Het programma op de Duitse publieke zender ZDF op 17 februari jl. over het functioneren van de Hoge Vertegenwoordiger in Bosnië Christian Schmidt |
|
Tunahan Kuzu (DENK) |
|
Wopke Hoekstra (viceminister-president , minister buitenlandse zaken) (CDA) |
|
|
|
|
Heeft u kennisgenomen van het programma op de Duitse publieke zender ZDF op 17 februari jl. over het functioneren van de Hoge Vertegenwoordiger (HV) in Bosnië, Christian Schmidt?
Ja.
Deelt u de visie dat de Hoge Vertegenwoordiger mede namens Nederland de internationale gemeenschap in Bosnië vertegenwoordigt?
Ja. De positie van de Hoge Vertegenwoordiger (HV) is een autonome positie, welke onder het Dayton-verdrag van 1995 is gecreëerd om toe te zien op de implementatie van de civiele aspecten uit het verdrag. De Steering Board van de Peace Implementation Council (PIC) geeft politiek advies aan de HV. Nederland is lid van de PIC en neemt in de status van waarnemer deel aan de vergaderingen van de Steering Board. De HV rapporteert periodiek aan de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties, aan de Europese Unie en aan geïnteresseerde overheden en partijen.
Deelt u de visie dat de Hoge Vertegenwoordiger een belangrijke rol heeft in het tegengaan van etnisch extremisme en het versterken van de rechtstaat (waaronder uitvoering van arresten van het Europese Hof voor de Rechten van de Mens) en toetreding tot de Europese Unie (EU)? Zo ja, bent u van mening dat de Hoge Vertegenwoordiger dit naar behoren uitvoert? Kunt u dit tevens nader toelichten?
De rol van de HV is om toe te zien op de implementatie van de civiele aspecten uit het Dayton-verdrag. De HV zet zich daarnaast in om een bijdrage te leveren aan de versterking van de rechtsstaat in Bosnië en Herzegovina. Hij opereert daarbij in een omgeving waarbij Bosnische politici een gebrek aan bereidheid tonen om met elkaar samen te werken en compromissen te sluiten. Zij zijn in de eerste plaats verantwoordelijk voor het vredesproces, de versterking van de rechtstaat, de uitvoering van de arresten van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens en de 14 hervormingsprioriteiten zoals uiteengezet door de Europese Commissie.
Deelt u de mening dat het hiervoor noodzakelijk is dat de Hoge Vertegenwoordiger onafhankelijk is en «boven de partijen» staat?
Het kabinet deelt de mening dat de HV onafhankelijk dient op te treden in de uitvoering van zijn mandaat.
Hoe duidt u de opinie zoals verwoord in de documentaire, dat Christian Schmidt feitelijk werkt als verlengstuk van een etnische partij, de Kroatische HDZ?
De HV heeft bij zijn aanstelling een duidelijk mandaat voor het uitvoeren van zijn functie gekregen. Het onderhouden van contacten met alle relevante partijen in Bosnië en Herzegovina is onderdeel van dat mandaat. Het kabinet acht het van belang dat de HV die taak op onafhankelijke wijze invult.
Hoe duidt u het dat volgens het programma dhr. Schmidt: a) betrokken is geweest bij manifestaties van Duitse oorlogsveteranen en zich heeft ingezet voor eerherstel van een Duitse oorlogsmisdadiger? b) nauwe contacten heeft met de Kroatische HDZ, inclusief mensen die zich tijdens de oorlog in Bosnië schuldig hebben gemaakt aan oorlogsmisdaden? c) de Bosnisch-Servische paramilitaire parade van 6 januari ongemoeid heeft gelaten en dat hij juist de zoon van de Servische president (Aleksandar Vučić) die bij de parade aanwezig was, in bescherming heeft genomen?
Zou u bovenstaande drie bullets afzonderlijk kunnen beantwoorden?
Ja.
Hoe staat u er tegenover dat dhr. Schmidt op de avond van de verkiezingen – met terugwerkende kracht – de kieswet heeft aangepast? Deelt u de visie van dhr. Schmidt dat dit gewoon kan in een democratische rechtstaat? Zo ja, kunt u dit nader toelichten? Zo nee, kunt u dit tevens nader toelichten?
Op 2 oktober 2022 vonden er verkiezingen plaats in Bosnië en Herzegovina. Direct na het sluiten van de stembussen en voorafgaand aan de bekendmaking van de uitslag, heeft de HV door middel van het gebruik van zijn «Bonn-Powers» de Grondwet van de Federatie van Bosnië en Herzegovina en de kieswet van Bosnië en Herzegovina aangepast. Het Constitutioneel Hof van Bosnië en Herzegovina heeft op 24 maart 2023 geoordeeld dat zijn uitspraak hierover niet in strijd met de Grondwet van het land bevonden is en de ingreep viel binnen het mandaat van de HV. Het kabinet heeft het deel van de ingreep dat als doel had om de politieke functionaliteit van de Federatie te vergroten ondersteund. Het kabinet heeft daarbij de zorg geuit dat de interventies de al bestaande etnische scheidslijnen in het Bosnische politieke systeem verder zouden versterken. Dit standpunt is met de HV gedeeld.
Wat is uw kijk op het feit dat met het aanpassen van de kieswet het «House of the People» de stem van een Kroaat vier keer zwaarder telt dan die van een Bosniak? Deelt u de mening dat dit onaanvaardbaar is? Zo ja, wat gaat u hier dan aan doen? Zo nee, waarom niet?
Zoals toegelicht in mijn antwoord op vraag 8, is het kabinet van mening dat de interventie in de kieswet bijdroeg aan een verdere verscherping van de etnische scheidslijnen in het Bosnische politieke systeem. De zorgen van het kabinet daarover zijn ook aan het Kantoor van de HV overgebracht. De inzet van het kabinet in Bosnië en Herzegovina is er blijvend op gericht om etnische scheidslijnen in het Bosnische politieke systeem te verminderen.
Deelt u de visie uit het programma dat dhr. Schmidt Kroatische nationalisten woonachtig in Bosnië en Herzegovina een onevenredig grote invloed geeft? Zo ja, wat zijn dan uw vervolgsstappen? Zo nee, kunt u nader specificeren waarom niet?
Het kabinet heeft zorgen over etnische scheidslijnen in het politieke systeem in Bosnië en Herzegovina. Onder meer in contacten met Bosnische autoriteiten en politici, het Kantoor van de HV, binnen de EU en met overige internationale partners draagt het kabinet dit standpunt ook consistent uit. Voor de positie van het kabinet inzake de ingreep van HV Schmidt op 2 oktober 2022, inclusief de effecten daarvan op de etnische scheidslijnen in het Bosnische politieke systeem, verwijs ik u naar mijn antwoorden op vraag 8 en vraag 9.
Deelt u de visie van het programma dat het optreden van dhr. Schmidt de extremistische krachten in Bosnië versterkt? Zo ja, wat zijn dan uw vervolgsstappen? Zo nee, kunt u nader specificeren waarom niet?
Zie antwoord vraag 10.
Deelt u de visie van het programma dat dhr. Schmidt stabiliteit, vrede en democratie in Bosnië in gevaar brengt? Zo ja, wat zijn dan uw vervolgsstappen? Zo nee, kunt u nader specificeren waarom niet?
Nee. HV Schmidt spant zich binnen zijn mandaat in voor de implementatie van de civiele aspecten van het Dayton-verdrag en de uitvoering van de door de PIC in 2008 overeengekomen «5+2 agenda», waarin voorwaarden worden benoemd waaraan moet worden voldaan alvorens het Kantoor van de HV gesloten kan worden. In mijn antwoord op vraag 3 heb ik reeds toegelicht onder welke politieke omstandigheden de HV daarbij zijn werk uitvoert.
Heeft u hierover contact met uw Duitse ambtgenoot? Zo ja, kunt u nader specificeren wat zijn visie is hierover? Zo nee, waarom niet?
Het kabinet heeft, net als met andere internationale partners, contact met Duitsland over de situatie in Bosnië en Herzegovina. Voor zover mij bekend steunt de Duitse regering de inspanningen van de HV om invulling te geven aan zijn mandaat.
Brengt Nederland als lid van de Steering Board van de Peace Implementation Council (het sturende orgaan voor de Hoge Vertegenwoordiger) haar zorgen naar voren over het functioneren van de Hoge Vertegenwoordiger? Zo ja, kunt u nader specificeren op welke wijze Nederland dit doet? Zo nee, waarom niet?
Nederland neemt als waarnemer deel aan de Steering Board van de PIC. Wanneer opportuun brengt het kabinet in de bijeenkomsten van de Steering Board zijn visie op het werk van de HV over. Het kabinet benut daarvoor ook zijn bilaterale contacten bij het Kantoor van de HV, de halfjaarlijkse bijeenkomsten van de voltallige PIC en Steering Board en contacten in EU-verband.
Geeft Nederland hierin aan dat zijn optreden de democratie in Bosnië in gevaar brengt en dat een ander optreden van de HV noodzakelijk is? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 14.
Bent u bereid om het optreden van dhr. Schmidt in Europees verband te veroordelen? Zo ja, wanneer gaat u dit doen? Zo nee, waarom niet?
Het kabinet beschouwt de diplomatieke contacten met het Kantoor van de HV, de EU en met overige internationale partners binnen de Steering Board van de PIC als het meest effectieve instrument om in gesprek te blijven over de situatie in Bosnië en Herzegovina en het werk van de HV.
Deelt u de mening dat de kieswet van oktober 2022 teruggedraaid dient te worden dan wel dat er een nieuwe kieswet geimplementeerd dient te worden die alle inwoners van de Federatie Bosnië en Herzegovina stemrecht met een gelijk gewicht moet worden toegekend? Zo ja, welke acties wilt u daarvoor ondernemen? Zo nee, waarom niet?
Voor de positie van het kabinet ten aanzien van de ingreep in de kieswet verwijs ik u naar mijn antwoorden op vraag 8 en vraag 9. Het kabinet heeft zorgen over de etnische scheidslijnen in het Bosnische politieke systeem en draagt dit standpunt ook consistent uit. Het kabinet zal zich in zijn contacten met de Bosnische autoriteiten, het Kantoor van de HV, in EU-verband en met internationale partners blijven inspannen om etnisering in het Bosnische politieke systeem tegen te gaan.
Welke bijdrage kan de onlangs geaccoordeerde Nederlandse bijdrage aan de EUFOR missie Althea leveren aan het stabiliseren en versterken van de democratische rechtsstaat in Bosnië-Hercegovina?
Het kabinet streeft ernaar om, samen met partners, bij te dragen aan de bevordering van politieke en sociale stabiliteit en vreedzame co-existentie in de Westelijke Balkan, waardoor de kans op een nieuw (gewapend) conflict kan worden verminderd. Deze stabiliteit en vreedzame co-existentie is tevens noodzakelijk voor het EU-perspectief van Bosnië en Herzegovina. In het kader van het EU-toetredingstraject is de Nederlandse inzet in Bosnië en Herzegovina gericht op het verbeteren van de rechtsstaat en het bevorderen van de mensenrechtensituatie, waarbij de door de Europese Commissie geïdentificeerde 14 hervormingsprioriteiten voor Bosnië en Herzegovina als uitgangspunt dienen.
De primaire doelstellingen van EUFOR Althea zijn het behoud van de safe and secure environment, het afschrikken van destabiliserende actoren en het gezamenlijk kunnen optreden van de internationale gemeenschap. Met de beoogde militaire bijdrage aan EUFOR Althea levert Nederland als onderdeel van de bijdrage van de gehele operatie, een bijdrage aan de bevordering van de politieke en sociale stabiliteit en vreedzame co-existentie in Bosnië en Herzegovina, welke voorwaardelijk is om voortgang te kunnen boeken in het hervormingsproces.
Is de bijdrage die we nu leveren aan Althea vergelijkbaar met wat omringende landen doen? Of is de bijdrage van Nederland relatief groter of kleiner dan wat ons omringende landen doen?
Op dit moment levert Nederland vier stafofficieren aan EUFOR Althea. In de Kamerbrief van 6 april jl. heb ik u samen met de Minister van Defensie geïnformeerd over de verdere Nederlandse inzet in EUFOR tot en met 31 juli 2025. Van de 21 deelnemende landen aan de operatie (zie ook het antwoord op vraag 20), leveren op dit moment Oostenrijk, Roemenië, Turkije en Bulgarije de grootste militaire bijdrage met ieder meer dan 100 militairen. Vanaf oktober 2023 behoort Nederland ook tot de vijf grootste zogenaamde troop contributing countries en levert Nederland ongeveer 15% van het totaal aantal militairen.
Kunt u tevens een uiteenzetting geven van hetgeen de landen om ons heen doen wat betreft de bijdrage voor EUFOR Althea?
In totaal nemen 21 landen, in verschillende mate, deel aan EUFOR Althea, waarvan 17 EU-lidstaten: Bulgarije, Duitsland, Frankrijk, Griekenland, Hongarije, Ierland, Italië, Nederland, Oostenrijk, Polen, Portugal, Roemenië, Slovenië, Slowakije, België, Spanje en Tsjechië. Naast de EU-lidstaten leveren ook Albanië, Chili, Noord-Macedonië, Turkije en Zwitserland een bijdrage aan EUFOR Althea.
Is het kabinet van mening dat het bijzondere systeem met een niet democratisch gekozen maar benoemde Hoge Vertegenwoordiger, die namens de Verenigde Naties (VN) en de EU, de (grond)wetgeving kan aanpassen en democratisch gekozen volksvertegenwoordigers kan ontslaan, gedurende een lange periode doorgang moet vinden? Zo ja, waarom dan? Zo nee, waarom niet?
In 2008 is de Steering Board van de PIC de zogenoemde «5+2 agenda» overeengekomen. De agenda benoemt een zevental voorwaarden waaraan moet worden voldaan voordat het Kantoor van de HV kan worden gesloten.1 Het kabinet ondersteunt deze agenda. Het moment waarop de agenda voltooid kan worden, hangt in belangrijke mate af van de bereidheid van Bosnische politici om openstaande kwesties uit de agenda samen op te lossen en de benodigde hervormingen door te voeren.
Hoe lang zal deze periode naar verwachting nog duren?
Zie antwoord vraag 21.
Op welk moment en onder welke omstandigheden kan een democratische rechtsstaat zonder Hoge Vertegenwoordiger zijn intrede doen?
Zie antwoord vraag 21.
Zou dit moment samen kunnen vallen met de toetreding van Bosnië-Herzegovina tot de Europese Unie? Zo ja, waarom dan? Zo nee, waarom niet?
Het EU-toetredingsproces proces is gebaseerd op de individuele merites van een kandidaat-lidstaat om te voldoen aan alle voorwaarden van het EU-acquis en de voortgang wordt bepaald door implementatie van rechtstaathervormingen. Voor Bosnië en Herzegovina geldt dat er eerst aan alle 14 hervormingsprioriteiten, zoals uiteengezet door de Europese Commissie, moet worden voldaan voordat de toetredingsonderhandelingen kunnen starten.
In theorie kunnen beide momenten met elkaar samenvallen. Formeel zijn de twee processen niet met elkaar verbonden.
Wat is uw inschatting ten aanzien van het nog aanwezige draagvlak van de Hoge Vertegenwoordiger?
De HV opereert in een omgeving waarbij Bosnische politici een gebrek aan bereidheid tonen om met elkaar samen te werken en compromissen te sluiten. Het kabinet acht het belangrijk dat de HV zijn werk met draagvlak onder zowel de internationale gemeenschap als bevolking, volksvertegenwoordigers en autoriteiten van Bosnië en Herzegovina uit kan voeren. Het kabinet moedigt de HV in dat kader aan om, conform zijn mandaat, actief de dialoog te blijven zoeken met alle relevante partijen en de internationale gemeenschap.
Deelt u de mening dat het problematisch zou zijn als het draagvlak voor de Hoge Vertegenwoordiger in ernstige mate zou dalen?
Zie antwoord vraag 25.
Hoe beoordeelt u de huidige demonstraties tegen de Hoge Vertegenwoordiger in dit kader?
Zie antwoord vraag 25.
Is het denkbaar dat de Hoge Vertegenwoordiger op enig moment meer een onderdeel van het problem wordt dan van de oplossing?
Zie antwoord vraag 25.
Welke mogelijkheden zijn er om het beleid of de koers te wijzigen dan wel de Hoge Vertegenwoordiger terug te roepen?
De HV rapporteert periodiek aan de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties, aan de Europese Unie en aan geïnteresseerde overheden en partijen. De Steering Board van de PIC komt op tweewekelijkse basis in Sarajevo bijeen. Daarnaast komt de voltallige PIC twee keer per jaar in Sarajevo bijeen. Dit zijn momenten waarop landen standpunten over het werk van de HV met de HV kunnen delen.
Welke invloed gaat Nederland in de Steering Board van de Peace Implementation Council (het sturende orgaan voor de Hoge Vertegenwoordiger) uitoefenen om de koers van de Hoge Vertegenwoordiger bij te stellen?
Nederland neemt als waarnemer deel aan de tweewekelijkse vergaderingen van de Steering Board van de PIC en als lid aan de halfjaarlijkse bijeenkomst van de voltallige PIC. Het kabinet spreekt daarnaast regelmatig bilateraal met internationale partners, het kantoor van de HV en Bosnische autoriteiten over de situatie in Bosnië en Herzegovina. Dit gesprek vindt tevens plaats in EU-verband, met oog op het lidmaatschap van de EU van de Steering Board van de PIC. Het kabinet zal actief de Nederlandse standpunten kenbaar blijven maken aan de HV.
Heeft Nederland een bijzondere verantwoordelijkheid voor de vrede en veiligheid in Bosnië en Herzegovina vanwege de gebeurtenissen in Srebrenica in 1995? Of zijn deze gebeurtenissen juist een reden tot een terughoudende opstelling van Nederland?
