Het bericht dat volgens de rechter een datavrije muziekbundel niet in strijd is met netneutraliteit |
|
Maarten Hijink |
|
Henk Kamp (minister economische zaken) (VVD) |
|
Kunt u uw zienswijze geven op de gevolgen van de uitspraak van de Rotterdamse rechter dat de datavrije muziekbundel die T-Mobile aanbiedt niet in strijd is met de netneutraliteit, zoals die in de Nederlandse wetgeving is vastgelegd?1
De rechtbank heeft geoordeeld dat de netneutraliteitsverordening «zonder twijfel geen categorisch verbod op prijsdiscriminatie («acte clair») bevat», waardoor de Telecommunicatiewet op dit punt onverbindend is. Concreet betekent dit dat zero-rating-aanbiedingen, zoals die van T-Mobile, niet op grond van strijd met de Telecommunicatiewet verboden zijn. Tevens volgt uit de uitspraak dat een aanbod als dat van T-Mobile niet zonder meer in strijd is met de netneutraliteitsverordening. Het oordeel van de rechtbank staat er echter niet aan in de weg dat in het geval van het aanbod van T-Mobile (of iedere andere concrete casus waarin sprake is van zero-rating) sprake kan zijn van omstandigheden die maken dat de geboden vorm van zero-rating strijdig is met de verordening. De rechtbank heeft zich in haar vonnis niet uitgelaten over de vraag of zich bij de dienst van T-Mobile zulke omstandigheden voordoen. De Autoriteit Consument en Markt (ACM) zou dit (alsnog) kunnen onderzoeken. De ACM heeft aangegeven een dergelijk onderzoek te zijn gestart.
Deelt u de mening dat een vrij en open internet gebaat is bij het voorkomen van alle vormen van discriminatie tussen soorten data die via het internet worden verstuurd?
Ja.
Op basis waarvan oordeelt de rechter dat u niet bevoegd bent geweest om «zero rating» in de Telecommunicatiewet uitdrukkelijk te verbieden?2
Naar het oordeel van de rechtbank biedt de verordening geen grondslag voor aanvullende wettelijke bepalingen met betrekking tot de reikwijdte en de omvang van het in de verordening neergelegde discriminatieverbod, dat volgens de rechtbank geen categorisch verbod op prijsdiscriminatie is.
Welke mogelijkheden heeft de Autoriteit Consument en Markt (ACM) om dit besluit aan te vechten en bent u op de hoogte van een voornemen van de ACM om dit te doen?
De ACM kan in hoger beroep gaan bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven.
Welke consequenties heeft deze uitspraak voor de huidige Telecommunicatiewet? Bent u bereid, indien dit grote gevolgen heeft voor het Nederlandse netneutraliteitsbeleid, hierover in overleg te treden met de Europese Commissie?
De consequentie is dat de Telecommunicatiewet op dit onderdeel door de rechtbank onverbindend is verklaard. Nu de ACM niet in hoger beroep gaat, ligt het in de rede om het categorische verbod op prijsdiscriminatie in de Telecommunicatiewet te schrappen. Hiertoe zal ik de voorbereidingen treffen. Overleg met de Europese Commissie op dit punt zal niet leiden tot wijzigingen. Nog afgezien van de opvattingen van de Europese Commissie in dezen is de Commissie niet bevoegd een rechterlijk oordeel ter zijde te stellen.
Bent u bereid met de Duitse Minister van Economische Zaken te overleggen over het toestaan van zero rating binnen de Europese netneutraliteitsverordening?3
De lidstaten hebben bij de totstandkoming van de verordening binnen de Europese Raad een belangrijke rol gespeeld. Echter de nationale wetgevers hebben geen formele rol bij de handhaving van de verordening. Dit is aan de nationale toezichthouders. De Duitse toezichthouder (Bundesnetzagentur) kan deze zero-rating dienst onderzoeken op basis van de verordening.
De uitspraak van de rechter beslecht een geschil tussen de ACM en T-Mobile over de vraag of prijsdiscriminatie op grond van de netneutraliteitsverordening en de Telecommunicatiewet zonder meer verboden is of niet. De rechter heeft hierbij de ACM in het ongelijk gesteld door te oordelen dat de netneutraliteitsverordening geen categorisch verbod op prijsdiscriminatie bevat en het artikel in de Telecommunicatiewet dat het (vermeende) categorische verbod nader uitwerkt onverbindend te verklaren. Tegen deze uitspraak van de rechter staat voor de bij het geschil betrokken partijen (ACM en T-Mobile) hoger beroep open. De ACM heeft besloten van deze mogelijkheid geen gebruik te maken. Ik respecteer die beslissing. Bij deze handhavingskwestie ligt het besluit om wel of niet in hoger beroep te gaan bij de ACM als onafhankelijk toezichthouder. Conform de Instellingswet ACM dient de Minister van Economische Zaken zich niet te mengen in individuele handhavingszaken van de ACM. Zoals aangegeven in bovenstaande beantwoording onderzoekt de ACM nu, uitgaande van het ontbreken van een categorisch verbod op prijsdiscriminatie, of er specifieke omstandigheden zijn die maken dat de datavrije muziekdienst van T-Mobile in strijd is met de netneutraliteitsverordening.
Het bericht dat het voor starters steeds moeilijker wordt een 'goedkoop' huis te krijgen |
|
Alexander Kops (PVV) |
|
Ronald Plasterk (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (PvdA) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Goedkope huizen voor starters «bijna uitverkocht»»?1
Ja.
Hoe groot is het tekort aan koophuizen tot € 200.000,= en wat is hier volgens u de oorzaak van?
Sinds 2013 laat de woningmarkt een sterk herstel zien. Het consumentenvertrouwen in de huizenmarkt is sterk gestegen en het lijkt aannemelijk dat we de afgelopen periode te maken gehad hebben met een inhaalvraag. De lage rente heeft geleid tot een verdere toename van de vraag. Woningbouw reageert vanzelfsprekend vertraagd op de toenemende vraag, zeker in een dichtbevolkt land zoals Nederland.
De verantwoordelijkheid om te zorgen dat het aanbod voldoende aansluit bij de vraag ligt op decentraal niveau. De bouwproductie is de afgelopen jaren flink toegenomen en zal naar verwachting (op basis van de bouwplannen van gemeenten) de komende jaren hoog blijven. Daarmee komt doorstroming op gang die ook voor starters kansen biedt.
Vanuit Primos 2016 (ABF Research) wordt het huidige woningtekort in Nederland geraamd op 134.000 woningen en is de verwachting dat dit oploopt naar 196.000 woningen in 2018 en dan weer daalt tot 171.000 woningen in 2025.2 Deze verwachting is gebaseerd op demografische ontwikkelingen, economische scenario’s en woonwensen van huishoudens. Het is niet bekend in welke mate het geschatte tekort betrekking heeft op het segment koophuizen tot € 200.000. Het achterblijvende aanbod (ongeacht het segment) vormde de aanleiding voor gesprekken met de woningmarktregio’s zoals ook in mijn brief van 21 februari 2017 (Kamerstuk 32 847, nr. 295) is geschetst.
Hoeveel koophuizen zijn door prijsstijgingen (vanaf 2014) onbereikbaar geworden voor starters?2
De bereikbaarheid van koophuizen voor starters is niet alleen afhankelijk van de huizenprijzen maar ook van onder andere de rente, de leennormen en de inkomensontwikkeling. Tegenover de recente stijging van de huizenprijzen staat dat huishoudens door de daling van de rente en groei van inkomens gemiddeld meer kunnen lenen dan voor de crisis.4 De prijsstijgingen verschillen bovendien per regio. In steden als Amsterdam en Utrecht ligt de prijs weer boven het precrisis niveau, terwijl de prijs landelijk nog steeds onder het precrisis niveau ligt. Gemiddeld lagen de huisprijzen in het eerste kwartaal van dit jaar circa 9% lager dan de piek in 2008.5
Wat bent u voornemens voor starters te doen?
Voor starters is een goede doorstroming op de woningmarkt van belang. Er bestaan reeds verschillende regelingen die gericht zijn op starters. Zo is er de Nationale Hypotheek Garantie (NHG) die bijdraagt aan de beschikbaarheid van verantwoorde financiering en waarmee huishoudens een rentekorting kunnen krijgen. Deze garantie is momenteel beschikbaar voor de financiering van woningen met een aankoopwaarde tot € 245.000. Ook is sinds 1 januari van dit jaar de schenkingsvrijstelling voor de eigen woning verhoogd tot € 100.000. Daarnaast bieden diverse gemeenten startersleningen aan. Tot slot is er vanuit het Rijk aandacht voor het vergroten van het woningaanbod, met name in schaarsteregio’s. Meer aanbod maakt dat de druk op de woningmarkt (en prijzen) afneemt en huishoudens meer keuze hebben. Ik voer momenteel gesprekken met de woningmarktregio’s over de mate waarin in de woningbehoefte kan worden voorzien en of hierbij knelpunten optreden. Daarnaast is er in het bijzonder aandacht voor het vergoten van het aanbod aan huurwoningen in het middensegment voor huishoudens met een middeninkomen (inclusief starters). Een van de maatregelen is de oprichting van de samenwerkingtafel middenhuur. Aan deze tafel, onder voorzitterschap van Rob van Gijzel, worden lokale partijen en investeerders met elkaar in contact gebracht met als doel om te komen tot afspraken over extra aanbod van huurwoningen in het middensegment. Over de voortgang ontvangt uw Kamer voor de zomer een rapportage.
Hoe gaat u voorkomen dat de huizenmarkt «tot stilstand» komt met alle gevolgen van dien?
Zie antwoord vraag 4.
Deelt u de mening dat er meer gebouwd dient te worden? Zo nee, waarom niet?
Ja, dit deel ik. Bij mijn bezoeken aan de woningmarktregio’s met schaarste besteed ik hier expliciete aandacht aan.
De VN Veiligheidsraad |
|
Raymond Knops (CDA), Pieter Omtzigt (CDA) |
|
Bert Koenders (minister buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
![]() |
Bent u bereid om aan de Kamer aan te geven wat de prioriteiten van Nederland zijn bij het lidmaatschap van de VN Veiligheidsraad, zoals de regering dat in 1999–2000, de laatste keer dat het in de VN veiligheidsraad zat, ook deed?1
Ik ben gaarne bereid om aan de Kamer aan te geven wat de prioriteiten voor het Koninkrijk zullen zijn als het lidmaatschap van de Veiligheidsraad voor 2018 formeel zal zijn bekrachtigd. Daartoe zal de Kamer in het najaar een brief toegaan, na rijksbrede afstemming.
Bent u bereid om de vervolging en berechting van de daders van het neerhalen van vlucht MH17 op 17 juli 2014 tot een van de prioriteiten te maken van het Nederlands lidmaatschap in de veiligheidsraad, aangezien dezelfde veiligheidsraad in resolutie 2166 alle landen heeft opgeroepen volledige medewerking te verlenen aan de onderzoeken?
Het vervolgen en berechten van degenen die verantwoordelijk zijn voor het neerhalen van vlucht MH17 blijft voor het kabinet de hoogste prioriteit. Zoals vermeld aan uw Kamer (beantwoording Kamervragen d.d. 16-02-2017, Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2016–2017, nr. 1217) heeft Nederland zich vanaf het begin ingezet voor betrokkenheid van de VN-Veiligheidsraad. Nederland zal het lidmaatschap uiteraard aangrijpen om zich sterk te blijven maken voor de uitvoering van VN-Veiligheidsraadresolutie 2166, waaronder de medewerking van alle betrokken landen bij vervolging en berechting, ongeacht het vervolgingsmechanisme waarvoor wordt gekozen.
Bent u bereid om de daadwerkelijke vervolging en berechting van de ISIS-strijders – die uit tientallen Lidstaten van de VN komen en genocide plegen – tot een van de prioriteiten van het Nederlandse lidmaatschap van de veiligheidsraad te maken?
Voortdurende inzet op de vervolging en berechting van alle personen die zich schuldig hebben gemaakt aan ernstige internationale misdrijven, waaronder genocide, is een belangrijk onderdeel van het Nederlandse beleid. Waar het ISIS-strijders betreft zal Nederland ook in internationale overlegorganen als de Veiligheidsraad blijven verkennen welke aanpak passend zou zijn en daadwerkelijk effect hebben in de huidige complexe situatie.
Kunt u de maandagenda van het roterende voorzitterschap alsmede het werkprogramma tijdig aan de Kamer doen toekomen, net als de regering dat deed toen Nederland de vorige keer lid was van de VN Veiligheidsraad?
Het ligt in de bedoeling om de Kamer iedere maand het werkprogramma toe te sturen zodra dit is aanvaard door de Veiligheidsraad.
Het bericht ‘’Totale vernietiging van zeer groot oppervlakte gezond koraal’’. |
|
André Bosman (VVD) |
|
Ronald Plasterk (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (PvdA) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Totale vernietiging van zeer groot oppervlakte gezond koraal»?1
Ja.
Welke invloed heeft deze vernieling op de hoeveelheid koraal in het Caribisch gebied?
De gezondheid en populatie van koraal staat op veel plekken op de wereld onder druk, zo ook in het Caribisch gebied. Dat elk onnodige koraalvernieling dus ongewenst is staat buiten kijf. De precieze eenheidsafbakening van de schade aan het koraal is nog het onderwerp van onderzoek.
In hoeverre komt de vernieling van bijna 3,7 hectare gezond koraal overeen met de in de vergunning vermelde verplichting om zoveel mogelijk koraal-besparend te werken?
De schade naar aanleiding van de bouwwerkzaamheden, dat vooralsnog het onderwerp van onderzoek is, heeft een compromitterend karakter ten aanzien van de in de vergunning vermelde verplichting omtrent koraalbesparend werken.
