Geactualiseerde berekeningen van de TU Delft en het UMCU naar de effectiviteit van het coronatoegangsbewijs. |
|
Fleur Agema (PVV) |
|
Kuipers |
|
|
|
|
Bent u bekend met het volgende tekstblok in uw stand van zakenbrief van 15 februari jl.: «De vaste Kamercommissie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport heeft op initiatief van het lid Agema verzocht de geactualiseerde berekeningen van de TU Delft en het UMCU naar de effectiviteit van het coronatoegangsbewijs te ontvangen, zoals genoemd in het 142e OMT-advies. Navraag bij het secretariaat van het OMT leert dat deze actualisering mondeling is toegelicht, en dat er geen stuk aan het OMT is gepresenteerd. Derhalve kan ik helaas niet aan het verzoek voldoen»?1
Ja.
Deelt u de mening dat u zich met uw antwoord wel erg gemakkelijk van het door de commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport gesteunde verzoek hebt afgedaan?
Ik heb de vraag van de commissie volledig beantwoord. De TU Delft en het UMCU hebben voor het berekenen van de effectiviteit van het ctb een tweetal modellen ontwikkeld. Deze modellen kunnen met nieuwe parameters en aan de hand van de meest recente epidemiologische ontwikkelingen worden herijkt. Dit is ook gebeurd voor de 142e bijeenkomst van het OMT en de uitkomsten zijn daar mondeling toegelicht. Dat is iets wezenlijk anders dan een nieuwe rapportage uitvoeren, inclusief zorgvuldige beschrijving van de nieuwe resultaten en uitgebreide verantwoording van de gekozen parameters.
Klopt het dat er een geactualiseerde berekening van de Technische Universiteit (TU) Delft en Universitair Medisch Centrum (UMC) Utrecht naar de effectiviteit van het coronatoegangsbewijs bestaat?
Zie antwoord 2.
Zo ja, waarom bent u hier dan niet zelf achteraan gegaan?
Het staat het OMT in haar rol en verantwoordelijkheid vrij om zelf informatie in te winnen die behulpzaam is in haar advisering. In dat licht zijn deze berekeningen geactualiseerd, gedeeld met het OMT en meegewogen in de advisering.
Daarnaast zijn niet alleen de resultaten, maar ook de achterliggende mechanismen in het rapport van TU Delft en het UMCU goed omschreven. Op pagina 7 is bijvoorbeeld gevisualiseerd wanneer 2G /3G een relatief hoge en een relatief lage effectiviteit heeft. Ook zonder doorrekeningen kan aan de hand van de epidemiologische omstandigheden een inschatting gemaakt worden van de richting van de effectiviteit van het ctb.
Begrijpt u dat dit relevante informatie is die u moet willen hebben en met de Kamer moet willen delen, ook als de uitkomst u niet bevalt?
De geactualiseerde berekeningen onderschrijven de uitkomsten die eerder al door TU Delft en UMCU zijn opgeschreven en die met de Kamer zijn gedeeld. Bij de besluitvorming rondom de inzet van het ctb wordt altijd rekening gehouden met de epidemiologische omstandigheden. Daarom is eerder ook besloten om 3G per 25 februari niet meer in te zetten, en 1G per 23 maart te laten vervallen.
Bent u bereid de geactualiseerde berekening van de TU Delft en UMCU naar de effectiviteit van het coronatoegangsbewijs bij hen op te vragen en met de Kamer te delen? Zo nee, waarom niet?
Ik vind het niet nodig om de onderzoekers te vragen naar de geactualiseerde berekeningen. Het kabinet heeft besloten om 3G per 25 februari niet meer in zetten, en 1G per 23 maart te laten vervallen. Bovendien was er in het OMT slechts sprake van een mondelinge toelichting, en vraagt een te publiceren rapportage veel meer werk van de onderzoekers.
Het bericht 'Demonstratie tegen 'verpretparking' Henschotermeer: 'Willen duidelijk signaal afgeven'' |
|
Frank Wassenberg (PvdD), Eva van Esch (PvdD) |
|
van der Ch. Wal-Zeggelink , Hugo de Jonge (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
|
|
|
Bent u bekent met het artikel «Demonstratie tegen «verpretparking» Henschotermeer: «Willen duidelijk signaal afgeven»»?1
Ja.
Kunt u bevestigen dat het Henschotermeer een van de laatste ongerepte natuurlijke zwemplassen in Nederland is, met uniek boslandschap en dat het hele gebied rondom het meer natuurlijke en landschappelijke waarde heeft? Zo nee, waarom niet?
Voor het antwoord op deze en de volgende vragen heb ik inlichtingen ingewonnen bij de provincie Utrecht.
Het gebied herbergt zeker natuurwaarden en maakt deel uit van een boslandschap en een landgoed. Het Henschotermeer zelf en de zone daaromheen maakt geen onderdeel uit van het Natuurnetwerk Nederland. Het gebied daarbuiten wel (zie ook de beantwoording vraag 3 en het daarin opgenomen kaartje). Daarnaast is het Henschotermeer al vele tientallen jaren recreatief in gebruik. Recreatie is daarmee een onderdeel van het gebied. In de zomermaanden maken vele recreanten gebruik van het Henschotermeer en is er vaak sprake van grote drukte.
Hoe wordt momenteel dit hele gebied rondom het meer met zijn boslandschap en met zijn natuurlijke en landschappelijke waarde beschermd?
De plannenviewer van de provincie Utrecht, behorend bij de interim- Omgevingsverordening (IOV), geeft de situatie weer en de begrenzing van het Natuurnetwerk Nederland2. Het onderstaande kaartje is een uitsnede daarvan, waarbij het groene gebied behoort tot het Natuurnetwerk Nederland:
Zoals vermeld in het antwoord op vraag 2 en blijkt uit bovenstaand kaartje, is slechts een deel van het gebied onderdeel van het Natuurnetwerk Nederland. Het Henschotermeer zelf ligt buiten het Natuurnetwerk Nederland en heeft geen natuurbestemming, maar een recreatiebestemming.
Binnen het Natuurnetwerk Nederland geldt dat gemeentelijke plannen bestemmingen en regels bevatten die strekken tot bescherming, instandhouding, verbetering en ontwikkeling van de kwaliteit, de wezenlijke kenmerken en waarden en samenhang van het Natuurnetwerk Nederland.
Naast de ruimtelijke beschermingsregels van het Natuurnetwerk Nederland geldt overal, dus niet alleen binnen de begrenzing van het Natuurnetwerk Nederland, dat voldaan moet worden aan de Wet natuurbescherming. Het gaat hierbij om de bescherming van soorten, houtopstanden en Natura 2000 (inclusief eventuele externe werking). Een bestemmingsplan moet uitvoerbaar zijn in kader van de wet. In de IOV zijn, naast regels ter bescherming van het Natuurnetwerk Nederland, ook activiteitenregels gericht op behoud van het bosareaal en soortenbescherming opgenomen.
Hoe past dit voorbeeld naar uw mening in de «salami-tactiek» die wordt beschreven in het artikel «De salami-tactiek in Nederland: steeds een stuk natuur erbij pikken»?2 Deelt u de mening dat zulke recreatieplannen een typisch voorbeeld zijn van steeds maar een klein stukje natuur omvormen, waarbij de lokale aantasting minder groot lijkt, tot er bijna geen natuur meer over is en de aantasting van de natuur significant is? Zo nee, waarom niet?
In het antwoord op vraag 3 is beschreven op welke wijze de natuurwaarden in het gebied zijn beschermd. Bij ontwikkelingen in dit gebied worden de natuurwaarden nadrukkelijk meegewogen. De aangekondigde toekomstige recreatieontwikkelingen naar aanleiding waarvan de vragen zijn gesteld, hebben geen betrekking op het gebied binnen het Natuurnetwerk Nederland.
Het Henschotermeer is een bovenlokaal recreatieterrein dat voorziet in de regionale behoefte om op warme dagen te kunnen zwemmen en recreëren. Voor een goede exploitatie (beheer en onderhoud) zijn andere voorzieningen nodig en hierover worden de gesprekken gevoerd. Vanwege het opheffen van een recreatieschap, dat voorheen de exploitatie van het Henschotermeer als zwemlocatie onderhield, is er een nieuwe exploitant gekomen die zoekt naar mogelijkheden voor de nieuwe vorm van exploitatie.
Aangezien deze ontwikkelingen niet (volledig) passen binnen het vigerend bestemmingsplan is er een herziening van het bestemmingsplan nodig. Een bestemmingplan (en buitenplanse omgevingsvergunning) moet voldoen aan de instructieregels die hiervoor zijn opgenomen in de interim- Omgevingsverordening (IOV).
Kunt u bevestigen dat het Henschotermeer, onderdeel van landgoed Den Treek Henschoten, voor een groot deel wordt omsloten door het gebied van Natuurnetwerk Nederland (NNN-gebied) en ook voor een deel in het NNN-gebied ligt?
Het Henschotermeer wordt voor ongeveer de helft van het terrein omsloten door het Natuurnetwerk Nederland. Zie ook het antwoord op vraag 3 en het daarin opgenomen kaartje.
Hoeveel hectare van het landgoed ligt in het NNN en hoeveel hectare van het NNN zullen moeten worden omgevormd voor de recreatieplannen? Hoeveel hectare van het NNN-gebied omsluiten het gebied?
Er worden, zoals gemeld in het antwoord op vraag 3, als gevolg van deze recreatieontwikkelingen geen hectares binnen de begrenzing van het Natuurnetwerk Nederland omgevormd naar recreatiegebied. Er zijn op dit moment nog geen initiatieven ingediend voor de ontwikkelingen rond het Henschotermeer die kunnen worden beoordeeld. Het Henschotermeer ligt op de Utrechtse Heuvelrug en wordt omgeven door vele hectaren bos en meerdere verblijfsrecreatieterreinen. Het landgoed Den Treek-Henschoten bestaat uit een uitgestrekt gebied met bossen, natuur, landbouw en heide en beslaat bijna 2.200 hectare. Het grenst aan vijf gemeenten: Amersfoort, Leusden, Woudenberg, Utrechtse Heuvelrug en Zeist.
Kunt u bevestigen dat dankzij de recreatieplannen het NNN-gebied kleiner zal worden? Hoe past dat bij de natuurbestemming van het gebied?
De recreatieplannen hebben geen betrekking op het gebied binnen de begrenzing van het Natuurnetwerk Nederland; zie ook het antwoord op vraag 3. Het Natuurnetwerk Nederland zal dus ook niet kleiner worden als gevolg van deze ontwikkeling.
Kunt u bevestigen dat de recreatieplannen invloed zullen hebben op de natuurlijke beleving van het NNN-gebied dat het Henshotermeer nu omsluit? Hoe gaat u voorkomen dat dit gebeurt?
De recreatieplannen hebben geen betrekking op het gebied binnen de begrenzing van het Natuurnetwerk Nederland; zie ook het antwoord op vraag 3. Uitgangspunt van het Ontwikkelkader voor het gebied is het in stand houden en versterken van de unieke landschappelijke beleving en de natuurwaarden van het gebied, passend bij een druk bezocht dagrecreatieterrein.
Op dit moment zijn er, zoals gemeld in antwoord op vraag 6, nog geen initiatieven ingediend bij de gemeente en provincie. De vraag naar eventuele effecten op de beleving in het Natuurnetwerk Nederland kan dus nog niet worden beantwoord.
Hoeveel hectare van het huidige totale gebied (NNN-gebied en niet-NNN-gebied) zal omgevormd worden voor (verblijfs)recreatie?
Er wordt, zoals gemeld in het antwoord op vraag 3, als gevolg van deze recreatieontwikkelingen geen gebied binnen de begrenzing van het Natuurnetwerk Nederland omgevormd naar recreatiegebied. Hoeveel hectare buiten het Natuurnetwerk Nederland zal worden omgevormd, is nog niet bekend. Er zijn op dit moment nog geen initiatieven ingediend bij de gemeente of de provincie.
Kunt u bevestigen dat dankzij de recreatieplannen het hele gebied met zijn natuurlijke en landschappelijke waarde zal worden aangetast? Zo nee, waarom niet?
Op dit moment zijn er nog geen initiatieven ingediend bij de gemeente en provincie. De initiatiefnemer is hier nog mee bezig en daarom kan dit nog niet beoordeeld worden. Het Henschotermeer heeft sinds jaar en dag al een recreatieve bestemming en kent vele bezoekers. Zoals geantwoord op vraag 8, is het uitgangspunt van het Ontwikkelkader voor het gebied het in stand houden en versterken van de unieke landschappelijke beleving en de natuurwaarden van het gebied, passend bij een druk bezocht dagrecreatie terrein. Ook bevat de provinciale verordening waarborgen om aantasting te voorkomen.
Heeft u zicht op de hoeveelheid bomen die gekapt zouden moeten worden voor de aanleg van de geplande gebouwen, recreatiefaciliteiten en appartementen? Zo nee, waarom niet? Zo ja, kunt u aangeven of een ontheffing of vergunning is aangevraagd of vergeven voor de bomenkap?
Op dit moment niet omdat de plannen nog niet concreet zijn uitgewerkt en nog niet aan de gemeente en provincie zijn voorgelegd.
Is onderzocht welke (beschermde) natuurwaarden in dit gebied te vinden zijn, zoals vleermuizen en vogels? Zo ja, door wie is dit onderzocht en wat waren de uitkomsten?
In opdracht van de beheerder van het terrein is december 2021 een natuuronderzoek opgeleverd. Dit betreft een onderzoek naar diverse beschermde flora en fauna. In dit rapport is tevens in de literatuurlijst verwezen naar onder andere een dassenonderzoek (Achterberg C. van, 2021a – Dassen Henschotermeer – Briefrapport d.d. 13 januari 2021).
Uit het onderzoek blijkt kort samengevat het volgende: Gebleken is dat het projectgebied onderdeel uitmaakt van het leefgebied van enkele beschermde soorten uit de Wet natuurbescherming (broedvogels, bosmieren, vliegroute vleermuizen). Ook zijn er lokaal beschermde verblijfslocaties aanwezig in de vorm van holtebomen, een jaarrond beschermd nest en mierenhopen. Soorten uit de rode en oranje lijsten met de categorieën «bedreigd», «ernstig bedreigd» of «op het punt van verdwijnen» zijn niet aangetroffen.
Dit onderzoek ligt ter beoordeling bij de provincie Utrecht en hieruit kan voortvloeien dat er verhelderingen of aanpassingen nodig zijn.
Hoeveel hectare grond moet nog toegevoegd worden in de provincie Utrecht om het Natuurnetwerk Nederland te voltooien, zoals afgesproken in het Natuurpact? Lijkt het u verstandig, gegeven die achterstand, om nu bestaande natuur te kappen en vol te zetten met onder andere een activiteitenhal, een speelhal, bungalows, klimtoren, etc.?
Volgens de meest recente, zevende Voortgangsrapportage Natuur heeft de provincie Utrecht 1.001 ha verworven (peildatum 31 december 2020) en heeft volgens het natuurbeleid van de provincie Utrecht een resterende verwervingsdoelstelling van 569 hectare (Kamerstukken 33 576, nr. 253).
Zoals in eerdere antwoorden gemeld, wordt het Natuurnetwerk Nederland niet aangetast door de betreffende recreatieplannen.
Zal er natuur moeten worden gecompenseerd om de recreatieplannen mogelijk te maken? Zo ja, hoeveel hectare moet er worden gecompenseerd? Indien u dit niet weet, kun u aangeven hoe u de provincies controleert op de kwaliteit en staat van de natuur, gezien uw eindverantwoordelijkheid?
Op dit moment zijn de precieze plannen voor de ontwikkelingen rond het Henschotermeer nog niet bij de gemeente en provincie ingediend. De provincie zal toezien op de kwaliteit van het initiatief en daarmee ook mogelijke effecten op de natuur beoordelen met name op het gebied van de Wet natuurbescherming alsmede de interim- Omgevingsverordening, voornamelijk het onderdeel houtopstanden. Zoals in eerdere antwoorden gemeld, wordt het Natuurnetwerk Nederland niet aangetast door de betreffende recreatieplannen. Hierop hoeft dus niet getoetst te worden en dus is er ook geen sprake van compensatie. De betreffende toetsing op natuurwetgeving is in dezen een wettelijke bevoegdheid van de provincie. Ik heb daarbij geen rol.
Is het toegestaan dat natuurcompensatie wordt afgetrokken van de natuurontwikkelopgave van provincies? Zo ja, waar is dit vastgelegd? Zo nee, kunt u bevestigen dat dit niet heeft plaatsgevonden?
Dat is niet toegestaan en bovendien niet aan de orde hier. Wanneer provincies natuur binnen de begrenzing van het Natuurnetwerk Nederland willen compenseren, dan mag deze niet worden verrekend met de ontwikkelopgave. Een van de uitgangspunten bij natuurcompensatie is immers dat het Natuurnetwerk Nederland in omvang minimaal gelijk blijft. Zie ook de brief aan uw Kamer van de Minister van LNV over natuurcompensatie (Kamerstuk 33 576, nr. 161).
Kunnen inpassingsplannen voor vakantie- en recreatieparken in natuurgebieden betaald worden uit natuursubsidies, zoals de subsidieregeling kwaliteitsimpuls natuur en landschap? Zo ja, vindt u dit wenselijk, gezien de natuur-ontwikkelopgave?
Nee, natuursubsidies kunnen alleen gebruikt worden voor de inrichting en het beheer van natuur conform de beheertypen zoals beschreven in de Index Natuur en Landschap.
Bent u bereid bij de gemeente Woudenberg en Utrechtse Heuvelrug erop aan te dringen de recreatieplannen niet te laten plaatsvinden vanwege de landschappelijke en natuurwaarden van het gehele gebied? Zo nee, waarom niet?
Nee. De provincie Utrecht heeft in 2016 een samenwerkingsovereenkomst ondertekend, met onder andere de gemeente Utrechtse Heuvelrug en de gemeente Woudenberg. Hierin is afgesproken om de bestaande recreatieve mogelijkheden te continueren met eventueel toevoegingen die passen binnen het Ontwikkelkader. De concrete plannen zullen door de provincie worden getoetst aan onder andere het natuurbeschermingsregime, zoals in eerdere antwoorden geschetst.
Bent u bereid om bij de provincie Utrecht erop aan te dringen dat de recreatieplannen geen doorgang zullen vinden, vanwege de aantasting van zowel het NNN-gebied als de landschappelijke en natuurwaarden? Zo nee, waarom niet?
Ik vertrouw erop de provincie scherp toeziet op het toepassen van het natuurbeschermingsregime. Zie verder het antwoord op vraag 17.
Het artikel 'Al 20 jaar geregeld tekort aan isotopen voor kankerbestraling: waarom het probleem maar niet wordt opgelost' |
|
Pieter Grinwis (CU), Judith Tielen (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie), Eelco Heinen (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie), Silvio Erkens (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie) |
|
Rob Jetten (minister zonder portefeuille economische zaken) (D66), Kuipers , Micky Adriaansens (minister economische zaken) (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie) |
|
|
|
|
Bent u bekend met het artikel van EenVandaag gepubliceerd op 4 februari 2022?1
Ja.