De herinnering aan de afschuwelijke genocide in Srebrenica verbindt Bosnië en Herzegovina en Nederland voor altijd. De inzet van het kabinet is om, onder meer via MATRA-projecten en de militaire bijdrage aan EUFOR Althea, een bijdrage te leveren aan de vreedzame co-existentie en politieke en sociale stabiliteit in Bosnië en Herzegovina. Wegens de geografische nabijheid van Bosnië en Herzegovina heeft Nederland daar een direct belang bij. Deze vreedzame co-existentie en stabiliteit zijn tevens noodzakelijk voor het EU-perspectief van Bosnië en Herzegovina.
Is er in de Bosnische gemeenschap en de politiek in Bosnië en Herzegovina voldoende draagvlak voor deze Nederlandse missie? Zo ja, wanneer is dit gebeurd en waar baseert u dat dan op? Wie heeft u geraadpleegd?
Het kabinet begrijpt dat de Nederlandse bijdrage aan EUFOR Althea herinneringen kan oproepen bij nabestaanden van de genocide in Srebrenica. Onder de Bosnische bevolking en autoriteiten wordt de bijdrage die EUFOR Althea levert aan de vrede en stabiliteit in Bosnië en Herzegovina gewaardeerd. Onder andere de huidige Minister van Buitenlandse Zaken, Elmedin Konaković, heeft de Nederlandse ambassadeur in Bosnië en Herzegovina in een persoonlijk gesprek bedankt voor de aangekondigde Nederlandse bijdrage aan EUFOR Althea. Ook vanuit de missie zelf is de aangekondigde Nederlandse bijdrage verwelkomd.
Het bericht dat Iran gesprekken voert met Rusland en China over het kopen van raketbrandstof |
|
Raymond de Roon (PVV), Sietse Fritsma (PVV) |
|
Kajsa Ollongren (minister defensie) (D66), Wopke Hoekstra (viceminister-president , minister buitenlandse zaken) (CDA) |
|
|
|
|
Bent u bekend met het bericht dat Iran gesprekken voert met Rusland en China over het aankopen van raketbrandstof (ammoniumperchloraat) voor de productie van ballistische raketten?1
Ja.
Is informatie over deze ontwikkelingen met Nederland gedeeld en zijn deze plannen om Iran’s voorraad ballistische raketten flink uit te breiden een thema binnen de Noord-Atlantische Verdragsorgansiatie (NAVO)?
Binnen de NAVO wordt gesproken over een veelvoud aan onderwerpen en landen die een (potentiële) uitdaging of bedreiging vormen voor de veiligheid van het bondgenootschap, waaronder de ontwikkeling van Iran’s nucleaire en raketprogramma.
Klopt het dat Iran internationale sanctieregelgeving overtreedt als het tot de aankoop van de in het artikel genoemde raketbrandstof (ammoniumperchloraat) overgaat?
Onder VN-Veiligheidsraadresolutie 2231, Annex B paragraaf 4, is levering van goederen, zoals ammoniumperchloraat, ten behoeve van het Iraanse ballistische raketprogramma tot oktober 2023 niet toegestaan zonder toestemming van de VN Veiligheidsraad.
Deelt u de mening dat het uiterst gevaarlijk is als Iran de gewenste hoeveelheden raketbrandstof in handen krijgt, en dit grote veiligheidsrisico’s oplevert voor Nederland en de NAVO-bondgenoten?
Iran beschikt reeds over een groot aantal ballistische raketten voor de korte en middellange afstand. Een aantal NAVO-bondgenoten en partners, alsmede militaire eenheden in de regio, valt daarmee binnen het bereik van deze raketten. Deze rakketten en verdere ontwikkeling van Iraanse rakettechnologie vormen een significant veiligheidsrisico voor de bondgenoten en toont het belang van de ballistische raketverdediging van de NAVO. Deze is gericht op de verdediging tegen potentiële dreigingen van buiten de Euro-Atlantische regio en bescherming van de bondgenootschappelijke bevolking, het territorium en militaire eenheden in Europa.
Hoe gaat u, met bondgenoten, de druk opvoeren op Iran om te voorkomen dat deze islamitische terreurstaat straks duizenden ballistische raketten gaat produceren?
Nederland staat reeds in contact hierover met bondgenoten. Hierover wordt niet alleen gesproken binnen de NAVO (zie vraag 2), maar ook bilateraal met strategische partners en binnen de Europese Unie. Nederland zet zich in voor een gezamenlijke reactie. Uitlatingen over specifieke voorstellen voor bijvoorbeeld nieuwe sancties, ondermijnen het verrassingseffect en daarmee de effectiviteit van dergelijke maatregelen.
De correspondentie met Eurocommissaris Sinkevicius |
|
Gideon van Meijeren (FVD) |
|
van der Ch. Wal-Zeggelink |
|
|
|
|
Hoe beoordeelt u de inhoud van de brief die u op 28 maart jongstleden hebt ontvangen van Eurocommissaris Sinkevičius?
De brief van Eurocommissaris Sinkevičius van 28 maart 2023 was een reactie op de twee voortgangsbrieven over de integrale aanpak die ik op 10 februari aan de Tweede Kamer heb toegezonden. Deze heb ik op 14 februari ter kennisgeving met de Europese Commissie gedeeld.
Ik beschouw de brief van de Eurocommissaris als een bevestiging dat de Europese Commissie de naleving van de Vogel en Habitatrichtlijn (VHR) van groot belang vindt en dat Nederland met de integrale aanpak goed bezig is om hier invulling aan te geven. De Europese Commissie heeft een belangrijke verantwoordelijkheid bij het bewaken dat lidstaten in overeenstemming met de Europeesrechtelijke verplichtingen handelen. Lidstaten hebben vervolgens de ruimte om zelf invulling te geven aan een aanpak om aan die verplichtingen te voldoen.
Op grond van de VHR mag beschermde natuur niet verslechteren en moet deze in een gunstige staat van instandhouding worden gehouden of gebracht. Daarvoor zal in Nederland de overbelasting door stikstof sterk naar beneden moeten worden gebracht. Het is begrijpelijk dat de Eurocommissaris waarde hecht aan het terugdringen van de stikstofdepositie ter naleving van de gemaakte afspraken over natuurbescherming en natuurherstel. Hoewel het niet-overschrijden van de Kritische Depositiewaarde (KDW) de beste garantie geeft voor het beschermen van de natuur (mits gecombineerd met waar nodig natuurherstelmaatregelen), is dat voor het bereiken van een gunstige staat van instandhouding niet altijd overal nodig; de richtlijnen eisen dat ook niet. De Europese Commissie kan niet voorschrijven dat we gebieden onder de KDW moeten brengen. Een analyse op locatie- of gebiedsniveau kan tot het inzicht leiden dat ook met een hogere depositie dan de KDW-natuurdoelen gehaald kunnen worden, bijvoorbeeld door duurzaam inzetbare natuurherstelmaatregelen. Dat zal dan wel voortdurend gemonitord moeten worden.
Daarnaast heb ik gemerkt dat de passage waarin staat dat het van essentieel belang zal zijn dat de vermindering van ammoniakemissies niet teniet mag worden gedaan door het opnieuw uitgeven van de ruimte aan andere activiteiten met ammoniakemissies tot onduidelijkheid leidt. Het kabinet heeft altijd aangegeven dat de inzet van de piekbelastersaanpak als doel heeft om de natuur te verbeteren en zo interpreteer ik dan ook deze stelling van de Eurocommissaris. Tegelijkertijd is de verwachting dat de piekbelastersaanpak ook zal leiden tot legalisatie van PAS-melders. Dat vind ik van groot belang, gezien de verantwoordelijkheid die het kabinet heeft om deze problematiek zo snel mogelijk op te lossen. De toedeling van die ruimte vindt uiteraard wel plaats binnen alle kaders die daarvoor gelden, inclusief de eis dat er eerst voldoende voor de natuur moet worden gedaan (het additionaliteitsvereiste).
Waarom is deze brief, samen met de voorafgaande brief van 14 februari jongstleden van uw kant, pas op 3 april jongstleden met de Tweede Kamer gedeeld? Hoe beoordeelt u dit in het licht van paragraaf 12 uit het Overzicht informatie-afspraken EU-dossiers?1
Door de Kamer zo spoedig mogelijk te informeren geef ik uitvoering aan de informatie-afspraken over EU-dossiers en aan de motie van Gent die hieraan ten grondslag ligt. Ik heb de brief van Eurocommissaris Sinkevičius op 28 maart jl. ontvangen. Het is gebruikelijk en belangrijk om bij dergelijke correspondentie kort na ontvangst de inhoud van de brief te duiden en vervolgens, voorzien van een eventuele toelichting en context, de brief met de Kamer te delen.
Hoe beoordeelt u de opmerking van de Eurocommissaris dat «het van essentieel belang [is] ervoor te zorgen dat de kritische depositiewaarde in geen enkel Natura 2000-gebied nog wordt overschreden», gevolgd door de opmerking dat «de Commissie ... nauwlettend [zal] blijven toezien op de maatregelen die Nederland daartoe neemt»?
De Habitatrichtlijn schrijft voor dat de in de bijlagen I en II van die richtlijn opgenomen natuurlijke habitats en habitats van soorten landelijk in een gunstige staat van instandhouding worden gehouden of gebracht. Een soortgelijke verplichting geldt ook voor vogels en hun leefgebieden onder de reikwijdte van de Vogelrichtlijn. In de daartoe aangewezen Natura 2000-gebieden moet verslechtering worden voorkomen en moet – waar dat in het aanwijzingsbesluit is voorgeschreven – op termijn uitbreiding en/of verbetering worden bereikt. Knelpunten die de realisatie van deze doelen in de Natura 2000-gebieden belemmeren, waarvan stikstof in veel gebieden een hele belangrijke is, moeten worden weggenomen. Een belangrijke, wetenschappelijk onderbouwde indicatie wanneer er in zijn algemeenheid van overbelasting met stikstof sprake is, is als de KDW wordt overschreden. Het is dus begrijpelijk dat de Eurocommissaris waarde hecht aan het terugdringen van de stikstofdepositie ter naleving van de gemaakte afspraken over natuurbescherming en natuurherstel. Hoewel het niet-overschrijden van de KDW de beste garantie geeft voor het beschermen van de natuur (mits waar nodig gecombineerd met natuurherstelmaatregelen), is dat voor het bereiken van een gunstige staat van instandhouding niet altijd overal nodig; de richtlijnen eisen dat ook niet. Een analyse op locatie- of gebiedsniveau kan tot het inzicht leiden dat ook met een hogere depositie dan de KDW natuurdoelen gehaald kunnen worden, bijvoorbeeld door duurzaam inzetbare natuurherstelmaatregelen. Dat zal dan wel voortdurend gemonitord moeten worden.
Erkent u dat het reduceren van stikstofdepositie tot onder de Kritische Depositiewaarde (KDW) in een Natura 2000-gebied geen garantie is voor het stoppen van eventuele verslechtering dan wel het faciliteren van eventueel volledig herstel van een habitat of Natura 2000-gebied, zoals de Eurocommissaris in zijn brief suggereert? Erkent u dat daarbij talloze andere factoren dan stikstofdepositie een rol (kunnen) spelen? Kunt u uw antwoord toelichten?
Het is juist dat er, naast stikstof, andere drukfactoren zijn die ertoe leiden dat zowel het tegengaan van verslechtering als het realiseren van natuurherstel wordt bemoeilijkt. Voorbeelden hiervan zijn verdroging, versnippering en verstoring. Om natuurdoelen te realiseren zal het dus niet volstaan om alleen te werken aan stikstofreductie. Daarom kiest het kabinet ook voor een brede, integrale aanpak waarin niet alleen wordt ingezet op stikstofreductie, maar ook op onder andere natuurherstelmaatregelen om ook andere drukfactoren dan stikstof aan te pakken.
Bent u bekend met het artikel'Geen verband tussen stikstof en «staat van instandhouding natuur»« van Stichting Agri Facts? Hoe beoordeelt u de uitkomsten van het onderzoek, waaruit blijkt dat er geen verband is tussen de overschrijding van de KDW in een Natura 2000-gebied en de staat van instandhouding van dat gebied? Erkent u dat ook (stikstofgevoelige) Natura 2000-gebieden waar de KDW wordt overschreden, in goede of zelfs uitstekende toestand kunnen verkeren? Kunt u uw antwoord toelichten?2
Ik ben bekend met het artikel. De conclusies in het artikel zijn echter onjuist, omdat de betekenis van het Standaardgegevensformulier (SDF) niet goed is geïnterpreteerd en toegepast. De auteurs veronderstellen dat het SDF in absolute zin een uitspraak doet over de kwaliteit van de natuur en daarmee over de gevolgen van bijvoorbeeld stikstofdepositie. Dat is echter niet het geval. Het SDF gaat vooral over de relatieve betekenis (het belang) van het gebied voor de erin voorkomende habitattypen en soorten. Dat er vervolgens geen verband is gevonden tussen de mate van KDW-overschrijding en de scores in het SDF is niet verwonderlijk: een door stikstof aangetast gebied kan nog steeds binnen Nederland tot de belangrijkste gebieden behoren. Een duidelijk voorbeeld is de Veluwe, waar de effecten van stikstof heel duidelijk zijn, maar waar nog steeds wel zeer grote oppervlakten van stikstofgevoelige habitats voorkomen, zoals zandverstuivingen, droge heiden en oude eikenbossen. Een nadere uitleg over het Standaardgegevensformulier wordt gegeven in de antwoorden van 29 maart 2023 op schriftelijke vragen van het Tweede Kamerlid Bisschop (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2022–2023, nr. 2071).
Er bestaat brede wetenschappelijke consensus over het negatieve effect van overbelasting met stikstof op natuurkwaliteit. Een overzicht van de beschikbare kennis hierover is bijvoorbeeld opgenomen in deel I, hoofdstuk 2 van de herstelstrategieën (zie www.natura2000.nl). Als de KDW wordt overschreden, dan betekent dat niet dat dit ook per direct terug te zien is in een achteruitgang van natuurkwaliteit, maar wel dat het risico bestaat dat die verslechtering op termijn op gaat treden. Als er geen redenen zijn om aan te nemen dat dit risico in het betreffende gebied (bijvoorbeeld vanwege de specifieke lokale omstandigheden) niet aan de orde is, dan zullen maatregelen getroffen moeten worden om dit risico weg te nemen en de (dreigende) verslechtering tegen te gaan.
Is Nederland in uw ogen wel of niet in Europees verband verplicht om de stikstofdepositie in Natura 2000-gebieden te reduceren tot onder de KDW? Zo ja, op welke juridische grondslag is deze verplichting in uw ogen gebaseerd en waarom? Zo nee, waarom niet en hoe verklaart u dan dat de Eurocommissaris deze verplichting in zijn brief wel suggereert, gezien het in zijn ogen«van essentieel belang [is] ervoor te zorgen dat de kritische depositiewaarde in geen enkel Natura 2000-gebied nog wordt overschreden»?
De Habitatrichtlijn schrijft voor dat de in de bijlagen I en II van die richtlijn opgenomen natuurlijke habitats en habitats van soorten landelijk in een gunstige staat van instandhouding worden gehouden of gebracht. Een soortgelijke verplichting geldt ook voor vogels en hun leefgebieden onder de reikwijdte van de vogelrichtlijn. In de daartoe aangewezen Natura 2000-gebieden moet verslechtering worden voorkomen en moet – waar dat in het aanwijzingsbesluit is voorgeschreven – op termijn uitbreiding en/of verbetering worden bereikt. Knelpunten die de realisatie van deze doelen in de Natura 2000-gebieden belemmeren, waarvan stikstof in veel gebieden een hele belangrijke is, moeten worden weggenomen. Een belangrijke, wetenschappelijk onderbouwde indicatie wanneer er in zijn algemeenheid van overbelasting met stikstof sprake is, is als de kritische depositiewaarde (KDW) wordt overschreden. Het is dus begrijpelijk dat de Eurocommissaris waarde hecht aan het terugdringen van de stikstofdepositie ter naleving van de gemaakte afspraken over natuurbescherming en natuurherstel. Hoewel het niet-overschrijden van de KDW de beste garantie geeft voor het beschermen van de natuur (mits waar nodig gecombineerd met natuurherstelmaatregelen), is dat voor het bereiken van een gunstige staat van instandhouding niet altijd overal nodig; de richtlijnen eisen dat ook niet. Een analyse op locatie- of gebiedsniveau kan tot het inzicht leiden dat ook met een hogere depositie dan de KDW-natuurdoelen gehaald kunnen worden, bijvoorbeeld door duurzaam inzetbare natuurherstelmaatregelen. Dat zal dan wel voortdurend gemonitord moeten worden.
Is de Europese Commissie (EC) in uw ogen bevoegd om toe te zien op het reduceren van de stikstofdepositie tot onder de KDW in Nederlandse Natura 2000-gebieden? Zo ja, op welke juridische grondslag is deze bevoegdheid in uw ogen gebaseerd en waarom? Zo nee, waarom niet en hoe verklaart u dan dat de Eurocommissaris deze bevoegdheid in zijn brief wel suggereert?
