan de buurlanden Tsjaad, Niger, Kameroen en Benin om een effectieve samenwerking op te zetten. President Buhari heeft – als een van zijn eerste daden als president – een belangrijke impuls gegeven aan regionale samenwerking door in de eerste maanden meteen naar Niger, Tsjaad, Kameroen én Benin te reizen voor overleg over een gezamenlijke aanpak van Boko Haram.
Tijdens deze bezoeken zijn afspraken gemaakt over de regionale troepenmacht, de Multi National Joint Taskforce (MNJTF). Belangrijk is vooral de afspraak dat de MNJTF «de grens over mag», waardoor troepen uit buurlanden tot in Nigeria Boko Haram-strijders militair mogen aangrijpen. Omdat Boko Haram activiteiten ontplooit die de formele landsgrenzen overschrijden is dit een belangrijk onderdeel van de samenwerking.
De gedetailleerde, operationele uitwerking van de MNJTF heeft echter vertraging opgelopen, onder andere vanwege grote onderlinge verschillen in cultuur, taal en organisatie tussen Nigeria, Niger, Tsjaad, Kameroen en Benin. De EU heeft aangeboden om financieel bij te dragen, maar heeft nog geen officieel steunverzoek ontvangen. Ook de besprekingen tussen het Lake Chad Bassin Commission (de regionale organisatie van landen grenzend aan het Tsjaadmeer) en de Afrikaanse Unie, die beide een rol hebben bij de operationalisering van de MNJTF, verlopen moeizaam.
Zoals eerder toegelicht in de Kamerbrief van april, is de Nederlandse inzet er voornamelijk op gericht om de Nigeriaanse autoriteiten hun verantwoordelijkheid voor bescherming van de eigen burgerbevolking te laten nemen en een effectieve regionale aanpak te bevorderen. Om zoveel mogelijk effect te sorteren zoekt Nederland aansluiting bij internationale initiatieven, vooral binnen en via de EU.
De betrokkenheid van de EU bij de strijd tegen Boko Haram blijkt onder meer uit het aannemen van een geïntegreerde Political Framework for Crisis Approach Boko Haram(PFCA). Hierin wordt regionale en nationale assistentie geboden aan Nigeria om de vicieuze cirkel van geweld te helpen doorbreken en om bij te dragen aan hervormingen op het gebied van goed bestuur en sociaaleconomische ontwikkeling in Noordoost Nigeria. De EU doet dit door middel van politieke dialoog, als ook met ontwikkelingsactiviteiten gericht op de aanpak van grondoorzaken van radicalisering en geweld. Zo financiert de EU onder het PFCA een programma om de participatie van vrouwen in vredesopbouw te versterken en heeft de EU een counter-terrorism package (EUR 9,9 mln) aangenomen dat zich richt op het verbeteren van het Nigeriaanse veiligheidsbeleid. Daarnaast omvat het PFCA activiteiten gericht op de bescherming van de jeugd en de preventie van radicalisering door middel van psychosociale hulp voor kinderen en jongeren in Noordoost Nigeria.
De dialoog met Nigeria over de aanpak van Boko Haram voert de EU vooralsnog voornamelijk op hoogambtelijk niveau. De politieke ingangen voor dialoog zijn beperkt, gegeven het feit dat Buhari nog geen ministersploeg heeft aangesteld.
Op welke wijze bent u in staat, waar mogelijk in internationaal verband, om de druk op de Nigeriaanse regering te handhaven om werk te blijven maken van de strijd tegen Boko Haram en om een structurele aanpak te realiseren van de onderliggende oorzaken van het geweld in Nigeria? Welke resultaten worden hier geboekt?
Zie antwoord vraag 7.
Welke ontwikkelingen zijn momenteel zichtbaar op het terrein van de humanitaire hulpverlening aan de bijna 2 miljoen ontheemden?
Het aanhoudende geweld door Boko Haram in de Noordoostelijke provincies van Nigeria heeft eind september 2015 geleid tot 2,2 miljoen ontheemden in Nigeria. 58% van de ontheemden in Nigeria zijn kinderen, waarvan de helft zelfs onder de vijf jaar oud is. In totaal zijn er rondom Lake Chad 2,5 miljoen mensen ontheemd, die momenteel in Nigeria, Tsjaad, Kameroen en Niger verblijven.
Per 10 september zijn er 10.943 Nigerianen teruggekeerd vanuit Kameroen. Hervestiging wordt nu georganiseerd en noodvoedsel, woonvoorzieningen en zorg zijn geleverd door de National Emergency Management Agency (NEMA), Adamawa and Borno State Emergency Management Agencies en humanitaire partners. Vanwege het aanhoudende geweld en de slechte toegang tot de getroffen gebieden in het noordoosten heeft het VN Wereldvoedselprogramma (WFP) sinds 17 augustus de United Nations Humanitarian Air Service (UNHAS) ingezet voor het faciliteren van toegang van humanitaire hulp tot het Noordoosten.
Nederland is de vijfde donor van humanitaire hulp aan de crisis in Nigeria. Nederland draagt EUR 5,3 miljoen bij aan de crisis in Nigeria door het werk van Nederlandse NGO’s (Save the Children, Oxfam Novib, Stichting Vluchteling en Tear) in het kader van de Dutch Relief Alliance, genoemd in de Kamerbrief van 4 juni jongstleden. Het programma draagt bij aan het lenigen van de noden op het gebied van Food Security & Livelihoods, WASH, Protection & Health in de noordoostelijke staten Borno, Adamawa en Gombe. Daarnaast is humanitaire capaciteitsopbouw van de lokale overheden en organisaties een belangrijk deel van het programma.
Naast bilaterale steun verstrekt Nederland ook ongeoormerkte bijdragen aan internationale noodhulporganisaties -en fondsen. In 2015 gaat het om 55 miljoen euro aan het Central Emergency Response Fund (CERF), 50 miljoen euro aan het International Committee of the Red Cross (ICRC), 36 miljoen euro aan het WFP, 33 miljoen euro aan de United Nations High Commissioner for Refugees (UNHCR), 15 miljoen euro aan het United Nations Children Fund (UNICEF) en 5 miljoen euro aan de Office for the Coordination of Humanitarian Affairs (OCHA). Door ongeoormerkte bijdragen te verstrekken, kunnen organisaties het geld inzetten daar waar de humanitaire noden het hoogst zijn.
Klopt het bericht dat de fondsen voor humanitaire hulp snel slinken en dat van de toegezegde humanitaire hulp nog geen 30% is binnengekomen? Hoe kunnen deze falende donoren hierop worden aangesproken?
Volgens OCHA komt de behoefte aan financiering voor humanitaire hulp voor Nigeria op basis van het Nigeria Humanitarian Response Plan uit op USD 100,3 mln. Hiervan is op 30 september 2015 47% toegezegd en grotendeels uitbetaald.