In Petten wordt gebouwd aan de nieuwe isotopenreactor PALLAS, kunt u een update geven van de status van de bouw? Wanneer wordt verwacht dat deze reactor klaar zal zijn en welke stappen moeten hier nog voor worden gezet?
Uw Kamer is op Prinsjesdag geïnformeerd over het kabinetsbesluit om middelen te reserveren voor een mogelijke investering in de bouw van de nieuwe PALLAS-reactor in Petten. Met dit voornemen zet het kabinet in op het borgen van de toekomstige voorzieningszekerheid voor de patiënt.
Het kabinet zal naar verwachting in het voorjaar van 2023 een definitief besluit nemen over de investering in het PALLAS-project. Daarbij moet worden voldaan aan enkele belangrijke voorwaarden, namelijk:
Het Ministerie van VWS reserveert € 1,29 miljard beschikbaar uit de opbrengst van de vitamine D maatregel2 (€ 129 miljoen euro per jaar tot en met 2032) en € 30 miljoen vanuit de eigen begroting voor een mogelijke investering in PALLAS. Van deze middelen wordt € 129 miljoen in 2023 beschikbaar gesteld op de begroting van het Ministerie van VWS om, zonder onomkeerbare stappen, het investeringstraject te starten zodat de voorbereidingen voor de bouw voortgezet kunnen worden en het project op tijd en binnen budget opgeleverd wordt. Hiermee wordt geborgd dat PALLAS op tijd de rol van de bestaande reactor kan overnemen.
Zoals door de toenmalige Minister voor Medische Zorg en Sport aangekondigd in haar Kamerbrief3, zijn in de tussentijd al een aantal voorbereidingen in gang gezet waarbij geen onomkeerbare stappen mogen worden gezet, zolang er nog geen positief besluit ligt van het kabinet. Stichting voorbereiding PALLAS-reactor (verder PALLAS) heeft in 2021 het basisontwerp van de PALLAS-reactor afgerond. Ook heeft PALLAS in juni 2022 een aanvraag voor het verkrijgen van de Kernenergiewetvergunning voor het oprichten (bouwen) van de reactor ingediend bij de Autoriteit Nucleaire Veiligheid en Stralingsbescherming. Als het kabinet volgend jaar definitief besluit om het PALLAS-project voort te zetten, dan moeten de volgende stappen zijn doorlopen om met de bouw van de PALLAS-reactor te kunnen starten:
Na het afronden van de bouwfase zal een programma van testen doorlopen moet worden in het kader van het in bedrijf nemen van de reactor. Om te kunnen starten met dit programma dient PALLAS de volgende stappen succesvol te nemen:
Na het succesvol afronden van het programma van testen is de reactor gereed voor commercieel gebruik. Indien alle bovengenoemde stappen succesvol zijn doorlopen, is de verwachting dat PALLAS de productie van isotopen rond 2030 kan starten.
Vindt u ook dat de Nederlandse isotopenreactor een belangrijke bijdrage levert aan de gezondheidszorg in Nederland, maar ook wereldwijd? Deelt u de mening dat het voor Nederland goed is om een leidende positie na te streven op het gebied van innovatieve nucleaire geneeskunde en dat deze reactor daaraan bijdraagt?
Nederland heeft met de aanwezigheid van de huidige Hoge Flux Reactor (HFR) in Petten en partners zoals Curium en Urenco, een leidende positie op de wereldmarkt voor medische isotopen. Dagelijks zijn vele duizenden patiënten binnen en buiten Nederland voor hun diagnose of behandeling afhankelijk van medische isotopen die geproduceerd worden in Petten. Het gaat om patiënten met vaak ernstige aandoeningen, zoals verschillende vormen van kanker, hart- en vaatziekten en andere chronische aandoeningen.
Als gevolg van deze leidende positie, kunnen Nederlandse patiënten profiteren van de excellente nucleair geneeskundige zorg en het onderzoek dat in Nederland wordt gedaan naar nieuwe kankerbehandelingen, ook als het gaat om commercieel minder aantrekkelijke behandelingen.
Hoe apprecieert u dat verschillende projecten met een positieve business case en die bijdragen aan maatschappelijke transities, (in de beginfase) niet altijd private financiering kunnen aantrekken vanwege risico’s die niet door de markt kunnen worden beïnvloed? Denk bijvoorbeeld aan projecten, als PALLAS, met lange terugverdientijden of risico’s die afhangen van vergunningsverlening of wet- en regelgeving van de overheid. Wat doet u om deze projecten van de grond te laten komen?
Het PALLAS-project is een voorbeeld van een project dat maatschappelijke relevantie heeft maar vanwege de risico’s rondom dit project niet wordt opgepakt door de markt. Deze financiële risico’s bij grote nucleaire productiefaciliteiten voor medische isotopen worden ook geconstateerd in twee omvangrijke Europese studies die in 2021 zijn gepubliceerd en met uw Kamer zijn gedeeld4 , 5. Dit is de reden dat het kabinet substantiële middelen heeft gereserveerd voor een mogelijke investering in het PALLAS-project.
Wat vindt u van het verstrekken van voorfinanciering vanuit de overheid voor deze projecten? Welke andere mogelijkheden ziet u voor projecten die bijdragen aan maatschappelijke transities, een positieve business case hebben, maar geen private financiering kunnen aantrekken in de beginfase? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zoals in bovengenoemde antwoorden beschreven en aangekondigd in de Kamerbrief over PALLAS die op Prinsjesdag naar de Kamer is gestuurd, heeft het kabinet besloten om middelen op de VWS begroting te reserveren voor een mogelijke investering in de bouw van de nieuwe PALLAS-reactor in Petten. In het voorjaar van 2023 zal worden besloten over de resterende dekkingsopgave van € 330 miljoen. Het kabinet kijkt hierbij ook naar de mogelijkheden in het kader van het Nationaal Groeifonds. Onder andere de Ministers van VWS en EZK trekken hierin nauw samen op.
Deelt u de mening van de indieners dat het voor projecten die zichzelf kunnen terugverdienen, logischer is om te kiezen voor voorfinanciering in plaats van subsidies? Kunt u uw mening toelichten?
Zie antwoord vraag 5.
Een first loss facility kan als instrument worden gebruikt om vanuit de overheid voorfinanciering te verstrekken voor rendabele, maar risicovolle activiteiten; welke mogelijkheden ziet u om een first loss facility te creëren voor de bovenstaande projecten?
Zie antwoord vraag 5.
De facility zou als doel hebben om projecten te financieren die bijdragen aan vraagstukken op het gebied van klimaat, duurzaamheid, gezondheidszorg etc; ziet u daarom mogelijkheid om een deel van de hiervoor gereserveerde middelen in te zetten voor het buffervermogen van de facility? Ziet u mogelijkheden voor Invest NL om hier een rol bij te spelen? Wat is er volgens u nodig om Invest NL deze rol te laten vervullen en kan u dit realiseren?
Zie antwoord vraag 5.
Het bericht ‘Zuidaskantoren oefenden invloed uit op publicaties medewerkers belastingrecht’ |
|
Lisa Westerveld (GL) |
|
Robbert Dijkgraaf (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (D66) |
|
|
|
|
Bent u bekend met het bericht van universiteitsblad Folia «Zuidaskantoren oefenden invloed uit op publicaties medewerkers belastingrecht»?1
Ja.
Wat vindt u ervan dat vrijwel alle hoogleraren belastingrecht aan de Universiteit van Amsterdam (UvA) een baan hebben bij een groot advocaten- of belastingadvieskantoor? Zijn er richtlijnen ten aanzien van nevenfuncties van het personeelsbestand aan kennisinstellingen?
Het staat hoogleraren vrij om nevenfuncties te hebben, met inachtneming van de Nederlandse gedragscode wetenschappelijke integriteit en de Sectorale regeling nevenwerkzaamheden van de universiteiten. Hoeveel hoogleraren bij een afdeling een bepaalde nevenfunctie bekleden, is een verantwoordelijkheid van het bestuur van de universiteit. De decaan van de Faculteit Rechtsgeleerdheid heeft in de betreffende publicatie laten weten dat de balans bij de sectie Belastingrecht in de afgelopen twintig jaar, met betrekking tot het soort nevenfuncties, is scheefgegroeid.
Deelt u de mening dat het zeer kwalijk is en schadelijk voor het aanzien van ons hoger onderwijs als belangen van private partijen waarvoor hoogleraren werken, soms voorrang krijgen op wetenschappelijke onafhankelijkheid en integriteit?
Ja, die mening deel ik.
Wat vindt u van de constatering in het artikel dat er sprake is van zelfcensuur en dat sommige onderwerpen in de fiscale literatuur niet of onvoldoende aanbod komen, vermoedelijk omdat het vanuit commercieel perspectief handiger is om deze onderwerpen te laten rusten?
Beïnvloeding wordt ongewenst op het moment dat er door derden invloed wordt uitgeoefend op de uitkomsten van het onderzoek en de onafhankelijkheid van de wetenschap en de betrouwbaarheid van wetenschappelijke resultaten in het geding kunnen komen (zie ook Rathenau Instituut «Ontwikkeling derde geldstroom en beïnvloeding van wetenschappelijk onderzoek – Een data- en literatuuronderzoek ter beantwoording van de motie-Westerveld», 2020). Het niet onderzoeken of publiceren van bepaalde onderwerpen omdat deze maatschappelijk, politiek of vanuit commerciële redenen onwenselijk worden geacht, zelfcensuur, vind ik onwenselijk. De Universiteit van Amsterdam zal een onafhankelijke commissie laten onderzoeken of er bij de betreffende hoogleraren sprake was van zelfcensuur.
Deelt u de mening dat de bevindingen van het Folia-onderzoek laten zien dat het enkel terugvallen op zelfregulatie, zoals via de Nederlandse Gedragscode Wetenschapsbeoefening, niet effectief genoeg is om te borgen dat commerciële belangen een voetafdruk nalaten op wetenschappelijke publicaties? Zo nee, hoe gaat dat samen met de Folia-bevindingen? Zo ja, wat zijn hiervan dan de implicaties?
Samenwerking tussen onderzoekers en het bedrijfsleven, de overheid en andere organisaties is belangrijk om onderzoek goed te laten aansluiten bij maatschappelijke uitdagingen en innovatie te stimuleren. Beïnvloeding van wetenschappelijk onderzoek door de derde geldstroom is daardoor niet per definitie negatief, maar kan juist wenselijk zijn voor de maatschappelijke relevantie en toepassing van wetenschappelijk onderzoek (Rathenau, 2020). Bij deze samenwerkingen bestaat echter ook het risico van ongewenste beïnvloeding, die bijvoorbeeld kan leiden tot zelfcensuur. In dit rapport van het Rathenau Instituut staat dat nu wetenschappelijke bronnen ontbreken om gegronde uitspraken te kunnen doen over de omvang van ongewenste beïnvloeding van wetenschappelijk onderzoek in Nederland. Het is van belang om een beeld te krijgen van de effectiviteit en naleving van de normen en zorgplichten die gaan over onafhankelijkheid en transparantie uit de Nederlandse gedragscode wetenschappelijke integriteit (NGWI, opvolger Nederlandse Gedragscode Wetenschapsbeoefening) en de omvang van de schendingen hiervan. Daarom zal ik met de opstellers2 van de gedragscode in overleg treden om deze normen in de loop van dit jaar te laten evalueren door een onafhankelijke commissie. Verder zal dit voorjaar een werkgroep van UNL de Sectorale regeling nevenwerkzaamheden3 evalueren. Aan de hand hiervan kan worden bezien of deze regeling en de gedragscode in de praktijk voldoende effectief zijn, de registratie van nevenfuncties naar behoren werkt en/of aanvullende maatregelen vereist zijn.
Deelt u de mening dat de bevindingen van Folia laten zien dat de problematiek niet per se hoeft te raken aan de individuele wetenschappelijke integriteit, omdat een belastingwetenschapper met commerciële nevenfunctie nog steeds de beste bedoelingen kan hebben, maar juist wel aan het probleem van onafhankelijkheid, omdat er blijkbaar informele druk is vanuit actoren waarvan de belastingwetenschapper financieel en carrièretechnisch afhankelijk is?
Ik deel die mening in de zin dat het borgen van wetenschappelijke integriteit een gedeelde verantwoordelijkheid van de wetenschapper en de werkgever is. Onafhankelijkheid kan onder druk komen te staan door een nevenfunctie van een wetenschapper. Op het moment dat er (de schijn van) belangenverstrengeling dreigt, is het aan de universiteit daarnaar te handelen en de toestemming voor de betreffende nevenfunctie zo nodig in te trekken (artikel 11 van de Sectorale regeling nevenwerkzaamheden). Uit het onderzoek van de Universiteit van Amsterdam zal moeten blijken of nevenfuncties de onafhankelijkheid hebben beïnvloed.
Bent u bereid om te laten onderzoeken of onderwerpen in het belastingrecht onderbelicht raken door beïnvloeding vanuit derden? Bent u ook bereid om dit te laten onderzoeken voor andere vakgebieden?
De opstellers van de Nederlandse gedragscode wetenschappelijke integriteit zal ik verzoeken de gedragscode te laten evalueren door een onafhankelijke commissie om te kunnen beoordelen of de normen hieruit effectief zijn, waaronder de norm dat onderzoekers open en volledig moeten zijn over de rol van externe belanghebbenden, opdrachtgevers, financiers, mogelijke belangenconflicten en relevante nevenwerkzaamheden. In dit verband kan worden onderzocht in hoeverre beïnvloeding vanuit derden een factor van belang is. Een evaluatie van de gedragscode zal zich niet beperken tot belastingrecht.
Wat vindt u ervan dat uit diverse visitatierapporten blijkt dat de panelleden op de hoogte zijn van de nauwe banden met de beroepspraktijk (en deze positief waarderen), maar de problemen die dit met zich meebrengt onvoldoende worden opgemerkt? Deelt u de mening dat door de beperkte opleidingsaccreditatie dergelijke situaties nog minder snel opgemerkt worden?
Uit de publicatie in Folia leid ik niet af dat de kwaliteit van de betreffende opleidingen niet aan de maat zou zijn. Indien er in het programma van een universitaire opleiding geen aandacht is voor een diversiteit aan perspectieven en inzichten, mag men verwachten dat dit door een visitatiepanel wordt opgemerkt. Dit geldt evenzeer voor een beperkte als voor een uitgebreide opleidingsbeoordeling.
Hoe kunt u stimuleren dat universiteiten een betere balans hebben tussen hoogleraren met een nevenfunctie en hoogleraren zonder een nevenfunctie die werkzaam zijn bij specifieke afdelingen? Wat vraagt dit bijvoorbeeld van de financieringsstructuur van bepaalde afdelingen?
De diversiteit in nevenfuncties en aanstellingen binnen bepaalde afdelingen betreft in eerste instantie een personele aangelegenheid. De balans tussen hoogleraren met en zonder een nevenfunctie is een verantwoordelijkheid van het bestuur van de universiteit of de faculteit. De universiteiten zouden hierop kunnen sturen bij de werving en aanstelling van academisch personeel. Een belangrijke voorwaarde is dat hoogleraren en andere medewerkers transparantie betrachten over nevenfuncties. Ook de financieringsstructuur van afdelingen is een verantwoordelijkheid van de universiteit. Ik ga in gesprek met de instellingen om na te gaan welke mogelijkheden zij zelf zien.
Denkt u dat de jarenlange ontoereikende bekostiging van de universiteiten ertoe kan hebben geleid dat veel onderwijsgevend personeel ook elders werkzaam is?
Bij sommige disciplines en opleidingen is het gangbaar dat onderwijsgevend personeel ook elders werkzaam is. Dit geldt in het algemeen voor onderwijs dat praktijkgericht is of opleidt voor een specifiek beroepenveld. Docenten met nevenfuncties kunnen een belangrijke verbinding vormen tussen onderwijs en de beroepspraktijk. Ik wil niet speculeren over de motieven die medewerkers van universiteiten en hogescholen hebben als zij onderwijstaken combineren met werkzaamheden buiten de onderwijsinstelling.
Hoe kijkt u aan tegen aanvullende richtlijnen voor specifieke faculteiten, waarbij nevenfuncties de norm zijn?
Ik ben niet bekend met aanvullende richtlijnen die voor specifieke faculteiten gelden. Voor bepaalde vakgebieden vind ik het begrijpelijk dat van onderwijzend personeel verwacht wordt over praktijkervaring te beschikken.
Kunt u aangeven of dit probleem speelt bij andere universiteiten en hogescholen? Zo nee, bent u bereid dat in kaart te laten brengen door bijvoorbeeld de Inspectie van het Onderwijs of de Nederlands-Vlaamse Accreditatieorganisatie (NVAO)?
Zoals ik heb aangegeven in mijn antwoord op vraag 5 wil ik de opstellers van de NGWI verzoeken deze gedragscode te evalueren. Deze evaluatie zal een breder beeld moeten geven over hoe universiteiten, hogescholen en instituten van NWO en KNAW omgaan met wetenschappelijke integriteit en nevenfuncties. Gelet hierop ligt het niet in de rede dat de NVAO of de Inspectie van het onderwijs een dergelijk onderzoek uitvoert, omdat toezicht op de wetenschappelijke integriteit niet direct tot hun taak behoort.
Hoe beziet u de uitspraak van de Universiteiten van Nederland inzake transparantie, dat «de afgelopen jaren [...] universiteiten flinke vooruitgang [hebben] geboekt met de registratie van nevenwerkzaamheden. Uit de meest recente inventarisatie (voorjaar 2019) blijkt dat van 97 procent van alle hoogleraren de nevenwerkzaamheden online staan», terwijl uit onderzoek van GroenLinks blijkt dat in het belastingrecht er in 17 procent van de gevallen geen transparantie is over de commerciële nevenfuctie op de website van een universiteit (een gemiddelde voor alle universiteiten in Nederland), en dat voor het overige academische personeel dit zelfs meer dan 60 procent is?2 3 Bent u bereid hierover met de Universiteiten van Nederland in gesprek te gaan?
De registratie van nevenwerkzaamheden valt onder de verantwoordelijkheid van universiteiten; zij zijn de werkgever. De sector zelf, en niet de overheid, heeft dit georganiseerd en gereguleerd. Ik zie in het onderzoek van GroenLinks, en in overige publicaties over nevenfuncties in het fiscale en economische domein die in de afgelopen tijd verschenen zijn, voldoende aanleiding om met UNL in gesprek te gaan over de wijze waarop instellingen invulling geven aan die verantwoordelijkheid.
Ziet u aanvullende mogelijkheden om ongewenste «dubbele petten» tegen te gaan en de onafhankelijkheid van onderzoekers op het gebied van belastingrecht te waarborgen?
Ik wil eerst het onderzoek van de Universiteit van Amsterdam en een evaluatie van de gedragscode afwachten, voordat ik een uitspraak kan doen over of aanvullende instrumenten nodig zijn en zo ja hoe de situatie kan worden aangepakt.