Op grond van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) heeft de Europese Commissie een belangrijke verantwoordelijkheid bij het bewaken dat lidstaten in overeenstemming met de Europeesrechtelijke verplichtingen handelen. Wanneer de Europese Commissie constateert dat een lidstaat Europees recht overtreedt, spreekt zij de lidstaat hierop aan. De Commissie kan de lidstaat voor het Hof van Justitie van de Europese Unie dagen. Dit is de zogenaamde inbreukprocedure. Volgens artikel 258 VWEU kan de Commissie, wanneer deze van oordeel is dat een lidstaat een verdragsverplichting heeft geschonden, na een met redenen omkleed advies uitgebracht te hebben een zaak aanhangig maken bij het Hof van Justitie. Volgens artikel 260 VWEU kan het Hof daarna vaststellen dat de lidstaat in kwestie niet de op hem rustende verplichtingen is nagekomen, waarna de lidstaat gehouden is de nodige maatregelen te treffen om het arrest van het Hof uit te voeren. Als dit niet gebeurt, kan het Hof een dwangsom opleggen.
Kunt u deze vragen zo spoedig mogelijk en afzonderlijk van elkaar beantwoorden?
Ja.
VN-resolutie 2664 die humanitaire uitzonderingen mogelijk maakt in VN-sanctieregimes |
|
Sjoerd Sjoerdsma (D66) |
|
Wopke Hoekstra (viceminister-president , minister buitenlandse zaken) (CDA) |
|
|
|
|
Bent u bekend met VN-resolutie 2664?1
Ja.
Hoe oordeelt u over de mogelijkheden om een «carve-out» in VN-sanctieregimes aan te brengen om humanitaire hulp door gerenommeerde humanitaire organisaties makkelijker mogelijk te maken?
VN-Veiligheidsraadsresolutie 2664 introduceert een humanitaire exemptie in alle VN-sanctieregimes. Het invoeren van humanitaire exempties2 komt tegemoet aan een breed en lang gedragen wens van humanitaire actoren en zal hun werk vergemakkelijken. Mede door uitdagingen als overcompliance en derisking door leveranciers en financiële dienstverleners tegen te gaan. Tevens maakt het harmoniseren van regelgeving compliance voor zowel banken als humanitaire actoren eenvoudiger en daarmee goedkoper. Daarnaast biedt de resolutie een unieke kans om humanitaire uitzonderingen te harmoniseren op basis van een nieuwe internationale standaard, zowel tussen de verschillende EU-sanctieregimes als t.o.v. sleutelpartners als de Verenigde Staten en het Verenigd Koninkrijk.
In welke mate is de VN-resolutie 2664 reeds verwerkt in de EU-sanctieregime? Kunnen Nederlandse en Europese humanitaire organisaties al gebruik maken van de uitzonderingen gemaakt in VN-resolutie 2664?
VN-Veiligheidsraadresolutie 2664 voorziet in een uitzondering op het verbod om economische middelen ter beschikking te stellen aan entiteiten en personen op de sanctielijst. De uitzondering geldt voor bepaalde humanitaire actoren en enkel voor activiteiten die noodzakelijk zijn voor het leveren van humanitaire hulp en het ondersteunen van menselijke basisnoden. De EU heeft eerder dit jaar de benodigde aanpassingen gemaakt om de humanitaire exemptie door te voeren in de Europese wetteksten die VN-sanctieregimes implementeren. Ook is de exemptie, mede op Nederlands initiatief, reeds ingevoerd voor zogenaamde «gemengde» sanctieregimes, waar zowel EU- als VN-listings onder vallen. Nederland is in EU-kader voorvechter van het doorvoeren van de humanitaire exemptie in EU-autonome sanctieregimes, in lijn met VN-resolutie 2664. Zo werd in het EU-autonome sanctieregime ten aanzien van Syrië voor een initiële periode van zes maanden een humanitaire exemptie op basis van VN-Resolutie 2664 aangenomen. Met gelijkgezinden zet Nederland zich in om deze exemptie ook in andere regimes in te voeren. Dit gebeurt op een casy-by-case basis met inachtneming van eventuele risico’s en de specifieke context van elk sanctieregime.
Wat voor geschat effect heeft deze carve-out op de lokale bevolking in onder sancties geplaatste regimes, zoals Syrië en Iran?
Het is nog te vroeg om een precieze inschatting te maken van het effect van de implementatie van VN-Veiligheidsraadresolutie 2664. In gebieden waar al langer humanitaire exempties van kracht zijn (zoals Afghanistan en bezette delen van Oekraïne) rapporteren humanitaire organisaties dat deze maatregel hulpverlening daadwerkelijk vergemakkelijkt. Ook ten aanzien van Syrië ontvangt het kabinet signalen dat de recente exemptie de levering van humanitaire hulp al eenvoudiger maakt. Daarmee is de inschatting dat deze humanitaire exempties een positief effect zullen hebben op het welzijn van die delen van de bevolking die humanitaire hulp nodig hebben. Het kabinet zal de effecten actief blijven monitoren.
Hoe werkt u samen met banken en financiële dienstverleners om deze resolutie te implementeren?
Het kabinet voert regelmatig overleg met Ngo’s en banken via de Ronde Tafel Financiële Toegang, waar op verzoek van het kabinet ook VN-Veiligheidsraadresolutie 2664 is geagendeerd en toegelicht. Daarnaast voert het kabinet separate gesprekken met de Nederlandse Vereniging van Banken over de humanitaire exempties onder VN-Veiligheidsraadresolutie 2664. Bij deze gesprekken bespreekt het kabinet ook met banken en ngo’s hoe de harmonisering van regels op basis van resolutie 2664 kan helpen om problemen rond derisking en overcompliance te helpen oplossen – bijvoorbeeld bij het faciliteren van de aardbevingsrespons in Syrië. Banken en ngo’s geven aan deze inzet te verwelkomen.3 Ten slotte kunnen humanitaire organisaties en banken bij specifieke vragen direct contact opnemen met het humanitaire contactpunt van de EU, of het Ministerie van Financiën.
Wilt u deze vragen afzonderlijk beantwoorden?
Ja.
De samenwerking tussen Japan en Zuid-Korea als reactie op de Amerikaanse CHIPS-Act |
|
Ernst Boutkan (Volt) |
|
Liesje Schreinemacher (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (VVD) |
|
|
|
|
Kunt u reflecteren op het artikel «Rapidus Official Calls US Semiconductor Regulations Too Aggressive, Calls for Cooperation between Korea, Japan» van Business Korea van 10 maart 2023?1
Dit Koreaanse krantenartikel betreft de halfgeleidermarkt in Azië. Mede gezien de geringe link met het Nederlandse beleid terzake, vind ik het niet op mijn pad liggen op dit Koreaanse krantenartikel te reageren.
Wat is uw reactie op de uitspraak van Yasumitsu Orii, senior bestuurslid van Rapidus (een joint venture dat vorig jaar is opgericht door acht Japanse conglomeraten, waaronder Toyota, Sony, Softbank, Kioxia en NTT, om een sterke lokale industrie voor geavanceerde halfgeleiders op te zetten gesteund door de Japanse overheid) dat «Amerikaanse regelgeving eerder de Japanse semiconductor-industrie heeft verzwakt. Maar nu de Verenigde Staten weer via regelgeving proberen om wereldwijd dominant in halfgeleiders te worden, moeten Korea en Japan wel samenwerken om te reageren op deze stappen van de VS»?
Zie antwoord vraag 1.
Hoe plaatst u deze opmerking in het licht van de onderhandelingen tussen de VS, Japan en Nederland over maatregelen om de export van geavanceerde chiptechnologie naar China te beperken?
Op 8 december 2022 en 8 maart 2023 heeft u vertrouwelijke briefings gehad met ambtenaren over dit onderwerp. Zoals ook gemeld in het antwoord van 8 november 2022 op Kamervragen van VOLT, kan ik niet in details treden over gesprekken over dit onderwerp met partnerlanden. Voor het overige verwijs ik graag naar mijn brieven aan uw Kamer op 8 maart jl. en 1 december 2022.
Welke garantie heeft u dat Japan meedoet met de maatregelen die de VS, Japan en Nederland hebben afgesproken?
Net als Nederland gaat Japan over zijn eigen beleid. Op 31 maart jl. heeft het Ministry of Economy, Trade and Industry (METI) een lijst van items gepubliceerd die het onder exportcontrole wil laten brengen. Het gaat hier om geavanceerde productieapparatuur voor halfgeleiders.
Inhoudelijk is er veel gelijkgezindheid tussen Europa, VS en partnerlanden in de Indo-Pacific wat betreft het belang dat we onze nationale veiligheid schragen met passende maatregelen op halfgeleiderterrein. Tijdens mijn recente ontmoeting met Minister Nishimura in Japan heb ik het belang van samenwerking op het gebied van exportcontrole benoemd. Maar ook Japan maakt hier uiteindelijk een eigen afweging.
Eerder stond Japan achter de maatregel om de export van EUV-machines naar China te verbieden, omdat deze maatregel enkel ASML trof, de grote concurrent van Japanse lithografiebedrijven. Hoe treffen de nieuwe maatregelen Japanse bedrijven?
Door Nederland ingestelde exportcontrolemaatregelen zijn alleen gericht op export vanuit Nederland. Over de Nederlandse maatregelen bent u in de brief van 8 maart jl. geïnformeerd.
Is het mogelijk dat Japan enkel akkoord gaat met de maatregelen die haar Nederlandse concurrenten treffen en de maatregelen die Japanse bedrijven hard treffen, negeert?
Zie antwoord op vraag 4.
Welke gevolgen heeft dat voor de concurrentiepositie van de Nederlandse chiptechnologiebedrijven?
Zie antwoord vraag 6.
Bent u bereid de exportmaatregelen voor Nederlandse chiptechnologiebedrijven in te trekken als de Japanse regering enkel de maatregelen invoert die de Japanse bedrijven nauwelijks raken?
Nee. Het kabinet maakt hierin een eigen afweging van belangen en in de Kamerbrief van 8 maart is deze afweging met uw Kamer gedeeld.
De training door de Europese Unie van het Oekraïense leger |
|
Pepijn van Houwelingen (FVD) |
|
Wopke Hoekstra (viceminister-president , minister buitenlandse zaken) (CDA), Kajsa Ollongren (minister defensie) (D66) |
|
|
|
|
Bent u bekend met de bewering onlangs van de voorzitter van de Europese Commissie, Von der Leyen, dat de Europese Unie het Oekraïense leger traint?1
Ja.
Klopt het, zoals meermaals is beweerd door de premier, dat de Europese Unie geen leger heeft en dat er ook geen Europees leger komt?2
Er is geen sprake van de vorming van een Europees Leger. De EU maakt voor EU-missies en operaties, dus ook voor de EU Military Assistance Mission (EUMAM) die zich richt op training van Oekraïense militairen, gebruik van militairen en capaciteiten die de lidstaten daartoe ter beschikking stellen. De besluitvorming over de inzet van de Nederlandse krijgsmacht is, conform de Grondwet, een nationale competentie.
Indien er geen Europees leger is en er ook geen Europees leger komt, hoe kan het dan zo zijn dat de Europese Unie het Oekraïense leger traint? Of zijn het misschien de legers van de afzonderlijke lidstaten van de Europese Unie die het Oekraïense leger trainen en drukte Von der Leyen zich slechts wat slordig uit?
Zie antwoord vraag 2.
Is ook het Nederlandse leger betrokken bij het trainen van het Oekraïense leger?
Ja.
Indien dit het geval is, sinds wanneer traint het Nederlandse leger het Oekraïense leger?
Nederland draagt in EU-verband, sinds de oprichting van EUMAM eind 2022, op verschillende manieren bij aan de training van Oekraïense militairen.3
De berichtgeving over ‘Project Fear’ van de Britse overheid tijdens de coronacrisis |
|
Wybren van Haga (BVNL) |
|
Mark Rutte (minister-president , minister algemene zaken) (VVD), Kuipers |
|
|
|
|
Heeft u kennisgenomen van de berichtgeving aangaande ««Project Fear» authors discussed when to «deploy» new Covid variant», de «Lockdown Files» en de openbaargemaakte chatberichten van voormalig health secretary Matt Hancock?1, 2, 3, 4
Ja.
Was u op de hoogte van deze strategie van de Britse voormalig Minister van Volksgezondheid om de bevolking angst aan te jagen door het «uitrollen» van een nieuwe COVID-variant? Zo ja, wanneer bent u hiervan op de hoogte gebracht, welke Nederlandse autoriteiten en/of bewindspersonen beschikten over deze informatie, wat is de Nederlandse reactie hierop geweest, waarom heeft u hierover de Kamer niet geïnformeerd en waarom heeft de Nederlandse overheid hieraan geen ruchtbaarheid gegeven en dit niet sterk veroordeeld?
Ik was hiervan niet op de hoogte. Overigens merk ik wel op dat de term «deploy», door u vertaald als «uitrollen», geen betrekking heeft op het uitrollen van een nieuwe COVID-variant maar op het nieuws over deze variant.
Indien u niet op de hoogte was van de tactiek van Hancock, hoe reflecteert u dan op de informatie uit de zogenaamde «Lockdown Files», die recent naar buiten is gebracht? Bent u voornemens contact op te nemen met de Britse overheid om opheldering te vragen over deze kwestie?
Uit de persberichten over de gelekte whatsapp berichten komt naar voren dat ook andere aspecten dan wetenschappelijke inzichten meegespeeld hebben in de besluitvorming in het Verenigd Koninkrijk. Ik zie geen reden om contact op te nemen met de Britse overheid.
Vindt u het geoorloofd dat de Britse regering een nieuwe COVID-variant actief en gecalculeerd heeft ingezet om angst en daarmee draagvlak voor een lockdown te creëren? Zo ja, kunt u dan uitleggen op welke manier het wat u betreft wetenschappelijk en moreel verantwoord is om een potentieel, vermeend, gezondheidsgevaar bewust in te zetten voor politieke doeleinden?
Ten algemene ben ik van mening dat het nooit geoorloofd is om angst te creëren.
Is het wat u betreft geoorloofd dat de Britse overheid belangrijke informatie zoals deze – het ontstaan van een nieuwe COVID-variant en daarmee een vermeend nieuw risico voor de volksgezondheid – niet direct openbaar heeft gemaakt, maar bewust heeft gewacht op het juiste «momentum» om deze informatie naar buiten te brengen, teneinde de eigen agenda maximaal te faciliteren? Zo ja, kunt u hiervoor een onderbouwde uitleg/rechtvaardiging geven?
De inzet van het kabinet is erop gericht belangrijke informatie zo snel mogelijk openbaar te maken. Tijdens de coronacrisis is op rijksoverheid.nl het coronadashboard ingericht, zodat eenieder de ontwikkeling van het virus kan volgen.
Weet u of en welke wetenschappers en/of wetenschappelijke instituten op de hoogte waren van deze aanpak van de Britse regering? Waren ook Nederlandse wetenschappers/instituten/prominenten ingelicht over deze strategie? Zo ja, wie waren dit? Indien u dit niet weet, bent u dan bereid dit uit te zoeken?
Aangezien de door u aangehaalde artikelen in de pers gaan over een grote hoeveelheid gelekte interne whatsapp berichten tussen leden van de Britse regering en ambtenaren, heb ik geen enkele reden om aan te nemen dat wetenschappers of wetenschappelijke instituten in Nederland op de hoogte waren van deze berichten. Ik zie geen reden om dit uit te zoeken.
Heeft de Nederlandse overheid zich tijdens de coronacrisis ook bediend van dergelijke strategieën? Kunt u aangeven of en welke informatie tijdens/over/met betrekking tot de coronapandemie en het coronavirus de Nederlandse overheid strategisch heeft ingezet voor politieke doeleinden? Zijn ook door Nederlandse bewindspersonen en/of andere autoriteiten in Nederland nieuwe COVID-varianten en/of andere COVID-gerelateerde zaken ingezet voor politieke doeleinden/beeldvorming en/of om kabinets(corona)beleid te ondersteunen/faciliteren en/of draagvlak voor beleid onder de bevolking te creëren? Zo ja, kunt u dan gedetailleerd inzicht geven op welke manier, op welke momenten, door welke personen en op basis van welke informatie en bevoegdheden dit is gebeurd, op basis van welke overwegingen, wie daar (indirect) vanaf wisten en welke communicatie tussen welke (bewinds)personen daarover heeft plaatsgevonden? Zo niet, kunt u dan bewijslast aanleveren die aantoont dat de Nederlandse overheid zich nooit van dergelijke tactieken heeft bediend? Zo nee, waarom niet?
De inzet van de Nederlandse overheid is gericht op het zo snel en accuraat mogelijk informeren van de Nederlandse bevolking over de aspecten die samenhangen met de corona epidemie. Daarbij is ook oog voor het draagvlak voor maatregelen maar is er geen sprake van het strategisch inzetten van informatie voor politieke doeleinden. Ook de Onderzoeksraad voor Veiligheid, die het handelen van de Nederlandse overheid in de coronacrisis onderzocht heeft, heeft hiervan en in haar beide evaluatie rapporten geen melding gemaakt.
Klopt het dat het Nederlandse kabinet op basis van de specifieke variant die Hancock, zoals blijkt uit de openbaargemaakte chatberichten, wilde «uitrollen», de avondklok heeft ingevoerd? Zo ja, klopt het dan dus dat het Nederlandse kabinet (in ieder geval indirect) ook gebruik heeft gemaakt van deze nieuwe variant om politiek beleid te implementeren en hiervoor draagvlak te creëren? Is dit op meer momenten tijdens de coronacrisis gebeurd? Zo nee, waarom is dat volgens u niet het geval? Zo ja, vindt u dat gerechtvaardigd en waarom?
De avondklok is ingevoerd naar aanleiding van de epidemiologische situatie in Nederland.
Waarom zegt u in de beantwoording op eerdere Kamervragen dat er nooit gebruik is gemaakt van de zogenaamde Behavourial Dynamics Methodology (BDM) voor gedragsbeïnvloeding, terwijl dit zwart op wit staat in vrijgegeven Wet openbaarheid van bestuur (Wob)-documenten en inmiddels ook bekend is dat bepaalde coronamaatregelen, zoals de mondkapjesplicht, puur zijn ingezet voor het veranderen van gedrag?5, 6
Ik ben het niet eens met uw analyse dat uit de door u genoemde documenten zou blijken dat gebruik is gemaakt van de Behavioural Dynamics Methodology.
