TTIP Leaks |
|
Jasper van Dijk |
|
Lilianne Ploumen (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
Deelt u de mening dat Transatlantic Trade & Investment Partnership (TTIP) Leaks de zorgen van miljoenen Europese burgers bevestigt, aangezien uit de gelekte onderhandelingsstukken blijkt dat het Amerikaanse bedrijfsleven vergaande invloed heeft op democratische besluitvorming, Europese standaarden op tal van terreinen onder druk staan en het voorzorgsbeginsel op geen enkele wijze geborgd wordt?1
Nee, want het Amerikaanse bedrijfsleven heeft geen «vergaande invloed op democratische besluitvorming» in de Europese Unie.
Hoe verhouden de uitgelekte stukken zich tot mijn twee aangenomen moties, waarin de regering wordt opgeroepen om ervoor te zorgen dat de Europese standaarden niet verlaagd worden?2
Zoals bekend, is het kabinet van mening dat TTIP niet mag leiden tot verlaging van standaarden.
Zijn er in de tussentijd aanpassingen geweest in de uitgelekte hoofdstukken? Zo ja, kunt u aangeven op welke terreinen?
Voor volksvertegenwoordigers staat de mogelijkheid open om de meest recente geconsolideerde teksten te lezen in de leesruimte.
Wat betekent het voor de onderhandelingen dat er momenteel «onverenigbare» («irreconcilable») verschillen bestaan op bepaalde terreinen tussen de EU en VS, zoals op het gebied van voedsel en dierproeven voor cosmetica? Verwacht u dat de onderhandelingspartners eruit gaan komen? Kunt u aangeven welke «rode lijnen» u trekt?3
Dit betekent dat de onderhandelingen ingewikkeld zijn. Het standpunt van het kabinet voor de inzet en «rode lijnen» voor TTIP is onder meer in de Kamerbrief van 22 april 2014 toegelicht (Kamerstuk 21 501–02 nr. 1372).
Zijn de regels omtrent voedselveiligheid, wijn, cosmetica, investeringsbescherming en corruptie inderdaad de «hete hangijzers» in TTIP? Kunt u per onderwerp aangeven wat de stand van zaken is in de onderhandelingen?4
Dit zijn inderdaad belangrijke discussiepunten. De Europese Commissie heeft recent nog een tekst gepubliceerd met de stand van zaken per onderwerp in de onderhandelingen.5
Wat is de stand van zaken in de onderhandelingen als het gaat om investeringsbescherming? Hoe staan de Amerikanen tegenover het voorstel voor een Investment Court System (ICS)?5
De EU heeft op 12 november 2015 het tekstvoorstel over investeringsbescherming met het Investment Court System voorgelegd aan de VS. Tijdens de 12e onderhandelingsronde in februari jl. is voor het eerst over die voorstellen gesproken. Dit betrof een eerste presentatie door de EU, waarbij de VS aangaf de voorstellen te zullen bestuderen. Tijdens de 13e onderhandelingsronde in april zijn de besprekingen voortgezet, zoals te lezen is in het verslag dat op 20 mei jl. is gepubliceerd door de Europese Commissie.7 De VS hecht net als de EU groot belang aan het verankeren en het bieden van waarborgen van het recht van overheden om in het publieke belang te reguleren. Wat betreft geschillenbeslechting delen de VS en de EU het belang van transparantie en de toegang van derde partijen tot de procesgang. Over de oprichting van het tribunaal van eerste aanleg en het beroepsmechanisme is de VS kritisch.
Klopt het dat bepaalde milieumaatregelen dreigen te worden geschrapt, omdat het «recht om te reguleren» niet is opgenomen in de hoofdstukken die gelekt zijn? Geldt het recht om te reguleren voor alle hoofdstukken? Op welke wijze wordt het recht om te reguleren in TTIP geborgd, en in welk hoofdstuk is dit terug te vinden?6
De afspraken die in TTIP worden voorgesteld, zijn geen belemmering voor het nemen van maatregelen ter bescherming van het milieu. Dit is onder meer te zien in het hoofdstuk over samenwerking op gebied van regelgeving. Het voorstel van de EU9 stelt dat deze samenwerking juist moet bijdragen aan het nemen van maatregelen ter bescherming van publieke belangen, zoals het milieu. Er staat ook expliciet dat de samenwerking niet mag leiden tot het ondermijnen of beperken van dergelijke maatregelen. Dezelfde expliciete bescherming van beleidsruimte staat in meerdere EU-tekstvoorstellen, waaronder die over sanitaire en fytosanitaire maatregelen10, good regulatory practices 11, duurzame ontwikkeling12, investeringsbescherming13, diensten14 en landbouw15.
Klopt het dat TTIP geen mogelijkheid biedt tot het terugdringen van de import van CO2-intensieve brandstoffen, zoals teerzandolie?7 Hoe verhoudt dit zich tot uw eerdere antwoorden over dit onderwerp?8
Zoals in de eerdere Kamervraagbeantwoording (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2014–2015, nr. 620) is aangegeven, is teerzandolie een product dat legaal ingevoerd kan worden in de EU, zolang het voldoet aan de geldende EU-regelgeving. Dat verandert niet door TTIP.
Verder is in het antwoord op vraag 7 al aangegeven dat TTIP de beleidsruimte moet bevatten voor beide partijen om wetgeving op te stellen of aan te passen wanneer het gaat om klimaat- of milieuwetgeving.
Hoe oordeelt u over het feit dat het voorzorgsbeginsel in de gelekte hoofdstukken geen enkele keer wordt genoemd?9
Zoals het kabinet heeft aangegeven in de beantwoording op Kamervragen van het Kamerlid Thieme (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2015–2016, nr. 1970), staat het voorzorgsprincipe niet ter discussie. Dit principe is onderdeel van het Verdrag betreffende de Werking van de Europese Unie en van de afspraken in de WTO. In het EU-tekstvoorstel voor het hoofdstuk over sanitaire en fytosanitaire maatregelen20 staat bijvoorbeeld het volgende als doelstelling:
In het EU-tekstvoorstel voor het hoofdstuk over samenwerking op gebied van regelgeving21 staat:
Op welke wijze kunt u de volgende uitspraak waarmaken, op basis van gelekte of andere hoofdstukken: «Conform uw Kamermotie (Kamerstuk 21 501-02, nr. 1336) zet ik mij ervoor in dat de EU in de TTIP-onderhandelingen onverkort vasthoudt aan het voorzorgsprincipe»?10
Zie antwoord vraag 9.
Hoe oordeelt u over de volgende bewering: «Als de EU nieuwe vormen van regulering wil invoeren rond bijvoorbeeld gevaarlijke stoffen, dan zou het de Amerikaanse bedrijven daarover moeten consulteren. Zij zouden daarna op dezelfde manier betrokken moeten worden bij het tot stand komen van de regulering als hun Europese concurrenten»?11 Kunt u uw antwoord onderbouwen met verwijzingen naar passages uit de gelekte hoofdstukken?
Samenwerking op het gebied van regelgeving (regulatory cooperation) is één van de beoogde onderdelen van TTIP. Deze samenwerking kan veel voordelen opleveren door het tijdig voorkomen van onnodige handelsbelemmeringen. De inzet van de EU is ook online te vinden.27 Samenwerking is alleen van toepassing als beide partijen daar meerwaarde inzien en moet leiden tot verbetering van nieuwe wet- en regelgeving.
Overigens maakt de EU voor nieuwe wet- en regelgeving nu al gebruik van consultaties met belanghebbenden. Dit staat los van TTIP en is bedoeld om zo effectief mogelijke maatregelen te kunnen nemen ter bescherming van mens, dier, plant en milieu.
Zoals veelvuldig door het kabinet aangegeven, zal samenwerking op het gebied van regelgeving nooit in de plaats kunnen komen van de democratische besluitvormingsprocedures. Dit is onder meer aangegeven in verschillende Algemeen Overleggen, de Kamerbrief met het verslag van de Raad Buitenlandse Zaken Handel op 7 mei 2015 (Kamerstuk 21 501-02 nr. 1499) en in recente beantwoording van Kamervragen van het lid Klein (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2015–2016, nr. 2568).
Hoe oordeelt u over de volgende uitspraak van Jorgo Riss, directeur van Greenpeace in de EU: «Before the EU could even pass a regulation, it would have to go through a grueling impact assessment process in which the bloc would have to show interested US parties that no voluntary measures, or less exacting regulatory ones, were possible»?12
Zie antwoord vraag 11.
Zijn de nieuwe artikelen die de VS voorstelt inzake «wetenschap en risico» volgens u te verenigen met uw standpunt over regulatory cooperation?13 14 Kunt u uw antwoord onderbouwen?
Zie antwoord vraag 11.
Hoe oordeelt u over het feit dat de VS op diverse terreinen aangeeft dat zij eerst het Amerikaanse bedrijfsleven moeten consulteren alvorens een reactie te kunnen geven op de Europese voorstellen?15
Zie antwoord vraag 11.
Op welke eisen van Amerikaanse zijde zoals verwoord in de uitgelekte hoofdstukken, zou TTIP volgens u kunnen stranden, uitgaande van de Europese onderhandelingsinzet?
De inzet van het kabinet en van de Europese Commissie, zoals verwoord in het onderhandelingsmandaat28, is veelvuldig met uw Kamer gedeeld en besproken. De VS is daarvan uiteraard ook op de hoogte. Uiteindelijk moet het akkoord beoordeeld worden als de onderhandelingen zijn afgerond en er een concepttekst ligt.
Kunt u bevestigen dat de kans op een «TTIP-lite» verwaarloosbaar is?16
Ja. Nederland, de Europese Commissie en de Amerikaanse overheid delen de mening dat een beperkt akkoord, ook wel TTIP-lite genoemd, niet aan de orde is.
Kunt u inzicht geven in de samenstelling van de adviesgroepen waarmee de Europese Commissie spreekt in de context van TTIP?17
De Europese Commissie publiceert alle informatie over de TTIP-adviesgroep op haar website.31 Hier staan onder meer de agenda’s en verslagen van de bijeenkomsten, inclusief een lijst met leden van de adviesgroep. Het meest recente verslag is van 4 mei 2016.32
Kunt u aangeven in hoeverre regels met betrekking tot de financiële sector nog onderdeel uitmaken van de onderhandelingen over TTIP?
Financiële dienstverlening is onderdeel van de onderhandelingen. De Europese Commissie heeft hier eerder al een toelichting op gegeven.33 In het EU-voorstel voor diensten is ook een apart onderdeel over financiële dienstverlening opgenomen.34
Bent u bereid de onderhandelingen over TTIP te staken zolang er geen uitgebreid publiek debat heeft plaatsgevonden over TTIP?
Het eerste debat met de volksvertegenwoordiging over TTIP dateert van 16 april 2013. Sindsdien is het debat over TTIP ook buiten het parlement in toenemende mate gevoerd. Het kabinet vindt dit een positieve ontwikkeling en zet zich actief in om dit debat te bevorderen, zoals ook aangegeven in de Kamerbrief van 8 juni 2015 over de dialoog met de samenleving (Kamerstuk 21501–02 nr. 1507).
Steunt u het voorstel om een referendum over TTIP te houden?
Het is niet aan het kabinet om te besluiten of zich uit te spreken over een mogelijk referendum.
Deelt u de mening dat de besloten leeskamers voor parlementariërs potsierlijk zijn geworden sinds TTIP Leaks? Bent u bereid hier een eind aan te maken?
De leesruimtes zijn een geschikte manier om, gegeven de balans tussen de vertrouwelijkheid van de onderhandelingen en de democratische controle, de leden van de Eerste en Tweede Kamer toegang te geven tot de geconsolideerde teksten. Het kabinet heeft hiervoor lang gepleit bij de Europese Commissie en bij de VS.
Als de publiciteit rond TTIP Leaks een «storm in een glas water» zou zijn, bent u dan bereid om alle stukken over TTIP openbaar te maken? Zo nee, waarom niet?
Iedere vorm van onderhandeling, of dit nu handelsakkoorden betreft of cao-onderhandelingen, gaat gepaard met enige mate van vertrouwelijkheid gedurende het proces. TTIP is daarin niet anders. Openbaarmaking schaadt de onderhandelingspositie van de EU en daarmee ook de belangen van Nederland.
Deelt u de mening van de Franse president Hollande, dat TTIP in deze fase onaanvaardbaar is? Zo nee, waarom niet?18
Op dit moment is er nog geen akkoord dat het Nederlandse kabinet kan beoordelen.
Deelt u de mening dat ingrijpende handelsverdragen zoals TTIP en CETA19 altijd «gemengde verdragen» moeten zijn, zodat ook de nationale parlementen hun goedkeuring moeten geven? Zo ja, bent u bereid de onderhandelingen te blokkeren indien TTIP en CETA geen gemengde verdragen zouden zijn?
Het kabinet is van mening dat handelsverdragen zoals CETA en TTIP onder de gedeelde competentie van de EU en van de lidstaten vallen en als zodanig gemengde verdragen zijn. Het heeft geen zin om de onderhandelingen te blokkeren, omdat deze kwestie pas ter tafel komt zodra de onderhandelingen afgerond zijn en de goedkeuringsprocedure gestart wordt. In het geval van CETA zal deze procedure beginnen zodra de Commissie met een voorstel voor ondertekening en voorlopige toepassing van het akkoord komt.
Een mogelijk referendum aangaande ‘TTIP’, zoals daartoe wordt opgeroepen en zoals daarover wordt geïnformeerd op de website https://ttip-referendum.nl |
|
Norbert Klein (Klein) |
|
Lilianne Ploumen (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
|
|
|
Heeft u kennisgenomen van het initiatief om een handtekeningenactie te houden ten behoeve van een referendum over de handelsverdragen van de EU met de VS (TIPP) en met Canada (CETA)? Kent u de websites www.ttip-referendum.nl en de informatie zoals deze op het tabblad «achtergrond» op deze website te vinden is?1
Ja.
