Het bericht dat vrouwen die borstkanker hebben gehad of drager zijn van het borstkankergen bij een heroperatie van een borstreconstructie deze niet vergoed krijgen |
|
Fleur Agema (PVV) |
|
Kuipers |
|
![]() |
Wat is uw reactie op het bericht dat vrouwen die borstkanker hebben gehad of drager zijn van het borstkankergen bij een heroperatie van een borstreconstructie deze niet vergoed krijgen?1
Borstreconstructies komen voor vergoeding in aanmerking als er sprake is van medische noodzaak. Ik licht dit graag kort toe. De Zorgverzekeringswet heeft als doel om individuele verzekerden te verzekeren tegen de kosten van noodzakelijke en effectieve medische zorg. De zorgverlener kijkt aan de hand van medische criteria naar de gezondheidsklachten van de patiënt (artikel 14 Zvw) en stelt de medische indicatie vast. Vervolgens bekijkt de zorgverlener of de klachten van de patiënt dusdanig zijn, dat de patiënt redelijkerwijs op een bepaalde behandeling is aangewezen (artikel 2.1 Besluit Zorgverzekering). Ten slotte toetst de zorgverzekeraar of de declaratie rechtmatig en doelmatig is.
Bij reconstructie na borstkanker is er sprake van medische noodzaak en wordt de borstreconstructie vergoed vanuit het basispakket van de Zorgverzekeringswet. Ook als de verzekerde belast is met het borstkankergen wordt de preventieve verwijdering en reconstructie van de borst vergoed vanuit het basispakket.
Voor de vergoeding van een eventuele heroperatie van een borstreconstructie, de zogenaamde tertiaire mammareconstructie, zijn criteria opgesteld om te kunnen bepalen of er sprake is van een medische noodzaak. Deze criteria zijn opgenomen in de Werkwijzer beoordeling behandelingen van plastisch-chirurgische aard2 (hierna: Werkwijzer). Deze Werkwijzer is opgesteld door een werkgroep van de wetenschappelijke vereniging van adviserend geneeskundigen, de VAV (Vereniging Artsen Volksgezondheid) in afstemming met het Zorginstituut Nederland (ZINL).
De Werkwijzer wordt op dit punt nog aangepast om ook de behandeling met lipofilling3 op te nemen naar aanleiding van het recente standpunt van het ZINL4. Zorgverzekeraars houden in hun beoordeling al wel rekening met dit standpunt.
Waarom is dit zo?
Zie antwoord vraag 1.
Kunt u een opsomming geven van de klachten die deze vrouwen kunnen hebben die aanleiding geven tot een hersteloperatie?
De klachten die aanleiding geven voor een hersteloperatie zijn divers. Het kan daarbij gaan om pijnklachten, maar ook vormveranderingen zijn vaak aanleiding voor een hersteloperatie. De plastisch chirurg stelt vast of deze klachten met een hersteloperaties kunnen worden verholpen. De medisch adviseur van de zorgverzekeraar toetst aan de hand van de criteria in de Werkwijzer of de voorgestelde behandeling ook voor vergoeding uit de zorgverzekering in aanmerking komt.
Wat is uw reactie op wat de plastisch chirurg in de uitzending zegt, namelijk dat deze vrouwen ongelijk worden behandeld met andere kankerpatiënten die wel een onbeperkt aantal heroperaties kunnen krijgen?
Hersteloperaties bij vrouwen met borstkanker die cosmetisch van aard zijn (en waarvoor dus een medische noodzaak ontbreekt), zijn uitgesloten van het basispakket. Deze worden niet anders beoordeeld dan andere plastisch chirurgische hersteloperaties.
Zorgverzekeraars hebben de wettelijke verplichting om vast te stellen of een vergoeding voldoet aan de voorwaarden. Als na een borstreconstructie een hersteloperatie nodig is, moet dus opnieuw beoordeeld worden of deze ook medisch noodzakelijk is. De voorwaarden die daarbij door zorgverzekeraars in acht moeten worden genomen staan gedetailleerd beschreven in de eerder genoemde Werkwijzer van de VAV.
De Werkwijzer van de VAV wordt periodiek in samenspraak met het Zorginstituut en de NVPC herzien. Naar aanleiding van de signalen in het eerder genoemde NOS artikel hebben de NVPC, ZN en de VAV afgesproken nog eens expliciet naar de vergoedingscriteria voor hersteloperaties na borstreconstructies te kijken.
Deelt u de mening dat deze hersteloperaties vergoed moeten worden? Zo nee, waarom niet? Zo ja, kunt u dit aan de verzekeraars, die vergoeding nu heroverwegen, laten weten?
Hersteloperaties dienen vergoed te worden als er sprake is van medische noodzaak om over te gaan tot een operatie. ZN, de VAV en de NVPC zijn, zoals gezegd, met elkaar in gesprek over de criteria in de Werkwijzer. Dit lijkt mij een goede zaak. Ik vertrouw erop dat hieruit duidelijk wordt of de eisen voor vergoeding bij een vervolgoperatie na een borstreconstructie terecht zijn en dat op basis daarvan gepaste vervolgstappen worden genomen.
Het bericht ‘4 op de 10 mensen met laag inkomen verwachten problemen met betalen van zorgverzekering’. |
|
Wieke Paulusma (D66), Hülya Kat (D66) |
|
Kuipers , Aukje de Vries (staatssecretaris financiën) (VVD), Carola Schouten (viceminister-president , minister zonder portefeuille sociale zaken en werkgelegenheid) (CU) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «4 op de 10 mensen met laag inkomen verwachten problemen met betalen van zorgverzekering»?1
Ja.
Wat is uw reactie op het gegeven dat een grote groep mensen met een lager inkomen (42 procent) de komende tijd moeite denkt te krijgen met het betalen van de zorgverzekering?
Ik snap goed dat mensen zich zorgen maken over de stijgende zorgkosten. We zien de afgelopen jaren steeds meer mensen die moeite hebben met rondkomen mede door de gestegen energiekosten en kosten voor levensonderhoud. In de Miljoenennota voor 2024 stelt het kabinet daarom mede met het oog op de aanbevelingen uit het eerste rapport van de Commissie sociaal minimum een pakket aan structurele maatregelen voor. Het is van belang om enerzijds de uitgavenontwikkeling in de zorg in de hand te houden en anderzijds de koopkracht bij lagere inkomens op peil te houden en hen hierover ook meer zekerheid te bieden. De begrotingsplannen voor 2024 ontvangt uw Kamer binnenkort.
Zorgverzekeraars geven aan dat het betaalgedrag van de zorgpremie gelijk is aan vorig jaar en nog steeds goed is. Ook het aantal wanbetalers zorgpremie bij het CAK is al twee jaar stabiel op 170.000. Dit is het laagste aantal in de afgelopen 10 jaar. Voor het betalen van het eigen risico en andere eigen betalingen vragen wel meer verzekerden een betalingsregeling aan. Wat hier mede speelt is dat het gebruik van zorg weer is gestegen na de corona periode. Ik blijf vinger aan de pols houden.
Wat is uw reactie op het vermoeden dat in 2024 de zorgpremie met 10 tot 15 euro per maand hoger kan worden dan in 2023?
De inschatting van de omvang van de stijging van de zorgpremie in het artikel komt overeen met de inschatting van het Ministerie van VWS. Voor 2024 raamt het kabinet de zorgpremie op € 1.792 per jaar. Dat komt neer op bijna € 12 extra per maand, of € 142 op jaarbasis, ten opzichte van 2023.
Deze premiestijging is vergelijkbaar met de premiestijging van vorig jaar en groter dan de premiestijging in de jaren ervoor. De stijging wordt grotendeels verklaard door de hogere zorguitgaven als gevolg van stijging van de lonen en prijzen. Dit effect is vergelijkbaar aan vorig jaar en fors groter dan in eerdere jaren. Met name de verwachte ontwikkeling van de lonen in de zorg drukt komend jaar een stempel op de verwachte premie. Salarissen stijgen overal, zo ook in de zorg. Dit betekent aan de ene kant dat werkende mensen veelal meer te besteden hebben, maar betekent dus ook dat de zorguitgaven en daarmee de zorgpremie toeneemt, wat gevolgen kan hebben voor minima.
Het is overigens belangrijk te realiseren dat zorgverzekeraars zelf over hun premie gaan; het kabinet maakt slechts een inschatting hiervan. Zorgverzekeraars maken hun premie uiterlijk 12 november bekend.
Welke mogelijkheden ziet u om de mensen die wel in aanmerking komen voor zorgtoeslag, maar deze niet gebruiken (in 2020 was dit 11 procent), te wijzen op de zorgtoeslag?
De dienst Toeslagen van de Belastingdienst zet voor komende jaren actief in op het tegengaan van niet-gebruik van zorgtoeslag. Jongeren worden met een zogeheten 17-jarigenbrief vlak voordat ze 18 jaar worden gewezen op hun mogelijk recht op toeslagen, teruggave van de Belastingdienst en studiefinanciering vanuit DUO. Bovendien heeft de Dienst Toeslagen in juli 2023 een persoonlijke brief gestuurd naar circa 20.000 burgers om hen te attenderen op hun mogelijke recht op zorgtoeslag met terugwerkende kracht. Gedurende de zomerperiode worden mensen jaarlijks via verschillende mediaberichten op de hoogte gebracht van hun mogelijk recht op zorg- en huurtoeslag.
De dienst Toeslagen van de Belastingdienst is in 2023 gestart met een brede aanpak op niet-gebruik. In dit programma zijn bestaande activiteiten geïntensiveerd en uitgebreid. De Dienst Toeslagen zet momenteel in op vier sporen: benadering via brede publiekscampagnes; een doelgroep- en themagerichte benadering; benutten van (natuurlijke/bestaande) contactmomenten; en waar mogelijk het persoonlijk benaderen van individuele burgers2. Met de inzet van publiekscampagnes wijst de Dienst Toeslagen niet-gebruikers op hun mogelijk recht en wordt hen gestimuleerd bij recht hiervan gebruik te maken. Deze activiteiten worden in 2024 gecontinueerd.
Welke mogelijkheden ziet u om te zorgen dat mensen met een laag inkomen een passende zorgverzekering kunnen afsluiten, aangezien een grote groep mensen beperkt zelfredzaam is en moeite heeft met het kiezen van de juiste zorgverzekering?
Ik ben me er van bewust dat het voor mensen met laag inkomen soms moeilijk is een passende zorgverzekering af te sluiten. Aan het einde van het jaar, als het overstapseizoen start, zorg ik voor communicatie aan burgers over zorgverzekeringen. Dat gebeurt via verschillende kanalen. Er is een website opgezet (ikregelmijnzorggoed.nl), waar informatie is opgenomen over zorgverzekeringen. Ik let er in de communicatie op dat de informatie begrijpelijk is voor alle burgers. Ook de gemeente kan helpen bij het kiezen voor een zorgverzekering. Bovendien biedt een groot deel van de gemeenten een Gemeentepolis aan. De Gemeentepolis is een collectieve zorgverzekering voor mensen met een laag inkomen, chronische ziekte en/of lichamelijke beperking. In Nederland hebben 655.000 mensen een Gemeentepolis, peiljaar 2022. In alle gemeentepolissen is mondzorg aanvullend verzekerd.
Hoeveel gemeenten bieden op dit moment collectieve zorgverzekeringen aan?
In 2022 bieden 326 gemeenten een Gemeentepolis aan.
Wat is uw reactie op het gegeven dat een aanvullende zorgverzekering voorkomt dat mensen plots grote zorguitgaven moeten doen die ze eigenlijk niet kunnen betalen en daarmee schulden voorkomt?
Het is belangrijk dat mensen zelf, al dan niet met hulp, afwegen of een aanvullende zorgverzekering voor zorg die buiten het basispakket valt voor hen opportuun is. Het gaat daarbij doorgaans om veel beperktere zorguitgaven dan in het basispakket.
Ik realiseer mij dat de afweging om wel of geen aanvullende zorgverzekering af te sluiten onder druk van geldzorgen niet door iedereen gemaakt kan worden. Dat kan er toe leiden dat er situaties bij mensen kunnen ontstaan waarbij achteraf geconstateerd kan worden dat men met een aanvullende zorgverzekering financieel voordeliger uit was geweest.
Er zijn verschillende commerciële vergelijkingssites die verzekerden helpen bij het vinden van een passende zorgverzekering. Voor het bepalen of de gemeentepolis een geschikte zorgverzekering is kunnen verzekerden bijvoorbeeld gebruikmaken van Gezondverzekerd.nl. Zij organiseren samen met gemeenten hiervoor ook spreekuren (fysiek en online). Een ander voorbeeld is Voorzieningenwijzer. Zij bieden in sommige gemeenten ook ondersteuning bij het aanvragen van voorzieningen waar de inwoner recht op heeft.
Ten algemene is het van belang om te investeren in voorkomen en oplossen van armoede en schuldenproblematiek. Dit kabinet heeft daarvoor ambitieuze doelen gesteld en flinke koopkrachtmaatregelen genomen. Het is aan een volgend kabinet om dit bredere vraagstuk verder op te pakken. In de tussentijd werkt het kabinet aan oplossingen in het zorg- en sociaal domein, zoals beschreven in de voortgangsrapportages van het project mondzorg3 en de Aanpak Geldzorgen, Armoede en Schulden4.
Wat is uw reactie op het gegeven dat gemeenten de eis stellen dat er geen betalingsachterstand of schuld bij de huidige zorgverzekeraar mag zijn en daarna de aanvraag voor een gemeentepolis afwijst?
Op basis van artikel 8a, Zorgverzekeringswet, kan een verzekeringsnemer met een betalingsachterstand zijn zorgverzekering niet opzeggen. Een zorgverzekeraar kan dit wel doen. In sommige situaties doet de zorgverzekeraar dit ook. Op basis van de uitstroomregelingen voor bijstandsgerechtigden en onder bewind gestelden kunnen verzekerden met een betalingsachterstand in veel gemeenten een gunstige betalingsregeling treffen met de zorgverzekeraar en direct deelnemen aan de gemeentepolis. In enkele Twentse gemeenten is dat ook mogelijk voor verzekerden die niet verzekerd zijn bij de zorgverzekeraar die de gemeentepolis aanbiedt.5 Daarnaast zetten veel gemeenten in op saneringskrediet, waardoor een inwoner nog maar één schuldeiser heeft en direct weer kan overstappen naar een andere zorgverzekering, omdat er geen betalingsachterstand meer is bij de zorgverzekeraar.
Worden deze collectieve zorgverzekeringen voor mensen met een laag inkomen voldoende gevonden en gebruikt?
In 2022 namen 655.000 mensen deel aan de Gemeentepolis. Mede vanwege de daling van het aantal bijstandsgerechtigden (ruim 5%) en de extra aandacht van gemeenten voor toetsing op rechtmatigheid, is dit een lichte daling (2%) t.o.v. 2021. De gemeentepolis is zeer bekend en vooral voordelig voor minima die veel zorg gebruiken die gedekt wordt door de aanvullende verzekering, zoals mondzorg, fysiotherapie en een bril. Vaak wordt ook het eigen risico meegenomen in de te betalen premie. De gemeente geeft op het aanvullende deel van de gemeentepolis een korting op de premie.
Hoe kunt u er mede voor zorgen dat alle lage inkomens met een beperkte financiële redzaamheid terecht kunnen bij de gemeente voor een gemeentepolis – ook degenen die geen uitgebreide aanvullende verzekering nodig hebben?
Gemeenten bieden op verschillende wijze ondersteuning aan hun inwoners met een laag inkomen en/of beperkte financiële zelfredzaamheid. Het bieden van de gemeentepolis is een veel gebruikt instrument daarvoor, maar niet voor iedereen geschikt.
Het kan ongunstig zijn voor verzekerden met een laag inkomen en weinig zorgvraag om deel te nemen aan de gemeentepolis. De gemeentepolis bestaat altijd uit de basisverzekering en een aanvullende zorgverzekering. De gemeente biedt een premiekorting op de premie van de aanvullende zorgverzekering.
Bent u bereid om met de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) in gesprek te gaan om ook in de laatste gemeenten collectieve zorgverzekeringen aan te bieden?
Alle gemeenten zijn op de hoogte van de gemeentepolis en maken daar, in samenwerking met zorgverzekeraars, eigen afwegingen in. De gemeentepolis is een van de instrumenten die gemeenten kunnen inzetten. Ik acht het derhalve niet noodzakelijk hierover met gemeenten in overleg te treden.
Hoe kunt u zorgmijding en stapeling van problemen mede voorkomen, gezien mensen met schulden en mensen die hun gezondheid als slecht ervaren vaker aangeven dat ze moeten bezuinigen op zorg of hun zorgverzekering niet kunnen betalen?
De mate en redenen voor zorgmijding, en de stapeling van zorgkosten, worden goed gemonitord. Er wordt bijvoorbeeld jaarlijks door Nivel onderzoek gedaan naar zorgmijding ten behoeve van de Staat van Volksgezondheid & Zorg. In 2021 gaf 8% van de volwassenen aan weleens afgezien te hebben van zorg vanwege de kosten. Dit percentage lag in 2016 met 16% een stuk hoger. De laatste jaren is het percentage vrij stabiel. Daarnaast wordt er gewerkt aan een monitor die de stapeling van eigen betalingen in kaart brengt en daarmee ook inzicht geeft in de kosten die verschillende groepen burgers maken voor zorg.
Naast het algemene koopkrachtbeleid, neemt het kabinet verschillende specifieke maatregelen om ongewenste zorgmijding om financiële redenen tegen te gaan.
Ik noem de volgende maatregelen:
Het rekenen van extra kosten door zorgverzekeraars voor het ontvangen van post |
|
Barbara Kathmann (PvdA) |
|
Alexandra van Huffelen (staatssecretaris binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (D66) |
|
![]() |
Is de Staatssecretaris bekend met het feit dat mensen verzekerd bij IZA Zorgverzekeringen een brief hebben ontvangen dat post van de zorgverzekeraar voortaan niet meer gratis is? Hoe beoordeelt zij het feit dat mensen voortaan €1,25 per maand moeten betalen als zij niet de overstap maken naar digitale correspondentie?
Ja, zoals ik ook in reactie op de motie Leijten heb aangegeven1, hecht ik eraan dat iedereen kan meedoen in onze samenleving en dat niemand wordt buitengesloten. De coöperatie VGZ – waar IZA Zorgverzekeringen onderdeel van uitmaakt – heeft de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport laten weten dat zij kwetsbare groepen verzekerden, zoals verzekerden onder curatele, verzekerden bij wie bronheffing aan de orde is en sociale minima met een gemeentepolis, kosteloos per papier blijft informeren. Daarnaast wordt aan verzekerden de mogelijkheid geboden om in geval van vragen of onduidelijkheden telefonisch contact op te nemen met de zorgverzekeraar.2
Is de Staatssecretaris bekend met het feit dat één op de vijf Nederlanders moeite heeft met digitale vaardigheden?