Indien de Nederlandse overheid tijdens de coronacrisis ook van dergelijke strategieën gebruik heeft gemaakt, is hierover dan contact geweest met de media? Over welke informatie beschikten welke journalisten/kranten/programma’s/websites en op welke manier en onder welke voorwaarden en afspraken door/met welke autoriteiten en/of bewindspersonen is deze gepubliceerd?
De Nederlandse overheid heeft tijdens de coronacrisis geen gebruikt maakt van door u genoemde strategieën.
De aangekondigde wet in Georgië over het aanmerken van media en maatschappelijke organisaties als buitenlandse vertegenwoordigers |
|
Kati Piri (PvdA) |
|
Wopke Hoekstra (viceminister-president , minister buitenlandse zaken) (CDA) |
|
|
|
|
Bent u bekend met de nieuwe wetgeving die in het Georgische Parlement wordt ingediend die het mogelijk maakt om media en maatschappelijke organisaties die financiering ontvangen uit het buitenland als «buitenlandse vertegenwoordigers» aan te merken?
Ja.
Welke consequenties verwacht u voor de vrije pers en mensenrechten in Georgië?
Als de wet definitief zou zijn aangenomen, dan had dit een ondermijnend en stigmatiserend effect gehad op de vrije pers en maatschappelijk middenveld in Georgië. Onafhankelijke media en een omgeving waarin maatschappelijke organisaties vrij hun werk kunnen doen zijn essentieel voor een goed functionerende democratie waarin respect voor mensenrechten is gewaarborgd.
Op 10 maart jl. is het conceptwetsvoorstel «foreign influence» formeel ingetrokken in het Georgische parlement. Deze formele intrekking volgde na dagen van grote protesten in Tbilisi en kleinere demonstraties in andere Georgische steden. Nederland en de internationale gemeenschap steunen de formele intrekking van deze conceptwet.
Ziet u de gelijkenis tussen deze wet en een wet die eerder in Rusland is ingevoerd in 2012 en voor grote restricties heeft gezorgd van media en het maatschappelijk middenveld? Verwacht u een vergelijkbare uitwerking?
Ik zie gelijkenissen tussen deze wet en de Russische Foreign Agent wet in haar initiële vorm van 2012. Indien de wet definitief was aangenomen en uitgevoerd, dan zou sprake zijn geweest van ernstige negatieve gevolgen. In welke mate die overeen waren gekomen met de uiteindelijke uitwerking in Rusland is nu niet aan te geven.
Welke consequenties heeft de implementatie van deze wet op het perspectief op het Europese Unie (EU)-kandidaat lidmaatschap van Georgië?
De Georgische regeringspartij kondigde op 9 maart jl. aan de wetgeving in te trekken. Op 10 maart jl. is de conceptwet formeel ingetrokken en verworpen in het parlement. Dat is een positieve ontwikkeling. De wetgeving is niet in lijn met de Kopenhagencriteria en staat haaks op het streven van Georgië om EU-kandidaat-lidmaatschap te verkrijgen. Het garanderen van mediavrijheid en een gunstige omgeving voor het maatschappelijk middenveld zijn essentieel in een democratie en tevens in het EU-toetredingsproces, zoals ook is benadrukt in de verklaring van de EU Hoge Vertegenwoordiger (HV) Borrell op 7 maart jl.1
De EU en Nederland moedigen de Georgische autoriteiten aan om volledig uitvoering te geven aan de twaalf hervormingsprioriteiten uit de Opinie van de Europese Commissie2. De Commissie zal in een formeel voortgangsrapport beoordelen in welke mate Georgië voldoet aan de prioriteiten uit de Opinie, ook op het gebied van mediavrijheid en de bescherming van het maatschappelijk middenveld. Dit rapport wordt in oktober 2023 verwacht.
Bent u bereid uw Georgische ambtsgenoot aan te spreken over het belang van vrije pers en het maatschappelijk middenveld?
Ja. Het belang van vrije pers en een sterk maatschappelijk middenveld wordt ook regelmatig op hoogambtelijk niveau, in bilaterale ontmoetingen en in EU-verband benadrukt. Op 1 maart jl. spraken de in Tbilisi vertegenwoordigde EU lidstaten inclusief Nederland, met de Voorzitter van het Georgische parlement. Tijdens het gesprek hebben de lidstaten hun zorgen geuit over het wetsvoorstel en de waarde van het maatschappelijk middenveld en de vrije media in Georgië nogmaals onderstreept.
Bent u bereid zich uit te spreken tegen het aannemen van deze wet?
Ja. Ik heb op 8 maart jl. middels een tweet de Nederlandse zorgen over het aannemen in eerste lezing van deze wet overgebracht.3 Het is positief dat de conceptwetgeving inmiddels formeel is ingetrokken. Het blijft van belang dat de Georgische regering voortvarend en onomkeerbaar uitvoering geeft aan alle twaalf prioriteiten die door de EU zijn gesteld, inclusief de prioriteiten die zijn verbonden met vrije media en het maatschappelijk middenveld.
Het lokaliseren van Joodse gemeenschappen over de hele wereld door Iran om daar moordaanslagen op te kunnen plegen |
|
Derk Jan Eppink (JA21), Kees van der Staaij (SGP) |
|
Dilan Yeşilgöz-Zegerius (minister justitie en veiligheid) (VVD), Wopke Hoekstra (viceminister-president , minister buitenlandse zaken) (CDA) |
|
|
|
|
Kent u het bericht «Iran «mapping» locations of Jewish diaspora for «hit squads to target» in event of attack by Israel»?1
Ja.
Kunt u, indien nodig na overleg met Israël en/of andere bondgenoten, bevestigen of Iran inderdaad voornemens zou zijn om Joodse gemeenschappen en organisaties buiten Israël in kaart te brengen, met het doel (moord)aanslagen te plegen wanneer het regime daar een rechtvaardiging voor ziet?
Het kabinet heeft regelmatig en op verschillende wijzen overleg inzake Iran met Israël en andere landen. Indien er sprake is van een concrete dreiging dan zal het kabinet daartegen handelend optreden.
Klopt het dat deze dreiging ook concreet geldt voor Joden dan wel Joodse en/of pro-Israëlische organisaties in Nederland, zoals het Centrum Informatie en Documentatie Israel (CIDI) en Christenen voor Israël?2 Zo ja, bent u bereid de Iraanse ambassadeur hierover te ontbieden en hem om opheldering te vragen?
Indien er sprake is van een concrete dreiging, dan zal het kabinet daartegen handelend optreden. Waar nodig en effectief geacht, kunnen daarbij ook diplomatieke middelen worden ingezet, zoals ontbieden of anderszins opheldering vragen bij de Iraanse ambassadeur in Nederland.
Zijn er voorts aanwijzingen dat het Iraanse regime andere acties van bedreigende en ondermijnende aard uitvoert, of daartoe in staat is, zoals vergeldingsacties, hybride oorlogvoering en cyberaanvallen; en zo ja, zijn er aanwijzingen dat de Iraanse ambassade in Nederland hierbij een kwalijke rol kan spelen? Zo ja, bent u bereid de Iraanse ambassadeur ook hierover om opheldering te vragen?
Zoals in het openbare jaarverslag van de AIVD van het jaar 2021 staat, heeft (onder meer) Iran grote, offensieve cyberprogramma’s die duizenden hackers inzetten om te spioneren, kennis te stelen of sabotage voor te bereiden of te plegen. Het kabinet is alert op dreigingen tegen de nationale veiligheid, ook indien dit spionage betreft. Indien nodig kan het kabinet verschillende instrumenten inzetten om dreigingen tegen te gaan. Waar nodig en effectief kunnen daarbij ook diplomatieke middelen worden ingezet, zoals ontbieden of anderszins opheldering vragen bij de Iraanse ambassadeur in Nederland.
Welke maatregelen neemt de Nederlandse regering om de veiligheid van Joden en organisaties in Nederland te waarborgen, en zijn deze veiligheidsmaatregelen voldoende om de dreiging daadwerkelijk het hoofd te bieden?
Het kabinet kan geen uitspraken doen over of, en zo ja, welke beveiligingsmaatregelen getroffen worden. In algemene zin geldt dat op basis van de duiding van een dreiging passende veiligheidsmaatregelen worden getroffen.
Staat u hierover in nauw contact met de Joodse gemeenschap?
In algemene zin geldt dat op basis van de duiding van een dreiging passende veiligheidsmaatregelen worden getroffen. Over het bredere onderwerp veiligheid heeft de Minister van Justitie en Veiligheid de afgelopen tijd met regelmaat ontmoetingen gehad met leden en vertegenwoordigers van de Joodse gemeenschap. Hierover is direct contact tussen de relevante onderdelen van de rijksoverheid – waaronder de Politie, de Koninklijke Marechaussee, en de Nationaal Coördinator Antisemitismebestrijding (NCAB) – en de Joodse gemeenschap.
Bent u bereid waar nodig preventief te handelen om wraakacties zoals gericht tegen de steekpartij op de schrijver Salman Rushdie te voorkomen; zo ja, met welke nationale maatregelen en met welke diplomatieke middelen kan Nederland in internationaal en Europees verband dit soort wraakacties voorkomen?3
De inzet van het kabinet is er uiteraard op gericht om veiligheidsincidenten waar mogelijk te voorkomen. Het is echter lastig om wraakacties van eenlingen te voorkomen. Indien het kabinet beschikt over concrete aanwijzingen van een dreiging, dan zal het kabinet daartegen in nationaal, Europees en/of internationaal verband handelend optreden. Indien er sprake is van betrokkenheid van een statelijke actor zouden daarbij ook diplomatieke middelen kunnen worden ingezet. Het kabinet verwijst hiervoor verder naar de Kamerbrief «Ongewenste buitenlandse inmenging» d.d. 16 maart 2018.
Zijn de genomen veiligheidsmaatregelen voldoende om de dreiging het hoofd te bieden, wanneer deze zich daadwerkelijk zou voordoen en Iran moordcommando’s zou afsturen op Joodse gemeenschappen in Nederland?
Zie het antwoord op vraag 5.
Bent u, mede in het licht van deze dreiging, bereid de Iraanse Revolutionaire Garde alsnog op de Nederlandse terreurlijst te plaatsen; en zo nee, waarom niet?
Het kabinet is voorstander van het plaatsen van het Islamitische Revolutionaire Gardekorps (IRGC) op de EU-terrorismelijst en verkende hiervoor uiteraard ook de mogelijkheid om IRGC op de nationale sanctielijst terrorisme te plaatsen. Dit blijkt echter juridisch op dit moment niet mogelijk. Toepassing van een nationale bevriezingsmaatregel is territoriaal beperkt en kan buiten het grondgebied van Nederland alleen worden toegepast op Nederlanders en Nederlandse rechtspersonen. Deze beperking maakt dat de Minister van Buitenlandse Zaken enkel over kan gaan tot een «nationale» bevriezingsmaatregel indien er bijvoorbeeld aanwijzingen bestaan dat een organisatie of persoon in of vanuit Nederland (een poging tot) terroristische activiteiten ontplooit of betrokken is bij het faciliteren daarvan. Voor de IRGC kan dit op dit moment echter onvoldoende onderbouwd worden.
Bent u tevens bereid in EU-verband te blijven pleiten voor het plaatsen van de Iraanse Revolutionaire Garde op de EU-lijst van terroristische organisaties?
Het kabinet is voorstander van het plaatsen van het Islamitische Revolutionaire Gardekorps (IRGC) op de EU-terrorismelijst en heeft hiervoor in Europees verband meermaals gepleit. De Juridische Dienst van de Raad heeft echter geconstateerd dat hiervoor momenteel geen juridische basis is. Het kabinet blijft zich inzetten om schendingen van het internationaal recht door de IRGC tegen te gaan en kijkt daarbij – in samenwerking met andere lidstaten – naar alle mogelijke instrumenten, waaronder sancties.
Ziet u een reële dreiging dat Iran op termijn nucleaire wapens kan ontwikkelen?4
Het is zorgwekkend dat Iran doorgaat met het uitbreiden van de voorraden verrijkt uranium en de verrijkingscapaciteit. Nederland roept, samen met Europese partners, Iran bij herhaling op om deze ernstige stappen in de verkeerde richting ongedaan te maken. Zo ook nog recent in de bestuursraad van het Internationaal Atoom Energie Agentschap. Het voorkomen van een Iraans kernwapen blijft een topprioriteit van Nederland. Een diplomatieke oplossing blijft de beste manier om een Iraans kernwapen te voorkomen.
Bent u het er mee eens dat de ontwikkeling van Iran als nieuwe kernmacht een ontwrichtende werking zou hebben voor de stabiliteit en veiligheid in het Midden-Oosten?
Ja. Indien Iran inzet op ontwikkeling van een kernwapen zal dit vermoedelijk een ontwrichtende werking op de stabiliteit en veiligheid in het Midden-Oosten hebben. Een Iraans kernwapen kan ook het risico op een nucleaire proliferatie crisis in de regio vergroten.
Op welke wijze wordt in NAVO- en Europees verband op dit scenario voorbereid?
Er is tussen Nederland en zijn partners in de EU en bondgenoten in de NAVO voortdurend intensief contact over belangrijke veiligheidsdossiers, waaronder het risico op een nucleaire proliferatie crisis in het Midden-Oosten. Een diplomatieke oplossing blijft de beste manier om een Iraans kernwapen te voorkomen. Nederland staat hierover in nauw contact met betrokken partners.
Kunt u deze vragen afzonderlijk beantwoorden, voorafgaand aan het commissiedebat op 16 maart over de Raad Buitenlandse Zaken?
De vragen zijn zo snel mogelijk beantwoord.
Het bericht 'How China’s police are ensnaring thousands of suspects abroad' |
|
Nilüfer Gündoğan (Gündoğan) |
|
Wopke Hoekstra (viceminister-president , minister buitenlandse zaken) (CDA) |
|
|
|
|
Bent u bekend met het bericht «How China’s police are ensnaring thousands of suspects abroad»?1
Ja.
Kunt u vanuit het Nederlandse perspectief, de opvatting uit het artikel bevestigen, dat «het meest verrassende element is China's achtervolging van voortvluchtigen buiten haar grenzen. De schaal van deze activiteiten wereldwijd is nu onthutsend – waarbij vele duizenden verdachten betrokken zijn – en het zet de betrekkingen met het Westen steeds meer onder druk»?
Zoals beschreven in het Dreigingsbeeld Statelijke Actoren 2, richten buitenlandse vormen van beïnvloeding en inmenging zich vaak op diasporagemeenschappen en op opposanten (bijvoorbeeld critici of politieke dissidenten) van buitenlandse overheden2. Beïnvloedings- en inmengingsactiviteiten kunnen verschillende openlijke en heimelijke vormen aannemen, van beïnvloeding via (des)informatiecampagnes, tot intimidatie of bedreiging en zelfs tot het toepassen van geweld en liquidatie. Nederland is helaas evenals vele andere landen een doelwit van (heimelijke) beïnvloedingsactiviteiten van statelijke actoren, waaronder China. Dit maakt dat in de betrekkingen met China de balans van openheid en beschermen meer verschuift naar beschermen.
Deelt u de observaties van FBI directeur Christopher Wray over wat volgens hem inmiddels op grote schaal aan de orde is: «inmenging in onze onafhankelijke rechterlijke macht, schending van zowel onze soevereiniteit als de normen van politiegedrag om hier in onze achtertuin wetteloze intimidatiecampagnes te voeren». «We zien dat de Chinese regering haar toevlucht neemt tot chantage, bedreiging met geweld, stalking en ontvoeringen. Ze hebben daadwerkelijk criminele organisaties in de VS ingeschakeld en hen premies aangeboden in de hoop doelen met succes terug te brengen naar China»? Wat vindt u hiervan?
Ongewenste buitenlandse inmenging is in alle gevallen onacceptabel.
Heeft u aanwijzingen dat de Volksrepubliek China dergelijke activiteiten op Nederlands grondgebied heeft voortgezet, sinds de Chinese ambassadeur door de Nederlandse regering op 31 oktober is aangesproken op de aanwezigheid van «overzeese politie service stations»? Houdt u rekening met de mogelijkheid dat (een deel van de) activiteiten van deze «overzeese politie service stations» ondergronds wordt voortgezet?
Zoals aangegeven in de beantwoording op vragen van de leden Sjoerdsma en Van der Werf op 20 december 2022 (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2022–2023, nr. 1107), heeft de Chinese ambassade in Nederland sinds het gesprek op 31 oktober 2022 bevestigd dat de stations inmiddels gesloten zijn. De vestiging in Nederland van dergelijke stations in onacceptabel. Het Ministerie van Buitenlandse Zaken staat in contact met (vertegenwoordigers van) de Chinese diaspora in Nederland. Daarbij komen sporadisch signalen binnen over ongewenste buitenlandse inmenging. Tot op heden is hierbij geen verband vastgesteld met deze stations. Personen in Nederland die te maken krijgen met intimidatie, manipulatie of ongewenste beïnvloeding kunnen altijd aangifte of melding doen bij de politie. Indien het kabinet dergelijke activiteiten waarneemt zal het kabinet hierop acteren en de Chinese autoriteiten hierop aanspreken.
Erkent u dat de werkwijzen van de Volksrepubliek China een intimiderende uitwerking hebben of kunnen hebben op mensen uit de Chinese diaspora in Nederland, waarbij de mogelijkheid om aangifte te doen mogelijk niet opweegt tegen de risico’s die dat voor deze mensen met zich meebrengt? Kunt u uitsluiten dat dit in Nederland ook aan de orde is? Kunt u iets doen om de invloed van Chinese intimidatie op de aangiftebereidheid van mensen uit de Chinese diaspora te beperken?
