De onduidelijkheid over de veiligheid van coronavaccins voor zwangere vrouwen |
|
Wybren van Haga (BVNL) |
|
Kuipers |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van de update van de «Summary of the Public Assessment Report for Covid-19 Vaccine» van Pfizer/BioNTech van 16 augustus 2022?1
De webpagina waar u naar verwijst is een samenvatting van het Britse beoordelingsrapport (Public Assessment Report) van het COVID-19-vaccin van BioNTech/Pfizer, welke dateert uit december 2020. Hoewel op de webpagina wordt vermeld dat deze op 16 augustus 2022 is geüpdatet, gaat het hier niet om een inhoudelijke aanpassing van de samenvatting en/of het rapport. Uit een gearchiveerde versie van de webpagina van 24 juli jl.2 valt namelijk op te maken dat er ten opzichte van de vorige versie geen tekstuele wijzigingen in de samenvatting zijn gemaakt. De enige wijziging is de toevoeging van een kennisgeving bovenaan de pagina, waarin wordt aangegeven dat de tekst van het beoordelingsrapport uit december 2020 ongewijzigd blijft en dat de geüpdatete adviezen van het Medicines and Healthcare products Regulatory Agency (MHRA) elders te vinden zijn. De samenvatting waar u naar verwijst geeft dus niet de huidige inzichten weer.
In de meest recente versie van de bijsluiter (Summary of Product Characteristics) van het vaccin van BioNTech/Pfizer3 schrijft het MHRA dat uit een grote hoeveelheid observationele data blijkt dat vaccinatie van zwangeren niet heeft geleid tot een toename van het aantal complicaties in het tweede en derde trimester. Ook is er geen verhoogd risico op een miskraam in het eerste trimester gezien. Er zijn daarnaast geen aanwijzingen dat het geven van borstvoeding na vaccinatie met het BioNTech/Pfizer-vaccin negatieve effecten heeft op de gezondheid van zuigelingen. Naast updates van de bijsluiters, rapporteert het MHRA regelmatig over de veiligheidsmonitoring van COVID-19-vaccins in het Verenigd Koninkrijk. In deze rapportages4 vindt u een uitgebreid en actueel overzicht van de beschikbare informatie over de veiligheid van COVID-19-vaccins voor zwangere vrouwen en vrouwen die borstvoeding geven. Er zijn geen aanwijzingen dat vaccinatie tegen COVID-19 het risico op een miskraam, doodgeboorte, foetale afwijkingen of zwangerschapscomplicaties vergroot.
Hierbij dient wel de kanttekening te worden geplaatst dat het gaat om publicaties van de Britse overheid. Verantwoordelijkheid voor de inhoud van deze webpagina’s berust dan ook bij de regering van het Verenigd Koninkrijk. De adviezen en besluiten van het MHRA hebben geen betrekking op het Nederlandse beleid.
Kunt u aangeven of het hier slechts een update betreft van een oud rapport, waarin de gegevens overwegend ongewijzigd zijn gebleven, ondanks eventuele nieuwe wetenschappelijke inzichten en data, of dat alle onderzoeksresultaten die in dit rapport staan overeenkomen met de huidige werkelijkheid en recente inzichten?
Zie antwoord vraag 1.
Bent u op de hoogte van het feit dat in deze update van het rapport nog altijd staat dat de veiligheid van het coronavaccin van Pfizer/BioNTech voor zwangere vrouwen niet gegarandeerd kan worden en dat de overheid Britse artsen oproept tot grote terughoudendheid met het vaccineren van zwangere en borstvoedende vrouwen? Is deze bevinding inmiddels herzien en op basis van welke wetenschappelijke bewijzen en onafhankelijke toetsing kan dan nu met zekerheid gesteld worden dat het vaccin absoluut veilig is voor zwangere en borstvoedende vrouwen?
Zie antwoord vraag 1.
Blijft men in Nederland actief zwangere vrouwen het coronavaccin van Pfizer/BioNTech – en andere farmaceuten – aanbieden? Zo ja, waarom? Kunt u een een uitgebreide uitleg geven over waarom u dit nog steeds verantwoord en veilig acht?
Vaccinatie tegen COVID-19 is erg belangrijk voor zwangere vrouwen. Zoals ik ook in de antwoorden op de schriftelijke vragen van het lid Van Meijeren (FvD) van 6 oktober 20215 heb aangegeven, geeft zwangerschap een sterk verhoogd risico op ernstige ziekte door COVID-19, met name in het derde trimester. Verschillende internationale onderzoeken6 laten zien dat zwangeren vaker door COVID-19 moeten worden opgenomen op de intensive care en vaker aan COVID-19 komen te overlijden. Ook is bekend dat COVID-19 schade aan de placenta kan toebrengen, wat de toevoer van zuurstof en voedingsstoffen aan het ongeboren kind in gevaar brengt en waarschijnlijk een hogere kans op doodgeboorte geeft. Daarnaast leidt een SARS-CoV-2-infectie tijdens de zwangerschap tot een hoger risico op vroeggeboorte en daarmee samenhangende gezondheidsproblemen voor het kind. Het is aangetoond dat vaccinatie het risico op ernstige complicaties door COVID-19 verlaagt en daarmee van potentieel levensreddend belang is voor moeder en kind. Om deze reden geldt voor alle zwangeren het advies om zich tegen COVID-19 te laten vaccineren, ongeacht het aantal weken zwangerschap.
Wereldwijd zijn al grote aantallen zwangeren gevaccineerd tegen COVID-19. Uit studies onder ongeveer 65.000 zwangere vrouwen blijkt dat de mRNA-vaccins van Pfizer en Moderna geen ernstige bijwerkingen veroorzaken bij zwangeren en hun baby’s. Ook laat onderzoek geen ernstige nadelige gevolgen zien na vaccinatie in de borstvoedingsperiode. Wel is een verhoogde of verminderde moedermelkproductie gemeld als mogelijke bijwerking van COVID-19-vaccinatie, wat kan samenhangen met systemische bijwerkingen zoals vermoeidheid, koorts en braken. Vaak herstelde dit binnen enkele dagen. Bij zwangeren zijn eventuele bijwerkingen overwegend mild en tijdelijk van aard, vergelijkbaar met bijwerkingen bij niet-zwangeren.
Voor meer informatie over de veiligheid van COVID-19-vaccins voor zwangere vrouwen en vrouwen die borstvoeding geven, verwijs ik u naar de actuele versies van de bijsluiters op de websites van het Europees Geneesmiddelenbureau (EMA)7 en College ter Beoordeling van Geneesmiddelen (CBG)8, en de kennispagina’s van Bijwerkingencentrum Lareb9. Ik acht het op basis van deze informatie medisch-ethisch verantwoord om zwangere vrouwen, vrouwen in het kraambed en vrouwen die borstvoeding geven de mogelijkheid te bieden om zich tegen COVID-19 te laten vaccineren en zo zwangerschapscomplicaties en ernstige ziekte door COVID-19 te voorkomen.
Hoe is het mogelijk dat de data over de toxiciteit van deze vaccins en de invloed op de voortplanting en de gezondheid van vrouwen en hun (ongeboren) baby’s dusdanig ontoereikend is, dat nog steeds weinig harde garantie kan worden gegeven over de veiligheid voor zwangere en borstvoedende vrouwen (op de lange termijn), terwijl deze vaccins al geruime tijd en op grote schaal aan zwangere vrouwen worden gegeven?
Zie antwoord vraag 4.
Kunt u aangeven op welke manier het überhaupt medisch-ethisch verantwoord is om kwetsbare groepen zoals zwangere en borstvoedende vrouwen te vaccineren met een nieuw en experimenteel middel, zonder dat de gevolgen daarvan op de langere termijn duidelijk zijn?
Zie antwoord vraag 4.
Is het niet zo dat er op het moment van (voorlopige) goedkeuring voor zwangere en borstvoedende vrouwen eigenlijk veel te weinig data was om deze goedkeuring op te baseren? Zo nee, hoe kan veiligheid op de lange termijn voor deze groep dan gegarandeerd worden als deze data simpelweg nog niet bestaat?
Voorafgaand aan EMA-goedkeuring zijn voor alle geregistreerde COVID-19-vaccins onderzoeken naar reproductietoxiciteit uitgevoerd. Dit zijn dierproeven die kijken naar de effecten van een geneesmiddel op de vruchtbaarheid, de zwangerschap en de ontwikkeling van foetussen en nakomelingen. Ten tijde van EMA-goedkeuring waren deze data beschikbaar voor de vaccins van BioNTech/Pfizer, Moderna en Janssen, en deels beschikbaar voor het vaccin van AstraZeneca. Uit de studies kwamen geen aanwijzingen naar voren dat er schadelijke effecten zouden zijn op de vrouwelijke vruchtbaarheid, zwangerschap of ontwikkeling van foetussen en nakomelingen. De studies lieten ook zien dat het onwaarschijnlijk was dat bestanddelen van het vaccin bij het ongeboren kind zouden komen.
Op basis van de beschikbare data uit dierproeven, alsook de theoretische kennis van de werkingsmechanismen en ingrediënten van de vaccins en de ervaring met vaccins in het algemeen, was ten tijde van de EMA-goedkeuring van de eerdergenoemde COVID-19-vaccins al duidelijk dat de risico’s van vaccinatie tijdens de zwangerschap beperkt zouden zijn. Er waren op dat moment echter te weinig klinische data beschikbaar om de veiligheid van gebruik tijdens de zwangerschap te bevestigen. Tijdens de klinische studies voorafgaand aan de markttoelating waren zwangere vrouwen namelijk uitgesloten van deelname. Het advies van de EMA was daarom om vaccinatie van zwangere vrouwen alleen te overwegen als de te behalen gezondheidswinst voldoende opweegt tegen de potentiële risico’s (zie bijvoorbeeld de bijsluiter van het BioNTech/Pfizer-vaccin10 uit december 2020). In Nederland wordt door de Gezondheidsraad over dergelijke afwegingen met betrekking tot de inzet van COVID-19-vaccins geadviseerd. Vanwege het ontbreken van klinische data adviseerde de raad destijds om te wachten met het vaccineren van zwangeren totdat in voldoende mate kon worden aangetoond dat de COVID-19-vaccins veilig zijn voor gebruik tijdens de zwangerschap. De toenmalige Minister van VWS heeft de Kamer in zijn brief van 24 december 202011 over het Gezondheidsraadadvies over de inzet van het vaccin van BioNTech/Pfizer geïnformeerd.
Vanaf eind april 2021 is in Nederland begonnen met het vaccineren van zwangeren tegen COVID-19 met de mRNA-vaccins van BioNTech/Pfizer en Moderna. Data van circa 90.000 zwangeren die in de periode daarvoor in de Verenigde Staten al met deze vaccins werden gevaccineerd lieten namelijk geen nadelige bevindingen zien. Ook is gebleken dat zwangeren een aanzienlijk hoger risico hebben op ernstige ziekte door COVID-19 dan niet-zwangeren, zoals ik in het antwoord op vraag 4 t/m 6 heb toegelicht. De Nederlandse Vereniging voor Obstetrie en Gynaecologie (NVOG) adviseerde daarom eind april 2021 om zwangeren de mogelijkheid te bieden om zich tegen COVID-19 te laten vaccineren.12 Op basis van dit advies en de eerste observationele data die de veiligheid van de vaccins voor gebruik tijdens de zwangerschap bevestigden, is het vaccinatiebeleid voor zwangeren in de uitvoeringsrichtlijn van het RIVM aangepast. Sinds begin 2022 adviseert de NVOG zelfs nadrukkelijk alle zwangere vrouwen om zich tegen COVID-19 te laten vaccineren, omdat dit van potentieel levensreddend belang is voor moeder en kind.13
Hoewel de vaccins van BioNTech/Pfizer, Moderna, AstraZeneca, Janssen en Novavax op het moment van EMA-goedkeuring ook nog niet op vrouwen die borstvoeding geven waren getest, achtte de Gezondheidsraad deze vaccins – op basis van bestaande kennis van andere niet-replicerende vaccins – wel voldoende veilig voor gebruik bij deze groep. Onderzoek heeft daarnaast uitgewezen dat de overdracht van bestanddelen van de mRNA-vaccins naar de moedermelk verwaarloosbaar laag is, en dat het mRNA in de meeste gevallen helemaal niet in de moedermelk terechtkomt.14 Aan te nemen is dat de zeer kleine hoeveelheid mRNA die eventueel in de moedermelk terechtkomt wordt afgebroken in het verteringsstelsel van het kind.15 Dit in tegenstelling tot de door de moeder aangemaakte antistoffen, die juist wel via de borstvoeding aan het kind worden meegegeven. Het is dus niet zo dat zwangere vrouwen en vrouwen die borstvoeding geven door zich te laten vaccineren deelnemen aan een medisch experiment.
Hoe is het mogelijk dat de Food and Drug Administration (FDA) en het Europees Geneesmiddelenbureau (EMA) deze goedkeuring toch hebben verleend en waarom hebben uw departement en het kabinet hier destijds geen vragen over gesteld? Kunt u dit uitgebreid verklaren?
Zie antwoord vraag 7.
Kan worden geconcludeerd dat de zwangere en borstvoedende vrouwen die tot nu toe zijn gevaccineerd met het vaccin van Pfizer/BioNTech fungeren als deelnemers aan een real time medisch experiment, zonder dat zij dat op voorhand wisten en dus ook zonder dat zij hiervoor toestemming hebben gegeven? Kunt u reflecteren op welke wijze dit medisch-ethisch verantwoord is?
Zie antwoord vraag 7.
Zijn deze zwangere en borstvoedende vrouwen na het ontvangen van hun coronavaccinatie(s) actief gevolgd door medische professionals om in kaart te brengen hoe de zwangerschappen, hun baby’s en hun eigen gezondheid zich ontwikkelden? Zo nee, waarom niet? Zo ja, hoe dan en wat zijn de bevindingen tot nu toe?
Naast reguliere pre- en postnatale zorg (bijvoorbeeld bij de gynaecoloog, neonatoloog en het consultatiebureau) worden zwangeren en pasgeboren baby’s niet actief gemonitord op bijwerkingen van COVID-19-vaccinaties. Zoals ik in reactie op uw motie van 24 mei jl.16 in de Verzamelbrief van 4 juli jl.17 ook heb toegelicht, zijn zorgverleners volgens de Geneesmiddelenwet (artikel 78:3) verplicht om bij Lareb melding te maken van ernstige vermoedelijke bijwerkingen. Ook kunnen mensen zelf vermoedelijke bijwerkingen melden bij Lareb. Wanneer een nieuwe bijwerking wordt gevonden, of nieuwe kennis van bestaande bijwerkingen wordt opgedaan, wordt dit door Lareb onderzocht. Bevindingen worden met het CBG, en waar nodig met het EMA en de WHO, gedeeld.
Wel kunnen zwangeren vrijwillig deelnemen aan onderzoek van Moeders van Morgen (onderdeel van Lareb). Uit onderzoek van Moeders van Morgen bij inmiddels ruim 10.000 zwangere vrouwen in Nederland blijkt dat er geen aanwijzingen zijn voor een verhoogd risico op miskramen, vroeggeboortes of andere nadelige uitkomsten van de zwangerschap of bij het kind na vaccinatie tegen COVID-19.
Welke acties gaat u ondernemen op het gegeven dat de afgelopen jaren veel zwangere vrouwen zijn gevaccineerd tegen het coronavirus met een nog altijd potentieel onveilig en ontoereikend getest middel? Wordt er een onderzoek gestart naar de gevolgen van deze medische misser en zo ja, hoe gaat dit onderzoek eruit zien? Op welke termijn wordt dit onderzoek gestart en door wie wordt het uitgevoerd? Gaat u de (destijds) zwangere vrouwen en moeders die zich hebben laten vaccineren met het vaccin van Pfizer/BioNTech actief opsporen/benaderen en informeren over de bevindingen uit het bovengenoemde veiligheidsrapport? Zo ja, hoe wordt dat gedaan en door wie? Kunnen deze vrouwen aanspraak maken op slachtofferhulp en/of compensatie voor misleiding en/of de eventueel/potentieel geleden schade veroorzaakt door deze vaccinatie?
Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 7 t/m 9, is in Nederland met het vaccineren van zwangeren gewacht totdat in voldoende mate kon worden aangetoond dat de COVID-19-vaccins veilig zijn voor gebruik tijdens de zwangerschap. In de periode daaraan voorafgaand konden zwangeren hier alleen voor in aanmerking komen als vaccinatie tegen COVID-19 door een behandelend arts medisch noodzakelijk werd geacht. Er is nooit sprake van geweest dat de gezondheid van zwangeren door middel van vaccinatie in gevaar is gebracht en het klopt niet dat de vaccins waarmee zwangeren worden gevaccineerd (nog altijd) potentieel onveilig zijn. Integendeel: door middel van vaccinatie wordt juist voorkomen dat zwangere vrouwen en/of hun ongeboren kinderen aan de gevolgen van een SARS-CoV-2-infectie komen te overlijden.
Gaat u met terugwerkende kracht een onderzoek starten naar de veiligheid van het coronavaccin van Pfizer/BioNTech – en de coronavaccins van andere farmaceuten – voor zwangere en borstvoedende vrouwen? Wat gaat u doen als uit dergelijk onderzoek blijkt dat het vaccin (op de langere termijn) onveilig/schadelijk is voor deze doelgroep?
Door Lareb wordt al onderzoek gedaan naar bijwerkingen onder vrouwen die tijdens de zwangerschap zijn gevaccineerd. In mijn antwoorden op uw schriftelijke vragen van 5 juli18, 6 juli19 en 25 juli jl.20 ben ik daarnaast meermaals ingegaan op de zorgvuldige wijze waarop (mogelijke) bijwerkingen van COVID-19-vaccinaties in Nederland worden gemonitord. Ik acht het niet nodig om hierin aanpassingen te maken.
Worden de (ongeboren) baby’s van (destijds) zwangere vrouwen en (destijds) borstvoedende moeders opgespoord en actief gevolgd om in kaart te brengen wat de gevolgen en schade van deze vaccins zijn voor hun gezondheid? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 12.
Kunt u uitleggen waarom maandenlang actief campagne is gevoerd om zwangere en borstvoedende vrouwen aan te sporen zich te laten vaccineren, terwijl toereikende data over de veiligheid van het coronavaccin van Pfizer/BioNTech (op de lange termijn) ontbrak en nog altijd ontbreekt? Deelt u de mening dat de Nederlandse overheid hiermee willens en wetens een groot risico heeft genomen met de gezondheid van deze vrouwen en hun baby’s?
Kunt reflecteren op het feit dat het vaccin door de overheid en betrokken partners bij deze campagnes expliciet is aangemerkt als veilig voor zwangere en borstvoedende vrouwen en dat deze doelgroep zelfs is verteld dat niet vaccineren een groot risico voor hun gezondheid met zich meebracht? Deelt u de mening dat dit misleiding is?
Als er niet voldoende data is over de veiligheid van dit vaccin voor zwangere en borstvoedende vrouwen, terwijl wij wel weten dat het coronavirus zelf voor de meeste mensen nauwelijks een gevaar vormt, kan dan worden geconcludeerd dat de gezondheidsrisico’s van het nemen van een potentieel onveilig vaccin groter zijn dan het doorlopen van een natuurlijke infectie? Deelt u de mening dat uw departement hiermee bewust de gezondheid van een grote groep mensen in gevaar heeft gebracht? Zo nee, kunt u dan uitgebreid verklaren waarom er volgens u niet gespeeld is met gezondheid en in potentie met levens?
Heeft u kennisgenomen van het feit dat in veel landen de geboortecijfers de laatste maanden drastisch zijn afgenomen? Is het mogelijk dat het vaccineren van zwangere vrouwen hiermee te maken heeft? Heeft u inzicht in hoeveel miskramen, vroeg- en stilgeboortes er sinds de start van het vaccinatieprogramma hebben plaatsgevonden? Zo nee, gaat u hier met terugwerkende kracht onderzoek naar doen?
Uit meerdere (internationale) wetenschappelijke studies blijkt dat na vaccinatie geen sprake is van een verhoogd risico op miskramen, vroeg- en doodgeboortes of andere nadelige effecten op de zwangerschap. Ook heeft vaccinatie geen invloed op de vruchtbaarheid of de werking van vrouwelijke en mannelijke geslachtsorganen. Het is dus uiterst onwaarschijnlijk dat er een causaal verband bestaat tussen vaccinatie tegen COVID-19 en afnemende geboortecijfers. Ook is bekend dat zeer weinig tot geen bestanddelen van de vaccins in de borstvoeding terechtkomen, en zijn in verschillende studies geen nadelige gevolgen bij kinderen van gevaccineerde moeders gezien.22
In mijn antwoorden op uw schriftelijke vragen van 5 juli23, 6 juli24 en 25 juli jl.25 ben ik meermaals ingegaan op de zorgvuldige wijze waarop (mogelijke) bijwerkingen van COVID-19-vaccinaties in Nederland worden gemonitord. Ik zie geen reden om hierin aanpassingen te maken of aanvullend onderzoek te doen.