Welke invloed heeft deze vernieling op het wetenschappelijke onderzoek naar het koraal op deze locatie?
Een mate van geplande schade aan het koraalrif wordt over het algemeen bij dit soort bouwwerkzaamheden van tevoren ingecalculeerd. Curaçao Ports Authority (CPA) had als compensatie dan ook een bedrag van 4 miljoen ANG beschikbaar gesteld voor het instellen en beheer van een onderwaterpark van 20 kilometer langs de kust. De uiteindelijke invloed van de niet ingecalculeerde schade aan het koraalrif op het wetenschappelijke onderzoek naar koraal is in dit stadium echter moeilijk om vast te stellen. De onderzoeken naar de schade en de gevolgen daarvan lopen nog.
In hoeverre heeft deze vernieling van het koraal invloed op het toerisme in de regio?
CPA heeft in het onderhavige geval de bouwwerkzaamheden kort stilgelegd. Bij het laten hervatten van de werkzaamheden verwees CPA juist op het belang van het toerisme. De pier moet volgens CPA gereed zijn voordat het cruiseseizoen medio oktober van start gaat en kan daarom geen vertraging oplopen. Op de lange termijn kan moeilijk vastgesteld worden wat voor effect het onderhavige geval kan hebben op het toerisme, omdat de onderzoeken naar de mate van schade nog lopen en er tegelijk met eventuele bouwwerkzaamheden compenserende maatregelen, zoals het instellen van een onderwaterpark, genomen kunnen worden. Het is over het algemeen erkend dat koraalriffen zowel natuurlijke als economische waarde hebben.
In hoeverre kan de ontwikkelaar aansprakelijk worden gesteld voor de aangerichte schade? In hoeverre kunnen de kosten voor het wetenschappelijke onderzoek en van de gemiste inkomsten van het toerisme worden verhaald?
De mate waarin aansprakelijkheid wel of niet wordt afgedwongen, alsmede de mate waarin eventuele gemiste inkomsten ten gevolge van de schade uit het toerisme verhaald kan worden, zijn vraagstukken die bij het land Curaçao liggen. Daarbij lopen de onderzoeken nog en zijn de precieze kosten van de schade vooralsnog ongedefinieerd.
In hoeverre kan het land Nederland het land Curaçao ondersteunen met onderzoek naar de aangerichte schade en het mogelijk beperken van gevolgschade?
CPA laat de schade zelf onderzoeken door milieu consultancybedrijf Ecovision en daarnaast doet Carmabi een eigen onderzoek. Deze onderzoeken lopen nog. Natuurbescherming is een verantwoordelijkheid van de landen. Desalniettemin is het mijn grondhouding om open te staan voor (verzoeken tot) samenwerking als het gaat om koraalbescherming en -herstel in Koninkrijksverband.
De website 'Alt Rechts' (altrechts.com) waar opgeroepen wordt om personen en organisaties op te geven die zich 'volksvijandig' zouden opstellen |
|
Dilan Yeşilgöz-Zegerius (VVD) |
|
Stef Blok (minister zonder portefeuille binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties, minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Kent u de website Alt Rechts en het «Joodse overzicht» en het «overzicht volksvijandig Nederland»?1
Ja.
Bent u bekend met het feit dat de website actief Joden en «volksvijandige Nederlanders» inventariseert? Bent u er ook mee bekend dat volgens de website onder andere feministen, homoseksuelen en cultuur-afbrekers afgeschilderd worden als volksvijandige Nederlanders?
Ja.
Deelt u de mening dat deze website bedreigend en lasterlijk is voor mede-Nederlanders, discriminatie cultiveert en faciliteert en bewust haat en verdeeldheid zaait? Kunt u dit toelichten?
Dit zal moeten blijken uit het strafrechtelijk onderzoek dat wordt uitgevoerd onder leiding van het parket Oost-Nederland. Het onderzoek is gestart naar aanleiding van een overleg tussen MiND (meldpunt internet discriminatie) en de regionale eenheid Oost-Nederland van de Nationale Politie in maart van dit jaar.
Zijn er aangiftes gedaan tegen deze website en de beheerders? Zo ja, hoeveel en waar bevinden deze zich in het proces?
De politie heeft laten weten dat -voor zover bekend – geen aangiften zijn gedaan tegen de beheerders van de website Altrechts.com.
Deelt u de opvatting van advocaat Alberdingk Thijm dat aangifte tot het aanpakken van deze website en beheerders kan leiden?2 Kunt u dit toelichten?
De site is direct door de provider offline gehaald. Om te kunnen beoordelen of de beheerders van de website strafrechtelijk kunnen worden aangepakt, is onderzoek noodzakelijk.
Dit onderzoek loopt op dit moment al. Aangiften zijn niet noodzakelijk voor het voortzetten van het onderzoek, maar het is uiteraard van belang dat een ieder die meent slachtoffer te zijn geweest van een strafbaar feit aangifte doet.
Loopt er momenteel een onderzoek naar de website en de beheerders door het openbaar ministerie (OM)? Zo ja, waar staat dit in het proces? Zo nee, bent u bereid deze website onder de aandacht te brengen van het OM?
Ja, de politie is gestart met een onderzoek onder leiding van het parket Oost-Nederland.
Tegen welke straf kunnen de beheerders en eigenaren van de host aanlopen als het tot een veroordeling komt voor discriminatie, aanzetten tot haat, laster en smaad?
De maximum op te leggen straf voor discriminatie of aanzetten tot haat is op grond van artikel 137d van het Wetboek van Strafrecht (Sr) een gevangenisstraf voor de duur van een jaar of een geldboete van € 8.200,–. Indien het feit wordt gepleegd door een persoon die daarvan een beroep of gewoonte maakt of door twee of meer verenigde personen kan een gevangenisstraf van maximaal twee jaar of een geldboete van € 20.500,– worden opgelegd. De maximum straf voor smaad is ingevolge artikel 261 Sr een gevangenisstraf voor de duur van een jaar of een geldboete van € 8.200,–. Voor laster is dit op grond van artikel 262 Sr een gevangenisstraf voor de duur van twee jaar of een geldboete van € 20.500,–.
Het bericht ´Cocaïnebaron knipt enkelband door en vlucht’ |
|
Chris van Dam (CDA) |
|
Stef Blok (minister zonder portefeuille binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties, minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Cocaïnebaron knipt enkelband door en vlucht»?1
Ja.
Uit het artikel komt het beeld naar voren dat de betrokkene reeds in december 2016 zijn enkelband heeft doorgeknipt en ontvlucht is aan het toezicht van justitie; kloppen deze feiten? Waarom komt dit nieuws nu pas naar buiten en wat is er in de tussentijd gedaan aan de opsporing van de betrokkene? Welke stappen in nationaal en internationaal verband zijn er ondernomen om Cetin G. op te sporen sinds het duidelijk werd dat hij zijn enkelband heeft doorgeknipt?
In november 2016 gaf de enkelband van betrokkene en signaal van bandsabotage door aan de meldkamer. In reactie hierop heeft de reclassering direct contact opgenomen met de politie en het OM. Betrokkene is onmiddellijk (inter)nationaal gesignaleerd en partijen zijn, zoals ik ook in de antwoorden op de vragen van het lid Helder vermeldde, gelijk gestart met het opsporen van betrokkene. Hierbij is het Team FAST NL ingeschakeld. Vanwege toekomstige opsporingsbelangen kan ik verder geen uitspraken doen over concrete opsporingshandelingen.
Hoe heeft het kunnen gebeuren dat de enkelband is doorgeknipt? Heeft dit geleid tot een directe signalering van het doorknippen aan politie of justitie? Waarom heeft dit niet geleid tot direct handelend optreden?
Zie antwoord vraag 2.
Uit het artikel wordt duidelijk dat het doorknippen van een enkelband vaker voorkomt; kunt u aangeven hoe vaak sinds de start van het werken met de enkelband het doorknippen/losmaken is voorgekomen? Kunt u duiden wat de kennelijke kwetsbaarheid van deze band betekent voor de inzet van de enkelband als betekenisvol middel?
Uit cijfers van de reclassering blijkt dat sinds begin 2016 35 enkelbanddragers (op ongeveer 2.700 dragers) moedwillig hun enkelband hebben verwijderd.
De enkelband is een effectief en voldoende robuust instrument om voorwaarden, zoals een locatiegebod te controleren, dit blijkt ook uit het onderzoek waarnaar ik verwijs in mijn antwoorden op vragen van het lid Helder. Per casus wordt zorgvuldig bekeken of een enkelband kan worden ingezet. De reclassering adviseert hierover. Vluchtgevaarlijkheid is een contra-indicatie voor het omleggen van de enkelband, maar ook voor het schorsen van de voorlopige hechtenis. Dit is de reden dat RN in deze casus negatief heeft geadviseerd over het gebruik van de enkelband en het OM zich heeft verzet tegen de schorsing. De onafhankelijke rechter die bevoegd is hierover te oordelen, heeft in deze zaak anders beslist.
Heeft u een verklaring voor het feit dat een verdachte van zeer zware strafbare feiten, reeds verdacht van zware nieuwe feiten, waartegen 14 jaar cel is geëist, thuis met een enkelband het onderzoek mocht afwachten? Vindt u het gepast dat bij dergelijke zware strafbare feiten en zwaar kaliber criminelen een licht middel als de enkelband wordt toegepast?
Ik verwijs naar mijn antwoord op de vragen 3, 8 en 9 van het lid Helder (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2016–2017, nr. 1983). Voorts verwijs ik naar mijn brief aan uw Kamer over doorgeknipte enkelbanden. Deze brief, de antwoorden op de Kamervragen van het lid Helder en de beantwoording van deze vragen zijn gelijktijdig aan uw Kamer gezonden.
Deelt u de mening dat de regels aangepast dienen te worden zodat verdachten van zware criminaliteit hun berechting niet thuis met een enkelband, maar achter tralies afwachten?
Zie antwoord vraag 5.
Inwerkperiodes tegen nultarieven voor zelfstandigen bij Rijkswaterstaat |
|
Gijs van Dijk (PvdA) |
|
Lodewijk Asscher (viceminister-president , minister sociale zaken en werkgelegenheid) (PvdA), Melanie Schultz van Haegen (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Gratis inwerken bij Rijkswaterstaat. Wie gaat dat betalen?»1
Ja.
Klopt het dat Rijkswaterstaat als opdrachtgever zaken doet met opdrachtnemers die voor zelfstandigen inwerkperiodes tegen een nultarief hanteren? Komt deze praktijk vaker voor binnen de rijksoverheid en in de private sector? Waarom wordt er gebruik gemaakt van deze constructie?
Rijkswaterstaat koopt diensten en producten in. Ook via raamovereenkomsten met intermediairs of bureaus die bemiddelend optreden voor personen met aanvullende kennis en expertise. In deze overeenkomsten kunnen afspraken over vervanging worden opgenomen. Het is niet zo dat Rijkswaterstaat opdrachtnemers oplegt om een nultarief te hanteren. Dit is dan ook niet aan de orde in de overeenkomst tussen Rijkswaterstaat en Headfirst (de opdrachtnemer).
In de overeenkomst met Rijkswaterstaat is vastgelegd dat bij vervanging van personeel van opdrachtnemer (de intermediair HeadFirst) – bij disfunctioneren dan wel vervanging op verzoek van opdrachtnemer – voor het aflopen van de huidige contracttermijn, alle kosten inclusief de inwerkkosten voor rekening komen van de opdrachtnemer.
De intermediair Headfirst, waarover het gaat, heeft op haar beurt wel een nultarief opgenomen voor de inwerkkosten. Rijkswaterstaat heeft Headfirst aangesproken en deze heeft publiekelijk erkend dat zij de contractvoorwaarde onjuist heeft vertaald (bijgevoegd de statement van Headfirst).2
Klopt het dat door te werken met inwerkperiodes tegen een nultarief de kosten voor het inwerken door de opdrachtgever of de opdrachtnemer kunnen worden afgewenteld op de zelfstandige zelf? Vindt u dit een voorbeeld van fatsoenlijk werkgeverschap?
De bewuste afspraak regelt de kosten bij vervanging in twee specifieke situaties en heeft niet tot doel dat de kosten van het inwerken afgewenteld worden op zelfstandigen. Zie ook het antwoord op vraag 2.
Wat is uw reactie op de stelling in de bij vraag 1 aangehaalde berichtgeving dat dergelijke constructies bijdragen aan het onder druk zetten van tarieven en een race to the bottom waarbij het werk uiteindelijk gaat naar de zelfstandige die bereid is om voor de laagste tarieven te werken? Deelt u de mening dat dit een negatieve ontwikkeling is?
Zoals in het antwoord op vraag 2 is omschreven, ging het om vervanging en niet om de initiële inwerkkosten van een zelfstandige. In de markt van dienstverlening is het aan marktpartijen om overeenstemming te bereiken over voorwaarden waaronder wordt gewerkt. Tegelijkertijd vind het kabinet niet acceptabel als de uitkomst daarvan een «nultarief» is.
Deelt u de mening dat de rijksoverheid wat betreft fatsoenlijk werkgeverschap een voorbeeldfunctie te vervullen heeft? Bent u in dit kader bereid om zich er in kabinetsverband sterk voor te maken dat de rijksoverheid in haar rol als opdrachtgever in het vervolg afziet van inwerkperiodes tegen nultarieven voor zelfstandigen en niet langer in zee gaat met opdrachtnemers die dergelijke constructies hanteren?
De rijksoverheid is een fatsoenlijk werkgever voor zijn werknemers.