Nederland staat in de top 10 van humanitaire donoren wereldwijd en onderschrijft het belang van humanitaire hulp en de noodzaak voor snel uitbetalen van toegezegde financiering. Daar waar mogelijk zal Nederland in bilaterale gesprekken en in internationale fora opbrengen dat het van groot belang is dat humanitaire toezeggingen snel uitbetaald worden.
Ziet u nog nieuwe of aanvullende mogelijkheden binnen het Nederlandse genderbeleid om specifiek aandacht te schenken aan het lijden van meisjes en vrouwen als gevolg van het handelen van Boko Haram?
De bescherming van meisjes en vrouwen tegen (seksueel) geweld is een prioriteit voor het Nederlands en buitenlands beleid. 28 april jongstleden, informeerde ik u over de Nederlandse inzet voor meisjes en vrouwen die slachtoffer zijn geworden van Boko Haram. Verschillende projecten van vrouwenrechtenorganisaties in Nigeria worden op dit moment gesteund door Nederland, onder andere door middel van het Funding Leadership Opportunities for Women (FLOW) fonds. Deze projecten richten zich onder meer op bestrijding van geweld tegen vrouwen en gender-based violence in Nigeria en bevorderen de deelname van vrouwen in vredesprocessen en in de politiek. Het FLOW-fonds is inmiddels in zijn tweede fase beland. Nieuwe projectvoorstellen kunnen in deze fase worden ingediend, ook voor Nigeria.
Het onterecht in rekening brengen van informatie- en executiekosten door gerechtsdeurwaarders |
|
Carola Schouten (CU), Michiel van Nispen (SP), Gert-Jan Segers (CU) |
|
Eric Wiebes (staatssecretaris financiën) (VVD), Klaas Dijkhoff (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() ![]() |
Heeft u kennisgenomen van (tussen)vonnissen van de Kamer voor Gerechtsdeurwaarders waarin het onterecht in rekening brengen van informatie- en executiekosten door gerechtsdeurwaarders centraal staat, bijvoorbeeld in de vorm van het leggen van beslag bij meerdere bankinstellingen terwijl er geen gerechtvaardigd vermoeden aanwezig was dat de debiteur bij die banken een rekening aanhield?1 2
Ik ken de door u vermelde vonnissen.
De Koninklijke Beroepsorganisatie van Gerechtsdeurwaarders (KBvG) heeft mij bericht dat zij in de afgelopen vijf jaar viermaal een klacht bij de tuchtrechter heeft ingediend over het onterecht in rekening brengen van informatie- en executiekosten door gerechtsdeurwaarders.
Het Bureau Financieel Toezicht (BFT) houdt financieel toezicht op gerechtsdeurwaarders. Het BFT heeft mij bericht dat in de afgelopen vijf jaar drie onderzoeken naar onterechte kosten en onterechte bankbeslagen zijn uitgevoerd. Dergelijk onderzoek wordt door het BFT uitgevoerd in opdracht van de tuchtrechter, net zoals in het door u aangehaalde tussenvonnis.
Uit de vonnissen blijkt dat het onterecht in rekening brengen van kosten leidt tot een tuchtrechtelijke sanctie. Overigens moet hierbij worden opgemerkt dat beslaglegging bij meerdere banken niet altijd per definitie onterecht is. Dit kan bijvoorbeeld het geval zijn als een zoektocht door de gerechtsdeurwaarder naar de bankrekening van de debiteur noodzakelijk is geworden, omdat de debiteur zelf weigert om informatie daarover te verstrekken.
Gelet op de verstrekte informatie van het BFT en de KBvG zie ik geen aanleiding aanvullende gesprekken hierover aan te gaan.
Ontvangt u meer signalen dat gerechtsdeurwaarders zonder gerechtvaardigd vermoeden beslag laten leggen bij meerdere banken? Zo ja, kunt u inzicht geven in de mate waarin bij banken onterechte beslagen zijn gelegd? Hoeveel verschillende gerechtsdeurwaarderkantoren hebben deze onterechte beslagen gelegd?
Zie antwoord vraag 1.
Kunt u daarnaast laten weten hoeveel beslagen per jaar de afgelopen jaren bij de belastingdienst zijn gelegd? Welk deel van deze beslagen is toch gelegd, terwijl vooraf duidelijk was dat het beslag geen effect zou hebben vanwege bijvoorbeeld een (hoge) preferente belastingschuld of omdat de debiteur geen tegoeden bij de belastingdienst had? Hoeveel verschillende gerechtsdeurwaarderkantoren hebben deze zinloze beslagen gelegd?
Er worden op jaarbasis in totaal ongeveer 130.000 beslagen gelegd onder de ontvanger van de Belastingdienst en ongeveer 135.000 onder de Belastingdienst/Toeslagen. Dit aantal beslagen is de afgelopen jaren constant. In deze aantallen zitten, naast de beslagen die worden gelegd door gerechtsdeurwaarders, ook beslagen die zijn gelegd door andere beslagleggers zoals gemeenten, het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen, het Landelijk Bureau Inning Onderhoudsbijdragen etc.
De KBvG heeft via de Stichting Netwerk Gerechtsdeurwaarders (SNG) het elektronische VOI (verzoek om informatie) ingericht. Gerechtsdeurwaarders vragen informatie op over voorlopige teruggaven en toeslagen die de Belastingdienst periodiek verstrekt aan personen. Zij doen dit via de SNG door middel van een elektronisch verzoek (e-VOI) voordat beslag wordt gelegd. Dit om extra kosten te voorkomen voor de beslagenen. Volgens de gepubliceerde jaarcijfers van de SNG worden gemiddeld ca. 1,3 miljoen e-VOI ‘s op jaarbasis uitgewisseld. Dit cijfer, afgezet tegen het bovengenoemde aantal beslagen die onder meer gerechtsdeurwaarders in 2014 legden onder de Belastingdienst, geeft nog eens aan dat de ontvangen informatie kennelijk ook aanleiding is om géén beslag te leggen.
Uiteraard moet geen beslag worden gelegd indien dit zinloos is. In dit verband wees ik hierboven al op het e-VOI. Daarnaast is een convenant afgesloten tussen de KBvG en de NVVK (de koepelorganisatie van schuldhulpverleners) aangaande de Verwijsindex schuldhulpverlening (VISH). Zinloze beslagen worden sinds de inwerkingtreding van VISH zoveel mogelijk voorkomen, doordat de gerechtsdeurwaarder op basis van VISH het aan zijn opdrachtgever terug meldt als blijkt dat een debiteur reeds een traject volgt binnen de gemeentelijke schuldhulpverlening. Ten slotte noem ik de totstandkoming van het beslagregister, dat de gerechtsdeurwaarder eveneens in staat stelt beter geïnformeerd al dan niet beslag te leggen.
Kunt u aangeven of alle beslagen die door gerechtsdeurwaarders bij de belastingdienst worden gelegd daadwerkelijk voorafgaan worden door een verzoek om informatie (VOI)? Zo nee, hoe vaak komt het voor dat er beslag wordt gelegd zonder een voorafgaand VOI?