Gaat u onderzoek doen naar de kwaliteit van moedermelk van moeders die gevaccineerd zijn met het Pfizer/BioNTech vaccin en de ontwikkeling van hun baby’s ten opzichte van die van flesgevoede kinderen en kinderen van borstvoedende moeders die niet gevaccineerd zijn?
Zie antwoord vraag 17.
Gaat u onderzoek doen naar het verloop van de zwangerschappen van gevaccineerde moeders, de complicaties waar zij tijdens hun zwangerschappen mee te maken krijgen, hun bevallingen, de conditie van hun baby’s direct na de bevalling (APGAR scores) en de hoeveelheid zorg die zowel moeders als baby’s na de zwangerschap en bevalling vereisen, afgezet tegen moeders en baby’s die niet zijn blootgesteld aan het vaccin?
Zie antwoord vraag 17.
Wordt er prenataal en in vivo onderzoek gestart naar de effecten, gevolgen en schade die de coronavaccins mogelijk veroorzaakt bij foetussen en ongeboren baby’s?
Zie antwoord vraag 17.
U bent zelf arts van origine, hoe rijmt u het vaccineren van een kwetsbare groep mensen met een experimenteel en mogelijk onveilig middel met de Eed van Hippocrates die u heeft afgelegd?
In mijn antwoorden op voorgaande vragen heb ik in voldoende mate onderbouwd waarom ik het medisch-ethisch verantwoord acht om zwangere vrouwen, vrouwen in het kraambed en vrouwen die borstvoeding geven de mogelijkheid te bieden om zich tegen COVID-19 te laten vaccineren. Hierbij wil ik nogmaals benadrukken dat vaccinatie voor zwangere vrouwen en vrouwen in het kraambed van potentieel levensreddend belang is, gezien het feit dat zij per definitie tot een risicogroep behoren.
Herinnert u zich dat op 5 juli 2022 een motie is aangenomen waarvan het dictum luidt: «(...) verzoekt de regering te bevorderen dat er structureel meer onderzoek gedaan wordt naar Long COVID, de diagnose, de biomedische oorzaak van Long COVID, de frequentie en de mogelijke behandelmethodes; verzoekt de regering de Kamer daarover binnen ongeveer een maand te informeren»?1
Ja
Bent u bekend met het feit dat het Amerikaanse volkstellingsbureau nu vragen over Long COVID in haar vragenlijsten meeneemt en dat de uitkomst is dat 16 miljoen Amerikanen in de leeftijdscategorie 18–65 vertellen dat ze Long COVID hebben en twee tot vier miljoen van deze mensen niet kunnen werken?2
Ja
Is het u bekend dat het ook in Nederland om aanzienlijke aantallen mensen moet gaan, zoals bijvoorbeeld blijkt uit het feit dat het UWV in de eerste helft van 2022 731 keuringen had met hoofddiagnose COVID en dat 62% volledig arbeidsongeschikt bleek te zijn? Bent u bekend met het feit dat dit nog waarschijnlijk nog maar het begin is, omdat iemand normaal gesproken pas twee jaar na ziek worden, gekeurd wordt voor de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA)?
Dit aantal is mij bekend. Van de mensen die met hoofddiagnose «COVID-19» werden gekeurd voor de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA) werd volgens het UWV3 8% duurzaam en volledig arbeidsongeschikt verklaard. Van de gekeurden kreeg 54% een Werkhervatting Gedeeltelijk Arbeidsgeschikten (WGA) 80–100 uitkering. Dit betekent dat op het moment van keuring sprake is van (bijna) volledig verlies van arbeidscapaciteit, maar verbetering van de belastbaarheid niet wordt uitgesloten.
Ik ben ermee bekend dat niet alle mensen die gedurende de pandemie langdurige klachten hebben ontwikkeld in dit aantal zijn meegerekend. Pas na twee jaar ziekte volgt een WIA-beoordeling.
Deze cijfers hebben betrekking op mensen die de delta-variant van COVID-19 hebben doorgemaakt. Mogelijk is er een verschil tussen de delta- en de omikron-variant wat betreft de kans op langdurige klachten. Dit is een onderwerp van onderzoek binnen het lopende LongCOVID-onderzoek van het RIVM.
Heeft u een inschatting van de omvang van Long COVID in Nederland? Zo nee, bent u bereid om daar onderzoek naar te doen?
Uit een recent onderzoek4 blijkt dat één op de acht mensen die een COVID-infectie hebben doorgemaakt aangeven langdurig klachten te ervaren. Verder onderzoekt het RIVM met het LongCOVID-onderzoek5 onder meer hoeveel mensen na corona langdurige gezondheidsklachten krijgen.
Mensen met klachten die langer dan drie maanden aanhouden kunnen terecht bij C-support voor een integrale aanpak (het medisch domein, het domein van werk en inkomen en het (psycho-)sociale domein). Inmiddels hebben circa 18.000 mensen met langdurige klachten na een COVID-infectie zich gemeld bij C-support.
Kunt u een brief over de uitvoering van deze motie binnen twee weken aan de Kamer doen toekomen en daarin ingaan op elk van de genoemde aspecten in het dictum?
Ik verwijs hiervoor naar de bijlage «Voorbereiding en bescherming – andere relevante onderwerpen die verband houden met de langetermijnaanpak van het coronavirus»6 bij de Kamerbrief langetermijnaanpak COVID-19.
Post-COVID is een belangrijk onderwerp. Veel mensen ervaren langdurig klachten na het doormaken van een COVID infectie en dit heeft grote invloed op degenen die het treft en hun omgeving. Op dit moment is er helaas nog geen pasklaar oplossing, omdat er nog veel onduidelijk is over diagnose en mogelijke behandeling van post-COVID.
Ik ben daarom blij dat er snel gestart is met onderzoek naar post-COVID en dat er op dit moment blijvend en ruime aandacht is binnen de wetenschap voor onderzoek naar alle aspecten van post-COVID. Zo lopen via ZonMw achttien studies naar het verloop van post-COVID, het mechanisme achter post-COVID, mogelijkheden voor herstel- en nazorg, en behandeling. Twaalf van deze onderzoeken zijn biomedisch van aard.
Tevens onderzoekt het RIVM met het LongCOVID-onderzoek onder meer hoeveel mensen na corona langdurige gezondheidsklachten ervaren, wat deze klachten zijn en hoe lang deze klachten aanhouden. Daarnaast doen verschillende ziekenhuizen onderzoek naar de oorzaak en mogelijke behandeling van post-COVID. Naast al dit nationale onderzoek loopt er internationaal ook zeer veel onderzoek naar alle aspecten van post-COVID.
Vanwege de veelvoud aan onderzoeken, bereiden de Nederlandse Federatie van Universitair Medische Centra (NFU), de Federatie Medisch Specialisten (FMS) en het Nederlands Huisartsen Genootschap (NHG) een overkoepelende kennisagenda voor, waarbij nationale en internationale onderzoeken op het gebied van post-COVID worden samengebracht en geanalyseerd op hun toepassing in Nederland. Hieruit zal blijken of en welk aanvullend onderzoek nodig is. Ik juich dit initiatief toe.
Ten aanzien van de vormgeving van een expertisecentrum post-COVID hebben NFU en C-support toegezegd om de komende maanden gezamenlijk uit te werken op welke wijze kennis en ervaring uit de wetenschap, onderzoek en praktijk op het gebied van post-COVID structureel bijeengebracht kunnen worden om binnen afzienbare termijn toepassing te krijgen in praktijk.
Kunt u vooral ingaan op het biomedische onderzoek dat in Nederland gedaan wordt, de wijze waarop dat nu gefinancierd wordt en de wijze waarop u gaat bevorderen dat dat structureel en grondig gaat gebeuren?
Zoals hierboven beschreven financiert het Ministerie van VWS via ZonMw onderzoek naar de diagnostiek, behandeling en organisatie van post-COVID. Op dit moment worden achttien onderzoeken gedaan, waarvan twaalf onderzoeken biomedische van aard zijn.
Biomedisch onderzoek is een belangrijk onderdeel van de kennisagenda die de NFU, de FMS en het NHG voorbereiden. Uit deze kennisagenda zal blijken of er hiaten zijn waarvoor aanvullend onderzoek nodig is.
WOB-documenten met betrekking tot uitgaven in het kader van de coronapandemie |
|
Wybren van Haga (BVNL) |
|
Kuipers |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van de recent openbaar gemaakte WOB-verzoeken met betrekking tot de grote uitgaven van het Rijk in verband met de coronapandemie?1
Ja. De fragmenten van Wob-documenten die in het artikel worden getoond zijn afkomstig uit de deelbesluiten aangaande de Inclusieve Vaccin Alliantie (periode maart-augustus 2020)2 en scenario’s en maatregelen (periode augustus 2020)3. De volledige documenten zijn via WOBCovid19.rijksoverheid.nl te raadplegen.
Kunt u uitleggen hoe het mogelijk is dat er honderden miljoenen zijn uitgegeven in het kader van de coronapandemie, terwijl niemand op uw departement echt lijkt te weten waar deze gelden precies naartoe zijn gegaan en aan besteed zijn?
Ik ben als Minister verantwoordelijk voor de uitgaven van het Ministerie van VWS. Over de uitgaven aan de bestrijding van de COVID-19-pandemie en de doelstellingen hiervan is de Kamer, conform de reguliere begrotingssystematiek, regelmatig geïnformeerd. Investeringen en donaties ten behoeve van de wereldwijde aanpak van de pandemie maken hier onderdeel van uit. Het Ministerie van VWS werkt hierin nauw samen met het Ministerie van Buitenlandse Zaken.
Door de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking is de Kamer regelmatig geïnformeerd over de uitgaven in het kader van de wereldwijde aanpak van COVID-19, onder meer in de Kamerbrieven van 14 april 20204, 10 juli 20205, 6 december 20216 en 1 maart jl.7 De inzet van Official Development Assistance-middelen (ODA) voor de wereldwijde bestrijding van COVID-19 is gedocumenteerd en in verslagen vastgelegd via de reguliere middelen voor monitoren en evalueren. Hierover is middels de gangbare wegen aan de Kamer gerapporteerd, bijvoorbeeld in de jaarverslagen Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking. Daarnaast zijn deze documenten inzichtelijk gemaakt op de website www.nlontwikkelingssamenwerking.nl.
Wie waren er direct verantwoordelijk voor het uitgeven van de gelden en zijn er afspraken gemaakt met de ontvangende partijen over doelstellingen, tijdslijnen, betrokkenen, verslaglegging, etc.? Zo ja, kunnen die afspraken inzichtelijk en openbaar worden gemaakt voor de Tweede Kamer? Zo nee, waarom zijn deze afspraken niet gemaakt?
Zie antwoord vraag 2.
Kunt u inzichtelijk maken op welke manier de Nederlandse bevolking direct geprofiteerd heeft van de uitgave van deze grote sommen gemeenschapsgeld? Graag een uitgebreide uiteenzetting van welke doelen door deze investeringen voor Nederland zijn bereikt. Welke concrete resultaten zijn bereikt? Zo nee, waarom weet u niet wat de investeringen hebben opgeleverd?
Pandemieën zijn per definitie grensoverschrijdend en vergen een internationale aanpak. Zo kunnen vaccins, therapieën en behandelwijzen beter in internationaal verband ontwikkeld worden dan dat ieder land zijn eigen vaccins, therapieën en behandelwijzen ontwikkelt. Dit laatste zou een inefficiënte besteding van middelen zijn. Daarnaast is het voor het bestrijden van de pandemie, en dus ook voor de gezondheid van Nederlandse burgers, noodzakelijk dat het virus overal ter wereld effectief wordt aangepakt. Zolang het virus nog vrij rond kan gaan, kunnen er namelijk nieuwe mutaties optreden die besmettelijker zijn of waartegen de huidige vaccins minder goed beschermen. Alleen als vaccins en behandelingen wereldwijd beschikbaar zijn, waaronder in lage- en middeninkomenslanden, kan de pandemie (in Nederland) worden ingedamd.
Waarom heeft Nederland, op Duitsland na, de grootste financiële bijdrage geleverd aan onderzoek en innovatie voor COVID-19 aan de Europese Commissie? Waar is dit geld precies naartoe gegaan? Welk onderzoek is hiermee gefinancierd en wat zijn de uitkomsten van dit onderzoek?
De Europese Commissie is geen onderzoeksinstelling en er is dan ook geen geld direct naar de Europese Commissie gegaan specifiek voor onderzoek en innovatie voor COVID-19, zoals in de vraagstelling wordt beweerd. In algemene zin vind ik het verstandig om te investeren in onderzoek en innovatie, zoals het kabinet heeft gedaan in het kader van de COVID-19-pandemie. Dit leidt tot inzicht in hoe het virus beter te bestrijden is en hoe behandelwijzen ingezet kunnen worden bij patiënten.
Is de verantwoording voor de honderden miljoenen die door Nederland aan verschillende organisaties gedoneerd zijn ergens inzichtelijk gemaakt? Zo ja, kunt u de Tweede Kamer deze verantwoording doen toekomen? Zo nee, waarom is dit niet gebeurd en kan dit alsnog vastgelegd en openbaar gemaakt worden?
Zie mijn antwoord op vragen 2 en 3.
Hoe verhoudt zich het bedrag dat door het Rijk is uitgegeven voor de coronapandemie tot de financiële schade die Nederland geleden heeft door de coronamaatregelen en het coronabeleid? Bent u van mening dat de uitgaven in dat opzicht gerechtvaardigd zijn geweest? Zo ja, hoe dan? Graag een uitgebreide analyse.
De COVID-19-pandemie was een ongekende periode met veel onbekendheden die vroeg om snel handelen. Bij het nemen van maatregelen in de strijd tegen COVID-19 zijn verschillende belangen – waaronder ook financiële en economische belangen – meegewogen. De genomen maatregelen zijn aan de Kamer voorgelegd en kenden draagvlak in de Kamer. Daarbij is, door middel van bijvoorbeeld de omvangrijke steunpakketten, de economische schade beperkt gebleven, zo blijkt ook uit onderzoek van het Centraal Planbureau (CPB)8. In de besluitvorming is steeds toegezien op een zo doelmatig mogelijke besteding van benodigde middelen uit het generale Rijksbrede beeld. Ik ben daarom van mening dat deze uitgaven gerechtvaardigd zijn geweest.
De coronamaatregelen hebben tenminste 320.000 gezonde levensjaren gekost en op dit moment kampen wij met aanhoudende oversterfte, waarvan wij niet weten of de coronavaccins, waaraan Nederland aanzienlijke bedragen heeft uitgegeven, daarbij een rol spelen, kunt u reflecteren op deze enorme uitgaven aan farmaceuten in het licht van de huidige kennis over de gebrekkige werking van deze vaccins en de vermoedens van (ernstige) schade en sterfte veroorzaakt door deze vaccins?
In de antwoorden op schriftelijke vragen van 5 juli9, 6 juli10, 25 juli11 en 25 augustus jl.12 van het lid Van Haga (Groep Van Haga) ben ik meermaals uitgebreid ingegaan op de effectiviteit en veiligheid van de in Nederland ingezette COVID-19-vaccins. Er is brede wetenschappelijke consensus over de effectiviteit van deze vaccins in het voorkomen van ernstige ziekte en sterfte door COVID-19 en de geringe kans op ernstige bijwerkingen na vaccinatie. Voor de aankoop en inzet van COVID-19-vaccins is in de Kamer altijd breed draagvlak geweest. Ik vind de uitgaven die zijn gedaan voor de aankoop van COVID-19-vaccins dan ook gerechtvaardigd.
Bent u zich ervan bewust dat de exorbitante bedragen die aan de coronapandemie zijn uitgegeven ervoor hebben gezorgd dat het Rijk op dit moment geen financieel vlees meer op botten heeft? Zo ja, hoe reflecteert u op het feit dat vele economen en andere financiële experts hiervoor al waarschuwden aan het begin van de coronacrisis?
Zie het antwoord op vraag 7. In de besluitvorming is steeds toegezien op een zo doelmatig mogelijke besteding van benodigde middelen uit het generale Rijksbrede beeld. Ik deel de mening dat de huidige economische situatie het gevolg is van onzorgvuldig financieel beleid ten tijde van de coronacrisis dan ook niet.
Nederland kampt op dit moment met een grote koopkrachtcrisis en een naderende recessie, hoe reflecteert u daarop in het licht van de gigantische uitgaven die gedaan zijn voor de coronapandemie? Bent u het ermee eens dat het kabinet door onzorgvuldig financieel beleid in coronatijd nu moet verzaken de Nederlandse burgers door deze economische crisis heen te slepen? Zo nee, graag een uitgebreide uiteenzetting van de rechtvaardiging van deze financiële keuzes.
Zie antwoord vraag 9.
Kunt u verklaren waarom er zoveel geld is weggevloeid naar buitenlands beleid voor bestrijding van de coronapandemie, maar er voor Nederland zelf geen geld was voor het structureel ophogen van de zorgcapaciteit, wat voor ons land het grootste probleem vormde? Waarom is er niet voor gekozen prioriteit te leggen bij onze eigen, al jaren noodlijdende zorg?
Pandemieën zijn per definitie grensoverschrijdend en vergen een internationale aanpak. Nederland heeft daarom weloverwogen geïnvesteerd in internationale samenwerking voor de bestrijding van de COVID-19-pandemie, zoals ik ook in mijn antwoord op vraag 4 heb toegelicht.
Het kabinet zet daarnaast volop in op het optimaliseren van de zorgcapaciteit. Zo is met de subsidieregeling IC-opschaling (2020–2022) € 450 miljoen beschikbaar gesteld om de uitbreiding van IC-bedden mogelijk te maken, in aanvulling op de financiering van de reeds beschikbare IC-bedden die door zorgverzekeraars wordt vergoed. Het budget is beschikbaar gesteld voor verbouwingskosten, kosten voor de medische inventaris, het opbouwen van de crisisvoorraad geneesmiddelen, opleidingskosten en de kosten voor extra inzet van zorgverleners. Over de financiering van een basiscapaciteit van 1.150 IC-bedden vanaf 2023 maken zorgverzekeraars en ziekenhuizen via reguliere contractering afspraken. In het Integraal Zorgakkoord (IZA) is afgesproken dat het MSZ-kader vanaf 2023 wordt opgehoogd, onder meer om eventuele meerkosten van IC-opschaling tot 1.150 bedden te bekostigen. Het tekort aan flexibel in te zetten zorgpersoneel vormde afgelopen jaren het grote knelpunt in de benutting van de beschikbare IC-capaciteit. De stijgende zorgvraag in combinatie met de brede arbeidsmarktkrapte maakt het niet realistisch om in te zetten op het vergroten van het aantal zorgmedewerkers. De komende tijd zal daarom ten behoeve van de flexibele opschaling ingezet worden op het optimaal benutten van sociale en technologische innovatie en het flexibel opleiden van medewerkers zodat brede inzetbaarheid wordt geborgd. Een en ander is ook expliciet onderdeel van het programmaplan Toekomstbestendige Arbeidsmarkt Zorg en Welzijn (TAZ) dat door de Minister voor Langdurige Zorg en Sport op 30 september jl.13 aan de Kamer is gestuurd. Op grond van het voorgaande investeert het kabinet € 20 miljoen om meer instroom in de opleidingen Basis Acute Zorg in de tweede helft van 2022 mogelijk te maken.
Weet u hoeveel eventuele winst de organisaties waaraan Nederlands geld is gedoneerd gemaakt hebben dankzij de gelden die zij van het Rijk hebben ontvangen? Zo ja, kunt u dit inzichtelijk en openbaar maken voor de Tweede Kamer?
Nederland heeft alleen donaties gedaan aan organisaties zonder winstoogmerk.
Hartschade bij jonge jongens na coronavaccinatie |
|
Wybren van Haga (BVNL) |
|
Kuipers |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van de studie «Cardiovascular Manifestation of the BNT162b2 mRNA COVID-19 Vaccine in Adolescents»?1
Ja, ik heb kennisgenomen van deze studie.
Wat vindt u van de bevindingen in deze studie, die laten zien dat 3,5 procent van de gevaccineerde jongens in dit onderzoek last kreeg van hartschade na Pfizer mRNA-vaccinatie? Hoe reflecteert u op het feit dat dit een aanzienlijk hoger percentage is dan de tot nu toe bekende frequentie van hartschade na coronavaccinatie bij jongens en jonge mannen?
