De oproep “Nederland, stap uit het klimaatonvriendelijke Energiehandvest” en het onderhandelingsresultaat voor de modernisering van het Energy Charter Treaty |
|
Lammert van Raan (PvdD) |
|
Rob Jetten (minister zonder portefeuille economische zaken) (D66) |
|
Heeft u de oproep «Nederland, stap uit het klimaatonvriendelijke Energiehandvest» van hoogleraar Europees recht, Christina Eckes gezien?1
Ja.
Waarom is de tekst van het onderhandelingsresultaat niet openbaar?
Voor de openbaarmaking van het onderhandelingsresultaat is de goedkeuring van alle 53 ECT-verdragspartijen nodig.
Kunt u de tekst van het onderhandelingsresultaat met de Kamer delen?
Zoals toegezegd tijdens het tweeminutendebat op 19 oktober jl., zal de tekst van het gemoderniseerde verdrag vertrouwelijk in te zien zijn voor leden van de Tweede Kamer. Zie ook antwoord op 2.
Zo niet, hoe moet de Kamer dan een oordeel vormen over het onderhandelingsresultaat?
Zie antwoord vraag 3.
Is het niet openbaar maken van de tekst in strijd met de transparantie-richtlijnen van de Europese Unie? Zo ja, wat gaan de Europese Commissie en de lidstaten eraan doen om te zorgen dat de tekst toch openbaar wordt, voordat deze wordt goedgekeurd?
Zie antwoord vraag 3.
Bent u het met ons eens dat het niet openbaar maken van deze tekst voorafgaand aan de besluitvorming in de Europese Raad een goed maatschappelijk en democratisch debat in de weg staat?
Zie antwoord vraag 3.
Kunt u dan in elk geval de «gesloten lijst» van maatregelen die een schending vormen van de investeringsbescherming delen, waar u in uw Kamerbrief van 8 juli 2022 naar verwijst?
Zie antwoord vraag 3.
Bent u het met de Europese Commissie eens dat het Energy Charter Treaty (ECT) na aanpassing aan het onderhandelingsresultaat niet langer in strijd zal zijn met het klimaatakkoord van Parijs en het doel om opwarming tot 1,5 graden te beperken? Kunt u beargumenteren waarom?
De uiteindelijke beoordeling van het kabinet is dat, hoewel de moderniseringsvoorstellen een verbetering zijn ten opzichte van de huidige ECT, het behaalde resultaat voor Nederland onvoldoende ambitieus is. Voor de volledige appreciatie van het gemoderniseerde ECT wordt verwezen naar Bijlage 1 van Kamerbrief (kenmerk WJZ/ 22518683). (Bijlage bij Kamerstuk 21 501–33, nr. 977.)
Het kabinet is van mening dat het behaalde resultaat onvoldoende recht doet aan de duurzaamheidsdoelstellingen en voor Nederland onvoldoende in lijn is met de Nederlandse en Europese doelen die voortvloeien uit het klimaatakkoord van Parijs. Zo creëert de gemoderniseerde tekst geen nieuwe duurzaamheidsverplichtingen terwijl dit wel de EU inzet was. Het gemoderniseerde ECT herbevestigt enkel bestaande duurzaamheidsverplichtingen, en blijft daarmee achter bij bepalingen in andere verdragen, zoals de Brede Economische en Handelsovereenkomst tussen Canada en de Europese Unie (CETA). Ook is het zo dat in dit sectorspecifieke verdrag, investeringen in de fossiele sector onder het gemoderniseerde ECT nog steeds worden beschermd. Er is een stap gezet in de goede richting door een flexibiliteitsmechanisme in te voeren, waardoor verdragspartijen er voor kunnen kiezen investeringen in fossiele energie uit te sluiten van investeringsbescherming onder het ECT op hun grondgebied. Vooralsnog hebben de EU, en onder de specifieke voorwaarden het Verenigd Koninkrijk en Zwitserland, ervoor gekozen van dit mechanisme gebruik te maken. Daarnaast wijkt de geschillenbeslechting ten aanzien van de duurzaamheidsbepalingen af van recente akkoorden die door de EU zijn gesloten. en zijn onvoldoende ambitieus.
Bent u het met het Internationaal Energie Agentschap (IAE) eens dat investeringen in nieuwe projecten voor de winning van olie, gas en kolen in strijd zijn met het klimaatakkoord van Parijs en het doel om opwarming tot 1,5 graden te beperken?
Het Internationaal Energieagentschap (IEA) heeft in verschillende rapporten, inclusief ook de recente World Energy Outlook 20222, aangegeven dat emissieneutraliteit in 2050 (wat in lijn is met het beperken van opwarming van de aarde tot 1,5 graden) in combinatie met energiezekerheid kan worden bereikt zonder (investeringen in) exploratie van nieuwe fossiele energievoorraden. Dit is een feitelijke vaststelling door het IEA op basis van scenario-analyses.
Hoe is het uit te leggen dat een verdrag in lijn is met het klimaatakkoord als dat verdrag nog minstens 10 jaar (plus de tijd die nodig is voor ratificatie, wat in de regel vele jaren duurt) alle fossiele investeringen beschermt tegen allerlei vormen van overheidsingrijpen?
Zoals aangegeven in antwoord 8, is het Kabinet van mening dat het gemoderniseerde ECT niet voldoende in lijn is met de inzet op klimaat- en duurzaamheidsafspraken in investeringsakkoorden. Investeringsbescherming onder de transitieperiode of sunset clausule, die van toepassing is op partijen die uittreden, weerhoudt overheden er niet van in te grijpen ter behoeve van de energietransitie. De verdragspartijen bij het ECT behouden het recht om te reguleren, om beleid te maken en uit te voeren. Overigens geldt de investeringsbescherming ook voor bestaande duurzame energieprojecten.
Bent u het eens met het onderdeel van het onderhandelingsresultaat om de bescherming van investeringen via het ECT uit te breiden naar onder andere biomassa, carbon capture and storage (CCS) en waterstof?
Onder het ECT zijn «investeringen» die binnen de definitie van «een economische activiteit in de energiesector» vallen, beschermd. Carbon utilisation and storage (CUCS) is in het gemoderniseerde ECT toegevoegd aan de definitie van economische activiteit. Het gemoderniseerde ECT sluit bepaalde houtige vormen van biomassa voor alle verdragspartijen uit van bescherming. Daarnaast heeft de EU in het gemoderniseerde ECT een uitzondering gemaakt ten aanzien van CUCS en bepaalde vormen van waterstof.
Dit betekent dat na 15 augustus 2023 nieuwe investeringen in deze economische activiteiten niet langer beschermd worden op het grondgebied van de EU onder het gemoderniseerde ECT. Het gemoderniseerde ECT verduidelijkt daarnaast het recht van overheden om te reguleren in het publiek belang. Het recht dat overheden hebben om maatregelen te nemen die noodzakelijk zijn in het kader van energie transitie en om klimaatverandering tegen te gaan, wordt nu geëxpliciteerd in het ECT.
Het is overigens niet de inzet om toekomstige rechtszaken volledig te voorkomen. Ook in het Nederlands en Europees recht zijn basisregels voor fatsoenlijk overheidshandelen stevig verankerd. Discriminatoire, willekeurige en oneerlijke behandeling zijn ook onder Nederlands en Europees recht verboden, net als het feit dat ook in die rechtsordes onteigening niet zomaar is toegestaan maar aan voorwaarden is onderworpen.
Hoe is het te verantwoorden dat we daarmee nieuwe risico’s gaan lopen op miljardenclaims van investeerders als uit oogpunt van algemeen belang bepaalde investeringen in zulke energieprojecten onwenselijk zullen blijken?
Zie antwoord vraag 11.
Erkent u dat Spanje heeft opgeroepen om in EU-verband uit het Energy Charter Treaty te stappen, ook al heeft Spanje in uw ogen nog geen officiële positie ingenomen over het onderhandelingsresultaat?
Ja. Spanje heeft reeds officieel aangekondigd om uit het ECT te zullen stappen. De positie van Spanje over de modernisering van het ECT is op het moment van schrijven nog niet duidelijk.
Heeft u de motie van Teunissen, Leijten, Kröger (Kamerstuk 21501–33, nr. 940) geïnterpreteerd als een verzoek om net als Spanje te bepleiten om in EU-verband uit het ECT te stappen?
Tijdens de Energieraad op 27 juni jl. heeft Spanje aangegeven ontevreden te zijn met het onderhandelingsresultaat en heeft Spanje de Europese Commissie en de Juridische Dienst van de Raad opgeroepen om de optie te onderzoeken van een gecoördineerde terugtrekking van de EU uit het ECT. Hierop voortbouwend heeft Nederland de Europese Commissie ged om in deze analyse ook de mee te nemen in hoeverre het onderhandelingsresultaat overeenkomt met het EU-onderhandelingsmandaat. Nederland heeft toen aangekondigd om opzegging van het ECT te willen onderzoeken en heeft Nederland met de Europese like minded collega’s naar het EU-krachtenveld gekeken.
Het kabinet is voornemens het ECT op te zeggen. Daarnaast zal Nederland binnen EU verband – in lijn met de aangenomen motie van het Kamerlid Teunissen van 22 juni jl.3 – zich inzetten voor een gecoördineerde opzegging van het ECT door de EU. Met het besluit om uit het ECT te treden is Nederland in het gezelschap van enkele andere EU-lidstaten, zoals Polen, Frankrijk en Spanje. Italië trad al eerder uit. Ook enkele andere EU-lidstaten staan kritisch tegenover het uiteindelijke moderniseringsvoorstel en zijn nog bezig met de interne besluitvorming over eventuele opzegging. Ik verwijs u verder ook naar de bijgevoegde Kamerbrief (kenmerk WJZ/ 22518683) over het Energy Charter Treaty. (Kamerstuk 21 501–33, nr. 977.)
Heeft u in de Energieraad of anderszins bij EU-collega’s bepleit om gezamenlijk uit het ECT te stappen?
Zie antwoord vraag 14.
Zo nee, waarom stelt u dan dat u in lijn met de motie handelt? Zo ja, wat waren de reacties van uw collega-Ministers?
Zie antwoord vraag 14.
Bent u van plan alsnog gevolg te geven aan de motie door te bepleiten dat de EU en alle EU-lidstaten uit het ECT stappen?
Zie antwoord vraag 14.
Erkent u dat het uitbreiden van investeringsbescherming onder het gemoderniseerde Energiehandvest naar wat nu door de Europese Commissie en het kabinet als hernieuwbare energie wordt gezien, zoals biomassa, de energietransitie kan belemmeren omdat keuzes op een later moment zo niet meer terug te draaien vallen en innovatief energiebeleid zo belemmerd wordt? Zo ja, kunt u dan bevestigen dat u, wanneer u doorgaat met het ondersteunen van de modernisering van het ECT, willens en wetens onze energietransitie in gevaar brengt? Zo nee, kunt dan uitleggen waarom u de kennis van een expert (hoogleraar Christina Eckes) in twijfel trekt?
Zie de appreciatie in de bijgesloten Kamerbrief (kenmerk WJZ/ 22518683) en het antwoord op vragen 8 en 10, 11, 12. (Bijlage bij Kamerstuk 21 501–33, nr. 977.)
Zoals aangegeven maakt de EU uitzonderingen voor CUCS, houtige vormen van biomassa en bepaalde vormen van waterstof. Investeringen in deze vormen van energie worden onder het gemoderniseerde ECT niet langer beschermd na 15 augustus 2023, zoals de Kamerbrief (kenmerk WJZ/ 22518683) beschrijft. (Kamerstuk 21 501–33, nr. 977.)
Nederland treedt uit het ECT en is na de uittreding niet als verdragspartij gebonden aan het gemoderniseerde verdrag. Zoals beschreven in de Kamerbrief is een deel van het gemoderniseerde ECT – na inwerkingtreding of ratificatie daarvan – wel van toepassing op Nederland via de band van de Europese Unie. Het kabinet deelt niet de mening dat de modernisering van het ECT de energietransitie in gevaar zou brengen. Investeringsbescherming, onder het gemoderniseerde of oude ECT, heeft geen invloed op het Nederlandse en EU-energiebeleid. Daarnaast, zoals eerder aangegeven, bevat het gemoderniseerde ECT verbeteringen ten opzichte van het huidige ECT.
Wat verandert de oproep van hoogleraar Christina Eckes om uit het ECT te stappen omdat het ook na modernisering klimaatonvriendelijk is aan uw standpunt?
Zie antwoord vraag 18.
Bent u het met ons eens dat het toelaten van nieuwe leden (zoals Afrikaanse landen) tot het ECT zeer onwenselijk is, aangezien dan nog meer fossiele investeringen beschermd zouden worden en de energietransitie in die landen nog moeilijker en duurder kan maken?
Na opzegging heeft Nederland geen invloed meer op het toetreden van nieuwe partijen bij het ECT. Landen besluiten zelf over het partij worden bij een verdrag, het is niet aan Nederland om zich daar in te mengen. Staten die toetreden tot het gemoderniseerde ECT kunnen er overigens voor kiezen geen investeringsbescherming te bieden onder het ECT aan investeringen in fossiele brandstoffen op hun grondgebied. Het kabinet is wel van mening dat het beter zou zijn als nieuwe partijen zich bij het gemoderniseerde verdrag zouden aansluiten in plaats van bij het huidige ECT.
Hoe gaat u er voor zorgen dat andere handels- en investeringsverdragen waar Nederland partij in is, waaronder de meer dan 70 bilaterale investeringsverdragen, de bescherming van fossiel op korte termijn gaan beëindigen?
Nederland zet in op een actief handels- en investeringsbeleid. Onderdeel daarvan is het afsluiten van nieuwe handels- en investeringsverdragen door de EU. Daarnaast heeft Nederland een eigen netwerk van bilaterale investeringsbeschermingsovereenkomsten (IBOs). Zoals aangegeven in de Beleidsnotitie Doen waar Nederland goed in is4 zet het kabinet in op het moderniseren en waar mogelijk uitbreiden van dit netwerk van IBOs op basis van de Nederlandse IBO model tekst. Net als bij EU handels- en investeringsverdragen ligt ook bij modernisering van de Nederlandse investeringsbeschermingsverdragen de nadruk op de aspecten duurzaamheid en maatschappelijke verantwoordelijkheid bij het maken en bevorderen van investeringen. Het besluit om het ECT op te zeggen staat los van de inzet op andere handels- en investeringsverdragen, die – in tegenstelling tot het ECT – naar hun aard sectorneutraal zijn.
Wat zou het ergste zijn wat er kan gebeuren als de Europese Unie uit het ECT stapt en de sunset clause van 20 jaar negeert? Zou dat erger zijn dan de schade aan het klimaat die het gevolg zou zijn van het nog langer beschermen van fossiele investeringen, juist in de komende beslissende jaren?
Nederland houdt zich aan zijn verplichtingen onder internationaal recht. Het is onjuist om te stellen dat het ECT en de sunset clause het onmogelijk maken om effectief klimaatbeleid te voeren. De verdragspartijen bij het ECT behouden het recht om te reguleren, om beleid te maken en uit te voeren. Dat principe geldt ook onder de sunset clausule. Indien overheden zich bij beleidsvoering houden aan de beginselen van behoorlijk bestuur zou een overheid een claim niet hoeven te vrezen. Daar waar een overheid niet zorgvuldig handelt is het niet bezwaarlijk dat investeerders zich kunnen beroepen op bescherming.
Bent u bereid het ECT verdrag te toetsen aan andere verdragen zoals het Verdrag van Parijs, UN Handvest van de rechten van de mens en andere verdragen die in het leven zijn geroepen of mens, dier en natuur beschermen?
Het Kabinet heeft besloten het ECT op te zeggen omdat de modernisering het verdrag niet voldoende in lijn brengt met de Nederlandse inzet op klimaat en duurzaamheidsafspraken. Nu het voornemen tot opzegging is genomen is het volgens het kabinet niet nodig het ECT te toetsen aan andere verdragen.
Het artikel 'Energieleveranciers laten bewoners met betaalproblemen massaal stikken: Schuldhulpverleners luiden noodklok' |
|
Raoul Boucke (D66), Hülya Kat (D66) |
|
Rob Jetten (minister zonder portefeuille economische zaken) (D66), Carola Schouten (viceminister-president , minister zonder portefeuille sociale zaken en werkgelegenheid) (CU) |
|
Bent u bekend met het artikel «Energieleveranciers laten bewoners met betaalproblemen massaal stikken: Schuldhulpverleners luiden noodklok»?1
Ja.
Klopt het dat energieleveranciers betalingsregelingen weigeren?
Via de brancheorganisatie voor schuldhulpverlening, de NVVK, heb ik helaas vernomen dat met enige regelmaat betalingsregelingen niet getroffen worden, omdat energieleveranciers niet akkoord gaan. Het gaat dan om grofweg drie groepen: klanten die nog zelf de regie hebben en nog geen contact hebben met schuldhulpverlening, klanten die in het kader van vroegsignalering worden opgemerkt bij de gemeente omdat de energieleverancier de betalingsachterstand heeft doorgegeven en tot voor kort zelfs klanten die gebruik maken van een schuldhulpverlener om een betalingsregeling te treffen voor hun (problematische) schulden. Dit laatste probeert NVVK te voorkomen met het herziene convenant met Energie-Nederland.2
In de aangepaste regeling afsluitbeleid van 26 oktober jl. is een verplichting voor de energieleverancier («vergunninghouder» in de regeling) vastgelegd om zich in te spannen om in persoonlijk contact te treden en te blijven met de klant, en daarbij te wijzen op mogelijkheden voor hulp. De verwachting is dat deze aangepaste regeling leidt tot een toename in betalingsregelingen. Zie ook het antwoord op vraag 10.
Erkent u dat het niet kunnen afsluiten van een betalingsregeling grote problemen kan hebben voor de financiële situaties van huishoudens en eventuele lopende schuldhulpverleningstrajecten?
Het niet kunnen afsluiten van een betalingsregeling kan grote consequenties hebben voor mensen wanneer zij financieel kwetsbaar zijn. De uitzonderlijke situatie op de energiemarkt zorgt ervoor dat een snelgroeiende groep klanten hun energierekening niet meer (volledig) kan voldoen. Tegelijkertijd is van mensen met geldzorgen reeds langere tijd bekend dat zij de neiging hebben zich terug te trekken, contact te vermijden, post niet te openen en aangeboden hulp niet makkelijk te accepteren. Het «in contact komen» is daardoor voor zowel energiele-veranciers als voor gemeenten lastig. De aangepaste regeling tracht hier verbetering in te brengen. Zie ook de antwoorden op vragen 1, 5 en 10.
De energieleverancier heeft recht op betaling van zijn vordering. Als iemand zijn rekening niet ineens kan betalen, kan het helpen om de rekening in termijnen te mogen betalen.
Een overeengekomen betalingsregeling dient wel redelijk en passend te zijn, zodat een schuldenaar deze ook daadwerkelijk kan nakomen. Hierbij is het belangrijk dat de achterstand niet nog verder oploopt.
Voor wie problematische schulden heeft, span ik me breed in dat zij op een laagdrempelige manier de juiste hulp kunnen vinden. Energieleveranciers moeten hier ook een rol in vervullen. Zij kunnen hun klanten met betalingsproblemen vroegtijdig op beschikbare hulp wijzen. Bijvoorbeeld door te wijzen op Geldfit, een onafhankelijk instrument waarmee mensen door het invullen van eenvoudige vragen snel inzicht in hun financiële positie krijgen. Aan de hand van ingevulde gegevens wordt een persoonlijk advies gegeven en eventueel doorverwezen naar de juiste hulp.
Het is belangrijk dat lopende schuldhulptrajecten niet lijden onder te hoog oplopende vaste lasten zoals energiekosten. Om deze reden heb ik op 31 oktober jl. een intentieverklaring3 getekend zodat mensen in een schuldregeling de eindstreep kunnen blijven halen.
Welke middelen heeft een schuldhulpverlening tot de beschikking om een energieleverancier te bewegen tot een betalingsregeling?
Het helpt om tijdig in gesprek te gaan met de energieleverancier, vooral als iemand verder geen problematische schulden heeft en zelf nog de regie kan behouden op de schulden. Als iemand problematische schulden heeft, kan een gemeentelijk schuldhulpverlener helpen als bemiddelaar.
Een schuldhulpverlener heeft een rol indien iemand is gemeld via vroegsignalering, of als iemand een aanvraag voor schuldhulpverlening heeft ingediend. Een intermediair zoals een schuldhulpverlener kan een brugfunctie vervullen en een bemiddelende rol spelen in het treffen van een betalingsregeling.
Indien er niet wordt gereageerd op een voorstel van een schuldhulpverlener, kan de schuldhulpverlener wijzen op de verplichting die de energieleverancier heeft om een extra inspanning te leveren om contact te krijgen met de klanten en om een redelijke en passende betalingsregeling aan te bieden. Daarbij kan de schuldhulpverlener ook wijzen op de verplichting om een betalingsregeling aan te bieden aan klanten die wegens wanbetaling zijn afgesloten voor of op 26 oktober jl.
Het verdient de voorkeur om de betalingsachterstand minnelijk – dus buiten de rechter om – op te lossen. Niemand heeft er belang bij, ook energieleveranciers niet, als betalingsachterstanden oplopen en mensen steeds verder in de problemen komen.
Wanneer een bedrijf niet reageert kan iemand, al dan niet met behulp van een hulpverlener om uitstel van betaling vragen, desnoods aan de rechter. Indien er sprake is van problematische schulden kan voor iemand een schuldregeling de enige mogelijkheid zijn om uit de problemen te komen. De schuldhulpverlening doet aan de schuldeisers een voorstel.
Als een of meer schuldeisers een dergelijk aanbod weigeren, kan medewerking aan een minnelijk traject via een dwangakkoord bij de rechter worden afgedwongen. Als laatste optie is er uiteraard nog het wettelijke traject, de WNSP.
De NVVK sluit steeds meer convenanten met schuldeisers af met daarin afspraken over o.a. medewerking aan schuldregelingen. Bij toelating (middels beschikking van de gemeente) tot minnelijke schuldhulpverlening behoren een betalingsregeling en schuldenrust (geen contractbeëindiging) dan tot de mogelijkheden. NVVK en Energie-Nederland hebben een dergelijk convenant afgesloten.
Erkent u dat dit in de ergste gevallen ook kan leiden tot afsluiting van de energie en hoe verhoudt dit zich tot de doelstelling dat er deze winter niemand van de energie wordt afgesloten?
Een betalingsregeling is geen garantie. Maar we zijn doordrongen van de situatie en nemen deze kwestie zeer serieus. Hierbij hoort dat energieleveranciers een informatieverplichting hebben, en waar nodig contact te zoeken met de klant om dit alsnog aan te bieden. Een betalingsregeling moet nagekomen worden, indien dit niet gebeurt dan mag de rechter afsluiten. Zie ook het antwoord op vraag 7.
