De aanbesteding Fotografie Beeldcentrum Overheid |
|
Kees Verhoeven (D66) |
|
Mark Rutte (minister-president , minister algemene zaken) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met de Europese aanbesteding Fotografie Beeldcentrum Rijksoverheid, en de voorwaarden daarvan, door de Dienst Publiek en Communicatie van het ministerie van Algemene Zaken?1
Ja.
Bent u bekend met kritiek vanuit de branche op de voorwaarden voor deze aanbesteding, zelfs door de partijen die de opdracht hebben toegewezen gekregen? Zo ja, hoe beoordeelt u deze kritiek?
De aanbesteding Fotografie Beeldcentrum Rijksoverheid had als doelstelling het contracteren van 35 fotografen en heeft plaatsgevonden in de periode 23 augustus tot 26 november 2013. Op de laatstgenoemde datum is de gunningsbeslissing bekend gemaakt aan de 76 inschrijvers op de aanbesteding.
Door de aan de aanbesteding deelnemende partijen zijn tijdens en na de aanbestedingsprocedure alleen vragen gesteld ter verduidelijking van de gehanteerde voorwaarden. Tijdens de aanbestedingsprocedure is ook geen kritiek ontvangen vanuit de branche. Na afronding van de aanbestedingsprocedure en bekendmaking van de gunningsbeslissing is een brief ontvangen van de Nederlandse Vereniging van Journalisten (NVJ) waarin melding werd gemaakt van onrust onder de leden van de NVJ over de aanbesteding Fotografie Beeldcentrum Rijksoverheid. De zorgpunten betroffen de overdracht van het intellectueel eigendomsrecht aan de opdrachtgever en de beloning van de fotografen. Tijdens een gesprek met de NVJ is aangegeven dat de aanbestedingsprocedure al was afgerond volgens de strikte regels die hiervoor gelden. Tevens is een nadere toelichting gegeven ten aanzien van de door de NVJ opgevoerde zorgpunten.
Op de aanbesteding Fotografie Beeldcentrum Rijksoverheid zijn de algemene rijksvoorwaarden voor het verstrekken van opdrachten tot het verrichten van diensten 2011 (ARVODI) van toepassing. Deze algemene voorwaarden bieden een rijksbreed eenvormig kader voor dienstverleningsovereenkomsten tussen de rijksoverheid en derden. Het zijn derhalve de algemene voorwaarden waaronder alle Ministeries en daaronder ressorterende diensten dienstverlening contracteren. In de ARVODI wordt als uitgangspunt gehanteerd dat de intellectuele eigendomsrechten toekomen aan de opdrachtgever. Omdat de Rijksoverheid in casu exploitatie door de Opdrachtnemers van de aan opdrachtgever geleverde foto-opnamen niet wenselijk achtte, werd in deze aanbesteding niet van het beginsel als bedoeld in de vorige zin afgeweken.
De beloning van de fotografen bestaat uit een voorgeschreven vast uurtarief en een reisvergoeding. Deze tarieven zijn op basis van marktonderzoek en input van bestaande contracten door de aanbestedende dienst vastgesteld, en worden marktconform geacht voor de uit te voeren werkzaamheden. Daarnaast is voor specifieke gevallen voorzien in een regeling voor de vergoeding van maatwerkkosten die niet zijn verdisconteerd in het uurtarief.
Kunt u verklaren waarom de voorwaarden voor deze aanbesteding zo zijn versoberd ten opzichte van de eerdere aanbesteding?
De vorige aanbesteding had alleen betrekking op de inschakeling van fotografen door het Ministerie van Algemene Zaken en het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. De aanbesteding Fotografie Beeldcentrum Rijksoverheid is een aanbesteding namens tien departementen en daaronder ressorterende uitvoeringsorganisaties. Bij de voorbereiding van de aanbesteding is gebruik gemaakt van de kennis en ervaring van alle betrokken departementen. Bij deze aanbesteding is door het van toepassing verklaren van de ARVODI de wijze waarop en de voorwaarden waaronder fotografen worden ingeschakeld voor alle deelnemende departementen en uitvoeringsorganisaties gelijkgetrokken. Hierbij is de beloning van de fotografen in de aanbesteding Fotografie Beeldcentrum Rijksoverheid tot stand gekomen op basis van marktonderzoek en input van bestaande contracten van de departementen, waardoor deze marktconform wordt geacht.
Een verschil tussen de vorige aanbesteding en de aanbesteding Fotografie Beeldcentrum Rijksoverheid is dat in deze laatste aanbesteding conform de ARVODI standaard sprake is van overdracht van de intellectuele eigendomsrechten aan de opdrachtgever. Bij het vaststellen van de beloning van de fotografen is met dit element rekening gehouden.
Kunt u verklaren waarom de opdrachtnemer al het fotomateriaal dat gemaakt is in het kader van de opdracht moet overdragen aan de opdrachtgever? Kunt u daarbij ook toelichten waarom het niet is toegestaan dat fotografen hun foto’s doorverkopen of doorgeven aan derden, dan wel gebruiken voor eigen promotie? Hoe valt dit te rijmen met het wetsvoorstel auteurscontractenrecht?
Opdrachtnemer dient alleen het door de opdrachtgever geselecteerde fotomateriaal daadwerkelijk aan de opdrachtgever in eigendom over te dragen. De Rijksoverheid staat daarbij op het standpunt, dat voor exclusief in opdracht van de overheid gemaakte auteursrechtelijke fotowerken geen plaats is voor commerciële exploitatie door derden en dat daarnaast de Rijksoverheid graag zelf wil kunnen bepalen op welke wijze de foto-opnamen bij haar communicatie met het publiek worden ingezet.
Overigens is het na voorafgaande toestemming van opdrachtgever wel mogelijk voor fotografen om fotomateriaal te gebruiken voor eigen promotiedoeleinden.
De bepalingen van het hoofdstuk 1a van het wetsvoorstel auteurscontractenrecht zien op overeenkomsten die de verlening van een exploitatiebevoegdheid ten aanzien van het auteursrecht tot hoofddoel hebben. Dit is bij de aanbestedingsprocedure Fotografie Beeldcentrum Rijksoverheid niet het geval. De overheid is eindgebruiker van het fotomateriaal.
Kunt u toelichten waarom er geen differentiatie is in de beloning van de verschillende opdrachten, afhankelijk van de exclusiviteit van de licentie en de mate waarin de fotograaf rechten afstaat aan de opdrachtgever, zoals bij de voorgaande aanbesteding het geval was?
Zie antwoord vraag 3.
Vreest u niet dat door middel van een aanbesteding als deze, gezien de versoberde voorwaarden, er een verschraling van kwaliteit optreedt?
Nee. In de aanbesteding zijn de door de fotografen te leveren diensten zorgvuldig omschreven. De 35 gecontracteerde fotografen zijn de fotografen die bij de beoordeling van de 76 ingediende offertes het best bleken te voldoen aan de gestelde criteria.
Kunt u uitleggen waarom bij de aanbesteding fotografen aansprakelijk worden gesteld als de foto van de geportretteerde in een context wordt geplaatst die hij niet wenst, terwijl de context wordt bepaald door de opdrachtgever en deze dus ook feitelijk aansprakelijk dient te zijn? Zo nee, waarom niet?
In de aanbesteding is voor illustratieve fotografie voorgeschreven dat opdrachtnemer van elke geportretteerde persoon een getekende verklaring moet aanleveren waaruit blijkt dat de Staat de foto kan gebruiken zonder betaling van portretrechten. Dit heeft als doel dat de foto door een opdrachtgever in elke gewenste context kan worden gebruikt. Als de verklaring niet wordt ondertekend is de foto niet bruikbaar. De tekst van deze standaard verklaring is vastgesteld door de opdrachtgever en wordt door alle gecontracteerde fotografen gebruikt. Het door de fotografen laten aanleveren van deze door de geportretteerde persoon te tekenen verklaring heeft daarnaast een praktische achtergrond. De fotograaf laat de verklaring in de meeste gevallen tekenen door de geportretteerde persoon op het moment van de opname. Het achteraf achterhalen van de contactgegevens van een geportretteerde persoon is onpraktisch en soms onmogelijk.
Een spotgoedkope zorgverzekering voor buitenlandse arbeidsmigranten |
|
Hanke Bruins Slot (CDA) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
![]() |
Heeft u de tv-uitzending over de zorgverzekering voor buitenlandse migranten gezien?1
Ja.
Kan de besproken constructie om de kosten van de basisverzekering te drukken volgens de letter van de wet? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet?
In de uitzending bij RTL Nieuws is aandacht geschonken aan een zorgverzekering voor buitenlandse seizoensarbeiders, waarbij het verplicht en/of vrijwillig eigen risico is herverzekerd via een aanvullende verzekering. Ik ben bekend met constructies waarbij via de aanvullende verzekering het verplicht en/of vrijwillig eigen risico wordt herverzekerd. Dergelijke constructies worden aangeboden aan specifieke doelgroepen, zoals aan buitenlandse (seizoen)arbeiders, expats, uitkeringsgerechtigden en minima. En tot afgelopen jaar ook aan studenten2.
In 2009 heeft de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) een analyse verricht naar het herverzekeren van het eigen risico en zag toen geen problemen met dergelijke constructies. De constructies doen zich namelijk voor buiten het wettelijk kader van de Zorgverzekeringswet (Zvw), in de aanvullende verzekering. Daarnaast wordt het herverzekeren van het (verplichte danwel vrijwillige) eigen risico via de aanvullende verzekering veelal via een collectiviteit aan specifieke doelgroepen aangeboden. Het is toegestaan een collectiviteit alleen open te stellen voor een bepaalde doelgroep. De doelgroep betreft vooral mensen die betrekkelijk kort in Nederland verblijven of die moeite hebben het eigen risico te betalen waardoor in de praktijk de zorgverzekeraar moeite had om het eigen risico te innen (de seizoensarbeiders waren dan al naar huis). Via deze constructie wordt toch via de aanvullende verzekering bijgedragen.
De NZa concludeerde in 2009 dat de constructies een beperkte omvang hebben en dat niet is vastgesteld dat er binnen de betreffende collectiviteiten risicoselectie plaatsvindt.
Ik heb destijds met de NZa afgesproken dat zij de ontwikkelingen rondom het herverzekeren zouden volgen. Dit doen zij nog steeds en de NZa rapporteert jaarlijks over de omvang van verzekerden die een herverzekering van het eigen risico hebben.
De constructies hebben nog steeds een beperkte omvang. Uit de marktscan zorgverzekeringsmarkt 2013 van de NZa volgt namelijk dat in 2013 minder dan 2% van de verzekerden het verplicht danwel vrijwillig eigen risico heeft herverzekerd. In 2013 is het aantal mensen dat het vrijwillig danwel verplicht eigen risico hebben herverzekerd sterk gedaald ten opzichte van 2012 (met 22%).
Past de besproken constructie ook binnen de geest van de wet om risicoselectie in de basisverzekering uit te sluiten? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
In hoeverre is hier sprake van een oneigenlijke koppelverkoop door de afname van de aanvullende verzekering en basisverzekering te verplichten?
De werkgever doet een collectief aanbod aan de werknemer. De werknemer is nooit verplicht om dit aanbod te accepteren. Het staat de verzekeringnemer vrij om alleen de basisverzekering af te sluiten of om zich bij een andere zorgverzekeraar te verzekeren.
Hoe groot is de bijdrage die een zorgverzekeraar uit het vereveningsfonds ontvangt voor een gezonde 35-jarige Nederlandse man zonder enige ziektegeschiedenis die in Utrecht woont, en hoeveel krijgt een zorgverzekeraar uit het vereveningsfonds voor een 35-jarige Pool die in Nederland (Utrecht) komt werken, van wie de ziektegeschiedenis onbekend is?
De vereveningsbijdrage die een zorgverzekeraar krijgt voor een verzekerde staat los van de nationaliteit van die verzekerde. De vereveningsbijdrage voor een Pool die woont en werkt in Nederland is dus gelijk aan een Nederlander met verder dezelfde (verevenings)kenmerken. Omdat verdere verzekerdenkenmerken ontbreken is niet aan te geven hoe hoog de bijdrage uit het zorgverzekeringsfonds is.
Mocht de bedragen voor de risicoverevening in vraag 5 verschillen, bent u dan bereid de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) te vragen of zij onderzoek wil doen naar de winst die de zorgverzekeraar maakt op haar hele bestand arbeidsmigranten aan wie zij een aanvullende verzekering aanbiedt?
Niet van toepassing gelet op het antwoord op vraag 5.
Klopt het dat, als een buitenlandse migrant slechts voor enkele maanden een Nederlandse zorgverzekering heeft, slechts een evenredig deel van het verplicht en vrijwillig risico in rekening wordt gebracht? Zo ja, vindt u dit dan een wenselijke situatie, omdat het loont om een hoger vrijwillig eigen risico te nemen?