Bent u het eens met de stelling, zoals deze op deze website te vinden is, dat de onderhandelingen «geheim» zijn? Zo nee, kunt u aangeven onder welke omstandigheden deze onderhandelingsronden plaatsvinden?
Zoals het kabinet op meerdere momenten heeft toegelicht, is transparantie in de onderhandelingen over het EU-VS handelsakkoord (TTIP) van groot belang. De Europese Commissie publiceert al veel informatie. Zo worden alle EU-tekstvoorstellen online gepubliceerd, nadat een eerste versie met de VS is gedeeld. Ook is er voor elk hoofdstuk een toelichting van de inhoud en inzet van de EU en zijn er verschillende factsheets met verdere verdieping. De Europese volksvertegenwoordigers noemen de TTIP-onderhandelingen de meest transparante onderhandelingen ooit (referentienummer: 20150224BKG25024). Wel dient te worden bedacht dat iedere vorm van onderhandeling, of dit nu handelsakkoorden betreft of cao-onderhandelingen, gepaard gaat met enige mate van vertrouwelijkheid gedurende het proces. TTIP is daarin niet anders.
Sinds 1 februari heeft Nederland een leesruimte bij het Ministerie van Buitenlandse Zaken waarin leden van het nationale parlement de vertrouwelijke onderhandelingsdocumenten kunnen inzien van de onderhandelingen over TTIP. Het gaat hierbij om de geconsolideerde onderhandelingsteksten van hoofdstukken, waarvoor zowel de EU als de VS een tekstvoorstel hebben ingediend.
Acht u het logisch dat onderhandelingen achter gesloten deuren plaatsvinden om een goed onderhandelingsresultaat te (kunnen) verkrijgen?
Zie antwoord vraag 2.
Bent u het eens met de stelling, zoals deze op deze website te vinden is, dat er aangaande de totstandkoming van deze verdragen geen democratische controle plaatsvindt?
Het parlement wordt betrokken bij iedere discussie in de Raad over TTIP via geannoteerde agenda’s en verslagen van de Raad Buitenlandse Zaken Handel. De Tweede Kamer heeft in de afgelopen drie jaar meer dan 25 debatten met het kabinet gevoerd, waarbij TTIP aan de orde is gesteld. Ook het Europees parlement wordt gedurende het gehele onderhandelingsproces betrokken. Zo wordt het Europees parlement voor en na elke onderhandelingsronde geïnformeerd over de voortgang. Daarnaast hebben Nederlandse en Europese parlementariërs toegang tot alle EU-onderhandelingsdocumenten, waarvan de meeste inmiddels ook voor het publiek openbaar zijn, en tot alle geconsolideerde onderhandelingsteksten in de leesruimtes.
Indien de onderhandelingen succesvol kunnen worden afgerond, volgt de goedkeuringsprocedure. De bevoegdheidsverdeling en de goedkeuringsprocedure volgen uit het Verdrag van Lissabon, waarover het Nederlandse parlement in 2008 besloot. Voorlopige toepassing is gebruikelijk bij handelsverdragen. Het dient ter overbrugging van het ratificatieproces dat soms meerdere jaren in beslag neemt. Alleen de onderdelen van het verdrag waarvan tussen de Commissie, de Raad en lidstaten wordt vastgesteld dat die onder de bevoegdheid van de EU vallen, komen in aanmerking voor voorlopige toepassing. Voor een volledige beschrijving van de goedkeuringsprocedure verwijst het kabinet naar de Kamerbrief van 15 januari 2016 (Kamerstuk 21 501-02, nr. 1572). Daarnaast heeft uw Kamer op 28 april jl. een motie aangenomen waarin de regering wordt verzocht een parlementair voorbehoud te maken indien de Europese Commissie met een voorstel komt voor de voorlopige toepassing van CETA en dat voorstel eerst voor te leggen aan de Kamer alvorens hierover een standpunt in te nemen (Kamerstuk 21 501-02, nr. 1615).
Klopt de bewering, zoals deze op deze website te vinden is, dat zelfs de door ons gekozen volksvertegenwoordigers in Den Haag en Brussel maar beperkt toegang krijgen tot de onderhandelingen?
Zie antwoord vraag 4.
Klopt de bewering, zoals deze op de betreffende website te vinden is, dat het Europees parlement en de Tweede Kamer vervolgens alleen «ja» of «nee» mogen zeggen tegen het eindresultaat en dat het voorstel niet mag worden aangepast?
Tijdens de onderhandelingen kunnen het Europees parlement en de Tweede Kamer invloed uitoefenen op de onderhandelingen. Zo heeft het Europees parlement bijvoorbeeld op 8 juli 2015 een resolutie aangenomen met daarin voorwaarden voor een uiteindelijk akkoord. Tijdens de verschillende debatten heeft de Tweede Kamer ook moties aangenomen met belangrijke voorwaarden, zoals de bescherming van privacy en het behoud van EU-standaarden. Het Europees parlement en het Nederlandse parlement kunnen het verdrag niet aanpassen, maar wel goed- of afkeuren.
Deelt u de bewering op de betreffende website dat TTIP wetgeving tussen de EU en de VS op grote schaal gelijk wil trekken, waardoor de ruimte voor ons als Nederland om zelf democratische besluiten te nemen ernstig beperkt wordt?
Samenwerking op gebied van regelgeving (regulatory cooperation) is één van de beoogde onderdelen van TTIP. Deze samenwerking kan veel voordelen opleveren door het tijdig voorkomen van onnodige handelsbelemmeringen. Dit kan onder meer gaan om transparantie, delen van onderzoek, erkennen van inspecties en meer overleg tussen regelgevende instanties. Dat betekent niet dat de EU en de VS elkaars standaarden moeten overnemen. Alleen op terreinen waar de EU en de VS meerwaarde zien in samenwerking worden er afspraken gemaakt, die vervolgens via de gebruikelijke democratische besluitvormingsprocedures in de EU en de VS in de praktijk gebracht moeten worden. Dit is een manier om onze regulerende instanties te helpen om effectiever en efficiënter het publieke belang te beschermen. Meer informatie hierover is te vinden op de website van de Europese Commissie en in een apart boekje dat per hoofdstuk de doelstellingen toelicht.2, 3
Uiteraard zijn aan deze samenwerking randvoorwaarden gesteld, zoals onder meer beschreven in de Kamerbrief met het verslag van de Raad Buitenlandse Zaken Handel op 7 mei 2015 (Kamerstuk 21 501-02-1499). Zo mag een instantie die de samenwerking faciliteert enkel een adviesrecht hebben, mogen Europese en nationale democratische procedures niet doorkruist worden en moeten alle belanghebbenden gelijkwaardig een inbreng kunnen hebben. De Europese Commissie erkent deze voorwaarden en gaf aan op precies dezelfde lijn te zitten. De beleidsruimte om mens, dier, plant en milieu te beschermen blijft dus onaangetast door TTIP.
Wordt door TTIP niet alleen huidige maar ook toekomstige wet- en regelgeving tussen de EU en de VS zoveel mogelijk gelijk getrokken? Zo ja, zullen hiervoor uws inziens nieuwe, ongekozen, bureaucratische overlegorganen in het leven worden geroepen?
Zie antwoord vraag 7.
Is het vervolgens de bedoeling, zoals op de betreffende website te lezen valt, dat nieuwe wetgeving door een «regulatory cooperation» achter gesloten deuren en in consultatie met het bedrijfsleven zal worden opgesteld? Zo nee, kunt u dan aangeven wat een «regulatory cooperation» dan zal doen volgens u?
Zie antwoord vraag 7.
Kunt u aangeven waar de bewering, zoal deze op de betreffende website te vinden is, volgens u op is gebaseerd, dat TTIP buitenlandse bedrijven in staat stelt om via geheime arbitragehoven enorme schadevergoedingen te eisen van de Nederlandse overheid, wanneer die democratisch tot stand gekomen beleid wil doorvoeren, dat mogelijk een negatief effect zal hebben op de winsten en investeringen van de bedrijven in kwestie?
In investeringsverdragen of een investeringshoofdstuk in handelsverdragen worden basisregels voor de behandeling van buitenlandse investeerders en hun investeringen opgenomen, zoals wij die ook onder het nationale recht kennen. Deze basisregels zien toe op een eerlijke en billijke behandeling van buitenlandse investeerders, non-discriminatoire behandeling, het onbeperkt overmaken van kapitaal en het stellen van voorwaarden op basis waarvan onteigend mag worden. Mogelijke betaling van compensatie zal alleen van toepassing zijn indien er sprake is van schending van die standaarden en de staat derhalve onjuist heeft gehandeld. Zoals aangegeven in de Kamervraagbeantwoording van 4 maart 2016 (Kamerstuk ah-tk-20152016–1760) wordt in het EU-voorstel voor TTIP expliciet opgenomen dat de beleidsruimte van staten ter behartiging van publieke belangen gewaarborgd is.
Moet hierbij volgens u gedacht worden aan boetes als gevolg van verscherpte consumentenbescherming, milieuwetgeving of verbeterde arbeidsvoorwaarden? Mochten deze boetes oplopen tot miljarden euro’s, zullen volgens u de belastingbetalers daar dan voor opdraaien? Hoe denkt u dit gevolg te voorkomen?
Zie antwoord vraag 10.
Klopt het dat het CETA-verdrag al klaar en openbaar is? Zo ja, wanneer treedt dit verdrag in werking?
In 2014 hebben de EU en Canada overeenstemming bereikt over een onderhandelingstekst. Deze is hierna direct openbaar gemaakt. Na de juridische revisie, afgerond in 2016, is ook de gereviseerde tekst direct openbaar gemaakt. Het verdrag treedt pas in werking als alle stappen in het totstandkomingsproces zijn doorlopen. Dat betekent dat in de Raad in ieder geval overeenstemming bereikt moet worden over ondertekening en sluiting van het akkoord. Als het CETA- akkoord conform de inzet van het kabinet een gemengd akkoord wordt, zullen ook nationale parlementen hun nationale ratificatieprocedures moeten doorlopen.
Kunnen de verdragen TIPP en CETA onderwerp van een Nederlands referendum zijn? Zo ja, welke argumenten kunt u hiervoor aandragen en op welk termijn zou een dergelijke referendum mogelijk zijn? Zo nee, hoe beoordeelt u de oproep op de website om voor een referendum met betrekking tot TTIP en CETA te tekenen?
Indien CETA en TTIP in lijn met de inzet van het kabinet als gemengde akkoorden worden behandeld, worden deze akkoorden onder de Wet Raadgevend Referendum referendabel. Over de termijn waarop een referendum kan worden aangevraagd, valt nu nog niks te zeggen. In het geval van CETA hangt dit af van het tempo waarin de nationale ratificatieprocedure wordt doorlopen. Met betrekking tot TTIP moeten eerst de onderhandelingen nog worden afgerond.
Het kabinet gaat niet over de vraag of er een referendum moet komen. Dit is aan de Nederlandse bevolking.
Nederlandse subsidies aan de Israëlische NGO Breaking the Silence |
|
Joël Voordewind (CU), Kees van der Staaij (SGP), Raymond de Roon (PVV) |
|
Bert Koenders (minister buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
|
|
|
Kent u de berichten «Report: NGO Breaking the Silence collected classified information on IDF»1 en «Outrage over report alleging NGO collects data on IDF tactics?»2
Het kabinet heeft kennisgenomen van de berichtgeving. Het onderzoek door de Israëlische autoriteiten heeft tot dusver niet geleid tot een aanklacht tegen Breaking the Silence. In het algemeen geldt dat het kabinet zich zorgen maakt over de bewegingsruimte van NGO’s in Israël, zoals eerder uiteengezet in antwoorden op Kamervragen van het lid Grashoff van 10 november 2015 (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2015–2016, nr. 566). Het kabinet constateert dat mensenrechtenorganisaties in Israël die kritiek hebben op de regering en op militaire acties vaker negatief worden geportretteerd in de media en het publieke discours. Nederland blijft bij Israël het belang benadrukken van het werk van mensenrechtenorganisaties voor een vrije en diverse samenleving.
Wat is uw reactie op de suggestie naar aanleiding van het onderzoek dat Breaking the Silence geheime en gevoelige informatie verzamelt over de operaties en werkwijze van het Israëlische Defensieleger? Deelt u de mening van de Israëlische premier Benjamin Netanyahu dat Breaking the Silence hiermee onrechtmatig handelt en een «rode lijn» heeft overschreden?
Zie antwoord vraag 1.
Welke criteria hanteert de regering bij het financieren van NGO’s, specifiek Breaking the Silence, via het Human Rights and International Humanitarian Law Secretariat? Wat is het doel van deze specifieke subsidie? Hoe vergewist de Nederlandse regering zich ervan dat dergelijke subsidies rechtmatig worden besteed, en dat het Nederlandse beleid hierdoor niet ondermijnd wordt?3
Mensenrechten zijn de hoeksteen van het buitenlands beleid. In dat kader verleent Nederland onder meer via het Human Rights and International Humanitarian Law Secretariat ondersteuning aan Palestijnse en Israëlische NGO’s. Deze NGO’s komen op voor de rechten van Palestijnse burgers en stellen schendingen door de Palestijnse en Israëlische autoriteiten aan de orde. In dat kader verleent Nederland, samen met Denemarken, Zweden en Zwitserland, via het Human Rights and International Humanitarian Law Secretariat ondersteuning aan de Israëlische NGO Breaking the Silence. Het secretariaat hanteert een zorgvuldige selectieprocedure. Betrokken organisaties dienen zich te houden aan de strenge voorwaarden die het secretariaat stelt. Bij de beoordeling van financieringsaanvragen wordt gekeken of financiering van het donorconsortium niet gebruikt wordt voor activiteiten die in strijd zijn met internationaal recht. De procedures van het Human Rights and International Humanitarian Law Secretariat bieden waarborgen op het terrein van monitoring, transparantie en accountability. Indien geconstateerd zou worden dat er sprake is van schending van de subsidievoorwaarden door een organisatie kunnen maatregelen worden getroffen, waaronder de mogelijkheid de bijdrage op te schorten of te beëindigen. Van een dergelijke constatering is in het geval van de Israëlische NGO Breaking the Silence evenwel geen sprake. Zie tevens het antwoord op vragen 1 en 2.