Bent u voornemens hierover in gesprek te gaan met de onderwijsinstellingen, de Inspectie van het Onderwijs en de NVAO?
Wat betreft de NVAO en de inspectie zal ik met hen bespreken of zij signalen hebben gekregen over de kwaliteit van het onderwijs die te maken hebben met de mate van diversiteit in nevenfuncties bij het onderwijzend personeel.
Het toezicht op de naleving van sancties tegen Rusland op de Zuidas |
|
Jasper van Dijk , Michiel van Nispen |
|
Sigrid Kaag (viceminister-president , minister financiën) (D66), Franc Weerwind (minister zonder portefeuille justitie en veiligheid) (D66) |
|
Wat is uw reactie op het artikel «Met hulp van advocatenkantoor Houthoff kon Poetin geopolitiek bedrijven vanaf de Zuidas»?1
Ik vind het van groot belang dat sancties door iedereen worden nageleefd, het toezicht adequaat is ingericht en dat bij overtreding wordt opgetreden. De Minister van Buitenlandse Zaken is in Nederland stelselverantwoordelijk voor sancties. Iedereen in Nederland valt onder de verplichtingen van de Sanctiewet 1977. Binnen het stelsel is voor financiële instellingen en trustkantoren voorzien in toezicht, voor advocaten is dat niet het geval. Met betrekking tot het toezicht op de naleving van de Sanctieregelgeving door advocaten werkt de Minister van Buitenlandse Zaken in samenwerking met de Minister voor Rechtsbescherming aan een noodzakelijke wettelijke regeling. Hierbij worden de rechtstatelijke uitgangspunten zoals de wettelijke geheimhoudingsplicht en het onafhankelijk toezicht in acht genomen. Wel kan overtreding van de verplichtingen van de Sanctiewet 1977 binnen het strafrecht bestraft worden. De Minister van Justitie en Veiligheid heeft laten weten geen uitlatingen te doen over de vraag of er strafrechtelijk onderzoek is verricht naar de casus uit 2019. Dit om niet onnodig een eventueel opsporingsbelang te frustreren.
Krijgt u na het lezen van het artikel ook de indruk dat het desbetreffende kantoor in 2019 de sancties die sinds 2014 golden tegen Rusland heeft overtreden?
Zie antwoord vraag 1.
Kunt u aangeven of er strafrechtelijk onderzoek is gedaan naar de desbetreffende casus uit 2019?
Zie antwoord vraag 1.
Welke instantie is er in Nederland eigenlijk belast het met toezicht op de naleving van sancties? Klopt het dat het een gedeelde taak is van de Autoriteit Financiële Markten, De Nederlandse Bank, de FIOD en het Openbaar Ministerie? Waarom is deze situatie zo ontstaan?
In het antwoord op deze vraag moet een onderscheid gemaakt worden tussen toezicht op de naleving enerzijds en opsporing en vervolging van overtredingen van de sanctieregelgeving anderzijds, zoals de Sanctiewet 1977 en Europese sanctiewetgeving.
De AFM en DNB houden toezicht op de naleving van de regels die gesteld zijn voor de bedrijfsvoering met betrekking tot de administratieve organisatie en de interne controle van financiële instellingen en trustkantoren. De financiële instellingen, trustkantoren en cryptopartijen moeten er bij DNB en de AFM melding van doen indien een relatie op een sanctielijst voorkomt. De instelling meldt dan ook de maatregelen die naar aanleiding daarvan zijn genomen, waaronder de bevriezing van tegoeden. De toezichthouders melden deze informatie vervolgens bij het Ministerie van Financiën. Ik informeer uw Kamer periodiek over de stand van zaken. Bij overtreding van de sanctieregelgeving door financiële instellingen en trustkantoren kunnen AFM en DNB bestuursrechtelijk optreden.
Iedereen in Nederland moet zich houden aan de sanctieregelgeving. Dit geldt voor een financiële instelling, andere dienstverleners zoals advocaten, en ook voor bedrijven met gesanctioneerde eigenaren zelf. Iedereen die de beschikking heeft over of toegang tot activa, vermogen of tegoeden van gesanctioneerde partijen moet dit bevriezen. Die verplichting geldt dus niet alleen voor financiële instellingen en trustkantoren. Zij zijn wel de enige die volgend uit de Sanctiewet 1977 verplicht zijn om relaties met gesanctioneerde personen te melden bij DNB of AFM en daarbij aan te geven hoeveel zij hebben bevroren.
Niet bevriezen van vermogen is een economisch delict. Het OM kan dan besluiten tot opsporing en vervolging. De FIOD heeft de bevoegdheid om onder het gezag van het OM een opsporingsonderzoek op te starten. Na strafrechtelijk onderzoek kan het OM tot vervolging overgaan als sprake is van kwalificatie van een economisch delict conform de Wet op de economische delicten.
AFM, DNB, FIOD en OM acteren op basis van wettelijk verankerde bevoegdheden en gescheiden, andersoortige verantwoordelijkheden. Op 1 april 2022 heeft het kabinet de heer Stef Blok als Nationaal Coördinator Sanctienaleving en Handhaving benoemd op het Ministerie van Buitenlandse Zaken2. De nationaal coördinator zal leiding geven aan de Rijksbrede stuurgroep sancties, waarin alle betrokken departementen en uitvoeringsinstanties zijn vertegenwoordigd. Daarnaast zal de nationaal coördinator ook een interdepartementale taakgroep aansturen waaraan relevante departementen en uitvoeringsinstanties capaciteit beschikbaar stellen. Deze taakgroep heeft onder andere als doel de knelpunten in de naleving en handhaving van sancties op te lossen, bijvoorbeeld op het gebied van informatie-uitwisseling tussen instanties en de coördinatie tussen departementen en betrokken instellingen te stroomlijnen.
Deelt u de mening dat wanneer het toezicht bij vier verschillende instanties ligt, de kans groot is dat dit niet goed functioneert omdat niemand echt volledig verantwoordelijk is?
Zie antwoord vraag 4.
Kunt u aangeven in hoeverre deze vier instanties over voldoende capaciteit beschikken om toe te zien op de naleving van sancties?
In de Kamerbrief van 14 maart 2022 is aangegeven dat er zal worden geïnventariseerd hoeveel extra capaciteit er door AFM en DNB benodigd is voor het toezicht op de naleving van de regels die gesteld zijn voor de bedrijfsvoering met betrekking tot de administratieve organisatie en de interne controle van financiële instellingen en trustkantoren3. Hierover ben ik met toezichthouders in gesprek. Het is immers van groot belang dat het toezicht naar behoren kan worden uitgevoerd. De Minister van Justitie en Veiligheid is met het OM in gesprek over de beschikbare capaciteit.
Klopt het dat er sinds 2015 wel veertien keer bestuursrechtelijke boetes zijn uitgedeeld, maar er geen enkele keer strafrechtelijk is opgetreden? Kunt u dit verklaren?
DNB kan bevestigen dat zij de afgelopen jaren verschillende boetes en lasten onder dwangsom heeft opgelegd wegens overtreding van de Sanctiewet. Sinds 2015 betreft dit 14 maatregelen. Dit zijn 12 boetes en 2 lasten onder dwangsom geweest.
Het OM heeft aangegeven dat strafrechtelijk is opgetreden tegen overtreding van sectorale sanctiemaatregelen aangaande de gesanctioneerde goederenstroom. Op 18 maart jl. heeft een strafrechtelijke interventie plaatsgevonden vanwege het mogelijk overtreden van de sanctieregelgeving op het terrein van financiële sanctiemaatregelen.4 Hierbij is beslag gelegd op 137 miljoen euro.
Deelt u de mening dat sancties alleen effectief zijn, wanneer deze ook worden nageleefd? Zo ja, hoe gaat u er voor zorgen dat het toezicht op de naleving van de nieuwe sancties tegen Rusland en Wit-Rusland door de kantoren op de Zuidas zal worden verbeterd en effectief zal zijn?
Die mening deel ik en op de naleving door de financiële sector wordt ook toezicht gehouden. Op 31 maart jl. en op 1 april jl. ontving uw Kamer een uitgebreid overzicht van de inspanningen t.a.v. sanctienaleving en handhaving. De uitvoering van het sanctiebeleid is essentieel om de Russische elite hard te raken in reactie op de Russische agressie in Oekraïne. Daarom zet het kabinet alles op alles om te zorgen dat we niks missen. Het kabinet wil dit voor de korte maar ook voor de lange termijn goed organiseren. In de uitvoering wordt de operationele samenwerking verbeterd onder leiding van de nationaal coördinator sanctienaleving en handhaving, Stef Blok. Het kabinet werkt aan actieve naleving en handhaving van sancties die tegen Rusland zijn ingesteld en de Russische personen en entiteiten die op de sanctielijst staan.
De schades aan huizen na werkzaamheden aan het kanaal Almelo-De Haandrik |
|
Henk Nijboer (PvdA), Habtamu de Hoop (PvdA) |
|
Mark Harbers (minister infrastructuur en waterstaat) (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie) |
|
|
|
|
Bent u bekend met de ellende die de werkzaamheden aan het kanaal Almelo-De Haandrik hebben veroorzaakt?
Ja. Het kanaal Almelo-De Haandrik is echter een provinciale vaarweg. Het beheer daarvan is in handen van de provincie Overijssel.
Bent u ermee bekend dat er ruim 400 huizen schade hebben ondervonden?
De provincie Overijssel meldt dat er 404 schademeldingen zijn.
Wat vindt u ervan dat mensen soms gedwongen moeten verhuizen omdat hun huizen niet meer veilig zijn?
Ik kan mij de zorgen en problemen van bewoners van de beschadigde huizen aan het kanaal Almelo-De Haandrik goed voorstellen. Schade aan woonhuizen is altijd ongewenst en ik begrijp dat de bewoners het proces een zware mentale belasting vinden en dit zo snel mogelijk achter de rug willen hebben. Helaas kost het proces van behandeling van de schademeldingen door de provincie en het adequaat herstellen van de getroffen woningen veel tijd. Dit komt ook door de aard van de problematiek en het grote aantal beschadigde woningen.
Wat vindt u ervan dat mensen in compleet kapotte woningen zitten, die lekkages vertonen, waar vloeren helemaal scheef lopen, die gestut zijn en geen enkele kwaliteit van leven meer bieden?
Zie antwoord 3.
Wat vindt u van de gemaakte fouten bij de werkzaamheden aan het kanaal? Wie is daarvoor verantwoordelijk?
Zie antwoord 3.
Vindt u het acceptabel dat mensen helemaal vast komen te zitten in de procedures en hier mentaal aan onder doorgaan?
Zie antwoord 3.
Hoelang vindt u het acceptabel dat mensen kunnen wachten, zonder perspectief te hebben dat het «goed komt» met hun woning? Bent u het ermee eens dat de drie tot vier jaar die het nu al duurt in ieder geval veel en veel te lang is?
Het kanaal Almelo-De Haandrik is een provinciale vaarweg. Het beheer daarvan is in handen van de provincie Overijssel. Mijn ministerie heeft hierin geen rol, maar houdt wel contact met de provincie. Daaruit blijkt dat door het aantal beschadigde woningen, de aard van de problematiek en de ontwikkelingen in de markt het de provincie helaas tijd kost om alle schademeldingen te behandelen en de getroffen woningen adequaat te laten herstellen. Inmiddels is er aan 288 meldingen schadevergoeding of subsidie toegekend die het mogelijk maakt schade te herstellen.
Hoeveel experts zijn er nodig om tot het inzicht te komen dat ook funderingen hersteld moeten worden? Wat vindt u van de mededeling van gedupeerden dat zij meer vreemden (deskundigen, experts, et cetera) op bezoek krijgen de laatste maanden dan familie en vrienden? Snijdt u dat niet ook door de ziel?
Zie antwoord vraag 7.
Bent u bereid persoonlijk actie te ondernemen, zodat deze mensen uit de ellende worden geholpen en voorkomen wordt dat zij definitief door de hoeven zakken? Zo ja, op welke wijze wilt u dat doen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 7.
Het bericht 'Zuidaskantoren oefenden invloed uit op publicaties medewerkers belastingrecht' |
|
Harry van der Molen (CDA), Inge van Dijk (CDA) |
|
Robbert Dijkgraaf (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (D66) |
|
|
|
|
Heeft u kennisgenomen van het artikel «Zuidaskantoren oefenden invloed uit op publicaties medewerkers belastingrecht»?1
Ja.
Wat vindt u ervan dat de meeste hoogleraren belastingrecht aan de Universiteit van Amsterdam (UvA) een nevenfunctie hebben bij een groot advocaten- of belastingadvieskantoor?
Het staat hoogleraren vrij om nevenfuncties te hebben, met inachtneming van de Nederlandse gedragscode wetenschappelijke integriteit en de Sectorale regeling nevenwerkzaamheden van de universiteiten. Hoeveel hoogleraren bij een afdeling een bepaalde nevenfunctie bekleden, is een verantwoordelijkheid van het bestuur van de universiteit. De decaan van de Faculteit Rechtsgeleerdheid heeft in de betreffende publicatie laten weten dat de balans bij de sectie Belastingrecht in de afgelopen twintig jaar, wat betreft het soort nevenfuncties, is scheefgegroeid.
Vindt u dat meer balans moet worden gezocht in diversiteit van nevenfuncties van hoogleraren, maar ook van andere medewerkers, bijvoorbeeld door meer hoogleraren en medewerkers uit de rechtspraak, belastingdienst of elders aan te trekken?
Een diversiteit van nevenfuncties kan verschillende invalshoeken bevorderen en kan daardoor bijdragen aan een klimaat waarin integriteit en academische vrijheid beter geborgd zijn. In die zin onderschrijf ik het belang van diversiteit van nevenfuncties van hoogleraren en andere medewerkers. De Universiteit van Amsterdam streeft naar meer diversiteit bij de sectie Belastingrecht en dat lijkt me een goede zaak.
Is er volgens u voldoende balans tussen fulltime en parttime wetenschappelijke aanstellingen bij fiscale studies aan universiteiten?
Volgens gegevens van de Universiteiten van Nederland (UNL) heeft ca. 70% van de hoogleraren een voltijdse aanstelling. Er zijn geen gegevens beschikbaar die specifiek betrekking hebben op fiscale studies noch over andere disciplines. Over de balans tussen fulltime en parttime wetenschappelijke aanstellingen bij fiscale studies aan universiteiten kan ik daarom geen uitspraken doen.
Ziet u mogelijkheden om tot meer diversiteit in nevenfuncties en aanstellingen bij fiscale opleidingen te komen?
De diversiteit in nevenfuncties en aanstellingen bij fiscale opleidingen betreft in eerste instantie een personele aangelegenheid. Dit is een verantwoordelijkheid van het bestuur van de universiteit of de faculteit. De universiteiten zouden hierop kunnen sturen bij de werving en aanstelling van academisch personeel. Een belangrijke voorwaarde is dat hoogleraren en andere medewerkers transparantie betrachten over nevenfuncties. Ik ben hierover in gesprek met UNL.
Met begrip voor «dubbele petten» om waardevolle kennis en praktijkervaring het onderwijs in te brengen – hoe wordt volgens u geborgd dat studenten belastingrecht aan de UvA, maar ook in fiscale studies aan andere universiteiten, voldoende verschillende «waardevolle inzichten» uit de praktijk krijgen?
De mate waarin studenten verschillende inzichten uit de praktijk opdoen, is een aspect van de kwaliteit van een opleiding. De externe borging daarvan is geregeld met accreditatie. Een commissie van onafhankelijke deskundigen vormt zich hierover een oordeel. Van opleidingen wordt verwacht dat de beoogde leerresultaten passen bij het niveau en de oriëntatie van de opleiding en zijn afgestemd op de verwachtingen van het beroepenveld en het vakgebied en op internationale eisen. Dit betekent onder andere dat afgestudeerden inzicht hebben in verschillende theorieën en concepten van een beroep of wetenschapsgebied en zich daar kritisch toe kunnen verhouden.
Hoe wordt volgens u in de fiscale opleidingen geborgd dat aan studenten voldoende verschillende invalshoeken worden meegegeven?
Of er voldoende verschillende invalshoeken aan bod komen bij een opleiding zal tot uitdrukking komen in verschillende aspecten van de opleiding. Daarbij valt te denken aan de diversiteit van de docenten en de studenten, de variatie in literatuur en onderwerpkeuze, beschikbare stageplekken, keuzevakken en minoren, werkvormen en samenwerkingen die de opleiding heeft met andere organisaties. Opleidingen besteden bovendien aandacht aan een brede, academische vorming van de studenten. Hoe en in welke mate zij dat doen, kan verschillen en niet elke opleiding doet dit even expliciet. Uiteindelijk betreft dit de kwaliteit van individuele opleidingen. Voor de borging daarvan verwijs ik naar mijn antwoord op vraag 6.
Welke rol speelt volgens u voldoende aandacht voor ethiek in het curriculum, en is dat volgens u voldoende geborgd in de fiscale opleidingen aan de UvA en andere Nederlandse universiteiten?
Het hoger onderwijs heeft mede tot doel studenten op te leiden tot zelfstandige, kritische mensen die in staat zijn om maatschappelijke omstandigheden en ethische overwegingen mee te laten wegen in hun oordeelsvorming. Aandacht voor ethiek in de opleiding, al dan niet expliciet in het curriculum verankerd, kan daar zeker een bijdrage aan leveren. Of er voldoende aandacht wordt besteed aan de academische vorming van studenten wordt voor elke opleiding beoordeeld bij de accreditatie van de opleiding. Ik heb geen specifiek beeld hiervan ten aanzien van de fiscale opleidingen in Nederland. Wel heeft de Inspectie van het Onderwijs een algemeen beeld opgehaald.2 Zo spreekt ruim de helft van de studenten zich positief uit over de aandacht die de opleiding volgens hen geeft aan maatschappelijk verantwoordelijkheidsbesef. Wel heeft de inspectie de instellingen opgeroepen om de activiteiten en resultaten ten aanzien van maatschappelijk verantwoordelijkheidsbesef meer transparant te maken. Die oproep ondersteun ik.
Kunt u een overzicht geven op welke universiteiten ethiek of bijvoorbeeld filosofie in het curriculum van fiscale studies zit, en bij welke universiteiten dit minder of niet aanwezig is?
Ik heb dit overzicht opgevraagd bij UNL. Er zijn vijf bacheloropleidingen Fiscaal recht bij de veertien Nederlandse universiteiten. Drie van de vijf bieden een of meerdere cursussen ethiek of filosofie aan. Voor de masteropleidingen geldt dat er slechts een opleiding is die specifiek het vak ethiek aanbiedt. Voor de meeste masterstudenten geldt echter dat zij ethiek/filosofie al in de bachelor hebben gehad; fiscaal recht is vaak een specialisatie in de master, volgend op de bachelor Rechtsgeleerdheid.
