Bent u bekend met de berichten «Vrees voor Iraans doodseskader in Nederland: «Huurmoordenaars ingezet om critici te executeren»1 en «Aanslag op Iraanse acitiviteits in Nederland mogelijk voorkomen»?2
Ja.
Waarom schreef u in antwoord op schriftelijke vragen op 22 maart 2024 dat Nederland niet betrokken is bij het opsporingsonderzoek naar de moordaanslag op de Spaanse politicus van Iraanse origine Alejo Vidal-Quadra, terwijl de hoofdverdachte Mehrez A. inmiddels in Nederland is aangehouden?3
Zoals aangegeven in de antwoorden op uw schriftelijke vragen op 22 maart 2024 waren de Nederlandse opsporingsautoriteiten niet betrokken bij het onderzoek naar de aanslag op de Spaanse politicus Alejo Vidal-Quadra.
Zoals het Openbaar Ministerie bekend heeft gemaakt op 26 juni 2024 zijn op 6 juni 2024 twee mannen aangehouden die worden verdacht van het voorbereiden van de liquidatie van een in Nederland verblijvende Iraanse activist en journalist. Het Openbaar Ministerie is toen een strafrechtelijk onderzoek gestart. Een van de twee aangehouden mannen bleek vervolgens eveneens te worden verdacht van een poging tot liquidatie op de Spaanse politicus Alejo Vidal-Quadra.
In hoeverre wordt actief ingezet op het blootleggen van de rol van het Iraanse regime in zowel de mislukte moordaanslag in Spanje op Alejo Vidal-Quadra als de verijdelde moordaanslag in Nederland op Siamak Tadayon Tahmasbi?
Ik kan niet verder ingaan op de details van een lopend strafrechtelijk onderzoek omdat dit het lopende onderzoek zou kunnen schaden.
Wat vindt u van de samenwerking die het Iraanse regime aangaat met criminelen in diverse landen, waaronder Nederland, om dissidenten te vermoorden?
Het kabinet vindt ongewenste buitenlandse inmenging in onze vrije en open maatschappij volstrekt onwenselijk en niet acceptabel. Burgers in Nederland moeten in vrijheid kunnen leven en hun eigen keuzes maken, zonder door autoriteiten van derde landen in die keuzes te worden beperkt. Sinds 2018 hanteert het kabinet daarom een aanpak tegen ongewenste buitenlandse inmenging, bestaande uit drie sporen: te weten het diplomatieke spoor, het weerbaarheidsspoor en het bestuurlijk/strafrechtelijke spoor.4
Voor zover de conclusie zou kunnen worden getrokken dat een statelijke actor de samenwerking aangaat met criminelen in diverse landen, ziet het kabinet dergelijke vijandige acties als een onacceptabele schending van de Nederlandse soevereiniteit en/of de soevereiniteit van derde landen.
Welke risico’s lopen Iraanse dissidenten op dit moment in Nederland?
Het kabinet is zich terdege bewust van de dreiging tegen Iraanse dissidenten. Zoals ook in het Dreigingsbeeld Statelijke Actoren 2 en het jaarverslag van AIVD 2023 is geconstateerd, ontplooit Iran uiteenlopende inlichtingen- en beïnvloedingsactiviteiten, onder meer gericht op hun diaspora in Nederland. In hetzelfde Dreigingsbeeld Statelijke Actoren is beschreven dat opposanten van autoritaire regimes, bijvoorbeeld dissidenten en critici, een verhoogd risico lopen om geïntimideerd, bedreigd, gearresteerd of vervolgd te worden. Daarnaast is opgemerkt dat sommige statelijke actoren eveneens bereid zijn om opposanten in het buitenland te ontvoeren of om geweld tegen hen te gebruiken, of in het uiterste geval liquidaties uit te voeren.
In algemene zin kan ik zeggen dat waar het de fysieke veiligheid van individuele personen betreft en nodig wordt geacht op basis van actuele dreigingsinformatie, beveiligingsmaatregelen kunnen worden getroffen. Ook hier geldt dat het kabinet zich niet in het openbaar uitspreekt over dergelijke informatie.
Is de aanhouding van Mehrez A. en het voorkomen van een moordaanslag in Nederland, nu eindelijk voldoende om de Iraanse Revolutionaire Garde op de Europese terreurlijst te plaatsen? Zo ja/nee, waarom?
Ik kan niet ingaan op een lopend strafrechtelijk onderzoek. Wel kan ik zeggen, zoals uw Kamer bekend, dat het kabinet voorstander is van het plaatsen van het IRGC op de EU terrorisme-sanctielijst. Nederland staat hierover in nauw contact met andere lidstaten. Hierover is in Europees verband echter (nog) geen consensus.
Te weinig personeel voor het toezicht op de AIVD en MIVD |
|
Michiel van Nispen (SP) |
|
Hugo de Jonge (CDA) |
|
![]() |
Wat is uw reactie op de berichten in het AD en het NRC over het toezicht op de AIVD en MIVD?1, 2
Wij verwijzen voor dit antwoord graag naar de brief van het vorige kabinet van 26 juni 2024.3
Wat is uw reactie op de toezichthouders op de geheime diensten die spreken van een afschaling van het toezicht terwijl een opschaling beloofd was, en dat inmiddels al belangrijke onderzoeken zijn uitgesteld?
Het toezicht op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten wordt niet afgeschaald. Bij de toepassing van de Tijdelijke wet wordt rekening gehouden met de capaciteitsproblemen die de CTIVD ondervindt zodat de toepassing van bevoegdheden onder de condities van de Tijdelijke wet aansluit bij de uitvoerings- en toezichtspraktijk.
Uit het jaarverslag van de CTIVD over het jaar 2023 (gepubliceerd op 24 april 2024) blijkt dat de CTIVD één onderzoek vanwege beperkte capaciteit heeft besloten uit te stellen.4 Dit staat echter los van de inwerkingtreding van de Tijdelijke wet. De CTIVD verricht haar onderzoeken namelijk op basis van de Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten 2017. Hier wordt met de Tijdelijke wet niets aan veranderd en het vermogen van de CTIVD om onderzoeken te verrichten is ook niet afhankelijk van de capaciteitsuitbreiding, die immers is toegekend voor de uitvoering van de Tijdelijke wet.
Hoe kan het dat het nieuwe toezichtstelsel voor de inlichtingen- en veiligheidsdiensten niet gereed is?
Wij hechten er aan om te benadrukken dat met de invoering van de Tijdelijke wet er géén sprake is van een nieuw toezichtstelsel. Er is met de Tijdelijke wet bij een aantal bestaande bevoegdheden sprake van een accentverschuiving in het stelsel van toetsing en toezicht: van toetsing voorafgaand aan de operatie door de Toetsingscommissie Inzet Bevoegdheden (TIB) naar bindend toezicht tijdens en achteraf door de CTIVD. Daar waar het toezicht verschuift van de TIB naar de CTIVD krijgt de CTIVD de bindende bevoegdheid om een lopende bevoegdheid direct stop te zetten en de daarbij verworven gegevens te laten vernietigen.
Zoals is aangegeven in de brief die door het vorige kabinet is verstuurd op 26 juni 2024, is in zijn algemeenheid op te merken over de werkbelasting van de CTIVD dat deze niet direct na de inwerkingtreding van de Tijdelijke wet in volle omvang zijn beslag krijgt, gelet op het gegeven dat er enige tijd overheen gaat alvorens nieuwe wetgeving volledig wordt toegepast en tot grotere toezichts-belasting leidt. Een deel van de voorzieningen in de Tijdelijke wet brengt geen extra werkbelasting voor de CTIVD met zich mee, omdat hiervoor al een voorziening is getroffen en een werkproces is ingeregeld door de CTIVD of omdat deze voorzieningen onafhankelijk zijn van de accentverschuiving binnen het stelsel van toetsing en toezicht. Inmiddels is afgesproken dat ook verkennen in het kader van de hackbevoegdheid tot uitvoerbaar toezicht leidt voor de CTIVD. Aan deze bevoegdheid wordt door de AIVD en de MIVD dus ook toepassing gegeven. De CTIVD heeft aangegeven geen toezicht te kunnen houden op de overige bepalingen uit de Tijdelijke wet, omdat de daarvoor benodigde cyberspecialisten voor een groot deel belast zijn met werkzaamheden voor de huisvestingsproblematiek. Toepassing van deze bevoegdheden onder de condities van de Tijdelijke wet zal dus pas plaatsvinden nadat de CTIVD de tijdelijke huisvesting betrokken heeft. De praktijk zal doorlopend gemonitord worden. Op deze manier zal worden gewaarborgd dat de toepassing van bevoegdheden uit de nieuwe wet zal «ingroeien» in de uitvoerings- en toezichtspraktijk.
Wat zijn precies de oorzaken van het gebrek aan personeel, goede ICT en passende huisvesting? Waarom is hier niet tijdig en adequaat in voorzien?
Graag verwijzen we ook naar het antwoord op vraag 3 van de leden Kathmann en Koekoek.
Vanwege de hoge beveiligingseisen die er gesteld worden aan de huisvesting van de toezichthouders, is het een ingewikkelde opgave gebleken om hier aan te voldoen. Het vorige kabinet was hier al geruime tijd met betrokken partijen over in overleg, maar gelet op het bijzondere karakter van de CTIVD, die zelfstandig toegang heeft tot alle systemen van de AIVD en MIVD en daarnaast ook eigen ICT-systemen gebruikt voor de verwerking van staatsgeheime gegevens, worden er hoge eisen gesteld aan de huisvesting en ook aan ICT-middelen. Het gaat om eisen die vergelijkbaar zijn met de eisen aan de huisvesting van de diensten zelf en die dus niet eenvoudig zijn te realiseren.
Voor wat betreft het gebrek aan personeel kan ik u informeren dat het aan de CTIVD zelf is om dit personeel (tijdig) te werven.
Waarom komt u uw beloftes niet na? Waren uw beloftes wel oprecht of zijn deze slechts gedaan om de wet door beide Kamers te loodsen?
Bij de toepassing van de Tijdelijke wet wordt rekening gehouden met de capaciteitsproblemen die de CTIVD ondervindt zodat de toepassing van bevoegdheden onder de condities van de Tijdelijke wet aansluit bij de uitvoerings- en toezichtspraktijk. Er zijn daarom aanvullende afspraken gemaakt tussen de toezichthouder en de diensten over een getemporiseerde invoering van de wet.
Deelt u de mening van de toezichthouders dat invoering per 1 juli van de nieuwe wet met de nieuwe bevoegdheden onverantwoord is, omdat het toezicht nu niet op orde is? Zo niet, waarom niet?
We verwijzen voor dit antwoord graag naar de brief van het vorige kabinet van 26 juni 2024.
Kunt u deze vragen zo spoedig mogelijk beantwoorden?
Ja.
Het niet op orde hebben van het toezicht op de geheime diensten |
|
Marieke Koekkoek (D66), Barbara Kathmann (PvdA) |
|
Hugo de Jonge (CDA), Mark Rutte (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie) |
|
![]() ![]() |
Bent u bekend met het voorwoord uit het CTIVD Jaarverslag 2023, waarin ook wordt gesteld dat het niet is gelukt om «in de benodigde werkruimte te voorzien» en «de CTIVD daarom aan de uitbreiding van de organisatie nog steeds geen opvolging kan geven»?1
Ja.
Bent u eveneens bekend met het bericht «Controle op geheime diensten is vanaf 1 juli «niet meer mogelijk»» van Follow the Money (17 juni 2024)?2
Ja.
Kunt u uitleggen waarom het nog steeds niet is gelukt om de benodigde werkruimte en uitbreiding van 10 fte te realiseren bij de Commissie Toezicht Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten (CTIVD), die u sinds 2022 heeft toegezegd en noodzakelijk is voor het goed uitvoeren van de Tijdelijke wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten (Tijdelijke wet)? Wat is daarin uw verantwoordelijkheid?
Het kabinet zoekt al geruime tijd naar geschikte huisvesting voor de CTIVD. Dit is geen gemakkelijke opgave gebleken. Zoals ook in de brief van 26 juni jl. aan uw Kamer gesteld is het zo dat gelet op het bijzondere karakter van de CTIVD, die zelfstandig toegang heeft tot alle systemen van de AIVD en MIVD en daarnaast ook eigen systemen gebruikt voor de verwerking van staatsgeheime gegevens, worden er hoge eisen gesteld aan de huisvesting.3 Het gaat om eisen die vergelijkbaar zijn met de eisen aan de huisvesting van de diensten zelf en die dus niet eenvoudig in reguliere kantoorpanden zijn te realiseren. Inmiddels is zowel een lange termijnoplossing als een overbruggingsoplossing gevonden. De verantwoordelijkheid voor werving van geschikt personeel ligt bij de CTIVD zelf.
Deelt u de mening van de CTIVD, die toezicht moet houden op de inlichtingendiensten, dat zij «het toezicht dat de Ministers nu beloofd hebben gewoon niet waar [kunnen] maken»? Zo ja / nee, kunt u toelichten waarom?
Zoals is aangegeven in de brief die door het vorige kabinet is verstuurd op 26 juni 2024, is in zijn algemeenheid op te merken over de werkbelasting van de CTIVD dat deze niet direct na de inwerkingtreding van de Tijdelijke wet in volle omvang zijn beslag krijgt, gelet op het gegeven dat er enige tijd overheen gaat alvorens nieuwe wetgeving volledig wordt toegepast en tot grotere toezichts-belasting leidt. Een deel van de voorzieningen in de Tijdelijke wet brengt geen extra werkbelasting voor de CTIVD met zich mee, omdat hiervoor al een voorziening is getroffen en een werkproces is ingeregeld door de CTIVD of omdat deze voorzieningen onafhankelijk zijn van de accentverschuiving binnen het stelsel van toetsing en toezicht. Inmiddels is afgesproken dat ook verkennen in het kader van de hackbevoegdheid tot uitvoerbaar toezicht leidt voor de CTIVD. Aan deze bevoegdheid wordt door de AIVD en de MIVD dus ook toepassing gegeven. De CTIVD heeft aangegeven geen toezicht te kunnen houden op de overige bepalingen uit de Tijdelijke wet, omdat de daarvoor benodigde cyberspecialisten voor een groot deel belast zijn met werkzaamheden voor de huisvestingsproblematiek. Toepassing van deze bevoegdheden onder de condities van de Tijdelijke wet zal dus pas plaatsvinden nadat de CTIVD de tijdelijke huisvesting betrokken heeft. De praktijk zal doorlopend gemonitord worden. Op deze manier zal worden gewaarborgd dat de toepassing van bevoegdheden uit de nieuwe wet zal «ingroeien» in de uitvoerings- en toezichtspraktijk. Hierbij de notie dat de Tijdelijke wet géén uitbreiding is van bevoegdheden voor de AIVD en de MIVD, maar een nadere invulling en verduidelijking van bevoegdheden geeft die reeds in de Wiv 2017 waren geïntroduceerd.
Kan de Tijdelijke wet, gezien de kern van deze wet was om het toezicht op de bevoegdheden van de inlichtingendiensten te verschuiven van vóóraf naar áchteraf, op verantwoorde wijze van kracht gaan als de CTIVD zelf aangeeft dat zij niet in staat is om achteraf toezicht te houden?
Zie antwoord vraag 4.
Acht u de gevolgen voor de kwaliteit van het toezicht door de CTIVD, door het niet op orde hebben van de huisvesting en extra capaciteit, verantwoord? Zo ja, kunt u toelichten hoe lang u deze situatie verantwoord acht? Zo nee, wat betekent dit voor de geplande invoering van de Tijdelijke wet?
Zoals aangegeven in de antwoorden 4 en 5, zal de toepassing van bevoegdheden uit de nieuwe wet zal «ingroeien» in de uitvoerings- en toezichtspraktijk. Dit acht het kabinet verantwoord. De CTIVD zal per januari 2025 in volle formatie, inclusief de 10 fte voor het toezicht op de toepassing van de Tijdelijke wet, op één locatie gehuisvest worden.
Bent u van mening dat, zolang de CTIVD niet op sterkte is en toestemming achteraf voor de inzet van bevoegdheden niet verleend kan worden, die bevoegdheden wél met de goedkeuring vooraf van de Toetsingscommissie Inzet Bevoegdheden (TIB) ingezet moeten kunnen worden? Biedt de wet daartoe de mogelijkheid en gaat u deze inzetten? Zo nee, deelt u dan de mening dat u, zolang de CTIVD niet op sterkte is, geen toestemming voor de inzet van versnelde bevoegdheden moet verlenen? Kunt u uw antwoord toelichten?
Wanneer de diensten bij de uitoefening van een bijzondere bevoegdheid als bedoeld in paragraaf 3.2.5 van de Wiv 2017 toepassing willen geven aan de Tijdelijke wet, dan vermelden zij dit in het verzoek om toestemming voor de uitoefening van die bevoegdheid.4 Zonder een dergelijke vermelding is hoofdstuk 2 van de Tijdelijke wet niet van toepassing op de uitoefening van de betreffende bevoegdheid. In dit geval vindt de uitoefening van de bevoegdheid plaats onder de condities van de Wiv 2017. De Tijdelijke wet biedt dus de mogelijkheid om bevoegdheden in te zetten onder de condities van de Wiv 2017. Daar waar de Wiv 2017 een TIB-toets voorschrijft zal deze dus blijven plaatsvinden als de Tijdelijke wet niet wordt toegepast. Zoals is aangegeven in de brief die door het vorige kabinet is verstuurd op 26 juni 2024, nemen de dreigingen vanuit statelijke actoren gericht op Nederland en de Nederlandse belangen dagelijks toe. Daarom is de Tijdelijke wet per 1 juli 2024 in werking getreden en is het van belang dat zo snel mogelijk toepassing kan worden gegeven aan al haar bepalingen. Het is in de tussentijd geen optie om bevoegdheden helemaal niet uit te oefenen. Het is daarom mogelijk dat gedurende de geleidelijke toepassing van de Tijdelijk wet bevoegdheden zullen worden ingezet onder de condities van de Wiv 2017.
Volledigheidshalve moet er wel op gewezen worden dat de CTIVD niet achteraf toestemming verleent voor de inzet van bevoegdheden. Deze toestemming wordt vóóraf gegeven door – in onderhavige gevallen – de Minister. De CTIVD kan tijdens of na afloop van de inzet een oordeel vellen over de rechtmatigheid van de door de Minister gegeven toestemming.
Kan van de CTIVD überhaupt verwacht worden dat zij haar verzwaarde takenpakket kan uitvoeren, gezien het uitblijven van de toegezegde nieuwe medewerkers, de slechte (bestaande) huisvesting, de verouderde IT-voorziening, en de leegloop in het bestuur?
Zie antwoorden 4 en 5.