Het percentage van 3,5% wordt niet in het artikel genoemd. Door de meldingen bij Lareb en de aanvullende wetenschappelijke onderzoeken naar bijwerkingen zoals myocarditis en pericarditis die zijn gedaan, weten we dat er een zeer kleine kans op myocarditis en pericarditis na vaccinatie met een mRNA-vaccin bestaat. Verschillen tussen dit onderzoek en andere onderzoeken kunnen komen door verschillen in de opzet van een onderzoek of de populatie waarin het onderzoek verricht is, zoals ook de auteurs van het door u aangehaalde onderzoek vermelden.
Deelt u de mening dat, aangezien uit eerdere medische publicaties ook al is gebleken dat hartschade relatief vaak voorkomt na inenting met een mRNA coronavaccin, inmiddels duidelijk is dat deze vaccinaties, zeker bij jonge mensen, dus niet zo veilig zijn als lange tijd werd beweerd? Zo nee, waarom niet? Kunt u een uitgebreide analyse geven?2
Ik ben mij bewust van het zeer kleine risico op myocarditis en pericarditis, zoals ik ook in het antwoord op vraag 2 heb genoemd. Myocarditis en pericarditis zijn dan ook opgenomen als mogelijke zeer zeldzame bijwerkingen in de bijsluiters van de COVID-19-vaccins. Echter is het nog steeds zo dat de kans op deze aandoeningen aanzienlijk hoger is bij een infectie met SARS-CoV-2 in vergelijking tot een vaccinatie met een mRNA-vaccin. Dit wordt ook onderschreven door de auteurs van het door u aangedragen artikel. Bijwerkingencentrum Lareb stelt dat het risico op myocarditis na een SARS-CoV-2-infectie 19 keer groter is dan na coronavaccinatie. Voor pericarditis is het risico 5 keer groter na een infectie dan na een vaccinatie. Het risico op myocarditis voor mannen tussen de 12 en 17 jaar is 6 keer groter na een infectie dan na een vaccinatie. Het gezondheidsvoordeel van een vaccinatie weegt daarom zwaarder dan het risico op eventuele bijwerkingen na de vaccinatie. Er is brede wetenschappelijke consensus over de veiligheid en effectiviteit van de COVID-19-vaccins, ook bij jonge mensen. Ik zie op dit moment geen aanleiding om hieraan te twijfelen.
Zijn deze recente studie en de conclusies daaruit reden voor u om ook in Nederland onderzoek te gaan doen naar hartschade bij jongeren na coronavaccinatie? Zo ja, wie gaat dit onderzoek uitvoeren en wanneer start dit? Worden de methodieken en de data toegankelijk en openbaar gemaakt voor onafhankelijke wetenschappers? Zo nee, waarom wordt dit niet in Nederland onderzocht?
De onderzoekers concluderen in het artikel dat het bij jonge mensen van belang is alert te zijn op bijwerkingen aan het hart na een vaccinatie met een mRNA-vaccin. In Nederland wordt hier bij alle doelgroepen al veel aandacht aan besteed. Ik hecht veel waarde aan de zorgvuldige monitoring van eventuele bijwerkingen en ik vertrouw daarbij op de deskundigheid van Lareb en het College ter Beoordeling van Geneesmiddelen (CBG).
Zoals ik in reactie op uw motie van 24 mei jl.3 in de Verzamelbrief van 4 juli jl.4 ook heb toegelicht, zijn zorgverleners volgens de Geneesmiddelenwet (artikel 78:3) verplicht om bij Lareb melding te maken van ernstige vermoedelijke bijwerkingen. Ook kunnen mensen zelf vermoedelijke bijwerkingen melden bij Lareb. Niet alle gemelde vermoedens van bijwerkingen zijn ook daadwerkelijk bijwerkingen die door vaccinatie worden veroorzaakt. Wanneer een nieuwe bijwerking wordt gevonden, of nieuwe kennis van bestaande bijwerkingen wordt opgedaan, wordt dit door Lareb onderzocht en de bevindingen worden gedeeld met het CBG. Zij bekijken of het inderdaad gaat om een bijwerking en delen de bevindingen met de EudraVigilance-databank van het Europees Geneesmiddelenbureau (EMA) en vanuit daar met VigiBase, de databank van de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO). Deze databanken maken het mogelijk om internationaal informatie over bijwerkingen uit te wisselen. Ze zijn voor iedereen toegankelijk en worden door zorgverleners en medische instanties uit de hele wereld geraadpleegd om bijwerkingen in een vroeg stadium te signaleren. Op dit moment zie ik er daarom geen reden toe nieuwe onderzoeken te starten.
Weet u hoeveel jongeren in Nederland hartschade hebben opgelopen na coronavaccinatie? Zo ja, hoeveel zijn dat er, welke vaccins hebben deze personen gekregen en na hoeveel tijd/doses traden de klachten op? Zo nee, waarom zijn hierover geen cijfers bekend?
Bij jongeren tot 20 jaar zijn in Nederland tot nu toe bijna 2,1 miljoen vaccinaties in totaal gezet. Bijwerkingencentrum Lareb heeft tot 1 september jl. 14 meldingen van myocarditis en 12 meldingen van pericarditis ontvangen bij jongeren tot 20 jaar. Bij 15 van de meldingen trad de vermoedelijke bijwerking binnen 5 dagen op, bij 2 meldingen trad de vermoedelijke bijwerking tussen de 5 en 13 dagen op en bij 9 meldingen trad de vermoedelijke bijwerking langer dan 14 dagen na de vaccinatie op.
Weet u wat de lange termijngevolgen zijn van dergelijke hartschade? Wordt hier, aangezien de coronavaccins pas korte tijd worden gebruikt, onderzoek naar gedaan? Worden gediagnosticeerde gevallen in Nederland de komende jaren gevolgd en gemonitord in het kader van onderzoek naar en effecten en verbetering van de coronavaccins Zo nee, waarom niet?
De meeste mensen bij wie myocarditis of pericarditis optreedt na vaccinatie herstellen binnen enkele dagen tot weken na behandeling en houden hier geen blijvende schade aan over. Meldingen van (vermoedelijke) bijwerkingen van COVID-19-vaccinatie worden gemonitord door Bijwerkingencentrum Lareb, het CBG en het EMA. In de antwoorden op de door u gestelde schriftelijke vragen van 5 juli5, 6 juli6 en 25 juli jl.7 ben ik uitgebreid ingegaan op de zorgvuldige wijze waarop zij dit doen. Ik zie dan ook geen reden om hierin aanpassingen te maken of aanvullend onderzoek te doen.
Vindt u het in het licht van deze recente onderzoeksdata nog verantwoord dat op dit moment (jonge) kinderen in Nederland opnieuw uitnodigingen ontvangen voor het halen van een (herhaal)coronavaccinatie? Zo ja, waarom? Is het niet beter om het vaccinatieprogramma voor kinderen en jongeren voorlopig stop te zetten, temeer daar zij van het coronavirus nauwelijks iets te vrezen hebben en het risico op complicaties na vaccinatie weleens groter zou kunnen zijn dan complicaties na natuurlijke infectie?
Ik vind het nog steeds verantwoord om de eerder vastgelegde vaccinatiestrategie uit te voeren. Zoals ik in het antwoord op vraag 3 heb toegelicht, wegen de voordelen van een vaccinatie nog steeds op tegen het zeer kleine risico op ernstige bijwerkingen, omdat de kans op complicaties na een infectie groter is dan de kans op complicaties na een vaccinatie.
Deelt u de mening dat, aangezien het grootste deel van de jeugd in Nederland inmiddels is blootgesteld aan het coronavirus en daardoor veelal al een infectie op natuurlijke manier heeft doorlopen, zij dus al immuniteit hebben opgebouwd, waardoor een coronavaccinatie sowieso overbodig is? Zo nee, waarom niet, aangezien uit onderzoek ook blijkt dat natuurlijke afweer beter is dan afweer door vaccinatie?3
Ik deel de mening dat een COVID-19-vaccinatie na infectie overbodig is niet. Over het algemeen zien we bij zowel vaccinaties als doorgemaakte infecties na verloop van tijd een afname van bescherming tegen een SARS-CoV-2-infectie (bij alle varianten). Dit geldt ook voor jongeren. Ook mensen die een infectie met een eerdere variant hebben doorgemaakt kunnen opnieuw besmet raken met een nieuwe variant en daar mogelijk ernstig ziek van worden. Vaccinatie is dus belangrijk om de bescherming op peil te houden. Zoals ik ook in reactie op uw schriftelijke vragen van 26 juli jl.9 heb toegelicht, is uit recent onderzoek van het RIVM10 gebleken dat personen die een infectie hebben doorgemaakt én een vaccinatie hebben gehaald beter beschermd zijn tegen een SARS-CoV-2-infectie in vergelijking met personen die alleen een infectie hebben doorgemaakt of alleen een vaccinatie hebben gekregen.
Bent u voornemens kinderen, jongeren en ouders actief te informeren over de recente bevindingen omtrent hartschade na coronavaccinatie? Zo ja, hoe gaat u dat doen? Zo nee, waarom niet en vindt u niet dat mensen recht hebben op volledige informed consent voor zij zich laten vaccineren?
Via verschillende (online) kanalen kunnen ouders, kinderen en jongeren informatie vinden over de COVID-19-vaccins. Hiertoe zijn ook speciale informatiematerialen voor kinderen en jongeren in begrijpelijke taal ontwikkeld. De informatiematerialen zijn onder andere te vinden op de websites van de rijksoverheid, Lareb, het RIVM en het CBG. Er wordt daarin ook aandacht besteed aan de risico’s op eventuele bijwerkingen, waaronder de kleine kans op meer ernstige bijwerkingen zoals myocarditis en pericarditis. Algemene informatie over bijwerkingen is daarnaast te vinden in de bijsluiters van de vaccins. Deze zijn online te vinden op de website van het CBG.
Mocht in de toekomst duidelijk worden dat de coronavaccinaties inderdaad op grote schaal hartschade hebben toegebracht aan kinderen en jongeren, komt er daarvoor dan vanuit het Rijk een compensatie voor de getroffenen?
COVID-19-vaccins mogen in de EU alleen worden gebruikt als ze voldoen aan alle eisen van kwaliteit, veiligheid en werkzaamheid die zijn vastgelegd in de Europese wetgeving. Zoals ik in het antwoord op vraag 4 heb toegelicht ziet het EMA hierop toe. Op basis van de wetenschappelijke beoordeling door het EMA krijgt de producent een vergunning om het vaccin in de EU op de markt te brengen. In Nederland wordt het vaccin vervolgens geregistreerd bij het CBG. Voorafgaand aan vergunningverlening en registratie zijn de werkzaamheid en veiligheid van het vaccin derhalve uitgebreid beoordeeld in klinische studies. Mocht onverhoopt duidelijk worden dat, na grondige beoordeling, een duidelijk (causaal) verband bestaat tussen enig gebrek van het vaccin en de betreffende bijwerking dan zal moeten worden onderzocht of de producent van het vaccin in dit kader een toerekenbaar verwijt kan worden gemaakt. Als dat zo is, dan kan de producent onder omstandigheden worden aangesproken voor de gevolgen van daaruit voortvloeiende bijwerkingen. In die situatie kan de overheid onder specifieke en strikte voorwaarden de aansprakelijkheid overnemen van de producent. Deze voorwaarden zijn geregeld in de aankoopcontracten van de vaccins tussen de overheid en de producenten. Mocht iemand ervoor kiezen de overheid hiervoor aansprakelijk te stellen dan zal aan de hand van de geldende wettelijke criteria per individueel geval beoordeeld worden of de overheid aansprakelijk kan worden geacht.
Waarom is de Kamer niet actief ingelicht over dit onderzoek? Bent u niet van mening dat dergelijke informatie van belang is voor de beleidsvoering op het gebied van de volksgezondheid en de controlerende taak van de Kamer op dat beleid?
Wereldwijd wordt er ontzettend veel onderzoek gedaan naar COVID-19 en aan COVID-19 gerelateerde onderwerpen. Het is onmogelijk om de Kamer actief te informeren over ieder onderzoek. De huidige vaccinatiestrategie is tot stand gekomen op basis van de wetenschappelijke adviezen van o.a. de Gezondheidsraad. De raad maakt voor zijn adviezen steeds gebruik van de meest recente (internationale) wetenschappelijke inzichten. Daarnaast wegen experts van onder andere het RIVM, Lareb en CBG regelmatig relevante onderzoeken en informeren mij op het moment dat daar voldoende aanleiding toe is. Uiteraard informeer ik de Kamer hier dan ook over.
Gaat u dit najaar opnieuw ongevaccineerde jongeren uitsluiten van publieke plaatsen, ondanks het feit dat inmiddels wijdverspreid bekend is dat er geen medische rechtvaardiging is voor (indirecte) dwang en/of drang bij jongeren om zich te laten vaccineren? Zo ja, hoe rechtvaardigt u dit? Kunt u een uitgebreide uitleg geven?
Het kabinet hoopt dat de inzet van ingrijpende interventiemaatregelen, zoals het coronatoegangsbewijs (CTB), niet meer nodig zal zijn. Echter, een aantal sectoren die de afgelopen twee jaar zwaar getroffen zijn door het coronavirus geeft aan dat het CTB een wenselijke – en in een aantal gevallen zelfs de enige werkbare – maatregel is om renderend open te kunnen blijven tijdens een zware opleving van het virus. Voor onder andere de culturele sectoren, de evenementensector en veel recreatieve sectoren leidt een afstandsnorm tot ingrijpend capaciteitsverlies met de facto sluiting als gevolg. Deze sectoren willen het CTB als instrument in kunnen zetten in het geval dat er bij een opleving van het virus zwaardere interventiemaatregelen nodig zijn. Daarom hebben deze sectoren het CTB in de vorm van 3G of 1G (Testen voor Toegang) opgenomen in hun sectorplan. Bij beide vormen geldt dat mensen die ervoor kiezen zich niet te laten vaccineren een geldig CTB kunnen krijgen met een negatieve testuitslag. Een alternatief voor vaccinatie is bij deze toepassingen van het CTB dus altijd mogelijk.
Het kabinet begrijpt deze wens vanuit de sectoren, aangezien het alternatief bij een zware opleving voor deze sectoren zeer ingrijpend is. Tegelijkertijd bestaat op dit moment geen wettelijke grondslag voor de inzet van het CTB en heeft zowel de Tweede als de Eerste Kamer bedenkingen geuit bij de mogelijke inzet van een CTB in de toekomst. Het kabinet heeft om deze reden het CTB niet meegenomen in de eerste tranche van de wijziging van de Wet publieke gezondheid (Wpg), maar ziet ook dat het op voorhand uitsluiten van maatregelen bij een mogelijke opleving in de toekomst de mogelijke interventiemaatregelen beperkt, waardoor ingrijpendere maatregelen sneller in beeld komen. Hiertoe valt een wetsvoorstel te overwegen ter ondersteuning van de sectorplannen, waaronder onder voorwaarden de inzet van een CTB, mits daarvoor in de Kamer draagvlak is. Wij gaan hierover graag met de Kamer in gesprek.
De schadelijke gevolgen van eroderende windturbines voor gezondheid en economie |
|
Wybren van Haga (BVNL) |
|
Kuipers , Rob Jetten (minister zonder portefeuille economische zaken) (D66) |
|
![]() |
Bent u zich ervan bewust dat de wieken van windturbines bestaan uit glasvezel die met epoxy worden geïmpregneerd? Zo ja, weet u dan ook dat epoxy circa 30–40% Bisfenol A (BPA) bevat en bent u zich ervan bewust dat dit een zeer schadelijke stof is?
Het klopt dat er bij de productie van de bladen van windturbines een epoxy wordt gebruikt. Een component voor het maken van deze epoxy is inderdaad Bisfenol A (BPA). BPA wordt echter vrijwel volledig omgezet tijdens het chemische proces dat plaatsvindt. In het eindproduct kan een kleine hoeveelheid niet-omgezette BPA aanwezig blijven. Deze overgebleven hoeveelheid BPA verschilt per product, maar ligt in de ordegrootte van 0,001 tot 0,01%. Dit is beduidend lager dan de 30–40% BPA die in de vraag wordt genoemd.
Er is Europese wet- en regelgeving (REACH-verordening) voor het gebruik van BPA in producten. Dit is de laatste jaren ingesteld en wordt de komende jaren nog verder aangescherpt. Deze wet- en regelgeving moet ervoor zorgen ervoor dat mensen niet worden blootgesteld aan schadelijke hoeveelheden. BPA wordt namelijk niet alleen gebruikt in windturbines, maar ook in tal van andere producten zoals bijvoorbeeld plastics die worden toegepast in bijvoorbeeld bouwmaterialen, elektronica, plastic flessen, (voedsel) verpakkingsmateriaal, implantaten, infuusapparatuur en speelgoed. Daarnaast wordt BPA onder meer gebruikt in bepaalde tandheelkundige materialen, in inkt, in thermisch papier waaronder kassabonnen en dus als basis voor epoxy-verven en -lijmen. Daarnaast is het correct dat bisfenol A tot de zeer zorgwekkende stoffen (ZZS) wordt gerekend vanwege hormoonverstorende eigenschappen en schadelijkheid voor het immuunsysteem.
Heeft u kennisgenomen van de Noorse studie «Leading Edge erosion and pollution from wind turbine blades», uit 2021?1
Ja.
Bent u zich ervan bewust dat de wieken van windturbines zeer slijtagegevoelig zijn, waarbij hevige erosie optreedt en er daardoor aanzienlijke hoeveelheden BPA in het milieu (bijvoorbeeld in het (drink)water) terechtkomen?
Het is bekend dat de bladen van windturbines slijten tijdens het gebruik. De (hoeveelheden van) stoffen die hierbij in het milieu terechtkomen zijn op dit moment nog niet exact bekend. Op dit moment doet het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) hier onderzoek naar in de quickscan «Inzicht in emissies van stoffen bij de winning van energie met windturbines op land» (hierna quickscan). Dit betreft een verkennend onderzoek waarbij de gebruikte materialen, mogelijke emissies, een eerste inschatting van mogelijke risico’s en aanleidingen voor vervolgonderzoek in kaart worden gebracht. De resultaten hiervan worden in het eerste kwartaal van 2023 verwacht.
Bent u ervan op de hoogte dat BPA in verband gebracht wordt met verstoring van de hormoonhuishouding en ernstige gezondheidsproblemen zoals kanker, obesitas en voortplantingsstoornissen? Zo ja, waarom is het gebruik hiervan dan nog altijd toegestaan bij het maken van windturbines?
Ik ben ervan op de hoogte dat BPA in verband wordt gebracht met de verstoring van de hormoonhuishouding van mens en milieu en een ZZS is. Om deze reden is de stof ook in de Europese REACH-verordening opgenomen als zeer zorgwekkende stof voor autorisatie (SVHC). De overgebleven hoeveelheid BPA verschilt per product, maar ligt in de ordegrootte van 0,001 tot 0,01% (zie antwoord vraag 1).
Bent u ervan op de hoogte dat het neerslaan van BPA op/in water de kwaliteit van water ernstig aantast? Zo ja, kunnen wij dan dus concluderen dat veel water in Nederland ernstig verontreinigd is?
De kwaliteit van het oppervlakte-, grond- en drinkwater wordt in Nederland uitgebreid gecontroleerd op chemische verontreinigingen. Er zijn geen aanwijzingen dat de stof BPA een bedreiging vormt voor de kwaliteit hiervan.
Heeft u inzicht in welke gevolgen de vervuiling van het (drink)water heeft op de volksgezondheid? Zo ja, kunt u openbaar maken wat deze gevolgen zijn? Hoeveel mensen ondervinden hier schade van en wat houdt deze schade in? Zo nee, waarom zijn hierover geen gegevens beschikbaar?
Zie antwoord vraag 5.
Heeft u inzicht in de hoeveelheid BPA die in het milieu terechtkomt door erosie van windturbines? Zo nee, waarom niet en gaat u daar onderzoek naar doen?
Op dit moment wordt hier onderzoek naar gedaan door het RIVM in de quickscan.
Hoeveel windturbines staan er in totaal in Nederland?
In Nederland staan op dit moment 2679 windturbines op land (waarvan 138 in het IJsselmeer) en 462 op zee. Dit is gebaseerd op beschikbare data van Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO). Daarnaast is op dit moment een windpark in aanbouw. Van de 160 zijn er nu ongeveer 60 inmiddels gebouwd.
Kunt u aangeven na welk aantal jaren er gemiddeld erosie optreedt aan windturbines op zee en op land?