Ongewenste inmenging door China in de Chinese diaspora in Nederland kan voor personen uit die gemeenschap een intimiderende en bedreigende uitwerking hebben. Dergelijke inmenging vindt het kabinet te allen tijde volstrekt onwenselijk. Personen die zich geïntimideerd of bedreigd voelen door de heimelijke, ongewenste activiteiten van andere overheden, kunnen daarvan melding of aangifte doen bij de politie. In geval van strafbare feiten, kunnen politie en Openbaar Ministerie een strafrechtelijk onderzoek doen.
De bereidheid om melding of aangifte te doen verschilt per gemeenschap en per persoon, mede afhankelijk van de ervaringen van die persoon met de overheid van het betreffende land. Of de terughoudendheid van personen uit de Chinese diaspora op dit gebied groter is dan bij personen uit andere gemeenschappen in Nederland of in andere landen, is niet te zeggen. Het kabinet vindt het doen van melding en aangifte bij de politie belangrijk. Daarom werkt het kabinet aan het verhogen van de bewustwording en aangiftebereidheid van burgers rond ongewenste buitenlandse inmenging, onder andere door te wijzen op de risico’s en uitingsvormen van ongewenste buitenlandse inmenging, tijdens gesprekken die al worden gevoerd met diasporagemeenschappen.
Heeft u kennis genomen van het antwoord van premier Rutte op de vraag van het lid Gündoğan tijdens het debat over de Europese top op 8 februari jongstleden «of er binnen de EU een plek is waar informatie over het gedrag van de volksrepubliek jegens haar voormalige onderdanen op ons grondgebied wordt geïnventariseerd»? Kunt u het antwoord van de premier over uw inzet preciseren?
Nederland heeft bij de Raad Buitenlandse Zaken van 14 november jl. de oproep gedaan om binnen de EU meer coherent op te trekken waar het aankomt op ongewenste buitenlandse inmenging. Dat geldt niet specifiek voor één land, maar voor alle statelijke actoren die zich schuldig maken aan ongewenste buitenlandse inmenging. Zoals benadrukt door de Minister-President tijdens het debat over de Europese top op 8 februari jl., houdt het probleem van ongewenste inmenging niet op bij grenzen. Dit onderwerp komt uiteraard in de Raad Justitie en Binnenlandse Zaken aan de orde, maar ik zie hier ook een duidelijke rol voor de Raad Buitenlandse Zaken. Om een beter beeld te krijgen van ongewenste inmenging in de EU-lidstaten heb ik samen met mijn Luxemburgse en Belgische collega de EU (in dit geval EDEO) opgeroepen een gezamenlijk situationeel beeld hierover op te stellen. Daar wordt momenteel aan gewerkt. Daarnaast zoek ik ook met partners buiten de EU naar manieren om ongewenste inmenging tegen te gaan, want dit probleem beperkt zich uiteraard niet tot de Europese grenzen.
Heeft u kennis genomen van het feit dat de moeder van de Nederlandse luchtmachtofficier M. J., is gearresteerd en is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 15 jaar, klaarblijkelijk omdat zij hem in 2014 in Nederland heeft bezocht in verband met zijn huwelijk? Heeft u kennis genomen van het feit dat de schoonzus van de Nederlandse luchtmachtofficier J., daarna ook is gearresteerd en is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 15 jaar, klaarblijkelijk omdat zij contact heeft gehad met de heer J. via WeChat en hem heeft geïnformeerd over het trieste lot van zijn moeder?
Wij hebben kennisgenomen van deze trieste zaak; het Ministerie van Buitenlandse Zaken en het Ministerie van Defensie zijn in contact met de heer J.
Kunt u bevestigen dat de Verklaring van Geen Bezwaar (VGB) van de heer J. vanwege deze kwestie is ingetrokken hetgeen zijn carrièreperspectief bij het Ministerie van Defensie nagenoeg onmogelijk maakt? Kunt u bevestigen dat de MIVD een onderzoek is gestart naar de heer J. omdat de Dienst van oordeel is dat hij vanwege de kwestie met zijn moeder en schoonzus mogelijk chantabel is?
Het Ministerie van Defensie is bekend met deze kwestie. Op individuele gevallen kan het kabinet evenwel om privacy- en veiligheidsredenen niet ingaan.
In het algemeen geldt dat voor het vervullen van een vertrouwensfunctie een verklaring van geen bezwaar (VGB) vereist is. Hiertoe vindt een veiligheidsonderzoek plaats door de MIVD of AIVD, waarbij op basis van de Wet veiligheidsonderzoeken en de Beleidsregel veiligheidsonderzoeken 2021 wordt beoordeeld of er sprake is van een risico voor de nationale veiligheid bij vervulling van de vertrouwensfunctie. Op basis van de resultaten van het veiligheidsonderzoek wordt een besluit genomen over het wel of niet verstrekken (of kunnen behouden) van een VGB.
Heeft de Nederlandse regering, naast het intrekken van de VGB van de heer J. en het starten van een onderzoek door de MIVD naar de heer J., ook nog iets concreets ondernomen in het belang van de heer J. en zijn familie?
De algemene zorgen ten aanzien van vermiste of gevangengenomen familieleden worden op verschillende niveaus aan de Chinese autoriteiten overgebracht. De Mensenrechtenambassadeur heeft het bijvoorbeeld opgebracht in haar gesprek met de Chinese ambassadeur.
Als betrokkenen dit willen, kan informatie over familieleden worden ingewonnen via de Chinese ambassade. In sommige gevallen levert dit informatie op. Het Ministerie van Buitenlandse Zaken gaat echter niet in op individuele gevallen, vanwege de privacy en veiligheid van de personen in kwestie.
Bent u op de hoogte van de exacte locaties waar de moeder en de schoonzus van de heer J. op dit moment worden vastgehouden, wat volgens de Volksrepubliek China de exacte grond is voor beide veroordelingen en welke bewijzen er zijn geleverd om hun schuld aan te tonen? Indien nee, bent u bereid om deze informatie te achterhalen?
Zie antwoord vraag 9.
Deelt u de zienswijze dat de etnisch Oeigoerse achtergrond van de heer J. en zijn familie een verklaring kan zijn (of is) voor de handelwijze van de Volksrepubliek China? Wat vindt u daarvan? Deelt u de zienswijze dat het bijzonder pijnlijk zou zijn als de etnisch Oeigoerse achtergrond van de heer J. niet alleen heeft bijgedragen aan de handelwijze van de Volksrepubliek China jegens hem en zijn familie maar dat hij er indirect ook nog zijn baan in Nederland door kwijtraakt? Wat kunt u doen om deze voor de Nederlandse regering én voor de heer J. uiterst pijnlijke uitkomst te vermijden?
Het is bekend dat de Chinese overheid repressief beleid voert tegen etnische minderheden, onder wie de Oeigoeren in Xinjiang. Nederland maakt zich ernstig zorgen over onder meer de grootschalige arbitraire opsluiting van Oeigoeren en spreekt China hier zowel in bilateraal als multilateraal verband op aan.
In het algemeen kan gesteld worden dat hoewel een defensiemedewerker bij een intrekking van diens VGB formeel moet worden ontheven uit zijn vertrouwensfunctie, dit niet automatisch betekent dat een ontslagprocedure moet worden gestart. Op de werkgever rust in bepaalde gevallen een inspanningsverplichting om na de intrekking van de VGB de medewerker van «werk naar werk» te begeleiden. Daarbij wordt in afstemming met de defensiemedewerker onderzocht of herplaatsing binnen Defensie mogelijk is, dan wel inspanningen geleverd om hem voor te bereiden op een toekomst buiten Defensie.
Heeft u reeds of bent u bereid om op enigerlei wijze bijstand te verlenen of actief aan te bieden aan de moeder en de schoonzus van de heer J.? Of bent u bereid om op een andere wijze een diplomatieke poging te ondernemen om de Volksrepubliek China ervan te overtuigen dat het contact van de heer J. met zijn moeder en schoonzus, louter familiair van aard is geweest en dat dit ook in de Volksrepubliek geen grond geeft voor extreem lange strafrechtelijke veroordelingen? Indien nee, waarom niet?
In het algemeen geldt dat de Nederlandse overheid alleen voor mensen met de Nederlandse nationaliteit kan optreden in het buitenland. Nederland mengt zich niet in de rechtsgang in een ander land.
Klopt het dat er een mogelijkheid bestaat om individuen te plaatsen op een lijst of met een status van «uitgenodigde vluchtelingen»? Zou het toekennen van deze status in deze kwestie mogelijk een effect kunnen hebben op de houding van de Volksrepubliek China? Is het voor u een optie om de moeder en de schoonzus van de heer J. deze status toe te kennen? Indien nee, waarom niet?
Het kabinet begrijpt dat de onduidelijke situatie van de moeder en schoonzus van de heer J. zorgen wekt en dat de vraagsteller wil onderzoeken wat Nederland hierin kan betekenen.
De vraag naar een mogelijkheid om individuen te plaatsen op een lijst dan wel een status toe te kennen van «uitgenodigde vluchteling» vat het kabinet op als een vraag naar de mogelijkheid van hervestiging3.
Hervestiging is hier evenwel niet van toepassing. Hervestiging is het op voordracht van UNHCR vanuit een ander land dan het land van herkomst naar Nederland overbrengen van vluchtelingen, van wie voorafgaand aan de overkomst is vastgesteld dat zij in aanmerking komen voor een asielvergunning4. Genoemde familieleden bevinden zich nog in het land van herkomst. Verder betreft hervestiging niet het toekennen van een status op afstand, d.w.z. aan een persoon die zich niet in Nederland bevindt. Vluchtelingen die worden hervestigd, krijgen eerst bij aankomst in Nederland een asielstatus. Evenmin is sprake van een lijst waarop individuen kunnen worden geplaatst ten behoeve van hervestiging. Hervestiging is in de onderhavige situatie dus geen optie en kan ook niet bieden waar in de vraagstelling om wordt verzocht.
Bent u bereid om de heer J. een alternatieve functie of een baangarantie te geven binnen de volle breedte van de Nederlandse overheid, als voortzetting van zijn betrekking bij de Koninklijke Luchtmacht om welke reden dan ook niet meer mogelijk is? Indien nee, waarom niet?
Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 11 rust op de werkgever in bepaalde gevallen een inspanningsverplichting om na de intrekking van de VGB de defensiemedewerker van «werk naar werk» te begeleiden. Daarbij wordt in afstemming met de medewerker onderzocht of herplaatsing binnen Defensie mogelijk is, dan wel inspanningen geleverd om hem voor te bereiden op een toekomst buiten Defensie.
De berichten ‘Nederlands standpunt Russische sporters’, ‘Aziatische sluiproute voert Russische sporters wellicht alsnog naar Olympische spelen 2024’, en ‘De boycot treft de Russische topsport en daarmee de pr-machine van Vladimir Poetin’ |
|
Ruben Brekelmans (VVD), Rudmer Heerema (VVD) |
|
Conny Helder (minister zonder portefeuille volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD), Wopke Hoekstra (viceminister-president , minister buitenlandse zaken) (CDA) |
|
|
|
|
Welke mogelijkheden ziet u om een rol te spelen om niet alleen Russische sporters en officials te weren uit de internationale sportwereld, maar ook de Russische bestuurders bij internationale sportorganisaties?1
Ik heb mij samen met mijn internationale collega’s daar in meerdere statements richting de internationale sport voor uitgesproken.2
Bent u op de hoogte van het feit dat de internationale boksbond gedomineerd wordt door Russische sportbestuurders en gesponsord wordt door Gazprom? Bent u ervan op de hoogte dat bij wedstrijden die door deze internationale boksbond georganiseerd worden Russische sporters onder eigen vlag mogen deelnemen, met al het bijbehorende uiterlijk vertoon?
Ja, daarvan ben ik op de hoogte.
Diverse landen zien nu vanwege de Russische invloeden en de minachting van de oorlog in Oekraïne af van deelname aan het WK boksen en is de Minister ervan op de hoogte dat de Nederlandse boksbond overweegt dit ook te doen?
Ja, daarvan ben ik op de hoogte. De Nederlandse boksbond heeft inmiddels ook besloten niet deel te nemen aan o.a. de IBA Women’s World Boxing Championships 2023 in maart.
Wilt u zich hardmaken om brede nationale en internationale steun voor dit besluit te organiseren en ervoor te zorgen dat de Nederlandse boksbond of haar sporters hierdoor geen zwaarwegende nadelige gevolgen zullen ervaren? Ook niet in eigen land wat bijvoorbeeld bekostiging of stipendium betreft?
Tijdens de digitale bijeenkomst op 10 februari om met gelijkgestemde landen van gedachten te wisselen over het statement van het IOC van 25 januari jl. hebben ik en meerdere internationale collega’s uitgesproken dat de beslissing van het IBA om geen restricties te hanteren verwerpelijk is.
In juni 2022 heeft het IOC aangekondigd dat IBA niet betrokken zal worden bij de boks kwalificaties voor de Olympische Spelen in Parijs. Atleten zullen daarom geen nadelige gevolgen ervaren door deze beslissing.
Ook in Nederland zullen de bond en haar sporters geen nadelige gevolgen ervaren. Deze kwestie heeft geen invloed op het stipendium.
De ontmoeting tussen de minister-president en de Azerbeidzjaanse president Aliyev |
|
Derk Jan Eppink (JA21), Agnes Mulder (CDA), Caroline van der Plas (BBB), Kees van der Staaij (SGP), Don Ceder (CU) |
|
Wopke Hoekstra (viceminister-president , minister buitenlandse zaken) (CDA), Mark Rutte (minister-president , minister algemene zaken) (VVD) |
|
|
|
|
Wat was de bedoeling van het gesprek met de Azerbeidzjaanse president Aliyev in Davos in januari?1 Met welke andere regeringsleiders of staatshoofden heeft u in Davos dergelijke gesprekken gevoerd?
Het bilaterale gesprek met de Azerbeidzjaanse president Aliyev heeft op verzoek van Nederland plaatsgevonden. De bedoeling van het gesprek was het overbrengen van de Nederlandse zorgen over de humanitaire situatie in Nagorno-Karabach als gevolg van de de facto blokkade van de Laçın-corridor en te spreken over het vredesproces tussen Armenië en Azerbeidzjan, evenals over geopolitieke ontwikkelingen en de Russische agressieoorlog in Oekraïne.
Tijdens het World Economic Forum in Davos heeft de Minister-President gesproken met meerdere regeringsleiders en staatshoofden. Zo hebben er bilaterale gesprekken plaatsgevonden met de bondspresident van Zwitserland, de president van Ecuador, de president van Irak, de president van Moldavië, de Minister-President van Tunesië, en de president van de Koerdische Autonome Regio.
Kunt u aangeven waarom dit gesprek met president Aliyev nuttig is geweest?
Het gesprek bood de mogelijkheid op het hoogste niveau de Nederlandse positie over de humanitaire situatie in Nagorno-Karabach als gevolg van de de factoblokkade van de Laçın-corridor over te brengen. Voorts bood de ontmoeting gelegenheid te spreken over het vredesproces tussen Armenië en Azerbeidzjan. De Minister-President heeft in het gesprek steun uitgesproken voor het EU-bemiddelingsproces onder leiding van de voorzitter van de Europese Raad Charles Michel. Tevens werd gesproken over de Russische agressieoorlog in Oekraïne. Azerbeidzjan steunt de territoriale integriteit en soevereiniteit van Oekraïne en levert humanitaire hulp.
Klopt het dat u president Aliyev bedankt heeft voor de gasleveranties aan Europa? Klopt het dat Azerbeidzjan gas uit Rusland importeert?2 Betekent dit dat de levering van gas aan Europa door Azerbeidzjan in elk geval deels gecompenseerd wordt met de import van Russisch gas? Indien dit niet klopt, kunt u uitleggen waarom dat zo is volgens u? Deelt u de mening dat Europa op deze manier indirect toch weer Russisch gas koopt? Zo nee, waarom niet? Kunt u uitsluiten dat de opbrengsten hiervan bij Russische leveranciers terecht komen?
Tijdens voornoemd gesprek is door beide zijden tevredenheid uitgesproken over de Azerbeidzjaanse gasleveranties aan de EU en de intentie om deze verder te verhogen conform het medio vorig jaar tussen de EU en Azerbeidzjan afgesloten Memorandum of Understanding inzake een strategisch energiepartnerschap. Voor zover bekend bedroegen de Azerbeidzjaanse gasleveranties aan de EU afgelopen jaar 11,4 miljard kubieke meter (en daarbovenop 8,4 miljard kubieke meter aan Turkije). Volgens mediaberichten importeert Azerbeidzjan via een tijdelijk contract gedurende een half jaar (november »22 – maart »23) maximaal 1 miljard kubieke meter Russisch gas voor binnenlands gebruik. Dit betekent dat Azerbeidzjan gasleveranties aan de EU en Turkije in de genoemde periode voor een beperkt deel opvangt met gasleveranties vanuit Rusland.
De EU bouwt in het kader van de REPowerEU-strategie de afhankelijkheid van Russisch gas zo snel mogelijk af. Dit is ook één van de doelen van voornoemd Memorandum of Understanding tussen de EU en Azerbeidzjan. De Europese Commissie heeft dan ook aangekondigd de kwestie van Russische gasimporten door Azerbeidzjan in de context van de implementatie van het MoU met de Azerbeidzjaanse autoriteiten te gaan bespreken.3
Hoe heeft u gereageerd op de bewering van president Aliyev dat de blokkade van de Lachin-corridor een gerechtvaardigde reactie van de Azerbeidzjaanse bevolking en maatschappelijke organisaties is op de «illegale exploitatie van de natuurlijke hulpbronnen van Azerbeidzjan in gebieden waar de Russische vredeshandhavers tijdelijk gestationeerd zijn»? Acht u dit een geloofwaardige bewering en kunt u toelichten waarom wel of niet?