In hoeverre is en wordt onderzocht of gecontroleerd of de Nederlandse subsidies voor Breaking the Silence op rechtmatige en doelmatige wijze besteed worden?
Zie antwoord vraag 3.
Wanneer de aantijgingen over de onrechtmatigheid van de activiteiten van Breaking the Silence inderdaad kloppen, welke gevolgen heeft dit dan voor de Nederlandse subsidiëring van Breaking the Silence?
Zie antwoord vraag 3.
Het vermeende Oekraïense filmpje dat op internet is geplaatst |
|
Kees Verhoeven (D66), Sjoerd Sjoerdsma (D66) |
|
Ard van der Steur (minister justitie en veiligheid) (VVD), Bert Koenders (minister buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
|
|
|
Bent u bekend met het bericht «Oekraïens dreigement tegen Nederland zou vervalsing zijn»?1
Ja.
Deelt u de mening dat het wenselijk is spoedig een einde te maken aan speculaties over de authenticiteit van dit filmpje?
Zowel de Oekraïense regering als het Azov-bataljon nemen met kracht afstand van de bedreigingen. De filmpjes zijn bekend bij de Nederlandse opsporingsinstanties.
Zo ja, bent u bereid terstond onderzoek te doen naar de herkomst van dit filmpje en de uitkomst daarvan te delen met de Kamer? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Resoluties bij de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties |
|
Kees van der Staaij (SGP), Han ten Broeke (VVD), Raymond de Roon (PVV), Joël Voordewind (CU) |
|
Bert Koenders (minister buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
|
|
|
Bent u ervan op de hoogte dat 20 van de 23 resoluties ingediend tijdens de 70e vergadering van de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties (AVVN) gericht zijn tegen, dan wel direct betrekking hebben op, het handelen van de staat Israël? Hoe beoordeelt u deze handelwijze van de AVVN?
Tijdens de huidige, 70ste zitting van de AVVN, die loopt tot september 2016, zijn tot dusver 19 resoluties aangenomen die direct of indirect betrekking hebben op het handelen van Israël. In het onderhandelingsproces stelde Nederland zich kritisch op en streefde het naar het bereiken van zoveel mogelijk evenwicht in de resoluties. Bij het bepalen van de positie ten aanzien van de resoluties lette Nederland op feitelijke juistheid en op proportionaliteit in taalgebruik over (vermeende) schendingen. Daarbij trok Nederland zoveel mogelijk in EU-verband op. Op basis hiervan heeft Nederland net als voorgaande jaren 15 van de 19 tot nu toe ingediende resoluties gesteund.
Deelt u de mening dat dit disproportionele aantal het discutabele politieke signaal afgeeft dat Israël meer dan enige andere staat ter wereld in overtreding is tegen internationale rechtsregels? In hoeverre heeft Nederland getracht dit te voorkomen?
Zie antwoord vraag 1.
Kan de regering toelichten hoe zij zich heeft opgesteld tijdens genoemde stemmingen en om welke reden zij al dan niet heeft ingestemd met de betreffende resoluties?
Zie antwoord vraag 1.
In hoeverre bent u het eens met de zinsnede uit resolutie 19, die betrekking heeft op de Israëlische aanwezigheid op de Golanhoogte; dat «the continued occupation of the Syrian Golan and its de facto annexation constitute a stumbling block in the way of achieving a just, comprehensive and lasting peace in the region»? Spelen andere partijen in de regio niet een veel grotere rol bij het in stand houden van de regionale conflicten?
De genoemde zinsnede is onderdeel van de jaarlijks terugkerende resolutie over de Israëlische aanwezigheid op de Golanhoogte (AVVN resolutie A/70/L.17). De EU heeft de resolutie dit jaar gesteund, net als in voorgaande jaren. Er heeft dit jaar geen onderhandeling over deze resolutie plaatsgevonden. Het kabinet is van mening dat er vele partijen en factoren een rol spelen bij het in stand houden van de regionale conflicten.
Op welke wijze wil Nederland zich ervoor inzetten dat de AVVN zich in het bijzonder gaat richten op die landen die zich ernstig schuldig maken aan schending van internationale rechtsregels, maar die nu zelden of nooit worden aangesproken?
Nederland zet zich er op verschillende manieren voor in dat landen die het internationaal recht schenden daarop worden aangesproken door de AVVN. De AVVN richt zich bovendien reeds op landen die zich schuldig maken aan ernstige schendingen van het internationaal recht. Zo heeft de AVVN deze zitting resoluties aangenomen over de situatie in Noord-Korea, Iran, Myanmar en Syrië. De EU speelt een belangrijke rol in het agenderen en faciliteren van deze resoluties. Nederland stelt zich proactief op bij de onderhandelingen en bij het verwerven van steun voor desbetreffende resoluties. Daarnaast kunnen in de Derde Commissie van de AVVN zorgwekkende ontwikkelingen in landen aan de orde worden gesteld. Jaarlijks legt de EU daarin een statement af waarin het namens de lidstaten zorgen uitspreekt over mensenrechtenschendingen in specifieke landen. Een ander belangrijk instrument is de Universal Periodic Review (UPR) van de Mensenrechtenraad in Genève, een subsidiair orgaan van de AVVN. Via de UPR leveren alle VN-lidstaten commentaar op elkaars mensenrechtensituatie. Ook Nederland maakt hiervan gebruik om landen systematisch aan te spreken op de mate waarin zij de mensenrechten respecteren.
Het bericht dat Saudi-Arabië LHBT-rechten wilt schrappen uit de VN-doelstellingen |
|
Sjoerd Sjoerdsma (D66), Pia Dijkstra (D66) |
|
Bert Koenders (minister buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
|
|
|
Wat is uw reactie op het bericht: «Saoedi-Arabië wil holebirechten schrappen uit VN-doelstellingen»?1
De duurzame-ontwikkelingsdoelen (Sustainable Development Goals, SDG’s) zijn het resultaat van onderhandelingen tussen lidstaten. De doelen zijn bij consensus aangenomen. Nederland is tevreden over de verankering van mensenrechten in het algemeen, en het non-discriminatiebeginsel in het bijzonder, in de SDG’s. Dit is een belangrijke verbetering ten opzichte van de Millenniumdoelen (MDG’s).
Daarbij is het goed te benadrukken dat er nooit sprake is geweest van expliciete opname van gelijke rechten voor LHBT’s in de SDG’s. Ze maakten geen deel uit van eerdere voorstellen, noch van het definitieve SDG-uitkomstendocument dat tijdens de SDG-top in New York van 25 -27 september jl. door alle VN-lidstaten aangenomen is. Het alsnog schrappen van deze rechten uit de SDG’s, zoals het geciteerde bericht in De Morgen lijkt te suggereren, is dan ook niet aan de orde.
Het algemene non-discriminatieprincipe dat in de doelen is vastgelegd geldt voor iedereen, ongeacht seksuele oriëntatie of genderidentiteit. Dat betekent dan ook dat gelijke rechten voor LHBT’s wel degelijk onderdeel uitmaken van de post-2015-agenda. In het SDG-uitkomstendocument zijn tevens diverse verwijzingen naar kwetsbare groepen opgenomen. Het principe «Leave No One Behind» is stevig verankerd in de SDG’s. Ook dit principe geldt voor iedereen, dus ook voor LHBT’s.
Bent u bereid Saoedi-Arabië in VN-verband of bilateraal verband aan te spreken over de opmerkingen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 1.
Wat vindt u van de opvatting dat de VN-doelstellingen in twijfel mogen worden getrokken omdat ze in strijd zijn met de islamitische wet? Deelt u de mening van Saudi-Arabië?
Zie antwoord vraag 1.
Deelt u de mening dat het ontoelaatbaar is als deze rechten verdwijnen uit de doelstellingen van de VN? Zo ja, hoe gaat u voorkomen dat Saudi-Arabië zijn voornemen doorzet?
Zie antwoord vraag 1.
Bent u bereid erop aan te dringen dat LHBT-rechten alsnog in de nieuwe Duurzame Ontwikkelingsdoelen worden opgenomen? Indien dit niet mogelijk is, hoe gaat u er dan voor zorgen dat de LHBT-rechten worden gewaarborgd in de VN-lidstaten?
Zie antwoord vraag 1.
Deelt u de mening dat het tegenstrijdig is dat Saudi-Arabië voorzitter is van een belangrijk forum van de Mensenrechtenraad en tegelijkertijd mensenrechten niet erkent? Zo ja, wat gaat u hieraan doen?
De Permanent Vertegenwoordiger bij de Verenigde Naties in Genève van Saoedi-Arabië, Faisal Trad, is door zijn regionale groep, de Aziatische groep, aangewezen als lid van de zogeheten Consultative Group. De regionale groepen stellen zelf iemand uit hun midden aan in deze commissie. Deze persoon functioneert vervolgens op persoonlijke titel. De leden van de Consultative Group kiezen zelf hun voorzitter.
Denkt u dat het forum met «onafhankelijke experts» evenwichtig en effectief mensenrechten kan bevorderen, als het land van de voorzitter pleit voor het schrappen van belangrijke mensenrechten uit de VN-doelstellingen?
De adviezen van de Consultative Group komen tot stand op basis van strikte voorschriften en zijn openbaar. De voordrachten worden gedragen door de gehele commissie. Deze vallen niet onder de eigen bevoegdheid van de voorzitter. Naast de Permanent Vertegenwoordiger uit Saoedi-Arabië komen de leden uit Algerije, Chili, Griekenland en Letland.
Klopt het dat Saudi-Arabië, als lid van de Organisatie van de Islamitische Samenwerking (OIS), de Caïro-verklaring heeft erkend? Zo ja, wat is de verhouding tussen de Caïro-verklaring en de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens (UVRM)? Hoe is het Nederlandse mensenrechtenbeleid gericht op bevordering van mensenrechten in lidstaten van de OIS?
Ja. De Caïro-verklaring inzake mensenrechten binnen de islam is een verklaring van de lidstaten van de Organisatie van de Islamitische Samenwerking (OIS) over mensenrechten vanuit islamitisch perspectief. De islamitische wetgeving (sharia) vormt het fundament voor deze verklaring. De Caïro-verklaring zelf geeft aan complementair te zijn aan de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens (UVRM), en deze niet te vervangen. Echter, op cruciale punten is de Caïro-verklaring strijdig met de UVRM. Het mag geen twijfel lijden dat de UVRM, die als basis heeft gediend voor een groot aantal mensenrechtenverdragen, leidend is als belangrijkste internationale standaard op het gebied van mensenrechten. Nederland zal derhalve de normen die in de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens zijn vastgelegd blijven uitdragen, ook in de lidstaten van de OIS. Ten aanzien van de specifieke Nederlandse mensenrechteninzet in de lidstaten van de OIS verwijs ik u graag naar de Mensenrechtenrapportage die jaarlijks met Uw Kamer gedeeld wordt.
De 70e Algemene Vergadering van de Verenigde Naties (AVVN) |
|
Henk Krol (50PLUS) |
|
Bert Koenders (minister buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
|
|
|
Ten behoeve van de voorbereiding van de AVVN nodigt uw ministerie «vertegenwoordigers van het maatschappelijk veld» te weten jongeren-, vrouwen-, werkgevers- en werknemersorganisaties uit1 waarom nodigt het ministerie geen ouderenorganisaties uit?
Het is goed gebruik dat de Minister van Buitenlandse Zaken elk jaar leden van het parlement en vertegenwoordigers van het maatschappelijke veld uitnodigt om als onderdeel van een politiek-maatschappelijke delegatie een bezoek te brengen aan de Verenigde Naties in New York. Tijdens het bezoek wordt de delegatie onder andere in de gelegenheid gesteld om bijeenkomsten bij te wonen van de AVVN, die elk jaar vergadert van september tot ongeveer het einde van het kalenderjaar. Dit jaar vond de opening van de zogenaamde ministeriële week plaats op 28 september. Het bezoek van de politiek-maatschappelijke delegatie zal plaatsvinden van 19 t/m 23 oktober.
Het parlement en de deelnemende organisaties, met uitzondering van de jongerenorganisatie, trekken zelf geen leeftijdsgrenzen als het gaat om het afvaardigen van een delegatielid en vertegenwoordigen zodoende de gehele Nederlandse samenleving. Zo neemt dhr. Krol dit jaar deel aan de politiek-maatschappelijke delegatie namens zijn partij 50PLUS, die opkomt voor de belangen van ouderen. De verschillende deelnemende organisaties kunnen zelf kiezen wie ze afvaardigen.
Bent u bereid ouderenorganisaties alsnog uit te nodigen? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie antwoord vraag 1.
Welke mogelijkheden ziet u om de demografische ontwikkelingen in verschillende landen en de gevolgen (en mogelijke oplossingen) daarvan aan te kaarten tijdens de AVVN?