De aanpassing van de Regeling afsluitbeleid kleinverbruikers elektriciteit en gas en de Warmteregeling verruimt de bescherming voor consumenten met betalingsproblemen deze winter. Enkel nadat de leverancier zich tot het uiterste heeft ingespannen om in contact te treden met de klant (teneinde een betalingsregeling aan te bieden), maar het contact op geen enkele wijze tot stand komt, behoudt de leverancier het recht om af te sluiten. Met uitzondering van bestaande gevallen van fraude, misbruik of veiligheid waarbij ook mag worden afgesloten. Het niet kunnen treffen van een betalingsregeling kan deze winter dus niet tot afsluiting van energie leiden, zo lang de klant in contact blijft met de energieleverancier. De wijziging legt een zwaardere inspanningsverplichting op de leverancier om in contact te treden, maar ook om een redelijke en passende betalingsregeling te treffen. Ook als er geen contact tot stand komt, mag de klant niet worden afgesloten binnen een maand nadat de energieleverancier de gegevens heeft doorgestuurd naar de gemeente ten behoeve van schuldhulpverlening. Zodra de gemeente het traject voor schuldhulpverlening in contact met de consument heeft opgestart, geldt nog een termijn van een maand waarin niet mag worden afgesloten. Dit biedt zoveel mogelijk tijd en bescherming om de betalingsproblemen op te lossen en te voorkomen dat consumenten in de kou komen te zitten. De gewijzigde regeling afsluitbeleid kleinverbruikers van elektriciteit en gas is sinds 26 oktober jl. in werking. Indien ik alsnog signalen krijg, dan hoort uw Kamer dat van mij en zal ik actie ondernemen.
Welke inzet heeft u reeds gepleegd om energieleveranciers ertoe te bewegen betalingsregelingen te accepteren?
Het kabinet is intensief in gesprek met energieleveranciers en zij zijn indringend aangesproken op de maatschappelijke verantwoordelijkheid die zij zelf ook als zodanig ervaren om redelijke en passende betalingsregelingen aan te bieden. Op 26 oktober zijn de vastgestelde wijzigingen van de Regeling afsluitbeleid kleinverbruikers elektriciteit en gas en de Warmteregeling gepubliceerd, waardoor de leverancier een redelijke en passende betalingsregeling moet aanbieden. Zie hiervoor ook het antwoord op vraag 5.
Hoe staat de regering tegenover een recht op een betalingsregeling voor consumenten bij nutsbedrijven, waarbij ook inhoudelijke eisen gesteld kunnen worden aan de redelijkheid van de betalingsregeling?
Voorop staat dat het belangrijk is dat een consument die merkt dat hij/zij de rekening niet kan betalen contact opneemt met het bedrijf. Vervolgens wordt door het bedrijf bekeken of een betalingsregeling mogelijk is. Soms wordt de vordering door de energieleverancier uit handen gegeven aan een incassodienstverlener. Naar verwachting treedt de Wet Kwaliteit incassodienstverlening per 1 juli 2023 in werking. Deze wet regelt de eisen aan een incassodienstverlener, zoals bejegening en zorgvuldigheid.
De meeste bedrijven werken mee aan een betalingsregeling, mits dat het bedrijf niet hindert in de bedrijfsvoering. Mocht een consument de betalingsregeling niet nakomen of de betalingsachterstand neemt elke maand meer toe, dan kan het zijn dat een energieleverancier naar de rechter stapt om een titel te verkrijgen om de schuld betaald te krijgen.
Het kabinet ziet ook dat soms een bedrijf niet mee wil werken aan betalingsregeling. Daarom werkt de Minister voor Rechtsbescherming aan een wetsvoorstel waarbij de rechter de mogelijkheid krijgt om een betalingsregeling op te leggen. Dit wetsvoorstel wordt waarschijnlijk voor de zomer 2023 aan uw Kamer aangeboden. De internetconsultatie is zojuist afgerond.
Erkent u dat een dergelijk recht kan bijdragen aan het voorkomen van de opbouw van schulden?
Maatwerk is nodig voor de consument met één schuld, bijvoorbeeld bij de energieleverancier, maar ook voor mensen met problematische schulden. Een goede betalingsregeling is afhankelijk van veel factoren, zoals de omvang van de schuld, het inkomen en het uitgavenpatroon. In de Aanpak Geldzorgen, armoede en schulden van 12 juli jl. benoem ik ook expliciet het streven om betalingsachterstanden eerder en beter te signaleren en mensen met problematische schulden sneller door te verwijzen naar passende hulp.
Zie ook het antwoord op vraag 7.
Wanneer kan de Kamer de uitwerking van het noodfonds tegemoet zien en per wanneer treedt deze in werking?
Het is op dit moment nog niet precies te zeggen wanneer het tijdelijke noodfonds in werking treedt. Zoals ik tijdens het Commissiedebat armoede en schulden van 6 oktober jl. heb toegezegd ontvangt uw Kamer voor de begrotingsbehandeling van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid nadere informatie over de uitwerking van het noodfonds.
Kan het zo zijn dat een huishouden geen aanspraak kan maken op hulp uit het noodfonds wanneer de energieleverancier geen betalingsregeling heeft aangeboden?
De opzet van het tijdelijke noodfonds is dat het fonds een deel van de energierekening van kwetsbare huishoudens die met afsluiting worden bedreigd voor maximaal de winterperiode (1 oktober tot 1 april) uitkeert aan de energieleveranciers. Het noodfonds wordt echter nog uitgewerkt. Zie ook het antwoord op vraag 9.
Daarbij wil ik erop wijzen dat op 26 oktober jl. de tijdelijke wijziging van de Regeling afsluitbeleid kleinverbruikers elektriciteit en gas en de Warmteregeling in werking is getreden. Daarmee wordt deze winterperiode (tot 1 april 2023) extra bescherming geboden aan kleinverbruikers met betalingsproblemen. Van energieleveranciers wordt een extra inspanning gevraagd op het in contact treden met de kleinverbruiker en het aanbieden van een redelijke en passende betalingsregeling. Alleen als de klant na de extra inspanning van de leverancier niet in contact treedt met de leverancier en ook de pogingen van de gemeente om in contact te komen om een traject van schuldhulpverlening op gang te brengen niet slagen, mag in het uiterste geval worden afgesloten (naast de bestaande gevallen van fraude, misbruik en veiligheid). Ook geldt een verplichting voor de leverancier om een betalingsregeling aan te bieden aan kleinverbruikers die op het moment van inwerkingtreding wegens wanbetaling zijn afgesloten.
Het bericht de Europese Unie voornemend is een waterstofbank in het leven te roepen |
|
Jan Klink (VVD), Silvio Erkens (VVD) |
|
Rob Jetten (minister zonder portefeuille economische zaken) (D66), Liesje Schreinemacher (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (VVD) |
|
Bent u ervan op de hoogte dat de Europese Commissie voornemens is om een waterstofbank op te richten met drie miljard euro in kas? Wat is daarop de reactie van de Minister?1
Ik ben op de hoogte van het voornemen, zoals verwoord door de voorzitter van de Europese Commissie, tijdens haar Staat van de Unie-toespraak. Inhoudelijk is hierover nog weinig bekend anders dan dat de Europese Commissie heeft aangegeven dat het beschikbare instrumentarium een bedrag van 3 miljard euro omvat. De Commissie is op dit moment bezig met de verdere uitwerking van het concept. Het kabinet volgt dit nauwgezet. De waterstofbank lijkt een instrument te worden dat als doel heeft de Europese en mondiale markt voor (hernieuwbare) waterstof op gang te brengen. Het Duitse initiatief H2Global heeft een vergelijkbaar doel en richt zich specifiek op het opbouwen van importstromen van hernieuwbare waterstof. Gezien het belang van waterstofimport voor onze klimaatambities (Kamerstuk 32 813, nr. 1060) heb ik op 4 oktober jl. bij mijn Duitse collega de intentie geuit om aan te sluiten bij H2Global en onderzoek ik hiertoe de voorwaarden en financiële consequenties. Hierover heb ik uw Kamer geïnformeerd tijdens het Commissiedebat Energieraad van 18 oktober jl. De ontwikkeling van een Europees initiatief kan een extra impuls geven aan de ontwikkeling van de Europese en mondiale waterstofmarkt en in potentie een goede aanvulling bieden.
Wat is er al bekend over deze waterstofbank? Hoe zal de waterstofbank gaan functioneren en hoeveel werkgelegenheid kom hierbij kijken?
Zie het antwoord op de vragen 1 en 3.
Is er al meer bekend over de locatie van de waterstofbank? Welke mogelijkheden ziet de Minister om de waterstofbank in Nederland te vestigen?
Er is nog weinig bekend over de voorgenomen waterstofbank. Vooralsnog lijkt het erop dat dit meer gezien moet worden als financieel instrument dan als fysieke bank in één van de EU-lidstaten.
Deelt u de mening dat het vestigen van de waterstofbank in Nederland een positieve ontwikkeling zou zijn? Bent u bereid om zich hiervoor in te spannen? Welke concrete stappen kunt u ondernemen om dit te realiseren?
Zie ook het antwoord op vraag 3. Ik ondersteun de noodzaak van Europese stimulering van de markt voor hernieuwbare waterstof, waar dat een toevoeging kan zijn op het nationale beleid gericht op productie, import, infrastructuur, opslag en marktordening (Kamerstuk 32 813, nr. 1060 en nr. 1061). Zodra meer bekend is over het concrete voornemen in relatie tot een EU waterstofbank, zal ik hier zorgvuldig en met een constructieve blik naar kijken.
Welke mogelijkheden ziet u omtrent de waterstofbank met betrekking tot het realiseren van de ambities uit het coalitieakkoord en het VVD-D66-plan waterstof?
Zie ook de antwoorden op de vragen 1 en 4. Door gezamenlijk, in EU-verband, te investeren in de opschaling van productie binnen Europa en import van hernieuwbare waterstof kan mogelijk meer schaal en snelheid worden gegenereerd. Een daadwerkelijke beoordeling van de voorgenomen waterstofbank is echter pas mogelijk zodra hierover meer concrete informatie beschikbaar komt van de Europese Commissie en ik zal de Kamer dan ook op de hoogte stellen van de kabinetspositie.
Stijgende energieprijzen zorginstellingen |
|
Raoul Boucke (D66), Wieke Paulusma (D66) |
|
Rob Jetten (minister zonder portefeuille economische zaken) (D66), Kuipers |
|
Wat is uw beeld van de effecten van de stijgende energiekosten voor ziekenhuizen en andere intramurale zorgaanbieders zoals verpleeghuizen?
Vanuit de verschillende domeinen (Wlz, Zvw, Wmo en Jeugd) heeft het Ministerie van VWS signalen ontvangen over en van zorgaanbieders die dit jaar worden geconfronteerd met aanzienlijke financiële tegenvallers als gevolg van hoger dan geraamde (energie)prijzen en/of voor volgend jaar minder gunstige scenario’s prognosticeren mede door de gestegen (energie)prijzen 2022. Kortheidshalve verwijs ik naar de brieven hierover van de Minister voor Langdurige Zorg en Sport, de Staatssecretaris van VWS en mijzelf van 17 oktober1 en 22 november2 jongstleden.
Bent u bekend met signalen dat sommige ziekenhuizen overwegen de op diesel gedreven noodgeneratoren aan te zetten omdat dit goedkoper wordt in vergelijking tot gas? Krijgt u soortgelijke geluiden en welke zijn deze?
Mij zijn die signalen niet bekend. Ik kan mij wel voorstellen dat zorgorganisaties zich genoodzaakt zien dergelijke keuzes te overwegen om op korte termijn kosten te besparen. Veel ziekenhuizen beschikken over noodaggregaten of -generatoren in verband met leveringszekerheid in geval van een stroomstoring of andere calamiteit.
Deelt u de meining dat dit onwenselijk is?
Vanwege de impact van fossiele brandstoffen op het klimaat en onze leefomgeving is een overstap op hernieuwbare energie te verkiezen. Dat geldt voor heel Nederland, dus ook voor de zorgsector. Over het verkleinen van zijn klimaat- en milieu-impact heeft de zorgsector recent opnieuw afspraken gemaakt in de Green Deal Samen werken aan duurzame zorg. Een van de doelstellingen daarvan is om de uitstoot van CO2 in 2030 met 55% te hebben gereduceerd. In dat kader ga ik er van uit dat een overstap op diesel-gestookte energie, indien daar sprake van is, een tijdelijke uit nood geboren aangelegenheid is en eerder uitzondering dan regel. De hogere energieprijzen maken een overstap naar hernieuwbare energie of het besparen van energie immers financieel aantrekkelijk. Het kabinet houdt aandacht voor prikkels om energieverbruik te verminderen en duurzaamheid te bevorderen.
Welke maatregelen treft de regering om de energiekosten bij ziekenhuizen en andere intramurale zorgaanbieders te mitigeren?
Hiervoor verwijs ik naar eerder genoemde brief van de Minister voor Langdurige Zorg en Sport, de Staatssecretaris van VWS en mijzelf van 22 november3.
Neemt u ziekenhuizen en andere intramurale zorgaanbieders mee in de uitwerking van het energieplafond of andere compenserende maatregelen? Zo nee, waarom niet?
Indien zorginstellingen voldoen aan de voorwaarden van het energieplafond, waarbij sprake moet zijn van een kleinverbruikersaansluiting, is het energieplafond ook voor hen van toepassing.
Indien zorginstellingen aan de voorwaarden van de Tegemoetkoming Energiekosten energie-intensief mkb (TEK) voldoen, kunnen zij in aanmerking komen voor de TEK. De voorwaarden daarvoor zijn als volgt:
Heeft u een overzicht van de ziekenhuizen en andere intramurale zorgaanbieders die mogelijk in financiële nood komen vanwege de gestegen energieprijzen?
Ik beschik niet over een dergelijk overzicht. Of en in welke mate ziekenhuizen en andere zorgaanbieders hier mee te maken krijgen is afhankelijk van de individuele situatie, waarbij veel elementen een rol spelen (algehele inflatie, wel of niet aflopen energiecontract, mogelijkheden om energiebesparende maatregelen door te voeren, risicobuffers om financiële tegenvallers op te vangen, afspraken met zorgverzekeraars over compensatie etc.).
Deelt u de opvatting dat de herstructureringswet Wet homologatie onderhands akkoord (WHOA) kan worden ingezet om noodlijdende ziekenhuizen en andere intramurale zorgaanbieders op korte termijn te ondersteunen?
De wet maakt het voor bedrijven mogelijk schulden te herstructureren door middel van een akkoord, dat bindend is voor alle schuldeisers en aandeelhouders. In algemeenheid kunnen zorginstellingen, net als andere bedrijven gebruik maken van de WHOA. Belangrijke voorwaarde voor toepassing van de WHOA is dat er sprake is van een dreigend faillissement. Het moet redelijkerwijs aannemelijk zijn dat de onderneming insolvent zal raken wanneer geen maatregelen worden getroffen.
Welke andere maatregelen worden getroffen om ziekenhuizen en andere intramurale zorgaanbieders te ondersteunen en daarmee de kwaliteit en toegankelijkheid van zorg te garanderen?
De maatregelen die het kabinet neemt zijn benoemd in de eerder genoemde brieven. Op het gebied van verduurzaming ondersteunt het kabinet de zorgsector met kennis via het Expertisecentrum Verduurzaming Zorg4, met advies en begeleiding via het ontzorgingsprogramma maatschappelijk vastgoed van de RVO5 en met financiële ondersteuning via de subsidieregeling Duurzaam Maatschappelijk Vastgoed (DUMAVA)6, de SDE++ en de ISDE.
Het verhogen van de tarieven door energiemaatschappijen |
|
Pieter Omtzigt (Omtzigt) |
|
Rob Jetten (minister zonder portefeuille economische zaken) (D66), Sigrid Kaag (viceminister-president , minister financiën) (D66) |
|
Heeft u kennis genomen van de vele energiemaatschappijen, zoals Eneco en Greenchoice die per 1 oktober a.s. de tarieven voor elektriciteit en gas fors verhogen en dat pas tien dagen of enkele dagen voor ingang meedelen aan de klanten?1
Ja.
Herinnert u zich dat u in de Kamer op dinsdag tijdens het Vragenuur heeft gezegd dat de energiemaatschappijen daarmee de wet overtreden, toen u zei: «Energiebedrijven verwijzen naar de afspraken die zij als sector hebben gemaakt en die ook in hun eigen algemene voorwaarden zijn verwerkt; de heer Erkens verwees daar ook naar. Daarin staat tien dagen, maar dat is irrelevant, want de wet is helder. De wet zegt: 30 dagen»?
Zoals ik uw Kamer reeds gemeld heb in het Vragenuur van 27 september 2022 vind ik het zeer onwenselijk dat energieleveranciers hun prijsverhoging voor 1 oktober toch wilden doorzetten. Ik heb ook aangegeven dat het aan de onafhankelijk toezichthouder Autoriteit Consument en Markt (ACM) is om een eventueel onderzoek te starten naar mogelijke wettelijke overtredingen. De ACM heeft energieleveranciers op 27 september per brief opgeroepen zich aan de wettelijke regels te houden. Tegen energieleveranciers die dat niet doen, kan de ACM handhavend optreden, hetzij door het opleggen van boetes, lasten onder dwangsom of bindende aanwijzingen.
Hierna hebben de vijf grootste energieleveranciers in Nederland gehoor gegeven aan de oproep van de ACM om hun besluit terug te draaien. Inmiddels hebben ook andere, kleinere leveranciers bij de ACM aangegeven in geval van tariefwijzigingen de termijn van 30 dagen te zullen respecteren.
Moeten klanten individueel bezwaar maken of zorgt het kabinet, via bijvoorbeeld een maximumprijs op grond van artikel 44 van de Gaswet, of de Autoriteit Consument en Markt (ACM) ervoor dat er wordt ingegrepen?
Klanten kunnen op individuele basis een klacht indienen bij hun leverancier of naar de Geschillencommissie of de rechter stappen. Ze kunnen ook bij de ACM melding maken dat de leverancier zich niet aan de regels houdt. De toezichthouder kan eventueel handhavend optreden bij overtredingen van de wetgeving. De leverancier kan dan bijvoorbeeld een boete krijgen. Een verplichting om de afnemers terug te betalen kan en mag de ACM niet opleggen, daarvoor moeten afnemers naar de Geschillencommissie of de rechter.
Op welke wijze kan een consument effectief zijn recht halen?
Zie antwoord vraag 3.
Zijn de voor velen onbetaalbaar hoge incasso’s met de hogere energieprijzen over de maand oktober rechtsgeldig of niet?
Zoals aangegeven in antwoord op vraag 3 heeft een flink aantal leveranciers inmiddels gehoor gegeven aan de oproep van de ACM.
Moet een consument de hogere incassokosten betalen, terwijl hij weet dat de energiemaatschappij zich niet aan de wet houdt? Ofwel, moet de consument zich aan de wet houden, wanneer de energiemaatschappij dat niet doet?
Zie antwoord vraag 5.
Kunt u deze vragen een voor een en voor 1 oktober a.s. beantwoorden, omdat de prijsverhogingen dan al ingaan en omdat een bedrijf als Essent dit op 27 en 28 september 2022 pas communiceert over prijsverhogingen en met de snelheid van het licht de politiek en toezichthouder probeert te passeren?
Ik heb ernaar gestreefd de vragen zo snel mogelijk te beantwoorden.
Het artikel 'Europe’s heavy industry takes action to tackle energy crisis' |
|
Laurens Dassen (Volt) |
|
Rob Jetten (minister zonder portefeuille economische zaken) (D66) |
|
Kunt u reflecteren op het artikel «Europe’s heavy industry takes action to tackle energy crisis»?1
Door de hoge energieprijzen ziet de energie-intensieve industrie zich geconfronteerd met hogere kosten. De impact van de hoge energieprijzen verschilt echter sterk per sector en is afhankelijk van de mate waarin bedrijven alternatieve energiebronnen hebben en/of hun hogere kosten kunnen doorberekenen. Vele bedrijven lukt het alternatieve energiebronnen aan te wenden, maar vooral bedrijven die concurreren met internationale aanbieders hebben het lastig. Maatregelen kunnen worden overwogen om de productie binnen Europa te houden als de prijzen lang hoog blijven en sectoren daadwerkelijk dreigen te verdwijnen.
In het Bescherm- en Herstelplan Gas staat geen strategie voor het rantsoeneren van gas met specifiek aandacht voor essentiële, gas-intensieve sectoren, bent u bereidt deze toe te voegen met daarbij een focus op de verstoring van ketens? Zo nee, waarom niet?
Bij het uitwerken van de afschakelstrategie is reeds rekening gehouden met de effecten binnen en tussen ketens van sectoren, ook van de gas-intensieve sectoren.
Gezien het feit dat veel Duitse bedrijven aangeven rantsoenering te verwachten terwijl Nederland maximaal gas gaat leveren aan Duitsland, bent u het er mee eens dat er een Europees afschakelplan nodig is?
Als ook aangegeven in de Kamerbrief van 9 september inzake de voortgang van het BH-G (Kamerstuk 29 023, nr. 342) wordt de afschakelstrategie in nauw overleg met België en Duitsland vormgegeven. De komende periode zal een nadere analyse van grensoverschrijdende keteneffecten worden gemaakt, o.m. inzake Duitsland. De analyse inzake Duitsland zal ook met dat land worden besproken, waarna de afschakelstrategie indien nodig zal worden aangepast.
Volgens de analyse van de Nederlandse Vereniging voor Duurzame Energie (NVDE) is er veel meer energiebesparing mogelijk in de industrie (een goede 3bcm) en huishoudens, waarbij fixteams een snelle besparing kunnen bewerkstelligen door bijvoorbeeld het inregelen van installaties een belangrijke rol kunnen spelen. Gaat u deze fixteams opzetten en wanneer zouden deze dan beginnen?
Ik ben in mijn brief over de aanscherping van de energiebesparingsplicht van 4 juli jl. (Kamerstuk 30 196, nr. 793) en in reactie op Kamervragen (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2021–2022, nr. 3780) ingegaan op de verschillende aanbevelingen voor verbetering van de energiebesparingsplicht van de NVDE. Fixteams worden voornamelijk ingezet voor huishoudens. Op dit moment loopt er in de metropoolregio Amsterdam een door mijn collega van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening gesteund pilotproject waarbij fixteams ook worden ingezet voor micro mkb-ers. Daarnaast wordt er bij toezichtbezoeken in het kader van de energiebesparingsplicht aandacht geschonken aan het correct inregelen van installaties.