Wat zijn volgens u de waarborgen voor integriteit ten grondslag aan wetenschappelijk onderzoek die aan universiteiten gelden, en hoe beoordeelt u in dat licht de meldingen van de anonieme bronnen in het artikel?
Bij universiteiten gelden verschillende waarborgen voor wetenschappelijke integriteit. Allereerst de door alle universiteiten onderschreven Nederlandse gedragscode wetenschappelijke integriteit. In deze code staan normen voor goede onderzoekspraktijken waaraan een onderzoeker zich in zijn of haar onderzoek moet houden. Deze normen gaan uit van principes, zoals onafhankelijkheid en eerlijkheid. In de gedragscode staan ook zorgplichten voor de kennisinstelling. Die moet bevorderen dat onderzoekers zich aan de normen houden. In deze gedragscode staan verder de maatregelen en sancties in het geval deze normen niet worden nageleefd.
Een andere belangrijke waarborg is de Sectorale regeling nevenwerkzaamheden van de universiteiten. In artikel 11 van deze regeling is onder meer bepaald dat geen toestemming voor werkzaamheden wordt verleend voor nevenwerkzaamheden die de wetenschappelijke, organisatorische of zakelijke belangen van de universiteit schaden dan wel waarbij (de schijn van) belangenverstrengeling aanwezig is.
Gelet hierop en meer in het algemeen moeten nevenwerkzaamheden, en de context waarin deze worden verricht, passen bij de rol van wetenschapper. In artikel 1.6 van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek is bepaald dat wetenschappers academische vrijheid genieten. Die academische vrijheid is een hoog goed dat gekoesterd moet worden. Inherent verbonden hieraan is dat (de schijn van) belangenverstrengeling voorkomen moet worden; van wetenschappers mag verwacht worden dat zij varen op een sterk moreel kompas. De meldingen van anonieme bronnen vind ik in dit licht zorgwekkend, maar ik vind het ook van belang dat eerst het door de Universiteit van Amsterdam aangekondigde onafhankelijke onderzoek wordt afgewacht.
Het lerarentekort in Nederland |
|
René Peters (CDA) |
|
Dennis Wiersma (minister zonder portefeuille onderwijs, cultuur en wetenschap) (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie) |
|
|
|
|
Bent u bekend met het bericht «Surinaamse leerkrachten kunnen ons lerarentekort opvangen, maar ze mogen niet komen»1 en de uitzending van het tv-programma Kassa d.d. 5 maart 2022?2
Ja.
Bent u bekend met het enorme lerarentekort in met name de grote steden en aandachtswijken?
Ja.
Deelt u de mening dat een tekort aan leraren, kinderen hindert in hun ontwikkeling en de kansenongelijkheid bevordert?
Voldoende bevoegde en bekwame leraren zijn essentieel voor de kwaliteit, kansengelijkheid en continuïteit van het onderwijs en daarmee voor een optimale ontwikkeling van kinderen. Een tekort aan leraren is een risico daarvoor.
Deelt u de mening dat om het lerarentekort op te lossen, creatief gedacht moet worden en grenzen van wet- en regelgeving moeten worden opgezocht?
We zien dat steeds meer scholen zoeken naar creatieve oplossingen om de kwaliteit en continuïteit van het onderwijs te borgen, bijvoorbeeld door functiedifferentiatie en specialisatie. Ik vind het zeker wenselijk dat scholen, vanuit het belang van goed onderwijs voor leerlingen, verkennen welke mogelijkheden er zijn en daar waar nodig ook gebruik van maken.
Bent u bekend met het feit dat Nederlands sprekende geschikte, bekwame en beschikbare leraren uit Suriname niet in Nederland mogen werken, omdat ze niet uit de Europese Unie komen?
Ik ben ermee bekend dat leraren uit Suriname die een Surinaamse pabo hebben gevolgd, niet als leraar in Nederland aan de slag kunnen. Oorzaak hiervoor is tweeledig. In de eerste plaats zijn deze leraren meestal nog niet bevoegd: de Surinaamse pabo heeft lagere eindtermen dan de Nederlandse pabo. Dat betekent dat deze leraren hier pas als leraar kunnen werken als zij voldoen aan alle bekwaamheidseisen voor de lesbevoegdheid primair onderwijs. Bijscholing door een Nederlandse lerarenopleiding is dan nodig om een bevoegdheid te halen.
Ten tweede moet een leraar van buiten Europa, de EER en Zwitserland beschikken over een gecombineerde vergunning voor verblijf en arbeid (hierna: gvva) om in Nederland te kunnen werken. De werkgever vraagt deze gvva aan bij de IND, die op haar beurt als onderdeel van de procedure advies vraagt aan het UWV. Het UWV beoordeelt of de aanvraag past binnen de voorwaarden van de Wet arbeid vreemdelingen (hierna: Wav). Er wordt bijvoorbeeld een arbeidsmarkttoets gedaan, waarbij onderzocht wordt of er voor de betreffende functie al arbeidsaanbod aanwezig is in Nederland, de EER en Zwitserland – het zogenaamde «prioriteitgenietend aanbod» – en of de werkgever voldoende inspanningen heeft gedaan om aanbod te werven. Verder wordt getoetst of de werkgever een passend salaris aanbiedt en of de vreemdeling over de juiste beroepskwalificaties beschikt.
Kunt u aangeven uit welk Europees land Nederlands sprekende geschikte en bekwame leraren kunnen komen?
Een voorbeeld van een land waar vaker leraren op Nederlandse scholen aan het werk gaan, is (Nederlandstalig) België. Ook vanuit de Duitstalige lidstaten komen er soms leraren over naar Nederland (dit kan ook zijn om het vak Duits te geven in het voortgezet onderwijs).
Kunt u aangeven welke beschikbare en geschikte Nederlandse ongediplomeerde doelgroep aangeboord kan worden, die met relatief weinig moeite een Pabo-diploma kan halen?
Elk jaar stromen er professionals vanuit andere beroepssectoren het onderwijs in. In 2021 is er voor 767 zij-instroomtrajecten in het beroep van leraar in het primair onderwijs subsidie toegekend aan de werkgever (een schoolbestuur) om een zij-instromer tot leraar te kunnen laten opleiden. Dit is slechts een klein deel van de volledige groep zij-instromers: naast deze groep zijn in 2021 meer dan 2.000 professionals met een vooropleiding in het hoger onderwijs, gestart met de (meestal deeltijd) pabo om een lesbevoegdheid te halen.
Daarnaast kan ook onderwijsondersteunend personeel, zoals onderwijsassistenten of leraar-ondersteuners, een verticale overstap maken naar het leraarschap. In 2021 is voor meer dan 350 onderwijsassistenten door de werkgever subsidie aangevraagd om de pabo te kunnen volgen.
Deelt u de mening dat maatwerk mogelijk zou moeten zijn voor een geschikte, bekwame en beschikbare doelgroep leraren?
Met de Kamer ben ik van mening dat maatwerk van belang voor geschikte, potentiële leraren. In het Regeerakkoord hebben we dan ook afgesproken om de lerarenopleidingen verder te verstreken en ook de opleiding voor zij-instromers te verbeteren en te flexibiliseren. Voor de zomer sturen mijn collega, Minister Dijkgraaf van OCW en ik u een brief over de aanpak van de tekorten, waar zij-instroom deel van uitmaakt.
Lerarenopleidingen kunnen maatwerk bieden en doen dit ook steeds vaker, bijvoorbeeld voor kandidaten die de capaciteit hebben om (versneld) een lerarenopleiding met succes te doorlopen, zoals zij-instromers. Lerarenopleidingen hebben in het aanbod van verkorte maatwerkopleidingen de afgelopen jaren ook al stappen in gezet: met het sluiten van het Bestuursakkoord flexibilisering lerarenopleidingen in oktober 2020 werken zij aan het (nog) beter aan te laten sluiten van het opleidingsaanbod op de behoeften van aankomende leraren.
Surinaamse leraren kunnen, als zij voldoende bekwaam en (in Nederland) bevoegd zijn, ook bijdragen aan de aanpak van het lerarentekort. Voorwaarde is dat voldaan wordt aan de voorwaarden van de Wav. Een werkgever (schoolbestuur) kan bij de IND een aanvraag indienen om een openstaande vacature op te vullen met mensen die afkomstig zijn uit landen van buiten Nederland, de EER of Zwitserland. Indien een werkgever kan aantonen dat er voldoende wervingsinspanningen zijn verricht, er een passend salaris wordt geboden, de kandidaat beschikt over door DUO erkende kwalificaties voor het beroep van leraar en er geen ander prioriteit genietend aanbod is, is aan de belangrijkste voorwaarden voor het verkrijgen van een gvva voldaan.
Wat gaat u doen om maatwerk mogelijk te maken, zodat het lerarentekort (een klein beetje) verkleind kan worden?
Zie antwoord vraag 8.
De zorgelijke toestand van etnisch-Russische studenten, docenten en onderzoekers in Nederland |
|
Sjoerd Sjoerdsma (D66), Anne-Marijke Podt (D66), Jeanet van der Laan (D66) |
|
Robbert Dijkgraaf (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (D66), Eric van der Burg (staatssecretaris justitie en veiligheid) (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie) |
|
|
|
|
Bent u bekend met de zorgelijke toestand van etnisch-Russische studenten, docenten en onderzoekers in Nederland op dit moment?
Ja.
Bent u verder bekend met het feit dat door de genomen sancties de financiële steun via de ouders van de groep studenten is opgedroogd?
Ja.
Bent u het eens met de stelling dat deze studenten in combinatie met het feit dat zij volgens de Nederlandse wet maximaal 16 uur per week mogen werken in acute geldproblemen kunnen komen? Hoe oordeelt het u over deze situatie? Welke versnelde maatregelen neemt u om deze studenten uit deze geld- en andere problemen te helpen? Is het bijvoorbeeld mogelijk het aantal uren dat zij mogen werken uit te breiden?
Tijdens de studie mag een student met een verblijfsvergunning «studie» arbeid van bijkomende aard verrichten. De werkgever moet dan wel in het bezit zijn van een tewerkstellingsvergunning. Deze tewerkstellingsvergunning wordt afgegeven zonder dat UWV toetst of er voor de vacature prioriteit genietend arbeidsaanbod is. Het is de student slechts toegestaan om 16 uur per week te werken. In plaats daarvan mag de student ook fulltime werken gedurende de zomermaanden (juni, juli en augustus). De arbeid is beperkt tot arbeid van bijkomende aard omdat het hoofddoel in Nederland de studie moet betreffen en niet het werken in loondienst. Het aanpassen van het aantal uren dat studenten mogen werken wordt niet als oplossing gezien gelet op de risico’s die dit met zich meebrengt op het oneigenlijk gebruik van de verblijfsvergunning voor studie. Het is bovendien niet mogelijk dit enkel voor (Wit)Russische studenten aan te passen, aangezien er geen onderscheid naar nationaliteit gemaakt kan worden.
Wel is het belangrijk om iets voor deze groep te doen. Daarom heb ik de instellingen voor hoger onderwijs opgeroepen deze studenten zoveel mogelijk op te vangen en (financieel) te ondersteunen.
Bent u het eens met de stelling dat etnisch-Russische studenten, docenten en onderzoekers op het moment negatieve gevolgen ondervinden waar zij niks aan kunnen doen?
Ja.
Bent u bekend met het feit dat er veel onduidelijkheid bestaat over de mogelijkheden voor deze groep om hun studie of werk voort te zetten en over hun visa, terwijl zij niet terug kunnen vliegen naar Rusland of Belarus?
Ja, ik ben bekend met deze onduidelijkheden. Met behulp van de koepels werk ik hard aan het scheppen van meer duidelijkheid en heb ik de belangrijkste hoofdvragen kunnen beantwoorden of het proces om te komen tot beantwoording in gang gezet. Voor zover de sancties dat niet verhinderen, is het wenselijk dat de studenten, onderzoekers en docenten uit (Wit-)Rusland hun studie, onderzoek c.q. werk zoveel mogelijk voortzetten. Hun dienstverband als onderzoeker of docent of hun inschrijving als student wordt dan niet beëindigd en de verblijfsvergunning of het visum wordt niet ingetrokken. Daarnaast heb ik, zoals in antwoord 3 al aangegeven, de onderwijsinstellingen het dringende advies gegeven zowel Oekraïense als (Wit-)Russische studenten zoveel mogelijk op te vangen en waar mogelijk (financieel) te ondersteunen. Zolang aan de verblijfsvoorwaarden wordt voldaan behouden de (Wit)Russen hun verblijfsrecht in Nederland en is er geen sprake dat zij Nederland worden uitgezet.
Hoe oordeelt u over deze situatie? Hoe weegt u hierbij het feit dat veel van deze mensen uitgesproken anti-Poetin zijn?
Zoals in antwoord 5 is aangegeven, vind ik het belangrijk dat studenten, onderzoekers en docenten uit (Wit-)Rusland zoveel mogelijk hun werkzaamheden voortzetten. De sancties richten zich immers primair op formele samenwerkingsverbanden met Rusland en Wit-Rusland en niet op individuele burgers uit deze landen die in Nederland verblijven. Dat geldt ongeacht of het gaat om burgers uit (Wit-)Rusland die wel of niet kritisch zijn op het beleid van president Poetin.
Bent u bereid, dit alles overwegende, zorgvuldig te kijken naar de verblijfsstatus van deze studenten en het zo nodig mogelijk te maken dat zij zo lang als nodig in Nederland kunnen blijven?
Zolang de studenten blijven studeren en aan de voorwaarden voor de verblijfsvergunningen voldoen kunnen zij de verblijfsvergunning behouden. Bezien zal nog worden op welke wijze de desbetreffende studenten die niet meer aan de verblijfsvoorwaarden voldoen en ook niet terug kunnen keren naar (Wit-)Rusland, hun verblijf in Nederland kunnen voortzetten.
Welke mogelijkheden hebben universiteiten en hogescholen om studenten uit Oekraïne, Belarus en Rusland die het collegegeld niet (meer) kunnen betalen tegemoet te komen?
Universiteiten en hogescholen kunnen studenten bij acute financiële problemen ondersteunen. Ik zie dat de instellingen ruimhartig doen en ik juich dit toe. Voor de langere termijn zullen we in samenspraak met de onderwijsinstellingen nationaal moeten bezien of, en zo ja hoe we deze studenten financieel kunnen ondersteunen.
Bent u bekend met het feit dat er ook groepen studenten zijn die niet uit Rusland of Belarus komen, maar wel ouders in deze landen hebben en dus ook met deze problemen te maken hebben? Zijn er mogelijkheden ook voor deze studenten te komen tot oplossingen?
Ja. Ook deze studenten kunnen zich melden bij hun onderwijsinstelling.
In hoeverre heeft deze situatie verder invloed op het weglekken van belangrijke wetenschappelijke kennis uit Nederland? Kunt u verder uitweiden over de mogelijke risico’s wat betreft dit thema en welke maatregelen er genomen worden om deze risico’s te mitigeren?
Ik heb de Nederlandse instellingen voor hoger onderwijs- en wetenschap dringend geadviseerd hun formele en institutionele samenwerkingsverbanden met kennisinstellingen in Rusland en Belarus te bevriezen. Het is van belang dat Nederlandse kennisinstellingen daarnaast extra waakzaamheid betrachten ten aanzien van cyberveiligheid en kennisveiligheid, in het bijzonder in strategisch gevoelige domeinen. Over de kabinetsaanpak m.b.t. kennisveiligheid1 is uw Kamer laatstelijk geïnformeerd op 31 januari jl. Ook werd op die dag de Nationale Leidraad Kennisveiligheid2 gepubliceerd en werd het Rijksbrede Loket Kennisveiligheid3 geopend, waar kennisinstellingen in voorkomende gevallen terecht kunnen voor informatie en advies vanuit alle relevante ministeries en diensten.
Kunt u deze vragen afzonderlijk en met spoed beantwoorden?
De situatie aan de grens met Oekraïne |
|
Don Ceder (CU), Mirjam Bikker (CU), Stieneke van der Graaf (CU), Kati Piri (PvdA) |
|
Wopke Hoekstra (viceminister-president , minister buitenlandse zaken) (CDA), Liesje Schreinemacher (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie), Eric van der Burg (staatssecretaris justitie en veiligheid) (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie) |
|
|
|
|
Bent u bekend met het gegeven dat de situatie in Oekraïne vanwege de enorme toestroom van vluchtelingen tot lange wachttijden aan de grenzen van Oekraïne en onder andere Polen en Hongarije leidt en dat dit voor kwetsbaren die lang moeten wachten in de kou, leidt tot schrijnende situaties? Wat is uw inschatting van de situatie aan de grensposten? Op welke manier worden landen die grenzen aan Oekraïne ondersteund om de procedure-capaciteit te ondersteunen en zo de wachttijden te verkleinen? Weet u of deze landen al een aanvraag hebben ingediend bij Europese agentschappen als de European Union Agency for Asylum (EUAA) of Frontex om hen te hulp te schieten? Zo ja, bent u bereid deze agentschappen ook met personele ondersteuning bij te staan, mocht dit nodig zijn? Zo nee bent u bereid deze behoefte te polsen bij de buurlanden in het belang van het verlagen van de wachttijden aan de grens?
Het kabinet is bekend met de berichtgeving over de wachttijden aan de grensovergangen en acht lange wachttijden onwenselijk, zeker ook vanwege de humanitaire consequenties. Ook vindt het kabinet het van belang dat grenscontroles doorgang vinden, inclusief veiligheidscontroles en screening. Europese lidstaten, bevestigd door Frontex, geven aan dat de capaciteit ten behoeve van grensmanagement aan de grensovergangen aan Europese zijde op dit moment toereikend is.
De Europese Agentschappen Frontex en het EU Asielagentschap (EUAA) staan paraat om lidstaten die grenzen aan Oekraïne te ondersteunen, waar zij aangeven dat nodig te hebben. Frontex biedt ondersteuning in de vorm van het inzetten van officieren. Het EUAA kan ondersteuning bieden in het asielproces, opvang en implementatie van de Richtlijn Tijdelijke Bescherming. Frontex ondersteunt, op dit moment, op hun verzoek, Roemenië, Slowakije, Polen en Estland aan de grens, waarbij de meeste officieren in Roemenië worden ingezet. Daarnaast heeft Roemenië een operationeel hulpverzoek ingediend bij het EUAA. Het kabinet heeft, bij monde van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, aangegeven open te staan voor verzoeken die via Frontex of het EUAA worden gedaan. Frontex heeft een verzoek ingediend bij Nederland ten behoeve van ondersteuning in Estland als gevolg van de migratie-situatie rondom Oekraïne. Nederland is voornemens hier positief op te reageren.