Zie antwoord vraag 3.
Deelt u de mening dat onterechte en zinloze beslagen voorkomen moeten worden, gezien het feit dat debiteuren verder in de financiële problemen terechtkomen als hiervoor ook nog kosten in rekening worden gebracht en ter bescherming van de privacy van debiteuren?
Zie antwoord vraag 3.
Wilt u in overleg treden met het Bureau Financieel Toezicht en de Nederlandse Koninklijke Beroepsorganisatie van Gerechtsdeurwaarders (KBvG) om meer zicht te krijgen op de problematiek van het onterecht in rekening brengen van informatie- en executiekosten en om indien nodig nadere maatregelen af te spreken? Zo ja, kunt u de Kamer dan over de uitkomsten van dit overleg informeren? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 1.
Kunt u deze vragen beantwoorden vóór de plenaire behandeling in de Tweede Kamer van het wetsvoorstel tot wijziging van de Gerechtsdeurwaarderswet in verband met de evaluatie van het functioneren van de Koninklijke Beroepsorganisatie van Gerechtsdeurwaarders, alsmede de regeling van enkele andere onderwerpen in die wet?3
Ja, bij dezen.
Wachttijden bij het NFI |
|
Michiel van Nispen |
|
Ard van der Steur (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Wat is uw reactie op het bericht dat wachttijden bij het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) leiden tot verdriet en ergernis bij nabestaanden of slachtoffers? Deelt u de mening dat dit onwenselijk is?1
Ik acht lange wachttijden vanzelfsprekend onwenselijk. Op voorhand kan echter niet precies worden ingeschat hoelang een onderzoek in beslag neemt en welke nieuwe feiten en omstandigheden daar weer uit naar voren komen. Politie, Openbaar Ministerie (OM) en NFI doen er alles aan om iedere zaak zo snel mogelijk tot een goed einde te brengen en streven daarbij naar een zorgvuldige communicatie met slachtoffers en nabestaanden. Ik verwijs naar mijn antwoord op de vragen 2 en 3.
Hoe verklaart u het bestaan van wachttijden bij het NFI? Wat vindt u een acceptabele wachttijd voor een situatie zoals deze?
De afgelopen jaren heeft het NFI de doorlooptijden van onderzoeken teruggebracht van ongeveer 130 dagen in 2007 naar gemiddeld 14 dagen nu. De doorlooptijden zijn in 2014 gestegen door de grote hoeveelheid werk die voortkwam uit de ramp met toestel MH17. Hierdoor is ook enige achterstand ontstaan. Deze is ondertussen reeds grotendeels teruggebracht in zowel omvang als duur. Daarbij is de doorlooptijd van een onderzoek van veel factoren afhankelijk, zoals bijvoorbeeld de vraagstelling door politie en OM, de staat van het materiaal en of er nieuwe feiten en omstandigheden naar boven komen. Daarnaast speelt ook de instroom van de hoeveelheid sporen een rol. Hierdoor zal er altijd sprake zijn van enige wachttijd.
Wat doet u eraan om deze wachttijden op te lossen, of deze in ieder geval zo snel mogelijk sterk te verminderen, en in de toekomst te voorkomen?
Zie antwoord vraag 2.
Wat zullen volgens u de gevolgen zijn van de bezuinigingen van 9,6 miljoen euro op het NFI op de wachttijden?
Om het dalende budget op te vangen neemt het NFI verschillende maatregelen. Er wordt gestreefd naar efficiencyverhoging van de bedrijfsvoering, het verminderen van externe inhuur, automatisering van werkprocessen, inzet van nieuwe technieken en ontdubbeling van taken tussen de politie en het NFI. De kernproductie wordt door de taakstellingen niet geraakt. De maatregelen zullen naar verwachting dan ook geen invloed hebben op de doorlooptijden bij het NFI.
Hoe komt het dat er ondanks de mogelijkheid om bij piekbelasting opdrachten uit te besteden aan particuliere bureaus alsnog wachttijden zijn?
Voor de inzet van particuliere instituten en het NFI heb ik naar aanleiding van het rapport van de Commissie Winsemius tot 2017 een specifiek budget gereserveerd. OM en politie kunnen hiervan gebruik maken, onder andere, ten tijde van piekbelasting. Momenteel is dat budget nog niet uitgeput, maar de verwachting is dat dit budget in 2015 volledig zal worden benut.
Voor particuliere bureaus geldt overigens dat zij dezelfde zorgvuldigheid in hun processen en in de afstemming met politie en OM betrachten als het NFI. Dit kan zorgen voor wachttijden tijdens het onderzoek. Zie ook het antwoord op vraag 2 en 3.
Minimumtarieven voor zzp'ers in cao’s |
|
Kees Verhoeven (D66), Steven van Weyenberg (D66) |
|
Lodewijk Asscher (viceminister-president , minister sociale zaken en werkgelegenheid) (PvdA), Henk Kamp (minister economische zaken) (VVD) |
|
![]() |
Bent u er mee bekend dat in de collectieve arbeidsovereenkomst (cao) voor architectenbureaus afspraken zijn gemaakt over minimumtarieven voor zelfstandigen zonder personeel (zzp), ongeacht of deze zzp'ers al dan niet schijnzelfstandigen zijn?1
De afspraken in de cao architectenbureaus zijn mij bekend. In deze cao is afgesproken dat architectenbureaus als opdrachtgever binnen Nederland werkzame zelfstandig professionals (opdrachtnemers) die – in opdracht van het architectenbureau – werkzaamheden verrichten, honoreren conform de functies zoals beschreven in het handboek functie-indeling architectenbureaus op een niveau dat vergelijkbaar is met de daarmee corresponderende loonschalen. Deze afspraak is van toepassing op alle werkzame zelfstandige professionals, dus ook indien er sprake is van schijnzelfstandigen.
Of al dan niet sprake is van schijnzelfstandigen blijkt niet uit deze cao-afspraak.
Is het wettelijk toegestaan om in collectieve arbeidsovereenkomsten afspraken te maken over minimum- en/of maximumtarieven voor zelfstandig ondernemers, ook voor de zzp'ers die geen schijnzelfstandige zijn? Zo ja, welke voorwaarden zijn hieraan verbonden? Kunt u hierbij ook ingaan op de gevolgen van het arrest van het Europees Hof van Justitie d.d. 4 december 2014?2
Cao-bepalingen die zien op zelfstandigen zonder personeel die kwalificeren als ondernemer in de zin van het mededingingsrecht waarin tarieven worden afgesproken, zullen hoogstwaarschijnlijk onder het kartelverbod uit de Mededingingswet vallen. Indien sprake is van een kartelafspraak dan is de desbetreffende bepaling in de cao nietig en kan de ACM een boete opleggen aan partijen die de mededingingsbeperkende afspraak hebben gemaakt. De ACM houdt toezicht op de naleving van de Mededingingswet en oordeelt in dat kader of een zelfstandige een ondernemer is in de zin van het mededingingsrecht. In algemene zin zullen zelfstandigen zonder personeel in het overgrote deel van de gevallen ondernemers zijn in de zin van het mededingingsrecht. Dan is de Mededingingswet onverkort van toepassing. Indien sprake is van schijnzelfstandigen is geen sprake van ondernemers volgens het mededingingsrecht. Afspraken in cao’s die zien op honorering van schijnzelfstandigen vallen niet onder het kartelverbod. Dit laatste is recent bevestigd door het Europees Hof in de zaak FNV/KIEM over orkestremplaçanten.