Kunt u uitleggen hoe het in werking laten gaan van de Tijdelijke wet zonder uitgeruste toezichthouder recht doet aan de uitspraak van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens, die stelt dat «adequaat en effectief toezicht» nodig is op afluisterprogramma's?3
Uiteraard is het van groot belang dat er adequaat en effectief toezicht gehouden wordt op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten. De inwerkingtreding van de Tijdelijke wet brengt dit niet in gevaar. Zoals in de brief van 26 juni 2024 over de inwerkingtreding van de Tijdelijke wet is aangegeven, bevat de Tijdelijke wet voorzieningen waarvan het van groot belang is dat deze zo spoedig mogelijk beschikbaar komen, maar waar geen extra werkzaamheden voor de CTIVD uit voortvloeien. Over de toepassing van voorzieningen uit de Tijdelijke wet die wél capaciteit van de CTIVD vergen zijn, zoals aangegeven in antwoorden 4 en 5, gesprekken gevoerd met de CTIVD zodat de toepassing van de Tijdelijke wet past bij de mogelijkheden van de toezichthouder. Dit doet recht aan «adequaat en effectief toezicht» zoals vereist door het Europees Hof voor de Rechten van de Mens.
Wat zijn uw plannen om op zo kort mogelijke termijn de 10 extra fte te werven en fatsoenlijke (tijdelijke en definitieve) huisvesting te organiseren voor de CTIVD? Kunt u de planning toelichten en beschrijven wie verantwoordelijk is voor welk onderdeel?
De CTIVD wordt per 1 januari 2025 tot 1 juli 2026 tijdelijk gehuisvest. De CTIVD wordt per 1 juli 2026 definitief gehuisvest op de locatie Turfmarkt 147 in Den Haag. Op beide locaties zal de CTIVD voldoende ruimte hebben om met alle werknemers, inclusief de uitbreiding met 10 fte, vanuit één locatie te kunnen werken.
De CTIVD is zelf verantwoordelijk voor de werving van personeel. Deze werving is thans door de CTIVD hervat, met de inzet om per 1 januari 2025 op sterkte te zijn en volledig toezicht te kunnen houden. Door de diensten is toegezegd dat de veiligheidsonderzoeken van het nieuwe personeel met prioriteit zullen worden opgepakt.
Kunt u uiteenzetten welke acties u wanneer heeft ondernomen sinds er in 2022 10 nieuwe fte zijn toegezegd bij de CTIVD, om een geschikte werkplek te vinden en kundige mensen te werven? Op welke momenten heeft u de Kamer hierover geïnformeerd?
Wij kunnen uw kamer alleen informeren over de stappen die gezet zijn om geschikte huisvesting te vinden. De CTIVD gaat, zoals reeds eerder gesteld, zelf over de werving van personeel.
Zoals ook in het gesprek dat met uw kamer is gevoerd op 27 juni 2024 is aangegeven door het RVB, heeft AZ in mei 2022 een verzoek bij het RVB neergelegd om een voorstel te doen om zowel korte als lange termijn huisvesting te realiseren voor de CTIVD. Na oplevering van het resultaat hiervan is door een stuurgroep van AZ, CTIVD en het RVB besloten om voorrang te geven aan het realiseren van de lange termijn huisvesting aan de Turfmarkt en de korte termijn nog niet verder uit te werken. Dit omdat de investering voor de korte termijn huisvesting relatief hoog is voor een korte periode en vanwege een beperkte capaciteit bij het RVB.
Op basis van de voorgenoemde haalbaarheidsstudie is gebleken dat voor de lange termijn huisvesting van de CTIVD op twee verdiepingen aan de Turfmarkt een reële optie is. Een vervolgonderzoek moet hier definitief uitsluitsel over geven. Als overgegaan wordt tot de verbouwing, is de inschatting dat oplevering van de huisvesting op de Turfmarkt uiterlijk in de zomer van 2026 kan plaatsvinden.
Voor de tijdelijke oplossing zijn begin 2024 werkplekken bij de AIVD in Zoetermeer gerealiseerd, waarvan pas later is gebleken dat dit voor de CTIVD nog geen volwaardige werkplekken zijn, onder andere vanwege het ontbreken van de eigen beveiligde systemen. Inmiddels is een nieuwe overbruggingsoptie aan de CTIVD aangeboden. Hier kan de CTIVD als geheel, inclusief het nieuw te werven personeel, per begin januari 2025 in tot de definitieve oplossing aan de Turfmarkt gereed is.
In het kader van de parlementaire behandeling van de Tijdelijke wet is aangegeven dat er bij de CTIVD behoefte is aan ruimere huisvesting en dat hier door de regering aan wordt gewerkt. Dit heeft richting de Tweede Kamer plaatsgevonden in de nota naar aanleiding van het verslag van 4 september 2023 en tijdens het wetgevingsoverleg van 16 oktober 2023.6 Hierop is in meer detail ingegaan richting de Eerste Kamer, onder andere in de nota naar aanleiding van het verslag van 28 februari 2024.7
In de beantwoording op vragen van de Eerste Kamer, schreef u in februari 2024 dat er «ter overbrugging voorzien [is] in een tijdelijke oplossing die ruimte biedt aan minimaal de extra capaciteit om uitvoering te geven aan de Tijdelijke wet.» Op welke oplossing doelde u? Is deze optie nog in beeld? Zo nee, waarom niet?
Het betreft hier de werkplekken die voor de CTIVD in het AIVD-pand in Zoetermeer zijn gerealiseerd. De CTIVD heeft deze werkplekken in februari 2024 in gebruik genomen, maar heeft hiervan inmiddels aangegeven dat deze plekken niet als volwaardig kunnen worden beschouwd. Dit onder meer vanwege het ontbreken van het eigen -gerubriceerde- computersysteem, maar ook omdat het wenselijk is om, ook in de overbruggingsperiode, de CTIVD als geheel bij elkaar te huisvesten. Inmiddels is, zoals ook in de vorige vraag aangegeven, een oplossing gevonden ter overbrugging. Deze wordt beschikbaar per januari 2025. Tot die tijd zullen de werkplekken bij de AIVD nog steeds als werkplek voor de CTIVD behouden blijven.
Bent u het met de indiener eens dat tijdelijk inwonen bij de AIVD voor de onafhankelijke CTIVD, die juist toezicht moet houden op deze dienst, geen optie is?
Het kabinet benadrukt het belang van onafhankelijk toezicht op de inlichtingendiensten- en veiligheidsdiensten. Zoals gezegd zoekt AZ al geruime tijd, samen met andere partijen binnen de overheid zoals het RVB, naar geschikte huisvesting voor de CTIVD. Dit is echter geen gemakkelijke opgave vanwege alle beveiligingsvereisten waar die huisvesting aan moet voldoen. Het gaat om eisen die vergelijkbaar zijn met de eisen aan de huisvesting van de diensten zelf. In afwachting van de lange termijn huisvesting en om voor de korte termijn tegemoet te komen aan de extra huisvestingsbehoefte van de CTIVD, heeft de AIVD daarom werkplekken gerealiseerd.
Gezien de taken van de CTIVD is het belangrijk dat zij onafhankelijk van de inlichtingen- en veiligheidsdiensten kan opereren. Gedeelde huisvesting staat hier echter niet aan in de weg. De CTIVD kan, ook vanaf deze werkplekken, onafhankelijk werken. Het kabinet deelt niet de mening van de indiener dat (tijdelijk) inwonen bij de AIVD geen optie zou zijn.
Is er inmiddels een schetsontwerp afgerond voor definitieve huisvesting? Op welke termijn verwacht u dat deze gerealiseerd is en in gebruik kan worden genomen? Waarop baseert u die inschatting?
Zie antwoord 6.
Kunt u uw uitspraak van 5 maart 2024, bij de behandeling van de Tijdelijke wet in de Eerste Kamer, nader toelichten «We hebben de CTIVD met tien fte uitgebreid [...] Ja. De CTIVD is dus met tien fte uitgebreid.» Was u destijds op de hoogte dat het de CTIVD niet lukt om deze 10 fte te werven zonder huisvesting?4
Op dat moment was het zo dat de gevraagde extra fte door de CTIVD mogelijk was gemaakt doordat de financiering daarvan was geregeld. Dat de CTIVD de werving had stopgezet als gevolg van een gebrek aan huisvesting was op dat moment niet duidelijk. Ook was het op dat moment nog niet duidelijk dat de werkplekken bij de AIVD niet als volwaardige vervanging werden beschouwd voor de CTIVD.
Kunt u deze vragen afzonderlijk en nog vóór de inwerkingtreding van het nieuwe regime van toezicht vanaf 1 juli 2024 beantwoorden?
Het is niet haalbaar gebleken deze vragen vóór 1 juli 2024 te beantwoorden.
Het bericht 'Toezichthouder is dakloos en onderbezet' |
|
Lilian Helder (PVV) |
|
Hugo de Jonge (CDA) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Toezicht op AIVD dreigt zooitje te worden: toezichthouder is dakloos en onderbezet?»1
Ja.
In de nieuwe wet, die ingaat op 1 juli 2024, krijgen de inlichtingendiensten ruimere bevoegdheden voor bijvoorbeeld afluister- en hackmogelijkheden en krijgt de Commissie van Toezicht op de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten (CTIVD) als gevolg daarvan er extra taken bij; kunt u uitleggen waarom hier in de bedrijfsvoering niet of onvoldoende naar is gehandeld?
We verwijzen voor dit antwoord graag naar de brief van het vorige kabinet van 26 juni 2024.2
Wat gaat u op zeer korte termijn doen om ervoor te zorgen dat de CTIVD voldoende capaciteit beschikbaar heeft?
De CTIVD wordt per 1 januari 2025 tot 1 juli 2026 tijdelijk gehuisvest. De CTIVD wordt per 1 juli 2026 definitief gehuisvest op de locatie Turfmarkt 147 in Den Haag. Op beide locaties huisvestingslocatie zal de CTIVD voldoende ruimte hebben om met alle werknemers, inclusief de uitbreiding met 10 fte, vanuit één locatie te kunnen werken. De CTIVD is zelf verantwoordelijk voor de (tijdige) werving van personeel.
Vanwege ruimtegebrek is de CTIVD nu ondergebracht in hetzelfde pand als de AIVD in Zoetermeer; deelt u de mening dat dit een onwenselijke situatie is? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wat gaat u hieraan doen?
Voor het antwoord op deze vraag verwijzen we graag naar het antwoord op vraag 13 van de leden Kathmann en Koekoek.
De CTIVD heeft op verschillende momenten en in verschillende gremia aandacht gevraagd voor deze urgente problematiek en heeft ook een brandbrief gestuurd aan de Minister-President; kunt u uitleggen waarom hier niet naar is gehandeld?
Voor dit antwoord verwijzen we naar het antwoord op vraag 3 van de leden Kathmann en Koekloek en vraag 4 van het lid van Nispen.
Bij het ingaan van de nieuwe wet zegt de CTIVD zelf haar taken niet te kunnen uitvoeren; kunt u vertellen wat hiervan de (mogelijke) gevolgen zijn?
We verwijzen voor dit antwoord graag naar de brief van het vorige kabinet van 26 juni 2024.
Mochten deze gevolgen onbekend of van dermate ernstige aard zijn, is de Minister dan bereid de wet op een later tijdstip in te laten gaan, totdat de zaken op orde zijn?
Zie antwoord vraag 6.
De ministeries van Binnenlandse Zaken, Algemene Zaken en Defensie hebben laten weten binnenkort de Tweede Kamer te informeren over de stand van zaken, maar de oplossing van dit probleem kan niet wachten, dus bent u bereid deze informatie zo spoedig mogelijk naar de Kamer te sturen?
De Tweede Kamer is inmiddels geïnformeerd middels de brief van 26 juni 2024. Conform het verzoek van de vaste Kamercommissie van Binnenlandse Zaken heeft het kabinet de Kamer per brief geïnformeerd over de stand van zaken met betrekking tot zowel de tijdelijke huisvesting van de CTIVD alsmede de afspraken met de CTIVD inzake over het minimaliseren van de werkbelasting van de CTIVD, voortvloeiende uit de toepassing van bevoegdheden onder de condities van de Tijdelijke wet.
8bf/
Klopt het dat een voormalig analist van de Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding en Veiligheid (NCTV), ondanks geldende beveiligingsvoorschriften, de ruimte kreeg om staatsgeheime informatie op eigen gegevensdragers op te slaan?1
Er vinden op dit moment diverse onderzoeken plaats naar (aanleiding van) deze casus, waaronder het strafrechtelijk onderzoek en het onderzoek van de Auditdienst Rijk (ADR). Het strafrechtelijke onderzoek richt zich op de verdenking van het bezitten en naar buiten brengen van staatsgeheime informatie. Daarnaast maakt het onderzoek van de ADR inzichtelijk op welke wijze de beveiliging van de bijzondere informatie in de in deze casus relevante processen en systemen is ingericht bij de politie en NCTV ten einde suggesties te doen om de beveiliging waar nodig te verbeteren. Het past niet om over zaken die onder de reikwijdte van deze onderzoeken vallen inhoudelijk mededelingen te doen want dan zou ik op het oordeel van de rechter en de uitkomsten van het ADR onderzoek vooruitlopen. Zodra de onderzoeken dat toestaan, zal ik meer informatie met u delen. Ik ben daarbij mede afhankelijk van de rubricering van de eventuele informatie.
Zo ja, wie heeft hem daartoe toestemming verleend?
Zie antwoord vraag 1.
Zijn er op basis van vertrouwen met de analist in kwestie (nog andere) aparte werkafspraken gemaakt waarin afgeweken werd van algemeen beleid of wettelijke kaders? Kunt u eventuele relevante documenten waarin deze werkafspraken zijn opgenomen aan de Kamer verstrekken?
Zie antwoord vraag 1.
Wat is het effect van deze handelwijze en het ontbreken van een fatsoenlijke chain of custody op de betrouwbaarheid van analyses en dreigingsbeelden die (mede) door de NCTV tot stand zijn gekomen en van inlichtingen die de NCTV met partners gedeeld heeft?
Voor zover deze vraag ziet op de vermeende handelwijze verwijs ik naar het antwoord op de vragen hierboven.
Laat ik voor het overige deel van de vraag duidelijk zijn. De analyses van de NCTV komen op een zorgvuldige wijze tot stand, waarbij gebruik wordt gemaakt van informatie van partners, als de AIVD, MIVD, de Politie en open bronnen waaronder online en offline media en wetenschappelijke literatuur. De analyses komen tot stand volgens een validatieproces, waarbij zowel intern als extern een inhoudelijke beoordeling op kwaliteit plaatsvindt. Voorts is de NCTV geen inlichtingendienst die zelfstandig inlichten inwint of deelt. Inlichtingenproducten van partners worden niet met andere organisaties gedeeld, tenzij de steller van het product daar expliciet mee in heeft gestemd.
Kunt u bovenstaande vragen binnen twee weken beantwoorden?
De vragen zijn beantwoord binnen de reguliere termijn.
Klopt de berichtgeving van Nieuwsuur dat de kwetsbaarheid in Cisco Webex bestond door de voorspelbaarheid van URLs?1 2 Wordt binnen de Rijksoverheid bij de implementatie van systemen standaard een controle uitgevoerd op de afwezigheid van dergelijke basale configuratiefouten?
Ja. Dit betrof geen configuratiefout van de Rijksvideodienst (Belastingdienst). De inrichting is gecheckt in samenwerking met CIO Rijk en de AIVD/NBV. Hiervoor is onder andere een BSPA3 en DPIA4 uitgevoerd. Wel kon er via enumeratie5, door een voorspelbare logische volgordelijkheid in de unieke internetadressen van websites (URL’s genoemd), metadata van andere vergaderingen worden ingezien door ongeautoriseerde gebruikers. Volgens Cisco was dit mogelijk door kwetsbaarheden in specifiek de Cloud-applicaties van Cisco Webex meetings. De Rijksoverheid heeft aanbevolen veiligheidsinstellingen en werkt veelal niet met de cloud versie, maar met de client versie van Webex.
Klopt de berichtgeving van de Volkskrant dat het in het verleden mogelijk was om telefonisch in te bellen op de Webex-omgeving van de Rijksoverheid? Zo ja, zouden buitenlandse inlichtingendiensten daardoor ongemerkt vertrouwelijke Nederlandse videovergaderingen kunnen hebben bijgewoond?3
Het is mogelijk gebleken dat ongeautoriseerde gebruikers onder bepaalde voorwaarden vertrouwelijke videovergaderingen hebben kunnen bijwonen. Cisco ondersteunt namelijk de mogelijkheid in te bellen via het Public Switched Telephone Network op Cisco Webex Meetings.
Binnen Nederland zijn echter geen gevallen bekend waarbij ongeautoriseerde gebruikers vertrouwelijke videovergaderingen van de Rijksoverheid hebben bijgewoond. Uit zowel onderzoek van Cisco als uit eigen onderzoek van het Nationaal Cyber Security Centrum (NCSC) is geen indicatie van misbruik naar voren gekomen. Dit komt mede door de standaardtoepassingen van beveiligingsmaatregelen bij het gebruik van Cisco Webex binnen de Rijksoverheid.
Wilt u nader toelichten wat het concreet betekent dat Cisco Webex «niet gebruikt [mag] worden voor overleggen die als zeer vertrouwelijk zijn aangemerkt of waar staatsgeheime informatie wordt besproken»? Waar legt het kabinet de lat voor «zeer vertrouwelijk»?
Webex kan, net als bijvoorbeeld regulier telefonisch contact, gebruikt worden voor informatie tot en met «Departementaal VERTROUWELIJK (Dep.V.)» gerubriceerd, anders niet.
Informatie wordt als Dep.V. gerubriceerd indien kennisname door niet geautoriseerden schade kan toebrengen aan de belangen van één of meerdere ministeries. Informatie wordt als Staatsgeheim CONFIDENTIEEL/GEHEIM/ZEER GEHEIM gerubriceerd indien kennisname door niet geautoriseerden respectievelijk schade/ernstige schade/zeer ernstige schade kan toebrengen aan een van de vitale belangen van de staat of zijn bondgenoten. «Zeer vertrouwelijk» valt onder de eigen beoordelingsruimte van de medewerker.
Mogen er Departementaal Vertrouwelijk (Dep.V)-gerubriceerde gesprekken gevoerd worden via Cisco Webex? Zo ja, heeft het kabinet ook na dit incident nog voldoende vertrouwen in het beveiligingsniveau van Cisco Webex als product en het beveiligingsbewustzijn van Cisco als fabrikant om gesprekken op dit rubriceringsniveau te laten plaatsvinden?
Webex kan, net als bijvoorbeeld regulier telefonisch contact, gebruikt worden voor informatie tot en met «Departementaal VERTROUWELIJK (Dep.V.)» gerubriceerd, anders niet.