Het is correct dat het eigen risico naar rato van de verzekeringsduur in rekening wordt gebracht. Het zou niet redelijk zijn om iemand gedurende een beperkte verzekeringsduur het volledige eigen risico in rekening te brengen.
Klopt het dat de zorgtoeslag van een arbeidsmigrant gebaseerd is op zijn hele jaarinkomen, dus het relatief hoge salaris dat hij in Nederland verdient, en het wellicht wat lagere inkomen dat hij in zijn thuisland de rest van het jaar verdient? Bent u bereid de zorgtoeslag voor mensen die hier tijdelijk verblijven te baseren op het inkomen dat ze hier naar rato verdienen in het deel van het jaar dat ze hier verblijven?
De hoogte van de zorgtoeslag wordt inderdaad gebaseerd op het jaarinkomen, dat de Belastingdienst voor het betreffende huishouden vaststelt. Het inkomen wordt immers mede beïnvloed door andere factoren (bijvoorbeeld hypotheekrente-aftrek, ouderenkorting etc.), waardoor de Belastingdienst uitsluitend werkt met jaarinkomens en niet met delen van jaren. Voor de arbeidsmigrant betreft dat dus het in Nederland verdiende inkomen en het niet in Nederland belaste inkomen (op basis van artikel 8 van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen), dat tezamen het jaarinkomen vormt. Het jaarinkomen geldt voor alle toeslagen als uniform begrip. Artikel 4 in combinatie met artikel 2, eerste lid, van de Europese basisverordening voor sociale zekerheid, verbiedt de ongelijke behandeling van arbeidsmigranten. Bovendien heeft een arbeidsmigrant op basis van artikel 18, eerste lid, van de Europese basisverordening voor sociale zekerheid bij tijdelijk verblijf in Nederland recht op de zorgtoeslag volgens de Nederlands wetgeving alsof hij ingezetene van Nederland was.
Het bericht dat zorgmedewerkers opnieuw geïntimideerd worden |
|
Tjitske Siderius (PvdA) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD), Martin van Rijn (staatssecretaris volksgezondheid, welzijn en sport) (PvdA) |
|
![]() |
Wat vindt u ervan dat zorgmedewerkers die actie voeren voor betere zorg en een betere cao geïntimideerd worden door hun werkgever AxionContinu?1
Wij weten niet of AxionContinu actievoerende werknemers heeft geïntimideerd.
Vindt u het acceptabel dat AxionContinu overgaat tot het inhouden van loon van de zorgmedewerkers die hebben meegedaan aan werkonderbrekingen in hun actie voor goede zorg? Is dit niet in strijd met de huidige regelgeving? Zo ja, waarom? Zo nee, welke maatregelen gaat u hiertegen treffen?
Conform wetgeving in onder meer het Burgerlijk Wetboek heeft een stakende medewerker geen recht op salaris. Als iemand lid is van een vakbond dan kan deze persoon onder bepaalde voorwaarden aanspraak maken op een stakingsuitkering van de betreffende vakbond.
Naar wij hebben vernomen, heeft AxionContinu de eerste twee stakingsdagen geen gebruik gemaakt van bovengenoemde regelgeving. Medewerkers mochten tijdens werktijd met behoud van salaris staken. Bij de derde stakingsdag heeft AxionContinu een beroep gedaan op regelgeving daaromtrent. Medewerkers die vervolgens hebben deelgenomen aan de acties, hebben dat in eigen tijd gedaan. Bij niemand is loon ingehouden. Ook zijn geen andere maatregelen opgelegd.
Wat is uw reactie op de bedreigingen die AxionContinu heeft geuit tegen haar zorgmedewerkers over het intrekken van vakantiedagen, zodra zorgmedewerkers zouden meedoen aan zorgacties? Hoe verhoudt dit zich met uw uitspraak «Agressie tegen zorgverleners is onacceptabel en moet worden teruggedrongen»? Kunt u uw antwoord toelichten?2
Zoals aangegeven bij vraag 1, hebben wij er geen beeld van dat AxionContinu actievoerende werknemers heeft geïntimideerd. Mochten dit soort praktijken zich voordoen, dan gaan we er van uit dat vakbonden de belangen van de medewerkers zullen behartigen.
Hoe lang worden zorgmedewerkers die werkzaam zijn bij AxionContinu al geïntimideerd? Heeft de raad van bestuur eerder dergelijke brieven onder medewerkers verspreid? Bent u bereid de Kamer hierover te informeren? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 3.
Bent u bereid in gesprek te gaan met zorgmedewerkers die werken voor AxionContinu en gaat u hen helpen? Zo ja, wanneer gaat u bij hen langs? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 3.
Bent u zelf weleens geïntimideerd door een werkgever? Kunt u zich voorstellen hoe zorgmedewerkers zich voelen, zodra zij bedreigd worden door hun werkgever als zij willen opkomen voor hun arbeidsrechten? Kunt u uw antwoord toelichten?
Neen. Ongeacht onze eigen ervaringen is elke vorm van agressie tegen zorgverleners onacceptabel en moet het worden teruggedrongen.
Hoeveel meldingen heeft u de laatste tijd binnen gekregen over intimidatie in de zorg en wat doet u met deze meldingen? Kunt u uw antwoord toelichten?
Voor het antwoord op deze vraag verwijzen we u naar ons antwoord op vraag 10.
Kunt u uitleggen waarom u geen specifiek meldpunt wilt inrichten voor personeel in de zorg? Vindt u dit niet belangrijk genoeg? Kunt u uw antwoord toelichten?3
Zoals aangegeven in onze brief waar u naar verwijst, is de lijn is dat werknemers intimidatie in eerste instantie melden bij de vertrouwenspersoon of personeelsvertegenwoordiging van hun werkgever of gebruik maken van een klachtenprocedure. De meeste zorgorganisaties hebben zowel interne klachtenprocedures als vertrouwenspersonen. Ook Ondernemingsraden kunnen een belangrijke rol spelen. Dit is veelal het geval. Werkgevers- en werknemersorganisaties hebben arbocatalogi opgesteld. Deze bieden richtlijnen en instrumenten om in de praktijk invulling te geven aan de Arbowet en beleid te voeren tegen agressie en intimidatie.
De Inspectie Sociale Zaken en Werkgelegenheid (ISZW) heeft een meldpunt waar men telefonisch (0800 – 5151), per post of via internet intimidatie door een leidinggevende kan melden. Dit is gratis en kan, indien gewenst, anoniem. Bij klachten en meldingen van individuele personen worden alleen (vermoedens van) zware overtredingen onderzocht. Klachten en meldingen van intimidatie op de werkvloer vallen daar niet onder. Klachten en meldingen van vakbonden, ondernemingsraden of personeelsvertegenwoordigingen worden wel altijd onderzocht door de Inspectie SZW. Dat is wettelijk verplicht in de Arbowet.
Aanvullend op de zojuist beschreven maatregelen nog weer een apart meldpunt voor de zorg inrichten, biedt naar onze mening geen toegevoegde waarde.
Weten zorgmedewerkers wel waar zij intimidatie kunnen melden? Hoe brengt u dit actief onder de aandacht? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zoals uiteengezet in onze brief die wij u onlangs hebben doen toekomen, zullen sociale partners die betrokken zijn bij het «Actieplan Veilig werken in de zorg» intimidatie van zorgverleners vanuit het Actieplan (nogmaals) onder de aandacht brengen van werkgevers en medewerkers in de zorg4. De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft aangegeven psychosociale arbeidsbelasting, waar onder intimidatie, 2014–2018 verder te willen aanpakken. Zijn inzet is op hoofdlijnen gepresenteerd in het «Plan van aanpak psychosociale arbeidsbelasting» dat op 20 december 2013 naar uw Kamer is verstuurd5. In het voorjaar wordt een nadere uitwerking van deze hoofdlijnen aan uw Kamer gezonden.
Hoeveel meldingen van intimidatie in de zorg heeft de Inspectie SZW inmiddels ontvangen en wat gebeurt er met deze meldingen? Bent u bereid de Kamer hierover te informeren? Zo nee, waarom niet?
Uit de gegevens van de Inspectie SZW blijkt dat er sinds 1 januari 2012 15 meldingen zijn binnengekomen die betrekking hadden op interne intimidatie van zorgmedewerkers. Van deze klachten zijn er 9 niet onderzoekswaardig gebleken. Van de 6 klachten die in behandeling zijn genomen, zijn er 2 bij nader inzien ingetrokken. In 2 gevallen is geen overtreding geconstateerd en in 2 gevallen is handhavend opgetreden.
Wanneer de Inspectie SZW een klacht onderzoekt, betreft dat overigens geen onderzoek naar de individuele situatie van de klager. Er wordt onderzocht of het beleid (bijvoorbeeld de RI&E) en praktijk (het plan van aanpak en de uitvoering daarvan) bij werkgevers voldoende is. Wanneer dat niet het geval is, kan handhavend worden opgetreden. De Inspectie SZW gebruikt verder alle meldingen en signalen voor risico-analyses, waarmee de prioriteiten voor inspectieprojecten worden vastgesteld. Psychosociale arbeidsbelasting in de zorg is één van die prioriteiten. De Inspectie SZW blijft hierop de komende jaren intensief toezien in de sector zorg en welzijn.
Bent u bereid onderzoek te doen naar zorgorganisaties die hun personeel intimideren? Zo ja, wanneer gaat u beginnen? Zo nee, waarom niet?
Aansluitend op bovengenoemde activiteiten van de Inspectie SZW onderzoek doen naar zorgorganisaties die hun personeel intimideren biedt naar onze mening geen toegevoegde waarde.
Documentaires over detentiecentra |
|
Sharon Gesthuizen (GL) |
|
Fred Teeven (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het feit dat in de afgelopen jaren zowel de Zwitserse als de Italiaanse overheid documentairemakers hebben toegestaan uitgebreid te filmen in centra in de betreffende landen welke vergelijkbaar zijn met de bij ons bestaande detentiecentra voor vreemdelingen?1 2
Ja.
Deelt u de mening dat het ook in Nederland mogelijk zou moeten zijn voor een groot publiek om kennis te nemen van de gang van zaken in detentiecentra, waarbij aandacht is voor de individuele mensen die daarin verblijven, hun achtergrond, het regime, de regels en beperkingen, de faciliteiten en overige zaken?
Ja, ik onderschrijf dat ruimte geboden moet worden voor documentaires die een breed publiek inzicht geven in de manier waarop vreemdelingenbewaring in Nederland wordt vormgegeven en uitgevoerd. Aanvragen voor dergelijke documentaires zal ik dan ook altijd zorgvuldig bekijken. Zo heb ik recent nog medewerking verleend aan de documentaire «Borders», uitgebracht in 2013. Tevens ben ik in overleg met de humanistische omroep HUMAN over een documentaire over de dagelijkse gang van zaken in Detentiecentrum Rotterdam.
Bent u bereid om te bezien of een documentairemaker toegang kan worden verleend tot één of meerdere detentiecentra in ons land met het idee om een dergelijke documentaire te maken? Zo ja, wilt u de Kamer dan informeren over een eventueel traject? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
De gevaren van open verbrandingstoestellen |
|
Carola Schouten (CU) |
|
Stef Blok (minister zonder portefeuille binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (VVD) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Geiser uitbannen om doden te voorkomen»?1
Ja.
Bent u er mee bekend dat de Facebook pagina «Koolmonoxide levensgevaarlijk» binnen 5 dagen ruim 11000 vind-ik-leuks heeft gekregen?2
Ja.
Herinnert u zich uw brief over bouwregelgeving over onder meer open verbrandingstoestellen?3
Ja.
Bent u er mee bekend dat er jaarlijks gemiddeld 11 mensen overlijden, en er gemiddeld 150 ziekenhuisopnamen en enkele honderden spoedeisende eerste hulpbehandelingen plaatsvinden als gevolg van koolmonoxidevergiftiging?4
Ja. Dit volgt uit de publicatie van VeiligheidNL uit oktober 2012 waarnaar u verwijst.
Deelt u de mening dat de termijn die u noemt in uw brief van circa 10 jaar waarin de open verbrandingstoestellen zullen verdwijnen door natuurlijke afname, te lang is gezien het grote aantal slachtoffers?
Ik neem de problematiek van open verbrandingstoestellen serieus zoals blijkt uit mijn brief van augustus 2013. Ik vind met u dat het aantal slachtoffers de komende jaren naar beneden moet, maar dat kan ook worden gerealiseerd door een veilig gebruik van de open verbrandingstoestellen in afwachting van de vervanging door veiliger gesloten toestellen. In mijn brief spreek ik bijvoorbeeld over periodiek onderhoud aan de toestellen en het plaatsen van koolmonoxide-melders. Beide maatregelen helpen het aantal slachtoffers te beperken.