Indien het van toepassing is maakt mijn ministerie als opdrachtgever in overeenkomsten in goed overleg met de betrokkene duidelijke afspraken over vervanging en inwerkkosten. In het geval inwerkkosten ontstaan door disfunctioneren of voortijdige vervanging op verzoek van een opdrachtnemer, draagt de opdrachtnemer deze kosten.
Het staat opdrachtnemers vrij om met zelfstandigen die ze inhuren afspraken te maken over vervanging en inwerkkosten. Wel heeft mijn ministerie de bewuste opdrachtnemer aangesproken over de gekozen formulering met daarin een nultarief. De opdrachtnemer heeft inmiddels een statement uitgebracht waarin is aangegeven dat de organisaties zich beraad over de eerder gemaakte keuze om het neerleggen van de inwerkkosten (kosteloze inwerkperiode) bij de nieuw te starten ondernemer (zzp’er of leverancier).
Misstanden bij Damen Shiprepair |
|
Gijs van Dijk (PvdA) |
|
Lodewijk Asscher (viceminister-president , minister sociale zaken en werkgelegenheid) (PvdA) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van het FNV Rapport «Misstanden Damen Shiprepair: onderbetaling, schijn-constructies, verdringing»?
Ja.
Deelt u de mening dat het in strijd is met de Wet Werk en Zekerheid wanneer vaste werknemers worden ontslagen, terwijl het werk nog steeds wordt gedaan door flexibele werknemers van buiten het bedrijf zelf?
Op grond van artikel 7:671a van het Burgerlijk Wetboek geldt onder meer dat geen toestemming voor opzegging van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd kan worden verleend indien de werkgever de overeenkomsten met betrekking tot ingeleende personen die hetzelfde werk verrichten niet heeft beëindigd.
Wat gaat u doen om te voorkomen dat vaste werknemers door goedkope flexwerkers worden vervangen bij Damen?
Als Damen vaste werknemers, zonder hun instemming, om bedrijfseconomische redenen wil ontslaan, zal hiervoor toestemming moeten worden gevraagd bij UWV. Die toestemming wordt niet verleend als het de bedoeling is vaste werknemers te vervangen door goedkopere en/of flexibele werknemers terwijl het werk naar aard en omvang in het geheel niet wijzigt omdat er dan feitelijk geen sprake is van het vervallen van arbeidsplaatsen. Hetzelfde geldt als een werkgever werkzaamheden wil uitbesteden aan derden als de reden daarvoor uitsluitend is gelegen in het willen vervangen van vaste werknemers door flexibele of goedkopere arbeidskrachten. Ook dan kan geen toestemming voor opzegging van de arbeidsovereenkomst worden verleend. Extra maatregelen zijn dan ook niet nodig.
Bent u op de hoogte van het feit dat buitenlandse werknemers op de werf van Damen Shiprepair in Schiedam ook gehuisvest zijn?
Volgens het rapport van de FNV wonen er ongeveer 35 werknemers op een schip in Schiedam. Het kabinet wil goede huisvesting voor arbeidsmigranten en is daarom continu bezig om de huisvesting van arbeidsmigranten te verbeteren. Zo heeft het Rijk samen met gemeenten, woningcorporaties, werkgevers en vakbonden in 2012 afspraken vastgelegd in de Nationale verklaring huisvesting EU-arbeidsmigranten. Uit deze Verklaring vloeien onder andere verschillende regionale convenanten voort en wordt er voortdurend gewerkt aan kennisontwikkeling en -deling.
Daarnaast zijn met de Wet aanpak schijnconstructies de regels rondom het inhouden van huisvestingskosten op het minimumloon gewijzigd. Dit om te komen tot goede huisvesting voor de werknemer zonder dat er een verdienmodel voor de werkgever ontstaat. De huisvestingskosten mogen alleen op het minimumloon worden ingehouden onder bepaalde voorwaarden. Zo mag maximaal 25% van het voor de werknemer geldende minimumloon worden ingehouden op het minimumloon. De verhuurder dient daarnaast bij controle onder andere de huurovereenkomst te overleggen. Verder dient de verhuurder een woningcorporatie te zijn of een private verhuurder die gecertificeerd is, conform de kwalitatieve huisvestingsnormen die sociale partners in de cao hebben opgenomen. Het gezamenlijk komen tot deze kwalitatieve normen is ook een afspraak die gemaakt is in de Nationale Verklaring en waar destijds al concrete stappen op zijn gezet. Hieruit is het SNF-keurmerk (Stichting Normering Flexwonen) ontstaan. Zij zijn op dit moment ook bezig om zich te laten accrediteren waardoor de waarborging van de kwaliteit van het keurmerk verder wordt versterkt. Indien inhouding op het minimumloon plaatsvindt zonder dat aan alle voorwaarden voor inhouding is voldaan, legt de Inspectie SZW een boete op. Deze boete wordt vervolgens openbaar gemaakt.
Wat gaat u doen om te zorgen dat alle aspecten van de Wet Aanpak Schijnconstructies ook worden nageleefd bij Damen Shiprepair en dat buitenlandse werknemers fatsoenlijk worden gehuisvest?
Zie antwoord vraag 4.
Deelt u de mening dat de vakbonden altijd toegang tot werknemers moeten krijgen? Zo ja, wat gaat u eraan doen om ervoro te zorgen dat de FNV toegang krijgt tot de groep werknemers die gehuisvest zijn bij Damen Shiprepair?
Vakbonden hebben in Nederland het recht om actie te voeren, waaronder begrepen het voeren van gesprekken met werknemers van een gevisiteerd bedrijf. Dat betekent echter niet dat alles is toegestaan. Zo kan de toegang tot een deel van de arbeidsplaats aan voorschriften zijn verbonden. Het is van belang dat de vakbond en werkgever met elkaar afstemmen hoe acties op een goede wijze kunnen worden gevoerd.
Deelt u de mening dat er een sluitende preventieve integrale aanpak, dus samen met de Inspectie van Sociale zaken en werkgelegenheid, de Belastingdienst, de Sociale Verzekerings Bank (SVB) en sociale partners moet komen voor de Scheepsbouw? Zo ja, gaat u het initiatief daarvoor nemen? Zo nee, waarom niet?
Sinds de start van het Programma aanpak schijnconstructies in 2013 werken alle genoemde instanties samen om een gezamenlijke, integrale aanpak te realiseren. Het resultaat daarvan is terug te zien in een aantal maatregelen die zijn opgenomen in de Wet aanpak schijnconstructies, o.a. op terrein van de ketenaansprakelijkheid en de verrekening van het Wml met huisvestingskosten. De Belastingdienst en de SVB werken nauw samen bij het opsporen van bedrijven die via de zogenaamde A1-constructie hun loonkosten op een oneigenlijke wijze proberen te drukken. De Inspectie SZW en sociale partners werken gezamenlijk aan het terugdringen van ontduiking van bepalingen in cao’s. Bovengenoemde initiatieven hebben hun vruchten afgeworpen en leiden nog steeds tot goede resultaten.
De schade aan het koraal voor de kust van Curaçao |
|
Antje Diertens (D66), Tjeerd de Groot (D66) |
|
Ronald Plasterk (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (PvdA), Martijn van Dam (staatssecretaris economische zaken) (PvdA) |
|
![]() |
Bent u bekend met de berichtgeving over schade aan het koraal voor de kust van Curaçao?1
Ja.
Wat is de laatste stand van het onderzoek naar de beschadiging van het koraal? Kunt u in uw beantwoording in ieder geval ingaan op de vraag of er is afgeweken van de verleende vergunning en of het de schepen was toegestaan om zich boven het beschadigde koraal te bevinden?
Curaçao Ports Authority laat de schade onderzoeken door milieu consultancybedrijf Ecovision en daarnaast doet milieuonderzoeksinstituut Carmabi een eigen onderzoek. Deze onderzoeken lopen nog en de resultaten worden binnen enkele weken verwacht. Voorlopige berichtgeving in de pers wijst erop dat niet elke ontwikkelaar even stringent lijkt om te gaan met bepalingen in een vergunning. In het onderhavige geval werden bijvoorbeeld de stenen voor de «breakwaters» niet eerst gewassen voordat ze werden neergelegd en daarnaast mogen ankers niet zomaar ergens in het water neergelaten worden.
Op welke wijze worden in Curaçao verleende vergunningen gehandhaafd?
Het Ministerie van Verkeer, Vervoer en Ruimtelijke Planning verleent de bouwvergunning en Curaçao Ports Authority (CPA) is opdrachtgever. Beide kunnen in dit geval handhaven.
Is Curaçao van plan om de veroorzaker van de schade aan het koraal op te dragen de beschadigingen aan het koraal te compenseren? Zo ja, op welke manier zal dat gebeuren?
De onderzoeken naar de schade aan het koraal lopen nog en het is aan de Curaçaose overheid om te besluiten de veroorzaker van de schade aan het koraal in voorkomend geval op te dragen de beschadiging aan het koraal te compenseren en op welke wijze.
Heeft Curaçao gevraagd om assistentie vanuit Nederland om onderzoek te doen naar de schade aan het koraal en de aansprakelijkheid van de veroorzaker van de schade? Zo ja, op welke manier gaat u Curaçao hierin ondersteunen? Zo nee, bent u bereid deze assistentie aan te bieden?
Bij mijn ministerie is er geen assistentievraag vanuit de Curaçaose overheid binnen gekomen om onderzoek te doen naar de schade aan het koraal en de aansprakelijkheid van de veroorzaker van de schade. Mocht een dergelijke vraag aan de orde komen dan ben ik bereid om te bezien wat een gepaste mate van assistentie is.
Hoe verhoudt de verleende vergunning en de daarin gestelde voorwaarden zich tot internationale natuurbeschermingsverdragen?
Zie antwoord op vraag 8.
Klopt het dat het Verdrag van Cartagena binnen het Koninkrijk der Nederlanden alleen voor het Europese deel van Nederland in werking getreden is? Zo ja, waarom, en zou het in de voorliggende situatie een verschil hebben gemaakt?
Het Specially Protected Areas and Wildlife (SPAW) protocol van het Verdrag van Cartagena is reeds voor alle landen van het Koninkrijk in werking getreden.
Bestaat er ook in andere delen van het Koninkrijk een risico op beschadiging van koraal door bouwwerkzaamheden aan of bij water? Zo ja, welke maatregelen bent u van plan te nemen ter voorkoming van beschadigingen van koraal ten gevolgen van vergunde werkzaamheden?
Vergunningverlening en bouwwerkzaamheden op Aruba, Curaçao en Sint Maarten zijn landsaangelegenheden. Dat geldt ook voor het handhaven van voorwaarden in vergunningen ter naleving van internationale natuurbeschermingsverdragen. Ten aanzien van het onderhavige geval op Curaçao zijn deze voorwaarden opgenomen in de vergunning. Natuurbescherming en de daarmee gepaarde handhaving is echter geen verantwoordelijkheid van het Koninkrijk en evenmin van de Minister van BZK. In (Caribisch) Nederland ligt de verantwoordelijkheid voor natuurbescherming, zowel boven als onder water, bij de openbare lichamen en de Staatssecretaris van EZ. Voor de volledigheid verwijs ik in dit verband ook naar mijn antwoorden ter zake aan de Tweede Kamer (uitgezonden 21 december 2016) op de vragen van het lid Bosman (VVD) over het Paleis op de Dam symposium «Caribische koraalriffen» (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2016–2017, nr. 842)
Fraude met reiskostenvergoedingen voor Oost-Europese uitzendkrachten in de scheepsbouw |
|
Gijs van Dijk (PvdA) |
|
Lodewijk Asscher (viceminister-president , minister sociale zaken en werkgelegenheid) (PvdA) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Personeel betaald met reiskosten»?1
Ja, dat bericht is mij bekend.
In hoeverre kan de in berichtgeving geschetste situatie, waarbij er opvallend grote bedragen aan reiskostenvergoedingen op de loonstrookjes van uitzendkrachten staan, ondanks dat ze dichtbij hun werk wonen, duiden op ontduiking van sociale premies, zoals de vakbond vermoedt? Kan deze situatie duiden op oneerlijke concurrentie en uiteindelijk verdringing op basis van ontduiking van sociale premies?
Met de Wet aanpak schijnconstructies (WAS) is geregeld dat loonstroken transparant dienen te zijn en vergoedingen die werknemers ontvangen gespecificeerd dienen te worden. Dit is zo geregeld om onder andere te voorkomen dat werknemers een laag bruto loon en daarbovenop een hoge onkostenvergoeding ontvangen waarvan niet duidelijk is of het tot het minimumloon gerekend dient te worden. Door de WAS hoort op de loonstrook vermeld te worden waarvoor een vergoeding wordt verstrekt en hoe hoog de vergoeding is. Zo kan de Inspectie SZW, maar ook de werknemer zelf, zien wat het daadwerkelijke loon is. Daarbij geldt overigens dat op grond van artikel 6 van de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag (WML) vergoedingen voor noodzakelijke kosten die een werknemer in verband met zijn dienstverband maakt niet tot het minimumloon behoren. Het voorgaande geldt ook op basis van de detacheringsrichtlijn. Vergoedingen voor reiskosten die een werknemer maakt voor zijn werk behoren derhalve niet tot het minimumloon. Indien deze vergoedingen door de werkgever wel bij het minimumloon worden gerekend, betekent dat een overtreding van de WML, maar ook dat er te weinig belasting en sociale premies zijn afgedragen. De Inspectie SZW zal indien een dergelijke constructie wordt geconstateerd een bestuurlijke boete opleggen. Daarnaast zal de Inspectie SZW op grond van artikel 18p WML signalen over misbruik van onkostenvergoedingen doorgeven aan de Belastingdienst.