Door ontwikkeling van de techniek kunnen systemen die aanvankelijk veilig werden bevonden, nieuwe kwetsbaarheden bevatten. Daarnaast worden er continu nieuwe aanvalstechnieken ontwikkeld. Door het mitigeren van de kwetsbaarheden en nemen van aanvullende maatregelen wordt een systeem weer veilig. Dit is een regulier, normaal proces waar alle IT aan onderhavig is. Het probleem in deze casus was ook niet zozeer dat er een kwetsbaarheid ontdekt was, maar dat deze niet per direct aan de Rijksoverheid gemeld werd, omdat Cisco geen verdachte activiteiten waargenomen heeft op de Rijksoverheid tenant. Hierover zijn gesprekken met Cisco gevoerd, naar aanleiding waarvan Cisco hun meldingsproces gaat herinrichten om een dergelijke kwestie in de toekomst te voorkomen. CIO Rijk is betrokken bij deze herinrichting.
Zijn bewindspersonen en ambtenaren in de praktijk voldoende geëquipeerd om videogesprekken op het juiste rubriceringsniveau te voeren? Hoe wordt hierop toegezien?
Cisco Webex is geschikt voor het voeren van videogesprekken tot en met het niveau Departementaal Vertrouwelijk. Dit is ook duidelijk uitgelegd in de handleiding van Webex voor rijksambtenaren. Voor mobiele telefoongesprekken tot en met het niveau Staatsgeheim Geheim is de Sectra Tiger/S telefoon goedgekeurd door de AIVD.
Kunt u illustreren wat voor soort gevoelige gesprekken wel via Cisco Webex gevoerd mogen worden, maar niet als «zeer vertrouwelijk» worden beschouwd of Stg-gerubriceerd zijn?
Een voorbeeld hiervan zouden personeels- en/of functioneringsgesprekken kunnen zijn.
Mogen er via Cisco Webex gesprekken gevoerd worden waarin militair gevoelige informatie besproken wordt?
Indien de informatie tot en met «Departementaal VERTROUWELIJK (Dep.V.)» gerubriceerd is wel, anders niet.
Informatie wordt als Dep.V. gerubriceerd indien kennisname door niet geautoriseerden schade kan toebrengen aan de belangen van één of meerdere ministeries. Informatie wordt als Staatsgeheim CONFIDENTIEEL/GEHEIM/ZEER GEHEIM gerubriceerd indien kennisname door niet geautoriseerden respectievelijk schade/ernstige schade/zeer ernstige schade kan toebrengen aan een van de vitale belangen van de staat of zijn bondgenoten.
Mogen er via Cisco Webex gesprekken gevoerd worden waarin internationaal gevoelige informatie besproken wordt, zoals diplomatieke terugkoppelingen?
Zie antwoord vraag 7.
Mogen er via Cisco Webex gesprekken gevoerd worden die, indien ze zouden uitlekken, de Nederlandse economische positie of economische veiligheid kunnen schaden, zoals aankomende investeringen, fusies en overnames of bedrijfsgevoelige informatie?
Zie antwoord vraag 7.
Mogen er via Cisco Webex gesprekken gevoerd worden die, indien ze zouden uitlekken, de nationale veiligheid, de veiligheid van individuen of de openbare orde zouden kunnen schaden?
Zie antwoord vraag 7.
Bestaat er een risico dat de vertrouwelijke identiteit van ambtenaren, waaronder medewerkers van de AIVD en MIVD, gelekt is via deze kwetsbaarheid?
Medewerkers van de Rijksoverheid maken gebruik van Webex. Bij het gebruik maken van een communicatiesysteem via het publieke internet hoort een bepaald beveiligingsniveau. Gekoppeld daaraan worden beslissingen genomen over vertrouwelijkheid.
Over de operationele werkwijzen van de inlichtingen- en veiligheidsdiensten worden in het openbaar geen uitspraken gedaan. In algemene zin houden de AIVD en MIVD altijd rekening met het beveiligingsniveau van een publieke communicatie-infrastructuur.
Wat zijn de in de SLA (service level agreement) opgenomen afspraken met Cisco inzake dergelijke kwetsbaarheden en de opvolging hiervan, waaronder communicatie en afgesproken termijn voor reparatie?
Er is geen SLA met Cisco afgesloten, maar met BIS. Hierin zijn geen afspraken opgenomen omtrent kwetsbaarheden en de opvolging daarvan. Naar aanleiding van het incident wordt op korte termijn overleg met Cisco ingepland om Cisco’s beleid en processen t.a.v. mogelijke toekomstig geconstateerde kwetsbaarheden/incidenten aan te passen.
Hoe beoordeelt het kabinet het «coordinated vulnerability disclosure»-beleid (voor het melden van onbekende kwetsbaarheden) van Cisco en de uitvoering daarvan in de praktijk?
Het betrof kwetsbaarheden in specifiek de Cloud-applicaties van Cisco Webex meetings, waardoor het doorvoeren van updates van kwetsbare software door afnemers niet mogelijk was. Deze software is namelijk in beheer in de Cloud-omgeving van Cisco. Cisco heeft ervoor gekozen om in dit geval een andere procedure dan de coordinated vulnerability disclosure (CVD) procedure te volgen en geen kenmerken toe te kennen aan de kwetsbaarheden.
Naar aanleiding van het incident wordt op korte termijn overleg met Cisco gevoerd om Cisco’s beleid en processen t.a.v. mogelijke toekomstig geconstateerde kwetsbaarheden/incidenten aan te passen.
Bent u het met ons eens dat het «coordinated vulnerability disclosure»-beleid van producenten en de uitvoering daarvan in de praktijk een belangrijke afweging zou moeten zijn bij inkopen en aanbestedingen door de overheid? Hoe en in welke mate wordt dit nu door departementen meegewogen?
Het beschikken over een CVD-beleid is een concrete maatregel. In de Algemene Rijksinkoopvoorwaarden bij IT-opdrachten (ARBIT) is in art. 19 opgenomen dat wederpartij zorg draagt voor een niveau van Informatiebeveiliging dat van een redelijk handelend en bekwame IT-leverancier mag worden verwacht. Tevens moeten eventuele inbreuken zo spoedig mogelijk gemeld worden.
In Nederland is het CVD-beleid van het NCSC breed gecommuniceerd. Op de website van het Nationaal Cyber Security Centrum (NCSC) is veel informatie te vinden over Coordinated Vulnerability Disclosures (CVD). Dit betreft onder meer informatie over hoe personen een CVD-melding kunnen doen om technische kwetsbaarheden te melden bij het Nationaal Cyber Security Centrum (NCSC). Binnen de community van onderzoekers en ethische hackers is het CVD-beleid van het Nationaal Cyber Security Centrum (NCSC) over het algemeen goed bekend. In het buitenland zijn vergelijkbare standaarden van toepassing.
Bent u het met ons eens dat dit incident, in combinatie met eerdere incidenten gerelateerd aan deze fabrikant, de noodzaak benadrukt voor een hogere mate van Nederlandse digitale autonomie op het gebied van het voeren van vertrouwelijke videogesprekken? Is hier specifiek aandacht voor binnen de Nationale Cryptostrategie (NCS)?
Binnen de Nationale Cryptostrategie (NCS) worden de behoeftes van de Rijksoverheid voor informatiebeveiligingsproducten voor gerubriceerde informatie, met een focus op staatsgeheimen, besproken. Deze behoeftelijst is gerubriceerd en derhalve kunnen wij geen uitspraak doen over de inhoud hiervan.
Bent u bereid om een open source alternatief voor Webex te overwegen? Zo nee, waarom niet?
De selectie van een leverancier voor het rijksbreed videoconferencing platform heeft middels een openbare aanbesteding plaatsgevonden. Geen van de inschrijvende partijen had een open source oplossing aangeboden. Uiteraard houden wij ons graag op de hoogte van de ontwikkelingen in de markt, maar we zien dat wat betreft de schaalgrootte en de complexiteit van de organisatie van de Rijksoverheid er op dit moment geen gelijkwaardige alternatieven beschikbaar zijn.
Bent u bekend met de uitspraak van het Oberlandesgericht in Düsseldorf waarin een Duitse Iraniër is veroordeeld wegens poging tot brandstichting op een synagoge in opdracht van de Iraanse staat?1
Ja.
Klopt het bericht in de Duitse media2 dat deze uitspraak volgens de juridische dienst van de Europese Raad de basis zou kunnen vormen voor de beslissing de Iraanse Revolutionaire Garde op de Europese Unie (EU)-terrorismelijst te plaatsen?
Het advies van de Juridische Dienst van de Raad van de Europese Unie is vertrouwelijk. Daar kan ik niet in het openbaar over communiceren.
Bent u het eens met de conclusie dat deze uitspraak van een Duitse rechter kan dienen als basis voor een beslissing de Iraanse Revolutionaire Garde op de terreurlijst te plaatsen?
Zie antwoord vraag 2.
Kunt u de verhoudingen in de Raad schetsen ten aanzien van een besluit de Iraanse Republikeinse Garde op de terreurlijst te zetten?
Inmiddels hebben, naast Nederland, meerdere landen aangegeven er voorstander van te zijn van dat de Iraanse Revolutionaire Garde op de EU-terrorismelijst wordt gezet. Er is op dit moment echter geen consensus binnen de Raad.
Bent u van plan de uitspraak van deze Duitse rechter als argument aan te voeren bij uw blijvende pogingen de Iraanse Revolutionaire Garde op deze lijst te krijgen conform de motie Ceder c.s.?3
Ik ben sterk voorstander van de plaatsing van de Iraanse Revolutionaire Garde op de EU-terrorismelijst. Bij de inspanningen om de Revolutionaire Garde op de EU-terrorismelijst te plaatsen benut Nederland alle mogelijkheden die zich aandienen. Daarbij trekt Nederland nauw op met Duitsland en andere gelijkgestemde lidstaten.
Russische desinformatiecampagnes |
|
Frans Timmermans (GroenLinks-PvdA), Kati Piri (PvdA), Barbara Kathmann (PvdA), Mikal Tseggai (PvdA), Songül Mutluer (PvdA), Jesse Klaver (GL), Glimina Chakor (GL) |
|
Hanke Bruins Slot (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA), Hugo de Jonge (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA), Alexandra van Huffelen (staatssecretaris binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (D66), Gräper-van Koolwijk , Mark Rutte (minister-president , minister algemene zaken) (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie), Dilan Yeşilgöz-Zegerius (minister justitie en veiligheid) (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie) |
|
![]() ![]() ![]() |
Herinnert u zich uw antwoorden op eerdere schriftelijke vragen van de leden van GroenLinks-PvdA over Russische desinformatiecampagnes?1
Bent u van mening dat de in uw antwoord vermelde maatregelen en acties afdoende zijn om Nederland te beschermen tegen Russische desinformatie, of ziet u noodzaak aanvullende maatregelen te treffen? Zo ja, welke? Zo nee, waarom niet?
Bent u bekend met het artikel «Tsjechisch desinformatie-netwerk met Russische inmenging werd opgericht in Nederland» van De Groene Amsterdammer van 28 maart jongstleden?2
Heeft u de Tsjechische regering verzocht om de informatie over Russische financiering van Nederlandse politici met u te delen? Zo ja, bent u bereid die informatie openbaar te maken? Zo nee, gaat u dat alsnog doen?
Herinnert u zich de uitspraak van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties dat er geen tekenen waren van buitenlandse inmenging bij de verkiezingen? Staat u nog steeds achter deze uitspraak?
Hoe verhoudt deze uitspraak zich tot de onthulling van de Tsjechische geheime dienst dat de Voice of Europe een Russische desinformatie-outlet blijkt te zijn dat fungeerde als doorgeefluik voor financiële transacties tussen het Kremlin en Nederlandse politici?
Deelt u de zorgen dat Rusland via dit soort outlets het Nederlandse publieke debat verstoort en daarmee onze verkiezingen beïnvloedt?
Bent u bereid om een onderzoek in te stellen of er meerdere soortgelijke outlets in Nederland en andere lidstaten van de Europese Unie bestaan?
Wanneer ontvangt de Kamer van het kabinet de voortgangsbrief over de Rijksbrede strategie voor de effectieve aanpak van desinformatie?
Is het kabinet naar aanleiding van de onthulling over Voice of Europe en met het oog op de aanstaande Europese verkiezingen bereid aanvullende investeringen doen in de capaciteit van de Rijksoverheid om de dreiging van desinformatie tegen te gaan?
Bent u bereid om deze schriftelijke vragen te beantwoorden voorafgaand aan het plenaire debat over het bericht dat volgens de Tsjechische geheime dienst Rusland cash betaalde aan Nederlandse en Europese politici van dinsdag 2 april aanstaande?
Het bekend zijn van uitspraken Poetin waarin hij dreigt met het (militair) binnenvallen van één of meer landen van de Europese Unie |
|
Pepijn van Houwelingen (FVD) |
|
Hanke Bruins Slot (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
![]() |
Zijn er bij het kabinet uitspraken bekend, gedaan door president Poetin, waarin hij dreigt met het (militair) binnenvallen van één of meer landen van de Europese Unie?
Het kabinet is niet bekend met directe uitspraken van president Poetin, waarin gedreigd wordt met het militair binnenvallen van een of meer landen van de Europese Unie. Er is echter wel sprake van steeds agressievere retoriek van Russische overheidsvertegenwoordigers en van hybride acties richting landen van de Europese Unie.
De illegale, grootschalige Russische invasie van Oekraïne heeft bovendien laten zien dat Poetin er niet voor terugdeinst om een soeverein land binnen te vallen en daarbij bruut geweld te gebruiken, ook al werd de intentie tot binnenvallen van Oekraïne tot op het laatste moment ontkend door de Russische autoriteiten.
Indien dit het geval is, kunt u de Kamer de exacte citaten hiervan doen toekomen inclusief bronverwijzing zodat de Kamer kan nagaan waar en wanneer precies president Poetin een dergelijk dreigement gericht tegen de Europese Unie zou hebben geuit?
Zie het antwoord op vraag 1.
Kan u deze (feitelijke) vraag binnen uiterlijk drie weken beantwoorden? Zo nee, waarom niet?
Een conferentie door Hizb ut Tharir in Nederland |
|
Ingrid Michon (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie), Bente Becker (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie) |
|
Karien van Gennip (minister sociale zaken en werkgelegenheid) (CDA), Dilan Yeşilgöz-Zegerius (minister justitie en veiligheid) (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie) |
|
![]() |
Bent u bekend met het feit dat op 3 maart 2024 de organisatie Hizb-ut-Tharir een conferentie in Amsterdam organiseert onder de titel «Khilafa, project van de Oemma en redding voor de mensheid?»
Ja.
Wat is het karakter van dit evenement en deelt u de zorgen van de VVD fractie dat op dit evenement antisemitische, antiseculiere en radicaliserende boodschappen kunnen worden verkondigd? Hoe ziet het kabinet hier op toe?
Het kabinet hecht eraan te benadrukken dat er in onze open samenleving geen ruimte is voor extremistische of antisemitische uitingen. Uitingen, zoals haatzaaien, opruiing en aanzetten tot geweld, zijn strafbaar, ondermijnend aan de democratische rechtsorde en kunnen een bedreiging vormen voor de openbare orde en/of nationale veiligheid.
Wanneer juridische grenzen in ons land worden overschreden, neemt het Openbaar Ministerie de beslissing of het opportuun is om over te gaan tot vervolging. Als blijkt dat tijdens dit evenement uitspraken zijn gedaan die een strafrechtelijk feit opleveren kan hiervan aangifte worden gedaan. Het is vervolgens aan de politie en het Openbaar Ministerie om de aangifte te onderzoeken en eventuele vervolgstappen te ondernemen.
In reactie op uw Kamervragen van 2021 is Hizb ut-Tahrir destijds getypeerd als een radicale pan-islamistische en anti-zionistische beweging.1 Gelet op het ontbreken van juridische grondslagen om organisatiegericht onderzoek te doen naar dergelijke organisaties is er zowel bij de NCTV als bij het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid geen actueel beeld over de organisatie Hizb ut-Tahrir. De Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (hierna: AIVD) heeft in 2023 onderzoek gedaan naar welke dreiging uitging van Hizb ut-Tahrir. In het jaarverslag 2023 staat dat er een geringe dreiging uitging van deze beweging. De beweging propageert een extremistische boodschap, maar het is in Nederland een kleine groep zonder groot bereik.2
Herinnert u zich nog de antwoorden op onze Kamervragen uit 2021 over Hizb ut Tharir, waarin deze organisatie door u werd gekenschetst als een radicale pan-islamistische en antizionistische beweging die zou kunnen aanzetten tot radicalisering, maar in de Nederlandse samenleving nog weinig bereik en ontvankelijkheid zou ontmoeten? Wat is uw actuele beeld van deze organisatie?
Zie antwoord vraag 2.
Is het feit dat deze conferentie in Nederland wordt georganiseerd niet een teken dat het bereik en de ontvankelijkheid van en voor de organisatie Hizb ut Tharir is toegenomen?
Zie antwoord vraag 2.
Is er een vergunning afgegeven door de gemeente Amsterdam voor de conferentie en op welke gronden?
Deze conferentie valt onder de bestaande exploitatievergunning van de locatie. De gemeente Amsterdam heeft daarom geen specifieke vergunning voor de conferentie hoeven afgeven.
Is in het voortraject contact geweest met OM, politie en justitie en/of het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) over de conferentie en zo ja, waarover specifiek?
Er is voorafgaand aan de bijeenkomst vanuit de gemeente Amsterdam geen contact geweest met het Openbaar Ministerie, de politie, het Ministerie van Justitie en Veiligheid en Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over deze conferentie.
Is u bekend of er visa zijn verstrekt voor sprekers op het congres en zo ja voor welke personen en op welke gronden? Hadden deze geweigerd kunnen worden uit voorzorg om radicale boodschappers hier geen podium te geven en waarom is dat niet gebeurd?
Ik kan niet ingaan op individuele gevallen.
In algemene zin geldt dat wanneer personen naar Nederland komen om hier extremistisch gedachtegoed te verspreiden het kabinet er alles aangelegen is om deze personen te weren. Zo is uw Kamer op 25 oktober 2023 geïnformeerd over het versterken van de maatregel om extremistische vreemdelingen uit Nederland te weren.3 Het weren uit Nederland kan plaatsvinden door een visum voor kort verblijf te weigeren als een vreemdeling visumplichtig is. Niet-visumplichtige derdelanders kunnen ook geweerd worden, bijvoorbeeld door hen te signaleren in het Schengeninformatiesysteem of door een ongewenstverklaring op te leggen, bijvoorbeeld als zij een gevaar vormen voor de openbare orde of de nationale veiligheid. Bij EU-burgers en vreemdelingen die langdurig ingezetene zijn van een lidstaat geldt dat het weren pas mogelijk is als het persoonlijk gedrag van de betrokkene een werkelijke, actuele en voldoende ernstige bedreiging voor een fundamenteel belang van de samenleving vormt. De Immigratie- en Naturalisatiedienst (hierna: IND) baseert zich bij de beoordeling of een vreemdeling een gevaar voor de openbare orde of nationale veiligheid is, op de beschikbare informatie, zoals een duiding van de NCTV, een ambtsbericht van de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (hierna: AIVD) of een oordeel over de openbare orde door politie en/of de lokale driehoek.4
De IND heeft geen signalerende rol in de komst van (buitenlandse) extremistische sprekers naar Nederland. De IND is in het uitvoeren van bovengenoemde maatregel afhankelijk van informatie van derden (zoals gemeenten en politie).