Ja. Ik ben, zoals ik in mijn reactie3 op het verantwoordingsonderzoek van de Algemene Rekenkamer naar de Informatiepunten Digitale Overheid heb aangegeven, gestart met een aantal activiteiten om beter inzicht te krijgen in de behoefte van de groep mensen die (al dan niet tijdelijk) niet in staat zijn om zelfstandig gebruik te maken van de (digitale) publieke dienstverlening. De mate waarin mensen in staat zijn om zelfstandig zaken te doen met de overheid hangt samen met de mate van hun zelfstandigheid (zoals bijvoorbeeld onvoldoende digitale vaardigheden), maar ook met de complexiteit van hun persoonlijke situatie en de complexiteit van wetten, regels en de organisatie(s) met wie zij te maken hebben.
Deelt de Staatssecretaris de mening dat er altijd een niet-digitaal alternatief moet zijn voor burgers in hun communicatie met instellingen die essentieel zijn in het dagelijks leven, zoals verzekeraars en banken? In hoeverre deelt zij de mening dat de drempel voor de niet-digitale weg niet hoger mag zijn dan die voor de digitale weg?
In het kader van de Werkagenda Waardengedreven Digitaliseren zet ik mij ervoor in dat de overheidsdienstverlening aansluit bij de behoeften en leefwereld van burgers en ondernemers en dat zij zelf kunnen kiezen op welke wijze ze gebruik willen maken van de overheidsdienstverlening, digitaal of niet-digitaal. Voor private of semi-publieke organisaties zoals de zorgverzekeraars, kan ik niet bepalen hoe zij de dienstverlening voor hun klanten inrichten, maar met uw Kamer vind ik het van groot belang dat ook mensen die niet van het digitale kanaal gebruik kunnen of willen maken wel bij deze instellingen kunnen blijven meedoen. De Wet Modernisering Elektronisch Bestuurlijk Verkeer is niet van toepassing op private instellingen. Zoals ik heb aangegeven in de Kamer betekent dit dat ik niet kan bepalen hoe de zorgverzekeraars de dienstverlening aan hun klanten regelen. Als toegezegd aan uw Kamer ben ik echter met deze instellingen in gesprek over hoe zij ervoor zorgen dat iedereen mee kan blijven doen. De Kamer ontvangt in oktober bericht over de uitkomsten van deze gesprekken.4 Ik onderzoek daarbij ook de mogelijkheden om tot afspraken te komen die in lijn liggen met het begin dit jaar gestarte brede programma «Toegankelijk Bankieren».In dit programma spannen de Nederlandse banken zich in om de dienstverlening van banken toegankelijker en inclusiever te maken.5 Zij doen dit in nauwe samenwerking de Alliantie Digitaal Samenleven, diverse maatschappelijke organisaties van bijvoorbeeld ouderen, laaggeletterden en mensen met een lichamelijke of verstandelijke beperking en de banken zodat de dienstverlening goed aansluit op de behoeften van alle klanten, waaronder ook specifieke doelgroepen.
Wat vindt de Staatssecretaris ervan dat IZA Zorgverzekeringen de gestegen kosten van postzegels en papier doorberekent aan haar minst digitaalvaardige klanten?
Zie antwoord vraag 1.
Vindt de Staatssecretaris dat mensen recht hebben op communicatie met hun verzekeraar op een manier die voor hen toegankelijk is? Hoe beoordeelt zij het feit dat mensen zonder digitale vaardigheden bij deze zorgverzekeraar straks moeten betalen voor hun correspondentie over zorg? Hoe beoordeelt zij dit in het licht van het feit dat zorgverzekeraars opereren onder strikte publiekrechtelijke randvoorwaarden?
Zie antwoord vraag 3.
Hoe verhoudt het in rekening brengen van een maandelijks bedrag zich volgens de Staatssecretaris tot de motie van het lid Leijten c.s. over altijd een gebruiksvriendelijk niet-digitaal alternatief bieden bij het ontwikkelen van nieuwe digitale middelen (Kamerstuk 26 643, nr. 834)?
Zie antwoord vraag 1.
Bij hoeveel andere (zorg)verzekeraars, banken en (semi-)publieke instellingen worden kosten gerekend om post op papier te ontvangen?
Er is geen landelijk overzicht van private ondernemingen of semi-publieke instellingen die kosten aan hun klanten doorberekenen om post op papier te ontvangen. Zoals de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport aan uw Kamer heeft laten weten zijn er bij het Ministerie van VWS twee zorgverzekeraars bekend die extra kosten in rekening brengen voor het ontvangen van post op papier.6
Wat gaat de Staatssecretaris doen om te zorgen dat mensen zonder digitale vaardigheden altijd toegang houden tot offline communicatie met deze instellingen, zonder daarvoor extra kosten te hoeven betalen?
Zie antwoord vraag 3.
De uitzending 'Het geheim van de spreekkamer' en het artikel 'Zorgverzekeraars hebben groot belang bij de data die toezichthouder verzamelt' |
|
Jimmy Dijk (SP) |
|
Conny Helder (minister zonder portefeuille volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
![]() |
Wat is uw reactie op de uitzending «Het geheim van de spreekkamer» van Argos, uitgezonden op 31 augustus 2023 op NPO2?1
Naar aanleiding van berichtgeving in verschillende media over de privacy van de data-uitvraag van de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) voor de zorgvraagtypering heeft de NZa op 31 augustus jongstleden een nieuwsbericht uitgebracht. In dit nieuwsbericht geeft de NZa een toelichting op het belang en het doel van de informatie-uitvraag.2 De informatieverzameling van de NZa is ook eerder onderwerp van gesprek geweest met uw Kamer. Bij beantwoording van vragen van uw Kamer en per brief ben ik daar uitgebreid op ingegaan.3 Zoals in deze antwoorden ook aangegeven, vind ik het belangrijk dat de NZa hier handelt in overeenstemming met de wet- en regelgeving, binnen de gestelde wettelijke kaders van het oordeel van de Autoriteit Persoonsgegevens (AP) van 14 december 2022 en daarmee in lijn met de motie de leden Hijink (SP) en Westerveld (GroenLinks).4
Kunt u aantonen dat de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) de Autoriteit Persoonsgegevens (AP) voldoende en zorgvuldig informatie heeft gegeven voor het geven van een goed advies over de rechtmatigheid van het verzamelen van gevoelige informatie van geestelijke gezondheidszorg (ggz)-patiënten?2
De NZa gaat als zelfstandig bestuursorgaan (ZBO), zelf over de wettelijke taak om markttoezicht en marktontwikkeling uit te voeren en de bevoegdheid om de hiertoe benodigde informatie te vergaren en verwerken. De NZa heeft aangegeven alle relevante stukken verstuurd te hebben aan de AP.
Als er aanwijzingen zijn dat de AP onvoldoende en onzorgvuldig geïnformeerd is door de NZa over het verzamelen van gevoelige informatie van ggz-patiënten, bent u dan bereid om de AP opnieuw een oordeel te laten vellen over deze dataverzameling en de huidige data-uitvraag door de NZa (tijdelijk) stop te zetten totdat er een nieuw oordeel is gegeven?
Het gaat hier om een adviesaanvraag van de NZa aan de AP. De NZa heeft hierbij aangegeven alle relevante stukken gedeeld te hebben met de AP. Daarmee is er voor de NZa geen reden om nog een adviesaanvraag bij de AP aan te vragen. Zoals u weet is de data-uitvraag voor de zorgvraagtypering nu ook onderwerp van een gerechtelijke procedure. De NZa heeft mij laten weten dat zij in afwachting is van de uitspraak van de rechter.
Wat uw reactie op het feit dat verschillende experts hebben aangegeven dat deze HoNOS+ vragenlijsten niet geschikt zijn om hiermee een nieuw bekostigingsmodel te creëren en mogelijk datamanipulatie in de hand kan werken?
De NZa heeft mij laten weten dat in het programma zorgprestatiemodel, met vertegenwoordigers van zorgpartijen in de ggz, voorafgaand aan start van deze informatieverzameling is onderzocht wat het beste alternatief is om de zorgvraagtypering te bepalen.6 Hierbij is geen beter alternatief naar voren gekomen dan de HoNOS+ vragenlijsten voor de doorontwikkeling van zorgvraagtypering. De AP heeft ook geconstateerd dat de NZa de geschiktheid van verwerking van de HoNOS+ gegevens van alle ggz-patiënten ten behoeve van het verbeteren van de zorgvraagtypering aannemelijk heeft gemaakt.7
Bent u het ermee eens dat patiënten goed geïnformeerd zouden moeten zijn over het bestaan van een privacyverklaring? Kunt u uw antwoord toelichten?
Ik vind het heel belangrijk dat zorgaanbieders hun patiënten zo goed mogelijk, neutraal en in begrijpelijke taal informeren over het verzamelen van hun zorg- en behandelgegevens door de NZa. Om patiënten hierover te informeren heeft de NZa onlangs een patiëntenfolder gepubliceerd.8 Deze patiëntenfolder wordt door de NZa actief gedeeld met zorgaanbieders zodat zij deze kunnen delen met patiënten. In deze patiëntenfolder is ook aandacht voor de privacyverklaring waarmee patiënten kunnen aangeven dat zij bezwaar hebben tegen het aanleveren van informatie bij de NZa.
Is er vanuit de overheid data bekend over hoe goed ggz-patiënten op de hoogte zijn van het bestaan van een privacyverklaring? Zo ja, wat zegt deze data en komt deze overeen met de genoemde cijfers in de eerder aangehaalde uitzending van Argos?
De NZa geeft bij mij aan niet te monitoren hoe goed ggz-patiënten bekend zijn met privacyverklaringen in de ggz.
Bent u het ermee eens dat zorgverleners zich bezwaard kunnen voelen om patiënten goed te informeren over bestaan van de privacyverklaring als dit kan leiden tot negatieve acties van de zorgverzekeraars, met als gevolg dat de patiënt onvoldoende wordt geïnformeerd? Kunt u uw antwoord toelichten?
Het al dan niet ondertekenen van een privacyverklaring is de keuze en het recht van een patiënt. Van zorgaanbieders verwacht ik dat zij de patiënt hierover goed, volledig en neutraal informeren, de keuze altijd helemaal bij de patiënt laten en daar geen invloed op uitoefenen. Ik verwacht ook van verzekeraars dat zij het belang van goed, volledig en neutraal informeren van de patiënt onderschrijven.
Welke stappen bent u eventueel bereid om te zetten, zodat de patiënt voldoende op de hoogte wordt gesteld over het bestaan van een privacyverklaring?
Zoals bij het antwoord op vraag 5 aangegeven is het aan zorgaanbieders om hun patiënten zo goed mogelijk, neutraal en in begrijpelijke taal te informeren over het verzamelen van hun zorg- en behandelgegevens door de NZa. De NZa heeft een informatiefolder opgesteld om cliënten en patiënten te informeren.9 Zo kunnen cliënten en patiënten beter kiezen of zij de informatie met de NZa willen delen. Naar aanleiding van berichtgeving in verschillende media over de privacy van de data-uitvraag van de NZa voor de zorgvraagtypering heeft de NZa ook extra aandacht besteed aan privacy in de ggz via hun website.10
Bent u het ermee eens dat aangezien een groep behandelaren en cliënten in de ggz een rechtszaak tegen de Nederlandse Zorgautoriteit starten, dit voldoende signaal geeft dat er over dit onderwerp een maatschappelijk debat gevoerd zou moeten worden en dat een (tijdelijke) stop op de data-uitvraag door de NZa hierbij gepast is? Kunt u uw antwoord toelichten?
Nee, daar ben ik het niet mee eens. Zoals bij het antwoord op vraag 1 aangegeven vind ik het belangrijk dat de NZa hier handelt in overeenstemming met de wet- en regelgeving, binnen de gestelde wettelijke kaders van het oordeel van de AP van 14 december 2022 en daarmee in lijn met de motie de leden Hijink (SP) en Westerveld (GroenLinks). De data-uitvraag voor zorgvraagtypering door de NZa is op dit moment onderwerp van een gerechtelijke procedure. De NZa heeft mij laten weten dat zij in afwachting is van de uitspraak van de rechter.
Wat is uw reactie op de opmerkingen van deskundigen in de uitzending dat de NZa te veel vrijheid krijgt om zijn eigen regels te stellen?
Ik deel deze opmerkingen niet. De Wet marktordening gezondheidszorg (Wmg) regelt de taken en bevoegdheden van de NZa. De NZa heeft de status van ZBO, omdat de regering het wezenlijk acht dat de NZa zelfstandig, onafhankelijk en op afstand van het Ministerie van VWS kan opereren richting het zorgveld. De hoofdlijn van de rolverdeling tussen de Minister en de NZa is dat de Minister het beleid bepaalt en dat de NZa zelfstandig verantwoordelijk is voor de uitvoering en de behandeling van individuele gevallen.
Bent u bereid om deze vragen één voor één te beantwoorden?
Ja, ik ben bereid om dat te doen.
Het bericht dat de Consumentenbond het getreuzel contractering door zorgverzekeraars zat is |
|
Jimmy Dijk (SP) |
|
Kuipers |
|
![]() |
Wat is uw reactie op het bericht dat de Consumentenbond het getreuzel contractering door zorgverzekeraars zat is?1
Bent u het ermee eens dat het feit dat het contracteringsproces voor het zoveelste jaar op rij niet op tijd af is, duidelijk maakt dat de huidige inzet om het proces te verbeteren onvoldoende is?
Herinnert u zich deze uitspraak: «Het is al even benoemd, maar het voorgaande contracteringsjaar was om verschillende redenen bijzonder. Het ging om het afsluiten van het Integraal Zorgakkoord (IZA) in september, om inflatie, om hoge energiekosten et cetera», die u deed tijdens het commissiedebat over het Zorgverzekeringsstelsel afgelopen juni? Bent u het ermee eens dat deze redenen dit jaar geen excuus meer kunnen zijn voor de vertraging, aangezien zorgverzekeraars zich hierop inmiddels zouden kunnen hebben voorbereid?2
Bent u tevreden als u kijkt naar de huidige berichtgeving, aangezien u in het debat over het Zorgverzekeringsstelsel aangaf dat u tevreden bent «als voor verzekerden duidelijk is of een zorgaanbieder gecontracteerd is of niet, zodat ze beter geïnformeerd een polis kunnen kiezen»?
Welke stappen gaat u zetten om ervoor te zorgen dat de contractering dit jaar wel is afgerond voor 1 januari 2024, zodat mensen weten waar ze aan toe zijn op het moment dat zij hun zorgverzekering voor het nieuwe jaar afsluiten?
Welke stappen gaat u zetten om ervoor te zorgen dat de contractering volgend jaar wel is afgerond voor 12 november 2024?
Bent u het ermee eens dat verzekerden niet de dupe moeten zijn van de vertraging in de onderhandelingen tussen verzekeraars en zorgaanbieders? Zo ja, zouden verzekerden dan niet het recht moeten worden geven op vergoeding van zorgaanbieders die het afgelopen jaar ook vergoed werden, als de contractering niet op tijd af is?
Een dagboekverslag van een patiënt |
|
Pepijn van Houwelingen (FVD) |
|
Kuipers |
|
![]() |
Bent u bekend met het volgende dagboekverslag van een patiënt?1
Is het correct dat patiënten, zoals de patiënt in dit dagboek, soms niet worden geholpen terwijl ze zorg nodig hebben en de benodigde zorgcapaciteit hiervoor ook aanwezig is, louter en alleen omdat, zoals in het bovengenoemde dagboekverslag beschreven staat, het budgetplafond van de zorgverzekeraar is bereikt?
Vindt u het acceptabel als patiënten niet geholpen worden omdat het budgetplafond van hun zorgverzekeraar bereikt is?
Het bericht dat verzekerden van Zilveren Kruis en ASR dit jaar niet meer naar het Martini Ziekenhuis kunnen |
|
Jimmy Dijk (SP) |
|
Kuipers |
|
![]() |
Wat is uw reactie op het bericht dat verzekerden van Zilveren Kruis en ASR dit jaar niet meer naar het Martini Ziekenhuis kunnen?1
Bespaart het daadwerkelijk kosten als mensen voor de operatie die zij nodig hebben naar een ander ziekenhuis moeten, waarvoor zij vaak ook verder moeten reizen?
In hoeverre hebben omliggende ziekenhuizen de capaciteit om deze operaties over te nemen?
Bent u het ermee eens dat het feit dat patiënten steeds vaker halverwege het jaar niet langer terecht kunnen bij sommige ziekenhuizen als zij zijn verzekerd bij bepaalde zorgverzekeraars, een slechte ontwikkeling is?
Bent u bereid om in gesprek te gaan met Zilveren Kruis, ASR en het Martini Ziekenhuis om te kijken of patiënten die verzekerd zijn bij Zilveren Kruis of ASR niet alsnog bij het Martini Ziekenhuis terecht kunnen?
De contractering van de zorg in aanloop naar de nieuwe overstapperiode |
|
Julian Bushoff (PvdA) |
|
Kuipers |
|
![]() |
Hoe beoordeelt u het nieuws dat verzekerden bij het Zilveren Kruis niet meer terecht kunnen bij het Martini Ziekenhuis voor planbare ingrepen omdat het budget op is? Vindt u dit wenselijk?1
Hoe lang is de gemiddelde wachttijd voor electieve zorg in Groningen, Friesland en Drenthe? Komen verzekeraars hun zorgplicht na als er in Groningen een ziekenhuis is waar capaciteit niet wordt benut vanwege te beperkte contractering?
Hoe kan het dat afgesproken budgetten zo uit de maat lopen met de werkelijkheid? Krijgt u signalen dat dit ook op andere plaatsen aan de hand is? Zo ja, waar?
Hoe kunnen verzekerden in hun keuze voor een verzekeraar bij de naderende overstapperiode er rekening mee houden of die verzekeraar voldoende zorg inkoopt in een ziekenhuis?
Hoe staat het met uw ambitie om meer duidelijkheid te geven aan verzekerden vanaf 13 november over het gecontracteerde aanbod door zorgverzekeraars en aanbieders?
Hoe vertaalt meer duidelijkheid zich concreet naar de communicatie van zorgverzekeraars over hun polisaanbod? Komt er gedurende het hele jaar een actueel overzicht van gecontracteerde zorg?
Wanneer komt duidelijkheid over het invoeren van de offerteplicht? Hoe staat het met het overleg dat de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) hierover leidt?
Wilt u deze vragen voor 13 november beantwoorden, zodat er meer duidelijkheid is voor de nieuwe overstapperiode?
Het bericht ‘4 op de 10 mensen met laag inkomen verwachten problemen met betalen van zorgverzekering’. |
|
Wieke Paulusma (D66), Hülya Kat (D66) |
|
Kuipers , Aukje de Vries (staatssecretaris financiën) (VVD), Carola Schouten (viceminister-president , minister zonder portefeuille sociale zaken en werkgelegenheid) (CU) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «4 op de 10 mensen met laag inkomen verwachten problemen met betalen van zorgverzekering»?1
Ja.
