Een gelekt document van de OPCW over een chemische aanval in Syrië |
|
Sadet Karabulut |
|
Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
|
Kent u het bericht «Leaked OPCW report raises new questions about 2018 chemical attack in Douma, Syria»?1
Ja.
Klopt het dat het gelekte document ingaat tegen de officiële lezing van de Organisatie voor het Verbod op Chemische Wapens (OPCW) over wat er vorig jaar in Douma is gebeurd?
Het klopt dat er een OPCW-intern rapport bestaat over de gifgasaanval in Douma op 7 april 2018 met bevindingen die deels afwijken van de bevindingen die door de Fact Finding Mission (FFM) van de Organisatie voor het Verbod op Chemische Wapens (OPCW) zijn opgenomen in het officiële OPCW-FFM rapport (d.d. 1 maart 2019)2 over de aanval.
Kunt u aangeven op welke onderdelen van de officiële lezing wordt afgeweken? Kunt u uw antwoord toelichten?
De OPCW-FFM concludeert op basis van alle getuigenverklaringen, milieuen biomedische monsters, toxicologische en ballistische analyses van deskundigen en aanvullende digitale informatie van getuigen, dat er gegronde redenen zijn om aan te nemen dat een giftige chemische stof als wapen is ingezet in Douma in april 2018.
In het FFM-rapport over de gifgasaanval wordt geconstateerd dat cilinders met chloor door het dak zijn gevallen. Volgens het interne rapport bestaat er een grotere waarschijnlijkheid dat deze cilinders op hun uiteindelijke plaatsen zouden zijn neergelegd.
Kunt u aangeven wat de precieze status is van het gelekte document?
De OPCW heeft het bestaan van het interne rapport erkend. In reactie op vragen hierover stelde de OPCW directeur-generaal op 28 mei3 dat de FFM altijd alle informatie, analyses en standpunten in overweging neemt om tot een conclusie te komen. Zo is ook de informatie in dit interne rapport onderzocht, gewogen en besproken. Drie onafhankelijke ballistische onderzoeken kwamen echter tot de conclusie zoals deze in het FFM-rapport is weergegeven.
De DG benadrukte nog eens achter de onpartijdige en professionele conclusies van de FFM te staan. Ook voor Nederland is er geen aanleiding om aan de conclusie van het officiële OPCW-Douma rapport te twijfelen.
Klopt het dat het document werd achtergehouden? Zo nee, wat zijn dan de feiten?
De OPCW directeur-generaal heeft aangegeven dat de expert die het betreffende rapport heeft opgesteld geen deel uitmaakte van de FFM. De expert kreeg opdracht om de FFM tijdelijk bij te staan met het verzamelen van informatie op enkele locaties in Douma. Het Technische Secretariaat van de OPCW heeft bevestigd dat bij het opstellen van het FFM-rapport rekening is gehouden met alle verzamelde informatie, bewijzen en standpunten.
In maart 2019 vernam de OPCW directeur-generaal de eerste indicatie van het bestaan van het interne rapport. De DG heeft de betreffende expert geadviseerd zijn beoordeling te delen met het OPCW Investigation and Identification Team (IIT) dat verantwoordelijk is voor het identificeren van de daders van het gebruik van chemische wapens in Syrië, zodat het document door het IIT kan worden gebruikt voor hun onderzoek. Attributie valt immers buiten het mandaat van de FFM.
Nederland heeft geen reden om aan te nemen dat belangrijke relevante informatie niet zou zijn meegewogen in de conclusies van het Douma-rapport.
Hoe beoordeelt u de handelwijze van de OPCW met betrekking tot het nu bekende document?
Zie ook het antwoord op vraag 5.
Nederland heeft het volste vertrouwen in de expertise en werkwijze van de Fact Finding Mission en het Technische Secretariaat van de OPCW.
Het is nu van belang dat het onderzoeks- en identificatieteam (ITT) verder gaat met de taak om de verantwoordelijken voor dergelijke aanvallen in Syrië te identificeren. Straffeloosheid voor deze afschuwelijke misdrijven is niet acceptabel.
Het bericht 'Politieacademie past fitheidstest aan na klachten' |
|
Chris van Dam (CDA) |
|
Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Politieacademie past fitheidstest aan na klachten»?1
Ja.
Bent u bereid om het onderzoek van de Vrije Universiteit aan de Kamer te doen toekomen?
Ja, het volledige onderzoekrapport wordt na de zomer van 2019 verwacht en u ter beschikking gesteld zodra gereed. In 2018 heeft de Politieacademie (PA) de Faculteit der Gedrags- en Bewegingswetenschappen van de Vrije Universiteit (VU) Amsterdam gevraagd om een breed onderzoek naar de Professioneel Fit Test uit te voeren. De VU heeft onlangs een deelrapportage aan de PA uitgebracht. Uit de voorlopige onderzoeksresultaten blijkt dat de meeste onderdelen geschikt zijn voor het objectief meten van de diverse aspecten van fitheid. De VU-onderzoekers geven ten aanzien van de verschillende onderdelen een aantal aanbevelingen om de test gelijkwaardiger en objectiever te maken. Hierop is de Professioneel Fit test aangepast, vooruitlopend op het volledige onderzoeksrapport. Het aanpassen van de test heeft niets te maken met de grote vervangingsvraag. De aanpassingen worden niet doorgevoerd om de test lichter of makkelijker te maken, maar om bij te dragen aan een zo gelijkwaardig en objectief mogelijke beoordeling.
Kunt u een schematisch overzicht geven welke aanpassingen in de Professioneel Fit test zijn doorgevoerd?
De Professioneel Fit test wordt aangepast op de volgende drie onderdelen:
Ik hecht eraan om erop te wijzen dat de aanpassingen van de Professioneel Fit test niet zijn bedoeld om de test lichter of makkelijker te maken, maar om bij te dragen aan een zo gelijkwaardig en objectief mogelijke beoordeling.
Kunt u aangeven hoeveel aspiranten in het afgelopen jaar zijn afgewezen op basis van de Professioneel Fit test? Hoeveel van deze aspiranten zouden bij de hernieuwde test wel zijn geslaagd voor de Professioneel Fit test? Bent u van plan deze aspiranten alsnog uit te nodigen mee te doen aan de hernieuwde Professioneel Fit Test? Zo nee, waarom niet?
Uit een handmatige zoekslag in de dossiers blijkt dat in 2018 van negen aspiranten die een opleiding op mbo-niveau volgden en zich tot de Commissie van Beroep voor de Examens en/of een studieadviseur hadden gewend in verband met de Professioneel Fit test, de opleiding als gevolg van het niet behalen van de Pro Fit test verplicht of op verzoek van de aspirant is beëindigd. Het antwoord op de vraag hoeveel van deze aspiranten bij de hernieuwde test wel zouden slagen is moeilijk te geven. Er zijn maatregelen getroffen om de beoordeling zo gelijkwaardig en objectief mogelijk te maken.
De aspiranten die eerder zijn afgewezen op basis van de Professioneel Fit test worden niet opnieuw uitgenodigd mee te doen aan de hernieuwde Professioneel Fit test. Dit is vergelijkbaar met andere toetsen of examens tijdens de opleiding, waar studenten ook niet worden opgeroepen om de aangepaste toets of examen opnieuw af te leggen, als het onderwijs en/of een examen of toets nadien wordt bijgesteld. Hierbij is het belangrijk op te merken dat de opleiding van aspiranten die de test (in eerste instantie) niet halen niet onmiddellijk wordt beëindigd. Aspiranten kunnen de Professioneel Fit test meerdere keren afleggen. De test is onderdeel van een portfolio-opdracht en moet voor tertiel 6 worden behaald. Hierbij is het mogelijk om uitstel aan te vragen van 2 tertielen, bijvoorbeeld in het geval van een blessure. Aspiranten waarvan de opleiding en het dienstverband bij de politie voortijdig is beëindigd kunnen gedurende twee jaar niet opnieuw worden ingeschreven. Na deze termijn kan een potentiële aspirant opnieuw selectie doen voor de opleiding.
Heeft het aanpassen van de Professioneel Fit test te maken met de grote vervangingsvraag waar de politie momenteel mee kampt? Is het zo dat lage(re) eisen gesteld worden aan de fitheid van nieuwe politiemedewerkers, om zo aan de vervangingsvraag te kunnen voldoen? Zo nee, waarom is de Professioneel Fit test dan aangepast?
Zie antwoord vraag 2.
Een mogelijk op handen zijnde fusie tussen ING en Commerzbank |
|
Mahir Alkaya |
|
Wopke Hoekstra (minister financiën) (CDA) |
|
Klopt het dat de Nederlandse en de Duitse regering in contact zijn (geweest) over de mogelijkheid van een fusie tussen Commerzbank en ING?1
Ik heb regelmatig contact met mijn Europese collega’s, zo ook met mijn collega in Duitsland. In algemene zin komen tijdens deze gesprekken vele onderwerpen aan bod, waaronder ontwikkelingen in de financiële sector en de Europese bankenunie, bijvoorbeeld op het gebied van wet- en regelgeving. Ik kan niet ingaan op de inhoud van individuele gesprekken. Het is overigens aan banken zelf om onderling gesprekken te voeren over eventuele fusies. Indien zij besluiten om over te gaan tot een fusie dan is het aan de toezichthouder, de ECB, om te toetsen of aan specifieke criteria is voldaan. Daarbij moeten toezichthouders op grond van de richtlijn kredietinstellingen (CRD) oog hebben voor onder meer: reputatie; gezonde en prudente bedrijfsvoering; de financiële soliditeit van de voorgenomen fusie of overname; of de bank zal kunnen voldoen en blijven voldoen aan de prudentiële vereisten; of geld wordt of werd witgewassen; en of terrorisme wordt of werd gefinancierd.2
Wat is tijdens deze gesprekken besproken? Wat was de reactie van de Duitse regering?
Zoals ook bij vraag 2 aangegeven kan ik gezien de vertrouwelijkheid van het diplomatieke verkeer niet ingaan op de inhoud van gespreken met collega’s in andere landen.
Hoe groot zijn de balanstotalen van de Commerzbank en ING ten opzichte van het Duitse respectievelijk het Nederlandse bbp?
Op 31 december 2018 bedroeg de geconsolideerde balans van Commerzbank 462 miljard euro en die van ING 887 miljard euro.3 Het bbp van Duitsland in 2018 bedroeg 2460 miljard euro en dat van Nederland 625 miljard euro.4
Acht u het gewenst dat banken van deze grootte fuseren? Kunt u uw antwoord toelichten?
Het is niet aan mij om een dergelijke casus te beoordelen. De mogelijkheid en wenselijkheid van een fusie is in eerste instantie aan banken en hun aandeelhouders zelf. De toezichthouder dient te toetsen of aan bovengenoemde criteria wordt voldaan en kan aanvullende eisen opleggen indien deze dat nodig acht.
Bent u op de hoogte van het feit dat De Nederlandsche Bank (DNB) ervoor heeft gepleit om een maximum te stellen aan de omvang van banken, alsmede van de aangenomen motie-Merkies c.s. die de regering verzoekt te onderzoeken op welke wijze deze bovengrens kan worden vormgegeven? Hoe verhoudt een fusie van Commerzbank en ING zich tot het pleidooi van DNB en de aangenomen motie?2
In haar jaarverslag over 2014 schreef DNB dat, door fusies en overnames, de Europese bankenunie mogelijk kan leiden tot nieuwe grote en moeilijk afwikkelbare banken.6 In de motie-Merkies c.s. werd mijn ambtsvoorganger verzocht te onderzoeken hoe een bovengrens aan de omvang van banken vorm kan krijgen.7 In reactie daarop werd geoordeeld dat een hard omvangscriterium in de bankenunie onvoldoende recht doet aan de specifieke risico’s die zich bij een bank in een individuele lidstaat kunnen voordoen, ook als het gaat om een in Europees perspectief kleinere bank.8
Heeft u geprobeerd de groei van ING te remmen of te stoppen in het licht van de recent verschenen CPB Risicorapportage financiële markten waarin staat dat «een consolidatieslag in de Europese bankensector een stabiliteitsrisico vormt» en dat «nog grotere banken too-big-to-save en too-big-to-manage kunnen worden»?3
Voorafgaand aan een fusie of overname toetst de toezichthouder hoe een casus zich verhoudt tot de beoordelingsgronden uit de Europese regelgeving. Daarnaast beschikken toezichthouders en resolutie-autoriteiten in hun doorlopende taakuitoefening over instrumenten om risico’s te beperken en te controleren. Het is aan deze autoriteiten om te beoordelen hoe zij met hun instrumenten willen omgaan in een concrete casus.
Sommige Europese banken worden geconfronteerd met structurele uitdagingen. De oplossingen liggen in de eerste plaats bij banken zelf. Consolidatie kan in sommige gevallen soelaas bieden, maar is geen panacee. Zo kunnen banken na een fusie efficiënter opereren. Anderzijds kunnen fusies afhankelijk van de bedrijfsmodellen ook additionele risico’s meebrengen, bijvoorbeeld in de integratie en bedrijfsvoering.
Kunt u uitsluiten dat door een fusie van Commerzbank en ING een bank ontstaat die «too-big-to-fail» of zelfs «too-big-to-save» ontstaat? Kunt u uw antwoord toelichten?
De ECB houdt direct toezicht op significante banken. Ook maakt de Single Resolution Board (SRB) vooraf plannen waarin staat wat zij gaat doen als zich bij een specifieke bank problemen voordoen. Essentiële nutsfuncties zullen in geval van problemen zo veel mogelijk in stand worden gehouden. Dit kan de SRB doen zonder dat de nationale overheid als redder in nood te hulp moeten schieten. Voorts kunnen door de SRB wijzigingen in structuur worden geëist, zodat banken beter afwikkelbaar zijn. De kans dat overheden moeten bijspringen zijn sinds de crisis sterk teruggedrongen. Zo is een bail-in voorafgaand aan kapitaalsteun vereist, en vullen banken zelf een resolutiefonds dat in noodgevallen kan worden aangewend.
Wat is uw reactie op de stelling in het artikel dat de combinatie weliswaar groter en risicovoller zou worden, maar opererend vanuit Duitsland toch minder bufferkapitaal zou hoeven aanhouden? Zou u dit wenselijk vinden?
In Europa zijn de kapitaaleisen in sterke mate geharmoniseerd. Alle banken dienen te allen tijde dezelfde minimale hoeveelheid kapitaal aan te houden. Daarnaast stelt de ECB per bank een individuele, zogeheten pillar 2 eis vast. Daarbovenop hebben nationale toezichthouders de bevoegdheid om de nationale systeembuffers en contracyclische buffer vast te stellen.10 Ook gelden voor ’s werelds grootste banken mondiale systeembuffers (G-SIB buffer). Voor elke bank die vanuit Nederland opereert bepaalt DNB de nationale systeembuffers en de contracyclische buffer. Het kan dat, gezien de situatie in andere landen, deze buffers door toezichthouders in andere landen (voor in hun land opererende banken) op andere hoogtes worden vastgesteld. Er zijn echter wel Europese afspraken gemaakt op basis waarvan de systeembuffers en contracyclische buffer worden bepaald.
Wat gaat u doen om de grootheidswaan en monopolyvorming van de bancaire sector te beteugelen en diversiteit in de sector te vergroten?
In mijn agenda financiële sector staan de maatregelen genoemd die ik voornemens ben te nemen in de komende jaren om te komen tot een stabiele, integere en innovatie financiële sector. 11
Zou u deze vragen stuk voor stuk en vóór het algemeen overleg over financiële markten van woensdag 12 juni 2019 kunnen beantwoorden?
Ja.
De berichten 'Sint Maarten niet ver verwijderd van een blokkade internationaal betalingsverkeer' en 'FATF geeft Sint Maarten ervan langs' |
|
Chris van Dam (CDA) |
|
Raymond Knops (staatssecretaris binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA), Wopke Hoekstra (minister financiën) (CDA) |
|
![]() |
Hebt u kennisgenomen van de berichten «Sint Maarten niet ver verwijderd van een blokkade internationaal betalingsverkeer» en «FATF geeft Sint Maarten ervan langs»?1
Ja.
Is het waar dat de Financial Action Task Force (FATF) de aangesloten landen zal oproepen het internationale betalingsverkeer met Sint Maarten te blokkeren als het zijn wetgeving niet op orde brengt?
Zoals opgenomen in de beantwoording van eerdere schriftelijke vragen2 betekent een openbare waarschuwing – mocht de Caribbean Financial Action Task Force (CFATF) deze afgeven – dat Sint Maarten wordt beschouwd als een land dat wegens zijn strategische tekortkomingen een risico vormt voor het internationale financiële systeem. De lidstaten worden dan opgeroepen om tegenmaatregelen te nemen. Deze kunnen inhouden dat internationale banken dan extra voorzorgsmaatregelen moeten nemen bij het betalingsverkeer met Sint Maarten. In het uiterste geval kunnen zij afzien van het doen van transacties met het Caribische land. Beide gevolgen zouden ernstige repercussies kunnen hebben voor het buitenlands betalingsverkeer.
