De antwoorden op eerder gestelde vragen inzake de regeling Pelsdierhouderij slopen en ombouwen |
|
Helma Lodders (VVD) |
|
Carola Schouten (viceminister-president , minister landbouw, natuur en voedselkwaliteit) (CU) |
|
![]() |
Wat vindt u van het feit dat de Wet verbod pelsdierhouderij op 15 januari 2013 van kracht is gegaan en er ruim zes jaar later nog steeds geen adequate regeling van kracht is om ondernemers te helpen bij de ombouw of sloop van hun bedrijf?1
Het Besluit en de Regeling subsidiëring sloop- en ombouwkosten pelsdierhouderij (hierna: de subsidieregeling) zijn in werking getreden op 28 februari 2018. De subsidieregeling is in maart 2015 voorgehangen bij uw Kamer. De procedure tot vaststelling van de subsidieregeling heeft veel tijd gekost. Voor een beschrijving van de totstandkoming verwijs ik graag naar mijn inleidende antwoord bij het Verslag van een schriftelijk overleg over de voortgang van het Besluit subsidiëring sloop- en ombouwkosten pelsdierhouderij (Kamerstuk 30 826, nr. 51). Sinds de openstelling van de subsidieregeling zijn er in totaal elf aanvragen ingediend, waarvan één aanvraag door de aanvrager is ingetrokken (Aanhangsel Handelingen II 2019/20, nr. 494).
Op 25 april 2019 heb ik een overleg gevoerd met een delegatie van de Nederlandse Federatie van Edelpelsdierenhouders (NFE), LTO, en de verantwoordelijk wethouder van de gemeente Gemert-Bakel, waarover ik uw Kamer heb geïnformeerd (Kamerstuk 35 006, nr. 13). In het overleg is onder meer gesproken over de door de sector gesignaleerde knelpunten in de subsidieregeling en het onvoldoende tot besteding komen van de beschikbare middelen voor het flankerend beleid. Ik heb de sector toegezegd de subsidieregeling te verruimen binnen de huidige financiële kaders en te streven naar een zo volledig mogelijke besteding van de beschikbare financiële middelen voor het flankerend beleid.
Herinnert u zich het debat van 13 februari 2019, waarbij de zorgen over de tekortschietende subsidieregeling Pelsdierhouderij slopen en ombouwen nadrukkelijk gedeeld zijn?2
Ja.
Herinnert u zich de signalen die u vanuit de sector en van individuele ondernemers heeft ontvangen over het tekortschieten van deze regeling en wat het verbod op de bedrijfsactiviteiten met ondernemers en hun gezinnen heeft gedaan? Zo ja, wat heeft u in de tussenliggende periode gedaan om de regeling zo snel mogelijk aan te passen tot een werkbare regeling?
Zoals ik in het antwoord op vraag 1 heb vermeld, heb ik de sector toegezegd de subsidieregeling te verruimen. Voor een goede onderbouwing van de in de te wijzigen subsidieregeling op te nemen nieuwe normbedragen heb ik, na overleg met de sector, Wageningen University & Research een onderzoek laten verrichten dat inmiddels is afgerond (https://edepot.wur.nl/498017). Deze onderbouwing is onder meer nodig in verband met de benodigde goedkeuring door de Europese Commissie. Thans wordt gewerkt aan de wijziging van de subsidieregeling. Ik heb uw Kamer bij de beantwoording van de vorige vragen aangegeven (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar, 2019–2020, nr. 494) dat ik begin 2020, conform het bepaalde in artikel 7 lid 2 van de Wet verbod pelsdierhouderij, de wijziging van het Besluit subsidiëring sloop- en ombouwkosten pelsdierhouderij zal voorhangen bij beide Kamers der Staten-Generaal. Omdat het een staatssteunmaatregel betreft, vergen de wijzigingen tevens goedkeuring van de Europese Commissie. Uitgaande van een voorspoedig verloop van deze procedure streef ik er naar het gewijzigde besluit in de tweede helft van 2020 te publiceren en in werking te laten treden.
Zie verder mijn antwoord op vraag 1.
Deelt u de mening dat het een zeer onwenselijke situatie is voor de betrokken ondernemers, de medewerkers en de gezinnen dat er nog steeds geen zicht is op een adequate regeling? Zo ja, waarom kiest u hiervoor? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 3.
Wat is uw antwoord aan de mensen die de komende weken hun bedrijf moeten stoppen, om economische redenen genoodzaakt, en met lege handen staan omdat de subsidieregeling Pelsdierhouderij slopen en ombouwen nog steeds niet adequaat werkt?
In het debat van 13 februari 2019 hebben we gesproken over de toepassing van de zogenoemde vijfjaarseis, op grond waarvan de sloop of ombouw van gebouwen of bouwwerken slechts in aanmerking komt voor subsidie, indien zij in de 5 jaar vóór de aanvraag daadwerkelijk en onafgebroken zijn gebruikt ten behoeve van de pelsdierhouderij. In dat kader heb ik toen aangegeven dat ik bij de toepassing van deze vijfjaarseis in ieder geval rekening houd met leegstand in verband met reguliere bedrijfsprocessen, bijvoorbeeld voor onderhoud. Ook conjuncturele markttechnische oorzaken kunnen aanleiding zijn voor tijdelijke leegstand. Pelsdierlocaties die, gelet op de opbrengstprijzen van de afgelopen jaren, om economische redenen tijdelijk leeg staan, kunnen eveneens voor de subsidieregeling in aanmerking komen. Van belang hierbij is dat de leegstand in beginsel tijdelijk is en dat de te slopen of om te bouwen stallen nog geschikt zijn voor en ingericht zijn op het hervatten van de productie op een later moment.
Bent u zich ervan bewust dat de traagheid van het tot stand komen van deze regeling, die bedoeld is om mensen te helpen die door overheidsingrijpen geraakt worden in het uitoefenen van hun bedrijf, weinig vertrouwen wekt in de overheid?
De voorgenomen wijzigingen van de subsidieregeling vergen het vaststellen van een algemene maatregel van bestuur tot wijziging van het Besluit subsidiëring sloop- en ombouwkosten pelsdierhouderij. Op grond van de Wet verbod pelsdierhouderij moet deze algemene maatregel van bestuur in ieder geval ten minste 6 weken worden voorgehangen bij beide Kamers der Staten-Generaal, voordat deze voor advies aanhangig kan worden gemaakt bij de Afdeling advisering van de Raad van State. Verder moeten de wijzigingen van de subsidieregeling ter goedkeuring worden voorgelegd aan de Europese Commissie.
Het voorgaande betekent dat het niet mogelijk was de wijzigingen uiterlijk 1 december van kracht te doen worden.
De voorgenomen wijzigingen leiden tot een betere benutting van het voor het flankerend beleid beschikbare budget. Ook zal een deel van de in mijn brief van 7 juli 2018 (Kamerstuk 28 973, nr. 200) toegezegde middelen worden gebruikt voor een verhoging van de subsidiebedragen.
Op 16 december jongstleden heeft het kabinet een overleg gevoerd met het Landbouwcollectief waarbij onder meer is gesproken over de pelsdierhouderij. Er vindt op korte termijn een gesprek plaats tussen kabinet, provincies en het Landbouwcollectief over het prioritair gebruik maken door pelsdierhouders van de mogelijkheid van opkoop via externe saldering in het kader van het stikstofbeleid. Uiterlijk einde eerste helft van 2020 komen deze partijen bij elkaar met als doel de problematiek van de pelsdierhouders zover mogelijk op te lossen.
Zie verder mijn antwoord op vraag 3, 4 en 5.
Kunt u toezeggen dat de toegezegde aanpassingen van de subsidieregeling Pelsdierhouderij slopen en ombouwen uiterlijk 1 december van kracht worden (er wordt immers niet om extra financiële middelen gevraagd) en dat u de mensen die in de komende weken voor noodzakelijke keuzes staan daar adequaat bij helpt, zodat ook zij gebruik kunnen maken van de regeling die hiervoor bedoeld is? Zo ja, op welke manier? Zo nee, waarom niet?3
Zie antwoord vraag 6.
Kunt u garanderen dat het totaal beschikbaar gestelde bedrag besteed wordt aan deze regeling? Zo ja, hoe gaat u hiervoor zorgen?
In mijn overleg met de sector heb ik aangegeven te streven naar een zo volledig mogelijke besteding van het totale bedrag van € 36 miljoen dat voor het flankerend beleid beschikbaar is. De belangrijkste voorgenomen wijzigingen van de subsidieregeling, zoals de verhoging van het subsidiepercentage bij sloop van 50% naar 100%, het aanmerken van meer soorten kosten als subsidiabel, alsmede een verhoging van het maximumsubsidiebedrag per plaats, maken dit aannemelijk.
Kunt u, gezien de urgentie, deze vragen op een zo kort mogelijke termijn beantwoorden?
Vanwege de gesprekken met de pelsdierhouders via het landbouwcollectief heb ik deze vragen met de laatste stand van zaken willen beantwoorden. Vandaar dat de vragen niet eerder zijn beantwoord.
Vismigratie barrières |
|
Carla Dik-Faber (CU) |
|
Cora van Nieuwenhuizen (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD) |
|
![]() |
Kunt u een algemeen beeld schetsen van de maatregelen die het Rijk samen met de andere overheden en waterbeheerders treft om vismigratie – het passeerbaar maken (intrek én uittrek) van gemalen, sluizen, stuwen en waterkrachtcentrales en overgangen van zout naar zoet en vice versa voor trekvissen – in de Nederlandse wateren mogelijk te maken?
Ik hecht groot belang aan een gezonde visstand, zowel wat betreft de samenstelling als de hoeveelheid vis. Dit hoort bij een goed functionerend watersysteem en natuurliefhebbers, sport- en beroepsvissers kunnen ervan genieten. Een gezonde visstand is ook een van de doelen van de Kaderrichtlijn Water (KRW). Een belangrijke voorwaarde voor een gezonde, duurzame vispopulatie is dat vissen kunnen trekken. Bepaalde soorten zijn voor hun voortplanting afhankelijk van zoet én zout water, denk aan de zalm en de paling. Daarom werken waterbeheerders aan maatregelen om barrières weg te nemen en sterfte door waterkrachtcentrales te beperken.
Barrières als gemalen, dammen en sluizen zijn en worden vispasseerbaar gemaakt door bijvoorbeeld aangepast sluisbeheer en vistrappen om de dam heen. Voorbeelden van grote projecten zijn de Kier in de Haringvlietsluizen en de Vismigratierivier bij de Afsluitdijk, waarvan de uitvoering kortgeleden is gestart. In de KRW stroomgebiedbeheerplannen van 2009 (Kamerstuk 31 710, nr. 12) en 2015 (Kamerstuk 31 710, nr. 45) is aangegeven hoeveel zogenaamde «kunstwerken» vispasseerbaar worden gemaakt door waterbeheerders in de periode 2010–2021. De Tweede Kamer wordt jaarlijks geïnformeerd over de voortgang van uitvoering. In juni is aangegeven dat er eind 2021 bijna 1.000 projecten gerealiseerd zullen zijn (Kamerstuk 27 625, nr. 470). In de stroomgebiedbeheerplannen van 2021 zullen de waterbeheerders aangeven wat in de periode 2022–2027 nog uitgevoerd gaat worden.
Voor het hoofdwatersysteem is er een toetsingskader voor de opwekking van waterkracht; de sterfte door deze centrales mag niet meer zijn dan 10% in het Nederlandse deel van de Rijn en van de Maas.
Al deze maatregelen dragen tevens bij aan het herstel van de palingstand, wat ook het doel is van de Europese Aalverordening.
Is u bekend dat op basis van de landelijke database vismigratie-experts stellen dat slechts 35% van de vismigratievoorzieningen lijkt te werken? Klopt het dat de overige vismigratievoorzieningen niet voldoen dan wel dat de werking ervan niet is onderzocht?
Het getal van slechts 35% werkende vismigratievoorzieningen herken ik niet. De database bevat 2664 knelpunten, waarvan er 1224 een voorziening hebben. Daarvan is bij een kwart van de voorzieningen (312 stuks) de werking geëvalueerd. In het merendeel van die gevallen (66%) functioneert de voorziening goed, in een klein deel (22%) functioneert die «niet optimaal», terwijl in de overige gevallen (12%) het functioneren slecht of onbekend is.
Ik deel uiteraard dat het nodig is om vismigratievoorzieningen niet alleen te bouwen, maar ook te goed te onderhouden en te controleren op functionaliteit. Door de grotere aandacht die er de laatste jaren is voor vismigratie, is de kennis rond migratievoorzieningen sterk in ontwikkeling. Veel maatregelen zijn relatief nieuw, zoals bijvoorbeeld de «Smart Vislift» die is ontwikkeld door een sportvisser. Door het ontwerp neemt de vislift minder ruimte in dan traditionele vispassages en de lift is gemakkelijk te onderhouden. Vanwege het innovatieve karakter van de maatregelen is het goed dat waterbeheerders de werking volgen. Dat gebeurt ook. De database vismigratievoorzieningen en het daaruit voortvloeiende rapport «Nederland Leeft Met Vismigratie 2017»1 getuigen daarvan. Gezien het innovatieve karakter van veel voorzieningen vind ik de resultaten van het onderzoek naar het functioneren bemoedigend. Dat wil natuurlijk niet zeggen dat de ontwikkeling daar stopt; met de verzamelde kennis kunnen waterbeheerders de aanleg en het beheer en onderhoud verder optimaliseren. Ik draag bij aan deze kennisdeling door in april volgend jaar samen met o.a. het Hoogheemraadschap van Rijnland en Sportvisserij Nederland het seminar «Nederland vol met vis; 20 jaar werken aan het thema vismigratie» te organiseren. Hier worden de successen, leerpunten en uitdagingen gedeeld.
Bent u bereid om de gebruikte voorzieningen voor het opheffen van migratiebarrières te toetsen op hun effectiviteit?
Het toetsen van de voorzieningen voor het opheffen van migratiebarrières op hun effectiviteit is een taak van de waterbeheerders. Zo heeft Rijkswaterstaat als beheerder van het hoofdwatersysteem de tien vistrappen in de Nederrijn en de Maas allemaal geëvalueerd – sommige zelfs meerder keren – met conventionele monitoring met fuiken en met telemetrisch onderzoek. Al deze voorzieningen functioneren goed.
Is u bekend dat het onderhoud van de voorzieningen voor vismigratie niet duurzaam geregeld is? Hoe wilt u dit oplossen?
Beheer en onderhoud van de voorzieningen is relevant voor een goede vismigratie en een taak van de waterbeheerder. De waterbeheerders beseffen dat ook, want in de afgelopen jaren is – in vergelijking met de eerste KRW periode – duidelijk meer tijd en geld besteed aan onderzoek en monitoring van de passage-efficiëntie van voorzieningen1.
Is u bekend dat zowel vissers als natuurbeschermers slechte passeerbaarheid van kunstwerken als hét grootste struikelblok zien op weg naar een gezonde visstand? Onderschrijft u het belang van een gezonde visstand?
Het is mij bekend dat vissers en natuurbeschermers hechten aan het opheffen van barrières voor trekkende vissen. Of het hét grootste struikelblok is, hangt ook af van andere factoren, zoals de waterkwaliteit en de beschikbaarheid van leefgebied. Het belang van een gezonde visstand onderschrijf ik, zoals ook beschreven bij vraag 1.
Klopt het dat conform de Kaderrichtlijn Water (KRW) voor 2027 alle blokkades voor vismigratie moeten zijn opgelost om de situatie van beschermde trekvissen zoals de Atlantische zalm, de Europese aal, de houting en de Europese steur te verbeteren?
Het klopt dat in 2027 de maatregelen genomen moeten zijn om de doelen van de KRW te behalen. Dus ook om de situatie van beschermde trekvissen te verbeteren. Voor een gezonde visstand is het echter niet nodig om àlle blokkades voor vismigratie op te lossen. Waterbeheerders hebben zelf knelpunten geprioriteerd aan de hand van het belang van een barrière voor de migratie en het te bereiken leefgebied.
Klopt het dat van de 2.700 barrières er nog 1.800 moeten worden aangepakt? Onderschrijft u daarmee dat het tempo van het oplossen van de knelpunten fors omhoog moet om de doelen van de KRW te halen? Wat gaat u doen om de doelen van de KRW te halen?
Nee, de database vismigratievoorzieningen vermeldt 1.440 migratieknelpunten waar (nog) geen voorziening is geïnstalleerd. Bij 740 barrières staat een voorziening in de planning voor 2027. Zoals bij vraag 6 al aangegeven, is het voor een goede visstand echter niet perse nodig om alle blokkades op te heffen.
Richting de Europese Commissie rapporteren we over de KRW waterlichamen. Daarnaast liggen er ook knelpunten in overige wateren en daar dienen waterbeheerders ook maatregelen te nemen gericht op de realisatie van een gezonde visstand. Het is aan waterbeheerders om hier een kosteneffectieve keuze in te maken. Ik heb er vertrouwen in dat de benodigde maatregelen in 2027 zijn genomen.
Wilt u deze vragen beantwoorden vóór het wetgevingsoverleg Water op 11 november 2019?
Ja.
De situatie van vissers in Zeeland |
|
Arne Weverling (VVD) |
|
Carola Schouten (viceminister-president , minister landbouw, natuur en voedselkwaliteit) (CU) |
|
![]() |
Klopt het dat dit jaar een Wet Natuurbescherming-vergunning is afgegeven voor off-bottom oesterkweek litoraal Prinseplaat en Tweede Plaat in de Oosterschelde?