Erosie is een continu proces en begint dus nagenoeg gelijk na plaatsing van de windturbines. Wel neemt de mate van erosie exponentieel toe in de tijd. De locatie heeft een sterke invloed op erosie. Zo hebben op zee geplaatste windturbines meer slijtage dan op land geplaatste windturbines, omdat de (weers)omstandigheden op zee extremer zijn.
Wordt er regelmatig gecontroleerd of erosie niet eerder dan verwacht voorkomt?
Erosie is een continu proces en begint nagenoeg gelijk na plaatsing van de windturbines. Het is niet bekend hoe vaak er op (de mate van) erosie bij windturbinebladen gecontroleerd wordt. Dit kan verschillen per windmolenpark. Exploitanten hiervan controleren en onderhouden deze parken zelf.
Bent u bekend met voorbeelden waarbij er veel eerder erosie waar te nemen is dan de verwachting was? Zo ja, kunt u aangeven wat de gevolgen hiervan waren?
Nee.
Wordt er onderzoek gedaan naar de potentiële gezondheidsschade die de BPA die in het milieu terechtkomt veroorzaakt? Zo ja, hoe is dit onderzoek gedaan en kunt u de bevindingen van dit onderzoek met ons delen? Zo nee, waarom niet en kan dit in kaart gebracht worden?
Momenteel wacht ik de resultaten af van de quickscan van het RIVM. Naar aanleiding hiervan kan besloten worden of vervolgonderzoek en/of verdere stappen noodzakelijk zijn.
Waarom wordt er nog steeds gekozen voor het bouwen van nieuwe windturbines in Nederland, als deze zoveel schadelijke stoffen uitstoten?
Windturbines dragen bij aan de transitie naar een duurzaam energiesysteem en zijn onmisbaar in de huidige en toekomstige energiemix. Op dit moment doet het RIVM onderzoek naar schadelijke stoffen die mogelijk vrijkomen bij de productie van energie met windturbines op land in de quickscan. Volgens een onderzoek van het RIVM is de transitie naar hernieuwbare bronnen beter voor de gezondheid en veiligheid in Nederland dan het gebruik blijven maken van fossiele brandstoffen2.
Hoe rijmt u de klimaatlobby die actief pleit voor het inzetten van windturbines bij de energietransitie, met de milieuvervuilende en daarmee volksgezondheidschadende gevolgen van de erosie van deze windturbines?
Zie antwoord vraag 13.
De Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) heeft in 2012 al gewaarschuwd voor de schadelijke gevolgen van BPA voor de volksgezondheid, waarom heeft dat niet geleid tot uitgebreid onderzoek naar deze stof in windturbines? Waarom is de Tweede Kamer niet attent gemaakt op deze waarschuwing? Zijn artsen in Nederland actief attent gemaakt op deze waarschuwing, zodat zij hiermee rekening kunnen houden in hun diagnostiek bij een patiënt?
De Tweede Kamer is herhaaldelijk geïnformeerd over de risico’s van BPA en stoffen die erop lijken (Kamerstuk 32 793, nr. 370; Kamerstuk 32 793, nr. 296; Kamerstuk 32 793, nr. 208). Ook is er publieksinformatie beschikbaar over de risico’s van BPA via de website www.waarzitwatin.nl, een website gemaakt door VeiligheidNL en het RIVM. Daarnaast wordt BPA zoals eerder aangegeven bij de beantwoording onder vraag 1 ook toegepast in tal van andere producten.
Het gebruik van BPA is nader gereguleerd via de REACH-verordening voor het gebruik van BPA in producten. Het gaat dan met name om producten die bedoeld zijn voor baby’s en peuters. Dit is de laatste jaren ingesteld en wordt de komende jaren nog aangescherpt.
De richtlijnen voor diagnostiek worden door artsen(verenigingen) zelf opgesteld, op basis van de beschikbare wetenschappelijke kennis. Ook WHO-publicaties en de daaraan ten grondslag liggende onderzoeken kunnen daarbij gebruikt worden. De rijksoverheid heeft daar verder geen rol in. Het is voor artsen niet goed mogelijk om bij individuele gezondheidsklachten een directe link te leggen met BPA.
Hebben artsen en andere gezondheidsprofessionals al eerder aan de bel getrokken over de mogelijke gezondheidsschade door eroderende windturbines? Zo ja, wat is er gebeurd met deze meldingen en is de Tweede Kamer hierover geïnformeerd? Zo nee, waarom niet?
Het Ministerie van EZK is met verschillende gezondheidsprofessionals in gesprek geweest over de signalen die zij hebben afgegeven over eroderende windturbines. Naar aanleiding van deze gesprekken is bij het RIVM de quickscan uitgezet om in kaart te brengen welke (schadelijke) stoffen vrij komen. De Kamer wordt geïnformeerd zodra de quickscan is afgerond over welke vervolgonderzoeken en/of stappen noodzakelijk worden geacht.
Kunt u in kaart brengen hoeveel de gezondheidsschade die wordt veroorzaakt door eroderende windturbines de samenleving kost?
Ik wacht de quickscan naar het vrijkomen van (schadelijke) stoffen bij eroderende windturbines af. Naar aanleiding hiervan kan besloten worden of verder onderzoek en/of stappen noodzakelijk worden geacht.
Als de erosie van windturbines inderdaad leidt tot zoveel vervuilende en schadelijke stoffen in het milieu, kunnen wij daaruit dan concluderen dat de energietransitie en de klimaatlobby de afgelopen jaren hebben geleid tot een toename van zorgkosten en druk op de zorg? Wat gaat u eraan doen om dat te bestrijden?
Zoals eerder aangegeven wordt de kwaliteit van het oppervlakte-, grond- en drinkwater in Nederland uitgebreid gecontroleerd op chemische verontreinigingen. Er zijn geen aanwijzingen dat de stof BPA een bedreiging vormt voor de kwaliteit hiervan. Daarnaast wacht ik de uitkomsten van de quickscan af. De Kamer wordt geïnformeerd over de resultaten zodra de quickscan is afgerond en naar aanleiding hiervan welke vervolgonderzoeken en/of stappen noodzakelijk worden geacht.
Kunt u aangeven of windturbines ook kunnen worden geproduceerd zonder dat BPA of andere schadelijke stoffen hierin worden verwerkt? Zo niet, zijn hiervoor wel mogelijkheden in de toekomst?
Op dit moment is niet bekend of windturbines ook zonder het gebruik van BPA geproduceerd kunnen worden.
Kunt u aangeven of er andere vormen van energiewinning zijn waarbij het risico op milieuvervuiling en schade aan de volksgezondheid kleiner zijn?
Het opwekken van groene stroom door middel van windturbines draagt bij aan schonere lucht. Volgens een onderzoek van het RIVM is de transitie naar hernieuwbare bronnen beter voor de gezondheid en veiligheid in Nederland dan het gebruik blijven maken van fossiele bronnen.
Britse berichtgeving over sterfte door lockdowns |
|
Wybren van Haga (BVNL) |
|
Kuipers |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van het bericht «Britse CBS: lockdown blijkt dodelijker dan corona»?1
Ja.
Kunnen wij aannemen dat ook in Nederland een aanzienlijk aantal mensen is gestorven als (indirect) gevolg van de lockdowns en alle beperkingen die daarbij kwamen kijken? Zo nee, waarom niet? Graag een uitgebreide analyse.
In Nederland kunnen we (nog) geen direct verband leggen tussen de lockdowns en het overlijden van mensen. In het recent uitgevoerde oversterfte onderzoek, dat uitgevoerd is door het CBS en het RIVM, is onder meer gekeken naar de hoogte van de oversterfte in 2020 en 2021 en de doodsoorzaken in die periode. De (indirecte) gevolgen van lockdowns op (over)sterfte zijn daarin niet onderzocht.
Aanvullend op het bovengenoemde oversterfte onderzoek is recentelijk een derde traject gestart. Gedurende dit traject zal via een subsidieprogramma van ZonMw onderzoek gedaan kunnen worden door onafhankelijke academische wetenschappers, die niet gelieerd zijn aan het RIVM of het CBS. ZonMw heeft een beoordelings- en begeleidingscommissie ingesteld om de uitvoering van dit traject te ondersteunen. Zij hebben een onderzoeksagenda opgesteld voor het vervolg van het oversterfte onderzoek en hierin is onder andere uitgestelde zorg en het effect van lockdowns meegenomen als belangrijk thema. Een deel van dit onderzoek is uitvoerbaar op basis van de op dit moment beschikbare data en is reeds van start gegaan. Voor het andere deel wordt gewacht op de analyse van de mogelijkheden om data toegankelijk te maken binnen de geldende privacy- en wettelijke kaders. Op de website van ZonMw is verdere informatie te vinden over het vervolg van het oversterfte onderzoek en de opgestelde onderzoeksagenda2.
In het Verenigd Koninkrijk wachten 6,7 miljoen mensen op een ziekenhuisbehandeling, die zij eerder hadden moeten krijgen, maar door de lockdowns werd vertraagd, hoe verhouden deze cijfers zich ten opzichte van de cijfers in Nederland? Hoeveel mensen wachten hier op een behandeling in het ziekenhuis, die is uitgesteld door de lockdowns?
Het is goed te beseffen dat het niet de lockdowns zijn die hebben geleid tot uitgestelde zorg. Door de corona-pandemie is de zorg onder grote druk komen te staan. Er was niet altijd genoeg plek en personeel voor de zorg die niet direct met corona te maken had. De zorg voor niet-levensbedreigende aandoeningen, zoals bepaalde operaties, werd vaak uitgesteld.3 De collectieve maatregelen die tijdens de crisis zijn genomen, waren erop gericht om de hoeveelheid coronabesmettingen te beperken en daarmee ook de druk op de zorg te verlichten. Dat er sprake zou zijn geweest van uitgestelde zorg ten gevolge van lockdowns, zoals de vraagsteller suggereert, deel ik dan ook niet.
Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 2, heb ik op dit moment geen inzicht in de precieze aantallen sterfgevallen als gevolg van uitgestelde zorg en lockdowns. Ik vind het dan ook belangrijk dat de begeleidingscommissie van ZonMw dit onderwerp op de onderzoeksagenda van het vervolgtraject van het oversterfte onderzoek heeft geplaatst. Wat betreft de gezondheidsgevolgen van uitgestelde operaties tijdens de coronapandemie heeft het RIVM onlangs een rapport gepubliceerd4. Daarin geeft het RIVM aan dat door de uitgestelde operaties in totaal in 2020 en 2021 ongeveer 320.000 levensjaren in goede gezondheid verloren zijn gegaan. Dit is een gezondheidsverlies van 18 procent ten opzichte van de gezondheid die de operaties hadden opgeleverd als ze waren doorgegaan. Voor meer informatie hierover verwijs ik u graag naar het door het RIVM gepubliceerde rapport.
Momenteel is het zo dat het overgrote deel van de uitgestelde zorg planbare, niet-urgente zorg betreft met een laag risico op verdere verslechtering. De druk op de zorg neemt toe door de werkvoorraad die de zorg nu nog heeft door de uitgestelde zorg, maar het risico op verdere verslechtering van deze patiënten (en daarmee ook een grotere belasting van de zorg) is klein. Een deel van de zorg die niet is gerealiseerd, is ondertussen opgelost of niet meer nodig, bijvoorbeeld doordat een patiënt met meniscusproblematiek ondertussen naar tevredenheid geholpen is door de fysiotherapeut.
Het beleid was, en is er nog steeds op gericht om de reguliere zorg zoveel mogelijk doorgang te laten vinden. Daar werd, en wordt, hard aan gewerkt. Hierover heb ik u geïnformeerd in mijn brief aan uw Kamer op 5 juli 2022.
Heeft u inzicht in hoeveel sterfgevallen er de afgelopen twee jaar in Nederland zijn geweest als gevolg van uitgestelde zorg door de lockdowns? Zo ja, kunt u deze cijfers openbaar maken? Zo nee, waarom zijn deze cijfers er niet en gaat u daar onderzoek naar doen?
Zie antwoord vraag 3.
Heeft u inzicht in hoeveel mensen op dit moment kampen met een verslechterde gezondheidssituatie en/of misschien zullen komen te overlijden als gevolg van uitgestelde zorg, of te laat verleende zorg, door de lockdowns? Zo ja, kunt u deze cijfers openbaar maken? Zo nee, waarom zijn deze cijfers er niet en gaat u daar onderzoek naar doen?
Zie antwoord vraag 3.
Kunt u inzichtelijk maken hoeveel levens er in Nederland zijn gered door de lockdowns, afgezet tegen het aantal levens dat door de lockdowns en de neveneffecten daarvan verloren is? Zo nee, waarom is deze analyse er niet en gaat u deze nog maken? Wat gaat u doen als de conclusie van deze analyse is dat er ook in Nederland meer mensen gestorven zijn aan de (indirecte) gevolgen van de lockdowns dan aan het coronavirus?
Er is (nog) geen direct verband te leggen tussen het aantal levens dat is gered, afgezet tegen het aantal levens dat verloren is gegaan. Het derde traject van het oversterfte onderzoek moet hier meer inzicht in gaan bieden. Ik verwijs hiervoor naar het antwoord op vraag 2.
Weet u hoeveel mensen door de lockdowns geen contact hebben gezocht met een arts voor klachten die zij hadden?
Het RIVM en NIVEL hebben een analyse gemaakt van mijding van de huisartsenzorg in 20205. Hieruit bleek dat voornamelijk tijdens de eerste golf (maart tot juni 2020) het aantal reguliere consulten bij de huisarts lager was dan in dezelfde periode in 2019 (gemiddeld 11%). Daar tegenover staat dat het aantal consulten in de zomer van 2020 en in de tweede golf gelijk was aan dezelfde periode in 2019. Het aantal korte consulten lag gedurende de eerste golf juist 14% hoger dan in dezelfde periode in 2019. De verklaring hiervoor is waarschijnlijk dat kortere telefonische consulten de reguliere fysieke consulten deels vervingen gedurende de eerste golf. Er is nog geen analyse gemaakt van zorgmijding over 2021 en 2022. De afname in het aantal consulten in 2020 is zowel het gevolg van afschaling van de zorg, als het mijden van zorg door patiënten. Op dit moment voeren het RIVM en NIVEL verdere analyses uit om de beweegredenen van patiënten bij het mijden van zorg verder in beeld te krijgen.
Weet u of huisartsen, ziekenhuizen en andere zorgverleners actief mensen die contact zochten voor medische vragen en/of hulp hebben geweerd, in verband met de lockdowns en de daarbij behorende restricties? Zo ja, op basis van welke criteria is dat gebeurd? Welke assessments zijn hierbij gemaakt, op basis waarvan? Zijn deze afwegingen in retrospectief juist gebleken, of moeten wij concluderen dat er, wellicht onder overheidsdruk, verzaakt is om mensen adequaat en op tijd te helpen?
Tijdens de crisis en verschillende golven is het nooit het beleid geweest om patiënten actief te weren van zorg die op dat moment medisch noodzakelijk was. Conform het LNAZ opschalingsplan COVID-19 zorg werd de COVID-19 capaciteit opgeschaald en zorg die medisch verantwoord kon wachten werd afgeschaald. Patiënten met planbare behandelingen moesten daardoor langer wachten of de behandeling werd uitgesteld. De acute zorg heeft wel doorgang kunnen vinden.
Ook in Nederland hebben veel mensen zich niet gemeld bij de huisarts en/of een andere zorgverlener met klachten, omdat zij zich daarin door de lockdowns beperkt voelden, wat naar alle waarschijnlijkheid heeft geleid tot gemiste diagnoses en gezondheidsschade bij patiënten, hoe reflecteert u hierop?
Alle inzet is er steeds op gericht om de medische zorg zoveel mogelijk doorgang te kunnen laten vinden. Hierbij is het cruciaal dat er goede triage plaatsvindt, zodat mensen die risico lopen op verdere achteruitgang bij uitstel van behandeling tijdig de benodigde zorg krijgen. Het is aan de ziekenhuizen/zorgverleners om deze triage uit te voeren en te beoordelen welke patiënten als eerste geholpen moeten worden om verdere gezondheidsschade te voorkomen. Zoals hiervoor aangegeven, worden op dit moment verdere analyses uitgevoerd om de beweegredenen van patiënten bij het mijden van zorg verder in beeld te krijgen.
Bent u het ermee eens dat de opgelopen gezondheidsschade zal leiden tot meer en complexere zorg voor veel patiënten, aangezien hun aandoeningen door gemiste zorg verergerd zullen zijn? Hoe reflecteert u daarop?
Ik verwijs hiervoor naar het antwoord op vragen 3, 4 en 5.
Bent u het ermee eens dat dit zal leiden tot een nog grotere druk op de zorg en bovendien hogere zorgkosten? Zo ja, hoe reflecteert u daarop en hoe gaat u dit ondervangen? Hoe gaat deze grotere en duurdere zorgvraag worden bekostigd?
Zoals ik in het antwoord op vragen 3, 4 en 5 heb toegelicht, wordt de zorg nog steeds belast door het inhalen van uitgestelde zorg, maar is tegelijkertijd het risico klein dat verslechtering van deze patiënten tot grotere belasting van de zorg leidt. Zoals eveneens toegelicht, is het kabinetsbeleid, en de inzet van contactbeperkende maatregelen daarbinnen specifiek, steeds primair gericht geweest op het verlichten van de druk op de zorg, zodat reguliere zorg zo veel mogelijk doorgang kon vinden.
Worden de mensen die zorg zijn misgelopen door de lockdowns en daardoor ernstige, permanente gezondheidsschade hebben opgelopen daarvoor gecompenseerd? Zo ja, hoe en waarvan wordt dit bekostigd?
Mensen moeten de zorg krijgen die ze nodig hebben, dat is en blijft een topprioriteit. Om dit te borgen en uitgestelde zorg weg te werken lopen verschillende acties. Ik verwijs u hiervoor naar mijn brief aan uw Kamer van 5 juli 2022.6
Wordt er in Nederland ook een onderzoek ingesteld naar de sterfte als gevolg van de lockdowns? Zo ja, hoe en door wie wordt dit onderzoek gedaan? Welke gegevens worden hiervoor gebruikt en worden deze toegankelijk en openbaar gemaakt? Zo nee, waarom niet?
Ik verwijs hiervoor naar het antwoord op vraag 2.
Indien blijkt dat de lockdowns ook in Nederland meer levens hebben gekost dan zij hebben bespaard, wat is daarvan dan het gevolg voor de verantwoordelijke beleidsmakers?
Op grond van artikel 22, eerste lid, van de Grondwet is de overheid verplicht maatregelen te treffen ter bevordering van de volksgezondheid. Aan deze verplichting is uitvoering gegeven door collectieve maatregelen te treffen. De collectieve maatregelen waarmee de lockdowns zijn gerealiseerd hadden een wettelijke grondslag in de Tijdelijke wet maatregelen (hierna: de Twm). De Twm is op een democratische wijze tot stand gebracht, en daarmee zijn de getroffen maatregelen democratisch gelegitimeerd. De Twm kende een democratisch gelegitimeerd besluitvormingsproces waarbij zowel de Tweede als de Eerste Kamer waren betrokken en waarbij de Tweede Kamer een beslissende stem had. De verantwoordelijke Ministers leggen over gevoerd beleid verantwoording af aan het Parlement. Dit zal in de door vragensteller geschetste situatie niet anders zijn.
Kunt u, nu steeds duidelijker wordt dat de coronamaatregelen en de lockdowns allesbehalve het gewenste effect hebben gehad en zelfs op vele fronten aanzienlijke schade hebben aangericht, garanderen dat Nederland nooit meer in lockdown gaat? Zo nee, waarom niet? Kunt u uitleggen welke proportionaliteit u nog ziet voor deze vergaande maatregel ten opzichte van alle aantoonbaar geleden schade van de afgelopen twee jaar?
De stelling dat het nu steeds duidelijker wordt dat de coronamaatregelen en de lockdowns allesbehalve het gewenste effect hebben gehad, deel ik niet, aangezien de werkzaamheid van deze pakketten aannemelijk is gemaakt door experts van het RIVM. De effectiviteit van maatregelen bij toekomstige epidemieën is afhankelijk van verschillende factoren. De verspreiding van dergelijke infectieziekten levert een gevaar op voor de volksgezondheid. Het is dan zaak om snel te kunnen handelen en, indien noodzakelijk en proportioneel, ook verplichtende collectieve maatregelen te kunnen nemen om de (verdere) verspreiding te voorkomen. Ik ben voornemens in het wetsvoorstel Eerste tranche wijziging Wet publieke gezondheid te verankeren dat bij het nemen van maatregelen steeds de noodzakelijkheid en proportionaliteit moeten worden afgewogen. Hierbij wordt vanzelfsprekend ook de epidemiologische situatie in ogenschouw genomen.