De bankensector op de BES-eilanden bestaat vrijwel volledig uit bijkantoren van banken met zetel op Curaçao of Sint Maarten. Op dit moment leidt de situatie op Sint Maarten niet tot beperkingen voor het bancaire verkeer op de BES-eilanden. Het is niet uit te sluiten dat wanneer Sint Maarten zou worden beschouwd als een land dat wegens zijn strategische tekortkomingen een risico vormt voor het internationale financiële systeem, buitenlandse banken extra voorzorgsmaatregelen zullen moeten treffen of in het uiterste geval moeten afzien van het doen van transacties met banken die onderdeel uitmaken van banken op Sint Maarten. Voor burgers kan dit betekenen dat zij hiervan hinder ondervinden als zij internationale transacties willen doen, namelijk dat deze transacties tijdelijk moeilijk uitvoerbaar zijn. Als dit scenario zich manifesteert, dan geldt dit voor één bijkantoor, namelijk het bijkantoor van de Windward Island Bank (WIB) op Sint Eustatius, die haar zetel heeft op Sint Maarten. In zijn brief van 3 juni jl. heeft de Minister van Financiën aangegeven dat het functioneren van de bancaire dienstverlening en het betalingsverkeer op de BES-eilanden de aandacht heeft. Signalen van problemen in de bancaire of betaaldienstverlening worden in overleg met lokale partijen en autoriteiten opgepakt, en eind dit jaar wordt uw Kamer over de voortgang geïnformeerd.3
Welke consequenties kan dit hebben voor het betalingsverkeer op Bonaire, Saba en Sint Eustatius, aangezien de banken die actief zijn op de BES-eilanden vrijwel volledig bestaan uit bijkantoren van financiële ondernemingen met zetel op Curaçao of Sint Maarten? Kunt u hierbij met name ingaan op de dagelijkse consequenties voor burgers van deze eilanden?
Zie antwoord vraag 2.
Is het waar dat Sint Maarten om maatregelen te voorkomen tot september nog zes wetten moet invoeren? Zo ja, is Sint Maarten in staat dit wetgevingsproces tijdig tot een goed einde te brengen?
In 2018 heeft de CFATF afspraken gemaakt met Sint Maarten over de invoering en wijziging van zes cruciale wetten tegen witwassen en terrorismefinanciering. Begin mei hebben de Staten van Sint Maarten alsnog enkele wetten aangenomen, te weten de Landsverordening aanmeldingsplicht van grensoverschrijdende geldtransporten, de Landsverordening meldpunt ongebruikelijke transacties en de Landsverordening bestrijding witwassen en terrorismefinanciering. De CFATF dient nog na te gaan of deze wetgeving overeenstemt met de FATF-aanbevelingen. Als autonoom land binnen het Koninkrijk is Sint Maarten zelf verantwoordelijk voor de invoering daarvan. De komende maanden zal hoge prioriteit gegeven moeten worden aan de verankering van de aanbevelingen van de FATF in wet- en regelgeving. Dit omvat onder meer wijzigingen van het Burgerlijk Wetboek, het Wetboek van Strafrecht en het Wetboek van Strafvordering. De regering van Sint Maarten heeft zich verbonden aan het doorvoeren van de door de CFATF gewenste aanpassingen.
Welke maatregelen zijn er genomen naar aanleiding van het feit dat Sint Maarten een internationaal centrum is voor het via casino’s witwassen van uit drugs-, mensen- en wapenhandel verkregen winsten die worden doorgesluisd naar onder meer organisaties die gelinkt worden aan terrorisme (zoals sinds 2005 in achtereenvolgende officiële rapporten gesignaleerd wordt)?
Zie antwoord vraag 4.
Welke resultaten heeft het Team Bestrijding Ondermijning op Sint Maarten, dat de banden tussen de onderwereld en het openbaar bestuur moet blootleggen, tot nu toe opgeleverd?
Zoals opgenomen in de beantwoording van de vragen 8 en 11 van het lid Van der Linde en Bosman4, ondernemen ik en mijn ambtsgenoten van Justitie en Veiligheid en van Financiën het nodige om Sint Maarten te ondersteunen bij het tegengaan van witwassen en terrorismefinanciering. Uit het jaarverslag 2018 van Hoofdstuk IV Koninkrijksrelaties blijkt dat de continuering van Team Bestrijding Ondermijning effectief is gebleken.5 Zo heeft onder andere strafrechtelijke vervolging plaatsgevonden in een onderzoek naar fiscale misstanden in de haven van Sint Maarten en is een Sint Maartense parlementariër aangehouden op verdenking van corruptie, omkoping en witwassen. Tevens is een onderzoek gestart naar de strafbare handelingen rondom de aanbesteding van contracten die verband houden met afvalverwerking in Sint Maarten. Daarbij is bijzondere aandacht voor ambtelijke corruptie, zoals het aannemen van steekpenningen en omkoping van ambtenaren. Verder zijn, zoals per brief van 17 juni 2019 aan de Kamer gemeld6, de Minister van Justitie en Veiligheid en ik van plan de Kamer zo mogelijk voor de begrotingsbehandeling van Hoofstuk IV Koninkrijksrelaties te informeren over een actueel beeld van de resultaten en het effect van de aanpak van het Team Bestrijding Ondermijning.
Heeft Sint Maarten ter zake een beroep gedaan op technische of ambtelijke bijstand van Nederland?
Zie antwoord vraag 6.
Is er voorzien in een noodscenario mocht zich de situatie voordoen dat het daadwerkelijk tot een blokkade van internationaal betalingsverkeer komt en dat dit weerslag zal hebben op de het financiële verkeer op Saba, Sint Eustatius en Bonaire?
Zoals de Minister van Financiën in zijn brief van 3 juni jl. aangaf, heeft het functioneren van de bancaire dienstverlening en het elektronisch betalingsverkeer op de BES reeds de aandacht.7 Mijn ambtsgenoot van Financiën is hierover in gesprek met lokale partijen en autoriteiten en informeert uw Kamer eind dit jaar over de voortgang. De situatie op Sint Maarten en de mogelijke gevolgen voor het bijkantoor op Sint Eustatius zullen hierin worden meegenomen.
Het bericht ‘Nigerian fishers hit by criminals, imports and climate change’ |
|
Kirsten van den Hul (PvdA) |
|
Sigrid Kaag (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (D66) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van het bericht «Nigerian fishers hit by criminals, imports and climate change»?1
Ja.
Heeft Nederland een visserijakkoord met Nigeria? Zo ja, wat zijn hiervan de gevolgen voor Nigeria? Zo nee, is het juist dat Nederlandse vissers in de wateren van Nigeria vissen?
Nederland heeft geen akkoord met Nigeria. Het sluiten van visserijakkoorden valt over het algemeen binnen de exclusieve bevoegdheden van de Europese Unie. Er zijn geen Nederlandse visserijschepen actief in Nigeriaanse wateren.
Heeft de Europese Unie (EU) een visserijakkoord met Nigeria? Zo ja, wat zijn hiervan de gevolgen voor Nigeria? Zo nee, is het waar dat Europese vissers in de wateren van Nigeria vissen?
De Europese Unie heeft geen visserijakkoord met Nigeria. In welke mate vissers van andere EU-landen actief zijn in Nigeria is mij niet bekend.
Is het u bekend of er een overeenkomst is tussen Nederland en/of de EU met São Tomé en Príncipe over de aanwezigheid? Zo ja, wat is de inhoud van die overeenkomst?
Er is een visserijpartnerschap tussen de EU en São Tomé en Príncipe sinds 2007. Onder dit partnerschap worden tijdelijke visserijprotocollen afgesloten. Het laatste protocol verliep op 22 mei 2018. Onderhandelingen over een nieuw protocol zijn gaande.
Het vorig jaar verlopen protocol betrof vangstmogelijkheden voor tonijn in ruil voor financiële contributie vanuit de EU. Een deel (ruim 40%) van deze contributie is aangemerkt als sectorale steun, gericht op verduurzaming van de visserij, visserij- en bestandbeheer en monitoring en controle. In de praktijk maakten Frankrijk, Spanje en Portugal gebruik van dit protocol.
Hoeveel vis exporteert Nederland jaarlijks naar Nigeria? Hoe past dit in de strategische meerjarige plannen voor Nigeria en wat is de bijdrage hiervan aan het ontwikkelingsbeleid voor Nigeria?
Volgens het CBS exporteerde Nederland in 2017 visproducten ter waarde van € 133 miljoen naar Nigeria. Voor de Nederlandse visserijbedrijven is de Nigeriaanse markt voor pelagische bestanden interessant, het gaat daar bij om soorten als haring, makreel, horsmakreel, sardines, sardinella en blauwe wijting. Voor deze soorten is de vraag in Nigeria groter dan het lokale aanbod en kan Nigeria er niet zelf in voorzien.
Het bevorderen van handel en investeringen tussen Nederland en Nigeria, met name in de agrarische sector, is een belangrijk thema in de Nederlandse meerjarige inzet in Nigeria. Deze inzet is gericht op export, investeringen en het versterken van lokale sectoren.
Wat zijn de gevolgen van de (mogelijk illegale) overbevissing in de wateren?
Duurzaam beheer van visbestanden kan onder druk komen te staan wanneer overbevissing plaatsvindt op bestanden, met name wanneer een bestand al kwetsbaar was. Dit heeft gevolgen voor de vangstmogelijkheden, registratie van vangsten, lokale gemeenschappen en wetenschappelijke data collectie. Het tegengaan van illegale, ongemelde en ongereglementeerde visserij is één van de speerpunten van de Europese Commissie.
Klopt het dat de Nigerian Company Atlantic Shrimpers eigendom is van het Nederlandse bedrijf Cornelis Vrolijk? Zo ja, bij hoeveel van dit soort constructies zijn Nederlandse bedrijven betrokken?
Het bedrijf Atlantic Shrimpers is een joint venture van het Nederlandse bedrijf Cornelis Vrolijk. Zover bij ons bekend zijn er geen andere Nederlandse joint ventures actief in de visserij in Nigeria.
Aanvallen door radicale moslims op christenen in Nigeria |
|
Raymond de Roon (PVV), Sven Koopmans (VVD), Martijn van Helvert (CDA), Kees van der Staaij (SGP), Joël Voordewind (CU) |
|
Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
|
![]() ![]() ![]() ![]() ![]() |
Kent u het bericht «Report: Radical Muslims suspected in May attacks on Nigerian Christians»?1
Ja.
Kunt u bevestigen dat tientallen Nigeriaanse christenen in de omgeving van Jos na een kerkbezoek zijn vermoord door moslimterroristen?
De regering bevestigt dat op 27 mei Nigeriaanse christenen zijn vermoord na een kerkbezoek in de omgeving van Jos.
Beaamt u dat deze moordpartij onderdeel is van een bredere en zorgelijke trend?2
De moordpartij is onderdeel van het complexe conflict tussen boeren en herders in de Middle Belt van Nigeria, zoals eerder geschetst in onze beantwoording Kamervragen van 12 maart jongstleden en van 16 en 21 augustus 2018.
Deelt u de zorg dat radicaal-islamitische Fulani-herders delen van Nigeria willen «Fulaniseren en islamiseren»?
Wat het kabinet eerder heeft benadrukt in de beantwoording van Kamervragen over het conflict tussen voornamelijk islamitische Fulani-herders en voornamelijk christelijke boeren is dat de oorzaken van dit conflict niet primair van religieuze aard zijn. Dit langslepende, complexe conflict kent een veelheid aan grondoorzaken. Toenemende druk op schaarse natuurlijke hulpbronnen als water en land zijn de belangrijkste. De spanningen lijken vooral toe te nemen als gevolg van onder andere bevolkingsgroei, de effecten van klimaatverandering en een toestroom van vluchtelingen uit het Noordoosten. De Nigeriaanse regering slaagt er niet in om de geweldsuitbarstingen te beteugelen. Moordpartijen blijven helaas onbestraft. Dit verergert de spanningen en wakkert etnische en religieuze sentimenten aan.
Wat is de huidige situatie in Nigeria inzake de verspreiding en omvang van irreguliere gewapende strijdgroepen, zoals het islamitische Boko Haram?
Het conflict in het Noordoosten van Nigeria is inmiddels ruim 10 jaar oud. Nadat de Nigeriaanse strijdkrachten, in samenwerking met de strijdkrachten van de buurlanden, aanvankelijk veel progressie boekten is sinds medio 2018 sprake van stagnatie. Maiduguri, de grootste stad in het Noordoosten, is inmiddels relatief veilig maar daarbuiten is de controle van de strijdkrachten beperkt. De verschillende gewelddadige extremistische strijdgroepen hebben daar veel bewegingsvrijheid en voeren met regelmaat aanvallen uit op vooral militaire, maar ook civiele, doelen. Hierdoor zijn naar schatting ruim 800.000 mensen niet bereikbaar voor humanitaire hulpverlening. De schattingen over de omvang van de verschillende groeperingen lopen uiteen, maar het gaat minimaal om enkele duizenden strijders.
Bent u bereid met de Nigeriaanse overheid in gesprek te treden over hoe Nederland maatregelen kan steunen ten behoeve van de versterking van het veiligheidsapparaat en van de rechtsstaat in geheel Nigeria, ook ten bate van kwetsbare christenen?
Het conflict staat op de agenda tijdens bilaterale gesprekken en zal ook tijdens het bezoek van Minister Kaag aan Nigeria in juli worden besproken. Nederland zet zich in om de Nigeriaanse rechtstaat te versterken door toegang tot recht voor burgers te verbeteren. Hiermee wil Nederland ook bijdragen aan conflictoplossing en -preventie op de langere termijn. Daarnaast wisselt Nederland kennis uit met het Office of The National Security Advisor over het tegengaan en voorkomen van gewelddadig extremisme, onder andere door het organiseren van masterclasses.
Bent u bereid de kwetsbare positie van Nigeriaanse christenen ook te agenderen binnen de Europese Unie en in internationale gremia zoals de Verenigde Naties?
Nederland steunt de internationale inzet om bij te dragen aan een oplossing voor het conflict tussen boeren en herders. Niet alleen in VN en EU-verband maar ook in regionaal verband (ECOWAS). Bij gelegenheden zal Nederland aandacht vragen voor dit onderwerp.
Wilt u de speciale gezant voor godsdienstvrijheid opdracht geven zich onder meer expliciet in te zetten voor vervolgde christenen in Nigeria?
Aangezien het conflict in de «Middle Belt» ook een religieuze dimensie heeft zal de speciale gezant ook daar ingezet worden.
Berichtgeving dat de Belastingtelefoon vanaf 27 mei tot sowieso 3 juni (en misschien wel langer) slecht tot niet bereikbaar was |
|
Helma Lodders (VVD) |
|
Menno Snel (staatssecretaris financiën) (D66) |
|
![]() |
Herinnert u zich uw antwoord op vraag 14 van de Kamervragen over het bericht «Fiscus blijft falen», waarin u stelt dat u verwacht dat «[...] om ruim voor de start van de aangiftecampagne 2018 (in 2019) de bereikbaarheid weer op het niveau van de eerste helft 2017 te hebben en de kwaliteit van beantwoording van complexe vragen te verbeteren»?1
Ja.
Kan de tabel over de bereikbaarheid die was opgenomen in het antwoord op genoemde Kamervragen geüpdatet worden tot de meest recente informatie?2
In beantwoording van betreffende vraag is een tabel op genomen die betrekking heeft op de bereikbaarheid van de werkstroom intermediairs. Deze tabel is hieronder geüpdatet.
Klopt het dat de BelastingTelefoon enkele werkdagen slecht tot niet bereikbaar is geweest? Wat is de oorzaak van de slechte bereikbaarheid?
De dagen in de weken 20 tot en met 22 met de laagste bereikbaarheid inclusief keuzemenu waren op 20 mei met 77%, 27 mei met 73% en 3 juni met 75%. Alle drie dagen betrof het de dagen na het (lange) weekend waarop doorgaans sprake is van meer telefonie dan op andere werkdagen. Er was in deze weken dan ook geen sprake van slechte of niet bereikbaarheid. De bereikbaarheid inclusief keuzemenu is in de maanden januari, februari, maart en mei van dit jaar 6–7% hoger geweest dan dezelfde maanden van vorig jaar. In de maand april lag de bereikbaarheid 2% punten lager dan in april 2018. Zie ook de tabel hieronder.
Voor de maand mei 2019 is, zoals ook in voorgaande jaren, de bereikbaarheid wat lager dan het jaargemiddelde vanwege één of meer kortere werkweken gecombineerd met meer telefoontjes als gevolg van het versturen van miljoenen IB-aanslagen.
Klopt het dat op werkdagen de voicemail kan berichten dat de Belastingdienst gesloten is? Waarom vindt deze melding plaats? Bent u van mening dat dit de juiste melding is tijdens werkdagen?
Buiten de openingstijden van de Belastingtelefoon is de volgende meldtekst te horen:
Deze meldtekst is op werkdagen tussen 20 uur en 8 uur te horen, evenals op vrijdag na 17 uur. Vrijdag 31 mei, de dag na Hemelvaart, was geen werkdag voor nagenoeg de hele Belastingdienst en daarmee ook niet voor de Belastingtelefoon. Op deze dag is de meldtekst ook te horen geweest. Deze naar mijn mening juiste melding wordt weergegeven om bellers te informeren dat er op dat moment geen medewerkers beschikbaar zijn om hun vragen te beantwoorden.