Demografische ontwikkelingen hebben grote impact op welvaart en welzijn van samenlevingen. Omdat het aantal kinderen dat wordt geboren grote invloed heeft op deze ontwikkelingen zet Nederland vooral in op de bevordering van seksuele en reproductieve gezondheid en rechten (SRGR), inclusief gendergelijkheid, family planning en anti-conceptie. SRGR en gendergelijkheid zijn Nederlandse speerpunten. In de 70ste zitting van de AVVN zal Nederland daarom aandringen op uitvoering van de Actieprogramma’s van de Conferentie over bevolking en ontwikkeling (ICPD, Cairo, 1994), de vierde Wereldvrouwenconferentie (Beijing, 1995) en de uitkomsten van hun reviews. Verder zet Nederland zich in voor de uitvoering van Nederlandse beleidsprioriteiten in de Tweede en Derde Commissie, de Commission on the Status of Women, de Commission on Population and Development en in de fondsen en programma’s, waaronder het Bevolkingsfonds van de VN (UNFPA). Deze organisatie houdt zich bezig met SRGR, gendergelijkheid en demografische ontwikkelingen. UNFPA is leidend in het uitvoeren van volkstellingen, vooral in zuidelijke landen, ongeveer elke tien jaar. De uitkomsten van deze volkstellingen vormen weer de basis voor bevolkingsprognoses, waardoor bevolkingsgroei, krimp, bevolkingssamenstelling en vergrijzing in kaart gebracht worden. UNFPA ondersteunt overheden om deze bevolkingsontwikkelingen te analyseren en te gebruiken voor planningsdoeleinden.
Tijdens de jaarlijkse sessie van de VN Commissie over Bevolking en Ontwikkeling worden demografische ontwikkelingen besproken en de gevolgen daarvan voor algemene ontwikkelingen van landen. Daarnaast komen demografische ontwikkelingen ter sprake in de AVVN. De Minister van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking heeft zich tijdens de ministeriële week van de AVVN, eind september, ingezet voor de wereldwijde verbetering van de positie van vrouwen en meisjes en vooruitgang op SRGR. Zij heeft tijdens de top aan een aantal evenementen deelgenomen over dit onderwerp. Voorafgaand aan de ministeriële week zijn de «Sustainable Development Goals» aangenomen. Nederland heeft zich sterk ingezet voor de doelen over seksuele en reproductieve gezondheid en rechten en gendergelijkheid en zal aan de verwezenlijking daarvan blijven werken.
Welke mogelijkheden ziet u om de wereldwijde demografische ontwikkelingen en de verschillen tussen continenten aan te kaarten tijdens de AVVN?
Zie antwoord vraag 3.
Bent u bereid deze vragen op zeer korte termijn te beantwoorden?
Ja, op zo kort mogelijke termijn.
De inzet van Nederland bij de bijeenkomst in Riga tussen de EU en de VS over o.a. terrorismebestrijding, databescherming en migratie |
|
Marit Maij (PvdA), Jeroen Recourt (PvdA) |
|
Ard van der Steur (minister justitie en veiligheid) (VVD), Bert Koenders (minister buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
|
|
|
Waarom is de Tweede Kamer niet geïnformeerd over de Nederlandse en Europese inzet bij de bijeenkomst van Europese en Amerikaanse ministers van Veiligheid en Binnenlandse Zaken op 2 en 3 juni 2015 in Riga?1
De EU-VS Justitie en Binnenlandse Zaken (JBZ) ministeriele bijeenkomst die op 2-3 juni in Riga werd gehouden betreft een regulier overleg op ministerieel niveau tussen de EU en de VS betreffende de terreinen justitie en binnenlandse zaken, dat tweemaal per jaar plaatsvindt. De EU wordt tijdens de bijeenkomsten vertegenwoordigd door de Europese Commissie en het Voorzitterschap van de Raad. Het inkomend Voorzitterschap van de Raad is eveneens aanwezig. Andere EU lidstaten worden voor deze bijeenkomsten normaliter niet uitgenodigd. Er worden geen conclusies aangenomen tijdens deze bijeenkomsten. Het Voorzitterschap zal de JBZ-Raad van 15-16 juni informeren over het verloop van de besprekingen in Riga. Uw Kamer wordt, zoals te doen gebruikelijk, hierover geïnformeerd middels de geannoteerde agenda van de JBZ-Raad en middels het verslag van de Raad. Daarnaast wordt door het Raadssecretariaat een verslag opgesteld, dat te vinden is op Extranet, de online databank voor Raadsdocumenten. Waar aangewezen wordt uw Kamer op de onderdelen van de samenwerking tussen de EU en de VS specifiek geïnformeerd.
Klopt het dat er een conceptovereenkomst bestaat tussen de EU en de VS over concrete samenwerking op onder andere terrorismebestrijding, migratie en databescherming, die wordt bekrachtigt tijdens deze bijeenkomst? Zo ja, hoe luidt dit concept en welke afspraken worden daarin voorgesteld? Waarom is dit concept niet naar de Kamer gestuurd? Op welke wijze kunt u de Kamer alsnog informeren?
Tijdens het voorbereidende hoogambtelijke EU-VS JBZ overleg van 3-4 februari jl. is afgesproken om de EU-VS JBZ verklaring die sinds 2009 de inhoudelijke basis vormt voor deze reguliere bijeenkomsten (doc. 15184/09), te hernieuwen. In de gebruikelijke EU gremia is vervolgens de EU inzet bij de onderhandeling over deze verklaring bepaald. Hierbij zij wellicht ten overvloede vermeld dat het een politieke verklaring betreft en niet een de Lidstaten of de EU bindende overeenkomst betreffende samenwerking op deze terreinen. Nederland hecht aan voortgang in de relatie tussen de VS en de EU, met inachtneming van de bestaande voorwaarden en kaders voor de afzonderlijke in de verklaring opgenomen onderwerpen. Nederland kon zich vinden in het onderhandelingsmandaat, waarin een conceptverklaring is opgenomen, dat op 28 mei jl. door de Raad is vastgesteld (doc. 8674/15). Op basis van dit mandaat is door de Europese Commissie, EDEO en het Voorzitterschap van de Raad verder gesproken met de Amerikaanse partners, waarna de verklaring «Riga statement on Enhancing transatlantic cooperation in the area of Justice, Freedom and Security» tijdens de ministeriele bijeenkomst in Riga op 3 juni jl. is aangenomen.
De verklaring behelst de onderwerpen gegevensbescherming, terrorismebestrijding, migratie en grensbeheer, witwassen, vuurwapens en explosieven, cybercrime, drugs, gegevensuitwisseling en strafrechtelijke samenwerking en samenwerking met derde landen. De verklaring heeft het karakter van het wederzijds uitspreken van het belang van samenwerking op de genoemde terreinen. Vaak betreft het een bevestiging van reeds lopende trajecten, waarover de Kamer bij verschillende gelegenheden is geïnformeerd. De verklaring is door het Letse Voorzitterschap van de Raad op de eigen website geplaatst en zal tevens te raadplegen zijn op Extranet, de online databank voor Raadsdocumenten (het documentnummer van de verklaring is op het moment van schrijven nog niet bekend).
Wat is de inzet van Nederland geweest bij het tot stand komen van deze afspraken? Op welke wijze is de EU tot één gezamenlijke inzet voor de bijeenkomst gekomen? Welke punten in de Europese inzet zijn overeenkomstig de inzet van Nederland en welke niet?
Zie antwoord vraag 2.
Bent u persoonlijk bij de bijeenkomst en onderhandelingen in Riga aanwezig? Zo nee, op welke wijze is Nederland daar vertegenwoordigd?
Zie antwoord vraag 1.
Klopt het dat de Europese en Amerikaanse ministers van Veiligheid en Binnenlandse Zaken twee keer per jaar met elkaar overleggen? Klopt het dat de Tweede Kamer over de inzet van Nederland bij deze bijeenkomsten niet structureel vooraf en tijdig wordt geïnformeerd? Waarom niet? Op welke wijze kunt u de informatievoorziening en daarmee de parlementaire controle van het parlement voor deze bijeenkomsten verbeteren?
Zie antwoord vraag 1.
Bent u bereid deze vragen, gelet op de zeer korte termijn waarop deze bijeenkomst in Riga plaatsvindt, per omgaande te beantwoorden?
Ik heb ernaar gestreefd uw vragen op zo kort mogelijke termijn te beantwoorden.
Uitspraken ten aanzien van een Europese zetel in de VN Veiligheidsraad |
|
Bram van Ojik (GL) |
|
Bert Koenders (minister buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
|
|
|
Tijdens uw bezoek aan New York1 sprak u over mogelijkheden om de VN-Veiligheidsraad op (middel)lange termijn te hervormen2; welke concrete mogelijkheden ziet u?
In de VN vinden de Intergovernmental Negotiations on reforming the Security Council plaats onder voorzitterschap van de Jamaicaanse Permanent Vertegenwoordiger Courtenay Rattray. Het Koninkrijk der Nederlanden dringt in deze onderhandelingen actief aan op hervormingen. Zo heeft de Minister-President het belang van dit onderwerp onderstreept tijdens zijn speech voor de AVVN in september 2014. Verder ondersteunt het kabinet het werk van Ambassadeur Rattray met extra personeel om hem in staat te stellen terrein te winnen op het gebied van Veiligheidsraadhervormingen.
Op welke manier zet u u in voor een Europese zetel in de VN-Veiligheidsraad?
Het kabinet draagt dit standpunt actief uit in de VN en andere fora en waar opportuun ook in de EU.
Zet u u ook binnen de Europese Unie in om draagvlak te creëren voor een permanente zetel voor de Europese Unie in de VN-Veiligheidsraad? Welke opvattingen leven er binnen de EU over uw pleidooi om de EU een permanente zetel in de VN-Veiligheidsraad toe te kennen?
Ja. Het krachtenveld in de EU over hervorming van de VN-Veiligheidsraad is echter complex. Sommige EU-landen zijn zelf permanent lid, andere streven naar permanent lidmaatschap en weer andere zijn nog nooit tijdelijk lid geweest.
Hoe duidt u de houding van andere permanente leden van de VN-Veiligheidsraad over een mogelijke permanente zetel voor de Europese Unie?
De permanente leden stellen zich behoedzaam op in de discussie over hervorming van de VN-Veiligheidsraad.
Acht u een permanente zetel voor de Europese Unie in de VN-Veiligheidsraad haalbaar? Zo ja, op welke termijn?
Ja, het kabinet acht dit haalbaar. De laatste hervorming van de VN-Veiligheidsraad dateert van 1965. Daar komt bij dat, als we de huidige situatie accepteren, we op de lange termijn riskeren dat de VN aan geloofwaardigheid en legitimiteit inboet.
Ziet u een beperking van het vetorecht van de permanente leden als een mogelijke hervorming van de VN-Veiligheidsraad?3 Zo ja, gelooft u dat dit voorstel kans van slagen heeft?
Beperking van het vetorecht vereist instemming van alle permanente leden en is daarom geen sinecure. Het kabinet wil zich er echter niet bij neerleggen dat de VN Veiligheidsraad ten aanzien van Syrië en Oekraïne in sommige gevallen niet in staat is om op te treden. Het steunt daarom actief het Franse initiatief om tot beperking van het gebruik van het vetorecht te komen in het geval van massale wreedheden. Het feit dat Frankrijk zelf een van de permanente leden van de VN-Veiligheidsraad is vergroot de geloofwaardigheid van dit voorstel. De hoop is in eerste instantie dat sommige permanente leden het voorbeeld van Frankrijk volgen en gebruik van het veto zelf beperken.
Bent u voorts van mening dat een eventuele permanente zetel voor de Europese Unie vergezeld zou moeten gaan van een vetorecht?
Het kabinet is geen voorstander van nieuwe vetorechten.
Deelt u de mening dat ook andere regionale samenwerkingsverbanden een permanente zetel zouden moeten krijgen om een evenwichtiger vertegenwoordiging van de verschillende werelddelen te bewerkstelligen?
Het Koninkrijk der Nederlanden is voor een evenwichtiger vertegenwoordiging van de verschillende werelddelen in de VN-Veiligheidsraad. De VN-Veiligheidsraad dient representatief te zijn voor het huidig VN-lidmaatschap. Het is mede aan andere regionale groepen om voorstellen te doen voor de wijze waarop deze representativiteit dient te worden gerealiseerd. Tegelijkertijd dienen we ervoor te waken dat een te grote uitbreiding van de Veiligheidsraad ten koste gaat van zijn effectiviteit.
Bent u voornemens om een hervorming van de VN-Veiligheidsraad onderdeel te maken van de Nederlandse campagne voor een tijdelijke zetel in de VN-Veiligheidsraad in 2017?
Ja.
De vulkaanuitbarsting op Fogo, Kaapverdië |
|
Roelof van Laar (PvdA) |
|
Lilianne Ploumen (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
|
|
|
Bent u bekend met het bericht «Kaapverdische dorpen dreigen te worden vernietigd door vulkaanuitbarsting»1?
Ja.
Kunt u een inschatting geven van hoe de situatie op dit moment op en rondom het eiland Fogo is na het uitbarsten van de vulkaan Pico de Fogo?
Volgens de laatste berichten zijn rondom de vulkaan 1.080 mensen geëvacueerd. Zij zijn allen opgevangen in centra die in 1995 waren gebouwd bij de vorige uitbarsting van de Pico de Fogo, of bij gastgezinnen. Kinderen gaan weer naar school, toegang tot gezondheidszorg is mogelijk en er wordt eten geleverd aan de families in de opvangcentra. Wel zijn al 450 hectare land en grote delen van de leefomgeving van enkele gemeenschappen verwoest. Als de uitbarsting door blijft gaan, bereikt de lava in het ergste geval over enkele dagen het Fernão Gomes gebied, waardoor 2.109 extra mensen zouden moeten worden geëvacueerd. Er is voor hen al preventief naar opvang gezocht. De VN rapporteert regelmatig over de situatie en maakt inschattingen van de risico’s.