Oversterfte en vaccinaties |
|
Pepijn van Houwelingen (FVD) |
|
Kuipers |
|
![]() |
Bent u bekend met het rapport van CBA/RIVM van 23 juni 2022 dat verslag doet van het onderzoek naar de oversterfte?
Ja. Dit onderzoek is op mijn verzoek uitgevoerd door RIVM en CBS en ik heb uw Kamer over het rapport geïnformeerd (Kamerstuk 25 295, nr. 1886).
Bent u bekend met de volgende bevinding in paragraaf 7.4 van dat rapport: «Het onderzoek van de doodsoorzaakverklaringen geeft geen beeld van de kwantitatieve en kwalitatieve bijdrage van het vaccineren tegen COVID-19 aan overlijden [...] Het beeld dat uit de beschrijving naar voren komt moet dus met grote voorzichtigheid geïnterpreteerd worden en levert geen representatieve kwantitatieve inzichten»?
Ja.
Kunt u gemotiveerd aangeven of u de conclusie van de onderzoekers zelf deelt dat dit onderzoek niet de vraag heeft beantwoord of vaccinaties iets met de oversterfte te maken hebben? Zo nee, waarom niet?
De conclusie zoals u die beschrijft deel ik niet omdat het over een deel van het onderzoek gaat en niet het volledige onderzoeksrapport. U verwijst naar een conclusie uit de deelanalyse die het CBS in het onderzoek heeft verricht. Het CBS schetst in deze deelanalyse een beschrijvend beeld van meldingen van mogelijk overlijden als gevolg van COVID-19-vaccinatie op de doodsoorzaakverklaringen. Op basis van deze meldingen van COVID-19-vaccinatie in de doodsoorzaakverklaringen, is de bijdrage van COVID-19-vaccinatie aan overlijden niet aan te tonen. Reden hiervoor is dat de beschikbare informatie in deze verklaringen hiervoor te beperkt is. De mogelijke rol van COVID-19-vaccinatie bij overlijden, op basis van de doodsoorzaakverklaringen, dient daarom met voorzichtigheid geïnterpreteerd te worden, zoals door CBS in het rapport beschreven. Daarbij is het van belang om bewust te zijn van het feit dat het doodsoorzakenformulier niet als registratie voor bijwerkingen dient. Hiervoor is Lareb de aangewezen bron. In het oversterfteonderzoek van het CBS en het RIVM is gebruik gemaakt van de doodsoorzakenstatistieken, en niet de data van Lareb.
In het onderzoeksdeel dat uitgevoerd is door het RIVM is gekeken naar het risico op overlijden kort na COVID-19 vaccinatie, en hieruit is geconcludeerd dat er geen oorzakelijk verband tussen vaccinaties en een verhoogde kans op overlijden kon worden aangetoond. Deze conclusie onderschrijf ik.
Erkent u dat er volgens het CBS en RIVM 3400 onverklaarbare sterfgevallen in 2021 zijn en dat de oversterfte tot op de dag van vandaag nog steeds aanhoudt? Zo nee, waarom niet? Bent u het met eens dat we nu werkelijk alles moeten doen om de oorzaken hiervan te achterhalen?
Zoals eerder aangegeven vind ik het heel belangrijk om de oorzaken en redenen van oversterfte te onderzoeken. Vandaar ook dat ik bezig ben met de uitvoering van de motie Omtzigt aangaande een onderzoek naar de redenen en oorzaken van oversterfte in 2020–2021.
Het CBS en het RIVM concluderen op basis van hun onderzoek dat gedurende de eerste oversterftegolf de oversterfte even groot is als het aantal mensen dat het CBS registreerde met als doodsoorzaak COVID-19. In de tweede oversterftegolf overleden meer mensen aan COVID-19 dan er oversterfte was. Tijdens de derde oversterftegolf was de oversterfte juist hoger dan het aantal mensen dat aan COVID-19 overleed. Dit betrof circa 3.400 overledenen en was vooral zichtbaar bij de leeftijdsgroep 65- tot 80-jarigen. Er zijn in het onderzoek geen grote veranderingen in de hoofdgroepen van doodsoorzaken anders dan COVID-19 gevonden in 2020 en 2021. Daarmee wordt aangegeven dat in deze periode andere doodsoorzaken die niet tot een van de hoofdgroepen behoren mogelijk bijdroegen aan de oversterfte.
Het is niet zo dat de oversterfte tot op de dag van vandaag nog steeds aanhoudt. Uit de sterftecijfers van het CBS kan geconstateerd worden dat er in het begin van 2022 geen sprake was van oversterfte. Sinds eind maart is er sprake van oversterfte volgens het CBS. Om deze oversterfte nader te duiden, zijn onder andere de doodsoorzakenstatistieken nodig. Op dit moment zijn de doodsoorzakenstatistieken beschikbaar bij het CBS t/m mei 20221. Uit deze cijfers blijkt dat in de laatste twee weken van maart de sterfte als gevolg van vermoedelijke of vastgestelde COVID-19 iets hoger lag dan in de weken ervoor. In april nam de COVID-19-sterfte weer af. Hierbij is het belangrijk om aan te geven dat hoeveel mensen overlijden afhankelijk is van een groot aantal factoren. De oorzaak voor een periode van oversterfte is daarom niet eenduidig aan te wijzen. Voor verdere toelichting verwijs ik u graag naar mijn antwoorden op de schriftelijke vragen die gesteld zijn door het lid van Haga (Groep van Haga) op 22 september2.
Sluit u de vaccinaties als mogelijke oorzaak van de oversterfte uit? Zo ja, waarom?
Op basis van hun onderzoek concluderen het CBS en het RIVM dat er geen oorzakelijk verband tussen vaccinatie en een verhoogde kans op overlijden kon worden aangetoond. Ik onderschrijf de conclusies van dit onderzoek. Voor verdere toelichting verwijs ik u naar mijn antwoorden op de schriftelijke vragen van het lid Van Haga (Groep Van Haga) van 5 juli3 en 25 juli jl.4
Erkent u dat volgens verschillende wetenschappers de benodigde data om een eventueel verband tussen vaccinaties en oversterfte aan te tonen wel voorhanden zijn, maar deze data niet beschikbaar worden gemaakt voor onderzoek? Zo nee, waarom niet? Bent u ervan op de hoogte dat volgens verschillende onderzoekers geanonimiseerde data nodig zijn die de genoemde gegevens (per persoon) bevatten:
Ik onderschrijf het belang van de beschikbaarheid van data voor wetenschappelijk onderzoek in het algemeen, en het oversterfteonderzoek in het bijzonder. Op dit moment is de voor het oversterfteonderzoek gewenste toegang tot databronnen nog niet volledig ingeregeld. Ik verwijs naar mijn brief van 27 september 2022 voor mijn inzet om dit mogelijk te maken.
Kunt u exact aangeven waarom deze data niet geanonimiseerd kunnen worden aangeleverd en beschikbaar worden gesteld voor alle wetenschappers, ook in het licht van de vorige vragen?
Momenteel worden verscheidene datasets gepseudonimiseerd al beschikbaar gesteld, bij het CBS, voor onderzoek wanneer een aanvraag voor deze dataset ingediend wordt. Echter is het bij een deel van de onderzoeken belangrijk dat de data eerst gekoppeld wordt aan andere datasets voordat deze gepseudonimiseerd beschikbaar gesteld kan worden. Bij het koppelen van datasets is zorgvuldigheid van groot belang. Ik verwijs naar mijn brief van 27 september 2022 voor mijn inzet om dit mogelijk te maken.
Kunt u beloven dat u alles in het werk zal stellen om deze gegevens beschikbaar te maken en in het geval dat dit niet lukt, exact en concreet zal aan te geven waarom dit niet mogelijk is?
Zoals eerder aangegeven doe ik er alles aan om verdiepend vervolgonderzoek naar oversterfte mogelijk te maken door te faciliteren dat alle brondata die hiervoor nodig is beschikbaar gesteld wordt aan wetenschappers (ook diegene die niet gelieerd zijn aan het CBS of het RIVM). Uiteraard moet dit wel binnen de geldende wettelijke kaders gebeuren. Ik verwijs naar mijn brief van 27 september 2022 voor mijn inzet om dit mogelijk te maken.
Kunt u de bovenstaande vragen ieder afzonderlijk beantwoorden?
Ja.
De vaccinatie tegen apenpokken |
|
Mohammed Mohandis (PvdA) |
|
Kuipers |
|
![]() |
Erkent u dat het een moeizaam en tijdrovend proces voor de GGD is om in kaart te brengen wie er risico loopt op apenpokken en daarom in aanmerking komt voor vaccinatie, bijvoorbeeld omdat er geen centrale database bestaat voor wie er PrEP gebruikt? Zo ja, klopt het dat dit proces de vaccinatiesnelheid vertraagd?
De uitvoeringsrichtlijn monkeypox-vaccinatie van het Landelijk Coördinatiecentrum Infectieziektebestrijding van het RIVM definieert de te vaccineren hoog risicogroep voor de GGD’en. Voor de vaccinatie tegen apenpokken komen de volgende groepen in aanmerking:
Daarnaast hebben GGD’en de mogelijkheid om hoog risico MSM die geen uitnodiging voor vaccinatie hebben ontvangen maar wel van mening zijn dat zij tot de hoog risicogroep behoren omdat zij veel wisselende contacten hebben, ook te vaccineren.
Het in beeld brengen van deze groepen kost inderdaad tijd, maar heeft op dit moment geen invloed op de vaccinatiesnelheid.
Er is inderdaad geen centrale database voor PrEP-gebruikers. De personen, die via een CSG PrEP-zorg ontvangen of die daarvoor op de wachtlijst staan, zijn echter bij de afzonderlijke centra doorgaans bekend en bereikbaar. Voor cliënten, die buiten de GGD als risicogroep bekend staan (hiv-behandelaren en huisartsen), geldt in verband met de privacywetgeving dat de uitnodiging via de primaire behandelaar moet lopen. Overleg en afstemming tussen de GGD’en als vaccinerende instantie en deze groepen behandelaren kostte tijd bij aanvang van de vaccinatiecampagne.
Is het voor de GGD mogelijk om de gehele risicogroep voor apenpokken in kaart brengen, overwegende dat het belangrijk is dat mensen zich anoniem kunnen registreren voor een soa-test en hier ook gebruik van wordt gemaakt? Zo ja, hoe dan?
Het is voor de GGD’en niet mogelijk een volledig beeld te hebben van de gehele risicogroep. Personen, die bij het CSG soa-zorg ontvangen, kunnen er inderdaad voor kiezen om anoniem te blijven of een alias te gebruiken.
Er zijn personen, die bewust hiervoor kiezen; voor het grootste deel zijn zij overigens wel bereikbaar via een emailadres of een telefoonnummer.
Deelt u de mening dat, gezien de GGD geen compleet overzicht heeft van de risicogroep, mensen die zelf inschatten dat ze risico lopen op een apenpokken-infectie toegang zouden moeten krijgen tot een vaccin? Zo nee, waarom niet? Zo ja, hoe gaat u dit realiseren?
Voor de omvang van de risicogroep, die gevaccineerd zou moeten worden in het kader van de uitbraakbestrijding, laat ik mij adviseren door het Deskundigenberaad (DB) en het RIVM. In het kader van uitbraakbestrijding is het volgens het DB niet nodig om de doelgroep uit te breiden. Modellering heeft aangegeven dat vaccinatie van de nu afgebakende hoogrisicogroepen het meest bijdraagt aan de bestrijding van deze uitbraak. Van verruiming van de doelgroepen voor vaccinatie zou beperkte invloed op het beloop van de huidige uitbraak te verwachten zijn.
Overigens heeft de GGD de mogelijkheid om, zoals ik in mijn antwoord op vraag 1 heb aangegeven, hoog risico MSM die geen uitnodiging voor vaccinatie hebben ontvangen maar wel van mening zijn dat zij tot de hoog risicogroep behoren omdat zij veel wisselende contacten hebben, ook te vaccineren.
Heeft u voldoende vaccins om de doelgroep uit te breiden? Zo nee, speelt dit mee in de overweging om de doelgroep niet uit te breiden?
Voor het bepalen van de te vaccineren doelgroep laat ik mij leiden door het advies van het Deskundigenberaad, dat zich richt op uitbraakbestrijding. Uit dat advies blijkt niet dat schaarste van het vaccin een overweging in de advisering is geweest. Zie ook het antwoord op vraag 3.
Bent u bereid om extra vaccins in te kopen om een eventuele uitbreiding van de doelgroep te faciliteren? Zo ja, wanneer gaat u dit doen? Zo nee, waarom niet?
Via een gezamenlijke aankoop in EU-verband wordt op dit moment gewerkt aan de beschikbaarheid van extra vaccin. De verwachting is dat deze in het derde kwartaal van 2023 worden geleverd. Deze aankoop staat los van een eventuele uitbreiding van de doelgroep en is mede bedoeld als aanvulling van de strategische voorraad.
Kilometers lange oeverbeschoeiing, die behandeld is met een kankerverwekkende stof |
|
Leonie Vestering (PvdD) |
|
van der Ch. Wal-Zeggelink , Mark Harbers (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD) |
|
![]() |
Wat dacht u toen u hoorde dat 245 kilometer oeverbeschoeiing in de Noordoostpolder kankerverwekkende stoffen bevat?1
Ook voor mij was dit een bericht waar ik graag verduidelijking bij ontving. Zie verder de antwoorden op de overige vragen.
Wat was uw reactie toen bleek dat op sommige plekken de normoverschrijding voor fluorantheen maar liefst 16 tot 26 keer zo hoog is als toegestaan?
Zie antwoord vraag 1.
Wat vindt u ervan dat het waterschap Zuiderzeeland ruim tien jaar de tijd neemt om de paaltjes te vervangen? Na hoeveel jaar worden deze paaltjes normaliter vervangen?
Het waterschap heeft hierover nog geen besluit genomen. Er zijn vervangingsscenario’s uitgewerkt, rekening houdend met alle consequenties en risico’s. Eind 2022 vindt hierover besluitvorming plaats door het waterschap. De verwachte levensduur van de paaltjes was oorspronkelijk veertig jaar.
Beaamt u dat de kankerverwekkende oeverbeschoeiing in de Noordoostpolder vóór 2027 verwijderd zou moeten worden vanwege het moeten behalen van de Kaderrichtlijn Water? Zo nee, waarom niet? Zo ja, bent u bereid om het waterschap op te roepen vaart te maken met de verwijdering en waar nodig dit te faciliteren?
Nee, voor de normen voor fluorantheen en andere polycyclische aromatische koolwaterstoffen (PAK’s) geldt een andere termijn. Deze normen zijn in 2013 in de Europese richtlijn prioritaire stoffen aangescherpt. Deze normen zijn eind 2015 geïmplementeerd in Nederlandse wetgeving via het Besluit monitoring en kwaliteitseisen (2009). De norm voor fluorantheen dient uiterlijk in 2033 te zijn behaald.
Klopt het dat in bijna alle Nederlandse wateren houten paaltjes worden gebruikt, behandeld met kankerverwekkende stoffen (oeverbeschoeiing geïmpregneerd met creosoot en/of carbolineum) en dat deze stoffen uitspoelen naar het water? Hoeveel kilometer beschoeiing betreft het in totaal?
Oeverbeschoeiingen die geïmpregneerd zijn met creosoot of carbolineum zijn inmiddels veelal vervangen door milieuvriendelijker alternatieven. In grote delen van Nederland (bijvoorbeeld veenweidegebieden) is in het geheel geen beschoeiing aanwezig.
Kunt u aangeven welke en hoeveel kankerverwekkende stoffen via deze geïmpregneerde oeverbeschoeiing in het water en de waterbodems zijn gekomen?
Creosoot bevat een grote verscheidenheid aan PAK’s en fenolen. Gecreosoteerd hout dat in zoet water werd gebruikt bevat ongeveer 10 gewichtsprocent creosoot. Uit de houten beschoeiing logen heel traag de lichtere PAK’s uit, waaronder fluorantheen en anthraceen. Ondanks de uitloging zal ook na tientallen jaren (de verwachte levensduur) in contact met water nog circa 90% van het creosoot in het hout zitten, de overige 10% zal verdampen of in water of waterbodem belanden. Zoals aangegeven in vraag 5 worden inmiddels milieuvriendelijkere alternatieven toegepast.
Kunt u aangeven wat de gevolgen zijn van deze giftige stoffen voor de gezondheid van mensen en wat de gevolgen zijn voor een goede staat van instandhouding van de natuur?
De norm voor fluorantheen is gebaseerd op schadelijkheid voor de mens bij consumptie van zoetwatermosselen. Een concentratie in het oppervlaktewater tot maximaal twintig keer deze norm is nog niet schadelijk voor het ecosysteem en dus ook niet voor de goede staat van instandhouding van de natuur. In de Noordoostpolder komen zoetwatermosselen (zeer) beperkt voor, voor zover bekend vindt geen consumptie plaats van deze mosselen.
Klopt het dat Nederland de hoogste dichtheid gecreosoteerd hout per vierkante kilometer heeft in Europa dankzij haar uitgebreide oeverbeschoeiing? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wat vindt u hiervan?
Nederland kent een hoge dichtheid van watergangen waarvoor versteviging van oevers noodzakelijk is. Toepassing van gecreosoteerd hout in oeverbeschoeiingen vindt niet meer plaats en bestaande oeverbeschoeiingen van dit type worden sinds de jaren tachtig en negentig van de vorige eeuw vervangen door milieuvriendelijker alternatieven.
Klopt het dat gecreosoteerd hout (hout dat geïmpregneerd is met een middel tegen schimmel) als oeverbeschoeiing op lokale schaal een bedreiging vormt voor de kwaliteit van het oppervlaktewater? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wat vindt u hiervan?
Waar nog gecreosoteerd hout als oeverbeschoeiing aanwezig is, kan dit lokaal een bedreiging vormen voor de kwaliteit van het oppervlaktewater. De waterschappen hebben de taak ervoor te zorgen dat de kwaliteit van het oppervlaktewater in orde is.
Kunt u aangeven waar en in welke mate de waterkwaliteitsnormen worden overschreden in Nederland als gevolg van geïmpregneerde oeverbeschoeiing? Indien u dit niet kunt aangeven, bent u bereid om bij de waterschappen te informeren hoeveel kilometer oeverbeschoeiing geïmpregneerd is met onder andere carbolineum en waar deze kankerverwekkende stoffen uitspoelen? Zo nee, waarom niet?
Er is niet structureel sprake van normoverschrijdingen voor fluorantheen of andere PAK’s als gevolg van gecreosoteerde oeverbeschoeiing. Op veel plekken waar deze beschoeiing heeft gestaan is deze al eerder vervangen. In grote delen van Nederland (bijvoorbeeld veenweidegebieden) is in het geheel geen beschoeiing aanwezig.
Beaamt u dat het gebruik van gecreosoteerd hout als oeverbeschoeiing verboden zou moeten worden? Zo nee, waarom niet? Zo ja, per wanneer?
In de Derde Nota Waterhuishouding (1990) is al geconstateerd dat terughoudendheid gewenst is ten aanzien van gebruik van gecreosoteerd hout in de waterbouw en dat er naar alternatieven moet worden gekeken. Toepassing van gecreosoteerd hout in oeverbeschoeiingen vindt niet meer plaats en bestaande oeverbeschoeiingen van dit type worden sinds de jaren tachtig en negentig van de vorige eeuw vervangen door milieuvriendelijker alternatieven.
Kunt u aangeven welke andere oeverbeschoeiing in de Noordoostpolder zal worden toegepast?
Dit is een bestuurlijke keuze van het waterschap, zie ook het antwoord op vraag 13.
Wat zijn de alternatieven voor de oeverbeschoeiing en welke mogelijke kankerverwekkende of andere schadelijke stoffen zouden hierbij kunnen uitspoelen naar het water?
Alternatieven zijn oeverbeschoeiingen van onbehandeld hard hout, eventueel in combinatie met een natte plasdraszone, van beton of staal of van kunststof.
Klopt het dat oeverbeschoeiing gemaakt van kunststof ook schadelijke stoffen, met name weekmakers, uitspoelt naar het watermilieu? Zo ja, welke kankerverwekkende of andere schadelijke stoffen spoelen naar het water uit?
In kunststof oeverbeschoeiingen kunnen weekmakers zitten. Deze logen in het oppervlaktewater echter in zodanig geringe mate uit dat er voor zover bekend geen sprake is van schadelijke effecten.
Kunt u aangeven waar en hoeveel de waterkwaliteitsnormen overschreden worden in Nederland als gevolg van kunstmatige oeverbeschoeiing? Indien u dit niet kunt aangeven, bent u bereid om bij de waterschappen te informeren hoeveel kilometer kunstmatige oeverbeschoeiing er is en waar deze schadelijke stoffen uitspoelen? Zo nee, waarom niet?