Eerder gaf u aan dat, in tegenstelling tot in Duitsland, de organisatie niet verboden is in Nederland en het aan het Openbaar Ministerie (OM) is bepaalde activiteiten te verbieden. Bent u bereid dit standpunt te herzien nu artikel 2:20 van het burgerlijk wetboek u meer bevoegdheden geeft organisaties die ondermijnend zijn voor de vrije en democratische samenleving te verbieden? Zo ja, op welke termijn? Zo nee, waarom niet?
Het is aan het Openbaar Ministerie om te bezien of er redenen zijn waarom een organisatie verboden moet worden. Het Openbaar Ministerie kan de rechter verzoeken een organisatie te verbieden en ontbinden op grond van artikel 2:20 Burgerlijk Wetboek (of 10:122 Burgerlijk Wetboek voor internationale organisaties).
Sinds 1 januari 2022 is het wettelijk kader aangescherpt, waardoor de drempel voor het verbieden van een rechtspersoon is verlaagd. Op grond van het tot dan toe geldende artikel 2:20 lid 1 Burgerlijk Wetboek kon de rechtbank op verzoek van het Openbaar Ministerie een rechtspersoon waarvan de werkzaamheid in strijd is was met de openbare orde, verbieden en ontbinden en een rechtspersoon waarvan enkel het doel in strijd was met de openbare orde ontbinden. Door bovengenoemde wetswijziging is hieraan toegevoegd dat een rechtspersoon niet alleen verboden wordt verklaard en wordt ontbonden indien de werkzaamheid van een rechtspersoon in strijd is met de openbare orde, maar ook als het doel van de rechtspersoon daarmee in strijd is. Daarbij biedt het nieuwe wettelijk kader een krachtiger instrumentarium, doordat een verbod steeds direct werkt vanaf de uitspraak en de rechter bij het verbod ook ordemaatregelen kan nemen voor de verdere duur van de procedure. De niet naleving van deze maatregelen levert een strafbaar feit op. De bestuurders van een verboden organisatie krijgen een civielrechtelijk bestuursverbod van tenminste drie jaar.
Ook na de wetswijziging is het aan het Openbaar Ministerie, niet aan het kabinet, om zich uit te spreken over de vraag of er in casu aanleiding bestaat om dergelijke verzoeken te doen.
Wat is de actuele status van uw aanpak op problematisch gedrag van dit type organisaties, nadat u eerder aangaf via een driesporen aanpak en de Taskforce ongewenst en problematisch gedrag informatie te kunnen delen en desgewenst te kunnen escaleren bij problematisch gedrag, maar later dit op een laag pitje heeft moeten zetten vanwege een gebrek aan grondslagen voor de Nationaal Coordinator Terrorismebestrijding en Veiligheid (NCTV)? Wat is de actuele status van de aanpak problematisch gedrag onder de Minister voor Integratie?
Op 4 oktober 2023 heeft de Minister van SZW, mede namens mij, een brief aan uw kamer gestuurd aangaande de voortgang van de Taskforce Problematisch Gedrag en Ongewenste Buitenlandse Financiering (hierna: Taskforce).5 Zolang gedrag van burgers niet bij wet verboden is, kan er niet strafrechtelijk worden opgetreden.
Echter gedrag dat binnen de wet valt, kan wel zorgelijk en onwenselijk zijn, bijvoorbeeld als het gaat om het verspreiden van onverdraagzaam en antidemocratisch gedachtengoed. Dan past een preventieve aanpak. Zo zet de Minister van SZW in op de versterking van de veerkracht en weerbaarheid van mensen of groepen in de samenleving die mogelijk kwetsbaar zijn voor extremistisch gedachtegoed. Dit doet zij onder andere door gemeenten en professionals te ondersteunen met kennis van evidence based interventies en het beschikbaar stellen van middelen voor het versterken van beschermende factoren zoals digitale weerbaarheid, een gezonde identiteitsontwikkeling en sociale cohesie in de wijk. Deze factoren zorgen ervoor dat mensen beter bestand zijn tegen tegenslag en minder vatbaar voor radicalisering en ongewenste polarisatie.
Wanneer wel sprake is van strafbare feiten, zoals haatzaaien, discriminatie, opruiing, intimidatie of vandalisme dan is strafrechtelijk optreden in concrete gevallen mogelijk door de politie en het OM. Daarnaast kan de AIVD onderzoek doen naar personen of organisaties, waarbij het vermoeden bestaat dat zij een gevaar vormen voor het voortbestaan van de democratische rechtsorde, dan wel de nationale veiligheid of andere gewichtige belangen van de staat.
Waar het gaat om signalen van radicalisering die uiteindelijk kunnen leiden of geleid hebben tot gewelddadig extremistische of terroristische activiteiten kunnen gemeenten multidisciplinaire casusoverleggen organiseren en gerichte interventies doen binnen de persoonsgerichte aanpak.
Wat doet de Taskforce van SZW in dit specifieke geval, hoe kan de gemeente optreden en op welke wijze kan de NCTV ondersteunen in de coördinatie nu de wettelijke grondslag geborgd is?
Individuele deelnemers van de Taskforce problematisch gedrag en ongewenste buitenlandse financiering handelingsperspectief vanuit hun eigen wettelijke kaders en bevoegdheden. Zo kan de politie vanuit haar wettelijke taak in overleg met het bevoegd gezag en in overeenstemming met de geldende rechtsregels zorgen voor de daadwerkelijke handhaving van de rechtsorde. Daarnaast kan de AIVD, op basis van de WiV 2017, onderzoek doen naar personen of organisaties, waarbij het vermoeden bestaat dat zij een gevaar vormen voor het voortbestaan van de democratische rechtsorde, dan wel de nationale veiligheid of andere gewichtige belangen van de staat. Indien daar voldoende aanleiding voor is, kan de AIVD een ambtsbericht uitbrengen aan relevante ketenpartners.
De Taskforce zelf, onder voorzitterschap van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid is geen juridische entiteit en heeft als samenwerkingsverband geen eigen toezichts – of onderzoeksbevoegdheden. Individuele casuïstiek, in dit geval de conferentie van Hizb ut Tahrir, wordt niet in Taskforceverband behandeld. Dit redenen hiervoor zijn uiteengezet in de laatste voortgangsbrief over de Taskforce.6 Er bestaat geen juridische grondslag voor het behandelen van casuïstiek en het delen van (persoons)informatie over problematisch gedrag en ongewenste buitenlandse financiering tussen de partners van de Taskforce. Een dergelijk overleg is niet rechtmatig en vindt dan ook niet plaats.
Indien de gemeente op de hoogte is van een bijeenkomst en in het kader van de openbare orde zorgen heeft over sprekers of deelnemers, kan zij haar zorgen uitspreken richting de beheerder van de locatie. Daarnaast zal de lokale driehoek altijd alert zijn op eventuele wanordelijkheden.
De NCTV kan op verzoek van bijvoorbeeld een gemeente een fenomeenanalyse opstellen voor een beter begrip de ontwikkelingen van fenomenen die de nationale veiligheid raken en hoe dit kan doorwerken in de samenleving.
De Wet Coördinatie terrorismebestrijding en nationale veiligheid is nog niet in werking getreden, de algemene maatregel van bestuur is in internetconsultatie. De NCTV kan na inwerkingtreding, zoals weergegeven in de wet, onder duidelijke voorwaarden persoonsgegevens verwerken, ten behoeve van haar coördinatietaak in terrorismebestrijding en nationale veiligheid. De NCTV mag ook dan geen onderzoek doen gericht op personen en organisaties en geen duidingen verstrekken waardoor een persoon in verband wordt gebracht met een trend of fenomeen.
Bent u bereid deze vragen 1 voor 1 zo snel mogelijk te beantwoorden?
Ja.
De betrokkenheid van een AIVD’er bij het saboteren van het Iraanse kernwapenprogramma |
|
Joost Sneller (D66) |
|
Hugo de Jonge (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA), Kajsa Ollongren (minister defensie) (D66), Mark Rutte (minister-president , minister algemene zaken) (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Sabotage in Iran: een missie in duisternis»?1
Ja. Er is kennisgenomen van genoemde publicatie over dit onderwerp.
In het algemeen geldt dat de Kamer over de vertrouwelijke aspecten van het werk van de diensten via de Commissie voor de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten (CIVD) wordt geïnformeerd. Dit is in overeenstemming met de waarborgen die de Wet op de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten (Wiv) 2017 bevat over onder meer de wettelijke plicht tot geheimhouding van de werkwijze van de diensten.
Op operaties van de inlichtingen- en veiligheidsdiensten, publicaties daarover en veronderstellingen die daarin worden gedaan, juist of onjuist, kan nooit worden ingegaan. De inhoud van publicaties en veronderstellingen die daarin worden gedaan, zijn altijd voor rekening van de betreffende journalist.
Ik hecht er wel aan het volgende te benadrukken:
Alle handelingen van de AIVD en de MIVD zijn gebaseerd op de taken, de verantwoordelijkheden en de bevoegdheden die in de Wet op de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten (Wiv) 2002 waren en thans in de Wiv 2017 zijn opgenomen. Over de vertrouwelijke aspecten van het werk van de diensten wordt via de CIVD politieke verantwoording afgelegd. Bovendien geldt dat de Commissie van Toezicht op de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten (CTIVD) te allen tijde belast was en is met de controle op de rechtmatigheid van het handelen van de inlichtingen- en veiligheidsdiensten. Daarmee vormt de CTIVD een wezenlijk onderdeel van het stelstel van wettelijke waarborgen die van toepassing zijn op de werkzaamheden van de inlichtingen- en veiligheidsdiensten.
Wat is uw reactie op het bericht?
Zie antwoord vraag 1.
Kunt u in zijn algemeenheid aangeven wanneer operaties van de inlichtingen-en veiligheidsdiensten (I&V-diensten) in het buitenland goedkeuring vereisen van de politieke leiding?
Voorop staat dat de Wiv 2017 geen onderscheid kent tussen de inzet van bevoegdheden in het binnen- of buitenland. Dat houdt in dat dezelfde voorwaarden en waarborgen gelden voor inzet in het buitenland als voor diezelfde inzet in Nederland, waaronder begrepen de voorgeschreven toestemmingsniveaus uit de Wiv 2017, toetsing door de Toetsingscommissie Inzet Bevoegdheden (TIB) of voorgeschreven meldingen bij de CTIVD.
Zowel in de periode waar de publicatie betrekking op heeft, als nu functioneren de diensten onder de ministeriële verantwoordelijkheid. Zie ook het antwoord op vragen 1 en 2.
Vanwege de genoemde plicht tot geheimhouding kan in het openbaar niet worden ingegaan op de informatievoorziening aan de Minister-President. In het algemeen geldt dat de betrokken Ministers de afweging maken of de Minister-President direct of via de Raad voor de Veiligheids- en Inlichtingendiensten en vertrouwelijk wordt geïnformeerd over het handelen van de diensten.
De AIVD en de MIVD hebben te maken met een stelsel van parlementaire controle. Primair geldt dat parlementaire controle plaatsvindt in het openbaar, via de vaste commissies voor Binnenlandse Zaken (indien van toepassing) en in het geheim – waar het staatsgeheime informatie betreft – in de CIVD. Daarnaast vindt doorlopende controle plaats via de CTIVD, de onafhankelijke en gespecialiseerde toezichthouder op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten. Ook worden bepaalde door de Minister verleende toestemmingen (de grondslag van een operatie) aan de TIB voorgelegd voor een rechtmatigheidstoets. In andere gevallen mag uitsluitend de Rechtbank Den Haag toestemming verlenen.
Verder wordt over de aard en inhoud van de informatievoorziening en verantwoording aan de CIVD door het kabinet in het openbaar geen mededelingen gedaan.
Kunt u in zijn algemeenheid aangeven wanneer de I&V-diensten verantwoording moeten afleggen voor operaties in het buitenland?
Zie antwoord vraag 3.
Kunt zonder in te gaan op deze specifieke casus reageren op de duiding van topambtenaar Wim Kuijken dat het tot de professionele taak hoort van de AIVD om de Minister te informeren bij dit soort operaties, en dat ook de Minister-President op de hoogte dient te zijn «vanwege de mogelijke geopolitieke implicaties»?
Zie antwoord vraag 3.
Kunt in zijn algemeenheid aangeven wanneer de Commissie voor de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten (CIVD) over operaties in het buitenland geïnformeerd moet worden?
Zie antwoord vraag 3.
Bent u van mening dat de democratische controle op de operaties waar de I&V-diensten aan deelnemen voldoende geborgd is?
Ik ben van mening dat zowel de democratische controle alsook het toezicht op de handelingen van de diensten, zijn geborgd. Ik verwijs u verder naar de beantwoording van vraag 1 en 2.
Kan het voorkomen dat de Nederlandse I&V-diensten hulpverlenen aan acties van andere I&V-diensten zonder zelf op de hoogte zijn van wat die acties behelzen, en wat de (geopolitieke) gevolgen zijn van die acties? Acht u dat wenselijk?
Er wordt in het openbaar niet ingegaan op de werkwijze van de diensten, waaronder de aard van de samenwerking met inlichtingen- en veiligheidsdiensten van andere landen (hierna: buitenlandse diensten).
Internationale samenwerking is voor de AIVD en de MIVD van essentieel belang.
De samenwerking met buitenlandse diensten moet voldoen aan de wettelijke vereisten en waarborgen zoals door de Wiv 2017 is bepaald.1 Dat betreft allereerst de bevoegdheid tot het aangaan van samenwerkingsrelaties met buitenlandse diensten en de daaraan voorafgaande, door de diensten te maken, weging die bepalend is voor de vraag of en, zo ja, waaruit die samenwerking kan bestaan. De Wiv 2017 geeft verder een regeling voor de verstrekking van gegevens alsmede het verlenen van technische en andere vormen van ondersteuning aan buitenlandse diensten. Tevens bevat de Wiv 2017 een regeling voor het doen van verzoeken om technische en andere vormen van ondersteuning aan buitenlandse diensten door de AIVD of MIVD.
De samenwerking met buitenlandse diensten valt volledig onder het toezicht van de CTIVD.
Welke eisen stellen de Nederlandse I&V-diensten aan het meewerken aan operaties geleid door I&V-diensten van andere landen?
Zie antwoord vraag 8.
Kunt u bevestigen dat de AIVD in 2007 betrokken was bij een sabotageactie van het Iraanse kernwapenprogramma? Zo ja, heeft er op enige wijze politieke goedkeuring plaats gevonden van deze actie? Is er op enige wijze achteraf verantwoording afgelegd over de actie?
Gelet op de wettelijke plicht tot geheimhouding van de werkwijze van de diensten, kan ik niet inhoudelijk reageren op vermeende betrokkenheid van Nederland. In voorkomende gevallen dat de Kamer geïnformeerd dient te worden, zal dit via de CIVD worden gedaan.
Kunt u bevestigen dat de AIVD «wist dat het meedeed aan een operatie om het Iraanse nucleaire programma te saboteren», zoals de Volkskrant stelt? Zo ja, in hoeverre zou op basis van die kennis volgens u goedkeuring verzocht moeten worden voor de deelname bij de politieke leiding? In hoeverre had op basis van die kennis de CIVD geïnformeerd moeten worden?
Zie antwoord vraag 10.
Kunt u bevestigen dat de AIVD niet wist op welke wijze de eigen agent zou bijdragen aan het saboteren van het Iraanse kernwapenprogramma, namelijk via het inbrengen van een computervirus?
Zie antwoord vraag 10.
Deelt u de mening dat het zeer onwenselijk is dat Nederland operaties uitvoert met mogelijk verstrekkende gevolgen zonder zelf volledig op de hoogte te zijn van de inhoud van die operaties?
Zie het antwoord op vraag 8.
Waren de handelingen (of het gebrek daaraan) van de AIVD m.b.t. de sabotageactie volgens u in strijd met de toen geldende wetgeving, in het bijzonder de Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten (Wiv) 2002?
Gelet op de wettelijke plicht tot geheimhouding van de werkwijze van de diensten, kan ik niet inhoudelijk reageren op vermeende betrokkenheid van Nederland. In voorkomende gevallen dat de Kamer geïnformeerd dient te worden, zal dit via de CIVD worden gedaan.
Zouden de handelingen (of het gebrek daaraan) van de AIVD m.b.t. de sabotageactie volgens u in strijd zijn met de Wiv 2017 en de Tijdelijke wet cyberoperaties?
De Wiv 2017 noch het kabinet spreken van «sabotage». De memorie van toelichting (MvT) op de Wiv 2017 spreekt van de mogelijkheid om verstoringsacties uit te voeren, als één van de maatregelen zoals hieronder beschreven.
De Wiv 2017 bevat de bevoegdheid tot het bevorderen of treffen van maatregelen ter bescherming van door de betreffende dienst te behartigen belangen. Vooropgesteld wordt dat deze bevoegdheid qua inzet, impact en risicoafwegingen veel verschillende verschijningsvormen kent. Bij het bevorderen of het treffen van maatregelen gaat het er met name om bepaalde anti-democratische, staatsgevaarlijke activiteiten of andere activiteiten die gericht zijn tegen één van de in de Wiv genoemde belangen te ontmoedigen of in de kiem te smoren met als uiteindelijke doel (preventief) te voorkomen dat de ermee gepaard gaande risico’s worden gerealiseerd.
De juridische basis om een verstoringsactie uit te voeren – met de explicitering dat hierbij gebruik mag worden gemaakt van een technisch hulpmiddel – is terug te vinden in artikel 73 lid 1 van de Wiv 2017. In de MvT Wiv 2017 is de toelichting op artikel 73 terug te vinden in paragraaf 4.3.2 In de Wiv 2002 was deze juridische basis terug te vinden in artikel 21 lid 1 sub a onder 2.
De Tijdelijke Wet onderzoek naar landen met een offensief cyberprogramma wijzigt niets aan de bevoegdheid in het wettelijke kader hieromtrent en de waarborgen die hiervoor gelden. De Wiv 2017 blijft op dit punt onverkort van kracht.
Zie verder het antwoord op vraag 2.
Bent u bereid de Commissie van Toezicht op de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten (CTIVD) te verzoeken onderzoek te doen naar deze casus?