Bent u bekend met het gegeven dat de Dutch Relief Alliance (DRA) inmiddels 2.5 miljoen euro heeft vrijgemaakt van het bestaande DRA-budget voor hulp in Oekraïne? Bent u bereid om, gezien het gegeven dat de nood veel groter wordt nu er meer dan 1 miljoen vluchtelingen al de grens zijn overgestoken, het DRA-budget eenmalig te verhogen om aan de extra noden van deze Oekraïense vluchtelingen ook in de buurlanden, te voldoen? Is het u bekend dat de VN-Vluchtelingenorganisatie UNHCR een oproep heeft gedaan aan landen om in totaal 1,7 miljard dollar vrij te maken om de juiste bescherming te kunnen bieden aan vluchtelingen binnen Oekraïne en de opvang van vluchtelingen buiten Oekraïne? Bent u bereid om een additioneel bedrag vrij te maken om een grotere bijdrage te leveren aan dit fonds?
Ja, het kabinet is bekend met het gegeven dat de DRA inmiddels 2.5 miljoen heeft vrijgemaakt om een joint respons te beginnen in Oekraïne. Zoals de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking uw Kamer meedeelde in haar brief over de humanitaire inspanningen voor Oekraïne en buurlanden1 is door haar tijdens de actie van Giro 555 is een additionele bijdrage van 15 miljoen euro bekendgemaakt. Dit is bedoeld voor de organisaties die bij Giro 555 betrokken zijn – o.a. leden van de DRA – die zullen zorgen dat het geld terechtkomt bij de mensen die dit het hardst nodig hebben, inclusief vluchtelingen in de buurlanden.
Tevens is het kabinet bekend met de oproep van de VN om in totaal 1,7 miljard dollar vrij te maken voor de slachtoffers van de oorlog in Oekraïne. In reactie op deze oproep is meteen een additioneel bedrag van 20 miljoen beschikbaar gesteld om de VN te ondersteunen in het verlenen van levensreddende hulp in Oekraïne.
Deze bedragen komen bovenop de meerjarige en flexibele bijdragen van Nederland aan de VN, het Rode Kruis en andere humanitaire hulporganisaties. Daarmee worden deze organisaties in staat gesteld snel en flexibel te reageren op de ontwikkelingen van de crisis. Ook hierover informeerde de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking uw Kamer in eerdergenoemde brief. Het kabinet blijft de ontwikkelingen van de humanitaire crisis nauwgezet volgen.
Is het u bekend dat er op maandag 7 maart een landelijke actie van Giro 555 is? Bent u van plan net als bij sommige voorgaande inzamelingsacties dit bedrag te verdubbelen? Zo nee, bent u alsnog bereid dit te doen?
Zoals hierboven vermeld, heeft het kabinet een extra bedrag van 15 miljoen beschikbaar gesteld om de Giro 555 actie te ondersteunen.
Bent u het ermee eens dat, aangezien enkele grensgebieden van Oekraïne, zoals in Hongarije en Roemenië, tot de armste regio’s van Europa horen, er voor de fatsoenlijke opvang van vluchtelingen een groot te kort is aan voldoende opvangplekken?1 Op welke manier worden deze landen en regio’s bijgestaan om dit op korte termijn voor elkaar te krijgen? Bent u bereid in samenwerking met de Europese Commissie deze landen of internationale organisaties ter plekke financieel bij te staan om hier een bijdrage aan te leveren?
Het kabinet is het met deze leden eens dat Europa eensgezind moet zijn over de opvang van mensen die het conflict in Oekraïne ontvluchten en de buurlanden van Oekraïne waar nodig moet ondersteunen bij de opvang van vluchtelingen. Daar zet het kabinet zich dan ook voor in. Waar tot voor kort de opvangcapaciteiten in omringende landen voldoende leek, ontvangt het kabinet inmiddels signalen dat deze zijn grenzen begint te bereiken. Hierover wordt in verschillende Europese gremia actief gesproken.
Binnen de EU bestaan meerdere manieren om ondersteuning te coördineren ten behoeve van de getroffen lidstaten, zoals geschetst in het antwoord op vraag 1. Aanvullend steunt het kabinet het Europese noodhulpcoördinatie mechanisme (UCPM) waar omringende landen Moldavië, Slowakije en Polen momenteel steun van ontvangen. Het kabinet ondersteunt deze lidstaten zo via het UCPM. Aanvullend heeft het kabinet een half miljoen euro vrij gemaakt om Moldavië te ondersteunen.
Bent u bekend met de in de media verschenen verschillende berichten over discriminatie bij de verschillende grensposten?2 Wat vindt u van het gegeven dat uit eigen observaties blijkt dat dit ook plaatsvindt aan de Oekraïens-Hongaarse grens, waarbij met name Oekraïens-Hongaarse Roma – die een Hongaars paspoort hebben maar geen verblijfplaats – zeer kwetsbaar zijn? Is er tijdens de gesprekken over de Tijdelijke Beschermingsrichtlijn over deze ongelijke behandeling gesproken? Op welke manier zorgt deze richtlijn ervoor dat in de grenslanden alle groepen gelijkwaardig worden behandeld en dezelfde rechten hebben? Hoe gaat u hier op toezien?
De berichten over discriminatie aan de grens zijn het kabinet bekend. De situatie aan de grenzen van Oekraïne is diffuus en dat maakt het moeilijk om de berichtgeving te verifiëren, dergelijke berichtgeven is echter zorgelijk. Bij verificatie van de berichtgeving zijn er op grond van de beschikbare informatie geen aanwijzingen gevonden dat er sprake is van discriminatie aan de EU zijde van de grens. Het kabinet meent echter dat er nooit sprake mag zijn van discriminatie, racisme of welke selectie dan ook op basis van nationaliteit of huidskleur. Zeker niet wanneer mensen op de vlucht zijn voor geweld zoals bij de ontheemden van Oekraïne het geval is.
Het kabinet volgt de ontwikkelingen nauwgezet. De autoriteiten van buurlanden die vluchtelingen ontvangen, waaronder Polen en Hongarije, bevestigen dat alle mensen op de vlucht voor de oorlog in Oekraïne worden doorgelaten. De ambassades in de buurlanden hebben geen signalen ontvangen dat vluchtelingen structureel door grensautoriteiten worden geweerd op grond van nationaliteit of huidskleur. Ditzelfde geldt voor minderheden, zoals de Roma. Dit laat onverlet dat de kwetsbare positie van minderheden continue aandacht behoeft.
Zijn de signalen dat er ook criminelen actief zijn als mensenhandelaren aan de grensposten bij u bekend?3 Bent u bereid om met betrokken grenslanden en ervaren NGO’s tot een plan te komen om vluchtelingen bescherming tegen hen te bieden? En bent u tegelijkertijd bereid om samen met andere landen zelf vervoer te regelen, zodat vluchtelingen veilig kunnen afreizen naar andere landen? Zo ja, op welke manier?
Het kabinet is bekend met de signalen. EuropOL monitort gezamenlijk met de desbetreffende grenslanden deze signalen nauwlettend. Zij hebben daarbij in het bijzonder aandacht voor kwetsbare groepen. De gevolgen voor de georganiseerde criminaliteit, waaronder mensenhandel, zijn nog niet exact duidelijk. Deze moeten in Europees verband en in onderlinge samenhang in kaart worden gebracht. Het departement verkent samen met het Openbaar Ministerie, Politie en andere partners nationaal en in Europees verband hoe tot dit beeld te komen, zodat vervolgens de meeste effectieve gezamenlijke interventies kunnen worden vastgesteld en ingezet.
In alle grenslanden (Polen, Slowakije, Hongarije en Roemenië) en vele andere Europese Lidstaten (o.a. Duitsland, Oostenrijk, Tsjechië, Frankrijk en België) is het gebruik van treinen van het openbaar vervoer gratis voor vluchtelingen uit Oekraïne. Ook in Nederland kan dit. Hierdoor kan er veilig door de EU gereisd worden.
Het bericht ‘Surinaamse leerkrachten kunnen ons lerarentekort opvangen, maar ze mogen niet komen’ en de uitzending van Kassa van 5 maart 2022 |
|
Anne-Marijke Podt (D66), Paul van Meenen (D66) |
|
Eric van der Burg (staatssecretaris justitie en veiligheid) (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie), Dennis Wiersma (minister zonder portefeuille onderwijs, cultuur en wetenschap) (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie) |
|
|
|
|
Bent u bekend met het bericht «Surinaamse leerkrachten kunnen ons lerarentekort opvangen, maar ze mogen niet komen»1 en de uitzending van Kassa betreffende dit onderwerp?2 Zo ja, hoe duidt u dit artikel en deze uitzending?
Zowel met het bericht als met de uitzending ben ik bekend. In het artikel van de Volkskrant en in de uitzending van Kassa staan Surinaamse leraren centraal die in Nederland zouden willen werken. Zij lopen tegen drempels aan die te maken hebben met hun (vaak onvolledige) beroepskwalificaties en met de restrictieve procedure voor toegang tot de Nederlandse arbeidsmarkt.
Klopt het dat de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) verblijfsvergunningen afwees van Surinaamse leerkrachten die in Nederland les willen geven, met als reden dat hier «voldoende aanbod» aanwezig is? Zo ja, hoe beoordeelt u deze afwijzing?
Voor het aanstellen van een leraar uit Suriname is een gecombineerde vergunning voor verblijf en arbeid (hierna: gvva) nodig. Werkgevers kunnen hiervoor een aanvraag doen bij de IND. De IND vraagt daarover een advies van het UWV, die de functie registreert. In 2021 heeft het UWV <10 adviezen afgegeven voor een gvva-aanvraag van een schoolbestuur voor het aanstellen van een leraar van buiten de EU; voor zover bekend zijn daarbij geen negatieve adviezen afgegeven. In de eerste vijf maanden van 2022 is een aantal negatieve gvva adviezen afgegeven voor leerkrachten (niet enkel het basisonderwijs). Reden voor afwijzing was dat niet voldaan werd aan de voorwaarden die in de Wet arbeid vreemdelingen (hierna: Wav) worden gesteld, waaronder het beschikken over de juiste kwalificaties.
De procedure voor het verkrijgen van een gvva is toegelicht in het antwoord op vraag 6 en valt onder verantwoordelijkheid van de Minister van SZW.
Klopt het dat er een lerarenoverschot is in Suriname? Zo ja, om hoeveel leerkrachten gaat het?
De Nederlandse ambassade in Paramaribo heeft navraag gedaan bij de lerarenopleidingen in Suriname. Op basis daarvan kan geconcludeerd worden dat er in Suriname géén overschot aan leraren is.
Wat zou het voor het onderwijs in Suriname betekenen als we Surinaamse leerkrachten de mogelijkheid geven om in Nederland les te geven?
Zoals in het antwoord op vraag 3 is toegelicht, zijn er geen aanwijzingen dat er sprake is van een lerarenoverschot in Suriname. Net als in Nederland zijn goed opgeleide leraren in Suriname hard nodig. Wederzijdse inzet van leraren kán een verrijking zijn van het onderwijs in eigen land en het land van herkomst, mits dit ten goede komt aan de kwaliteit in beide landen. Op dit moment kampt Suriname met een hoge mate van braindrain. Door de ernstige devaluaties van de Surinaamse munt en de hoge inflatie de afgelopen jaren, vertrekken leraren die beschikken over passende beroepskwalificaties uit Suriname omdat ze in het thuisland minder verdienen dan in bijvoorbeeld Nederland, België of Caribisch gebied. De uitstroom van leraren kan een weerslag hebben op de kwaliteit van het Surinaamse onderwijs.
Kunt u bevestigen dat de lerarenopleiding in Suriname in Nederland gelijkgesteld wordt met twee à drie jaar pabo?
De eindtermen van de Surinaamse pabo zijn lager dan de eindtermen van de Nederlandse pabo. DUO waardeert dit diploma inderdaad ongeveer op twee á drie jaar van een Nederlandse lerarenopleiding. Soms heeft een leraar in Suriname extra opleidingen gevolgd na(ast) de Surinaamse pabo. Leraren uit Suriname kunnen bij DUO een aanvraag indienen voor erkenning van hun beroepskwalificaties om te laten beoordelen of ze bevoegd zijn om in Nederland les te mogen geven.
Hoe verhoudt het naar Nederland halen van deze leerkrachten zich tot de Wet arbeid vreemdelingen?
De toegang tot de arbeidsmarkt voor derdelanders is geregeld in de Wet arbeid vreemdelingen (hierna: Wav) en is aan restrictieve voorwaarden verbonden. Een werkgever kan in principe alleen een derdelander aannemen als er in Nederland, de EER of in Zwitserland geen aanbod aanwezig is (het zogenaamde «prioriteitgenietend genietend aanbod»). Een werkgever (c.q. een schoolbestuur) moet voor het aanstellen van een derdelander (in voorliggende situatie een leraar uit Suriname) een gvva aanvragen bij de IND. Als onderdeel van de procedure vraagt de IND advies aan het UWV omtrent de voorwaarden aan de Wav. Het UWV toetst per aanvraag onder andere of er prioriteitgenietend aanbod aanwezig is en of de werkgever voldoende heeft gedaan om binnen Nederland, de EER en Zwitserland personeel te vinden. Hierbij wordt ook beoordeeld of de derdelander beschikt over de juiste beroepskwalificaties die gelden in Nederland. Als de derdelander andere beroepskwalificaties heeft, vergelijkt het UWV bij de toets ook prioriteitgenietend aanbod met dezelfde kwalificaties. Verder wordt beoordeeld of een passend salaris wordt geboden.
Ziet u kansen in het opvangen van het lerarentekort door Surinaamse leerkrachten? Zo ja, wat zou moeten gebeuren om dit te realiseren?
Op 22 april jl. heb ik met de cao partners het onderwijsakkoord gesloten. Hiermee wordt 1,5 miljard euro geïnvesteerd in het funderend onderwijs. Hiermee wordt onder meer de loonkloof tussen po en vo gedicht, wordt de werkdruk in het vo aangepakt en komt er meer ruimte voor ontwikkeling en bijscholing. We maken werken in het onderwijs hiermee aantrekkelijker. Bij het akkoord zit ook een opzet voor een ambitieuze agenda om lerarentekort aan te pakken en tot een goed werkende arbeidsmarkt van de sector onderwijs te komen. Daar wil ik vol op inzetten.
Zoals in het antwoord op vraag 3 is toegelicht, zijn er geen aanwijzingen dat er sprake is van een lerarenoverschot in Suriname. Net als in Nederland zijn goed opgeleide leraren in Suriname hard nodig. De mogelijkheden om Surinaamse leraren in te zetten om het tekort in Nederland op te lossen, zijn dan ook beperkt naar mijn mening. Er wordt dan ook vooral ingezet op instroom en behoud van Nederlandse professionals. In die situatie dat een derdelander, al dan niet uit Suriname, in Nederland wil komen werken kan een schoolbestuur een gvva aanvragen. Daarbij is het van belang dat wordt voldaan aan de voorwaarden in de Wav en de werkgever bijvoorbeeld voldoende wervingsinspanningen heeft verricht en de vreemdeling een lesbevoegdheid heeft die erkend is.
Investeringen bij Tata naar aanleiding van het plan Groen Staal van FNV en andere plannen voor waterstof |
|
Pieter Omtzigt |
|
Rob Jetten (minister zonder portefeuille economische zaken) (D66), Micky Adriaansens (minister economische zaken) (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie) |
|
Kunt u aangeven welke afspraken topambtenaren en ministers het afgelopen jaar met Tata steel (Raad van Bestuur en Raad van commissarissen van zowel Tata Steel Nederland, Tata Steel Europe en natuurlijk Tata steel) gehad hebben? Wat was het onderwerp van die overleggen? Kunt u daarvan een overzicht geven?
In 2021 en 2022 hebben verschillende topambtenaren en bewindspersonen gesprekken gevoerd met de Raad van Bestuur van Tata Steel Limited (TSL, India), Raad van Bestuur van Tata Steel Europe (TSE), Raad van Bestuur van Tata Steel Nederland (TSN) en de Raad van Commissarissen van Tata Steel Nederland (RvC TSN). In onderstaand tabel is een overzicht van deze overleggen gepresenteerd. In aanvulling op dit overzicht vindt er regulier contact plaatsgevonden op laag- en soms op hoog-ambtelijk niveau vanuit EZK en IenW met TSN over onder andere de verduurzaming en milieuaanpak van het bedrijf en/of ter voorbereiding van onderstaande overleggen. Alleen in de formele gesprekken (de gesprekken die hieronder zijn weergegeven) zijn afspraken met het bedrijf gemaakt.
Toenmalig Minister EZK + ambtenaren EZK
CEO TSL en CEO TSN
25/02/2021
Expression of Principles (EoP), verduurzaming staalfabriek IJmuiden
Topambtenaar EZK + ambtenaren EZK
CEO TSN, voorzitter RvC TSN
15/06/2021
Opsplitsing TSE, onafhankelijk onderzoek verduurzamingsopties over CCS/DRI
Toenmalig Minister EZK + ambtenaren EZK
CEO TSL en CEO TSN
05/07/2021
Opsplitsing TSE, onafhankelijk onderzoek verduurzamingsopties TSN over CCS/DRI
Topambtenaar EZK + ambtenaren EZK
CEO TSN, Voorzitter RvC TSn
14/07/2021
Opsplitsing TSE, onafhankelijk onderzoek verduurzamingsopties TSN
Toenmalig Minister EZK + ambtenaren EZK
CEO TSL en CEO TSN
15/09/2021
Keuze voor DRI-route i.p.v. grootschalige CCS
Toenmalig Minister EZK + Toenmalig Staatssecretaris IenW + ambtenaren EZK en IenW
CEO TSN, gedeputeerde provincie Noord-Holland
15/09/2021
RIVM rapport stofdepositie IJmond, Roadmap+ maatregelen, tussenrapportage Roland Berger, omgeving
Toenmalig Minister EZK+ Toenmalig Staatssecretaris IenW + topambtenaren EZK en IenW
CEO TSN, gedeputeerden Provincie Noord-Holland, Wethouders Beverwijk en Velsen
23/11/2021
Opvolging gesprek 15/09/2021, verduurzaming van TSN o.b.v. DRI, Roland Berger rapport, Roadmap+ maatregelen
Toenmalig Minister EZK + topambtenaren EZK
CEO TSN
23/11/2021
Opvolging gesprek 15/09/2021, verduurzaming van TSN o.b.v. DRI, Roadmap+ en het Roland Berger rapport
Staatssecretaris I&W
CEO TSN, Gedeputeerde Provincie Noord-Holland, vertegenwoordigers provincie en OD, wethouder gemeente Velsen
14/02/2022
Kennismaking, Roadmap+, milieu en omgeving, verduurzaming
Minister EZK + Minister KE + ambtenaren EZK
CEO TSL en CEO TSN
28/03/2022
Investeringscommitment en vervolgstappen verduurzamingstraject
Ambtenaren EZK & IenW
CEO TSN, ambtenaren van Provincie Noord-Holland en omliggende gemeenten
maandelijks
Voortgang van de verduurzamingsactiviteiten en implementatie van de Roadmap+ projecten
Zijn er bij die bijeenkomsten plannen op tafel gelegd voor verduurzaming (bv: groene waterstof of minder vervuiling)? Zo ja, kunt u die plannen dan aan de Kamer doen toekomen?