Verder worden de verhuurders door de Rijksoverheid al gestimuleerd om de open verbrandingstoestellen versneld te vervangen. In het Convenant energiebesparing huursector (Aedes, Woonbond, Vastgoedbelang) is het ontmoedigen van het toepassen van afvoerloze geisers en andere open verbrandingstoestellen vastgelegd. Ook heeft de Rijksoverheid in 2009 de Handreiking «Vervanging open verbrandingstoestellen voor corporaties en andere professionele verhuurders» (2009, zie www.rijksoverheid.nl)) gepubliceerd met daarin onder andere een stappenplan waarmee verhuurders beleid kunnen opstellen voor de vervanging van open toestellen op basis van een risicoanalyse
Het verplichten van koolmonoxidemelders zoals wordt nagestreefd met de facebookpagina die u aanhaalt in vraag 2, ligt niet in de rede. Met het verplichten van koolmonoxidemelders zijn deze namelijk nog niet geïnstalleerd. Gemeentelijk bouw- en woningtoezicht zal hierop moeten toezien en in de praktijk blijkt dit toezicht achter de voordeur van woningen lastig uit te voeren. Net zoals bij rookmelders is daarom eerder besloten om koolmonoxidemelders niet te verplichten in bestaande woningen, maar het vrijwillig gebruik er van te stimuleren. Uit mijn brief van augustus blijkt dat het stimuleren van rookmelders er inmiddels toe heeft geleid dat in bijna 70% van de woningen een rookmelder aanwezig is. Bij koolmonoxidemelders blijkt dit, zie eveneens mijn brief, nog maar 20% te zijn. Daarom heb ik mijn brief aangegeven dat ik de noodzaak van koolmonoxidemelders nogmaals onder de aandacht zal brengen bij koepelorganisaties van woningeigenaren en verhuurders. Ik zal dat doen door middel van een nieuwe uitgave van de genoemde Handreiking «Vervanging openverbrandingstoestellen voor corporaties en andere professionele verhuurders» die ik verwacht in juni gereed te hebben.
Bent u bereid op korte termijn afspraken te maken met Aedes en vertegenwoordigers van particuliere verhuurders met als doel het uitfaseren van genoemde toestellen te versnellen naar maximaal 5 jaar en zo nodig hiervoor regelgeving op te stellen?
In mijn antwoord op vraag 5 heb ik uiteengezet wat al richting de woningverhuurders is en wordt gedaan om de problematiek van open verbrandingstoestellen aan te pakken. Ik ben van mening dat hiermee vanuit de Rijksoverheid op dit moment voldoende wordt gedaan. Ik zal daarom geen nadere afspraken maken met de woningverhuurders over de uitfasering van open verbrandingstoestellen. Hierbij merk ik nog op dat de cijfers van VeiligheidNL al bekend waren bij het opstellen van mijn brief van augustus en dat deze in lijn zijn met eerdere cijfers over koolmonoxide slachtoffers. De cijfers van VeiligheidNL werpen daarmee geen nieuw licht over de problematiek.
Verduurzaming van het regionale openbaar vervoer |
|
Carla Dik-Faber (CU) |
|
Wilma Mansveld (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (PvdA) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Richtlijnen CO2-reductie genegeerd bij OV-aanbesteding»?1
Ja.
Deelt u de mening van de onderzoekers dat de richtlijnen op het gebied van duurzaam inkopen bij aanbestedingen in het openbaar vervoer niet of onvoldoende worden nageleefd?
Ik hecht belang aan de aandacht voor duurzaamheid in de aanbestedingen in het OV. Daarbij ben ik van mening dat ieder zijn eigen verantwoordelijkheid daarin moet nemen. Ik merk op dat de verantwoordelijkheid voor de regionale concessies primair ligt bij de decentrale overheden.
In 2011 is door het Ministerie van Infrastructuur en Milieu het criteriumdocument «Duurzaam Inkopen Openbaar Vervoer» als handreiking voor de decentrale overheden gepubliceerd. Decentrale overheden gebruiken deze criteria voor het opstellen van het programma van eisen. Zoals gemeld in de Kamerbrief «Duurzame ontwikkeling en Beleid»2 d.d. 7 februari 2014 zal het ministerie de kwantitatieve monitoring van het gebruik van minimumeisen niet meer voortzetten, aangezien in de «Monitor Duurzaam Inkopen 2010» reeds zeer hoge percentages werden gerealiseerd voor de milieueisen.
In de Wet Personenvervoer 2000 is bovendien als algemene bepaling inzake aanbesteding van concessies opgenomen, dat het programma van eisen mede betrekking moet hebben op de milieudoelstellingen van de concessieverlener. De verantwoordelijkheid voor de concrete invulling hiervan ligt bij de decentrale overheden.
Bent u bereid in overleg te gaan met de aanbestedende overheden over de uitvoering van de richtlijn Criteria Duurzaam Inkopen en over mogelijkheden om deze criteria verder aan te scherpen en minder vrijblijvend te maken, en met hen concrete meetbare afspraken te maken over de te bereiken CO2-reductie in de komende jaren?
Vanuit het Ministerie IenM worden duurzame oplossingen gestimuleerd en gefaciliteerd. Om CO2-reductie te bereiken heeft ons ministerie in 2011 de Green Deal Zero Emissie Busvervoer afgesloten met regionale overheden, het ministeries van Economische Zaken en de Stichting Zero Emissie Busvervoer. Deze Green Deal heeft tot doel om de bussen in het openbaar vervoer in 2025 kosteneffectief op zero emissie te krijgen, dat wil zeggen zonder luchtvervuilende of klimaatbelastende uitstoot. Er worden in dat kader momenteel in ons land diverse pilots met zero emissie bussen gehouden om inzicht te krijgen welke type zero emissie bus het beste in een concessie kosteneffectief kan worden ingezet, dit met als oogmerk om deze bussen in lopende of komende concessie daadwerkelijk in te zetten tegen gelijke maatschappelijke kosten. Vanuit ons ministerie vindt in het kader van deze Green Deal momenteel overleg plaats met regionale overheden om de goede randvoorwaarden voor de effectuering ervan te scheppen.
Tenslotte zal ik de richtlijn «Criteria voor Duurzaam Inkopen Openbaar Vervoer» in het Bestuurlijk Koepeloverleg nogmaals onder de aandacht van de decentrale overheden brengen.
Het bericht dat de spoedeisende hulpposten in Bronovo en ’t Lange Land in Zoetermeer mogelijk dicht gaan |
|
Henk van Gerven |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Hoe reageert u op het bericht dat de spoedeisende hulpposten in Bronovo en ’t Lange Land in Zoetermeer mogelijk dicht gaan?1
In het Hoofdlijnenakkoord van juli 2011 is afgesproken dat zorgverzekeraars, waar nodig om redenen van kwaliteit en doelmatigheid, overgaan tot herinrichting van het zorglandschap. In navolging van deze afspraken heeft Zorgverzekeraars Nederland begin 2013 het rapport «Kwaliteitsvisie Spoedeisende Zorg» gepubliceerd. Verzekeraars zetten vanuit kwaliteits- en doelmatigheidsoverwegingen in op specialisatie en concentratie van complexe acute zorg. Dit betreft traumazorg, spoedeisende neurologische zorg, spoedeisende cardiologische zorg, spoedeisende vaatchirurgische zorg en spoedeisende geboortezorg. Op basis van deze visie zijn er door zorgverzekeraars regionale scenario’s ontwikkeld voor de toekomst, op basis van de huidige ziekenhuislocaties en de locale zorgvraag. In elke regio is een coördinerend verzekeraar die zorg draagt voor het verloop van het proces. Ook in de regio Den Haag/Leiden zijn er scenario’s ontwikkeld die momenteel met de betrokken partijen worden besproken. Het is de bedoeling dat er uiteindelijk in gezamenlijkheid van zorgverzekeraars en zorgaanbieders, rekening houdend met belangen van alle betrokken partijen een regioplan wordt vastgesteld. Het uiteindelijke doel is betere kwaliteit van de spoedeisende zorg voor de patiënt. Dit zal vervolgens in de loop van een aantal jaren tot uitvoering worden gebracht via de contractering tussen zorgverzekeraars en ziekenhuizen.
In welk stadium en hoe concreet zijn de plannen om de genoemde spoedeisende hulpposten te sluiten?
Bovengenoemde plannen zijn nog in concept en worden nog besproken met de partijen uit de regio. Er valt dus nog niets te zeggen over welke ziekenhuizen welke acute zorg zullen gaan aanbieden. De concentratie is met name gericht op de complexe acute zorgstromen, slechts een beperkt deel van het ziekenhuisaanbod. Spoedeisende Hulpen (SEH’s) zullen in sommige gevallen anders ingericht worden. In het Regeerakkoord is afgesproken dat de huidige dubbele infrastructuur van Huisartsenposten (HAP) en SEH’s afgebouwd wordt, door integratie of betere samenwerking van HAP en SEH.
Is het wat u betreft acceptabel dat zorgverzekeraars onder leiding van CZ de zorg in de Haagse regio op deze manier uitkleden? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie mijn antwoord op vraag 1 en 2.
Hoe reageert u op de constatering van 66 procent van de ambulancemedewerkers die een sluiting van een spoedeisende hulppost hebben meegemaakt dat de aanrijtijden hierdoor te lang worden? Wat betekent dit voor uw opstelling inzake het sluiten van deze spoedeisende hulpposten?2
Zoals in vraag 2 aangegeven is er op dit moment geen sprake van het verdwijnen van SEH’s. Mochten er in de toekomst toch plannen gemaakt worden om de acute zorg in de regio anders in te richten dan dienen de zorgverzekeraars vanuit hun zorgplicht, samen met de relevante ziekenhuizen, de Regionale Ambulancevoorzieningen (RAV’s), in het Regionaal Overleg Acute Zorg (ROAZ) ervoor te zorgen dat de bereikbaarheid binnen de wettelijk gestelde 45 minutennorm in de regio geborgd blijft. Dat valt onder hun zorgplicht.
Hoe reageert u op de constatering van 58 procent van ambulancemedewerkers dat het sluiten van spoedeisende hulpposten geen positief effect heeft gehad op de kwaliteit? Wat betekent dit voor uw opstelling inzake het sluiten van deze spoedeisende hulpposten?
Het is mij onduidelijk welke uitkomstindicatoren er gebruikt zijn in de enquête die de SP heeft laten uitvoeren om te duiden dat er sprake is van achteruitgang in de kwaliteit van zorg. Ik kan de constatering, dat het sluiten van een locatie voor spoedeisende hulp geen positieve effecten heeft op de kwaliteit, derhalve niet onderschrijven.
Deelt u de mening dat het opmerkelijk is dat een vertegenwoordiger van zorgverzekeraar CZ denkt dat het bundelen van locaties voor spoedzorg de kwaliteit van de zorg verhoogt? Heeft CZ volgens u genoeg kijk op de dagelijkse praktijk? Deelt u de vrees dat het hier om een tekentafelmening gaat?
Zie mijn antwoord op vraag 1.
Hecht u meer waarde aan de mening van ambulancemedewerkers of aan die van een vertegenwoordiger van zorgverzekeraar CZ? Wie heeft volgens u meer inzicht in de kwaliteit van de geboden zorg?
Zie mijn antwoord op vraag 1 waarin ik de rol van de zorgverzekeraar en de andere betrokken partijen in deze schets.
Is het waar dat er ook plannen bestaan om alleen de afdelingen intensive care in het Haga Ziekenhuis en het Medisch Centrum Haaglanden open te houden? Zo ja, is deze verschraling van de zorg op voorspraak van de zorgverzekeraars wat u betreft acceptabel? Wat gaat u doen om te voorkomen dat deze plannen tot uitvoer komen? Zo nee, hoe zien de planner er dan uit?
De plannen zijn nog te prematuur om hier op in te gaan. Mochten er in de toekomst toch plannen gemaakt worden om de acute zorg in de regio anders in te richten dan dienen de zorgverzekeraars vanuit hun zorgplicht, samen met de relevante ziekenhuizen, de Regionale Ambulancevoorzieningen (RAV’s), in het Regionaal Overleg Acute Zorg (ROAZ) ervoor te zorgen dat de bereikbaarheid binnen de wettelijk gestelde 45 minutennorm in de regio geborgd blijft.
Welke actie gaat u ondernemen om te voorkomen dat de plannen van de zorgverzekeraars om de spoedeisende hulpposten te sluiten doorgang vinden?
Zie mijn antwoord op vraag 8. Ik heb wettelijk gezien een rol als de bereikbaarheid van cruciale zorg binnen 45 minuten met de ambulance of de veiligheid van de zorg in het geding lijkt te komen.
Het bericht dat een gevangene is beschoten met een spijkerpistool |
|
Peter Oskam (CDA), Madeleine van Toorenburg (CDA) |
|
Fred Teeven (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van het bericht dat een gevangene is beschoten met een spijkerpistool?1
Ja.
Is er al meer bekend uit het onderzoek van de Dienst Justitiële Inrichtingen over de toedracht van dit recente voorval in het Huis van Bewaring in Alphen aan de Rijn?