Wat is uw reactie op het gegeven dat een grote groep mensen met een lager inkomen (42 procent) de komende tijd moeite denkt te krijgen met het betalen van de zorgverzekering?
Ik snap goed dat mensen zich zorgen maken over de stijgende zorgkosten. We zien de afgelopen jaren steeds meer mensen die moeite hebben met rondkomen mede door de gestegen energiekosten en kosten voor levensonderhoud. In de Miljoenennota voor 2024 stelt het kabinet daarom mede met het oog op de aanbevelingen uit het eerste rapport van de Commissie sociaal minimum een pakket aan structurele maatregelen voor. Het is van belang om enerzijds de uitgavenontwikkeling in de zorg in de hand te houden en anderzijds de koopkracht bij lagere inkomens op peil te houden en hen hierover ook meer zekerheid te bieden. De begrotingsplannen voor 2024 ontvangt uw Kamer binnenkort.
Zorgverzekeraars geven aan dat het betaalgedrag van de zorgpremie gelijk is aan vorig jaar en nog steeds goed is. Ook het aantal wanbetalers zorgpremie bij het CAK is al twee jaar stabiel op 170.000. Dit is het laagste aantal in de afgelopen 10 jaar. Voor het betalen van het eigen risico en andere eigen betalingen vragen wel meer verzekerden een betalingsregeling aan. Wat hier mede speelt is dat het gebruik van zorg weer is gestegen na de corona periode. Ik blijf vinger aan de pols houden.
Wat is uw reactie op het vermoeden dat in 2024 de zorgpremie met 10 tot 15 euro per maand hoger kan worden dan in 2023?
De inschatting van de omvang van de stijging van de zorgpremie in het artikel komt overeen met de inschatting van het Ministerie van VWS. Voor 2024 raamt het kabinet de zorgpremie op € 1.792 per jaar. Dat komt neer op bijna € 12 extra per maand, of € 142 op jaarbasis, ten opzichte van 2023.
Deze premiestijging is vergelijkbaar met de premiestijging van vorig jaar en groter dan de premiestijging in de jaren ervoor. De stijging wordt grotendeels verklaard door de hogere zorguitgaven als gevolg van stijging van de lonen en prijzen. Dit effect is vergelijkbaar aan vorig jaar en fors groter dan in eerdere jaren. Met name de verwachte ontwikkeling van de lonen in de zorg drukt komend jaar een stempel op de verwachte premie. Salarissen stijgen overal, zo ook in de zorg. Dit betekent aan de ene kant dat werkende mensen veelal meer te besteden hebben, maar betekent dus ook dat de zorguitgaven en daarmee de zorgpremie toeneemt, wat gevolgen kan hebben voor minima.
Het is overigens belangrijk te realiseren dat zorgverzekeraars zelf over hun premie gaan; het kabinet maakt slechts een inschatting hiervan. Zorgverzekeraars maken hun premie uiterlijk 12 november bekend.
Welke mogelijkheden ziet u om de mensen die wel in aanmerking komen voor zorgtoeslag, maar deze niet gebruiken (in 2020 was dit 11 procent), te wijzen op de zorgtoeslag?
De dienst Toeslagen van de Belastingdienst zet voor komende jaren actief in op het tegengaan van niet-gebruik van zorgtoeslag. Jongeren worden met een zogeheten 17-jarigenbrief vlak voordat ze 18 jaar worden gewezen op hun mogelijk recht op toeslagen, teruggave van de Belastingdienst en studiefinanciering vanuit DUO. Bovendien heeft de Dienst Toeslagen in juli 2023 een persoonlijke brief gestuurd naar circa 20.000 burgers om hen te attenderen op hun mogelijke recht op zorgtoeslag met terugwerkende kracht. Gedurende de zomerperiode worden mensen jaarlijks via verschillende mediaberichten op de hoogte gebracht van hun mogelijk recht op zorg- en huurtoeslag.
De dienst Toeslagen van de Belastingdienst is in 2023 gestart met een brede aanpak op niet-gebruik. In dit programma zijn bestaande activiteiten geïntensiveerd en uitgebreid. De Dienst Toeslagen zet momenteel in op vier sporen: benadering via brede publiekscampagnes; een doelgroep- en themagerichte benadering; benutten van (natuurlijke/bestaande) contactmomenten; en waar mogelijk het persoonlijk benaderen van individuele burgers2. Met de inzet van publiekscampagnes wijst de Dienst Toeslagen niet-gebruikers op hun mogelijk recht en wordt hen gestimuleerd bij recht hiervan gebruik te maken. Deze activiteiten worden in 2024 gecontinueerd.
Welke mogelijkheden ziet u om te zorgen dat mensen met een laag inkomen een passende zorgverzekering kunnen afsluiten, aangezien een grote groep mensen beperkt zelfredzaam is en moeite heeft met het kiezen van de juiste zorgverzekering?
Ik ben me er van bewust dat het voor mensen met laag inkomen soms moeilijk is een passende zorgverzekering af te sluiten. Aan het einde van het jaar, als het overstapseizoen start, zorg ik voor communicatie aan burgers over zorgverzekeringen. Dat gebeurt via verschillende kanalen. Er is een website opgezet (ikregelmijnzorggoed.nl), waar informatie is opgenomen over zorgverzekeringen. Ik let er in de communicatie op dat de informatie begrijpelijk is voor alle burgers. Ook de gemeente kan helpen bij het kiezen voor een zorgverzekering. Bovendien biedt een groot deel van de gemeenten een Gemeentepolis aan. De Gemeentepolis is een collectieve zorgverzekering voor mensen met een laag inkomen, chronische ziekte en/of lichamelijke beperking. In Nederland hebben 655.000 mensen een Gemeentepolis, peiljaar 2022. In alle gemeentepolissen is mondzorg aanvullend verzekerd.
Hoeveel gemeenten bieden op dit moment collectieve zorgverzekeringen aan?
In 2022 bieden 326 gemeenten een Gemeentepolis aan.
Wat is uw reactie op het gegeven dat een aanvullende zorgverzekering voorkomt dat mensen plots grote zorguitgaven moeten doen die ze eigenlijk niet kunnen betalen en daarmee schulden voorkomt?
Het is belangrijk dat mensen zelf, al dan niet met hulp, afwegen of een aanvullende zorgverzekering voor zorg die buiten het basispakket valt voor hen opportuun is. Het gaat daarbij doorgaans om veel beperktere zorguitgaven dan in het basispakket.
Ik realiseer mij dat de afweging om wel of geen aanvullende zorgverzekering af te sluiten onder druk van geldzorgen niet door iedereen gemaakt kan worden. Dat kan er toe leiden dat er situaties bij mensen kunnen ontstaan waarbij achteraf geconstateerd kan worden dat men met een aanvullende zorgverzekering financieel voordeliger uit was geweest.
Er zijn verschillende commerciële vergelijkingssites die verzekerden helpen bij het vinden van een passende zorgverzekering. Voor het bepalen of de gemeentepolis een geschikte zorgverzekering is kunnen verzekerden bijvoorbeeld gebruikmaken van Gezondverzekerd.nl. Zij organiseren samen met gemeenten hiervoor ook spreekuren (fysiek en online). Een ander voorbeeld is Voorzieningenwijzer. Zij bieden in sommige gemeenten ook ondersteuning bij het aanvragen van voorzieningen waar de inwoner recht op heeft.
Ten algemene is het van belang om te investeren in voorkomen en oplossen van armoede en schuldenproblematiek. Dit kabinet heeft daarvoor ambitieuze doelen gesteld en flinke koopkrachtmaatregelen genomen. Het is aan een volgend kabinet om dit bredere vraagstuk verder op te pakken. In de tussentijd werkt het kabinet aan oplossingen in het zorg- en sociaal domein, zoals beschreven in de voortgangsrapportages van het project mondzorg3 en de Aanpak Geldzorgen, Armoede en Schulden4.
Wat is uw reactie op het gegeven dat gemeenten de eis stellen dat er geen betalingsachterstand of schuld bij de huidige zorgverzekeraar mag zijn en daarna de aanvraag voor een gemeentepolis afwijst?
Op basis van artikel 8a, Zorgverzekeringswet, kan een verzekeringsnemer met een betalingsachterstand zijn zorgverzekering niet opzeggen. Een zorgverzekeraar kan dit wel doen. In sommige situaties doet de zorgverzekeraar dit ook. Op basis van de uitstroomregelingen voor bijstandsgerechtigden en onder bewind gestelden kunnen verzekerden met een betalingsachterstand in veel gemeenten een gunstige betalingsregeling treffen met de zorgverzekeraar en direct deelnemen aan de gemeentepolis. In enkele Twentse gemeenten is dat ook mogelijk voor verzekerden die niet verzekerd zijn bij de zorgverzekeraar die de gemeentepolis aanbiedt.5 Daarnaast zetten veel gemeenten in op saneringskrediet, waardoor een inwoner nog maar één schuldeiser heeft en direct weer kan overstappen naar een andere zorgverzekering, omdat er geen betalingsachterstand meer is bij de zorgverzekeraar.
Worden deze collectieve zorgverzekeringen voor mensen met een laag inkomen voldoende gevonden en gebruikt?
In 2022 namen 655.000 mensen deel aan de Gemeentepolis. Mede vanwege de daling van het aantal bijstandsgerechtigden (ruim 5%) en de extra aandacht van gemeenten voor toetsing op rechtmatigheid, is dit een lichte daling (2%) t.o.v. 2021. De gemeentepolis is zeer bekend en vooral voordelig voor minima die veel zorg gebruiken die gedekt wordt door de aanvullende verzekering, zoals mondzorg, fysiotherapie en een bril. Vaak wordt ook het eigen risico meegenomen in de te betalen premie. De gemeente geeft op het aanvullende deel van de gemeentepolis een korting op de premie.
Hoe kunt u er mede voor zorgen dat alle lage inkomens met een beperkte financiële redzaamheid terecht kunnen bij de gemeente voor een gemeentepolis – ook degenen die geen uitgebreide aanvullende verzekering nodig hebben?
Gemeenten bieden op verschillende wijze ondersteuning aan hun inwoners met een laag inkomen en/of beperkte financiële zelfredzaamheid. Het bieden van de gemeentepolis is een veel gebruikt instrument daarvoor, maar niet voor iedereen geschikt.
Het kan ongunstig zijn voor verzekerden met een laag inkomen en weinig zorgvraag om deel te nemen aan de gemeentepolis. De gemeentepolis bestaat altijd uit de basisverzekering en een aanvullende zorgverzekering. De gemeente biedt een premiekorting op de premie van de aanvullende zorgverzekering.
Bent u bereid om met de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) in gesprek te gaan om ook in de laatste gemeenten collectieve zorgverzekeringen aan te bieden?
Alle gemeenten zijn op de hoogte van de gemeentepolis en maken daar, in samenwerking met zorgverzekeraars, eigen afwegingen in. De gemeentepolis is een van de instrumenten die gemeenten kunnen inzetten. Ik acht het derhalve niet noodzakelijk hierover met gemeenten in overleg te treden.
Hoe kunt u zorgmijding en stapeling van problemen mede voorkomen, gezien mensen met schulden en mensen die hun gezondheid als slecht ervaren vaker aangeven dat ze moeten bezuinigen op zorg of hun zorgverzekering niet kunnen betalen?
De mate en redenen voor zorgmijding, en de stapeling van zorgkosten, worden goed gemonitord. Er wordt bijvoorbeeld jaarlijks door Nivel onderzoek gedaan naar zorgmijding ten behoeve van de Staat van Volksgezondheid & Zorg. In 2021 gaf 8% van de volwassenen aan weleens afgezien te hebben van zorg vanwege de kosten. Dit percentage lag in 2016 met 16% een stuk hoger. De laatste jaren is het percentage vrij stabiel. Daarnaast wordt er gewerkt aan een monitor die de stapeling van eigen betalingen in kaart brengt en daarmee ook inzicht geeft in de kosten die verschillende groepen burgers maken voor zorg.
Naast het algemene koopkrachtbeleid, neemt het kabinet verschillende specifieke maatregelen om ongewenste zorgmijding om financiële redenen tegen te gaan.
Ik noem de volgende maatregelen:
De uitzending 'Het geheim van de spreekkamer' en het artikel 'Zorgverzekeraars hebben groot belang bij de data die toezichthouder verzamelt' |
|
Jimmy Dijk (SP) |
|
Conny Helder (minister zonder portefeuille volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
![]() |
Wat is uw reactie op de uitzending «Het geheim van de spreekkamer» van Argos, uitgezonden op 31 augustus 2023 op NPO2?1
Naar aanleiding van berichtgeving in verschillende media over de privacy van de data-uitvraag van de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) voor de zorgvraagtypering heeft de NZa op 31 augustus jongstleden een nieuwsbericht uitgebracht. In dit nieuwsbericht geeft de NZa een toelichting op het belang en het doel van de informatie-uitvraag.2 De informatieverzameling van de NZa is ook eerder onderwerp van gesprek geweest met uw Kamer. Bij beantwoording van vragen van uw Kamer en per brief ben ik daar uitgebreid op ingegaan.3 Zoals in deze antwoorden ook aangegeven, vind ik het belangrijk dat de NZa hier handelt in overeenstemming met de wet- en regelgeving, binnen de gestelde wettelijke kaders van het oordeel van de Autoriteit Persoonsgegevens (AP) van 14 december 2022 en daarmee in lijn met de motie de leden Hijink (SP) en Westerveld (GroenLinks).4
Kunt u aantonen dat de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) de Autoriteit Persoonsgegevens (AP) voldoende en zorgvuldig informatie heeft gegeven voor het geven van een goed advies over de rechtmatigheid van het verzamelen van gevoelige informatie van geestelijke gezondheidszorg (ggz)-patiënten?2
De NZa gaat als zelfstandig bestuursorgaan (ZBO), zelf over de wettelijke taak om markttoezicht en marktontwikkeling uit te voeren en de bevoegdheid om de hiertoe benodigde informatie te vergaren en verwerken. De NZa heeft aangegeven alle relevante stukken verstuurd te hebben aan de AP.
Als er aanwijzingen zijn dat de AP onvoldoende en onzorgvuldig geïnformeerd is door de NZa over het verzamelen van gevoelige informatie van ggz-patiënten, bent u dan bereid om de AP opnieuw een oordeel te laten vellen over deze dataverzameling en de huidige data-uitvraag door de NZa (tijdelijk) stop te zetten totdat er een nieuw oordeel is gegeven?
Het gaat hier om een adviesaanvraag van de NZa aan de AP. De NZa heeft hierbij aangegeven alle relevante stukken gedeeld te hebben met de AP. Daarmee is er voor de NZa geen reden om nog een adviesaanvraag bij de AP aan te vragen. Zoals u weet is de data-uitvraag voor de zorgvraagtypering nu ook onderwerp van een gerechtelijke procedure. De NZa heeft mij laten weten dat zij in afwachting is van de uitspraak van de rechter.
Wat uw reactie op het feit dat verschillende experts hebben aangegeven dat deze HoNOS+ vragenlijsten niet geschikt zijn om hiermee een nieuw bekostigingsmodel te creëren en mogelijk datamanipulatie in de hand kan werken?
De NZa heeft mij laten weten dat in het programma zorgprestatiemodel, met vertegenwoordigers van zorgpartijen in de ggz, voorafgaand aan start van deze informatieverzameling is onderzocht wat het beste alternatief is om de zorgvraagtypering te bepalen.6 Hierbij is geen beter alternatief naar voren gekomen dan de HoNOS+ vragenlijsten voor de doorontwikkeling van zorgvraagtypering. De AP heeft ook geconstateerd dat de NZa de geschiktheid van verwerking van de HoNOS+ gegevens van alle ggz-patiënten ten behoeve van het verbeteren van de zorgvraagtypering aannemelijk heeft gemaakt.7
Bent u het ermee eens dat patiënten goed geïnformeerd zouden moeten zijn over het bestaan van een privacyverklaring? Kunt u uw antwoord toelichten?
Ik vind het heel belangrijk dat zorgaanbieders hun patiënten zo goed mogelijk, neutraal en in begrijpelijke taal informeren over het verzamelen van hun zorg- en behandelgegevens door de NZa. Om patiënten hierover te informeren heeft de NZa onlangs een patiëntenfolder gepubliceerd.8 Deze patiëntenfolder wordt door de NZa actief gedeeld met zorgaanbieders zodat zij deze kunnen delen met patiënten. In deze patiëntenfolder is ook aandacht voor de privacyverklaring waarmee patiënten kunnen aangeven dat zij bezwaar hebben tegen het aanleveren van informatie bij de NZa.
Is er vanuit de overheid data bekend over hoe goed ggz-patiënten op de hoogte zijn van het bestaan van een privacyverklaring? Zo ja, wat zegt deze data en komt deze overeen met de genoemde cijfers in de eerder aangehaalde uitzending van Argos?
De NZa geeft bij mij aan niet te monitoren hoe goed ggz-patiënten bekend zijn met privacyverklaringen in de ggz.
Bent u het ermee eens dat zorgverleners zich bezwaard kunnen voelen om patiënten goed te informeren over bestaan van de privacyverklaring als dit kan leiden tot negatieve acties van de zorgverzekeraars, met als gevolg dat de patiënt onvoldoende wordt geïnformeerd? Kunt u uw antwoord toelichten?
Het al dan niet ondertekenen van een privacyverklaring is de keuze en het recht van een patiënt. Van zorgaanbieders verwacht ik dat zij de patiënt hierover goed, volledig en neutraal informeren, de keuze altijd helemaal bij de patiënt laten en daar geen invloed op uitoefenen. Ik verwacht ook van verzekeraars dat zij het belang van goed, volledig en neutraal informeren van de patiënt onderschrijven.
Welke stappen bent u eventueel bereid om te zetten, zodat de patiënt voldoende op de hoogte wordt gesteld over het bestaan van een privacyverklaring?
Zoals bij het antwoord op vraag 5 aangegeven is het aan zorgaanbieders om hun patiënten zo goed mogelijk, neutraal en in begrijpelijke taal te informeren over het verzamelen van hun zorg- en behandelgegevens door de NZa. De NZa heeft een informatiefolder opgesteld om cliënten en patiënten te informeren.9 Zo kunnen cliënten en patiënten beter kiezen of zij de informatie met de NZa willen delen. Naar aanleiding van berichtgeving in verschillende media over de privacy van de data-uitvraag van de NZa voor de zorgvraagtypering heeft de NZa ook extra aandacht besteed aan privacy in de ggz via hun website.10
Bent u het ermee eens dat aangezien een groep behandelaren en cliënten in de ggz een rechtszaak tegen de Nederlandse Zorgautoriteit starten, dit voldoende signaal geeft dat er over dit onderwerp een maatschappelijk debat gevoerd zou moeten worden en dat een (tijdelijke) stop op de data-uitvraag door de NZa hierbij gepast is? Kunt u uw antwoord toelichten?