Dient er van geval tot geval te worden vastgesteld of er sprake is van schijnzelfstandigheid? Of zou een zelfstandige architect in geval van algemeen verbindend verklaring van de cao voor architectenbureaus per definitie een schijnzelfstandige worden?
Het algemeen verbindend verklaren van cao-afspraken heeft op zich geen gevolgen voor de vraag of in een individuele arbeidsrelatie sprake is van schijnzelfstandigheid. Of daadwerkelijk sprake is van schijnzelfstandigheid zal uiteindelijk van geval tot geval door de rechter en/of de ACM beoordeeld moeten worden. Daarbij is het overigens wel voorstelbaar dat voor een bepaalde specifiek in een cao omschreven groep door de rechter en/of ACM wordt uitgemaakt dat sprake is van schijnzelfstandigheid voor deze gehele groep. Dit is bijvoorbeeld gebeurd voor orkestremplaçanten vallend onder de cao voor orkestremplaçanten.
Op welke wijze en door wie wordt vastgesteld of er sprake is van schijnzelfstandigheid in de zin van het arrest van het Europees Hof van Justitie? Welke juridische mogelijkheden hebben de individuele architect en/of de opdrachtgever als zij van mening verschillen of er sprake is van schijnzelfstandigheid?
Het is de ACM die uitmaakt of sprake is van schijnzelfstandigheid in de zin van het arrest van het Europese Hof van Justitie. De ACM beoordeelt of er sprake is van een onderneming in de zin van 101 VWEU en de Mededingingswet, daaruit volgt het antwoord op de vraag of er sprake is van schijnzelfstandigheid in de zin van de mededingingsregels. Dit laat onverlet dat er sprake kan zijn van schijnzelfstandigheid in de zin van het privaatrecht of fiscaal recht. Een individuele architect en/of de opdrachtgever kunnen hun meningsverschil voorleggen via de reguliere rechtsbeschermingsprocedure bij de ACM.
Spelen cao-afspraken over minimumtarieven een rol in de beoordeling van de aard van de arbeidsrelatie door de Belastingdienst? Zo ja, op welke manier?
Nee.
Wat is het gevolg van cao-afspraken over minimum- en/of maximumtarieven voor zelfstandig ondernemers voor het recht van zzp'ers op ondernemersfaciliteiten in de inkomstenbelasting, zoals de zelfstandigenaftrek?
Geen.
De rigide manier waarop CZ haar inkoopeisen hanteert |
|
Kees van der Staaij (SGP) |
|
Martin van Rijn (staatssecretaris volksgezondheid, welzijn en sport) (PvdA) |
|
![]() |
Is het u bekend dat tenminste tachtig zorgaanbieders geconfronteerd zijn met de wijze waarop zorgverzekeraar CZ de door haar gestelde inkoopeis hanteert dat de Zorgbrede Governance Code (ZGC) moet zijn doorgevoerd in de statuten?
Ja.
Wat vindt u ervan dat de in vraag 1 bedoelde zorgaanbieders niet, of slechts tegen minder gunstige voorwaarden (een contract voor één jaar met een kortingspercentage op de opslag), voor een overeenkomst in aanmerking komen als zij zelfs ook maar één bepaling van de ZGC iets anders formuleren dan CZ eist?
Ik vind het goed dat zorgverzekeraars het al dan niet voldoen van een zorgaanbieder aan de Zorgbrede Governancecode (ZGC) betrekken bij hun overweging om een contract af te sluiten met een zorgaanbieder. De ZGC is door de brancheorganisaties zelf in het leven geroepen en geeft zorginstellingen normen voor goed bestuur en intern toezicht: een belangrijke voorwaarde voor goede zorg. Deels hebben deze normen een wettelijk basis in de Wet Toelating Zorginstellingen of het Uitvoeringsbesluit daarvan, deels bevat het normen die de sector zichzelf oplegt. In sommige gevallen schrijft de ZGC voor dat een onderwerp in de statuten moet worden geregeld. Zorginstellingen kunnen daarvan afwijken, maar moeten dergelijke keuzes – evenals andere afwijkingen van de code – goed uitleggen. Toepassing zie ik dan ook niet als een vrijblijvende zaak. Voor de brancheorganisaties geldt naleving van deze code als een statutaire lidmaatschapsverplichting. Ook gebruikt de Inspectie voor de Gezondheidszorg de ZGC als veldnorm bij het toezicht op kwaliteit en veiligheid van zorg.
Onderdeel van het landelijk in ZN-verband vastgesteld inkoopbeleid is dat zorginstellingen de door de ZGC voorgeschreven normen «aantoonbaar hebben geïmplementeerd». Ik ben er in beginsel positief over dat CZ hier invulling aan geeft. Wel constateer ik dat Wlz-uitvoerders/zorgkantoren op dit moment verschillend reageren indien zorgaanbieders naar het oordeel van de Wlz-uitvoerders/zorgkantoren de ZGC onvoldoende hebben geïmplementeerd. Dat vind ik onwenselijk omdat het de lasten voor aanbieders onnodig kan verhogen. Ik zal daarom met de Wlz-uitvoerders/zorgkantoren in overleg treden om te komen tot een gestandaardiseerde toepassing van de ZGC binnen het inkoopbeleid.
Wat vindt u ervan dat zorgaanbieders, om nog in aanmerking te komen voor een contract, nu een gang naar de notaris moeten maken, enkel vanwege van de interpretatie die CZ geeft van de ZGC?
Zie antwoord vraag 2.
Deelt u de mening dat de ZGC nimmer als doel heeft gehad om in beton gegoten regels en voorschriften te geven, en dat er daarom enige ruimte moet blijven voor eigen formuleringen in de statuten van zorgaanbieders zonder dat de betreffende zorgaanbieder direct wordt geconfronteerd met een weigering van een overeenkomst? Hoe gaat u CZ hierop aanspreken?
Zie antwoord vraag 2.