Hoe verhoudt de situatie dat de vaak in het Nederlands opgestelde loonstroken in de praktijk niet leesbaar zijn voor de Oost-Europese uitzendkrachten zich tot de op 1 januari 2016 verplicht geworden verduidelijkingen van de loonstrook uit de Wet Aanpak Schijnconstructies (WAS)? Zijn daarin niet de vereisten opgenomen dat loonstrookjes begrijpelijk moeten zijn voor het personeel en dat de daarin opgenomen bedragen duidelijk toegelicht moeten worden? Is hier sprake van een situatie waarin de Inspectie Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) mogelijk over kan gaan tot handhavende acties en het opleggen van boetes vanwege overtreding van de WAS?
In het Burgerlijk Wetboek (BW) zijn de vereisten van de loonstrook opgenomen. Een vereiste is niet dat de loonstrook in een andere taal dient te worden verstrekt indien de werknemer uit een ander land komt. Met de WAS zijn ten behoeve van de transparantie de vereisten aangescherpt, zoals ik in mijn antwoord op vraag 2 heb aangegeven. Indien er loonstroken worden aangetroffen waarop bedragen staan die niet duidelijk zijn gespecificeerd, kan de Inspectie SZW hiervoor een boete opleggen.
Bent u bereid actie te ondernemen tegen deze mogelijke ontduiking van sociale premies en mogelijk handelen in strijd met de WAS? Bent u bereid deze kwestie te bespreken met de betrokken partijen, zoals de scheepswerven en uitzendorganisaties, om te komen tot een oplossing? Bent u zo nodig bereid om de Inspectie SZW onderzoek naar deze kwestie te laten verrichten?
De Belastingdienst houdt toezicht op de naleving van belastingwetgeving en op mogelijke fraude met sociale premies. Zoals in het artikel al door de FNV is aangegeven, is het raadzaam om bij signalen van belastingfraude (zoals fraude met sociale premies) een melding te doen bij de Belastingdienst of de FIOD. De Inspectie SZW houdt toezicht op de naleving van arbeidswetgeving, zoals de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag en de Arbeidstijdenwet. De Inspectie werkt risicogestuurd en zet mensen en middelen in op de grootste risico’s om een zo groot mogelijk maatschappelijk effect te bereiken. In het project scheepsbouw worden onder meer misstanden aangepakt op scheepswerven. In het programma uitzendbureaus pakt de Inspectie malafide uitzendbureaus aan en hun inleners. De inleners zijn vooral actief in de bouw, schoonmaak, land- en tuinbouw en metaal en industrie, waaronder ook de scheepsbouw. De Inspectie werkt nauw samen met de Belastingdienst en andere toezichthouders. Ambtenaren van het Ministerie van SZW en van de Inspectie SZW voeren regelmatig overleg met de uitzendbranche, Stichting Naleving CAO voor Uitzendkrachten (SNCU) en Stichting Normering Arbeid (SNA). Tijdens deze overleggen worden onder meer fenomenen en fraudepatronen besproken, waarbij ook aandacht is voor signalen van misbruik met dergelijke onkostenvergoedingen. Sociale partners kunnen bij een gegrond vermoeden van niet-naleving van de cao-voorwaarden een verzoek ter ondersteuning van het cao-toezicht indienen bij de Inspectie SZW. Zoals gebruikelijk doe ik geen uitspraken over eventuele lopende onderzoeken van de Inspectie SZW.
Noord-Korea en de veiligheidsrisico’s voor Nederlandse toeristen |
|
Raymond de Roon (PVV) |
|
Bert Koenders (minister buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
![]() |
Kunt u bevestigen dat circa 200 Nederlanders jaarlijks als toerist afreizen naar Noord-Korea?1
Dit kan ik niet bevestigen. Er is geen registratieplicht bij het Ministerie van Buitenlandse Zaken voor Nederlanders in het buitenland. De afgelopen twee jaar hebben zich jaarlijks gemiddeld tien Nederlanders vrijwillig bij het ministerie geregistreerd als reiziger naar Noord-Korea.
Bent u bekend met de Noord-Koreaanse traditie van gijzelnemen met als doel iets gedaan te krijgen in het buitenland?2
Ja, het Noord-Koreaanse regime staat erom bekend dat het hard en onvoorspelbaar kan optreden, ook via het oppakken en detineren van buitenlanders. In het verleden is de detentie van buitenlanders ook ingezet als pressiemiddel tegen de overheden van gedetineerden.3
Welk risico lopen Nederlandse toeristen om gegijzeld te worden en in welke mate neemt dat risico toe als de huidige spanningen uitmonden in een militair treffen?
De Noord-Koreaanse autoriteiten kunnen hard en onvoorspelbaar optreden. Dit kan ook Nederlanders in Noord-Korea treffen. Er zijn op dit moment echter geen aanwijzingen voor specifieke dreigingen tegen Nederlanders in Noord-Korea. In het algemeen kan worden gesteld dat de veiligheidsrisico’s voor Nederlandse toeristen bij toenemende spanningen groter worden.
Kunt u in het geval van een militair treffen maatregelen nemen om onze landgenoten, al dan niet met behulp van militaire bondgenoten, als de wiedeweerga uit Noord-Korea te evacueren?
Er is geen Nederlandse ambassade in Noord-Korea. Voor consulaire bijstand in geval van noodsituaties in Noord-Korea, kunnen Nederlanders terecht bij de ambassade van het Verenigd Koninkrijk in Pyongyang. Buiten Pyongyang is de mogelijkheid om consulaire bijstand te verlenen zeer beperkt.
Zijn de huidige spanningen rond Noord-Korea reden voor u om het reisadvies voor deze verschrikkelijke communistische dictatuur aan te passen? Zo nee, waarom niet?
Het Ministerie van Buitenlandse Zaken waarschuwt in het huidige reisadvies voor hard en onvoorspelbaar optreden van de Noord-Koreaanse autoriteiten en voor plotseling oplopende spanningen. Nederlanders wordt geadviseerd zich aan de strenge wetten, regels en gebruiken van Noord-Korea te houden en op de hoogte te blijven van de laatste ontwikkelingen. Het reisadvies zal vanzelfsprekend worden aangepast zodra daarvoor aanleiding is, bij verandering in de dreiging tegen buitenlanders, westerlingen of Nederlanders in het bijzonder.
Denkt u dat onderhandelingen en sancties zullen leiden tot de ontmanteling van het Noord-Koreaanse kernwapenprogramma?3 Zo ja, waar put u deze hoop uit, gelet op het feit dat eerdere pogingen flink zijn mislukt?
Nederland veroordeelt ten strengste de rakettesten en kernproeven door Noord-Korea en roept het land met klem op deze onmiddellijk en voorgoed te staken, daar deze provocaties de regio destabiliseren en de vrede op het Koreaanse schiereiland bedreigen. Daarbij streeft Nederland in internationaal verband, via de VN en de EU, naar een diplomatieke oplossing. Hierin hebben China en de VS een centrale rol. De VN-sancties die in de afgelopen jaren zijn ingesteld leggen grote druk op het regime. Om deze druk verder op te voeren is het belangrijk dat de sancties door alle landen volledig geïmplementeerd worden. De diplomatieke benadering is de enige manier om de stabiliteit in de regio te doen terugkeren en vrede te garanderen.
Hoe beoordeelt u de optie van de VS om Noord-Korea op een lijst te zetten van staten die het terrorisme ondersteunen? Kunt u de berichtgeving bevestigen dat Noord-Korea antitankwapens aan Hamas heeft geleverd?4
De Verenigde Staten maken een eigen afweging over de steun van landen aan terroristische organisaties. Noord-Korea heeft tussen 1988 en 2008 op die lijst van het State Department gestaan. Op 3 april jl. nam het Huis van Afgevaardigden wetgeving aan waarmee het State Department wordt opgedragen om Noord-Korea opnieuw aan de lijst toe te voegen. Aanleiding waren rakettesten die door Noord-Korea waren uitgevoerd. Nederland kent niet een dergelijke lijst, maar geeft uitvoering aan het EU sanctieregime dat op 6 april jl. is uitgebreid.
De MIVD volgt militair-technologische ontwikkelingen om de Nederlandse krijgsmacht op de juiste wijze te kunnen beschermen tegen de dreiging van bestaande en toekomstige conventionele wapensystemen in (potentiële) risicolanden en inzetgebieden. Over specifieke aandachtsgebieden en het actueel kennisniveau van de MIVD wordt de Kamer slechts via de daartoe geëigende kanalen geïnformeerd.
Kunt u tot slot een overzicht geven van de politieke en economische betrekkingen die Nederland op dit moment nog heeft met Noord-Korea?
Samen met EU-partners hanteert Nederland een zgn. critical engagement-beleid richting Noord-Korea, gericht op een blijvende vermindering van de regionale spanningen, non-proliferatie en een verbetering van de mensenrechtensituatie. Door de voortdurende schendingen door Noord-Korea van de VNVR-resoluties en de erbarmelijke mensenrechtensituatie, is het engagement op dit moment minimaal en beperkt Nederland de bilaterale contacten met het regime tot een minimum. Nederland zet zich in voor een eensgezind en vastberaden optreden van de internationale gemeenschap om het beleid van het Noord-Koreaanse regime op een ander spoor te brengen. In de beperkte bilaterale contacten veroordeelt Nederland steevast de genoemde activiteiten van Noord-Korea en roept het Noord-Korea op zich te houden aan de internationale verplichtingen en een constructieve bijdrage te leveren aan de stabiliteit in de regio.
De economische betrekkingen tussen Nederland en Noord-Korea zijn eveneens beperkt. Zakendoen met Noord-Korea is vrijwel niet mogelijk. Dit heeft te maken met de politieke situatie en de sancties die daarvan het gevolg zijn. De Nederlandse overheid bevordert de handel met Noord-Korea niet. De overheid past de geldende sancties toe en let erop dat iedereen de sancties naleeft. Er is strenge controle op export naar en import vanuit Noord-Korea, door o.a. de Belastingdienst, Douane, Openbaar Ministerie en FIOD.
De winning van hoog- en laagcalorisch gas |
|
Sandra Beckerman |
|
Henk Kamp (minister economische zaken) (VVD) |
|
Kunt u aangeven in welke verschillende velden/putten hoog calorisch en laag calorisch gas gewonnen wordt? Kunt u daarnaast per boorput aangeven of daar al gewonnen wordt en of er opsporingsboringen plaats (gaan) vinden?
Of gasvelden gas leveren aan het hoog- of aan het laagcalorische systeem wordt bepaald door de gasleiding waarmee het gas wordt afgevoerd van de winningslocatie naar het transportnet van Gasunie Transport Services (GTS; de beheerder van het landelijke gastransportnet). Daarbij geldt veelal dat gas uit meerdere velden via één gasleiding wordt afgevoerd. Dit gaat vooral op voor de op het continentaal plat gelegen gasvelden.
Momenteel zijn er op het continentaal plat 147 velden in productie. Het gas van negen van deze velden wordt via één gasleiding afgevoerd naar het laagcalorische transportnet van GTS. Het gas van de overige 138 velden wordt via meerdere gasleidingen afgevoerd naar het hoogcalorische transportnet van GTS. Daarbij kan het in een enkel geval voorkomen dat een veld waaruit laagcalorisch gas wordt gewonnen om logistieke redenen (nabijheid van de leiding) op een hoogcalorische gasleiding is aangesloten. Dit is mogelijk doordat het gas uit een dergelijk veld in de gasleiding wordt gemengd met ander, wel hoogcalorisch, gas dat vanuit andere op de gasleiding aangesloten gasvelden afkomstig is.
Op land zijn momenteel 105 kleine velden in productie. Van deze velden leveren er 15, al dan niet via het Groningensysteem, aan het laagcalorische systeem. De overige velden leveren hoogcalorisch gas.
Uit welke velden komt het «laag calorische gas» dat gebruikt gaat worden om de conversie-installaties gericht te voeden?
Hoogcalorisch gas heeft geen uniforme Wobbe-index (zie ook het antwoord op vraag 4). Ieder veld met hoogcalorisch gas heeft een andere Wobbe waarde. Waar ik in het debat van 20 april jl. op doelde is dat het hoogcalorische gas dat uit de Nederlandse kleine velden wordt gewonnen gemiddeld een lagere Wobbe-index heeft dan het hoogcalorische gas uit Noorwegen en Rusland en het hoogcalorische gas dat in de vorm van LNG wordt aangevoerd. Door nu eerst dit meest «laagcalorische» hoogcalorisch gas naar haar mengstations te sturen optimaliseert GTS het gebruik van deze installaties. Daardoor kan, gegeven de hoeveelheid stikstof, meer laagcalorisch gas worden gemaakt dan GTS aanvankelijk had geraamd op basis van de gemiddelde waarde van het in Nederland beschikbare hoogcalorisch gas.
In de mengstations wordt hoogcalorisch gas op twee manieren ingezet:
Verrijking heeft de voorkeur boven kwaliteitsconversie omdat de daarmee gemoeide kosten lager zijn en dit minder belastend voor het milieu is.
Op welk moment was bekend dat stikstoffabrieken permanent inzetbaar waren? Kunt u de Kamer informeren op welke wijze en op welke momenten de stikstoffabrieken in het verleden werden ingezet? Welke hoeveelheden van welk gas werden daar per jaar voor gebruikt?
De stikstofinstallaties zijn in de jaren ’70 en ’80 van de vorige eeuw gebouwd om een afzetmarkt te creëren voor het hoogcalorische gas dat werd gewonnen uit de Nederlandse kleine velden. Dat gas kende toen in Nederland nog geen eigen afzetmarkt omdat er in Nederland alleen laagcalorisch gas werd gebruikt. Deze situatie veranderde toen werd besloten om in Nederland ook een infrastructuur voor hoogcalorisch gas aan te leggen en met name elektriciteitscentrales en industriële grootverbruikers daarop aan te sluiten. Daarmee kreeg het hoogcalorisch gas uit de kleine velden een eigen afzetmarkt en werd er een minder groot beroep gedaan op de inzet van de stikstofinstallaties. Vanaf het begin van deze eeuw nam dit beroep verder af vanwege dalende productie uit de kleine velden (gedaald van 48 miljard m3 in 2000 tot 21,5 miljard m3 in 2015).