Nee, daar ben ik het niet mee eens. Zoals bij het antwoord op vraag 1 aangegeven vind ik het belangrijk dat de NZa hier handelt in overeenstemming met de wet- en regelgeving, binnen de gestelde wettelijke kaders van het oordeel van de AP van 14 december 2022 en daarmee in lijn met de motie de leden Hijink (SP) en Westerveld (GroenLinks). De data-uitvraag voor zorgvraagtypering door de NZa is op dit moment onderwerp van een gerechtelijke procedure. De NZa heeft mij laten weten dat zij in afwachting is van de uitspraak van de rechter.
Wat is uw reactie op de opmerkingen van deskundigen in de uitzending dat de NZa te veel vrijheid krijgt om zijn eigen regels te stellen?
Ik deel deze opmerkingen niet. De Wet marktordening gezondheidszorg (Wmg) regelt de taken en bevoegdheden van de NZa. De NZa heeft de status van ZBO, omdat de regering het wezenlijk acht dat de NZa zelfstandig, onafhankelijk en op afstand van het Ministerie van VWS kan opereren richting het zorgveld. De hoofdlijn van de rolverdeling tussen de Minister en de NZa is dat de Minister het beleid bepaalt en dat de NZa zelfstandig verantwoordelijk is voor de uitvoering en de behandeling van individuele gevallen.
Bent u bereid om deze vragen één voor één te beantwoorden?
Ja, ik ben bereid om dat te doen.
De eigen bijdrage voor een kunstgebit |
|
Fleur Agema (PVV) |
|
Kuipers |
|
![]() |
Bent u bekend met het feit dat de basisverzekering 75% van een kunstgebit vergoedt?
Ja (artikel 2.31, lid 2 Regeling zorgverzekering).
Bent u bekend met het feit dat een kunstgebit gemiddeld € 1.388,71 kost en dat de eigen bijdrage gemiddeld € 347,18 bedraagt?1
Ja.2 Overigens bieden veel aanvullende verzekeringen een vergoeding van deze eigen bijdrage.
Vallen de kosten voor het trekken van alle tanden en kiezen onder de basisverzekering?
Het trekken van tanden en kiezen wordt niet vergoed als iemand een kunstgebit nodig heeft. Dit wordt alleen vergoed vanuit de basisverzekering als het gaat om bijzondere tandheelkundige zorg, dat wil zeggen als sprake is van een ernstige ontwikkelingsstoornis, groeistoornis of verworven afwijking van het tand-kaak-mondstelsel.
Hoeveel Nederlanders hebben geen tanden en kiezen in hun mond omdat ze de eigen bijdrage van 25% voor een kunstgebit niet kunnen betalen?
Dit is niet zo specifiek te achterhalen. In 2021 ging 20% van de volwassenen niet naar de tandarts. Dit is een vergelijkbaar percentage met de situatie in 1990.
Daarbij heb ik recent onderzoek laten doen naar mijding van mondzorg in het algemeen3 en werk ik samen met andere betrokkenen aan oplossingen voor dit bredere probleem, waarover ik uw Kamer heb geïnformeerd bij brief van 29 juni jongstleden (Kamerstuk 32 620, nr. 287).
Wat kost het afschaffen van de eigen bijdrage voor kunstgebitten?
Het afschaffen van de eigen bijdrage voor kunstgebitten kost bij een gelijkblijvend aantal afnemers € 53,35 miljoen per jaar (prijspeil 2023).
Ter beantwoording van deze vraag heeft Zorginstituut Nederland gekeken naar de declaratiedata van kunstgebitten in 2022, zoals door zorgverzekeraars verstrekt via Vektis. Daarbij zijn ook de implantaatgedragen kunstgebitten meegenomen. Deze zijn duurder en kennen een lager percentage eigen bijdrage (10% voor de implantaatgedragen prothese in de onderkaak en 8% voor de bovenkaak, zie artikel 2.31, lid 3 Regeling zorgverzekering). Het resultaat is de volgende tabel:
Volledig kunstgebit
€ 117.673.163,55
€ 32.427.309,43
€ 150.100.472,98
Kunstgebit op implantaten
€ 108.158.385,05
€ 16.343.550,60
€ 124.501.935,65
Bij deze tabel gelden twee voetnoten:
Het bericht dat vrouwen die borstkanker hebben gehad of drager zijn van het borstkankergen bij een heroperatie van een borstreconstructie deze niet vergoed krijgen |
|
Fleur Agema (PVV) |
|
Kuipers |
|
![]() |
Wat is uw reactie op het bericht dat vrouwen die borstkanker hebben gehad of drager zijn van het borstkankergen bij een heroperatie van een borstreconstructie deze niet vergoed krijgen?1
Borstreconstructies komen voor vergoeding in aanmerking als er sprake is van medische noodzaak. Ik licht dit graag kort toe. De Zorgverzekeringswet heeft als doel om individuele verzekerden te verzekeren tegen de kosten van noodzakelijke en effectieve medische zorg. De zorgverlener kijkt aan de hand van medische criteria naar de gezondheidsklachten van de patiënt (artikel 14 Zvw) en stelt de medische indicatie vast. Vervolgens bekijkt de zorgverlener of de klachten van de patiënt dusdanig zijn, dat de patiënt redelijkerwijs op een bepaalde behandeling is aangewezen (artikel 2.1 Besluit Zorgverzekering). Ten slotte toetst de zorgverzekeraar of de declaratie rechtmatig en doelmatig is.
Bij reconstructie na borstkanker is er sprake van medische noodzaak en wordt de borstreconstructie vergoed vanuit het basispakket van de Zorgverzekeringswet. Ook als de verzekerde belast is met het borstkankergen wordt de preventieve verwijdering en reconstructie van de borst vergoed vanuit het basispakket.
Voor de vergoeding van een eventuele heroperatie van een borstreconstructie, de zogenaamde tertiaire mammareconstructie, zijn criteria opgesteld om te kunnen bepalen of er sprake is van een medische noodzaak. Deze criteria zijn opgenomen in de Werkwijzer beoordeling behandelingen van plastisch-chirurgische aard2 (hierna: Werkwijzer). Deze Werkwijzer is opgesteld door een werkgroep van de wetenschappelijke vereniging van adviserend geneeskundigen, de VAV (Vereniging Artsen Volksgezondheid) in afstemming met het Zorginstituut Nederland (ZINL).
De Werkwijzer wordt op dit punt nog aangepast om ook de behandeling met lipofilling3 op te nemen naar aanleiding van het recente standpunt van het ZINL4. Zorgverzekeraars houden in hun beoordeling al wel rekening met dit standpunt.
Waarom is dit zo?
Zie antwoord vraag 1.
Kunt u een opsomming geven van de klachten die deze vrouwen kunnen hebben die aanleiding geven tot een hersteloperatie?
De klachten die aanleiding geven voor een hersteloperatie zijn divers. Het kan daarbij gaan om pijnklachten, maar ook vormveranderingen zijn vaak aanleiding voor een hersteloperatie. De plastisch chirurg stelt vast of deze klachten met een hersteloperaties kunnen worden verholpen. De medisch adviseur van de zorgverzekeraar toetst aan de hand van de criteria in de Werkwijzer of de voorgestelde behandeling ook voor vergoeding uit de zorgverzekering in aanmerking komt.
Wat is uw reactie op wat de plastisch chirurg in de uitzending zegt, namelijk dat deze vrouwen ongelijk worden behandeld met andere kankerpatiënten die wel een onbeperkt aantal heroperaties kunnen krijgen?
Hersteloperaties bij vrouwen met borstkanker die cosmetisch van aard zijn (en waarvoor dus een medische noodzaak ontbreekt), zijn uitgesloten van het basispakket. Deze worden niet anders beoordeeld dan andere plastisch chirurgische hersteloperaties.
Zorgverzekeraars hebben de wettelijke verplichting om vast te stellen of een vergoeding voldoet aan de voorwaarden. Als na een borstreconstructie een hersteloperatie nodig is, moet dus opnieuw beoordeeld worden of deze ook medisch noodzakelijk is. De voorwaarden die daarbij door zorgverzekeraars in acht moeten worden genomen staan gedetailleerd beschreven in de eerder genoemde Werkwijzer van de VAV.
De Werkwijzer van de VAV wordt periodiek in samenspraak met het Zorginstituut en de NVPC herzien. Naar aanleiding van de signalen in het eerder genoemde NOS artikel hebben de NVPC, ZN en de VAV afgesproken nog eens expliciet naar de vergoedingscriteria voor hersteloperaties na borstreconstructies te kijken.
Deelt u de mening dat deze hersteloperaties vergoed moeten worden? Zo nee, waarom niet? Zo ja, kunt u dit aan de verzekeraars, die vergoeding nu heroverwegen, laten weten?
Hersteloperaties dienen vergoed te worden als er sprake is van medische noodzaak om over te gaan tot een operatie. ZN, de VAV en de NVPC zijn, zoals gezegd, met elkaar in gesprek over de criteria in de Werkwijzer. Dit lijkt mij een goede zaak. Ik vertrouw erop dat hieruit duidelijk wordt of de eisen voor vergoeding bij een vervolgoperatie na een borstreconstructie terecht zijn en dat op basis daarvan gepaste vervolgstappen worden genomen.
Het bericht ‘Mindervaliden wachten soms maanden op reparatie rolstoel: ‘Al 2,5 jaar bezig’’ |
|
Lucille Werner (CDA) |
|
Maarten van Ooijen (staatssecretaris volksgezondheid, welzijn en sport) (CU) |
|
![]() |
Kent u dit bericht?1
Ja.
Wat vindt ervan dat deze mensen met een handicap en afhankelijk van dit hulpmiddel zo lang moeten wachten op de reparatie of levering van de rolstoel?
Ik betreur dat mensen in sommige gevallen lang moeten wachten op een reparatie of levering en daardoor minder goed kunnen meedoen in de samenleving. Bij reparaties moet de leverancier – zoals ook afgesproken in het landelijk normenkader – binnen 48 uur het hulpmiddel repareren. Bij op-maat-gemaakte hulpmiddelen lukt dat soms niet, omdat specifieke onderdelen niet altijd voorradig zijn. Ik begrijp dat het soms tijd kost om bepaalde (schaarse) onderdelen te bestellen waardoor een reparatie niet binnen de in het normenkader afgesproken termijn van 48 uur kan worden uitgevoerd, maar een levertijd van 2,5 jaar vind ik onacceptabel.
Deelt u de mening dat voor mensen met een handicap een rolstoel het noodzakelijke hulpmiddel is om te kunnen deelnemen aan de samenleving?
Uiteraard onderken ik dat het voor een deel van de mensen met een handicap noodzakelijk is om een hulpmiddel te hebben om te kunnen participeren in de samenleving, hoewel niet iedereen met een handicap per definitie een rolstoel nodig heeft.
Klopt het dat mensen nog steeds problemen ervaren bij het aanvragen van (complexe) hulpmiddelen?
Soms bereiken mij signalen dat mensen problemen ervaren bij het aanvragen van op-maat-gemaakte hulpmiddelen. Een aantal jaar geleden hebben we met alle betrokken partijen de verbeteragenda hulpmiddelen gerealiseerd. Sindsdien zijn goede stappen gezet, al laat dit voorbeeld zien dat we er nog niet zijn.
Hoe verhouden de door Hart van Nederland geschetste problemen zich tot het actieplan over de problemen bij reparatie en aanvragen van hulpmiddelen?
Het landelijk normenkader bevat afspraken en streefcijfers waar alle partijen in de hulpmiddelenverstrekking zich aan hebben gecommitteerd. Het actieplan is uitgevoerd, met als resultaat diverse convenanten en handreikingen die door verantwoordelijke partijen in de hulpmiddelenverstrekking gebruikt kunnen worden. Deze documenten zijn gericht op de hulpmiddelenverstrekking in het geval het complexe, op-maat-gemaakte hulpmiddelen betreft en bevatten afspraken over de dienstverlening van partijen.
Bij dit «complex maatwerk» behoren aanvraagprocedures die doorgaans relatief veel tijd in beslag nemen, omdat de procedure bestaat uit vele passingen en het op-maat-maken van het hulpmiddel. Termijnen die worden geschetst door Hart van Nederland zijn echter onacceptabel en ook niet in lijn met het normenkader. De tijd die het leveren van een nieuw hulpmiddel in beslag neemt, zal overbrugd moeten worden met een tijdelijke oplossing. Het is soms lastig een goede tweede passende oplossing te vinden; deze is nooit gelijk aan de rolstoel die op maat is gemaakt.
Hoe verhouden de geschetste problemen zich tot het landelijke normenkader waarin de verantwoordelijkheden van alle partijen en streefcijfers voor het hulpmiddelenbeleid worden opgenomen?
Zie antwoord vraag 5.
Wat gebeurt er als streefcijfers over reparatie of levering van (hier) rolstoelen niet worden gehaald?
Gemeenten sluiten contracten met leveranciers en bepalen daarin onder andere streefcijfers met betrekking tot reparaties. De streefcijfers uit het normenkader zijn onderdeel van de afspraken tussen gemeenten en leveranciers. Daarbij maken de partijen afspraken over hoe te handelen bij wanprestaties, inclusief de bijbehorende maatregelen. Als er structureel en landelijk zaken niet goed gaan, is er de mogelijkheid dit te bespreken in de Bestuurlijke tafel hulpmiddelen.
Het klopt toch dat volgens het normenkader de cliënt centraal moet staan en hulpmiddelenleveranciers zich dienstverlenend moeten opstellen?
De cliënt staat centraal. Dat laat onverlet dat gemeenten en leveranciers contractuele afspraken maken over de hulpmiddelenverstrekking, waar men zich aan dient te houden.
Wat heeft de betreffende financier (in overleg met de hulpmiddelenleverancier) gedaan om de problemen adequaat op te lossen?
Ik heb van de betreffende gemeente (de financier) vernomen dat zij de betreffende leverancier de opdracht heeft gegeven tot het opstellen van een plan van aanpak om tot verbetering te komen. De acties uit het plan van aanpak zijn voornamelijk gericht op een snellere toeleiding en een verbetering van de klantreis, communicatie en bejegening van de cliënten. Sindsdien is er doorlopend contact en tussentijdse bijsturing met de leverancier én zijn er zowel ambtelijk als bestuurlijk periodiek gesprekken met terugkoppeling over de genomen acties en verbeteringen. Sinds de eerste signalen zijn de wachtlijsten aanzienlijk verbeterd, al blijven de doorlooptijden van sommige onderdelen als gevolg van schaarste een aandachtspunt voor de leverancier.
Kunt u aangeven of acties zijn overlegd met de cliënten zelf?
Van de gemeente heb ik vernomen dat het verbeterplan door de leverancier is opgesteld in opdracht van de gemeente. Voor het formuleren van de opdracht heeft de gemeente in eerste instantie gekeken naar de klachten en signalen van de gebruikers. Het plan is vervolgens besproken met de verschillende cliëntvertegenwoordigersorganisaties. De verbetervoorstellen die zij hebben gedaan worden nu gebruikt bij de verdere verbetering van de dienstverlening.
Het rekenen van extra kosten door zorgverzekeraars voor het ontvangen van post |
|
Barbara Kathmann (PvdA) |
|
Alexandra van Huffelen (staatssecretaris binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (D66) |
|
![]() |
Is de Staatssecretaris bekend met het feit dat mensen verzekerd bij IZA Zorgverzekeringen een brief hebben ontvangen dat post van de zorgverzekeraar voortaan niet meer gratis is? Hoe beoordeelt zij het feit dat mensen voortaan €1,25 per maand moeten betalen als zij niet de overstap maken naar digitale correspondentie?
Ja, zoals ik ook in reactie op de motie Leijten heb aangegeven1, hecht ik eraan dat iedereen kan meedoen in onze samenleving en dat niemand wordt buitengesloten. De coöperatie VGZ – waar IZA Zorgverzekeringen onderdeel van uitmaakt – heeft de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport laten weten dat zij kwetsbare groepen verzekerden, zoals verzekerden onder curatele, verzekerden bij wie bronheffing aan de orde is en sociale minima met een gemeentepolis, kosteloos per papier blijft informeren. Daarnaast wordt aan verzekerden de mogelijkheid geboden om in geval van vragen of onduidelijkheden telefonisch contact op te nemen met de zorgverzekeraar.2
Is de Staatssecretaris bekend met het feit dat één op de vijf Nederlanders moeite heeft met digitale vaardigheden?
Ja. Ik ben, zoals ik in mijn reactie3 op het verantwoordingsonderzoek van de Algemene Rekenkamer naar de Informatiepunten Digitale Overheid heb aangegeven, gestart met een aantal activiteiten om beter inzicht te krijgen in de behoefte van de groep mensen die (al dan niet tijdelijk) niet in staat zijn om zelfstandig gebruik te maken van de (digitale) publieke dienstverlening. De mate waarin mensen in staat zijn om zelfstandig zaken te doen met de overheid hangt samen met de mate van hun zelfstandigheid (zoals bijvoorbeeld onvoldoende digitale vaardigheden), maar ook met de complexiteit van hun persoonlijke situatie en de complexiteit van wetten, regels en de organisatie(s) met wie zij te maken hebben.
Deelt de Staatssecretaris de mening dat er altijd een niet-digitaal alternatief moet zijn voor burgers in hun communicatie met instellingen die essentieel zijn in het dagelijks leven, zoals verzekeraars en banken? In hoeverre deelt zij de mening dat de drempel voor de niet-digitale weg niet hoger mag zijn dan die voor de digitale weg?
In het kader van de Werkagenda Waardengedreven Digitaliseren zet ik mij ervoor in dat de overheidsdienstverlening aansluit bij de behoeften en leefwereld van burgers en ondernemers en dat zij zelf kunnen kiezen op welke wijze ze gebruik willen maken van de overheidsdienstverlening, digitaal of niet-digitaal. Voor private of semi-publieke organisaties zoals de zorgverzekeraars, kan ik niet bepalen hoe zij de dienstverlening voor hun klanten inrichten, maar met uw Kamer vind ik het van groot belang dat ook mensen die niet van het digitale kanaal gebruik kunnen of willen maken wel bij deze instellingen kunnen blijven meedoen. De Wet Modernisering Elektronisch Bestuurlijk Verkeer is niet van toepassing op private instellingen. Zoals ik heb aangegeven in de Kamer betekent dit dat ik niet kan bepalen hoe de zorgverzekeraars de dienstverlening aan hun klanten regelen. Als toegezegd aan uw Kamer ben ik echter met deze instellingen in gesprek over hoe zij ervoor zorgen dat iedereen mee kan blijven doen. De Kamer ontvangt in oktober bericht over de uitkomsten van deze gesprekken.4 Ik onderzoek daarbij ook de mogelijkheden om tot afspraken te komen die in lijn liggen met het begin dit jaar gestarte brede programma «Toegankelijk Bankieren».In dit programma spannen de Nederlandse banken zich in om de dienstverlening van banken toegankelijker en inclusiever te maken.5 Zij doen dit in nauwe samenwerking de Alliantie Digitaal Samenleven, diverse maatschappelijke organisaties van bijvoorbeeld ouderen, laaggeletterden en mensen met een lichamelijke of verstandelijke beperking en de banken zodat de dienstverlening goed aansluit op de behoeften van alle klanten, waaronder ook specifieke doelgroepen.