Kunt u een overzicht geven van de wachttijden particulier en zakelijk (een overzicht per maand over de afgelopen twaalf maanden)? Hoeveel mensen belanden niet in de wachtrij waarna de verbinding wordt verbroken?
In onderstaande grafieken worden respectievelijk de wachttijden voor particulieren en ondernemingen en het aantal telefoontjes dat niet is toegelaten tot de wachtrij weergegeven over de afgelopen 12 maanden.
Hieronder is in tabelvorm weergegeven hoeveel telefoontjes worden aangeboden aan de wachtrij per maand, hoeveel telefoontjes niet worden toegelaten tot de wachtrij per maand en hoe het aantal telefoontjes niet toegelaten tot de wachtrij zicht verhoudt tot het totaal aantal telefoontjes aangeboden aan de wachtrij (per maand in %).
Kunt u toelichten waarom de verbinding in sommige gevallen verbroken wordt? Is dat om overbelasting van de centrale te voorkomen? Hoe vaak komt dit voor (graag een overzicht per maand over de afgelopen twaalf maanden)?
Telefoontjes worden niet toegelaten tot een wachtrij wanneer er voor het gekozen thema op dat moment onvoldoende gekwalificeerde belastingtelefoonmedewerkers beschikbaar zijn om binnen een maximale wachttijd deze telefoontjes af te handelen. Deze «maximale wachttijd» wordt ingesteld om langer(re) wachttijden te voorkomen. Gevolg daarvan is dus wel dat er telefoontjes zijn die niet tot de wachtrij kunnen worden toegelaten. Het aantal niet toegelaten telefoontjes per maand is in de tabel bij de vorige vraag opgenomen.
Kunt u de huidige resultaten delen van de monitoring van de kwaliteit van de antwoorden en de bereikbaarheid zoals beschreven in de 23e halfjaarsrapportage Belastingdienst?
De 1e meting van de kwaliteit van beantwoording van complexe en niet veel voorkomende vragen in 2019 had een 7,2 als resultaat. Deze meting is vergelijkbaar met de metingen van de Consumentenbond. De laatste meting van de Consumentenbond, uit maart 2018, had een 5,4 als resultaat.
De bereikbaarheid inclusief keuzemenu was gedurende de afgelopen aangiftecampagne 89%. In de tabel die is opgenomen bij het antwoord op vraag 3 is de bereikbaarheid inclusief keuzemenu voor de eerste vijf maanden van zowel 2018 als 2019 opgenomen.
Kunt u als vervolg op een eerder onderzoek naar de klanttevredenheid over de eerste negen maanden van 2018 dit onderzoek aanvullen tot mei 2019?
Hieronder wordt de aangevulde tabel over resultaten van onderzoek naar de klanttevredenheid weergegeven.
IK >= 3,0 (neutraal tot zeer tevreden)
IK <= 1,5
(zeer ontevreden)
2018
jan
81,4%
6,4%
feb
85,9%
4,3%
mrt
83,1%
5,4%
apr
83,9%
5,6%
mei
82,9%
5,9%
jun
76,4%
8,0%
jul
83,1%
6,1%
aug
83,7%
5,5%
sep
78,5%
6,3%
okt
89,4%
5,2%
nov
90,8%
4,5%
dec
88,0%
6,5%
2019
jan
89,4%
6,2%
feb
89,3%
5,0%
mrt
90,7%
4,7%
apr
89,4%
5,3%
mei
90,8%
4,2%
Hoe vaak heeft de Belastingdienst in 2019 (uitgesplitst per maand) proactief naar belastingplichtigen gebeld? Is dit mogelijk een van de oorzaken van de slechte bereikbaarheid van de BelastingTelefoon?
In onderstaande tabel is het aantal proactieve belpogingen door medewerkers van de Belastingtelefoon per maand weergegeven voor 2019.
januari
februari
maart
april
mei
5.782
23.432
174
543
20.955
Het aantal proactieve telefoontjes naar belastingplichtigen heeft geen invloed op de bereikbaarheid van de Belastingtelefoon. Deze telefoontjes worden buiten de piekuren gevoerd. De aantallen fluctueren per maand vanwege variatie in belopdrachten vanuit verschillende onderdelen van de Belastingdienst en verschillen in beschikbare belcapaciteit buiten piekuren.
Waar wordt een melding gedaan als de BelastingTelefoon slecht of niet bereikbaar is? Klopt het dat deze melding niet op sociale media of de website te vinden is? Vindt u dit een juiste werkwijze?
Afhankelijk van de omvang en duur van de storing wordt een bericht geplaatst in de meldtekst van de Belastingtelefoon en/of op de website en/of op social media.
Deelt u de mening dat als er een storing, calamiteit of iets anders is, er melding gedaan zou moeten worden op de website van de Belastingdienst en de verschillende sociale media-kanalen? Zo ja, waarom wordt dit niet adequaat toegepast? Zo nee, waarom niet?
Ik ben van mening dat het melden van een storing zoveel mogelijk gericht moet zijn op de burgers of bedrijven die eventueel last kunnen hebben van de storing. Burgers en bedrijven die in beginsel geen last hebben van een verstoring moeten ook geen last hebben van berichtgeving die voor hen geen waarde heeft. Zie ook mijn antwoord op vraag 10.
Kunt u een overzicht geven van de afhandeling van meldingen (inclusief de duur) die via sociale media worden ontvangen (graag een overzicht per maand en gerangschikt naar de verschillende sociale media-kanalen zakelijk en particulier)?
Zie onderstaande tabel.
Kunt u aangeven hoeveel klachten er de afgelopen twaalf maanden zijn ingediend bij de Belastingdienst en de stand van zaken van de afhandeling van deze klachten? Kunt u onderscheid maken tussen particulieren en bedrijven?
Hieronder wordt het aantal klachten over de bereikbaarheid van de Belastingtelefoon over de afgelopen twaalf maanden weergegeven.
Klopt het dat de portal van de Belastingdienst is vernieuwd? Klopt het dat het wachtwoord van het oude portal niet meer werkt, een nieuw wachtwoord niet kan worden aangevraagd en er ook geen bezwaarclausule beschikbaar is?
Het is correct dat dit jaar een nieuw zakelijk portaal MijnBelastingdienst Zakelijk (MBD-Z) is geïntroduceerd wat stapsgewijs wordt uitgebreid. In de overgangsperiode dit jaar zijn zowel het nieuwe (MBD-Z)portaal als het oude (PDO)portaal toegankelijk. Het nieuwe portaal is zowel toegankelijk met DigiD voor eenmanszaken als met eHerkenning voor rechtspersonen. Digid en eHerkenning zijn voor alle overheidsorganisaties de standaard toegangsmiddelen (overheidsbrede stelselafspraken).
Het oude (PDO)portaal is, zolang deze nog beschikbaar is, toegankelijk met een wachtwoord wat alleen voor dit portal werkt. Daarvoor kan ook nu nog steeds, indien nodig, een nieuw wachtwoord worden aangevraagd. Een bezwaarclausule is hiervoor dus niet nodig.
Wilt u deze vragen voor het algemeen overleg Belastingdienst op woensdag 19 juni 2019 beantwoorden?
Ja.
De verkoop van nazipropaganda via internet |
|
Attje Kuiken (PvdA) |
|
Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Nazi-spullen zijn gewoon te koop bij webshop AliExpres»?1
Ja, ik ben bekend met het bericht.
Is de verkoop van nazipropaganda in Nederland verboden? Zo ja, op grond van welke wettelijke bepaling? Zo nee, waarom niet?
In artikel 137e van het Wetboek van Strafrecht (Sr) is onder meer en voor zover hier van belang strafbaar gesteld het anders dan ten behoeve van zakelijke berichtgeving verspreiden of ter verspreiding in voorraad hebben van voorwerpen waarin een discriminerende uiting is vervat. Het verkopen van nazivoorwerpen kan onder de strafbaarheid zoals bedoeld in dit artikel vallen. Of het verkopen van de voorwerpen daadwerkelijk strafbaar is, dient van geval tot geval te worden beoordeeld, met inachtneming van de vaste jurisprudentie.
Indien uitlatingen in het openbaar gedaan worden, bijvoorbeeld door het plaatsen van afbeeldingen van de te verkopen voorwerpen op internet, kan er daarnaast sprake zijn van strafbaarheid op grond van bijvoorbeeld artikel 137c Sr (groepsbelediging), artikel 137d Sr (aanzetten tot haat, discriminatie of gewelddadig optreden), opruiing (artikel 131 Sr) of een ander uitingsdelict. Hierbij geldt eveneens dat van geval tot geval beoordeeld dient te worden, met inachtneming van de vaste jurisprudentie, of van strafbaarheid sprake van is.
Wat is de stand van de jurisprudentie ten aanzien van het verkopen van nazipropaganda, onder andere wat betreft artikel 137e van het Wetboek van Strafrecht?
De verkoop van nazipropaganda is niet per definitie verboden; veel is afhankelijk van de context waarin dit gebeurt. Dit blijkt ook uit de jurisprudentie. De voorwerpen dienen volgens de Hoge Raad niet alleen op zichzelf te worden bezien, maar ook in de gegeven omstandigheden van het geval en in het licht van mogelijke associaties die zij wekken.2 De bijzondere omstandigheden van een concreet geval kunnen overigens ook leiden tot het oordeel dat er geen dwingende behoefte is tot veroordeling voor het in voorraad hebben van voorwerpen met (bijvoorbeeld) een antisemitisch karakter.3 Het ging in dat arrest om de verkoop van een oorspronkelijk exemplaar van «Mein Kampf» in een antiquariaat. In een arrest van de Hoge Raad van 29 mei 2012 kwam de beoordeling van verschillende nazidolken aan de orde.4
Deelt u de mening dat door de verkoop van dergelijke posters antisemitisme, (groeps)belediging of haatzaaien bevorderd worden? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet?
Ik acht de verkoop van antisemitisch getinte posters om redenen anders dan educatie of cultureel-historische motieven ongewenst en discriminatoir. Ik deel de mening dat van de verspreiding van dit soort voorwerpen voor andere doeleinden dan hiervoor genoemd een verkeerde invloed kan uitgaan. Dat geldt des te meer als zij in extreemrechtse kring circuleren, aangezien aangenomen mag worden dat zij dan bedoeld zijn om de eigen denkbeelden te bevestigen of te versterken. In voorkomende gevallen zal het Openbaar Ministerie bij de verspreiding van dergelijk materiaal conform de aanwijzing discriminatie5 optreden.
Deelt u de mening dat, gezien het bestaande antisemitisme en de opkomst van extreemrechtse bewegingen waaronder alt-right, van de verspreiding van dit soort spullen een volkomen verkeerde invloed kan uitgaan? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 4.
Het bericht ‘Te weinig tijd, te veel moeite, te veel geld: IND stuurde criminelen niet weg’ |
|
Bente Becker (VVD) |
|
Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Te weinig tijd, te veel moeite, te veel geld: IND stuurde criminelen niet weg»?1
Ja.
Klopt het dat er verslagen zijn van bijeenkomsten waarin medewerkers van de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) aangeven dat vanwege werkdruk en druk vanuit het management bewust wordt overgegaan tot het opvoeren van niet-intrekkingen van de verblijfsvergunning en het afsluiten van dossiers van criminele asielzoekers? Zo ja, waren deze verslagen bekend bij uw departement en bij de commissie de Leeuw, op welk moment, en wat is hiermee gebeurd?
De twee verslagen uit mei 2017 en februari 2018 waaruit de NRC heeft geciteerd, zijn verslagen van interne werkbesprekingen van medewerkers van het team herbeoordelingen asiel van de IND Zwolle met het management. Daarin is in onderling vertrouwen gesproken over ontwikkelingen die betrekking hadden op het team. Ik vind het van belang dat bij een overheidsorganisatie als de IND een open gesprek kan plaatsvinden tussen medewerkers en management in een vertrouwelijke omgeving.
Jaarlijks krijgt het team herbeoordelingen asiel een groot aantal signalen met informatie (hetzij individuele meldingen via de mail, per brief of telefonisch, hetzij automatische gegenereerde berichten door wijziging van bijvoorbeeld de BRP-inschrijving) die aanleiding kunnen zijn tot het doen van onderzoek naar de vraag of de asielvergunning kan worden ingetrokken. Het team onderzoekt of de informatie of het signaal voldoende concreet en zwaarwegend is en beoordeelt vervolgens of in het licht van alle relevante aspecten van de zaak tot intrekking kan worden overgegaan. Daarbij maakt dit team afwegingen, die vaak, mede als gevolg van (Europese) jurisprudentie, complex zijn.
Door de commissie De Leeuw wordt onderschreven dat de vele rechtsregels inclusief jurisprudentie waaraan de IND gehouden is bij mogelijke intrekkingen op basis van openbare orde het complex kunnen maken om daadwerkelijk in te trekken.
Uit de twee verslagen is mij niet gebleken dat vanwege werkdruk en druk vanuit het management bewust is overgegaan tot het opvoeren van niet-intrekkingen van de verblijfsvergunning en het afsluiten van dossiers van criminele asielzoekers. Wel is het bij een organisatie als de IND, die te maken heeft met wisselende werkvoorraden, gebruikelijk om – zeker in tijden van hoge werkdruk – te prioriteren. De IND heeft dat gedaan door zaken die betrekking hebben op openbare ordeaspecten die kunnen leiden tot een intrekking, met voorrang te behandelen.
De commissie De Leeuw heeft desbetreffende verslagen niet opgenomen in de lijst met geraadpleegde documentatie. Ik meen evenwel niet dat er op relevante onderdelen een discrepantie bestaat tussen het beeld dat naar voren komt uit deze verslagen en de conclusies van de commissie.
Hoe verklaart u de discrepantie tussen de conclusies van de commissie de Leeuw dat werkdruk niet doorslaggevend is voor het overgaan tot niet-intrekkingen en het beeld dat in het NRC-artikel wordt opgeroepen?
De commissie De Leeuw heeft een analyse gemaakt van documentatie en gegevens uit het informatiesysteem van de IND. Op basis hiervan heeft de commissie verdiepende interviews gehouden met IND-medewerkers en -managers, waaronder die van het team herbeoordelingen asiel in Zwolle. De conclusie van de commissie is gebaseerd op een brede basis van bronnen. Zoals vermeld in het antwoord op vraag 2, is er naar mijn mening geen sprake van een discrepantie met genoemde verslagen.
Deelt u de mening dat de IND de onlangs aangescherpte juridische mogelijkheden om een verblijfsvergunning te kunnen intrekken maximaal moet benutten om te zorgen dat criminelen die onze gastvrijheid misbruiken het land kunnen worden uitgezet?
Waar de IND op grond van de wet en jurisprudentie tot het oordeel komt dat een asielvergunning kan worden ingetrokken, wordt daadwerkelijk ingetrokken.
Klopt het dat door IND-medewerkers dan wel management, vanwege de benodigde tijdsinspanning, in bepaalde gevallen bewust wordt gekozen om niet de procedure voor intrekking van een vergunning te starten, dan wel te doorlopen, maar over te gaan tot niet-intrekking? Zo ja, in hoeveel gevallen van de 55.925 berichten die in de periode januari 2017 tot en met februari 2019 bij de IND binnenkwamen heeft dit een rol gespeeld? Zo nee, waarom niet?
Nee. Jaarlijks krijgt het team herbeoordelingen asiel vele signalen die aanleiding kunnen zijn tot het doen van onderzoek naar de vraag of een asielvergunning kan worden ingetrokken. Zoals aangegeven, worden in tijden van hoge werkdruk signalen die betrekking hebben op openbare orde aspecten die kunnen leiden tot een intrekking, met voorrang opgepakt. Dit betekent dat minder urgente signalen of kansarme intrekkingszaken dan minder prioriteit krijgen. Door medewerkers en management is niet gestuurd op het niet intrekken van asielvergunningen van criminele asielzoekers. De blijkt evenmin uit de eerdergenoemde verslagen.
Wat is de beleidsvrijheid van een medewerker bij de IND om bij een crimineel antecedent tot een niet-intrekking over te gaan zonder de volledige procedure te doorlopen, terwijl er wel een indicatie is dat intrekking mogelijk zou kunnen zijn? Wilt u overwegen deze beleidsvrijheid in te perken, door het principe in te voeren dat bij een indicatie dat intrekking vanwege criminele activiteiten mogelijk zou kunnen zijn, altijd moet worden gepoogd dat ook te doen?
De medewerker van de IND maakt bij het bepalen of een verblijfsvergunning kan worden ingetrokken een aantal afwegingen die, mede als gevolg van jurisprudentie, complex zijn.
Zo moet, naast de bepaling of sprake is van een (bijzonder) ernstig misdrijf, worden getoetst of de vreemdeling door zijn persoonlijk gedrag een werkelijke, actuele en voldoende ernstige bedreiging vormt die een fundamenteel belang van de samenleving aantast. Vaak moet daarnaast ook worden getoetst aan artikel 8 EVRM en moeten medische omstandigheden en andere individuele aspecten worden meegewogen. Wanneer deze veelal juridische wegingen hebben plaatsgevonden en uitwijzen dat intrekking van het verblijfsrecht aan de orde is, vindt dit ook plaats. De medewerker heeft in dat geval niet de vrijheid om te besluiten niet in te trekken. Ik zie dan ook geen aanleiding voor inperking.