In de onderzoeken die naar aanleiding van de aardbeving in Huizinge in 2012 in mijn opdracht in 2013 zijn uitgevoerd heb ik GTS gevraagd om het volgende te onderzoeken: ga na hoeveel pseudo-laagcalorisch gas er geproduceerd kan worden door enerzijds gebruik te maken van de mogelijkheid tot verrijking en anderzijds de bestaande stikstofinstallaties voor kwaliteitsconversie te gebruiken, om daarmee de mogelijkheid te hebben de productie van gas uit het Groningenveld te verminderen. GTS heeft hierover in oktober 2013 gerapporteerd. De bevindingen van GTS zijn vervolgens betrokken bij de besluiten die het kabinet sindsdien heeft genomen over de toegestane hoogte van de winning uit het Groningenveld. Daarnaast heb ik GTS zowel in 2015 als in 2016 en nu zeer recent gevraagd om haar bevindingen te actualiseren
Het gebruik van de mengstations in de afgelopen jaren voor zowel verrijking als kwaliteitsconversie is als volgt (volumes in miljard m3):
Totaal H-gas naar mengstations
6,69
5,74
4,84
16,94
23,39
Hiervan ingezet voor verrijking
6,62
5,65
4,65
9,77
12,84
H-gas geconverteerd met stikstof
0,07
0,09
0,19
7,17
10,54
Maximale conversie capaciteit
21
21
21
21
21
Inzet conversie capaciteit met stikstof
N.B. Bovenstaande getallen zijn gebaseerd op kalenderjaren. In het lopende gasjaar (1 oktober 2016 – heden) is de inzet tot op heden ruim 60%.
Kunt u toelichten hoeveel van de kleine velden de door u genoemde Wobbe-factor1 hebben, en wat die factor per put bedraagt? Zo nee, waarom niet? Wat is precies die door u genoemde «bepaalde kwaliteit gas dat uit de kleine velden in Nederland afkomstig is»? Wat is precies die Wobbe-factor?
Zie het antwoord op vraag 1 en 2. De Wobbe-index is een maatstaf voor de verbrandingswaarde van het gas en wordt uitgedrukt in het aantal megajoules per kubieke meter (MJ/m3).
Binnen Nederland worden daarbij op hoofdlijnen de volgende bandbreedtes onderscheiden:
Hierbij geldt dat G-gas de bandbreedte is voor binnenlandse afleverpunten en L-gas de bandbreedte is die geldt op de exportpunten. Verder geldt dat het gas dat wordt gewonnen uit het Groningenveld een relatief stabiele Wobbe-index van 43,8 MJ/m3 heeft. Nadere details zijn te vinden in de Regeling Gaskwaliteit van 11 juli 2014 (Stcrt. 2014, 20452), meest recent gewijzigd op 16 februari 2016 (Stcr, 2016, 9333).
Op dit moment zijn er 228 kleine velden in productie waarvan gas in het hoogcalorische systeem wordt ingevoerd. De Wobbe-index van het gas uit deze velden varieert zeer sterk tussen circa 35 MJ/m3 en circa 57 MJ/m3. Het maken van een uitsplitsing naar de Wobbe-index per put heeft geen toegevoegde waarde. Het gas dat uit een klein veld komt heeft een stabiele Wobbe-index, wel hebben verschillende velden verschillende Wobbe-indexen.
Wat is de Wobbe – factor van het geïmporteerde gas uit Rusland en Nederland? Wat is het inzetpercentage van de conversie-installaties bij gebruik van dat Russische of Noorse gas?
De Wobbe-index van Russisch gas is gemiddeld 53,4 MJ/m3 en die van Noors gas is gemiddeld 52,8 MJ/m3. Indien uitsluitend Russisch of Noors gas in de stikstofinstallaties zou worden ingezet zou de theoretisch maximaal te produceren hoeveelheid pseudo-laagcalorisch gas afnemen van circa 21 miljard m3tot respectievelijk circa 16 en 18 miljard m3.
Hoeveel van dit «relatief laagst calorisch gas» is er beschikbaar, voor hoeveel jaar is dit voldoende om de conversie-installaties op 85% van het vermogen te laten draaien? Moeten daartoe nieuwe gasvelden geopend of heropend worden? Zo ja, welke?
Momenteel bedraagt de productie van hoogcalorisch gas uit de Nederlandse kleine velden circa 20 miljard m3. Deze hoeveelheid kan worden ingezet voor verrijking en voor kwaliteitsconversie, maar is onvoldoende om de stikstofinstallaties op 85% van de capaciteit te laten functioneren, daarvoor moet er eveneens geïmporteerd gas worden geconverteerd. In de toekomst zal het percentage import gas toenemen in verband met de afname van de productie uit de Nederlandse kleine velden
Wat betreft nieuwe en bestaande gasvelden wordt in de rapportage «Delfstoffen en aardwarmte in Nederland – Jaarverslag 2015» het volgende opgemerkt:
«Per 1 januari 2016 kende Nederland 477 ontdekte aardgasvoorkomens. Het grootste deel hiervan (253) is momenteel in productie. Daarnaast is een viertal gasvelden operationeel als gasopslagfaciliteit (plus nog één gasopslag in een zoutcaverne). Een totaal van 110 voorkomens is (nog) niet ontwikkeld. De verwachting is dat 33 hiervan binnen vijf jaar (periode 2016–2020) in productie zullen worden genomen. Terwijl van de overige 77 voorkomens het onzeker is of deze zullen worden ontwikkeld. Voor 110 voorkomens geldt, dat deze in het verleden aardgas hebben geproduceerd, maar dat de productie (tijdelijk) is gestaakt.»
De tendens is overigens dat de winning van gas uit de kleine velden de afgelopen jaren al sterk is teruggelopen en de komende jaren verder zal dalen.
Waarvan is het inzetpercentage van de conversie-installaties afhankelijk? Zijn er meer beperkende factoren dan de beschikbaarheid van gemakkelijk te converteren gas?
Naast de omvang van de markt die overblijft na het gelijkmatig inzetten van het Groningenveld is de Wobbe-index bepalend voor de hoeveelheid laagcalorisch gas die uiteindelijk kan worden geproduceerd. Hoe hoger de Wobbe-index, hoe minder laagcalorisch gas met de stikstofinstallaties geproduceerd kan worden.
In hoeverre kan de conversiecapaciteit worden ingezet om aan piekvraag te kunnen voldoen en om schommelingen in de gasvraag te dempen om plotselinge drukveranderingen in het Slochterenveld te voorkomen?
De stikstofinstallaties vormen de balans tussen het aanbod van laagcalorisch gas en de behoefte aan laagcalorisch gas. Naast gasopslagen en productie uit het Groningenveld, worden de stikstofinstallaties ingezet om te voldoen aan de piekvraag (de gasvraag bij een temperatuur van –17 °C). Daarnaast zorgen de stikstofinstallaties gezamenlijk met de bergingen bij een gelijkmatige inzet van het Groningenveld ook voor het opvangen van schommelingen in de marktvraag.
Ziet u meer of andere mogelijkheden om snelle veranderingen in de gasvraag te dempen, zoals het tijdelijk afschakelen van de vijf energiecentrales die op Gronings gas draaien en/of het afschakelen van andere industriële installaties? Wat was het verbruik van de vijf gascentrales in 2015 en 2016?
Er zijn geen andere mogelijkheden om snelle veranderingen in de gasvraag te dempen. Het (tijdelijk) afschakelen van bepaalde groepen van gebruikers is geen optie. Wat betreft de elektriciteitscentrales leidt dit mogelijk tot problemen met de elektriciteitsvoorziening en in een aantal gevallen ook tot problemen met de warmtevoorziening van huishoudens. Wat betreft de bedrijven zou dit kunnen leiden tot het stilleggen van de productieprocessen gevolgd door bedrijfssluiting.
Daarbij geldt verder dat snelle veranderingen in de gasvraag vooral temperatuur gestuurd zijn en daarmee vooral worden veroorzaakt door huishoudens die gas gebruiken voor verwarming (95% van de Nederlandse huishoudens, naast huishoudens in België, Duitsland en Frankrijk). De gasvraag vanuit de industrie is nauwelijks temperatuurafhankelijk.
Welke driehonderd industriële bedrijven zijn op laagcalorisch gas aangesloten?2 Is het mogelijk om deze bedrijven om te bouwen naar gebruik van hoogcalorisch gas? Wat is de reden dat deze driehonderd bedrijven destijds gekozen hebben voor een aansluiting op laagcalorisch gas? Kunt u uw antwoord toelichten?
In de bijlage van mijn brief van 24 juni 2016 over het ontwerpinstemmingsbesluit gaswinning Groningen (Kamerstuk, 33 529, nr. 278) heb ik aangegeven dat GTS een drietal grote industriële grootverbruikers en een viertal elektriciteitscentrales heeft geïdentificeerd die thans laagcalorisch gas gebruiken maar relatief gunstig zijn gelegen ten opzichte van het hoogcalorische transportnet en dus zouden kunnen overschakelen naar deze kwaliteit. In mijn brief van 12 september 2016 heb ik vervolgens aangegeven dat het kabinet hierover in de loop van dit jaar een besluit zal nemen. Daarbij weegt mee dat de kosten aanzienlijk zijn. Deze worden geraamd op € 130 miljoen. De helft daarvan betreft het doen van aanpassingen in de gasinfrastructuur van GTS. De andere helft betreft het doen van aanpassingen bij en door de bedrijven en centrales om hun installaties en processen geschikt te maken voor hoogcalorisch gas.
Het ombouwen van de dan nog resterende industriële bedrijven is niet of nauwelijks mogelijk omdat zij zich niet in de nabijheid bevinden van een transportleiding voor hoogcalorisch gas, bovendien gaat het om relatief kleine volumes. Het omschakelen zou dus relatief hoge kosten met zich meebrengen, zowel wat betreft aanpassingen in de gasinfrastructuur als wat betreft aanpassingen bij en door de bedrijven en centrales zelf, terwijl de effecten pas over enkele jaren, als de vraag naar laagcalorisch gas al terugloopt door afnemende export, te merken zouden zijn.
De aansluiting op laagcalorisch gas is te verklaren uit het feit dat in de jaren ’60 en ’70 van de vorige eeuw laagcalorisch gas de gangbare gaskwaliteit was in Nederland. Het gebruik van hoogcalorisch gas begon in Nederland pas vanaf de jaren ’80 van de vorige eeuw van de grond te komen en dan met name door de grote industrie en centrales. De infrastructuur voor hoogcalorisch gas is dan ook veel minder fijnmazig dan die voor laagcalorisch gas en kent ook geen distributienetten.
Is de door u genoemde 5 miljard m3 voor de opslag in Norg3 de maximale opslagcapaciteit? Zo ja, over welke periode wordt deze opslag gevuld? Op welk moment wordt deze opslag aangewend voor gebruik?
De huidige opslagcapaciteit van de gasopslag Norg bedraagt 5,6 miljard m3. Het vullen vindt plaats in de maanden april tot en met september/oktober. Het gebruik vindt plaats in de overige maanden.
Het bericht ´Politie bood zwijgdeal’ |
|
Mona Keijzer (CDA), Chris van Dam (CDA) |
|
Stef Blok (minister zonder portefeuille binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties, minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Politie bood zwijgdeal»?1
Ja.
Klopt de veronderstelling in het artikel dat een aantal eenheden van de politie registraties/overzichten bijhoudt van vluchtelingen en/of statushouders die als verdachte van een strafbaar feit in aanraking komen met politie en/of justitie? Zo ja, waarom houden niet alle eenheden overzichten bij? In welke eenheden worden deze overzichten bijgehouden en aan wie werden deze om welke reden verstrekt? Op basis van welke criteria zijn deze overzichten opgesteld?
Er is een verschil tussen de politietaak bij de uitoefening van de basispolitiezorg en de specialistische taak van de politie in het kader van de Vreemdelingenwet. De verblijfstatus van een verdachte is geen standaard onderdeel van registratie voor de uitvoering van de eerstgenoemde taak. De Afdeling Vreemdelingenpolitie, Identificatie en Mensenhandel (AVIM) heeft in het kader van de vreemdelingenrechtelijke taak een aantal wettelijke taken.
Vanuit de vreemdelingrechtelijke taak heeft de politie eigen informatie, alsook informatie van partners uit de vreemdelingenketen die noodzakelijk is voor de uitvoering van die taak. Deze informatie mag echter niet zonder meer gedeeld worden met politieambtenaren die niet belast zijn met het uitvoeren van de vreemdelingentaak, en wordt niet automatisch gekoppeld aan informatie waar de politie over beschikt in het kader van haar generieke taak. Politie kan deze gegevens gebruiken voor het maken van analyses en monitors.
Over de vraag welke analyses en/of monitors in welke eenheden nu wel of niet worden bijgehouden zal ik uw Kamer informeren nadat het wob-verzoek is afgehandeld. Dit maakt deel uit van de eerder al genoemde herbeoordeling van het wob-verzoek.
Deelt u de mening dat, gezien het belang om draagvlak onder de bevolking voor de opvang van asielzoekers en statushouders vast te houden, een open discussie rond de (vermeende) criminele handelingen van een deel van de asielzoekers in Nederland noodzakelijk is? Bent u in dit licht bereid inzicht te verschaffen door over de jaren 2014, 2015 en 2016 data te leveren hoeveel asielzoekers, vluchtelingen en/of statushouders als verdachte in aanraking zijn gekomen met het Nederlandse strafrecht? Zo nee, waarom niet?