Welke acties ondernemen de Europese Unie en/of de individuele lidstaten van de EU om Fogo en haar inwoners die hun huizen hebben moeten ontvluchten te helpen?
In Europees verband heeft Portugal zogenaamde in-kind assistance aangeboden. Zij heeft een marineschip met speciale communicatieapparatuur, een helikopter voor lokaal transport en hulpgoederen zoals bedden, dekens en maskers naar Kaapverdië gestuurd. De Europese Commissie betaalt een deel van de transportkosten en heeft twee civiele experts meegestuurd om de The United Nations Disaster Assessment and Coordination (UNDAC) te ondersteunen. Na inventarisatie bleken Nederlandse experts niet beschikbaar voor deze missie.
Daarnaast heeft de Europese Commissie (DG ECHO) een substantiële bijdrage gedaan aan het Disaster Relief and Emergency Fund (DREF). De International Federation of Red Cross and Red Crescent Societies (IFRC) beheert het DREF. Gelden die vrijgemaakt worden uit dit fonds zijn bedoeld voor kleine, stille rampen. Het IFRC heeft CHF 45.392 uit het fonds besteed aan de crisis op Fogo. Besloten is dit bedrag te verhogen met CHF 63.347 tot CHF 108.739. Activiteiten die worden ondernomen richten zich voornamelijk op Non-Food Items (NFI’s) en shelter. De noden kunnen door deze inzet gelenigd worden.
Is een Nederlandse bijdrage die hierop aansluit gewenst? Zo ja, overweegt Nederland om ook zelf deze bijdrage te leveren uit bijvoorbeeld het noodhulpfonds? Zo ja, om wat voor bijdrage gaat het? Zo nee, waarom niet?
Het Kabinet overweegt vooralsnog niet een bijdrage te doen. Het IFRC classificeert de uitbarsting van de vulkaan als een kleine, stille ramp. Volgens bestaande afspraken beslist het Nederlandse Rode Kruis (NRK) op basis van de hulpvraag en het hulpaanbod of een bijdrage uit de blokallocatie opportuun is. Aangezien het IFRC appeal al voor 100% gedekt is door onder andere de Europese Commissie en de noden met de huidige inzet kunnen worden gelenigd, is besloten geen bijdrage aan het DREF appeal te doen.
Het Kabinet houdt de situatie in de gaten. Wanneer de situatie verslechtert, kan een bijdrage alsnog worden overwogen.
Het bericht “Mansveld niet naar klimaattop in Lima” |
|
Liesbeth van Tongeren (GL) |
|
Mark Rutte (minister-president , minister algemene zaken) (VVD) |
|
|
|
|
Deelt u de mening dat – ook bij verhindering van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu – Nederland door een bewindspersoon vertegenwoordigd moet worden bij de klimaattop in Lima (COP20)?1
Het heeft uiteraard de voorkeur dat de verantwoordelijke bewindspersoon aanwezig is bij een ministerieel deel van een klimaatconferentie. In verband met urgente privéomstandigheden van de Staatssecretaris, heeft zij echter moeten besluiten om niet naar Lima af te reizen. Omdat naast de Staatssecretaris de klimaatgezant inhoudelijk het meest betrokken is, ligt het voor de hand dat hij haar vervangt, in plaats van een andere bewindspersoon. Hij heeft ook deelgenomen aan de voorbereidende internationale overleggen en treedt op als leider van de delegatie.
Heeft u overwogen een ander bewindspersoon af te vaardigen? Zo nee, waarom niet?
Zie het antwoord op vraag 1.
Heeft de klimaatgezant, die de Staatssecretaris vervangt, voldoende armslag om namens Nederland een hogere CO2-reductie toe te zeggen dan 40%?
In Lima wordt gewerkt aan drie hoofdpunten, waarvoor de EU gezamenlijk een mandaat heeft vastgesteld. Ten eerste aan de concepttekst van het nieuwe klimaatakkoord dat we in Parijs in 2015 overeen willen komen. Tweede punt is een besluit over de manier waarop elk land zijn nationale ambitie inbrengt. En ten derde moeten we vooruitgang boeken op klimaatactie voordat het nieuwe akkoord in 2020 in werking treedt. Het toezeggen van een hogere reductie is nu niet aan de orde. De EU was met een doelstelling van ten minste 40% in 2030 immers een van de eersten met het vaststellen van een bijdrage. Alle partijen bij het UNFCCC hebben tot en met het eerste kwartaal van 2015 de tijd om hun bijdrage in te dienen.
Heeft de klimaatgezant de mogelijkheid om een ruimere bijdrage aan de Green Climate Fund toe te zeggen als dat een deal dichterbij brengt?
Ook dit is in Lima niet aan de orde.
Welke nadelen heeft de afwezigheid van de Staatssecretaris op de onderhandelingsruimte voor Nederland en het welslagen van de onderhandelingen?
Een team van onderhandelaars uit de Lidstaten en de Europese Commissie onderhandelt in Lima – binnen het in raadsconclusies vastgelegde mandaat – namens de EU. De afwezigheid van de Staatssecretaris heeft op de onderhandelingsruimte geen effect. In de brief van 19 november jl (Kamerstuk 31 793, nr. 93) is wel een aantal specifieke punten belicht, die Nederland in wil brengen. Het heeft uiteraard de voorkeur als deze door de verantwoordelijke bewindspersoon kunnen worden ingebracht. Zoals gezegd (antwoord 1) zullen deze bij afwezigheid van de Staatssecretaris door de klimaatgezant worden ingebracht.
Kunt u deze vragen per ommegaande beantwoorden, aangezien de top (high level segment) vandaag, dinsdag 9 december, al begonnen is en loopt tot en met aanstaande vrijdag 12 december?
Ja.
De uitvoering van de motie aangaande het tegengaan van straffeloosheid voor genocide in Guatemala |
|
Harry van Bommel (SP) |
|
Bert Koenders (minister buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
|
|
|
Herinnert u zich de motie die de regering verzoekt zich meer en zichtbaarder in te spannen om straffeloosheid voor genocide in Guatemala tegen te gaan?1
Ja.
Deelt u de opvatting dat de strafrechtelijke vervolging van genocide in Guatemala sinds het aannemen van deze motie nog meer onder druk is komen te staan? Indien neen, waarom niet?
Sinds de annulering van de veroordeling van oud-dictator Ríos Montt voor genocide en misdaden tegen de menselijkheid in mei 2013 door de Guatemalteekse Grondwetsraad is er nog een aantal ontwikkelingen geweest die de strafrechtelijke vervolging van misdrijven in Guatemala verder hebben bemoeilijkt. Zo werd de termijn van Procureur Generaal Claudia Paz y Paz, tijdens wiens mandaat de zaak tegen Ríos Montt is ingezet, vervroegd beëindigd. Ook is één van de rechters die Ríos Montt heeft veroordeeld, dit jaar uit haar ambt ontzet. Tot slot is het benoemingsproces van nieuwe magistraten de afgelopen maanden bekritiseerd door de internationale gemeenschap en het maatschappelijk middenveld vanwege gebrek aan transparantie. Het vervolg van de zaak tegen Ríos Montt, thans gepland voor 5 januari 2015, vindt daardoor plaats onder auspiciën van een juridische macht die niet boven alle twijfel lijkt te zijn verheven.
Kunt u aangeven wat er tot op heden is ondernomen om de motie uit te voeren?
De motie is als ondersteuning van beleid aangenomen. Nederland kent, in ieder geval tot 2016, in de regio het Midden Amerika Programma, waar mensenrechten en toegang tot justitie onderdeel van uitmaken. Nederland steunt uit dit programma een aantal organisaties in Guatemala, waaronder UNDP/PAJUST, die zich inzetten tegen straffeloosheid in Guatemala.
De Nederlandse ambassadeur in Costa Rica, die medegeaccrediteerd is voor Guatemala, heeft op 24 en 25 juli een bezoek gebracht aan Guatemala en daar gesproken met de recent benoemde procureur generaal Aldana, een aantal mensenrechtenorganisaties en de viceombudsman. Tijdens deze gesprekken stonden de mensenrechtensituatie en straffeloosheid centraal.
Ambassadeur in Algemene Dienst Piet de Klerk bezocht op 7 oktober j.l. Guatemala, vergezeld door de Nederlandse ambassadeur, voor hoogambtelijke bilaterale consultaties waar ook gesproken is over transitional justice en mensenrechten.
Ook was de ambassade op 27 november 2014 op uitnodiging van de NGO Impunity Watch in Guatemala aanwezig bij een forum over mogelijke amnestie in het Ríos Montt proces.
Hoe bent u van plan in de toekomst gevolg te geven aan de oproep in de motie? Deelt u de mening dat het goed zou zijn als Nederland zich duidelijk uitspreekt tegen de voortdurende straffeloosheid voor genocide in Guatemala en zich er voor inzet dat processen over deze kwestie worden gemonitord en dat de International Commission against Impunity in Guatemala (CICIG) wordt gesteund? Wilt u uw antwoord toelichten?
De ambassade te San Jose zal versterkt worden met de plaatsing van een medewerker, die zich zal bezighouden met veiligheid en mensenrechten in de regio. Tevens zal de Nederlandse mensenrechtenambassadeur voor de zomer een bezoek brengen aan Guatemala.
Tot slot heb ik het voornemen gezien de pregnante situatie, en de blijvende aandacht vanuit Nederland voor de regio in het algemeen en voor de mensenrechtensituatie in Guatemala in het bijzonder, te bekijken of succesvolle projecten uit het Midden Amerika Programma na 2015 kunnen worden voortgezet, met middelen uit het Mensenrechtenfonds.
Als het gaat om verklaringen over de mensenrechtensituatie en straffeloosheid treedt Nederland op in EU-verband. Daartoe onderhoudt Nederland nauwe contacten met de EU-delegatie in Guatemala. Afgelopen april gaf de EU een verklaring uit over sancties opgelegd aan Yasmin Barrios, één van de rechters die Ríos Montt veroordeelde wegens genocide. In mei jl. sprak de EU zich uit over het belang van transparantie in het benoemingsproces van nieuwe rechters.
De waarde van CICIG mag niet worden onderschat. Het mandaat van CICIG verloopt in september 2015. Een noodzakelijke stap voor verlenging van het mandaat is een verzoek van Guatemala. Guatemala is van mening dat zij geen buitenlandse waarnemers meer nodig heeft en gaat daarom niet in discussie over verlenging van het mandaat. Nederland zal bilateraal en in EU-verband bepleiten dat Guatemala een verlenging van het mandaat van CICIG verzoekt.
De Turkse racismebeschuldiging aan het adres van Nederland |
|
Joram van Klaveren (GrBvK), Louis Bontes (GrBvK) |
|
Bert Koenders (minister buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
|
|
|
Bent u bekend met het bericht «Turkije beticht Nederland van racisme»?1
Ja.
Deelt u de visie dat de Turkse regering zichzelf belachelijk maakt met deze onzinnige beschuldiging? Zo neen, waarom niet?
Ik heb diezelfde dag mijn Turkse collega Cavusoğlu gebeld en hem namens het kabinet de ernstige zorgen over deze opmerkingen overgebracht. Ik heb erop gewezen dat Nederland een eigen integratiebeleid voert en dat hierbij geen inmenging past van andere landen.
Bent u bereid om de Turkse regering te wijzen op de enorme oververtegenwoordiging van Turken in Nederland op het gebied van schooluitval, taalachterstanden, uitkeringsafhankelijkheid en criminaliteit?
Het Kabinet spant zich in om de inburgering van immigranten te bevorderen. De Turkse autoriteiten zijn verder bekend met het Nederlandse standpunt dat Nederland een eigen integratiebeleid voert en dat hierbij geen inmenging past van andere landen. Het kabinet zal dit standpunt blijven uitdragen in contacten met de Turkse autoriteiten.
Hoe oordeelt u over het feit dat de helft van de Turken in Nederland vindt dat Nederlandse vrouwen te veel vrijheid hebben, dat 80% van de Turken begrip heeft voor geweld tegen niet-moslims en dat het antisemitisme onder deze groep welig tiert? Heeft u deze feiten al meegegeven aan de Turkse regering?
Zie antwoord vraag 3.
Begrijpt u dat de uitspraak van president Erdogan dat Turken in Europa vooral níet moeten integreren en het gegeven dat Turkse moskeeën en organisaties in Nederland door Turkije worden bekostigd, de integratie niet ten goede komen?
Zie antwoord vraag 3.
Denkt u dat de Turkse overheid de bezetting van Cyprus, de achterstelling van christenen en de vervolging van Koerden eveneens ziet als vormen van racisme?
Hiervan is mij niets bekend.
Bent u bereid om de toetredingsonderhandelingen van Turkije tot de EU per direct te stoppen? Zo neen, waarom niet?
Nee. Turkije is kandidaatlidstaat, onderhandelingen vinden plaats sinds 2005, en worden gevoerd volgens de eerder met Uw Kamer besproken criteria.
Het bericht dat een medewerkster van de Nederlandse ambassade in Bagdad gevoelige informatie zou hebben gelekt |
|
Harry van Bommel (SP) |
|
Jeanine Hennis-Plasschaert (minister defensie) (VVD), Bert Koenders (minister buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
|
|
|
Kent u het bericht «Veiligheidslek: Nederlandse ambassade in Bagdad geïnfiltreerd»?1
Is er een verdenking dat een Iraakse medewerkster van de Nederlandse ambassade in Bagdad al jaren gevoelige informatie aan de Iraakse inlichtingen- en veiligheidsdienst Mukhabarat verkoopt? Indien neen, wat zijn hier dan de feiten?