Ja.
Klopt het dat deze vergunning is afgegeven per 18 juli 2019, maar de daadwerkelijke oesterkweek nog niet kan beginnen omdat de vergunninghouder nog afwachtende is op een beoordeling van u van het door haar ingediende uitgewerkte monitoringsplan?
De vergunningaanvraag dateert van 17 april 2019, waarna de vergunning is afgegeven per 18 juli 2019. Het door de sector opgestelde projectplan voorziet in een jaarlijkse cyclus met de opbouw van installaties in het voorjaar, oogst in de zomer en opruimactiviteiten in het najaar. De monitoringsverplichting is opgenomen in de door de oestersector ingediende Passende Beoordeling (PB) van de vergunningaanvraag en maakt onderdeel uit van de door deze sector zelf voorgestelde mitigerende maatregelen die het verlenen van de vergunning mogelijk maken. Het overleg met de oestersector over het monitoringsplan verloopt constructief. De verwachting is dat dit plan tijdig kan worden goedgekeurd, zodat de installaties in april 2020 kunnen worden opgebouwd. Het moment van plaatsing van de oestertafels (alleen in het voorjaar) en het feit dat er in de wintermaanden slechts incidenteel activiteiten zijn bij de tafels is rechtstreeks overgenomen uit de betreffende PB (pag. 14). Deze PB is gepubliceerd op internet (https://puc.overheid.nl/PUC/Handlers/DownloadBijlage.ashx?pucid=PUC_283720_17_1&bestand=Bijlage_2_Passende_beoordeling_deel_1.pdf&bestandsnaam=Bijlage+2+Passende+beoordeling+deel+1.pdf).
Klopt het dat als gevolg van de vergunning werkzaamheden ten behoeve van de oesterkweek niet is toegestaan tussen 1 november en 28 februari, waardoor de vergunninghouder pas vanaf 1 maart 2020 haar werkzaamheden kan aanvangen, daar zij nog altijd afwachtende is op de beoordeling van het monitoringsplan?
Zie antwoord vraag 2.
Deelt u de mening dat het onnodig nadelig is dat de vergunninghouder als gevolg van het verbod op het uitvoeren van werkzaamheden in de wintermaanden en het lange wachten op de beoordeling van het monitoringsplan ruim een half jaar de afgegeven vergunning niet kan benutten, zeker gezien de toch al precaire positie van de oestervisserij?
Nee, ik verwijs hierbij naar de antwoorden op de vragen 2 en 3.
De precaire situatie van de oestersector is mij bekend, maar ook de situatie van enkele van de betrokken natuurdoelen kan als precair worden beschouwd. Een goed monitoringsplan is daarom een belangrijke voorwaarde voor het door de oestersector kunnen en mogen gebruiken van de vergunning.
Kunt u aangeven of u voornemens bent om de vergunninghouder te compenseren voor deze verloren maanden, bijvoorbeeld door het verlaten van de einddatum van de vergunning, op dit moment gesteld op 30 april 2024, met het aantal dagen dat de vergunninghouder als gevolg van het bovenstaande de vergunning niet heeft kunnen gebruiken?
Nee, ik verwijs naar de antwoorden op de vragen 2, 3 en 4.
Kunt u aangeven welke maatregelen u heeft genomen of overweegt te gaan nemen om de verspreiding van de «oesterboorder», welke leidt tot schade voor de oestervissers omdat de oesterboorder de oesters vernielt, tegen te gaan?
De oestersector ondervindt al enige jaren ernstige overlast door zowel het oesterherpesvirus als de Japanse oesterboorder. Als gevolg hiervan heeft mijn ambtsvoorganger begin 2016 gezamenlijk met de Nederlandse Oestervereniging en de Provincie Zeeland een plan («Plan van Aanpak: Oesterproblematiek 2016–2018») opgesteld voor de aanpak van de voornoemde problemen (Kamerstuk 29 675, nr. 185). Dit plan bevat diverse maatregelen voor zowel de korte als de lange termijn. Er wordt onder meer onderzoek gedaan naar de mogelijkheden van het bestrijden en verwijderen van de oesterboorder en het ontwikkelen van alternatieve kweekmethoden. De sector wordt ruimte geboden om in dit kader experimenten uit te voeren met verschillende technieken om oesters te kweken los van de bodem. De in juli verleende vergunning op grond van de Wet natuurbescherming is een uitvloeisel van dit maatregelenpakket.
Klopt het dat er sinds 2008 een verbod geldt op de vangst van palingen voor de duur van enkele maanden, terwijl de kosten voor de pachthouders van de visrechten gedurende die periode doorlopen?
Om herstel van de Europese aalpopulatie mogelijk te maken heeft de Europese Unie in 2007 de aalverordening vastgesteld. Het doel van de EU-aalverodening is om op lange termijn tenminste 40% van de oorspronkelijke biomassa aan schieraal naar zee te laten ontsnappen. Op grond van deze verordening heeft Nederland nationale aalherstelmaatregelen getroffen in het nationale aalbeheerplan. Een belangrijke maatregel uit het nationale aalbeheerplan is dat met ingang van 2009 een gesloten periode voor aalvisserij is ingesteld in de periode dat juist de volwassen schieralen naar zee trekken om op de oceaan te gaan paaien. In 2009 betrof dit de maanden oktober en november, vanaf 2010 de maanden september, oktober en november. Hiermee is in deze maanden een beperking van de aalvisserij van kracht, maar in de overige maanden kan aalvisserij nog gewoon plaatsvinden. De private huurovereenkomsten voor de visserij op aal zijn om die reden ook gecontinueerd. Wel is vanwege de getroffen maatregelen destijds een ruimhartige financiële tegemoetkoming aan alle aalvissers verstrekt. Dit betrof een regeling waarbij voor een periode van vier jaar een jaarlijks afnemende tegemoetkoming aan alle vissers is betaald.
Kunt u een indicatie geven van de duur van dit «tijdelijke» verbod op de vangst van palingen?
De sluiting van de aalvisserij in de uittrekperiode is verbonden aan de doelstellingen uit de EU-aalverordening om tot een herstel van de Europese aalpopulatie te komen. In mijn brief van 13 september 2018 (Kamerstuk 29 664, nr. 191) heb ik de meest recente evaluatie van het Nederlandse aalbeheerplan aan uw Kamer gestuurd. Deze evaluatie laat zien dat de maatregelen uit het Nederlandse aalbeheerplan vanaf 2009 hebben geleid tot een substantiële afname van de sterfte door menselijk handelen en dan met name de visserijsterfte. Deze daling in sterfte heeft voor een langlevende vissoort als de aal, die zich pas na tien tot vijftien jaar voortplant, tot dit moment echter nog niet geleid tot een toename in de biomassa van de uittrek van schieraal. Wel is de Europese Commissie bezig om te inventariseren of aanpassing van de aalverordening en de aalaanpak in de verschillende lidstaten wenselijk en nodig is. Dit gaat dan niet om beëindiging van maatregelen, maar mogelijk over een andere systematiek van sturing op Europese aalmaatregelen.
Overigens geldt een seizoenbeperking van drie maanden in de zoute en brakke wateren voor alle lidstaten, aangezien de Nederlandse aanpak twee jaar geleden door de EU is overgenomen. Er is dus momenteel al sprake van een level playing field.
Bij de beantwoording van de vragen van het lid Van Kooten-Arissen (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2018–2019, nr. 2356) heb ik tevens de bijdrage van het Kabinet aan de publieke consultatie naar uw Kamer toegestuurd. Deze publieke consultatie was onderdeel van de evaluatie van de EU-aalverordening door de Europese Commissie. Met mijn inbreng heb ik een aantal aanbevelingen gedaan voor versterking van de EU-aalverordening en het bereiken van een gelijk speelveld. Daarbij is één van de aanbevelingen om een tijdschema te verbinden aan het bereiken van kwantificeerbare doelstellingen.
Kunt u aangeven welke maatregelen u voornemens bent om te treffen om de stratificatie van het water in de Oosterschelde en met name het Grevelingenmeer, als gevolg waarvan het water onder een steeds minder diep niveau zuurstofloos is en dus geen opbrengst voor de vissers oplevert, tegen te gaan?
Het Grevelingenmeer was in het verleden een open zeearm. Met de afsluiting van zee en rivier zijn eb en vloed verdwenen. In stilstaand water bereikt het zuurstofrijke bovenste water moeilijker de diepere delen. In de zomerperiode neemt daarom het verschil in temperatuur van het bovenste water en onderste water toe. Ook dat vermindert de menging van zuurstofrijk en zuurstofarm water. In de winterperiode neemt het temperatuurverschil af en komt er meer zuurstof in het diepere water. Bij verdere opwarming van de aarde zou in het stilstaande Grevelingenmeer het temperatuurverschil groter worden en daarmee ook de zuurstofloosheid van het water toenemen.
De Minister van Infrastructuur en Waterstaat en ik zijn voornemens nog dit jaar een voorkeursbeslissing te nemen voor een doorlaat in de Brouwersdam. Met zo’n doorlaat komt er weer beperkt getij in het Grevelingenmeer. Met dit beperkt getij wordt het water van de Grevelingen voldoende ververst en gemengd met zuurstofrijk zeewater om deze zuurstofloosheid tot acceptabele omvang terug te brengen en te houden.
De Oosterschelde kent nog steeds een getijslag met eb en vloed. Hierdoor blijft de zuurstofloosheid in de diepere delen beperkt.
Kunt u aangeven op welke termijn de Flakkeese Spuisluis, die een oplossing zou kunnen bieden voor de stratificatie van het zuurstofloze water in het Grevelingenmeer, weer in gebruik genomen zal worden?
Via de Flakkeese Spuisluis kan een beperkt volume zuurstofrijk water worden ingelaten in het Grevelingenmeer. Dat volume biedt echter onvoldoende oplossing voor de toenemende zuurstofloosheid van het Grevelingenmeer. Het effect van de Flakkeese Spuisluis is overigens alleen merkbaar in het meest oostelijk deel van het Grevelingenmeer.
Door Rijkswaterstaat wordt met ondersteuning van de provincie Zeeland alles in het werk gesteld de Flakkeese Spuisluis medio 2020 weer in gebruik te nemen.
Hondenhandel |
|
Arne Weverling (VVD) |
|
Carola Schouten (viceminister-president , minister landbouw, natuur en voedselkwaliteit) (CU) |
|
![]() |
Bent u bekend met de tv-uitzending «Ellie in de Handel – Aflevering 2: Hondenhandel» van 14 oktober 2019?1
Ja.
Deelt u de mening dat het onaanvaardbaar is dat elders in de Europese Unie (EU) onder beestachtige omstandigheden gefokte honden in Nederland op de markt gebracht kunnen worden?
Ik ben van mening dat het onwenselijk is dat honden onder slechte omstandigheden worden gefokt en op de markt worden gebracht, ongeacht of de honden in Nederland of in het buitenland zijn gefokt.
Momenteel werk ik binnen Nederland aan een verbetering van het identificatie- en registratiesysteem van honden. Er komt een sluitende chiplogistiek, waarmee wordt voorkomen dat honden in het buitenland met een Nederlandse chip worden gechipt en als Nederlandse honden worden verkocht. Bij de registratie komen ook de fokker en chipper in beeld, waardoor zij uit de anonimiteit worden gehaald. Dit alles moet ertoe leiden dat de keten transparanter wordt en het steeds moeilijker wordt voor de malafide hondenhandel om te opereren.
Deelt u de mening dat het een onwenselijke situatie is dat als gevolg hiervan buitenlandse honden tegen een «voordeliger» tarief in Nederland te koop aangeboden kunnen worden, wat een oneerlijk concurrentienadeel oplevert voor Nederlandse fokkers, die zich over het algemeen plegen te houden aan de strenge vereisten omtrent dierenwelzijn?
Ik vind het ten algemene onwenselijk dat fokkers niet voldoen aan de eisen rondom dierenwelzijn. Dit geldt ook voor fokkers uit het buitenland.
Deelt u de mening dat de handhaving van de wettelijke vereisten voor het invoeren van honden uit andere EU-lidstaten op dit moment onvoldoende is?
Het is aan de individuele lidstaten om er voor te zorgen dat honden gezond zijn verklaard op het moment van vertrek uit een lidstaat. Dit gezondheidscertificaat is ook een vereiste binnen het Europese handelscontrolesysteem Traces. Als dit in de lidstaat van herkomst niet goed wordt gedaan, is het zaak dat dit in het land van herkomst wordt verbeterd. Dit neemt niet weg dat de NVWA handhaaft op het gebied van import.
Kunt u bevestigen dat het vaccinatievereiste tegen rabiës, dat voor het invoeren van honden geldt, structureel niet nageleefd wordt, omdat dieren al voordat het rabiësvaccin werkzaam is worden ingevoerd vanuit andere EU-lidstaten?
De informatie die beschikbaar is uit de Traces-certificering en controles van de NVWA bevestigt dit niet. In de Traces-certificaten wordt door een dierenarts verklaard dat aan de rabiësvoorwaarden van de EU wordt voldaan.
Kunt u bevestigen, bijvoorbeeld op basis van controles die door de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) zijn uitgevoerd, dat veel van de uit Oost-Europa ingevoerde honden vaak ernstig ziek zijn op het moment dat ze in Nederland verkocht worden, waardoor kopers van ingevoerde honden op hoge kosten worden gejaagd?
Dit blijkt niet uit de controles. Wel is bekend dat bij pups die zijn gefokt door zogenaamde broodfokkers, zowel in binnen- als in buitenland, vaker gezondheidsproblemen voorkomen. Dit komt ook naar voren in het rapport Beke, dat ik eerder naar uw Kamer stuurde (Kamerstuk 28 286, nr. 1056).
Kunt u aangeven hoe vaak en op welke wijze er door de NVWA gecontroleerd wordt op de wettelijke vereisten voor het invoeren van honden vanuit de EU?
De NVWA controleert steekproefsgewijs de importzendingen van honden die aangemeld zijn via het Traces-systeem. In 2018 zijn 89 controles uitgevoerd, waaronder 4 zendingen uit Hongarije. Er zijn geen tekortkomingen aangetroffen bij deze controles.
Naast controles op basis van de informatie uit Traces, voert de NVWA ook inspecties uit naar aanleiding van meldingen. Meldingen worden bijvoorbeeld door dierenartsen gedaan wanneer er twijfels zijn over de vaccinatiestatus, leeftijd of herkomst van een hond. Wanneer er een hoog risico op rabiës is, pakt de NVWA een melding met voorrang op.
Kunt u aangeven of er op dit moment gevallen bekend zijn van fraude met het EU-gezondheidscertificaat voor de export van dieren, waardoor dieren tegen de geldende regels alsnog in Nederland ingevoerd kunnen worden?
Tijdens inspecties zijn er regelmatig vermoedens van onregelmatigheden met de leeftijd van ingevoerde pups onderzocht. Uit deze inspecties bleken echter geen bewezen gevallen van fraude.
Kunt u aangeven of de invulling van Oost-Europese exportlanden, zoals Hongarije, aan het vereiste van een EU-gezondheidscertificaat op dit moment voldoende aanknopingspunten biedt voor de NVWA om de importregels te handhaven?
Uitgangspunt is dat de certificaten, afgegeven door een bevoegde autoriteit in een andere lidstaat van de EU, als voldoende betrouwbaar worden geacht. Uit controles van de NVWA zijn vooralsnog geen onjuistheden gebleken.
Deelt u de mening dat het noodzakelijk is dat de NVWA strenger gaat handhaven op de importvereisten voor honden uit andere landen binnen de EU, teneinde dierenleed in het buitenland en oneerlijke concurrentie voor Nederlandse fokkers te voorkomen?
De NVWA handhaaft op de importvereisten van honden. Bij de NVWA vindt voor toezicht en handhaving op welzijn van gezelschapsdieren in 2020 een intensivering plaats met 3 fte, waarvan een deel ingezet wordt op hondenhandel.
Daarnaast wordt ook ingezet op andere instrumenten, zoals voorlichting.
Het bericht ‘Onafhankelijk kennisplatform invasieve exoten in de maak’ |
|
Arne Weverling (VVD) |
|
Carola Schouten (viceminister-president , minister landbouw, natuur en voedselkwaliteit) (CU) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Onafhankelijk kennisplatform invasieve exoten in de maak»?1
Ja.
Deelt u de mening dat de verdere verspreiding en introductie van invasieve exoten zoals Aziatische duizendknoop, reuzenberenklauw en reuzenbalsemien onwenselijk is, omdat inheemse plantensoorten hierdoor verdrongen kunnen worden en het overlast en schade kan opleveren?
Ik deel die mening.
Deelt u de observatie dat er op dit moment een wildgroei aan onderzoeken, proeven en pilots bestaan die gericht zijn op de bestrijding van invasieve exoten?
Er zijn inderdaad veel initiatieven op dit vlak en dat is een goede zaak. De bestrijding van invasieve uitheemse soorten vergt afhankelijk van de soort en situatie een eigen aanpak. Er is geen one size fits all. Voor sommige soorten bestaan nog geen effectieve bestrijdingsmethoden en er bestaat een sterke wens om steeds minder chemisch en meer mechanisch of biologisch te bestrijden. Mogelijkheden hiervoor worden onderzocht.