Ik deel de mening dat een open discussie rondom alle aspecten van het asielbeleid wenselijk is. Zoals bij uw Kamer bekend, maakt de Staatssecretaris het aantal geregistreerde incidenten met betrekking tot vreemdelingen op en rondom COA-locaties halfjaarlijks bekend, meest recentelijk op 13 april 2017. De cijfers over 2015 en 2016 zijn al openbaar gemaakt en uw Kamer is hierover geïnformeerd.2 Over 2014 zijn deze cijfers niet bekend. Er loopt op dit moment een wetenschappelijk onderzoek bij het WODC naar Criminaliteitscijfers in gebieden met en zonder asielzoekerscentrum (AZC).
In 2014 zijn 2.140 overdrachtsdossiers aan de Dienst Terugkeer en Vertrek overgedragen als gevolg van een maatregel van bewaring of vanwege strafrechtelijke detentie.3 In 2015 waren dit er 1.830 en in 2016 1.810.4
Kunt u in feitelijke zin uiteenzetten hoe het contact tussen de Telegraaf en de politie is verlopen ten aanzien van de in het artikel besproken zwijgdeal? Klopt het dat van de zijde van de politie gepoogd is weg te blijven bij het verstrekken van de gevraagde data ten aanzien van asielzoekers en indien dit klopt, kunt u dan aangeven waar daar de achterliggende reden van was? Kunt u aangeven wie het initiatief heeft genomen tot het aandringen op een eventuele zwijgdeal?
Met een beroep op de Wet Openbaarheid van Bestuur (WOB) heeft de Telegraaf op 6 februari 2017 gevraagd om cijfers over het aantal politieoptredens dat in 2016 per maand heeft plaatsgevonden tegen migranten, uitgesplitst naar de verblijfsstatus van de betrokken personen (verdachten dan wel staande gehouden personen), met daarbij de aard van de verdenkingen. Verder verzocht de Telegraaf om rapportages en andere beleidsstukken over dit onderwerp.
Op het WOB-verzoek van de Telegraaf is geantwoord dat de politie bij aanhoudingen en staandehoudingen de verblijfstatus van betrokkenen niet registreert. Deze interpretatie is leidend geweest voor de beantwoording van het verzoek en er zijn geen documenten verstrekt. Mede naar aanleiding van de publicaties van de Telegraaf is gekeken of het WOB-verzoek ook breder geïnterpreteerd kan worden. Uit een nieuwe naslag is gebleken dat er analyses zijn opgesteld die een relatie hebben met het WOB-verzoek. Om die reden wordt het WOB-verzoek opnieuw, met voorrang, beoordeeld. Ik zal uw Kamer vanzelfsprekend ook informeren over de uitkomsten van deze beoordeling en de te verstrekken documenten doen toekomen.
Het is te betreuren dat in de communicatie tussen de Telegraaf en de politie bij de krant het beeld is ontstaan dat men haar van publicatie wilde afhouden. De korpschef heeft mij ervan verzekerd dat dit nimmer de bedoeling is geweest.
Van een zwijgdeal is geen sprake.
Bent u bereid de Kamer alsnog te informeren over het eventuele andere nieuws dat de Telegraaf aangeboden is omtrent de aanpak van zakkenrollers uit veilige landen en uitgeprocedeerde asielzoekers die het land weigeren te verlaten en onderduiken in de illegaliteit? Zo nee, waarom niet?
Op het moment dat de politie het WOB-verzoek afwees, heeft de politie aangegeven mee te willen werken aan een publicatie over een onderwerp, gerelateerd aan dit thema. Dit aanbod is niet verder uitgewerkt.
Het bericht dat Groningen nog 400 zwaardere aardbevingen te wachten staat |
|
Henk Nijboer (PvdA) |
|
Henk Kamp (minister economische zaken) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Groningen krijgt nog 400 zwaardere aardbevingen»?1
Ja.
Is de inschatting van emeritus hoogleraar Hagoort accuraat? Acht u dit een redelijke inschatting van wat Groningen nog te wachten staat? Zo ja, op welke termijn is dit voorzien?
Ik heb TNO-AGE gevraagd het rapport van de heer Hagoort te bekijken. TNO geeft aan dat de door de heer Hagoort voorgestelde methode voor het voorspellen van aantallen en zwaarte van aardbevingen in Groningen in feite een sterk vereenvoudigde versie is van de methode, die in de huidige «hazard and risk assessment» door NAM wordt gebruikt. De door de heer Hagoort berekende waarden voor zowel het aantal als sterkte van de bevingen vallen binnen het spectrum van uitkomsten, zoals NAM die berekent.
Het bericht spreekt van «400 zwaardere aardbevingen». Deze aanduiding wordt niet in het artikel van de heer Hagoort gebruikt. De voorspelling van de heer Hagoort heeft betrekking op bevingen met magnitude gelijk aan of groter dan 1,5 op de schaal van Richter. De meeste daarvan zouden voor mensen niet voelbaar zijn.
Is bekend wat 13 aardbevingen met een kracht van tussen de drie en vier op de schaal van Richter betekenen voor Groningen? Wat is het effect van een beving van 4,4 op de schaal van Richter?
De specifieke uitkomst van de methode Hagoort bevindt zich binnen het veel bredere spectrum van mogelijke uitkomsten, waar in de huidige «hazard and risk assessment» van NAM rekening mee wordt gehouden. Zie verder het antwoord op vraag 2.
Met de methode Hagoort wordt de gemiddelde waarde van het toekomstig aantal aardbevingen berekend, en de daarbij behorende magnitudes, maar dit levert geen kansverdeling rond dat gemiddelde. Ook mist deze methode de mogelijkheid om een ruimtelijk beeld te geven van de te verwachten aardbevingen. De methode is daarmee niet geschikt om in een probabilistische «hazard and risk assessment» te worden ingezet. Door de bovengenoemde beperkingen van de methode Hagoort is het niet mogelijk om op deze vraag een eenduidig antwoord te geven. De uitkomsten van de methode vallen binnen het spectrum van uitkomsten, zoals NAM die heeft berekend in haar huidige «hazard and risk assessment».
Deelt u de mening dat als deze verwachting uitkomt de schade niet te overzien is en dit ontwrichtend zou zijn voor de Groningse samenleving?
Ik verwijs hiervoor naar het antwoord op vraag 3. De uitkomsten van de huidige «hazard and risk assessment» zijn op dit moment maatgevend voor de vraag hoeveel schade er zou kunnen ontstaan.
Wat bent u bereid te doen om de voorziene schade aan gebouwen en de psychische en sociale ellende onder de Groningers te beperken?
Het artikel van de heer Hagoort geeft mij geen directe aanleiding om andere maatregelen te treffen, dan die nu al worden toegepast, zijn voorzien of worden ontwikkeld.
In het instemmingsbesluit met het winningsplan heb ik bepaald dat NAM een methodiek moet ontwikkelen voor het berekenen van de mate van schade, als gevolg van geïnduceerde bevingen, voor de schadegrenstoestanden DS1, DS2 en DS3 en op basis van deze methodiek de verwachte schade moet uitrekenen voor het vigerende maximale productieniveau. Een rapport hierover moet uiterlijk 1 november 2017 worden ingediend. Afhankelijk van deze uitkomsten bepaal ik of er aanvullend beleid nodig is en zo ja, hoe dit wordt vorm gegeven.
Daarnaast zal de Nationaal Coördinator Groningen (NCG) de komende periode een inventarisatie starten naar een meer integrale aanpak voor de gezondheidseffecten op de inwoners van het aardbevingsgebied. Dit is een uitvloeisel van het onderzoek dat sinds 2016 in opdracht van de NCG door de Rijksuniversiteit Groningen wordt gedaan naar de invloed die de aardbevingen hebben op de gezondheid, de veiligheidsperceptie en het perspectief op de toekomst van de Groningers, waarover ik uw Kamer op 16 februari 2017 heb geïnformeerd (Kamerstuk 33 529, nr. 324).
Het bericht datTurkije een Turkse beul heeft aangesteld bij een VN-vredesmissie |
|
Raymond de Roon (PVV) |
|
Bert Koenders (minister buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
![]() |
Hoe beoordeelt u het feit dat een Turkse politieman die verdacht wordt van de meest gruwelijke folteringen is aangesteld bij de VN-vredesmissie in Zuid-Sudan?1
De beschreven martelingen in het artikel zijn verschrikkelijk. Het kabinet kan hetgeen beschreven is in het artikel echter niet verifiëren en dus ook niet bevestigen. In algemene zin is het kabinet van mening dat personen waartegen een strafrechtelijk onderzoek loopt, niet zouden moeten worden aangesteld in een vredesmissie van de Verenigde Naties (VN).
Wordt het pletten van testikels en het anaal verkrachten van gevangenen in Turkije inderdaad beloond met een aanstelling bij een VN-missie, zoals in het artikel wordt beweerd door meerdere bronnen?
Zie antwoord vraag 1.
Klopt het dat de Verenigde Naties het screeningsproces voor militairen en politiefunctionarissen geheel overlaten aan de missielanden? Zo ja, leidt dat vaker tot deelname van misdadigers aan VN-missies?
Voor de selectie van personeel voor VN-vredesmissies, hanteert de VN de volgende procedure. Een Police Contributing Country (PCC) draagt de kandidaat aan voor deelname aan een specifieke VN-missie door middel van een Note Verbale, een ingevulde Electronic Application for Seconded Police en een Medical Screening. In de Note Verbale verklaart de PCC dat de voorgedragen kandidaat van onbesproken gedrag is. Indien dit niet in de Note Verbale is opgenomen, laat de VN de kandidaat niet toe tot het selectieproces.
Nadat de kandidaat op deze wijze door een land is voorgedragen, bekijkt de VN op basis van een sollicitatiegesprek en een medische screening of de kandidaat geschikt is om toegelaten te worden tot de VN missie.
Hoe beoordeelt u het feit dat de beul in kwestie als verdachte zelfs volgens de Turkse wetgeving niet zou mogen deelnemen aan de VN-missie, maar dat hij op persoonlijke titel toch werd aangesteld door een Turkse Minister?
Zie antwoord vraag 1.
Deelt u de mening dat deze waanzin één van de vele steekhoudende argumenten is om de Nederlandse bijdrage aan de VN-missie in Zuid-Sudan per direct te stoppen? Zo nee, waarom niet?
In Zuid-Sudan is sprake van een diepe crisis met ernstige humanitaire gevolgen. Met het oog op de uiterst moeilijke omstandigheden waarin het land zich bevindt, blijft internationale betrokkenheid cruciaal. Met een geïntegreerde inzet van diplomatie, humanitaire hulp, ontwikkelingssamenwerking en een bijdrage aan UNMISS draagt Nederland bij aan de internationale inspanningen om Zuid-Sudan te stabiliseren. Juist nu moet Zuid-Sudan niet de rug worden toegekeerd. Stabiliteit in Zuid-Sudan, en daarmee in de bredere regio, is ook van groot belang om belangrijke drijfveren voor migratie te verminderen en weg te nemen. Dit is ook in het belang van Europa en Nederland. Het kabinet heeft de Kamer per brief van 15 februari 2017 uitgebreid geïnformeerd over de recente ontwikkelingen in Zuid-Sudan en de verlenging van de Nederlandse bijdrage aan UNMISS tot en met 28 februari 2018 (Kamerstuk 29 521, nr. 341). Het kabinet heeft hierover ook met de Kamer gesproken tijdens een algemeen overleg op 19 april jl.
Turkse luchtaanvallen in Syrië en Irak |
|
Sadet Karabulut |
|
Bert Koenders (minister buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
Kent u het bericht «Turkse bommen in Irak en Syrië»?1
Ja.
Welk beeld heeft u van de recente Turkse luchtaanvallen op stellingen van Koerdische strijders in zowel Syrië als Irak? Hoeveel stellingen zijn gebombardeerd? Hoeveel doden zijn daarbij gevallen? Zijn er ook burgers omgekomen?
Open bronnen beweren dat meerdere stellingen van Koerdische strijders in noordoost-Syrië en noord-Irak zijn aangevallen. Daarbij zouden twee burgers en enkele tientallen strijders zijn gedood. Nederland beschikt niet over eigenstandige inlichtingen op basis waarvan deze berichten bevestigd of ontkracht kunnen worden.
Deelt u de opvatting dat Islamitische Staat (IS) baat heeft bij het Turkse militaire optreden aangezien belangrijke tegenstanders van IS zijn aangevallen?
In de strijd tegen ISIS spelen Koerdische strijdkrachten een belangrijke rol. Hoewel het kabinet enerzijds geen eigenstandige informatie heeft waaruit blijkt dat ISIS baat heeft gehad bij deze Turkse aanvallen, kan daarom anderzijds niet worden uitgesloten dat ISIS profiteert van aanvallen op Koerdische strijdkrachten.
Is het waar dat er geen volkenrechtelijk mandaat is op basis waarvan Turkije militaire operaties uit kan voeren in Syrië en Irak? Zo nee, waarom niet?
Net als andere landen heeft Turkije het recht op zelfverdediging tegen gewapende aanvallen, dus ook als dergelijke aanvallen worden uitgevoerd door Koerdische strijders. Tegelijkertijd is het kabinet van mening dat Turkije met zijn militaire optreden in de regio de internationale inzet in de strijd tegen ISIS niet dient te bemoeilijken, conform het internationaal recht dient te handelen, en derhalve de beginselen van proportionaliteit in acht dient te nemen. Terughoudendheid van Turkije is daarom gepast.