In Duitsland is er een initiatief dat energie-efficiëntienetwerken heet, waarbij binnen een gemeente of industrieterrein samen wordt gewerkt aan maximale energiebesparing en verduurzaming. Gaat u eenzelfde initiatief in Nederland starten? Zo nee, waarom niet?
Samen met mijn collega van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening verken ik een bedrijventerreinenaanpak waarbinnen op vergelijkbare schaal gewerkt kan worden aan onder meer collectieve energiebesparing. Nog dit jaar zullen wij van start gaan met een pilot voor een versnellingsprogramma verduurzaming bedrijventerreinen. Eind 2023 zal deze pilot worden geëvalueerd om te zien of een verdere uitrol van dit programma zinvol is.
Het bericht 'Energiebedrijven wijken niet: laat aangekondigde prijsverhogingen gaan door' |
|
Alexander Kops (PVV), Geert Wilders (PVV) |
|
Rob Jetten (minister zonder portefeuille economische zaken) (D66) |
|
Bent u bekend met het bericht «Energiebedrijven wijken niet: laat aangekondigde prijsverhogingen gaan door»?1
Ja.
Deelt u de mening dat het onacceptabel is dat energiebedrijven tóch per 1 oktober hun prijzen gaan verhogen, terwijl dit, zoals u zelf ook erkent, níét is toegestaan? Waarom laat u dit gebeuren?
Zoals ik uw Kamer reeds gemeld heb in het Vragenuur van 27 september jl., vind ik het zeer onwenselijk dat energieleveranciers hun prijsverhoging voor 1 oktober toch wilden doorzetten. Ik heb ook aangegeven dat het aan de onafhankelijk toezichthouder Autoriteit Consument en Markt (ACM) is om een eventueel onderzoek te starten naar mogelijke wettelijke overtredingen. De ACM heeft energieleveranciers op 27 september per brief opgeroepen zich aan de wettelijke regels te houden. Tegen energieleveranciers die dat niet doen, kan de ACM handhavend optreden, hetzij door het opleggen van boetes, lasten onder dwangsom of bindende aanwijzingen.2
Na de aankondiging door de ACM, hebben de vijf grootste energieleveranciers in Nederland gehoor gegeven aan de oproep van de ACM om hun besluit terug te draaien. Inmiddels hebben ook andere, kleinere leveranciers bij de ACM aangegeven in geval van tariefwijzigingen de termijn van 30 dagen te zullen respecteren.
Staat u nog steeds achter uw eigen woorden dat energiebedrijven zich per direct aan de regels moeten houden? Zo ja, waarom grijpt u niet meteen in?
Zie antwoord vraag 2.
Gaat u er onmiddellijk voor zorgen dat de aangekondigde prijsverhogingen níét doorgaan?
Zie antwoord vraag 2.
Kunt u deze vragen vóór 1 oktober beantwoorden?
Beantwoording voor 1 oktober is helaas niet mogelijk gebleken; wel zo snel mogelijk daarna.
Het bericht dat beide Nord Stream pijpleidingen vlak na elkaar zijn stuk gegaan en dat seismologische bureaus van Denemarken en Zweden hevige explosies hebben geregistreerd. |
|
Alexander Hammelburg (D66), Faissal Boulakjar (D66), Sjoerd Sjoerdsma (D66), Raoul Boucke (D66) |
|
Rob Jetten (minister zonder portefeuille economische zaken) (D66), Kajsa Ollongren (minister defensie) (D66), Wopke Hoekstra (viceminister-president , minister buitenlandse zaken) (CDA) |
|
Bent u bekend met dit bericht?1
Ja.
Hoe oordeelt u over dit bericht en hoe groot schat u de kans dat de explosies het gevolg zijn van sabotage?
Het staat vrijwel zeker vast dat het hier een sabotageactie betrof. Attributie naar een specifieke actor is op dit moment niet mogelijk.
Zijn er aanwijzingen dat de explosies het gevolg waren van een technisch mankement?
Die aanwijzingen zijn er niet.
Kan Rusland beschadigingen aan de pijpleidingen aandragen als reden om onder contractuele leveringsverplichtingen uit te komen?
Een beheerder van gasinfrastructuur kan een force majeur aandragen als reden voor het niet kunnen nakomen van contractuele verplichtingen. Door een beroep te doen op overmacht, neemt het risico af op schadeclaims voor niet geleverde volumes.
Bent u bereid om in Europees verband te pleiten voor het volledig afstappen van Russisch gas, om Europa minder kwetsbaar te maken voor soortgelijke voorvallen bij andere pijpleidingen voor Russisch gas?
In EU-verband pleit het kabinet ervoor om de afhankelijkheid van Russisch gas zo snel mogelijk af te bouwen. De EU heeft als doel om voor 2030 geheel volledig onafhankelijk te zijn van Russische fossiele brandstoffen waaronder gas. Maar wanneer de EU als geheel volledig onafhankelijk zal zijn van Russisch gas is niet duidelijk. Hierbij moet worden opgemerkt dat het voor de ene lidstaat makkelijker is dan voor sommige andere lidstaten, aangezien zij voor een groot gedeelte van hun energievoorziening afhankelijk zijn van Russisch gas, waardoor het een ingewikkelde opgave is om daar op korte termijn volledig van af te stappen. Het kabinet wil in EU-verband bezien hoe deze lidstaten zo goed mogelijk ondersteund kunnen worden om de verdere afbouw van Russische gasexport op te vangen.
Er worden in EU-verband verschillende stappen gezet om de afhankelijkheid van Russisch gas af te bouwen, zo is er in juli afgesproken dat alle lidstaten moeten streven het gasgebruik met 15% te verminderen. Dit doel is nog vrijblijvend, maar Nederland pleit voor een verplicht reductiedoel. Op de Energieraad van 30 september jl. is een aanvullend pakket maatregelen goedgekeurd dat onder meer verplichte elektriciteitsbesparing omvat. Daarnaast is er tussen de lidstaten nog discussie of er een prijsplafond op de import van Russisch pijpleidinggas moet komen. Het kabinet steunt een dergelijke maatregel. Op de Energieraad van 25 oktober is er een eerste gedachtewisseling geweest over het pakket aan energiemaatregelen dat de Commissie op 18 oktober jl. heeft gepubliceerd. Hierover wordt de Kamer nog nader geïnformeerd.
Additioneel heeft de Europese Commissie onlangs bij de EU-landen aangedrongen om vaart te zetten bij de bescherming van de vitale infrastructuur. De Commissie heeft daarbij vier sleutelsectoren aangewezen die prioriteit moeten krijgen: energie, de digitale infrastructuur, transport en ruimte. Daarbij kondigde de Commissie ook een onderzoek aan specifiek naar zeekabels vanwege de enorme strategische en maatschappelijke belangen.
Is er, indien er sprake is van opzet door een partij of land, sprake van schending van internationale verdragen, bijvoorbeeld het VN-zeerechtverdrag dat toeziet op bescherming van het marine milieu?
Om vast te stellen of sprake is van een schending van internationaal recht is nader onderzoek naar de toedracht van de explosies vereist, onder andere naar de vraag welke regels van internationaal recht van toepassing zijn op de situatie. De Zweedse, Deense en Duitse autoriteiten doen momenteel onderzoek naar de toedracht van de explosies bij Nord Stream 1 en 2.
Wat betekent het voor de veiligheid van andere (internationale) energie-infrastructuur, bijvoorbeeld de kabels voor windparken op zee, als er sprake is van opzet door een partij of land?
Eerder is aan deze Kamer gemeld dat vitale onderzeese infrastructuur zeer kwetsbaar is voor mogelijk spionage, evenals voor verstoring en sabotage.2
Wat zijn de gevolgen van deze explosie voor het veiligheidsassessment van onze eigen vitale infrastructuur in de Noordzee, zoals de pijpleidingen naar Noorwegen en de internetkabels vanuit de Verenigde Staten?
Deze explosie heeft aangetoond dat de onderzeese infrastructuur fysiek zeer kwetsbaar is en dat is zorgwekkend. Hoewel nog afhankelijk van de attributiekwestie laat daadwerkelijk sabotage van onderzeese vitale infrastructuur zien dat er intenties bestaan deze infrastructuur aan te grijpen. Het veiligheidsassessment verschilt bij de verschillende domeinen van de zee.
Bent u bereid de Noors-Nederlandse pijpleidingen te observeren en zo nodig te beschermen? Zo nee, waarom niet? Zo ja, hoe gaat u dat doen en op welke termijn?
Met betrekking tot de infrastructuur op de Noordzee, waaronder de Noors-Duitse en Noors-Nederlandse-Beligsche pijpleidingen is het kabinet alert op het risico en dreigingen tegen vitale infrastructuur op zee en het borgen van de continuïteit van de processen waar zij onderdeel van uit maken, waaronder gaslevering. Op de specifieke maatregelen die wij nemen wordt ingegaan in de Kamerbrief die uw Kamer samen met het antwoord op deze Kamervragen toeging.
Kunt u deze vragen met enige spoed en afzonderlijk beantwoorden?
In overleg met de Minister van Defensie en de Minister voor Klimaat en Energie heb ik er voor gekozen deze vragen gezamenlijk met de door de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking toegezegde Kamerbrief aan u te sturen. Het betreft een complex dossier waarbij uitgebreide interdepartementale afstemming en internationale coördinatie met bondgenoten en partners wenselijk is om te komen tot nadere afspraken ten aanzien van de bescherming van cruciale infrastructuur op de Noordzee.
De stijging van het aantal korte vluchten van en naar Nederlandse luchthavens |
|
Henri Bontenbal (CDA), Harry van der Molen (CDA) |
|
Rob Jetten (minister zonder portefeuille economische zaken) (D66), Vivianne Heijnen (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (CDA), Mark Harbers (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD) |
|
Bent u bekend met het bericht van RTL Nieuws «Korte privévluchten voor een tijdwinst van 20 minuten: ook regering doet er aan mee»1, en zou u willen reflecteren op de conclusies van deze analyse?
Ja. Het is niet bekend wat de oorzaak is van de stijging van het aantal korte vluchten door privévliegtuigen.
De overheid heeft geen zeggenschap over het gebruik van privévliegtuigen door private instellingen/personen. In de beantwoording van Kamervragen over privévliegtuigen van 3 oktober jl.2 is gemeld dat de wenselijkheid en mogelijkheden om privévliegtuigen mee te nemen in het klimaatbeleid voor de luchtvaart worden onderzocht, en waar nodig aanvullend beleid te onderzoeken. Zoals toegezegd tijdens het commissiedebat over luchtvaart van 6 oktober jl. ontvangt de Kamer dit in het eerste kwartaal van 2023.
Voor wat betreft het regeringsvliegtuig: deze is gestationeerd op Schiphol-Oost. De lege vluchten die met dat toestel worden gemaakt, dienen ter positionering. Dit gebeurt bij samenlopende aanvragen die niet op elkaar aansluiten. Zo ook bij de vlucht van 14 maart jl., waar het artikel over schrijft. Ook komt het voor dat het regeringsvliegtuig van of naar Rotterdam The Hague Airport vliegt. De vlucht van 14 maart jl. is voor het regeringsvliegtuig de enige vlucht in 2022 waarmee naar Rotterdam The Hague Airport is gevlogen.
Deelt u de opvatting dat de leden van het kabinet een morele verantwoordelijkheid en voorbeeldfunctie hebben als het gaat om verantwoord gebruik van vliegverkeer, vanwege de gevolgen hiervan voor onder meer klimaat, milieu en geluidshinder? Zo nee, hoe beziet u dan de verantwoordelijkheid van kabinetsleden op deze gebieden in het licht van de ambities in het coalitieakkoord? Welke acties koppelt u hieraan?
Ik ben het met u eens dat de leden van het kabinet een voorbeeldfunctie hebben. Ook hebben de leden van het kabinet zich gecommitteerd aan het huidige coalitieakkoord – en daarmee aan de grote klimaatambities van het kabinet. Toch kan het voor een goede en efficiënte uitvoering van de taken geoorloofd zijn dat kabinetsleden korte vluchten maken – of dat hun vluchtaanvraag een lege positioneringsvlucht met zich brengt. De afweging achter dergelijke aanvragen maakt de aanvrager zelf, waarbij de afspraken uit ons coalitieakkoord in die afweging zeker mee moeten spelen. Daarnaast zijn in Het Blauwe Boek, het handboek voor bewindspersonen, richtlijnen opgenomen voor dienstreizen. Hoewel het Ministerie van IenW de afweging dus niet zelf maakt, wijst het bij de aanvraag wel steeds op de implicaties als zo’n aanvraag korte en/of lege vluchten met zich brengt.
Verder is een onderzoek gestart naar de realisatie van een interdepartementale richtlijn, die het gebruik van het regeringsvliegtuig voor korte vluchten en/of positioneringsvluchten reguleert. In samenspraak met betrokken departementen wordt gewerkt aan een kabinetsbreed voorstel hieromtrent.
Zou u het afwegingskader voor vluchten van kabinetsleden inzichtelijk willen maken? Op welke manier worden de gevolgen voor klimaat, milieu, uitstoot en geluidshinder hierin meegenomen en hoe vinden de afwegingen plaats ten opzichte van andere vervoerswijzen?
Een centraal afwegingskader is er niet. Op dit moment ligt de afweging bij elk departement zelf – en dus verschilt dit per departement.
Met het eerder genoemde voorstel wordt voorzien in een interdepartementale richtlijn met afspraken over de afweging voor een vluchtaanvraag. Dit voorstel zal in de komende maanden vorm gaan krijgen. Gevolgen voor klimaat worden in dat voorstel meegewogen, evenals de mogelijkheid om van andere vervoersmodaliteiten gebruik te maken.
Hoe spant het kabinet zich in om vluchten zonder passagiers tegen te gaan?
Er is in Nederland geen landelijk beleid om bepaalde soorten luchtverkeer anders te reguleren dan andere. Er is ook geen wettelijke grondslag voor het verbieden van specifieke vluchten omwille van het milieu. Het beperken van specifieke vluchten is geen onderdeel van het klimaatbeleid voor de luchtvaart. Vanuit het klimaatbeleid is de inzet primair gericht op maatregelen die bijdragen aan de verduurzaming van de luchtvaart. De overheid heeft daarbij geen zeggenschap over vluchten die zonder passagiers vertrekken. Voor zover het gaat om gebruik van het regeringsvliegtuig, verwijs ik u naar het tweede gedeelte van het antwoord op vraag 2.
Welke risico’s en gevolgen ziet u als gevolg van een toename met circa 38 procent van het aantal privévluchten van en naar Nederlandse luchthavens, op het gebied van klimaat en klimaatverandering, milieu, uitstoot, geluidshinder en voor de samenleving? Welke acties koppelt u hieraan?
Het kabinet hecht allereerst veel waarde aan het minimaliseren van de klimaatafdruk van de luchtvaart. Ook voor privévliegtuigen. In de Luchtvaartnota zijn doelen voor verduurzaming van de luchtvaart afgesproken. Om de benodigde CO₂-reductie te realiseren zet IenW in op maatregelen die het meest directe klimaateffect behalen. Het gaat dan om het gebruik van duurzame luchtvaartbrandstoffen (door middel van een EU-bijmengverplichting en nationaal doel), het creëren van technologische innovaties en er wordt onderzoek gedaan naar een CO₂-plafond om de CO₂-doelen te borgen.
Het minder aantrekkelijk maken van specifieke groepen luchtverkeer, zoals privévluchten, is geen onderdeel van de verduurzaming van de luchtvaart.
Zoals genoemd onder vraag 1 wordt in samenwerking met betrokken ministeries de wenselijkheid en mogelijkheden om privévliegtuigen mee te nemen in het klimaatbeleid voor de luchtvaart, met waar nodig aanvullend beleid onderzocht.
Zou u willen reflecteren op de vraag in hoeverre een toename van het aantal privévluchten van en naar Nederlandse luchthavens wenselijk is, gezien de noodzaak tot verduurzaming, de hoge ambities met betrekking tot de aanpak van klimaatverandering en de morele verantwoordelijkheid met betrekking tot rentmeesterschap? Welke acties koppelt u hieraan?
Zie antwoord vraag 5.
Zou u willen reflecteren op de vraag in hoeverre het wenselijk is dat de gehele samenleving de gevolgen op het gebied van onder meer uitstoot en hinder ondervindt, veroorzaakt doordat een zeer beperkte groep sterk bevoorrechte Nederlanders in toenemende mate gebruikmaakt van korte vluchten? Welke verantwoordelijkheden ziet u voor deze groep Nederlanders, zowel voor eigenaren van privéjets als voor mensen die een privéjet huren? Welke acties koppelt u hieraan?
Zie antwoord vraag 5.
Welke mogelijkheden zijn er tot regelgeving en toezicht op nut en noodzaak en het efficiënt inplannen van privévluchten, zowel wat betreft vluchten tussen Nederlandse luchthavens als korte vluchten tussen Nederlandse luchthavens en luchthavens vlak over de grens? Op welke manier worden de gevolgen voor klimaat, milieu, uitstoot en geluidshinder meegenomen in deze regelgeving en dit toezicht, en hoe vinden de afwegingen op deze gebieden plaats, ten opzichte van andere wijzen van vervoer die minder belastend zijn? Ziet u reden tot aanscherping van regelgeving en toezicht, of de handhaving hierop?
Er is geen wettelijke basis om vluchten te beperken op basis van het doel van de vluchten en hierop toezicht te houden. Het ontwikkelen van een juridisch instrument lijkt niet te verenigen met EU-regelgeving op het gebied van vrije markttoegang. Naast de Europese regelgeving op het gebied van vrije markttoegang grijpt dit ook sterk in op het privéleven van de burger. Bovendien is het een praktisch ingewikkeld punt om hiervoor een norm te bepalen en te handhaven: welke vluchten acceptabel zouden zijn op basis van het doel. Mede hierdoor en de argumenten in het antwoord op vraag 5, 6 en 7 ben ik niet voornemens een handhavingsinstrument te ontwikkelen. Ook bij andere modaliteiten schrijft de overheid niet voor welk gebruik geoorloofd is; burgers mogen zelf bepalen wanneer ze de auto of de bus nemen. Wel zet het kabinet zich in om duurzame vervoersvormen te stimuleren, zoals het stimuleren van de trein in plaats van het vliegtuig op de relatief korte afstanden.
Het bericht 'Norway oil safety regulator warns of threats from unidentified drones' en het bericht 'Duitse media: lek Nord Stream vrijwel zeker sabotage ‘door staat' |
|
Ruben Brekelmans (VVD), Peter Valstar (VVD), Silvio Erkens (VVD) |
|
Kajsa Ollongren (minister defensie) (D66), Rob Jetten (minister zonder portefeuille economische zaken) (D66), Wopke Hoekstra (viceminister-president , minister buitenlandse zaken) (CDA) |
|
Kent u het bericht «Norway oil safety regulator warns of threats from unidentified drones»?1
Ja.
Hoe beoordeelt u de veiligheidsrisico's voor de Noorse offshore gasinfrastructuur in het licht van de spanning met Rusland en de Europese afhankelijkheid van dit gas?
Eerder is aan de Kamer gemeld2 dat er een specifieke dreiging uitgaat tegen vitale onderzeese infrastructuur, met activiteiten die duiden op spionage en op voorbereidingshandelingen voor verstoring en sabotage voor verstoring en sabotage. Er is dus een reëel veiligheidsrisico. Het wegvallen van energie-infrastructuur die in gebruik is kan vergaande implicaties hebben voor de energievoorziening. Op dit moment werkt het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat aan het verbeterd in kaart brengen van kwetsbaarheden en weerbaarheidsmaatregelen van offshore data en energie infrastructuur in de Nederlandse wateren. Dit onderzoek helpt de rijksoverheid ook in het beter inschatten van veiligheidsrisico’s voor de Noorse offshore gasinfrastructuur.
Zijn er naast de meldingen van ongeïdentificeerde drones ook storingsmeldingen geweest aan Noorse gasinfrastructuur?
Nederland doet vanuit veiligheidsoverwegingen in principe nooit mededelingen over verdachte activiteiten.
Zijn dergelijke ongeïdentificeerde drones of andere verdachte activiteiten ook binnen de Nederlandse exclusieve economische zone gesignaleerd?
Zie antwoord vraag 3.
Zijn er ten tijde van de dronemeldingen Russische schepen (privaat of van de overheid) in de buurt van de gasinstallaties gesignaleerd?
Zie antwoord vraag 3.
Zijn er aanwijzingen dat aan Rusland te linken schepen in de buurt van de Noorse installaties varen die hun identificatie-apparatuur uit hebben staan?
Zie antwoord vraag 3.
Heeft Rusland de afgelopen jaren met marineschepen of onderzoeksschepen in de buurt van Noorse installaties gevaren, zoals dat ook gebeurt bij datakabels?
Die mogelijkheid bestaat, maar hierover heeft het kabinet geen specifieke informatie. Russische marine- en onderzoeksschepen zijn in het algemeen actief in de noordelijke zeeën.
Welke stappen worden er gezet door Noorwegen en bondgenoten, onder meer in NAVO-verband, om de gasinfrastructuur extra te beveiligen en schepen van de Russische marine en andere aan de Russische staat gelieerde instellingen in deze regio te monitoren?
Noorwegen heeft de bewaking van gasinfrastructuur door marine en luchtmacht verhoogd. Het Noorse leger is ingezet om te assisteren bij de bewaking van een aantal locaties op land. De NAVO heeft haar maritieme presentie in de Noordzee en Oostzee vergroot. Zr.Ms. Tromp speelt hierbij een belangrijke rol als vlaggenschip van het NAVO-vlootverband in deze regio.
Deelt u de mening dat indien Noorwegen daar behoefte aan heeft en er reëele veiligheidsrisico’s zijn, er een NAVO-taak ligt om de gasinfrastructuur te beveiligen?
Eerder is aan de Kamer gemeld3 dat er een specifieke dreiging uitgaat tegen vitale onderzeese infrastructuur, met activiteiten die duiden op spionage en op voorbereidingshandelingen voor verstoring en sabotage voor verstoring en sabotage.4 Er is dus een reëel veiligheidsrisico. Gezien het grensoverschrijdende karakter van infrastructuur op zee is internationale samenwerking, in NAVO en EU verband essentieel. Vorige week is bij de NAVO Ministers van Defensie afgesproken om de weerbaarheid van deze infrastructuur en inlichtingensamenwerking te versterken.
Welke voorzorgsmaatregelen hebben Noorwegen, Nederland en de andere aan de Noordzee gelegen landen genomen om dergelijke activiteiten te monitoren dan wel tegen te gaan?
Noorwegen heeft op 6 oktober jl. beperkingen opgelegd aan Russische vissersschepen. Ze mogen enkel in drie havens komen en worden gecontroleerd. Op de Nederlandse maatregelen wordt ingegaan in de Kamerbrief die uw Kamer samen met het antwoord op deze Kamervragen toeging.