Kunt u inventariseren in hoeveel van de gevallen zonder juridische procedure is overgegaan tot een niet-intrekking en bent u bereid deze zaken te laten herbeoordelen, zodat bij criminelen met een verblijfsvergunning mogelijk alsnog tot intrekking kan worden overgegaan?
In alle zaken waarin is geoordeeld dat er onvoldoende grond was om de asielvergunning in te trekken, heeft een juridische afweging plaatsgevonden. Er is dan ook geen grond voor de gevraagde herbeoordeling.
Bent u bereid de recent aangekondigde extra middelen voor de IND, niet alleen te benutten voor het terugbrengen van de termijnen voor de algemene asielaanvragen, maar juist ook in te zetten voor voldoende capaciteit voor het beoordelen van zaken waarin tot intrekking dan wel uitzetting zou kunnen worden overgegaan? Zo ja, hoeveel extra trekt u hiervoor uit? Zo nee, waarom niet?
De extra middelen stellen de IND in staat om extra te investeren in processen en capaciteit, onder meer voor het beoordelen van intrekkingszaken. Momenteel wordt bezien hoeveel extra capaciteit er bij team herbeoordelingen asiel nodig is.
Het bericht ‘Nederlander in buitenland moet op pad voor extra check DigiD’ |
|
Sjoerd Sjoerdsma (D66), Kees Verhoeven (D66) |
|
Raymond Knops (staatssecretaris binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA), Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Nederlander in buitenland moet op pad voor extra check DigiD»?1
Ja
Bent u het ermee eens dat tweestapsverificatie een goede stap vooruit is naar veiliger inloggen bij DigiD?
Ja, inloggen met tweestapsverificatie zorgt ervoor dat gegevens van de burgers beter zijn beschermd. Internetcriminelen kunnen minder makkelijk bij de gegevens, omdat ze niet in het bezit zijn van de telefoon die vereist is bij het inloggen, ook al hebben ze het wachtwoord van iemand wel kunnen bemachtigen.
Het inloggen met gebruikersnaam en wachtwoord bij DigiD is niet toereikend voor diensten met betekenisvolle rechtsgevolgen of waarbij uiterst vertrouwelijke informatie (zoals medische gegevens) wordt uitgewisseld. Dienstverleners moeten om bepaalde diensten digitaal te kunnen aanbieden met meer zekerheid kunnen vaststellen of zij met de juiste (natuurlijke- of rechts-)persoon te maken hebben.
Kunt u uitgebreid toelichten op welke wijze inloggen met DigiD via «tweestapsverificatie» mogelijk is vanuit het buitenland?
Inloggen via tweestapsverificatie met DigiD werkt in binnen- en buitenland op dezelfde manier, namelijk met een sms-controle of de DigiD-app.
Er zijn voor Nederlanders in het buitenland meerdere scenario’s mogelijk:
Iemand die nog geen DigiD-account heeft, moet bij één van de balies in het buitenland, op Schiphol of bij een grensgemeente een activeringscode ophalen om zijn DigiD te kunnen activeren. Het is van belang dat diegene ook gelijk zijn telefoonnummer toevoegt aan zijn DigiD-account. Dat account is dan gelijk geschikt om in te loggen met de DigiD-app of sms-controle.
Voor Nederlanders in het buitenland die AOW ontvangen, geldt voor het aanvragen van een DigiD een aparte regeling. Zij kunnen via de SVB online een DigiD aanvragen en krijgen de activeringscode dan toegestuurd naar hun adres in het buitenland. Dit betreft een door de SVB gecontroleerd adres.
Iemand die al een DigiD-account heeft, maar op een later moment inloggen met sms-controle wil activeren of de DigiD-app wil downloaden en activeren, kan deze manieren van inloggen op dit moment alleen toevoegen aan zijn of haar account door nogmaals langs een DigiD-balie te gaan om een activeringscode op te halen.
Iemand die zijn identiteitsdocument in Nederland heeft aangevraagd en in het bezit is van een Android telefoon met NFC-lezer kan de DigiD-app ook activeren door zijn identiteitsdocument te scannen met de mobiele telefoon waarop de DigiD-app staat en hoeft dan niet langs een balie. DigiD controleert tijdens het scannen van het identiteitsdocument of dit is geregistreerd in de BRP of het rijbewijsregister. Documenten die niet in een van beide registers zijn geregistreerd, zijn niet geschikt om de DigiD-app te activeren op boven beschreven wijze. Nederlandse paspoorten uitgegeven via een ambassade staan bijvoorbeeld niet in deze registers en kunnen daarom nu niet gebruikt worden om de app te activeren. De ontwikkeling naar een centraal basisregister reisdocumenten, zoals geschetst in mijn brief van 26 juni jl. over vernieuwing van het reisdocumentenstelsel (programma VRS), zal in 2022 aan deze situatie een einde maken.
Het uitgifteproces van DigiD is aan voorwaarden gebonden om de betrouwbaarheid van DigiD op het gewenste niveau te houden. In Nederland kan voor een basis-account voldoende betrouwbaarheid bij uitgifte worden verkregen door de brief met activeringscode naar het adres te sturen waarmee een burger in de basisregistratie personen (BRP) geregistreerd is. Hiermee wordt de identiteit van de aanvrager op afstand gecontroleerd. De adressen van Nederlanders in het buitenland zijn opgenomen in het niet-ingezetenendeel van de BRP, de Registratie niet-ingezetenen (RNI). Hoewel er veel aan wordt gedaan de adressen in deze registratie actueel en betrouwbaar te houden, is dat bij adressen in het buitenland niet goed mogelijk. In die situaties wordt een face-to-face controle vooralsnog als enige mogelijkheid gezien om ervoor te zorgen dat een DigiD in de juiste handen komt. Aan de balie wordt de activeringscode meegegeven, na controle van de aanvraag en de identiteit van de aanvrager.
Hoe beoordeelt u het functioneren van het tweestapsverificatie-systeem in het algemeen voor Nederlanders in het buitenland? Komen sms-berichten altijd aan en werkt de DigiD-app goed in het buitenland?
De sms-berichten worden in de meeste landen in de wereld goed en snel afgeleverd, maar in enkele landen en door enkele providers worden deze berichten soms later of niet bezorgd. Dit is helaas een situatie waarop de Nederlandse overheid in de betreffende landen geen invloed heeft. Burgers in deze landen kunnen het beste de DigiD-app gebruiken, omdat hiervoor een reguliere internetverbinding volstaat. Een alternatief is het gebruik van een gesproken sms-bericht, dat komt vaker aan. In Mijn DigiD kan deze functie worden ingesteld. Bij het aanvragen van de controle via SMS kan de optie «ik wil gesproken sms-berichten ontvangen» worden gekozen.
Is het waar dat Nederlanders in het buitenland, die voor het eerst tweestapsverificatie moeten gebruiken, een code moeten ophalen bij een balie die slechts op veertien plaatsen buiten het Koninkrijk te vinden is? Kunnen deze Nederlanders nog inloggen bij het UWV en de Belastingdienst zonder deze code?
Zie het antwoord op vraag 3 voor het aanvragen en uitgeven van de activatiecode op dit moment.
De activatiecode kan op dit moment bij veertien balies in het buitenland worden opgehaald en bij elf grensgemeenten in Nederland, waaronder Haarlemmermeer/Schiphol. Nederlanders die in het buitenland wonen hebben daarmee ook de mogelijkheid om de activatiecode op te halen wanneer zij een bezoek brengen aan Nederland.
Een organisatie bepaalt zelf het betrouwbaarheidsniveau dat is vereist voor de digitale dienstverlening die wordt afgenomen. Steeds meer organisaties gaan over tot het vereisen van een hoger betrouwbaarheidsniveau. Zo vereist het UWV sinds 15 mei 2019 ten minste tweestapsverificatie. Dat betekent dat iemand alleen kan inloggen met de DigiD-app of een sms-controle.
Nederlanders in het buitenland die voor het eerst tweestapsverificatie willen gebruiken dienen bij een balie een activeringscode op te halen alvorens weer in te kunnen loggen bij het UWV, tenzij zij, zoals aangegeven bij het antwoord op vraag 3, de mogelijkheid hebben om de DigiD-app te installeren met behulp van een Android smartphone met NFC-lezer en een geldig identiteitsdocument. Bij de Belastingdienst kan vooralsnog worden ingelogd met een DigiD-gebruikersnaam en -wachtwoord.
Wat is uw reactie op geluiden van Nederlanders in het buitenland (zie bijvoorbeeld de website van Stichting Nederlanders Buiten Nederland of de resultaten van de enquête van Stichting Goed over het gebruik van DigiD onder Nederlanders in het buitenland), waaruit blijkt dat vele Nederlanders in het buitenland problemen ervaren met het aanvraagproces van de DigiD-code, die ook nodig is voor tweestapsverificatie?2
Ik realiseer mij en betreur dat dit voor een deel van de Nederlanders die in het buitenland wonen en een DigiD willen of moeten hebben tot ongemak leidt en dat zij dit als een probleem ervaren. De gewenste betrouwbaarheid van DigiD en de eisen die deze stelt aan het uitgifteproces laten mij vooralsnog geen andere keuze. Wel bekijkt mijn ministerie samen met het ministerie van Buitenlandse Zaken (BZ), mede in het kader van het project «Loket Buitenland», naar mogelijkheden om de dienstverlening aan Nederlanders in het buitenland op dit punt te verbeteren. Zie ook het antwoord op de vragen 7 en 8 hieronder.
Wat is uw reactie op het feit dat vele Nederlanders niet in een land wonen waar zo’n «DigiD-balie» is en hiervoor dus lange reizen en kosten moeten maken, zoals bijvoorbeeld mensen die in China of Japan wonen die hiervoor moeten afreizen naar Bangkok of Sydney?
In mijn antwoord op vraag 3 heb ik aangegeven dat het uitgifteproces van DigiD aan voorwaarden is gebonden om de betrouwbaarheid van het systeem hoog te houden. Dit betekent vooralsnog dat een face-to-face controle voor Nederlanders in het buitenland noodzakelijk blijft. Nieuwe technieken die identificatie op afstand mogelijk maken, zijn op dit moment nog onvoldoende bruikbaar.
Dat neemt niet weg dat ik samen met mijn collega van Buitenlandse Zaken mogelijkheden ontwikkel om Nederlanders in het buitenland beter te bedienen.
Hierboven noemde ik al de ontwikkeling naar een centraal basisregister reisdocumenten, waar ook reisdocumenten uitgegeven in het buitenland een plek in krijgen. Hiermee kan op termijn ook met deze documenten – mits iemand beschikt over een DigiD-account en een geschikt apparaat – de DigiD-app worden geactiveerd. In de tussentijd werken het ministerie van Buitenlandse Zaken en Logius samen aan het verbeteren en stroomlijnen van de informatie en communicatie over DigiD in het buitenland. Met RvIG wordt daarnaast gewerkt aan verbetering van de Registratie Niet-Ingezetenen. Ook wordt bekeken of het aantal DigiD-balies in het buitenland kan worden uitgebreid, vooral door inzet van een externe dienstverlener (EDV) zoals nu reeds het geval is voor visa en op een aantal plekken ook voor paspoorten.
Tot slot laat ik voor mensen die al een DigiD-account hebben en naar tweestapsverificatie moeten of willen overgaan de mogelijkheid onderzoeken om de DigiD-app en sms-controle te activeren zonder dat de brief met activeringscode aan een balie moet worden afgehaald, door aanvullend gebruik te maken van de NFC-technologie. Bij een positieve uitkomst zal het vanaf de tweede helft van 2020 mogelijk zijn de DigiD-app of sms-controle te activeren zonder baliebezoek.
Hoewel duidelijk is dat dit allemaal niet op korte termijn is gerealiseerd, heb ik u hiermee wel een beeld willen schetsen van de stappen die worden gezet om het verkrijgen van en werkend houden van DigiD voor Nederlanders in het buitenland, met voldoende waarborgen, te vergemakkelijken.
Bent u het eens dat dit geen acceptabele situatie is voor Nederlanders in het buitenland? Zo ja, wat bent u van plan hier aan te doen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 7.
Bent u bereid voor Nederlanders in het buitenland een andere oplossing te zoeken zodat zij veilig via tweestapsverificatie kunnen inloggen bij DigiD zonder dat zij daarvoor duizenden kilometers hoeven te reizen?
Zie het antwoord op de vragen 7 en 8.
Het bericht ‘Nu al record aan woningbeleggingen in 2019’ |
|
Henk Nijboer (PvdA) |
|
Kajsa Ollongren (viceminister-president , minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (D66) |
|
![]() |
Heeft u kennis genomen van het bericht «Nu al record aan woningbeleggingen in 2019»?1
Ja.
Wat is uw reactie op het artikel?
In de eerste helft van 2019 werd 4,5 miljard euro geïnvesteerd in Nederlandse huurwoningen. Dit is meer dan in de eerste zes maanden van 2018. Capital Value verwacht dat het transactievolume op de woningbeleggingsmarkt in 2019 zal oplopen tot 10 miljard euro, een recordbedrag.
Door de krapte op de Nederlandse woningmarkt, lukt het niet iedereen om een passende woning te vinden. Het is daarom van belang om betaalbaar aanbod toe te voegen aan de woningvoorraad. De groeiende investeringen in de woningbeleggingsmarkt kunnen bijdragen aan het vergroten van de toegankelijkheid en betaalbaarheid van de woningmarkt door het woningaanbod te vergroten, zeker in de segmenten waar de vraag het grootst is. Zo hebben we een groot tekort aan middenhuurwoningen, vooral in de stedelijke gebieden. Wel kunnen er risico’s ontstaan door het toenemende aantal beleggers, zeker wanneer de vraag naar huurwoningen hoog is en het aanbod achter blijft. Zo zijn er beleggers die gebruik maken van deze krapte en torenhoge huren vragen. Ook zijn er beleggers die zich niks aantrekken van de rechten van huurders. Dit vind ik zorgelijk en ik werk er dan ook hard aan om de beleggers die zich excessief gedragen tegen te gaan. Ik werk onder andere samen met stakeholders aan de aanpak Goed Verhuurderschap. Daar waar het noodzakelijk en proportioneel is, ben ik ook bereid om bij te sturen. Zo ben ik bezig met het uitwerken van een noodknop om excessieve huren tegen te gaan.
Wat vindt u ervan dat beleggers met name geïnteresseerd zijn in bestaande bouw, terwijl investeringen in nieuwbouw achterblijven? Wat betekent dit voor de realisatie van betaalbare nieuwbouwwoningen?
Beleggers zijn nodig om het woningaanbod te vergroten, juist daar waar de druk het grootst is. Dit betekent niet dat het beleggen in de bestaande voorraad geheel ongewenst is. Ook daar kunnen woningen worden opgeknapt, en wanneer deze tegen een fatsoenlijke prijs worden verhuurd, bijdragen aan een betaalbare en toegankelijke woningmarkt.
Capital Value geeft in haar nieuwsbericht aan dat er de komende weken een aantal grote transacties bekend gemaakt zal worden waarbij institutionele beleggers investeren in nieuw te bouwen middeldure huurwoningen. Ik vind het goed om te horen dat er grote transacties in nieuw te bouwen middeldure huurwoningen bekend gemaakt gaan worden. Begin juni werd bekend dat Amvest ruim 800 huurwoningen en 20.000 vierkante meter bedrijfsruimte in Amsterdam-Zuidoost heeft gekocht. Dit project bestaat voor 55% uit middeldure huurwoningen. Amvest belegt met deze aankoop geld van verzekeraar Aegon. Het rendement uit huurinkomsten komt onder de 5% te liggen.2 Ik vind het goed om te horen dat er met dit project een groot aantal woningen terechtkomen in het middenhuursegment. Ik ben dan ook erg benieuwd naar de grote transacties waar Capital Value over spreekt en blijf dit op de voet volgen.
Klopt het dat het aandeel internationale beleggingen tot recordhoogte is gestegen? Investeren internationale beleggers hoofzakelijk in nieuwbouw, of in bestaande woningen om te profiteren van hoge prijzen als gevolg van de woningnood? Vreest u ook dat internationale beleggers hoofdzakelijk uit zijn op snelle winsten, en minder op investeringen in betaalbaar wonen?
Dit jaar hebben er een paar grote acquisities plaatsgevonden door buitenlandse investeerders. Ik heb uw Kamer eerder toegelicht over de aankopen van een aantal van deze internationale beleggers3 4. Deze grote acquisities hebben ervoor gezorgd dat het internationale aandeel in het beleggingsvolume verder is gestegen. Tot op heden waren dit vooral woningen in de bestaande bouw5.
Beleggers kunnen op een duurzame manier woningen aan de voorraad toevoegen, door bijvoorbeeld te investeren in meer middenhuurwoningen. Helaas zijn er ook beleggers die handelen vanuit speculatieve oogmerken en snelle winsten willen halen. Circa 85 procent van de buitenlandse beleggers werkt met pensioenfondsgeld en heeft een langetermijnperspectief.6 Daarmee lijkt het grote deel van de buitenlandse beleggers niet te handelen uit speculatieve oogmerken.