Bent u bereid om, in navolging van andere landen, waaronder de VS en Rusland, het Turkse militaire optreden in beide buurlanden te veroordelen en op te roepen tot terughoudendheid?
Zie antwoord vraag 4.
Bent u bereid Turkije te verzoeken in de toekomst af te zien van het uitvoeren van luchtaanvallen op Koerdische strijders in beide buurlanden en het land op te roepen de militaire aanwezigheid in beide buurlanden te beëindigen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 4.
Bent u op de hoogte van het bericht dat de Organisatie van de Verenigde Naties voor Onderwijs, Wetenschap en Cultuur (UNESCO) een resolutie in stemming wil brengen waarin de soevereiniteit van Israël over West-Jeruzalem ontkend wordt?1
Het kabinet is op de hoogte van dit bericht. Het bericht had betrekking op een concept-besluit dat evenals bij voorgaande bijeenkomsten van de Uitvoerende Raad van UNESCO door enkele landen is ingediend onder het agendapunt «Occupied Palestine».
Nederland heeft zich in het onderhandelingsproces kritisch opgesteld. Daarbij is zoals gebruikelijk zoveel mogelijk in EU-verband opgetrokken. De eindversie van het besluit is mede dankzij de inzet van diverse EU-lidstaten, waaronder Nederland, weliswaar op enkele punten verbeterd ten opzichte van het aanvankelijke concept, maar niet voldoende om te kunnen spreken van een technisch besluit gericht op de uitvoering van het mandaat van UNESCO. Nederland heeft daarom tegen het besluit gestemd, zoals toegelicht in een gezamenlijke stemverklaring met Duitsland, Griekenland en Litouwen. Het besluit is aangenomen met 22 stemmen voor, 23 onthoudingen en 10 stemmen tegen. Van de EU-lidstaten die momenteel deel uitmaken van de Uitvoerende Raad van UNESCO stemden ook Duitsland, Italië, Griekenland, Litouwen en het Verenigd Koninkrijk tegen. Frankrijk, Spanje, Estland en Slovenië onthielden zich van stemming en Zweden stemde voor.
Overigens is de betreffende paragraaf uit het aangenomen besluit, waar in vraag 1 aan wordt gerefereerd, in lijn met de door de VN-Veiligheidsraad aangenomen resolutie 478 uit 1980. Die VNVR-resolutie werd destijds aangenomen, nadat het Israëlische parlement een zogenaamde «basic law» had goedgekeurd die bepaalde dat Jeruzalem de ondeelbare hoofdstad van Israël is. Het standpunt van de EU-lidstaten zoals neergelegd in Raadsconclusies is om geen wijzigingen van de grenzen van 1967, inclusief met betrekking tot Jeruzalem, te accepteren tenzij overeengekomen tussen de partijen.
Bent u bereid om via de Nederlandse vertegenwoordiger in de uitvoerende raad van de UNESCO er alles aan te doen om ervoor te zorgen dat een resolutie in deze bewoordingen niet in stemming wordt gebracht, dan wel ervoor te zorgen dat Nederland zijn invloed aanwendt om zoveel mogelijk andere landen ertoe te bewegen tegen een dergelijke resolutie te stemmen? Zegt u ook toe dat Nederland tegen deze resolutie zal stemmen?
Zie antwoord vraag 1.
Hoe stellen andere Europese landen zich op ten aanzien van deze resolutie?
Zie antwoord vraag 1.
Waarom houdt de organisatie voor onderwijs, wetenschap en cultuur van de Verenigde Naties zich vaker bezig met resoluties die erop gericht zijn de legitimiteit van Israël te ondermijnen en zelfs de historische band tussen het Joodse volk, de stad Jeruzalem en de omliggende gebieden te ontkennen?
UNESCO houdt zich bezig met de Oude Stad van Jeruzalem vanwege de opname ervan op de Werelderfgoedlijst van UNESCO in 1981 en de lijst van Werelderfgoed in gevaar in 1982. Het staat UNESCO-lidstaten vrij om een concept-besluit in te dienen. De Directeur-Generaal heeft naar aanleiding van de aanname van een besluit onder ditzelfde agendapunt tijdens de vorige sessie van de Uitvoerende Raad in oktober 2016 in een verklaring de lidstaten van UNESCO opgeroepen om collectief culturele en religieuze coëxistentie te bevorderen. Zij riep op om tegenstellingen te overbruggen. Ook wees zij op het belang om deze tegenstellingen niet binnen UNESCO te introduceren omdat dat uitvoering van de missie van de organisatie belemmert. Het kabinet sluit zich bij deze zienswijze aan. Het kabinet acht het overigens positief dat het nu aangenomen besluit het belang van de Oude Stad van Jeruzalem voor de drie monotheïstische religies bevestigt.
Bent u bereid om de Nederlandse invloed binnen de UNESCO aan te wenden om een einde te maken aan deze ongewenste politieke opstelling van de UNESCO en de organisatie er toe te bewegen te werken binnen het eigen mandaat?
Zie antwoord vraag 1.
Kunt u deze vragen beantwoorden nog voor de stemming bij de UNESCO op 2 mei as.?
Dat is gezien het korte tijdsbestek niet gelukt.
Het toch niet beschikbaar komen van canules voor de heer Vercoutre, waarmee hij kan praten en hij minder benauwd is |
|
Karen Gerbrands (PVV) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
![]() |
Herinnert u zich uw antwoorden op eerdere vragen over het bericht over het toch niet beschikbaar komen van canules voor de heer Vercoutre, waarmee hij kan praten en hij minder benauwd is?1 2
Ik moet u helaas mededelen dat de heer Vercoutre op donderdag 4 mei jl. aan de gevolgen van nierproblemen is overleden in het Rotterdams Erasmus MC.
Ik heb aan de nabestaanden mijn deelneming betuigd.
Bent u ervan op de hoogte dat dit probleem nog helemaal niet opgelost is en de situatie van de heer Vercoutre met de dag nijpender wordt?
Zie antwoord vraag 1.
Heeft het nu niet lang genoeg geduurd? Waarom zet u de deskundigen niet samen met de patiënt om de tafel, zodat er op korte termijn een passende oplossing komt voor de heer Vercoutre?
Zie antwoord vraag 1.
Hoe is het mogelijk dat men wel een kunstarm kan aansturen via de hersenen maar een canule op maat maken niet lukt?
Zie antwoord vraag 1.
Wat kunt u voor de heer Vercoutre regelen?
Zie antwoord vraag 1.
Wat gaat u voor de heer Vercoutre doen, zodat zijn kwaliteit van leven niet slechter wordt?
Zie antwoord vraag 1.
Berichten dat Duitsland en andere lidstaten in Europa verbetervoorstellen naar aanleiding van het dieselgateschandaal blokkeren |
|
Jessica van Eijs (D66) |
|
Henk Kamp (minister economische zaken) (VVD), Melanie Schultz van Haegen (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD), Sharon Dijksma (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (PvdA) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Report: Germany blocks post-Dieselgate reform»1 en «Berlin blockiert strengere Abgastests»?2
Ja.
Kunt u bevestigen dat Duitsland zich verzet tegen voorstellen om op Europees niveau auto´s te kunnen hertesten en boetes te kunnen geven aan autofabrikanten bij overtredingen (te weten Artikel 9 van het voorstel voor de verordening voor typegoedkeuring) en andere sleutelelementen van verbetervoorstellen die de Europese Commissie heeft gedaan naar aanleiding van het dieselgateschandaal? Zo nee, kunt u aangeven wat de Duitse positie hieromtrent dan wel is?
De besprekingen over de kaderverordening lopen nog. Het is niet aan een individuele lidstaat om zich tijdens de onderhandelingen uit te laten over het (voorlopige) standpunt van een andere lidstaat. Inalgemene termen loopt het Duitse en Nederlandse standpunt op dit moment niet uiteen.
Om een potentieel nieuw dieselschandaal te voorkomen zet ik me in voor versterking van het systeem van markttoezicht op – en typegoedkeuring van motorvoertuigen en de uniforme toepassing van de regelgeving in de gehele EU.
Kunt u bevestigen dat ook andere autoindustrielanden zoals Spanje, Italië en Tsjechië zich verzetten tegen de verbetervoorstellen3 van de Europese Commissie, terwijl op 4 april het Europees parlement met grote meerderheid steun heeft uitgesproken voor het voorstel om op Europees niveau auto´s te kunnen hertesten en boetes te kunnen geven aan autofabrikanten bij overtredingen?4 Zo nee, kunt u aangeven wat hun positie hieromtrent dan wel is?
Zoals eerder aangegeven is het niet aan een individuele lidstaat om zich tijdens de onderhandelingen uit te laten over de voorlopige posities van andere lidstaten.
Deelt u nog altijd de mening dat er een einde gemaakt moet worden aan de mogelijkheden voor nationale lidstaten om hun eigen typegoedkeuringsinstantie dan wel hun eigen autoindustrie de hand boven het hoofd te houden? Zo nee, waarom niet?
Ik ben voorstander van heldere en scherpe regels waarmee een nieuw potentieel dieselschandaal voorkomen wordt. Daarom zet ik me in voor duidelijke en uniforme regelgeving op Europees niveau voor de toelating van voertuigen tot de markt die geen ruimte laat voor (nationale) interpretatieverschillen. Hierbij hoort ook adequaat toezicht.
Met de nieuwe verordening wordt hierin voorzien door o.a. controlemechanismen op het onafhankelijk functioneren van technische diensten, het daadwerkelijke uitvoeren van markttoezicht en het bespreken van eventuele interpretatieverschillen in het Forum voor advies. Ik ben van mening dat daarmee voldoende heldere kaders en duidelijk toezicht op een uniforme toepassing van de Europese wet- en regelgeving wordt gecreëerd.
Wat is de positie van Nederland voor de Raad voor Concurrentievermogen van 29 en 30 mei 2017? Steunt Nederland onverkort het voorstel om op Europees niveau auto´s te kunnen hertesten en boetes te kunnen geven aan autofabrikanten bij overtredingen (te weten Artikel 9 van het voorstel voor de verordening voor typegoedkeuring)? Zo nee, waarom niet?
Het onderhandelingsproces is nog gaande, maar Nederland heeft altijd aangegeven het voorstel van de Commissie te steunen. Vanzelfsprekend brengt Nederland tijdens de onderhandelingen wel eventuele alternatieve methoden in waarmee de doelen (veiliger en schonere voertuigen) nog beter kunnen worden bereikt.
De Nederlandse positie is verwoord in het BNC fiche dat op 11 maart 2016 aan uw Kamer is toegezonden5. Daarnaast handelt Nederland in lijn met de door uw Kamer aangenomen moties6. Op hoofdlijnen is de Nederlandse inzet als volgt:
Deze maatregelen zijn voor Nederland essentieel. De maatregelen zullen zorgen voor een uniforme toepassing van de Europese regelgeving en strengere controles van voertuigen en testinstanties. Het voorstel vormt een belangrijke basis om een potentieel nieuw dieselschandaal, zoals bij Volkswagen, te voorkomen en is een belangrijke stap om het vertrouwen in de markt te herstellen.
Hoe moet voorts de door u eerder aan de Kamer toegekomen stellingname worden geïnterpreteerd, namelijk dat «Nederland de uitgebreide maatregelen inzake toezicht verwelkomt maar bedenkingen heeft tegen de nalevingscontroles en -keuringen die de Commissie op zich neemt»?5 Steunt Nederland onverkort de verbetervoorstellen die de Europese Commissie doet in het voorstel voor de verordening voor typegoedkeuring, waaronder Artikel 9 (Europees toezicht) en Artikel 30 (geharmoniseerde toelagestructuur voor de financiering van markttoezicht en typegoedkeuring)? Zo nee, betekent dit dat Nederland de inzet van Duitsland op dit punt steunt?
Zoals hierboven aangegeven zijn Nederland en de commissie het over het doel van de regelgeving eens. Het feit dat Nederland het soms met de Commissie niet eens is vooral ingegeven door een zoektocht naar de meest effectieve methoden om de doelen te bereiken. Om zo snel mogelijk tot een gemeenschappelijk standpunt komen, waarmee een belangrijke stap kan worden gezet om een potentieel nieuw dieselschandaal te voorkomen en om het vertrouwen in de markt te herstellen, zet Nederland zich in voor het creëren van voldoende draagvlak voor het voorstel. Zie verder antwoord 5.
Zo ja, wat is voorts uw oordeel over de hierboven beschreven opstelling van lidstaten als Duitsland in het bijzonder en van de andere lidstaten Spanje, Italië en Tsjechië?
Zoals eerder aangegeven is het niet aan een individuele lidstaat om zich tijdens de onderhandelingen uit te laten over de voorlopige posities van andere lidstaten.
Kunt u bevestigen dat er reeds passages in de genoemde verbetervoorstellen versoepeld zijn? Zo ja, hoe heeft dit kunnen gebeuren?
Voor een voorstel moet voldoende draagvlak bestaan. Het doel van de onderhandelingen is dit draagvlak te creëren. Het is dan ook gebruikelijk dat tijdens de onderhandelingen het oorspronkelijke voorstel van de Commissie aan veranderingen onderhevig is. Nederland blijft zich tijdens het gehele onderhandelingsproces inzetten voor de maatregelen genoemd in antwoord 5.
Bent u bereid om vanuit Nederland, gezamenlijk met gelijkgezinde lidstaten, de druk op lidstaten als Duitsland, Spanje, Italië en Tsjechië te verhogen om hun verzet tegen deze verbetervoorstellen te staken? Zo nee, waarom niet?