Soorten die vooral in bebouwde omgeving voorkomen, vergen een andere aanpak dan mariene soorten. Oeverplanten vergen een andere aanpak dan terrestrische planten. En planten vergen een andere aanpak dan zoogdieren, vogels of weekdieren. Kennis en ervaring met beheer en bestrijding van invasieve exoten worden noodzakelijkerwijs door verschillende partijen op verschillende plekken opgedaan, niet alleen in Nederland maar ook in het buitenland. Soms zijn universiteiten betrokken die wetenschappelijk laboratoriumonderzoek doen, en soms natuurbeheerders die praktijkproeven doen. Voor soorten die nog niet in Nederland aanwezig zijn is het zelfs noodzakelijk om kennis in het buitenland te halen.
Deelt u de mening dat het een stuk efficiënter en effectiever zou zijn wanneer alle kennis over de methoden van bestrijding van invasieve exoten op één plek wordt verzameld, om op die manier de bestrijding van invasieve exoten te bevorderen?
Ik onderschrijf het belang van kennisdeling en adequate informatievoorziening. De problematiek en bestrijding van invasieve exoten verschilt echter sterk per soort (-groep). Er bestaan reeds een aantal samenwerkingsverbanden waar kennis over bepaalde soortgroepen samenkomt. Voorlichting is het meest effectief als dit gericht is op specifieke doelgroepen. Voor de informatievoorziening over de bestrijding van bijvoorbeeld water- en oeverplanten worden andere communicatiekanalen gebruikt dan bij de aanpak van sierplanten.
Bent u voornemens om de mogelijkheden te verkennen om het hiertoe op te richten onafhankelijke kennisplatform invasieve exoten te ondersteunen?
Uit mijn antwoord op vraag 4 kunt u opmaken dat een breed kennisplatform voor alle vragen rond alle invasieve uitheemse soorten in mijn optiek niet per definitie de optimale manier is om effectief kennis te verzamelen, uit te wisselen en te informeren. Er wordt al veel samengewerkt tussen de verschillende organisaties. Ik vind het van belang dat er in overleg met de verschillende organisaties gekeken wordt of en hoe die samenwerking verder verbeterd kan worden. Verder beoordeel ik initiatieven die ondersteuning vragen op hun merites en toegevoegde waarde. Daarbij kijk ik of deze een meerwaarde hebben en iets toevoegen aan de reeds bestaande initiatieven, samenwerkingsverbanden en structuren.
De rol van pensioenfondsen bij dierenwelzijn |
|
Paul Smeulders (GL), Laura Bromet (GL) |
|
Wouter Koolmees (minister sociale zaken en werkgelegenheid, viceminister-president ) (D66), Kajsa Ollongren (viceminister-president , minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (D66) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Dierenwelzijn heeft geen prioriteit bij ABP»?1
Ja.
Klopt het dat het ABP, net als vele andere pensioenfondsen, belegt in multinationals uit de voedselindustrie die niet voldoen aan de Europese wetten en regels op het gebied van dierenwelzijn?2 Zo ja, voor hoeveel geld? Welke wetten en regels worden er precies overtreden?
Het rapport dat op 29 september is gepubliceerd door Het Eerlijk Pensioenlabel kijkt naar de beleggingen van pensioenfondsen in bedrijven waar sprake is van mogelijke risico’s voor dierenwelzijn in hun bedrijfsactiviteiten en/of in hun toeleveringsketen. Het gaat hierbij om vleesproducenten, restaurantketens en retailers. Uit navraag bij het ABP blijkt dat het ABP belegt in 17 van deze bedrijven voor een totaalbedrag van ongeveer 1,7 miljard euro. Het gaat hierbij om 552 miljoen in vleesproductiebedrijven, 698 miljoen in restaurantketens, en 452 miljoen in retailers. Het ABP heeft aan mij gemeld dat er in de diverse landen waar deze bedrijven opereren verschillende wettelijke welzijnsnormen gelden. Ook is er volgens het ABP, voor zover bekend, geen sprake van wetsovertredingen door deze bedrijven. Daar waar dit het geval zou zijn, gaat het ABP tot actie over conform hun beleid voor duurzaam en verantwoord beleggen.
Bent u bekend met het onderzoek van I&O Research «Dierenwelzijn en pensioenen. Opinieonderzoek pensioendeelnemers»3 waaruit blijkt dat 83% van de pensioendeelnemers niet wil dat er wordt belegd in bedrijven die gebruik maken van plofkippen of kooivarkens – en dat meer dan de helft van pensioendeelnemers «zeker» of «waarschijnlijk» € 10,– per maand in zou willen leveren om ervoor te zorgen dat hun pensioengeld diervriendelijk wordt belegd?
Ja.
Deelt u de opvatting van GroenLinks dat deze brede steun voor dierenwelzijn onder pensioendeelnemers zou moeten leiden tot verandering bij pensioenfondsen? Wat gaat u doen om zich hiervoor in te zetten?
Ik vind het positief dat veel deelnemers dierenwelzijn belangrijk vinden. Het beleggingsbeleid van pensioenfondsen is in de eerste plaats een verantwoordelijkheid van het pensioenfondsbestuur. Net als het kabinet vinden pensioenfondsen en verzekeraars het belangrijk dat het beleggingsbeleid van uitvoerders maatschappelijk verantwoord is. In december 2018 is daarom het IMVB-convenant getekend (waar de overheid deel van uit maakt).4 Het IMVB-convenant richt zich op de inbedding van de OESO-richtlijnen en United Nations Guiding Principles (UNGP’s) in het beleid van pensioenfondsen. Aandacht voor dierenwelzijn maakt hier onderdeel van uit. Een onafhankelijke monitoringscommissie en de stuurgroep van het convenant zien toe op de naleving van de afspraken en kunnen partijen aanspreken wanneer onvoldoende voortgang wordt geboekt.
Naast mijn inzet voor een verantwoorder beleggingsbeleid via het convenant wil ik ook, zoals ik aan uw Kamer heb bericht, verkennen of deelnemers meer zeggenschap kunnen krijgen over het beleggingsbeleid van hun uitvoerder.5 Daarbij ga ik met name in op een «groener» pensioen. De insteek hiervan is dat het beleggingsbeleid van uitvoerders beter gaat passen bij de voorkeuren van deelnemers.
Wat vindt u ervan dat het pensioenfonds van ambtenaren «geen prioriteit geeft aan dierenwelzijn» en belegt in bedrijven waarvan het dierenwelzijnsbeleid niet voldoet aan Europese wettelijke normen? Hoe valt dat te rijmen met het belang dat de Nederlandse overheid zegt te hechten aan dierenwelzijn en het verbeteren van dierenwelzijn internationaal? Zou het ABP niet het goede voorbeeld moeten geven?
Het ABP is één van de ondertekenaars van het IMVB-convenant. Voor het duurzaam en verantwoord beleggingsbeleid hanteert het ABP internationale richtlijnen waaronder de UN Global Compact, de UN Guiding Principles for Business and Human Rights en de OECD Guidelines for Multinational Enterprises. Duurzaamheidsrisico’s op het gebied van milieu, arbeid, mensenrechten en corruptie worden integraal meegewogen in de beleggingsprocessen en worden geprioriteerd op materialiteit per industrietak. Voor de voedselsector kijkt het ABP in het «due diligence proces» primair naar zaken zoals arbeidsomstandigheden en mensenrechten in de keten, milieu en watermanagement en voedselveiligheid. Ook kijkt het ABP, meer in algemene zin, of bedrijven betrokken zijn bij controverses, waaronder ook controverses op het gebied van «business ethics». Hiernaast voert het ABP uitgebreid de dialoog met de voedselsector rondom klimaat- en ontbossingsproblematiek. Wanneer het ABP spreekt met deze bedrijven worden vaak ook andere duurzaamheidsrisico’s zoals dierenwelzijn ter sprake gebracht.
Wat vindt u ervan dat pensioengeld van ambtenaren wordt gebruikt om te investeren in bedrijven met lagere dierwelzijnsstandaarden dan Europese wettelijke normen, waardoor Nederlandse boeren (die wél aan deze wettelijke normen moeten voldoen) concurrentienadeel ondervinden?
Het pensioenfonds ABP gaat over het eigen beleggingsbeleid en hanteert specifiek beleid inzake verantwoord beleggen. Voor een nadere toelichting voor het beleid van ABP zie het antwoord op vraag 5.
Het kabinet gaat ervan uit dat het ABP dit beleid verder zal voortzetten. Het is belangrijk dat ABP verantwoord belegt, maar nog belangrijker is het dat alle pensioenfondsen in Nederland verantwoord beleggen en meer dan ze nu al doen. Het kabinet verwacht dat pensioenfondsen de OESO-richtlijnen voor multinationale ondernemingen en de UN Guiding Principles on Business and Human Rights (UNGP’s) naleven. In het eerder aangehaalde IMVB-convenant zijn hier belangrijke afspraken over gemaakt.
Wilt u zich ervoor inspannen dat het ABP, en andere pensioenfondsen, significant hun koers gaan wijzigen op het gebied van dierenwelzijn? Op welke manier kan het kabinet hierop bijsturen of verplichte verbeteringen afdwingen?
Ik zet mij graag in voor een maatschappelijk verantwoord beleggingsbeleid bij pensioenfondsen. Ook dierenwelzijn maakt hier deel van uit. Onder meer via het IMVB-convenant zet het kabinet zich hiervoor in. De afspraken die gemaakt zijn in het IMVB-convenant zijn vrijwillig, maar niet vrijblijvend. Via de monitoringscommissie borgen we dat het beleggingsbeleid meer in lijn komt met de UNGP’s en OESO-richtlijnen.
Kunt u deze vragen een voor een beantwoorden voor de begrotingsbehandeling van SZW?
Ja.
De stikstofproblematiek |
|
Gerrit-Jan van Otterloo (50PLUS) |
|
Carola Schouten (viceminister-president , minister landbouw, natuur en voedselkwaliteit) (CU) |
|
![]() |
Heeft u kennis genomen van de situatie in het artikel «Boer failliet, toch nieuwe stal in Heusden»?1
Ja.
Hoe beoordeelt u deze lopende situatie in het licht van de uitspraak van de Raad van State inzake het Programma Aanpak Stikstof (PAS)?
Het geschetste beeld van deze casus is triest voor alle betrokkenen. De boer is failliet, en er zijn nog geen belangstellenden voor de stal.
Om een nieuwe stal te bouwen en die met vee te vullen, zijn in ieder geval twee vergunningen nodig. Een omgevingsvergunning voor het bouwen van de stal en een vergunning op basis van de Wet natuurbescherming. De procedure voor de omgevingsvergunning loopt nog. Tussen 31 augustus en 30 september 2019 heeft een ontwerpbesluit tot verlening van een omgevingsvergunning voor het bouwen bij de gemeente ter inzage gelegen. Het definitieve besluit zal naar verwachting over enkele weken worden genomen. Daarbij wordt door gedeputeerde staten onder andere beoordeeld of de bouw van de stallen past in het bestemmingsplan.
De vergunning op grond van de Wet natuurbescherming is op 6 februari 2019 verleend. Daarbij zijn de gevolgen van het project voor de beschermde natuurwaarden beoordeeld. Deze vergunning was al voor de uitspraak van de Raad van State inzake het PAS onherroepelijk. De terinzagelegging van het project gebeurt op basis van de procedure voor het verlenen van de omgevingsvergunning voor het bouwen. Er is dus geen relatie tussen het aanvragen van de omgevingsvergunning en de uitspraak van de Raad van State inzake het PAS.
Hoe weegt u het feit dat een dergelijk langlopend vergunningtraject niet wordt stilgezet, terwijl dat wel gebeurt met (bijvoorbeeld) bouwvergunningen?2
In dit geval zijn de gevolgen voor de beschermde natuurwaarden in Natura 2000-gebieden al beoordeeld: er is een vergunning op grond van de Wet natuurbescherming verleend op 6 februari 2019. Deze vergunning was al voor de uitspraak van de Raad van State inzake het PAS onherroepelijk. Voor andere (bouw)projecten moet die beoordeling nog plaatsvinden. Bijvoorbeeld als het project hiervoor eerder gebruik heeft gemaakt van de passende beoordeling van het inmiddels vervallen PAS.
Hoe wordt in brede zin omgegaan met dergelijke langerlopende trajecten, ook in andere sectoren?
De situatie in Heusden gaat over noodzakelijke procedures in kader van het verlenen van bouwvergunningen. Ook moeten projecten (en plannen) worden beoordeeld op de gevolgen voor de beschermde natuur in Natura 2000-gebieden. In de Kamerbrief van 4 oktober jl. (Kamerstuk 32 670, nr. 167) is aangegeven op welke wijze en onder welke voorwaarden na de uitspraak van de Raad van State weer toestemming kan worden verleend voor ontwikkelingen die stikstof veroorzaken op voor stikstofgevoelige habitats in die Natura 2000-gebieden.
Worden er uniforme criteria gehanteerd bij het stilleggen van trajecten en intrekken van vergunningen in relatie tot de PAS?
Ja, als de vraag is of de gevolgen van de uitspraak van de Raad van State op 29 mei jl. voor soortgelijke projecten dezelfde zijn, dan klopt dat inderdaad. Vanaf het moment van de uitspraak is de toestemmingverlening geheel stilgelegd. Sinds de release van AERIUS Calculator is de eerste stap gezet in het hervatten van de toestemmingverlening. De brief van 4 oktober jl. (Kamerstuk 32 670, nr. 167) biedt de volgende stap voor toestemmingverlening.
Hoe gaan we om met een situatie als deze in het licht van het eerste advies van het adviescollege stikstofproblematiek? Hoe voorkomen we dat een bedrijf moet worden uitgekocht, wat veel meer geld kost?
In de Kamerbrief van 4 oktober jl. (Kamerstuk 32 670, nr. 167) is de kabinetsreactie gegeven op het eerste advies van het Adviescollege Stikstofproblematiek. Het intrekken van onherroepelijke vergunningen is hierbij niet het uitgangspunt. Gebiedsgericht zullen boeren die willen stoppen worden geholpen. Vrijwillige sanering is daarbij het uitgangspunt.
Bent u bereid deze vragen te beantwoorden voorafgaand aan het debat over de stikstofproblematiek?
Ja.
De mobiele slachthuizen |
|
William Moorlag (PvdA) |
|
Carola Schouten (viceminister-president , minister landbouw, natuur en voedselkwaliteit) (CU) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Medewerkers NVWA: mobiel slachthuis werkt dierenleed in de hand»?1
Ja.
Kennen u of de leiding van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) ook de signalen van medewerkers van de NVWA dat door de mobiele slachthuizen dieren onnodig lijden en dat er risico's voor de volksgezondheid zijn? Zo ja, wat is de aard en de omvang van die signalen? Zo nee, waarom niet?
Ja. De aard van deze signalen wordt in uw vraag omschreven. Bij de nog lopende evaluatie van de resultaten van de pilot worden deze signalen meegenomen. Ik heb geen informatie over hoeveel NVWA-medewerkers de zorgen delen.
Is het waar dat door het bestaan van mobiele slachthuizen het voorkomt dat veehouders hun vee niet meer de medische zorg die nodig is geven of pijnbestrijding onthouden? Zo ja, deelt u dan de mening dat dit volstrekt ongewenst is en wat gaat u hiertegen doen? Zo nee, wat is er dan niet waar aan het in het bericht gestelde?
In de evaluatie wordt bezien of er grond is voor deze veronderstelling. Ik vind het niet acceptabel dat dieren de nodige zorg wordt onthouden.
Deelt u de mening dat als blijkt dat de mobiele slachthuizen vooral zorgen voor meer inkomsten van veehouders ten koste van het dierenwelzijn, dat de mobiele slachthuizen dan dienen te verdwijnen? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet?
De pilot met de mobiele dodingsunit (MDU) is gestart om te onderzoeken of niet-transportwaardige, maar wel slachtwaardige dieren in het slachtproces zouden kunnen worden gebracht door bedwelming en doding op het primaire bedrijf. Het spreekt voor zich dat er geen aantasting van dierenwelzijn mag plaatsvinden ten gevolge van de inzet van de mobiele dodingsunit. Een en ander is nu onderwerp van de nog lopende evaluatie.
In hoeverre kan er gevaar voor de volksgezondheid ontstaan als er ziek en onbehandeld vee voor de consumptie wordt geslacht?
In Nederland is het keuringsregime erop gericht om te voorkomen dat zieke dieren in het humane consumptiecircuit terecht komen, om risico’s voor de voedselveiligheid en volksgezondheid te voorkomen. De hiertoe noodzakelijke keuringen (ante mortem en post mortem) vinden ook bij de inzet van de mobiele dodingsunit plaats.
Hoe komt er duidelijkheid over het functioneren van de mobiele slachthuizen? Is er sprake van een deskundige en een onafhankelijke evaluatie? Door wie wordt die uitgevoerd?
Ik streef ernaar om de evaluatie van de inzet van de mobiele dodingsunit op korte termijn af te ronden. Het betreft een evaluatie van NVWA en beleidsministerie gezamenlijk.
Kunt u de resultaten van de genoemde evaluatie en de antwoorden op bovenstaande vragen vóór uw overleg met de Tweede Kamer over de NVWA op 15 oktober 2019 naar de Kamer sturen?