Kent u het bericht «Duitse media: lek Nord Stream vrijwel zeker sabotage «door staat»»?2
Ja.
Hoe beoordeelt u de oorzaak van de storingen en lekkages rond de Nord Stream 1-pijpleiding?
De Zweedse, Deense en Duitse autoriteiten onderzoeken de toedracht van de explosies bij Nord Stream 1 en 2. Deze onderzoeken zullen moeten uitwijzen wie verantwoordelijk is. Terwijl deze onderzoeken nog lopen is het niet verstandig te speculeren over mogelijke daders of belanghebbenden.
Is het mogelijk dat de schade aan de pijpleiding door sabotage op de zeebodem is veroorzaakt, in plaats van handelen aan het Russische beginstuk?
Zie antwoord vraag 12.
Welke risico’s ziet u voor de onderzeese verbindingen voor gas en elektriciteit, zoals de gaspijpleidingen van Noorwegen naar Europese landen en de elektriciteitskabel tussen Zweden en Duitsland?
Eerder is aan de Kamer gemeld6 dat vitale onderzeese infrastructuur zeer kwetsbaar is voor mogelijk spionage, evenals voor verstoring en sabotage. Er is dus een reëel veiligheidsrisico. Het wegvallen van energie-infrastructuur die in gebruik is kan vergaande implicaties hebben voor de energievoorziening. Op dit moment werkt het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat aan het verbeterd in kaart brengen van kwetsbaarheden en weerbaarheidsmaatregelen van offshore data en energie infrastructuur in de Nederlandse wateren. Dit onderzoek helpt de rijksoverheid ook in het beter inschatten van veiligheidsrisico’s voor de Noorse offshore gasinfrastructuur en de Zweedse electriciteitsinfrastructuur.
Zijn er voorafgaand aan de storing bij Nord Stream 1 en 2 Russische schepen (privaat of van de overheid) in de buurt van de gasinstallaties gesignaleerd?
De Oostzee is een drukbevaren zee met een aantal belangrijke Russische civiele en marinehavens. De Russische marine oefent routinematig, ook in de omgeving van de gaspijpleidingen en electriteitskabels. Het is moeilijk aan te geven of activiteit te maken heeft met reguliere oefeningen of een ander doel dienen.
Zijn er aanwijzingen dat aan Rusland te linken schepen in de buurt van gaspijpleidingen van Noorwegen naar Europese landen en de elektriciteitskabel tussen Zweden en Duitsland varen, en zich daar langer ophouden dan voor normale doorvaart noodzakelijk is?
Zie antwoord vraag 15.
Heeft Rusland de afgelopen jaren met marineschepen of onderzoeksschepen in de buurt van gaspijpleidingen van Noorwegen naar Europese landen en de elektriciteitskabel tussen Zweden en Duitsland gevaren, zoals dat ook gebeurt bij datakabels?
Zie antwoord vraag 15.
De regels voor het beginnen van een energiebedrijf en het toezicht op kleine energiebedrijven door de ACM |
|
Henri Bontenbal (CDA) |
|
Rob Jetten (minister zonder portefeuille economische zaken) (D66) |
|
Bent u bekend met het artikel «stalkend callcenter krijgt vergunning en is nu ook energieleverancier»?1
Ja.
Klopt het dat een energiebedrijf in Nederland zeer gemakkelijk een leveringsvergunning van de Autoriteit Consument en Markt (ACM) kan bemachtigen en dat de kosten voor een vergunning voor het leveren van gas en elektriciteit aan kleingebruikers nog geen € 2.500 bedragen?
Een bedrijf dat een vergunning voor levering van energie van de ACM wil krijgen, moet daarvoor een uitgebreide procedure doorlopen waarbij de aanvrager dient aan te tonen dat hij beschikt over de benodigde organisatorische, financiële en technische kwaliteiten voor een goede uitvoering van zijn taak als energieleverancier. De aanvrager moet onder andere zijn administratieve organisatie en interne controle door een accountant laten beoordelen. Verder moet hij alle bewijzen overleggen dat hij op juiste wijze zijn inkoop en verkoop ingericht heeft en op betrouwbare wijze kan leveren.2
Wanneer de ACM de aanvraag positief beoordeelt, wordt de vergunning verleend en moet de aanvrager hiervoor betalen. De kosten zijn 1.647 euro per vergunning. Dus voor een vergunning voor de levering van zowel gas en elektriciteit is het bedrag 3.294 euro. De hoogte van dit bedrag is in 2011 vastgesteld in de Regeling Kostenverhaal Energie, op basis van de destijds besteedde uren door de toenmalige Nederlandse Mededingingsautoriteit aan een vergunningaanvraag.3 De ACM heeft mij in het kader van de lagere regelgeving onder de Energiewet, gevraagd om niet pas voor een verleende vergunning, maar reeds bij het in behandeling nemen van een aanvraag, kosten in rekening te mogen brengen. Ik ben van plan dit verzoek op te volgen en zal daarbij ook bezien of de hoogte van het bedrag moet worden bijgesteld op basis van het aantal uren dat hiervoor momenteel nodig is.
De huidige situatie op de energiemarkt is uitzonderlijk, zeker in deze tijd moeten de consumenten beter worden beschermd en moeten zij kunnen vertrouwen op hun leverancier. Verreweg het grootste deel van de faillissementen die vorig jaar hebben plaatsgevonden, werd veroorzaakt doordat niet alle leveranciers in hun bedrijfsvoering waren voorbereid op de stijgende energieprijzen, met grote nadelige gevolgen voor consumenten. Naar aanleiding van de faillissementen die vorig jaar hebben plaatsgevonden, heb ik een onderzoek laten uitvoeren naar het aanscherpen van de eisen met betrekking tot de vergunningverlening en het toezicht op energieleveranciers. Uit het onderzoek bleek dat de vereisten aan leveranciers bij de vergunningverlening en het toezicht aangescherpt konden worden. Zoals aangekondigd in mijn brief van 20 september 2022 (Kamerstuk 29 023, nr. 347), is het toetsingskader voor de vergunningverlening en het toezicht op energieleveranciers aangescherpt. De daartoe aangekondigde Beleidsregels zijn inmiddels vastgesteld door ACM en mijzelf. Maandag 3 oktober 2022 zijn de Beleidsregels gepubliceerd en ze zijn van kracht met ingang van 4 oktober 2022.4
Klopt het tevens dat het zelfs mogelijk is om zonder een leveringsvergunning de energiemarkt te betreden door mee te liften op de leveringsvergunning van een ander bedrijf door middel van het zogenaamde wederverkoop van energie aan kleinverbruikers?
Het is mogelijk om als wederverkoper (tussenpersoon) leveringscontracten aan kleinverbruikers aan te bieden. De wederverkoper handelt dan als bemiddelaar in naam van de opdrachtgever (de vergunninghoudende energieleverancier). In het contract dat hij namens de energieleverancier aan de kleinverbruiker aanbiedt, moet vervolgens de naam van de achterliggende leverancier, – de leverancier die de vergunning houdt-, vermeld staan als contracterende partij.
De leveringsovereenkomst komt tot stand tussen deze leverancier en de kleinverbruiker. Deze leverancier blijft te allen tijde aansprakelijk voor het handelen van de wederverkoper. De vergunninghoudende leverancier blijft ook in de constructie van wederverkoop verplicht zich aan de daartoe geldende wettelijke regels voor het aanbieden van leveringscontracten van elektriciteit en gas aan kleinverbruikers te houden. De kleinverbruiker kan de leverancier daar op aanspreken. In de bemiddelingsovereenkomst tussen de leverancier en de wederverkoper dient geborgd te zijn dat de wederverkoper zich houdt aan de verplichtingen waar de leverancier aan onderworpen is bij het aangaan van leveringsovereenkomsten. De ACM houdt toezicht op het handelen van leveranciers bij het aangaan van contracten met kleinverbruikers en – in het verlengde daarvan – de wijze waarop leveranciers hun wederverkopers aanspreken op het rechtmatig handelen bij het aangaan van leveringsovereenkomsten.
Is het juist dat de verantwoordelijkheid om te controleren of een wederverkoper zonder vergunning zich aan de eisen voor een fatsoenlijke energieleverancier houdt niet bij de ACM ligt maar bij degene op wiens vergunning de energie wordt (weder) verkocht?
Zie antwoord vraag 3.
Deelt u de mening dat deze praktijk waarbij kleine energiebedrijven meeliften op de vergunning van een ander bedrijf onwenselijk is als daarmee de mogelijkheid om de markt goed te controleren vrijwel onmogelijk wordt? Welke stappen neemt u om de ACM in staat te stellen om energiebedrijven die opereren op de vergunning van een ander beter te controleren?
Ik vind het van groot belang dat zowel de leverancier als de wederverkoper zich aan de wettelijke regels houden die gelden voor het aanbieden van leveringscontracten aan kleinverbruikers. De ACM heeft afgelopen voorjaar leveranciers in haar brief aan de sector gevraagd te melden met welke wederverkopers zij contracten hebben. Wederverkopers zijn verplicht duidelijk te communiceren over namens welke energieleverancier zij contracten afsluiten. Daarnaast kan de ACM bij vergunningverlening en in het doorlopende toezicht inzicht vragen in de contracten die leveranciers met wederverkopers sluiten. Omdat het contract dat de kleinverbruiker sluit tot stand komt met de energieleverancier, is de leverancier daar volledig op aan te spreken.
De ACM houdt toezicht op het handelen van de leveranciers, de kleinverbruiker kan de leverancier die zich niet aan de regels houdt voor de rechter dagen. Wederverkopers dienen zelf duidelijk te vermelden dat zij namens een energieleverancier verkopen. Ook de regels rondom klantenwerving, contracten, facturering en klachtenafhandeling zijn op wederverkopers van toepassing.
Is het meeliften op de vergunning van een ander ook in andere Europese lidstaten mogelijk? Zo ja, hoe is daar de controle geregeld?
De praktijk dat een leverancier voor het aangaan van leveringsovereenkomsten gebruik maakt van wederverkopers is uiteraard niet beperkt tot Nederland. Voor Nederland gelden voor deze situatie generieke voorschriften over de bemiddelingsovereenkomst uit het Burgerlijk Wetboek. Bij een bemiddelingsovereenkomst verbindt de ene partij (opdrachtnemer) zich tegenover de andere partij (opdrachtgever) tegen loon als tussenpersoon werkzaam te zijn bij het tot stand brengen van een of meer overeenkomsten tussen de opdrachtgever en derden. Deze regels zijn in Nederland opgenomen in boek 7 van het Burgerlijk Wetboek (afdeling 7.7.3). In de beantwoording van de vragen 3 en 4 ben ik reeds ingegaan op de controle/afdwingbaarheid van deze voorschriften. Er zijn geen EU-regels die specifieke regels stellen over het leveren van energie aan consumenten door wederverkopers.
Welke maatschappelijke waarde heeft de praktijk waarbij kleine energiebedrijven meeliften op de vergunning van een ander bedrijf überhaupt?
Op de energiemarkt zijn diverse partijen actief. Voor partijen die elektriciteit en gas aan kleinverbruikers willen leveren, is een vergunning verplicht. Het staat vergunninghoudende partijen vrij om wederverkopers voor hen te laten optreden en daartoe bemiddelingsovereenkomsten te sluiten. Wederverkopers kunnen diverse redenen hebben om geen leveringsvergunning aan te vragen. Het kan een keuze zijn van een partij die energie opwekt, het niet zelf te willen verkopen. Ook kan het zijn dat een wederverkoper zijn diensten enkel in een bepaalde regio aan eindafnemers wil aanbieden, hetgeen onder een leveringsvergunning niet mogelijk is. Omdat wederverkopers een contract sluiten in naam van de vergunninghoudende leverancier geldt het contract als een overeenkomst met deze leverancier en gelden de gebruikelijke regels bij deze overeenkomsten.
Kunt u reageren op de in het artikel van Follow the Money genoemde casus van Allround Holland Energie? Hoe kan het dat dit bedrijf volgens de ACM beschikt over de benodigde organisatorische, financiële en technische kwaliteiten en er sprake is van een goede interne klachtenprocedure, terwijl er honderden klachten over het bedrijf zijn en er door veel consumenten wordt geklaagd over de onbereikbaarheid van het bedrijf?
Bij de vergunningaanvraag van Allround Holland Energie B.V. heeft de ACM getoetst of de aanvrager beschikt over de benodigde organisatorische, financiële en technische kwaliteiten. Hier heeft zij aan voldaan en zij heeft een vergunning gekregen van de ACM. Een vergunninghoudende energieleverancier moet blijvend voldoen aan genoemde vergunningvereisten. Hier houdt de ACM toezicht op. Wanneer de ACM signalen ontvangt over een vergunninghoudende energieleverancier, kan dit aanleiding zijn voor een onderzoek. De ACM kan echter in algemene zin niet aangeven of er momenteel een onderzoek loopt, omdat dit een eventueel onderzoek kan schaden.
Kunt u tevens reageren op de langlopende contracten met een flexibel tarief die door het onder Allround Holland Energie vallende energiebedrijf Hollandse Energie Maatschappij (HEM) aan zakelijke klanten worden aangeboden? Is het aanbieden van langjarige contracten met een flexibel tarief toegestaan? Welke mogelijkheden heeft de ACM om hier tegen op te treden?
Het is geen gangbaar contract. Wanneer een overeenkomst voor bepaalde duur, dus met vaste looptijd, aan kleinverbruikers wordt aangeboden, gebeurt dit in de regel tegen een vast tarief. Als de prijs variabel is maar de looptijd vooraf is vastgelegd en er daarom sprake is van een opzegvergoeding, lijken de risico’s bij prijsstijgingen vooral bij de afnemer te liggen. Voor zover HEM levert aan (zakelijke) kleinverbruikers, moet zij zich houden aan de wettelijke regels die van toepassing zijn op leveringscontracten. Deze gelden ook voor contracten voor bepaalde duur met een flexibel tarief. Het is voor een leverancier niet toegestaan om kleinverbruikers op zodanige wijze te benaderen, dat onduidelijkheid bestaat over het feit dat een contract is afgesloten, de duur van het contract, de voorwaarden voor verlenging en beëindiging van het contract, het bestaan van een recht van opzegging en de voorwaarden van opzegging. Ook dienen de voorwaarden en tarieven van een dergelijk contract redelijk te zijn.
Welke mogelijkheden hebben klanten die een dergelijk contract hebben om daar vanaf te komen zonder een torenhoge boete te moeten betalen?
Kleinverbruikers kunnen hun contract te allen tijde opzeggen, mits zij hierbij een opzegtermijn van 30 dagen hanteren. Dit geldt ook ingeval een leverancier het tarief wijzigt. De leverancier mag als een contract met bepaalde duur vroegtijdig wordt opgezegd een opzegvergoeding vragen. ACM heeft in de Richtsnoeren Redelijke Opzegvergoedingen (ROVER) vastgelegd wat zij onder een redelijke opzegvergoeding verstaat. De opzegvergoeding moet dan wel duidelijk in de overeenkomst zijn opgenomen en van tevoren duidelijk aan de afnemer zijn medegedeeld. Conform ROVER, is het mogelijk om aan een klein zakelijke kleinverbruiker een opzegvergoeding te vragen, ter hoogte van maximaal 15% van de resterende (verwachte) waarde van de overeenkomst.
Bij een contract met een vaste looptijd en met variabele tarieven, is het heel bepalend voor de uiteindelijk te betalen opzegvergoeding, hoe die 15% bepaald wordt. Dit leidt tot grote onzekerheid voor de klant. Deze onzekerheid over een mogelijk fikse opzegvergoeding lijkt niet op te wegen tegen de zekerheid dat de leverancier de opzegvergoeding kan toepassen over de gehele looptijd van de overeenkomst. De rechtvaardigheid van een dergelijke opzegvergoeding kan civielrechtelijk worden getoetst.
Momenteel werkt de ACM aan het aanpassen van de ROVER, de aangepaste richtsnoeren liggen ter consultatie voor en treden naar verwachting op 1 januari 2023 in werking. Ik zal hierbij aangeven dat ik een opzegvergoeding voor contracten met een variabel tarief en bepaalde tijd voor kleinverbruikers onwenselijk vind, vanwege de scheve risicoverdeling en beperkte voordelen voor de consument. Zelfs als een leverancier bij dergelijke contracten recht heeft bij het voortijdig opzeggen door de kleinverbruiker een opzegvergoeding te vragen, vraag ik me af of – gezien de huidige marktomstandigheden – een dergelijke voorwaarde in het contract wel als redelijk kan worden aangemerkt. Het is onder de huidige regels nog aan de rechter daarover te oordelen. Ik meen dat een leverancier nu oog moet hebben voor de kwetsbare positie van kleinverbruikers en dat hierin het belang van redelijkheid voorop moet staan.
Kunt u aangeven welke maatregelen u neemt om praktijken zoals hier boven geschetst aan banden te leggen en consumenten beter te beschermen? Welke extra eisen wilt u bijvoorbeeld stellen voor energieleverancier, wederverkopers en bestuurders en aandeelhouders van energiebedrijven? Op welke termijn denkt u deze maatregelen te kunnen nemen?
Het aanscherpen van toezicht op leveranciers en het stellen van extra eisen is hard nodig en heeft mijn volle aandacht. Zo heb ik dit najaar hiervoor aangescherpte beleidsregels in het kader van vergunningverlening vastgesteld en heeft de ACM het toezicht op energieleveranciers aangescherpt. Deze beleidsregels zijn inmiddels in werking getreden. Verdere aanscherping wordt uitgewerkt onder de Energiewet. Het is de ACM die aanvragen van vergunningen beoordeelt en toezicht houdt op vergunninghouders, ook op vergunninghouders die via wederverkopers energiecontracten sluiten. Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 2, worden de eisen die gesteld zijn aan de vergunningsaanvraag en het toezicht op leveranciers, aangescherpt. Zoals ik uw Kamer reeds gemeld heb in het Vragenuur van 27 september, is in het concept wetsvoorstel voor de Energiewet een extra benodigde kwaliteit van «deskundigheid» voor vergunninghoudende leveranciers opgenomen en krijgt de ACM de mogelijkheid gebruik te maken van de Wet Bibob bij het toezicht op vergunninghoudende leveranciers. Ik ben van mening dat deze aanscherpingen leiden tot beter toezicht, waardoor de consument beter wordt beschermd.
Het prijsplafond energie en de toegezegde voorbeelden tijdens de Algemeen Politieke Beschouwingen |
|
Pieter Omtzigt (Omtzigt) |
|
Sigrid Kaag (viceminister-president , minister financiën) (D66), Rob Jetten (minister zonder portefeuille economische zaken) (D66) |
|
Herinnert u zich dat ik tijdens de Algemeen Politieke Beschouwingen voorbeelden liet zien en beloofde concrete voorbeelden aan te leveren?
Ja.
Herinnert u zich dat u eerder antwoordde dat de invoering van een prijsplafond mag niet leiden tot overcompensatie van leveranciers, de precieze vormgeving van het tijdelijke prijsplafond op korte termijn verder wordt uitgewerkt in nauw overleg met de sector en de beoogde uitvoerder RVO (Rijksdienst voor Ondernemend Nederland) en dat hierbij wordt uitgegaan van een consistente systematiek vormgegeven voor het vaststellen van de vergoeding vastgesteld bij een hogere marktprijs dan het tarief van het tijdelijke plafond.?
Ja.
Kunt u aangeven hoeveel vergoeding een leverancier van energie krijgt, die nu 4 euro in rekening brengt voor een kuub gas, terwijl de marktprijs (en zijn inkoopprijs) 1,80 euro bedraagt en de prijs (inclusief belastingen en kosten) 2,50 euro? Krijgt de leverancier bij een prijscap van 1,50 euro, dan een vergoeding an 1 euro (zijnde het verschil tussen wat de consument moet betalen en zijn kosten) of 2,50 euro (het verschil tussen zijn geadverteerde prijs en het prijsplafond) of een ander bedrag? Kunt u deze vraag heel precies beantwoorden?
Zoals heb aangegeven in mijn brief aan uw Kamer van 4 oktober, betreffen de plafondgrenzen de maximale leveringstarieven inclusief energiebelasting en btw. Voor de vergoeding die de leveranciers ontvangen zal het kabinet, conform de eisen die de Europese Commissie hieraan stelt, zeker moeten stellen dat alle middelen die naar de leveranciers gaan, worden doorgegeven aan de consument. De vergoeding die de leverancier ontvangt bedraagt daarom maximaal het verschil tussen zijn geadverteerde prijs en het prijsplafond. Het kabinet zal in de vormgeving van de regeling waarborgen dat eventueel te veel vergoede middelen terug kunnen worden gehaald indien de beoogde accountantscontrole hier aanleiding toe geeft. Daarnaast zal moeten worden voorkomen dat het prijsplafond eventuele overwinsten beschermt. Het kabinet zal daarom, in overleg met de Autoriteit Consument & Markt (ACM,) bezien wat er nodig is om mogelijke ongewenste effecten van het prijsplafond op de werking van de markt zoveel als mogelijk te voorkomen. De wijze waarop de regeling, waaronder de vergoeding, wordt vormgegeven wordt voor 1 november verder uitgewerkt.
Wilt u reageren wat het handelingsperspectief is van een groot gezin (2 ouders, 3 kinderen) met een benedenmodaal inkomen (kostwinner met 35.000 euro inkomen) die in een tochtige huurwoning (energielabel F) woont en een verbruik heeft van 2.200 m3 gas en 3000 kWh elektriciteit? Hoe ziet de energierekening van dit huishouden eruit in 2021 en 2023 (met prijscap) en is de stijging voor dit huishouden te dragen en in hoeverre wordt het gecompenseerd door andere maatregelen)?
Onderstaande tabel geeft een inschatting van de energierekening in 2023 met en zonder het prijsplafond, op basis van een inschatting van de mogelijke consumentenprijs voor energie. Hieruit volgt dat het prijsplafond bij de ingeschatte energieprijzen leidt tot een verlaging van de energierekening met 2.635 euro op jaarbasis.
Verwachting 20231
Zonder prijsplafond
Met prijsplafond
Variabele leveringskosten
€ 6.160
€ 4.540
Vaste leveringskosten en belasting
€ 78
€ 78
Nettarieven
€ 223
€ 223
Variabele leveringskosten en belasting
€ 2.250
€ 1.235
Vaste leveringskosten
€ 78
€ 78
Nettarieven
€ 355
€ 355
Belastingvermindering
-€ 597
-€ 597
Totaal
€ 8.498
€ 5.862
Op basis van een consumentenprijs voor elektriciteit van 0,75 euro/kWh en 2,80 euro/m3 (inclusief energiebelasting en btw) en een prijsplafond met maximale tarieven van 0,40 euro/kWh en 1,45 euro/m3 en een maximaal verbruik 2900 kWh en 1.200 m3 onder het plafond.