Het onderhandelingsproces is nog gaande. Uiteraard heeft Nederland daarbij veelvuldig contact met andere lidstaten bij de onderhandelingen. Nederland zet zich daarbij in voor een versterking van het systeem van markttoezicht op en typegoedkeuring van motorvoertuigen en uniforme toepassing van de regelgeving in de gehele EU om een potentieel nieuw dieselschandaal te voorkomen.
Komt door deze negatieve opstelling van Duitsland en andere lidstaten een eensgezind akkoord over strenger toezicht op de autoindustrie, dat voor mei voorzien was, nu in gevaar? Zo ja, wat gaat u concreet doen om dit te voorkomen?
Zolang de onderhandelingen nog bezig zijn is niet te voorspellen dat er voldoende draagvlak is voor de huidige voorstellen. Zie verder vraag 9.
Kunt u aangeven wat in uw ogen de consequenties zijn van het niet bereiken van een akkoord in de Raad voor Concurrentievermogen van 29 en 30 mei door deze Duitse opstelling, in het licht van het toch al langdurige proces om te komen tot aanpassingen van Europese wet- en regelgeving om schandalen in de toekomst te voorkomen? Zo nee, waarom niet?
Dat zou vertraging betekenen, maar vooralsnog heb ik geen signaal dat dit aan de hand zou zijn. Nederland streeft naar een zo snel mogelijk gemeenschappelijk standpunt waarmee een belangrijke stap kan worden gezet om een potentieel nieuw dieselschandaal te voorkomen en om het vertrouwen in de markt te herstellen. Het zou jammer zijn wanneer dat niet tijdens de komende Raad voor Concurrentievermogen lukt.
Deelt u de mening dat het zeer kwalijk is dat negentien maanden na het uitbreken van het dieselgateschandaal de autoriteiten in Duitsland, Luxemburg, Spanje en het Verenigd Koninkrijk nog altijd geen boetes hebben opgelegd aan Volkswagen, Audi, Seat, en Skoda (allen onderdeel van de Volkswagen Groep), ondanks formele stappen die inmiddels zijn gezet door de Europese Commissie? Zo nee, waarom niet?
In de verordening betreffende de typegoedkeuring van motorvoertuigen met betrekking tot emissies van lichte personen- en bedrijfsvoertuigen8 is vastgelegd dat de lidstaten zelf de sancties vaststellen die aan fabrikanten worden opgelegd. De sancties moeten doeltreffend, evenredig en afschrikkend zijn. Het is aan de Commissie om te oordelen of lidstaten aan hun plichten hebben voldaan. Op dit moment heeft de Commissie inbreukprocedures aangekondigd tegen Duitsland, Luxemburg, Spanje en het Verenigd Koninkrijk.
Kunt u de Kamer voorzien van inzicht in de laatste stand van zaken over de consequenties voor autofabrikanten van in Nederland door de Dienst Wegverkeer (RDW) goedgekeurde modellen, waar bij 16 van de 30 modellen die in Nederland hun milieucertificaat kregen mogelijk ook sjoemelsoftware is gebruikt, maar tot op heden enkel de Jeep Cherokee aan onderzoek is onderworpen nadat die in Amerika als sjoemeldiesel was ontmasker? Wordt er inmiddels naar de overige 15 verdachte modellen ook nader onderzoek gedaan? Zo nee, waarom niet?
Ja, het onderzoek is in de afrondende fase. Meteen na de afronding van het onderzoek naar de 30 modellen waarvoor de RDW de emissiegoedkeuring heeft afgegeven, is de RDW gestart met aanvullend onderzoek naar de voertuigen waarbij afwijkend emissiegedrag geconstateerd is. Ik zal uiterlijk eind juni de Kamer schriftelijk informeren over de resultaten en de eventuele vervolgstappen die genomen worden.
Kunt u de Kamer van een kabinetsreactie voorzien op het onlangs gepresenteerde rapport en bijbehorende aanbevelingen van de enquêtecommissie van het Europees parlement met betrekking tot het dieselgateschandaal?6 Zo nee, waarom niet?
Ik ga kijken of ik de resultaten van de enquêtecommissie kan vergelijken met ons huidige beleid en zal u hierover voor de zomer informeren. Gezien de demissionaire status van het kabinet zal ik de beleidsinhoudelijke reactie op de aanbevelingen van de enquêtecommissie overlaten aan mijn opvolger. Voor zover de aanbevelingen betrekking hebben op de lopende onderhandelingen, informeer ik uw Kamer op de geëigende momenten.
Kunt u voorts een reactie geven op het onlangs door de D66-fractie gepresenteerde vijf-puntenplan «Genoeg van gesjoemel»7 waarin onder andere wordt gepleit voor het in Nederland overgaan tot verplichte terugroepacties en voor schadevergoedingen voor bezitters van sjoemeldiesels? Zo nee, waarom niet?
Ik zal het vijf-puntenplan vergelijken met ons huidige beleid en u hierover voor de zomer informeren. Gezien de demissionaire status van het kabinet zal ik de beleidsinhoudelijke reactie overlaten aan mijn opvolger.
Kunt u deze vragen voorafgaand aan het algemeen overleg Raad voor Concurrentievermogen (formeel) 29 en 30 mei 2017 d.d. 23 mei 2017 beantwoorden? Kunt u deze vragen tevens afzonderlijk beantwoorden?
Ja.
De berichten 'Cijfers onder de pet' en 'Stempel nationale veiligheid excuus' |
|
Lilian Helder (PVV), Sietse Fritsma (PVV) |
|
Klaas Dijkhoff (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD), Stef Blok (minister zonder portefeuille binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties, minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Kent u de berichten «Cijfers onder de pet» en «Stempel nationale veiligheid excuus»?1 Klopt de inhoud van deze berichten?
Met een beroep op de Wet Openbaarheid van Bestuur (WOB) heeft de Telegraaf op 6 februari 2017 gevraagd om cijfers over het aantal politieoptredens tegen migranten dat in 2016 per maand heeft plaatsgevonden, uitgesplitst naar de verblijfsstatus van de betrokken personen (verdachten dan wel staande gehouden personen), met daarbij de aard van de verdenkingen. Verder verzocht de Telegraaf om rapportages en andere beleidsstukken over dit onderwerp.
Op het WOB-verzoek van de Telegraaf heeft de politie geantwoord dat zij bij aanhoudingen en staandehoudingen de verblijfstatus van betrokkenen niet registreert. Dit feitelijk juiste gegeven is bepalend geweest voor een enge interpretatie en afdoening van het WOB verzoek. Een dergelijke interpretatie strookt niet met mijn beleid, en overigens ook dat van de korpschef, om WOB verzoeken – eventueel in overleg met verzoeker – ruim te interpreteren en waar mogelijk informatie te verstrekken.
Mede naar aanleiding van de publicaties van de Telegraaf heeft de politie in tweede instantie het WOB-verzoek breder geïnterpreteerd. Uit een daarop gevolgde naslag is gebleken dat er op basis van de wel beschikbare cijfers, nadere analyses zijn opgesteld die een relatie hebben met het WOB-verzoek. Om die reden beoordeelt de politie het WOB-verzoek met voorrang opnieuw.
Ik zal uw Kamer vanzelfsprekend informeren over de uitkomsten van deze beoordeling en de eventueel alsnog openbaar gemaakte documenten doen toekomen.
Het is te betreuren dat in de communicatie tussen de Telegraaf en de politie bij de krant het beeld is ontstaan dat men haar van publicatie wil afhouden. De korpschef heeft mij verzekerd dat dit nimmer de bedoeling was.
Deelt u de mening dat de Nederlandse bevolking in het algemeen en de Telegraaf in het bijzonder door of namens de nationale politie is voorgelogen door de mededeling dat geen gegevens worden verzameld over misdrijven gepleegd door asielzoekers? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wat gaat u daar aan doen?
Zie antwoord vraag 1.
Deelt u de mening dat deze gang van zaken de betrouwbaarheid en het gezag van de nationale politie aantast? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 1.
Deelt u de mening dat ook burgemeesters in hun taakuitoefening worden belemmerd als zij dergelijke gegevens niet van de nationale politie krijgen, omdat de burgemeesters zo niet voldoende informatie hebben over het (eventuele) gevaar voor de openbare orde of de ingezetenen van hun gemeente? Zo ja, wat gaat u er aan doen? Zo nee, waarom niet?
Dat het gezag -waaronder de burgemeester- kan beschikken over de voor de uitoefening van zijn functie relevante informatie is wettelijk vastgelegd. Zoals van de politie verwacht mag worden, wordt alle relevante informatie met het gezag – waaronder de burgemeester – gedeeld. Dit zal veelal operationele informatie betreffen ten behoeve van een specifieke casus, maar kan ook overstijgende en statistische informatie zijn waarop lokaal beleid kan worden gebaseerd. Van dit laatste is het overzicht van incidenten rondom opvanglocaties van het COA dat de Staatssecretaris op 13 april 2017 aan uw Kamer heeft aangeboden een voorbeeld.2
Deelt u de mening dat informatie over de aard en omvang van criminaliteit per direct beschikbaar moet zijn voor belanghebbenden in het bijzonder en de Nederlandse bevolking in het algemeen? Zo nee, waarom niet?
Het informeren van uw Kamer en daarmee de Nederlandse samenleving, bijvoorbeeld over de aard en omvang en de resultaten van de aanpak van criminaliteit, zie ik als een belangrijk deel van mijn taak. Op tal van manieren geef ik hier dan ook actief invulling aan. Voor het (tijdig) delen van informatie met belanghebbenden ten behoeve van hun taak, of anderszins betrokken personen, gelden wettelijke regels. Informatie kan worden gedeeld, tenzij bepaalde belangen zich tegen (vroegtijdige) openbaarmaking of verstrekking van informatie verzetten.
Hoeveel criminele asielzoekers zijn er op dit moment in Nederland en hoeveel daarvan lopen (onverhoopt) nog vrij in de samenleving rond?
In algemene zin wordt hier dus geen zelfstandige registratie over bijgehouden. Het vergt het koppelen van verschillende gegevensbestanden om tot een inschatting te komen.
Er is een verschil tussen de politietaak bij de uitoefening van de basispolitiezorg en de specialistische taak van de politie in het kader van de Vreemdelingenwet. De verblijfstatus van een verdachte is geen standaard onderdeel van registratie voor de uitvoering van de eerstgenoemde taak. De Afdeling Vreemdelingenpolitie, Identificatie en Mensenhandel (AVIM) heeft in het kader van de vreemdelingenrechtelijke taak een aantal, bijzondere taken.
Vanuit de vreemdelingrechtelijke taak heeft de politie eigen informatie, alsook informatie van partners uit de vreemdelingenketen die noodzakelijk is voor de uitvoering van die taak. Deze informatie mag echter niet zonder meer gedeeld worden met politieambtenaren die niet belast zijn met het uitvoeren van de vreemdelingentaak, en wordt niet automatisch gekoppeld aan informatie waar de politie over beschikt in het kader van haar generieke taak. Politie kan deze gegevens wel gebruiken voor het maken van analyses en monitors.
Dat neemt niet weg dat er vanzelfsprekend wel degelijk scherpe aandacht is voor asielzoekers die strafbare feiten begaan. De te volgen werkwijze is vastgelegd in het protocol Vreemdeling in de strafrechtketen (VRIS-protocol). In 2015 zijn 1.830 overdrachtsdossiers aan de Dienst Terugkeer en Vertrek overgedragen als gevolg van een maatregel van bewaring of vanwege strafrechtelijke detentie.3 In 2016 waren dit er 1.810.
Deelt u de mening dat het nu opgevoerde excuus inhoudende het «belang van de opsporing» geen excuus is deze informatie helemaal niet te delen? Zo nee, waarom niet?
Het belang van de opsporing kan een geldige reden zijn om informatie niet te delen. Zolang geen specifieke informatie over lopende onderzoeken of specifieke personen wordt verstrekt, zal hyet opsporingsbelang in zijn algemeenheid onvoldoende reden zijn om helemaal geen informatie te delen. Bij de herbeoordeling van het WOB verzoek zal in deze zin het opsporingsbelang worden gewogen.
Kunt u er voor zorgen dat alle asielzoekers die een misdrijf hebben gepleegd nooit een verblijfsvergunning krijgen maar van straat worden gehaald en ons land worden uitgezet? Zo nee, waarom niet?
Nee, het wel of niet toekennen of intrekken van een verblijfsvergunning bij een misdrijf is afhankelijk van meerdere factoren, waaronder de aard van het misdrijf. Nederland dient in dit verband de internationale en Europese mensenrechtenverdragen te respecteren. In de Europese wetgeving is een ondergrens vastgesteld voor de situaties waarin een asielvergunning kan worden geweigerd of ingetrokken om redenen van openbare orde. Dit neemt niet weg dat het kabinet van mening is dat het vertonen van maatschappelijk onaanvaardbaar gedrag zoveel mogelijk gevolgen moet hebben voor een verblijfsvergunning, ook als dat een asielvergunning is.4 Verder is een pakket aan maatregelen getroffen om te kunnen optreden in geval asielzoekers overlast veroorzaken.5
Bent u bereid de Nederlandse grenzen voor alle asielzoekers te sluiten? Zo nee, waarom niet?
Afgezien van de vraag of het hermetisch afsluiten van de Nederlandse grenzen praktisch en juridisch haalbaar is, is het kabinet van mening dat deze schijnbaar simpele oplossing niet alle risico’s voor de samenleving zal wegnemen. In plaats daarvan neemt het kabinet, zowel bilateraal als in EU verband, een groot aantal maatregelen om de risico’s ten aanzien van de veiligheid in Nederland te beperken en waarbij Nederland, conform EU en internationale verplichtingen, ook bescherming kan bieden aan asielzoekers die deze bescherming daadwerkelijk nodig hebben.