Is dit vaker voorgekomen in Irak?
Wordt deze kwestie onderzocht en is de genoemde persoon geschorst?
Is de screening van ambassadepersoneel voldoende? Kunt u uw antwoord toelichten?
Binnen de ingewikkelde context in Irak wordt de betrouwbaarheid van het lokale ambassadepersoneel zo goed als mogelijk nagegaan.
Kunt u toelichten of de gelekte informatie de veiligheid van de Nederlandse militairen in gevaar kan brengen?
De uitkomst van het onderzoek geeft geen aanleiding te veronderstellen dat defensie-informatie is gecompromitteerd.
Het wapenembargo tegen Rusland, de Franse Mistraldeal en samenwerking tussen Europese wapenleveranciers en Russische strijdkrachten |
|
Sjoerd Sjoerdsma (D66), Wassila Hachchi (D66) |
|
Jeanine Hennis-Plasschaert (minister defensie) (VVD), Bert Koenders (minister buitenlandse zaken) (PvdA), Lilianne Ploumen (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
|
|
|
Klopt het bericht «First Mistral Helicopter Carrier to Enter Russian Navy in 2014: Official» waarin Rusland beweert dat het eerste Mistral vliegdekschip nog in 2014 aan de Russen zal worden geleverd?1 Zo ja, hoe verhoudt zich dat tot het in de zomer afgekondigde wapenembargo waarna de Franse President aangaf de twee Mistrals voorlopig niet te zullen leveren?2 Zo nee, kan met zekerheid worden gesteld dat de Fransen de levering van de Mistrals niet zullen laten plaatsvinden zolang het embargo tegen Rusland van kracht is?
Het kabinet heeft kennis genomen van deze persberichten. Uiteindelijk is het aan de Franse regering om te besluiten of en wanneer het bewuste schip aan Rusland afgeleverd wordt, maar het kabinet deelt de huidige Franse opvatting dat de omstandigheden er nu niet naar zijn om tot levering van de schepen over te gaan.
Het wapenembargo tegen Rusland is niet-bindend voor contracten van voor 1 augustus 2014. Frankrijk is voor deze transactie dus niet gebonden aan dit wapenembargo. Dat laat onverlet dat de Franse regering tot de conclusie kan komen dat de levering geen doorgang kan vinden.
In hoeverre zijn de Fransen op basis van het wapenembargo tegen Rusland gebonden aan bevriezing van de Mistraldeal met de Rusland?
Zie antwoord vraag 1.
Heeft u tevens kennisgenomen van het bericht «European arms manufacturers interested in close cooperation with Russia»?3 Zo ja, hoe past samenwerking tussen Europese wapenleveranciers en de Russische strijdkrachten in het Europese wapenembargo tegen Rusland?
Ja, de uitspraken in dit bericht van de Russische nieuwsorganisatie TASS zijn gedaan door de heer Sergey Ladygin, plaatsvervangend directeur-generaal Rosoboronexport, een Russisch staatsbedrijf verantwoordelijk voor de export van militaire goederen van Russische makelij.
Het wapenembargo tegen Rusland kent een aanzienlijke reikwijdte. Het verbiedt de verkoop, levering, overbrenging of uitvoer van militaire goederen aan Rusland. Het verbiedt ook technische bijstand, tussenhandelsdiensten of andere diensten die verband houden met militaire activiteiten en militaire goederen alsook de financiering en financiële bijstand hiervan. Europese bedrijven zijn zich zeer bewust van de beperkingen die voortvloeien uit het embargo.
Wat is de huidige stand van zaken met betrekking tot het wapenembargo tegen de Russen zowel wat betreft de looptijd als wat betreft de naleving?
Het besluit betreffende beperkende maatregelen, inclusief het wapenembargo, naar aanleiding van acties van Rusland die de situatie in Oekraïne destabiliseren, zoals aangenomen door de Raad van de Europese Unie op 31 juli 2014 (Besluit 2014/512/GBVB) en beschreven in de Kamerbrief van 6 augustus 2014 (Kamerstuk 21 501-20, nr. 902) is van toepassing tot en met 31 juli 2015.
Dit besluit wordt voortdurend geëvalueerd. Bij de aankondiging van het meest recente sanctiepakket op 12 september jl. beklemtoonde de voorzitter van de Europese Raad Van Rompuy dat het pakket schaalbaar en omkeerbaar is, afhankelijk van de situatie ter plaatse. Meest recentelijk besprak de Europese Raad (ER) van 23 en 24 oktober 2014 de situatie in Oekraïne. De ER zag toen geen reden voor het aanpassen van het geldende sanctieregime, maar zal dit voortdurend blijven toetsen aan de ontwikkelingen.
Handhaving van het EU-wapenembargo is de competentie van individuele EU-lidstaten. Het kabinet heeft geen aanleiding om te veronderstellen dat andere EU-lidstaten zich niet houden aan het wapenembargo tegen Rusland.
Welke Europese leveringen aan Rusland van boven de 1 miljoen euro vinden alsnog plaats nu het wapenembargo tegen Rusland geen terugwerkende kracht heeft?4
Het kabinet heeft geen inzicht in leveringen van boven de 1 miljoen euro vanuit EU-lidstaten op basis van voor 1 augustus 2014 gesloten contracten.
Gaat u zich in Europees verband hard maken om het afgekondigde Europese wapenembargo streng na te leven en te monitoren? Zo ja, hoe gaat u dat doen?
De implementatie van alle genomen maatregelen, inclusief het wapenembargo, is regelmatig onderwerp van gesprek in Brussel. Nederland zet zich actief in voor een effectieve naleving van het wapenembargo en andere maatregelen, onder andere door uitvoeringsproblemen aan de orde te stellen.
De investeringsbescherming (ISDS) in het handelsverdrag tussen de VS en de EU (TTIP) |
|
Jasper van Dijk |
|
Lilianne Ploumen (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
Wat is uw oordeel over de berichten «Er komt geen verdrag als Frans niet akkoord gaat» en «Veto Timmermans moet linkse partijen winnen voor akkoord VS»?1 2
De Voorzitter van de Europese Commissie Juncker heeft de heer Timmermans, in de hoedanigheid van Eerste viceVoorzitter verantwoordelijk voor Rechtsstaat en het Handvest voor de Grondrechten, verzocht hem te adviseren over het opnemen van het geschillenbeslechtingsmechanisme voor investeringsgeschillen (Investor-State Dispute Settlement – ISDS) in het Transatlantic Trade and Investment Partnership (TTIP) tussen de EU en de VS. Voorzitter Juncker heeft in zijn toespraak voor het Europees parlement op 22 oktober jl. eveneens aangegeven dat de rechtsmacht van rechtbanken in de EU-lidstaten door het uiteindelijke TTIP-voorstel dient te worden gerespecteerd.
Kunt u bevestigen dat Eurocommissaris Timmermans een vetorecht krijgt over ISDS? Zo nee, wat bedoelde voorzitter van de Europese Commissie Juncker dan met de opmerking: «Er komt geen geschillenregeling in TTIP zonder goedkeuring van Frans»?
Op grond van de EU-verdragen neemt de Europese Commissie, als college, besluiten bij meerderheid van stemmen van haar leden. Bij de introductie van de nieuwe Commissie heeft Voorzitter Juncker duidelijk gemaakt dat de heer Timmermans als Eerste Vicevoorzitter zijn rechterhand zal zijn en hem waar nodig en gewenst zal vervangen.
Tevens heeft de Voorzitter van de Commissie duidelijk gemaakt dat het oordeel van viceVoorzitter Timmermans over ISDS in TTIP bij de beraadslagingen van het college doorslaggevend zal zijn.
Hoe oordeelt u over deze opmerking die erop duidt dat één Eurocommissaris zoveel beslissingsmacht krijgt? Over welke zaken krijgt Timmermans nog meer een vetorecht?
Zie antwoord vraag 2.
Deelt u de mening dat ISDS in TTIP in feite is afgeschreven door deze opmerking van de heer Juncker: «Het uiteindelijke verdrag dat aan het parlement zal worden voorgelegd, zal niet toelaten dat geheime rechtbanken het laatste woord hebben in geschillen tussen investeerders en staten»? Zo nee, hoe interpreteert u deze opmerking?
Nee, die mening deel ik niet.
Inzet voor TTIP is om onder meer te onderhandelen over hoge standaarden van investeringsbescherming met het daarbij behorende ISDS-mechanisme.
Het onderhandelingsmandaat stelt dat opname van ISDS in TTIP afhankelijk is van in hoeverre een bevredigend resultaat is bereikt.
Ook staat daarin aangegeven dat er in de ISDS-bepalingen een gepaste relatie moet bestaan tot nationale rechtsprocedures.
De uiteindelijke beleidslijn op dit punt hangt ook af van de analyse van de Commissie over de uitkomsten van publieke consultaties over ISDS in TTIP, waarop 150.000 reacties zijn gekomen. Die analyse wordt eind van dit jaar verwacht. Daarnaast wordt het uiteindelijke besluit hierover genomen door de instellingen van de Europese Unie, waarbij zowel de Raad als het Europees parlement zich hierover zullen uitspreken in het kader van de uiteindelijke goedkeuringsprocedure van het toekomstige handelsakkoord.
Uit de uitspraken van de heer Juncker leid ik wel af dat hij de vormgeving van ISDS, zoals op dit moment is vastgelegd in de bilaterale investeringsbeschermingsakkoorden tussen verschillende EU-lidstaten en derde landen, wil verbeteren en dat meer transparantie van cruciaal belang is. Nederland zit op dezelfde lijn.
Deelt u de mening dat geschillenbeslechting (ISDS) zeer omstreden is? Staakt u uw pogingen om ISDS in TTIP te krijgen?
Over de huidige vormgeving van investeringsbescherming en het geschillenbeslechtingsmechanisme bestaan uiteenlopende opvattingen. Het is van belang dat alle opvattingen goed worden meegewogen. Nederland heeft een onderzoek laten uitvoeren naar ISDS in TTIP. De onderzoeksresultaten en aanbevelingen zijn bij brief van 25 juni jl. met uw Kamer gedeeld (Kamerstuk 21 501-02, nr. 1397). Hierbij is een aantal belangrijke aanbevelingen gedaan voor verbetering van het ISDS-instrument. Nederland zet erop in dat die verbeteringen in het ISDS-instrument in TTIP worden verwerkt. Ik ben hierover in gesprek met mijn Europese collega’s.
Is het waar dat de Nederlandse regering één van de grootste voorstanders is van TTIP in Brussel? Zo nee, wie zijn dat dan wel?
TTIP wordt in Brussel breed gedragen door zowel de Raad als de Europese Commissie. Het handelsakkoord zal veel economisch voordeel opleveren voor Nederland en de EU en is tevens van politiek-strategische waarde. In een wereld die snel verandert, is een nauwere trans-Atlantische samenwerking een kans om onze gezamenlijke strategische positie te verbeteren. Ook het Nederlandse kabinet heeft daarom zich van het begin af aan – met steun van uw Kamer – uitgesproken voor een ambitieus vrijhandelsakkoord met de VS.
Juist Nederland kan met zijn open en export-georiënteerde economie profiteren van TTIP. Niet alleen zijn de Nederlandse en de Amerikaanse economieën al nauw met elkaar verbonden, ook vormt een aantrekkende wereld- en Europese economie de stuwende kracht achter de groei van de Nederlandse economie via een toenemende export. Bijna de helft van de Nederlandse werknemers is in dienst bij een bedrijf dat exporteert. Trekt de internationale handel aan, dan is dat voor deze bedrijven snel merkbaar. Nederland streeft er daarom naar dat TTIP voor een aantal specifieke topsectoren de handelsbelemmeringen sterk vermindert en de handelsmogelijkheden dientengevolge fors worden vergroot.
Deelt u de mening dat ingrijpende verdragen, zoals het TTIP-verdrag met de VS en het CETA-verdrag met Canada, ter goedkeuring aan de parlementen van de lidstaten moeten worden voorgelegd? Zo ja, wat onderneemt u om dit te realiseren?
Sinds de jaren zestig van de vorige eeuw is de Europese Unie exclusief bevoegd op het beleidsterrein van de gemeenschappelijke handelspolitiek en de douane-unie. Op grond van het Verdrag van Lissabon vallen sinds 1 december 2009 ook buitenlandse directe investeringen onder de gemeenschappelijke handelspolitiek. CETA en TTIP bestrijken terreinen die niet geheel onder de exclusieve bevoegdheid van de EU vallen. Dit is met name het geval voor specifieke onderdelen op het gebied van diensten en investeringen.
CETA en TTIP hebben daardoor een gemengd karakter. Dit betekent dat de akkoorden door zowel de EU als de lidstaten goedgekeurd zouden moeten worden. Het kabinet zet daarop in samen met andere lidstaten. Ik zie mij daarin gesteund door het initiatief van uw Kamer om samen met andere nationale parlementen de Commissie te verzoeken om TTIP aan te merken als gemengd akkoord. Zie ook mijn antwoorden van 11 juni 2014 op de schriftelijke vragen van het lid Jasper van Dijk over dit onderwerp (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2013–2014, nr. 2193).
Tijdens het Trade Policy Committee(TPC) van 30 oktober jl. heeft de Commissie aangekondigd dat het college van Commissarissen besloten heeft het handelsakkoord tussen de EU en Singapore aan het EU-Hof voor te leggen voor een advies over de al dan niet gemengde aard van dat akkoord. Een Hof-advies hierover zal mogelijk ook voor CETA en TTIP meer duidelijkheid scheppen.