Er zijn geen overschrijdingen van waterkwaliteitsnormen als gevolg van kunststof oeverbeschoeiingen bekend.
Deelt u de mening dat alternatieve oeverbeschoeiing die ook kankerverwekkende stoffen uitspoelt naar het water niet gebruikt dient te worden? Zo ja, hoe gaat u hier voor zorgen?
Uiteraard deel ik uw mening dat oeverbeschoeiingen geen schadelijke effecten mogen hebben. Er zijn milieuvriendelijke alternatieven, zie het antwoord op vraag 13.
De bestrijding van het apenpokkenvirus in Nederland |
|
Judith Tielen (VVD) |
|
Kuipers |
|
![]() |
Hoe kwalificeert u de bestrijding van het apenpokkenvirus in Nederland op dit moment? Bent u het eens dat de stijging van het aantal besmettingen en ziekenhuisopnames laten zien dat de bestrijding beter dan wel sneller zou moeten?
De bestrijding van het apenpokkenvirus in Nederland wordt gedaan op basis van de adviezen van het Deskundigenberaad, zoals ook gedeeld met uw Kamer (Kamerstuk 29 295, nr. 1928). De bestrijding vindt plaats door het RIVM en de GGD’en, samen met o.a. Soa Aids Nederland. De epidemiologische situatie wordt nauwlettend gevolgd en er wordt elke week gerapporteerd over de stand van zaken op de website van het RIVM. Na een aanvankelijk snelle stijging van het aantal besmettingen lijkt de epidemiologische situatie inmiddels enigszins gestabiliseerd. In het algemeen verloopt de ziekte mild en is slechts in uitzonderingssituaties sprake van ziekenhuisopname.
Bent u bekend met het artikel in NRC over vaccinatie: «Ik weet dat duizenden mannen nog wachten op vaccinatie tegen apenpokken»?1
Ik ben bekend met het door u genoemde artikel in NRC.
Hoeveel mensen worden er dagelijks tegen apenpokken gevaccineerd per GGD-regio? Hoe hoog is de vaccinatiegraad ten opzichte van de doelgroep van 32.000, uitgesplitst naar één en twee ontvangen vaccinaties? Bent u het eens dat het belangrijk is om de vaccinatiegraad zo snel mogelijk te verhogen naar 85–90 procent? Zo nee, op welke termijn is deze vaccinatiegraad wel in beeld? Zo ja, op welke manieren bent u bereid versnelling aan te brengen?
In totaal zijn tot 15 september 16.9823 vaccinaties gezet, waarvan 7.936 door de GGD Amsterdam. Bij alle 25 GGD’en loopt de vaccinatiecampagne inmiddels. Ongeveer de helft van de doelgroep is daarmee gevaccineerd; voor het deel van de doelgroep, die eerder tegen pokken is gevaccineerd, is eenmalige vaccinatie voldoende. De tweede vaccinatie wordt vier weken na de eerste vaccinatie gegeven, daar zijn nu dus nog geen gegevens over.
Het is belangrijk dat iedereen uit de hoogrisicogroep, die zich wil laten vaccineren, dat ook kan. Als de vaccinatiegraad lager is dan verwacht, wordt gekeken welke drempels er zijn en hoe deze verminderd kunnen worden. De vakantieperiode kan nu nog een rol spelen bij een eventuele lagere opkomst, daar houden we ook rekening mee.
Waar nodig kunnen de communicatie en de uitvoering gericht worden aangepast om de vaccinatiegraad te verhogen. De benodigde vaccinatiegraad is ook afhankelijk van de natuurlijke immuniteit, die door besmetting wordt opgewekt, en is daarmee niet simpel op 85–90% vast te leggen.
Bent u bereid om naast de genodigden uit de in uw brief van 21 juli jl. genoemde doelgroep, ook mensen die zelf inschatten dat ze risico lopen en zichzelf en anderen willen beschermen, de mogelijkheid te geven om gevaccineerd te worden? Is het mogelijk om samen met RIVM en GGD een «tool» te ontwikkelen die deze risico-inschatting helpt te valideren? Zo ja, kunt u deze tool en de vaccinatiemogelijkheid op korte termijn beschikbaar maken? Zo nee, waarom niet?
Hoeveel mensen die in contact zijn geweest met een met apenpokkenvirus besmet persoon laten zich testen? Zijn er voldoende testfaciliteiten beschikbaar? Zo nee, op welke termijn kunt u de testfaciliteiten uitbreiden?
Ruim 2.500 mensen hebben zich inmiddels laten testen op het apenpokkenvirus, waarvan 1209 positief waren (stand van zaken 15 september 2022). Er zijn voldoende testfaciliteiten beschikbaar.
Hoe verloopt de sequentiëring van het virus nationaal en internationaal? Is er sprake van nieuwe varianten van het virus? Zo ja, hoe wordt gezorgd dat vaccinatie, testen en behandelingen voldoende effectief blijven?
In het kader van onderzoek wordt zowel in Nederland als wereldwijd een bepaald deel van de apenpokkenvirussen via sequencing nader onderzocht, vooral om de verspreiding van de besmetting te kunnen volgen. Het apenpokkenvirus is stabieler dan bijvoorbeeld het coronavirus (corona heeft een «instabiel» spike-eiwit) of het influenzavirus, waardoor minder sprake is van varianten en er geen zorgen zijn over de effectiviteit van testen. Over de effectiviteit van vaccinatie en behandeling is veel nog onbekend; daar wordt op dit moment overal onderzoek naar gedaan. De verwachting is niet dat mutatie daarop veel invloed heeft.
Zijn er voldoende behandelmogelijkheden beschikbaar voor mensen die besmet zijn met apenpokken, zoals antivirale medicijnen? Hoe zorgt u ervoor dat de beschikbaarheid in orde blijft tijdens de oplopende besmettingen?
Hoewel er op individueel niveau een behoorlijke ziektelast kan zijn, onder andere ernstige pijnklachten, verloopt het grootste deel van de infecties relatief mild. Voor de behandeling van infecties met een ernstiger verloop is Tecovirimat, een antiviraal middel, het enige geregistreerd middel. In EU-verband wordt momenteel gewerkt aan een gezamenlijke aanbesteding om de beschikbaarheid van dit middel te borgen. Het is nog onduidelijk, wanneer dit proces wordt afgerond. Wel staan waar mogelijk EU-landen elkaar vanuit een gedachte van onderlinge solidariteit bij om vaccins en geneesmiddelen te delen. Het antivirale geneesmiddel is momenteel zeer beperkt beschikbaar binnen de EU. Indien in Nederland behandeling noodzakelijk is, zal ons land een beroep doen op andere EU-lidstaten, die het geneesmiddel beschikbaar hebben. Hier is tot nu toe eenmaal gebruik van gemaakt.
Hoe groot is het bereik en het effect van de huidige communicatie over apenpokken en de bestrijding daarvan onder mensen die risico lopen? Bent u bereid om het bereik dan wel het effect van de communicatiecampagne te vergroten, zodat het bewustzijn en de opkomst voor vaccinaties groter worden?
Het RIVM werkt nauw samen met Soa Aids Nederland en de regionale GGD’en, inclusief de Centra voor Seksuele Gezondheid in de bestrijding van het apenpokkenvirus. Soa Aids Nederland heeft nauwe contacten met de doelgroep en andere betrokkenen en zorgt voor de outreach en voorlichting over hoe besmetting met het apenpokkenvirus te voorkomen. Het actueel houden van de communicatie en deze aanpassen, indien dit noodzakelijk is, hoort bij het dagelijkse werk van het RIVM en zijn partners.
De tweet basisserie vaccinatie |
|
Wybren van Haga (BVNL) |
|
Kuipers |
|
![]() |
Bent u op de hoogte van de tweet waarin het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport op Twitter de bevolking oproept om de basisserie vaccinaties tegen COVID-19 te gaan halen omdat deze de verspreiding van het virus zou tegengaan?1
Ja, hiervan ben ik op de hoogte.
Heeft u eerder niet al kennisgenomen van het interview van CEO de heer Bourla uit januari 2022, waarin hij zegt dat deze basisserie nauwelijks nog iets doet tegen infectie met de omikronvariant en dat daarvoor een omikron-update voor het vaccin staat gepland voor maart?2
Ja, hiervan heb ik kennisgenomen.
Weet u dat deze update nog niet beschikbaar is voor de Europese markt en op dit moment onder review is bij het Europees Geneesmiddelenbureau (EMA)?3
Ja, hiervan ben ik mij bewust.
Waarom roept het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport een grote groep mensen op die na natuurlijke infectie langdurige bescherming tegen herinfectie geniet zoals blijkt uit diverse onderzoeken, waarbij er in het hier gerefereerde onderzoek tot wel veertien maanden bescherming te zien is, om zich te laten vaccineren met een vaccin dat de fabrikant wil vervangen, een vaccin dat antistoffen induceert voor een virus dat volgens het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) al lang niet meer in omloop is, een vaccin dat volgens de fabrikant nauwelijks nog beschermt tegen de nu prevalente omikronvariant?4
Over het algemeen zien we bij zowel vaccinaties als doorgemaakte infecties na verloop van tijd een afname van bescherming tegen een SARS-CoV-2-infectie (bij alle varianten). Dit betekent dat ook mensen die een infectie met een eerdere variant hebben doorgemaakt opnieuw besmet kunnen raken met een nieuwe variant en mogelijk ernstig ziek kunnen worden. Daarom is het van belang om de bescherming op peil te houden door middel van vaccinatie.
Uit recent onderzoek van het RIVM5 blijkt dat personen die een infectie hebben doorgemaakt én een vaccinatie hebben gehaald beter beschermd zijn tegen een SARS-CoV-2-infectie, in vergelijking met personen die alleen een infectie hebben doorgemaakt of alleen een vaccinatie hebben gekregen. Het is daarom ook voor mensen die eerder een infectie hebben doorgemaakt nog steeds belangrijk om zich te laten vaccineren. De huidige vaccins beschermen erg goed tegen ernstige ziekte en sterfte door COVID-19, ondanks dat deze zijn gebaseerd op de Wuhanvariant. Binnenkort heeft Nederland naar verwachting ook beschikking over bivalente vaccins, welke zijn gebaseerd op meerdere varianten.
Vindt u ook niet dat mensen die met hun natuurlijke immuniteit als gevolg van een eerder doorgemaakte infectie in de grote omikrongolf begin dit jaar voldoende beschermd zijn en dat vaccineren met een vaccin dat suboptimale antistoffen induceert voor een oudere variant niet wenselijk is, mede omdat een dergelijke interventie ook een negatieve impact op de algehele immuunrespons kan hebben, blijkens dit onderzoek van de Radboud Universiteit vorig jaar, en grootschalige vaccinatie daarmee ook een averechtse werking kan hebben op epidemiologisch niveau? Zo nee, waarom niet?5
Voor een toelichting op het feit dat mensen die een SARS-CoV-2-infectie hebben doorgemaakt nog steeds baat hebben bij een vaccinatie verwijs ik u naar het antwoord op vraag 4.
Het (niet gepeerreviewde) artikel waarnaar u verwijst toont niet aan dat vaccinatie tegen COVID-19 een negatieve impact op de algehele immuunrespons zou hebben en daarmee een averechts effect heeft op de gevaccineerde bevolking. Ten eerste bevestigen de auteurs in een kleine studie bij zestien geteste gezondheidswerkers juist dat het COVID-19-vaccin van BioNTech/Pfizer een effectieve humorale en cellulaire immuunrespons opwekt. Dit kan alleen wanneer de aangeboren en aangeleerde linies van het immuunsysteem beide goed werkzaam zijn na vaccinatie. Ten tweede hebben de auteurs in laboratoriumtesten onderzocht of innate immuuncellen (immuuncellen die niet specifiek tegen één bacterie of virus beschermen) kort na de eerste of tweede dosis van het BioNTech/Pfizer-vaccin anders reageerden op zogenaamde innate stimuli (bacteriën, schimmels en virussen anders dan SARS-CoV-2) dan voorafgaand aan de vaccinatie. De meeste onderzochte innate reacties bleven echter ongewijzigd na de vaccinatie; een enkele reactie was marginaal verlaagd of verhoogd. De claim dat het aangehaalde artikel zou aantonen dat de werkzaamheid van het afweersysteem door vaccinatie tegen COVID-19 wordt verminderd is dus ongegrond. Mijn ambtsvoorganger heeft de Kamer hier op 15 november 2021, in antwoord op schriftelijke vragen van het lid Van Houwelingen (FvD)7, reeds over geïnformeerd.
Vindt u gezien het bovenstaande een algemeen advies aan de hele bevolking om de basisserie vaccinaties te halen niet onwenselijk? Zo ja, wilt u dan de oproep voor mensen om zich te laten vaccineren nuanceren? Zo nee, waarom niet?
Nee, dit vind ik niet onwenselijk. Ik heb dit onderbouwd in mijn antwoord op vragen 4 en 5.
Bijwerkingen coronavaccinaties |
|
Wybren van Haga (BVNL) |
|
Kuipers |
|
![]() |
Bent u ervan op de hoogte dat het aantal meldingen van bijwerkingen na coronavaccinatie veel hoger is dan in eerste instantie ingeschat door het Lareb in mei 2020?1
Ja.
Kunt u verklaren waarom de initiële inschatting zoveel lager was? Waar was deze inschatting op gebaseerd? Kunt u deze risico-analyse delen? Welke aanpassingen moeten daarin nu worden gedaan?
Lareb heeft in 2020, vooruitlopend op een eventuele vaccinatiecampagne tegen COVID-19, een eerste grove inschatting gemaakt van het aantal meldingen van eventuele bijwerkingen. Hierbij heeft Lareb zich gebaseerd op de meldgraad van de vaccinatie van de Mexicaanse griep (12,5 per 10.000 gevaccineerden). Zo is toen een eerste schatting gemaakt van 15.000 meldingen. In mei 2020 waren er echter nog geen COVID-19-vaccins toegelaten tot de Europese markt. Ook was nog niet duidelijk welke vaccins zouden worden ingezet binnen de Nederlandse vaccinatiestrategie, voor welke doelgroepen de vaccins beschikbaar zouden komen, en hoeveel vaccinatierondes tegen SARS-CoV-2 nodig zouden zijn. Het Lareb houdt al sinds de start van de vaccinatiecampagne in januari 2021 goed zicht op het aantal meldingen van mogelijke bijwerkingen en de analyse daarvan. Ik zie geen reden om hier aanpassingen in te maken.
Bent u zich ervan bewust dat het aantal bijwerkingen in werkelijkheid veel hoger ligt dan het aantal meldingen, aangezien het overgrote deel van de mensen met klachten de weg naar het Lareb niet weet te vinden?
Het is mij niet duidelijk waar deze stelling op is gebaseerd. Via verschillende kanalen, zoals de website van de rijksoverheid, het RIVM, en bijvoorbeeld Thuisarts.nl, zijn mensen geattendeerd op de mogelijkheid eventuele bijwerkingen na vaccinatie te melden bij Lareb. Dit is ook onder de aandacht gebracht via posters en flyers bij de vaccinatielocaties. Zorgverleners bij wie patiënten met mogelijke bijwerkingen zich melden, zijn tevens goed op de hoogte van de
mogelijkheid om een melding bij Lareb te doen. Volgens de Geneesmiddelenwet (artikel 78:3) zijn zorgverleners verplicht om bij het Lareb melding te maken van ernstige bijwerkingen, zoals ik in reactie op uw motie van 24 mei jl.2 in de Verzamelbrief van 4 juli jl.3 ook heb toegelicht. Met een meldgraad van zo’n 6 meldingen per 1000 vaccins is Nederland volgens Lareb internationaal koploper als het gaat om het melden van vermoedelijke bijwerkingen van COVID-19-vaccins.
Kunnen wij hieruit dus concluderen dat het aantal mensen dat op enigerlei wijze schade ondervindt van de coronavaccinaties bijzonder groot is? Zo ja, hoe reflecteert u daarop? Zo nee, waarom niet? Kunt u een uitgebreide verklaring geven?
Nee, deze conclusie valt hieruit niet te trekken. Lareb geeft aan dat een gemelde bijwerking niet altijd door het vaccin wordt veroorzaakt. Klachten of aandoeningen kunnen ook een andere oorzaak hebben. Ook zegt het aantal meldingen niets over hoe vaak een bepaalde bijwerking daadwerkelijk optreedt. Lareb heeft de meldingen die zijn gedaan uitvoerig onderzocht. Zo blijkt uit het vragenlijstonderzoek dat Lareb heeft uitgevoerd4 dat veel mensen milde, kortdurende bijwerkingen ervaren na een COVID-19-vaccinatie. Het gaat om bekende, niet-ernstige bijwerkingen, zoals hoofdpijn, spierpijn, rillingen en koorts. Er is brede wetenschappelijke consensus over het gegeven dat de voordelen van vaccinatie tegen COVID-19 opwegen tegen de geringe kans op (ernstige) bijwerkingen.
Welke conclusie trekt u uit het feit dat inmiddels al zoveel mensen bijwerkingen hebben ondervonden van de coronavaccinaties?
Zie hiervoor het antwoord op vraag 4. Uit het onderzoek van Lareb blijkt dat het overgrote deel van de meldingen bestaat uit bekende, niet-ernstige bijwerkingen die kortdurend van aard zijn.
Kunt u verklaren waarom er van deze vaccinaties zoveel bijwerkingen ontstaan? Kunt u een uitgebreide analyse geven?
Lareb geeft aan dat een gemelde bijwerking niet altijd door het vaccin wordt veroorzaakt. Klachten of aandoeningen kunnen ook een andere oorzaak hebben. De bijwerkingen die het vaakst worden gemeld zijn bekende bijwerkingen die kunnen optreden na vaccinatie. Het betreft een reactie van het lichaam op het vaccin. Het vaccin bevat immers een stukje van het virus wat zorgt voor een afweerreactie en de opbouw van bescherming. Door deze reactie van het lichaam kunnen er bijwerkingen ontstaan. In de meeste gevallen gaat het om bekende bijwerkingen, zoals hoofdpijn, spierpijn, rillingen en koorts. De bijwerkingen gaan doorgaans binnen een paar dagen vanzelf over.
Bent u het eens dat elke andere vaccinatie met deze bijwerkingencijfers gestaakt zou zijn om onderzoek te doen naar de oorzaken en gevolgen van deze bijwerkingen? Waarom gebeurt dit bij de coronavaccinaties niet? Kunt u een uitgebreide verklaring geven?
Zoals aangegeven in de antwoorden op vraag 4 en 5, zijn de meeste bijwerkingen die worden gemeld niet ernstig en gaat het om bekende bijwerkingen die op kunnen treden na vaccinatie. Meldingen van bijwerkingen worden zorgvuldig geanalyseerd en gemonitord door onder andere Lareb, het Nederlandse College ter Beoordeling van Geneesmiddelen (CBG) en het Europees Geneesmiddelenbureau (EMA). Op 25 januari jl. heb ik in reactie op schriftelijke vragen van het lid Van Houwelingen (FvD)5 aangegeven dat vaccinproducenten ook na toelating tot de markt maandelijks een extra veiligheidsrapportage moeten inleveren bij het EMA. Het EMA voert een onafhankelijke wetenschappelijke beoordeling uit ten aanzien van het aangeleverde bewijs. Daarnaast monitort EMA nadat het vaccin op de markt is gekomen welke mogelijke bijwerkingen worden gezien. Over de uitkomsten daarvan is duidelijke informatie beschikbaar. Deze informatie bereikt ook professionals. Dat gebeurt bijvoorbeeld via de Uitvoeringsrichtlijn COVID-19-vaccinatie van het RIVM. Hierin is per vaccin opgenomen wat de bijwerkingen en contra-indicaties zijn.
Is het mogelijk dat de voortdurende oversterfte in Nederland een gevolg is van de (ongemelde) bijwerkingen van de coronavaccinaties? Zo nee, waarom niet? Kunt u uw antwoord toelichten met een uitgebreide analyse?