Ja, in 2020 en 2021 zijn in eerste instantie de plannen voor verduurzaming door middel van grootschalig CO2-afvang en opslag (CCS) en daarna de Direct Reduced Iron (DRI)-route besproken. Beide rapporten zijn al eerder openbaar gemaakt. (https://www.fnv.nl/getmedia/91110cd9-b455-4025-96e6-5387dbb8f98d/Eindrapport-klimaatneutrale-paden-Tata-Steel-Nederland-211118.pdf) en (https://www.metaalnieuws.nl/wp-content/uploads/2021/09/tata-steel-rapport-fnv.pdf).
Momenteel werkt TSN het DRI-verduurzamingstraject nader uit. Hierover zal de komende periode bedrijfsvertrouwelijk gesproken worden met TSN door RVO en EZK. Op 23 maart jl. heeft TSN tijdens een technische briefing aan de Kamer een toelichting gegeven op de huidige stand van zaken in het uitwerken van de DRI-verduurzamingsroute en het Roland Berger rapport.
Over de verduurzamingsplannen van TSN en het op korte termijn verminderen van de overlast voor de leefomgeving van de staalfabriek in IJmuiden is uw Kamer de afgelopen periode op de hoogte gebracht in de volgende brieven:
Om zo transparant mogelijk te zijn zal ik eind Q2 2022, conform aangegeven in de Kamerbrief van 1 december 2021, uw Kamer weer op de hoogte stellen van de stand van zaken in het verduurzamingstraject van TSN.
Zijn er bij de overleggen verwachtingen gewekt of toezeggingen gedaan over subsidies om over te stappen op groene waterstof?
Er zijn geen specifieke toezeggingen gedaan aan TSN over subsidies om over te stappen op groene waterstof. Er is toegezegd om de mogelijkheden te onderzoeken om ondersteuning te bieden voor de verduurzaming, ook bij het overstappen op groene waterstof. Ik ben hiertoe ook opgeroepen door uw Kamer.1 In de Kamerbrief van december 2021 is aangegeven aan welke voorwaarden TSN zou moeten voldoen om voor financiële ondersteuning in aanmerking te komen.
Kunt u aangeven met welke bedrijven bewindspersonen en/of topambtenaren in de afgelopen negen maanden gesproken hebben over grote investeringen in (groene) waterstof?
Vanuit het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat is er door bewindspersonen en/of topambtenaren gesproken met de volgende bedrijven: Air Products, BP, DOW, Exxon Mobil, Gasunie, Nobian, Onyx, Ørsted, RWE, Shell, TSN, Total, Uniper en Yara. Daarnaast zijn er gesprekken gevoerd met verschillende provincies en havenautoriteiten, zoals het Havenbedrijf Rotterdam en Groningen Seaports.
Zijn er reeds overeenkomsten of afspraken gemaakt vanuit de Minister en/of de Minister-President met Tata Steel naar aanleiding van het plan Groen Staal van FNV – of andere vergelijkbare plannen -? Zo ja, wanneer zijn deze afspraken gemaakt, wat houden ze in en tot welke (nieuwe) investeringen/subsidies vanuit de Staat leidt dit?
Er is toegezegd aan uw Kamer dat het kabinet de mogelijkheden zal onderzoeken om de verduurzaming van de staalfabriek in IJmuiden te ondersteunen. Deze toezegging is door de toenmalig Minister van Economische Zaken en Klimaat op 9 september 2021 gedaan tijdens het Commissiedebat over de toekomst van TSN (Kamerstuk 32 813, nr. 865). Over de stand van zaken ten aanzien van de aangenomen moties is in december 2021 een Kamerbrief gestuurd (Kamerstuk 32 813, nr. 969). Of er financiële ondersteuning komt en hoe hoog dit bedrag zal zijn en hoe dit gedekt zal moeten worden is op dit moment nog niet duidelijk. Hiervoor is concrete financiële informatie over de projecten nodig en Tata Steel is momenteel nog druk bezig met het verder concretiseren van de DRI-plannen en de business case. Ook dient TSN aan te tonen dat de business case bijdraagt aan klimaat en milieudoelstellingen. Dit is vervolgens ook zo uitgesproken richting TSN.
Wilt u toelichten of bestaande en/of toekomstige investeringen specifiek voor waterstof ontwikkeling binnen Tata Steel wordt gebruikt of ook nog het gebruik van aardgas faciliteert? Indien er afspraken liggen met betrekking tot toekomstig investeringen in waterstof, hoelang zal de fase van aardgas dat nog duren?
De investeringen zijn bedoeld om de huidige twee hoogovens met de daarbij behorende installaties zoals o.a. de kooksgasfabrieken en het merendeel van de sinterlijnen te vervangen door Direct Reduced Iron (DRI)-installaties met elektrische ovens. Deze installaties kunnen zowel op aardgas als waterstof draaien. Het gebruik van kolen zal daarmee uitgefaseerd worden. De inzet van TSN is om bij uitfasering van de eerste hoogoven, de DRI-installatie gelijk te laten beginnen met waterstof maar dat zal afhankelijk zijn van de beschikbaarheid en de betaalbaarheid van waterstof. Er ligt hierbij ook een belangrijke rol voor de overheid weggelegd om ervoor te zorgen dat een waterstofinfrastructuur in Nederland opgezet wordt, niet specifiek voor TSN alleen maar voor de gehele industrie die op basis van waterstof wil verduurzamen. De intentie vanuit de overheid en ook TSN is om zo snel mogelijk over te gaan op maximaal waterstofgebruik, maar aardgas zal zeker in het begin nog wel nodig zijn.
Het plan Groen Staal geeft aan dat de nodige investering van 3 miljard enkel een tijdelijke oplossing is, aangezien er uiteindelijk toch over gestapt moet worden naar volledig CO2-vrije manier van staal produceren1. Zou het verantwoord zijn om zonder bindende voorwaarden vanuit Tata om subsidie te gebruiken om langdurige vergroening te faciliteren?
De 3 miljard euro waar de FNV het over heeft in het plan Groen Staal betreft het CCS-project Everest. Aangezien TSN vorig jaar september definitief gekozen heeft voor verduurzaming op basis van de DRI-route, zoals ook voorgesteld door FNV, is het Everest project direct stopgezet. Van subsidiëring van dit project is dan ook geen sprake.
Momenteel onderzoekt het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat hoe het de Direct Reduced Iron (DRI)-route voor vergroening van het staalbedrijf in IJmuiden kan ondersteunen.
Er wordt onderzocht of EZK door middel van wederkerige bindende maatwerkafspraken deze verduurzamingsplannen kan ondersteunen. Mogelijke onderdelen van deze afspraken zijn het faciliteren van infrastructuur voor duurzame energiedragers, financiële ondersteuning van de verduurzamingsplannen en facilitering van vergunningverlening. In ruil voor deze ondersteuning zullen we dan afspraken maken met het bedrijf over o.a. CO2-reductie, verbetering van de leefomgeving, maatschappelijk verantwoord ondernemen en investeringen in opleiding van mensen. Er kunnen wel andere subsidies worden verstrekt (generiek).
In lijn met aangenomen motie van de leden Van der Lee en Thijssen (Kamerstuk 32 813, nr. 829) wordt de regering verzocht geen subsidiebeschikking af te geven die kan leiden tot een bestendiging of verslechtering van ernstige stade aan de volksgezondheid. Welke voorwaarden voor gezondheid, milieu en leefomgeving worden er gesteld aan het beschikbare bedrag die de regering beschikbaar heeft voor Tata steel?
TSN kan financieel ondersteund worden via generieke ondersteunings- instrumenten of via een financiële maatwerkregeling, bestaande uit bijvoorbeeld leningen en garanties. Voor beide routes geldt dat TSN aan de geldende milieueisen moet voldoen, zoals opgenomen in de bestaande vergunningsvoorwaarden, voordat financiële steun verleend kan worden.
Op het moment dat de overheid besluit via maatwerk steun te verlenen aan een individueel bedrijf, kunnen additionele voorwaarden gesteld worden. Bijvoorbeeld: verbetering van gezondheid, milieu, klimaat, het behoud van economische activiteiten in Nederland en zoveel mogelijk van de bijhorende werkgelegenheid. TSN dient nu eerst de verduurzamingsroute in detail verder uit te werken voordat er überhaupt sprake kan zijn van financiële ondersteuning. Er is momenteel geen bedrag beschikbaar gesteld aan TSN. Zie hiervoor ook de beantwoording van vraag 5.
Wanneer Tata Steel opnieuw haar hand ophoudt voor subsidies voor CO2 opslag op het moment dat de waterstof infrastructuur niet op tijd beschikbaar is, bent u van plan deze subsidie toe te kennen. Zo ja, onder welke voorwaarden?
Subsidies voor CO2-opslag worden verleend door middel van het generiek instrument SDE++. Alle bedrijven, dus ook TSN, die voor deze subsidie in aanmerking willen komen zullen moeten voldoen aan de subsidievoorwaarden die bij dit instrument hoort. Het is niet mogelijk om aan TSN extra voorwaarden op te leggen waar andere bedrijven niet aan hoeven te voldoen of hen zelfs helemaal uitsluiten. Kortom, mocht TSN een aanvraag doen dan zal deze via de reguliere route voor de SDE-aanvragen in behandeling worden genomen.
Meerdere deskundigen uiten twijfel of het Tata Steel zal lukken om in 2030 compleet te runnen op waterstof, en er is ook twijfel of de huidige eigenaar deze investering wil doen2. Acht de regering het haalbaar dat er genoeg groene stroom in Nederland beschikbaar is om überhaupt Tata Steel volledig «groen» te maken? Zo ja, op basis van welke plannen is dat dan haalbaar of tot op welke hoogte is het wel haalbaar?
Het compleet op waterstof draaien van de DRI-installaties in 2030 is technologisch waarschijnlijk nog niet haalbaar op commerciële schaal. Deze technologie wordt nog ontwikkeld en is slechts op pilot-schaal (Hybritt, in Zweden) gedemonstreerd. Een mix van 80% waterstof en 20% aardgas is technisch haalbaar maar ook dat behoeft de import van grote hoeveelheden groene waterstof, waarvoor ook de groene stroom wel verkrijgbaar moet zijn. De installaties kunnen echter ook geopereerd worden op basis van aardgas. De flexibiliteit van de installaties in de keuze van aardgas en waterstof geeft kansen voor optimalisatie voor TSN én voor de opschaling van een duurzame waterstofindustrie in Nederland.
Op weg naar CO2-neutraliteit in 2050 zal de waterstofconsumptie van TSN verder toenemen. Volledig «groen» is hier reëel zoals ook in de rapporten van Ronald Berger wordt aangegeven. De verhoudingen van de oorsprong van de waterstof (productie op site, in de regio, elders in Nederland op land of ter zee, of via import) kan nog niet met zekerheid worden ingevuld. Juist over de tijdigheid van het op groene waterstof opereren van de DRI-installaties en de aanleg van de infrastructuur hiertoe, is TSN met EZK in gesprek.
De verhouding tussen import en productie wordt mede bepaald door mogelijkheden van nog meer aanlanding in het NZKG en/of elders in NL, hoeveel ruimte er is op terrein van TSN in IJmuiden of in het NZKG voor elektrolysers, en/of de productie van waterstof op zee.
Zijn grote investeringen in «vergroening» van Tata Steel uitvoerbaar en haalbaar?
Op dit moment is TSN nog volop bezig met het vaststellen van het ontwerp en het ontwikkelen van hun business case. Hieruit zal moeten blijken of de verduurzaming van de staalfabriek in IJmuiden uitvoerbaar en haalbaar is.
Voor de vergroening is ook nodig dat een faciliterende infrastructuur op orde dient te zijn. Daar wordt nu hard aan gewerkt door de betrokken overheden om bijvoorbeeld een waterstof backbone op te zetten, om te faciliteren dat er meer groene stroom opgewekt en aangeland wordt en dat er voldoende aardgas beschikbaar komt. De overheid zal zich ook inspannen ten behoeve van het tijdig verlenen van alle benodigde vergunningen voor de bouw van de DRI-installaties.
Kunt u deze vragen een voor een en binnen drie weken beantwoorden?
Conform gevraagd, zijn de vragen een voor een beantwoord. Helaas is dit niet binnen de reactietermijn van drie weken gelukt.
Een luchtbrug voor zieke kinderen in Oekraïne |
|
Alexander Hammelburg (D66) |
|
Wopke Hoekstra (viceminister-president , minister buitenlandse zaken) (CDA), Kuipers , Liesje Schreinemacher (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie) |
|
|
|
|
Bent u bekend met het feit dat er zich onder de enorme aantallen Oekraïense vluchtelingen ook zieke kinderen bevinden, waaronder kinderen met kanker van wie de behandeling niet voortgezet kan worden?
Ja, dit is mij bekend.
Is het uw prioriteit om de zieke kinderen die zich nog in Oekraïne begeven zo snel mogelijk te evacueren?
Evacuatie van Oekraïense patiënten met een urgente medisch specialistische zorgvraag, waaronder kinderen, wordt vanuit de Europese Commissie (EC) gecoördineerd voor de Europese Unie (EU). De EC heeft haar lidstaten gevraagd te inventariseren hoeveel capaciteit er in iedere lidstaat is om deze zorg te bieden aan Oekraïense patiënten. Hierop heb ik aangegeven dat we als Nederland bereid zijn te ondersteunen in de opvang van patiënten. Het Landelijk Coördinatiecentrum Patiënten Spreiding (LCPS), dat onderdeel uit maakt van het Landelijk Netwerk Acute Zorg (LNAZ), heb ik vervolgens gevraagd een inventarisatie te doen van de beschikbare ziekenhuiscapaciteit die Nederland kan bieden. Hieruit is naar voren gekomen dat er grote bereidheid is bij de Nederlandse zorgpartijen om een bijdrage te leveren aan de zorg voor deze patiënten, maar dat dit ook met de benodigde aandachtspunten en mogelijk randvoorwaarden gepaard gaat. Het LCPS werkt samen met het veld aan de verdere uitwerking hiervan. Op basis daarvan zal ik een besluit nemen over de coördinatie en organisatie aan Nederlandse zijde.
Het transport naar de lidstaten wordt gecoördineerd en gefaciliteerd door de EC. De EC staat in contact met de nationale autoriteiten. Het betreft geen transfer van patiënten rechtstreeks uit Oekraïne, maar van patiënten die zelfstandig toevlucht hebben gezocht in – of door de eigen overheid op georganiseerde wijze geëvacueerd zijn naar – één van de EU-buurlanden, vanuit waar de evacuaties plaats zullen vinden.
Overigens zijn er reeds 25 kinderen met een oncologische zorgvraag vanuit Polen overgeplaatst naar het Prinses Máxima Centrum in Nederland. Dit is op eigen initiatief geweest van dit kinderoncologisch centrum in Nederland. Ook via andere (Europese) samenwerkingsverbanden in de zorg, zijn Oekraïense patiënten al naar Nederland overgebracht. Ik ben mij bewust van deze andere directe lijnen en zal naar de benodigde verbinding kijken bij de opvang van patiënten vanuit de Europese coördinatie.
Bent u bereid om de zieke kinderen middels een luchtbrug met de grootste spoed te vervoeren naar ziekenhuizen met de benodigde expertise en capaciteit om hun behandelingen voort te zetten?
Zie antwoord vraag 2.
Kunt u toezeggen om plaatsen beschikbaar te stellen in Nederlandse ziekenhuizen om behandelingen van Oekraïense zieke kinderen voort te zetten?
Zie antwoord vraag 2.
Bent u bereid om eveneens bij uw Europese counterparts te bepleiten dat zij plaatsen in ziekenhuizen beschikbaar stellen om de behandelingen van Oekraïense zieke kinderen voort te zetten?
Zie antwoord vraag 2.
Kunt u deze vragen te beantwoorden voor donderdag 10 maart?
Dit is helaas niet gelukt.
Het bericht dat de clouddienst Microsoft niet gebruikt kan worden voor de uitwisseling of opslag van gevoelige of bijzondere persoonsgegevens |
|
Lisa van Ginneken (D66) |
|
Alexandra van Huffelen (staatssecretaris binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (D66), Dilan Yeşilgöz-Zegerius (minister justitie en veiligheid) (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie) |
|
|
|
|
Hoe oordeelt u over dit bericht? Kunt u daarbij ingaan op het feit dat Amerikaanse inlichtingendiensten Microsoft en andere Amerikaanse clouddiensten kunnen dwingen om op basis van wetgeving data van Nederlandse burgers te overhandigen?1
Het is goed dat dit soort grootschalige Data Protection Impact Assessments (DPIA´s) op veelgebruikte diensten, zoals in dit geval die van Microsoft, op verzoek van onder meer het Rijk worden uitgevoerd en breed beschikbaar worden gesteld. Op deze manier hebben organisaties in de samenleving baat bij het verrichte werk.
Daarbij is van belang te benadrukken dat de DPIA niet indiceert dat er geen gebruik meer gemaakt kan worden van de onderzochte diensten van Microsoft. Er worden risico’s gesignaleerd die raken aan de toegang tot overheidsdiensten, maar ook oplossingen geïdentificeerd om dit risico te mitigeren. Dit kan bijvoorbeeld door het gebruik van eigen encryptiesleutels die door de organisatie zelf – en dus niet door Microsoft – worden beheerd.
Er kunnen op basis van de DPIA over deze clouddienst geen algemene conclusies worden getrokken over alle Amerikaanse clouddiensten en de relatie met inlichtingendiensten. Per dienst kan immers verschillen wat de specifieke risico´s van gegevensoverdracht zijn. Als het gebruik van een dienst een gegevensoverdracht meebrengt is het belangrijk in kaart te brengen wat de specifieke risico´s zijn en deze te mitigeren. Om dat goed te doen kunnen partijen een zogeheten Data Transfer Impact Assessment (DTIA) uitvoeren. De wetgeving in het land waar de gegevens naartoe gaan speelt daarbij een belangrijke rol.
Wat meer algemeen wel van belang is om te benadrukken is dat de toegang tot gegevens van Europese burgers door Amerikaanse overheidsdiensten een belangrijke rol speelt in het Schrems-II arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie (HvJEU). Daarin heeft het HvJEU het «adequaatheidsbesluit»2 voor de VS ongeldig heeft verklaard, onder meer vanwege zorgen omtrent overheidstoegang tot persoonsgegevens in de VS. Recent is er door de Europese Commissie en de VS een principeakkoord gesloten welk de basis zou kunnen vormen voor een nieuw adequaatheidsbesluit.3 Onderdeel daarvan is onder meer dat de VS stappen zal zetten om de privacy van Europese burgers te beschermen.4 In de komende maanden zal duidelijk worden welke precieze maatregelen de VS zal nemen.
De Autoriteit Persoonsgegevens heeft aangegeven dat het opnemen «standard contractual clauses» het ontbreken van adequaatsheidsbesluit voor internationale doorgifte kan ondervangen.5 Voor relevante Microsoft (cloud)diensten en recent ook Google Workspace is dit door SLM Rijk ook gedaan.