‘Voluntourism’ met Nederlandse toelage in weeshuizen |
|
Roelof van Laar (PvdA) |
|
Lilianne Ploumen (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
|
|
|
Bent u bekend met het bericht «Kinderen zijn geen toeristische attractie» van Nieuwsuur1 en «Ministerie van Buitenlandse Zaken reageert»?2
Ja.
Is er in het bericht van Nieuwsuur sprake van vrijwilligerswerk in een weeshuis, (gedeeltelijk) gesubsidieerd door een MilleniumDoen-toelage? Klopt het dat naar aanleiding hiervan een onderzoek wordt ingesteld? Zo ja, wanneer verwacht u dat dit onderzoek afgerond is? Kunnen de resultaten van dit onderzoek met de Kamer worden gedeeld?
Met «MillenniumDoen!» stimuleert de organisatie JoHo – met steun uit de Subsidiefaciliteit Burgerschap en Ontwikkelingssamenwerking (SBOS) – Nederlandse jongeren die in het buitenland een stage lopen of vrijwilligerswerk doen, om na terugkomst betrokken te blijven bij internationale samenwerking en vervolgactiviteiten in Nederland te ondernemen. Dat gebeurt onder meer met een financiële bijdrage. Jongeren moeten hiervoor hun vrijwilligerswerk of stage regelen via aangesloten organisaties die aan kwaliteitscriteria voldoen.
Nieuwsuur noemt «MillenniumDoen!» in relatie tot een Nederlandse studente Voeding en Diëtiek die in 2013 in Kenia drie maanden als vrijwilliger werkte in twee opvangcentra voor weeskinderen. De indruk werd gewekt dat hier mogelijk sprake zou zijn van een knelpunt. Tot op heden zijn hierover bij het ministerie geen klachten binnengekomen. In overleg met de uitvoerder van SBOS is JoHo verzocht om nadere informatie over «MillenniumDoen!» en over dit specifieke geval. Uit de aangeleverde informatie blijkt dat er expliciet oog is voor de risico’s die het omgaan met kwetsbare kinderen met zich mee kan brengen.
Heeft u in beeld of er in de afgelopen twee jaar Nederlandse subsidies verstrekt zijn aan vrijwilligers die waar dan ook ter wereld vrijwilligerswerk doen of hebben gedaan in dit soort weeshuizen? Zo ja, is duidelijk om welke bedragen het gaat en op welke schaal heeft dit plaatsgevonden? Zo nee, wordt dit meegenomen in het eerder genoemde onderzoek?
Het Ministerie van Buitenlandse Zaken heeft alleen via de SBOS-faciliteit een aantal stage- en uitwisselingsprogramma’s ondersteund waarbij contacten met jongeren en scholen onderdeel vormen van de activiteiten. De betrokken organisaties zijn getoetst, zo blijkt uit de door de SBOS-uitvoerder aangeleverde informatie: op uitvoeringscapaciteit en op beleid ter voorkoming van (onbedoelde) negatieve effecten in ontwikkelingslanden. De minimale standaard is «do no harm». Er zijn specifieke maatregelen getroffen met het oog op het omgaan met (kwetsbare) kinderen. Voorbeelden zijn grondige training van de vrijwilligers, beperkt intensief contact met kinderen, lokale professionele begeleiders en het volgen van richtlijnen van het Better Care Network (BCNN, zie onder). De uitvoering van de programma’s heeft tot op heden geen aanleiding gegeven tot zorgen of klachten. In het kader van de beleidsvernieuwing is SBOS overigens in 2011 opgeschort. Er komt geen vervolg voor deze faciliteit.
Deelt u de zorg van brancheorganisatie Partos over «ontwikkelingsbeunhazerij»? Welke controle is er op de Nederlandse organisaties die bemiddelen voor vrijwilligersplekken in weeshuizen, en wie voert deze uit? Deelt u de mening dat deze organisaties moeten worden aangesproken op hun verantwoordelijkheid, om zo te voorkomen dat de kinderen, vrijwilligers en toeristen de dupe worden van deze industrie? Zo ja, hoe gaat u dit vormgeven? Zo nee, waarom niet?
Het veld van internationaal jongerenreizen en -vrijwilligerswerk is breed en dynamisch. Daar ongeclausuleerd de term «beunhazerij « op plakken lijkt me geen goede zaak. We kennen bijvoorbeeld diverse bonafide, gedreven en gedegen bemiddelingsorganisaties. Deze zorgen dat hun deelnemers zich goed oriënteren en voorbereiden, werken met lokale partners en hanteren adviezen en richtlijnen als van het BCNN.
Nieuwsuur belicht een facet van een groeiende trend van maatschappelijke, particuliere betrokkenheid bij internationale vraagstukken en ontwikkeling: jongeren die zelf of via hun school/opleiding de wereld intrekken voor een reis, een stage of voor vrijwilligerswerk in een ontwikkelingsland. Het is goed dat jongeren hun blik verbreden, internationale en interculturele ervaring opdoen en nadenken over en zich inzetten voor een betere wereld.
Maar het is ook goed dat er aandacht is voor mogelijke valkuilen en onbedoelde negatieve effecten. Goede, ervaren organisaties voor internationaal jongeren- en vrijwilligerswerk zijn zich daarvan bewust en vertalen dat in goede samenwerking met lokale partners, in degelijke voorbereiding van deelnemers en in deskundige begeleiding en coaching.
Het kabinet ziet in het veld van jongerenreizen en internationaal vrijwilligerswerk voor zichzelf geen primaire of controlerende rol. Met relevante organisaties waarmee het ministerie beleidsmatige of subsidierelaties onderhoudt en met het Ministerie van V&J is er overigens wel contact over de gesignaleerde problematiek van de kwetsbaarheid van kinderen. Het Ministerie van Buitenlandse Zaken stimuleert onderling contact en afstemming, attendeert op activiteiten als van het BCNN en moedigt (zelf)regulering aan, zoals bijvoorbeeld is gebeurd in het kader van SBOS.
Ziet u een rol voor het Ministerie en de overheid bij het voorlichten van vrijwilligers en toeristen die naar landen zoals Cambodja en Kenia afreizen, om hen bewust te maken van de nadelige gevolgen van weeshuistoerisme? Zo ja, op welke manier wilt u hieraan invulling gaan geven? Zo nee, waarom niet?
Reislustige jongeren, potentiële vrijwilligers en ook toeristen hebben een eigen verantwoordelijkheid zich goed te oriënteren en voor te bereiden. Intermediaire en reisorganisaties kunnen daarbij helpen. Ten aanzien van wat in de vraag «weeshuistoerisme» wordt genoemd, wijs ik op activiteiten vanuit het eerder genoemde BCNN-netwerk richting reisbranche, organisaties voor internationaal vrijwilligerswerk en kleinschalige particuliere ontwikkelingsprojecten.
Binnen de mogelijkheden die Buitenlandse Zaken ten dienste staan, wordt dit aangevuld met voorlichting en informatievoorziening. Dat gebeurt via de website en via relevante ambassades, vooral daar waar kinderhuizen veel voorkomen of de overheid juist actief beleid voert om kinderhuizen te sluiten. Ambassades hebben daarbij in eerste instantie een signalerende functie.
Bent u op de hoogte van de «VN richtlijnen voor Alternatieve Zorg voor Kinderen»3? Controleert u bij organisaties die subsidie van Nederland ontvangen, of deze richtlijnen worden toegepast? Zo ja, op welke manier? Zo nee, waarom niet?
Het ministerie is bekend met deze richtlijnen. Er is contact met het BCNN dat zich in Nederland inzet voor de promotie ervan. De richtlijnen waren geen expliciet onderdeel van subsidies die vanuit SBOS zijn toegekend. Dat heeft te maken met het karakter van deze faciliteit. Die is gericht op bevordering van maatschappelijke betrokkenheid ín Nederland. De via SBOS gesteunde programma’s blijken de richtlijnen in de praktijk wel te hanteren.
Ziet u bij het signaleren en voorkomen van weeshuistoerisme ook een rol weggelegd voor de Nederlandse ambassades in de betreffende landen? Zo ja, op welke manier? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 5.
De precaire situatie wat betreft de energievoorziening in België |
|
Eric Smaling |
|
Henk Kamp (minister economische zaken) (VVD) |
|
Bent u op de hoogte van de precaire situatie wat betreft de energievoorziening in België? Heeft u al ideeën hoe wij ons buurland eventueel te hulp kunnen schieten, mochten er deze winter tekorten ontstaan?1
Ja, ik ben op de hoogte van de berichtgeving uit België over dreigende problemen met de energievoorziening. De Belgische zorgen zijn niet nieuw, maar sinds kort wel versterkt, met name als gevolg van problemen rondom de inzet van bestaande kernreactoren. Over de mogelijkheden om België op korte termijn bij te staan bij de aanpak van het capaciteitsprobleem heb ik nauw overleg met de Belgische overheid, alsmede met TenneT en de ACM. Naar verwachting zal bij een naderend tekort aan elektriciteitsaanbod de stijging van de prijs in België leiden tot een maximale benutting van de interconnectiecapaciteit tussen Nederland en België. Er is op dit moment nog voldoende capaciteit beschikbaar op de interconnecties naar België om ingeval van schaarste de export van Nederland naar België te laten stijgen.Verder zijn de landelijke netbeheerders van Nederland, TenneT, en van België, Elia, in overleg over technische mogelijkheden om de leveringszekerheid in België te verbeteren. Daarbij kan gedacht worden aan het benutten van afschakelcontracten, het gebruik van nood-en reservevermogen en een betere benutting van interconnecties.
Hoe heeft de import-export-relatie voor gas en elektriciteit tussen Nederland en België zich ontwikkeld, en wat is thans de situatie? Verloopt de leverantie over en weer in uw ogen soepel genoeg? Zo nee, wat zijn dan de bottlenecks?
Voor wat betreft gas geldt dat België sinds jaar en dag een afnemer is van Nederlands gas. Vrijwel al het laagcalorische gas dat in België wordt verbruikt, wordt geïmporteerd uit Nederland, aangezien er voor dit gas geen andere bron voorhanden is. Het gaat hierbij om een volume van ca. 5 miljard m3 per jaar, dat voor het overgrote deel wordt geleverd op basis van langetermijncontracten die doorlopen tot 2025 en verder. Daarnaast importeert België ook hoogcalorisch gas uit Nederland, maar hier ligt het volume lager (ca. 2 miljard m3per jaar, op een totaal Belgisch verbruik van ca. 12 miljard m3 per jaar). De gasstroom vanuit België naar Nederland is veel geringer van omvang en wisselt per jaar afhankelijk van vraag en prijs. Gemiddeld gaat het om ca. 1 miljard m3per jaar. Dit betreft hoogcalorisch gas dat vanuit Noorwegen of in de vorm van LNG België bereikt. De leveranties van gas verlopen soepel en er is regelmatig contact tussen mijn ministerie en de Belgische autoriteiten over gezamenlijke vraagstukken betreffende de gaslevering. Daarbij gaat het bijvoorbeeld over de leverings- en voorzieningszekerheid in Noordwest-Europa en de afname van Nederlandse productie van laagcalorisch gas.
De handel in elektriciteit tussen Nederland en België kan per uur sterk verschillen. Op sommige uren is de Belgische prijs hoger, en gaat de stroom van Nederland naar België, op andere uren is dit precies omgekeerd. Ook cijfers van de handelsstromen op maandbasis laten zien dat de richting van de stroom fluctueert afhankelijk van de prijsontwikkeling. Op jaarbasis geldt dat er in 2013 meer stroom van België naar Nederland werd getransporteerd dan in omgekeerde richting. Van België naar Nederland stroomde gedurende het jaar 5,9 TWh, terwijl het transportpotentieel bij constante en volledige benutting 11,9 TWh bedroeg. Van Nederland naar België stroomde gedurende het jaar 2,9 TWh terwijl het maximale transportpotentieel 11,8 TWh bedroeg. Het transportpotentieel kan licht verschillen tussen de twee richtingen, afhankelijk van de specifieke netsituatie, bijvoorbeeld als gevolg van onderhoud aan het net. De gemiddelde bezetting van de interconnectie van België naar Nederland was circa 50% en de bezetting van Nederland naar België was circa 25%. Deze gegevens laten overigens onverlet dat tijdens bepaalde uren de capaciteit op interconnectie volledig werd gebruikt.
De afgelopen maanden is er duidelijk sprake van toenemende prijsconvergentie tussen Nederland en België. De Belgische groothandelsmarktprijs stijgt en ligt momenteel op hetzelfde niveau als de Nederlandse groothandelsmarktprijs (ca. 37 euro/MWh in juni 2014). Ook uit recente TenneT-cijfers blijkt dat de interconnectiecapaciteit van Nederland naar België maar een beperkt deel van de tijd volledig wordt benut. In de eerste zes maanden van 2014 werd er circa 1,1 TWh van Nederland naar België getransporteerd van het maximale transportpotentieel van 5,5 TWh in die periode (gemiddeld genomen werd 20% van de beschikbare capaciteit gebruikt). Er is dus nog veel ruimte op de interconnecties voor extra stromen van Nederland naar België. De algemene verwachting is dat in het geval van een prijsstijging in België als gevolg van toenemende schaarste in productiecapaciteit, elektriciteitsstromen uitsluitend van Nederland naar België zullen lopen. Als het prijsverschil groot genoeg wordt, zal de beschikbare grensoverschrijdende capaciteit maximaal worden benut.
Welke faciliterende stappen kunt u zetten of mogelijk maken om een soepeler transport van energie tussen de twee buurlanden te bevorderen? Wordt hier actie op ondernomen? Zo nee, bent u dat van plan?