Het voorgestelde plafond kent geen onderscheid naar inkomen. Voor wat betreft de effecten van het koopkrachteffect verwijs ik u kortheidshalve naar de met Prinsjesdag gedeelde informatie.
Voor wat betreft het handelingsperspectief: deze groep wordt ondersteund bij het nemen van kleine en grote energiebesparende maatregelen. Bijvoorbeeld door de versnelde inzet op energiebesparende maatregelen voor kwetsbare huishoudens, met onder andere de middelen die dit jaar aan gemeenten zijn uitgekeerd ter bestrijding van energiearmoede. Ook bundelen we samen met verschillende partijen, waaronder gemeenten en energieleveranciers, de krachten om huishoudens vroegtijdig van advies over energiebesparing en laagdrempelige energiebesparende maatregelen te voorzien en ze hierbij ook praktisch te ondersteunen, onder meer door de inzet van lokale fixbrigades en energiecoaches, de campagne Zet ook de knop om en de inspanningen van de energiebespaarcoalitie. Dat stimuleren we via de Subsidieregeling Verduurzaming en Onderhoud Huurwoningen (SVOH).
Wilt u reageren wat het handelingsperspectief is van een gezin (2 ouders, 3 kinderen) met een benedenmodaal inkomen (inkomen van 25.000 euro en inkomen van 20.000 euro) die in een tochtige private huurwoning (energielabel F) woont en een verbruik heeft van 2.200 m3 gas en 3000 kWh elektriciteit? Hoe ziet de energierekening van dit huishouden eruit in 2021 en 2023 (met prijscap) en is de stijging voor dit huishouden te dragen en in hoeverre wordt het gecompenseerd door andere maatregelen)?
Zie antwoord vraag 4.
Wilt u berekenen en reageren hoe een chronisch zieke die veel elektriciteit gebruikt voor hulpmiddelen (elektrische rolstoel, domotica of medische hulp midden (zuurstof, dialyse) en een arbeidsongschiktheidsuitkering van 22.000 euro bruto per jaar en een redelijk geïsoleerde huurwoning (label B) met gebruik van 1.000 m3 gas en 5000 kWH elektriciteit rond kan komen? Kunt u de energierekening van 2021 en 2023 met elkaar vergelijken? Kunt u aangeven op welke wijze compensatie plaatsvindt binnen en buiten de energienota?
Onderstaande tabel geeft een inschatting van de energierekening in 2023 met en zonder het prijsplafond, op basis van een inschatting van de mogelijke consumentenprijs voor energie. Hieruit volgt dat het prijsplafond bij de ingeschatte energieprijzen leidt tot een verlaging van de energierekening met 2.365 euro op jaarbasis.
Verwachting 20231
Zonder prijsplafond
Met prijsplafond
Variabele leveringskosten en belasting
€ 2.800
€ 1.450
Vaste leveringskosten
€ 78
€ 78
Nettarieven
€ 223
€ 223
Variabele leveringskosten en belasting
€ 3.750
€ 2.735
Vaste leveringskosten
€ 78
€ 78
Nettarieven
€ 355
€ 355
Belastingvermindering
-€ 597
-€ 597
Totaal
€ 6.638
€ 4.273
Zoals aangeven in het antwoord op vraag 5 kent het voorgestelde plafond geen onderscheid naar inkomen of gezondheidssituatie. Ik verwijs voor wat betreft de inschatting van de effecten van het plafond op de energierekening naar tabel 2 in de brief waarmee ik uw Kamer op 4 oktober nader over de uitwerking van het plafond heb geïnformeerd. Hiernaast profiteert een dergelijk gezin uiteraard van de koopkrachtmaatregelen die het kabinet getroffen heeft voor 2023. De arbeidsongeschiktheidsuitkering van dit huishouden stijgt sterk doordat deze meestijgt met de verhoging van het wettelijk minimumloon van ruim 10%. Daarbovenop stijgen ook de huurtoeslag en zorgtoeslag voor dit huishouden.
Indien er sprake is van een specifieke betalingsproblematiek als gevolg van de zorgkosten bestaat er de bijzondere bijstand. Vanuit de Zorgverzekeringswet is geregeld dat mensen in het geval van een nierdialyse thuis, zuurstofapparaten thuis en chronische beademingsapparatuur een tegemoetkoming van de verzekeraar kunnen krijgen voor hun energiekosten.
Kunt u aangeven waar ouders van een gehandicapt kind (met of zonder persoonsgebondenbudget) die vanwege de handicap ongeveer 4000 kWh elektriciteit extra gebruiken, aanspraak op kunnen maken?
De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) zal het parlement verder informeren over de motie van het Kamerlid Van der Plas c.s. met betrekking tot energiecompensatie voor hogere energiekosten vanwege medische oorzaak. Er is nu geen aparte aanspraak geregeld voor ouders met een gehandicapt kind. Bij het uitwerken van de regelingen zullen helaas altijd gevallen zijn waarin een problematische situatie zich voordoet. Daarom richt een deel van de maatregelen zich primair op de meest kwetsbare huishoudens, zoals het verhogen van de zorg- en huurtoeslag, het verlengen van de energietoeslag van € 1.300 en het verhogen van de bijzondere bijstand. Daarnaast kunnen mensen die in betalingsproblemen komen zich melden bij hun gemeente om (gemeentelijk minimabeleid, zoals bijzondere bijstand, aan te vragen. Verder is vanuit de Zorgverzekeringswet geregeld dat patiënten voor chronische thuisbeademing, zuurstofapparatuur en thuisdialyse hun stroomkosten rechtstreeks bij de verzekeraar kunnen declareren.
Kunt u aangeven hoe het prijsplafond gaat uitwerken voor mensen met stadsverwarming? Wat zal voor hen het relevante prijsplafond zijn?
In overleg met de ACM is een mogelijke manier gevonden waarmee het tijdelijk prijsplafond ook voor deze huishoudens kan gelden. Naast een beperkt aantal grootschalige collectieve warmtenetten is er ook sprake van een oplopend aantal kleinschalige warmtenetten. Voor warmtenetten is de uitvoering van het tijdelijke prijsplafond niet eenvoudig vorm te geven. Het kabinet spant zich maximaal in om het prijsplafond ook voor gebruikers van deze warmtenetten van toepassing te laten zijn. Met de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland wordt gekeken op welke wijze hier invulling aan kan worden gegeven. Gelet op het grotere aantal leveranciers van warmte dan van elektriciteit en gas kan de uitvoerbaarheid een andere uitvoeringsmethodiek vergen.
Kunt u aangeven hoe het prijsplafond gaat uitwerken voor mensen die in een flat/appartementencomplex met blokverwarming wonen en dus een centraal aansluit punt hebben? Kunnen zij per huishouden gebruik maken van de vrijstelling?
Het is in de gekozen systematiek van het prijsplafond niet mogelijk om voor deze huishoudens een andere methode toe te passen. Het kabinet onderzoekt daarom alternatieve mogelijkheden om ook deze huishoudens in dezelfde mate ondersteuning te kunnen bieden. Gekeken wordt daarbij of de bestaande teruggaveregeling in de energiebelasting inzicht kan bieden in het aantal huishoudens achter een bepaalde aansluiting. Het kabinet zal zich maximaal inspannen om een passende oplossing te bieden, maar realiseert zich dat dit waarschijnlijk zeer lastig zal zijn.
Kunt u aangeven hoet het prijsplafond gaat uitwerken voor een huishouden, dat is overgestapt op een warmtepomp en voor alles samen 7000 kWH elektriciteit per jaar gebruikt? Kunt u de energiek René Ingen van 2021 en 2023 (inclusief prijsplafond) met elkaar vergelijken? Acht u de uitkomst redelijk?
Onderstaande tabel geeft een inschatting van de energierekening in 2023 met en zonder het prijsplafond, op basis van een inschatting van de mogelijke consumentenprijs voor energie. Hieruit volgt dat het prijsplafond bij de ingeschatte energieprijzen leidt tot een verlaging van de energierekening met 1.015 euro op jaarbasis.
Verwachting 20231
Zonder prijsplafond
Met prijsplafond
Variabele leveringskosten en belasting
€ 5.250
€ 4.235
Vaste leveringskosten
€ 78
€ 78
Nettarieven
€ 355
€ 355
Belastingvermindering
-€ 597
-€ 597
Totaal
€ 5.338
€ 4.323
Een warmtepomp is een investering die zich over een tijdsspanne van meerdere jaren terugverdient. Met de aanpassing van het prijsplafond is gekozen om een grotere hoeveelheid elektriciteit onder het plafond te laten vallen en dit tegen een lager tarief t.o.v. de eerdere aankondiging (Kamerstuk 2022D36649). Hiermee wordt het effect groter voor huishoudens met een dergelijke energievoorziening, en blijft het een duurzame en rendabele investering.
Bent u bekend met het feit dat veel mensen die in een monument (huur of koop) een niet geïsoleerde woning hebben omdat monumenten niet geïsoleerd mochten worden in veel gevallen? Wat is het handelingsperspectief van de bewoners?
Het klopt dat het voor monumenteneigenaren iets complexer is om monumenten te isoleren dan voor eigenaren van reguliere woningen. Toch is er veel al wel mogelijk. Zo is er bijvoorbeeld speciaal isolatieglas voor momenten op de markt en het plaatsen van achter- of voorzetramen is in de meeste gevallen ook mogelijk. Er zijn bij de Ministeries van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK), Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen (OCW) en Economische Zaken en Klimaat (EZK) verschillende instrumenten om monumenteneigenaren te helpen. Zo bieden de provincies met geld van het rijk een ontzorgingsprogramma aan waar eigenaren van monumenten met een maatschappelijke functie ook gebruik van kunnen maken. Ook komt er vanaf 2023 een ontzorgingsprogramma voor alle monumenteneigenaren bij de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed. Daarnaast zijn er subsidies en laagrentende leningen. Denk aan de Dumava, de ISDE, de SEEH en laagrentende leningen bij het Nationaal Restauratiefonds. Momenteel onderzoeken we hoe we de ISDE en de SEEH toegankelijker kunnen maken voor monumenteneigenaren. Ten slotte raad ik eigenaren ook aan om het gesprek aan te gaan met de gemeente en contact te leggen met de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed. Veel is er namelijk wel mogelijk, zo was ook te zien tijdens de Open Monumentendagen van afgelopen september met het thema Duurzaamheid.
Hoe zal omgegaan worden met vakantieparken waar mensen een rekening krijgen van de eigenaar?
Indien de vakantiewoning een eigen aansluiting heeft, valt deze onder het plafond omdat er geen onderscheid gemaakt wordt tussen kleinverbruikers met een dergelijke aansluiting.
Kunt u deze vragen voor de Algemene Financiele Beschouwingen beantwoorden?
Ik heb ernaar gestreefd deze vragen zo snel mogelijk te beantwoorden.
Uitvoering van de motie Grinwis/Stoffer over onderzoek naar de opbrengst van Dynamic Tidal Power-energiedammen in zee (32813, nr. 793) |
|
Pieter Grinwis (CU), Chris Stoffer (SGP) |
|
Rob Jetten (minister zonder portefeuille economische zaken) (D66) |
|
Ziet u, net als de vragenstellers, de potentie van duurzame energieopwekking uit water en de rol die deze zou kunnen spelen in de verduurzaming van onze energievoorziening?
Net als de vragenstellers zie ik de potentie van technologieën die de het opwekken van duurzame elektriciteit uit water mogelijk maken. Echter, de potentie om met deze technologieën daadwerkelijk een substantiële bijdrage te kunnen leveren aan de nationale energietransitie is beperkt. Uit onderzoek volgt dat dit komt door de ongunstige geografische condities van Nederland: lage stroomsnelheden in rivieren en waterwerken, weinig hoogteverschillen, laag verval, lage golfhoogtes en een druk bevaren Noordzee.
Waarom hebt u de motie van de leden Grinwis en Stoffer over onderzoek naar de opbrengst van Dynamic Tidal Power-energiedammen in zee1 en de motie van het lid Stoffer c.s. over een innovatieprogramma energie uit water2 nog niet uitgevoerd? Hoe voert u op korte termijn deze beide moties uit?
Aan de motie van de leden Grinwis en Stoffer over onderzoek naar de opbrengst van Dynamic Tidal Power-energiedammen in zee wordt uitvoering gegeven. Dit najaar wordt het vervolgonderzoek uitgezet en begin 2023 wordt vervolgonderzoek gestart.
In de motie van het lid Stoffer c.s. is de regering gevraagd zich in te zetten voor een innovatieprogramma elektriciteit uit water. Op 31 maart 2021 is de Verkenning elektriciteit uit water (Kamerstuk 32 813, nr. 676) met de Kamer gedeeld. Het resultaat van deze verkenning was dat op basis van de toenmalige inzichten heroverweging van bestaand nationaal beleid, c.q. van het vergroten van de nationale inzet op elektriciteit uit water, niet wenselijk was. Wel is toegezegd om toe te werken naar het invullen van de kennisleemten van díe elektriciteit uit water-technieken die mogelijk op een kostenefficiënte wijze op nationaal niveau een interessante bijdrage kunnen leveren aan de energietransitie. Naar aanleiding daarvan is een traject gestart waarin verschillende kennisleemten ten aanzien van elektriciteit uit water-technieken nader bekeken werden. Samen met de relevante toegepaste onderzoeksinstellingen, (TNO en Deltares) en Topconsortia voor Kennis en Innovatie (TKI Wind op Zee en TKI Watertechnologie) werd beschouwd welke elektriciteit uit water-technieken als meest kansrijk worden gezien om bij te dragen aan de nationale energietransitie. Input van de sector is hierin meegenomen. Op basis van deze gesprekken is besloten vervolgonderzoek te doen naar golfenergie en Dynamic Tidal Power (DTP). Indien uit dit vervolgonderzoek blijkt dat golfenergie en/of DTP kansrijk genoeg zijn om op een kostenefficiënte manier een aanzienlijke bijdrage te kunnen leveren aan de nationale energietransitie, kan een innovatieprogramma worden opgezet.
Welke gesprekken heeft u gevoerd met de sector, TU Delft en Deltares en de in de motie genoemde kennisdrager DTP Netherlands over onderzoek naar de opbrengst van DTP en wat is de uitkomst van deze gesprekken geweest?
Zoals hierboven benoemd, zijn Deltares, TNO en de sector betrokken geweest bij het traject waarin de kennisleemten ten aanzien van elektriciteit uit water-technieken nader bekeken werden. De uitkomst van deze gesprekken is dat er vervolgonderzoek gedaan wordt naar golfenergie en DTP, om kennisleemten in te vullen. Ook is er contact geweest met DTP Netherlands. Het vervolgonderzoek naar golfenergie is reeds gestart, vervolgonderzoek naar DTP wordt dit najaar uitgezet.
Op welke manier heeft u het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat en Rijkswaterstaat betrokken bij kennisvergroting rondom DTP-energiedammen in zee, gezien de waterkundige en infrastructurele kanten van DTP?
Zowel het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat als Rijkswaterstaat zijn betrokken geweest bij het traject waarin de verschillende kennisleemten ten aanzien van elektriciteit uit water-technieken bekeken werden. In deze gesprekken werd DTP van verschillende kanten belicht en op basis daarvan is besloten vervolgonderzoek te doen naar de haalbaarheid van DTP-energiedammen in zee. Vanuit IenW en RWS is aangegeven dat DTP mogelijk een dermate grote impact heeft op waterveiligheid, ruimtebeslag en ecologische waterkwaliteit, dat deze aspecten ook expliciet moeten worden meegenomen in vervolgonderzoek om een besluit over de wenselijkheid van DTP te kunnen onderbouwen.
Deelt u de mening dat de energietransitie voor een substantieel deel leunt op toekomstige innovaties en dat een open houding naar alle vormen van duurzame technieken nodig is, evenals onderzoek naar nieuwe vormen? Zo ja, waarom bent u dan tot op heden terughoudend met steun voor onderzoeken naar veelbelovende technieken als DTP?
Toekomstige innovaties zijn inderdaad hard nodig om de energietransitie voor elkaar te krijgen. Innovatie is benoemd als essentieel thema binnen het Klimaatakkoord. Daarvoor is een Integrale Kennis- en Innovatieagenda (IKIA) opgesteld. Deze agenda omvat de kennisontwikkeling en innovatieopgave om de klimaatdoelstellingen te behalen. Deze opgaven kennen uitdagingen in termen van omvang, tijdsdruk en de middelen die ervoor beschikbaar zijn. Om deze reden ligt de focus op bestaande en nieuwe technologieën en projecten die op een kostenefficiënte manier grootschalig ingezet kunnen worden en daarmee een aanzienlijke bijdrage leveren aan de energietransitie. Focus en massa alsmede kostenefficiëntie ten opzichte van andere vormen van hernieuwbare elektriciteit vormen daarmee de belangrijkste uitgangspunten om overheidsmiddelen in te zetten op (ontwikkeling van) technologieën. Daarbij worden ook telkens potentiële neveneffecten meegenomen.
Uit onafhankelijk onderzoek van TNO (op 31 maart 2021 met de Kamer gedeeld in de Verkenning elektriciteit uit water, Kamerstuk 32 813, nr. 676) is gebleken dat met de huidige kennisbasis geen kostenefficiënt nationaal potentieel realiseerbaar is met DTP of andere elektriciteit uit water-technieken. De aanleg van een DTP-systeem is een zeer groot project en vergt een investering van tientallen miljarden euro’s. De constructie van een 50 km lange DTP-dam aan de kust heeft grote effecten op de ecologie, de kustverdediging, scheepvaartroutes en het gebruik van de kust en de kustzone. Met dit concept is nog geen ervaring en de verwachte kosten zijn hoog vergeleken met andere opties voor CO2-arme elektriciteitsproductie, zoals zonne- en windenergie. Uit de door TNO uitgevoerde scenario-analyse met een elektriciteitsmarktmodel blijkt dat de onderzochte elektriciteit uit water-opties bepaalde voordelen hebben ten opzichte van zon en wind, maar dat die niet opwegen tegen de hogere kosten. In het vervolgonderzoek naar DTP zullen de mogelijkheden voor kostenreductie en de haalbaarheid van dit concept centraal staan.
Het bericht 'Essent maakt stroom en gas flink duurder' |
|
Renske Leijten (SP) |
|
Rob Jetten (minister zonder portefeuille economische zaken) (D66), Micky Adriaansens (minister economische zaken) (VVD) |
|
Wat is uw reactie op het bericht dat Essent per 1 oktober 2022 haar tarieven voor stroom en gas flink verhoogt?1
Ik heb kennisgenomen van de toentertijd voorgenomen tariefwijzigingen van verschillende energieleveranciers. De tarieven die individuele leveranciers rekenen variëren onderling, afhankelijk van hun bedrijfsvoering, inkoopstrategie en contractduur. Iedere leverancier heeft echter te maken met de ontwikkelingen van de prijzen op de markten voor gas en elektriciteit.
Het kabinet heeft juist gelet op de aanhoudend hogere energieprijzen uw Kamer geïnformeerd over het voornemen om dit najaar een tijdelijk tariefplafond in te stellen voor elektriciteit en gas om de meeste huishoudens voor het gangbare gebruik van gas en elektriciteit te behoeden voor verdere prijsstijgingen. Uw Kamer is hier 4 oktober nader over geïnformeerd.
De toezichthouder Autoriteit Consument en Markt (ACM) heeft aangekondigd onderzoek te gaan doen naar bedrijven die de tariefswijziging eerder dan de wettelijk voorgeschreven 30 dagen termijn te willen invoeren.3 De vijf grootste energieleveranciers hebben gehoor gegeven aan de oproep van de ACM om de door hen voor 1 oktober 2022 aangekondigde tariefswijzigingen, uit te stellen. Inmiddels hebben ook andere, kleinere leveranciers bij de ACM aangegeven in geval van tariefwijzigingen de termijn van 30 dagen te zullen respecteren.
Erkent u dat deze forse verhoging precies de prijzen nadert die u van plan bent te stellen met het prijsplafond?2
Zie antwoord vraag 1.
Heeft u met de energiebedrijven afspraken gemaakt over de verhoging van hun prijzen in aanloop naar het prijsplafond en de prijsstelling die u daarin heeft gekozen? Zo ja, welke afspraken zijn gemaakt? Zo nee, waarom niet?
Er zijn geen afspraken gemaakt over de prijzen die leveranciers berekenen in de aanloop naar het prijsplafond. In de bovengenoemde brief bent u geïnformeerd over de plannen van het kabinet voor de maanden november en december van dit jaar.
Bent u bereid af te spreken met de energieleveranciers hun tarieven nu te bevriezen om te voorkomen dat zij strategisch hun prijzen laten stijgen en door het prijsplafond een hogere compensatie zullen ontvangen? Kunt u uw antwoord toelichten?
Het kabinet zet alles op alles om de snelle invoering van een prijsplafond te realiseren. De vergoeding die de leveranciers vervolgens ontvangen, zal erop gericht zijn om overcompensatie te voorkomen. De inzet bij de invoering van een prijsplafond is om zowel over- als ondercompensatie voor deze kosten zoveel als mogelijk te voorkomen. De Europese Commissie zal ook verlangen dat er geen overcompensatie plaatsvindt. Ik zie geen noodzaak om eerder maatregelen te nemen die tussentijds ingrijpen ten aanzien van de prijsvorming bij individuele leveranciers. De ACM houdt vanuit haar bestaande wettelijke bevoegdheden toezicht op de redelijkheid van de tarieven die leveranciers hanteren, zie het antwoord op vraag 5.
Wie houdt er zicht op de inkoopprijs van gas en energie door energieleveranciers en hun prijzen voor consumenten en bedrijven?
De ACM houdt toezicht op de redelijkheid van tarieven en voorwaarden van energieleveranciers die leveren aan kleinverbruikers. Daarbij kijkt de ACM onder meer of leveranciers niet te veel brutomarge rekenen bovenop de prijs waarvoor zij energie hebben ingekocht.
Waarom is het stellen van een prijsmaximum voor de energierekening zonder compensatie geen onderdeel geweest van de scenario’s die gemaakt zijn sinds 9 september 2022?
Het prijsplafond heeft als uitgangspunt dat alle compensatie 100 procent ten goede komt van huishoudens. Energieleveranciers moeten eerst elektriciteit en gas op de groothandelsmarkt inkopen om deze vervolgens te kunnen leveren aan eindafnemers. Indien er sprake zou zijn van prijsregulering zonder compensatie voor de hieraan verbonden kosten, zouden deze bedrijven daardoor een groot financieel risico lopen, met mogelijk faillissement als gevolg. Ik verwijs u verder naar het antwoord op vraag 4.