Momenteel zijn de doodsoorzaakstatistieken tot april 2022 beschikbaar bij het CBS6. Hiermee wordt eerdere berichtgeving7 hierover gerectificeerd (NB. in antwoord op eerdere vragen van het lid van Haga (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2020–2021, nr. 2760) is aangegeven dat nog geen gegevens beschikbaar waren bij het CBS over de doodsoorzaken van de afgelopen maanden. Dit is sinds 17 augustus 2022 wel het geval). Met de cijfers uit 2022 is echter nog geen verdiepend onderzoek gedaan waarbij een verband is gelegd tussen de doodsoorzaken en de oversterfte. Wel is door het CBS, in samenwerking met het RIVM, recentelijk een rapport gepubliceerd8 waarin onderzoek is gedaan naar de oorzaken en redenen van oversterfte in 2020 en 2021 in Nederland. De oversterfte van de afgelopen maanden viel, net als de eerdere drie periodes van oversterfte beschreven in het rapport, samen met een periode van hoge infectiedruk van COVID-19. Dit is bijvoorbeeld af te leiden uit rioolwatersurveillance en de aantallen ziekenhuisopnames door COVID-19. Het onderzoek liet zien dat het risico op overlijden aan COVID-19 veel kleiner was na vaccinatie. De geschatte vaccineffectiviteit tegen overlijden aan COVID-19 was zelfs hoger dan 90% in de eerste twee maanden na afronden van de basisserie. Dit betekent dat de kans om te overlijden aan COVID-19 meer dan 90% kleiner was voor gevaccineerde personen dan voor ongevaccineerde personen.
Daarnaast laten de resultaten zien dat er in de acht weken na vaccinatie een verlaagd risico is op overlijden aan andere doodsoorzaken dan COVID-19, ten opzichte van het risico zonder deze vaccindosis. Hier kunnen verschillende verklaringen voor zijn, bijvoorbeeld dat de personen die gevaccineerd werden gemiddeld iets gezonder waren dan mensen die niet gevaccineerd werden. Dit resultaat moet, vanwege het observationele karakter van de analyse, voorzichtig geïnterpreteerd worden. De resultaten geven hiermee echter geen aanwijzing dat op populatieniveau het risico op overlijden na een eerste, tweede of boosterdosis COVID-19-vaccin verhoogd was.
In hoofdstuk 6 van het onderzoeksrapport van het CBS en RIVM9 treft u een uitgebreide toelichting aan op het onderzoek en de resultaten in relatie tot oversterfte en bijwerkingen. In dit hoofdstuk wordt geconcludeerd dat er geen aanwijzingen zijn voor het bestaan van een verhoogd risico op overlijden aan andere doodsoorzaken dan COVID-19 na het ontvangen van een COVID-19-vaccinatie. Bovendien laten analyses uit Nederland en andere landen zien dat er door COVID-19-vaccinatie veel sterfte is voorkomen10.
Gaat u een onderzoek instellen naar de oorzaken van de vele bijwerkingen na coronavaccinatie? Zo ja, hoe gaat dit onderzoek eruit zien? Zo nee, waarom niet?
Er wordt zeer veel onderzoek gedaan naar het optreden van bijwerkingen na vaccinatie. Lareb is op 1 februari 2021 gestart met het actief volgen van meldingen van bijwerkingen na COVID-19-vaccinatie om inzicht te krijgen in welke bijwerkingen optreden, hoe vaak ze optreden en wat het beloop is. Zoals in de beantwoording op vraag 4 t/m 7 is aangegeven, zijn de meeste bijwerkingen niet ernstig en goed te verklaren. Lareb blijft meldingen van vermoedelijke bijwerkingen van COVID-19-vaccinatie monitoren, ook om mogelijk nog niet bekende bijwerkingen op te kunnen sporen. Zoals ik ook in reactie op uw vragen van 6 juli jl. heb aangegeven, worden de bevindingen van Lareb met het CBG gedeeld. Het CBG beoordeelt of het gaat om een nieuwe bijwerking en neemt maatregelen wanneer noodzakelijk. Ook zorgt het CBG ervoor dat de bevindingen internationaal worden gedeeld. De bevindingen worden gedeeld met de EudraVigilance-databank van het EMA en vanuit daar met VigiBase, de databank van de WHO. Deze databanken maken het mogelijk om informatie over bijwerkingen internationaal uit te wisselen.
Bent u het eens dat het vaccineren gestaakt zou moeten worden tot er meer duidelijkheid is over de oorzaak van de vele bijwerkingen? Zo nee, waarom niet?
Nee, daar ben ik het niet mee eens. Vaccins worden alleen goedgekeurd door het EMA en het CBG als de werkzaamheid, kwaliteit én veiligheid voldoende zijn aangetoond. Dat is voor alle COVID-19-vaccins die in Nederland worden gebruikt het geval.
Bent u het eens dat de vele bijwerkingen na coronavaccinatie grote gevolgen kunnen hebben voor de volksgezondheid op de lange termijn, bijvoorbeeld door het ontstaan van chronische klachten en/of aandoeningen?
Zoals aangegeven in de antwoorden op vraag 4 t/m 7, betreft het overgrote deel van de meldingen bekende bijwerkingen na vaccinatie, die niet ernstig en doorgaans kortdurend van aard zijn. Daarmee worden geen gevolgen voor de volksgezondheid op de lange termijn verwacht. De gevolgen van de ziekte COVID-19 op de samenleving zijn echter duidelijk bijzonder groot. Dat onderstreept het belang van vaccineren.
Wat zijn gevolgen hiervan voor de zorg? Vindt u ook dat de druk op de zorg hierdoor alleen maar toeneemt, aangezien mensen vaker, meer, langduriger en complexer behandelingen nodig hebben?
Zie antwoord vraag 11.
Wat zijn de gevolgen hiervan op de lange termijn op de rest van de samenleving, bijvoorbeeld op de arbeidsmarkt, in het onderwijs, etc.? Bent u het eens dat de vele bijwerkingen kunnen leiden tot ontwrichting van de samenleving op verscheidene fronten? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 11.
Vindt u het nog altijd verstandig om een nieuwe vaccinatieronde te starten in het najaar? Zo ja, waarom? Zorgen meer vaccinaties niet voor nog meer bijwerkingen? Zo nee, waarom niet?
De herhaalprik tegen COVID-19 wordt door het OMT-Vaccinaties geadviseerd omdat deze nodig is om de bescherming tegen ernstige ziekte en sterfte op peil te houden. Hiermee voorkomen we dat mensen ernstig ziek worden of overlijden door COVID-19. Ik onderschrijf het advies van deze experts.
Gaat u het Nederlandse volk nu wel volledig voorlichten over het risico op bijwerkingen na coronavaccinaties? Worden deze cijfers opgenomen in de informatievoorziening over deze vaccinaties? Zo nee, waarom niet?
Vanaf het begin van de vaccinatiecampagne is op diverse manieren aandacht besteed aan de voordelen en eventuele risico’s van de COVID-19-vaccinatie. Informatie over mogelijke bijwerkingen is onder andere beschikbaar op de website van de rijksoverheid, het RIVM, het CBG, Bijwerkingencentrum Lareb en diverse andere kanalen.
Gaat u dit najaar / deze winter opnieuw over tot drang en dwangmiddelen, zoals coronapaspoorten en lockdowns, om vaccinatie af te dwingen? Zo ja, vindt u dat terecht en/of verantwoord, nu u weet dat de vaccinaties zoveel schade veroorzaken?
Er is brede wetenschappelijke consensus over de mate waarin vaccinatie bijdraagt aan bescherming tegen het coronavirus. Vaccins voorkomen dat mensen ernstig ziek worden of overlijden door COVID-19. Op die manier draagt vaccinatie in grote mate bij aan het bevorderen van de volksgezondheid. Van het afdwingen van vaccinatie is geen sprake. Gedurende de periode dat het coronatoegangsbewijs (CTB) nog werd ingezet, bestond altijd de mogelijkheid om met een negatieve testuitslag toegang te krijgen tot locaties waar het hebben van een geldig CTB verplicht was.
Wat zijn de criteria om de vaccinatiecampagne stil te leggen? Hoeveel bijwerkingen moeten daarvoor worden gemeld? Hoe bent u tot deze kosten-baten analyse gekomen? Kunt u een uitgebreide analyse geven?
Zoals ook in het antwoord op vraag 4 is aangegeven zegt het aantal meldingen niets over hoe vaak een bepaalde bijwerking daadwerkelijk optreedt. Klachten of aandoeningen kunnen ook een andere oorzaak hebben. Er vindt doorlopend onderzoek plaats naar meldingen van vermeende bijwerkingen. Als er twijfel is over de kwaliteit, werkzaamheid of veiligheid van vaccins wordt actie ondernomen. Rapportages van Lareb en onderzoek door het CBG en het EMA spelen hierbij een belangrijke rol.
Het rapport Drugs de Baas d.d. 23 juni 2022, Denktank: drugsmisdaad wel te bestrijden, reguleer xtc en onderschep de coke d.d. 22 juni 2022 |
|
Joost Sneller (D66) |
|
Kuipers , Aukje de Vries (staatssecretaris financiën) (VVD), Dilan Yeşilgöz-Zegerius (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Wat is uw reactie op het rapport «Drugs de Baas» van DenkWerk, een onafhankelijke denktank (van o.a. Bernard ter Haar, Frans Blom, Barbara Baarsma en Hans Wijers)?1
De rijksoverheid is geen opdrachtgever voor het rapport «Drugs de Baas» van Denkwerk. Ik heb met interesse kennisgenomen van het rapport.
Deelt u de conclusie op pagina 22 dat «onderscheppingen [in tegenstelling tot de situatie in de cocaïnehandel] amper impact hebben op het verdienmodel voor Nederlandse cannabis en synthetische drugs»? Zo nee, kunt u deze conclusie en de onderliggende analyse onderbouwd weerleggen?
De conclusie op pagina 22 dat «onderscheppingen [in tegenstelling tot de situatie in de cocaïnehandel] amper impact hebben op het verdienmodel voor Nederlandse cannabis en synthetische drugs» klinkt aannemelijk, in de zin dat de impact van onderscheppingen op de cocaïnemarkt zeker groter zal zijn dan de impact van onderscheppingen op de markt voor Nederlandse cannabis en synthetische drugs. Nederland is een productieland voor cannabis en synthetische drugs, terwijl cocaïne juist vanuit andere landen wordt ingevoerd of waarbij Nederland als doorvoerland dient. In de Nederlandse cocaïnemarkt zijn onderscheppingen dus lastiger te compenseren. Van synthetische drugs kunnen binnen korte tijd grote hoeveelheden worden geproduceerd om een onderschepping te compenseren. Voor Nederlandse cannabis geldt dat het afkomstig is van een groot aantal relatief kleine aanbieders, waardoor ook in deze markt onderscheppingen logischerwijs minder invloed hebben. Tegelijkertijd kan het in beslag nemen van een specifieke partij cannabis of synthetische drugs nog steeds veel impact hebben op de betrokken criminele groepering, zeker als daarbij ook succesvolle vervolging plaatsvindt.
Wat is uw reactie op de beleidsaanbevelingen van DenkWerk ten aanzien van xtc, in het bijzonder dat «regulering van de binnenlandse keten de geloofwaardigheid en effectiviteit van het Nederlandse drugsbeleid zou vergroten» en dat «regulering van xtc de drempel bovendien zou kunnen verhogen naar de aankoop van andere, schadelijkere drugs zoals speed en crystal meth» (pagina 51)?
XTC is verboden in het Verdrag inzake psychotrope stoffen2 en is in 1988 geplaatst op lijst I van onze Opiumwet. De internationaal-juridische context maakt dat regulering van de binnenlandse keten van xtc niet mogelijk is. Het Nederlandse beleid ten aanzien van drugsbestrijding wordt mede ingegeven door de verplichtingen die deel uitmaken van (internationale) verdragen over drugsbestrijding waarbij Nederland partij is.
Wat is uw reactie op de resultaten van het onderzoek «Ontwikkeling van een rationeel nationaal MDMA-beleid met behulp van multi-decision multi-criterion decision analyse (MD-MCDA)», waar ook uit bleek dat een (strenge) vorm van regulering het meest effectief was voor het verminderen van de gezondheidsrisicio’s en het bestrijden van de aan MDMA-gerelateerde criminaliteit?2
Ik ben bekend met de resultaten van het genoemde onderzoek. Het volgens de onderzoekers meest optimale beleidsmodel zal (naast een stijgend aantal gebruikers) kunnen zorgen voor een aantal voordelen qua gezondheidsrisico’s en de aanpak van druggerelateerde criminaliteit. Zo zal volgens de onderzoekers de kwaliteit van de MDMA omhoog gaan en kunnen de gebruikers beter geïnformeerd worden over de risico’s van het gebruik.
Het onderzoek maakt gebruik van aannames waar je over van mening kunt verschillen, en die op verschillende wijze tegen elkaar kunnen worden afgewogen. Legalisering van MDMA is bovendien niet mogelijk door onze gebondenheid aan internationale verdragen, zoals al benoemd in de beantwoording van vraag 3. Conform afspraak in het coalitieakkoord komt er een staatscommissie die de status van MDMA in het kader van de volksgezondheid onderzoekt en advies uitbrengt over de voor- en nadelen van medicinaal gebruik, met inbegrip van een analyse vanuit verschillende disciplines van risico’s voor de gezondheid, preventie en de Europese context en relevante verdragen.
Hoeveel winst wordt er door Nederlandse groothandelaren in xtc en speed gemaakt? Op welke onderzoeken baseert u zich voor dit bedrag?
Hoeveel winst er door de Nederlandse groothandelaren wordt gemaakt in xtc en speed is mij niet bekend.
Deelt u de mening dat het (bij benadering) kennen van dit bedrag relevant is voor het Nederlands drugsbeleid? Zo nee, waarom niet?
Het kennen van dit bedrag is van beperkt nut voor het Nederlands drugbeleid. Middelen worden op lijsten van de Opiumwet gezet op basis van een risico-inschatting van een stof, waarin een groot aantal factoren op het gebied van gezondheid en veiligheid worden betrokken. De wijze waarop wij in Nederland met verboden middelen omgaan, is niet direct afhankelijk van de hoeveelheid winst die door de producenten van die middelen wordt gemaakt, maar is gebaseerd op het risico dat die middelen vormen. De productie van veel middelen an sich brengt daarbij nog andere gevaren met zich mee, zoals woningbranden bij hennepteelt en chemisch afval bij drugslabs.
Wat is uw reactie op de berekening van DenkWerk dat dit niet zou gaan om «vele miljarden», maar om tussen 300 en 700 miljoen euro per jaar winst voor Nederlandse groothandelaren? Kunt u hierbij een gedetailleerde appreciatie geven van de veronderstellingen, op pagina 21 en de appendix, die aan deze berekening ten grondslag liggen?
De berekening van DenkWerk dat het niet om «vele miljarden» gaat, maar om 300 – 700 miljoen euro per jaar winst voor Nederlandse groothandelaren is interessant. In deze berekening worden, net als in andere omvangsschattingen, een aantal aannames gedaan. Deze zijn zeker niet onredelijk, maar blijven aannames die niet feitelijk kunnen worden onderbouwd, en die resulteren in een bepaalde bandbreedte. Dit is ook het geval bij andere onderzoeken op dit gebied.
Uiteindelijk is het kennen van de exacte omvang van de winst van Nederlandse groothandelaren van ondergeschikt belang. Deze middelen zijn verboden omdat ze een risico vormen voor de gezondheid en veiligheid van mens en maatschappij, zoals toegelicht bij vraag 6. Daarbij komt dat ook als het gaat om honderden miljoenen, deze criminele winsten zelf eveneens kwalijk zijn, bijvoorbeeld als het gaat om oneigenlijke concurrentie door criminele investeringen in legale bedrijfstakken.
Hoeveel procent van de cocaïne die in de Rotterdamse haven arriveert wordt door de overheid onderschept? Herkent u het onderscheppingspercentage van 20% waar u vanuit zou gaan? In hoeverre is het percentage waar u zich op baseert gestoeld op (bottom-up en/of top-down) feiten, zoals de berekening in «Drugs de baas», in plaats van aannames?3
Tijdens mijn bezoek aan Colombia is besproken dat criminelen hun werkwijze aanpassen zodra controles duidelijk voelbaar worden op hun smokkelroutes. Hierbij is ook het onderscheppingspercentage van meer dan 20% van drugs genoemd. Er is geen percentage waar «vanuit wordt gegaan» door de rijksoverheid. Het is wel mijn doel om met opsporingsdiensten, Douane, de burgemeester van Rotterdam en havenbedrijven de controles op vervoersstromen met internationale partners – en dan in het bijzonder samen met de autoriteiten van zogenoemde bronlanden in Latijns Amerika – zodanig op te voeren dat Nederland minder aantrekkelijk is voor drugscriminelen en voor drugssmokkel. De berekening in «Drugs de baas» bevat net als andere onderzoeken aannames om te komen tot een geschatte totale hoeveelheid gesmokkelde cocaïne. In de beantwoording van vraag 12 wordt nader ingegaan op het geschatte onderscheppingspercentage van cocaïne van 50–60% in de haven van Antwerpen en Rotterdam
De Douane geeft daarnaast aan dat zij in de rapportages uitgaat van vaststaande gegevens en geconstateerde feiten. Het is exact aan te geven hoeveel kilo’s cocaïne worden aangetroffen en in beslag genomen, en op welke plaatsen in Nederland dat is gebeurd. Er wordt geen inschatting gemaakt van het onderscheppingspercentage. De hoeveelheid inbeslaggenomen kilo’s is kenbaar, het onderscheppingspercentage niet.
Kunt u toelichten waarom (uw inschatting van) dit percentage niet stelselmatig wordt gerapporteerd, maar de hoeveelheid kilo’s wel? Welke van deze twee acht u een relevantere indicator om het resultaat van beleidsinspanningen te kunnen bepalen?4
Zoals in de beantwoording van vraag 8 is aangegeven is exact aan te geven hoeveel kilo’s cocaïne worden aangetroffen en in beslag genomen, en op welke plaatsen in Nederland dat is gebeurd. Er wordt geen inschatting gemaakt van het onderscheppingspercentage. De hoeveelheid inbeslaggenomen kilo’s is kenbaar, het onderscheppingspercentage niet. Dit maakt dat het stelselmatig rapporteren over (verschuivingen in) dat percentage zich niet leent voor het bepalen van het resultaat van beleidsinspanningen.
Kunt u toelichten waarom dit percentage niet terugkomt in het rapport «Indicatoren drugscriminaliteit» (in opdracht van het WODC)?
Het genoemde rapport is in opdracht van het WODC uitgevoerd door DSP. Het WODC waarborgt de onafhankelijkheid van de onderzoeken die op verzoek van het Ministerie van JenV worden uitgevoerd. Voor toelichting over de uitkomsten van dergelijke onderzoeken verwijs ik u naar de onderzoekers.
Wat is uw reactie op de kritiek dat de marktprijs van cocaïne een verkeerde indicator is om de effectiviteit van onderscheppingen voor het ondergraven van het verdienmodel van de cocaïnehandel te bepalen (pagina 23)?
Ik heb met interesse kennisgenomen van deze passage uit het rapport. Onderzoek leert ons dat de marktprijs van cocaïne ongewijzigd is gebleven de afgelopen jaren, terwijl er wel een verschil zit in de hoeveelheid onderschepte kilo’s cocaïne. Overigens wordt er bij het bepalen van de effectiviteit van beleid nooit gekeken naar een enkele indicator, er is altijd sprake van meerdere kwantitatieve en kwalitatieve indicatoren. Daarbij komt beleid normaliter tot stand in samenspraak met degenen dit het in de praktijk uitvoeren.
Deelt u de conclusie dat het onderscheppingspercentage van cocaïne in de havens van Rotterdam – Antwerpen tussen de 50 en 60% ligt? Zo nee, kunt u deze conclusie en de onderliggende analyses onderbouwd weerleggen?
Door DenkWerk is een onderscheppingspercentage berekend, waarbij de mainports Antwerpen en Rotterdam gezamenlijk zijn begrepen. Daarbij is geen onderscheid gemaakt tussen de beide havens. Het kabinet heeft met belangstelling kennisgenomen van de berekeningsmethodiek en de analyse door DenkWerk. Het betreft een methodiek die, voor zover ons bekend, nog niet eerder is toegepast. Wij zien in de toegepaste methodiek geen significante lacunes, er wordt in de gebruikte methodiek uitgegaan van aantallen en hoeveelheden die vermeld zijn in rapportages van andere instituten en organen. De conclusies zijn de verantwoordelijkheid van DenkWerk – deze zijn niet door andere wetenschappers getoetst. Zie hiervoor ook de beantwoording van vraag 8 en 9.
Deelt u de mening dat het zogenaamde «break-even point» – waarna cocaïnehandel niet meer winstgevend is – een onderscheppingspercentage van 75% vereist? Zo nee, bij welk percentage ligt dit break-even punt volgens u?
Het kabinet hanteert geen dergelijk uitgangspunt. Dit is een interessante invalshoek, die het belang onderstreept van het inzetten op de mainports als belangrijk kanaal voor drugssmokkel.
Deelt u de mening van DenkWerk dat havens, en met name de haventerminals van Rotterdam, de belangrijkste plek zijn om op te focussen bij de aanpak van de cocaïnehandel?