De CTIVD bepaalt als onafhankelijke toezichthouder binnen de wettelijke kaders van de Wiv 2017 zelf of, en zo ja naar welk onderdeel van het handelen van de diensten zij onderzoek zal instellen. Het is mij niet bekend of de CTIVD voornemens is een onderzoek naar deze casus in te stellen.
Het bericht ‘Sabotage in Iran: een missie in duisternis’ |
|
Michiel van Nispen (SP) |
|
Hanke Bruins Slot (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA), Hugo de Jonge (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
![]() |
Kunt u een uitgebreid tijdpad maken van de missie van AIVD-agent Erik van Sabben om het Iraanse kernwapenprogramma te saboteren? Wanneer is de AIVD benaderd door de CIA en Mossad over deze missie? Wanneer is Erik van Sabben gerekruteerd hiervoor? Wanneer zijn betrokken Ministers geïnformeerd? Is Nederlandse betrokkenheid op enig moment gemeld aan de Tweede Kamer?1
Gelet op de wettelijke plicht tot geheimhouding van de werkwijze van de diensten, kan ik niet inhoudelijk reageren op vermeende betrokkenheid van Nederland. In voorkomende gevallen dat de Kamer geïnformeerd dient te worden, zal dit via de Commissie voor de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten (CIVD) worden gedaan.
Tot hoeverre was de AIVD geïnformeerd over deze missie? Wist de geheime dienst dat een van hun agenten het Iraanse kernwapenprogramma op grote schaal zou saboteren via een cyberaanval? Was de AIVD bekend met Stuxnet?
Zie antwoord vraag 1.
Wordt de commissie-Stiekem voldoende op de hoogte gehouden over acties van de AIVD, of worden sommige acties en missies nog steeds geheim gehouden?
Ik benadruk dat alle handelingen van de AIVD en de MIVD zijn gebaseerd op de taken, de verantwoordelijkheden en de bevoegdheden die in de Wet op de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten (Wiv) 2002 waren en thans in de Wiv 2017, zijn opgenomen. Over de vertrouwelijke aspecten van het werk van de diensten wordt via de CIVD politieke verantwoording afgelegd. Bovendien geldt dat de Commissie van Toezicht op de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten (CTIVD) te allen tijde belast was en is met de controle op de rechtmatigheid van het handelen van de inlichtingen- en veiligheidsdiensten. Daarmee vormt de CTIVD een wezenlijk onderdeel van het stelstel van wettelijke waarborgen die van toepassing zijn op de werkzaamheden van de inlichtingen- en veiligheidsdiensten.
Terugblikkend op vragen van voormalig Kamerlid Karabulut (SP) over Nederlandse betrokkenheid bij een cyberaanval tegen Iran, ingezonden op 4 september 2019 en beantwoord op 17 oktober 2019, kunt u nu inhoudelijk antwoord geven op vragen 1, 2, 3, 4, 7, 8 en 10, die toentertijd niet beantwoord werden vanwege geheimhouding?2
Ik verwijs u naar het antwoord op vragen 1 en 2.
Is het gebruikelijk dat AIVD-agenten worden ingezet voor de missies van andere veiligheids- en inlichtingendiensten, zoals de Mossad of CIA? Hoe vaak komt dit voor? Worden u en/of de Minister-President hierover geïnformeerd? Wie maakt uiteindelijk de beslissing of AIVD-agenten meedoen met een missie van een andere geheime dienst?
Er wordt in het openbaar niet ingegaan op de werkwijze van de diensten, waaronder de aard van de samenwerking met inlichtingen- en veiligheidsdiensten van andere landen (hierna: buitenlandse diensten).
Internationale samenwerking is voor de AIVD en de MIVD van essentieel belang.
De samenwerking met buitenlandse diensten moet voldoen aan de wettelijke vereisten en waarborgen zoals door de Wiv 2017 is bepaald.3 Dat betreft allereerst de bevoegdheid tot het aangaan van samenwerkingsrelaties met buitenlandse diensten en de daaraan voorafgaande, door de diensten te maken, weging die bepalend is voor de vraag of en, zo ja, waaruit die samenwerking kan bestaan. De Wiv 2017 geeft verder een regeling voor de verstrekking van gegevens alsmede het verlenen van technische en andere vormen van ondersteuning aan buitenlandse diensten. Tevens bevat de Wiv 2017 een regeling voor het doen van verzoeken om technische en andere vormen van ondersteuning aan buitenlandse diensten door de AIVD of MIVD.
De samenwerking met buitenlandse diensten valt volledig onder het toezicht van de CTIVD.
Heeft de AIVD door deze missie in 2007 de doos van Pandora geopend en een nieuwe vorm van cyberoorlog geïntroduceerd?
Ik verwijs u naar het antwoord op vragen 1 en 2.
Is Stuxnet op latere momenten nogmaals gebruikt door de AIVD of MIVD, in Iran of in andere landen?
Zie antwoord vraag 6.
Kunt u reageren op de uitspraak van hoogleraar Dennis Broeders, dat het gebruik van Stuxnet niet voldoet aan internationale normen voor verantwoord gedrag in het digitale domein? Voldoen de acties van de AIVD en MIVD aan deze normen?
Voor de visie van het kabinet op de manier waarop het internationaal recht wordt toegepast in het cyberdomein verwijs ik u naar de brief van de Minister van Buitenlandse Zaken aan uw Kamer van 5 juli 2019.4 De juridische kwalificatie van individuele incidenten of scenario’s vereist een zorgvuldige beoordeling van alle relevante omstandigheden van het geval.
Gelet op de wettelijke plicht tot geheimhouding van de werkwijze van de diensten, kan ik niet inhoudelijk reageren op vermeende betrokkenheid van Nederland. In voorkomende gevallen dat de Kamer geïnformeerd dient te worden, zal dit via de Commissie voor de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten (CIVD) worden gedaan.
Kunt u reageren op de uitspraak van meerdere experts op deze missie, dat dit een oorlogsdaad was? Heeft de AIVD, door deel te nemen aan deze missie, een oorlogsdaad gepleegd?
Zie antwoord vraag 8.
Hoe verloopt contact tussen Nederland en Iran? Wordt deze missie besproken?
Nederland onderhoudt diplomatieke relaties met Iran. In 2019 heeft het Iraanse Ministerie van Buitenlandse Zaken vragen gesteld aan Nederland naar aanleiding van een eerdere publicatie in de Volkskrant over dit onderwerp. De Kamer is hier destijds over geïnformeerd.5
Er wordt in het openbaar niet ingegaan op de werkwijze van de diensten, waaronder de aard van de samenwerking met inlichtingen- en veiligheidsdiensten van andere landen.
Is er ooit onderzoek gedaan naar de dood van Erik van Sabben?
Voor de AIVD en de MIVD gelden dat er in het openbaar geen uitspraken kunnen worden gedaan over de werkwijze van de diensten.
Het bericht 'Sabotage in Iran: een missie in duisternis' |
|
Sandra Palmen (NSC), Jesse Six Dijkstra (NSC) |
|
Mark Rutte (minister-president , minister algemene zaken) (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Sabotage in Iran: een missie in duisternis» van 8 januari 2024?1
Ja. Er is kennisgenomen van genoemde publicatie over dit onderwerp.
In het algemeen geldt dat de Kamer over de vertrouwelijke aspecten van het werk van de diensten via de Commissie voor de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten (CIVD) wordt geïnformeerd. Dit is in overeenstemming met de waarborgen die de Wet op de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten (Wiv) 2017 bevat over onder meer de wettelijke plicht tot geheimhouding van de werkwijze van de diensten.
Op operaties van de inlichtingen- en veiligheidsdiensten, publicaties daarover en veronderstellingen die daarin worden gedaan, juist of onjuist, kan nooit worden ingegaan. De inhoud van publicaties en veronderstellingen die daarin worden gedaan, zijn altijd voor rekening van de betreffende journalist.
Ik hecht er wel aan het volgende te benadrukken:
Alle handelingen van de AIVD en de MIVD zijn gebaseerd op de taken, de verantwoordelijkheden en de bevoegdheden die in de Wet op de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten (Wiv) 2002 waren en thans in de Wiv 2017, zijn opgenomen. Over de vertrouwelijke aspecten van het werk van de diensten wordt via de CIVD politieke verantwoording afgelegd. Bovendien geldt dat de Commissie van Toezicht op de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten (CTIVD) te allen tijde belast was en is met de controle op de rechtmatigheid van het handelen van de inlichtingen- en veiligheidsdiensten. Daarmee vormt de CTIVD een wezenlijk onderdeel van het stelstel van wettelijke waarborgen die van toepassing zijn op de werkzaamheden van de inlichtingen- en veiligheidsdiensten.
Kunt u een reactie geven op de inhoud van het bericht?
Zie antwoord vraag 1.
Is de politieke leiding vooraf volledig geïnformeerd, en zo ja hoe?
Zowel in de periode waar de publicatie betrekking op heeft, als nu functioneren de diensten onder de ministeriële verantwoordelijkheid. Zie ook het antwoord op vragen 1 en 2.
Vanwege de genoemde plicht tot geheimhouding kan in het openbaar niet worden ingegaan op de informatievoorziening aan de Minister-President. In het algemeen geldt dat de betrokken Ministers de afweging maken of de Minister-President direct of via de Raad voor de Veiligheids- en Inlichtingendiensten en vertrouwelijk wordt geïnformeerd over het handelen van de diensten.
De AIVD en de MIVD hebben te maken met een stelsel van parlementaire controle. Primair geldt dat parlementaire controle plaatsvindt in het openbaar, via de vaste commissies voor Binnenlandse Zaken (indien van toepassing) en in het geheim – waar het staatsgeheime informatie betreft – in de CIVD. Daarnaast vindt doorlopende controle plaats via de CTIVD, de onafhankelijke en gespecialiseerde toezichthouder op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten. Ook worden bepaalde door de Minister verleende toestemmingen (de grondslag van een operatie) aan de TIB voorgelegd voor een rechtmatigheidstoets. In andere gevallen mag uitsluitend de Rechtbank Den Haag toestemming verlenen.
Verder wordt over de aard en inhoud van de informatievoorziening en verantwoording aan de CIVD door het kabinet in het openbaar geen mededelingen gedaan.
Is er vooraf politiek groen licht gegeven voor de operatie in kwestie?
Zie antwoord vraag 3.
Wordt de Minister-President en worden de leden van de Commissie voor de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten (CIVD) altijd op de hoogte gesteld van operaties van de diensten met een hoog geopolitiek afbreukrisico?
Zie antwoord vraag 3.
Zo niet, op basis van welke belangenafweging wordt bepaald of dit gebeurt?
Zie antwoord vraag 3.
Beschikken/beschikten de Nederlandse inlichtingen- en veiligheidsdiensten onder de Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten 2002 (Wiv 2002), de Wiv 2017, en/of de Tijdelijke wet cyberoperaties over de wettelijke bevoegdheid om (digitale) sabotage te plegen op kritieke systemen van antagonistische landen?
De Wiv 2017 noch het kabinet spreken van «sabotage». De memorie van toelichting (MvT) op de Wiv 2017 spreekt van de mogelijkheid om verstoringsacties uit te voeren, als één van de maatregelen zoals hieronder beschreven.
De Wiv 2017 bevat de bevoegdheid tot het bevorderen of treffen van maatregelen ter bescherming van door de betreffende dienst te behartigen belangen.
Vooropgesteld wordt dat deze bevoegdheid qua inzet, impact en risicoafwegingen veel verschillende verschijningsvormen kent. Bij het bevorderen of het treffen van maatregelen gaat het er met name om bepaalde anti-democratische, staatsgevaarlijke activiteiten of andere activiteiten die gericht zijn tegen één van de in de Wiv genoemde belangen te ontmoedigen of in de kiem te smoren met als uiteindelijke doel (preventief) te voorkomen dat de ermee gepaard gaande risico’s worden gerealiseerd.
De juridische basis om een verstoringsactie uit te voeren – met de explicitering dat hierbij gebruik mag worden gemaakt van een technisch hulpmiddel – is terug te vinden in artikel 73 lid 1 van de Wiv 2017. In de MvT Wiv 2017 is de toelichting op artikel 73 terug te vinden in paragraaf 4.3.2 In de Wiv 2002 was deze juridische basis terug te vinden in artikel 21 lid 1 sub a onder 2.
De Tijdelijke Wet onderzoek naar landen met een offensief cyberprogramma wijzigt niets aan de bevoegdheid in het wettelijke kader hieromtrent en de waarborgen die hiervoor gelden. De Wiv 2017 blijft op dit punt onverkort van kracht.
Zo ja, op basis van welke wetsartikelen?
Zie antwoord vraag 7.
Acht u het onwenselijk dat de diensten een onevenwichtige afhankelijkheidsrelatie van buitenlandse partners ontwikkelen en als zodanig bij operationele samenwerking over cruciale details in het ongewisse worden gelaten?
Er wordt in het openbaar niet ingegaan op de werkwijze van de diensten, waaronder de aard van de samenwerking met inlichtingen- en veiligheidsdiensten van andere landen (hierna: buitenlandse diensten).
Internationale samenwerking is voor de AIVD en de MIVD van essentieel belang.
De samenwerking met buitenlandse diensten moet voldoen aan de wettelijke vereisten en waarborgen zoals door de Wiv 2017 is bepaald.3 Dat betreft allereerst de bevoegdheid tot het aangaan van samenwerkingsrelaties met buitenlandse diensten en de daaraan voorafgaande, door de diensten te maken, weging die bepalend is voor de vraag of en, zo ja, waaruit die samenwerking kan bestaan. De Wiv 2017 geeft verder een regeling voor de verstrekking van gegevens alsmede het verlenen van technische en andere vormen van ondersteuning aan buitenlandse diensten. Tevens bevat de Wiv 2017 een regeling voor het doen van verzoeken om technische en andere vormen van ondersteuning aan buitenlandse diensten door de AIVD of MIVD.
De samenwerking met buitenlandse diensten valt volledig onder het toezicht van de CTIVD.
Zo ja, welke controlemechanismen zijn er om dit te voorkomen?
Zie antwoord vraag 9.
Functioneren deze controlemechanismen, naar uw oordeel, voldoende?
Zie antwoord vraag 9.
Zou u de Kamer uiterlijk drie dagen voor de vaststelling van de begrotingsstaat van het Ministerie van Algemene Zaken, de beantwoording van deze vragen willen doen toekomen?
De vragen zijn zo spoedig mogelijk beantwoord.
Het bericht ‘Chinese overheid sponsort weekendles Chinees-Nederlandse kinderen’ |
|
Jan Paternotte (D66), Mpanzu Bamenga (D66), Bente Becker (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie), Ruben Brekelmans (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie) |
|
Karien van Gennip (minister sociale zaken en werkgelegenheid) (CDA), Hanke Bruins Slot (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA), Mariëlle Paul (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie) |
|
![]() ![]() |
Kent u het verslag van RTL over de aard en omvang van het (mede) door de Chinese overheid gefinancierde weekendonderwijs in Nederland?1
Ja.
Kunt u melden hoeveel Nederlandse resp. in Nederland woonachtige kinderen deelnemen aan dit onderwijs? Heeft u voorts in beeld hoeveel Chinese weekendscholen er in Nederland zijn, op welke locaties deze zich bevinden en wat de financieringsstructuur hiervan is? Kunt u de Kamer daarvan een overzicht verstrekken?
Het kabinet beschikt niet over cijfers van instellingen voor informeel onderwijs, waar zij zich bevinden, hoeveel leerlingen deze instellingen bezoeken of hoe de financieringsstructuur eruit ziet. Het kabinet kan het gevraagde overzicht van Chinese weekendscholen dan ook niet verstrekken aan uw Kamer.
Het kabinet werkt aan een wetsvoorstel om zowel inzicht in als signaalgestuurd toezicht op informele onderwijsinstellingen te krijgen. Uw Kamer is per brief van 24 mei 2023 over de contouren van dit wetsvoorstel geïnformeerd.2
Bent u van mening dat er voldoende transparantie en toezicht is op deze scholen om te waarborgen dat de lessen niet indruisen tegen de Nederlandse democratie en rechtsstaat? Kunt u dit antwoord toelichten?
Momenteel is er vanuit de Rijksoverheid geen toezicht op instellingen voor informeel onderwijs, zoals deze weekendscholen. Dit laat onverlet dat instellingen die informeel onderwijs geven zich aan de hier geldende wet- en regelgeving dienen te houden.
Het kabinet wil verandering brengen in het gebrek aan toezicht op informeel onderwijs en is hiervoor handvatten aan het creëren, zodat eerder kan worden ingegrepen wanneer er signalen zijn dat dit onderwijs mogelijk aanzet tot haat, geweld of discriminatie. Aan een wetsvoorstel wordt nu gewerkt. Uw Kamer is in de brief van 24 mei 2023 over de contouren van dit wetsvoorstel geïnformeerd.3
Hoe beoordeelt u de Chinese invloed op weekendscholen in het licht van de waarschuwing in het laatste AIVD-jaarverslag over de toename van Chinese spionage-activiteiten en een toenemende inzet om (voormalige) burgers hier in de gaten te houden of onder druk te zetten?
Het staat landen vrij om het behoud van de eigen taal en cultuur te stimuleren in het buitenland. In veel gevallen betalen landen daaraan mee en zijn ze daar ook helder over. Nederland doet dit ook.
Dit alles laat niet onverlet dat er ook bij het kabinet zorgen zijn over ongewenste buitenlandse beïnvloeding. Het kabinet voert dan ook een brede aanpak om dit fenomeen tegen te gaan. Burgers die zich onveilig voelen ten gevolge van mogelijke ongewenste beïnvloeding vanuit statelijke actoren in Nederland, kunnen hierover signalen kwijt op verschillende plekken binnen de Rijksoverheid, zoals beschreven in de Kamerbrief van 6 april 2023 over de geïntensiveerde aanpak ongewenste buitenlandse inmenging.4 Op het moment dat verschillende overheidsorganisaties (waaronder de Ministeries van Buitenlandse Zaken, Justitie en Veiligheid, Sociale Zaken en Werkgelegenheid, de Nationale Politie en de inlichtingen- en veiligheidsdiensten) dergelijke signalen ontvangen, kunnen zij mede op basis hiervan handelen. Daarnaast wordt momenteel gewerkt aan de uitwerking van de motie van het lid Becker (VVD) die oproept tot het inrichten van een centraal meldpunt voor slachtoffers van ongewenste buitenlandse beïnvloeding. Hierover wordt u in de loop van 2024 door de Minister van Justitie en Veiligheid geïnformeerd.5
In algemene zin geldt dat het kabinet inzet op het tegengaan van strafbaar gedachtengoed dat gepropagandeerd wordt op weekendscholen, zoals aanzetten tot haat, geweld of discriminatie. Zo werkt het kabinet aan een wetsvoorstel om in te kunnen grijpen wanneer op informele onderwijsinstellingen, waaronder weekendscholen, uitingen worden gedaan die aanzetten tot haat, geweld of discriminatie.