Nederland zet zich in voor verruiming van de beschikbare interconnectiecapaciteit met België. Hiermee zal de ruimte voor elektriciteitsstromen van Nederland naar België vergroot worden. Dit versterkt de leveringszekerheid in België. Het verruimen van de interconnectiecapaciteit draagt ook bij aan prijsconvergentie en de verdere integratie van de Belgische en Nederlandse elektriciteitsmarkten. In 2013 hebben TenneT en de ACM samen met de Belgische netbeheerder en toezichthouder gewerkt aan een optimalere benutting van de capaciteit op de interconnectoren. Dit heeft geleid tot een verhoging van de voor de markt beschikbare capaciteit van 1.400 MW naar 1.700 MW. Momenteel wordt door betrokken partijen bezien of er nog verdere mogelijkheden zijn om de beschikbare capaciteit te verhogen. Zo is er een aanvullende verruiming van de verbinding met België voorzien in 2017, als uitvloeisel van de door de Belgische netbeheerder voorgenomen investeringen in dwarsregelformatoren. Met deze maatregelen wordt een aanvullende verruiming van circa 700 MW beoogd. Ook de toezichthouders aan beide zijden van de grens zijn hierbij betrokken.
Verder is op 18 augustus jl. bekend geworden dat twee Nederlandse centrales, de Maasbrachtcentrale (RWE/Essent) en de Sloecentrale (Delta) meedingen in de tender van de Belgische overheid voor de aansluiting van 800 MW nieuwe, gasgestookte productiecapaciteit om de voorzieningszekerheid op middellange termijn te borgen. Deze tender maakt onderdeel uit van een bredere strategie van de Belgische overheid (plan Wathelet) om de leveringszekerheid te verbeteren. Voor het eind van dit jaar bepaalt de Belgische regering wie de tender heeft gewonnen. De betreffende centrale zou moeten gaan leveren vanaf 2018. Het gebruik maken van reeds bestaande Nederlandse centrales – als alternatief voor de bouw van een nieuwe gascentrale in België – zou een efficiënte bijdrage kunnen leveren aan het oplossen van het Belgische capaciteitsvraagstuk op middellange termijn. Ik sta daarom positief tegenover deze mogelijkheid voor de inzet van Nederlandse capaciteit, mede gezien het feit dat een deel van de Nederlandse gasgestookte capaciteit momenteel niet wordt benut.
Daarnaast hecht ik belang aan het beter laten functioneren van de regionale elektriciteitsmarkt. Hiervoor zijn in bilateraal verband met België, in pentalateraal verband (Duitsland, Frankrijk, Nederland, België, Luxemburg, Oostenrijk en Zwitserland) en in Noordwest-Europa acties in gang gezet. Zo wordt er in samenwerking met de Belgische instanties onderzocht hoe de onbalansmarkten (regelvermogen van TSO’s) in beide landen beter op elkaar afgestemd kunnen worden. Dit kan de mogelijkheden voor marktpartijen om grensoverschrijdend in elektriciteit te handelen verder vergroten. In Noordwest-Europa wordt eind dit jaar de testfase afgerond voor een systeem van zogenoemde «flow based»-marktkoppeling, dat tot doel heeft de bestaande verbindingen in de toekomst optimaler te benutten. Deze «flow based»-marktkoppeling zal tegelijkertijd worden ingevoerd in Nederland, Duitsland, Frankrijk, België en Luxemburg. Tot slot wordt er in pentalateraal verband door de nationale netbeheerders gewerkt aan een leveringszekerheidsrapportage voor de gehele regio. Deze zal naar verwachting eind dit jaar worden afgerond. Nederland hecht groot belang aan deze regionale analyse en zet zich in pentalateraal verband in voor het creëren van regionale oplossingen voor leveringszekerheidsvraagstukken.
Heeft België ook een nationaal Energie Akkoord (of iets soortgelijks) zoals Nederland dat heeft? Bent u bereid de uitwisseling op dit punt te intensiveren, zodat wellicht beide landen meer tempo kunnen maken richting verduurzaming?
In België bestaat op dit moment geen initiatief dat te vergelijken is met het Nederlandse energieakkoord. Het Nederlandse energieakkoord voor duurzame groei is een uniek product waaraan meer dan 40 verschillende partijen hebben gewerkt. Uiteraard bestaat er in ons omringende landen ook een intensieve energiedialoog met stakeholders. Ik sta zeker open voor uitwisseling met buurlanden over het in Nederland bereikte akkoord en over het proces dat daartoe heeft geleid. Na het bereiken van het akkoord heeft deze uitwisseling van informatie ook reeds plaats gehad zowel in bilateraal als in pentalateraal verband.
Maakt u zich zorgen over de veiligheid van de twee uitgevallen Belgische kerncentrales vlakbij de Nederlandse grens? Zo nee, waarom niet?
Op dit moment zijn twee reactoren in Doel en één reactor in Tihange veilig afgeschakeld. Deze vormen dan ook geen gevaar voor de Nederlandse bevolking. Het FANC (Federaal Agentschap voor Nucleaire Controle) houdt onafhankelijk toezicht op de veiligheid van deze kerncentrales en stelt zeker dat deze pas weer opstarten wanneer is aangetoond dat dit veilig kan.
Wordt de bevolking in de grensregio’s in Zeeland, Noord-Brabant en Limburg adequaat geïnformeerd over de situatie? Zo ja, hoe? Zo nee, waarom niet?
Afhankelijk van de aard en omvang van een nucleair incident dienen burgers te worden geïnformeerd door ofwel de veiligheidsregio’s, ofwel de Minister van Economische Zaken. Zowel tijdens de afschakeling van de reactoren als daarna is geen radioactiviteit vrijgekomen en hebben alle veiligheidsfuncties naar behoren gewerkt. Er is dus geen sprake van een nucleair veiligheidsincident zodat er op dit moment geen noodzaak is tot informatieverstrekking in aanvulling op de informatie die al verkrijgbaar is op de website van de Belgische toezichthouder FANC.
De stroperige gang van zaken bij een overlijden in het buitenland |
|
Henk van Gerven (SP) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD), Frans Timmermans (minister buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
|
|
|
Wat is uw reactie op het gegeven dat het vanuit Duitsland repatriëren van het lichaam van de heer K. maar liefst een week in beslag nam, en zodoende de plechtigheid met gesloten kist moest plaatsvinden?1
Het Ministerie van Buitenlandse Zaken adviseert en bemiddelt op jaarbasis bij ongeveer 350 overlijdensgevallen van Nederlanders in het buitenland. Dit gebeurt als nabestaanden zich bij Buitenlandse Zaken melden met een hulpvraag.
Het Ministerie van Buitenlandse Zaken heeft geen betrokkenheid gehad bij de repatriëring van het lichaam van de heer K. Het ministerie kan derhalve niet inhoudelijk op de zaak ingaan. Het ministerie heeft wel kennis genomen van het bericht van de nabestaanden en heeft er natuurlijk begrip voor dat nabestaanden er alles aan willen doen om het afscheid nemen zo goed mogelijk te laten plaatsvinden.
Kunt u zich voorstellen dat het voor de nabestaanden, die samen met de uitvaartverzekeraar alles gedaan hebben wat in hun macht lag om de gang van zaken te bespoedigen, moeilijk te verkroppen is dat het toch zo lang heeft geduurd?
Zie antwoord vraag 1.
Wat is volgens u de voornaamste oorzaak dat in dergelijke situaties het zo lang duurt voordat er tot repatriëring van een overledene kan worden overgegaan? Welke mogelijkheden ziet u om dit in de toekomst te verbeteren?
Het vrijgeven van een lichaam is wereldwijd een zaak van de lokale autoriteiten. Het is te begrijpen dat snelheid bij repatriëring gewenst is, met name voor de nabestaanden. Dit kan helaas niet in de weg staan van de zorgvuldigheid die bij een delicate procedure zoals het repatriëren van een lichaam in acht moet worden genomen. De duur van een repatriering is afhankelijk van de situatie en het land. In sommige gevallen gaat het snel, in andere gevallen kan een repatriëring enkele maanden duren. Het is wereldwijd zo dat een lichaam wordt vrijgegeven nadat aan de lokale voorwaarden is voldaan. Allereerst moet in de meeste landen de doodsoorzaak worden vastgesteld. Soms betekent dit dat er een strafrechtelijk onderzoek moet plaatsvinden. Daarnaast moet het lichaam in de meeste landen ook officieel zijn geïdentificeerd voordat het kan worden vrijgegeven en het land mag verlaten. Als er geen verzekering is afgesloten en als er geen financiën beschikbaar zijn, zal het ook langer duren voordat het lichaam daadwerkelijk kan worden gerepatrieerd. Voor het transport naar Nederland is een officieel document, te weten een «laissez-passer voor lijken» benodigd. Het document wordt afgegeven door de bevoegde lokale autoriteit conform internationaal afgesproken regels. Dit document kan worden afgegeven nadat aan alle voorgeschreven wettelijke bepalingen rond het vervoer van lijken is voldaan. Het vervoer van het stoffelijk overschot naar Nederland wordt in de meeste gevallen verzorgd door een plaatselijke en een Nederlandse begrafenisondernemer in samenwerking met een Nederlandse alarmcentrale.
De procedures voor het vrijgeven van lichamen zijn een nationale bevoegdheid. Verdere EU afstemming terzake biedt op dit moment geen perspectief op een verandering van de repatrieringsvoorwaarden in EU-kader.
Weet u hoeveel van dergelijke situaties zich op jaarbasis voordoen, waarbij procedures en bureaucratie een snelle afhandeling van de repatriëring in de weg staan? Zo nee, bent u bereid dit te onderzoeken en de Kamer hierover te informeren?
Zie antwoord vraag 3.
Zijn hierover in Europees verband afspraken te maken, zodat het zeker bij de landen van de Europese Unie eerder een kwestie van enkele dagen is, alvorens een onder natuurlijke omstandigheden overleden persoon terug in Nederland is?
Zie antwoord vraag 3.
Het bericht dat Suriname van de Toescheidingsovereenkomst af wil |
|
Harry van Bommel (SP) |
|
Frans Timmermans (minister buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
|
|
|
Kent u het bericht «Suriname wil einde aan rechten «Suri-Nederlanders»»?1
Ja.
Hoe beoordeelt u de wens van Suriname om de Toescheidingsovereenkomst op te zeggen? Welke stappen zijn of worden er in deze richting gezet?
Eenzijdige opzegging van de Toescheidingsovereenkomst (hierna: TO) is verdragsrechtelijk niet mogelijk. In 2005 maakte de toenmalige Surinaamse regering kenbaar de TO op te willen zeggen. Nederland is geen voorstander van beëindiging van de TO, zolang de rechten die een bepaalde groep Surinaamse Nederlanders aan de TO kunnen ontlenen niet voldoende zijn gewaarborgd. In 2010 vond de laatste onderhandelingsronde plaats. Vanuit de huidige Surinaamse regering zijn vooralsnog geen initiatieven genomen om de onderhandelingen voort te zetten.
Is er ambtelijk overleg met Suriname over de wens tot opzegging van het verdrag? Indien ja, kunt u toelichten hoe deze dialoog verloopt?
Zie antwoord vraag 2.
Kunt u aangeven hoe het mogelijk is dat Suriname stelt dat het verdrag nooit heeft gewerkt en het ook nooit zal werken, terwijl u stelt dat de mening dat het verdrag nooit heeft gewerkt niet wordt gedeeld?
Het primaire doel van de TO was – in het licht van de onafhankelijkheid van Suriname in 1975 – de toekenning van nationaliteit te regelen van Nederlanders van Surinaamse afkomst. Dat doel is bereikt.
Kunt u aangeven of, en zo ja op welke terreinen, Suriname zich niet aan de in het verdrag overeengekomen afspraken houdt?
Zie het antwoord op vraag 4; het hoofddoel van de TO is bereikt. De onderhandelingen tussen Suriname en Nederland naar aanleiding van de Surinaamse wens tot beëindiging van de TO concentreerden zich met name op de leden 2 en 3 van artikel 5 van de TO en de aldaar geformuleerde rechten van een groep Nederlanders van Surinaamse afkomst. Deze bepalingen worden in de praktijk door Suriname niet nageleefd. Zoals laatstelijk aan uw Kamer medegedeeld in de brief van 26 augustus 2011 van mijn ambtsvoorganger2 heeft Nederland begrip voor het feit dat Suriname bepaalde van die rechten, met name grondwettelijke rechten zoals actief en passief kiesrecht, wil voorbehouden aan personen met de Surinaamse nationaliteit. Waar het gaat om bijvoorbeeld rechten met betrekking tot reizen en het verwerven van grond dienen deze rechten echter onverkort gewaarborgd te blijven.
Deelt u de opvatting dat de nieuwe Surinaamse diasporawet die de Toescheidingsovereenkomst zou moeten vervangen, veel minder ver gaat dan het huidige verdrag met Nederland? Indien ja, kunt u toelichten op welke punten de diasporawet minder ver gaat?
De nieuwe Surinaamse diasporawet heeft een geheel andere vorm en karakter dan de TO. De diasporawet is immers geen nationaliteitsregeling. Voor zover de vraag doelt op een vergelijking van de diasporawet met de in het antwoord op vraag 5 genoemde bepalingen van de TO, deelt het kabinet die opvatting niet, omdat de diasporawet een veel grotere groep personen betreft. Van vervanging is bovendien geen sprake zolang de TO nog van kracht is.
Is het kabinet bereid om, zoals eerder gesuggereerd, naar het Internationaal Gerechtshof te stappen als Suriname de Toescheidingsovereenkomst eenzijdig naast zich neer zou leggen? Indien nee, waarom niet?
Zie antwoord op de vragen 2 en 3. De TO is niet beëindigd. Het ligt dan ook niet voor de hand dat Nederland naar het Internationaal Gerechtshof stapt.