Is de spectaculaire toename van buitenlandse investeringen mede het gevolg van uw beleid om meer buitenlandse investeerders te trekken? Welk effect heeft de toegenomen buitenlandse interesse op de huizenprijzen en de betaalbaarheid van wonen nu er sprake is van woningnood in Nederland?
De toename van buitenlandse investeringen komt voornamelijk doordat enkele partijen grote aankopen gedaan hebben. Ik heb geen aanwijzingen dat deze partijen als gevolg van het gevoerde Rijksbeleid naar Nederland zijn gekomen. Heimstaden heeft bijvoorbeeld aangegeven naar Nederland te zijn gekomen door de gunstige omstandigheden op de Nederlandse woningmarkt, waaronder het sterke economische fundament en het tekort aan woningen. Het bedrijf belooft het nieuwe bezit te moderniseren, verduurzamen en te verhuren tegen een «betaalbare middenhuur».7
Ondanks de toename van buitenlandse investeringen blijft het aandeel buitenlandse beleggers op de woningmarkt klein. Er zijn vele typen beleggers actief op de Nederlandse woningmarkt. Naast de buitenlandse beleggers zijn dit institutionele beleggers, de meer professionele bedrijfsmatige beleggers en particuliere beleggers. Uit onderzoek van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) blijkt dat in 2018 bijna de helft van alle beleggerswoningen in handen is van een particuliere verhuurder8 was.9 De meeste particuliere verhuurders, bijna 8 op de 10, hebben één woning in de verhuur. Bij beleggers moet dus niet alleen gedacht worden aan de grote professionele partijen. Ook een grote groep bestaat uit mensen die slechts één woning verhuren. Zij kunnen hier verschillende motieven voor hebben, zoals het opbouwen van pensioen of het zorgen voor huisvesting van hun studerende kind. Voor alle typen beleggers is de vraag hoe zij zich opstellen op de markt en welke vrijheid ze daarin hebben. Individueel gedrag, waarin een maximaal rendement wordt gerealiseerd, kan heel rationeel zijn vanuit de verhuurder, maar tegelijk ook de onevenwichtigheid weerspiegelen waardoor huurders zeer hoge woonlasten over houden. In alle gevallen geldt dat investeerders hun verantwoordelijkheid kunnen en moeten nemen om bij te dragen aan een betaalbaar, toegankelijk en leefbaar woonmilieu. Excessief gedrag moet worden aangepakt, daar zet ik mij ook voor in. Het opkopen van woningen mag niet ten koste gaan van huurders. Om huurders te beschermen werk ik de noodknop uit, waarmee excessieve huren kunnen worden aangepakt.
Wat het effect van specifiek buitenlandse investeerders is op de huizenprijzen is mij niet bekend. Momenteel laat ik door het Kadaster en de Amsterdam Business School Finance Group onderzoeken in hoeverre sprake is van een prijseffect op woningen door de toenemende activiteit van particuliere beleggers in stedelijke gebieden. De resultaten hiervan verwacht ik deze zomer.
Hoe kan het dat investeringen van woningcorporaties achterblijven? Vreest u dat dit ertoe leidt dat er te veel te dure huurwoningen in de vrije sector gebouwd worden? Welke maatregelen gaat u treffen om ervoor te zorgen dat er ook betaalbare woningen voor lage en middeninkomens worden gebouwd?
De afgelopen 3 jaren bedroeg de nieuwbouw van sociale huurwoningen ongeveer 15.000 woningen per jaar. In 2018 betrof dit 22 procent van de totale nieuwbouwproductie. In de meerjarenvoornemens van de corporaties is een toename van nieuwbouw waar te nemen. Waar door corporaties voor de periode 2016–2020 nog een nieuwbouwproductie van 96.500 woningen was voorgenomen, is dit voor de periode 2019–2023 gestegen naar 130.000 woningen. Volgens enquêtes van Capital Value en Aedes is de achterblijvende productie van corporaties toe te schrijven aan een gebrek aan voor hen beschikbare bouwlocaties, knelpunten bij de vergunningverlening en de hoge bouwkosten. Wel is er sprake geweest van een grote toename van verbeterinvesteringen, waaronder duurzaamheidsinvesteringen.
Om het voor woningcorporaties gemakkelijker te maken om nieuwbouw te plegen in de niet-DAEB-tak, wordt de markttoets verder vereenvoudigd. Bovendien staat de mogelijkheid al open om 10 procent van de vrijkomende woningen toe te wijzen aan huishoudens met een inkomen tussen de € 38.035 en € 42.436 en nog eens 10 procent vrij toe te wijzen. Daarnaast ben ik voornemens om de inkomensgrenzen voor DAEB-corporatiewoningen te differentiëren naar huishoudgrootte. Uitgangspunt daarbij is om de toegang tot betaalbare DAEB-woningen ook voor huishoudens met lage middeninkomens beter te richten, zonder grote negatieve impact op de slagingskansen voor lagere inkomens. Ook maak ik afspraken in de woondeals over het versnellen van meer woningaanbod -waaronder voor lage en middeninkomens- in regio’s waar er de druk relatief het grootste is.
Het bericht ‘Twitter blokkeert Wilders’ |
|
Jan Middendorp (VVD), Tobias van Gent (VVD) |
|
Kajsa Ollongren (viceminister-president , minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (D66) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Twitter blokkeert Wilders»?1
Ja.
Heeft u naar aanleiding van het bericht dat het twitteraccount van een Kamerlid is geblokkeerd, onderzoek gedaan of contact gehad met Twitter over de vraag waarom dit is gebeurd?
Ja, er is contact geweest met Twitter.
Is het u bekend of het Kamerlid Wilders een specifieke regel heeft overtreden waardoor zijn account is geblokkeerd? Zo ja, kent u de specifieke regel die is overtreden? Zo ja hoe beoordeelt u deze regel? Zo nee, zou u dit kunnen uitzoeken?
Vooropgesteld staat dat ook bij uitingen via internet de vrijheid van meningsuiting uitgangspunt is. Zie hierna ook bij vraag 5. Om gebruik te kunnen maken van een internetplatform als Twitter dienen gebruikers de gebruiksregels van Twitter de accepteren. Zij gaan hiermee een contractuele relatie met Twitter aan waaraan bepaalde voorwaarden met betrekking tot de uitingsvrijheid zijn verbonden. Hiermee legt iemand zichzelf bepaalde beperkingen op. Als Minister ga ik niet over de gebruiksregels van sociale media als Twitter.
Twitter heeft mijn departement desgevraagd laten weten dat de heer Wilders de gebruiksvoorwaarden van Twitter, en meer specifiek Twitters hateful conduct policy, heeft overtreden en dat hem in het kader van de handhavingsacties van Twitter2 is gevraagd een bepaalde tweet te verwijderen.
Ik heb daarnaast begrepen dat Twitter inmiddels bericht heeft dat zij tweets van politici of hooggeplaatste ambtenaren die niet aan de gebruiksvoorwaarden van Twitter voldoen, niet meer zullen verwijderen maar zullen gaan afschermen.3
Weet u of er menselijke besluitvorming, automatische besluitvorming of een combinatie van die beide, aan de beslissing, om het lid Wilders te blokkeren op twitter, ten grondslag ligt? Zo ja, welke besluitvorming is dat?
Met Twitter is op Europees niveau afgesproken dat een besluit tot het blokkeren van een account nooit louter geschiedt op basis van geautomatiseerde detectie. Wel kan het zo zijn dat automatische detectie leidt tot een alertering die wordt beschouwd als een melding, waarna de uiting aan een beoordelaar wordt voorgelegd.
Bent u van mening dat het blokkeren van dit twitteraccount, zoals benoemd in het artikel, raakt aan de vrijheid van meningsuiting? Zo ja, wat is uw reactie hierop? Zo nee, waarom niet? Kunt u bij uw beantwoording de horizontale werking van grondrechten betrekken?
De vrijheid van meningsuiting is een kernwaarde in onze democratie en iedereen moet in staat zijn om zijn mening te kunnen uiten binnen de kaders van de wet.
Bepaalde grondrechten, zoals de vrijheid van meningsuiting, spelen een steeds grotere rol in de relaties tussen burgers en bedrijven onderling. De rechter kan grondrechten horizontale werking toekennen, door bijvoorbeeld bij de uitleg van open privaatrechtelijke normen/belangen grondrechtelijke bescherming te betrekken. Die afweging wordt per geval door een rechter gemaakt.
Op Europees niveau ondersteunt het kabinet de initiatieven van de Europese Commissie om met de grote platformen tot verdere afspraken te komen om illegale content online tegen te gaan, zoals de mogelijkheid om bezwaar in te kunnen dienen tegen een besluit tot verwijdering van tweets of opschorting van een bepaald account.
Het staat een platform als Twitter vrij om eigen gebruiksregels in te stellen die bepaalde grenzen stellen aan de uitingsvrijheid. Wanneer iemand gebruik wil maken van een platform als Twitter dient hij vooraf akkoord te gaan met deze gebruiksregels. Hiermee legt iemand zichzelf bepaalde beperkingen op. Als Minister ga ik niet over de gebruiksregels van sociale media als Twitter. Binnen de Europese Unie leeft wel de wens dat die gebruiksregels in lijn zijn met Europese wet- en regelgeving. Daarover zijn met de grote platformen op Europees niveau afspraken gemaakt via een gedragscode. Deze gedragscode is onder andere door Twitter ondertekend en bevat een inspanningsverplichting om bepaalde uitingen, na meldingen van gebruikers, binnen 24 uur af te doen en eventueel te verwijderen. Twitter heeft zelf geoordeeld dat deze tweet in ging tegen haar gebruiksvoorwaarden inzake het aanzetten tot haat.
Kent u het aantal social media accounts dat wordt geblokkeerd in Nederland? Zo ja, kunt u dit toelichten en de informatie die u hierover heeft delen per medium?
Nee, die aantallen ken ik niet. Het kabinet bepleit al langere tijd meer transparantie bij de grote platformen over de toepassing van hun gebruiksvoorwaarden. Vooralsnog is de inzet om afspraken te maken op vrijwillige basis. Mocht dat niet tot resultaat leiden, dan zal bezien moeten worden of meer transparantie dient te worden afgedwongen via (Europese) wetgeving.
Hoe verhoudt het blokkeren van het twitteraccount zich tot het Europese actieplan «Disinformation»? Zijn er afspraken in dat plan die de basis zijn voor het blokkeren van de twitter toegang van onze collega?
Twitter heeft aangegeven dat de door het platform ondernomen actie voortvloeit uit de gedragsregels van Twitter ten aanzien van het aanzetten tot haat (hateful conduct policy). De gedragscode om online hate speech tegen te gaan, is een andere gedragscode dan de gedragscode voor het tegengaan van desinformatie, welke ook op Europees niveau door Twitter ondertekend is. In de gedragscode tegen desinformatie wordt aangegeven dat de ondertekenaars het beleid zouden moeten hebben om legale content niet te verwijderen, of de toegang ertoe te ontzeggen als dit alleen op de basis is dat het bericht wordt aangemerkt als «nep».
Kunt u de vragen beantwoorden voorafgaand aan het algemeen overleg Desinformatie en Digitale Inmenging op 19 juni 2019?
Dat is helaas niet gelukt.
Het bericht dat buitenlanders parkeerboetes ontlopen |
|
Ronald van Raak |
|
Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA) |
|
Deelt u de mening dat fout parkeren door buitenlanders niet minder erg is dan fout parkeren door Nederlanders? Waarom komen sommige buitenlanders dan weg met het niet betalen van boetes?1
Ja, die mening deel ik. Voor bezoekers uit het buitenland gelden dezelfde regels als voor mensen die in Nederland wonen. Dat geldt zowel voor de verplichting om op de daarvoor bestemde plekken te parkeren als voor het betalen van parkeerbelasting.
Waarom verschuilen landen als Duitsland en Polen zich achter Europese regels om geen gegevens van hun inwoners door te geven? Waarom zou een dergelijke boete moeten worden gezien als een soort belasting?
Op Europees niveau is de Richtlijn Cross Border Enforcement (CBE) vastgesteld om kentekengegevens uit te wisselen tussen de lidstaten voor het kunnen opleggen van verkeersboetes. Het gaat dan om boetes voor overtredingen waarbij de verkeersveiligheid in gevaar komt. Voorbeelden hiervan zijn snelheidsovertredingen en roodlichtnegatie. Dankzij deze afspraken kan Nederland jaarlijks in circa één miljoen zaken handhaven en boetes naar inwoners van Europese lidstaten sturen, waaronder Duitsland en Polen.2 De parkeerboetes waarover in de aangehaalde mediaberichtgeving wordt gesproken zijn echter geen boetes, maar gemeentelijke naheffingsaanslagen voor niet betaalde parkeerbelasting. Uitwisseling van kentekengegevens ten behoeve van deze naheffingsaanslagen dienen niet de verkeersveiligheid en mogen daarom niet op grond van de genoemde CBE Richtlijn worden uitgewisseld.
Voor parkeerbelasting gold tot voor kort dat voertuigen uit Duitsland, waarvoor geen parkeerbelasting werd betaald, een naheffingsaanslag van de desbetreffende gemeente kregen opgestuurd. Dat was mogelijk, omdat het Duitse Kraftfahrt-Bundesamt (KBA) de adresgegevens verstrekte die bij het betreffende kenteken hoorde. Op enig moment is Duitsland echter tot de constatering gekomen, dat naheffingsaanslagen parkeerbelasting fiscale feiten zijn en dat de juridische grondslag voor uitwisseling van kentekengegevens ten behoeve van handhaving op deze fiscale feiten ontbreekt. Duitsland is daarom gestopt met het verstrekken van de gegevens ten behoeve van naheffingsaanslagen. Ik zal samen met mijn ambtsgenoot van BZK met mijn Duitse collega’s in overleg treden om te bezien, hoe we deze uitwisseling weer kunnen hervatten. In de tussentijd is het overigens niet zo, dat bezoekers «ermee wegkomen» als ze geen parkeerbelasting betalen: het staat gemeenten vrij om andere handhavingsinstrumenten in te zetten om niet betaalde parkeerbelasting alsnog te innen. Hierbij valt te denken aan het plaatsen van een wielklem.
Bent u bereid automobilisten uit landen die weigeren om gegevens te delen standaard een wielklem te geven en de extra kosten door te berekenen, tot het moment dat deze landen wel gegevens gaan delen?
Handhaving van de regels voor parkeerbelasting is een bevoegdheid van de gemeenten, waar de parkeerbelasting wordt geheven. Zoals bij antwoord 1 aangegeven staat het gemeenten vrij van de bevoegdheid gebruik te maken om een wielklem te plaatsen of op andere wijze invulling te geven aan handhaving van het parkeerbeleid.
De landelijke risico’s door gevaarlijke gasleidingen |
|
Sandra Beckerman |
|
Eric Wiebes (minister economische zaken) (VVD) |
|
Bent u op de hoogte van het rapport van het Staatstoezicht op de Mijnen (SodM) naar aanleiding van de gasexplosie in Den Haag?1 Wat is daarop uw reactie?
Ja. Ik dank SodM voor dit rapport en denk dat SodM hiermee een belangrijke bijdrage levert aan dit onderwerp. Het rapport stelt dat de bestaande afspraken over deze gasleidingen herzien moeten worden. Ik deel deze mening.
Waar kunnen inwoners terecht met hun zorgen wanneer ze op het kaartje hebben gezien dat ze boven een gevaarlijke leiding wonen? Wat gaat u doen om de ontstane onrust weg te nemen?
De informatie voor burgers is door de netbeheerders gezamenlijk opgezet. Alle netbeheerders bieden via hun websites toegang tot een digitale kaart zodat inwoners de stand van zaken met betrekking tot de sanering kunnen zien. Indien inwoners zorgen hebben kunnen zij contact opnemen met de desbetreffende netbeheerder. De betrokken burgers bij de gebeurtenis in Den Haag zijn in een besloten bijeenkomst geïnformeerd.
Deelt u de mening dat het om slechts 2,5% van het totaal aantal kilometers gasleiding gaat, maar toch een zeer groot probleem is?
Het betreft inderdaad een klein percentage van het gehele bestand aan gasleidingen in Nederland. De risico’s van grijs gietijzeren en asbestcement leidingen zijn bekend en worden door de netbeheerders afdoende beheerst. Juist uit voorzorg en in het kader van het verhogen van de veiligheid heeft SodM de netbeheerders gevraagd een maximale inspanning te leveren de sanering alsnog te versnellen.
De aanbeveling van SodM is om de grijs gietijzeren en de asbestcement leidingen in heel Nederland zo snel mogelijk te vervangen. Ik onderschrijf het advies van SodM aan de netbeheerders en dit zal ik ook richting de netbeheerders uitdragen.
Wat gaat u doen om dit grote gevaar op korte termijn op te lossen? Gaat u snel met de netbeheerders in gesprek? Voor welke datum moeten alle leidingen vervangen zijn?
SodM houdt toezicht op deze aanpak en doet samen met de netbeheerders verdiepend onderzoek naar de oorzaken van scheuren en breuken in dit type leidingen. De doelstelling is om op basis van het verdiepende onderzoek dit jaar, in overleg met de betreffende gemeenten en waterleidingbedrijven, een versneld uitvoeringsplan te hebben. Ik vertrouw erop dat deze aanpak effectief zal blijken voor het beheersen van de risico’s. Ook zullen de grijs gietijzeren en asbestcement gasleidingen in dichtbevolkt gebied vaker worden geïnspecteerd en versneld worden vervangen. SodM heeft de netbeheerders verzocht hierover goed te communiceren met bewoners.