Hoe verhoudt het weigeren van een overeenkomst door CZ zich met de uitspraak van het Hof ’s-Hertogenbosch1, waarin het Hof het ter discretie aan de zorgaanbieder laat of zij in haar statuten naast een regeling voor ontslag ook een regeling voor schorsing opneemt en aan de zorgaanbieder de ruimte laat om daarin op te nemen welke eventuele procedures daarbij worden gevolgd? Is het besluit om een zorgovereenkomst te weigeren daarom juridisch onjuist en moeten zorgaanbieders daarom alsnog een overeenkomst krijgen volgens het eerste aanbod?
Tijdens de zomer is er overleg geweest tussen enerzijds CZ en anderzijds de brancheorganisaties Actiz, VGN en GGZ Nederland. Dit heeft geleid tot een aangepaste tekst over de wijze waarop de ZGC onderdeel uitmaakt van het Wlz inkoopkader 2016 van CZ. Het inkoopbeleid van CZ is daarop inmiddels aangepast.
Wat vindt u ervan dat het al dan niet precies opnemen van een bepaalde formulering in de statuten niets zegt over de kwaliteit van de betreffende zorgaanbieders, zeker als in die statuten is opgenomen dat de Commissie Gelijke Behandeling (CGB) onverkort geldt? Hoe gaat u ervoor zorgen dat zorgverzekeraars werk gaan maken van inkopen op echte kwaliteit?
De zorgkantoren hebben voor het inkopen van Wlz-zorg in 2016 gekozen voor een andere aanpak om de kwaliteit te borgen: van spreadsheetinkoop naar het inkopen van zorg op basis van een dialoog tussen de zorgkantoren en de zorgaanbieders. De zorgkantoren hebben daarbij gekozen voor het opstellen van een uniform inkoopkader per sector: voor Verpleging & Verzorging, voor Gehandicaptenzorg en voor Geestelijke gezondheidszorg. Binnen elk van die sectoren geldt een programma van eisen, aanvullend op de geldende wet- en regelgeving. Het betreft zowel voorwaarden in aanvulling op de NZa-beleidsregels als voorwaarden ten aanzien van het zorgplan, het kwaliteitssysteem van de zorgaanbieder, het betrekken van de cliëntenraad, de informatievoorziening aan cliënten en het leveren van zorg thuis. Zorgverzekeraars stellen eisen aan zorgaanbieders met het oog op de kwaliteit en de transparantie van de zorg. Het doel hiervan is betere zorg voor de patiënt. Goed bestuur vormt mijn inziens een belangrijke randvoorwaarde voor kwaliteit en veiligheid van zorg en transparantie. Ik juich het daarom toe dat zorgverzekeraars ook eisen stellen op dit terrein.
Hoe verhouden de inkoopeisen van CZ met de door de Kamer en de regering gewenste deregulering?
Zie antwoord vraag 2.
Deelt u de mening dat de algemene beginselen van behoorlijk bestuur weliswaar niet formeel, maar wel materieel zouden moeten gelden voor communicatie tussen zorgverzekeraars en zorgaanbieders? Deelt u de mening dat het evenredigheidsbeginsel en/of zorgvuldigheidsbeginsel impliceren dat zorgverzekeraars aan zorgaanbieders de mogelijkheid moeten geven voor herstel van kleine fouten en omissies zonder dat direct sancties worden toegepast?
In het contracteringsproces is heldere en eenduidige communicatie tussen zorgverzekeraars en zorgaanbieders uiteraard van groot belang. De algemene beginselen van aanbestedingsrecht verlangen dat een inschrijver vooraf moet weten waaraan hij moet voldoen om voor een opdracht in aanmerking te komen. De vraag wat al dan niet kleine fouten en omissies zijn is een zaak tussen de contracterende partijen i.c. de zorgkantoren en de zorgaanbieders waar ik niet in kan treden.
Deelt u de mening dat, nu in de Wet langdurige zorg (Wlz) zorgkantoren zijn gehouden aan elementaire beginselen van het aanbestedingsrecht, het gelijkheidsbeginsel verbiedt dat CZ als enige concessiehouder bij de zorginkoop eisen verbindt aan de wijze waarop zorgorganisaties de ZGC in hun statuten moeten regelen? Deelt u de mening dat toepassing van het proportionaliteitsbeginsel met zich meebrengt dat zorgkantoren de mogelijkheid moeten hebben voor herstel van kleine fouten en omissies zonder dat sancties worden toegepast?
Zie antwoord vraag 8.
De schiettraining van politieagenten |
|
Nine Kooiman |
|
Ard van der Steur (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Kunt u aangeven hoeveel uren schiettraining een agent heeft in de opleiding en hoeveel uren training een agent heeft post-initieel op jaarbasis?
Aspiranten (agenten in opleiding) krijgen gedurende de opleiding uitgebreid les in gevaarbeheersing, wapenleer en schietinstructie. Afhankelijk van de fase van de opleiding varieert het aantal uren van 50 uur in het eerste opleidingsjaar tot 14 uur in latere opleidingsjaren.
Post-initieel krijgen agenten minimaal 32 uur training in het kader van gewelds- en gevaarbeheersing op jaarbasis. Voor de periode 2013 – 2015 zijn daar in verband met de invoering van het nieuwe vuurwapen 8 additionele trainingsuren aan toegevoegd, waardoor elke agent minimaal 40 uur training krijgt op jaarbasis. Deze trainingsuren moeten verplicht worden gevolgd.
Kunt u aangeven hoeveel uur een burger op de schietbaan moet staan volgens de Wet wapens en munitie om zijn wapenvergunning te krijgen en te behouden?
In de circulaire wapens en munitie 2015 is vastgelegd dat een burger voor het krijgen en behouden van een wapenvergunning (verlof) per jaar minimaal 18 schietbeurten moet verrichten; het aantal uren is niet vastgelegd. De verlofhouder toont hiermee aan dat hij de schietsport beoefent en dat er sprake is van redelijk belang bij het hebben van een wapenvergunning.
Deelt u de mening dat het zeer opmerkelijk en onwenselijk is dat een agent (die in zeer gevaarlijke en moeilijke situaties soms gaat over leven en dood) geregeld minder uren op de schietbaan staat dan een burger met een wapenvergunning? Kunt u uw reactie toelichten?
Nee, deze mening deel ik niet. Naar mijn mening is hier sprake van onvergelijkbare grootheden. Zie verder mijn antwoord op vraag 2.
Hoe gaat u ervoor zorgen dat agenten voldoende trainingsuren hebben op de schietbaan? Bent u bereid dit uit te breiden? Zo nee, waarom niet?
Ik ben van mening dat agenten voldoende moeten kunnen trainen om hun taken goed te kunnen vervullen. In mijn inzetbrief voor de CAO heb ik ook een uitbreiding van het aantal trainingsuren voorgesteld. Gelet op het nog lopende CAO traject wil ik daar nu niet nader op ingaan.