Wat vindt de Staatssecretaris ervan dat IZA Zorgverzekeringen de gestegen kosten van postzegels en papier doorberekent aan haar minst digitaalvaardige klanten?
Zie antwoord vraag 1.
Vindt de Staatssecretaris dat mensen recht hebben op communicatie met hun verzekeraar op een manier die voor hen toegankelijk is? Hoe beoordeelt zij het feit dat mensen zonder digitale vaardigheden bij deze zorgverzekeraar straks moeten betalen voor hun correspondentie over zorg? Hoe beoordeelt zij dit in het licht van het feit dat zorgverzekeraars opereren onder strikte publiekrechtelijke randvoorwaarden?
Zie antwoord vraag 3.
Hoe verhoudt het in rekening brengen van een maandelijks bedrag zich volgens de Staatssecretaris tot de motie van het lid Leijten c.s. over altijd een gebruiksvriendelijk niet-digitaal alternatief bieden bij het ontwikkelen van nieuwe digitale middelen (Kamerstuk 26 643, nr. 834)?
Zie antwoord vraag 1.
Bij hoeveel andere (zorg)verzekeraars, banken en (semi-)publieke instellingen worden kosten gerekend om post op papier te ontvangen?
Er is geen landelijk overzicht van private ondernemingen of semi-publieke instellingen die kosten aan hun klanten doorberekenen om post op papier te ontvangen. Zoals de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport aan uw Kamer heeft laten weten zijn er bij het Ministerie van VWS twee zorgverzekeraars bekend die extra kosten in rekening brengen voor het ontvangen van post op papier.6
Wat gaat de Staatssecretaris doen om te zorgen dat mensen zonder digitale vaardigheden altijd toegang houden tot offline communicatie met deze instellingen, zonder daarvoor extra kosten te hoeven betalen?
Zie antwoord vraag 3.
Aangezichtsoperaties bij transgenderzorg |
|
Lisa van Ginneken (D66), Wieke Paulusma (D66) |
|
Kuipers |
|
![]() |
Bent u bekend met de signalen dat gezichtsoperaties bij transgenders niet altijd vergoed worden door de zorgverzekeraar?
Ja.
Kunt u aangeven hoeveel gezichtsoperaties er jaarlijks verricht worden? Kunt u aangeven hoeveel aanvragen van transpersonen er jaarlijks afgewezen worden?
Hierover zijn geen gegevens beschikbaar.
Kunt u uitleggen waarom er bij gezichtsoperaties gewerkt wordt met een machtigingssysteem in plaats van inkoop van zorg in natura?
Aangezichtsoperaties zijn plastisch-chirurgische verrichtingen.
Aanspraak op behandelingen van plastisch-chirurgische aard valt slechts gedeeltelijk onder de basisverzekering. Behandelingen die alleen cosmetisch van aard zijn en dus medisch gezien niet noodzakelijk zijn, zijn uitgesloten van het basispakket. Zorgverzekeraars hebben de wettelijke verplichting om vast te stellen of een vergoeding voldoet aan de voorwaarden.
Voorafgaand aan een behandeling van plastisch-chirurgische aard moet daarom in alle gevallen voorafgaand toestemming (een machtiging) door de zorgverzekeraar worden gegeven, zodat door de zorgverzekeraar vastgesteld kan worden of de aanspraak op de basisverzekering terecht is.
Door het werken met een machtiging wordt vooraf duidelijk of er sprake is van verzekerde zorg. Daardoor krijgt de verzekerde vooraf duidelijkheid over de vraag of zorgkosten worden vergoed. Hiermee wordt voorkomen dat de declaratie achteraf wordt afgekeurd en de verzekerde geconfronteerd wordt met onverwachte kosten.
Kunt u aangeven bij welke andere ingrepen er gewerkt wordt met een machtiging? Kunt u uitleggen hoe het proces van aanvraag en toekenning daar werkt bij deze ingrepen?
De voorwaarden voor voorafgaande toestemming worden opgesteld door de wetenschappelijke verenigingen en vastgesteld door het Zorginstituut Nederland. De precieze voorwaarden voor vergoeding van behandelingen en een limitatieve lijst van ingrepen van plastisch-chirurgische aard staan beschreven in de Werkwijzer beoordeling behandelingen van plastisch-chirurgische aard.
De limitatieve lijst is te vinden op: https://www.vecozo.nl/globalassets/documenten--downloads/diensten/machtigingenportaal/formulieren-medisch-specialisten/limitatieve-lijst-msz-2023.xlsx.
Sinds 2012 verloopt het machtigingenproces via het VECOZO portaal, waarbij gebruik gemaakt wordt van uniforme formulieren die door alle zorgverzekeraars worden gebruikt voor specifieke behandelingen met een aanspraakbeperking.
De zorgaanbieder vraagt de zorg aan via VECOZO en vult de vragenlijst behorend bij de gevraagde zorg in en verstuurd deze naar de zorgverzekeraar. Bij de zorgverzekeraar worden de aanvragen beoordeeld door medisch adviseurs. Deze adviserend geneeskundigen van de zorgverzekeraars hebben hun werkwijze voor de beoordeling van de machtigingen in 2021 vastgelegd in de «Werkwijzer beoordeling behandelingen van plastisch chirurgische aard» (hoofdstuk 14). Deze is te vinden op de website van de VAV (Vereniging Artsen Volksgezondheid).
Klopt het dat er gewerkt wordt aan een nieuw beoordelingskader voor gezichtsoperaties bij transpersonen door verzekeraars en de VAV Werkgroep plastische chirurgie?
Het beoordelingskader van de Werkwijzer van de VAV bestaat al sinds langere tijd en heeft geen grote inhoudelijke wijzigingen ondergaan. Het beoordelingskader is nog steeds gebaseerd op de internationale richtlijnen voor de behandeling en begeleiding van transseksuelen van de Standard of Care (SOC) van de WPATH (voorheen HBIGDA). Er zijn twee trajecten doorlopen die hebben geleid tot verbeteringen in Hoofdstuk 14 van de werkwijzer. Het nieuwe beoordelingskader is van recente datum (2021).
Er wordt op dit moment niet gewerkt aan verdere aanpassingen van het beoordelingskader. Ik heb begrepen dat er door de betrokken partijen ook nauw contact wordt onderhouden met de patiëntenverenigingen.
Kunt u aangegeven wat de stand van zaken is van die beoordelingskader en of ook vertegenwoordigers van transpersonen betrokken zijn bij de totstandkoming hiervan?
Zie antwoord vraag 5.
Kunt u aangeven in hoeverre de toets op het «passabiliteitsprobleem» door zorgverzekeraars bij transpersonen, als zij een afweging moeten maken voor het goedkeuren van de financiering voor deze operaties, tot willekeur kan leiden? Hoe wordt dit voorkomen?
Er zijn geen «harde» criteria voor het bepalen van een passabiliteitsprobleem. Dat geldt zowel voor zorgverzekeraars als zorgverleners en transpersonen. Het blijft daarmee een visuele beoordeling van foto’s en indien nodig op het spreekuur van meerdere artsen en/of medewerkers van de functionele eenheid. De medisch adviseur bij de zorgverzekeraar toetst zo zorgvuldig mogelijk de passabiliteit.
Als eerste beoordeelt de medisch adviseur de foto’s op passabiliteit. Bij vermoeden dat er sprake is van passabiliteit voor wens-geslacht, worden meerdere artsen of personen van de functionele eenheid gevraagd om een antwoord te geven op de algemene vraag of de persoon passabel is voor het wens-geslacht. Daarmee wordt willekeur zoveel mogelijk voorkomen en wordt gestreefd naar objectiviteit. Als de persoon passabel is voor het wens-geslacht, wordt er geen machtiging afgegeven.
Indien een persoon als niet-passabel wordt beoordeeld komt de volgende stap, waarin beoordeeld wordt welke aspecten van het gelaat in ernstige mate bijdrage aan het niet-passabel zijn. Voor deze aspecten wordt dan een machtiging gegeven voor vergoeding van correctie. Bij bezwaren kunnen verzekerden op het spreekuur van de medisch adviseur van de zorgverzekeraar gezien worden.
Kunt u aangeven in hoeverre zorgverzekeraars de criteria voor het beoordelen van de noodzaak voor een aanzicht operatie streng hanteren, waardoor er vaak afwijzingen zijn?
Zorgverzekeraars hebben mij laten weten dat zij beoordelen volgens de afspraken.
Hoe en in hoeverre wordt gecontroleerd via bijvoorbeeld een second opinion of deze afwijzingen op inhoudelijk de juiste grond gebeurt?
Zoals bij het antwoord bij vraag 2 aangegeven, zijn hierover geen gegevens beschikbaar.
Zoals bij het antwoord bij vraag 7 aangegeven, wordt om de beoordeling zo objectief mogelijk te maken worden niet afgewezen dan na raadpleging van meerdere medisch adviseurs. Bij bezwaar worden de transpersonen indien nodig op het spreekuur van de medisch adviseur gezien, samen met een tweede persoon uit de functionele eenheid. De beoordeling wordt dus, indien nodig, niet alleen op basis van foto’s gedaan. Als een verzekerde het niet eens is met een beslissing van de zorgverzekeraar, kan de beslissing onafhankelijk door de Stichting Klachten en Geschillen Zorgverzekeringen (SKGZ) worden getoetst.
Erkent u dat het doormaken van een transitie al een kwetsbare periode is in iemands leven, dat een operatie daarin een belangrijke stap is in de bevestiging van iemands gendernieuwe geslacht en dat het dus extra belangrijk is dat hier een goede en zorgvuldige afweging gemaakt wordt?
Ik realiseer mij zeker dat een transitie een kwetsbare en belangrijke aangelegenheid is. Zoals hiervoor aangegeven is de inzet om ervoor te zorgen dat iedereen de zorg krijgt die nodig is en om te voorkomen dat de verzekerde achteraf voor verrassingen komt te staan. Daarbij betekent niet dat iedere aanvraag goedgekeurd wordt.
Het arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden over de vergoeding van een door een apotheker bereid ADHD-geneesmiddel |
|
Maarten Hijink (SP) |
|
Kuipers |
|
![]() |
Bent u bekend met het arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden over de vergoeding van een door een apotheker bereid ADHD-geneesmiddel?1
Ja.
Zijn de argumenten die het Gerechtshof in dit arrest gebruikt voor de vergoeding van magistraal bereide dexmethyfenidaat aan individuele patiënten niet ook van toepassing op de vraag wanneer taperingstrips aan individuele patiënten vergoed zouden moeten worden?
Nee. De argumenten van het Gerechtshof gaan over de vergoeding van de apotheekbereiding zelf en zijn niet zomaar van toepassing op een bepaalde verpakkingsvorm van apotheekbereidingen zoals taperingstrips.
Herinnert u zich de antwoorden van de voormalig Minister voor Medische Zorg op eerdere schriftelijke vragen over dit onderwerp, waarin hij stelt dat «Apotheekbereidingen, zoals verwerkt in een taperingstrip, […] alleen voor vergoeding in aanmerking [komen] als er geen (nagenoeg) gelijkwaardig geregistreerd geneesmiddel voorhanden is en de behandeling aan te merken is als rationele farmacotherapie»?2
Ja.
Deelt u de mening dat deze uitspraak van de voormalig Minister op losse schroeven komt te staan door het arrest, aangezien het Gerechtshof in punt 20 stelt dat «aan het criterium van de stand van de wetenschap en praktijk is voldaan indien de behandeling qua effectiviteit in ieder geval gelijk is aan de behandeling met methylfenidaat» en dat «daarvoor dus niet nodig [is] dat de behandeling met dexmethylfenidaat een meerwaarde heeft ten opzichte van de behandeling met methylfenidaat»?
Nee, die mening deel ik niet. In punt 4.20 van het arrest van het hof gaat het om de vraag of dexmethylfenidaat voldoet aan het criterium «stand van de wetenschap en praktijk» zoals opgenomen in artikel 2.1, tweede lid, van het Besluit zorgverzekering (Bzv). De uitspraak van de toenmalige Minister voor Medische Zorg over apotheekbereidingen betrof het criterium dat is opgenomen in artikel 2.8, tweede lid, onderdeel d, Bzv, namelijk of een geneesmiddel gelijkwaardig of nagenoeg gelijkwaardig is aan enig niet aangewezen, geregistreerd geneesmiddel; in dat geval is de apotheekbereiding immers uitgesloten van farmaceutische zorg.
Betekent het feit dat het gerechtshof in punt 4.24 van het arrest stelt dat «het oordeel van de behandelend arts het uitgangspunt is bij het antwoord op de vraag of in een concreet geval de verzekerde redelijkerwijs op een bepaalde vorm van zorg is aangewezen' volgens u dat het oordeel van de behandelend arts ook het uitgangspunt zou moeten zijn bij de vraag of taperingstrips voor een individuele patiënt zouden moeten worden vergoed?
Nee. De stelling van het hof in punt 2.24 betreft het vereiste dat de verzekerde slechts recht op zorg uit het basispakket heeft voor zover hij daarop naar inhoud en omvang redelijkerwijs is aangewezen. Dit vereiste van – kortweg – een medische indicatie is neergelegd in artikel 2.1, derde lid, Bzv. Het oordeel van de behandelend arts bepaalt echter niet wat de inhoud en omvang van het basispakket is. Daarvoor gelden onder meer ook de criteria die in de bovenstaande antwoorden aan de orde waren, zoals de «stand van de wetenschap en praktijk» en rationele farmacotherapie. Wat betreft de «stand van de wetenschap en praktijk» wordt opgemerkt dat een taperingstrip te vergelijken is met een baxterrol. Het is een verpakkingsvorm die het gebruik van medicatie voor de patiënt eenvoudiger maakt. Volgens bijna alle veldpartijen is er op dit moment onvoldoende wetenschappelijk bewijs over de meest effectieve manier van het afbouwen van medicatie en dus ook geen bewijs dat een taperingstrip het afbouwproces van een patiënt beter laat verlopen dan bij het niet gebruiken van een taperingstrip.
Wat zeggen de volgende uitspraken van het Gerechtshof, te weten: «dat niet op dat groepsniveau, maar op het niveau van de individuele verzekerde bepaald dient te worden of sprake is van uitwisselbaarheid» en dat de door de zorgverzekeraars bepleite systematiek waarin «aan een verzekerde (de vergoeding van) een vorm van zorg [wordt] onthouden alleen in verband met de hoogte van de daaraan verbonden kosten, wat in strijd is met het stelsel van de Zvw» volgens u over het gebruik van het argument van kosteneffectiviteit op groepsniveau in andere contexten? Betekent dit dat het argument van kosteneffectiviteit op groepsniveau ook niet langer kan worden gebruikt om het niet vergoeden van taperingstrips of andere typen zorg aan individuele patiënten te legitimeren?
Kosteneffectiviteit is één van de pakketcriteria die gehanteerd worden bij adviezen van het Zorginstituut Nederland over beslissingen van rijkswege met betrekking tot de samenstelling van het basispakket van de zorgverzekering. De andere pakketcriteria zijn noodzakelijkheid, effectiviteit en uitvoerbaarheid. Alleen de effectiviteit is wettelijk vastgelegd, te weten door het vereiste dat voldaan moet worden aan de «stand van de wetenschap en praktijk» (artikel 2.1, tweede lid, Bzv). Net als de effectiviteit wordt de kosteneffectiviteit altijd op groepsniveau beoordeeld.
Zoals in het antwoord op de vorige vraag opgemerkt, zijn taperingstrips niet bewezen effectief. Dat wil zeggen dat zij niet voldoen aan de «stand van de wetenschap en praktijk».
Volledigheidshalve wordt opgemerkt dat het pakketcriterium kosteneffectiviteit onderscheiden dient te worden van het vereiste van de «meest economische keuze voor de zorgverzekeraar onderscheidenlijk de patiënt» zoals dat geldt bij de beoordeling van rationele farmacotherapie.
Bent u bereid om met de zorgverzekeraars die taperingstrips aan individuele patiënten momenteel (grotendeels) niet vergoeden op basis van generieke overwegingen op groepsniveau in gesprek te gaan over wat deze uitspraak betekent voor de vergoeding van taperingstrips?
Ik ga ervanuit dat zorgverzekeraars kennis hebben genomen van het arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden en de consequenties daarvan bezien voor de uitvoering die zij aan hun zorgverzekeringen geven. Het is hun verantwoordelijkheid om eventuele verzoeken van individuele verzekerden om vergoeding van taperingstrips te beoordelen.
Is het arrest van het Hof aanleiding voor u om in gesprek te gaan met het Zorginstituut Nederland en de Stichting Klachten en Geschillen Zorgverzekeringen (SKGZ) over het feit dat zij tot nog toe altijd generieke negatieve adviezen hebben gegeven over vergoeding van taperingstrips, op basis van overwegingen op groepsniveau, waarbij zij aan het oordeel van de behandelaar over de individuele patiënt geen waarde hechten?
Tot nu toe heeft Zorginstituut Nederland geen advies gegeven over de vergoeding van taperingstrips. Het Zorginstituut ziet daar ook geen aanleiding toe omdat veldpartijen in 2018 een multidisciplinair document hebben opgesteld dat handvatten geeft over de afbouw van twee veelgebruikte groepen antidepressiva (SSRI’s en SNRI’s). Zoals ik in mijn recente Kamerbrief3 over dit onderwerp heb aangegeven, spreekt het Zorginstituut op dit moment met betrokken partijen over de evaluatie van dit document en zal het Zorginstituut daar binnenkort een veldbijeenkomst over organiseren.
De SKGZ brengt geen generieke adviezen uit over de vergoeding van taperingstrips, maar oordeelt per definitie in een individuele casus tussen een verzekeraar en een verzekerde.
Het Zorginstituut en de SKGZ voeren hun taken onafhankelijk uit. Het is niet gepast dat ik met hen in gesprek ga om inhoudelijke aanwijzingen te geven hoe zij hun taken moeten uitvoeren.
Bent u bereid om deze vragen ieder afzonderlijk te beantwoorden?
Ja, dat heb ik gedaan.
Het plotseling afbreken van een kankerbehandeling zonder overleg met de patiënt |
|
Fleur Agema (PVV) |
|
Kuipers |
|
![]() |
Bent u bekend met de Radar-uitzending van maandag 13 maart waaruit blijkt dat de chemotherapiebehandeling ongevraagd werd stopgezet door een zorgaanbieder in Duitsland1?
Ja.
Kunt u zich voorstellen wat het plotseling stopzetten van een kankerbehandeling bij ernstig zieke patiënten teweeg brengt?
Een behandeling die al gestart is, mag niet worden onderbroken door onduidelijkheden over de vergoeding. Daarom is in art. 13 lid 5 van de Zorgverzekeringswet bepaald dat als een overeenkomst tussen een zorgverzekeraar en een aanbieder wordt beëindigd, een verzekerde die op dat moment al zorg ontvangt van deze aanbieder, recht houdt op zorgverlening door die aanbieder voor rekening van deze zorgverzekeraar.