De doelstelling is om dit jaar helderheid op basis van het verdiepende onderzoek te krijgen en, in overleg met de betreffende gemeenten en waterleidingbedrijven, een versneld uitvoeringsplan te hebben. Dit laat onverlet dat de in 2010 afgesproken einddatum van 2040 een harde einddatum is. Ik vertrouw erop dat deze aanpak effectief zal blijken voor het beheersen van de risico’s en in 2019 helderheid zal geven over de datum waarop alle grijs gietijzeren leidingen vervangen zullen zijn.
Welke knelpunten, in praktische of financiële zin, ziet u om deze problematiek sneller op te lossen? Hoe kunnen die knelpunten worden weggenomen?
Ik verwacht maximale inzet van de netbeheerders om deze leidingen zo snel mogelijk te vervangen. Mochten er knelpunten ondervonden worden door de netbeheerders en/of gesignaleerd worden door SodM, ben ik bereid deze aan te pakken.
Wie is aansprakelijk voor de explosie zoals die in februari in Den Haag plaatsvond? Wie is er aansprakelijk voor eventueel toekomstige explosies?
In Nederland zijn de netbeheerders verantwoordelijk voor de veiligheid van het gastransport. De netbeheerder dient een doeltreffend kwaliteitsborgingssysteem voor de uitvoering van de op grond van de gaswet aan hem toegekende taken te hanteren.
Uit het onderzoek over de gebeurtenis in de Jan van der Heijdenstraat van het Openbaar Ministerie (strafrechtelijk) en uit het onderzoek van SodM (publiekrechtelijk) blijkt dat er geen sprake is van verwijtbaar handelen.
Wel kan een netbeheerder privaatrechtelijk aansprakelijk gesteld worden.
Zijn er meer gasexplosies geweest die het gevolg waren van het gevaarlijke gasnetwerk?
In 2001 en 2008 hebben zich gasexplosies voorgedaan in grijs gietijzeren leidingen. In Nederland hebben we van grijs gietijzeren leidingen gesteld dat het gebruik naar de toekomst niet langer wenselijk is. SodM refereert naar deze explosies in haar onderzoek.
Hoe wordt er beoordeeld welke leidingen een lager en welke een hoger risico hebben?
Zoals in het rapport van SodM is aangegeven, zijn in 2010 afspraken met netbeheerders gemaakt om het risico op falen van hun grijs gietijzeren en asbestcement leidingen op basis van minimaal vier criteria in te schatten, namelijk dat de grijs gietijzeren en asbestcement leidingen liggen:
De netbeheerders hebben deze vier criteria gehanteerd en hebben sindsdien deze methodiek verder verrijkt met omgevingsinformatie over omstandigheden die risico verhogend zijn.
Is de prioritering van aanpak van onveilige leidingen gebaseerd op veiligheid en/of op andere aspecten?
De prioritering, zoals benoemd in het antwoord op vraag 8, is gebaseerd op veiligheid.
Wat is uw reactie op de prioriteitstelling die door Stedin is toegepast? Hoe is dit bij andere netwerkbeheerders?
SodM concludeert dat Stedin op hoofdlijnen de juiste prioriteitsstelling heeft gevolgd. Stedin heeft de prioritering sinds 2010 op eigen initiatief verder verfijnd en verbeterd. SodM maakt hierbij de kanttekening dat 4,3 km grijs gietijzer leidingen ten onrechte nog niet gesaneerd is.
Ik constateer verder dat in het rapport andere netbeheerders geen onderwerp van onderzoek zijn geweest. SodM geeft aan dat bij een inspectie in 2016 geen manco’s in prioriteitsstelling bij andere netbeheerders is geconstateerd.
Moet een andere prioritering worden gegeven? Wat gaat u doen om er voor te zorgen dat alle aanbevelingen van SodM worden uitgevoerd?
Afhankelijk van verdiepend onderzoek naar de oorzaken van scheuren en breuken in dit type leidingen zal SodM bezien in hoeverre een andere prioritering wenselijk is. Ik ga ervan uit dat de aanbevelingen van SodM door de netbeheerders opgevolgd worden.
Wilt u de Kamer zo spoedig mogelijk informeren over alle stappen die u gaat zetten en de uitkomsten van overleg met netbeheerders en toezichthouder? Neemt u daarin de plannen voor inwoners mee?
Met de beantwoording van deze vragen heb ik de stappen geschetst die nodig zijn en gezet zullen worden. Ik zal uw Kamer informeren, als de netbeheerders en/of SodM aangeven dat aanvullende acties nodig zijn.
Het bericht dat jeugdzorg niet langer verantwoord is |
|
Attje Kuiken (PvdA) |
|
Hugo de Jonge (viceminister-president , minister volksgezondheid, welzijn en sport) (CDA) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van het bericht «Jeugdzorg niet langer verantwoord»?1
Ja.
Zijn naar uw mening de personen die worden aangesteld als bestuurders bij de Jeugdbescherming capabele personen die serieus genomen moeten worden?
Iedereen moet ten principale serieus genomen worden.
Neemt u de oproep van de bestuurder van Jeugdbescherming Overijssel dat de jeugdzorg situatie in Twente uit de hand loopt en niet langer verantwoord is ter harte? Zo ja, hoe laat u dit zien?
De regio Twente heeft te maken met tekorten. Dit speelt bij meerdere gemeenten in Nederland. Daarom heb ik afgelopen najaar een onderzoek laten doen naar de signalen van gemeenten en jeugdzorgregio’s over tekorten op hun jeugdzorgbudget. Dit onderzoek had als doel om van signalen naar feiten te komen.
De uitkomsten van dit onderzoek waren onderwerp van gesprek bij de voorjaarsnotabesluitvorming. De uitkomst daarvan is dat het kabinet in totaal € 1.020 miljoen extra financiële middelen beschikbaar heeft gesteld aan gemeenten, verdeeld over de jaren 2019 tot en met 2021. Het alleen toevoegen van extra geld zal niet tot betere jeugdhulp en de oplossing van de problemen leiden. Daarom hebben het kabinet en de VNG gelijktijdig bestuurlijke afspraken gemaakt om het jeugdhulpstelsel beter, effectiever en efficiënter te laten functioneren.
Ook laten we aanvullend onderzoek doen om beter zicht te krijgen op de achtergronden van de volumeontwikkeling en de tekorten, en of de volume- en uitgavengroei structureel is. Op basis van de huidige inzichten is niet vast te stellen of de geconstateerde groeiende vraag naar jeugdzorg een boeggolf is of, en zo ja in welke mate, deze een structureel karakter heeft.
Daarnaast ondersteunt het Rijk gemeenten en aanbieders bij de inkoop in het sociale domein met een aanpak die in nauwe samenwerking met gemeenten en aanbieders tot stand is gekomen. Deze aanpak heb ik met uw Kamer gedeeld in mijn brief van 24 januari 2019.2 Zo heb ik in het kader van deze aanpak onder andere onlangs de Vindplaats Inkoop Sociaal Domein gelanceerd.3 Verder pleeg ik inzet op de vermindering van de administratieve lasten en de terugdringing van vermijdbare uitgaven. Ik heb u hierover eerder geïnformeerd met mijn brief van 21 juni 2019.4
Kunt u zich voorstellen dat bij een regionaal tekort van € 45 miljoen de onderhandelingen tussen gemeenten en zorgaanbieders alleen nog over geld gaat? Ziet u in dat kwaliteit van zorg hiermee een secundair onderwerp wordt?
Waar gemeenten tekorten hebben, kan ik mij goed voorstellen dat deze veel aandacht hebben. Echter, in gesprekken en onderhandelingen tussen gemeenten en aanbieders is het van belang breder te kijken. Dit belang wordt onderstreept door de wet, die gemeenten verbiedt een opdracht tot het bieden van jeugdhulp enkel op grond van het criterium de laagste prijs te gunnen.5 Extra geld alleen zal niet leiden tot de vernieuwingen en verbeteringen die ook nodig zijn om de organisatie van de jeugdhulp dusdanig te verbeteren (effectiever en efficiënter) dat men geen tekorten meer heeft.
Maakt u zich ook zorgen over het feit dat geldzorgen een vele malen belangrijker thema zijn dan de kwaliteit van zorg?
Zie antwoord vraag 4.
Bent u van plan om, naast de eerder aangekondigde maatregelen, stappen te zetten om deze onhoudbare situatie te verbeteren?
Zie antwoord vraag 3.
Het bericht ‘Levenslang gestrafte wil vaker verlof en na 27 jaar vrijkomen’ |
|
Gidi Markuszower (PVV) |
|
Sander Dekker (minister zonder portefeuille justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Het bericht ‘Inspectie: Lentis-kliniek voldoet niet aan voorwaarden voor goede zorg’ |
|
John Kerstens (PvdA) |
|
Paul Blokhuis (staatssecretaris volksgezondheid, welzijn en sport) (CU) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van het bericht «Inspectie: Lentis-kliniek voldoet niet aan voorwaarden voor goede zorg»?1
Ja.
Wat vindt u ervan dat feitelijk het personeelstekort in de zorg en ook bij de zorgaanbieder in kwestie (Lentis) (mede) leidt tot «ernstige risico’s ... voor de continuïteit en de veiligheid van zorg»?
Uiteraard is het zorgelijk als door een personeelstekort risico’s zouden ontstaan voor de kwaliteit van zorg. Zorgaanbieders zijn verantwoordelijk voor goede en veilige zorg en moeten maatregelen nemen om te voorkomen dat de kwaliteit van zorg in het geding komt (zie ook mijn antwoord op vraag 4).
Het is dus goed dat Lentis bij de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ) aan de bel heeft getrokken naar aanleiding van de zorgen die er waren als gevolg van onder meer – maar niet uitsluitend – een tekort aan personeel. Voor de IGJ vormde dit aanleiding hierop te interveniëren in de vorm van nader onderzoek van de situatie. Ik vertrouw erop dat het verbeterplan dat is opgesteld door de zorgaanbieder snel leidt tot het verminderen van de zorgen en eventuele risico’s. De IGJ zal hier op toezien.
Hoe garandeert u dat bedoeld personeelstekort niet tot «ernstige ongelukken» gaat leiden? In hoeverre bent u, en zijn uw collega-bewindspersonen, daarop aanspreekbaar?
Zoals eerder aangegeven in mijn brief van 6 maart 2019 over de mediaberichten omtrent personeelstekorten in de ggz2 is de zorgaanbieder verantwoordelijk voor het leveren van goede en veilige zorg. De zorgaanbieder moet daarom – vooraf – maatregelen nemen om te voorkomen dat de kwaliteit van zorg in het geding dreigt te komen als gevolg van bijvoorbeeld personeelstekorten. De IGJ kijkt in haar reguliere toezicht wat instellingen preventief doen door bij (ggz-) instellingen te toetsen of hun beleid op het gebied van kwaliteit, veiligheid en personele inzet op orde is.
Wanneer de kwaliteit en veiligheid niet geborgd zijn, moet de zorgaanbieder maatregelen nemen.
Samen met de ministers van VWS en MZS zet ik breed in op de beschikbaarheid van voldoende, goed toegerust en tevreden personeel via het programma Werken in de Zorg. De partijen in de ggz hebben in het hoofdlijnenakkoord ggz bevestigd zich te committeren aan de doelstellingen en ambities van het actieprogramma inclusief aan de uitwerking ervan in regionale actieplannen.
VWS ondersteunt de beschikbaarheid van voldoende personeel door het, gebaseerd op de ramingen van het Capaciteitsorgaan, bekostigen van opleidingsplaatsen voor ggz-beroepen.
Met haar arbeidsmarktagenda zet GGZ Nederland in op investeringen in strategische personeelsplanning, aantrekkelijk werkgeverschap en behoud van personeel.
Op welk moment trekt u dan wel trekt de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd in individuele gevallen de conclusie dat een zorgaanbieder als gevolg van dat personeelstekort niet meer in staat is goede en veilige zorg te verlenen en dus bijvoorbeeld sluiting aan de orde is?
De IGJ houdt toezicht op risico’s die betrekking hebben op de kwaliteit en veiligheid van zorg en jeugdhulp. De IGJ ziet dat er in verschillende sectoren zorgaanbieders zijn die moeite hebben om voldoende, gekwalificeerde, medewerkers te vinden.
Personeelstekort kan een risico zijn voor de kwaliteit en veiligheid van de zorg. De IGJ ziet dan ook dat de krapte op de arbeidsmarkt zorgaanbieders soms voor uitdagingen stelt. Zo kiezen sommige zorginstellingen voor het (tijdelijk) sluiten van afdelingen.
Voor de IGJ staat de kwaliteit van de zorg en de veiligheid van patiënten voorop. De IGJ vindt het daarom belangrijk dat dergelijke maatregelen tijdig, maar niet overhaast worden getroffen. De IGJ heeft in de komende periode meer aandacht voor personeelstekorten in haar reguliere toezicht, zie onder andere ook mijn brief van 6 maart 20193.
Zorgaanbieders zijn verantwoordelijk voor de kwaliteit, veiligheid en toegankelijkheid van de zorg. Indien de IGJ signalen krijgt dat het niet goed gaat dan toetst zij of er risico's zijn voor de kwaliteit en veiligheid. Als een van deze zaken in gevaar is, spreekt de IGJ de bestuurder en zo nodig de interne toezichthouder hierop aan. In de praktijk blijkt het onvoldoende acteren van een zorginstelling op een vooraanstaand personeelstekort vaak slechts één onderdeel van bredere problematiek dat ingrijpen van de IGJ nodig maakt.
Kunt u garanderen dat in geval van sluiting de zorg voor cliënten en patiënten tijdig kan worden overgedragen aan andere zorgaanbieders, die immers veelal zelf ook met personeelstekorten kampen?
Zie mijn antwoord op vraag 3. De zorgaanbieder is en blijft ook bij personeelstekorten verantwoordelijk voor kwaliteit van de geleverde zorg. Zo kan een bestuurder ook kiezen om minder cliënten op te nemen als er te weinig gekwalificeerde medewerkers beschikbaar zijn. De zorgaanbieder is tevens verantwoordelijk voor een zorgvuldige en veilige overdracht, in samenspraak met de zorgverzekeraar en/of zorgkantoor. De IGJ houdt hier toezicht op.
Zijn u gevallen bekend dat die overdracht niet (tijdig) heeft kunnen plaatsvinden?
In verreweg de meeste gevallen nemen partijen hun verantwoordelijkheid voor een zorgvuldige en tijdige overdracht. Bij personeelstekorten gaat het meestal niet om acute situaties, maar is er voor de zorgaanbieder vaak tijd om een plan te maken en hier tijdig op te acteren. Het kan echter voorkomen dat zorgaanbieders te laat (h)erkennen dat bepaalde zorg niet meer veilig geleverd kan worden. Als de IGJ constateert dat het leveren van veilige en goede zorg in het geding is, zal zij ingrijpen. Bijvoorbeeld door de zorgorganisatie te verplichten tot een patiëntenstop of tot overdracht van de patiënten. In de praktijk is tot nu, in samenwerking met zorgverzekeraar/zorgkantoor, altijd een oplossing gevonden voor de overdracht van patiënten.
Heeft u inzicht in hoeveel gevallen de Inspectie tot vergelijkbare conclusies als in dit geval komt («het personeelstekort leidt mede tot ernstige risico’s voor de continuïteit en de veiligheid van zorg») als ook of hier een toename in te zien is? Zo ja, in welke mate?
Zie ook mijn antwoord op vraag 4. De IGJ heeft in haar toezicht op zorgaanbieders specifieke aandacht voor de aanwezigheid van voldoende gekwalificeerd personeel, afgestemd op de aanwezige cliënten en actuele zorgvragen. De IGJ ziet daarbij dat risico’s door personeelstekort in een instelling meestal niet op zichzelf staan, maar vaak onderdeel zijn van bredere problemen bij een zorgaanbieder die tot risico’s leiden voor de patiëntveiligheid en de continuïteit van zorg.
Specifiek voor de ggz kijkt de IGJ dus ook nadrukkelijk naar voldoende beschikbaarheid van deskundige medewerkers. Zoals ik ook in mijn brief van 6 maart 20194 heb laten weten, inventariseert de IGJ dit jaar per afgesloten melding van een calamiteit binnen de ggz of personeelstekorten een rol hebben gespeeld in de verblijfssituatie van de patiënt ten tijde van de calamiteit. Hiermee ontstaat over 2019 een representatief beeld van het aantal bij de IGJ gemelde calamiteiten waarbij personeelstekorten als één van de factoren hebben meegespeeld. Ik verwacht de resultaten van deze inventarisatie begin 2020, en ik zal deze zo spoedig mogelijk met uw Kamer delen. De IGJ zal de resultaten openbaar maken op haar website.
In het reguliere risico gestuurde toezicht van de IGJ binnen de ggz is altijd aandacht voor de beschikbaarheid van voldoende medewerkers. De rapporten die uitkomen naar aanleiding van deze bezoeken met eventueel gevraagde verbetermaatregelen worden standaard openbaar gemaakt.