Zou het naar uw inschatting in China mogelijk zijn Nederlandse weekendscholen op te zetten die democratie en vrije meningsuiting prediken?
Er zijn meerdere scholen in China voor Nederlandstalige kinderen met lesprogramma’s waarin onder andere aandacht is voor Nederlandse democratische instituties en verworvenheden. Het is echter bekend dat er in China geen sprake is van vrijheid van meningsuiting zoals wij die in Nederland kennen. Het is dan ook niet mogelijk voor buitenlandse partijen, dus ook niet voor Nederland, om in China onderwijs aan te bieden aan Chinese kinderen waarbij ruimte is voor expliciete kritiek op het Chinese politieke systeem.
Welke mogelijkheden heeft het kabinet om iets te doen tegen het verspreidingen van lesboeken met Chinese propaganda en desinformatie?
Het is niet verboden om andere waarden te onderwijzen dan de in Nederland gangbare waarden. Het kabinet is echter van oordeel dat, wanneer kinderen willens en wetens worden aangezet tot haat, geweld of discriminatie in het informele onderwijs, daartegen moet kunnen worden opgetreden. Mede in dat licht wordt gewerkt aan wettelijk toezicht op informeel onderwijs. Zoals aangegeven in de eerdergenoemde brief van 24 mei 2023, zal het voorgenomen wetsvoorstel een bevoegdheid bevatten tot het geven van een aanwijzing die betrekking heeft op het gebruiken van bepaald lesmateriaal in de betreffende informele onderwijsinstelling.
Voor welk doel krijgen Chinese docenten die hier invliegen voor lessen een visum?
In zijn algemeenheid geldt dat vreemdelingen van buiten de EER en van buiten Zwitserland die tijdelijk (maximaal 90 dagen) in Nederland willen werken en om deze reden invliegen, in beginsel alleen in Nederland mogen werken als zij over een visum beschikken en daarvoor een tewerkstellingsvergunning (TWV) is verleend aan de werkgever door de UWV. Voor verblijf van langer dan 90 dagen is een verblijfsvergunning noodzakelijk (een GVVA). Voor docenten in het internationaal primair en voortgezet onderwijs, waaronder weekendscholen, geldt dat zij een TWV of GVVA kunnen aanvragen zonder arbeidsmarkttoets. De enige voorwaarde die geldt voor niet-bekostigde internationale scholen is dat de werknemer ervaring heeft met het internationale of Europese curriculum dat door de werkgever wordt aangeboden. Wel geldt onverkort dat de werkgever marktconforme arbeidsvoorwaarden moet bieden.
In het afgelopen jaar zijn bij het UWV geen aanvragen voor docenten uit China binnengekomen op grond van de regeling docenten in het internationaal onderwijs. Weekendscholen vallen bovendien buiten de reikwijdte van het onderwijsrecht. Het Ministerie van OCW houdt hier daarom geen toezicht op. Daardoor is onbekend wie de docenten op de weekendscholen precies zijn en op welke grond zij in Nederland verblijven. Het Ministerie van OCW werkt wel aan een vorm van wettelijk toezicht op informeel onderwijs, zoals beschreven in de Kamerbrief van 24 mei jl., om daar waar signalen zijn van misstanden eerder te kunnen handelen.
Is het kabinet bereid om de visumaanvragen van docenten die gelieerd zijn aan de Chinese Communistische Partij (CCP) kritischer te beoordelen? Zo ja, op welke wijze?
Iedere visumaanvraag, voor zowel lang als kort verblijf, wordt op zijn merites beoordeeld. Aanvragen voor kort verblijf (Schengenvisum) worden zorgvuldig getoetst aan de voorwaarden van de EU Visumcode. De EU Visumcode biedt geen rechtsbasis om binnen een nationaliteit onderscheid te maken naar een specifieke categorie personen. Bovendien is het onvoldoende objectief vast te stellen of een aanvrager valt binnen de categorie «docenten die gelieerd zijn aan de Chinese Communistische Partij (CCP)». Het kritischer beoordelen van visumaanvragen op basis van het behoren tot deze categorie is daarom in de praktijk niet uitvoerbaar.
Wanneer publiceert u het wetsvoorstel dat toezicht van de Inspectie van het Onderwijs mogelijk moet maken op alle vormen van informeel onderwijs?
Het kabinet is voornemens dit wetsvoorstel in het derde kwartaal van 2024 in internetconsultatie te brengen. Uw Kamer is hier in de brief van 24 mei 2023 over geïnformeerd.6
Is het kabinet bekend met het programma en de inhoud van de zomerscholen, hoe zit dit eruit? Vindt hier steekproefsgewijs een controle plaats door Nederlandse diplomatieke posten? Zijn er zorgwekkende signalen over het inhoudelijke programma?
Het kabinet is niet bekend met het programma en de inhoud van de zomerscholen. Er vindt geen controle plaats door Nederlandse diplomatieke posten in China en een dergelijk toezicht behoort niet tot hun bevoegdheden.
Bent u bereid met andere democratische landen met een grote Chinese gemeenschap, zoals Australië en het Verenigd Koninkrijk, in overleg te treden over de wijze waarop zij omgaan met de invloed op informeel onderwijs van het United Front Workers Department? Zo ja, kunt u de Kamer hierover terugkoppelen voor de behandeling van de begroting Buitenlandse Zaken in de week van 12 februari?
Nederland onderhoudt geregeld contact met gelijkgezinde landen over ongewenste buitenlandse beïnvloeding en heeft in dit kader mede op uw verzoek navraag gedaan op dit thema. Voor de meeste gelijkgezinde landen geldt dat zij informeel onderwijs decentraal geregeld hebben. Zij oefenen niet tot nauwelijks controle uit op de inhoud van het informeel onderwijs en kennen geen specifieke wet- of regelgeving die ongewenste buitenlandse invloed in het informele onderwijs reguleren. Redenen die hiervoor genoemd worden zijn het belang dat gehecht wordt aan de vrijheid van meningsuiting en het al sterk gereguleerde formele onderwijs.
Bent u bereid om de Chinese regering kritisch aan te spreken op de ongewenste inhoud op Chinese weekendscholen en te benadrukken dat weekendscholen in Nederland niet mogen indruisen tegen de democratie en rechtstaat?
Zoals gezegd, is het niet verboden om andere waarden te onderwijzen dan in Nederland gangbaar zijn, zolang geen sprake is van aanzetten tot haat, geweld of discriminatie. Vooralsnog zien wij geen aanleiding om het gesprek hierover aan te gaan met de Chinese overheid.
Hoe voert u het gesprek met de Chinese diaspora over vrije waarden, integratie hier en de onafhankelijkheid van deze inwoners met een Chinese achtergrond tegenover het Chinese regime?
Het kabinet hecht groot belang aan het in gesprek blijven met diverse groepen in Nederland over verschillende samenlevings- en integratievraagstukken. In november 2023 is het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid gestart met de organisatie van een aantal dialoogsessies met Nederlandse inwoners met een Chinese achtergrond en China-deskundigen. De samenstelling wisselt afhankelijk van het te bespreken onderwerp. Het gaat dan onder andere over het samenleven in Nederland, identiteit, ervaren discriminatie of ervaringen met betrekking tot het (Chinese) diasporabeleid. Het uitgangspunt van de gesprekken is om samen te werken op basis van gelijkwaardigheid en vertrouwen.
Kunt u aangeven hoe het staat met de uitvoering van de motie Paternotte/Becker van 12 november 2020 aangaande visitatie van lessen op Turkse weekendscholen?2
Deze motie is afgedaan door de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Zij heeft uw Kamer hierover geïnformeerd op 20 april 2022.8 Op basis van de door de Turkse overheid beschikbaar gestelde informatie is geconcludeerd dat er sprake was van kleinschalige en legitieme ondersteuning door de Turkse overheid van organisaties die taalles aanbieden. In de kamerbrief is aangegeven dat er geen aanwijzingen zijn van ongewenste beïnvloeding via deze taallessen.9 Het is derhalve niet proportioneel om van overheidswege in te zetten op visitatie. Daarnaast kom ik met het wetsvoorstel, waarin mogelijkheden worden vastgelegd om signaalgestuurd toezicht te houden op het brede spectrum van informele onderwijsinstellingen.
Bent u bereid zich in te zetten voor visitatie op alle weekendscholen waar signalen of risico’s van ongewenste buitenlandse beinvloeding zijn geconstateerd?
Het kabinet is bezig met het organiseren van toezicht op informele onderwijsinstellingen. De toezichthouder zal tot handelen overgaan wanneer er op basis van signalen vermoedens bestaan van aanzetten tot haat, geweld of discriminatie middels dit onderwijs. Onder dit handelen vallen onder meer visitaties van de betreffende locatie.
De Kamer is over de contouren van het wetsvoorstel en de onderbouwing achter deze keuzes geïnformeerd middels een brief d.d. 24 mei jl.10
Kunt u deze vragen elk afzonderlijk beantwoorden?
Ja.
Het systematisch volgen van holocaustoverlevenden door de BVD. |
|
Jesse Six Dijkstra (NSC) |
|
Hugo de Jonge (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
![]() |
Hoe lang bent u al bekend met het feit dat de Binnenlandse Veiligheidsdienst (BVD) jarenlang Joodse Nederlanders volgde die na de Tweede Wereldoorlog herdenkingsbijeenkomsten hielden in concentratiekampen?1
Onderzoeken van de BVD vonden plaats onder verantwoordelijkheid van de Minister van Binnenlandse Zaken. Het onderzoek naar een aantal leden van het Nederlands Auschwitz Comité moet worden gezien tegen de achtergrond van de dreiging die in de tijd van de Koude Oorlog uitging van het communisme, waarbij het Comité in zijn vroege jaren door de BVD en door anderen werd gezien als een dekmantelorganisatie van de Communistische Partij van Nederland (CPN).2
Deze afwegingen zijn toentertijd gemaakt door de voorganger van de AIVD op basis van de destijds geldende juridische en politiek-bestuurlijke kaders.
Begrijpt u dat (nabestaanden van) leden van het Nationaal Auschwitz Comité geschrokken zijn van de berichtgeving dat het comité jarenlang geïnfiltreerd is geweest door de BVD?
Gegeven het onvoorstelbare leed dat slachtoffers van de Holocaust hebben moeten doorstaan, begrijp ik de emoties die de berichtgeving heeft losgemaakt en snap ik dat dit vragen oproept. Ik hecht er daarom waarde aan om te benadrukken dat de onderzoeken van de BVD naar een aantal leden van het Comité in de historische context geplaatst moeten worden. Communisme werd in de tijd van de Koude Oorlog gezien als een gevaar voor de nationale veiligheid en het Comité in zijn vroegere jaren werd gezien als een dekmantelorganisatie van de CPN. In zijn algemeenheid geldt dat als de BVD onderzoek deed naar leden van een organisatie, dit niet per definitie betekende dat dit onderzoek zich richtte op iedereen die aan die organisatie verbonden was.
De belangrijkste reden voor het overbrengen van alle persoonsdossiers uit de periode 1946–1998 is het openbaar maken van toenmalig onderzoek door de Centrale Veiligheidsdienst (CVD) en de BVD, ook wanneer dit (zoals in het geval van het Nederlands Auschwitz Comité) al eerder bekend was uit onder meer eerder openbaar gemaakte stukken van de BVD en onderzoek door het NIOD.3
Kunt u opheldering geven over de opdracht achter het onderzoek naar het Nationaal Auschwitz Comité en naar holocaustoverlevenden, en over of deze opdracht politiek gestuurd was?
Zie antwoord vraag 1.
Is uit inlichtingenonderzoek van de BVD gebleken dat er vanuit het Nationaal Auschwitz Comité daadwerkelijk een (communistische) dreiging uitging? Zo ja, was deze dreiging dusdanig dat voortdurende infiltratie van deze mate en duur gerechtvaardigd was in uw ogen?
Zie antwoord vraag 1.
Bent u bereid om, gezien de reactie van de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (AIVD) waarin zij stelt dat «de periode toen» in geen enkel opzicht «te vergelijken is met de werkwijze van de dienst nu», de resterende dossiers rondom deze kwestie integraal te derubriceren en openbaar te maken en zo volledige openheid te bieden aan betrokkenen en nabestaanden?
Alle persoonsdossiers aangelegd door de CVD en BVD in de periode 1946–1998 zijn in augustus 2022 in het kader van openbaarheid overgebracht naar het Nationaal Archief. Deze dossiers zijn overgebracht met een deels beperkte toegankelijkheid op grond van de persoonlijke levenssfeer.4 Dit is gedaan omdat de inhoud van de persoonsdossiers de belangen van nog levende personen kunnen raken. Dit betekent dat wanneer een verzoeker inzage vraagt in een persoonsdossier dat betrekking heeft op hem of haarzelf de desbetreffende archiefbescheiden door verzoeker kunnen worden geraadpleegd.
Voor wie archiefstukken of dossiers wil inzien waarin bijzondere persoonsgegevens, onder andere seksuele geaardheid, religieuze overtuiging, medische en strafrechtelijke gegevens zitten, gelden additionele voorwaarden. Hiervoor moet een schriftelijk gemotiveerd verzoek worden gedaan, waarin men aantoont dat degene wiens bijzondere persoonsgegevens men wil raadplegen is overleden, de uitdrukkelijke toestemming van de betrokkene heeft, raadpleging noodzakelijk is als juridisch bewijsstuk, raadpleging noodzakelijk is ter voldoening aan een volkenrechtelijke verplichting, of raadpleging plaatsvindt ten behoeve van wetenschappelijk onderzoek of statistiek.
In dit laatste geval gelden er ook voorwaarden waaraan de aanvrager moet
voldoen:
Al eerder, in 2002, 2014 en 2016, heeft de AIVD dossiers van zijn voorgangers
overgebracht naar het Nationaal Archief. Ook die dossiers zijn aldaar, beperkt,
raadpleegbaar.
Archieven die voor bewaring in aanmerking komen worden in overleg met het Nationaal Archief in gereedheid gebracht voor overbrengen. Over de openbaarheid en raadpleegbaarheid van dossiers wordt vooraf advies gevraagd aan het Nationaal Archief en de AIVD volgt dit advies altijd op. Dossiers worden volledig openbaar, dus zonder de hierboven genoemde voorwaarden, 75 jaar na sluiting van een dossier.
Zoals aangeven in de reactie die de AIVD op de eigen website heeft geplaatst deed de «BVD in de tijd van de Koude Oorlog onderzoek naar communisme. Dat was destijds de grootste dreiging tegen de nationale veiligheid.» Over de naar het Nationaal Archief overgebrachte archiefstukken van de BVD stelt de AIVD in dezelfde reactie: «Zij geven een inkijk in het onderzoek zoals de BVD dat destijds deed.»5
Viruswaarheid |
|
Wybren van Haga (BVNL) |
|
Hugo de Jonge (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA), Dilan Yeşilgöz-Zegerius (minister justitie en veiligheid) (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie) |
|
![]() |
Waarom werden meerdere inlichtingendiensten ingezet om groepen zoals Viruswaarheid te monitoren? Waarom gebeurde dit al vanaf medio juni 2020, wat was de directe aanleiding hiervoor?1
Burgers geven vorm aan democratie en rechtsstaat door te participeren in de samenleving en door op een respectvolle manier met elkaar om te gaan. Kritiek hoort hierbij. Gezond wantrouwen, protest en demonstraties tegen het optreden van de overheid zijn essentieel voor het functioneren van de democratische rechtsstaat. Dit staat niet ter discussie.
Zoals de Ministers voor Rechtsbescherming en van Justitie en Veiligheid op eerdere Kamervragen hebben geantwoord, heeft de NCTV Viruswaarheid niet in de gaten gehouden, gemonitord of gevolgd.2 De inlichtingen- en veiligheidsdiensten doen in het openbaar geen uitspraken over de wijze waarop zij hun wettelijke taken uitvoeren.
Waren de uitingen en initiatieven van Viruswaarheid, te weten petities, uitzendingen, demonstraties en rechtszaken de reden voor het monitoren van deze organisatie? Zo, hoe rijmt u dat met de rechten die burgers en organisaties hebben in onze democratische rechtsstaat om dergelijke dingen binnen de grenzen van de wet te doen?
Zie antwoord vraag 1.
Wat was de aanleiding voor en rechtvaardiging van de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (AIVD) om in de Whatsapp-groepen van Viruswaarheid mee te kijken en op basis daarvan mensen te benaderen en te interviewen?
Zie antwoord vraag 1.
Waarom weigert het Openbaar Ministerie (OM) tot op heden om de siterep van de demonstraties van 21 en 28 juni die de politie en het OM hebben gemaakt toe te voegen aan de strafzaak? Erkent u dat het achterhouden van bewijsmateriaal onacceptabel is?
De Minister van Justitie en Veiligheid kan niet ingaan op een specifieke strafzaak met name als deze nog onder de rechter is om beïnvloeding van de rechtsgang te voorkomen. In algemene zin kan ik aangeven dat op het voegen van stukken artikel 34 van het Wetboek van Strafvordering van toepassing is. Een verdachte kan een onderbouwd verzoek indienen bij de officier van justitie. De officier van justitie kan het voegen van de stukken weigeren indien hij van oordeel is dat de stukken niet als processtukken kunnen worden aangemerkt dan wel indien hij dit onverenigbaar acht met een van de in artikel 187d, eerste lid, vermelde belangen.
Waar zijn de activiteiten van het Land Information Manoeuvre Centre (LIMC), na de opheffing van dit orgaan, ondergebracht? En worden de activiteiten van groepen zoals Viruswaarheid nog steeds gemonitord? Zo ja, door wie, waarom en op welke schaal?
Zoals de commissie Brouwer in haar onafhankelijke onderzoek naar de activiteiten van het LIMC heeft onderstreept, mag de krijgsmacht zonder juridische grondslag geen mediamonitoring uitvoeren. De Minister van Defensie heeft de conclusies van dit rapport in haar beleidsreactie omarmd.3 Uit dit onafhankelijke onderzoek is verder «niet gebleken» dat er door het LIMC «specifiek naar individuen werd gezocht of dat er profielen werden bijgehouden van personen».
Wat was de juridische grondslag in 2020 om Viruswaarheid te monitoren? Zijn er ooit criminele activiteiten geconstateerd? Zo nee, waarom werd de monitoring dan toch doorgezet?
Zie antwoord vraag 5.
Wat is de juridische grondslag van de vergaarbak? Op basis waarvan mocht deze bevoegdheid worden ingezet?