Ik heb uw Kamer de antwoorden zo spoedig mogelijk te antwoorden gestuurd. De uitkomsten van de evaluatie van de MDU zal ik na afronding daarvan met uw Kamer delen.
Het bericht ‘Medewerkers NVWA: mobiel slachthuis werkt dierenleed in de hand’ |
|
Tjeerd de Groot (D66) |
|
Carola Schouten (viceminister-president , minister landbouw, natuur en voedselkwaliteit) (CU) |
|
![]() |
Bent u bekend met de zorgen van medewerkers van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA), dierenartsen en de De Koninklijk Nederlandse Maatschappij voor Diergeneeskunde (KNMvD) omtrent de mobiele slachthuizen?1 Zo ja, hoe beoordeelt u deze zorgen?
Ja, en ik neem de geuite zorgen serieus.
Bent u bekend met het bericht «Slachthuis doet aangifte tegen vier NVWA’ers»2?
Ja.
Klopt het dat de voedselveiligheid in het geding komt aangezien «risicodieren» in de voedselketen terecht komen? Zo nee, op welke manier wordt gezorgd dat deze risicodieren niet in de voedselketen terecht komen?
Alle dieren die voor slacht aangeboden worden bij het slachthuis, óók die op het bedrijf door middel van de mobiele dodingsunit (MDU) worden bedwelmd, worden voorafgaand aan de doding levend gekeurd (ante-mortem keuring/AM-keuring) door een NVWA-dierenarts. Na de dood van het dier vindt nog de post-mortem (PM-)keuring plaats onder verantwoordelijkheid van de NVWA. Hierbij wordt onder meer gekeken naar verschijnselen die het vlees ongeschikt maken voor menselijke consumptie. Dieren waarvan het vlees niet in de voedselketen terecht hoort te komen, worden bij deze keuringen afgekeurd.
Deelt u de mening dat risicodieren geen plek hebben in de voedselketen en dat de situatie zoals omschreven in het artikel onacceptabel is?
Bij de hierboven genoemde AM-keuring beoordeelt een NVWA-dierenarts of het dier geschikt is om geslacht te worden. Omdat het bij de MDU slechts één enkel dier betreft, kan nauwkeurig beoordeeld worden wat er met het dier aan de hand is. Dieren die ziek zijn worden niet geslacht, maar een verder gezond dier met bijvoorbeeld een klauwontsteking of een bekkenbeschadiging door een bevalling, wel.
Op welke manier wordt gezorgd dat risicodieren niet in de voedselketen terecht komen?
Ik verwijs uw Kamer naar mijn antwoord op vraag 3.
Bent u bereid om landelijk onderzoek in te stellen naar het gedrag van slachthuizen tegenover handhavers, dierenartsen en controleurs?
Er is op grond van de pilot met de MDU geen aanleiding om een landelijk onderzoek in te stellen.
Hoe beoordeelt u de kritiek dat de NVWA haar eigen autoriteit ondermijnt doordat de proef de huidige regelgeving zou omzeilen?
De opzet van de huidige pilot is niet strijdig met de vigerende wetgeving. Een pilot is er juist voor bedoeld om nieuwe ontwikkelingen te onderzoeken op toepasbaarheid in de praktijk.
Deelt u de mening dat er een onderzoek moet komen naar Slachthuis Dokkum, haar wijze van opereren en haar gedrag naar handhavers, dierenartsen en controleurs? Zo nee, waarom niet?
De huidige pilot geeft geen aanleiding tot een onderzoek naar dit slachthuis of haar werkwijze of haar gedrag ten aanzien van handhavers, dierenartsen en controleurs. In het recente onderzoek van 2Solve is juist de situatie op de kleine en middelgrote slachthuizen in Noord-Nederland, waaronder Dokkum, bezien.
Klopt het dat er meer dan 1.200 dieren zijn geslacht met het mobiele slachthuis sinds de start van de pilot? Kunt u deze getallen uitsplitsen naar de reden van slacht?
Er zijn inderdaad ruim 1.200 dieren aangeboden voor de slacht met voorafgaande doding via de MDU. Deze dieren zijn aangeboden voor doding in de MDU omdat deze naar inschatting van de houder niet transportwaardig waren. Vaak betreft dit een verder gezond dier met bijvoorbeeld een klauwontsteking of een bekkenbeschadiging door een bevalling.
Bent u het eens met de stelling dat er onmogelijk sprake kan zijn van 1.200 noodslachtingen en dat er naar alle waarschijnlijkheid zieke dieren zijn geslacht waarbij geen sprake kan zijn van een noodslachting?
Bij de aan de MDU aangeboden dieren was er -op een enkel geval na- geen sprake van noodslacht. De dieren worden aangeboden omdat ze niet-transportwaardig, maar wel slachtwaardig zijn. Niet-transportwaardige dieren zijn dieren die, vanuit het oogpunt van dierenwelzijn, niet op transport mogen naar het slachthuis. Denk hierbij aan klauwproblemen, wat het transport voor deze dieren pijnlijk maakt.
Heeft u inzicht in de rapporten van dierenartsen die stellen dat boeren zorg voor hun dier onthouden zodat het dier alsnog geschikt is voor de voedselconsumptie? Zo ja, hoe beoordeelt u het feit dat er daadwerkelijk dieren soms geen medische behandeling hebben gekregen terwijl dit zeer welkom voor het dier was? Zo nee, waarom niet en wat is nodig om hier inzicht in te krijgen?
Het onthouden van de nodige zorg aan dieren is -in welke omstandigheden dan ook- onacceptabel. In de evaluatie van de MDU wordt bezien of dergelijke gevallen ook in de pilotperiode zijn voorgekomen. Hierbij wordt gebruik gemaakt van de interne verslagen, die gemaakt zijn tijdens deze pilot door de betrokken dierenartsen.
Hoe beoordeelt het mobiele slachthuis of het dier onnodig geleden heeft alvorens het te slachten?
Hierover kan de NVWA-toezichthouder zich een oordeel vormen op basis van zijn professionele kennis en ervaring.
Door wie en hoe wordt bepaald dat een noodslachting noodzakelijk is?
Een dierenarts-practicus kan beoordelen of een noodslachting noodzakelijk is. Er is alleen sprake van een noodslachting als er een ongeluk is geweest waarbij het dier letsel heeft opgelopen.
Wat is het vervolgtraject als de dierenarts stelt dat het dier de nodige pijnbestrijding en andere zorg is onthouden?
In een dergelijk geval kan de NVWA nader onderzoek instellen en maatregelen nemen op basis van het interventiebeleid.
Deelt u de mening dat het onacceptabel is dat eventuele nodige zorg aan dieren wordt onthouden, zodat ze alsnog geslacht kunnen worden met behulp van een mobiel slachthuis?
Ja, dat is niet acceptabel.
Hoe vaak is er Geen Toegang tot Slacht (GTS) door een handhavend dierenarts van de NVWA opgelegd voor een koe die werd aangeboden?
Ten aanzien van ongeveer 10% van het aantal aangeboden dieren is dit de beslissing van de NVWA-dierenarts geweest.
Hoe vaak is er op last van de handhavend dierenarts van de NVWA een koe direct geëuthanaseerd?
Als de NVWA bij de AM-keuring een dier als ziek beoordeelt, wordt geen toestemming tot slacht gegeven. Aan de veehouder wordt aangegeven dat het dier nadere zorg nodig heeft. Dit kan bestaan uit zelf behandelen, behandelen door de dierenarts of euthanaseren (door de eigen dierenarts of door exploitant MDU). Die keuze ligt bij de veehouder.
Hoe vaak heeft de toezichthoudend dierenarts van de NVWA een rapport van bevindingen opgemaakt?
Er zijn geen rapporten van bevindingen opgemaakt ten tijde van de pilot met de MDU.
Welke stappen gaat u zetten om de volksgezondheid en het dierenwelzijn veilig te stellen als het gaat om de proef met het mobiele slachthuis?
Op dit moment loopt de evaluatie van de pilot nog. Op basis van de bevindingen hieruit kan ik beoordelen of sprake is van extra risico’s ten aanzien van dierenwelzijn of voedselveiligheid.
Deelt u de mening dat de proef met het mobiele slachthuis per direct stilgelegd dient te worden?
Nee, ik wacht daartoe de uitkomst van de evaluatie af.
De regeling Pelsdierhouderij slopen en ombouwen |
|
Helma Lodders (VVD) |
|
Carola Schouten (viceminister-president , minister landbouw, natuur en voedselkwaliteit) (CU) |
|
![]() |
Bent u bekend met de subsidieregeling Pelsdierhouderij slopen en ombouwen?
Ja.
Kunt u een overzicht geven van de huidige stand van zaken van deze regeling? Hoeveel aanvragen zijn er gedaan om het bedrijf te slopen en hoeveel aanvragen zijn er gedaan om het bedrijf om te bouwen? Hoeveel subsidieverzoeken zijn in beide categorieën toegezegd? Hoeveel subsidieverzoeken zijn in beide categorieën inmiddels afgerond?
Sinds de openstelling zijn er in totaal tien aanvragen ingediend, waarvan één aanvraag door de aanvrager is ingetrokken. Van de negen aanvragen gaat het om vier sloopaanvragen, vier sloop- en ombouwaanvragen en één ombouwaanvraag. Hiervan is één aanvraag nog in behandeling, zijn zes aanvragen verleend en is er één sloopaanvraag en één sloop- en ombouwaanvraag vastgesteld.
Binnen welke termijn dient een toegekende subsidie uitgevoerd te zijn? Is er een mogelijkheid om hier, uiteraard met legitieme redenen, uitstel voor te vragen? Zo ja, voor welke termijn? Zo nee, wat zijn de consequenties als de termijn overschreden wordt?
In het huidige Besluit subsidiëring sloop- en ombouwkosten pelsdierhouderij (hierna: Besluit) is bepaald dat uiterlijk een jaar na de verleningsbeschikking de subsidiabele activiteiten, te weten sloop of ombouw, moeten zijn afgerond. Er is geen mogelijkheid om hiervoor uitstel aan te vragen, omdat de termijn van een jaar deel uitmaakt van de staatssteungoedkeuring van de Europese Commissie. Overschrijding van de termijn betekent dat een subsidieverplichting niet wordt nagekomen. In dat geval zal de subsidie worden ingetrokken of op nihil worden vastgesteld.
Bent u op de hoogte van het feit dat bij aanvraag van de subsidie, buiten de toekenning van Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) en de toestemming van gemeente en provincie er andere procedures kunnen zijn die er voor kunnen zorgen dat de gestelde termijnen niet gehaald worden zoals bijvoorbeeld een ecologisch onderzoek? Wat vindt u ervan dat de procedure onvoldoende rekening houdt met overige procedures die de overheid vraagt?
Op grond van het huidige Besluit en de huidige Regeling subsidiëring sloop- en ombouwkosten pelsdierhouderij is een pelsdierhouder verplicht om al bij de aanvraag een verklaring te verstrekken dat hij of zij beschikt over de juiste vergunningen voor de sloop of ombouw. De huidige termijn van één jaar is derhalve niet bestemd voor het afronden van, bijvoorbeeld, gemeentelijke en provinciale procedures, maar voor de daadwerkelijke uitvoering van de sloop of ombouw.
De in het Besluit bepaalde termijn van een jaar was één van de door de sector gesignaleerde knelpunten waarover ik op 25 april jl. overleg met de sector heb gevoerd. Ik heb besloten om voor dit punt, tezamen met een aantal andere in het overleg besproken knelpunten, waaronder de verplichting om al bij de aanvraag te beschikken over de voor sloop en ombouw benodigde vergunningen, het Besluit alsook de daarop gebaseerde Regeling subsidiëring sloop- en ombouwkosten pelsdierhouderij te wijzigen. Over deze wijzigingen vindt overleg plaats met de pelsdiersector. Daarbij streef ik ook naar een voldoende lange uitvoeringstermijn in verband met te doorlopen procedures. Het punt van een voldoende lange uitvoeringstermijn speelt vooral bij de ombouw van een pelsdierlocatie en minder bij de sloop. Overigens ligt het dan nog steeds voor de hand dat pelsdierhouders zelf blijven anticiperen op langere proceduretermijnen door deze te starten ruim voor het indienen van een subsidieaanvraag.
Begin 2020 zal ik conform het bepaalde in artikel 7 lid 2 van de Wet verbod pelsdierhouderij de wijziging van het Besluit subsidiëring sloop- en ombouwkosten pelsdierhouderij voorhangen bij beide Kamers der Staten-Generaal. Omdat het een staatssteunmaatregel betreft, vergen de wijzigingen tevens goedkeuring van de Europese Commissie. Uitgaande van een voorspoedig verloop van deze procedure streef ik er naar het gewijzigde besluit in de loop van 2020 te publiceren.
Deelt u de mening dat de termijn van overige onderzoeken die door de (mede)overheid worden gevraagd buiten de termijn van de regeling zou moeten plaatsvinden? Zo nee, waarom niet?
Ik ben voornemens de uitvoeringstermijn aanzienlijk te verruimen, en ervoor te zorgen dat pelsdierhouders niet reeds bij de aanvraag hoeven te beschikken over alle benodigde vergunningen. Dit geeft pelsdierhouders aanzienlijk meer tijd om onderzoeken die door de (mede)overheid worden gevraagd te doorlopen.
Ik ben echter niet voornemens om deze onderzoeken in hun geheel buiten de uitvoeringstermijn te laten vallen. De uitvoeringstermijn beoogt te zorgen dat een pelsdierhouder, na het verlenen van een subsidie, binnen een redelijke periode daadwerkelijk stopt met het houden van pelsdieren op de betreffende locatie, en daar daadwerkelijk sloopt of ombouwt. Een in beginsel onbeperkte uitvoeringstermijn zou de uitvoerbaarheid, handhaafbaarheid en rechtszekerheid in het kader van de subsidiëring van sloop- en ombouw naar mijn mening te veel in de weg staan, en het behalen van één van de doelen van de subsidiëring van sloop en ombouw (het uit het landschap doen verwijderen van ongebruikte stallen en andere opstallen) kunnen schaden. Bij het verlengen van de termijn zal ik derhalve rekening houden met de belangen van de pelsdierhouders en met het algemeen belang van uitvoerbaarheid, handhaafbaarheid en rechtszekerheid.
Zoals ik in het vorige antwoord heb gesteld, ligt het voor de hand dat pelsdierhouders zelf ook blijven anticiperen op lange(re) proceduretermijnen door deze ruim voor de subsidieaanvraag te starten.
Kunt u deze vragen één voor één beantwoorden?
Ja.
Het bericht ‘NVWA en Marktplaats laten huisdierenleed links liggen’ |
|
Tjeerd de Groot (D66) |
|
Carola Schouten (viceminister-president , minister landbouw, natuur en voedselkwaliteit) (CU) |
|
![]() |
Klopt het dat er nog steeds verboden advertenties te vinden zijn van dieren op Marktplaats?1
Advertenties waar dieren worden aangeboden die gecoupeerd zijn en waar dieren worden aangeboden die te jong zijn om al van de moeder gescheiden te worden komen voor.
Hoe kan het dat dit soort verboden advertenties van dieren die (al zeer jong) gecoupeerd zijn en van dieren die te jong zijn, nog steeds op Marktplaats worden aangeboden?
Op basis van een advertentietekst en foto’s is in de regel niet vast te stellen of er sprake is van een overtreding van de betreffende verboden of niet. Op basis van een tekst of foto kan bijvoorbeeld niet achterhaald worden of de ingreep gedaan is vanwege medische noodzaak. Dat een dier op te jonge leeftijd wordt aangeboden, wil niet zeggen dat de verkoop en overdracht op een te jonge leeftijd plaatsvindt, ook dit is op basis van de advertentie niet eenvoudig vast te stellen.
Wel kunnen dergelijke signalen aanleiding zijn voor uitvoeren van inspecties door NVWA en/of de Landelijke Inspectiedienst Dierenbescherming (LID).
Mocht bij controle blijken dat er geen sprake was van een medische noodzaak tot couperen of dat een dier inderdaad op te jonge leeftijd is verkocht, dan is de betreffende houder in overtreding en dient de advertentie van Marktplaats verwijderd te worden. Eventueel kunnen andere sancties worden opgelegd.
Waarom staat het verbod op verkoop van te jonge dieren en lichamelijke ingrepen, niet als waarschuwing op de tekst van Marktplaats «Regels met betrekking tot aanbieden dieren», zoals in de samenwerking is geformuleerd dat zij «kopers via haar website zal informeren»?
Marktplaats heeft een informatiepagina voor verantwoorde en veilige aanschaf van een huisdier gemaakt: https://www.marktplaats.nl/i/help/veilig-en-succesvol/huisdier.dot.html. Op deze pagina staat bijvoorbeeld: «Zorg dat je je bij de koop van een huisdier houdt aan de minimale wettelijke speenleeftijd waarop jonge huisdieren van hun moeder gescheiden mogen worden. Deze leeftijd is voor honden en katten 7 weken en voor konijnen 4 weken.»
Marktplaats verwijst ook naar het LICG (Het Landelijk Informatie Centrum Gezelschapsdieren) voor aanvullende informatie. Het LICG wijst potentiële kopers onder ander op het verbod op couperen.
Op welke manier wordt er door het NVWA en Marktplaats nu risicogericht gezocht op deze vorm van advertenties en is voor dit soort advertenties al een trefwoordenlijst opgesteld? Zo nee, waarom niet?