In deze casus was er sprake van een misverstand. Omdat er verschillen zijn tussen het Nederlandse en Duitse zorgsysteem, zijn er tussen de zorgaanbieder en zorgverzekeraar afspraken dat voor een beperkt aantal specifieke behandelingen vooraf toestemming dient te worden aangevraagd. Dit om te toetsen of deze behandelingen voor vergoeding vanuit de Nederlandse Zorgverzekeringswet in aanmerking komen.
Bij de aanvang van de behandeling in 2022 is deze toestemming niet gevraagd, maar pas in januari 2023. Bij de zorgverzekeraar was in januari 2023 niet bekend dat deze patiënt al in behandeling was bij deze zorgaanbieder; daarom is deze aanvraag door de zorgverzekeraar behandeld als een aanvraag voor een nieuwe behandeling in plaats van voor een vervolgbehandeling.
Na de opheldering van dit misverstand is de behandelaanvraag door de zorgverzekeraar alsnog goedgekeurd en wordt deze vergoed. Tevens heeft overleg plaatsgevonden met de Duitse partijen om ervoor te zorgen dat in het vervolg de toestemming tijdig aangevraagd wordt zodat voorkomen wordt dat patiënten hierdoor gedupeerd worden.
Vindt u het normaal dat een kankerbehandeling wordt onderbroken als er onduidelijkheden optreden over de vergoeding tussen een zorgaanbieder en een zorgverzekeraar?
Zie antwoord vraag 2.
Bent u het eens dat de zorgverzekeraar zich in deze casus niet aan zijn zorgplicht heeft gehouden? Zo ja, heeft u de zorgverzekeraar daar al op aangesproken? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Waarom accepteert u dat zorgverzekeraars niet tijdig duidelijkheid verschaffen over hun zorgcontracteringen? Hoe gaat u dit verbeteren en wat worden de consequenties voor verzekeraars die niet tijdig (dus vóór het overstapseizoen) duidelijk maken welke zorgaanbieders wel en niet gecontracteerd zijn?
Zorgverzekeraars moeten hun (aspirant) verzekerden goed informeren voor welke zorgaanbieders de zorg wel en voor welke (nog) niet volledig vergoed wordt. In de Regeling informatieverstrekking ziektekostenverzekeraars aan consumenten (TH/NR-022) van de NZa is bepaald dat zorgverzekeraars hun verzekerden goed moeten informeren over de vergoedingen van zorg die voor de polis gelden.
Deze informatieverplichting betreft onder meer informatie over gecontracteerd zorgaanbod en de vergoeding voor niet-gecontracteerde zorgaanbieders. Ook moeten zij hun verzekerden tijdig informeren over eventuele nadelige wijzigingen in de polisvoorwaarden die voor de verzekerden van belang zijn. Tevens is in de Regeling transparantie zorgaanbieders (TH/NR-018) bepaald dat zorgaanbieders de consument moeten informeren over datgene wat voor de consument van belang is om een weloverwogen keuze te maken voor zorg. Daarbij kan worden gedacht aan eventuele eigen betalingen, indien er geen contract is met de zorgverzekeraar.
Zowel de zorgverzekeraar als de zorgaanbieder hebben een rol bij het informeren van de verzekerden en patiënten. Dat gaat helaas nog niet altijd goed. In het Ingegraal Zorgakkoord (IZA) zijn daarom afspraken gemaakt om de informatie aan verzekerden te verbeteren. Daarbij is bijvoorbeeld afgesproken dat de IZA-partijen samen een voorlichtingsprogramma organiseren dat er op gericht is verzekerden voor te lichten over de financiële risico’s als zij kiezen voor niet-gecontracteerde zorg. Als zij kiezen voor gecontracteerde zorg zijn deze risico’s niet aanwezig. In de voorlichting wordt de nadruk gelegd op situaties en locaties waar het financiële risico van niet-gecontracteerde zorg zich voor de verzekerde voor kan doen, zoals bij verwijzers en tijdens het overstapseizoen. Ook zijn in IZA afspraken gemaakt om het contracteerproces te verbeteren, waarmee partijen inmiddels gezamenlijk aan de slag zijn gegaan.
Waarom lukt het zorgverzekeraars en zorgaanbieders niet om hun financiële belangen en conflicten op te lossen zonder dat de patiënt hiervan de dupe wordt en wat kunt u hieraan doen?
Zie antwoord vraag 5.
Wat voor gevolgen heeft deze casus voor de zorgverzekeraar en het Zorgloket Duitsland?
Zie mijn antwoord op vraag 2, 3 en 4.
Deelt u de mening dat de behandeling van ernstig zieke patiënten voorop moet staan en dat geschillen over betaling opgeschort dienen te worden totdat de behandeling achter de rug is?
Zie antwoord vraag 7.
Wat vindt u van een zorgstelsel waarbij de vergoeding van een kankerbehandeling uit het basispakket blijkbaar niet altijd gegarandeerd is?
Zie antwoord vraag 7.
Wat kunt u doen om deze patiënt en eventuele andere patiënten in dezelfde situatie te helpen, anders dan ze weer terugverwijzen naar de zorgverzekeraar of zorgaanbieder?
In dit geval was er sprake van een misverstand dat door de zorgverzekeraar en zorgaanbieder zelf is opgelost. Normaal gesproken zal een behandeling die al gestart is niet worden onderbroken door onduidelijkheden over de vergoeding. Het is wettelijk vastgelegd dat als een overeenkomst tussen een zorgverzekeraar en een aanbieder wordt beëindigd, een verzekerde die op dat moment al zorg ontvangt van deze aanbieder, recht houdt op zorgverlening door die aanbieder voor rekening van deze zorgverzekeraar (art. 13 lid 5 van de zorgverzekeringswet).
Medicijnen waar zowel het eigen risico als een eigen bijdrage voor geldt |
|
Fleur Agema (PVV) |
|
Kuipers |
|
![]() |
Bent u bekend met uw antwoord op onze vervolgvragen over medicijnen waar zowel het eigen risico als een eigen bijdrage voor geldt?1
Ja.
Bent u bekend met uw antwoord onder de tweede en derde vraag waarin u schrijft dat een overzicht van geneesmiddelen waarvoor een eigen bijdrage geldt, te vinden is op medicijnkosten.nl? Waarom verwees u naar een website waarop geen lijst staat met geneesmiddelen waarvoor bovenop het eigen risico ook een eigen bijdrage geldt, aangezien de website een invoerbalk geeft waarop een middel moet worden ingetypt, geen overzicht?
Het hangt van de specifieke situatie van het geval af of al dan niet een eigen bijdrage in rekening kan worden gebracht. Dat licht ik graag nader toe.
Er geldt een eigen bijdrage voor geneesmiddelen indien de openbare prijs van een extramuraal geneesmiddel hoger is dan de vergoedingslimiet van een groep van vergelijkbare geneesmiddelen. De verzekerde moet het verschil dan zelf betalen, tot een maximum van € 250,- per jaar.
Zorgverzekeraars maken – als onderdeel van het preferentiebeleid – prijsafspraken met geneesmiddelenfabrikanten om te komen tot een prijs die onder de vergoedingslimiet ligt, zodat voor die geneesmiddelen geen eigen bijdrage is verschuldigd. Deze geneesmiddelen worden door de zorgverzekeraar aangewezen als zogenoemde preferente geneesmiddelen. Indien een verzekerde zo’n preferent middel afneemt, is hiervoor dan ook geen eigen bijdrage verschuldigd.
Verschillende zorgverzekeraars maken afspraken met verschillende fabrikanten, en dus verschilt van zorgverzekeraar tot zorgverzekeraar welke geneesmiddelen als preferent zijn aangewezen. Bovendien hebben zorgverzekeraars de mogelijkheid lopende het jaar, dan wel aan het einde van het kalenderjaar, andere preferente geneesmiddelen aan te wijzen. Ook zijn er zorgverzekeraars die door hen als preferent aangewezen middelen uitsluiten van het eigen risico.
Dit alles maakt dat ik geen lijst, overzicht of opsomming heb of kan opstellen van extramurale geneesmiddelen waarvoor in alle gevallen een eigen bijdrage of het eigen risico in rekening wordt gebracht. Het is voor de verzekerde wél mogelijk op medicijnkosten.nl na te gaan of voor het aan hem voorgeschreven geneesmiddel een eigen bijdrage geldt. Dit kan de verzekerde ook navragen bij diens zorgverzekeraar. De desbetreffende zorgverzekeraar kan de verzekerde ook informeren of het eigen risico in rekening zal worden gebracht.
Kunt u de Kamer per omgaande een lijst toesturen van medicijnen waarvoor bovenop het eigen risico (volgens u alle) ook een eigen bijdrage geldt tot 250 euro? Als er verschillen per verzekeraar zijn, kunt u dan een lijst per verzekeraar geven?
Zie antwoord vraag 2.
Als patiënten hun medicijnen niet meer kunnen betalen en daardoor ziekere en duurdere patiënten worden die eerder doodgaan (antwoord vierde vraag), waarom houdt u het eigen risico en de eigen bijdrage dan in stand?
Ik zie goede redenen om een eigen bijdrage en het eigen risico voor extramurale geneesmiddelen te behouden. Zo stimuleert een eigen bijdrage doelmatige zorg. Het prikkelt de consument immers een vergelijkbaar, maar goedkoper geneesmiddel te gebruiken, waarvoor geen eigen bijdrage geldt. Verder mag van de zorggebruiker worden verwacht dat deze voor een deel zelf bijdraagt aan de kosten van de zorg. Daarmee houden we de zorg betaalbaar en behouden we draagvlak voor solidariteit in ons zorgstelsel.
Als u het aannemelijk vindt dat het niet innemen van noodzakelijke medicijnen een aandoening kan verergeren of de persoon meer klachten kan doen laten ervaren (antwoord vijfde vraag), waarom houdt u als arts de betaling van het eigen risico en eigen bijdragen dan in stand?
Zie antwoord vraag 4.
Waarop baseert u de gedachte dat het niet verder laten stijgen van het eigen risico dan 385 euro, het eigen risico laten gelden voor achttien-plussers, een maximering van 250 euro per jaar en een zorgtoeslag voor lage inkomens, voldoende is voor mensen om de medicijnen wel op te halen bij de apotheek en het eigen risico en de eigen bijdrage te voldoen?
In mijn brief van 23 december 20222 heb ik uw Kamer geïnformeerd over de monitor stapeling eigen betalingen. In die brief geef ik aan hoe ik meer inzicht wil krijgen in de verschillende eigen betalingen voor zorg, waaronder het verplicht eigen risico en de eigen bijdragen voor extramurale geneesmiddelen. Afhankelijk van de inzichten die de monitor geeft, zal ik besluiten of aanvullend onderzoek nodig is, dan wel aanvullende maatregelen gewenst zijn.
Heeft u onderzocht of mensen met lagere inkomens hun medicijnen vaker niet afhalen omdat ze het eigen risico en de eigen bijdragen niet kunnen voldoen dan mensen met een hoger inkomen? Zo nee, bent u bereid dat onderzoek te doen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 6.
Het is toch kabinetsbeleid om de therapietrouw te vergroten en sociaaleconomische gezondheidsverschillen te verkleinen? Zo ja, waarom handelt u daar dan niet naar door het eigen risico en de eigen bijdragen te schrappen?
Zie antwoord vraag 4.
De eisen die Menzis stelt aan fysiotherapeuten om patiënten met COPD te mogen behandelen |
|
Maarten Hijink (SP) |
|
Kuipers |
|
![]() |
Wat is uw reactie op het bericht dat Menzis van fysiotherapeuten die patiënten met COPD behandelen eist dat zij lid worden van het Chronisch Netwerk om in aanmerking te komen voor vergoeding?1
Het Chronisch ZorgNet profileert zich als ideële stichting die sinds 2011 streeft naar betere, betaalbare en meer toegankelijke zorg voor patiënten met niet-overdraagbare chronische aandoeningen, zoals vaatlijden, osteoporose, post-COVID, hartrevalidatie en longaandoeningen.
Het multidisciplinaire netwerk (van fysiotherapeuten, oefentherapeuten, diëtisten en waarschijnlijk binnenkort ook ergotherapeuten) richt zich op zorg met een duurzaam effect, doordat leefstijl, zelfredzaamheid, bewegen en voeding centraal staan. Chronisch ZorgNet is een open netwerk. Dit betekent dat alle fysio- en oefentherapeuten en diëtisten kunnen toetreden, mits zij aan de gestelde voorwaarden voldoen. Deze voorwaarden op het gebied van onder andere continue scholing, dataverzameling en praktijkeisen borgen de kwaliteit van geboden zorg. Aangezien de voorwaarden een bepaalde inzet van de zorgverleners vragen is deelname aan Chronisch ZorgNet een bewuste keuze voor zorgverleners die affiniteit hebben met de doelgroep.
Een zorgverzekeraar heeft de vrijheid om voorwaarden te stellen bij de contractering, om zo de kwaliteit van de zorg te bewaken en te kunnen bevorderen. Ik kan mij daarbij voorstellen dat zorgverzekeraars deelname aan dergelijke netwerken stimuleren. De activiteiten van dit netwerk sluiten naar mijn mening naadloos aan bij de weg die we met het Integraal Zorgakkoord zijn ingeslagen.
Mogen zorgverzekeraars zelf dit soort eisen stellen aan zorgverleners en zorginstellingen om in aanmerking te komen voor vergoeding?
Zorgverzekeraars hebben een wettelijke zorgplicht maar ook contacteervrijheid. Op naleving van deze plicht ziet de Nederlandse Zorgautoriteit toe. Zolang een zorgverzekeraar voldoet aan deze zorgplicht is hij vrij om zelf te bepalen welke eisen hij stelt aan zorgaanbieders bij de onderhandelingen in het inkoopproces. Deze contracteervrijheid zorgt ervoor dat zorgverzekeraars onderling ook kunnen concurreren op de inkoop. De zorgaanbieders kunnen zich onderling ook onderscheiden door bijvoorbeeld aan bepaalde kwaliteitseisen te voldoen, zoals het aansluiten bij het Chronisch ZorgNet.
In hoeverre is het volgens u wenselijk dat zorgverzekeraars eigen eisen stellen aan zorgverleners voor de behandeling van specifieke aandoeningen?
Ik vind het gewenst dat zorgverzekeraars zich inzetten om de kwaliteit van zorg te verhogen. Het instrument dat zij daarvoor beschikbaar hebben is de contractering: contractuele afspraken maken met zorgaanbieders. Deze afspraken zouden zich niet alleen moeten beperken tot prijs en hoeveelheid, maar vooral ook de focus moeten hebben op activiteiten die de kwaliteit van zorg verhogen.
Welke eisen stellen andere zorgverzekeraars aan fysiotherapeuten voor de behandeling van patiënten met COPD?
Ik beschik niet over de gevraagde informatie.
Bent u het ermee eens dat het logischer zou zijn om eenduidige eisen te stellen aan zorgverleners en zorginstellingen, in plaats van de situatie waarin iedere zorgverzekeraar andere tijdrovende eisen kan stellen?
Ik begrijp de roep om eenduidigheid van eisen. Het staat de brancheverenigingen van zorgverzekeraars en zorgaanbieders vrij om hun leden daarover te adviseren. Het blijft echter het recht van een individuele zorgverzekeraar en zorgaanbieder om een dergelijk advies over te nemen in het contract. Want een keerzijde van eenduidigheid is dat het de zorgverzekeraar en de zorgaanbieder de mogelijkheid ontneemt om zich onderscheiden en dus te concurreren. Daarmee vervalt dan een prikkel om de kwaliteit van zorg voor de verzekerde/patiënt continue verder te verhogen. En daar is de verzekerde/patiënt niet bij gebaat.
Bent u bereid om met zorgverzekeraars in gesprek te gaan over de zorginhoudelijke eisen die zij zorgverleners en zorginstellingen opleggen, bovenop de wettelijk bepaalde eisen en de kwaliteitsstandaarden en -eisen die door de sector zelf worden opgesteld?
Het is aan de zorgaanbieder zelf om te bepalen welke kwaliteit van zorg hij wil leveren. Vervolgens is het aan de zorgverzekeraar om die zorgaanbieders te contracteren die willen voldoen aan de kwaliteitsnormen die hij hanteert. Waarbij de zorgverzekeraar wel altijd voldoende zorgaanbieders moet contracteren zodat hij aan de wettelijke zorgplicht voldoet.
Ik ben overigens wel in gesprek met zorgverzekeraars (en ook met andere partijen) over de mogelijkheden om op meerdere terreinen de inkoop- en verantwoordingseisen aan zorgaanbieders te harmoniseren.
Het feit dat veel ggz patiënten mogelijk geen vergoeding van hun zorg krijgen |
|
Mohammed Mohandis (PvdA) |
|
Conny Helder (minister zonder portefeuille volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
![]() |
Bent u op de hoogte van het feit dat meer dan de helft van de 27 grootste ggz-instellingen nog steeds geen contract met een zorgverzekeraar hebben? Kan aangegeven worden welke zorgverzekeraars nog niet alle contracten met ggz-instellingen rond hebben?1
Het is mij bekend dat de contractering voor 2023 moeizaam op gang is gekomen. Zowel de NZa als ZN geven aan dat er inmiddels vaart in de contractering zit. De NZa heeft een uitvraag gedaan bij zorgverzekeraars over de stand van zaken van de contractering per 31 januari 2023. Voor de GGZ instellingen geldt dat 73% van de instellingen die een contract aangeboden hebben gekregen van de zorgverzekeraar, het contract hebben getekend. Dit is een gemiddelde van alle zorgverzekeraars. Er hebben 9 van de in totaal 10 zorgverzekeraars gereageerd op de uitvraag van de NZa. Het percentage getekende contracten varieert tussen zorgverzekeraars van 51% tot 91%. Er is één zorgverzekeraar die verwacht geen contracten voor 2023 meer te sluiten met GGZ instellingen. Zorgverzekeraars verwachten dat nog gemiddeld 20% van de zorgaanbieders die een contract hebben aangeboden gekregen en nog niet hebben getekend, op korte termijn alsnog zullen tekenen.
Wat vindt u ervan dat veel mensen die ggz-zorg ontvangen niet weten in hoeverre hun zorg zal worden vergoed?
Mocht voor een verzekerde met een lopende behandeling die in 2022 is gestart blijken dat de zorgverzekeraar het contract met de betreffende zorgverlener over 2023 heeft beëindigd, dan is wettelijk bepaald dat de zorgverzekeraar de zorg voor die zorgaanbieder blijft vergoeden (artikel 13.5 Zvw). Voor verzekerden met een lopende behandeling in 2022 heeft het (nog) niet gesloten zijn van een contract dus geen gevolgen voor de behandeling.