De inrichting heeft naar aanleiding van een intern onderzoek aangifte gedaan bij de politie. Het politieonderzoek is gaande. Over de toedracht van het incident kan, zolang het politieonderzoek nog niet is afgerond, vooralsnog geen uitsluitsel worden gegeven.
Wat is de huidige bezettingsgraad van het Huis van Bewaring in Alphen aan de Rijn?
Ten tijde van het incident betrof de bezettingsgraad in het Huis van Bewaring in Alphen aan den Rijn ruim 95%.
Deelt u de mening van vakbond CNV Publieke Zaak dat dit voorval exemplarisch is voor de situatie in gevangenissen?
Nee, deze mening deel ik niet. De borging van veiligheid binnen justitiële inrichtingen, zowel voor personeel als voor justitiabelen, heeft onverkort en blijvend mijn aandacht, ook in tijden van bezuinigingen. Zoals ik in mijn brief van 12 november 2013 aan uw Kamer expliciet heb aangegeven staat de borging van de veiligheid voorop bij de implementatie van het Masterplan DJI.2 De Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI) monitort eventuele bijzonderheden in het kader van veiligheid binnen inrichtingen en neemt daar waar nodig actie. Indien hiertoe aanleiding is, komen deze bijzonderheden tijdens de reguliere voortgangsgesprekken tussen de vestigingsdirecteuren en het hoofdkantoor in het kader van de P&C-cyclus aan de orde.
Deelt u de mening dat met het verdwijnen van alle (particuliere) beveiligers van G4S uit het Huis van Bewaring te Alphen aan de Rijn, de veiligheid in deze inrichting verder onder druk komt te staan?2
Het mediabericht berust wellicht op een misverstand. Sinds een aantal jaren zijn geen beveiligers van particuliere beveiligingsorganisaties werkzaam in penitentiaire inrichting (PI) Alphen aan den Rijn, waarvan het Huis van Bewaring deel uitmaakt.
Indien uw antwoord op de vorige vraag ontkennend luidt, kunt u garanderen dat de veiligheid van gevangenen en personeel gewaarborgd blijft?
Zie het antwoord op vraag 4. Een randvoorwaarde bij de implementatie van het Masterplan DJI is dat de veiligheid van personeel en justitiabelen niet onder druk komt te staan. Incidenten zijn echter nooit volledig uit te sluiten, hoezeer veiligheid ook een belangrijk fundament vormt bij de tenuitvoerlegging van vrijheidsbenemende sancties.
Orgaanroof in China |
|
Pieter Omtzigt (CDA), Mona Keijzer (CDA) |
|
Frans Timmermans (minister buitenlandse zaken) (GroenLinks-PvdA), Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van de door het Europees Parlement aangenomen resolutie over orgaanroof in China?1
Ja.
Deelt u de ernstige verontrusting van het Europees Parlement over de «aanhoudende en geloofwaardige berichten over het systematische, door de staat gesanctioneerde verwijderen van organen bij gewetensgevangenen in de Volksrepubliek China, onder meer bij grote aantallen Falun Gong-aanhangers die om hun geloofsovertuiging gevangen zijn gezet, en bij leden van andere religieuze of etnische minderheden»?
Het kabinet is bekend met de verschillende berichten en deelt de verontrusting over berichten over onvrijwillige orgaandonaties. China heeft erkend dat de meeste organen die in China worden getransplanteerd afkomstig zijn van geëxecuteerde gevangenen. Echter, onafhankelijke verificatie of bevestiging van onvrijwillige verwijdering bij gewetensgevangenen, zoals Falun Gong beoefenaars of religieuze of etnische minderheden, is tot op heden niet mogelijk gebleken.
Klopt het dat de VN-commissie tegen foltering en de speciale VN-rapporteur inzake foltering hun bezorgdheid hebben uitgesproken over de beschuldigingen van orgaanverwijdering bij gevangenen, en de regering van de Volksrepubliek China hebben opgeroepen tot meer verantwoordingsplicht en transparantie in het systeem van orgaantransplantatie en tot bestraffing van degenen die verantwoordelijk zijn voor misbruik? In hoeverre is China hieraan tegemoet gekomen?
Het klopt dat de VN-commissie tegen foltering en de speciale VN-rapporteur inzake foltering hun bezorgdheid hebben uitgesproken over de beschuldigingen die zijn gedaan in het rapport van Kilgour en Matas. De Chinese overheid schrijft in de brieven aan de VN mensenrechtenraad als reactie op de beschuldigingen dat deze ongegrond zijn en het pure fabricaties van de Falun Gong betreffen. China stelt o.a. dat een onderzoek is verricht in het ziekenhuis Sujiatan in Shenyang, waar illegale verwijdering van organen zou plaatsvinden. Uit hun onderzoek bleek dat geen sprake zou zijn van illegale orgaanverwijdering. Voorts stelt China dat de cijfers in het rapport van Kilgour en Matas niet kloppen, omdat China in de periode van 2000–2005 geen officiële statistieken in orgaantransplantaties zou hebben bijgehouden. In 2006 is nationale regelgeving aangenomen die expliciet gedwongen orgaandonatie en orgaanhandel strafbaar stelt. Sinds 2011 is ook «forced organ removal, forced organ donation or organ removal from juveniles» strafbaar. In het uiterst geval kan daarvoor de doodstraf opgelegd worden. Echter, Nederland en de EU blijven bezorgd over de implementatie van de regelgeving en de onvoldoende duidelijkheid over de afkomst van organen.
Klopt het dat VN-commissie tegen foltering en de speciale VN-rapporteur inzake foltering geen antwoord hebben gekregen op verzoeken aan China in 2006 en 2008 om uitleg over de significante stijging van het aantal orgaantransplantaties sinds het begin van de vervolging van de Falun Gong? Hoe beoordeelt u dit?
Zie antwoord vraag 3.
Bent u bereid de kwestie van orgaanverwijdering in China hoog op de agenda van de EU te zetten, aan te sturen op publiekelijke veroordeling van China, medewerking van China te eisen aan de VN-onderzoeken, alsmede te pleiten voor grondig en transparant onderzoek door de EU naar de praktijken op het gebied van orgaantransplantatie in China?
Het kabinet deelt de mening dat orgaanverwijdering zonder instemming van de persoon onaanvaardbaar is. Nederland zal zich blijven inspannen om deze kwestie op de agenda van de EU te houden. De Hoge Vertegenwoordiger van de Europese Unie voor Buitenlandse Zaken en Veiligheidsbeleid Ashton heeft toegezegd deze zorgen bij de Chinese autoriteiten aan de orde te blijven stellen. In het kader van de bilaterale mensenrechtendialoog tussen de EU en China zijn deze zorgen eerder opgebracht, waarbij China gevraagd is duidelijkheid te geven over het aantal uitgevoerde doodstraffen en orgaantransplantaties. Nederland zal, zowel bilateraal als in het kader van de EU, bezien welke andere kanalen geschikt zijn om deze kwesties met de Chinese autoriteiten te bespreken. Nederland en de EU zullen bij China blijven aandringen op implementatie van de Chinese nationale regelgeving die gedwongen orgaandonatie en orgaanhandel expliciet strafbaar stelt.
Heeft u kennisgenomen van de bevindingen van de Nationaal Rapporteur Mensenhandel waaruit blijkt dat ten minste 27 personen in Nederland in de afgelopen 10 à 15 jaar naar orgaanexporterende landen als China, India, Irak en Iran en Pakistan zijn afgereisd?2
Ja. In de zevende rapportage van de Nationaal Rapporteur Mensenhandel wordt gesteld dat er enige indicaties zijn die er op duiden dat sprake is van «orgaantoerisme» door personen uit Nederland naar orgaanexporterende landen. In dit verband worden in deze rapportage interviews vermeld met een chirurg, acht nefrologen en vier transplantatiecoördinatoren uit Nederland, waaruit naar voren kwam dat zij in totaal 27 personen kenden die in de afgelopen tien à vijftien jaar een orgaantransplantatie ondergingen in landen als China, India, Irak en Iran en Pakistan. In 2012 heeft de Nationaal Rapporteur overigens het rapport «Mensenhandel met het oogmerk van orgaanverwijdering en gedwongen commercieel draagmoederschap» uitgebracht, waarin wordt aangegeven dat nauwelijks gevallen van mensenhandel met het oogmerk van orgaanverwijdering in Nederland zelf of door Nederlanders bekend zijn.
Zo ja, welke mogelijkheden ziet u om Nederlanders daarvan in de toekomst te weerhouden, bijvoorbeeld op het gebied van voorlichting? In hoeverre is aanscherping van wetgeving op dit punt mogelijk en wenselijk?
Het «om niet»-principe en uitdrukkelijke, voorafgaande toestemming van de donor zijn in Nederland belangrijke uitgangspunten bij orgaandonatie en vastgelegd in de Wet op de orgaandonatie (WOD). In 2010 is het Besluit Zorgverzekeringen aangepast. Aanleiding voor deze aanpassing waren de problemen waarmee zorgverzekeraars werden geconfronteerd in geval van declaraties van transplantaties buiten Nederland waarbij er sprake was van het afstaan van een orgaan door een levende donor tegen betaling. Transplantaties komen nu alleen nog voor vergoeding in aanmerking als deze zijn uitgevoerd binnen de Europese Unie, in een van de landen die partij zijn bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische ruimte of in een andere staat indien de donor woonachtig is in die staat en de echtgenoot, de geregistreerde partner of een bloedverwant in de eerste, tweede of derde graad van de verzekerde is.
Om te voorkomen dat mensen financieel nadeel ondervinden van het bij leven doneren van organen is per 1 juni 2009 de subsidieregeling Donatie bij leven in werking getreden. Deze regeling komt de donor tegemoet in de kosten die een direct gevolg zijn van de donatie, voor zover deze niet op enige andere manier vergoed worden.
In geval van onvrijwillige orgaandonatie kan sprake zijn van een vorm van mensenhandel en dit is strafbaar op grond van artikel 273f Wetboek van Strafrecht. Verder is relevant dat met de wet ter implementatie van de richtlijn mensenhandel – die 5 november 2013 door de Eerste Kamer is aangenomen en per 15 november 2013 in werking is getreden, het vereiste van dubbele strafbaarstelling is komen te vervallen voor mensenhandel gepleegd door Nederlandse onderdanen buiten Nederland.
Om te voorkomen dat mensen hun toevlucht zoeken tot een illegale transplantatie in het buitenland wordt op de website van de Nederlandse Transplantatie Stichting gewezen op de gevaren en het mogelijk illegale karakter van een transplantatie in het buitenland. Deze website wordt mogelijk gemaakt met subsidie van het Ministerie van VWS.
Welke Nederlandse ziekenhuizen werken op dit moment samen met Chinese ziekenhuizen die verdacht worden van of waarvan bekend is dat ze betrokken zijn bij de orgaanroof van gevangenen?
Er zijn geen gevallen bekend van samenwerking tussen Nederlandse ziekenhuizen met Chinese ziekenhuizen die verdacht worden van orgaanroof van gevangenen. Aangezien onafhankelijke verificatie of bevestiging van de verdachtmakingen tot nu toe niet mogelijk is gebleken, is het opstellen van een zwarte lijst van Chinese ziekenhuizen niet aan de orde.
Bent u bereid een zwarte lijst op te stellen van Chinese ziekenhuizen die betrokken zijn bij orgaanroof van gevangenen, waar Nederlandse ziekenhuizen, bedrijven en instellingen geen zaken mee zouden mogen doen die direct of indirect bijdragen aan deze praktijken?
Zie antwoord vraag 8.
Deelt u de mening dat het onaanvaardbaar is dat de geleidelijke afschaffing van orgaanverwijdering bij geëxecuteerde gevangenen in China nog tot 2015 doorloopt? Bent u bereid bij de regering van de Volksrepubliek China aan te dringen op onmiddellijke beëindiging van de praktijk van orgaanverwijdering bij gewetensgevangenen en leden van religieuze en etnische minderheden?
Zie antwoord op vraag 5.
Bent u bereid in het kader van de onlangs hervatte bilaterale mensenrechtenconsultaties met China uitdrukkelijk aandacht te vragen voor de zeer zorgelijke praktijken op het gebied van orgaantransplantatie in China?
Zie antwoord op vraag 5.
De dreigende uitlevering van een Vietnamese student aan de Verenigde Staten |
|
Jan de Wit |
|
Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Bent u bekend met de voorgenomen uitlevering aan de Verenigde Staten van de Vietnamese student Lee Vu?1
Ja.
Bent u bekend met de bijzondere omstandigheden in deze zaak, zoals de moeite die het Lee Vu heeft gekost om in Nederland te kunnen studeren, het feit dat het niet zeker is of hij na uitlevering aan de Verenigde Staten opnieuw een verblijfsvergunning zal krijgen om zijn studie af te maken, het feit dat hij binnen nu en enkele maanden zal kunnen afstuderen indien zijn uitlevering met enkele maanden zou worden uitgesteld en de vaststelling dat hij zich keurig aan alle gestelde voorwaarden (verbonden aan de schorsing van de uitleveringsdetentie) heeft gehouden en bereidheid toont dat te blijven doen?