Op dit moment wordt alleen toezicht op de advertenties gehouden naar aanleiding van meldingen.
Een trefwoord komt op de trefwoordenlijst als na toezicht van de NVWA is gebleken dat bepaalde advertenties, die niet voldoen aan wet- en regelgeving, op Marktplaats blijven terugkomen, ondanks dat de NVWA dergelijke aanbiedingen heeft laten verwijderen. Het trefwoord (in feite een zoekscript) moet zodanig worden geformuleerd dat aan de hand daarvan bedoelde aanbiedingen automatisch worden verwijderd zonder dat dit tot «vals positieven» leidt.
Het is uiteindelijk aan Marktplaats om te bepalen welke trefwoorden op de lijst komen. Uit het toezicht van de NVWA zijn nog geen trefwoorden voortgekomen.
Wordt er door Marktplaats inmiddels ook geld gevraagd voor het plaatsen van advertenties met honden en katten om zo de drempel op verkoop te verhogen? Zo ja, wat wordt er gedaan met de gegevens die hieruit komen en is de handel in deze dieren afgenomen? Zo nee, waarom niet?
Ja, per 1 augustus 2019 moeten adverteerders betalen voor het plaatsen van een advertentie voor honden en katten. De betaling zorgt voor een verbeterde traceerbaarheid van adverteerders. Bij een voorbereiding van een controle, of ter beoordeling van een melding, kan deze informatie worden opgevraagd bij Marktplaats.
Sinds 1 augustus 2019 is het aantal advertenties met honden en katten bijna gehalveerd, maar om goede conclusies te kunnen trekken over de handel van deze dieren moet over een langere periode worden gekeken.
Worden er nog andere acties door de NVWA in werking gesteld, naast het verwijderen van de advertenties op Marktplaats, om de handel in deze dieren via dit soort platformen tegen te gaan?
Aanvullend op het verwijderen van advertenties hebben de NVWA en Marktplaats afspraken gemaakt over het ten verkoop aanbieden van huisdieren. Zo heeft Marktplaats een aantal door de adverteerders (verkopers) verplicht in te vullen velden toegevoegd aan de advertenties, waardoor kopers meer informatie krijgen. Daarnaast verwijst Marktplaats actief door naar het LICG, waar consumenten goede informatie kunnen vinden over het aanschaffen van huisdieren.
De verwachting is dat het steeds moeilijker zal worden verkoopadvertenties voor illegale handel onopgemerkt te plaatsen.
Het bericht dat vogels doof en agressief worden van vliegvelden |
|
Lammert van Raan (PvdD) |
|
Carola Schouten (viceminister-president , minister landbouw, natuur en voedselkwaliteit) (CU), Cora van Nieuwenhuizen (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Vogels rondom vliegvelden mogelijk doof en agressief»1 en het bijbehorende onderzoek «Aircraft sound exposure leads to song frequency decline and elevated aggression in wild chiffchaffs»?2
Ja, ik ben bekend met het bericht.
Erkent u dat, naast de veiligheidsrisico’s door de verhoogde kans op botsingen met vliegtuigen, ook niet langer kan worden uitgesloten dat de gezondheid van vogels ernstig wordt aangetast door de aanwezigheid van vliegvelden op de manier zoals in het genoemde onderzoek beschreven staat? Zo nee, waarom niet?
Omdat het onderzoek beperkt is, is grootschalige gezondheidsschade niet aangetoond. De onderzoekers van het in vraag 1 genoemde onderzoek, geven dit in hun publicatie zelf ook aan: «However, a direct impact of intermittent, high–level aircraft noise on birds» behaviour living close to a runway has not been studied in detail.».
Deelt u de mening dat het niet acceptabel is dat vogels op deze manier grootschalige gezondheidsschade oplopen door toedoen van de luchtvaart? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Op welke wijze gaat de nu verkregen kennis alsnog onderdeel uitmaken van het afwegingskader waarbinnen, conform de motie Van Raan/Kröger (Kamerstuk 31 936, nr. 600), grenswaarden zullen worden opgesteld voor de luchtvaart?
Zoals aangegeven in mijn antwoord op vraag 2 en 3 toont het onderzoek geen grootschalige gezondheidsschade aan. De resultaten van het onderzoek zullen daarom niet betrokken worden bij op te stellen beleid en milieueffectrapportages. Bij milieueffectrapportages in relatie tot de ontwikkeling van luchthavens wordt overigens altijd getoetst op de gevolgen voor beschermde flora en fauna.
Op welke wijze gaat de nu verkregen kennis alsnog onderdeel uitmaken van de milieueffectrapportages (MER) die ten grondslag liggen aan de luchthavenbesluiten van alle Nederlandse luchthavens?
Zie antwoord vraag 4.
Op welke wijze gaat de nu verkregen kennis alsnog onderdeel uitmaken van het afwegingskader waarbinnen u tot het besluit gekomen bent dat Schiphol zou kunnen groeien, terwijl krimp nodig is om de luchtvaart binnen de grenzen van klimaat, leefomgeving en veiligheid van mens en dier te brengen?
Zie antwoord vraag 4.
Op welke wijze gaat de nu verkregen kennis alsnog onderdeel uitmaken van het afwegingskader waarbinnen u beslissingen zal nemen over de verdere ontwikkeling van het aantal vliegbewegingen op Schiphol?
Zie antwoord vraag 4.
Erkent u dat een besluit over het openen van Lelystad Airport voor groot commercieel vliegverkeer niet genomen kan worden voordat een zo volledig mogelijk beeld bestaat over de gezondheidsschade voor mens en dier rondom de luchthaven? Zo nee, waarom niet?
Voor Lelystad Airport is de leefkwaliteit van de vogels uitvoerig onderzocht. Conform het Aldersadvies uit 2014 is de vlieghoogte boven Natura 2000 gebieden minimaal 3000 voet. Op deze wijze wordt voorkomen dat er verstoring van beschermde vogels door groot luchtverkeer aan de randen van de Flevopolder en in de aangrenzende Natura 2000-gebieden zal plaatsvinden. Daarnaast zijn de routes zo gekozen dat niet over de Oostvaardersplassen wordt gevlogen.
In het MER zijn de mogelijke effecten op de natuur in beeld gebracht, net zoals dat voor de andere milieuaspecten is gebeurd. Hierbij is zowel gekeken naar Natura 2000 gebieden als de Ecologische Hoofdstructuur en stiltegebieden. De conclusie uit dat onderzoek is dat er geen vernietiging van natuur- of leefgebied plaatsvindt; er vindt geen verdroging of vernatting plaats en de uitbreiding veroorzaakt geen barrière-werking. Daarnaast zal er geen sprake zijn van achteruitgang van de ongereptheid en natuurlijkheid van de stiltegebieden.
Het is niet mogelijk de resultaten van het onderzoek «Aircraft sound exposure leads to song frequency decline and elevated aggression in wild chiffchaffs» een op een te vertalen op de situatie van Lelystad Airport. Zoals bij de beantwoording van de vragen 2 en 3 al is aangegeven, is het betreffende onderzoek beperkt. Uit het MER Lelystad Airport, Deel 4G: Deelonderzoek Beschermde planten & dieren blijkt dat het aantal voorkomende vogelsoorten in het landbouwgebied in de omgeving van Lelystad Airport zeer beperkt is en dat de invloed van het vliegverkeer op dit gebied alsmede de natuurgebieden in de omgeving voldoende is onderzocht.
Gelet op het bovenstaande zie ik geen reden tot het wijzigen van de reeds uitgevoerde MER. Het MER voldoet aan de huidige wet- en regelgeving en is getoetst door de Commissie voor de m.e.r.
Erkent u dat het openen van Lelystad Airport, pal naast vogelrijke natuurgebieden, gezondheidsschade zal opleveren voor de aldaar aanwezige vogels op de manier die in het genoemde onderzoek beschreven staat? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 8.
Kunt u uitsluiten dat de vele vogels rondom Lelystad Airport gezondheidsschade oplopen door de opening van dit vliegveld op de manier die in dit onderzoek beschreven staat? Zo ja, waar blijkt dat uit?
Zie antwoord vraag 8.
Op welke wijze is deze kennis meegenomen in de geactualiseerde MER Lelystad Airport?
Zie antwoord vraag 8.
Indien deze kennis daarin niet is meegenomen, deelt u dan de mening dat de geactualiseerde MER Lelystad Airport nu niet langer compleet is zonder dat deze kennis over doofheid en toenemende agressie bij vogels rond vliegvelden wordt meegenomen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 8.
Bent u van mening dat de geactualiseerde MER Lelystad Airport opnieuw geactualiseerd zou moeten worden? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 8.
Indien u de geactualiseerde MER Lelystad Airport niet opnieuw laat actualiseren, hoe gaat u dan borgen dat deze kennis over doofheid en toenemende agressie bij vogels rond vliegvelden alsnog wordt meegenomen in de besluitvorming rond Lelystad Airport?
Zoals aangegeven in het antwoord op de vragen 4 t/m 7 geeft dit onderzoek geen aanleiding om resultaten te betrekken bij nieuw beleid of op te stellen milieueffectrapportages. Derhalve is een heroverweging van het besluit om Lelystad Airport te openen voor 45.000 vliegtuigbewegingen niet aan de orde.
Bent u bereid om deze of andere onderzoekers de opdracht te geven om de potentiële gezondheidsschade voor vogels rond Lelystad Airport te onderzoeken? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 14.
Bent u bereid om deze of andere onderzoekers de opdracht te geven om deze studie uit te breiden naar andere diersoorten en luchthavens in Nederland? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 14.
Deelt u de mening dat het niet openen van Lelystad Airport een zege zou zijn voor de gezondheid van de vogels rondom Lelystad Airport? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 14.
Erkent u dat het niet openen van Lelystad Airport een betere vorm van natuurbescherming zou zijn dan het wel openen van Lelystad Airport? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 14.
Aanrijdingen met wild |
|
Remco Dijkstra (VVD), Arne Weverling (VVD) |
|
Cora van Nieuwenhuizen (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD), Carola Schouten (viceminister-president , minister landbouw, natuur en voedselkwaliteit) (CU) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Dit is het topje van de ijsberg»?1
Ja.
Deelt u de constatering dat het aantal doodgereden wilde dieren met een kwart toeneemt en dat lang niet alle incidenten worden gemeld? Zo nee, waarom niet?
De gegevens die ik tot mijn beschikking heb, bevestigen deze constatering niet. Zie verder antwoord op vraag 3 over het melden van aangereden dieren.
Kunt u een inschatting maken hoe vaak aangereden dieren aan hun lot worden overgelaten? Zo nee, waarom niet?
Door de Jagersvereniging wordt geschat dat er jaarlijks zo’n 10.000 aanrijdingen met wild plaatsvinden. Hiervan worden er jaarlijks ca. 6.300 gemeld bij de politie.
Daarnaast registreert Rijkswaterstaat de bij hen binnengekomen meldingen van dode of loslopende dieren op of langs rijkswegen. Jaarlijks gaat het om ca. 6.500 meldingen, waarvan ca. 2.000 met wild.
Kunt u aangeven in welk gedeelte van Nederland de Stichting Wildaanrijdingen Nederland (SWN) de registratie van aangereden dieren verzorgt, aangezien in het artikel wordt aangegeven dat dit maar in een beperkt deel van Nederland gebeurt?
De Stichting Wildaanrijdingen Nederland verzorgt de registratie van aangereden dieren in Gelderland, Noord-Brabant, Overijssel en delen van Noord-Holland. De registratie van de aangereden dieren wordt ook verzorgd door het merendeel van de provinciale faunabeheereenheden. In de provincie Utrecht wordt deze taak verzorgd door de Stichting Valwild Utrecht. Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 3 houdt ook Rijkswaterstaat een registratie bij van aangereden dieren op of langs rijkswegen.
Voeren andere organisaties dezelfde taken uit in de gedeelten van Nederland waar de SWN niet actief is?
Zie antwoord vraag 4.
Kunt u aangeven op welke plaatsen in Nederland maatregelen zijn genomen om de aanrijdingen met wilde dieren te verminderen (op basis van meldingen van aanrijdingen met wilde dieren) en om wat voor maatregelen het hier gaat?
Op veel plaatsen in ons land worden maatregelen genomen om aanrijdingen met dieren te verminderen. In de eerste plaats betreft dit het beheren van de omvang van de populaties van dieren die regelmatig bij aanrijdingen zijn betrokken. De omvang van de populaties wordt vastgesteld in de provinciale faunabeheerplannen. In de tweede plaats worden door wegenbeheerders maatregelen getroffen. Dit varieert van het plaatsen van afrasteringen tot het aanbrengen van wildviaducten en ecoducten.
Heeft u, gezien het feit dat aanrijdingen met wild zorgen voor schade aan dier en aan voertuig en daarnaast mensen in gevaar brengen, gegevens van verzekeraars, waardoor schade en letsel inzichtelijker worden? Zo nee, is daaraan te komen?
Schade aan dieren en aan voertuigen als gevolg van aanrijdingen met wild worden niet bij het Rijk geregistreerd. Degene die over deze gegevens wil beschikken kan zich wenden tot de Stichting Wildaanrijdingen Nederland respectievelijk de verzekeraars.
Is naar uw mening de wettelijke verplichting om aanrijdingen met wild te melden algemeen bekend? Zo ja, hoe verklaart u dat veel aanrijdingen met wilde dieren niet worden gemeld? Zo nee, kunt u aangeven hoe u dit gaat verbeteren?
Een ieder wordt geacht de wet te kennen. Desondanks worden niet alle aanrijdingen met wild gemeld. Ik zal mij met de provincies verstaan om te bezien hoe de aanmeldingen met aangereden wild kunnen worden verbeterd.
Onderschrijft u de noodzaak om aanrijdingen met wilde dieren beter en uniformer te registreren, zodat maatregelen genomen kunnen worden waar nodig en een reëler beeld ontstaat van de omvang van de problematiek? Zo nee, waarom niet?
Het nemen van maatregelen om aanrijdingen met dieren te voorkomen vergt lokaal maatwerk tussen wegbeheerder en faunabeheereenheid die, samen met de provincie, verantwoordelijk zijn voor een goede balans tussen populatieomvang en verkeersveiligheid, zie ook mijn antwoord op vraag 6. Het faunabeheer is gedecentraliseerd, waardoor het aan de provincies is om te bepalen hoe invulling gegeven kan worden aan de registratie van wildaanrijdingen.
Welke rol ziet u voor de provincies om de registratie van aanrijdingen met wilde dieren te verbeteren?
Zie antwoord vraag 9.
Bent u bereid om dit onderwerp aan te kaarten bij vertegenwoordigers van provincies, zodat gekeken kan worden of de provincies tot een gezamenlijke aanpak kunnen komen, juist omdat het beeld ontstaat dat dit onderwerp geen bestuurlijke prioriteit heeft, en om daarnaast uw kennis en expertise met de provincies te delen? Zo nee, waarom niet?
Bij het opstellen van de provinciale faunabeheerplannen wordt reeds nadrukkelijk gekeken naar de omvang van de wildpopulaties in relatie tot het risico op aanrijdingen met wild. Daarbij kan gebruik worden gemaakt van de expertise die bij de kennisinstituten van het rijk aanwezig is.
Deelt u de mening dat verkeersveiligheid bovenaan dient te staan en beheer van de wildstand een goed middel kan zijn om het aantal aanrijdingen te verminderen?
Ja.
Bent u voornemens aanrijdingen met wilde dieren ook mee te nemen in de evaluatie van het faunabeheer later dit jaar? Zo nee, waarom niet?
Ja.
Hondengevechten in Nederland |
|
Frank Wassenberg (PvdD) |
|
Carola Schouten (viceminister-president , minister landbouw, natuur en voedselkwaliteit) (CU), Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA) |
|
![]() |
Kent u het bericht «OM: criminele organisatie organiseerde zeker vijf hondengevechten»?1
Ja.
Hoe is het mogelijk dat nu pas wordt ingegrepen tegen de organisatoren van hondengevechten, terwijl politie en justitie al vele jaren aanwijzingen hebben dat op grote schaal hondengevechten worden georganiseerd in Nederland?
Zoals in de eerdere beantwoording van Kamervragen aangegeven, is het aan het lokale gezag om de prioriteiten te bepalen, waarbij de landelijke prioritering van de politie wordt meegenomen.2 Indien aangifte wordt gedaan van een dergelijk strafbaar feit, zal uiteraard worden bekeken of opsporing en vervolging mogelijk is en in de rede ligt.
Kunt u bevestigen dat de maximale gevangenisstraf voor het organiseren van een hondengevecht drie jaar is, of een geldboete van maximaal € 20.750?
Het organiseren van of deelnemen aan dierengevechten is verboden op grond van artikel 2.14 lid 1 Wet Dieren.
Overtreding van dit artikel is aangemerkt als een misdrijf. Artikel 8.12 lid 1 Wet Dieren bepaalt dat gedragingen in strijd met eerdergenoemd artikel kunnen worden gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste drie jaren of een geldboete van de vierde categorie.
Het aanwezig zijn bij dierengevechten is op grond van artikel 2.14 lid 2 Wet Dieren verboden. Handelen in strijd met dit artikel is aangemerkt als een overtreding.
Artikel 8.12 lid 3 Wet Dieren bepaalt dat gedragingen in strijd met eerdergenoemd artikel kunnen worden gestraft met hechtenis van ten hoogste zes maanden of een geldboete van de derde categorie.