Ten aanzien van de invulling van de (schiet)trainingsuren wordt door de politie gewerkt aan een doorontwikkeling van de Integrale Beroepsvaardigheidstraining (IBT Nieuwe Stijl), waarin meer aandacht wordt besteed aan praktijk- en teamgerichte training. Hierin vindt de schietinstructie niet meer alleen op de schietbaan plaats, maar ook in meer realistische omgevingen met meer realistische scenario’s. Bovendien wordt daarbij gebruik gemaakt van oefenwapens met diverse soorten oefenmunitie.
Kent u de mogelijkheid met een projector en een laserwapen (gelijk aan het wapen van de politie maar dan met een laser) te trainen op de politieacademie in Apeldoorn? Zo ja, wat vindt u van deze ontwikkeling? Zo nee, bent u bereid hier persoonlijk te gaan kijken en dan deze vragen te beantwoorden?
Ja, deze mogelijkheid ken ik. Dit betrof een pilottraining op de locatie Apeldoorn van de Politieacademie. Drie groepen van acht initiële studenten Politieonderwijs hebben deze methode – naast de basisopleiding schietvaardigheid – gevolgd en feedback gegeven. Overigens is het oefenen met een laserpistool niet nieuw binnen de politie of de Politieacademie. Er wordt continu gezocht naar manieren om de onderwijsmiddelen en -methoden te verbeteren. Hiervoor maakt de Politieacademie gebruik van hedendaagse en vernieuwende ICT-technologieën en werkt men intensief samen met de beroepspraktijk en het reguliere onderwijs.
Bent u ermee bekend dat dit programma ook de mogelijkheid kan bieden om moeilijke situaties zoals Amok te trainen? Zo ja, wat vindt u van deze ontwikkeling en bent u bereid de mogelijkheden uit te breiden?
Ik ben bekend met de mogelijkheden die lasersystemen bieden. Op dit moment is het echter te vroeg om vooruit te lopen op de mogelijkheden voor uitbreiding van deze pilot. De pilot wordt geëvalueerd waarna de wenselijkheid van een eventueel vervolg zal worden bezien. Daarbij spelen meerdere factoren een rol, zoals de effectiviteit van de leermethode, de voorhanden zijnde middelen en eventueel benodigde investeringen. Eerder is in de voormalige politieregio’s al ervaring opgedaan met verschillende lasersystemen. Daaruit is gebleken dat lasersystemen naast voordelen ook nadelen hebben, zoals de beperkte trainingscapaciteit van de systemen (maximaal 2 schutters tegelijk), de hoge kosten en arbeidsintensiviteit, storingsgevoeligheid en kosten voor onderhoud. Ik sluit dan ook niet uit dat er meer en bredere ervaring moet worden opgedaan alvorens tot een afgewogen oordeel te kunnen komen over uitbreiding van de mogelijkheden om met lasersystemen te werken.
Bent u bereid de trainingen met het laserwapen en -programma te onderzoeken?
Zie antwoord vraag 6.
Bent u bereid te onderzoeken of er, op basis van een pilot, behoefte bestaat en mogelijkheden zijn dit ook aan te bieden op locatie (bijvoorbeeld bij een politie-eenheid) zodat er naast de bestaande training met echte munitie ook met andere mogelijkheden en middelen getraind kan worden? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 6.
Bent u bereid en in staat deze vragen vóór het Algemeen overleg over politie op donderdag 1 oktober 2015 te beantwoorden?
Het betreffende AO is inmiddels verplaatst naar 14 oktober. Ik heb uw vragen voordien kunnen beantwoorden.
Het intrekken van bestaande vergunningen voor apotheekhoudende huisartsen |
|
Agnes Wolbert (PvdA) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
![]() |
Deelt u de mening dat apotheekhoudende huisartsen essentieel zijn voor het langer thuis wonen en goede zorg dichtbij huis, zeker in snel vergrijzende krimpgebieden?
Ik vind het belangrijk dat iedereen in Nederland toegang heeft tot goede huisartsenzorg en farmaceutische zorg, ook in krimpgebieden. Daarbij is de hoofdregel dat farmaceutische zorg wordt verleend door apothekers, en alleen bij wijze van uitzondering door (apotheekhoudende) artsen. De apotheker is immers de deskundige zorgverlener op het terrein van farmaceutische patiëntenzorg.
Deelt u ook de mening dat apotheekvergunningen voor huisartsen in vergrijzende krimpgebieden essentieel zijn voor de continuïteit van de praktijk en het vestigen van een nieuwe generatie huisartsen?
Zie antwoord vraag 1.
In hoeverre vindt u dat vergunningen voor bestaande apotheekhoudende huisartsen moeten worden verlengd als omstandigheden gelijk blijven? Zo ja, waarom vindt u dit van belang? Zo nee, waarom vindt u dat en hoe draagt dat bij aan het in stand houden van voorzieningen in krimpregio’s?
Indien er voor de patiënten in een gebied niet binnen redelijke afstand een apotheek is gevestigd, kan door het CIBG aan een huisarts een vergunning worden verleend om tevens een apotheek te mogen houden voor die patiënten. Bij deze regeling in de Geneesmiddelenwet staat het belang van de patiënt voorop. De patiënt moet de best mogelijke farmaceutische zorg krijgen die beschikbaar is.
Het CIBG toetst bij de aanvraag voor een apotheekvergunning aan het afstandscriterium. Kort gezegd wordt voor een gebied vergunning verleend als de afstand tussen patiënt en apotheek meer is dan 4,5 kilometer. Tussen de 3,5 en 4,5 kilometer kan onder omstandigheden een vergunning worden verleend. Dit is geregeld in artikel 61 lid 10 en lid 11 van de Geneesmiddelenwet.
Indien het CIBG na toetsing tot de conclusie komt dat er geen apotheekvergunning verleend wordt aan de huisarts, betekent dit dat de farmaceutische zorg geborgd is door een nabije apotheek.
Het CIBG gaat niet uit eigen beweging en periodiek na of nog steeds aan alle vergunningvoorwaarden wordt voldaan.
Indien zich ná het verlenen van een apotheekvergunning een apotheker binnen de wettelijke afstand vestigt, gaat het CIBG dan ook niet ambtshalve over tot intrekking van de apotheekvergunning. Dit is anders wanneer bijvoorbeeld de nieuwe apotheker, als belanghebbende, zou verzoeken om intrekking van de apotheekvergunning van de huisarts. Dan moet het CIBG de omstandigheden opnieuw en volledig toetsen aan de wet.
En ook wanneer een apotheekhoudend huisarts vertrekt, en een nieuwe aanvraag voor een apotheekvergunning wordt ingediend, is het CIBG verplicht alle omstandigheden opnieuw te toetsen. Wanneer dan blijkt dat niet meer aan het afstandcriterium wordt voldaan, bijvoorbeeld omdat na de vergunningverlening een nabije apotheek is gevestigd, kan het CIBG niet anders dan voor het desbetreffende gebied geen vergunning verlenen.