Begrijpt u dat het onbegrijpelijk is dat in de scenario’s over het prijsplafond sinds 9 september 2022 niemand de vraag heeft gesteld of het antwoord heeft uitgewerkt hoe voorkomen wordt dat de compensatie van belastinggeld in de zakken van aandeelhouders belandt? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie antwoord vraag 6.
Kunt u aangeven of de voorgestelde prijzen voor gas en energie met het prijsplafond inclusief of exclusief belastingen zijn?3
Ik verwijs u naar de brief van 4 oktober over dit onderwerp.
Kunt u aangeven wanneer energiebedrijven hebben gemeld dat zij liquiditeitsproblemen voorzien?
Er is de voorbije periode, naar aanleiding van de (prijs)ontwikkelingen op de energiemarkten, over diverse mogelijke instrumenten gesproken met de energieleveranciers. Bij oplopende prijzen hebben de leveranciers sowieso een grotere behoefte aan liquiditeit, ten behoeve van de inkoop van energie. Ongeacht de vormgeving van het prijsplafond, geldt dat leveranciers mogelijk kosten vooraf moeten maken.
Kunt u deze vragen beantwoorden voor de Algemeen Financiële Beschouwingen?
De vragen zijn zo snel mogelijk beantwoord.
De prijscap op energie |
|
Lilian Marijnissen , Pieter Omtzigt (Omtzigt) |
|
Mark Rutte (minister-president , minister algemene zaken) (VVD), Rob Jetten (minister zonder portefeuille economische zaken) (D66), Sigrid Kaag (viceminister-president , minister financiën) (D66) |
|
Klopt het dat de regering overgaat tot het instellen van een prijscap op energie? Zo ja, wanneer gaat die in en op welk niveau worden verbruik en prijs vastgesteld?
Ja, dit klopt. Het kabinet gaat op dit moment uit van invoering van een prijsplafond per 1 januari 2023 voor alle huishoudens. Daarbij is de inzet dat minimaal de helft van de huishoudens wat betreft verbruik volledig onder het tariefplafond valt als zij blijvend een inzet doen op besparing in hun energieverbruik. Hiertoe stelt het kabinet een volumegrens van 1.200 m3 voor gas en 2400KWh voor elektriciteit voor. Het kabinet denkt aan een tariefplafond van maximaal 1,50 euro voor gas en 70 cent voor elektriciteit. Mocht de ontwikkeling van de prijs voor gas of elektriciteit meevallen voor vaststelling van het plafond later deze maand, kunnen de plafonds nog worden verlaagd. Het prijsplafond voor gas wordt in dat geval maximaal verlaagd tot de prijs op 1,20 per kuub gas.
Gegeven de korte termijn die is gesteld voor beantwoording, verwijs ik voor verdere uitleg van dit antwoord kortheidshalve naar mijn brief van 20 september 2022.
Kunt u aangeven wat de geschatte kosten zijn van de prijscap?
De exacte kosten zijn vanzelfsprekend zeer afhankelijk van de vormgeving van het tijdelijke prijsplafond en de daadwerkelijke prijsontwikkeling op de energiemarkten gedurende 2023. In de Miljoenennota is voor het tijdelijke prijsplafond al een reservering opgenomen. Voor het prijsplafond zal het kabinet in eerste instantie de middelen voor verlaging energiebelasting in 2023 (kosten 5,4 miljard euro) uit de Miljoenennota aanwenden. Dit ligt voor de hand gezien het doel en de doelgroepen vergelijkbaar zijn. Daarnaast worden de opbrengsten van een solidariteitsheffing en een inframarginale heffing ingezet. Daarvoor geldt wel dat de opbrengsten en vormgeving nog onzeker zijn.
Gegeven de korte termijn die is gesteld voor beantwoording, verwijs ik voor verder uitleg kortheidshalve naar mijn brief van 20 september 2022.
In welke ministerraad is vergaderd over een prijscap en is besloten een prijscap in te stellen?
In de vierhoek – een onderraad van de ministerraad – van 16 september 2022 is besloten tot het instellen van een prijsplafond. In de daarop aansluitende ministerraad is dit besluit toegelicht en hebben de vakministers de ruimte gekregen om het besluit op korte termijn verder uit te werken.
Kunt u aangeven wie onder de prijscap vallen en dan in het bijzonder ingaan op een woning die van het gas af is en waar alleen elektriciteit gebruikt wordt, een woning die op stadswarmte in aangesloten, blokverwarming, een tweede woning, een vakantiewoning die permanent wordt bewoond?
Het voornemen is om het prijsplafond aan te laten sluiten bij de doelgroep die in aanmerking komt voor de belastingvermindering in de energiebelasting. De belastingvermindering energiebelasting geldt voor elektriciteitsaansluitingen met een verblijfsfunctie. De vijf genoemde voorbeelden vallen in principe dus onder het prijsplafond. Er wordt op korte termijn in de uitwerking nog bezien hoe de prijs van warmte meegenomen kan worden in het tijdelijk prijsplafond.
Is er een tegemoetkoming voor mensen die in een tochtig, slecht geïsoleerd huurhuis wonen (bijvoorbeeld enkel glas of energielabel F). Is deze maatregel toereikend?
Het kabinet ziet een tijdelijk prijsplafond als een stevige waarborg voor een betaalbare energierekening voor huishoudens.
De precieze vormgeving van het tijdelijke prijsplafond wordt momenteel nog verder uitgewerkt met de sector. Daarbij zijn variaties denkbaar in de hoogte van het tarief waarop het tijdelijke plafond wordt vastgesteld, tot welk energieverbruik het prijsplafond zal gelden en hoe lang dit plafond in stand blijft. Het kabinet wil de volumegrens zo kiezen dat alle huishoudens met een hoge energieprijs voordeel hebben van het plafond. Daarbij is de inzet dat minimaal de helft van de huishoudens wat betreft verbruik volledig onder het tariefplafond valt als zij blijvend een inzet doen op besparing in hun energieverbruik. Hiertoe stelt het kabinet een volumegrens van 1.200 m3 voor gas en 2400KWh voor elektriciteit voor. Alle huishoudens met een variabel contract hebben tot dit verbruik profijt van het energieplafond. Daarnaast heeft het kabinet in de brief van 20 september 2022 geïnformeerd over het voornemen om een belangrijk deel van de energietoeslag voor de meest kwetsbare huishoudens in 2023 naar voren te halen zodat gemeenten die nog dit jaar kunnen overmaken. En tot slot is in de Miljoenennota een omvangrijk koopkrachtpakket gepresenteerd om in 2023 de koopkrachteffecten te dempen.
Heeft u een maatregel voor bedrijven (bijvoorbeeld bakkers of slagers) die energie-intensief zijn?
Het kabinet zet alles op alles om een gerichte subsidieregeling voor de energiekosten voor het energie-intensieve mkb op te zetten. Voor de uitvoering van een dergelijke specifieke subsidieregeling is de Minister van Economische Zaken en Klimaat in gesprek met energieleveranciers.
Bent u ervan op de hoogte dat een aantal energiebedrijven zeer hoge prijzen in rekening brengt (zoals rond de één euro voor één kWh en 4 euro voor een kuub gas), terwijl de marktprijzen daar – gelukkig – onder zitten. Op welke wijze zult u bevorderen dat de prijscap, die een groot deel van het crediteurrisico wegneemt bij energiebedrijven, niet leidt tot excessieve winsten bij energiebedrijven?
Ja. De invoering van een prijsplafond mag niet leiden tot overcompensatie van leveranciers. De precieze vormgeving van het tijdelijke prijsplafond wordt op korte termijn verder uitgewerkt in nauw overleg met de sector en de beoogde uitvoerder RVO (Rijksdienst voor Ondernemend Nederland). Hierbij wordt uitgegaan van een consistente systematiek vormgegeven voor het vaststellen van de vergoeding vastgesteld bij een hogere marktprijs dan het tarief van het tijdelijke plafond.
Gegeven de korte termijn die is gesteld voor beantwoording, verwijs ik kortheidshalve ook naar mijn brief van 20 september 2022. Daarbij is volledigheidshalve reeds aangegeven dat het kabinet is zich er terdege van bewust dat er voorbeelden zullen ontstaan van bedrijven, huishoudens of mogelijk energieleveranciers die meer compensatie ontvangen dan strikt genomen wenselijk is.
Bent u ervan op de hoogte dat eigenaren van windmolen, kolencentrales, zonneparken of een nucleaire centrale voor lage kosten (soms rond de 0,1 euro) energie kunnen opwekken, dat die energie nu met winstmarges tot 1.000 procent wordt verkocht wordt en dat de overheid vervolgens de huishoudens weer subsidieert totdat zij ongeveer de kostprijs betalen?
Ja, daar ben ik van op de hoogte. De Europese Commissie doet voorstellen voor een inframarginale prijscap waardoor inkomsten kunnen worden afgeroomd en een solidariteitsbijdrage van fossiele energieproducten. Ik verwijs u kortheidshalve naar mijn brief over de appreciatie van deze Europese voorstellen van 20 september 2022. Het kabinet staat positief tegenover het voorstel van de Commissie om de infra-marginale opbrengsten af te romen die ontstaan doordat de inkomsten van bepaalde elektriciteitsproducenten sterk gestegen zijn door de hoge elektriciteitsprijzen, terwijl daar voor hen geen hogere productiekosten tegenover staan. We bestuderen de wijze waarop nationale uitvoering aan de doelen van het voorstel vorm kan worden gegeven. Dit doet het kabinet ook door te kijken naar alternatieve maatregelen die hetzelfde doel dienen. Ten aanzien van de inframarginale prijscap heeft het kabinet nog onvoldoende inzicht of, en zo ja hoeveel, deze extra middelen zal opleveren en op welke manier de cap wordt uitgewerkt.
Op welke wijze gaat u ervoor zorgen dat deze vormen van elektriciteit tegen kostprijs en een redelijke mark-up geleverd gaan worden aan het systeem, zodat er geen overwinsten gaan ontstaan, die vooral publiek betaald worden?
Voor de niet-slimme meters moeten de meterstanden worden doorgegeven voor 1 januari 2023. Dit hoeft echter niet exact op de dag dat de maatregel ingaat. De procedure wijkt wat dat betreft ook niet af van eerdere jaren.
Moeten alle niet-slimme meters uitgelezen worden op de dag dat deze maatregel ingaat?
Ja, die zijn hedenochtend gedeeld met de Kamer.
Kunt u de memo’s die de fractievoorzitters van de coalitiepartijen over deze maatregel en varianten daarvan gezien hebben de afgelopen maanden, aan de Kamer doen toekomen?
Het kabinet zal de Kamer voorafgaand aan de algemene financiële beschouwingen een doorrekening van de koopkrachteffecten sturen.
Heeft u indicaties van de koopkrachteffecten? Kunt u die delen?
Sinds het voorjaar is er regelmatig contact geweest met de energieleveranciers, waaronder op bestuurlijk niveau in maart, juni, augustus en tweemaal in september. Gegeven de korte termijn die is gesteld voor beantwoording, verwijs ik voor wat betreft de uitkomst van deze gesprekken kortheidshalve naar mijn brief van 20 september 2022.
Op welke momenten is overlegd met de energiebedrijven? Met wie van de energiebedrijven? Zijn hier verslagen van gemaakt? Kunt u dus van elke bijeenkomst datum, aanwezigheid (van zijde regering en energiebedrijven) en verslagen delen met de Kamer?
Zie antwoord vraag 12.
Wanneer zijn deze overleggen gestart?
Ja, het prijsplafond is door het kabinet besproken met de fractievoorzitters van GroenLinks en de Partij van de Arbeid, die een vergelijkend voorstel hebben gedaan betreft het prijsplafond. Hiervoor zijn geen aanvullende voorbereidende notities gemaakt.
Zijn deze maatregelen besproken met andere partijen dan de coalitie? Kunnen voorbereidende notities worden gedeeld met de gehele kamer?
De elektriciteitsopwekking vindt in Nederland voor een groot deel plaats met gascentrales. Als deze gascentrales niet de kosten van het gas met voldoende hoge elektriciteitsprijzen kunnen terugverdienen, zullen ze geen elektriciteit produceren. Zonder de gascentrales is er in Nederland een groot deel van de tijd te weinig elektriciteitsopwekking om in alle elektriciteitsvraag te voorzien. Ook de Europese Commissie heeft met haar recente voorstellen niet voor ontkoppeling van de gas- en elektriciteitsprijs gekozen.
Waarom wordt de energieprijs niet losgekoppeld van de gasprijs? Is dit overwogen?
Nee. Op basis van het Europees recht worden dergelijke tarieven gereguleerd en worden de kosten gezamenlijk opgebracht door alle gebruikers van het net.
Is overwogen dat de transportkosten van energie voor huishoudens wordt kwijtgescholden?
Het kabinet wil dat huishoudens deze winterperiode niet worden afgesloten als gevolg van financiële problemen en het daardoor niet kunnen betalen van de energierekening. Daarbij blijft uitsluitend ruimte voor contractopzegging, en daaropvolgend afsluiting door de netbeheerder, in gevallen van fraude, weigering om mee te werken of bij veiligheidsrisico’s. In gesprekken met energieleveranciers kwam naar voren dat deze intentie breed wordt gedeeld. Dit vraagt uiteraard een gezamenlijke verantwoordelijkheid en inspanning op korte termijn vanuit huishoudens, energieleveranciers en de overheid. Er wordt op korte termijn bezien of en hoe dit wordt verwerkt kan worden in de Regeling afsluitbeleid onder de Elektriciteitswet 1998 en de Gaswet.
Wordt wettelijk geregeld dat niemand wordt afgesloten deze winter?
De vragen zijn zo snel mogelijk beantwoord.
Kunt u deze vragen een voor een en zoveel mogelijk voor aanvang van de APB beantwoorden?
Hoge energietarieven voor nieuwe klanten |
|
Suzanne Kröger (GL), Joris Thijssen (PvdA), Henk Nijboer (PvdA) |
|
Rob Jetten (minister zonder portefeuille economische zaken) (D66) |
|
Bent u bekend met het bericht «Nieuwe klanten betalen hoofdprijs voor energie: «Soms drie keer meer dan bestaande klanten»»?1
Ja.
Deelt u de mening dat het wrang is dat mensen die moeten verhuizen drie keer zo veel moeten betalen voor energie als bestaande klanten?
Ik deel de mening dat het wrang is als mensen die moeten verhuizen drie keer zo veel moeten betalen voor energie als bestaande klanten. Wanneer de consument reeds een energiecontract heeft en vervolgens verhuist, kan het energiecontract meeverhuizen. In dat geval worden de in het energiecontract gemaakte afspraken meegenomen en verandert er na een verhuizing niets voor wat betreft de tariefvoorwaarden. In het geval dat de consument nog geen energiecontract heeft of voor het eerst zelf een energiecontract sluit, wordt de consument nieuwe klant bij een energieleverancier naar keuze en kan hij te maken krijgen met een groot tariefverschil ten opzicht van bestaande klanten. Zulke tariefverschillen kunnen bijvoorbeeld ontstaan doordat de energieleverancier hogere kosten maakt bij inkopen voor een nieuwe klant wegens de dan geldende marktprijzen dan bij reeds eerder ingekochte energie voor bestaande klanten. In de praktijk kan het tarief van geval tot geval per contract verschillen door de spreiding in het aanbod tussen de leveranciers en de prijsontwikkeling op de groothandelsmarkt.
Bent u bereid om maatregelen te nemen om dit soort extreme prijsstijgingen en -verschillen te voorkomen?
De opzegvergoeding die de consument betaalt als hij voortijdig opzegt, is in de huidige markt en gelet op het risico van energieleveranciers relatief laag. De Autoriteit Consument en Markt (ACM) is daarom al geruime tijd in overleg met leveranciers om te komen tot een aanpassing van de Richtsnoeren Redelijke Opzegvergoedingen om bij te dragen aan verlaging van het risico en de daarbij horende kosten voor energieleveranciers dat is besproken bij het antwoord op vraag 2. De opzegvergoeding zal beter gaan aansluiten bij het reële verlies van de energieleverancier in geval van een vroegtijdige overstap van de klant. Het doel is om de aangepaste Richtsnoeren Redelijke Opzegvergoedingen dit najaar in werking te laten treden. Zoals genoemd in de Kamerbrief over aanvullende maatregelen energierekening (20 september 2022) heb ik met energieleveranciers afgesproken dat er weer vaste contracten in de markt zullen worden aangeboden in 2023, wanneer de ACM de regels omtrent de opzegvergoeding voor vaste contracten heeft vastgesteld die beter aansluiten bij de reële restwaarde van het contract.
Daarnaast zal ik binnenkort een Kamerbrief versturen over vaste energiecontracten naar aanleiding van mijn toezegging tijdens het debat van 15 september om uw Kamer nader te informeren over mijn inzet om het aanbod aan contacten met vaste tarieven in de markt weer op gang te brengen.
Verder verwijs ik u naar het antwoord op vraag 7 voor wat betreft compensatie van de prijsstijgingen.
Wat vindt u ervan dat energieleveranciers risico’s afwentelen op nieuwe klanten, in plaats van te collectiviseren?
Een nieuwe klant die een variabel contract afsluit, betaalt in een markt met sterk stijgende prijzen meer dan een bestaande klant die al een variabel contract heeft. Zie antwoord 2. Bij gelijkblijvende prijzen zijn deze verschillen er nauwelijks en bij een markt met dalende prijzen zal een nieuwe klant juist goedkoper uit zijn dan de bestaande klant. Het is aan de leverancier zelf om invulling te geven aan de bedrijfsvoering, waaronder de keuze welke kosten per product worden doorbelast aan klanten. De ACM houdt toezicht op de redelijkheid van tarieven en voorwaarden die door leveranciers gehanteerd worden.
Hoe verklaart u dat nieuwe klanten ook meer betalen dan bestaande klanten met een contract met flexibele prijzen?
Zie antwoord vraag 4.
Klopt het dat energiemaatschappijen risico inschattingen maken naar postcode en betaalgedrag, zodat juist in de kwetsbare wijken nog hogere tarieven worden gerekend? Zo ja, is dit toegestaan?
Het is mij niet bekend dat er sprake van zou zijn dat energiemaatschappijen risico-inschattingen maken naar postcode. Zo’n risico-inschatting zou ik niet wenselijk vinden.
Energieleveranciers doen daarentegen wel checks op betaalgedrag van nieuwe klanten. Is van een klant slecht betaalgedrag bekend, dan kan een leverancier deze klant niet weigeren, maar wel verzoeken een waarborgsom te betalen. De waarborgsom komt overeen met de kosten die gemaakt worden door de energieleverancier in de periode die over het algemeen verloopt tussen de vaststelling dat een klant definitief niet gaat betalen – en geen regeling wil afspreken – en het opzeggen van het energiecontract door de leverancier. Het voornemen is om in de lagere regelgeving van de Energiewet de waarborgsom te maximeren.
Wat gaat u eraan doen om ervoor te zorgen dat niet wordt gediscrimineerd op wijken en hoe gaat u voorkomen dat nog meer mensen in armoede belanden?
Het kabinet zet zich in om te voorkomen dat nog meer mensen in armoede belanden. Kortheidshalve verwijs ik u naar het uitgebreide pakket aan koopkrachtmaatregelen waarover uw Kamer via de Miljoenennota (Kamerstuk 36 200, nr. 1) met Prinsjesdag en op 4 oktober (Kamerstuk 36 200, nr. 77) is geïnformeerd.
Versnelling geothermie |
|
Pieter Grinwis (CU), Henri Bontenbal (CDA), Silvio Erkens (VVD), Peter Valstar (VVD) |
|
Rob Jetten (minister zonder portefeuille economische zaken) (D66), Hans Vijlbrief (staatssecretaris economische zaken) (D66) |
|
Deelt u de mening dat de noodzaak om van het aardgas af te komen groter is dan ooit, en dat lopende aardwarmteprojecten niet spaak mogen lopen?
Die mening deel ik en dit is ook de inzet van het kabinet. Hierbij wordt nadrukkelijk bekeken hoe de warmtevraag verduurzaamd kan worden met geothermie als een belangrijke optie. Ik span me daarom ook in om de ontwikkeling van geothermie te ondersteunen binnen de bestaande wettelijke en financiële kaders. En zoals u weet is de Mijnbouwwet specifiek voor geothermie aangepast opdat het wettelijk kader beter aansluit op deze activiteit. De wet is recent door de Eerste Kamer aangenomen. Daarnaast blijf ik samenwerken met de sector om te zien welke wettelijke en financiële kaders mogelijk aangepast zouden moeten worden om de verduurzaming van warmte verder te optimaliseren. Dit doe ik mede op basis van het «Actieplan versnelling geothermie», dat ik onlangs uit handen van de sector heb ontvangen.
Deelt u de mening van dat specifiek op warmte een versnelling moet komen op opschaling van duurzame alternatieven, en dat deze zich alleen al daarop onderscheidt van andere projecten binnen de SDE++? Waarom kan een uitzondering in verlenging van de realisatietermijn voor geothermie in de nieuwe SDE-beschikking wél, maar is een uitzondering met terugwerkende kracht volgens u niet mogelijk? (Kamerstuk 31 239, nr. 364) Bent u bereid, gezien de gascrisis, de motie-Grinwis/Erkens over maatwerkafspraken voor bestaande geothermieprojecten alsnog uit te voeren? (Kamerstuk 31 239, nr. 357) Zo nee, kunt u aangeven hoe u dan wel gaat zorgen voor een maatwerkoplossing voor deze projecten?
De SDE++ is een generieke regeling, die geldt voor een brede set aan technieken voor de productie van hernieuwbare elektriciteit, hernieuwbaar gas, hernieuwbare warmte en andere CO2-reducerende technieken. Op al deze vlakken is verdergaande ontwikkeling noodzakelijk, in die zin is de opschaling van duurzame warmte-alternatieven geen uitzondering. Wel wordt daarbij in de gaten gehouden of de SDE++ ook de ontwikkeling stimuleert die we nodig hebben. Daarom wordt er met de invoering van hekjes in de SDE++ 2023 geborgd dat verschillende domeinen van technieken aan bod komen, in dit geval lage temperatuur-warmte. Ook is er in het klimaatfonds een perceel voor de opschaling van enkele (nog niet kosteneffectieve) technieken, waaronder waterstof en groen gas. In de SDE++ concurreren projecten binnen deze technieken met elkaar in een tender. Het is van belang dat de spelregels van de tender aan de voorkant duidelijk zijn. Een aanpassing na afloop van de tender – met terugwerkende kracht – raakt om twee redenen aan de gelijke behandeling van projecten en daarmee ook aan de betrouwbaarheid van de overheid. Ten eerste is het niet eerlijk ten opzichte van andere projecten die destijds in de tender hebben ingediend en afhankelijk van de concurrentie wel of niet een beschikking hebben gekregen. Ten tweede is het niet eerlijk ten opzichte van, in dit geval, duurzame warmteprojecten die niet hebben ingediend, omdat de voorwaarden niet aantrekkelijk genoeg waren. Een verlenging van de realisatietermijn voor toekomstige projecten was wel mogelijk, omdat dit voor de start van de tender kon worden doorgevoerd.