Voor de groep die zorg ontvangt vanaf 1 januari en later geldt dat de zorgaanbieder volgens de regeling transparantie zorgaanbieders van de NZa verplicht is om de consument te informeren over datgene wat van belang is om een weloverwogen keuze te maken om zorg te vergelijken en ontvangen. Hieronder valt ook informatie over het al dan niet hebben van een contract met de verzekeraar van de verzekerde.
Daarnaast moet de zorgverzekeraar, zoals in de regeling informatieverstrekking ziektekosten verzekeraars aan consumenten van de NZa staat vermeldt, heldere informatie verschaffen richting de verzekerde of de keuze voor een niet-gecontracteerde zorgaanbieder leidt tot een vergoedingsbeperking. Evenals wat de hoogte is van het percentage van de vergoeding bij een niet-gecontracteerde zorgaanbieder. Mocht er geen sprake zijn van een contract, dan moet de zorgverzekeraar hier richting de verzekerde transparant over zijn en ondubbelzinnig duidelijk maken wat de gevolgen kunnen zijn voor de verzekerde.
Als de verzekeraar transparant heeft aangegeven dat er (nog) geen contract is gesloten met de aanbieder (evenals de eventuele gevolgen), dan heeft hij de verzekerde daarmee voldoende geïnformeerd. De verzekerde is daarmee in staat om een bewuste keuze te maken, evenals het risico van de eventuele gevolgen. Het kan in deze situatie niet zo zijn dat een verzekerde een behandeling onverwachts moet afbreken omdat de zorg niet meer wordt geleverd, met eventuele schade tot gevolg. Het is wel mogelijk dat de zorg in deze situatie niet volledig wordt vergoed en de verzekerde in deze situatie een deel van de rekening zelf zal moeten betalen.
Bent u het eens dat dit voor patiënten een extra belasting vormt en zelfs schadeijk kan zijn?
Zie antwoord vraag 2.
Hoe kunnen zorgverzekeraars aan hun zorgplicht voldoen als zij hun verzekerden niet eens kunnen vertellen welke zorg op hun polis wordt vergoed?
De wettelijke zorgplicht van verzekeraars betekent dat verzekerden binnen een redelijke tijd en reisafstand toegang moeten hebben tot alle zorg uit het basispakket. Zorgverzekeraars moeten daarom ofwel voldoende zorg inkopen of vergoeden en bemiddelen als iemand niet snel genoeg bij een zorgaanbieder terecht kan. Als een zorgverzekeraar onvoldoende zorg heeft ingekocht, kan een verzekeraar ook richting verzekerden aangeven dat de zorg wordt vergoed alsof er een contract is en daarmee aan zijn zorgplicht voldoen. De NZa ziet erop toe dat zorgverzekeraars aan hun zorgplicht voldoen.
Moeten patiënten die vanaf 1 januari zorg ontvangen, en later in het jaar ontdekken dat hun zorgverzekeraar geen contract heeft met hun behandelaar, hun behandeling zelf betalen? Zo nee, wat gaat u doen om dat te voorkomen? Zo ja, hoe kan het dat zij voor hoge extra kosten komen te staan, terwijl zij wel verzekerd zijn en premie betalen?
Hiervoor verwijs ik naar het antwoord op vraag 2 en 3.
Moeten patiënten die vanaf 1 januari zorg ontvangen, en later in het jaar ontdekken dat hun zorgverzekeraar geen contract heeft met hun behandelaar, hun behandeling afbreken en bij een andere behandelaar opnieuw beginnen? Zo nee, wat gaat u doen om dat te voorkomen? Zo ja, hoe schadelijk denkt u dat dit voor hen is?
Hiervoor verwijs ik naar het antwoord op vraag 2 en 3.
Bent u het eens dat wanneer mensen gedwongen worden om naar een andere behandelaar over te stappen omdat er geen contract (meer) is met hun zorgverzekeraar, er geen sprake meer is van vrije artsenkeuze? Wat vindt u daarvan?
Het is belangrijk dat patiënten voldoende keuze hebben en ook blijven houden uit kwalitatief goede hulpverleners. Dit betekent echter niet dat de kosten van alle zorgverleners in alle gevallen bij alle polissen volledig vergoed dienen te worden, omdat daar een prijs tegenover staat en verzekerden daar een keuze in kunnen maken. Verzekerden kunnen namelijk kiezen voor een (natura)polis bij een zorgverzekeraar die aangeeft de zorg te vergoeden bij de gewenste zorgaanbieder. Daarnaast kan een verzekerde ook kiezen voor een restitutiepolis. Een restitutiepolis maakt immers geen onderscheid tussen gecontracteerde en niet-gecontracteerde zorgaanbieders. In het huidige stelsel hebben patiënten in mijn optiek daarmee keuzevrijheid om te kiezen voor de zorgverlener die bij hem of haar past.
In hoeverre zijn er wel contracten afgesloten met andere ggz-zorgverleners dan de 27 grote instellingen?
De NZa heeft in de uitvraag aan zorgverzekeraars onderscheid gemaakt tussen GGZ-instellingen en vrijgevestigden. De resultaten die betrekking hebben op de GGZ-instellingen worden beschreven in antwoord 1. Voor wat betreft de vrijgevestigden heeft op 31 januari 2023 85% van de zorgaanbieders die een contract aangeboden heeft gekregen van de zorgverzekeraars het contract getekend.
Bent u het eens dat verzekerden onvolledig geinformeerd worden wanneer zij hun keuze voor een zorgverzekering moeten maken, wanneer op 12 november wel de premie maar niet de contracten bekend zijn? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wanneer gaat u in de wet opnemen dat naast de hoogte van de premie ook de afgesloten contracten bekend moeten zijn op 12 november?
Voor verzekerden is vooral van belang of hun zorg vergoed wordt en of zij hierover goed geïnformeerd zijn door de zorgverzekeraar. Conform de regeling informatieverstrekking door ziektekostenverzekeraars moeten zorgverzekeraars heldere informatie verschaffen richting de verzekerde of de keuze voor een niet-gecontracteerde zorgaanbieder leidt tot een vergoedingsbeperking, en wat de hoogte is van het percentage van de vergoeding bij een niet-gecontracteerde zorgaanbieder. Ongeacht of er een contract is, kan een verzekeraar richting verzekerden aangeven dat de zorg wordt vergoed alsof er een contract is.
Tegelijkertijd erken ik dat het contracteerproces dit jaar moeizaam verloopt en dat verbeteringen wenselijk zijn. Daarom is er in het Integraal Zorgakoord (IZA) een aantal afspraken gemaakt over de verbetering van het contracteerproces. Afgesproken is dat zorgverzekeraars en zorgaanbieders zich gezamenlijk inzetten om het inkoopproces jaarlijks vóór 12 november af te ronden (en om meer inzicht te geven in de kwaliteit van de geleverde zorg). Zorgverzekeraars maken jaarlijks voor 12 november transparant met wie zij een contract hebben afgesloten. Partijen zijn op dit moment met elkaar aan de slag met de uitwerking van deze verbeterafspraken.
Bent u bekend met uw reactie op de drie arresten van de Hoge Raad van 9 december 2022?1
Ja, ik ben bekend met de arresten die de Hoge Raad als hoogste rechter in civiele zaken op 9 december 2022 heeft gewezen over artikel 13 van de Zorgverzekeringswet (hierna: Zvw) en met mijn brief aan uw Kamer van 30 december 2022.
Heeft u deze drie arresten van de Hoge Raad wel gelezen of zat u al aan de oliebollen?
Zie antwoord vraag 1.
Bent u ervan op de hoogte dat de Hoge Raad onze hoogste rechter is?
Zie antwoord vraag 1.
Zo ja, waarom verwijst u gedupeerden van de voorgenomen generieke tariefverlagingen van 25 tot 35% voor ongecontracteerde geestelijke gezondheidszorg (GGZ) en thuiszorg dan naar de rechter?
Ik lees de uitspraak van de Hoge Raad zo dat een generiek kortingspercentage in algemene zin is toegestaan. Dat neemt niet weg dat een vergoeding – ook op basis van een generiek kortingspercentage – in bepaalde gevallen in strijd kan zijn met het hinderpaalcriterium. Of dat zo is, dient volgens de Hoge Raad te worden beoordeeld op het moment waarop de verzekerde voor de keuze staat of hij gebruik wil maken van een niet-gecontracteerde zorgaanbieder. Bij deze beoordeling spelen blijkens het arrest diverse feiten en omstandigheden een rol. Zorgverzekeraars zullen bij de vaststelling van de vergoeding voor een niet-gecontracteerde zorgaanbieder daarom altijd een zorgvuldige afweging moeten maken. Als de verzekerde het niet eens is met de vergoeding of meent dat de vergoeding in strijd is met het hinderpaalcriterium, kan hij een klacht indienen bij zijn zorgverzekeraar. De verzekerde die dan geen gehoor vindt bij de zorgverzekeraar, kan zich wenden tot de geschilleninstantie of de rechter.
Wat is uw reactie op de bevestiging in de arresten van de Hoge Raad dat het beleid van zorgverzekeraars om te werken met generieke kortingspercentages zonder duidelijke uitzonderingen voor duurdere vormen van zorg en met vrijblijvende en onzekere hardheidsclausules niet langer houdbaar is?2
Zie antwoord vraag 4.
Hoe gaan verzekeraars bij de vaststelling van de vergoeding voor ongecontracteerde zorg zorgvuldig aandacht besteden aan het hinderpaalcriterium nu de arresten hen daartoe dwingen? Hoe gaat dat in zijn werk?
Zie antwoord vraag 4.
Wat is uw reactie op de wob-stukken waaruit blijkt dat het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) en zorgverzekeraars al langere tijd onderkennen dat zorgverzekeraars nu niet in lijn met het hinderpaalcriterium in de Zorgverzekeringswet handelen?
De wob-stukken bevatten een ambtelijke analyse uit medio 2021 naar de toenmalige stand van zaken in de jurisprudentie over de toepassing van het hinderpaalcriterium. In die analyse stond centraal de uitspraak van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 6 oktober 2020. Die uitspraak is bij arrest van de Hoge Raad van 9 december 2022 deels vernietigd. Daardoor is de ambtelijke analyse inmiddels achterhaald.
Heeft u onderzoek gedaan naar de redenen waarom sommige psychiaters, psychologen, wijkverpleegkundigen en wijkziekenverzorgenden het verkiezen om ongecontracteerd te zijn? Zo nee, waarom niet? Zo ja, kunt u dit onderzoek met ons delen?
Op 28 maart 2022 heb ik de Monitor Contractering wijkverpleging 2022 van de NZa3 naar uw Kamer gestuurd. Uit deze monitor komt naar voren dat zorgaanbieders een aantal redenen noemen om geen contract af te sluiten:
het door de zorgverzekeraar geboden tarief is te laag is en er is geen onderhandeling mogelijk;
de zorgaanbieder kan hogere tarieven rekenen zonder contract;
de zorgverzekeraar heeft geen contract aangeboden;
het niet kunnen voldoen aan de contractvoorwaarden, als voorbeeld wordt genoemd niet kunnen voldoen aan het criterium dat maximaal 1/3e van de medewerkers werkt als zzp-er.
Redenen die zorgverzekeraars noemen om een nieuwe zorgaanbieder af te wijzen voor een contract zijn:
issues met integriteit en fraude;
twijfels over de kwaliteit van de zorgverlening;
de zorgaanbieder kan de inzet van hbo-verpleegkundigen niet garanderen;
de zorgaanbieder kan geen integraal zorgaanbod leveren;
een aantal zorgverzekeraars biedt zzp’ers geen contract aan.
Op 22 juni 2022 heb ik de Monitor Contractering ggz 2022 van de NZa4 naar uw Kamer gestuurd. Uit deze monitor komt naar voren dat de belangrijkste redenen voor zorgaanbieders om wel een contract af te sluiten zijn: de duidelijkheid en betaalbaarheid voor de patiënt, gevolgd door zekerheid voor de praktijk/instelling. Daarnaast spelen tevredenheid over het tarief en goede ervaringen met de zorgverzekeraar een rol. De redenen voor zorgaanbieders om niet te contracteren zijn hetzelfde als in eerdere jaren, namelijk vooral het omzetplafond en ontevredenheid over het tarief. Daarnaast geven 6% van de instellingen en 26% van de vrijgevestigde zorgaanbieders aan dat zij om principiële redenen geen contract afsluiten.
Redenen die zorgverzekeraars noemen om een contractverzoek af te wijzen zijn: twijfel aan doelmatigheid, kwaliteit of integriteit, geen overeenstemming over de tarieven, of al voldoende zorg ingekocht.
Bent u ervan op de hoogte dan aanbieders van thuiszorg in kleine dorpjes soms de omzetdrempels niet halen en daarom ongecontracteerd zijn? Waarom geeft u deze mensen zo’n duw?
In het IZA hebben partijen met elkaar vastgesteld dat contractering van belang is om de beweging naar passende zorg tot stand te brengen. In het IZA zijn daarom afspraken gemaakt om de contractering te verbeteren. Daarbij is ook afgesproken om een verkenning uit te voeren op welke mogelijkheden en noodzakelijkheden er momenteel zijn voor kleinere zorgaanbieders om gezamenlijk op te trekken in het contracteerproces en hoe dit kan worden vereenvoudigd.
Bent u ervan op de hoogte dat veel verpleegkundigen die hand-in-hand 48-uurszorg in de stervensfase aanbieden soms de omzetdrempels niet halen en daarom ongecontracteerd zijn? Waarom geeft u deze mensen een duw? Bent u ermee bekend dat veel ongecontracteerde psychologen en psychiaters in een bepaald vakgebied zo gespecialiseerd en daarmee duurder zijn dat zij er qua omzet niets van zullen merken als de mensen die minder geld verdienen van hun wachtlijst af gaan en niet bij hen in zorg komen? Zo ja, waarom blokkeert u duurdere zorg voor mensen met minder geld?
Zie antwoord vraag 9.
De zorgverzekeringswet zou toch zorgen voor gelijke toegang tot zorg voor mensen met meer en minder geld? Zo ja, waarom handhaaft u dit principe niet?
Iedereen die in Nederland woont of rechtmatig arbeid verricht, is verplicht een zorgverzekering te hebben. Afhankelijk van hun inkomen, kunnen verzekerden een zorgtoeslag ontvangen ter compensatie van de nominale premie en het verplicht eigen risico. De zorg die onder de dekking van de zorgverzekering valt, het zogenoemde basispakket, is voor iedere verzekerde hetzelfde. De zorgverzekeraar heeft een zorgplicht jegens zijn verzekerden. Hij moet voor verzekerden met een naturapolis voldoende zorg inkopen, zodat iedere verzekerde gebruik kan maken van een gecontracteerde zorgaanbieder voor zijn behoefte aan zorg uit het basispakket.
Heeft u het rondetafelgesprek in de Kamer van 5 december 2022 over dit onderwerp gezien? Wat is uw reactie op elk van de bijdragen van de volgende genodigden: de heer King (Consumentenbond), mevrouw Ter Avest (MIND), mevrouw Veenendaal (LVVP), mevrouw Veldman (Patiëntenfederatie Nederland) mevrouw Brouwer (Epos), de heer Mous (advocaat gezondheidszorg), de heer Jager (Stichting Handhaving Vrije Artsenkeuze), de heer Wallage (gepromoveerd op het onderwerp en tevens advocaat) en de heer Koolman (gezondheidseconoom)?
Ik heb het rondetafelgesprek met belangstelling gevolgd.
Mijn reactie op de punten die genoemd zijn door de door u genoemde genodigden:
Dat vind ik ook van groot belang. Dat is in Nederland ook goed geborgd. Elke verzekerde kan ieder jaar opnieuw kiezen voor een polis die het beste bij hem of haar past. Alle polissen bieden een voldoende ruime tot zeer ruime keuze aan zorgverleners waar verzekerden naar toe kunnen gaan; de zorgverzekeraar moet immers aan zijn zorgplicht voldoen. De zorgtoeslag zorgt ervoor dat de polissen betaalbaar zijn, ook voor mensen met een lager inkomen.
In het IZA zijn afspraken gemaakt om de transparantie voor verzekerden te verbeteren over de contractering en de risico’s van niet-gecontracteerde zorg.
In het IZA hebben partijen met elkaar vastgesteld dat contractering van belang is om de beweging naar passende zorg tot stand te brengen. Om contractering te stimuleren is het enerzijds van belang dat de contractering verbetert, maar anderzijds ook dat het minder aantrekkelijk wordt om geen contract af te sluiten. Daarom hebben de IZA-partijen afgesproken de vergoeding voor niet-gecontracteerde zorgaanbieders te verlagen.
In het IZA zijn afspraken gemaakt om te komen tot meer en meer eenduidige informatie over de kwaliteit van de zorgverlening zodat daar onder meer bij zorginkoop beter rekening mee gehouden kan worden.
In het IZA zijn afspraken gemaakt om de contractering te verbeteren.
Onderzoek in de afgelopen jaren heeft laten zien dat in enkele (deel)sectoren de kosten van zorgverlening door niet-gecontracteerde zorgaanbieders – ondanks de lagere vergoeding – hoger zijn dan van gecontracteerde zorgaanbieders. Dat komt doordat er voor vergelijkbare cliënten veel meer uren zorg geleverd wordt. Met de huidige krapte op de arbeidsmarkt in de zorg is dat niet houdbaar.
De zorgverzekeraar moet uit hoofde van zijn zorgplicht voldoende zorg contracteren voor zijn verzekerden met een naturapolis. Desondanks kan het soms voorkomen dat er geen zorg beschikbaar is. Bijvoorbeeld door gebrek aan personeel bij de gewenste zorgverlener. De zorgverzekeraar is dan verplicht zich in te spannen om een passende oplossing te vinden voor de verzekerde. Als een verzekerde genoodzaakt is zich tot een niet-gecontracteerde zorgaanbieder te wenden omdat de zorgverzekeraar zijn zorgplicht heeft geschonden, moeten de zorgkosten in beginsel volledig vergoed worden.
In het IZA is als randvoorwaarde afgesproken het hinderpaalcriterium in acht te nemen bij het verlagen van de vergoeding voor niet-gecontracteerde zorgaanbieders. De afspraak is om daarbij ook nadere richting te geven aan de invulling van het hinderpaalcriterium.
Dit is een van de redenen waarom de IZA-partijen hebben afgesproken om de vergoeding voor niet-gecontracteerde zorg te verlagen. Er moet voor zorgaanbieders een prikkel zijn om een contract aan te gaan met de zorgverzekeraar en daarbij afspraken te maken over het leveren van passende zorg.
Behalve de door u genoemde genodigden hebben ook de NZA, de ACM en zorgverzekeraars deelgenomen aan het rondetafelgesprek.
Vond u het ook zo gênant dat de regeringspartijen bewust afwezig waren bij dit rondetafelgesprek?
Het is niet aan mij om een oordeel te geven over de aan- of afwezigheid van leden van uw Kamer bij het rondetafelgesprek.