Bij de aanvraag van de onderhavige huisartsenpraktijk wordt overigens voor een tiental deelgebieden wel aan het afstandcriterium voldaan. Voor deze gebieden is dan ook een apotheekvergunning afgegeven. Alleen voor het deelgebied Annen wordt niet aan het afstandscriterium voldaan.
Kunt u verklaren waarom het Centraal Informatiepunt Beroepen Gezondheidszorg (CIBG) vanwege een vertrekkende huisarts de apotheekvergunning weigert te verlengen voor de overige huisartsen in de praktijk te Annen die al ruim 20 jaar over deze vergunning beschikt?1
Zie antwoord vraag 3.
Bent u voornemens om het verschil tussen een hoofd- en associatievergunning op te heffen ten behoeve van de voorzieningen in vergrijzende krimpregio’s waar apotheekhoudende huisartsen een praktijk delen?
Neen, ik ben dat niet voornemens. De associatievergunning is bedoeld om een arts die gezamenlijk met de apotheekhoudend huisarts (de hoofdvergunninghouder) een praktijk voert, eveneens geneesmiddelen ter hand te laten stellen aan de desbetreffende patiënten.
De associatievergunning vervalt van rechtswege als de hoofdvergunning vervalt (zie hiervoor artikel 61 lid 14 van de Geneesmiddelenwet). Als de hoofdvergunning vervalt, betekent dit dat de farmaceutische zorg is geborgd door een apotheek.
Kunt u verklaren waarom het CIBG vijf jaar geleden onder dezelfde wet en omstandigheden wel een nieuwe vergunning heeft verleend aan de huisartspraktijk in Annen? Waarom krijgt het CIBG de ruimte om bij gelijkblijvende omstandigheden bestaande vergunningen van apotheekhoudende huisartsen in trekken met nieuwe criteria? Waarom heeft het CIBG de wijze van meten van de afstand tussen apotheek en de eerste potentiele patiënt in de tussentijd aangepast?
In 2010 is de huisartsenpraktijk te Annen verhuisd naar een nieuw adres. Deze adreswijziging is doorgevoerd in de hoofdvergunning en de associatievergunning. Hierbij was geen sprake van een nieuwe vergunning, maar van een adreswijziging in de bestaande vergunning.
Het CIBG hanteert overigens geen nieuwe criteria bij de beoordeling van aanvragen. Het afstandcriterium is al decennia lang leidend bij de vergunningverlening. Ook de wijze van meten is niet veranderd. In het geval van het deelgebied Annen is de gemeten afstand 4,0 kilometer.
Deelt u de mening dat u, ook al zou de huisartsenpraktijk in Annen nu ineens een afstandscriterium van 3,5–4,5 km toebedeeld krijgen, alle wettelijke vrijheid heeft om de apotheekhoudende vergunning alsnog te verlengen? Bent u voornemens om dat te regelen? Zo ja, per wanneer? Zo nee, waarom niet?
Bij een afstand tussen de 3,5 en 4,5 kilometer beschik ik niet over alle wettelijke vrijheid. Bij die afstand geldt het criterium «het belang van de geneesmiddelenvoorziening». Hierbij is vooral van belang de bereikbaarheid per openbaar vervoer. Ook dit criterium bestaat al vele tientallen jaren, en de uitwerking daarvan is vastgelegd in de rechtspraak. Dit criterium kan niet zomaar opzij worden gezet.
Personen die wedstrijdinformatie doorspelen via de telefoon vanaf voetbaltribunes |
|
Tjeerd van Dekken (PvdA), Jan Vos (PvdA) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD), Ard van der Steur (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Bellende gok-buitenlanders van tribune Telstar gejaagd»?1 Herinnert u zich uw antwoorden op eerdere vragen over het verwijderen van personen van voetbaltribunes in verband met ongewenste gokgerelateerde belactiviteiten?2
Ja.
Beschikt u over informatie dat er bij voetbalclubs regelmatig bellende personen op de tribune zitten om wedstrijdinformatie door te spelen? Zo ja, wat is de aard en de omvang van die informatie? Hebt u de indruk dat dit fenomeen zich de laatste tijd vaker voordoet?
Het komt voor dat tijdens voetbalwedstrijden personen aanwezig zijn die met hun telefoon wedstrijdstatistieken aan derden doorgeven. Die statistieken worden bijvoorbeeld gebruikt voor standen-applicaties en voor live betting bij de reguliere bekende aanbieders in zowel Europa als Azië. De KNVB geeft aan dat weinig clubs melden dat zij overlast ervaren van bellende personen. Er is geen sprake van toename van het aantal meldingen hierover. In een enkel geval zijn personen verzocht de tribune te verlaten, waar ook gehoor aan is gegeven. Wel zal de KNVB, naar aanleiding van de signalen bij Telstar in gesprek gaan met deze club.
Over welke bevoegdheden beschikken voetbalclubs om personen die tijdens voetbalwedstrijden met hun telefoon wedstrijdstatistieken aan derden doorgeven van de tribune te weren? Zijn er op dit moment juridische belemmeringen voor voetbalclubs om dergelijke personen van de tribune te weren? Zo ja, welke belemmeringen zijn dat?
In stadions gelden huisregels waar bezoekers zich aan moeten houden. Het is toegestaan om in het stadion een mobiele telefoon te gebruiken en daarmee informatie te verspreiden.
Dit gebeurt veelvuldig, bijvoorbeeld door mensen van de media. Het is aan de clubs zelf om de mate van overlast te bepalen. Wanneer er sprake is van wangedrag, geweld of overlast, kunnen de clubs deze bezoekers van de tribune verwijderen. Ook kunnen clubs, indien gewenst, de huisregels verder aanscherpen.
Acht u voetbalclubs zelf voldoende in staat om dergelijke personen van hun tribunes te weren? Zo nee, acht u dan aanvullende bevoegdheden of maatregelen gewenst en welke?
Zie antwoord vraag 3.
Deelt u de mening van de Koninklijke Nederlandse Voetbal Bond (KNVB) dat restricties in het gokaanbod op alle voetbalwedstrijden nodig zijn? Zo ja, waarom en wat betekent dat ten aanzien van uw beleid met betrekking tot kansspelen? Zo nee, waarom deelt u die mening niet?
In het wetsvoorstel Kansspelen op afstand dat de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie uw Kamer heeft doen toekomen is voorzien in een vergunningstelsel voor aanbod van kansspelen op afstand. Daarmee wordt het huidige verbod op het aanbod van kansspelen op afstand opgeheven omdat een gereguleerd stelsel juist meer mogelijkheden biedt om de consument te beschermen en criminaliteit tegen te gaan. Over dit wetsvoorstel zijn door uw Kamer schriftelijke vragen gesteld welke spoedig door de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie worden beantwoord, waarbij ook zal worden ingegaan op de vraag of restricties in het gokaanbod op alle voetbalwedstrijden nodig zijn.