Als laatste wil ik onder de aandacht brengen dat de Europese gegevensbeschermingsautoriteiten momenteel een gezamenlijk onderzoek uitvoeren naar het gebruik van clouddiensten door publieke sector organisaties.6
Deelt u de mening dat het gebruik van Amerikaanse clouddiensten zoals Microsoft een inbreuk op de privacy van de Nederlandse burgers tot gevolg kan hebben zoals ook omschreven in het Schrems arrest van het Europese Hof van Justitie?2
Dat er specifieke zorgen bestaan over de gegevensbeschermingsrisico’s bij het gebruik van Amerikaanse clouddiensten begrijp ik, specifiek ook in het licht van de overwegingen van het HvJEU in het Schrems-II arrest. Precies met die zorgen in het achterhoofd worden DPIA´s en DTIA´s als die in het door u aangehaalde bericht worden besproken uitgevoerd.
Het gaat mij echter te ver, zoals ook in antwoord op vraag 1 aan de orde komt, om te stellen dat het gebruik van «Amerikaanse Clouddiensten» per definitie een privacy schending oplevert. We hebben in EU-verband strikte regels om onze privacy te beschermen, specifiek ook via de Algemene Verordening Gegevensbescherming. Daar moeten alle partijen die zich aan houden, ook Amerikaanse clouddiensten die onder het AVG-regime persoonsgegevens verwerken. Per geval moet worden bezien of en hoe deze diensten rechtmatig gebruikt kunnen worden.
Deelt u daarom de mening, ook van Privacy Company, dat het gebruik van Amerikaanse clouddiensten bij overheidssystemen en andere gevoelige sectoren als universiteiten niet gewenst is wanneer dit over de uitwisseling of opslag van gevoelige ofwel bijzondere persoonsgegevens gaat? Zo ja, kunt u aangeven welke concrete maatregelen u neemt om dit gebruik te verminderen en daarbij specifiek ingaan op de inzet van versleuteling? Zo nee, kunt u verder uitweiden waarom het bovengenoemde niet weg te nemen risico wel toelaatbaar zou zijn?
Ik kan dergelijke algemene conclusies over alle Amerikaanse clouddiensten niet onderschrijven. Daarbij komt dat die conclusie ook niet voortvloeit uit de voorliggende DPIA. Deze indiceert namelijk dat er maatregelen moeten worden genomen om te voorkomen dat er bijzondere persoonsgegevens worden verwerkt in de onderzochte diensten van Microsoft. Hiertoe kunnen verschillende maatregelen worden genomen. Strategisch Leveranciersmanagement Rijk (SLM Rijk) heeft hierover nader advies uitgebracht.8 Als deze maatregelen in acht worden genomen kunnen deze diensten in principe in overeenstemming met de AVG worden gebruikt.
Daarnaast zal SLM Rijk er bij Microsoft op aandringen dat end to end-encryptie (E2EE) voor groepsgesprekken in Microsoft Teams wordt gerealiseerd, zodat Microsoft Teams ook geschikt kan worden gemaakt voor verwerking van bijzondere persoonsgegevens in het geval daarvoor een juridische grondslag aanwezig is bij de organisatie die Microsoft Teams inzet.
Kunt u uitweiden over de verschillende overwegingen wat betreft de voor- en nadelen van het gebruik van niet-Europese clouddiensten bij overheidssystemen en andere gevoelige sectoren voor de uitwisseling of opslag van gevoelige of bijzondere persoonsgegevens?
Zoals aangekondigd in de I-strategie Rijk 2021–2025 wordt er momenteel een rijksbreed strategisch cloudbeleid ontwikkeld en worden handreikingen/richtlijnen ontwikkeld voor het gebruik van clouddiensten.9 In deze strategie wordt ook ingegaan op de uitwisseling van gegevens met derde landen.
Daarnaast voeren zoals hiervoor aangegeven de Europese gegevensbeschermingsautoriteiten momenteel een gezamenlijk onderzoek uit naar het gebruik van clouddiensten door publieke sector organisaties. Het is nog onzeker hoe zij de risico’s van het gebruik van clouddiensten door overheden gaan beoordelen. Eind 2022 komt de European Data Protection Board (EDPB) met een gezamenlijk rapport hierover.10 De uitkomsten van dit onderzoek kunnen meer inzicht geven in hoeverre het gebruik van clouddiensten door overheidssystemen extra risico’s met zich mee brengt voor de bescherming van persoonsgegevens.
Zijn de juridische mogelijkheden voor oplossingen voor het Schrems arrest voldoende verkend?
Mijn indruk is dat dit het geval is. Zo heeft de Europese Commissie in juni 2021 hernieuwde «standard contractual clauses» voor internationale doorgifte gepubliceerd11, op basis waarvan gegevens op grond van «passende waarborgen» kunnen worden doorgegeven.12 Verder zijn ook de aanbevelingen van EDPB van groot belang geweest om de gevolgen van het arrest goed te duiden en zorg te dragen voor de rechtmatige overdracht van gegevens; niet alleen naar de VS maar naar alle derde landen waarvoor geen «adequaatheidsbesluit» van de Europese Commissie bestaat.13
Als in antwoord op vraag 1 al gemeld is er recent een principeakkoord gesloten tussen de Europese Commissie en de VS over een nieuw raamwerk voor trans-Atlantische datastromen. Dat betekent niet dat er reeds een nieuw adequaatheidsbesluit is: daarvoor moet de in artikel 45 AVG geformuleerde procedure worden gevolgd. Nederland heeft hierin als lidstaat een rol via de comitologie procedure.14
In hoeverre helpt de verdere ontwikkeling van het GAIA-X project om de technologische autonomie van Europa te bevorderen? Welke risico’s zijn er dat Amerikaanse cloudbedrijven diensten leveren binnen het GAIA-X project en zo alsnog de Europese technologische autonomie beperken? Welke invloed heeft u hierop?
GAIA-X is een snelgroeiend privaat initiatief (een vereniging) onder Belgisch recht met inmiddels meer dan 300 leden. Het doel van GAIA-X is het verbinden van Europese cloudinfrastructuren en het vergemakkelijken van het delen van data. Daarbij is het naleven van Europese regelgeving en waarden een kernpijler. Het initiatief draagt bij aan veilige uitwisseling en verwerking van gegevens en verkleint waar wenselijk de afhankelijkheid van niet-Europese spelers.
Nederland is goed vertegenwoordigd binnen het initiatief. Een groeiend aantal Nederlandse partijen is lid. Dit betreft onder meer TNO, UvA, NEN, Leaseweb, Philips, AMS-IX, Brainport Industries en Surf. Twee van de Nederlandse leden hebben plaats in GAIA-X «Board of Directors» en kunnen daarmee meesturen op de ontwikkeling van GAIA-X. Daarnaast kunnen Europese overheden met een Gaia-X hub, via de zogenoemde «Governmental Advisory Board» van GAIA-X ook gevraagd en ongevraagd advies uitbrengen. Nederland wordt hierin door het Ministerie van EZK vertegenwoordigd.
Bedrijven uit niet-Europese landen kunnen ook bijdragen aan het GAIA-X initiatief. Samenwerking tussen Europese en niet-Europese bedrijven kan immers ook tot een hoger niveau van dienstverlening door Europese spelers op de markt leiden. Niet-Europese partijen hebben echter geen stemrecht in het initiatief.
Naast Gaia-X is er ook het «PublicSpaces» initiatief. Hierin worden gebruikers en burgers centraal geplaatst en worden publieke waarden: «open», «transparant» en «verantwoordelijk», meegenomen bij de ontwikkeling van technologische producten en diensten. We volgen dit initiatief met interesse.
Kunt u een update geven over de huidige mogelijkheden wat betreft Europese versleuteling van clouddiensten die ervoor zouden kunnen zorgen dat Amerikaanse inlichtingendiensten niet via niet-Europese clouddiensten zoals Microsoft bij de uitwisseling of opslag van gevoelige ofwel bijzondere persoonsgegevens van Europese burgers zouden kunnen komen? Hoe draagt het GAIA-X project hier verder aan bij?
De European Data Protection Board heeft in aanbevelingen over de «measures that supplument transfer tools to ensure compliance with the EU level of protection of personal data» onder meer aan de hand van zogenaamde «use cases» inzicht gegeven in welke technische-, organisatorische- en contractuele maatregelen kunnen worden genomen om doorgifte met «passende waarborgen» plaats te laten vinden. Het versleutelen (besproken onder «use case 3») van de gegevens is één van de geïdentificeerde maatregelen.15 Per doorgifte dient te worden bezien óf, en zo ja welke, passende maatregelen (technisch, organisatorisch of contractueel) kunnen worden genomen. In het in antwoord op vraag 4 genoemde rijksbreed strategisch cloudbeleid, dat binnenkort naar uw Kamer zal worden gestuurd, zal hieraan expliciet aandacht gegeven worden.
Het GAIA-X initiatief draagt bij aan het verbinden van Europese cloudinfrastructuren en het vergemakkelijken van datadelen. De wijze van versleuteling van data kan een rol spelen bij de keuze voor een aanbieder van clouddiensten en of risico verminderen. Door het GAIA-X initiatief zullen naar verwachting nieuwe soorten clouddiensten ontstaan, waardoor er voor bedrijven en eindgebruikers meer keuzemogelijkheden zijn om diensten af te nemen. Door GAIA-X is in december 2021 aangekondigd dat labels ontwikkeld worden om o.a. genoemde toegangsrisico’s te mitigeren via andere maatregelen.16
Kunt u deze vragen afzonderlijk beantwoorden?
Ja.
Bent u bekend met uw uitspraken, gedaan tijdens het plenaire debat van 24 februari jl. over de gelijktijdige opnamestops of time outs in de spoedeisendehulpposten in vier noordelijke ziekenhuizen, dat u niet wist en niet bereid was te achterhalen hoeveel opnamestops of time outs er zijn geweest bij alle spoedeisendehulpposten vorig jaar en het jaar ervoor?1
In aanvulling op de reactie die ik tijdens het debat op uw vragen hierover heb gegeven bericht ik u als volgt.
Niet alle ROAZ-regio’s registreren consequent stops of hanteren hiervoor dezelfde definities. Daarom vinden alleen analyses door de NZa plaats op de regio’s die consequent registreren in het Acute Zorgportaal. Dit betreft op dit moment vier ROAZ-regio’s.2 Hieronder staat het totaal aantal SEH-stops van deze vier regio’s weergegeven in een tabel voor de jaren 2015 tot en met 2021.
De NZa geeft aan dat de spoedeisende hulpposten (SEH’s) in de vier onderzochte regio’s in de periode 2018 – begin 2019 in gemiddeld 97% van de tijd geen SEH-stop hadden.
2015
987
3 regio’s
2016
1.889
3 regio’s
2017
2.283
3 regio’s
2018
2.926
4 regio’s
2019
2.962
4 regio’s
2020
2.573
4 regio’s
2021
2.961
4 regio’s
De aantallen die in deze tabel zijn weergegeven betreffen alleen stops waarvan de betreffende regio’s hebben aangegeven dat het de SEH betrof. Van drie regio’s zijn vanaf 2015 gegevens beschikbaar, van de vierde regio zijn er sinds 2018 betrouwbare gegevens. De periode 2015–2017 bevat dus de gegevens van drie ROAZ-regio’s, vanaf 2018 van vier regio’s. In de tabel is te zien dat er in 2015 minder SEH stops waren ten opzichte van andere jaren. Dit kan mogelijk komen door een registratiefout of het gevolg van nog niet volledige registratie.
Vanaf 2018 is te zien dat er een redelijk stabiel beeld ontstaat, met een duidelijke impact van covid-19 in 2020 (minder stops tijdens lockdownperiode).
Op korte termijn komt de NZa met de informatiekaart acute zorg, daarin staat nieuwe informatie over SEH-stops van vier ROAZ-regio’s. Ik zal u deze informatiekaart toesturen.
Hoeveel opnamestops of time outs waren er in al onze spoedeisendehulpposten in de jaren 2015 tot en met 2021? Kunt u dit weergeven in een tabel?
Zie antwoord vraag 1.
Het uitkeren van een schadevergoeding aan de Groesbeekse kopschoppers |
|
Michiel van Nispen |
|
Dilan Yeşilgöz-Zegerius (minister justitie en veiligheid) (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie) |
|
Wat is uw reactie op het bericht dat de Groesbeekse kopschoppers een schadevergoeding van het Openbaar Ministerie (OM) ontvingen?1 Herinnert u zich nog eerdere Kamervragen over deze unieke zaak?2
Als een strafzaak eindigt zonder oplegging van straf of maatregel kan de rechter, zo is bepaald in het Wetboek van Strafvordering, op verzoek van de gewezen verdachte een vergoeding toekennen voor – onder meer – de tijd die door de voormalig verdachte is doorgebracht in verzekering of voorlopige hechtenis en kosten van rechtsbijstand in de strafzaak. Toekenning van de vergoeding mag dan – ook ingevolge de rechtspraak van het EHRM – niet worden geweigerd op de grond van het vermoeden dat de verdachte toch schuldig zou zijn aan de strafbare feiten waarvan hij werd verdacht. De rechter beoordeelt op grond van billijkheid of en welke vergoeding passend is. Dat is ook in deze zaak gebeurd. Het past mij niet om een oordeel te geven over de beslissingen van de rechter in individuele zaken.
Kunt u uitleggen waarom het OM schadevergoedingen aan de drie verdachten heeft overgemaakt?
Het is niet het OM dat een eventuele schadevergoeding toekent aan een gewezen verdachte, maar de rechter. Zie verder het antwoord op vraag 1.
Waarom meent het OM dat hier sprake is van «onterecht vastzitten» ondanks het feit dat het zich uit de zaak heeft teruggetrokken en dus nooit in hoger beroep is vastgesteld of de verdachten schuldig konden zijn, terwijl de rechtbank de verdachten wel schuldig heeft bevonden?
Zoals ook in het antwoord op vraag 1 aangegeven, is voor het toekennen van een schadevergoeding niet van belang of er sprake is van «onterecht vastzitten».
Kunt u ten slotte aangeven waarom het OM zich eigenlijk tijdens het hoger beroep heeft teruggetrokken? Wat waren de zogenaamde «zwaarwegende belangen»? Deelt u de mening dat het zeer onbevredigend blijft, voor de samenleving als geheel maar voor het slachtoffer in het bijzonder, dat totaal onduidelijk en geheim blijft wat er nu precies in deze strafzaak is gebeurd?
Zoals eerder in antwoorden op Kamervragen aan uw Kamer aangegeven heeft het OM zich genoodzaakt gevoeld in deze zaak te verzoeken het OM niet-ontvankelijk te verklaren in de vervolging vanwege een probleem, dat in de strafzaak was gerezen.3 Het OM moest door het probleem dat was ontstaan een afweging maken tussen verschillende belangen waaronder die van het slachtoffer. Uitkomst van deze belangenafweging is geweest dat de rechtszaak niet kon worden doorgezet om de zwaarwegende belangen te beschermen. Het OM en ik beseffen terdege dat dit onbevredigend is voor natuurlijk in de eerste plaats het slachtoffer, maar ook voor de samenleving als geheel. Het OM noch ik kunnen echter openheid geven over de zwaarwegende belangen. Als ik hier wel openheid over zou geven, zouden deze zwaarwegende belangen – die nog steeds spelen – ernstig kunnen worden geschaad. Het OM heeft materiële en immateriële schade veroorzaakt door de strafbare feiten aan het slachtoffer vergoed.
De procureur-generaal bij de Hoge Raad heeft vanwege zijn toezichthoudende taak op het OM een oriënterend onderzoek gedaan waar mijn voorganger uw Kamer bij brief van 21 april 2021 over heeft geïnformeerd.4 De procureur-generaal komt in zijn onderzoek tot de conclusie dat het OM in redelijkheid bovengenoemde belangenafweging kon maken.
De berichten ‘Miljoenen Oekrainers op de vlucht’ en ‘Noodopvang zonder plan’ |
|
Anne Kuik (CDA) |
|
Eric van der Burg (staatssecretaris justitie en veiligheid) (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie) |
|
|
|
|
Kunt u de laatste stand van zaken schetsen over de vluchtelingenstroom uit de Oekraïne naar Nederland?1 2
Voor een overzicht van de laatste stand van zaken omtrent alle inspanningen die verricht worden naar aanleiding van de vluchtelingenstroom uit Oekraïne, waaronder de realisatie van 50.000 opvangplekken onder coördinatie van de veiligheidsregio’s, verwijs ik u naar de Kamerbrieven van 8 maart en 17 maart jl.
Kunt u aangeven welke ruimte er in de huidige asielopvang is?
Zie antwoord vraag 1.
UNHCR vreest voor de grootste vluchtelingencrisis van deze eeuw in Europa, hoe gaat u Nederland hierop voorbereiden? Welke voorbereidingen zijn al getroffen?3
Zie antwoord vraag 1.
Bent u bekend met de uitspraken van de voorzitter van de Europese Commissie dat met alle EU-landen expliciete plannen zijn gemaakt vluchtelingen te kunnen verwelkomen en te herbergen? Om welke plannen gaat het? Hoe ziet de spreiding eruit?4
De voorzitter van de Europese Commissie gaf op 24 februari aan dat de EU klaar is voor de komst van Oekraïners en met alle EU-lidstaten in de frontlinie noodplannen zijn gemaakt om deze vluchtelingen te kunnen verwelkomen en herbergen. Ook de Commissie en haar agentschappen hebben inderdaad noodplannen voorbereid. Zoals aangegeven in de brief van 17 maart jl. heeft de EU een aantal instrumenten tot haar beschikking die snel ingezet kunnen worden voor o.a. het delen van informatie, het coördineren van noodhulp en het coördineren van steunverzoeken aan EU Civil Protection Mechanism (UCPM), het Europees Asiel Agentschap en Frontex. Deze mechanismes zijn momenteel actief en werken naar behoren. Frontex en het EUAA geven aan klaar te staan om lidstaten te ondersteunen die dat nodig achten.
Deelt u de mening dat er een noodplan moet komen om de hulp en opvang in goede banen te leiden? Zo nee, waarom niet?
Ik deel de noodzaak tot coördinatie bij het organiseren van de opvanglocaties en voorzieningen. Zoals omschreven in de Kamerbrief van 8 maart jl., is met ingang van 9 maart een crisisstructuur in werking getreden, waarbinnen de veiligheidsregio’s de realisatie van opvangplekken coördineren.
Deelt u de oproep een speciale opvangambassadeur aan te stellen, die in deze crisis snel met partijen kan schakelen zoals gemeenten, kerken en maatschappelijke organisaties om zo opvanglocaties en voorzieningen te organiseren?
Zie antwoord vraag 5.
We zien dat heel Nederland helpt, bent u bekend met de vele particuliere initiatieven uit de samenleving om hulp te bieden aan de Oekraïense vluchtelingen? Herkent u ook de vragen van mensen die willen helpen maar niet weten hoe ze het moeten organiseren? Deelt u de mening dat coördinatie wenselijk is?