Kunt u bevestigen dat de maximale gevangenisstraf voor het aanwezig zijn bij een hondengevecht zes maanden is, of een geldboete van maximaal € 8.300?
Zie antwoord vraag 3.
Deelt u de mening dat de maximale gevangenisstraf voor het organiseren van of aanwezig zijn bij een hondengevecht veel te laag is? Zo nee, waarom niet?
Nee, ik deel deze mening niet. De wettelijke strafmaxima zijn in overeenstemming met de ernst van de feiten.
Het is aan de rechter voorbehouden om de meest aangewezen straf – naar soort, lengte of omvang en modaliteit – te bepalen. Hij weegt daarbij alle factoren tegen elkaar af die hij voor het bepalen van de straf van belang acht. In de praktijk is ook niet gebleken dat het huidige strafmaximum ontoereikend is.
Deelt u de mening dat een dergelijk lage geldboete in schril contrast staat met het gepleegde misdrijf en het leed dat bij de dieren wordt veroorzaakt? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 5.
Hoe rechtvaardigt u de hoogte van de geldboete, aangezien dergelijke criminelen vaak veel geld verdienen met het organiseren van hondengevechten en andere vormen van criminaliteit, zoals broodfok en drugshandel?
Het is aan de rechter voorbehouden om de meest aangewezen straf – naar soort, lengte of omvang en modaliteit – te bepalen.
Bent u voornemens om de maximale strafeis voor deze ernstige delicten te verhogen? Zo nee, waarom niet?
Nee, zie het antwoord op vragen 5 en 6.
Hoe is het mogelijk dat de verdachten inmiddels nieuwe honden hebben aangeschaft? Deelt u de mening dat dit onbegrijpelijk en onacceptabel is? Zo nee, waarom niet?
Op grond van de huidige wetgeving gaat dit houdverbod pas in als de uitspraak onherroepelijk is. Dit wordt als onwenselijk geacht en wordt in het wetsvoorstel aanpak dierenmishandelingen en dierverwaarlozing zodanig aangepast, dat dadelijke tenuitvoerlegging mogelijk is en wordt toezicht op de naleving en handhaving bij overtreding direct na de uitspraak mogelijk. Hiermee wordt voorkomen dat de verdachte in afwachting van de onherroepelijke uitspraak wederom dieren gaat houden. De officier van justitie krijgt daarnaast de mogelijkheid om al eerder, voorafgaand aan de uitspraak een gedragsaanwijzing op te leggen die inhoudt dat de verdachte tot aan de zitting geen dieren mag houden. Het wetsvoorstel wordt naar verwachting in het voorjaar van 2020 ter advisering aan de Raad van State verzonden.
Deelt u de mening dat organisatoren van hondengevechten een levenslang fok- en houdverbod moeten krijgen? Zo nee, waarom niet?
Nee, deze mening deel ik niet. Een opgelegde sanctie moet proportioneel zijn aan de gepleegde strafbare feiten.
In de praktijk blijkt het huidige strafmaximum van drie jaar en de maximale proeftijd van tien jaar bij een voorwaardelijke straf op dit moment toereikend. De maximale proeftijd van tien jaar is tot op heden niet door de rechter opgelegd. Daarnaast betekent een levenslang houdverbod ook levenslang toezicht. De uitvoerbaarheid daarvan is gecompliceerd.
Deelt u de mening dat een effectieve aanpak van hondengevechten, waaronder het fokken en trainen van honden op agressie, kan bijdragen aan het verminderen van het aantal bijtincidenten? Zo ja, wanneer gaat u ingrijpen? Zo nee, waarom niet?
Het fokken op agressie is nu al op grond van artikel 3.4, onderdeel 2c Besluit houders van dieren verboden. Om ook in een vroeg stadium objectief te kunnen vaststellen of een hond gevaarlijk is, wordt een risicobeoordelingstest ontwikkeld. Hiermee kan op grond van artikel 3.4, onderdeel 2c Besluit houders van dieren door deskundigen objectief vastgesteld worden of een hond gevaarlijk is. Indien een hond gevaarlijk is, is fokken met de hond verboden. Bij overtreding van dit verbod kan een sanctie worden opgelegd.
Het trainen van honden op agressief gedrag wordt mede gedaan door de dieren op te hitsen tegen andere dieren waaronder honden. De consultatie over de voorgenomen wetswijziging zoals in het antwoord op vraag 9 is aangegeven, waarin onder andere dit ophitsen strafbaar is gesteld, is afgerond. De uit de consultatie naar voren gekomen reacties worden in nader overleg met mijn ambtgenoot besproken en verwerkt. Daarna zal het wetsvoorstel ter advisering aan de Raad van State worden voorgelegd.
Het bericht dat een deel van de konikpaarden uit de Oostvaardersplassen die zijn uitgezet in een natuurgebied in Spanje, ziek is |
|
Frank Wassenberg (PvdD) |
|
Carola Schouten (viceminister-president , minister landbouw, natuur en voedselkwaliteit) (CU) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Deel naar Spanje verhuisde konikpaarden is ziek»?1
Ja.
Kunt u bevestigen dat een deel van de konikpaarden uit de Oostvaardersplassen die zijn uitgezet in een natuurgebied in Spanje, ziek is? Zo ja, wat hebben de paarden opgelopen, hoeveel dieren zijn er ziek en wanneer en hoe kan dit gebeurd zijn? Zo nee, waarom bent u daar niet van op de hoogte?
Uit een audiobericht van de nieuwe eigenaar heb ik begrepen dat er 20 paarden in mindere conditie zijn en 40 paarden in goede conditie. Dit is inclusief de 20 in 2016 overgeplaatste paarden van FREE Nature. Of de 20 paarden in mindere conditie ziek zijn, of alleen mager, weet ik niet. Bij ons is niet bekend of alle dieren die in mindere conditie zijn, afkomstig zijn uit de Oostvaardersplassen. Een aantal van de konikpaarden heeft vermoedelijk last van een veelvoorkomende parasiet, de Strongylus. Die parasiet hebben zij waarschijnlijk opgelopen in het gebied zelf, aangezien de dieren pas sinds juli vermagerd zijn. De dieren zijn voor vertrek gecontroleerd door een dierenarts. Hierbij zijn geen ziekten of andere mankementen geconstateerd, op een oogwond bij één van de paarden na, waar het dier geen last van heeft.
Staatsbosbeheer heeft conform afspraken met de provincie Flevoland en de adviezen van de commissie-Van Geel ervoor gezorgd dat het aantal dieren in de Oostvaarderplassen is teruggebracht. Daarbij is uitgebreid naar mogelijke gebieden gekeken en na zorgvuldige afweging dit gebied in Spanje uitgekozen. De paarden zijn met de uiterste zorg daar naar toe gebracht. Hoewel Staatsbosbeheer na de overdracht in maart 2019 formeel geen verantwoordelijkheid meer heeft voor de dieren, wil Staatsbosbeheer natuurlijk wel dat de paarden een goed leven hebben in Spanje.
Kunt u bevestigen dat de eigenaar van de stichting Paleolítico Vivo, aan wie de paarden zijn overgedragen, Staatsbosbeheer om geld en hooi heeft gevraagd? Zo ja, heeft Staatsbosbeheer aan dit verzoek voldaan? Zo nee, waarom bent u hier niet van op de hoogte?
Staatsbosbeheer heeft van de directeur, oprichter en verantwoordelijke voor het beheer van het betreffende natuurgebied een mail ontvangen, begin augustus, waarin hij vraagt om hooi of geld. Daarover zijn in de overeenkomst met Paleolítico Vivo geen afspraken gemaakt. Staatsbosbeheer heeft wel advies aangeboden. Om de verplaatsing voor de paarden soepel te laten verlopen is in maart een voorraad hooi meegeleverd door Staatsbosbeheer. Dit in verband met het tijdstip van de verhuizing. Doordat een aantal dieren drachtig was, moest de verhuizing plaatsvinden voor medio maart. Later zouden de paarden te kwetsbaar zijn in verband met hun jongen, het verschil in temperatuur te groot of de overgang naar ander voedsel te onwennig.
Zijn er afspraken gemaakt met de stichting Paleolítico Vivo over het bijvoeren van de paarden bij te weinig voedselaanbod? Zo ja, welke afspraken zijn er gemaakt en hoe kan het dat het hooi in Spanje kennelijk op is en de stichting in Spanje geen nieuwe voorraad kan betalen? Zo nee, waarom niet?
Nee. Er zijn geen afspraken gemaakt omtrent het bijvoeren van de dieren. Uit ervaring met een eerdere overplaatsing van konikpaarden naar het gebied door FREE Nature is gebleken dat de paarden daar goed behandeld werden. Uit het veldbezoek begin 2019 weet Staatsbosbeheer dat er wordt bijgevoerd in tijden van voedselschaarste. In tijden van grote droogte kan het zijn dat er hooitekorten in Spanje ontstaan en de prijzen navenant stijgen.
Hoe is het mogelijk dat de stichting waaraan Staatsbosbeheer de konikpaarden heeft overgedragen, kennelijk om geld verlegen zit?
Het is mij niet duidelijk of de stichting op dit moment om geld verlegen zit of uit andere overwegingen heeft gehandeld.
Op basis van welke criteria werd deze stichting geschikt bevonden als nieuwe eigenaar?
Er zijn weinig geschikte gebieden in West-Europa waar de paarden heen kunnen. De meeste gebieden kampen zelf met de noodzaak tot uitplaatsing. Afstand en draagkracht van het gebied waren belangrijke criteria, verder is rekening gehouden met Natuurlijk Areaal, Kwaliteit leefgebied, Voldoende ruimte voor een levensvatbare populatie en Genetische samenstelling populatie. Voor meer informatie over deze criteria verwijs ik u naar het rapport van Wageningen Environmental Research (2018)2 dat opgesteld is in opdracht van de provincie Flevoland. De stichting heeft verder ruime ervaring met een variëteit aan natuurlijke begrazing en heeft al eerder konikpaarden overgenomen uit Nederland in 2016. Er is tussen 18 en 20 februari 2019 een veldbezoek geweest door een dierenarts en een ecoloog die de geschiktheid van het gebied hebben beoordeeld. Die beoordeling is positief uitgevallen. Er zijn semi-natuurlijke omstandigheden beschikbaar, waarbij de paarden in familieverband kunnen leven.
Is de financiële situatie van de stichting daarbij afgewogen? Zo nee, waarom niet?
Nee. Daar was geen aanleiding toe. Uit de gesprekken met de ontvangende stichting bleek niet dat er financiële moeilijkheden zouden kunnen ontstaan. Bovendien heeft de ontvangende stichting een zorgplicht die zij bewust is aangegaan.
Klopt het dat Staatsbosbeheer in het contract met de stichting Paleolítico Vivo heeft laten optekenen dat zij na een halfjaar en na een jaar zou horen hoe het met de paarden gaat?
Ja.
Kunt u verklaren waarom Staatsbosbeheer wel informatie wil ontvangen over het welzijn van de dieren maar vervolgens, wanneer de paarden ziek en mager blijken te zijn, naar de stichting in Spanje wijst om het op te lossen?
Zoals in vraag 2 al is beantwoord, wil Staatsbosbeheer ondanks de overdracht van de formele verantwoordelijkheid wel dat de paarden een goed leven hebben in Spanje. Daarom heeft Staatsbosbeheer uit algemene betrokkenheid bij het welzijn van de paarden deze zin opgenomen in het contract.
Kunt het contract met de stichting Paleolítico Vivo aan de Kamer doen toekomen? Zo nee, waarom niet?
Het contract is reeds door Staatsbosbeheer op zijn website geplaatst en u vindt het in de bijlage3.
Kunt u verklaren waarom de paarden erg mager zijn en er kennelijk in het Spaanse natuurgebied midden in de zomer «niet genoeg voedsel te vinden is»?2
Nee, we weten helaas niet wat de oorzaken hiervoor zijn. Er wordt momenteel onderzoek gedaan door lokale dierenartsen om meer over de feitelijke toestand van de paarden te weten te komen. Staatsbosbeheer blijft hierover in contact met de Stichting Paleolítico Vivo. Volgens deskundigen kunnen er vele oorzaken bestaan voor de conditie van de paarden. In het eerder aangehaalde WER-rapport5 (blz. 16) wordt het volgende vermeldt: «Voor de paarden is overbevolking nog lang niet aan de orde, de kudde behoeft juist versterking met wilde dieren, temeer daar de ambitie is om het gebied te vergroten». Er was voor Staatsbosbeheer bij het maken van de afspraken voor de overdracht hierdoor geen reden te denken dat er voedseltekorten zouden ontstaan.
Op basis van welke criteria is het gebied in Spanje gekozen als geschikt gebied om de paarden uit te zetten?
Zie het antwoord op vraag 6.
Is daarbij rekening gehouden met slechte weersomstandigheden zoals extreme droogte in de zomer, waardoor er mogelijk te weinig voedsel te vinden is voor de paarden? Zo nee, waarom niet?
Ja. Dit zou echter geen probleem moeten zijn voor het gebied en de konikpaarden, ook gezien de ervaringen met de daar reeds levende kuddes.
Is daarbij rekening gehouden met voldoende beschuttingsmogelijkheden voor de paarden? Zo nee, waarom niet?
Het gebied bestaat hoofdzakelijk uit open bos met ondergroei van gras en op verschillende open plekken heide. Dit biedt veel afwisseling in leefgebied met beschuttingsmogelijkheden, mochten de paarden daar behoeften aan hebben. Dit is in lijn met het eerder aangehaalde WER-rapport.
Op welke manier wordt het welzijn van de paarden gemonitord?
De monitoring van het welzijn is vanaf de formele overdracht de verantwoordelijkheid van de stichting Paleolítico Vivo.
Zijn er afspraken gemaakt met de stichting over het verzorgen van de paarden bij ziekte en wordt er toezicht gehouden door een onafhankelijke dierenarts? Zo nee, waarom niet?
Er zijn geen formele afspraken gemaakt hoe met ziekte wordt omgegaan. Dit is nu de verantwoordelijkheid van de stichting Paleolítico Vivo. Daarvoor geldt Spaanse wet- en regelgeving. Twee lokale dierenartsen zijn standaard op afroep beschikbaar. Waar nodig kan Staatsbosbeheer met kennis en advies bijstaan.
Zijn er afspraken gemaakt met de stichting over het eventueel uit hun lijden verlossen van heel zieke of magere dieren die niet zullen overleven? Zo nee, waarom niet?
Nee. Het is aan de stichting Paleolítico Vivo om beleid te bepalen wat te doen bij zieke of zwakke dieren. Zij hebben ruime ervaring met natuurlijke begrazing en handelen naar eigen verantwoordelijkheid en inzicht binnen het kader van de Spaanse wet- en regelgeving. Uit rapporten bleek dat Paleolítico Vivo in het verleden ernstig zieke dieren uit hun lijden verloste.
Is er sprake van jacht in het gebied en zijn er afspraken gemaakt om te voorkomen dat deze dieren zullen worden bejaagd? Zo nee, waarom niet?
Het gebied is omgeven door een raster en goed te beheersen. In de overdrachtsovereenkomst is opgenomen dat de dieren een semi-wild bestaan krijgen voor de rest van hun natuurlijke levensduur. Hieruit blijkt dat jacht op de dieren niet is toegestaan. Wanneer hier niet aan voldaan wordt, dient de stichting € 1.000,- boete te betalen per dier.
Indien bovenstaande afspraken niet gemaakt zijn, op welke manier is de overplaatsing dan in het belang van het welzijn van de paarden geweest?
Het verminderen van het aantal grote grazers waaronder de paarden is geadviseerd door de commissie Van Geel en overgenomen door provinciale staten van Flevoland. Doel van het terugbrengen van het aantal grazers is om de graasdruk in de Oostvaardersplassen te verminderen zodat de graslanden kunnen herstellen, de vegetatieontwikkeling meer dynamiek krijgt en er ruimte is om andere herstelmaatregelen te nemen, bijvoorbeeld voor het bereiken van de N2000 doelen. Binnen de verschillende mogelijkheden om het aantal paarden terug te brengen is gekozen voor verplaatsen naar andere gebieden om deze paarden in de nabije toekomst een goed leven te geven.
Deelt u de mening dat de paarden een stressvol transport, ziekte en vermagering met alle gevolgen van dien, bespaard zouden zijn gebleven wanneer de oorspronkelijke verbindingszones en migratiemogelijkheden in de Oostvaardersplassen mogelijk gemaakt zouden zijn en de dieren genoeg ruimte en beschutting geboden was? Zo nee, waarom niet?
De verbindingszone is er niet gekomen. Over de mogelijke gevolgen kan ik niet speculeren.
Kunt u deze vragen één voor één beantwoorden, zonder naar eerdere antwoorden te verwijzen?
Alle vragen zijn beantwoord. Waar relevant, is verwezen naar het antwoord op eerdere vragen.
Het bericht dat tientallen soorten exotische dieren, waaronder apen, gewoon te koop zijn via Marktplaats en Facebook |
|
Frank Wassenberg (PvdD) |
|
Carola Schouten (viceminister-president , minister landbouw, natuur en voedselkwaliteit) (CU) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Tientallen exotische dieren te koop op Marktplaats»?1
Ja.
Wat vindt u ervan dat het internet (onder andere Marktplaats en Facebook) een vrijplaats is geworden voor de legale maar soms ook illegale handel in dieren?