De omstandigheden van de zaak zijn mij bekend.
Bent u op de hoogte van het feit dat de verdenking van strafbare feiten omstreden is, maar dat deze Vietnamese student bereid is het strafproces in de Verenigde Staten te benutten om zijn onschuld te tonen? Deelt u de mening dat het schrijnend is wanneer deze Vietnamese student zijn studie niet af kan maken in Nederland, vanwege een dreigende uitlevering op basis van een verdenking vanuit de Verenigde Staten?
Ik besef dat uitlevering een persoonlijke situatie behoorlijk kan ontwrichten. In het geval van de Vietnamese student is dat het gevolg van het feit dat hij verdachte in een strafzaak is geworden, waarin als gevolg van witwassen, oplichting en computervredebreuk aanzienlijke financiële schade aan derden is toegebracht. Ik kan de wens van een verdragspartner om hem ter zake van die verdenking voor de rechter te brengen niet naast mij neerleggen. Dat de verdenking onredelijk zou zijn, is in de uitleveringsprocedure op geen enkele manier gebleken. De rechtbank te Groningen heeft het verweer dat betrokkene onschuldig is, gemotiveerd verworpen en dat oordeel is door de Hoge Raad onaangetast gelaten. Een verdergaand onderzoek naar de schuldvraag dient plaats te vinden in de (Amerikaanse) strafzaak, niet in een Nederlandse uitleveringsprocedure. Ik verwijs verder naar mijn antwoord op vragen 4 en 5.
Waarin ligt de bijzondere noodzaak om hem op zeer korte termijn uit te leveren, terwijl de verdenking al geruime tijd bestaat? Waar komt de haast vandaan? Welk bezwaar bestaat er tegen uitstel van de uitlevering tot en met juli 2014, de datum waarop zijn studie in Nederland naar verwachting zal zijn afgerond?
Ik heb de Amerikaanse autoriteiten, die al op 25 oktober 2012 om uitlevering hebben verzocht, gevraagd of er bezwaren zijn tegen uitstel van de strafzaak tot de verdachte zijn studie heeft afgerond. De Amerikaanse Justitie heeft mij daarop laten weten dat uitstel van de feitelijke uitlevering tot na juli 2014 zal leiden tot een latere berechting. Dat zal volgens de Amerikaanse aanklager consequenties hebben voor de kwaliteit van de bewijsgaring. Bovendien zullen slachtoffers langer moeten wachten met het instellen van een schadeclaim en de beoordeling in rechte daarvan. Er kan geen zitting worden gepland zolang betrokkene niet fysiek aanwezig is in de Verenigde Staten. Ik verwijs verder naar mijn antwoord op vraag 5.
Bent u bereid, vanwege de bijzondere hardheid die een snelle uitlevering met zich mee zou brengen, de uitlevering met enkele maanden uit te stellen? Zo nee, waarom niet?
Hoewel ik onderken dat het afbreken van een opleiding een zware tegenslag is, maakt dat nog niet dat hier sprake is van de bijzondere hardheid in de zin van artikel 10 van de Uitleveringswet. Deze bijzondere hardheid doet zich niet voor als iemand door de uitlevering dezelfde gevolgen ondervindt als vele anderen die worden uitgeleverd. Een zekere mate van hardheid, zoals het (tijdelijk) verlies van werk of het onderbreken van een opleiding, is per slot van rekening inherent aan uitlevering. Het past in dit geval dan ook niet om de persoonlijke belangen van de verdachte zwaarder te laten wegen dan de hiervoor genoemde reële bezwaren van het Amerikaanse openbaar ministerie tegen uitstel van de uitlevering. Ik zie in deze zaak daarom geen grond om een uitleveringsverplichting uit te stellen en een buitenlandse strafzaak verdere vertraging te laten oplopen. Overigens merk ik op dat het volgen van een opleiding ook in Nederland geen reden is om een strafzaak uit te stellen.
Bent u bereid in ieder geval de uitlevering en de gevangenhouding van deze student uit te stellen totdat deze vragen zijn beantwoord? Zo nee, waarom niet?
De vragen zijn beantwoord voorafgaand aan de uitlevering. Over de gevangenhouding beslist het gerechtshof in Leeuwarden.
Het bericht dat bij de Olympische Spelen grootschalig opslag van gegevens plaatsvindt van aanwezige sporters en andere geaccrediteerden |
|
Sjoerd Sjoerdsma (D66), Gerard Schouw (D66) |
|
Frans Timmermans (minister buitenlandse zaken) (GroenLinks-PvdA), Ronald Plasterk (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (PvdA), Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Zelfs Sven Kramer ontkomt niet aan de Russische geheime dienst» van De Correspondent?1
Ja
Van welke (categorieën) Nederlandse bezoekers aan de Olympische Spelen in Sotsji worden straks communicatie en/of communicatiegegevens opgeslagen in een Russische database?
De Europese Commissie heeft tijdens de mensenrechtenconsultaties in november 2013 dit besluit aan de orde gesteld en zorgen overgebracht t.a.v. de bescherming van persoonlijke gegevens en de privacy van communicatie tijdens de Olympische Spelen. In Rusland bestaat een bewaartermijn van drie jaar voor de opslag van telecommunicatiegegevens ten behoeve van de Russische veiligheidsautoriteiten. Per Russisch besluit van 8 november 2013 is bepaald dat dit ook geldt voor de telecommunicatiegegevens van bezoekers, deelnemers en (overige) betrokkenen bij de Spelen. Dit omvat dus ook alle Nederlandse bezoekers en deelnemers aan de Olympische Spelen in Sochi.
Nederlandse inlichtingen- en veiligheidsdiensten hebben geen toegang tot de genoemde database. Overigens wordt in het kader van mogelijke terrorismedreiging tegen de Olympische Spelen wel samengewerkt met de Russische diensten.
Wat is uw reactie op de bewaartermijn van drie jaar voor de database en de toegang daartoe door de FSB en andere, niet bij naam genoemde, opsporingsdiensten? Kunt u uitsluiten dat de Nederlandse inlichtingen- en veiligheidsdiensten tot deze niet bij naam genoemde opsporingsdiensten behoren?
Zie antwoord vraag 2.
Wat doet u om de belangen van de bij de Olympische Spelen aanwezige Nederlanders te waarborgen en de schending van hun persoonlijke levenssfeer als gevolg van de surveillance tot een absoluut minimum te beperken?
In reactie op het besluit heeft Nederland maatregelen genomen. Uit veiligheidsoverwegingen kunnen geen mededelingen worden gedaan over de wijze waarop de officiële delegatie op dit punt wordt geïnformeerd en voorbereid.
Van belang is dat Nederlandse bezoekers geïnformeerd zijn. Daarom is in het reisadvies een zinsnede opgenomen waarin Nederlanders worden geattendeerd op het Russische besluit. In het voor deze Spelen uitgegeven Oranje Boekje, ook online beschikbaar, staat informatie voor bezoekers aan de Olympische Spelen en wordt geadviseerd voor vertrek het Reisadvies Rusland te lezen. Het Oranje Boekje wordt breed verspreid onder Nederlanders die bij de Olympische Spelen aanwezig zijn.
Op welke wijze probeert u Nederlanders die bij de Olympische Spelen aanwezig zijn te informeren over de inbreuk op hun persoonlijke levenssfeer en over mogelijkheden die zoveel mogelijk te beperken?
Zie antwoord vraag 4.
In hoeverre is de bovenstaande voorlichting effectief gebleken?
Zie antwoord vraag 4.
Verschilt deze voorlichting van die van andere landen? Zo ja, waarom?
Het is aan landen zelf om te bepalen welke maatregelen genomen worden om bezoekers en deelnemers aan de Olympische Spelen in te lichten over het Russische besluit.
Kunt u uitsluiten dat opslag van gegevens van leden van onze officiële delegatie aan de Olympische Spelen plaatsvindt? Zo nee, welke maatregelen treft u om de Koning, de Koningin en aanwezige ministers buiten de werkingssfeer van de surveillance te houden?
Nee. De opslag van gegevens van leden van de officiële delegatie aan de Olympische Spelen kan niet worden uitgesloten. Het kabinet kan vanuit veiligheidsoverwegingen geen uitspraken doen over de genomen maatregelen en de beveiliging van de Nederlandse delegatie naar de Olympische Winterspelen in Sochi.
Bent u bereid deze vragen te beantwoorden voor donderdag 6 februari 2014 12 uur?
Ja
“Minimaal 100 studiehuizen Gülen-beweging in Nederland” |
|
Malik Azmani (VVD) |
|
Lodewijk Asscher (viceminister-president , minister sociale zaken en werkgelegenheid) (PvdA) |
|
![]() |
Bent u bekend met het item «Minimaal 100 studiehuizen Gülen-beweging in Nederland» in de uitzending van EenVandaag?1 Wat vindt u van de zorgelijke beelden?
Ja, ik ben bekend met de uitzending van EenVandaag.
Bent u bekend met het bestaan van deze studiehuizen? Zo ja, wat vindt u van deze studiehuizen?
Ja, ik ben bekend met het bestaan van dergelijke vormen van huisvesting. Het staat ouders vrij om hun kinderen onder te brengen in internaten of logies. Deze instellingen dienen zich evenwel in alle opzichten aan de wet te houden. In het geval de studenten 18 jaar of ouder zijn, zijn zij vrij om samen een huis te betrekken. In het wetsvoorstel «Wet op de jeugdverblijven» worden verblijven als internaatvoorziening aangemerkt die privaat gefinancierd zijn, en waar ten minste vier minderjarigen elk gedurende een half jaar meer dan de helft van de tijd buiten familieverband overnachten, of naar verwachting zullen overnachten. Hiervan lijkt geen sprake te zijn in de huizen waarnaar in de uitzending van EenVandaag wordt verwezen.
Bestaan er wettelijke eisen waar dergelijke studiehuizen aan moeten voldoen? Zo ja, voldoen deze studiehuizen daaraan? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Hoe kan het dat deze studiehuizen bijvoorbeeld niet onder het toezicht van de onderwijsinspectie vallen?
Het onderwijstoezicht door de Inspectie van het Onderwijs is vastgelegd in de Wet op het
Onderwijstoezicht. Deze wet regelt het toezicht op, bij of krachtens een onderwijswet geregeld onderwijs op instellingen in de zin van een Onderwijswet. Private initiatieven zoals deze studiehuizen vallen daar niet onder. Een aanbod dat vanuit dergelijke private initiatieven wordt verzorgd, kan evenmin gelden als onderwijs in de zin van de Leerplichtwet.
Is het inderdaad zo dat jongeren in deze studiehuizen gevoed worden met het gedachtengoed van Fethullah Gülen? Wat vindt u daarvan?
Het is mij niet bekend of de studenten gevoed worden door het gedachtegoed van Fethullah Gülen. In Nederland is iedereen vrij om te geloven.
Deelt u de mening dat deze studiehuizen segregatie in de hand werken? Zo ja, welke middelen staan u ter beschikking om dat tegen te gaan?
Ik vind het in het algemeen niet wenselijk dat jongeren afgezonderd van
de Nederlandse samenleving opgroeien of op enige wijze worden weg gehouden van de bredere samenleving waarin zij zich later moeten kunnen handhaven. Uit het onderzoek «De Fethullah Gülenbeweging in Nederland» opgesteld in 2010 op verzoek van de toenmalige minister Van der Laan, blijkt dat vroegere studenten en aanhangers van de Gülenbeweging de Nederlandse taal goed beheersen en zich goed kunnen redden op de arbeidsmarkt. Om een plek te vinden in Nederland is het van belang dat jongeren in aanraking komen met mensen met andere denkbeelden of een andere levensstijl. Ik vind het belangrijk dat jongeren daartoe gestimuleerd worden door de ouders of – als zij verblijven in studiehuizen – door de aanbieders van deze vorm van huisvesting. Een verkenning van de gemeente Amsterdam waarover het college van burgemeester en wethouders in juli 2013 aan de gemeenteraad heeft gerapporteerd, leert dat de bewoners van de studiehuizen in Amsterdam in alle gevallen op dat moment opleidingen volgden aan reguliere Nederlandse instellingen.
Ziet u ook parallellen met het fenomeen «moskee-internaat»?
Indien jongeren onder de 18 jaar verblijven in deze huizen, zijn er zeker overeenkomsten. Zie ook het antwoord op vraag 2 en 3.
Het vrijlaten van Syrië-gangers |
|
Joram van Klaveren (PVV), Lilian Helder (PVV) |
|
Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Rechtbank laat Syrië-gangers vrij»?1
Ja.
Deelt u de mening dat het gevaarlijk is dat opgepakte Syrië-gangers in vrijheid hun proces af kunnen wachten en dat dit nooit dient te gebeuren? Zo neen, waarom niet?