Tijdens het gesprek heeft de Minister-President de Nederlandse zorgen over de humanitaire situatie in Nagorno-Karabach als gevolg van de de factoblokkade van de Laçın-corridor overgebracht. Azerbeidzjan geeft aan dat het zich zorgen maakt over het gebrek aan controle over hetgeen via de Laçın-weg wordt vervoerd. De Minister-President heeft in het gesprek benadrukt dat een burgerbevolking nooit het slachtoffer mag worden van een politieke situatie. Zie voorts het antwoord op vraag 7.
Heeft u de blokkade van de Lachin-corridor veroordeeld en de opening ervan geëist? Deelt u de analyse dat Azerbeidzjan met de blokkade een etnische zuivering van het gebied Nagorno-Karabach probeert te bewerkstelligen? Zo nee, waarom niet? Zo ja, welke Europese actie acht u passend hierop? Hoe draagt u eraan bij dat die passende reactie volgt?
Zie antwoord vraag 4.
Heeft u president Aliyev ook gewezen op de uitspraak van het Europese Hof voor de Rechten van de Mens dat in december al uitgesproken heeft dat Azerbeidzjan ernstig zieken en mensen zonder middelen van bestaan moet doorlaten? Heeft u de president erop gewezen dat Azerbeidzjan volgens het Hof zelf deze uitspraak niet uitvoert?3
Nederland heeft op woensdag 9 februari jl., samen met enkele andere lidstaten, geïntervenieerd bij het Comité van Ministers (CM) van de Raad van Europa (RvE), waarbij Azerbeidzjan werd opgeroepen om uitvoering te geven aan de voorlopige maatregelen van het Europese Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) inzake de Laçın-corridor. Op 22 februari jl. heeft het Internationaal Gerechtshof voorlopige maatregelen aan Azerbeidzjan opgelegd om vrije doorgang van de Laçın-corridor in beide richtingen te verzekeren. In de uitspraak refereerde het Hof aan de verplichtingen van Azerbeidzjan onder het trilaterale akkoord uit 2020. Nederland zal Azerbeidzjan blijven oproepen om aan zijn juridische verplichtingen te voldoen en vrije doorgang te bewerkstelligen.5 De EU heeft op 23 februari 2023 dezelfde boodschap afgegeven.6 In het gesprek met president Aliyev zijn de voorlopige maatregelen onder artikel 39 die door het EHRM zijn opgelegd als zodanig niet aan de orde gekomen.
Bent u van mening dat Azerbeidzjan de andere uitspraken van het Europees Hof respecteert? Zo nee, welke reactie vanuit Europa acht u passend? Hoe draagt u eraan bij dat die passende reactie volgt?
Het toezicht op de naleving van uitspraken van het EHRM is belegd bij het CM van de RvE. Dit toezicht is een collectieve verantwoordelijkheid van de verdragspartijen bij het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). Nederland neemt actief deel aan de bijeenkomsten van het CM, waarin dit toezicht wordt uitgeoefend, ook ten aanzien van de zaken betreffende Azerbeidzjan. De besprekingen in het CM over de tenuitvoerlegging door staten van de uitspraken van het EHRM zijn vertrouwelijk. De beslissingen van het CM worden openbaar gemaakt.
Het Department for the Execution of Judgments (DEJ) van de RvE ondersteunt het CM bij het toezicht op de tenuitvoerlegging van de uitspraken van het EHRM. Uit het meest recent gepubliceerde rapport van het DEJ, in 2021, komt naar voren dat Azerbeidzjan op de zesde plaats staat (van de in totaal 47 lidstaten ten tijde van publicatie) voor wat betreft het aantal EHRM-zaken dat onder verscherpt toezicht staat. Op 31 december 2022 stonden 285 zaken van Azerbeidzjan onder toezicht voor tenuitvoerlegging. Afgelopen jaar heeft het CM 35 zaken van Azerbeidzjan gesloten.
Heeft u de bezetting van soeverein grondgebied van Armenië door Azerbeidzjan veroordeeld? Zo nee, waarom niet?
Nee. Het betrof een kort onderhoud waarin niet alle aspecten van het conflict tussen Armenië en Azerbeidzjan aan de orde konden worden gesteld. Het Nederlandse standpunt met betrekking tot de bezetting van Armeens grondgebied is bekend. De EU heeft Azerbeidzjan opgeroepen om terug te keren naar de grenzen voor 12 september 2022. Zoals eerder aan uw Kamer gemeld steunt Nederland deze oproep.7 Overigens stelt Azerbeidzjan dat Armenië ook Azerbeidzjaans grondgebied bezet houdt. De situatie wordt bemoeilijkt door het feit dat er op dit moment geen overeenstemming tussen beide landen is over het precieze verloop van de grens. Onderhandelingen over een definitieve, officiële grensafbakening zijn nog gaande. De EU faciliteert hierbij.
Heeft u de kwestie van de repatriëring van Armeense krijgsgevangenen en andere gedetineerden in Azerbeidzjan aan de orde gesteld, waarover de Kamer drie moties heeft aangenomen en waarvan de regering heeft toegezegd deze kwestie voort te zetten?
Dit is tijdens het gesprek niet aan de orde geweest. Nederland brengt dit onderwerp geregeld op in bilaterale gesprekken met de Azerbeidzjaanse autoriteiten. Zo heb ik de situatie van de Armeense krijgsgevangenen opgebracht in een gesprek met de Azerbeidzjaanse Minister van Buitenlandse Zaken en marge van de OVSE Ministeriële op 2 december 2022.
De situatie in Turkije en Syrië na de aardbevingen van 5/6 februari jl. |
|
Jan Klink (VVD), Stieneke van der Graaf (CU), Tom van der Lee (GL), Joris Thijssen (PvdA), Alexander Hammelburg (D66), Jasper van Dijk (SP) |
|
Liesje Schreinemacher (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (VVD) |
|
|
|
|
Wat is momenteel de stand van zaken bij het verkrijgen van toegang tot Syrië ten behoeve van de internationale hulpverlening? Is hierin verbetering zichtbaar ten opzichte van de situatie zoals u die hebt omschreven in uw brief van 8 februari jl. aan de Tweede Kamer?
Ik stuur u gelijktijdig een Kamerbrief over mijn bezoek aan Turkije van 28 maart jl. In aanvulling op de in die brief gedeelde informatie over toegang voor internationale hulp kan ik het volgende met u delen.
De noden in het Syrische regimegebied en Noordwest-Syrië blijven onverminderd hoog. De hulpverlening aan de slachtoffers in het Syrische regimegebied verloopt zonder grote obstakels. Van partnerorganisaties ontvangt het ministerie berichten dat bureaucratie afneemt. Zo verlenen autoriteiten sneller dan voorheen benodigde goedkeuringen en visa aan hulporganisaties.
Hulp vanuit het regimegebied aan Noordwest-Syrië komt echter niet tot stand. De VN wacht nog altijd op toestemming en veiligheidsgaranties van alle betrokken partijen. De Syrische bevolking in oppositiegebied in het noordwesten is daarom afhankelijk van hulpverlening vanuit Turkije.
De VN hulpverlening vanuit Turkije aan het getroffen gebied in Noordwest-Syrië is na obstakels in de beginfase inmiddels op gang gekomen. Ruim twee maanden na de eerste aardbevingen hebben meer dan 1.200 VN-trucks via inmiddels drie geautoriseerde grensovergangen Noordwest-Syrië bereikt. Het gaat om trucks met hulpgoederen van WFP, UNHCR, IOM, WHO, UNICEF en UNFPA. De VN benoemde enkele weken na de aardbevingen knelpunten in de bevoorradingsketen als belangrijkste obstakel om de hulp sneller op te schalen. Om die reden heeft de EU humanitaire luchtbruggen opgezet naar Gaziantep en Adana. Inmiddels hebben zes vluchten met hulpgoederen afkomstig uit EU-voorraden naar deze steden plaatsgevonden. Daarvandaan zijn de hulpgoederen via de drie bovengenoemde grensovergangen naar Noordwest-Syrië gebracht.
In hoeverre lukt het nu om via maatschappelijke organisaties hulp in het getroffen gebied in Syrië te krijgen dat niet onder controle van Assad staat? Wat is er nodig om dit te verbeteren?
Al voorafgaand aan de aardbevingen waren nationale ngo’s, met steun van internationale organisaties, verantwoordelijk voor een aanzienlijk deel van de humanitaire respons in het nu door de aardbevingen getroffen oppositiegebied in Noordwest-Syrië. Dit is na de aardbeving nog steeds het geval. De hulpverlening door de organisaties van de Dutch Relief Alliance gezamenlijk met hun lokale partners is hier een voorbeeld van. Internationale en lokale ngo’s zijn voor een deel van hun werkzaamheden afhankelijk van toegang van de VN via de grensovergangen met Turkije, bijvoorbeeld voor toevoer van medicatie. Door de uitbreiding van het aantal voor de VN geautoriseerde grenstoegangen is hun hulpoperatie verder versterkt.
Is het kabinet bereid, op basis van de uitkomsten van de aanstaande EU-donorconferentie, een reconstructiefonds onder leiding van een reconstructie taskforce in het leven te roepen?
Zoals toegezegd tijdens het commissiedebat Humanitaire Hulp na de aardbeving in Turkije en Syrië van 22 februari jl. heb ik voorafgaand aan de EU-donorconferentie namens het kabinet de Europese Commissie verzocht een voorstel te maken voor het leveren van middellange- en lange-termijnhulp en de implementatie hiervan te coördineren. Gedurende de donorconferentie zegden meer dan zestig delegaties van de EU, EU-lidstaten en partners, VN-instellingen en Europese financiële instellingen zoals de EIB en EBRD gezamenlijk een steunbedrag toe van EUR 7 miljard. Deze bijdragen worden, voor zover mij nu bekend, vooral via bestaande kanalen geleid, zoals ook voor Nederland het geval is. Nederland zet bij de Europese Commissie in op een leidende rol.
Heeft u al meer zicht op de directe behoefte aan zorg, onderwijs, opvang van weeskinderen en psychosociale hulp in de getroffen gebieden?
In reactie op de aardbevingen stelden de VN en de Rode Kruis/Rode Halve Maan beweging humanitaire responsplannen op voor zowel Turkije als Syrië. Deze plannen bevatten (op hoofdlijnen) de benodigde hulp en daarmee gemoeid gaande kosten. Geestelijke gezondheid en psychosociale steun (MHPSS) zijn expliciet onderdeel van deze plannen. Die hulp wordt zoveel mogelijk geïntegreerd in de humanitaire respons en maakt onder andere onderdeel uit van de hulp op het terrein van opvang, medische zorg en onderwijs. Ook in de Türkiye Earthquakes Recovery and Reconstruction Assessment opgesteld door de Turkse autoriteiten met inbreng van de EU, de VN en de Wereldbank onderstreept het belang van MHPSS in de middellange en lange termijn herstelinzet.
De psychosociale noden waren in Syrië al zeer hoog voorafgaand aan de aardbeving, voornamelijk onder jongeren. WHO waarschuwde in december vorig jaar bijvoorbeeld voor toenemende zelfdoding onder jonge meisjes in Noordwest-Syrië. Diverse humanitaire organisaties werkzaam in Syrië met Nederlandse financiering hebben geestelijke gezondheid en psychosociale steun geïntegreerd in hun programma’s. De Dutch Relief Alliance richt zich in Noordwest-Syrië, in het kader van de aardbevingenresponse, specifiek op MHPSS – onder andere in onderwijsprogramma’s. Ook de door Nederland gefinancierde VN-fondsen in Noordwest-Syrië en regimegebied besteden specifiek aandacht aan dit thema.
Kunt u al meer zeggen over de stand van zaken rond de veiligheid van hulpverleners in de getroffen gebieden?
Ik ben bekend met geluiden dat er in Syrië en Turkije direct na de eerste aardbevingen incidenten plaatsvonden vanwege plunderingen of uit wanhoop bij gebrek aan snelle hulp. Ook zijn incidenten van criminaliteit in steden als Latakia in Syrië toegenomen na de aardbeving. Ik ben niet bekend met ongeregeldheden of geweld tegen hulpverleners, noch in Turkije noch in Syrië.
Zoals bekend woedt in Syrië al twaalf jaar een conflict. De veiligheidssituatie in het hele land is slecht. Dit geldt ook voor het noordwesten van Syrië, dat het hardst getroffen is door de aardbevingen. Nederland onderhoudt nauw contact met hulporganisaties over de omstandigheden waaronder zij werken. Ook ondersteunt het ministerie de internationale organisatie INSO (International NGO Safety Organisation). Deze organisatie ondersteunt humanitaire ngo’s, waaronder lokale Syrische organisaties, door actuele veiligheidsanalyses te delen.
De aanwezigheid van de Iraanse minister van Buitenlandse Zaken bij de VN Mensenrechtenraad |
|
Raymond de Roon (PVV) |
|
Wopke Hoekstra (viceminister-president , minister buitenlandse zaken) (CDA) |
|
|
|
|
Waarom is de Minister van Buitenlandse Zaken van het moordlustige en terroristische Iraanse regime welkom bij de VN Mensenrechtenraad?1
Tijdens het High Level Segment van de 52e zitting van de VN-Mensenrechtenraad, dat van 27 februari tot en met 2 maart 2023 plaats heeft gevonden, konden staatshoofden en Ministers van alle VN lidstaten spreken.
Vindt u het ook krankzinnig dat hij vrolijk mag gaan oreren over mensenrechten, terwijl talloze Iraniërs op wrede wijze gedood en onderdrukt worden?
Het is elke VN-lidstaat toegestaan om tijdens het High Level Segment te spreken. De aanwezigheid van de Iraanse Minister van Buitenlandse Zaken is een hard gelag voor de mensen in Iran die strijden voor hun rechten. Tegelijkertijd is de VN-Mensenrechtenraad ook bij uitstek het multilaterale forum om landen als Iran aan te spreken op hun mensenrechtensituatie. Ik heb in mijn videoboodschap aan de Mensenrechtenraad aandacht gevraagd voor de schendingen van mensenrechten in Iran en steun uitgesproken voor het Iraanse volk.
Bent u bereid om in ieder geval uw Europese collega’s op te roepen weg te blijven bij deze poppenkast, die het regime slechts voor propagandadoeleinden zal benutten?
Het is aan elke VN lidstaat zelf om de overweging te maken om wel of niet aanwezig te zijn bij de speech van de Iraanse Minister van Buitenlandse Zaken. Er was onvoldoende steun binnen de EU voor het idee om gezamenlijk weg te lopen of weg te blijven.
Gaat de Iraanse Minister van Buitenlandse Zaken nog meer VN vergaderingen bijwonen? Zo ja, bent u bereid daar weg te blijven indien Nederland in de betreffende commissie/raad zit?
Dit is mij niet bekend. Mijn handelwijze zal per vergadering worden bepaald. Dergelijke acties kunnen een sterk signaal zijn, maar kunnen ook ten koste gaan van de mogelijkheid landen direct aan te spreken op mensenrechtenschendingen.
Bent u bereid de Nederlandse politieke en financiële steun voor de VN Mensenrechtenraad in te trekken, vanwege het structureel falen van de VN Mensenrechtenraad?
Nee. De VN-Mensenrechtenraad is en blijft de belangrijkste en meest effectieve VN-organisatie voor de naleving en bescherming van mensenrechten.
Het bericht dat de Oegandese regering het mensenrechtenkantoor van de Verenigde Naties niet zal verlengen. |
|
Jan Klink (VVD) |
|
Liesje Schreinemacher (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (VVD) |
|
|
|
|
Is het kabinet op de hoogte van de berichtgeving «Uganda says it will not renew term of U.N. human rights office»?1
Ja, het kabinet is met dit bericht bekend.
Is het kabinet op de hoogte van de observatie uit november 2022 door de Commissie tegen Marteling van de Verenigde Naties omtrent het gebruik van martelmethodes in Oegandese gevangenissen en ongeautoriseerde gevangenissen?2 Zo ja, wat vindt u van deze observatie?
Ja, het kabinet is hiervan op de hoogte. Het rapport laat zien dat mishandeling en marteling een blijvend probleem is in Oeganda en de toegang tot eerlijke rechtspraak voor slachtoffers minimaal is. Nederland vindt de berichtgeving van het rapport dan ook zorgelijk en veroordeelt deze praktijken. Nederland blijft zorgen uiten over de verslechterende mensenrechtensituatie in Oeganda en zal dit blijven monitoren, aankaarten bij de autoriteiten en mensenrechtenorganisaties steunen.
Is het kabinet bekend met de reden waarom Oeganda stopt met de verlenging van het VN mensenrechtenkantoor? Zo ja, is het kabinet bekend met de reden «progress Uganda had made in developing a domestic capacity to monitor rights»?3 Wat vindt u van dit besluit?
Het Oegandese Ministerie van Buitenlandse Zaken heeft in de communicatie over het besluit om het mandaat niet te verlengen meerdere redenen gegeven. Ten eerste was het oorspronkelijke mandaat gericht op de mensenrechtensituatie in de door de Lord Resistance Army (LRA) rebellengroep getroffen gebieden in het noorden van Oeganda. Vervolgens is het mandaat geleidelijk uitgebreid. Volgens de autoriteiten is wegens de vrede in het land de aanwezigheid van een VN-mensenrechtenkantoor niet meer nodig. Een andere reden die wordt aangedragen is dat zowel de capaciteit van nationale instituties als die van het maatschappelijk middenveld zou zijn toegenomen en voldoende zou zijn om mensenrechten in Oeganda te bevorderen en te beschermen.