Bij de legale handel in exotische zoogdieren is het van belang dat het dierenwelzijn voorop staat en dat mensen goed geïnformeerd een keuze kunnen maken om een dier te kopen. Zoals het rapport van Stichting AAP aangeeft, hebben exotische zoogdieren complexe behoeften als het om voeding, huisvesting en verzorging gaat. Om die reden werk ik aan een huis- en hobbydierenlijst (positieflijst) voor zoogdieren om daarmee het welzijn te borgen.
Wat vindt u ervan dat het kennelijk mogelijk is om ongehinderd exotische diersoorten te verhandelen via internet?2
Zie antwoord vraag 2.
Deelt u de mening dat de legale handel in exotische dieren sterk beperkt dient te worden omdat veel van deze dieren vanwege hun aard en behoeften niet geschikt zijn om te houden als huisdier? Zo ja, kunt u dat toelichten? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Hoe is het mogelijk dat er niet of te laat handhavend wordt opgetreden tegen het plaatsen van advertenties voor de verkoop van verboden diersoorten, zoals kapucijnapen en dwergzijdeapen?
De veelheid aan platforms en advertenties is zodanig dat hierop niet continu bij plaatsing toezicht kan worden gehouden. De Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) controleert de internethandel risicogericht en treedt, indien nodig, handhavend op.
Welke systemen zijn er om advertenties voor de verkoop van verboden diersoorten, zoals kapucijnapen en dwergzijdeapen, op te sporen en daar handhavend tegen op te treden?
De NVWA controleert de aanbiedingen op Marktplaats en bol.com risicogericht en naar aanleiding van meldingen van bijvoorbeeld consumenten die bij de NVWA binnenkomen. Als deze aanbiedingen niet voldoen aan wet- en regelgeving waarop de NVWA toeziet, worden deze op aanwijzen van de NVWA door Marktplaats en bol.com verwijderd.
Uit de tot nu toe opgedane ervaring met het samenwerkingsprotocol tussen de NVWA en Markplaats blijkt het protocol effect te hebben. Het blijkt dat als aanbieders zijn gewezen op de onrechtmatigheid van hun advertentie, zij deze illegale advertenties vaak niet meer plaatsen.
Om preventief verkoopadvertenties voor illegale handel te weren, stelt Marktplaats in overleg met de NVWA een trefwoordenlijst op. Een trefwoord komt op deze lijst als na toezicht van de NVWA is gebleken dat het trefwoord bepaalde soorten aanbiedingen (bijvoorbeeld productgroepen of diersoorten) betreft die niet voldoen aan wet- en regelgeving en op Marktplaats blijven terugkomen (van verschillende aanbieders). Als een trefwoord op de lijst staat, worden producten die dit trefwoord bevatten automatisch verwijderd.
De NVWA zet ook scraping als middel in om verkoopadvertenties voor illegale handel op te sporen. Met scraping wordt informatie van webpagina’s geëxtraheerd en geanalyseerd.
De verwachting is dat met de opgedane ervaring met het opstellen van de juiste trefwoorden en scraping het steeds moeilijker zal worden verkoopadvertenties voor illegale handel onopgemerkt te plaatsen. Met deze middelen en acties houdt de NVWA risicogericht toezicht op internethandel.
Zijn er inmiddels maatregelen genomen tegen de aanbieder(s) van de dwergzijdeapen en kapucijnapen? Zo nee, waarom niet? Zo ja, hoe is er handhavend opgetreden en welke straf heeft de aanbieder gekregen?
In de meeste gevallen betreffen advertenties waarin apen worden aangeboden pogingen tot oplichting. Na bestudering van de advertenties uit het onderzoek van Stichting AAP leek het ook om nepadvertenties te gaan. Helaas was het op basis van de beschikbare informatie niet mogelijk nadere gegevens omtrent de aanbieders te verkrijgen.
Wat vindt u ervan dat de Indische mangoeste, een zogenoemde «invasieve exoot», gewoon te koop wordt aangeboden via internet en is de verkoop van deze diersoort in overeenstemming met Europese regelgeving? Zo nee, hoe kan het dat de verkoop van deze «invasieve exoot» niet alleen plaatsvindt maar dat er openlijk voor geadverteerd kan worden?
Het te koop aanbieden van Indische mangoestes, ook via internet, is verboden op grond van de Europese verordening voor invasie uitheemse soorten (1143/2014). Indien dergelijke aanbiedingen door de NVWA of de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO.nl) worden geconstateerd, wordt hiertegen handhavend opgetreden.
Deelt u de mening dat de advertenties voor de verkoop van verboden diersoorten in Nederland, die zonder enige terughoudendheid worden geplaatst, betekenen dat de illegale verkopers weinig te duchten hebben van de overheid als het gaat om controle, handhaving en bestraffing? Zo ja, wanneer en op welke wijze gaat u ingrijpen? Zo nee, waarom niet?
Die mening deel ik niet. Er wordt welk degelijk ingegrepen. Zie het antwoord op vraag 6 op welke manieren (preventief) gehandhaafd wordt. Van de 53 exotische huisdiersoorten die in het onderzoek van Stichting AAP zijn gevonden, bleken enkel drie soorten (apen) verboden om te houden in Nederland. Zoals aangegeven leek het om nepadvertenties te gaan.
Vindt u dat het vrijwillige en vrijblijvende samenwerkingsprotocol tussen de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) en Marktplaats om de handel in exotische dieren tegen te gaan werkt? Zo ja, hoe is dat dan te rijmen met de schijnbaar nog steeds voorkomende handel in verboden dieren, waaronder apen? Zo nee, wanneer en op welke wijze gaat u ingrijpen?3
Zie mijn antwoorden op vraag 6 en 9.
Hoe gaat u voorkomen dat handelaren simpelweg overstappen naar internetplatforms waar geen afspraken mee zijn, zoals Facebook?
Ik ga de mogelijkheden na om dergelijke afspraken ook met andere online-aanbieders te maken. De NVWA zet zich al in om met andere belangrijke internetplatforms werkafspraken te maken. Daarnaast kan de NVWA ook bij vier grote internationale online verkoopkanalen (eBay, Amazon, Alibaba Group en Rakuten France) illegale advertenties melden, waarna deze advertenties verwijderd worden.
Welke opsporings- en handhavingscapaciteit (welke diensten, hoeveel fte’s) is er beschikbaar om de (internet)handel in dieren te controleren en om zo nodig handhavend op te treden?
De NVWA heeft 23 fte inspecteurs die inspecties uitvoeren in het kader van de handel in beschermde planten en dieren, waaronder inspecties op aanbieders van beschermde dieren en planten via het internet. Daarnaast is de douane, politie en de afdeling bestuurlijksrechtelijke handhaving van RVO vanuit ieders eigen taak en rol betrokken bij toezicht, opsporing en handhaving van de handel in beschermde planten en dieren.
Bent u van mening dat dit voldoende is, gezien het gemak en de brutaliteit waarmee verkopers van dieren hun «handelswaar» aanprijzen op het internet?
Ik zet zoals beschreven verschillende middelen in om de internethandel te controleren en, indien nodig, handhavend op te treden. Op dit moment is er geen aanleiding om hiervoor specifiek de capaciteit uit te breiden. De betrokken diensten prioriteren altijd onder meer op basis van risico- en fraudebeelden.
Bent u bereid om deze capaciteit uit te breiden? Zo ja, wanneer en op welke wijze? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 13.
Bent u bereid om wetgeving voor te bereiden om de internethandel in dieren te verbieden? Zo nee, kunt u uitleggen waarom naar uw mening de vrijwillige zelfregulering door internetbedrijven succesvol is, gezien deze recente berichtgeving?
Ik ben niet voornemens wetgeving voor te bereiden specifiek op de internethandel van dieren. Aanvullend op de eerder genoemde acties hebben de NVWA en Marktplaats ook afspraken gemaakt over het ter verkoop aanbieden van huisdieren. Zo heeft Marktplaats een aantal door de adverteerders (verkopers) in te vullen verplichte velden toegevoegd aan de advertenties, waardoor kopers meer informatie krijgen. Daarnaast verwijst Marktplaats actief door naar het Landelijk Informatiecentrum Gezelschapsdieren (LICG), waar consumenten goede informatie kunnen vinden over het aanschaffen van huisdieren. Bovendien moeten adverteerders per 1 augustus 2019 betalen voor het plaatsen van een advertentie voor honden en katten. De betaling zorgt voor een verbeterde traceerbaarheid van adverteerders.
De stalbrand in Niawier, waarbij 42.000 kippen zijn omgekomen. |
|
Frank Wassenberg (PvdD), Lammert van Raan (PvdD) |
|
Carola Schouten (viceminister-president , minister landbouw, natuur en voedselkwaliteit) (CU) |
|
![]() |
Kent u het bericht «42.000 kippen omgekomen in Niawier: grote brand bij pluimveebedrijf»?1
Ja, daarvan heb ik kennisgenomen.
Zijn er kippen die levend uit de afgebrande stallen hebben weten te ontsnappen? Zo ja, wat is er met deze dieren gebeurd en hoe is de zorgplicht ingevuld?
Nee, tot mijn spijt zijn er geen kippen levend uit de afgebrande stallen gekomen.
Erkent u dat de houderijsystemen voor kippen, die onder uw verantwoordelijkheid zijn toegestaan, bestaan uit stallen waaruit dieren in de praktijk onmogelijk kunnen ontsnappen als er brand uitbreekt?
De stalsystemen in de pluimveehouderij voldoen aan de wettelijke eisen voor stallen. Daarnaast worden aanvullende maatregelen genomen om de kans op een brand te verkleinen. Zo heeft de pluimveesector verplichte elektrakeuringen opgenomen in hun ketenkwaliteitssysteem. Dat is een belangrijke preventieve maatregel, aangezien veel stalbranden ontstaan door problemen met elektriciteit en kortsluiting. Daarnaast zijn we met partijen in gesprek over aanvullende mogelijkheden om de kans op stalbranden te beperken.
Hoeveel kippen zitten er momenteel nog in de derde schuur die op het nippertje werd behoed voor de brand?
Volgens de gegevens in het Identificatie en Registratiesysteem (I&R) zijn op 30 maart 2018 ongeveer 30.000 legkippen in stal 3 geplaatst. Het actuele aantal is onbekend, want bij pluimvee wordt uitval niet in I&R geregistreerd.
Voor hoeveel dieren had dit bedrijf een vergunning?
Voor hoeveel dieren het bedrijf een vergunning had, is mij niet bekend. De afgifte van omgevingsvergunningen valt onder de bevoegdheid van de desbetreffende gemeente. Wel wordt de aan- en afvoer van levende dieren in het I&R-systeem gemeld.
Was de bezetting van dit bedrijf op het moment van de brand op maximaal niveau?
Nee, op het moment van de brand was geen sprake van een maximale productiecapaciteit van de stal conform Europese richtlijn 2002/4.
Wat was het bouwjaar van de afgebrande stallen?
Er is mij geen bouwjaar van de afgebrande stallen bekend, dit wordt bij de gemeente vastgelegd. De datum van ingebruikname van de drie stallen is wel bekend en deze is 1 oktober 2010.
Bent u van mening dat er sprake was van toereikende brandpreventie in de stallen? Zo ja, waaruit bestond die?
In het antwoord op vraag 3 heb ik aangegeven dat de belangrijkste oorzaken van stalbranden problemen met elektriciteit en kortsluiting zijn. Om die reden is de elektrakeuring opgenomen in de kwaliteitssystemen van onder andere de pluimveesector. Op het getroffen bedrijf in Niawier heeft deze elektrakeuring plaatsgevonden. Hierbij zijn geen gebreken geconstateerd.
Welke onderzoeken zijn er bij u bekend over wat kippen doormaken tijdens een stalbrand?
Er is mij geen wetenschappelijke literatuur bekend waarin wordt beschreven wat kippen doormaken tijdens een stalbrand.
Deelt u de mening dat het levend verbranden van duizenden dieren onacceptabel is? Zo ja, erkent u dat dit tot nu toe op geen enkele wijze blijkt uit het kabinetsbeleid?
Een stalbrand is voor de dieren, voor de veehouder, diens familie, hulpverleners en omwonenden een dramatische gebeurtenis. Ik vind het dan ook vreselijk als er een stalbrand plaatsvindt waarbij dieren omkomen. Dierlijke slachtoffers bij stalbranden moeten zo veel als mogelijk voorkomen worden. In het Actieplan brandveilige veestallen 2018 – 2022 werkt de overheid samen met de Dierenbescherming, het Verbond van Verzekeraars, Brandweer Nederland, de Producentenorganisatie Varkenshouderij en LTO aan het terugdringen van het aantal stalbranden en het aantal dierlijke slachtoffers. De belangrijkste oorzaken van stalbranden worden momenteel aangepakt. Zo hebben inmiddels alle varkens- en kalverstallen, die aangesloten zijn bij een kwaliteitssysteem, een elektrakeuring gehad. Vóór 2020 zijn ook alle pluimveebedrijven gekeurd. Meer dan negentig procent van de primaire bedrijven zijn aangesloten bij deze systemen en worden op deze wijze gekeurd. Vanuit het actieplan wordt naast preventieve maatregelen ook gewerkt aan schade-beperkende maatregelen, waaronder brand- en rookdetectiesystemen. In mijn brief van 14 januari 2019 (Kamerstuk 35 000 XIV, nr. 71) heb ik uw Kamer geïnformeerd over de huidige maatregelen. Ondanks deze maatregelen komen er veel dieren om bij stalbranden. Om die reden heb ik onlangs de partners van het actieplan bijeengeroepen om te kijken welke aanvullende maatregelen mogelijk zijn om het aantal stalbranden en het aantal dierlijke slachtoffers nog verder terug te brengen. Ook dierenbelangenorganisaties, zoals Eyes on Animals, Wakker Dier en externe deskundigen op het gebied van brandveiligheid heb ik bijeen geroepen om ideeën met ons te delen. Alle ideeën worden de komende tijd in de stuur- en werkgroep van het actieplan besproken en uitgewerkt. Hierna kan het huidige actieplan uitgebreid worden met aanvullende maatregelen. Op deze manier moeten we er samen voor blijven zorgen dat de kans op een stalbrand – en daarmee dierlijke slachtoffers – verder omlaag blijft gaan.
Hoeveel dieren moeten er nog omkomen in stalbranden voordat het kabinet maatregelen gaat nemen voor brandpreventie in stallen?
Ik verwijs uw Kamer hiervoor graag naar het antwoord op vraag 10.
Welke concrete voornemens heeft dit kabinet om tot wetgeving te komen op het gebied van brandpreventie in stallen?
Ik verwijs uw Kamer hiervoor naar het antwoord op vraag 10.
Op welke wijze gaat u de Kamer informeren over de ontwikkelingen in het onderzoek naar de oorzaak van deze stalbrand in Niawier?
Uit het brandweeronderzoek is tot op heden geen directe oorzaak naar voren gekomen. Wel is brandstichting uitgesloten. Er is dan ook een reële kans dat de oorzaak van deze brand niet wordt achterhaald.
De uitgifte van dode dieren vanuit vrachtwagens tijdens het Offerfeest |
|
Lammert van Raan (PvdD) |
|
Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA), Carola Schouten (viceminister-president , minister landbouw, natuur en voedselkwaliteit) (CU) |
|
![]() |
Kent u het bericht van de politie-eenheid Den Haag, waarin wordt gemeld dat het «verkopen van kadavers» uit vrachtwagens tijdens het Offerfeest legaal is?1
Ja.
Is voor deze praktijk een ontheffing op wet- en regelgeving gegeven?
In het bericht werd gesproken over kadavers, maar gedoeld op de uitgifte van karkassen die zijn goedgekeurd voor menselijke consumptie. Zoals de Europese regelgeving voorschrijft houdt de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) intensief toezicht op het slachtproces, inclusief het keuren van karkassen.
Voor de slacht en het vervoer vanaf het slachthuis geldt de Europese Verordening (EG) 853/2004 op het gebied van slachthygiëne. Deze verordening maakt het ook mogelijk dat de bevoegde autoriteit, in dit geval de NVWA, toestemming verleent voor het vervoer van vlees en aflevering aan burgers via (mini)vrachtwagens. Op grond van die bevoegdheid heeft de NVWA een permanente generieke toestemming verleend voor vervoer van nog niet afgekoelde karkassen tijdens het offerfeest. Dit maakt dat, binnen wat praktisch mogelijk is, kan worden geslacht en gehandeld in lijn met de Europese regels over voedselveiligheid. Het feit dat de karkassen niet zijn gekoeld overeenkomstig de hoofdregel van de verordening, brengt hier geen noemenswaardig risico voor de voedselveiligheid met zich mee omdat het vlees van de karkassen vrij snel wordt bereid en genuttigd en de overige Europese voorschriften inzake de vleeskeuring wel worden toegepast, waaronder de antemortem- en de postmortemkeuring.
Zo ja, wie komt in aanmerking voor een dergelijke ontheffing?
De toestemming was alleen van toepassing op slachthuizen die slachtten ten behoeve van het Offerfeest op de dagen die waren aangewezen voor het Offerfeest.
Geldt een dergelijke ontheffing voor bepaalde of onbepaalde tijd?
De toestemming gold voor bepaalde tijd.
Is per uitgiftepunt een aparte ontheffing nodig of wordt de gehele sector (tijdelijk) ontheven?