In zijn algemeenheid is het zo dat de politie als taak heeft de strafrechtelijke rechtshandhaving en het handhaven van de openbare orde. Het is noodzakelijk dat de politie informatie verzamelt om deze taken uit te kunnen voeren. Dit doet de politie onder andere op basis van artikel 3 van de Politiewet 2012, mits de vergaring niet meer dan een geringe inbreuk maakt op iemands persoonlijke levenssfeer. Hierover heeft de Minister van Justitie en Veiligheid uw Kamer uitgebreider geïnformeerd in het Halfjaarbericht politie van juni jl.4 Het vergaren van informatie voor deze doelen is als zodanig dan ook niet illegaal.
De Minister van Justitie en Veiligheid herkent zich dan ook niet in het beeld dat met deze vraagstelling wordt geschetst door het gebruik van woorden als «vergaarbak».
Welke juridische grondslag was er voor het bijhouden van de mappen met «bekende Nederlanders»?
Zoals bij eerdere gelegenheden uitgelegd5, wordt de Minister van Justitie en Veiligheid door het Openbaar Ministerie op hoofdlijnen geïnformeerd over het verloop van bepaalde strafrechtelijke onderzoeken, voor zover nodig zoals wettelijk geregeld in artikel 129 Wet op de rechterlijke organisatie. Deze informatie moet vervolgens gearchiveerd worden conform de Archiefwet, op een manier waardoor de informatie eenvoudig teruggevonden kan worden. De map «bekende Nederlanders» was onderdeel van een mappenstructuur die in 2022 gebruikt is om de informatie van het Openbaar Ministerie te archiveren.
Welke juridische grondslag is er voor het bijhouden van een lijst van 20 verspreiders van desinformatie, die de onderstroom zouden aanjagen? Wie stelde deze lijst samen?
Voor zover met de «lijst van 20 verspreiders van desinformatie» wordt gedoeld op de groep van «een kleine twintig (online) agitatoren» die is aangeduid in het Dreigingsbeeld Terrorisme Nederland (DTN) 57, kan daarover het volgende worden gezegd.6 Voor de totstandkoming van het DTN maakt de NCTV gebruik van informatie verkregen uit open en gesloten bronnen, van nationale en internationale partners. Het werd destijds wenselijk geacht een kwantitatieve inschatting van het fenomeen anti-overheidsextremisme op te nemen in het DTN om zo een betere indicatie van de omvang van dit fenomeen te kunnen geven. Tijdens een overleg tussen de inlichtingen- en veiligheidsdiensten, de politie en de NCTV bleek dat de omschrijving «een kleine twintig (online) agitatoren» een accurate en concrete beschrijving is. Namen van agitatoren zijn daarbij niet besproken of gedeeld. Er is geen sprake van het bijhouden van een lijst van 20 verspreiders van desinformatie.
Is de afdeling ondermijning van de politie en OM, bedoeld voor georganiseerde misdaad, ingezet bij het bestrijden van «desinformatie»? Is deze afdeling ingezet om groepen demonstranten in kaart te brengen en om zicht te krijgen op Viruswaarheid in het bijzonder?
Het is niet aan de Minister van Justitie en Veiligheid, als stelselverantwoordelijke, maar aan de korpschef om invulling te geven aan de politietaak. Navraag bij de nationale politie leert dat er binnen de politie geen «afdeling ondermijning» bestaat. Er wordt binnen de politie themagericht gewerkt en één van de thema’s is ondermijning. De politie geeft aan dat er binnen dit thema niet is gekeken naar Viruswaarheid en dat in brede zin de politie binnen dit thema niet heeft gewerkt aan het «in kaart brengen van groepen demonstranten».
Bent u, terugkijkend op de gebeurtenissen van 2020–2022, het eens met de stelling dat er grove schendingen hebben plaatsgevonden, met name aangaande artikel 8, artikel 10, artikel 11 en artikel 14 EVRM (art 1, art 7, art 9 en art 10 Grondwet)? Zo nee, waarom niet?
Op 25 mei 2023 heeft de voorzitter van de Tweede Kamer, namens het presidium, de brief van de tijdelijke commissie corona, waar de heer Van Haga onderdeel van was, van 31 maart 2023 aan de Kamer gestuurd.7 Deze brief bevat een onderzoeksvoorstel inzake de uitvoering van een parlementaire enquête naar de aanpak van de coronapandemie in zeven thema´s. Het derde thema betreft de «Afwegingen van het kabinet tussen volksgezondheid en andere grondrechten». Op 13 december 2023 is de motie-Wilders aangenomen die verzoekt leden voor te dragen voor de parlementaire enquêtecommissie en van start te gaan met externe onderzoeken op basis van dit onderzoeksvoorstel.8
Wij achten het van belang dat de toekomstige parlementaire enquêtecommissie geheel onbevangen met dit belangrijke thema aan de slag kan gaan. Wij willen hier dan ook niet vooruitlopen op eventuele conclusies.
Overigens merken wij in het algemeen op dat de grondrechten, die door de door u genoemde artikelen uit het EVRM en de Grondwet worden beschermd, niet absoluut zijn en beperkt kunnen worden. Dit is mogelijk indien deze beperking bij wet is voorzien, een legitiem doel dient en noodzakelijk is in een democratische samenleving. De bescherming van de volksgezondheid geldt als een dergelijk legitiem doel conform artikel 11, lid 2 EVRM.
Is het met deze wetenschap niet heel logisch dat burgers grote en terechte argwaan hebben tegenover bepaalde onderdelen van de overheid? Is de term «anti-institutioneel extremisme» dan ook geen onrechtmatige vorm van criminalisering van deze burgers en een voortdurende schending van artikel 8 EVRM (art 10 GW)? Zo nee, waarom niet?
Zoals gezegd in het antwoord 1 tot en met 3, hoort het bij een gezonde democratische rechtsorde dat mensen kritiek kunnen uiten op de overheid. Daar hoort ook argwaan of zelfs wantrouwen bij. Dit is echter heel iets anders dan extremistisch gedachtegoed aanhangen. Van extremisme wordt gesproken wanneer men uit ideologische motieven bereid is om niet-gewelddadige en/of gewelddadige activiteiten te verrichten die de democratische rechtsorde ondermijnen. Anti-institutioneel extremisme is een fenomeen waarbij personen en groepen zich vanuit ideologisch motief specifiek richten tegen democratische instituties en processen, en daarbij bereid zijn om (niet-)gewelddadige activiteiten te verrichten die de democratische rechtsorde ondermijnen.
Met het hanteren van deze termen als definitie om een fenomeen aan te duiden, wordt er geen beoordeling uitgevoerd of conclusie getrokken over individuele gedragingen van burgers in specifieke situaties. Bij het hanteren van de term «anti-institutioneel extremisme» is dus geen sprake van een weging van belangen of grondrechten.
Waarom weigert u communicatie te delen over de strafzaak Engel, omdat het nog onder de rechter zou zijn, terwijl de verdachte zelf toestemming heeft gegeven om alle communicatie openbaar te maken? Waarom beroept u zich op de stelling dat de communicatie geen betrekking heeft op de inhoud van de zaak, terwijl dit geen belemmering zou moeten zijn voor openbaarmaking?
Zoals bij eerdere gelegenheid uitgelegd9, wordt zorgvuldig beoordeeld welke informatie onder het belang van de Staat kan vallen. Verschillende aspecten kunnen een reden vormen om informatie «in het belang van de Staat» niet te verstrekken. In dit geval ziet uw verzoek op stukken die figureren in een strafrechtelijk onderzoek of dat hebben gedaan en die de bescherming van de persoonlijke levenssfeer raken. Openbaarmaking van gegevens die een rol spelen in de opsporing en vervolging van strafbare feiten kan die opsporing en vervolging frustreren. In het algemeen zal daarom geen informatie worden verstrekt over een strafrechtelijke procedure die nog loopt. Een eventuele toestemming van een verdachte om deze informatie openbaar te maken maakt dit niet anders. In bijvoorbeeld het Kamerstuk 2001/02, 28 362, nr. 2 wordt nader ingegaan op de reikwijdte van artikel 68 Grondwet.
Voor zover een verdachte dan wel zijn raadsman meent dat er stukken aan het dossier toegevoegd moeten worden, kan dat verzoek schriftelijk en met redenen omkleed op grond van artikel 34 van het Wetboek van Strafvordering aan de officier van justitie worden gedaan, zoals aangegeven in antwoord 4. Hiermee wordt voldaan aan de eisen van artikel 6 EVRM en het zogenaamde beginsel van «equality of arms». Indien de officier van justitie van mening is dat deze stukken niet aan het dossier moeten worden gevoegd, kan de verdachte dan wel zijn raadsman hiertegen ageren bij de rechter-commissaris.
Kunt u uitleggen waarom «het belang van de Staat» de openbaarmaking van communicatie in de weg staat en hoe dit zich verhoudt tot het belang van de verdachte in zijn eigen zaak? Is er hierdoor geen sprake van een schending van artikel 6 EVRM, equality of arms?
Zie antwoord vraag 13.
Snapt u dat de Kamervragen die zij stelde in haar rol als Kamerlid, op 9 februari 2021, de indruk geven dat deze zaak persoonlijk is voor haar?
Ik ga ervan uit dat «zij» in deze vraag verwijst naar de huidige Minister van Justitie en Veiligheid.
Ik begrijp niet hoe mijn vragen aan mijn ambtsvoorganger de indruk kunnen geven dat deze zaak persoonlijk is voor mij. Als woordvoerder Justitie en Veiligheid had ik eerder een motie10 ingediend met betrekking tot het afschermen van privégegevens in openbare registers. Mijn vragen moeten mede in die context worden bezien. Van een persoonlijke betrokkenheid bij de zaak tegen Viruswaarheid is geen sprake geweest.
Heeft de raadpleging van de gegevens van Engel van de afdeling extra judiciële taken (702701) van het OM op 21 en op 23 maart 2022 er niet alle schijn van dat deze raadpleging is gedaan in het kader van de strafvervolging van de heer Engel, samenvallend met de afstemming tussen verschillende onderdelen in de rechtspraak die allen op 23 maart 2022 tot een besluit kwamen om een zaak aangaande demonstraties van 21 en 28 juni 2020 af te wijzen, om een artikel 12 procedure af te wijzen aangaande een aangifte tegen een officier, om de aanvaller van Engel niet te vervolgen en een schikking aan te bieden, om Engel zijn VOG af te wijzen?
De Minister van Justitie en Veiligheid kan uw vraag niet plaatsen.
Zou u alle communicatie met Twitter en Facebook van alle betrokken departementen – Defensie, Binnenlandse Zaken, VWS en J&V, aangaande de heer Engel openbaar willen maken? Zo nee, waarom niet?
Wij zijn niet bekend met, en hebben geen signalen ontvangen inzake communicatie tussen de genoemde departementen en Twitter en Facebook, aangaande de heer Engel.
Onderschrijft u dat het vervolgen van Engel politiek gemotiveerd is? Zo nee, waarom niet?
Nee. Het Openbaar Ministerie is een eigenstandige organisatie. Of er in een bepaalde zaak vervolging wordt ingesteld is aan het Openbaar Ministerie; meer in het bijzonder aan de desbetreffende officier van justitie. Ik meng mij niet in de vervolgbeslissing van het Openbaar Ministerie, ook niet in het geval van de heer Engel.
Hoe rechtvaardigt het OM dat zij meerdere uitingen heeft veranderd en daarmee beeldvorming bewust heeft beïnvloed en feiten heeft verdraaid, om daarmee de kans op veroordeling te vergroten? Erkent u dat dit niet alleen onacceptabel is, maar dat het OM daarmee een misdrijf heeft gepleegd? Zo nee, waarom niet?
Het Openbaar Ministerie herkent zich niet in dit beeld en heeft de Minister van Justitie en Veiligheid laten weten dat het uit uw vraag niet kan opmaken welke uitingen zouden zijn veranderd. Ik kan deze vraag dan ook niet kan beantwoorden.
Erkent u dat de onrechtmatigheden in de zaak Engel passen in het patroon van een criminele overheid, gezien de vele flaters van het OM, zoals het afluisteren van journalisten, het verkeerd onrechtmatig gebruik van bewijsmateriaal zoals in de zaak Stibbe, het inzetten van vervolging voor lidmaatschap van en/of betrokkenheid bij een criminele organisatie als politiek wapen in de zaak De Mos? Zo nee, waarom niet?
Nee. De Minister van Justitie en Veiligheid herkent zich niet in het door u geschetste beeld.
De visumverlening aan en bezoek van Taliban-vertegenwoordiger Abdul Bari Omar aan Nederland |
|
Don Ceder (CU), Nico Drost (CU) |
|
Kajsa Ollongren (minister defensie) (D66), Hanke Bruins Slot (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
![]() |
Hoe is het mogelijk dat een vertegenwoordiger van het Taliban-regime een visum voor Nederland krijgt?
Nederland was gastheer van het World Local Production Forum, een bijeenkomst van de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO). De WHO nodigt voor dergelijke bijeenkomsten in principe al haar lidstaten uit en stelde in dit kader ook vertegenwoordigers van Afghanistan voor. De WHO heeft inmiddels geconstateerd dat het de Afghaanse vertegenwoordiger niet had moeten uitnodigen, aangezien de VN het huidige Taliban regime niet erkent als legitieme vertegenwoordiger van de VN-lidstaat Afghanistan.
De desbetreffende deelnemer heeft ten behoeve van het bijwonen van de WHO-bijeenkomst een visum aangevraagd, dat vervolgens is verstrekt door Nederland. Het Ministerie van Buitenlandse Zaken heeft de visumaanvraag beoordeeld op basis van de geldende visumvereisten, neergelegd in de EU-regelgeving (Visumcode). Een visumaanvraag wordt o.a. getoetst op het reisdoel en of de aanvrager wordt beschouwd als een bedreiging van de openbare orde, de binnenlandse veiligheid, de volksgezondheid en op de ondersteunende documenten zoals gepersonaliseerde uitnodiging. De uitnodiging van de WHO en bevestiging van deelname door het Ministerie van VWS vormden een ondersteuning in de toekenning van het visum. Ook wordt gecheckt of aanvragers op signalerings- en/of sanctielijsten staan.
De Afghaanse Taliban is niet geplaatst op een sanctielijst van de Europese Unie of de Verenigde Naties. Wel zijn individuele Talibanleden op deze sanctielijsten geplaatst, waardoor ze de gevolgen ondervinden van bevriezingsmaatregelen en een inreisverbod opgelegd hebben gekregen. Tegen betrokkene is geen inreisverbod uitgevaardigd, hij is niet op een sanctielijst geplaatst en komt ook niet voor op een andere signaleringlijst.
Op welk niveau is deze beslissing binnen de organisatie van het Ministerie van Buitenlandse Zaken genomen? Heeft u het besluit zelf goed gekeurd? Bent u bereid alle documenten van het ministerie betreffende de aanvraagprocedure, al dan niet geanonimiseerd, met de Kamer te delen? Zo nee, waarom niet?
Op elke visumaanvraag wordt beslist namens de Minister van Buitenlandse Zaken op grond van een mandaatregeling. Dat geldt dus ook voor deze aanvraag.
Van individuele visumaanvraagdossiers wordt geen informatie gedeeld. Aan uw verzoek kan derhalve niet worden voldaan.
Wie heeft Abdul Bari Omar uitgenodigd en waarom?
Nederland was gastheer van het World Local Production Forum, een Wereldgezondheidsorganisatie (WHO)-bijeenkomst. De WHO nodigt voor dergelijke bijeenkomsten in principe al haar lidstaten uit en stelde in dit kader ook vertegenwoordigers van Afghanistan voor. De WHO heeft inmiddels geconstateerd dat de Afghaanse vertegenwoordiger niet had moeten uitnodigen, aangezien de VN het huidige Taliban regime niet erkent als legitieme vertegenwoordiger voor de VN lidstaat Afghanistan.
Hoe kan het dat Minister Kuipers een ontmoeting had met deze Taliban-vertegenwoordiger en met hem op de foto is gegaan?
Minister Kuipers had geen afspraak met deze deelnemer. Echter na afloop van de bijeenkomst wilde een aantal deelnemers met Minister Kuipers op de foto. De vertegenwoordiger van Afghanistan was daar één van. De Nederlandse organisatie was op dat moment niet op de hoogte van het feit dat de Afghaanse deelnemer een Taliban functionaris was.
Bent u bekend met de reactie van het Duitse Auswärtiges Amt dat zegt dat het Taliban-regime niet erkend wordt en er geen normalisering van de betrekkingen kan plaatsvinden?1 Waarom bent u wel tot normalisering overgegaan door het verlenen van een visum aan deze Taliban-vertegenwoordiger?
Ja, ik ben bekend met deze reactie, en deel deze. De afgifte van een visum aan de betrokkene betekent geenszins normalisering van relaties met het Taliban regime in Afghanistan.
Hoe heeft het Duitse Auswärtiges Amt gereageerd op het feit dat het Nederland is geweest dat het visum verleend heeft? Welke opheldering heeft u het Amt kunnen verschaffen?
Het Ministerie van Buitenlandse Zaken heeft over deze kwestie nauw contact met het Duitse Ministerie van Buitenlandse Zaken. Daarbij is van Nederlandse kant benadrukt dat het visum niet verstrekt had moeten worden.
Als blijkens een reactie van uw ministerie deze Taliban-vertegenwoordiger geen visum had mogen hebben, waarom heeft hij het dan toch gekregen?2 Bent u het eens dat zeggen dat er een fout is gemaakt geen afdoende verklaring is?
Hoewel betrokkene niet op een van deze sanctielijsten staat, trekt het kabinet wel lering uit deze gebeurtenissen omdat het, mede met het oog op de motie-Brekelmans3, hoogst onwenselijk is dat deze vertegenwoordiger aan de conferentie kon deelnemen. Hierbij wordt gekeken naar de afspraken die van tevoren gemaakt worden aangaande het uitnodigingsbeleid bij dit soort internationale conferenties. Voorts is deze casus voor het Ministerie van Buitenlandse Zaken aanleiding te bezien waar het visumproces kan worden aangescherpt zodat dergelijke visumaanvragen altijd een extra afweging ondergaan ter beoordeling of de betrokkene een visum geweigerd moet worden omdat hij een gevaar vormt voor de openbare orde of de internationale betrekkingen.
Op welke manier gaat u uw excuses voor deze verkeerde beslissing overbrengen aan de nabestaanden van de in Afghanistan gevallen Nederlandse militairen?
De Taliban vertegenwoordiger had geen visum mogen krijgen. Uiteraard realiseer ik me dat zijn aanwezigheid pijnlijke herinneringen oproept voor de nabestaanden van gevallen militairen maar ook voor ieder die heeft geleden of nog lijdt onder het regime van de Taliban.
De aanwezigheid van een hoge Talibanfunctionaris op het WHO-congres in Den Haag. |
|
Joost Eerdmans (EénNL), Geert Wilders (PVV) |
|
Hanke Bruins Slot (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
![]() |
Hoe heeft het kunnen gebeuren dat op het Wereldgezondheidsorganisatie (WHO)-congres van afgelopen week een hoge functionaris van de Taliban, het hoofd van de Afghaanse Voedsel- en Medicijnautoriteit, aanwezig was?