De rechter beslist over het schorsen van een voorlopige hechtenis. Daarbij wordt onder meer rekening gehouden met het vluchtgevaar, recidivegevaar en de ernst van het feit. De rechter gaat daarbij onder meer af op de gegevens in het dossier. De invrijheidsstelling kan onder voorwaarden plaatsvinden, waaronder elektronisch toezicht, meldplicht of een gebiedsverbod. De rechtbank heeft in het onderhavige geval op basis van alle gegevens geoordeeld dat het verantwoord was om betrokkenen onder voorwaarden in vrijheid te stellen.
Kunt u aangeven hoe vaak de betreffende Syrië-gangers zich moeten melden, bij welke instantie en hoeveel andere Syrië-gangers er momenteel onder toezicht staan?
Ik kan geen uitspraken doen over de specifieke situatie van betreffende personen. Wel kan ik aangeven dat het recidive- en gevaarsrisico bepalend is voor de intensiteit van een reclasseringstoezicht. Bij het bepalen daarvan wordt gebruik gemaakt van een gevalideerd diagnose instrument, de Risc, en het oordeel van de reclasseringsmedewerker. De reclassering kan, naast de door de rechter reeds opgelegde voorwaarden, de ondertoezichtgestelde ook gedragsaanwijzingen geven. Hierbij valt te denken aan openheid over contacten of het niet zonder toestemming veranderen van huisvesting.
In hoeverre heeft u nog vertrouwen in de reclassering, nu bekend is geworden dat een jihadist die onder toezicht stond (met een enkelband) gewoon naar Syrië kon afreizen om deel te nemen aan de islamitische oorlog?
Er zijn geen personen met een enkelband om naar Syrië afgereisd. Ik heb er alle vertrouwen in dat de reclassering bij een ondertoezichtgestelde haar taak naar behoren uitvoert, zoals de rechter daartoe opdracht geeft. Dat neemt niet weg dat er bij een ondertoezichtgestelde geen garantie is dat betrokkene zich niet aan het toezicht kan onttrekken. De reclassering is echter wel geëquipeerd om, ook in moeilijke gevallen, een ondertoezichtgestelde te bewegen zich aan de voorwaarden te houden.
Ziet u inmiddels de noodzaak van het oppakken, vastzetten en waar mogelijk denaturaliseren en uitzetten van alle terugkerende Syrië-gangers? Zo neen, waarom niet?
Zoals ik uw Kamer eerder heb gemeld2, wordt door de AIVD van elke naar Nederland teruggekeerde jihadstrijder een dreigingsinschatting gemaakt. Het landelijk parket zet daarnaast zoveel mogelijk in op strafrechtelijke vervolging. Tevens zet de burgemeester in de lokale driehoek een specifieke en individuele aanpak in om de mogelijke dreiging die van een terugkerende jihadstrijder uitgaat te verminderen. Van intrekking van het Nederlanderschap kan alleen sprake zijn bij een onherroepelijke veroordeling wegens een terroristisch misdrijf (op grond van de Rijkswet op het Nederlanderschap). Voorwaarde is dat de betrokken persoon naast de Nederlandse nationaliteit ook nog een andere nationaliteit bezit. Intrekking is niet mogelijk als staatloosheid daarvan het gevolg is. Na het intrekken van het Nederlanderschap wordt betrokkene ongewenst vreemdeling verklaard en wordt hij uitgezet.
In hoeverre deelt u de mening dat administratieve detentie een waardevol instrument is in de strijd tegen het islamitische terrorisme?
Wanneer van een persoon een dreiging uitgaat – bijvoorbeeld omdat de persoon van plan is uit te reizen naar of is teruggekeerd van een jihadistisch strijdgebied – dan beschikt het Openbaar Ministerie over voldoende wettelijke instrumenten om, in samenwerking met de politie, strafrechtelijk op te treden. Zo is bij verdenking van een terroristische misdrijf bewaring mogelijk, ook buiten het geval van ernstige bezwaren tegen de verdachte. Tevens bestaan er bestuurlijke instrumenten voor de aanpak, zoals het stopzetten van toeslagen en uitkeringen, het nemen van paspoortmaatregelen en het kunnen bevriezen van financiële tegoeden. Ik acht daarom het creëren van aanvullende administratieve detentiemogelijkheden ten behoeve van terrorismebestrijding niet noodzakelijk.
Het niet verlenen van toestemming aan bandleden van Pussy Riot om een Nederlandse gevangenis te bezoeken |
|
Nine Kooiman |
|
Fred Teeven (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Klopt het bericht dat twee leden van de Russische punkband Pussy Riot geen toestemming van u hebben gekregen om een Nederlandse gevangenis van binnen te zien?1
Bij ieder verzoek tot toegang tot een justitiële inrichting wordt het belang van het bezoek nauwkeurig afgewogen tegen het belang van een ordelijke, veilige tenuitvoerlegging van de vrijheidsbeneming en van het waarborgen van de privacy van gedetineerden. Zolang het bezoek geen functioneel doel dient of is geïnitieerd door een ingeslotene prevaleren deze belangen boven het belang van bezoek van belangstellenden.
Om desalniettemin maximaal tegemoet te komen aan de wens van Pussy Riot om kennis te kunnen nemen van het Nederlandse detentiesysteem heb ik in de onderhavige zaak een gesprek tussen de hoofddirecteur van de Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI) en de twee bandleden van Pussy Riot gefaciliteerd. Er is onder meer gesproken over de omgang tussen gevangenispersoneel en gedetineerden, de manier waarop in Nederland wordt gewerkt aan terugkeer in de maatschappij na het verblijf in een justitiële inrichting en de wijze waarop het klachtrecht van gedetineerden is vormgegeven. Ook is een korte video getoond over het Nederlandse gevangenissysteem. Op deze wijze is een helder beeld geschetst van het Nederlandse detentiesysteem.
Overigens kan een ieder, ook buitenlandse belangstellenden, bij DJI informatie opvragen over de tenuitvoerlegging van vrijheidsbenemende sancties in Nederland.
Zo ja, kunt u dit besluit toelichten? Waarom heeft u hiervoor geen toestemming gegeven? Waarom bent u niet op zoek gegaan naar mogelijkheden om een dergelijk bezoek mogelijk te maken?
Zie antwoord vraag 1.
Deelt u de mening dat het juist goed zou zijn om buitenlanders die geïnteresseerd zijn in het Nederlandse gevangeniswezen te laten zien hoe het er in een Nederlandse gevangenis aan toe gaat? Wat is hier op tegen? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie antwoord vraag 1.
Mogelijke steun Turkije aan jihadisten Syrië |
|
Pieter Omtzigt (CDA) |
|
Frans Timmermans (minister buitenlandse zaken) (GroenLinks-PvdA) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van de berichtgeving1 over de bewering van de chef van de militaire inlichtingendienst van Israël, generaal Kochavi, dat Al Qaeda beschikt over bases in Turkije voor jihadstrijders die naar Syrië afreizen?
Ja.
Hoe beoordeelt u deze bewering, ook in het licht van eerdere ontkenningen van Turkije dat het steun zou verlenen aan jihadisten?
De Turkse autoriteiten hebben herhaaldelijk, zowel in het openbaar als in bilaterale contacten met Nederland, aangegeven dat ze zich grote zorgen maken over de Turkse binnenlandse veiligheid ten gevolge van activiteiten van jihadistische groeperingen, en hiertegen adequate maatregelen treffen. Zie ook het antwoord op vraag 13, 14 en 15.
Klopt het dat de vermeende bases volgens de Israëlische militaire inlichtingendienst gelegen zijn in Karaman, een stad in centraal Anatolië, Osmaniye, een plaats nota bene in de buurt van Adana, waar onze Patriot-eenheden gestationeerd zijn, alsmede een plaats nabij de stad Sanlilurfa?
In het bewuste artikel wordt inderdaad gemeld dat de Israëlische militaire inlichtingendienst de mening is toegedaan dat er in het genoemde gebied een soort basis aanwezig is.
Welke activiteiten vinden hier volgens de Israëlische inlichtingendienst plaats? Gaat het om safehouses en trainingsfaciliteiten?
Uit voornoemd artikel kan niet worden opgemaakt welke activiteiten volgens de Israëlische inlichtingendienst in de veronderstelde bases zouden plaatsvinden. Het kabinet beschikt niet over eigenstandige informatie dat binnen Turkije bases van Al Qaeda bestaan. Turkije ontkent het bestaan ervan ondubbelzinnig.
Deelt u de zorgen van Israëlische militaire inlichtingendienst dat terroristen vanuit deze bases eenvoudig toegang hebben tot Europa?
Zie antwoord vraag 4.
Vindt u het ook opmerkelijk dat deze bewering zo in het openbaar gedaan wordt door een Israëlische generaal in de richting van Turkije? Zou dit te maken kunnen hebben met een mogelijk gebrek aan bereidheid bij Turkije om op te treden tegen jihadisten die naar Syrië afreizen, of zelfs mogelijke (gedoog)steun van Turkije aan jihadisten?
Het kabinet treedt niet in de mogelijke beweegredenen van de Israëlische generaal om deze beweringen te uiten.
In hoeverre sluiten volgens u de beweringen van de Israëlische inlichtingendienst aan bij eerdere berichtgeving2 over het bestaan van safehouses van Al Qaeda in Turkije, waar honderden jihadstrijders onderdak zouden vinden?
Het kabinet beschikt niet over eigenstandige informatie dat binnen Turkije safehouses van Al Qaeda bestaan. Zie verder het antwoord op vraag 13, 14 en 15.
Hoe beoordeelt u de berichtgeving3 dat uit het Westen afkomstige rekruten door de terreurbeweging ISIS geïndoctrineerd worden met extremistische anti-Westerse ideologie, en getraind worden in het maken en tot ontploffing brengen van autobommen, het maken van zelfmoordvesten en het opzetten van terroristische cellen in het Westen?
In maart 2013 is het dreigingsniveau terrorisme Nederland verhoogd naar «substantieel». Belangrijkste overweging daarvoor was de mogelijke dreiging voor de veiligheid die uitgaat van uit Syrië terugkerende strijders, van wie sommigen zeer radicaal en in hoge mate geweldsbereid kunnen zijn. Het kabinet onderkent derhalve dit potentiële gevaar, en heeft in de afgelopen periode een groot aantal maatregelen getroffen, waarover de Kamer is geïnformeerd (o.m. Kamerstukken 29 754 nr. 242, 243, 237 en 238).
Deelt u de mening dat aan Al Qaeda gelieerde of verwante islamitische terreurbewegingen die jihad voeren in Syrië, een toenemende dreiging vormen voor het Westen?
Zie antwoord vraag 8.
Hoe beoordeelt u de berichtgeving4 dat de regering Erdogan twee chefs van anti-terrorisme eenheden die verantwoordelijk waren voor een majeure operatie tegen Al Qaeda in Turkije, twee uur nadien ontslagen zou hebben, alsmede de bodyguards vervangen zou hebben van de acht aanklagers die de operatie gelanceerd hebben?
Het kabinet beschikt niet over eigenstandige informatie ten aanzien van mogelijke beweegredenen voor eventuele personeelswisselingen binnen Turkse anti-terrorisme eenheden bevestigt.
Hoe beoordeelt u de berichtgeving5 dat elf hulporganisaties in Syrië die werken met de gematigde Syrische oppositie, een aanklacht zouden voorbereiden tegen Turkije bij het Europees Hof voor de Rechten van de Mens wegens wapenleveranties aan radicale islamisten in Syrië?
Het kabinet kan geen oordeel uitspreken over berichtgeving over een eventuele juridische procedure.
Hoe beoordeelt u de berichtgeving6 dat de Turkse inlichtingendienst MIT een vrachtwagen vol wapens naar Syrië heeft gereden, dat de politie, die probeerde op te treden tegen de vrachtwagen, zou zijn tegengewerkt in hun optreden en instructies kreeg om de vrachtwagen niet te doorzoeken?
Het kabinet beschikt niet over eigenstandige informatie ter zake.
Blijft u ook in het licht van deze zeer verontrustende berichtgeving vasthouden aan uw analyse tijdens het Algemeen overleg over de verlenging van de Patriot-missie van 17 december jl., dat «inmiddels ook de Turkse overheid zich grote zorgen maakt over de jihadistische groeperingen en de veiligheid van Turkije»?
De Turkse autoriteiten hebben zowel in het openbaar als in bilaterale contacten met Nederland veelvuldig aangegeven dat ze zich grote zorgen maken over de Turkse binnenlandse veiligheid ten gevolge van activiteiten van jihadistische groeperingen. Zoals ook is aangegeven in het Algemeen Overleg (verlenging Patriot-missie in Turkije d.d. 17 december 2014) is de situatie aan de Turks-Syrische grens echter ondoorzichtig. Hierdoor valt niet uit te sluiten dat via Turks grondgebied steun aan gewapende oppositiegroeperingen heeft plaatsgevonden. Tijdens de bilaterale consultaties tussen Turkije en Nederland op 14 februari 2014 is het probleem van jihadistische strijders uitvoerig aan de orde gekomen. De Turkse autoriteiten hebben ook bij deze gelegenheid onomwonden aangegeven het probleem van jihadistische strijders te onderkennen, hiertegen adequate maatregelen te treffen en bereid te zijn tot samenwerking met de Nederlandse autoriteiten. Tevens is de aanwezigheid van Al Qaeda bases in Turkije ondubbelzinnig ontkend.