Er was geen aparte toestemming per uitgiftepunt nodig, omdat het een generieke toestemming betrof voor een specifieke aangelegenheid. Er was dus geen sprake van een tijdelijke ontheffing voor de gehele sector.
Aan welke (eventueel aanvullende) eisen moeten de aanbieders van het vlees voldoen om op deze manier een uitgiftepunt te vormen?
De toestemming was alleen van toepassing op de afgifte van vlees dat geproduceerd werd in slachthuizen die slachten ten behoeve van het Offerfeest. Dit vlees werd uitgegeven vanuit een distributiepunt. De voor het vervoer van het vlees verantwoordelijke exploitant diende aan alle geldende wettelijke regels voor het hygiënisch vervoer van vlees te voldoen.
Op welke manier wordt door de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) gecontroleerd of de dieren in de vrachtwagens conform wettelijke eisen verkocht, vervoerd en geslacht worden?
De dieren zijn geslacht in erkende slachthuizen. De toezichthouders van de NVWA waren hier aanwezig om keuring en toezicht op de wettelijke eisen uit te voeren.
Hoe vaak en wanneer worden deze controles uitgevoerd?
Er zijn in 2018 in totaal 222 steekproefsgewijze inspecties uitgevoerd op vervoersmiddelen die een vlees-of visproduct vervoerden. Er is niet specifiek gecontroleerd op vervoer van vlees ten behoeve van het Offerfeest.
Kunt u uitsluiten dat deze dieren illegaal geslacht werden? Zo nee, waarom niet?2
Ook tijdens de slacht voor het Offerfeest zijn de reguliere wettelijke voorschriften van kracht en de NVWA ziet hierop toe. Er is tijdens het Offerfeest echter vaak sprake van grotere slachtaantallen op een slachterij dan tijdens een reguliere slachtdag. Daarom kiest de NVWA voor een uitgebreider toezichtsregime op de slachthuizen dan tijdens reguliere slacht en zijn de toezichthouders langer en/of vaker op het slachthuis aanwezig. De karkassen vertrekken vanuit een erkend slachthuis dat deelneemt aan het Offerfeest. Een voor menselijke consumptie geschikt karkas wordt voorzien van gezondheidsmerken die het erkenningsnummer van het slachthuis bevat. Op deze wijze is goed te traceren waar het vlees vandaan komt. Tijdens een eventuele vervoerscontrole door de NVWA wordt hier op toegezien.
Op welke manier wordt door de NVWA op de wettelijke eisen rond de uitgifte toegezien?
Ik verwijs uw Kamer naar mijn antwoord op vraag 2 en 9
Op welke manier wordt op de voedselveiligheidseisen toegezien?
Ik verwijs uw Kamer naar mijn antwoord op vraag 2 en 9.
Op welke manier is de herkomst van het vlees in de vrachtwagens te herleiden en hoe, waar, wanneer en hoe vaak wordt hierop toegezien?
Ik verwijs uw Kamer naar mijn antwoord op vraag 9.
Kunt u toelichten waarom de politie een tweet plaatst waarin wordt gemeld dat het «verkopen van kadavers» vanuit vrachtwagens tijdens het Offerfeest legaal is?
Naar aanleiding van binnengekomen meldingen over de verkoop van vlees uit (mini)vrachtwagens in de regio heeft de politie-eenheid Den Haag enkele locaties gecontroleerd. Uit navraag bij de gemeente en de NVWA bleek dat de benodigde toestemming afgegeven was. Het betrof hier afvoer en distributie van vlees van als landbouwhuisdier gehouden hoefdieren ten behoeve van het Offerfeest, waarbij het vlees meteen tijdens het Offerfeest aan de eindconsument wordt verstrekt. De toestemming om nog niet volledig teruggekoeld vlees te vervoeren en af te leveren aan burgers via (mini)vrachtwagens, werd door de NVWA afgegeven op basis van de Europese Verordening (Vo (EG) nr. 853/2004) op het gebied van slachthygiëne.
Vindt u het de taak van de politie mensen te waarschuwen «niet te schrikken» van het lichaam van een dood dier? Zo ja, kunt u dat toelichten? Zo nee, waarom niet?
Om meer duidelijkheid te verschaffen aan de burger over de uitgifte van het vlees en om drukte op het telefoonnetwerk te beperken heeft de meldkamer besloten een twitterbericht te versturen met een toelichting. Het is aan de politie-eenheid om te bepalen in welke situaties dergelijke communicatie wenselijk en gepast is.
Waarom is ervoor gekozen mensen ervoor te waarschuwen «niet te schrikken» en te danken voor hun «begrip»?
Ik verwijs uw Kamer naar mijn antwoord op vraag 14.
Hoe is het besluit tot dergelijke communicatie tot stand gekomen?
Het is aan de politie zorg te dragen voor het gebruik van sociale media binnen de wettelijke kaders en afspraken. De politie-eenheid weegt af in welke lokale situaties inzet van sociale media gewenst en gepast is.
Bent u of is de NVWA bij dit besluit betrokken geweest? Kunt u dat toelichten?
Ikzelf of de NVWA zijn niet betrokken bij dit besluit. Voor de totstandkoming van dit besluit verwijs ik uw Kamer naar mijn antwoord op vraag 16.
Vindt u dat dit in het vervolg op dezelfde manier kan gebeuren? Zo ja, kunt u dat toelichten? Zo nee, waarom niet?
Het is aan de politie zorg te dragen voor het gebruik van sociale media binnen de wettelijke kaders en afspraken. De politie-eenheid weegt af in welke lokale situaties inzet van sociale media gewenst en gepast is.
Klopt het dat de politie haar uitspraak dat het om de verkoop van kadavers zou gaan, in plaats van om uitgifte van karkassen, inmiddels heeft gerectificeerd? Zo nee, waarom niet?
In de tweet wordt gerefereerd aan «de legale verkoop van kadavers», bedoeld werd de legale uitgifte van karkassen. De tweet is voor zover ik op dit moment kan nagaan niet gerectificeerd. Wel heeft de politie laten weten dat de woordkeuze ongelukkig was.
Kunt u deze vragen één voor één beantwoorden zonder naar eerdere antwoorden te verwijzen?
Zoals uw Kamer kunt zien in de beantwoording, heb ik ervoor gekozen sommige vragen samen te beantwoorden.
Een bericht van het Operationeel Centrum van de politie-eenheid Den Haag |
|
Helma Lodders (VVD), Antoinette Laan-Geselschap (VVD) |
|
Carola Schouten (viceminister-president , minister landbouw, natuur en voedselkwaliteit) (CU), Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht van de politie-eenheid Den Haag (@POL_OCDH)?1
Ja.
Kunt u verklaren waarom de politie-eenheid Den Haag via Twitter communiceert dat het verkopen van kadavers uit vrachtwagens een legale actie is?
Naar aanleiding van binnengekomen meldingen over de verkoop van vlees uit (mini-)vrachtwagens in de regio heeft de politie-eenheid Den Haag enkele locaties gecontroleerd. Uit navraag bij de gemeente bleek dat naar aanleiding van het verzoek tot een incidentele standplaats ten behoeve van de verkoop, in dit geval uitgifte van vlees, toestemming was gegeven door de NVWA. Om meer duidelijkheid te verschaffen aan de burger over de uitgifte van het vlees en drukte op het telefoonnetwerk te beperken, heeft de meldkamer besloten een twitterbericht te versturen met een toelichting.
Deelt u de mening dat dergelijke berichten van de politie het gelijkwaardig- en rechtvaardigheidsgevoel van de lezers aantasten aangezien gelijke gevallen niet gelijk worden behandeld? Zo ja, wat gaat u doen om dit te voorkomen? Zo nee, waarom niet?
Of dergelijke berichten van de politie het gelijkwaardigheids- en rechtvaardigheidsgevoel van lezers aantasten kan ik niet beoordelen, maar normaal gesproken is het goed om gelijke gevallen gelijk te behandelen. Er kunnen echter specifieke uitzonderingssituaties voorkomen waar het wenselijk is om andere regels te stellen, waarbij beheersing van mogelijke risico’s leidend is.
Kunt u verklaren waarom verkoop van kadavers normaliter aan meerdere eisen en regels moet voldoen, onder toezicht van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) moet staan en waarom dat in dit geval niet wordt nageleefd?
In het bericht werd gesproken over kadavers, maar gedoeld wordt op de uitgifte van karkassen die zijn goedgekeurd voor menselijke consumptie. Zoals de Europese regelgeving voorschrijft houdt de NVWA intensief toezicht op het slachtproces, inclusief het keuren van karkassen. Voor de slacht en het vervoer vanaf het slachthuis geldt de Europese Verordening (EG) 853/2004 op het gebied van slachthygiëne. Deze verordening maakt het ook mogelijk dat de bevoegde autoriteit, in dit geval de NVWA, toestemming verleent voor het vervoer van vlees en aflevering aan burgers via (mini)vrachtwagens. Op grond van die bevoegdheid heeft de NVWA een permanente generieke toestemming verleend voor vervoer van nog niet afgekoelde karkassen tijdens het offerfeest. Dit maakt dat, binnen wat praktisch mogelijk is, kan worden geslacht en gehandeld in lijn met de Europese regels over voedselveiligheid. Het feit dat de karkassen niet zijn gekoeld overeenkomstig de hoofdregel van de verordening, brengt hier geen noemenswaardig risico voor de voedselveiligheid met zich mee omdat het vlees van de karkassen vrij snel wordt bereid en genuttigd en de overige Europese voorschriften inzake de vleeskeuring wel worden toegepast, waaronder de antemortem- en de postmortemkeuring.
Welke controles hebben de NVWA en/of politie uitgevoerd tijdens de verkoop van kadavers? Hoe is de voedselveiligheid gewaarborgd? Kunt u daarvan een uitgebreide analyse doen toekomen?
In het bericht werd gesproken over kadavers, maar gedoeld wordt op de uitgifte van karkassen die zijn goedgekeurd voor menselijke consumptie. De politie heeft navraag gedaan bij de gemeente en de NVWA. Hieruit bleek dat de benodigde toestemming verleend was. De dieren waarvan de karkassen op deze wijze zijn gedistribueerd, zijn geslacht in erkende slachthuizen. Ter borging van voedselveiligheid en dierenwelzijn houden toezichthouders van de NVWA toezicht op het naleven van de hiervoor geldende wettelijke eisen. Op het vervolgproces van uitsnijden en verdere verwerking van vlees wordt, in lijn met de regelgeving, minder intensief toezicht gehouden. Op de verkoop van karkassen en/of vlees aan consumenten wordt steekproefsgewijs toezicht gehouden.
Waarom wordt dit vlees in vrachtwagens aangeboden en niet via de reguliere verkooppunten? Waar komen deze kadavers vandaan? Met andere woorden waar zijn deze kadavers geslacht en welke controle heeft hierop plaatsgevonden?
De afnemers van dit vlees willen dit in het kader van het Offerfeest zo spoedig mogelijk na de slacht afnemen. Verder verwijs ik uw Kamer naar mijn antwoord op vragen 4 en 5.
Deelt u de mening dat verkoop van kadavers in alle gevallen aan de gelijke eisen en regels moeten voldoen? Kan een slagerij ook toestemming krijgen voor de verkoop van vlees uit een vrachtwagen? Zo ja, hoe verloopt die procedure? Zo nee, waarom wordt dit onderscheid gemaakt?
Bij de regels voor de productie, het vervoer en de verkoop van vlees voor menselijke consumptie staat de beheersing van de mogelijke volksgezondheidsrisico’s voorop. Er kunnen situaties zijn waarbij regels worden gesteld, specifiek voor deze situatie, om de mogelijke risico’s te beheersen. Uitgifte van vlees direct aan de eindgebruiker via een distributiepunt wordt tot op heden door de NVWA alleen toegestaan voor een aan het Offerfeest deelnemend slachthuis. Ik verwijs uw Kamer verder naar mijn antwoord op vraag 4.
Het bericht ‘Stichting AAP vindt 53 exoten in Nederlandse huisdierenhandel’ |
|
Arne Weverling (VVD) |
|
Carola Schouten (viceminister-president , minister landbouw, natuur en voedselkwaliteit) (CU) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Stichting AAP vindt 53 exoten in Nederlandse huisdierenhandel»?1
Ja.
Bent u bekend met het onderzoek van Stichting AAP? Zo ja, wat is uw reactie op dit onderzoek?
Ik ben bekend met het onderzoek van Stichting AAP. Zoals in de aanbevelingen van het onderzoek staat, ben ik bezig om de beoordelingssystematiek af te ronden om daarmee een huis- en hobbydierenlijst (positieflijst) voor zoogdieren op te stellen.
Kunt u aangeven of er de afgelopen jaren een toename is in het aanbod van dieren die verboden zijn op basis van regelgeving, zoals de Regeling Natuurbescherming, op verschillende verkoopkanalen? Zo ja, hoe groot is deze toename?
Er wordt geen informatie verzameld over het aanbod van dieren, dus deze informatie is niet bekend. Social-mediakanalen zorgen er wel voor dat men makkelijker in aanraking komt met vraag- en aanbod van bijvoorbeeld exotische dieren. Met Bol.com en Marktplaats zijn afspraken gemaakt om advertenties te verwijderen van beschermde dieren of planten of producten daarvan die in Nederland niet (zomaar) verkocht mogen worden.
Volgens het onderzoek van Stichting AAP zijn in Nederland via verschillende verkoopkanalen 53 verschillende exotische zoogdiersoorten aangeboden. Herkent u zich in dit aantal? Zo nee, waarom niet?
Er wordt geen informatie verzameld over de aantallen zoogdieren die via verschillende verkoopkanalen worden verkocht. Ik deel echter wel de mening van Stichting AAP dat exotische zoogdieren complexe behoeften hebben als het om voeding, huisvesting en verzorging gaat. Om die reden werk ik aan een huis- en hobbydierenlijst voor zoogdieren.
Deelt u de mening dat internet veruit het belangrijkste handelskanaal voor exotische zoogdieren is? Zo ja, wat is de inzet van het kabinet om dit terug te dringen? Zo nee, waarom niet?
Internet is voor veel mensen toegankelijk en daarmee een makkelijk kanaal om goederen of dieren te kopen of verkopen. Dieren worden ook te koop aangeboden op beurzen en in dierenwinkels. De Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) controleert de internethandel risicogericht en treedt, indien nodig, handhavend op. Daarnaast ben ik in gesprek met de verschillende online verkoopkanalen om afspraken te maken over samenwerking.
Heeft u contact met de Landelijke Inspectiedienst Dierenbescherming over genoemd probleem? Zo ja, kunt u aangeven wat de inzet van deze organisatie is om de handel in exotische zoogdieren terug te dringen?
Ik heb geen contact met de LID specifiek over de internethandel, maar wel als het gaat om dierenwelzijnsovertredingen. De LID handhaaft bij overtredingen op dierenwelzijn. Zij voert bijvoorbeeld routinecontroles in dierenwinkels, toeleveranciers van dierenwinkels en bedrijfsmatig handelaren uit. Naast de routinematige controles volgt de LID ook meldingen op die worden gedaan bij het meldpunt 144.
In het regeerakkoord «Vertrouwen in de Toekomst» is aangegeven dat de illegale import van beschermde diersoorten moet worden teruggedrongen. Kunt u aangeven wat de inzet van het kabinet is om dit te bereiken en welke stappen er de afgelopen tijd zijn gezet om illegale import daadwerkelijk terug te dringen?
Nederland voert vanuit de diverse betrokken overheidsinstanties het CITES-verdrag uit. Internationaal, Europees en nationaal werken de Nederlandse autoriteiten nauw samen om de illegale handel zoveel mogelijk tegen te gaan. Nederland neemt deel aan internationale opsporings- en handhavingsacties, zoals onlangs aan de Interpolactie Operation Thunderball,2 en wisselt actief opsporingsinformatie en -kennis uit. Op Europees niveau neemt Nederland sinds enkele jaren actief deel aan het EMPACT/Envicrime-programma om zicht te krijgen op illegale handelingen met beschermde dieren en planten die onder het CITES-verdrag vallen.
Nederland committeert zich daarnaast aan het EU Action Plan against wildlife Trafficking 2016–2020. Belangrijke voorbeelden van nationale acties in dit kader zijn de twee operaties Pangolin en Toekan3. Nationaal wordt er doorlopend veel aandacht besteed aan voorlichting op beurzen zoals vogel- en reptielenbeurzen en loopt er de Meld Misdaad Anoniem Campagne gericht op wildlife4. De inzet beperkt zich overigens niet tot levende beschermde diersoorten, maar richt zich ook op beschermde plantensoorten en producten hiervan. Ook in 2020 zullen de inspanningen worden gecontinueerd.
In het regeerakkoord «Vertrouwen in de Toekomst» is tevens aangegeven dat gekomen zal worden met een aangepaste positieflijst voor huisdieren. Kunt u aangeven wanneer u verwacht het voorstel voor deze positieflijst naar de Kamer te zenden? Zal de Kamer bij het toezenden van het voorstel ook geïnformeerd worden over de uitkomst van de consultatieronden over deze positieflijst?
Ik verwacht een conceptlijst aan het einde van het jaar te consulteren op internetconsultatie.nl. Van de internetconsultatie wordt een verslag gemaakt. Deze zal op internetconsultatie.nl worden geplaatst en wordt daarmee voor een ieder toegankelijk. Uw Kamer zal hierover geïnformeerd worden.