Het kantoor van OHCHR in Oeganda vervult een belangrijke rol bij de capaciteitsopbouw van verschillende overheidsdiensten, waaronder veiligheidsdiensten. Tevens is OHCHR een belangrijke partner van mensenrechteninstituties in Oeganda, en speelt het een rol op het gebied van onafhankelijke monitoring van de mensenrechtensituatie in het land. De OHCHR is een belangrijke steun voor de Uganda Human Rights Commission (UHRC) middels samenwerking en training. Daarom betreurt het kabinet het voornemen van de regering in Oeganda om het mandaat van de OHCHR niet te verlengen.
Ontvangt de Oegandese regering, via Nederlandse dan wel Europese gelden voor ontwikkelingssamenwerking, steun voor deze «domestic capacity to monitor rights»? Zo ja, op welke manier en wanneer bent u van plan dit onder de aandacht te brengen bij de collega Ministers in Europa?
De UHRC heeft lange tijd steun ontvangen via het Democratic Governance Facility (DGF), waar naast Nederland nog 6 andere landen financieel aan bijdroegen. De DGF is echter eind 2022 afgelopen. Ook heeft Nederland via de samenwerking met de Justice, Law and Order Sector (JLOS) in het verleden bijgedragen aan de capaciteit van de UHRC om mensenrechten te monitoren.
Daarnaast draagt Nederland, net als andere gelijkgestemde donoren, in Oeganda bij aan de capaciteitsopbouw van Oegandese mensenrechtenorganisaties. Nederland brengt de zorgen over de verslechterde mensenrechtensituatie publiekelijk en achter gesloten deuren onder de aandacht, zowel samen met andere gelijkgezinde partners, als in bilaterale gesprekken met de Oegandese autoriteiten. In EU verband benadrukt Nederland het belang van het monitoren van de mensenrechtensituatie. Hoe belangrijk het is om te blijven bijdragen aan de bevordering van de mensenrechten in Oeganda werd nogmaals onderstreept op 21 maart jl. Toen nam het parlement van dat land een nieuwe anti-homowet aan. De wet is nog niet van kracht, omdat de president deze nog niet heeft ondertekend. Naar aanleiding van deze wet heeft u op 24 maart vragen gesteld aan de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking. De beantwoording van die vragen komt u zo spoedig mogelijk toe.
Het kabinet vindt het belangrijk om te blijven engageren met Afrikaanse partners zoals Oeganda. Voor veel van de uitdagingen waar Nederland en de EU zich mee geconfronteerd zien is versterkte samenwerking met Afrikaanse partners essentieel, zeker in het licht van de toegenomen geopolitieke activiteit van landen als China en Rusland op het Afrikaanse continent.
Wat gaat er met de gelden voor bekostiging van het VN mensenrechtenkantoor en haar personeel in Oeganda gebeuren, als deze in augustus 2023 zal gaan sluiten?
Op dit moment wordt de helft van de jaarlijkse budget voor het kantoor bekostigd door OHCHR in Geneve, en de andere helft door een aantal Europese landen (Zweden, België en Noorwegen) via directe steun aan het kantoor in Oeganda. Het budget van OHCHR zelf zal terugvloeien en gebruikt worden voor andere kantoren in de regio.
Het personeel van het kantoor bestaat uit 6 internationale medewerkers van OHCHR die een andere functie zullen krijgen. Voor de 38 lokale medewerkers zou de sluiting van het kantoor echter het einde van hun werkzaamheden voor de OHCHR betekenen.
Is het kabinet op de hoogte van het gebruik van ongeautoriseerde gevangenissen, oftewel de zogenoemde «safe houses»?4 Zo ja, op welke manier steunt het kabinet de oproep van de Commissie tegen Marteling van de Verenigde Naties aan de Oegandese regering om te stoppen met het gebruik van deze gevangenissen wegens mogelijke mensenrechtenschendingen?
Ja, het kabinet is op de hoogte van de zogenaamde «safe houses». Het kabinet steunt de oproep van de Commissie tegen Marteling van de Verenigde Naties aan de Oegandese regering om te stoppen met deze gevangenissen. Nederland zal de Oegandese autoriteiten over deze praktijken bilateraal, al dan niet in EU verband, aanspreken. Daarnaast zoekt Nederland naar andere kanalen om de zorgen over te brengen.
Op welke manier denkt u dat het vertrek van het kantoor van de Verenigde Naties verdere ondermijning van mensenrechten en de democratie in Oeganda stimuleert?
Het is lastig om vooruit te lopen op de gevolgen van een eventueel vertrek van de OHCHR. Zeker is wel dat, gezien de mensenrechtensituatie in Oeganda, het VN kantoor als onafhankelijk orgaan gericht op de bevordering van mensenrechten een zeer belangrijke rol zou kunnen spelen als het langer open zou blijven.
Wat zijn de mogelijkheden voor het kabinet om actie te ondernemen in nationaal en internationaal verband met het doel de voortzetting van het VN mensenrechtenkantoor in Oeganda te realiseren?
OHCHR is in gesprek met de Oegandese overheid. Afhankelijk van het verloop en de uitkomsten van deze contacten, zal Nederland samen met andere gelijkgestemde landen actie ondernemen.
Op welke manier denkt u dat de «domestic capacity» die Oeganda heeft opgezet, de Oegandese regering de mogelijkheid geeft minder openheid te bieden over de situatie in gevangenissen, ongeautoriseerde gevangenissen en over mensenrechtenschendingen?
De Uganda Human Rights Commission (UHRC) heeft een sterk mandaat om o.a. (ongeautoriseerde) gevangenissen te inspecteren en heeft in het verleden rond een aantal gevoelige zaken laten zien dat ze zich uitspreken over mensenrechtenschendingen. De capaciteit en het budget van de UHRC zijn erg beperkt, waardoor ze hun mandaat niet altijd volledig kunnen uitvoeren. Mede doordat de UHRC een overheidsorgaan is, wordt de mate van de onafhankelijkheid van deze commissie in twijfel getrokken.
Er zijn ook een aantal goede Oegandese mensenrechtenorganisaties actief in het land, zoals de door Nederland gesteunde Nationale Coalitie voor mensenrechtenverdedigers (NCHRD-U). Deze organisatie heeft de inbreng van een groot aantal NGOs gecoördineerd rond de presentatie van een schaduwrapport voor de afgelopen UPR-review van Oeganda. Er bestaan in algemene zin wel zorgen over de ruimte voor het maatschappelijk middenveld in Oeganda, dus het is van belang dat deze NGOs hun werk ook in de toekomst kunnen blijven uitvoeren. Nederland steunt een aantal van deze organisaties direct en zet zich ook in voor de ruimte voor het maatschappelijk middenveld.
Het bericht ‘Zware aardbeving treft Turkije en Syrië, honderden doden en gewonden’ |
|
Alexander Hammelburg (D66) |
|
Liesje Schreinemacher (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (VVD) |
|
|
|
|
Heeft u zicht op het aantal slachtoffers en op de materiële schade in Turkije en Syrië?1
Ja. De Kamer werd geïnformeerd over de humanitaire gevolgen van de aardbevingen en de (internationale) hulpinspanningen via Kamerbrief met kenmerk 2023Z01962/2023D04678.
Bent u bereid snel humanitaire hulp te bieden aan de getroffen gebieden in zowel Turkije als Syrië?
Zie antwoord vraag 1.
Wilt u de Kamer op zo kort mogelijke termijn informeren over de geboden humanitaire hulp?
Zie antwoord vraag 1.
De bewering dat “Oekraïne de facto een lid van de NAVO is” |
|
Pepijn van Houwelingen (FVD) |
|
Kajsa Ollongren (minister defensie) (D66) |
|
|
|
|
Bent u bekend met de bewering van uw Oekraïense collega dat «Oekraïne de facto een lid van de NAVO is»?1
Ja.
Bent u het met deze bewering eens? Zo nee, waarom niet?
Oekraïne is geen lid van de NAVO en kan pas lid worden van de NAVO wanneer een lidmaatschapsvraag is goedgekeurd door alle NAVO-bondgenoten.
Mochten er bijvoorbeeld via de Rotterdamse of Vlissingse haven tanks of ander oorlogsmaterieel naar Oekraïne worden getransporteerd, is Rusland volgens u dan gerechtigd onder het internationaal (of oorlogs)recht dit oorlogsmateriaal op Nederlands grondgebied aan te vallen?2
Nederland is geen partij bij het gewapende conflict dat Rusland is gestart tegen Oekraïne. Het internationaal recht biedt geen enkele rechtvaardiging voor een Russische aanval op Nederlands grondgebied. Ook niet als militair materieel bestemd voor Oekraïne op Nederlands grondgebied aanwezig is.
Opmerkingen van de Duitse minister van Buitenlandse Zaken, “We are fighting a war against Russia” en “We can fight this war only together” |
|
Pepijn van Houwelingen (FVD) |
|
Wopke Hoekstra (viceminister-president , minister buitenlandse zaken) (CDA) |
|
|
|
|
Bent u bekend met de volgende opmerking van de Duitse Minister van Buitenlandse Zaken, mevrouw Baerbock, op 24 januari 2023: «We are fighting a war against Russia» en «We can fight this war only together»?1
Ja
Kunnen we hieruit concluderen dat Duitsland in staat van oorlog verkeert met Rusland? Zo nee, hoe moeten we de opmerking «We are fighting a war against Russia» van de Duitse Minister van Buitenlandse Zaken dan wel interpreteren volgens het kabinet?
Nee. Duitsland heeft toegelicht dat de NAVO en Duitsland geen partij zijn bij het gewapend conflict.
Naar wie refereert, volgens het kabinet, de Duitse Minister met haar «we» in «We can fight this war only together»? De Europese Unie wellicht? De NAVO misschien?
Het kabinet speculeert niet over uitspraken van een buitenlandse Minister.
Mocht Nederland onderdeel zijn van deze «we», betekent dit dat, volgens de Duitse Minister van Buitenlandse Zaken, naast Duitsland, ook Nederland «een oorlog vecht tegen Rusland»? Is het kabinet het hier dan mee eens?
Het kabinet speculeert niet over uitspraken van een buitenlandse Minister.
Vecht Nederland, volgens het kabinet, op dit moment een oorlog tegen Rusland, ja of nee?
Nee, Nederland is geen partij bij het gewapend conflict tussen Rusland en Oekraïne. Oekraïne heeft op basis van het VN Handvest het recht zich te verdedigen tegen de Russische agressie. Op verzoek van Oekraïne steunt het kabinet Oekraïne daarbij.
Op welke wijze zal het kabinet er, mocht het conflict tussen Rusland en Oekraïne verder escaleren, concreet voor zorg dragen dat te allen tijde artikel 96, lid 1 van de Grondwet wordt gerespecteerd en er dus geen beroep hoeft te worden gedaan op lid 2 van dit artikel (waarbij Nederland, zonder expliciete toestemming van de Staten-Generaal, wellicht een de facto oorlog met Rusland kan worden ingerommeld)?
Het kabinet leeft de Grondwet na.
Kunt u de bovenstaande vragen afzonderlijk beantwoorden?
Ja.
Het artikel ‘Serbia calls on Russia to stop recruiting its citizens as mercenaries for war in Ukraine’ |
|
Ruben Brekelmans (VVD), Jeroen van Wijngaarden (VVD) |
|
Wopke Hoekstra (viceminister-president , minister buitenlandse zaken) (CDA) |
|
|
|
|
Bent u bekend met het artikel «Serbia calls on Russia to stop recruiting its citizens as mercenaries for war in Ukraine»?1
Ja.
Hoeveel Serviërs hebben zich naar schatting sinds de Russische aanval op Oekraïne in februari 2022 bij de Russische zijde van de strijd aangesloten?
Het kabinet heeft kennis genomen van de berichten dat er Serviërs aan Russische zijde meevechten in Oekraïne, maar heeft geen eigenstandige informatie over de aantallen.
Klopt het dat de Servische wet het eigen staatsburgers verbiedt om mee te vechten in buitenlandse conflicten, en dat ook vechten voor de Wagner Groep hieronder valt?
Het Servische wetboek van Strafrecht verbiedt eigen staatsburgers om «te vechten in buitenlandse conflicten». Dit verbod heeft ook betrekking op de Wagner groep.
Zijn er in Servië vervolgingen ingesteld of veroordelingen geweest van individuen die zich bij Rusland hebben aangesloten in de strijd tegen Oekraïne? Zo ja, hoeveel en wanneer?
Ja. Sinds 2014 is een dertigtal uit Oekraïne teruggekeerde Servische mannen vervolgd. In ruil voor een schuldbekentenis hebben zij een voorwaardelijke straf opgelegd gekregen van enkele maanden tot een jaar.
Beoordeelt u de stappen die Servië zet om te verhinderen dat staatsburgers zich bij de Russische strijd aansluiten, en hen eventueel te vervolgen als zij dat toch doen, als voldoende?
De Servische wet verbiedt het eigen staatsburgers te vechten in buitenlandse conflicten. Zoals in het antwoord op vraag vier blijkt, vindt vervolging van Serviërs plaats die zich daaraan strafbaar hebben gemaakt. President Vučić heeft zich recentelijk ook publiekelijk uitgesproken tegen rekrutering van Serviërs voor de oorlog in Oekraïne. Ik verwacht van de Servische instituties dat zij, ook in de context van de Russische agressie jegens Oekraïne, zowel preventief als strafrechtelijk actie blijven ondernemen tegen het vechten van Serviërs in buitenlandse conflicten.
Bent u bekend met berichten dat de Wagner Groep een ‘cultureel centrum’ opent in Servië?2
Ja. Aanwezigheid van een «cultureel centrum» van de Wagner Groep in Servië is vooralsnog echter niet vastgesteld. Van de Servische autoriteiten wordt verwacht dat zij conform de Servische wetgeving tegen elke vorm van rekrutering optreden, vergelijkbaar met de manier waarop de Servische autoriteiten optreden tegen vechten in buitenlandse conflicten, daarmee ook in lijn met de in vraag 5 genoemde uitspraak van president Vucic.
Bent u het met de leden van de VVD eens dat het niet acceptabel is als een kandidaat-lidstaat van de EU de aanwezigheid toestaat van een groepering die door de EU op basis van vier sanctieregimes gesanctioneerd is?2
Van iedere kandidaat-lidstaat wordt verwacht dat deze zich aansluit bij het Europese Gemeenschappelijk Buitenland en Veiligheidsbeleid (GBVB). Hieronder valt ook het overnemen van EU-sanctiemaatregelen. Doordat Servië, ondanks grote druk van de EU, de sancties tegen Rusland niet heeft overgenomen is de aansluiting bij het GBVB significant teruggevallen. Het kabinet vindt dit zeer zorgelijk en is van mening dat, zeker in tijden van oorlog, juist van een kandidaat-lidstaat meer verwacht mag worden. Het kabinet blijft Servië hierop aanspreken, zowel bilateraal als in EU-verband.
Heeft Servië medewerkers of vertegenwoordigers van het culturele centrum van de Wagner Groep diplomatieke status verleend?
Zie het antwoord op vraag 6.
In hoeverre wordt de opening van dergelijke culturele centra betrokken bij de toetsing van het Gemeenschappelijk Buitenlands en Veiligheidsbeleid van de EU?
Zie het antwoord op de vragen 6 en 10.
Kan de Minister conform de aangenomen motie van het lid van Wijngaarden c.s., voorgesteld op 8 december 20223, zich hardmaken voor de bevriezing van Servisch kandidaat-lidmaatschap indien het dergelijke initiatieven van de Wagner Groep toestaat?
N.a.v. de motie van de heer Van Wijngaarden c.s. (Kamerstuk 21 501-02, nr. 2565) heeft het kabinet de Commissie verzocht om met voorstellen te komen op basis waarvan er consequenties binnen het uitbreidingsproces verbonden kunnen worden aan gebrekkige aansluiting bij het GBVB. De Commissie onderzoekt op dit moment de mogelijkheden.
Weet u of meer van dit soort initiatieven worden opgezet om «de Russische cultuur» in Servië te promoten?
Rusland is met een ambassade en verschillende centra, waaronder het Russian-Serbian Humanitarian Centre en het Russian House, aanwezig in Servië. De Russische invloed in Servië is zeer zorgelijk. Het kabinet beschikt echter niet over informatie dat vanuit deze centra sprake zou zijn van rekruteringsactiviteiten.
Is het onder de Servische wet ook verboden om individuen te rekruteren voor strijd in het buitenland? Zo ja, hoe verhoudt de aanwezigheid van een centrum van de Wagner Groep zich daarmee?
Ja, het is onder de in het antwoord op vraag 3 genoemde Servische wet verboden om individuen te rekruteren om te vechten in het buitenland. Ik verwijs u tevens naar het antwoord op vraag 6.
Ziet u ook eventuele veiligheidsrisico’s voor de regio nu duidelijk is dat de Wagner Groep haar activiteiten aan het vergroten is in Servië? Hoe beoordeelt u de veiligheidsrisico’s specifiek voor Kosovo?
Er is vooralsnog geen helder beeld over de omvang en invloed van de Wagner Groep in Servië en de rest van de regio. Aanwezigheid van c.q. steun aan deze groep zal van negatieve invloed op de veiligheid en stabiliteit in de regio zijn. Nederland blijft de ontwikkelingen rond de Wagner Groep in de regio nauwlettend volgen.
Klop het dat er veel Russische burgers naar Servië zijn afgereisd om te voorkomen dat ze opgeroepen worden voor het Russische leger? Vormt de aanwezigheid van de Wagner-groep voor deze personen een bedreiging?