Blijft u geloven in de officiële ontkenning door de regering Erdogan van steun aan of het faciliteren van jihadisten? Hoe beoordeelt u deze houding in relatie tot de politieke crisis in Turkije en het op grote schaal vervangen van politiefunctionarissen door de regering Erdogan?
Zie antwoord vraag 13.
Bent u bereid de berichtgeving en beweringen in de richting van Turkije over het mogelijke bestaan van bases van Al Qaeda in Turkije en het mogelijke steunen of faciliteren van jihadisten door Turkije (door bijvoorbeeld wapenleveranties of het openzetten van de grenzen met Syrië) indringend aan de orde te stellen bij Turkije?
Zie antwoord vraag 13.
Bent u bereid de boodschap over te brengen dat de Nederlandse Patriot-missie niet bedoeld is als een beschermparaplu voor een Turkije dat islamitische extremisten steunt en de grens met Syrië wagenwijd openzet voor stromen jihadstrijders en wapens die zich ook tegen het Westen kunnen keren?
Nederland voldoet met de Patriot-missie aan de bondgenootschappelijke solidariteit in het kader van de NAVO. De missie is nadrukkelijk bedoeld ter bescherming van de Turkse burgerbevolking. Nederland hecht aan de bondgenootschappelijke solidariteit.
Bent u bovendien bereid te pleiten voor internationaal onderzoek naar bovengenoemde berichtgeving en beweringen? Zo nee, bent u dan tenminste bereid deze kwesties aan te kaarten binnen de EU en de NAVO om via deze organisaties uitleg te vragen aan Turkije?
Nee. Het conflict in Syrië en de gevolgen voor de regio worden in NAVO- en EU-kader, bijvoorbeeld tijdens EU-consultaties, alsmede in bilaterale contacten met Turkije, uitvoerig besproken.
Een mogelijk nieuw steunpakket voor Griekenland |
|
Arnold Merkies |
|
Jeroen Dijsselbloem (minister financiën) (PvdA) |
|
Klopt het dat vorige week tijdens de Ecofin en Eurogroep gesproken is over een mogelijk nieuw steunpakket voor Griekenland? Indien ja, waarom is dat niet gemeld in het verslag?
Nee dat klopt niet. Tijdens de Eurogroep van 27 januari jl. hebben we gesproken over de voortgang van de implementatie van het huidige Griekse leningenprogramma. Een eventueel nieuw steunpakket voor Griekenland is niet aan de orde geweest.
Is het waar dat de Trojka heeft geconcludeerd dat Griekenland dit jaar een financieringsgat heeft van 15 miljard euro?
Nee. De trojka heeft nog geen conclusies getrokken over een financieringsgat dit jaar. De huidige voortgangsmissie van de Trojka is tot op heden niet afgerond. Pas na afronding van deze missie zal de Trojka kunnen concluderen of er sprake is van een financieringgat.
Kunt u bevestigen dat er een nieuw steunpakket wordt voorbereid ter waarde van 10 tot 20 miljard euro, zoals de Duitse Minister van Financiën zou hebben aangegeven? Indien ja, wat is uw inzet wat betreft hoe het steunpakket eruit moet zien?
Zoals ik u heb geïnformeerd bij brief van 2 september 2013 (Kamerbrief «Financiële steun aan Griekenland», met kenmerk BFB2013–11246M) kan in de loop van 2014, wanneer de huidige programmaperiode ten einde loopt, worden beoordeeld of Griekenland aan de programmavereisten heeft voldaan en of er zicht is op markttoegang. Op dat moment kan pas worden bezien of en op welke wijze invulling gegeven kan worden aan een nieuw steunpakket.
Waarom wordt er gesproken over een nieuw steunpakket terwijl de volgende tranche van het huidige pakket steeds niet kan worden uitgekeerd omdat Griekenland de gemaakte afspraken niet nakomt?
Op dit moment wordt alleen gesproken over de voortgang in het huidige programma. Op 27 februari heeft de Eurogroep Griekenland opgeroepen voortgang te maken met de implementatie van de nog openstaande punten, zodat de Trojka spoedig terug kan keren naar Athene om de voortgangsmissie af te ronden (zie verslag Eurogroep en Ecofin Raad van 27 en 28 januari 2014 met kenmerk BFB 2014–192M, d.d. 31 januari 2014).
Klopt het dat een schuldherstructurering zoals bepleit door het Internationaal Monetair Fonds (IMF) geen onderdeel uitmaakt van het steunpakket in voorbereiding? Indien ja, waarom niet?
Zoals in bovenstaande antwoorden aangegeven is er nog niet gesproken over een derde steunpakket en de invulling daarvan.
Wilt u deze vragen beantwoorden voor het Algemeen overleg Eurogroep/Ecofin Raad gepland op 13 februari a.s.?
Ja.
Het bericht “Ex-patiënt staat met lege handen” |
|
Hanke Bruins Slot (CDA) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
![]() |
Heeft u het bericht «Ex-patiënt staat met lege handen» gelezen?1
Ik heb kennis genomen van de problemen van patiënten die bij het Ruwaard van Putten nog schadeclaims in wilden dienen na het faillissement. Ik vind het vervelend voor deze patiënten dat zij in deze situatie terecht zijn gekomen, zij weten immers niet waar zij aan toe zijn
Hoe is de rechtsbescherming van patiënten op dit moment geregeld, als zij ten gevolge van een medische misser schade willen verhalen op een ziekenhuis dat failliet is gegaan?
Er heeft zich nooit eerder een soortgelijke casus voorgedaan. Donderdag 9 januari 2014 hebben de curatoren bekend gemaakt een kort geding aan te spannen tegen MediRisk. Dit kort geding heeft 28 januari 2014 gediend bij Rechtbank Midden-Nederland. Op 12 februari jl. heeft de rechtbank uitspraak gedaan. Deze is echter nog niet onherroepelijk, het is mogelijk dat één van de partijen hoger beroep instelt. Ik vind het derhalve niet opportuun om een inhoudelijk oordeel te geven over deze zaak. De uitspraak heeft immers gevolgen voor de positie van deze patiënten en of de verzekeraar al dan niet over dient te gaan tot het behandelen van deze claims, evenals het eventuele uitkeren van deze claims.
Deelt u de mening dat ook na een faillissement van een ziekenhuis een patiënt ten gevolge van een medische misser schade moet kunnen verhalen, en niet achteraan in de rij van schuldeisers hoeft aan te sluiten? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Welke mogelijkheden ziet u om ervoor te zorgen dat een patiënt ten gevolge van een medische misser ook na faillissement van een ziekenhuis schade kan verhalen (als ware het ziekenhuis niet failliet gegaan)?
Zie antwoord vraag 2.
Welke rol wilt u spelen om ervoor te zorgen dat patiënten ook na het faillissement van een ziekenhuis een goede rechtsbescherming houden als zij de dupe van een medische misser zijn?
Zie antwoord vraag 2.
De steunbetuiging van een PvdA-raadskandidaat aan islamitische terreurorganisaties |
|
Joram van Klaveren (PVV) |
|
Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het gegeven dat een kandidaat PvdA-raadslid via facebook steun betuigt aan islamitische terreurorganisaties?1
Ik heb kennisgenomen van het feit dat een PvdA-raadskandidaat bij diverse Facebook-pagina’s met een jihadistisch profiel de zogenaamde «like» knop heeft aangeklikt.
Deelt u de mening dat het meer dan verwerpelijk is dat een potentieel volksvertegenwoordiger zichzelf linkt en steun betuigt aan gewelddadige islamitische terreurgroepen zoals ISIS en Al-Nusra? Zo nee, waarom niet?
De betreffende PvdA-raadskandidaat heeft recentelijk middels het social media forum Twitter verklaard dat zij «voor studie [...] organisaties die ver van mijn opvattingen af staan» volgt. Tevens verklaart zij «wat ik «like» volg ik, maar steun ik vaak niet».2 Om hun maatschappelijke functie goed te kunnen uitoefenen, staat het ook kandidaats-raadsleden vrij om Facebook en andere sociale media te gebruiken om zo op de hoogte te blijven van (actuele) ontwikkelingen, gedachten, ideeën en opvattingen in de maatschappij.
Zoals ik ook in de samenvatting van het 35ste Dreigingsbeeld Terrorisme Nederland (DTN35) van 25 februari 2014 aan uw Kamer heb geschreven, beschouw ik de aanhoudende openlijke jihadistische manifestaties op social media zoals Facebook als zorgelijk. De steunbetuigingen en het tonen van loyaliteit aan groepen als de Islamitische Staat in Irak en de Levant (ISIL) en Jabhat al Nusra (JaN), de twee dominante internationaal georiënteerde jihadistische groeperingen in Syrië, zijn verontrustend.
Hoewel jihadisten met hun ideologische opvattingen over het algemeen niet direct aanzetten tot geweld in Nederland, kan het fanatisme waarmee zij een fel antiwesterse en gewelddadige ideologie uitdragen op den duur wel degelijk opruiend werken en leiden tot legitimering van gewelddaden tegen westerse doelwitten.
Is de betreffende PvdA-raadskandidaat nog aan andere islamitische terreurorganisaties gelinkt? Zo ja, aan welke organisaties en op welke wijze?
Zie antwoord vraag 2.
In hoeverre wordt door de link en de steunbetuigingen van de betreffende PvdA-raadskandidaat opgeroepen tot geweld tegen christenen, joden, ongelovigen en andere niet-moslims?
Zie antwoord vraag 2.
Het handelen van topambtenaren inzake de problemen op de longchirurgie/intensive care afdelingen van het VUmc |
|
Henk van Gerven |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Wat is uw oordeel over de radio-uitzending over de handelwijze van broer en topambtenaar Harry Paul en oud-Inspecteur-Generaal van de Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ) Van der Wal inzake de positie van longchirurg Rick Paul in het VUmc?1
Ik heb kennis genomen van de uitzending. Zie voorts mijn antwoorden op de vragen hierna.
Bent u bereid tot op de bodem te laten uitzoeken of Harry Paul zijn positie als topambtenaar heeft misbruikt om zijn broer Rick te helpen? Is hier sprake van laakbaar handelen, waarbij de integriteit van de topambtenaar in het geding is, zoals geraadpleegde deskundigen in de Argosuitzending op basis van vertrouwelijke stukken melden? Wat betekent dit voor het huidig functioneren van deze topambtenaar?
Naar aanleiding van de bedoelde radio-uitzending heeft de Minister van Economische Zaken zich actief laten informeren over de kwestie en de handelwijze daarin van dhr. H. Paul (thans inspecteur-generaal van de NVWA). Het beeld dat daaruit naar voren is gekomen is niet dat dhr. Paul zijn positie als topambtenaar heeft misbruikt of dat anderszins door laakbaar handelen zijn integriteit in het geding is gekomen.
Hoe beoordeelt u het handelen van oud inspecteur-generaal Van der Wal in deze kwestie? In hoeverre heeft hij zich bemoeid met deze kwestie, waarbij hij mogelijk op een onterechte wijze is beïnvloed door contacten tussen hem en topambtenaar Harry Paul?
In de radio-uitzending van Argos d.d. 1 februari jl, wordt de suggestie gewekt dat het toezicht van de IGZ op het VUmc is beïnvloed door contacten tussen de toenmalig inspecteur-generaal (IG) van de Inspectie voor de gezondheidszorg (IGZ), de heer Van der Wal en topambtenaar H. Paul. Inhoudelijk was de heer Van der Wal als IG niet betrokken bij de behandeling van deze casus door de IGZ. Wat betreft het contact tussen de voormalig IG Van der Wal en de heer H. Paul: zij spraken elkaar met enige regelmaat tijdens werkgerelateerde bijeenkomsten. Bij die ontmoetingen is in enkele gevallen het conflict dat speelde in het VUmc en waarover op dat moment veel publiciteit gaande was, kort en informeel aan de orde geweest.
De heer Van der Wal heeft mij, gelet op de toenmalige aandacht vanuit de media en omwille van de transparantie, eenmalig en mondeling gemeld dat de broer van de betrokken arts topambtenaar H. Paul was, maar dat van geen enkele betrokkenheid bij of beïnvloeding van de zaak sprake is geweest of zal zijn.