Voor wat betreft de uitvoering van de motie Grinwis/Erkens (Kamerstuk 31 239, nr. 357) kunnen, zoals eerder aangegeven (Kamerstuk 31 239, nr. 364), initiatiefnemers van geothermieprojecten die met hun realisatietermijn in de knel komen hun beschikking inleveren en opnieuw een aanvraag voor SDE++-subsidie indienen tegen de nieuwe voorwaarden. Zij kunnen dan ook gebruik maken van de verbeteringen die onlangs voor geothermie zijn doorgevoerd: 1) de verlenging van de realisatietermijn van geothermie van vier naar vijf of zes jaar, 2) een langere berekende economische levensduur van 30 jaar, waardoor geothermie in de rangschikking van technieken eerder aan bod komt, 3) verdere differentiatie in het aantal geothermie-technieken in de gebouwde omgeving, waardoor meer soorten projecten een passend subsidiebedrag kunnen krijgen en 4) het hogere openstellingsbudget van € 13 miljard (voor alle technieken) voor zover zij uiterlijk 6 oktober 2022 een aanvraag hebben ingediend.
Hoe staat het met de uitvoering van de motie-Grinwis/Erkens over het in het leven roepen van een tijdelijke correctieregeling duurzame warmte? (Kamerstuk 29 023, nr. 322) Deelt u de zorg van de vragenstellers dat de duurzame warmtetransitie nog verder achter dreigt te lopen door de huidige energiecrisis? Welke aanknopingspunten geeft de huidige crisis om flexibeler om te gaan met de SDE-systematiek, aangezien een strikte interpretatie reden was voor u om de motie te ontraden? Wat is uw reactie op het versnellingsplan voor de geothermie richting 2030, gelanceerd en aangeboden op 15 september 2022? Hoe gaat u het versnellingsplan verankeren in lange- en korte termijnbeleid voor geothermie om zo de bijdrage van geothermie aan de warmtetransitie te optimaliseren?
Over de uitvoering van de motie Grinwis/Erkens (Kamerstuk 29 023, nr. 322) ben ik op dit moment in overleg met de betrokken partijen, waaronder Glastuinbouw Nederland. Deze motie verzoekt de regering om «te bezien wat nodig is om te voorkomen dat onnodig extra aardgas wordt verbrand en de warmtetransitie in de glastuinbouw stokt door bijvoorbeeld een tijdelijke correctieregeling duurzame warmte in het leven te roepen». Een tijdelijke correctieregeling is nadrukkelijk één van de mogelijkheden en wordt nu samen met andere opties verkend. Hierbij is een van de overwegingen om een negatieve invloed van de huidige energiecrisis zoveel mogelijk te voorkomen. Zoals eerder in het antwoord op vraag 2 toegelicht geldt ook hierbij dat het doen van aanpassingen aan bestaande beschikkingen problematisch is. Voor eventuele oplossingsrichtingen kijk ik daarom ook breder dan naar strikt de SDE++-systematiek. Dit moet bovendien in samenhang worden bekeken met de effecten op de lange termijn en in samenhang met andere maatregelen die al ook in het Coalitieakkoord zijn aangekondigd. Ik verwacht uw Kamer op korte termijn hierover nader te kunnen informeren.
Het actieplan van de sector bevat acht denklijnen om de ontwikkeling van geothermie te versnellen. Op basis hiervan ga ik in de komende tijd samen met de sector bekijken wat de bijdrage van de overheid hierin kan zijn. Om dit proces verder te ondersteunen zal ik een Taskforce inrichten, waarin o.a. mijn ministerie, de branchevereniging, EBN en de regionale overheden vertegenwoordigd zullen zijn. De denklijnen zullen voor zowel de korte termijn als lange termijn invulling moeten krijgen.
Hoe gaat u de kansen die de sector ziet voor versnelling en een grotere groei van duurzame warmte in deze tijd van energiecrisis en afschaling van gas maximaal ondersteunen? Bent u met de aardwarmtesector in gesprek over wat daar voor nodig is? Zo nee, bent u bereid dit op korte termijn te doen? Welke mogelijkheden ziet u om, net zoals eerder is gebeurd met gaswinning op zee, een iets andere benadering van de vergunningssystematiek te kiezen om zo sneller aardwarmteprojecten in gebruik te nemen?
Ja, mijn ministerie is hierover in gesprek met de sector o.a. in het kader van het in 2021 gezamenlijk opgestelde «Adviesrapport Geothermie in de Gebouwde Omgeving». Het actieplan van de sector is hier een verbreding van. Zie ook mijn antwoord op vraag 3.
Het voorstel voor de wijziging van de Mijnbouwwet voor de herziening van het vergunningsstelsel voor geothermie, dat naar verwachting in het voorjaar van 2023 in werking zal treden, is juist bedoeld om het vergunningenproces te versnellen. Een goede vergelijking met de voorgenomen versnelling van het vergunningenproces op zee is lastig. Op land is het draagvlak voor ontwikkelingen zoals geothermie bij burgers en overheden van primair belang. Het vooraf goed informeren van de omgeving over geothermie en de rol daarvan in de energietransitie is heel belangrijk. De Mijnbouwwet en Omgevingswet zijn ook zo ingericht dat burgers en overheden een duidelijke rol hebben in het proces van vergunningverlening. Deze stappen kosten weliswaar extra tijd, maar zijn van groot belang voor acceptatie en draagvlak.
Deelt u de mening dat reeds succesvolle aardwarmteprojecten op aanpalende locaties een nieuwe bron moeten kunnen aanboren zonder daarbij het gehele vergunningstraject opnieuw zouden moeten doorlopen?
Nee, deze mening deel ik niet zondermeer. Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 4, is het belangrijk dat er ruimte is in het proces voor omwonenden en de betrokken regionale overheden om zich te kunnen uitspreken. Een nieuwe locatie betekent mogelijk andere omwonenden of een ondergrond die een andere bestemming heeft. Daarnaast zullen voor elke nieuwe locatie de potentiële risico’s en mogelijke overlast in kaart gebracht moeten worden.
Wel is het in de nieuwe vergunningensystematiek – na inwerkingtreding van de gewijzigde Mijnbouwwet – mogelijk dat een houder van een toewijzing zoekgebied een tweede startvergunning in het gebied kan aanvragen. Ook is geregeld dat een houder van een toewijzing zoekgebied een zogenaamde spontane startvergunning kan aanvragen in een aangrenzend open gebied of een concurrerende aanvraag voor een startvergunning kan doen indien de toewijzing zoekgebied bij een ander ligt. In die gevallen kan stap 1, het aanvragen van een toewijzing zoekgebied, overgeslagen worden.
Wanneer verwacht u de uitwerking van een wettelijk kader voor het zogenaamde «uitkoelen», waarmee een grote bijdrage geleverd kan worden aan het besparen van aardgas? Kunt u, gezien de urgentie van de energiecrisis en de noodzaak tot het besparen van gas, binnen vier weken met een kader komen?
Het vernieuwde kader hiervoor is bijna gereed en zal onderdeel worden van de wijziging van de Mijnbouwwet- en regelgeving voor geothermie, die naar verwachting in het voorjaar van 2023 in werking zal treden. Het kader voor «uitkoelen» heeft mogelijk direct effect op de economie van aardwarmte projecten en daarom zal ik bekijken of de vaststelling en implementatie ervan versneld kan worden. Het is wel van belang om dit te doen met de benodigde zorgvuldigheid, omdat extra uitkoeling risico’s met zich mee kan brengen.
Wanneer verwacht u een uitwerking van een wettelijk kader voor risico’s van aardwarmte (zoals seismologie of restschade), welke door de Kamer is verzocht tijdens de plenaire behandeling van Mijnbouwwet? Kunt u, gezien de urgentie van de energiecrisis en de noodzaak tot het besparen van gas, binnen vier weken met een kader komen?
Ook nu al worden vergunningaanvragen conform de vigerende wet- en regelgeving getoetst op basis van een seismische risicoanalyse. Op basis van voortschrijdende kennis is afgelopen jaar gewerkt aan een vernieuwde, meer op geothermie toegespitste methodiek. Dit kader is bijna gereed en zal onderdeel worden van de wijziging van de Mijnbouwwet- en regelgeving voor geothermie, die naar verwachting in het voorjaar van 2023 in werking zal treden. De contouren voor dit kader heb ik geschetst in mijn brief «verantwoord omgaan met fysieke risico’s en onzekerheden bij geothermie» van 20 oktober 2022 aan uw Kamer (Kamerstuk 31 239, nr. 366).
De nieuwe methodiek voor de risicoanalyse voor aardwarmte heeft geen direct effect op de versnelling van geothermie.
Wanneer gaat u perspectief geven aan de glastuinbouw in Noord-Limburg voor wat betreft de warmtevoorziening waar ze niet eens aan de slag mogen met aardwarmte? Kunt u binnen vier weken met een brief daarover komen?
Mijn collega van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit heeft uw Kamer hierover op 19 oktober 2022 geïnformeerd (Kamerstuk 32 627, nr. 41).
Het artikel ‘Scholen die gedwongen hun energiecontract opzegden zijn tot twaalf keer duurder uit’ |
|
Henri Bontenbal (CDA), Habtamu de Hoop (PvdA), Joris Thijssen (PvdA) |
|
Rob Jetten (minister zonder portefeuille economische zaken) (D66), Dennis Wiersma (minister zonder portefeuille onderwijs, cultuur en wetenschap) (VVD) |
|
Heeft u kennisgenomen van het artikel «Scholen die gedwongen hun energiecontract opzegden zijn tot twaalf keer duurder uit»?1
Ja.
Heeft u een duidelijk overzicht alle scholen die door het gedwongen opzeggen van contracten met Gazprom in directe financiële moeilijkheden komen? Heeft u met hen allen contact opgenomen met als doel een oplossing te vinden voor deze extreme prijsstijging?
Er is geen nationaal overzicht welke schoolbesturen welke energieleveranciers hebben. Ik heb dus ook geen volledig beeld welke schoolbesturen hun contract hebben opgezegd bij Gazprom. Wel vraag ik op dit moment de schoolbesturen in een steekproef naar informatie om een beter beeld te krijgen. In deze inventarisatie vraag ik onder meer naar de aard van hun energiecontract, de prijsontwikkeling en de invloed van de hogere energiekosten op het primair proces. Alle ontvangen meldingen rechtstreeks bij mij of via de onderwijskoepels hebben we doorgegeven aan het Ministerie van EZK. Net als bij bijvoorbeeld gemeenten is de Minister voor Klimaat en Energie in gesprek met schoolbesturen die hun best hebben gedaan en nu al wel zijn overgestapt.
Kunt u schetsen welke scenario’s u voorziet voor zowel deze scholen die gedwongen hun contract opzegden alsook alle andere scholen die te maken krijgen met prijsstijgingen? Met welke financiële bandbreedtes houdt u rekening en welke impact hebben die respectievelijk op de financiële situatie van schoolbesturen?
Zoals bij vraag 2 vermeld is het Ministerie van EZK in gesprek met de onderwijsinstellingen die hun energiecontract al hebben opgezegd bij Gazprom.
In hoeverre andere schoolbesturen, zonder contract bij Gazprom, te maken krijgen met de prijsstijgingen verschilt flink. Een groot deel van de schoolbesturen koopt gezamenlijk de energie in. Deze grote inkoper had al veel energie voor 2023 ingekocht en kon daarmee de kosten dempen. Nieuwe deelnemers krijgen wel te maken met hoge prijsstijgingen. Datzelfde zal gelden voor schoolbesturen die zelf energie inkopen en geen vast contract of een aflopend contract hebben. Daarnaast is de financiële positie van schoolbesturen divers, de een heeft meer reserves dan de andere. De bekostiging van onderwijsinstellingen wordt ieder jaar aangepast voor stijgende lonen en prijzen. Het zal per instelling verschillen in hoeverre dit toereikend is voor de op dit moment extreme stijging van de energieprijzen.
Bij de Algemene Politieke Beschouwingen is de motie Paternotte3 aangenomen die het kabinet verzoekt te kijken naar gerichte ondersteuning van scholen en culturele instellingen. Het kabinet spant zich de komende tijd in om uitvoering te geven aan deze motie en de Kamer wordt hierover uiterlijk 1 december bij Najaarsnota geïnformeerd. Het Ministerie van OCW beschikt over een instrumentarium om onderwijsinstellingen in acute liquiditeitsproblemen te helpen. Mochten instellingen al op korte termijn in problemen dreigen te komen, dan kunnen ze zich melden bij het Ministerie van OCW.
Deelt u de mening dat de onderwijskwaliteit absoluut niet mag lijden onder de oplopende energieprijzen? Zo ja, hoe gaat u dit voorkomen?
Scholen en andere onderwijsinstellingen krijgen van de rijksoverheid elk jaar één budget voor de kosten van materiaal en personeel, de lumpsumbekostiging. Om de onderwijskwaliteit te behouden en te verhogen, kunnen instellingen zelf bepalen hoe ze de lumpsum besteden. Daarnaast stelt het huidige kabinet extra middelen, ook buiten de lumpsum, ter beschikking voor de kwaliteit van onderwijs en het bevorderen van de kansengelijkheid. De bekostiging van onderwijsinstellingen wordt ieder jaar aangepast voor stijgende lonen en prijzen. Het zal per instelling verschillen in hoeverre dit toereikend is voor de op dit moment extreme stijging van de energieprijzen.
Zoals bij het antwoord op vraag 3 aangegeven spant het kabinet zich de komende tijd in om uitvoering te geven aan de motie Paternotte4 en wordt de Kamer hierover uiterlijk 1 december bij Najaarsnota geïnformeerd. Het Ministerie van OCW beschikt over een instrumentarium om onderwijsinstellingen in acute liquiditeitsproblemen te helpen. Mochten instellingen al op korte termijn in problemen dreigen te komen, dan kunnen ze zich melden bij het Ministerie van OCW.
Welke plannen en mogelijke maatregelen liggen er klaar om noodlijdende scholen te ondersteunen? Zijn deze plannen toereikend om te voorkomen dat scholen moeten bezuinigen op onderwijsbudget?
Zie antwoord vraag 4.
Op welke wijze worden scholen ondersteund om de huisvesting beter te isoleren? Heeft verduurzaming genoeg urgentie, mede gelet op de ventilatie-eisen die betere isolatie nog noodzakelijker maken?
Verduurzaming heeft zeker genoeg urgentie, zowel bij de schoolbesturen als bij gemeenten. Het kabinet heeft in de Miljoenennota 2022 en in het Coalitieakkoord middelen beschikbaar gesteld voor de verduurzaming van het maatschappelijk vastgoed. Op 3 oktober opent de Subsidieregeling Duurzaam maatschappelijk Vastgoed5 (DUMAVA). Hiermee worden eigenaren van maatschappelijk vastgoed, waaronder ook schoolbesturen en gemeenten, financieel ondersteund bij het verduurzamen van hun schoolgebouwen of integrale kindcentra. Isolatie is één van de maatregelen waarvoor subsidie aangevraagd kan worden.
Schoolbesturen met vragen kunnen terecht bij Ruimte OK, de partner voor het funderend onderwijs binnen het Kennis- en Innovatieplatform Verduurzaming Maatschappelijk Vastgoed. Daarnaast kunnen kleine onderwijsinstellingen ook ontzorgd worden via het Ontzorgingsprogramma Maatschappelijk vastgoed in samenwerking met provincies. Gemeenten die aan de slag gaan met het verduurzamen van schoolgebouwen kunnen bij RVO en ook bij Ruimte OK terecht, en ook kleine gemeenten kunnen deelnemen aan het Ontzorgingsprogramma.
Uiteraard geven al deze partijen goede voorlichting over het belang van het goed combineren van isoleren en ventileren.
Ruimte OK en Platform31 hebben vanaf 2018 het Innovatieprogramma Aardgasvrije en Frisse basisscholen uitgevoerd, wat 11 scholen heeft begeleid, een rekentool en veel praktische kennis heeft opgeleverd.
In het Programma «Scholen besparen energie» dat in 2019 startte, begeleidde Ruimte OK via Energiebespaarders scholen en gemeenten bij verduurzamingsvraagstukken.
Hoe de middelen uit het Coalitieakkoord voor het maatschappelijk vastgoed precies ingezet worden is het kabinet nog aan het uitwerken.
Zijn er, zoals voor kantoorgebouwen, concrete prestatiedoelen of -afspraken over verduurzaming van schoolgebouwen? Zo nee, waarom niet? Zo ja, welke, en worden scholen hier voldoende in ondersteund?
Redelijk wat bestaande schoolgebouwen moeten, afhankelijk van het energiegebruik6, in de eerste plaats voldoen aan de Energiebesparingsplicht en Informatieplicht.
De Minister voor Klimaat en Energie en de Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening werken aan de aanscherping van deze verplichtingen7. Met de geactualiseerde verplichting worden ook hernieuwbare energie producerende maatregelen verplicht als deze zich binnen 5 jaar terugverdienen. Ook wordt de terugverdientijdmethodiek aangepast en wordt de Erkende Maatregelenlijst geactualiseerd. De consultatie van deze lijst is net afgerond.8
Daarnaast werkt de Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening, zoals afgesproken in het Klimaatakkoord (2019), aan een wettelijke eindnorm voor de energieprestatie van bestaande utiliteitsgebouwen in 2050 en zal hierover in oktober de Tweede Kamer informeren. Bovendien heeft de Europese Commissie verschillende voorstellen gedaan voor de verduurzaming van bestaande gebouwen. Een aantal voorstellen zijn specifiek gericht op maatschappelijk vastgoed waar ook scholen onder vallen. De Energy Performance of Buildings Directive (EPBD)9 en de Energy Efficiency Directive (EED) worden bijvoorbeeld herzien. Naar verwachting zullen de EPBD en de EED in 2023 worden vastgesteld, en vervolgens in nationale wetgeving vertaald.
Erkent u dat er grote verschillen zijn tussen scholen, zowel qua staat van de huisvesting als de hoogte van de reserves, en dat deze energiecrisis onevenredige uitwerking kan hebben op kinderen uit minder welvarendere buurten? Hoe bestrijdt u deze kansenongelijkheid?
Het klopt dat er grote verschillen zijn tussen scholen en daardoor ook grote verschillen in energieverbruik. Het is niet zo dat de verouderde schoolgebouwen altijd in de minder welvarende buurten staan en ook in minder welvarende buurten worden nieuw scholen gebouwd, of bestaande scholen gerenoveerd. Voor de bestrijding van achterstanden krijgen scholen in minder welvarende buurten bekostiging en zijn aanvullend daarop NPO-middelen beschikbaar gesteld.
Zou u deze vragen willen beantwoorden voor het commissiedebat onderwijshuisvesting funderend onderwijs d.d. 6 oktober 2022?
Ja.
De marktordening van Carbon Capture and storage (CCS) |
|
Henri Bontenbal (CDA) |
|
Rob Jetten (minister zonder portefeuille economische zaken) (D66) |
|
Kunt u beschrijven op welke wijze u de marktordening ten aanzien van CO2-opslag onder de Noordzee wil gaan vormgeven?
Zie het antwoord bij vraag 2.
Op basis van welke argumenten kiest u voor een publieke, private of publiek-private route ten aanzien van de CO2-transportinfrastructuur en de gasvelden waarin de CO2 wordt opgeslagen? Hoe weegt u daarin de publieke belangen die een rol spelen?
De wijze waarop de marktordening ten aanzien van CO2-opslag onder de Noordzee wordt vormgegeven staat beschreven in de brief van de toenmalige Minister van Economische Zaken en Klimaat over de rol van staatsdeelnemingen in CCS van 5 juli 2021 (Kamerstuk 32 813, nr. 758).
In 2017 hebben de staatsdeelnemingen Gasunie, EBN en het Havenbedrijf Rotterdam het initiatief genomen om hun ervaring en expertise in te zetten om CO2-transportinfrastructuur in het Rotterdamse havengebied en opslaglocaties onder de Noordzeebodem te ontwikkelen (Porthos). Deze deelnemingen hebben destijds het voortouw genomen, met name omdat er nog veel onzekerheid was t.a.v. de randvoorwaarden zoals de ETS-prijs, subsidies en marktinteresse. Na het opzetten van Porthos is er marktinteresse ontstaan om CO2-transportinfrastructuur en opslagfaciliteiten te ontwikkelen, beheren en exploiteren. Zo is het project Aramis momenteel in ontwikkeling, een initiatief van het consortium Shell, TotalEnergies, Gasunie en EBN. Maar er zijn ook partijen die transport van CO2 per schip ontwikkelen (Carbon Collectors), en heeft een consortium met o.a. Neptune deze zomer aangekondigd bestaande gasinfrastructuur te willen inzetten voor transport en grootschalige opslag van CO2 onder de Noordzee.
Het is nu dan ook mijn inzet om vooral deze marktpartijen de ruimte te bieden om de markt voor CCS organisch te laten groeien en verder te ontwikkelen. Voor staatsdeelnemingen voorzie ik daarbij de volgende rollen:
Gegeven de interesse van marktpartijen om de markt van CCS verder te ontwikkelen zijn andere instrumenten doeltreffender en doelmatiger om relevante belangen te borgen dan de inzet van een staatsdeelneming, te weten:
De hierboven geschetste marktordening is wat mij betreft de juiste route. Inmiddels zijn de kaders helder: er is subsidie via de SDE++ voor emittenten, er is interesse vanuit de markt, en er zal naar verwachting op den duur meer grensoverschrijdende concurrentie ontstaan tussen CO2 transport- en opslagprojecten die in andere Europese landen worden ontwikkeld. Door nu de marktordening anders in te steken, bijvoorbeeld door het geven van een verdergaande rol aan staatsdeelnemingen of het inzetten op aanvullende regulering, kan er weer onzekerheid ontstaan bij marktpartijen die nu juist het initiatief nemen. Dit kan de ontwikkeling van de CCS-markt verder vertragen en doelen verder uit zicht plaatsen. Niet alleen is hier geen aanleiding voor, het is dus ook risicovol voor de verduurzaming van onze industrie.
Klopt het dat in het CCS-project Aramis twee olie- en gasbedrijven (Shell en TotalEnergies) een belangrijke rol spelen en dat er daarmee een risico is op een te grote marktmacht voor deze partijen? Hoe gaat u ervoor zorgen dat er geen misbruik wordt gemaakt van deze positie?