Nederland was gastheer van het World Local Production Forum, een bijeenkomst van de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO). De WHO nodigt voor dergelijke bijeenkomsten in principe al haar lidstaten uit en stelde in dit kader ook vertegenwoordigers van Afghanistan voor. De WHO heeft inmiddels geconstateerd dat het de Afghaanse vertegenwoordiger niet had moeten uitnodigen, aangezien de VN het huidige Taliban regime niet erkent als legitieme vertegenwoordiger van de VN-lidstaat Afghanistan.
De desbetreffende deelnemer heeft ten behoeve van het bijwonen van de WHO-bijeenkomst een visum aangevraagd, dat vervolgens is verstrekt door Nederland. Het Ministerie van Buitenlandse Zaken heeft de visumaanvraag beoordeeld op basis van de geldende visumvereisten, neergelegd in de EU-regelgeving (Visumcode). Een visumaanvraag wordt o.a. getoetst op het reisdoel en of de aanvrager wordt beschouwd als een bedreiging van de openbare orde, de binnenlandse veiligheid, de volksgezondheid en op ondersteunende documenten zoals een gepersonaliseerde uitnodiging. De uitnodiging van de WHO enbevestiging van deelname door het Ministerie van VWS op naam vormden een ondersteuning bij de toekenning van het visum. Ook is gecheckt of de aanvrager op signalerings- en/of sanctielijsten staat vermeld.
De Afghaanse Taliban is niet geplaatst op een sanctielijst van de Europese Unie of de Verenigde Naties. Wel zijn individuele Talibanleden op deze sanctielijsten geplaatst, waardoor ze de gevolgen ondervinden van bevriezingsmaatregelen en een inreisverbod. Tegen betrokkene is geen inreisverbod uitgevaardigd, hij is niet op een sanctielijst geplaatst en komt ook niet voor op een andere signaleringlijst.
Klopt het dat, zoals Duitse media melden, Nederland aan deze man een Schengenvisum heeft afgegeven op basis waarvan hij zowel in Nederland als Duitsland activiteiten heeft kunnen verrichten?1
Ja. Bij visumverlening is de norm dat er een visum wordt verstrekt dat geldig is voor het hele Schengengebied.
Klopt het dat u heeft aangegeven dat de betreffende persoon weliswaar niet op een sanctielijst stond, maar desondanks geen visum had moeten krijgen?
Ja.
Hoe ziet de gevolgde procedure eruit waaraan u refereert?2 Is de gemaakte fout een incident of is onder de huidige procedure het risico groot dat ongewenste personen een visum krijgen zolang zij niet op een sanctielijst staan?
Het Ministerie van Buitenlandse Zaken heeft de visumaanvraag beoordeeld op basis van de geldende visumvereisten, neergelegd in de EU-regelgeving (Visumcode). Een visumaanvraag wordt – naast de standaard toets op sanctie- en signaleringslijsten – o.a. ook getoetst op het reisdoel, de openbare orde, binnenlandse veiligheid, volksgezondheid, de internationale betrekkingen en op de ondersteunende documenten.
Elke visumaanvraag wordt op eigen merites beoordeeld. Ook in de toekomst zal telkens worden afgewogen of er voldoende grond is voor afwijzing op grond van de bepalingen in de Visumcode.
Op welke wijze gaat u de procedure herzien en aanscherpen?
Hoewel betrokkene niet op een van deze sanctielijsten staat, trekt het kabinet wel lering uit deze gebeurtenissen, omdat het, mede met het oog op de motie-Brekelmans3, hoogst onwenselijk is dat deze vertegenwoordiger aan de conferentie kon deelnemen. Hierbij wordt gekeken naar de afspraken die van tevoren gemaakt worden aangaande het uitnodigingsbeleid bij dit soort internationale conferenties. Voorts is deze casus voor het Ministerie van Buitenlandse Zaken aanleiding te bezien waar het visumproces kan worden aangescherpt zodat dergelijke visumaanvragen altijd een extra afweging ondergaan ter beoordeling of de betrokkene een visum geweigerd moet worden omdat hij een gevaar vormt voor de openbare orde of de internationale betrekkingen.
Hoeveel en welke Talibanfunctionarissen staan er momenteel op de sanctielijst?
Onder het VN-sanctieregime m.b.t. Afghanistan staan momenteel 135 individuen en 5 entiteiten gelist. Daarnaast zijn er vijf individuele Talibanleden op de EU mensenrechtensanctielijst geplaatst voor ernstige schending van vrouwenrechten.
Indien dit een selecte groep is, bent u dan bereid deze uit te breiden? Zo nee, waarom niet?
Nederland speelt een actieve rol in het plaatsen van individuen die zich schuldig maken aan terreuracties op sanctielijsten. Om op de sanctielijst geplaatst te worden, is een van de vereisten dat bewezen moet zijn dat een persoon onderdeel is van een terroristische groepering die op de sanctielijst staat en/of terreuracties heeft begaan.
De aanhouding van medewerkers van NCTV en politie vanwege het lekken van staatsgeheime informatie |
|
Joost Sneller (D66), Kati Piri (PvdA), Songül Mutluer (PvdA) |
|
Hanke Bruins Slot (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA), Dilan Yeşilgöz-Zegerius (minister justitie en veiligheid) (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie) |
|
![]() ![]() |
Bent u bekend met het bericht van het Openbaar Ministerie «Medewerkers van de NCTV en politie aangehouden», op verdenking van het bezitten en naar buiten brengen van staatsgeheime informatie?1
Ja.
Kunt u aangeven of er door de mogelijk gestolen staatsgeheimen individuen en/of organisaties acuut gevaar lopen?
Er vinden op dit moment diverse onderzoeken plaats naar (aanleiding van) deze casus, waaronder het strafrechtelijk onderzoek en het onderzoek van de Auditdienst Rijk (ADR). Deze onderzoeken zijn in volle gang en vinden – gelet op de aard van de informatie – onder strenge afscherming plaats. In het belang van die onderzoeken en gelet op het afbreukrisico indien voortijdig gevoelige of gerubriceerde informatie bij derden terechtkomt, kan er op dit moment geen aanvullende informatie worden gegeven. Zodra de onderzoeken dat toestaan, zal ik meer informatie met u delen. Ik ben daarbij mede afhankelijk van de rubricering van de eventuele informatie.
Kunt u aangeven of er vitale infrastructuur in Nederland acuut gevaar loopt?
Er zijn vooralsnog geen signalen die erop wijzen dat de vitale infrastructuur acuut gevaar loopt. Als er informatie beschikbaar komt waaruit blijkt dat dit mogelijk wel het geval is, zal daarnaar gehandeld worden.
Kunt aangeven wanneer de uitkomsten van het aangekondigde onderzoek met de Kamer zullen worden gedeeld?
Zoals aangegeven in de Kamerbrief van 8 december jl., is de ADR op 6 december jl. gestart met het onderzoek. Naar verwachting zal het onderzoek enkele maanden duren. Er zal op basis van de uitkomsten van het onderzoek worden bezien in welke vorm en/of onder welke voorwaarden uitkomsten van het onderzoek kunnen worden gedeeld. Uw Kamer zal daarover nader worden geïnformeerd zodra het onderzoek is afgerond.
Gaat u in het onderzoek meenemen of de omgang met staatsgeheimen enkel in dit incident uitzonderlijk is of dat er sprake moet zijn van aangescherpte maatregelen?
Zoals aangegeven in de Kamerbrief van 8 december jl., is het doel van het onderzoek, zoals verwoord in de onderzoeksopdracht door de ADR, «inzichtelijk maken op welke wijze de beveiliging van de bijzondere informatie in de in deze casus relevante processen en systemen is ingericht ten einde suggesties te doen om de beveiliging waar nodig te verbeteren.».
Op verzoek van mijn departement is met de ADR besproken dat de volgende elementen hun weerslag zullen vinden in het onderzoek:
Het is aan de ADR om, nadat er kennisgenomen is van de feiten, te bepalen hoe aan deze elementen precies invulling wordt gegeven.
Wat is uw reactie op de volgende verklaring van een bron bij de Landelijke Eenheid aan de Telegraaf: «Meerdere collega's van de landelijke eenheid hebben de leiding al in 2021 gewaarschuwd voor deze man. Het is onbegrijpelijk dat er niet eerder iets mee is gebeurd»? Kunt u dit bevestigen en duiden?2
Zie antwoord vraag 5.
Welke regelgeving, richtlijnen en meldcodes zijn er om toenadering en toenaderingspogingen van politie en andere justitiële partners vanuit het buitenland te voorkomen? Is dat voldoende? Zo nee, welke acties kunnen en worden daartoe reeds ondernomen?
Met wie informatie is gedeeld is onderwerp van strafrechtelijk onderzoek. Zoals ook aangegeven in het antwoord op vraag 2, kan er op dit moment geen aanvullende informatie worden gegeven.
In algemene zin kan ik het volgende meegeven ten aanzien van de regelgeving. De regelgeving voor de informatiebeveiliging bij de rijksoverheid is neergelegd in het Voorschrift Informatiebeveiliging Rijksdienst 2007. Voor bijzondere informatie geldt aanvullend het Voorschrift Informatiebeveiliging Rijksdienst Bijzondere Informatie 2013.3 Ook kunnen departementen zelf aanvullende richtlijnen of maatregelen treffen. Daarnaast is de Wet Veiligheidsonderzoeken relevant. Op grond van deze wet worden (beoogde) werknemers die een vertrouwensfunctie zullen vervullen, onderworpen aan een veiligheidsonderzoek. Voor de politie is de Rubriceringsregeling Politie 2015 van toepassing op (de omgang met) bijzondere informatie. De screening van politiemedewerkers gebeurt op grond van de Politiewet 2012 en het Besluit screening ambtenaren van politie en politie-externen. Wanneer een politiemedewerker een vertrouwensfunctie gaat bekleden, valt dit onder de Wet veiligheidsonderzoeken. De screening wordt dan uitgevoerd door de AIVD.
Wat betekent deze situatie voor de nauwe samenwerking tussen Nederland en de Marokkaanse politie?
Zie antwoord vraag 7.
Wat betekent deze onthulling voor de aangehaalde banden met de Marokkaanse regering? Bent u bereid om hier consequenties aan te verbinden en zo ja, welke? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 7.
Het bericht 'Russische familie? Dan wordt een baan bij defensie heel lastig' |
|
Harmen Krul (CDA) |
|
Kajsa Ollongren (minister defensie) (D66) |
|
![]() |
Bent u bekend met het artikel «Russische familie? Dan wordt een baan bij defensie heel lastig»?1
Ja.
Herinnert u zich uw beantwoording van schriftelijke vragen van de leden Boswijk en Krul over veiligheidsonderzoeken waarin u stelt dat Defensie geen beleid voert waarbij medewerkers met Russische banden (afkomst, familie, studie etc.) niet welkom zijn binnen de krijgsmacht?2 Hoe rijmt u dat met de drie gevallen die in het NRC-artikel worden genoemd waarbij het hebben van Russische (schoon)familie kennelijk een belangrijke, doorslaggevende reden was voor het besluit om de verklaring van geen bezwaar te weigeren of in te trekken?
Ja. Zie vraag 3
Hoe rijmt u de ervaringen van de personen die, blijkens het NRC-artikel, gedupeerd worden door een veranderde geopolitieke situatie, waar zij zelf geen invloed op hebben, met de schriftelijke beantwoording van Kamervragen waarin u uiteenzet dat feitelijke gedragingen van (aspirant-)defensiemedewerkers bepalend zijn bij de besluitvorming over het toekennen of weigeren van een verklaring van geen bezwaar?
Op grond van de Wet op de veiligheidsonderzoeken (Wvo) kunnen functies waarin een persoon de nationale veiligheid kan schaden, aangewezen worden als vertrouwensfuncties. Het veiligheidsonderzoek helpt de nationale veiligheid te beschermen. Defensie voert geen specifiek beleid ten aanzien van vertrouwensfunctionarissen met Russische banden. Over een individuele weigering of intrekking van een Verklaring van Geen Bezwaar (VGB) kan ik geen uitspraken doen.
Een veranderende geopolitieke situatie kan een rol spelen bij de uitvoering van de veiligheidsonderzoeken. Voorop staat dat ieder veiligheidsonderzoek maatwerk is.
Zijn er sinds 2021 meer defensiemedewerkers die hun verklaring van geen bezwaar zijn kwijtgeraakt omdat zij banden hebben met Rusland? Zo ja, hoeveel?
In het jaarverslag van beide diensten wordt gerapporteerd over het aantal uitgevoerde veiligheidsonderzoeken en het aantal weigeringen en intrekkingen van een VGB. Over individuele casuïstiek kan ik geen uitspraken doen.
Deelt u de mening dat externe factoren, zoals een veranderende geopolitieke situatie en ontwikkelingen in de betrekkingen van Nederland met andere landen, niet kunnen worden gerekend tot persoonlijke omstandigheden als er niet ook sprake is van feitelijke gedragingen van de individuele (aspirant-)defensiemedewerker? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord op vraag 2 en 3. Van belang is daarbij dat vanuit het veiligheidsonderzoek moet blijken of er voldoende waarborgen aanwezig zijn dat betrokkene onder alle omstandigheden de vertrouwensfunctie getrouwelijk zal vervullen.
Deelt u de mening dat het al dan niet meewegen van externe factoren in een veiligheidsonderzoek consequent moet gebeuren om het risico op willekeur uit te sluiten? Als in drie gevallen de externe omstandigheid van een agressief Rusland bepalend is voor de besluitvorming over de verklaring van geen bezwaar, zou dat dan ook in alle andere gevallen moeten worden toegepast en vice versa?
Over individuele casuïstiek kan ik geen uitspraken doen. Artikel 7, tweede lid, van de Wet veiligheidsonderzoeken bepaalt welke gegevens worden beoordeeld in het kader van een veiligheidsonderzoek.
Deelt u de mening dat de Nederlandse krijgsmacht, die staat voor respect, integriteit en veiligheid, mensen die niets te verwijten valt nooit mag uitsluiten omwille van enkel de afkomst van hun partner?
Nee. De partner en eventueel daarmee samenhangende kwetsbaarheden worden standaard meegenomen in het veiligheidsonderzoek. In algemene zin kan gesteld worden dat wanneer een veiligheidsonderzoek onvoldoende waarborgen oplevert dat een (kandidaat-)vertrouwensfunctionaris onder alle omstandigheden de uit de vertrouwensfunctie voortvloeiende plichten getrouwelijk zal volbrengen, het belang van de nationale veiligheid prevaleert boven het persoonlijk belang van betrokkene.
Klopt het dat de AIVD en MIVD geen belastende feiten hebben gevonden in de veiligheidsonderzoeken naar de drie genoemde Rusland-experts, maar slechts «mogelijke risico’s» zien?
Over individuele casuïstiek kan ik geen uitspraken doen.
Hoe beoordeelt u de mening van inlichtingenexpert De Graaff dat Defensie door de drie personen met een Russische connectie niet in dienst te nemen of te houden «meer risicomijdend» opereert en spreekt van een «drama met Rusland als lachende derde en verder alleen maar verliezers: de Nederlandse staat die expertise misloopt, betrokkenen die niet de baan krijgen die ze graag willen»?
Zie het antwoord op vraag 7 en 8.
Waarom stoot Defensie waardevolle expertise over Rusland af vanwege «mogelijke risico’s», terwijl de dreiging van Rusland steeds groter is geworden en de behoefte aan expertise over dat land sinds 2014 alleen maar is toegenomen?
Zie het antwoord op vraag 7 en 8.
Deelt u de opvatting van inlichtingenexpert De Graaff dat voor hoogwaardige expertise over een vijandige natie je doorgaans aangewezen bent op mensen die binding hebben met die natie en die al gauw eenzelfde risicoprofiel hebben als de drie Rusland-experts van wie de verklaring van geen bezwaar is geweigerd of ingetrokken?
Zie het antwoord op vraag 7 en 8.
Klopt het dat de Baltische staten redelijk veel risico’s accepteren om hun aartsvijand Rusland te duiden? Bent u bereid de pro’s en contra’s te onderzoeken van de acceptatie van iets hogere risico’s als het gaan om personeel dat over waardevolle Rusland-expertise beschikt en Russische familiebanden heeft?
Ieder land, ook Nederland, maakt zijn eigen risicoanalyses. De Wvo dient ter bescherming van de nationale veiligheid bij het vervullen van een vertrouwensfunctie, waarbij ik wil benadrukken dat risico’s nooit tot nul gereduceerd kunnen worden. In algemene zin kan gesteld worden dat wanneer een veiligheidsonderzoek onvoldoende waarborgen oplevert dat een (kandidaat-)vertrouwensfunctionaris onder alle omstandigheden de uit de vertrouwensfunctie voortvloeiende plichten getrouwelijk zal volbrengen, het belang van de nationale veiligheid prevaleert boven het persoonlijk belang van betrokkene.
Deelt u de mening dat als de diensten voldoende gegevens hebben kunnen beoordelen over de (aspirant-)defensiemedewerker en zijn/haar partner en niets ten nadele hebben gevonden, er geen wettige grond is om een verklaring van geen bezwaar te weigeren of in te trekken?
Ieder veiligheidsonderzoek betreft maatwerk. In zijn algemeenheid kan gesteld worden dat veiligheidsonderzoeken worden uitgevoerd op basis van de Wet op de veiligheidsonderzoeken (Wvo). Op basis van die resultaten kan worden beoordeeld of een VGB kan worden afgegeven, geweigerd of ingetrokken.
Gaat u naar aanleiding van het NRC-artikel de veiligheidsonderzoeken van deze drie individuele medewerkers opvragen en tegen het licht houden? Zo nee, waarom niet?
Zie vraag 15.
Als blijkt dat de weergave in het NRC-artikel correct is, bent u dan bereid om het besluit tot weigeren/intrekken van de verklaring van geen bezwaar in alle gevallen waarbij enkel een (in)directe familieband wordt genoemd als reden te heroverwegen en alle gedupeerde medewerkers te compenseren voor de door hen geleden schade en hen eerherstel te geven?
Nee. De AIVD en de MIVD leveren in ieder veiligheidsonderzoek maatwerk om binnen de kaders van de wet- en regelgeving VGB’s te verstrekken ter bescherming van de nationale veiligheid. Als een van de betrokkenen reden ziet om bezwaar of beroep aan te tekenen tegen een weigering of intrekking van het VGB dan kan binnen 6 weken schriftelijk bezwaar worden gemaakt tegen een besluit. Een onafhankelijke commissie geeft hierna een advies. Dit advies wordt betrokken bij het nemen van het besluit op bezwaar. Tegen dat besluit kan beroep worden ingesteld bij de rechtbank. Tegen een uitspraak van de rechtbank staat hoger beroep open bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.