Bent u bereid ook het functioneren van de IGZ onder de loep te nemen, gezien deze nieuwste feiten, waarbij veiligheidsdeskundige Klein zijn bevreemding uitspreekt over het feit dat de IGZ het door het VUmc beoogde integrale onderzoek naar het overlijden van patiënt Van Tongeren, waarbij zowel de problemen op de operatietafel waarbij Rick Paul was betrokken als de problemen op de intensive care zouden worden uitgezocht, niet nodig achtte? Is ontmoedigen van een dergelijk onderzoek niet «ongebruikelijk», zoals deskundige Abel zegt? Is een onderzoek naar het handelen van de IGZ niet te meer gewenst, om elke schijn van ongewenste beïnvloeding van de IGZ door externe factoren uit te sluiten? Dient in deze niet de onderste steen boven te komen?
Het beleid van de IGZ is er op gericht dat zorginstellingen in eerste instantie zelf adequaat onderzoek doen naar een melding en daar lering uit trekken. Nadat de IGZ de onderzoeksresultaten ontvangt oordeelt zij of nader onderzoek, bijvoorbeeld door de IGZ zelf, in de rede ligt. Dit beleid heb ik vastgelegd in de «Leidraad Meldingen» van de IGZ. Het eigen onderzoek in deze casus is door VUmc in november 2011 in gang gezet. Ook werd door het VUmc een externe commissie samengesteld om onderzoek te doen.
Begin januari 2012 constateerde de IGZ dat het VUmc het in november 2011 gestarte eigen onderzoek onverwacht had gestopt. Dit was voor de inspectie aanleiding om op 9 januari 2012 met de raad van bestuur van het VUmc in gesprek te gaan. Het VUmc bleek alleen een onderzoek te willen laten uitvoeren door een externe commissie. Op basis van de onderzoeksopzet constateerde de inspectie dat dit beoogde externe onderzoek weliswaar breed van opzet was maar dat specifiek onderzoek naar de betreffende melding ontbrak. De IGZ heeft in het gesprek aangegeven dat het VUmc in ieder geval het eigen onderzoek diende uit te voeren en dat een onderzoek door een externe commissie een goede zaak is, mits de leden onafhankelijk en deskundig zijn. Hierop heeft het VUmc besloten om het eigen onderzoek af te ronden. Gelet op de feitelijke gang van zaken is het dus onjuist om te stellen dat de IGZ onderzoek door een externe commissie niet nodig achtte of zou hebben ontmoedigd.
Het VUmc heeft in het eigen onderzoek het hele proces in deze casus – vanaf de verwijzing, de preoperatieve fase, de operatie zelf, de postoperatieve fase tot en met het overlijden van de patiënt – onderzocht. Dit onderzoek is door de IGZ beoordeeld. Daarbij is de IGZ tot de conclusie gekomen dat de casus zorgvuldig door het VUmc is onderzocht en dat er, gelet op de patiëntveiligheid, door het ziekenhuis voldoende verbetermaatregelen zijn genomen en besloot dat verder onderzoek door IGZ niet noodzakelijk was.
Het stond de raad van bestuur van het VUmc vrij om parallel aan of na afronding van het door de IGZ gevraagde interne onderzoek een externe partij of commissie opdracht te geven om onderzoek uit te voeren. De raad van bestuur heeft hier evenwel niet voor gekozen.
Gelet op het bovenstaande concludeer ik dat de IGZ volgens de Leidraad heeft gehandeld en acht ik het niet noodzakelijk om nader onderzoek te doen naar het functioneren van de IGZ in deze casus, noch om de IGZ in te schakelen om het VUmc te vragen alsnog een extra onderzoek te laten doen door externe deskundigen.
Is niet – gezien het feit dat Rick Paul weer werkzaam is op de afdeling longchirurgie – het integrale externe onderzoek dat het VUmc aanvankelijk wilde doen noodzakelijk om volstrekte helderheid te krijgen over de feitelijke gang van zaken rondom het overlijden van de patiënt Van Tongeren? Bent u bereid – ook in het belang van de patiëntveiligheid – de IGZ te verzoeken het VUmc alsnog dit integrale onderzoek door externe deskundigen te laten doen?
Zie antwoord vraag 4.
Hoe beoordeelt u het handelen van de betrokken arts(en) en het VUmc inzake het nabespreken en begeleiden van de familie na het overlijden van de heer Van Tongeren? Is het oordeel van deskundige Klein juist dat de familie ernstig tekort is gedaan, omdat de behandelend arts uit «strategische overweging» een gesprek met de familie heeft uitgesteld? Kunt u zich de beleving van de familie voorstellen dat het heel ver gaat als een dergelijk «spel» wordt gespeeld? Hoe dient het VUmc richting de familie thans te handelen?
Het is belangrijk dat nabestaanden goed en tijdig worden geïnformeerd. Wanneer een nagesprek met nabestaanden uit strategische overweging zou worden uitgesteld en dit niet in het belang is van de betreffende nabestaanden, dan is dat geen goede zaak. Hoe het VUmc op dit moment richting de familie dient te handelen is primair aan het VUmc zelf. Ik kan mij voorstellen dat het VUmc het initiatief neemt om bij de nabestaande na te gaan in hoeverre behoefte is aan nazorg of een nader gesprek.
Het bericht dat zorgbeoordelingswebsites alles klakkeloos plaatsen |
|
Henk van Gerven |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Hoe reageert u op het bericht dat zorgbeoordelingswebsites alles klakkeloos plaatsen?1
Bij navraag gaf de redactie van ZorgkaartNederland aan niet te zijn benaderd voor wederhoor. De redactie stelt geen enkele reactie klakkeloos te plaatsen, maar deze eerst te toetsen aan een eigen gedragscode. Volgens deze gedragscode biedt ZorgkaartNederland geen ruimte voor ongefundeerde kritiek, beledigingen, polemieken en hetzes of voor het openbaar escaleren van behandeltrajecten. Daarnaast bewaakt de redactie van ZorgkaartNederland de kwaliteit van de waarderingen door iedere waardering te controleren en de unieke herkomst technisch te verifiëren. De beoordelingswebsite «Vergelijk en Kies» van zorgverzekeraar VGZ hanteert een vergelijkbare gedragscode. Ik zie geen reden om het bestaansrecht van deze websites ter discussie te stellen.
Wat vindt u ervan dat artsen zichzelf op deze manier talloze keren positief kunnen beoordelen? Denkt u dat patiënten in zo’n geval door deze website geholpen worden om een weloverwogen keuze te maken?
Reacties van zorgaanbieders worden verwijderd wanneer blijkt dat zij zichzelf op de beoordelingswebsites positief beoordelen. Ondanks de inspanningen van de redacties van deze websites om waarderingen vanuit onzuivere motieven te weren is het nooit helemaal uit te sluiten dat deze toch geplaatst worden. Er zijn echter geen aanwijzingen dat deze gevallen zich vaak voordoen waardoor ik de kans klein acht dat dit een wezenlijke invloed zal hebben op de keuzes van patiënten.
Wat vindt u ervan dat kwaadwillende patiënten op deze manier artsen ten onrechte in een kwaad daglicht kunnen stellen? Deelt u de zorg dat artsen die goede zorg bieden hierdoor mogelijk door patiënten gemeden gaan worden?
De vrees dat artsen die goede zorg bieden, als gevolg van negatieve beoordelingen van kwaadwillende patiënten, door andere patiënten gemeden gaan worden, deel ik niet. Negatieve beoordelingen zijn inherent aan het bestaan van beoordelingswebsites. Maar de betreffende beoordelingsites hanteren een actief beleid om te voorkomen dat patiënten artsen ten onrechte in een kwaad daglicht stellen.
In het artikel uit Medisch contact wordt als voorbeeld een negatieve beoordeling uit 2011 aangehaald van een Groningse neuroloog. Het klopt inderdaad dat deze beoordeling nog op ZorgkaartNederland.nl te zien is. Deze negatieve beoordeling weerhoudt andere mensen kennelijk niet om hem als goed te beoordelen. Als gemiddeld «rapportcijfer» is hierdoor thans een beoordeling van hem te zien met een 8,3.
Wat vindt u ervan dat verificatie van de op deze websites geplaatste informatie niet mogelijk is, waardoor het onmogelijk is te weten of de geplaatste informatie waar is?
De ervaringen van personen die op de beoordelingswebsites te vinden zijn, zijn per definitie subjectieve ervaringen die individueel moeilijk op objectiviteit beoordeeld kunnen worden. ZorgkaartNederland tracht bij te dragen aan de betrouwbaarheid van informatie op haar website door hoor en wederhoor voor zowel zorgaanbieder als patiënt mogelijk te maken en communicatie tussen beiden te stimuleren. Ook stelt de redactie dat zij te allen tijde voor hen aanspreekbaar is.
Hoeveel waarde moet er volgens u worden gehecht aan de oordelen die op dergelijke websites worden gegeven over zorgverleners? Deelt u de zorg dat patiënten te veel waarde hechten aan deze oordelen?
Het is aan patiënten zelf om te bepalen hoeveel waarde ze hechten aan de oordelen over zorgverleners op deze beoordelingswebsites. Maar onderzoek tot nu toe wijst op een redelijke mate van betrouwbaarheid van het beeld dat voortkomt uit de beoordelingen. Ik zie dan ook geen reden om me op dit punt zorgen te maken.
Herinnert u zich de uitspraak dat «transparantie in de zorg belangrijk is om te zien wat er gebeurt, wie wat levert en van welke kwaliteit»? Kunnen patiënten volgens u aan de hand van de geboden gegevens beoordelen of de geboden zorg van goede kwaliteit is? Deelt u de mening dat het problematisch is dat patiënten op deze manier een vertekend beeld kunnen krijgen van de kwaliteit van de geboden zorg?2
Ik herinner me deze uitspraak en onderschrijf deze nog steeds. De op de beoordelingswebsites te vinden informatie zegt iets over de door mensen ervaren zorg. Deze is per definitie subjectief. Wel geldt hiervoor dat hoe hoger het aantal waarderingen is, hoe kleiner de factor toeval is en hoe representatiever het beeld is dat daaruit ontstaat. Aangezien het aantal waarderingen de laatste tijd sterk is gegroeid (op dit moment worden volgens opgave van ZorgkaartNederland ongeveer 4000 waarderingen per maand geplaatst), is daarmee de representativiteit eveneens toegenomen. De kans dat patiënten een vertekend beeld krijgen van de kwaliteit van de geboden zorg neemt daarmee dus af.
Is dit de transparantie in de zorg waar u altijd zo hoog over op geeft? Denkt u dat deze vorm van transparantie de kwaliteit van de zorg een stap verder brengt?
Beoordelingswebsites over zorgaanbieders zorgen naar mijn mening voor een vorm van transparantie die de kwaliteit van de zorg een stap verder kan brengen. Ze passen in het huidige tijdsbeeld waarbij de mening en de ervaring van de patiënt er meer en meer toe doet. Beoordelingswebsites zijn overigens maar één van de vele initiatieven om de transparantie van de zorg te bevorderen. Het kwaliteitsinstituut zal hieraan een belangrijke bijdrage voor de toekomst gaan leveren.
Wat vindt u ervan dat Zorgkaart Nederland ziekenhuizen zover heeft gekregen dat zij patiënten stimuleren hun oordeel te geven via deze websites? Deelt u de vrees dat de ongefundeerde en onjuiste oordelen die op deze websites te lezen staan ten onrechte een grotere rol gaan spelen bij de artsenkeuze?
Uit het feit dat ziekenhuizen patiënten stimuleren om hun oordeel te geven via deze beoordelingswebsites blijkt wel dat zij voldoende vertrouwen hebben in de kwaliteit van deze media, het belang hiervan erkennen en patiëntenwaarderingen serieus nemen. Ik heb geen reden om aan te nemen dat ongefundeerde en onjuiste oordelen op deze websites daadwerkelijk een rol van betekenis spelen als het gaat om de keuze voor bepaalde artsen.
Bent u van mening dat patiënten kunnen vertrouwen op het oordeel dat op beoordelingswebsites wordt gegeven? Zo ja, waarom? Zo nee, wat is het bestaansrecht van deze websites?
Uit het onderzoek van Geesink en Koolman naar de betrouwbaarheid van ZorgkaartNederland bij de beoordeling van ziekenhuizen door patiënten blijkt dat er op deze website een redelijk representatief beeld van de kwaliteit van hun dienstverlening wordt gegeven dat vergelijkbaar is met een ander door zorgverleners gebruikt meetinstrument als de CQ-index. Aangezien de Nederlandse overheid het transparanter maken van de zorg wil stimuleren sluit het initiatief tot de start van een beoordelingswebsite als ZorgkaartNederland bij deze doelstelling aan.
Deelt u de mening dat het bestaan van dergelijke beoordelingswebsites niet gewenst is? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wat gaat u tegen deze websites ondernemen?
Het bestaan van beoordelingswebsites is tegenwoordig een wijdverbreid fenomeen. Ik ben niet van mening dat ze ongewenst zijn en zie ook geen reden om deze ontwikkeling tegen te willen houden. Ze dragen immers bij aan transparantie van de gezondheidszorg en patiënten bepalen zelf in hoeverre zij deze beoordelingen meewegen in hun keuzes.