Ja, het klopt dat Shell en TotalEnergies de initiatiefnemers zijn van het Aramis-project. In september 2021 hebben EBN en Gasunie zich bij het consortium gevoegd om het project verder te ontwikkelen. Het Aramis-project ontwikkelt CO2-transportinfrastructuur naar een gebied in het noordwesten van de Noordzee waar zich een groot opslagpotentieel bevindt. Hier liggen ook (bijna) uitgeproduceerde gasvelden van Shell en Total die voor opslag gebruikt kunnen worden. Om van start te kunnen gaan, gaat Aramis uit van een minimaal volume van ca. 5 Mton. Dit wordt de «launching phase» genoemd. Op 27 juni 2022 jongstleden heeft de Autoriteit Consument en Markt (ACM) toestemming gegeven aan Shell en TotalEnergies om samen te werken bij de CO2-opslag in lege gasvelden op de Noordzee voor deze «launching phase». De ACM stelt dat samenwerking in deze fase van het project noodzakelijk is om dit initiatief van de grond te krijgen en de klimaatvoordelen te realiseren. Gelet hierop stelt de ACM dat het niet erg is dat de concurrentie tussen Shell en TotalEnergies in de «launching phase» in geringe mate wordt beperkt.
Het risico op marktmacht is inderdaad aanwezig indien één of twee grote spelers cruciale delen van een keten in hun beheer hebben. Shell en TotalEnergies zullen bij het Aramis project voorzien in twee onderdelen van de keten: (1) CO2-opslag, te weten lege opslagvelden die in eigendom zijn van Shell of TotalEnergies en (2) transport waarbij straks meerdere emittenten (bedrijven die CO2 afvangen en aanbieden) en meerdere eigenaren van lege opslagvelden zich kunnen aansluiten.
Voor CO2-opslag is het niet evident dat er een te groot risico op marktmacht kan ontstaan voor Shell en TotalEnergies. Op den duur zullen meerdere aanbieders zich kunnen aansluiten op de hoofdinfrastructuur van Aramis, waardoor verschillende eigenaren van CO2-opslagvelden met elkaar zullen concurreren op het opslagtarief. Aramis is momenteel al in gesprek met andere operators om aansluiting op de infrastructuur voor opslag te realiseren. Zoals aangegeven bij het antwoord op vraag 1 en 2 is een exploitant van een transportnetwerk voor CO2 op grond van de Mijnbouwwet ook verplicht om derden toegang te verlenen op redelijke, transparante en niet-discriminerende voorwaarden. Beroep op een gebrek aan capaciteit of verbindingsmogelijkheden kan niet worden gedaan indien dit met het uitvoeren van de nodige capaciteitsverhogende werkzaamheden kan worden opgeheven, voor zover dit economisch verantwoord is of de verzoeker bereid is de werkzaamheden te betalen.
Voor CO2-transport kan een situatie ontstaan dat de infrastructuur in beheer van Aramis leidt tot een monopoliepositie, wat een risico met zich meebrengt op misbruik van marktmacht. De toegang van nieuwe CCS-aanbieders wordt echter geborgd via de Mijnbouwwet. Hierin is, conform de eisen van de Europese CCS-richtlijn, de verplichting opgenomen om non-discriminatoire toegang tot transportinfrastructuur en opslaglocaties te verlenen aan derde partijen die zich willen aansluiten op de infrastructuur van Aramis (open access). Over de verplichting om toegang te verlenen en de voorwaarden daarvoor kunnen eventueel nadere regels worden gesteld, indien dat nodig blijkt.
Marktmacht kan niet alleen gepaard gaan met een discriminatoire toegang van nieuwe CCS-aanbieders. Het kan ook tot hogere prijzen leiden voor de Nederlandse industrie die afhankelijk is van CCS voor haar verduurzaming op korte termijn. Naast het vereiste dat de prijs redelijk, transparant en niet-discriminerend moet zijn, wordt dit risico gemitigeerd door het beleid dat reeds is ingezet. Zo kunnen emittenten gebruik maken van een SDE++-subsidie om hun CO2-afvang te bekostigen. De subsidie is gebaseerd op een kostenplusbenadering voor het Aramis-consortium. In combinatie met het Europese ETS-systeem zorgt dit ervoor dat Shell en TotalEnergies niet te hoge prijzen in rekening kunnen brengen bij de gebruiker. Het zou dan immers goedkoper zijn voor emittenten om CO2 uit te stoten dan af te vangen. Daarnaast zal er op den duur ook concurrentie ontstaan voor de transportleiding wat de potentiële marktmacht van Aramis inperkt. Zo zal het consortium op den duur moeten concurreren met aanbieders die CO2 per schip vervoeren. Dit scenario wordt binnenkort werkelijkheid. Recent heeft Yara bekend gemaakt een overeenkomst te hebben afgesloten met het Noorse project Northern Lights om haar CO2 via schip aan te leveren bij een Noors opslagveld. Ik ben ook in gesprek met de Noorse overheid om, voor zover nodig, afspraken hiervoor vast te leggen.
Tot slot is CCS voor veel emittenten een tussenoplossing. Op den duur zal Aramis niet alleen concurrentie ondervinden van andere CCS-initiatieven. Het zal ook moeten concurreren met andere toepassingen voor verduurzaming (elektrificatie, waterstof). Gegeven deze ontwikkelingen acht ik het risico dat de marktmacht van Aramis publieke belangen schaadt gering. Middels het MIEK zullen de ontwikkelingen binnen CCS-infrastructuurprojecten gemonitord worden.
Hoe gaat u ervoor zorgen dat de toegang tot het Aramis-project, de voorwaarden waaronder en de tarieven voor alle partijen goed geregeld zijn en ook worden gereguleerd en gemonitord?
Zie antwoord vraag 3.
Klopt het dat u een externe partij opdracht heeft gegeven een analyse te maken van de benodigde marktordening? Bent u bereid de bevindingen met de Kamer te delen?
Er is geen opdracht verschaft aan een externe partij om een analyse te maken van de benodigde marktordening voor de CCS-markt. De marktordening is immers al op grote lijnen vastgesteld en gecommuniceerd naar uw Kamer in de brief van 5 juli 2021 jl.
Wel heb ik in aanloop naar de openstelling van de SDE++ ronde van deze zomer een onafhankelijk adviseur gevraagd om de huidige knelpunten in de ontwikkeling van de CCS-markt in kaart te brengen. Deze bevindingen zullen gebruikt worden om vervolgstappen te formuleren om knelpunten weg te nemen.
De rol van afvalenergiecentrales in Nederland en Europa. |
|
Erik Haverkort (VVD), Agnes Mulder (CDA), Henri Bontenbal (CDA) |
|
Rob Jetten (minister zonder portefeuille economische zaken) (D66), Vivianne Heijnen (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (CDA) |
|
Bent u bekend met het rapport van Royal Haskoning over de rol van afvalenergiecentrales in Europa en Nederland?1
Ja, ik heb kennisgenomen van het rapport van Royal Haskoning.
Hoe beoordeelt u de conclusie van dit rapport dat de afvalimportheffing er weliswaar voor heeft gezorgd dat er minder afval werd geïmporteerd, maar dat er door deze heffing niet minder afval werd verbrand in de afvalenergiecentrales en de CO2-uitstoot zelfs licht toenam?
Het kabinet heeft in 2019 besloten de uitzondering in de afvalstoffenbelasting voor het verbranden en storten van buitenlands afval in Nederland te schrappen. Sinds 1 januari 2020 dient er dus over zowel binnenlands als over buitenlands afval dat gestort of verbrand wordt afvalstoffenbelasting te worden betaald. Strikt genomen is er dus geen sprake van een «importheffing». Recycling in Nederland, dus ook van geïmporteerd afval, blijft buiten de heffing.
Het is juist dat er sindsdien minder buitenlands afval in Nederland is verbrand. De conclusie dat de CO2-uitstoot licht toenam, deel ik niet. In tabel 7.8 van de NIR20222 staat dat de fossiele CO2-emissies van afvalverbranding in 2020 lager zijn dan in 2019. Dat er in 2020 geen sprake was van een significante daling van het afval dat in Nederland verbrand werd, heeft andere redenen. In 2019 viel een groot deel van de capaciteit van de afvalverbrandingsinstallatie (AVI) in Amsterdam weg. Omdat Nederlandse AVI’s vol zaten, is een deel van het Nederlands brandbaar afval opgeslagen. We zien sinds 2020 dat de hoeveelheid opgeslagen brandbaar afval in Nederland weer terugloopt en er door afvalbedrijven een inhaalslag wordt gemaakt. Aannemelijk is dat een deel van de vrijgevallen capaciteit gebruikt is voor het extra afval dat als gevolg van de coronapandemie moest worden verwerkt. Verder zien wij een afname in de hoeveelheid Nederlands brandbaar afval dat met ontheffing wordt gestort in Nederland. Een overzicht van de cijfers vindt u terug in de jaarlijkse rapportage van de werkgroep afvalregistratie van Rijkswaterstaat.3
Wordt uw conclusie uit de brief van 21 april 2022 (Kamerstuk 32 852, nr. 189) dat de afvalimportheffing tot een CO2-besparing van 0,381 Mton leidt onderschreven door het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL)? Is deze besparing alleen gebaseerd op de schoonsteenemissies of zijn daarbij ook de emissies in de keten meegenomen? Wilt u dit nogmaals navragen bij het PBL en het antwoord van het PBL in de beantwoording meenemen?
Uw Kamer heeft mijn voorganger gevraagd de berekeningen van het PBL met uw Kamer te delen. Dat heb ik op 21 april 2022 met betreffende Kamerbrief gedaan. In de met u gedeelde berekening komt het PBL tot een CO2-besparing in Nederland van 0,381 Mton in 2030 als gevolg van het onder de afvalstoffenbelasting brengen van het verbranden en storten van buitenlands afval. In deze berekening gaat het om schoorsteenemissies in Nederland en heeft het PBL-rekening gehouden met de substitutie door andere vormen van energie- en warmteopwekking op basis van de dan verwachte energiemix.
Deelt u de mening dat het om het gehele effect van deze maatregel te meten ook nodig is om de vermeden emissies door de energieproductie doorafvalenergiecentrales, (metaal)recycling en het voorkomen van het storten van afval in het buitenland mee te nemen in de berekening? Zo nee, waarom niet?
Het kabinet heeft, zoals bij alle klimaat- en Urgenda-maatregelen, gekeken naar de klimaateffecten in Nederland en laat deze monitoren door het PBL. In het effect van de maatregel is al rekening gehouden met de vermeden emissies door de energieproductie van AVI’s in Nederland. Ook kijkt het kabinet bij het nemen van klimaatmaatregelen naar mogelijke weglekeffecten. Daarbij is rekening gehouden met het feit dat de Europese Unie lidstaten verplicht storten terug te dringen en zoveel mogelijk in te zetten op recycling. Ik deel de mening dat ook ketenemissies buiten Nederland een rol kunnen spelen in de formulering van nationaal beleid. Echter, ook het meenemen van de in het onderzoek genoemde factoren geeft een beperkt beeld. Zo wordt bijvoorbeeld de metaalrecycling uit bodemassen niet afgezet tegen de recycling zonder verbranding in een AVI, die met betere bron- en nascheiding zou gelden.
Overigens bestaan er effectievere wijzen om deze emissies te vermijden. Zoals betere bron- en nascheiding om vervolgens te recyclen. Immers, met verbranden in een AVI gaan veel waardevolle grondstoffen verloren en kunnen metalen en andere fracties in veel gevallen maar beperkt en vaak tegen hogere kosten achteraf worden herwonnen. Het is dus beter om verbranding te voorkomen en zoveel mogelijk aan de voorkant te scheiden en te recyclen.
Bent u bereid om het totale effect van de afvalimportheffing, inclusief vermeden emissies door de energieproductie door deafvalenergiecentrales, (metaal)recycling en het voorkomen van het storten van afval in het buitenland door het PBL te laten berekenen? Zo nee, waarom niet?
Het PBL heeft al gekeken naar de totale effecten van de maatregel op Nederlandse bodem en rekening gehouden met de vermeden emissies door de energieproductie van AVI’s in Nederland, zoals gebruikelijk voor alle klimaatvoorstellen.
Hoe ziet u de rol van de Nederlandse afvalenergiecentralesbinnen het klimaatneutrale energiesysteem van de toekomst?
In de basis is de huidige brandstof van AVI’s voornamelijk plastics, papier, karton en andere biogene reststromen. In een circulaire economie worden deze afvalstromen op een veel hoogwaardigere wijze ingezet dan het verbranden in AVI’s. Het beleid is er dan ook op gericht om weg te bewegen van storten en verbranden naar meer hoogwaardige vormen van verwerking. Verbranding als verwerkingsmethode zal waarschijnlijk alleen nog nodig zijn voor bepaalde afvalstromen, bijvoorbeeld medisch of gevaarlijk afval, maar zal niet meer in de huidige vorm en omvang plaatsvinden. Dat geldt dus ook voor energielevering uit afvalverbranding. Dit zou immers betekenen dat we potentiële waardevolle secundaire grondstoffen zouden moeten blijven verbranden vanuit het oogpunt van energievoorziening. Dat is vanuit het perspectief van de circulaire economie, noch vanuit de klimaatopgave wenselijk.
Deelt u de constatering dat afvalenergiecentrales ook in de toekomst nog een belangrijke rol kunnen spelen als bron van hernieuwbare warmte? Zo nee, waarom niet?
Zolang er behoefte aan afvalverbrandingscapaciteit bestaat in Nederland is het goed de warmte van deze installaties te benutten. Echter, met het verminderen van de hoeveelheid brandbaar afval in de toekomst zal ook de bijdrage van afvalverbranding aan de levering van warmte afnemen. Overigens wordt alleen de warmte van afvalverbranding afkomstig van het biogene deel van het afval tot hernieuwbare warmte gerekend, een substantieel deel van de brandstof van AVI’s (plastics) heeft een fossiele oorsprong en is dus niet hernieuwbaar.
Kunt u aangeven wat de huidige energieproductiecapaciteit van de afvalenergiecentrales is uitgedrukt in kubieke meters aardgas en welk deel daarvan bestempeld kan worden als duurzaam opgewekte energie?
Het aandeel hernieuwbare energie van AVI’s is op basis van gegevens over 2020 vastgesteld op 54%.4 Het is niet goed mogelijk om de geproduceerde energie (warmte en elektriciteit) terug te rekenen naar aardgas als brandstof. Dit zal in grote mate afhangen van de rendementen van de installaties waarin het gas wordt toegepast en het rendement van de AVI voor de verschillende energievormen. Om u een idee te geven: voor de elektriciteitsproductie geldt dat het rendement van een moderne grootschalige aardgascentrale ongeveer 60% is, van een steenkoolcentrale is dat ongeveer 46% en van een AVI is dat doorgaans een stuk lager, zo’n 35%.
Voor warmte gelden weer andere rendementen, zo is het rendement van een cv-ketel ongeveer 94%, van warmte uit aardgas als stoom maximaal 85% en van een AVI voor warmte doorgaans 80–85%. AVI’s leveren over het algemeen hoge temperatuur warmte en stoom. Deze is het meest efficiënt in te zetten voor industriële toepassingen, of via de gecombineerde opwekking van elektriciteit en warmte.
Hoe kijkt u naar het belang van afvalenergiecentrales als gedeeltelijke vervanging voor het wegvallen van houtige biomassa als bron van hernieuwbare warmte?
Het is voor het kabinet van belang dat we niet afhankelijk worden van afvalverbranding voor de levering van warmte. Zolang er afvalverbranding is in Nederland is het goed om gebruik te maken van de aftapwarmte die deze centrales produceren. Aftapwarmte uit AVI’s zal de komende jaren nog een belangrijk aandeel hebben in de warmtevoorziening, die echter geleidelijk zal worden afgebouwd. Het kabinet werkt aan het opschalen van CO2-vrije en hernieuwbare warmtebronnen die de rol van aftapwarmte en warmte uit houtige biomassa overnemen, tot uiteindelijk een volledig duurzame warmtebronnenmix is gerealiseerd. Een AVI als warmtebron ligt in de aanloop naar een volledig circulaire en klimaatneutrale economie steeds minder voor de hand.
Wat is uw visie op CO2-afvang bij afvalenergiecentrales? Welke mogelijkheden ziet u om door middel van CO2-afvang de CO2-uitstoot per ton verbrand afval te doen dalen en wellicht op termijn zelfs energie te produceren in de afvalenergiecentrales met een negatieve CO2-voetafdruk?
Voor het verminderen van de uitstoot van AVI’s zet het kabinet, door middel van hergebruik en recycling, met name in op het verminderen van de hoeveelheid afval die in Nederland wordt verbrand. Naast deze maatregelen levert CO2-afvang en opslag een bijdrage aan het behalen van de klimaatopgave in 2030. Onder het Klimaatakkoord hebben AVI’s een opgave van 1 Mton CO2-reductie in 2030. De installaties vallen ook onder de CO2-heffing. CO2-afvang wordt door het kabinet gezien als tussenstap voor industriële toepassingen waar emissie-loze alternatieven vooralsnog geen optie zijn. Voor de CO2-afvang bij afvalverbrandingsinstallaties kunnen momenteel subsidies worden aangevraagd. CO2kan permanent worden opgeslagen of worden geleverd aan bijvoorbeeld de glastuinbouw om zelfgeproduceerde CO2te vervangen. Daarbij verdient het de voorkeur om de CO2-behoefte in te vullen met niet-fossiele CO2om blijvende afhankelijkheid van fossiele CO2te voorkomen.
Met de opslag van CO2kunnen negatieve emissies worden behaald wanneer CO2uit biogene bronnen wordt opgeslagen. Over het al dan niet rekenkundig mogen toekennen van negatieve emissies aan het opslaan van CO2-stromen met zowel een fossiele als biogene component loopt op dit moment een Europees proces. Het kabinet streeft binnen Europa naar een snelle operationalisatie van mogelijkheden voor negatieve emissies. Hoe dan ook is er op weg naar een volledig circulaire economie steeds minder afvalverbranding nodig. Het Kabinet is altijd bereid om te praten over verduurzaming van de sector.
Wat is het potentieel voor CO2-afvang bij de Nederlandse afvalenergiecentrales uitgedrukt in Mton CO2? Wat is er voor nodig om dit potentieel te benutten en wat is daarbij uw inzet?
Volgens een rapport van Royal HaskoningDHV uit 20215 wordt momenteel jaarlijks circa 9 Mton CO2uitgestoten bij AVI’s en slibverbrandingsinstallaties, waarvan nu 62% van de uitstoot als biogeen geldt. Voor een mogelijke inschatting van het potentieel verwijs ik u naar ditzelfde rapport waar een aantal toekomstscenario’s voor het potentieel van CO2-afvang zijn opgenomen, waaronder bij AVI’s. Het potentieel voor CO2-afvang bij AVI’s is onder andere afhankelijk van de hoeveelheid afval die nog verbrand wordt de komende jaren. Voor de CO2-afvang, transport en opslag bij AVI’s kunnen momenteel subsidies worden aangevraagd, bijvoorbeeld via de SDE++ en de Topsector Energie (TSE)-regelingen. Het kabinet zal de komende tijd bezien hoe instrumenten zo kunnen worden ingezet dat zij zowel de transitie naar een klimaatneutrale economie als de transitie naar een circulaire economie ondersteunen.
Welke rol ziet u voor Nederlandse afvalenergiecentrales bij het realiseren van de roadmap chemische recycling? Deelt u de mening dat de afvalenergiecentrales hierbij een toegevoegde waarde kunnen hebben als zij middels plastic nascheiding op (geïmporteerd) restafval kunnen zorgen voor een voor chemische recycling geschikte plasticstroom?
Het kabinet ondersteunt het belang van de uitvoering van de roadmap chemische recycling. Binnen de industrie zijn een aantal concrete projecten in een vergevorderd stadium die op grote schaal plastics recyclen door middel van chemische recycling. Het kabinet ziet geen bezwaren in de aanvoer van brongescheiden plasticstromen uit het buitenland om in Nederland chemisch te recyclen. Recyclen van afval wordt ook niet belast onder de afvalstoffenbelasting. Het kabinet benadrukt echter dat het, met het oog op het klimaat- en circulaire economie beleid voor de langere termijn, onwenselijk is om restafval met een substantieel deel niet-recyclebaar afval uit het buitenland te halen om hier in Nederland na te scheiden en chemisch te recyclen en de rest hier te verbranden. Afvalverbranding levert ongeacht de herkomst van het afval immers lokale emissies en bodemassen op.
Herkent u de constatering uit het rapport van Royal Haskoning dat het feit dat er in de EU veel meer brandbaar afval dan verbrandingscapaciteit beschikbaar is, betekent dat bij het sluiten van verbrandingscapaciteit in Nederland er elders in de EU of in het VK meer afval gestort zal worden, met additionele CO2-emissies als gevolg? Hoe weegt u dit feit mee in uw visie op de toekomstige rol van de Nederlandse capaciteit aan afvalenergiecentrales?
De Europese Unie verplicht lidstaten storten terug te dringen en zoveel mogelijk in te zetten op recycling. De aanname dat alles wat niet in Nederland of elders verbrand wordt leidt tot stortemissies in het buitenland wordt niet gedeeld. Het merendeel van het in Nederland verbrande buitenlandse afval kwam in 2019 uit het Verenigd Koninkrijk. Ondanks dat het VK inmiddels geen deel meer uitmaakt van de Europese Unie, is ook daar sinds 2019 minder afval gestort.6
Hoe kijkt u aan tegen de vaststelling uit het rapport dat er in de Europese Unie in de periode tot 2035 zo’n 41 Mton capaciteit aan afvalenergiecentrales (vijf keer de Nederlandse capaciteit) bijgebouwd zal moeten worden om te voorkomen dat dit afval wordt gestort? Deelt u constatering dat dit betekent dat de huidige Nederlandse overcapaciteit, in ieder geval tot het moment dat deze capaciteit Europees gerealiseerd is, voorkomt dat er elders afval wordt gestort en daarmee ook methaan wordt uitgestoten?
Het kabinet ziet inzetten op meer en hoogwaardigere recycling als een effectiever pad dan verbrandingscapaciteit bijbouwen of bestaande capaciteit met belastingvoordelen te faciliteren in het verbranden van afval uit andere landen. Afvalverbranding levert ongeacht de herkomst van het afval immers lokale emissies en bodemassen op. Ten overvloede, investeringen in afvalverbranding worden bovendien binnen de EU ook niet meer gezien als investeringen in een economische activiteit die substantieel bijdraagt aan de transitie naar een circulaire economie.7