Bent u bereid, indien u het hiervoor gevraagde inzicht niet heeft, daar nader onderzoek naar te laten plaatsvinden?
Ja, de IGJ zal dit jaar per afgesloten melding van een calamiteit in de ggz inventariseren of personeelstekorten een rol hebben gespeeld in de verblijfssituatie van de patiënt ten tijde van de calamiteit. Ik verwacht de resultaten van deze inventarisatie begin 2020, en ik zal deze zo spoedig mogelijk met uw Kamer delen.
Het bericht dat bedrijven zelf feitenonderzoek kunnen doen naar fraude en corruptie |
|
Maarten Groothuizen (D66), Michiel van Nispen |
|
Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van de berichten in het Financieel Dagblad, waarin wordt geschreven over zelfonderzoek door bedrijven naar fraude en corruptie? Kunt u, aanvullend op uw antwoorden in het vragenuur, meer feitelijke informatie verstrekken over wat hier nu precies aan de hand is en waarom u deze werkwijze verdedigt?1 2 3
Ja, ik heb kennisgenomen van de berichten in het Financieel Dagblad. Het Openbaar Ministerie (OM) heeft in het geciteerde artikel een beeld gegeven van ontwikkelingen ten aanzien van strafrechtelijke onderzoeken naar in het bijzonder complexe fraudegevallen. Daarin wordt kort en zakelijk weergegeven dat het OM in de toekomst vaker gebruik wil maken van zelfstandige onderzoeken van advocaten die door verdachte bedrijven zelf zijn ingehuurd, waarbij bepaalde, hieronder toegelichte randvoorwaarden in acht worden genomen. Tevens wordt door het OM bevestigd dat daarover gesprekken worden gevoerd met de advocatuur.
Het OM is en blijft verantwoordelijk voor een strafrechtelijk onderzoek en beslist over het inzetten van strafvorderlijke bevoegdheden en over de vervolging.
Bij de Fiscale Inlichtingen- en Opsporingsdienst (FIOD) worden de aangeleverde onderzoeksresultaten gecontroleerd op diepgang, volledigheid en juistheid en het OM verifieert dat FIOD-onderzoek. De waarde van een door een bedrijf gedaan eigen feitenonderzoek hangt dus af van de diepgang, volledigheid en juistheid van het eigen feitenonderzoek. In zijn algemeenheid zal de waarde van zo’n onderzoek groter zijn, indien uit de opzet daarvan blijkt dat het onderzoek onafhankelijk heeft plaatsgevonden en niet te beperkt is geweest. Zelfmelding en medewerking aan het feitenonderzoek door bedrijven alsook door natuurlijke personen worden verder meegewogen bij de afdoening van de strafzaak door het OM. Overigens zal in de gevallen waarin in de media al melding is gemaakt van strafbaar handelen, een buitenlandse toezichthouder in actie is gekomen of in Nederland al een strafrechtelijk onderzoek is gestart, afhankelijk van de omstandigheden per geval worden beoordeeld of nog sprake kan zijn van zelfmelding.
Acht u het wenselijk dat in plaats van het openbaar ministerie (OM) advocaten feitenonderzoek doen naar fraude en corruptie bij bedrijven, terwijl zij door die bedrijven zelf worden betaald? Aan welke (tucht)rechtelijke regels moeten advocaten zich bij dergelijk onderzoek houden? Is er al ervaring met deze werkwijze in Nederland? Zo ja, wat zijn daarvan de resultaten?
Ik acht het van belang dat, indien advocaten en (forensisch) accountants feitenonderzoeken verrichten, voorop staat dat het OM dit onderzoek altijd door de FIOD zal laten controleren op diepgang en volledigheid en het OM dat FIOD-onderzoek verifieert. In de regelgeving voor advocaten en accountants zijn geen specifieke voorschriften opgenomen met betrekking tot het doen van forensische onderzoeken. Zij dienen zich te houden aan de voor hen geldende beroeps- en gedragsregels op grond waarvan verplichtingen kunnen voortvloeien indien fraude door hen wordt geconstateerd. De naleving van deze regels wordt in beide gevallen geborgd door het voor de beroepsgroep geldende tuchtrecht.
Het komt al veel langer voor dat bedrijven zelf feitenonderzoek doen en de resultaten daarvan delen met het OM, bijvoorbeeld als zij zelf aangifte doen van geconstateerde misstanden. In die zin is geen sprake van een nieuwe werkwijze, maar is het een middel om op een zo effectief en efficiënt mogelijke wijze een complex strafrechtelijk onderzoek aan te pakken.
Wanneer is besloten over te gaan tot deze werkwijze? Is de Kamer hierover geïnformeerd? Zo ja, op welke manier? Zo nee, waarom niet?
Voor het antwoord op deze vraag verwijs ik naar het antwoord in de laatste alinea van de vorige vraag. Uw Kamer is hierover geïnformeerd door middel van antwoorden van mijn ambtsvoorgangers op eerdere, vergelijkbare vragen van uw Kamer.4
Om hoeveel zaken gaat het waarbij het feitenonderzoek naar fraude en/of corruptie aan bedrijven zelf is overgelaten sinds met deze werkwijze is begonnen? Waarom geeft de coördinerend officier van justitie fraudeopsporing in antwoord op vragen van het Financieel Dagblad geen cijfers over het aantal zaken waarbij feitenonderzoek aan bedrijven zelf is overgelaten? Waarom is het OM hierover niet transparant?
Het aantal zaken waarin het feitenonderzoek naar fraude en/of corruptie door bedrijven op enigerlei wijze een rol heeft gespeeld, wordt niet als zodanig geregistreerd bij het OM. Leidend is het aantal strafrechtelijke onderzoeken, het zelfmelden door een bedrijf wordt daarin meegenomen. Over het aantal strafrechtelijke onderzoeken in fraudezaken wordt sinds 2015 gerapporteerd door het OM en deze rapportages van het OM worden aan uw Kamer aangeboden.5
Vindt u het wenselijk dat fraude onderzocht wordt door advocaten(kantoren)? Zijn zij hier net zo bekwaam in als het OM? Moeten advocaten die dit soort onderzoek uitvoeren hiervoor een speciale opleiding of cursus volgen? Zo nee, waarom niet?
Het is aan bedrijven zelf om een al dan niet geschikte (externe) onderzoeker in te schakelen indien interne fraude wordt ontdekt. Dat kunnen zoals in antwoord op vraag 2 is aangegeven advocaten zijn, maar ook (forensisch) accountants. Het is aan de onderzoeker zelf om een afweging te maken of een opleiding of cursus voor het verrichten van feitenonderzoek gevolgd dient te worden. Voor het OM is zoals aangegeven op vraag 1 verder cruciaal of het feitenonderzoek waarde heeft voor het strafrechtelijk onderzoek.
Waarom worden frauduleuze en corrupte bedrijven beloond met strafvermindering als zij zelf advocaten inhuren om de frauduleuze en corrupte praktijken te constateren? Gaat hiervan het juiste signaal uit naar de samenleving volgens u? Zo ja, waarom denkt u dat?
De hoogte van de strafeis van het OM voor een verdachte is altijd afhankelijk van alle feiten en omstandigheden van het geval, Indien een verdachte meewerkt in een strafproces, bijvoorbeeld door tijdens een verhoor tekst en uitleg te geven over hetgeen hem wordt verweten, is dat een omstandigheid die door het OM in de regel positief wordt meegewogen bij het bepalen van de strafeis. Dat is niet nieuw, maar gangbare praktijk in de stafrechtspleging. Verder is de samenleving erbij gebaat dat zo spoedig mogelijk duidelijkheid wordt verkregen over vermeende strafbare feiten, waartegen handhavend door het OM wordt opgetreden.
Klopt het dat er op dit moment geen enkele formele richtlijn is die voorschrijft waar een feitenonderzoek precies aan moet voldoen en welke financiële sanctie-verlichtingen er mogelijk zijn? Acht u dit wenselijk? Zo ja, waarom?
Voorop staat dat het OM in het geval van een feitenonderzoek door de verdachte zelf, dit onderzoek altijd door de FIOD zal laten controleren op diepgang en volledigheid en het OM dat FIOD-onderzoek verifieert. Of een door een bedrijf gedaan feitenonderzoek diepgaand en volledig genoeg is, is afhankelijk van de feiten en omstandigheden van het specifieke geval. Het ligt daarom niet in de rede een formele richtlijn voor te schrijven waaraan het feitenonderzoek moet voldoen. Wat betreft de straf(vermindering), daarvoor verwijs ik naar de antwoorden op vragen 6 en 8.
Hoe en door wie wordt bijvoorbeeld nu besloten aan welke eisen een onderzoek moet voldoen? Wie beslist uiteindelijk over welke vorm van straf(vermindering) er wordt toegepast?
Het OM beslist op welke wijze een strafrechtelijk onderzoek wordt ingericht. Wanneer een strafzaak aan de rechter wordt voorgelegd beslist de rechter over eventuele strafverminderende (of -verzwarende) omstandigheden. Indien een strafzaak tot een transactie leidt, doet het OM een transactie-aanbod waarbij dezelfde afwegingen worden gemaakt.
Het OM heeft aangegeven te onderzoeken of afwegingen met betrekking tot de hoogte van een strafeis uitgebreider dan voorheen kunnen worden opgenomen in het requisitoir. Een (hoge) transactie wordt al uitgebreid toegelicht in het persbericht en het feitenrelaas.
Hoe gaat het OM om met de noodzakelijke verificatie van de gerapporteerde feiten, als de advocaat met een beroep op verschoningsrecht geen inzage hoeft te geven in zijn reden van wetenschap? Kan het verschoningsrecht van advocaten een beperkende factor zijn bij de waarheidsvinding in dit soort onderzoeken? Zo nee, waarom niet?
Zoals al eerder aangegeven staat voorop dat het OM in het geval van een feitenonderzoek door de verdachte zelf, dit onderzoek altijd door de FIOD zal laten controleren op diepgang, volledigheid en juistheid en het OM dat FIOD-onderzoek verifieert. Indien door een beroep op het verschoningsrecht van de advocaat de feiten zoals die in het overlegde onderzoek worden gepresenteerd niet kunnen worden gecontroleerd of geverifieerd, dan zal dit worden meegewogen in de waarde van het onderzoek. Tevens heeft het voorgaande invloed op de vraag of aanvullend strafrechtelijk onderzoek nodig is.
Welke eisen worden er op dit moment gesteld aan de onafhankelijkheid van advocaten die een feitenonderzoek uitvoeren? Mogen advocaten(kantoren) die worden ingehuurd voor een feitenonderzoek ook andere werkzaamheden voor dat bedrijf hebben uitgevoerd? Zo ja, waarom acht u dit wenselijk?
Advocatenkantoren die worden ingehuurd voor een feitenonderzoek mogen ook andere werkzaamheden voor dat bedrijf hebben uitgevoerd. Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 2 moeten zij zich daarbij houden aan de beroeps- en gedragsregels zoals onder andere neergelegd in de kernwaarden genoemd in artikel 10a van de Advocatenwet. Zo dienen zij bij het uitvoeren van het onderzoek voldoende onafhankelijkheid te betrachten ten opzichte van hun opdrachtgever.
Kunnen het OM en de Fiod altijd de juistheid en volledigheid van het aangeleverde dossier beoordelen en zelf nog aanvullend onderzoek doen? Zo ja, gebeurt dit ook? Hoe uitvoerig en zorgvuldig gebeurt dit? Als dit uitvoerig en zorgvuldig gebeurt, wat is dan precies de efficiencybesparing van deze constructie?
Allereerst verwijs ik hierbij naar het antwoord op vraag 1. De efficiëntie en tijdwinst van een zelfmelding bestaan eruit dat relevante gegevens direct voor de opsporing en dus het strafrechtelijk onderzoek beschikbaar en controleerbaar zijn.
Vindt u ook dat als het OM afspraken maakt met bedrijven voor eventuele strafverlichting als die bedrijven zelfonderzoek doen naar fraude en corruptie, die afspraken in ieder geval openbaar gemaakt moeten worden? Zo nee, waarom niet?
Indien het OM een transactie sluit met een verdacht bedrijf, dan zal het OM zo transparant mogelijk zijn over onder meer de aard en omvang van de verdenking, de omstandigheden die hebben geleid tot de keuze voor een transactie en over de inhoud van de transactie zelf. Daartoe publiceert het OM een persbericht en een uitgebreid feitenrelaas. Zoals in het antwoord op vraag 8 aangegeven heeft het OM aangegeven te onderzoeken of het mogelijk is de afwegingen met betrekking tot de hoogte van een straf voortaan uitgebreider op te nemen in een requisitoir.
Kunt u alle vragen afzonderlijk beantwoorden?
Ja.
De berichten ‘Sint Maarten heeft nog paar maanden voor wetgeving rond witwassen’ en ‘Sint Maarten weigert strijd tegen witwassen en terrorismefinanciering aan te gaan’ |
|
Roald van der Linde (VVD), André Bosman (VVD) |
|
Wopke Hoekstra (minister financiën) (CDA), Raymond Knops (staatssecretaris binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
![]() |
Bent u bekend met de berichten «Sint Maarten heeft nog paar maanden voor wetgeving rond witwassen»1 en «Sint Maarten weigert strijd tegen witwassen en terrorismefinanciering aan te gaan?»2
Ja.
Kunt u de omvang van de witwasproblematiek in Sint Maarten schetsen? Hoeveel crimineel geld wordt er naar schatting witgewassen op Sint Maarten?
Zoals opgenomen in de beantwoording van eerdere schriftelijke vragen3 is de aanpak van witwassen een landsverantwoordelijkheid. Over schattingen over de grootte van de problematiek op Sint Maarten beschik ik niet.
Kunt u een opsomming, voorzien van een tijdlijn, geven van de antiwitwaswetgeving die niet is doorgevoerd of niet effectief wordt nageleefd, daar het artikel stelt dat Sint Maarten de afgelopen jaren steeds heeft verzuimd zijn wetgeving aan te passen aan de richtlijnen van de Financial Action Taskforce?
De Financial Action Taskforce (FATF) heeft de afgelopen decennia zogenaamde aanbevelingen (recommendations) geformuleerd. Deze gelden als dé internationale normen voor het voorkomen en bestrijden van het gebruik van het financiële stelsel voor witwassen en financieren van terrorisme. Lidstaten van de FATF worden op basis van deze aanbevelingen geëvalueerd.
Sint Maarten is lid van de Caribbean Financial Action Task Force (CFATF). Dit is een zogeheten FATF-Style Regional Body, die behoort tot het wereldwijde netwerk van de FATF. Tijdens de plenaire vergadering van de CFATF in november 2012 is het evaluatierapport van Sint Maarten vastgesteld. Sint Maarten voldeed niet aan 14 van de 16 kernaanbevelingen en werd in een follow-up traject geplaatst waarbij de voortgang periodiek is gemonitord middels follow-up rapporten. Er zijn inmiddels negen follow-up rapporten verschenen4. Sint Maarten is het enige Caribische land dat nog in de derde evaluatieronde zit.
Na vijf jaar follow-up traject bestond nog steeds non-compliance met de aanbevelingen. Hierdoor is Sint Maarten in november 2017 in het eerste stadium van verscherpte follow-up geplaatst. Gevolg hiervan is een meer frequente follow-up rapportage en de mogelijkheid voor het invoeren van gefaseerde tegenmaatregelen. Er is reeds een tweetal zachte maatregelen genomen. In 2018 heeft het bestuur van de CFATF aan de regering van Sint Maarten een waarschuwingsbrief gestuurd. Daarnaast is op de plenaire vergadering van mei 2017 besloten dat door CFATF een High Level Mission naar Sint Maarten zou worden ondernomen waarbij met ministers en onder andere met het Meldpunt Ongebruikelijke Transacties (MOT) en het OM is gesproken. De High Level Mission heeft eind augustus 2018 plaatsgevonden. In november 2017 was nog sprake van non-compliance ten aanzien van 11 kernaanbevelingen.
In 2018 heeft de CFATF afspraken gemaakt met Sint Maarten over de invoering en wijziging van zes cruciale wetten tegen witwassen en terrorismefinanciering. Begin mei 2019 hebben de Staten van Sint Maarten alsnog enkele wetten aangenomen, te weten de Landsverordening aanmeldingsplicht van grensoverschrijdende geldtransporten, Landsverordening meldpunt ongebruikelijke transacties en de Landsverordening bestrijding witwassen en terrorismefinanciering. Eerstgenoemde landsverordening is op 14 juni 2019 in het Afkondigingsblad geplaatst. Als autonoom land binnen het Koninkrijk is Sint Maarten zelf verantwoordelijk voor de invoering daarvan. De komende maanden zal hoge prioriteit gegeven moeten worden aan de verankering van de aanbevelingen van de FATF in wet- en regelgeving. Dit omvat onder meer wijzigingen van het Burgerlijk Wetboek, het Wetboek van Strafrecht en het Wetboek van Strafvordering. De regering van Sint Maarten heeft zich verbonden aan het doorvoeren van de door de CFATF gewenste aanpassingen.
Bent u ermee eens dat het schandalig is dat de overheid van Sint Maarten het tegengaan van crimineel geld en witwassen niet serieus lijkt te nemen? Hoe kijkt u aan tegen de politieke onwil op Sint Maarten om regelgeving rond witwassen te implementeren?