Deelt u de mening dat de aanwezigheid van genoemde personen en de achterliggende gokbelangen niet bijdragen aan een eerlijke sport waar supporters van genieten en kinderen enthousiast van raken? Zo ja, wat kunt u daarin betekenen? Zo nee, waarom niet?
De clubs en de KNVB hechten aan een positieve ervaring van stadionbezoekers en dat deel ik. Vanuit dit perspectief gaat de KNVB in gesprek met Telstar.
De toegang tot seksuele gezondheidszorg in AZC’s |
|
Attje Kuiken (PvdA) |
|
Klaas Dijkhoff (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Bent u zich bewust van het feit dat het aanstaande zaterdag internationale anticonceptiedag is?
Ja.
Kunt u vertellen op welke wijze er binnen de asielzoekerscentra (AZC’s) aandacht is voor reproductieve zorg? Bent u bijvoorbeeld op de hoogte van onderzoek van Rutgers waaruit blijkt dat jonge, vrouwelijke asielzoekers meer risico lopen op ongewenste zwangerschap en abortus en dat er sprake is van relatief hogere hiv-cijfers bij zwangere asielzoekers? Is er in dit kader actuele informatie bekend over hoeveel zwangere meisjes er momenteel in AZC’s zijn en welke afspraken er zijn gemaakt over verloskundige en gynaecologische zorg voor deze zwangere meisjes? 1
De zorg voor zwangere vrouwen is vastgelegd in de ketenrichtlijn geboortezorg asielzoekers. Hierin hebben alle betrokken partijen2 afspraken gemaakt over de voorlichting, begeleiding en zorg bij zwangerschap en bij geboorte en de periode direct na de geboorte voor moeder en kind. Op de COA locaties is een aandachtsfunctionaris zwangeren aangesteld.
Informatiemateriaal (factsheet zwangerschap) is in diverse talen beschikbaar.
Er zijn geen gegevens hoeveel zwangeren er op dit moment bij het COA verblijven. Ter indicatie, in 2014 zijn er circa 500 baby’s geboren.
DE GGD geeft op COA- locaties individuele voorlichting en counseling ter preventie van soa en hiv en het bevorderen van veilig vrijen (gebruik anticonceptie, voorkomen onbedoelde zwangerschappen) naar professionele normen en richtlijnen.
Zijn er naar uw weten signalen bekend van mensenhandel/kinderhandel van minderjarigen in de AZC’s en zo ja, op welke wijze wordt voorkomen dat minderjarigen slachtoffer mensenhandel worden?
In het algemeen kunnen signalen van mogelijke mensenhandel op meerdere momenten naar voren komen. Om die reden zijn medewerkers van het COA, IND, Nidos en de Afdeling Vreemdelingenpolitie, Identificatie en Mensenhandel getraind deze signalen te herkennen. In het aanmeldproces worden gesprekken gevoerd met de minderjarigen door de IND, Nidos en de Afdeling Vreemdelingenpolitie, Identificatie en Mensenhandel. In deze gesprekken kunnen signalen mensenhandel naar voren komen en kan Nidos de minderjarige zo nodig in de Beschermde Opvang plaatsen. Ook in de AZC’s zijn aandachtsfunctionarissen mensenhandel aangesteld om signalen te herkennen.
Vooralsnog zijn er geen aanwijzingen dat minderjarigen in de AZC’s slachtoffer worden van mensenhandel
Deelt u de mening dat er geen adequaat beleid is voor minderjarige meisjes die zich met meerderjarige mannen aanmelden bij een AZC? Zo nee, kunt u vertellen wat het beleid met betrekking tot deze specifieke situatie is en hoe het Centraal Orgaan opvang Asielzoekers (COA) controleert of er sprake is van familiebanden of een ongelijkwaardige relatie met misbruik en/of mishandeling?
Alle betrokken organisaties, waaronder dus ook het COA, zijn alert op situaties van gehuwde minderjarige meisjes. Over de veiligheid, bescherming en opvang zijn werkafspraken gemaakt. Als er een minderjarig gehuwd meisje in Nederland arriveert met haar partner gaat Nidos met haar (en haar partner) een gesprek aan over het aanvragen van de voogdij door Nidos. Tijdens de gesprekken met de minderjarige (als ook met de partner) zijn Nidos en het COA zeer alert op signalen van huwelijksdwang en/ of andere mogelijke vormen van misbruik.
Bij signalen hiervan wordt er samen met de minderjarige en daar waar mogelijk met familie gezocht naar een oplossing. De Raad voor de kinderbescherming en/ of het Landelijk Expertise Centrum Eer Gerelateerd Geweld (LEC EGG) worden ingeschakeld. Zo nodig wordt de minderjarige in de beschermde opvang geplaatst. Ook hebben de gehuwde minderjarige meisjes in de dagelijkse begeleiding bijzondere aandacht. Specifiek wordt er steeds bekeken hoe het met het meisje gaat om te controleren hoe haar situatie is en hoe ze er voor staat.
Bent u bereid, indien het antwoord op vraag 4 bevestigend is, de relevante organisaties en instanties tot actie te bewegen teneinde op grond van het relevante beleid hieraan een einde te maken?
Zie antwoord vraag 4.
Zijn er gegevens bekend over het aantal gevallen van Female Genital Mutilation (FGM) in AZC’s? Worden er maatregelen getroffen om dit aan te pakken en zo ja, wordt daarbij gekeken naar de aanbevelingen van de Raad voor de Volksgezondheid voor de aanpak van FGM zoals deze in een onderzoek van enige tijd geleden werden genoemd?2
FGM wordt niet apart geregistreerd in de systemen van IND en COA. Indien er vermoeden en of sprake is van FGM kan het COA voorlichting geven over het Rijksbrede Nederlandse beleid inzake FGM. Verder wordt op COA locaties door middel van weerbaarheidstrainingen aandacht geschonken aan het onderwerp FGM en is een stukje voorlichting opgenomen in het programma «kennis van de Nederlandse Samenleving». Ook is er binnen de vreemdelingenketen aandacht voor het afstemmen met andere (overheids)instanties ten behoeve van de Rijksbrede aanpak en preventie van FGM. Het COA doet dit middels de «Meldcode Huiselijk Geweld en Kindermishandeling» waarin FGM wordt geadresseerd.
Bent u, gezien het ontbreken van betrouwbare landelijke informatie, bereid om een onderzoek te starten naar de toegang (zowel financieel als fysiek) tot seksuele gezondheidszorg en seksuele voorlichting aan volwassen en minderjarige nieuwkomers in AZC’s, en landelijke prevalentie van ongewenste zwangerschappen, anticonceptie, seksuele dwang, soa’s/hiv onder asielzoekers, bij voorkeur met meer informatie over achtergronden en oorzaken?
Ik ben van mening dat de gezondheidszorg voor asielzoekers goed is geregeld. Dit betreft ook de toegang tot de seksuele gezondheidszorg en seksuele voorlichting. Ik zie dan ook geen aanleiding om hier onderzoek naar te laten doen.