Ik herken de wenselijkheid van een landelijk coördinatiepunt voor alle particuliere initiatieven. Voor de laatste stand van zaken hieromtrent verwijs ik u naar de Kamerbrief van 17 maart jl.
Hoe wilt u ervoor zorgen dat hulp uit de samenleving snel wordt gekoppeld aan de vraag voor huisvesting, begeleiding, hulpmiddelen etc. die nodig zijn voor de Oekraïense vluchtelingen?
Zie antwoord vraag 7.
Ziet u ook het belang van een landelijk coördinatiepunt zodat de kracht en hulp uit de samenleving ook daadwerkelijk benut kan worden?
Zie antwoord vraag 7.
De verblijfstermijn voor inwoners van Oekraïne wordt verlengd, kunt u aangeven welke andere rechten de inwoners in Nederland hebben dan wanneer ze in een asielprocedure terechtkomen? Wat betekent het bijvoorbeeld voor scholing voor de kinderen die gevlucht zijn?
Voor de laatste stand van zaken over de voorzieningen waarvoor vluchtelingen uit Oekraïne in aanmerking komen, waaronder toegang tot onderwijs, verwijs ik u naar de Kamerbrief van 17 maart jl.
De consul van Rusland in Maastricht die weigert de inval van Rusland in Oekraïne te veroordelen |
|
Tom van der Lee (GL) |
|
Wopke Hoekstra (viceminister-president , minister buitenlandse zaken) (CDA) |
|
|
|
|
Bent u bekend met het artikel «Nederlandse consul Rusland in Maastricht blijft pal achter Poetin staan» dat op 28 februari in De Limburger verscheen?1
Ja.
Wat is uw appreciatie van het feit dat deze consul in Nederland zijn werk kan blijven doen, de militaire invasie van Rusland in Oekraïne en de agressie van Poetin niet veroordeelt, en het frame van het Kremlin ook in Nederlandse kranten kan verspreiden?
Het Ministerie van Buitenlandse Zaken keurt het standpunt van de honorair consul ten zeerste af. Naar aanleiding van het genoemde interview heeft het college van de burgemeester en Wethouders van de gemeente Maastricht in overleg met het ministerie een brief met deze strekking aan de honorair consul verstuurd.
Bent u bereid om de consul te ontbieden op het ministerie voor een gesprek over de uitspraken die hij in dit interview doet?
Uw Kamer is bekend met de verschillende maatregelen die er de afgelopen weken in reactie op de aanvalsoorlog van Rusland tegen Oekraïne zijn genomen. Deze maatregelen moeten in samenhang worden bezien. Geen enkele stap in reactie op het Russische handelen wordt uitgesloten.
Ook op diplomatiek vlak zijn er stappen genomen. Zo zijn de ambassadeur van Rusland en van Belarus ontboden. Zij hebben duidelijk te horen gekregen dat Nederland de inval onacceptabel vindt en Oekraïne steunt. Daarbij draagt de ambassadeur van Rusland in beginsel verantwoordelijkheid voor de uitspraken van de honorair consul.
Overigens laat de gemeente Maastricht weten dat er al enige tijd geen sprake meer is van een huurovereenkomst en dat het consulaat als zodanig dus niet meer in Maastricht is gevestigd.
Steunt u het initiatief van een petitie die pleit voor het sluiten van het Russische consulaat in Maastricht?
Zie antwoord vraag 3.
Het artikel 'Mogelijke betalingen aan IS, corruptie en fraude door telecomgigant Ericsson in Irak' |
|
Tom van der Lee (GL) |
|
Micky Adriaansens (minister economische zaken) (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie), Wopke Hoekstra (viceminister-president , minister buitenlandse zaken) (CDA) |
|
|
|
|
Bent u bekend met het artikel «Mogelijke betalingen aan IS, corruptie en fraude door telecomgigant Ericsson in Irak»?1
Ja.
Deelt u de mening dat het zorgelijk is dat een bedrijf dat in Nederland actief is en waarmee KPN zaken doet, mogelijk terrorisme financiert?
Het financieren van terrorisme is zorgelijk, onaanvaardbaar en strafbaar. Ter signalering, voorkoming en bestrijding van terrorismefinanciering trekt Nederland nauw op met andere (Europese) landen, de private sector en maatschappelijke organisaties. Terrorisme bestrijden is een gedeelde verantwoordelijkheid en de betrokken partijen nemen het onderwerp zeer serieus. Het feit dat KPN aan Ericsson om opheldering heeft gevraagd is hier een voorbeeld van. Ericsson heeft desgevraagd aangegeven dat de kwestie onderzocht wordt en dat in vervolg hierop maatregelen worden getroffen.
Deelt u de mening dat door nationale IMVO-wetgeving die bedrijven verplicht onderzoek te doen naar misstanden in hun productieketen, dit soort misstanden, waarbij Nederland indirect bijdraagt aan terrorisme, voorkomen kunnen worden?
Als bedrijven aan IMVO-wetgeving (Internationaal Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen) moeten voldoen, betekent dit dat zij verplicht zijn gepaste zorgvuldigheid toe te passen in lijn met de OESO Richtlijnen voor Multinationale Ondernemingen (OESO-richtlijnen). Onderdeel van die gepaste zorgvuldigheid is dat ondernemingen negatieve gevolgen voor mens en milieu van hun activiteiten, of die van hun zakelijke relaties in de waardeketen, in kaart brengen, zoveel mogelijk voorkomen en aanpakken.
Op het moment is het financieren van terrorisme evenwel al strafbaar, en dienen bedrijven hiertegen actie te ondernemen. Wetgeving helpt, maar kan niet alle misstanden voorkomen.
Kunt u, gezien het feit dat zakendoen met Huawei niet wenselijk is door de vrees voor spionage van Chinese veiligheidsdiensten, aangeven wat naast Huawei en Ericsson alternatieve bedrijven zouden kunnen zijn om technologie voor 5G te leveren aan onze telecomproviders in Nederland?
De kwestie rond Ericsson staat los van de maatregelen die zijn getroffen om de veiligheid en integriteit van mobiele telecomnetwerken beter te beschermen tegen actuele statelijke dreigingen. Bij de beoordeling van risico’s ten aanzien van spionage, beïnvloeding of sabotage door statelijke actoren hanteert het kabinet de overwegingen zoals vermeld in de brief aan de Tweede Kamer over C2000 (Kamerstukken II 2018/19, 25 124, nr. 96)2. De daar genoemde overwegingen zijn in het geval van het Zweedse bedrijf Ericsson niet aan de orde.
De markt van leveranciers voor netwerktechnologie en −apparatuur voor mobiele netwerken kent een beperkt aantal spelers. Wereldwijd zijn de belangrijkste leveranciers van technologie voor 5G: Ericsson, Huawei, Nokia, Samsung en ZTE, waarbij de eerste drie leveranciers wereldwijd veruit het grootste marktaandeel hebben. Technologische ontwikkelingen kunnen er voor zorgen dat op termijn nieuwe bedrijven toetreden als leverancier van (delen van) mobiele netwerken. Open RAN (Radio Access Network) is een van die mogelijke ontwikkelingen.3 Over de uitvoering van de motie van de leden Van der Lee (GL) en Van Ginneken (D66) over Open RAN4 zal de Kamer voor de zomer worden bericht.
Welke consequenties zullen er voor KPN gelden vanuit het Ministerie van Economische Zaken naar aanleiding van het genoemde artikel? Bent u bereid om KPN op te roepen duidelijke voorwaarden te stellen aan de verdere toekomstige samenwerking met Ericsson?
Mijn ministerie heeft contact opgenomen met zowel KPN als Ericsson. KPN heeft naar aanleiding van de berichtgeving reeds zelf actie ondernomen. KPN heeft aangegeven Ericsson om opheldering te hebben gevraagd en in gesprek te zijn over wat Ericsson doet om de in het artikel genoemde gedragingen waarvan zij beschuldigd wordt te voorkomen. Dat lijkt mij een gepaste actie. Ericsson heeft laten weten dat de kwestie onderzocht is in samenwerking met een external legal counsel en dat er naar aanleiding daarvan remediërende maatregelen zijn getroffen. Met deze counsel wordt nog gekeken welke vervolgmaatregelen kunnen worden genomen. Ericsson committeert zich voorts aan vervolgacties en −onderzoek indien daar aanleiding voor is. Deze acties van Ericsson lijken mij eveneens gepast.
Heeft de Minister van Buitenlandse Zaken reeds contact gehad met de Zweedse Minister van Buitenlandse zaken en de Minister van Economische Zaken om met hen te bespreken wat zij gaan doen om te zorgen dat Ericsson zijn zaken op orde krijgt en dit soort praktijken in de toekomst voorkomen kunnen worden?
Nee. Het is aan de Zweedse autoriteiten om op te treden richting hun ondernemingen indien wet- en regelgeving overtreden wordt. Medewerkers van het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat hebben contact gehad met KPN en Ericsson over de kwestie. Daaruit bleek dat beide partijen de eerste benodigde stappen van onderzoek en remediëring toepassen. Dat lijkt gepast.
Noodvisa voor journalisten door de situatie in Oekraïne |
|
Marieke Koekkoek (D66) |
|
Wopke Hoekstra (viceminister-president , minister buitenlandse zaken) (CDA), Eric van der Burg (staatssecretaris justitie en veiligheid) (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie) |
|
|
|
|
Bent u bekend met het feit dat er in Oekraïne ook Russische en Wit-Russische journalisten wonen, die uit angst voor repressies al eerder hun thuislanden zijn ontvlucht naar Oekraïne?
Ja.
Erkent u dat deze journalisten dreigen gevaar te lopen nu Oekraïne is binnengevallen door Russische en Wit-Russische gevechtstroepen? Hoe beoordeelt u het gevaar dat deze journalisten in handen komen van het Russische en Wit-Russische regime en worden gearresteerd?
Iedereen die momenteel in Oekraïne verblijft loopt gevaar. Het kabinet heeft reden aan te nemen dat deze groep in het bijzonder gevaar loopt in de gebieden in handen van het Russische leger. Journalisten in deze gebieden kunnen mogelijk gearresteerd worden.
Erkent u dat Russische en Wit-Russische journalisten die verblijven in Oekraïne geen aanspraak kunnen doen op een automatische verblijfsvergunning in de Schengen-unie, zoals Oekraïense burgers?
Bij de beantwoording van deze vraag gaan wij ervan uit dat wordt gedoeld op de EU-Tijdelijke beschermingsrichtlijn. Op 4 maart 2022 is deze richtlijn ten aanzien van ontheemden uit Oekraïne geactiveerd, ook om als EU gezamenlijk een veilige haven te bieden aan hen die het conflict ontvluchten. In artikel 2 lid 1 onder b van het uitvoeringsbesluit van de Raad (no. 2022/382) is neergelegd dat de tijdelijk bescherming (onder meer ook) van toepassing is op onderdanen van andere derde landen dan Oekraïne die vóór 24 februari 2022 in Oekraïne internationale bescherming genoten. Een nagenoeg gelijksoortige bepaling is in het besluit opgenomen ten aanzien van staatlozen en onderdanen van andere derde landen dan Oekraïne die kunnen aantonen dat zij vóór 24 februari 2022 legaal in Oekraïne verbleven op basis van een geldige permanente verblijfsvergunning die overeenkomstig Oekraïens recht is afgegeven, en die niet in staat zijn in veilige en duurzame omstandigheden naar hun land of regio van oorsprong terug te keren. Aanvullend biedt de richtlijn de lidstaten de mogelijkheid om de groep waarop de richtlijn van toepassing is, uit te breiden. Het kabinet zal u hierover op korte termijn nader informeren.
Bent u bekend met het beleid van Kosovo, dat heeft toegezegd om aan 20 journalisten uit Oekraïne een 6 maanden-verblijfsvergunning en onderdak te bieden?
Ja.
Is Nederland, als voorzitter van de Media Freedom Coalition en voortrekker op het gebied van persvrijheid, bereid om het voorbeeld van Kosovo te volgen en 20 noodvisa aan te bieden aan Wit-Russische en Russische journalisten die in Oekraïne wonen?
Vrijheid van meningsuiting, met een focus op persvrijheid, is het fundament voor een goed functionerende democratie. De veiligheid van journalisten is voor groot belang voor een vrije pers. Zoals in de beantwoording van vraag 3 aangegeven, heeft de EU op 4 maart jl. de Tijdelijke beschermingsrichtlijn ingesteld ten aanzien van Oekraïners die het conflict zijn ontvlucht, en kunnen ook specifieke groepen derdelanders onder de reikwijdte van deze richtlijn vallen. Op deze wijze biedt de EU een veilige haven voor iedereen die het conflict ontvlucht. Voor mensenrechtenverdedigers en journalisten die niet onder deze richtlijn vallen geldt dat Nederland in het kader van het Shelter City-programma jaarlijks ongeveer 30 mensenrechtenverdedigers (waaronder journalisten) tijdelijke opvang, training en veiligheid biedt. Ook draagt Nederland EUR 2 miljoen bij aan een fonds gericht op de bescherming van journalisten in nood. In specifieke situaties beziet het kabinet of specifieke oplossingen mogelijk zijn. Daarnaast werkt Nederland aan het steunen van Russischtalige onafhankelijke media en journalisten buiten Rusland, o.a. door verblijfmogelijkheden in Nederland. Vanwege de veiligheid van deze personen kan het kabinet hierover geen nadere mededelingen doen.
Kan dit via de ambassade in Polen georganiseerd worden, aangezien Wit-Russische en Russische journalisten uit Oekraïne zelf Polen kunnen bereiken?
Zie antwoord vraag 5.
Kunt u daarbij aangeven op welke termijn dit gerealiseerd zou kunnen worden?
Zie antwoord vraag 5.
Bent u bekend met het artikel ««Ukrainians go first»: How black and brown people are struggling to escape the Russian invasion» van Euronews?1
Ja.
Erkent u dat naast Oekraïners ook mensen met een andere nationaliteit in Oekraïne verblijven, waaronder veel Afrikaanse studenten, die gevaar dreigen te lopen nu Oekraïne is binnengevallen?
Ja, het kabinet erkent dat naast Oekraïners ook mensen met een andere nationaliteit dan de Oekraïense nationaliteit gevaar dreigen te lopen.
Kunt u bevestigen dat mensen zonder EU-visum, dus zonder Oekraïense of EU-paspoort, geweigerd worden aan de Europese buitengrenzen?
De EU-Lidstaten die grenzen aan Oekraïne- Polen, Slowakije, Hongarije en Roemenië- hebben aangegeven dat iedereen die uit Oekraïne vlucht ongeacht de nationaliteit de grens over mag steken en zo toegelaten wordt tot de EU.
Klopt het dat de richtlijn tijdelijke bescherming (2001) ook opgaat voor vluchtelingen uit Oekraïne zonder EU-visum?
Zoals ook reeds aangehaald in het antwoord op vraag 3 is in artikel 2 lid 1 onder b van het uitvoeringsbesluit van de Raad van 4 maart 2022 neergelegd dat de tijdelijk bescherming van toepassing is op onderdanen van andere derde landen dan Oekraïne die vóór 24 februari 2022 in Oekraïne internationale bescherming genoten. Voor uitgebreidere toelichting over de toepassing van de Richtlijn Tijdelijke Bescherming, verwijs het kabinet u naar de Kamerbrief over aanpak opvang vluchtelingen uit Oekraïne van 17 maart jl.
Is Nederland bereid er in woord en daad voor te zorgen dat alle mensen die Oekraïne ontvluchten, ongeacht nationaliteit, gender en religieuze overtuiging in Europa een veilig heenkomen kunnen vinden? Welke stappen zal Nederland daarvoor nemen?
Ter beantwoording van deze vraag verwijzen wij naar de Kamerbrief van 8 maart 2022 over de bespreking en activering van de Richtlijn tijdelijke bescherming op de JBZ-Raad van 3 en 4 maart 2022. Oekraïense onderdanen en derdelanders die internationale bescherming of gelijkwaardige nationale bescherming genieten in Oekraïne, komen in aanmerking voor tijdelijke bescherming, net als hun familieleden. Voor derdelanders of staatlozen die kunnen aantonen dat ze legaal in Oekraïne verbleven op basis van een geldige permanente verblijfsvergunning en die niet in staat zijn om terug te keren naar hun land of regio van herkomst, hebben de lidstaten de keuze om tijdelijke bescherming of een passende nationale status toe te kennen. Het staat lidstaten vrij om de richtlijn ook op andere derdelanders toe te passen. Over de implementatie van de Richtlijn Tijdelijke Bescherming verwijst het kabinet uw Kamer naar de Kamerbrief van 17 maart jl. over de opvang van vluchtelingen uit Oekraïne.
Zal Nederland daarom in Raadsverband pleiten tijdelijke bescherming te bieden aan alle mensen die Oekraïne ontvluchten en dit ook afdwingbaar te maken?
Zie antwoord vraag 12.
Is Nederland bereid extra mankracht naar de Europese buitengrenzen te sturen om 1) te ondersteunen bij het verwerken van de grote groepen vluchtelingen uit Oekraïne en 2) ter controle dat er geen onderscheid wordt gemaakt tussen mensen die Oekraïne ontvluchten op basis van nationaliteit, gender en religieuze overtuiging, in samenwerking met andere Europese lidstaten en het EU Asylum Agency?
Lidstaten van de Europese Unie zijn primair zelf verantwoordelijk voor de uitvoering van grensbewaking. Voor het kabinet staat echter buiten kijf dat bij grensbeheer van zowel onze eigen grenzen als de gemeenschappelijke Europese buitengrenzen internationaal en Europees recht gerespecteerd dient te worden. De Commissie ziet, als hoedster van de verdragen, toe op de naleving van Europees recht door de lidstaten. De Europese Agentschappen Frontex en het EU Asielagentschap (EUAA) staan paraat om lidstaten die grenzen aan Oekraïne te ondersteunen, waar zij aangeven dat nodig te hebben. Het kabinet staat er voor open om bijdragen te leveren aan deze agentschappen als zij om ondersteuning vragen. Zoals uw Kamer bekend kan inzet van de agentschappen alleen plaatsvinden als een lidstaat hierom verzoekt.
Zal Nederland in Raadsverband pleiten voor verplichte relocatie van alle vluchtelingen uit Oekraïne en daarbij zelf ook de daad bij het woord voegen?
De Richtlijn Tijdelijke bescherming voorziet niet in dwingende feitelijke verdeling van de tijdelijk beschermden over de lidstaten. De richtlijn biedt wel de mogelijkheid om tijdelijk beschermden uit andere EU-lidstaten te laten overkomen. Voor toelichting t.a.v. herverdeling in het kader van de Richtlijn Tijdelijke Bescherming verwijst het kabinet naar de Geannoteerde Agenda voor de ingelaste JBZ die uw Kamer 21 maart jl. toeging. Het kabinet is nu volop bezig om het aantal opvangplekken op te schalen om de autonome stroom naar NL op te kunnen vangen.