Hoe lang kunnen verzekeraars ondanks deze arresten nog doorgaan met het hanteren van generieke kortingspercentages die niet gedifferentieerd zijn naar zorgvorm en -kosten en geen uitzondering vormen voor duurdere vormen van zorg, waardoor de door de Nederlandse Zorgautoriteit geconstateerde klassenzorg nog verder toeneemt?3
Het hinderpaalcriterium ligt besloten in de wet. Het is aan de geschilleninstantie en de rechter om in specifieke gevallen te beoordelen of de vergoeding van de zorgverzekeraar in strijd is met het hinderpaalcriterium.
In het IZA wordt geen afbreuk gedaan aan het hinderpaalcriterium. Bij de afspraak in het IZA over het verlagen van de vergoeding is immers als randvoorwaarde opgenomen om daarbij het hinderpaalcriterium in acht te nemen. De ambitie is om bij de uitvoering van deze afspraak in het IZA tevens nadere richting te geven aan de invulling van het hinderpaalcriterium.
Waarom gaat het kabinet verschillend om met rechterlijke uitspraken die het kabinetsbeleid treffen? Wanneer draait u het Integraal Zorgakkoord (IZA) op dit punt terug?
Zie antwoord vraag 14.
Hoe kan het dat u hierbovenop accepteert dat zorgverzekeraars in 2023 zelfs nog lagere vergoedingspercentages hanteren?
Zie antwoord vraag 14.
Kunt u hier voor 31 december om 0:00 uur een stokje voor steken, zodat mensen met een lager inkomen zonder financiële barrière gebruik kunnen blijven maken van hun ongecontracteerde psycholoog, psychiater of wijkverpleegkundige en zodat ik ook gerustgesteld van een oliebol kan genieten?
Zie antwoord vraag 14.
Een opiniestuk waarin wordt gepleit de zorgverzekeraars uit het zorgstelsel te halen. |
|
Fleur Agema (PVV) |
|
Kuipers , Conny Helder (minister zonder portefeuille volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het opnieartikel «Haal de verzekeraars uit het zorgstelsel»?1
Ja.
Wat kosten de zorgverzekeraars? Kunt u dit uitdrukken in een tabel met daarin de zorgverzekeraars, de kosten per zorgverzekeraar en de kosten van alle zorgverzekeraars opgeteld?
De kosten die zorgverzekeraars maken (en geen directe zorgkosten zijn) noemen wij bedrijfskosten. Deze bedrijfskosten waren gemiddeld genomen 81 euro per premiebetaler per jaar in 2021 (het meest recente jaar waarvoor cijfers beschikbaar zijn). Dit is 2,6% van de totale zorgkosten. In Tabel 1 is een overzicht te zien van de cijfers voor 2021.
ASR
47
4,6%
89
1
13
CZ
231
2,4%
77
1
17
DSW (inclusief Stad Holland)
50
3,0%
84
1
1
Eno
29
8,5%
167
3
7
Menzis
132
2,2%
77
2
13
ONVZ
38
3,7%
107
3
21
VGZ
288
2,6%
85
2
18
Zorg & Zekerheid
41
3,2%
103
3
11
Zilveren Kruis
287
2,3%
73
2
9
Bron: transparantieoverzichten van de jaarcijfers basisverzekering, zoals door individuele zorgverzekeraars gepresenteerd op de website.
De bedrijfskosten per premiebetaler laten een dalende trend zien. In 2015 lagen de gemiddelde bedrijfskosten nog op 96 euro per premiebetaler per jaar. In 2021 was dit 81 euro.
De bedrijfskosten liggen ook lager dan ten tijde van het ziekenfonds in termen van percentage van de totale zorgkosten (3,9% in 2004 en 2,6% 2021). Dit is te zien in grafiek 1.
Grafiek 1 Gemiddelde bedrijfskosten als percentage van de zorgkosten in 2003 – 2021.
Hoe zou het zorgstelsel werken indien de zorgverzekeraars eruit worden gehaald?
Er zijn verschillende varianten denkbaar om het stelsel anders in te richten dan een privaatrechtelijk verzekeringsstelsel met private zorgverzekeraars. Veel van deze varianten zijn omschreven in Zorgkeuzes in Kaart 20202. Volgens de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO) werkt het ene zorgstelsel niet systematisch beter dan het andere stelsel. Het functioneren van het stelsel wordt met name bepaald door de invulling van dat stelstel. Ook zonder huidige zorgverzekeraars moeten de taken die zij in het huidige systeem uitvoeren worden vervuld. Ook bijvoorbeeld een instantie als een Nationaal Administratiekantoor Zorg, zoals de auteurs van het opiniestuk in NRC voorstellen, zal kosten maken voor klantenservice, voorlichting, schadeafhandeling, polis administratie en inkoop.
Het bericht dat steeds meer mensen kiezen voor een hoog risico bij hun zorgverzekering |
|
Hülya Kat (D66), Wieke Paulusma (D66) |
|
Kuipers |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht in het AD van 24 november jl.?1
Ja, ik ben bekend met dit bericht.
Deelt u de zorgen van de Patiëntenfederatie dat dit een risicovolle trend is, omdat mensen wellicht te weinig oog hebben voor de risico’s bij het afsluiten van dergelijke polissen? Kunt u daarop reflecteren?
Ik vind het te vroeg om te spreken over een «trend» en ben daarom ook niet in gesprek met andere departementen hierover. De berichtgeving is immers alleen gebaseerd op het keuzegedrag van de eerste groep overstappers bij een specifieke vergelijkingssite. Wel vind ik het belangrijk dat verzekerden gewezen worden op de consequenties van de keuze voor een vrijwillig eigen risico. Daarom heb ik dit – zoals u mij op 15 november jl. tijdens het mondelinge vragenuur over het bericht «»Bijna helft Nederlanders vreest zorgverzekering niet te kunnen betalen»» ook verzocht heeft – via Zorgverzekeraars Nederland (ZN) onder de aandacht van zorgverzekeraars gebracht. Zorgverzekeraars, maar bijvoorbeeld ook vergelijkingssites, informeren hun verzekerden al over de consequenties van de keuze voor bijvoorbeeld een vrijwillig eigen risico. Zo bieden verschillende vergelijkingssites keuzehulpen die verzekerden kunnen gebruiken om te achterhalen of het voor hen wel of niet verstandig is om een vrijwillig eigen risico af te sluiten.
In het voorjaar van 2023 zal inzichtelijk worden welke keuzes verzekerden daadwerkelijk voor hun zorgverzekering hebben gemaakt.
Wat is de stand van zaken van uw toezegging om met de zorgverzekeraars in gesprek te gaan over deze ontwikkeling?
Zie antwoord vraag 2.
Welke rol ziet u voor uzelf om ervoor te zorgen dat mensen zoveel mogelijk een zorgverzekering afsluiten die hen past, gezien bij passende zorg immers een passende verzekering hoort?
Ik vind het van belang dat iedereen een passende zorgverzekering heeft. Daarom heb ik, net als voorgaande jaren, een informatiecampagne opgezet die loopt tijdens het overstapseizoen. Het doel van deze campagne is om mensen erop te wijzen dat ze hun nieuwe zorgpolis moeten controleren en kijken of deze nog aansluit bij hun zorgbehoeften. Ik vind het belangrijk dat deze boodschap iedereen bereikt en dat verzekerden weten waarop gelet kan worden bij de keuze voor een zorgpolis. De informatiecampagne is daarom zo ingestoken dat hij voor iedereen begrijpelijk is. Daarbij is extra aandacht besteed aan het bereiken van mensen met een zogenaamde lage sociaal economische status. In de campagnespotjes worden een aantal overwegingen genoemd voor de keuze van een zorgverzekering, bijvoorbeeld of iemand volgend jaar extra zorg verwacht, of iemand het belangrijk vindt te kunnen bellen met de zorgverzekeraar en of de gewenste zorgaanbieder nog vergoed wordt. Voor extra hulp wordt verwezen naar de rijksoverheid site waar een stappenplan voor het kiezen van een zorgverzekering en extra uitleg te vinden is.
Daarnaast zijn er tal van andere partijen die verzekerden helpen om een goede keuze te maken. Zoals vergelijkingssites, patiënten- en consumentenorganisaties, de zorgverzekeraars zelf, maar ook bijvoorbeeld een initiatief als Steffiehelpt.nl.
Op welke wijze worden mensen geïnformeerd over welke zorgverzekering het beste bij hen past en wordt deze communicatie ook afgestemd op doelgroepen met een lagere taalvaardigheid?
Zie antwoord vraag 4.
Welke instrumenten heeft het Rijk om zorgverzekeraars te bewegen om het aanbod van polissen goed aan te laten sluiten op de vraag van de zorgbehoevenden?
De prikkels om het polisaanbod aan te laten sluiten op de wens van verzekerden en zorgbehoevenden liggen in eerste instantie bij de zorgverzekeraars zelf. Als zij verzekeringen op de markt brengen die niet goed aansluiten bij de behoeften van verzekerden, dan kunnen verzekerden overstappen naar een andere verzekeraar. En die dreiging houdt zorgverzekeraars scherp in hun rol ten aanzien van klantgerichtheid en de inkoop van zorg.
Ik ben inderdaad van mening dat het polisaanbod overzichtelijk en onderscheidend moet zijn, zodat er voor verzekerden echt iets te kiezen valt. Het gaat mij hierbij niet zozeer om het aantal polissen, maar vooral om de diversiteit van het polisaanbod. Als er veel polissen zijn die sterk op elkaar lijken dan bemoeilijkt dit het keuzeproces voor verzekerden. Verzekerden kunnen hierdoor overstapbelemmeringen ervaren, hetgeen leidt tot een lagere overstapgeneigdheid. Juist die overstapgeneigdheid is belangrijk om verzekeraars te prikkelen in te spelen op de preferenties en zorgbehoeften van verzekerden.
Omdat het een concurrentiële markt is, zijn de mogelijkheden die ik heb om in te grijpen op de polismarkt beperkt. Het is aan zorgverzekeraars om een onderscheidend polisaanbod op de markt te brengen dat aansluit bij de behoeften van verzekerden.
Daarbij zet ik mij in voor het verbeteren van de risicoverevening.2 Daardoor worden eventuele prikkels om vanwege puur financiële redenen bepaalde polissen (gericht op bepaalde groepen verzekerden) in de markt te zetten beperkt.
Daarnaast ben ik, zoals ik in mijn brief3 van 14 oktober aan heb gegeven, in gesprek gegaan met de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) over het aanpassen van de definitie van nagenoeg gelijke polissen, zoals de motie van de leden Van den Berg en Hijink mij verzocht.4 De NZa is voornemens de informatieverplichtingen voor zorgverzekeraars aan te scherpen, waardoor het voor verzekerden beter inzichtelijk wordt of er een vergelijkbare polis op de markt is. Dat is een mooie stap.
In hoeverre wordt deze ontwikkeling interdepartementaal (met uw collega’s van Sociale Zaken en Werkgelegenheid of Financiën) opgepakt, om te voorkomen dat mensen die nu een te risicovolle verzekering afsluiten straks in de schuldhulpverlening terecht komen?
Zie antwoord vraag 2.
Deelt u de opvatting dat de wildgroei aan aanbod van zorgpolissen niet in het belang van de consument is?
Zie antwoord vraag 6.
Bent u voornemens om u in te spannen om dit aantal terug te brengen?
Zie antwoord vraag 6.
Kunt u aangeven welke stappen nodig zijn om het gespreid betalen van eigen risico mogelijk te maken en binnen welk tijdspad?2
Ik acht hier geen stappen op nodig, omdat zorgverzekeraars reeds de mogelijkheid bieden om het verplicht eigen risico gespreid te betalen. Dit kan bijvoorbeeld bij bepaalde zorgverzekeraars vooraf in termijnen en er zijn ook zorgverzekeraars die achteraf een betalingsregeling aanbieden.
Wat is uw reactie op het bericht dat patiënten alleen in aanmerking komen voor bepaalde vormen van revalidatiezorg uit de basisverzekering als ze eerst uit eigen zak (of via een aanvullende verzekering) voor fysiotherapie hebben betaald?1
Revalidatiezorg kent verschillende vormen en zwaarten. Het genoemde bericht lijkt te verwijzen naar medisch specialistische revalidatiezorg (MSR). Ik zal daarom in de beantwoording van uw vragen hiervan uitgaan. MSR is de zwaarste en meest intensieve vorm van revalidatiezorg bedoeld voor hoogcomplexe patiënten met samenhangende problematiek op meerdere ICF2 domeinen.
Omdat deze vorm van revalidatie voor de patiënten met een laag niveau van complexiteit niet van meerwaarde is, is het van belang om (eerst) andere vormen van behandeling toe te passen.
De toegang tot MSR is geen doel op zich – het voorkomen, beperken of genezen van klachten is dat wel. Ook met andere vormen van revalidatiezorg dan MSR kan dit doel geheel of gedeeltelijk worden bereikt. Vaak betreft dit handelingen in het privédomein, denk aan preventie, zelfzorg of (lichte) beweegactiviteiten, of eerstelijnszorg zoals fysiotherapie, ergotherapie, poh-ggz, of psychologie, om te bezien of de patiënt hiermee voortgang kan boeken. MSR is bij de meeste indicaties pas aan de orde als eerstelijnszorg geen oplossing kan bieden of heeft geboden.
Zelfzorg en bepaalde vormen van eerstelijnszorg komen voor eigen rekening. Het is dus belangrijk om te realiseren dat het niet voor iedereen financieel mogelijk is om deze kosten voor eigen rekening te nemen of een aanvullende verzekering af te sluiten. Daarom zijn er andere vangnetten om ervoor te zorgen dat deze patiënten tegemoetgekomen of gecompenseerd worden voor de kosten die zijn gemaakt, denk aan een collectieve (aanvullende) verzekeringen via de gemeente, een beroep op bijzondere bijstand of de regeling fiscale aftrek specifieke zorgkosten.
Voor welke vormen van revalidatiezorg is dit het geval?
Dit is afhankelijk van de indicatie van de patiënt en niet alleen van de vorm van revalidatie.
Hoeveel patiënten moeten jaarlijks uit eigen zak betalen voor fysiotherapie om toegang te kunnen krijgen tot de voor hen medisch noodzakelijke revalidatiezorg?
Deze vraag lijkt te suggereren dat MSR een «einddoel» is. Echter, voor het grote merendeel van de patiënten is MSR niet aan de orde, omdat het voor hen onnodig zware zorg is die bij hun niveau van complexiteit geen meerwaarde biedt ten opzichte van eerstelijnszorg. Om uw vraag concreet te beantwoorden, zijn registratiegegevens nodig voor eigen betalingen. Echter, als deze zorg niet verzekerd is, wordt deze ook niet gedeclareerd – tenzij dit vanuit de aanvullende verzekering wordt vergoed, maar dat geeft geen volledig beeld.
Voor hoeveel patiënten wordt jaarlijks de vergoeding voor revalidatiezorg geweigerd omdat zij niet eerst gebruik hebben gemaakt van niet-vergoede fysiotherapie?
Dit is niet bekend. Overigens zijn er indicaties waarvoor geldt dat rechtstreeks aanspraak gemaakt kan worden op MSR.
Is het niet heel apart dat zorgverzekeraars eisen dat patiënten eerst onverzekerde zorg hebben gekregen voordat zij revalidatiezorg vergoeden voor patiënten die dit nodig hebben?
Het is van belang om passende zorg na te streven, dat wil zeggen om bij elke patiënt na te gaan welke zorg het meest effectief is tegenover de minste zorgzwaarte. Vóór de inzet van MSR is het stepped care principe uitgangspunt. De patiënt wordt volgens dit principe niet zwaarder behandeld en belast dan strikt noodzakelijk is. Er wordt dus gestart met de eenvoudigste en meest doelmatige interventie die mogelijk is gezien de aard en de ernst van de problematiek. Indien deze onvoldoende effect heeft, wordt verdergegaan met de volgende stap, met een grotere zorgzwaarte.
Het instapniveau wordt bepaald op basis van diagnostiek en in samenspraak met de patiënt. Overigens komen niet-complexe patiënten überhaupt niet in aanmerking voor MSR omdat dit voor hen geen meerwaarde biedt ten opzichte van de eerstelijnszorg.
Het feit dat in beginsel bepaalde stappen moeten worden doorlopen, maakt nog niet dat deze stappen dus verzekerde zorg dienen te zijn. (Zelf)zorg kan zeer zinvol zijn, maar toch niet verzekerd. Denk aan mondzorg voor volwassenen. Meerdere pakketcriteria spelen een rol in de afweging of zorg onderdeel moet uitmaken van het basispakket, waaronder de vraag of het noodzakelijk is om zorg collectief te verzekeren, of dat deze voor verantwoordelijkheid van het individu kan komen. Per 2004 is besloten om behandelingen die niet op de chronische lijst staan, buiten het basispakket te plaatsen omwille van de sterke stijging van de collectief verzekerde zorguitgaven. Doel was – en is – om het zorgstelsel voor de lange termijn veilig te stellen door toegankelijkheid, solidariteit en betaalbaarheid met elkaar in evenwicht te houden.3
Overigens wordt de vormgeving van de aanspraak op fysio- en oefentherapie op dit moment heroverwogen. Het Zorginstituut heeft daarom een opdracht gekregen voor het traject «Naar een passende aanspraak voor eerstelijns fysio- en oefentherapie». Aan het eind van het traject zal het Zorginstituut een advies uitbrengen over een geschikte vormgeving van de aanspraak van eerstelijns fysio- en oefentherapie in de basisverzekering, daarbij rekening houdend met de uitgangspunten van passende zorg.
Wat gebeurt er als patiënten die fysiotherapie niet kunnen betalen? Krijgen ze dan geen revalidatiezorg? Hoe verhoudt dit zich tot de zorgplicht van de zorgverzekeraar?
Er zijn vangnetten waarop de patiënt aanspraak kan maken. Graag verwijs ik u naar mijn antwoord op vraag 1. De zorgplicht van de zorgverzekeraar reikt slechts tot verzekerde zorg.
Zijn er andere voorbeelden van verzekerde zorg die enkel wordt vergoed als patiënten eerst gebruik hebben gemaakt van onverzekerde zorg?
Uw stelling is niet helemaal juist: er zijn wel degelijk indicaties waarvoor geldt dat rechtstreeks aanspraak gemaakt kan worden op MSR. Ter beantwoording van uw vraag: Hiervan zijn mij geen concrete voorbeelden bekend. Wel is eerstelijnszorg vrijwel altijd voorliggend op medisch-specialistische zorg.
Geeft dit voorbeeld niet ook aan dat fysiotherapie gewoon medisch noodzakelijke zorg is in bepaalde gevallen, aangezien zorgverzekeraars het zelfs als voorwaarde stellen voor verdere behandeling? Zo ja, waarom wordt het dan nog steeds niet vergoed vanuit de basisverzekering?
Zie antwoord vraag 5.
Wat gaat u doen om ervoor te zorgen dat alle patiënten toegang hebben tot de revalidatiezorg die zij nodig hebben, ook als zij het niet eerst uit eigen zak fysiotherapie kunnen betalen?
Zie antwoord vraag 1.