Het klopt dat er Russische burgers naar Servië zijn afgereisd. Schattingen lopen uiteen van 150 duizend (formeel geregistreerde Russen) tot 250 duizend. Dit aantal loopt nog steeds op. Omdat de aanwezigheid van de Wagner Groep in Servië niet duidelijk is, kan geen uitspraak worden gedaan of en zo ja, in hoeverre deze Groep een bedreiging voor leden van de Russische gemeenschap in Servië vormt.
Bent u het met de leden van de VVD eens dat de EU beschikbare drukmiddelen, zoals EU-fondsen, in moet zetten om de aanwezigheid van de Wagner Groep in Servië een halt toe te roepen? Hoe bent u van plan zich daarvoor in te zetten?
Voor het inzetten van drukmiddelen bij niet-naleving van het GBVB verwijs ik u naar het antwoord op vraag 10.
De aanwezigheid van de Nederlandse kabinetsdelegatie op het World Economic Forum in Davos |
|
Lilian Marijnissen |
|
Mark Rutte (minister-president , minister algemene zaken) (VVD) |
|
Met welk doel gaat de Nederlandse kabinetsdelegatie naar het World Economic Forum 2023 in Davos?1
De jaarlijkse vergadering van het World Economic Forum biedt een goede gelegenheid om in gesprek te gaan met politici, academici, journalisten en vertegenwoordigers van internationale organisaties, ngo’s en het bedrijfsleven over belangrijke en actuele thema’s. De vergadering biedt een mooie kans om nieuwe inzichten te delen en ervaringen uit te wisselen bij de aanpak van wereldwijde vraagstukken.
Welke afweging heeft het kabinet gemaakt om überhaupt naar het World Economic Forum te gaan?
Het kabinet heeft de jaarlijkse vergadering bijgewoond omdat het World Economic Forum een nuttig platform is voor de uitwisseling van kennis en ideeën.
Welke afwegingen zijn er gemaakt om met deze kabinetsdelegatie te gaan?
De kabinetsleden die zijn afgereisd naar Davos hebben een uitnodiging ontvangen van het World Economic Forum om de jaarvergadering bij te wonen.
Op welke manier en tijdens welke momenten zijn deze afwegingen gemaakt? En door wie? Kunt u de stukken die ten grondslag liggen van deze afwegingen meesturen? Zo nee, waarom niet?
De uitgenodigde bewindspersoon beslist over het al dan niet aannemen van een uitnodiging van het WEF. Deze uitnodigingen zijn eerder met Uw Kamer gedeeld2.
Kunt u een overzicht geven welke bewindslieden tijdens welke sessies aanwezig zijn op het World Economic Forum?
In de bijlage treft u de volledige programma’s aan van de Nederlandse bewindspersonen die bij de vergadering van het World Economic Forum aanwezig waren.
Kunt u de verslagen van deze sessies toezenden inclusief een lijst van andere aanwezigen van de sessies waar een Nederlands bewindspersoon aanwezig was? Zo nee, waarom niet?
Van de programmasessies van het World Economic Forum worden in de regel geen verslagen gemaakt. De meeste sessies werden gelivestreamed en zijn terug
te kijken via de website van het World Economic Forum3. Daarop staat bij elke sessie ook de deelnemerslijst vermeld. Enkele sessies hadden een vertrouwelijk karakter. Het WEF deelt de inhoud en deelnemerslijst om die reden niet.
Kunt u een overzicht geven van de ontmoetingen van de Nederlandse bewindslieden met collega’s, vertegenwoordigers van het bedrijfsleven en economen?
In de bijlage treft u de volledige programma’s aan van de Nederlandse bewindspersonen die bij de vergadering van het World Economic Forum aanwezig waren.
Kunt u een overzicht geven van de totale kosten die de reis naar Davos van de Nederlandse kabinetsdelegatie met zich meebrengt? Gelieve uitgesplitst naar bewindspersoon.
In onderstaande tabel treft u de kosten voor verblijf van de delegatieleden aan. Voor de overige kosten, te weten de kosten omtrent de lijnvluchten van de Minister voor BHOS, de Minister van Buitenlandse Zaken en de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, verwijs ik u naar de bestuurskosten.
Een deel van de kabinetsdelegatie heeft voor de heen- en terugreis gebruik gemaakt van het regeringstoestel. Alle departementen hevelen sinds 2014 budget over naar I&W om de kosten van het regeringstoestel te dekken. Deze kosten worden dan ook niet meegenomen in de beantwoording van deze vraag.
De Staatssecretaris van IenW is per dienstauto naar Davos afgereisd. De kosten hiervan zijn niet meegenomen. Op de terugweg vloog de Staatssecretaris mee met het regeringstoestel.
De Minister van SZW en de Minister voor BHOS waren vanwege hun verantwoordelijkheden en afspraken langer aanwezig in Davos en vlogen daardoor niet mee met het regeringstoestel. De Minister van Buitenlandse Zaken vertrok eerder dan de rest van de delegatie vanwege een parlementaire verplichting waardoor hij voor de terugweg een lijnvlucht heeft genomen.
Rutte (AZ)
Hotel (1 overnachting)
€ 594,00
Kaag (FIN)
Hotel (1 overnachting)
€ 594,00
Hoekstra (BZ)
Hotel (1 overnachting)
€ 594,00
Schreinemacher (BZ)
Hotel (3 overnachtingen)
€ 1.462,0
Ollongren (DEF)
Hotel (1 overnachting)
€ 594,00
Van Gennip (SZW)
Hotel (3 overnachtingen)
€ 1.137,94
Heijnen (IenW)
Hotel (2 overnachtingen)
€ 796,00
Heeft u kennis genomen van het nieuwe rapport van Oxfam Novib «Survival of the Richest»2 dat is gepubliceerd op dezelfde dag als de start van het World Economic Forum?
Ja.
Wat is uw reactie op dit nieuwe rapport «Survival of the Richest»?
We zien dat de wereld sterk verandert. In 2019 waren wereldwijde armoede, ongelijkheid, kindersterfte en analfabetisme al bijna dertig jaar aan het dalen, maar mede door de COVID-19 pandemie, de oorlog in Oekraïne en de gevolgen van klimaatverandering nemen bestaande ongelijkheden weer toe.
Rapporten zoals «Survival of the Richest», maar ook analyses van de Wereldbank en OESO onderstrepen dat beeld en zijn voor het kabinet een belangrijke bron van kennis om invulling te geven aan het beleid.
Het kabinet onderschrijft de conclusie dat belastingen een belangrijke rol spelen in het adresseren van ongelijkheid. Daarom is ons beleid ook gericht op het aanpakken van onwettige geldstromen en belastingontwijking.
Erkent u dat de groeiende ongelijkheid tussen aan de ene kant de rijkste 1% procent en aan de andere kant de rest van de wereldbevolking een probleem is? Zo nee, waarom niet?
Verminderen van armoede en ongelijkheid is één van de lange termijn hoofddoelen van het beleid voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking (BHOS) van Nederland, zoals onder andere is vastgelegd in de beleidsnota «Doen waar Nederland goed in is» 5.
Ongelijkheid kent een grote diversiteit aan oorzaken en verschijningsvormen, denk aan ongelijkheid tussen mannen en vrouwen, inkomensongelijkheid, ruraal-urbane verschillen, ongelijke toegang tot dienstverlening en digitale middelen/het internet (de «digital divide»). Als gevolg van COVID-19 zijn deze ongelijkheden op veel plaatsen toegenomen, en ontstaan nieuwe vormen, zoals ongelijke toegang tot vaccins. Het kabinet beoogt dergelijke ontwikkelingen gericht te adresseren.
Zo heeft Nederland bijvoorbeeld haar inzet vergroot op het versterken van sociaaleconomische weerbaarheid van mensen in lage en middeninkomenslanden. Dat doen we o.a. via cash transfer en safety net-programma’s.
Erkent u dat deze groeiende ongelijkheid een politieke keuze is? Zo ja, welke politieke keuze bent u bereid te nemen om deze groeiende ongelijkheid in Nederland tegen te gaan?
Ongelijkheid staat breed in de schijnwerpers, niet alleen wereldwijd maar ook in Nederland. Het heeft ook de nadrukkelijke aandacht van het kabinet. Kansengelijkheid is een van prioriteiten van het kabinet binnen de brede welvaart.
Qua inkomensongelijkheid constateert het rapport «Inkomen verdeeld»6 dat sinds 1990 de inkomensongelijkheid vrijwel gelijk is gebleven, terwijl de ongelijkheid in primaire inkomens (marktinkomens) groter is en is toegenomen. De politieke invloed op de primaire inkomensongelijkheid is beperkt, terwijl de invloed daarvan op de inkomensongelijkheid groot is. Het is een politieke keuze om de secundaire inkomensongelijkheid beperkt te houden. Overigens heeft een bepaalde mate van scheefheid van de verdeling ook positieve effecten voor de samenleving als geheel. De scheefheid biedt een prikkel; het is een stimulans om te werken, talenten te benutten en te investeren in je eigen ontwikkeling. Mensen die hard werken, risico nemen of mooie innovaties bedenken, mogen daarvoor ook worden beloond.
Qua vermogensverdeling is er meer ongelijkheid dan bij inkomens. Het IBO Vermogensverdeling dat op 8 juli naar uw Kamer is gestuurd heeft laten zien dat dit ten dele verklaarbaar is uit het feit dat vermogen gedurende de levensloop wordt opgebouwd: 40% van de scheefheid kan hiermee verklaard worden. Ook laat het rapport zien dat een scheve vermogensverdeling de negatieve effecten op kansenongelijkheid in onze samenleving kan versterken.
Het kabinet treft maatregelen om ongelijkheid in inkomens en vermogens tegen te gaan zoals door de ophoging van het wettelijk minimumloon met ruim 10%7 en het aanpakken van belastingconstructies.8
Het kabinet zet ook in op kansengelijkheid in de toekomst door het op peil houden en verbeteren van sociale voorzieningen, waarbij onder meer de kwaliteit van onderwijs wordt verbeterd via ondersteuning voor docenten en de onderwijsketen. Om ervoor te zorgen dat elk kind optimaal kansen kan pakken, trekt het kabinet de komende jaren in totaal € 1 miljard uit. Het kabinet werkt aan een reactie op de motie Van Baarle9 waarin de regering verzocht wordt om interdepartementaal de samenhang te bewaken in de aanpak om tot kansengelijkheid te komen, en tevens hierbij indicatoren te gebruiken waarmee de kansengelijkheid in de tijd kan worden gevolgd.
Heeft u – of andere leden van uw kabinet – deze ongelijkheid geagendeerd op het World Economic Forum? Zo ja, welke bewindspersonen hebben dit gedaan en op welke manier? Zo nee, waarom niet?
Het thema ongelijkheid is bij verschillende sessies waaraan ik heb deelgenomen aan de orde geweest. Ook in diverse bilaterale ontmoetingen van diverse bewindspersonen is het onderwerp besproken. Specifiek ging het daarbij onder meer over leefbaar loon, het creëren van een inclusieve arbeidsmarkt, de toegang tot schoon drinkwater en inclusieve handel en economische ontwikkeling.
Wat is uw reactie op het voorstel van Oxfam Novib om de rijkste 1% bijvoorbeeld tenminste 60% van hun inkomen aan belasting te laten betalen?
Het kabinet neemt de uitkomsten van het interdepartementale beleidsonderzoek (IBO) over fiscale onevenwichtigheden en de relatie met ongelijkheid tussen huishoudens serieus. Het kabinet heeft met het Belastingplan 2023 reeds een forse stap gezet en zet komende periode verdere stappen naar een evenwichtiger en neutraler belastingstelsel.
Een van de belangrijkste conclusies uit het IBO Vermogensverdeling is dat een onevenwichtig belastingstelsel bijdraagt aan ongelijkheid tussen huishoudens. Zo laat het IBO zien dat het inkomen uit vermogen relatief laag wordt belast ten opzichte van inkomen uit arbeid en op welke manier dit bijdraagt aan ongelijkheid tussen huishoudens. Het inkomen van de top 1% bestaat – anders dan het inkomen van andere huishoudens – voornamelijk uit inkomen uit vermogen.
Bij de voorjaarsbesluitvorming in 2022 heeft het kabinet reeds stappen gezet in het gelijker belasten van arbeid en vermogen en volgende stappen zijn gezet bij de besluitvorming richting Miljoenennota 2023. Dit heeft geleid tot een heel pakket aan maatregelen in het Belastingplan 2023, die de lasten op vermogen verzwaren, de lasten op arbeid verlichten, en daarmee de belastingdruk van verschillende type werkenden en type inkomen dichter bij elkaar brengen. Vanwege de samenstelling van het inkomen van de top 1% rijkste huishoudens ten opzichte van andere huishoudens is het zeer aannemelijk dat met de maatregelen van het Belastingplan 2023 de lastendruk van de top 1% meer toeneemt dan die van andere huishoudens.
Daarnaast zet het kabinet in op het aanpakken van belastingconstructies waarvan met name de rijkste huishoudens kunnen profiteren. Hiertoe heeft het kabinet een taakopdracht van € 550 miljoen structureel ingeboekt. In de Voorjaarsnota 2023 wordt de eerste invulling van de aanpak van belastingconstructies gepresenteerd. Daarnaast wordt er hard gewerkt aan het stelsel van werkelijk rendement voor het vermogen in box 3, wat er voor zorgt dat inkomen uit box 3-vermogen gelijker wordt belast met ander inkomen. In de kabinetsreactie op de evaluatie van de Bedrijfsopvolgingsregelingen (BOR) is vervolgonderzoek aangekondigd. Dit vervolgonderzoek loopt momenteel en wordt uiterlijk voor de zomer afgerond. Tussentijdse conclusies neemt het kabinet mee in de voorjaarsbesluitvorming.
Wat is uw reactie op het voorstel van Oxfam Novib om een eenmalige solidariteitsbelasting en belasting op excessieve winsten door bedrijven die profiteren tijdens wereldwijde crises in te voeren?
Winst is reeds belast met vennootschapsbelasting, waarbij bij een hogere winst ook meer vennootschapsbelasting is verschuldigd. In de huidige zeer uitzonderlijke omstandigheden heeft de Europese Commissie zich genoodzaakt gezien in te grijpen. Hiervoor was breed draagvlak onder de lidstaten. Het kabinet onderschreef deze noodzaak en heeft daarom voor de fossiele sector de Wet tijdelijke solidariteitsbijdrage ingevoerd voor 2022 en in het Belastingplan 2023 de cijns in de Mijnbouwwet voor 2023 en 2024 verhoogd.
Een algemene wettelijke grondslag creëren voor een overwinstbelasting is niet mogelijk. Een belasting bestaat in de basis uit een subject (belastingplichtige), een object (de grondslag waarover wordt geheven) en een tarief. De grondslag voor een belasting is de formele wet waarin dit alles duidelijk staat. Dat volgt ook uit artikel 104 van de Grondwet, dat voorschrijft dat belastingen van het Rijk worden geheven uit kracht van een wet. Zonder dat duidelijk is (1) welke doelgroep moet worden belast, (2) welke overwinst moet worden belast en vervolgens (3) tegen welk tarief het moet worden belast, is het niet mogelijk een wettelijke grondslag te creëren. Daarmee kent het creëren van een grondslag dezelfde bezwaren ten aanzien van de afbakening van belastingplichtigen, de vraag wat overwinst is en de uitvoerbaarheid, als eerder al uitgebreid toegelicht in brieven aan de Tweede Kamer op 29 september 2021 en 1 juli 2022 ten aanzien van een solidariteitsheffing.10
Heeft u kennis genomen van het volgende artikel uit de Volkskrant: «Samenzwering in de Alpen»: hoe de Great Reset een mondiale complottheorie over werelddominantie werd»?3
Ja.
Erkent u dat het World Economic Forum een broedplaats is voor neoliberale ideeën?
Het doel van het World Economic Forum is om kennis en ideeën uit te wisselen in de aanpak van wereldwijde problemen, zoals armoede, ongelijkheid, klimaatverandering of de Russische invasie in Oekraïne. De ideeën worden uitgewisseld tussen politici, academici, journalisten en vertegenwoordigers van internationale organisaties, het maatschappelijk middenveld en het bedrijfsleven. Omdat de deelnemers verschillende achtergronden, kennis, en overtuigingen hebben, zijn de ideeën uiteenlopend en niet gebaseerd op één specifiek gedachtegoed.
Kunt u begrijpen dat de Nederlandse kabinetsdelegatie op het World Economic Forum veel ergernis oproept bij de Nederlandse bevolking, omdat het immers gaat om een willekeurig gezelschap dat zich met hoge (reis)kosten afzondert in een luxe Zwitsers resort?
Het is begrijpelijk dat mensen willen weten wat er bij de jaarlijkse vergadering van het World Economic Forum gebeurt en waarom een Nederlandse kabinetsdelegatie daaraan deelneemt.
Voor de reden waarom een kabinetsdelegatie aan de jaarvergadering van het World Economic Forum heeft deelgenomen, verwijs ik u naar het antwoord op vraag 1.
De meeste sessies waaraan leden van het Nederlandse kabinet hebben deelgenomen werden gelivestreamed en zijn terug te kijken via de website van het World Economic Forum (zie ook het antwoord op vraag 6).
In de bijlage treft u de volledige programma’s aan van de Nederlandse bewindspersonen die bij de vergadering van het World Economic Forum aanwezig waren.
Wat is democratische legitimiteit van deze top?
De jaarlijks vergadering van het World Economic Forum is bedoeld voor de uitwisseling van kennis en ideeën over actuele maatschappelijke vraagstukken tussen politici, academici, journalisten en vertegenwoordigers van het bedrijfsleven, internationale organisaties en ngo’s. Tijdens de jaarlijkse vergadering van het World Economic Forum vindt geen politieke besluitvorming plaats.