Zoals opgenomen in de beantwoording van eerdere schriftelijke vragen5 betreft het een zorgwekkend beeld. Alle landen ter wereld worden geacht te voldoen aan de FATF-aanbevelingen om de integriteit van het internationale financiële systeem te beschermen. Daarbij wordt opgemerkt dat Sint Maarten een autonoom land binnen het Koninkrijk is en dat parlementsleden, net als in Nederland, zelf bepalen bij welke debatten ze aanwezig zijn. Daar wordt geen onderzoek naar verricht.
Wat betreft vermeende vermenging van boven- en onderwereld, is het aan de opsporingsdiensten in Sint Maarten om hier onderzoek naar te doen. Zo is het Team Bestrijding Ondermijning (TBO) -met Nederlandse middelen – ingericht om ondermijnende activiteiten te onderzoeken, te vervolgen en te berechten. Zoals per brief van 17 juni 2019 aan de Kamer gemeld6, zijn de Minister van Justitie en Veiligheid en ik van plan de Kamer zo mogelijk voor de begrotingsbehandeling van Hoofstuk IV Koninkrijksrelaties te informeren over de resultaten en het effect van de aanpak van het TBO.
Is er een verband tussen het niet aannemen van antiwitwaswetgeving en de corruptie op het eiland? Hebben bepaalde politici, zoals de in het artikel genoemde Theo Heyliger, zelf actief stappen ondernomen om het aannemen van antiwitwaswetgeving of het effectief bestrijden van witwassen tegen te gaan? Zo ja, wat vindt u hiervan en welke stappen kunnen tegen deze politici genomen worden? Zo nee, hoe weet u dat zo zeker?
Zie antwoord vraag 4.
Hoe kan het zijn dat politici niet kwamen opdagen bij het aannemen van de antiwitwaswetgeving, zoals het artikel stelt? Is hier vervolgens onderzoek naar verricht?
Zie antwoord vraag 4.
Kent u de in het artikel genoemde openbare verklaring? Ondersteunt u de hierin genoemde kritiek? Kan deze openbare verklaring openbaar gemaakt worden, of in elk geval naar de Kamer gestuurd worden?
Ja, ik ben bekend met een mogelijke openbare verklaring zoals genoemd in het artikel. Op de plenaire vergadering van de CFATF op 29 mei 2019 is de status quo van Sint Maarten echter vooralsnog gehandhaafd. Het uitbrengen van een openbare verklaring zou de volgende stap zijn in het proces van tegenmaatregelen. De genoemde verklaring betreft een vertrouwelijk intern concept van een internationaal orgaan, dat na besluitvorming in de CFATF niet is vastgesteld en daarom niet is gepubliceerd. Openbaarmaking zou het diplomatieke verkeer van het Koninkrijk en binnen de CFATF kunnen schaden. Voor de teneur van een dergelijke openbare verklaring verwijs ik naar het antwoord op vraag 9 hieronder. De CFATF kan in november 2019 overigens alsnog besluiten een openbare verklaring uit te brengen. Als dit het geval is dan wordt deze gepubliceerd op de website van de CFATF.
Ik houd de situatie nauwgezet in de gaten. Het land Sint Maarten heeft al de nodige aanpassingen doorgevoerd, maar het blijft van belang dat Sint Maarten de komende maanden de vereiste stappen zet en hier de nodige prioriteit aan geeft.
Welke gevolgen heeft de slechte naleving van antiwitwaswetgeving op de eilanden voor het tegengaan van witwassen in Nederland? Wordt de effectieve opsporing en het tegengaan van witwassen in Nederland ondermijnd door slechte naleving op Sint-Maarten? Zo ja, welke stappen worden er gezet om dit tegen te gaan? Zo nee, hoe weet u dit zeker?
Slechte naleving van de antiwitwaswetgeving op Sint Maarten heeft in de eerste plaats gevolgen voor het land Sint Maarten, het is onder meer niet bevorderlijk voor een effectieve opsporing aldaar. Witwassen kent verder veelal grensoverschrijdende aspecten en vergt dus een internationale aanpak. Vandaar dat er internationale standaarden zijn opgesteld om het gebruik van het financiële stelsel voor witwassen en het financieren van terrorisme tegen te gaan. Op die manier wordt bewerkstelligd dat in internationaal verband uniforme regels op dit terrein worden gehanteerd. Alle landen, dus ook Nederland, hebben baat bij een goede naleving van die standaarden.
Zoals opgenomen in de beantwoording van eerdere schriftelijke vragen7, stimuleert Nederland de rechtshandhavingsketen van het land Sint Maarten door middel van het Recherchesamenwerkingsteam (RST), het Team Bestrijding Ondermijning (TBO), en de bemensing van het OM en het Gemeenschappelijk Hof. Hiermee wordt capaciteit en expertise geleverd die ook deels wordt ingezet in de opsporing en vervolging van witwassen en terrorismefinanciering. Daarnaast versterkt Nederland (Koninklijke Marechaussee, Douane, Kustwacht) op basis van de Onderlinge regeling versterking grenstoezicht Sint Maarten (Stcrt. 2019, 72542) het grenstoezicht middels capaciteit, opleiding, expertise en extra middelen, waarbij één van de doelen is ongecontroleerde geldstromen tegen te gaan.
Welke gevolgen heeft de slechte naleving van antiwitwaswetgeving door Sint Maarten voor het bancaire stelsel op Saba en Sint Eustatius?
Zoals opgenomen in de beantwoording van eerdere schriftelijke vragen8 betekent een openbare waarschuwing – mocht de CFATF deze afgeven – dat Sint Maarten wordt beschouwd als een land dat wegens zijn strategische tekortkomingen een risico vormt voor het internationale financiële systeem. De lidstaten worden dan opgeroepen om tegenmaatregelen te nemen. Deze kunnen inhouden dat internationale banken dan extra voorzorgsmaatregelen moeten nemen bij het betalingsverkeer met Sint Maarten. In het uiterste geval kunnen zij afzien van het doen van transacties met het Caribische land. Beide gevolgen zouden ernstige repercussies kunnen hebben voor het buitenlands betalingsverkeer.
De bankensector op de BES-eilanden bestaat vrijwel volledig uit bijkantoren van banken met zetel op Curaçao of Sint Maarten. Op dit moment leidt de situatie op Sint Maarten niet tot beperkingen voor het bancaire verkeer op de BES-eilanden. Het is niet uit te sluiten dat wanneer Sint Maarten zou worden beschouwd als een land dat wegens zijn strategische tekortkomingen een risico vormt voor het internationale financiële systeem, buitenlandse banken extra voorzorgsmaatregelen zullen moeten treffen of in het uiterste geval afzien van het doen van transacties met banken die onderdeel uitmaken van banken op Sint Maarten. Als dit scenario zich manifesteert, dan geldt dit voor één bijkantoor, namelijk het bijkantoor van de Windward Island Bank (WIB) op Sint Eustatius, die haar zetel heeft op Sint Maarten. In zijn brief van 3 juni jl. heeft de Minister van Financiën aangegeven dat het functioneren van de bancaire dienstverlening en het betalingsverkeer op de BES-eilanden de aandacht heeft. Signalen van problemen in de bancaire of betaaldienstverlening worden in overleg met lokale partijen en autoriteiten opgepakt, en eind dit jaar wordt uw Kamer over de voortgang geïnformeerd.9
Kunt u aangeven hoe het met het opsporen van en het tegengaan van witwassen gesteld is in de andere landen van het Koninkrijk?
Het staat voorop dat het hier autonome landen betreft die zelf de verantwoordelijkheid dragen om de aanbevelingen van de FATF in wetgeving te waarborgen. De andere landen van het Koninkrijk zijn aangesloten bij de CFATF. De CFATF is zoals hiervoor aangegeven een zogeheten FATF-Style Regional Body en vormt een onderdeel van het wereldwijde netwerk dat de FATF kenmerkt. Periodiek worden landen geëvalueerd en wordt middels een rapport inzichtelijk gemaakt in welke mate wordt voldaan aan aanbevelingen in het kader van tegengaan van witwassen en terrorismefinanciering.
In 2009 heeft de CFATF voor het laatst een evaluatierapport opgesteld over Aruba.10 In dit rapport is geconcludeerd dat nog onvoldoende maatregelen waren ingesteld als het gaat om het opsporen en tegengaan van witwassen. De CFATF erkent dat Aruba de afgelopen jaren aanzienlijke progressie heeft gemaakt om de situatie te verbeteren. Zo is het wettelijk en regelgevend kader aangepast om de strategische tekortkomingen aan te pakken. De CATF heeft besloten dat Aruba door de doorgevoerde verbeteringen in voldoende mate opvolging heeft gegeven aan de aanbevelingen uit het evaluatierapport.
Curaçao is door de CFATF voor laatste keer in 2012 aan een evaluatie onderworpen.11 De afgelopen jaren heeft Curaçao het wettelijk en regulerend kader ten aanzien van witwassen versterkt. Ook ten aanzien van Curaçao heeft de CFATF besloten dat het land door de doorgevoerde verbeteringen in voldoende mate opvolging heeft gegeven aan de aanbevelingen uit het evaluatierapport.
Bent u in gesprek met uw ambtsgenoot op Sint Maarten over de ontstane problemen bij implementatie van wet- en regelgeving die witwassen en de daarmee samenhangende druggerelateerde criminaliteit moeten verminderen? Zo ja, dringt u dan bij de lokale overheid stevig aan op het aannemen van antiwitwaswetgeving? Zo nee, waarom niet? Bent u bereid uw ambtsgenoot op Sint Maarten aan te spreken op de ontstane situatie? Bent u bereid om stappen te nemen dat de witwaswetgeving wel doorgevoerd wordt? Zo ja, welke?
Zoals opgenomen in de beantwoording van vraag 8, ondernemen mijn ambtsgenoten van Justitie en Veiligheid en van Financiën en ik het nodige om Sint Maarten te ondersteunen bij het tegengaan van witwassen en terrorismefinanciering. Verder zijn er op ministerieel niveau regelmatig contacten over witwassen en terrorismefinanciering. Tot slot verleent Nederland al technische assistentie aan Sint Maarten om aan de CFATF-standaarden te voldoen.
Gelet op deze acties en het feit dat Sint Maarten een autonoom land binnen het Koninkrijk is, ben ik van mening dat er nu genoeg wordt aangedrongen en gedaan om Sint Maarten te ondersteunen in het verbeteren van de ontstane situatie rond het aannemen van zijn antiwitwaswetgeving.
Onevenredige consequenties van het strafblad |
|
Maarten Groothuizen (D66) |
|
Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA) |
|
![]() |
Kent u het bericht ««Pedoseksueel delict» – dat staat er op het strafblad van een arts»?1
Ja, ik ken dat bericht.
Hoe kijkt u aan tegen casussen, zoals die in het artikel worden beschreven? Kunt u daarbij ingaan op gevallen waarin de consequenties die het justitieel systeem kennelijk met zich mee kan brengen, onevenredig zijn ten opzichte van het daaraan ten grondslag liggende feit?2
Ik kan mij goed voorstellen dat het voor een betrokkene helder moet zijn welke procedure er bestaat om een strafblad te laten aanpassen. In onderstaande beantwoording en bij vraag 7 ga ik hierop nader in.
Vooropgesteld zij dat voor een goede strafrechtspleging het noodzakelijk is dat justitiële gegevens in iemands Justitiële Documentatie (het zogenaamde strafblad) juist en nauwkeurig verwerkt zijn.
Ingevolge artikel 26 van de Wet Justitiële en strafvorderlijke gegevens kan een betrokkene tegen de verwerking van justitiële gegevens verzet aantekenen wegens bijzondere persoonlijke omstandigheden. Indien het verzet gerechtvaardigd is, wordt de verwerking beëindigd. Dit wordt per geval bekeken waarbij de feiten en omstandigheden van het individuele geval in samenhang worden gewogen ten opzichte van het algemeen belang van het bewaren van justitiële gegevens.
Aan het belang van het verwerken van justitiële gegevens ten behoeve van een goede strafrechtspleging komt dusdanig gewicht toe dat slechts in zeer uitzonderlijke gevallen de verwerking van die gegevens moet worden beëindigd. De justitiële gegevens moeten immers een officier van justitie of een rechter een goed en zo compleet mogelijk beeld geven van iemands strafrechtelijk verleden. Om het verzet te kunnen honoreren moet het gaan om zeer bijzondere gevallen, waarbij de aard van de zaak zwaarder weegt dan het beginsel dat de justitiële documentatie ten behoeve van een goede strafrechtspleging een volledige registratie bevat.
Herkent u het sturend optreden tijdens verhoren van de politie, zoals in het artikel verwoord? Zo ja, hoe vaak komt het voor?
In een verhoorsituatie zal gezien de aard van de situatie een verdachte meestentijds enige druk percipiëren. De verhoormethodes mogen er echter niet toe leiden dat een verdachte anders verklaart dan de werkelijkheid en/of iets bekent wat hij niet heeft gedaan.
De politie heeft veel aandacht voor het continu verbeteren van verhoren middels nieuwe inzichten en ontwikkelingen. De politie neemt ook aanvullende maatregelen bij het verhoren van minderjarige verdachten. Sinds 2012 bestaat de opleiding «Verhoren van kwetsbare verdachten». Hier worden gespecialiseerde verhoorders opgeleid voor het verhoren van kwetsbare verdachten, hieronder vallen onder andere minderjarigen. Daarnaast hebben zich juridische veranderingen voorgedaan ter aanscherping van de rechten van minderjarige verdachten. Zo heeft een minderjarige verdachte rechtsbijstand van een advocaat voorafgaand en tijdens een verhoor. Eén van de bevoegdheden van de advocaat tijdens het verhoor is om erop te wijzen wanneer ongeoorloofde druk op de verdachte wordt uitgeoefend. Ouders mogen (behoudens bepaalde uitzonderingen) ook aanwezig zijn bij het verhoor. Tot slot worden verhoren vaker dan voorheen auditief en/of audiovisueel geregistreerd, hetgeen de kwaliteit van het verhoor verder kan ondersteunen.
Benoemt het openbaar ministerie (OM) bij het transactievoorstel welke juridische consequenties daaraan zitten? Zo nee, bent u voornemens dat te gaan veranderen?
Met de invoering van de strafbeschikking is in een geval als het onderhavige, waarin een taakstraf van meer dan 32 uur aan een jeugdige wordt aangeboden, rechtsbijstand verplicht (zie daartoe artikel 291 lid 2 van het Wetboek van Strafvordering). Deze verplichting draagt bij aan het beter inzicht hebben in de juridische consequenties van de (afdoeningen van de) strafzaak voor de jeugdige en diens ouders.
Als gevolg van de invoering van de Wet OM-afdoening en de invoering van de strafbeschikking komen transactievoorstellen slechts sporadisch voor.
Wat vindt u van de situatie, zoals in het artikel beschreven, waarin het OM op de vraag van de vader van de verdachte of dit gevolgen zou hebben voor zijn studie geneeskunde antwoordt «nee, dit heeft geen consequenties. Over een paar jaar verjaart dit en dan is het klaar»?
Over individuele zaken doe ik geen uitspraak.
Klopt het dat de kennis over de gevolgen van een Verklaring Omtrent het Gedrag niet aanwezig is bij officieren van justitie? Hoe is het met die kennis bij de administratief juridisch medewerkers van het OM die door de officieren van justitie zijn gemandateerd om een transactie aan te bieden?
Het is mij niet gebleken dat de kennis bij de officieren van justitie en bij andere verantwoordelijke medewerkers bij het OM in het algemeen of op dit specifieke vlak onder de maat zou zijn.
De afgelopen jaren heeft screeningsautoriteit Justis een aantal informatiebijeenkomsten over de Verklaring Omtrent het Gedrag (VOG) georganiseerd speciaal voor officieren van justitie en andere verantwoordelijke medewerkers van het OM. Tijdens deze bijeenkomsten is onder meer uitleg gegeven over wat de VOG is, welke strafbare feiten bij de beoordeling van een VOG-aanvraag worden betrokken en op welke wijze Justis een afweging maakt.
Wat is de procedure indien achteraf blijkt dat de schuldvaststelling van een strafbaar feit, waarvoor een schikking met de verdachte is getroffen, niet deugt? Welke mogelijkheden heeft het OM een strafblad aan te passen en wanneer wordt daartoe door het OM besloten?
Het Openbaar Ministerie beschikt niet over mogelijkheden tot aanpassing van het strafblad.
Zoals verwoord in het antwoord op vraag 2 kan de betrokkene ingevolge artikel 26 van de Wet Justitiële en strafvorderlijke gegevens (WJsg) tegen de verwerking van justitiële gegevens verzet aantekenen wegens bijzondere persoonlijke omstandigheden. Dit verzet dient te worden gericht aan de Minister voor Rechtsbescherming. De beoordeling vindt vervolgens plaats door Justid. Bij die beoordeling wordt ook het Openbaar Ministerie om advies gevraagd. De beslissing wordt middels een beschikking aan de betrokkene kenbaar gemaakt. Tegen deze beschikking staat een bestuursrechtelijke rechtsgang open (bezwaar en beroep).