Drugscriminelen maken misbruik van de logistieke ketens die er bestaan in de legitieme handel. De haven van Rotterdam is de grootste haven van West-Europa en kent een forse legale stroom goederen die afkomstig zijn uit de bron- en transitlanden van cocaïne. In deze legale stroom goederen gaan ook partijen illegale goederen zoals cocaïne mee. Een focus op de haven van Rotterdam is daarom logisch. Dat doet niets af aan de eveneens noodzakelijke aandacht voor andere (lucht)havens in Nederland en andere logistieke stromen. We blijven natuurlijk ook alert op het waterbedeffect en het verschuiven van routes.
Er wordt daarom gewerkt aan een plan van aanpak om grootschalige drugssmokkel via logistieke knooppunten tegen te gaan. Dit plan focust zich enerzijds op vijf grote logistieke knooppunten: 1) de Rotterdamse haven, 2) de havens van Zeeland en West-Brabant (o.a. Vlissingen), 3) het Noordzeekanaalgebied, 4) Schiphol en 5) de bloemenveilingen. Anderzijds wordt er gekeken naar overkoepelende maatregelen, zoals het wegnemen van knelpunten t.b.v. informatiedeling, het maken van internationale afspraken met het oog op het gelijk speelveld en het onderzoeken van aangescherpte screeningsmogelijkheden. Vanuit de Prinsjesdagmiddelen uit 2021 is er een bedrag van 24 mln. structureel beschikbaar voor deze aanpak. Eind 2022 wordt de Kamer nader geïnformeerd over dit plan.
Het toenemende aantal covid-besmettingen in relatie tot de asielopvang |
|
Wieke Paulusma (D66), Anne-Marijke Podt (D66) |
|
Kuipers , Eric van der Burg (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Is bij u bekend hoeveel besmettingen de afgelopen drie maanden zijn geconstateerd in asielzoekerscentra (azc’s) en welke stijging de besmettingen hier laten zien? Worden de besmettingen in azc’s continue gemonitord? Zo ja, door wie en aan wie wordt dit gerapporteerd? Zo nee, waarom niet? Vindt u het een goed idee als dat wel zou gebeuren?
Het COA volgt, in overleg met de zorgpartners, het landelijke beleid. Voorheen werd er getest door de GGD en wist het COA hierdoor hoeveel positieve besmettingen er waren. Sinds enige tijd is de zelftest de norm, ook op COA-locaties. Bewoners wordt gevraagd een positieve zelftest door te geven zodat het COA maatregelen kan nemen, bijvoorbeeld voor de isolatie. De positieve uitslag van de zelftest wordt niet geregistreerd. Op grond van de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG) mag het COA dit ook niet. Het COA heeft, doordat bewoners zich melden, wel een globaal beeld. De afgelopen maanden zagen we een lichte toename en inmiddels weer een afname. Het COA ziet op dit moment geen redenen om in haar testbeleid af te wijken van het landelijke beleid.
Welke maatregelen ter voorkoming van covid-besmettingen worden momenteel nog genomen in azc’s? Hebben azc’s eigen plannen gemaakt ter voorkoming van besmettingen, zoals sectoren ook sectorplannen hebben gemaakt?
Er zijn richtlijnen/maatregelen vastgesteld om de uitvoeringsprocessen «coronaproof» door te kunnen laten gaan. Deze maatregelen kunnen op/afgeschaald worden op basis van de lokale situatie. Daarnaast is er een coronaprotocol, opgesteld door COA, GZA, en GGD GHOR Nederland, in gebruik op alle locaties. Hierin zijn onder meer leefregels opgesteld om covid-19 te voorkomen bij bewoners, hoe om te gaan met klachten en besmettingen en regels omtrent isolatie. Binnen de algemene leefregels is er enige ruimte voor lokaal maatwerk toegespitst op de lokale situatie. Met de GGD zijn er landelijke afspraken gemaakt over het vaccineren en voorlichtingsbijeenkomsten voor bewoners. In landelijk overleg met de zorgpartners, RIVM en VWS wordt de situatie gevolgd, geanticipeerd op ontwikkelingen en waar nodig het protocol aangepast.
Welke voorbereidingen worden getroffen in de asielopvang om een verdere verhoging van de besmettingsgraad op te kunnen vangen?
Het COA heeft een Corona Coördinatie Team (CCT). Het CCT coördineert (proactief) en monitort de situatie voor bewoners en medewerkers met betrekking tot covid-19. Bewoners krijgen gratis zelftesten aangeboden en worden gestimuleerd om zichzelf te testen. Er is een Quarantaine & Isolatie (Q&I) locatie waar positief geteste bewoners naar uit kunnen wijken als isolatie op de eigen locatie niet mogelijk is.
Besmettingen worden vooral voorkomen door bewoners te stimuleren zich te laten vaccineren. Het COA brengt dit doorlopend onder de aandacht. In afstemming met GGD GHOR Nederland wordt de vaccinatiestrategie vormgegeven. Daarnaast geeft het COA extra tips en werkinstructies aan locaties om te zorgen voor goede hygiëne.
Wordt bij het opzetten van noodopvang en crisisnoodopvang rekening gehouden met de geldende adviezen om verspreiding van het coronavirus te beperken, zoals het houden van afstand en goede ventilatie?
Ja, bij het opzetten van de noodopvang en de crisisnoodopvang wordt zoveel als mogelijk rekening gehouden met de geldende adviezen ten aanzien van covid-19.
Zijn er voldoende plekken voor mensen die na een besmetting in quarantaine moeten? Als deze plekken er op de noodopvang- en crisisinoodopvanglocaties niet zijn, hoe wordt dan omgegaan met quarantaine?
Isolatie vindt zoveel als mogelijk plaats op de eigen locatie. Kan dat niet dan is er de mogelijkheid om bewoners over te plaatsen naar de Q&I-locatie
Beschikken alle azc’s over CO2-meters? Zo nee, waarom niet? Wilt u dan met het COA in gesprek treden om dit zo snel mogelijk te realiseren?
Nieuwe kernlocaties of bestaande locaties die herbouwd of verbouwd worden krijgen een vorm van CO2 melding met sturing van ventilatie (de hoeveelheid lucht verhogen). Het hebben van een CO2 melder is niet gebruikelijk of wettelijk verplicht op de overige locaties. Voor deze locaties, met name de opvangplekken, geldt een verhoogd ventilatieniveau. In plaats van de in het bouwbesluit aangegeven +/- 21 m3 per persoon houdt het COA 35 m3 per persoon aan.
Wordt op alle locaties nog steeds voorlichting gegeven over covid? Zo ja, op welke manier? Zo nee, op welk moment zal worden besloten dit weer op te starten?
Bewoners worden op locatie en op MyCOA door middel van FAQ-posters in tien verschillende talen en filmpjes voorgelicht over de mogelijkheden tot en de wenselijkheid van vaccineren. Daarnaast geeft het COA (gidsfunctie gezondheidszorg) en de GGD op locatie voorlichting over vaccinatie. Ook is er in de door de GGD gegeven voorlichting «infectieziekte» aandacht voor goede hygiëne om covid te voorkomen en hoe te handelen bij het vermoeden van covid.
Worden asielzoekers, zowel degenen die net aankomen in Nederland als degenen die hier al langere tijd zijn, nog steeds gevaccineerd? Hoe hoog is de vaccinatiegraad onder deze groep?
Op elke locatie zijn er afspraken gemaakt met de GGD over waar en wanneer bewoners zich kunnen laten vaccineren. Bewoners worden hier met posters op locatie over geïnformeerd. Nieuwe instroom op locatie wordt gevraagd of ze gevaccineerd willen worden en krijgen uitleg over hoe dat in zijn werk gaat en waar ze moeten zijn. Dit geldt ook op de centrale ontvangst locaties (col) waar mensen nieuw binnenkomen in Nederland.
Het is niet mogelijk om de vaccinatiegraad vast te stellen. GZA registreert de mensen die in Nederland door de GGD gevaccineerd worden. Echter geeft dit geen beeld van de vaccinatiegraad omdat bewoners ook voor hun aankomst in Nederland al gevaccineerd kunnen zijn. Bij binnenkomst in Nederland wordt niet geregistreerd of iemand gevaccineerd is. Het feit of iemand covid heeft gehad kan ook van invloed zijn of iemand meerdere vaccinaties nodig heeft om volledig gevaccineerd te zijn. Ook dit wordt niet geregistreerd.
Welke redenen geven asielzoekers om zich niet te willen vaccineren? Welke acties worden ondernomen hen voor te lichten en zorgen weg te nemen teneinde de vaccinatiegraad te verhogen?
De redenen zijn, zoals in de Nederlandse samenleving, gevarieerd en van individuele aard. Religieuze en culturele achtergrond kan meespelen, evenals toegang tot informatie en mate van vertrouwen in de wetenschap. Een deel van de mensen die een Dublinclaim hebben of kansloze procedures doorlopen, wil niet gevaccineerd worden vanuit de gedachte dat ze zonder vaccinatiebewijs niet uitgezet kunnen worden door de DT&V.
Bewoners worden (op locatie en op MyCOA) door middel van FAQ-posters in tien verschillende talen en filmpjes voorgelicht over de mogelijkheid tot en de wenselijkheid van vaccineren. Daarnaast geeft het COA (gidsfunctie gezondheidszorg) en de GGD (groepsvoorlichting «infectieziekten») voorlichting over vaccinatie.
Het COA heeft op elke locatie een contactpersoon «vaccineren». Aan hen is gevraagd om in gesprek te gaan met 60+ bewoners om te checken of ze gevaccineerd zijn of willen worden.
Indien het aantal besmettingen verder toeneemt zou dit opnieuw kunnen leiden tot uitval van personeel bij bijvoorbeeld het Centraal Orgaan opvang Asielzoekers (COA) en de Immigratie en Naturalisatie Dienst (IND), is er voldoende capaciteit om dit op te vangen? Bent u bereid alvast scenario’s uit te werken hoe om te gaan met een nog groter tekort aan capaciteit als de besmettingsgraad verder toeneemt?
Het COA heeft een Corona Coördinatie Team (CCT). Het CCT coördineert (proactief) en monitort de situatie voor bewoners en medewerkers met betrekking tot covid. Het CCT werkt ook met scenario’s. Het COA heeft een aantal vitale uitvoeringsprocessen benoemd, die ook ten tijde van toenemende besmettingen en of een eventuele lockdown doorgang vinden.
De IND heeft de crisisorganisatie in de vorm van een Corona Coördinatie Team (CCOT). Deze is momenteel in «slapende toestand» en kan indien dat nodig is opgeschaald worden naar actief. Besluitvorming die verband houdt met de Covid-19 crisis is op dit moment de verantwoordelijkheid van de lijn. De IND heeft een continuïteitsplan corona opgesteld waarin kritieke functies en scenario’s zijn uitgewerkt. Voor de mogelijke scenario’s binnen de IND zijn handelingsperspectieven beschikbaar. Ten aanzien van opschaling in het kader van Covid-19 volgt de IND het Rijksbeleid in afstemming met de ketenpartners.
Het bericht ‘Drugs per post neemt vlucht: 'Overal ter wereld meer dancefeesten'' |
|
Ingrid Michon (VVD) |
|
Dilan Yeşilgöz-Zegerius (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Drugs per post neemt vlucht: «Overal ter wereld meer dancefeesten»»?1
Ja.
Herkent u de trend dat het aantal postpakketjes met drugs fors toeneemt? Wat is de onderliggende oorzaak hiervan?
Ik herken dat het aantal door de douane aangetroffen postzendingen met (synthetische) drugs stijgt. Een van de mogelijke verklaringen is dat de Douane het toezicht op post in 2021 fors heeft geïntensiveerd. De capaciteit hiervoor is conform de opdracht van mijn Ministerie in de loop van 2021 toegenomen. De Douane heeft in de eerste zes maanden van 2022 in totaal bijna 13.500 postzendingen onderschept met daarin (synthetische) drugs. In de eerste zes maanden van 2021 betrof dit aantal 4.080. In de afgelopen jaren zijn de volgende aantallen drugs in de uitgaande post in beslag genomen (per volledig jaar):
Totaal stuks postzendingen
2016
2.318
2017
4.373
2018
4.498
2019
7.115
2020
5.204
2021
15.457
Wat is het juridisch kader voor het onderscheppen van drugs per post? Kunt u daarbij onderscheid maken tussen post en pakketten? Kunt u daarbij tevens onderscheid maken tussen de politie en een post- en pakketdienst?
De Douane heeft zowel opsporings- als controlebevoegdheden. De Douane gebruikt haar controlebevoegdheden om verboden en beperkingen, zoals die uit de Opiumwet, te handhaven op post- en pakketstromen.
Op grond van artikel 8k van de Opiumwet is een douaneambtenaar ook verantwoordelijk voor het opsporen van strafbare feiten uit de Opiumwet. In de praktijk houdt dit in dat de Douane uitgaande brief- en pakketpost steekproefsgewijs en risicogericht controleert, met name zendingen die de buitengrens van de Europese Unie (gaan) overschrijden.
De politie heeft tot taak het opsporen van strafbare feiten, waaronder de strafbare feiten die onder de Opiumwet vallen. De politie richt zich in de praktijk op het opsporen van verzenders en het eventueel aanpakken van een crimineel netwerk daarachter.
Zowel de Douane als de politie is bevoegd om, na machtiging van de rechter-commissaris en onder toezicht van een officier van justitie, post- en pakketten te openen. In de modernisering van het wetboek van Strafvordering is opgenomen dat opsporingsambtenaren ook zonder machtiging van de rechter-commissaris over kunnen gaan tot het openen van pakketten. Voor post blijft in verband met het briefgeheim toestemming nodig.
Wat is de precieze taak van het Post Interventie Team van de politie en hoe verhoudt de taak van dit team zich tot de douane? Welke mogelijkheden dan wel bevoegdheden hebben het Post Interventie Team en de douane om drugspost aan te pakken? Waar zitten de knelpunten in deze aanpak?
Het Post Interventie Team (PIT) van de politie houdt zich bezig met het doen van strafrechtelijke onderzoeken naar verdachten die drugs per post versturen. Tevens zet het team in op preventie en bewustwording (door het voeren van een mediacampagne), het adresseren van knelpunten en het bedenken en opzetten van barrièremodellen om te zorgen dat drugs niet meer per post worden verstuurd. Het PIT maakt gebruik van zijn bevoegdheden die voortkomen uit het wetboek van Strafvordering en Opiumwet. Punt van aandacht is dat de postmarkt dermate groot is, dat het totaalaanbod de opsporingscapaciteit van het PIT overstijgt. Een ander punt is de anonimiteit als drugs die per post worden verstuurd. Verzenden van post is anoniem. Bestellingen worden gedaan via illegale marktplaatsen zoals het darkweb, die zijn ingericht ten behoeve van anonimiteit. Net als het betalen met cryptocurrency.
De Douane is verantwoordelijk voor toezicht op EU-buitengrensoverschrijdend goederenverkeer. Dit betekent dat de Douane controles uitvoert op (pakket)post die via Nederland de EU binnenkomt of uitgaat. Binnen de EU is er sprake van vrij verkeer van goederen.
Wat is de laatste stand van zaken met betrekking tot de inrichting van een multidisciplinair post team? Wat worden de taken en bevoegdheden van dit team en hoe voorkomt u dat er tijd verloren gaat aan discussie en onduidelijkheden over de aansturing bij interventies en operationele slagkracht van betrokken organisaties, zoals destijds is gebeurd bij het Multidisciplinair Interventieteam (MIT)?
Er wordt samen met de politie en douane verkend op welke wijze een gezamenlijk postteam ingevuld kan gaan worden. In dat team zullen politie en douane hun samenwerking intensiveren om de opsporing te versterken. Zo wordt de verspreiding van drugs via post- en pakketten effectiever tegengegaan. Het postteam zal geen eigenstandige bevoegdheden of taken krijgen maar wordt een platform waarbinnen wordt samengewerkt tussen politie en douane om de opsporing te versterken. Het FIOD en OM zullen hiertoe een bijdrage leveren. Beoogd wordt om dit postteam zo spoedig mogelijk dit jaar werkenderwijs te laten starten. Het traject heeft drie doelstellingen, te weten:
Het door middel van intensieve samenwerking tussen douane en politie effectiever tegengaan van verspreiding van drugs via post- en pakketdiensten.
Het opdoen van ervaringen in de samenwerking. Met de intensivering ontstaat onder andere meer zicht op het totaal van de problematiek van het fenomeen. Ook wordt aan de hand van de intensivering duidelijk in kaart gebracht op welke wijze een intensivering van de publiek-private samenwerking de meeste meerwaarde zou hebben.
Daarnaast toont de intensievere samenwerking andere landen dat Nederland deze problematiek serieus neemt.
In de verkennende gesprekken voor het postteam is gesignaleerd dat de inzet op de intra-EU post- en pakketstromen, die vanuit beleidsmatig oogpunt wenselijk is, in de praktijk nog niet plaatsvindt. Onder meer is hierin de vraag van belang wanneer het vrij verkeer van goederen in het gedrang komt. Parallel aan de start van het postteam wordt dan ook uitgewerkt op welke wijze deze controle vormgegeven zou kunnen worden.
De samenwerking in het postteam zal gedurende het traject gemonitord worden. Na een periode van 3 jaar wordt bekeken op welke wijze het traject wordt vervolgd.
Wat doen post- en pakketdiensten om drugs per post aan te pakken? Is er volgens u voldoende sprake van een gevoel van urgentie bij die postbedrijven? Zijn er volgens u mogelijkheden om meer verantwoordelijkheid bij deze diensten te beleggen?
Er is zeker sprake van een gevoel van urgentie bij postbedrijven. Met name de medewerkers in de sortering en in de aflevering zijn kwetsbaar, en de bedrijven zien het als hun plicht hen zo goed mogelijk te beschermen. Onder andere door zelf steekproeven te houden met speurhonden en samen te werken met de lokale politie. Een concreet voorbeeld is ook de training van DPD personeel om hen bewust te maken van signalen van ondermijnende criminaliteit. Deze training wordt zowel aan operationele als aan commerciële afdelingen gegeven, met het doel om klanten met mogelijk slechte intenties te detecteren (zie ook antwoord op vraag 8). Ander voorbeeld is PostNL, dat in EU verband werkt aan een barrièremodel (zie antwoord op vraag 9).
Het multidisciplinair postteam gaat in kaart brengen welke wijze een intensivering van de publiek-private samenwerking de meeste meerwaarde heeft (zie antwoord op vraag 5).
Hoe is de samenwerking tussen de politie en post- en pakketdiensten? Worden postbedrijven ondersteund in het weerbaarder maken van hun bedrijfsprocessen tegen misbruik en beïnvloeding door criminele organisaties?
De politie heeft samenwerkingsverbanden met post- en pakketdiensten. De samenwerking dient echter wel geïntensiveerd te worden, vandaar dat binnen het PIT formatie is ingericht om de publiek-private samenwerking met post- en pakketdiensten verder vorm te geven. De ervaringen van het postteam worden meegenomen in het intensiveren van de publiek-private samenwerking.
Bent u bekend met het project Weerbare Post & Koeriersdiensten van de Taskforce RIEC Brabant-Zeeland? Bent u tevens bekend met het samenwerkingsconvenant tussen postdienst DPD en de Taskforce RIEC Brabant-Zeeland? Ziet u kansen om dit soort initiatieven landelijk uit te rollen?
Ja, daar ben ik mee bekend. De Taskforce RIEC Zeeland-Brabant en DPD zijn tevreden over de samenwerking. Er zijn meerdere trainingen gegeven aan medewerkers van DPD om hen bewuster te maken van de signalen van ondermijnende criminaliteit. Momenteel wordt er een e-learning ontwikkeld, waarin de inhoud van de trainingen wordt verwerkt. Deze kan breder uitgerold worden naar andere post- en pakketdiensten.
Klopt het dat er vanuit het European Network on the Administrative Approach (ENAA) en de European Crime Prevention Network (EUCPN) wordt gewerkt aan een barrièremodel waarin afgevaardigden uit Duitsland, België, Luxemburg en Nederland samenwerken? Wanneer worden hier resultaten van verwacht?
Het European Network on the Administrative Approach (ENAA) en het European Crime Prevention Network (EUCPN) zijn beide netwerken om de samenwerking tussen lidstaten binnen de Europese Unie te versterken. Het ENAA richt zich op het verder brengen van de bestuurlijke aanpak van georganiseerde criminaliteit tussen en binnen de lidstaten van de Europese Unie. Daarbij focust het netwerk zich onder andere op het verzamelen en verspreiden van best practices tussen de lidstaten, maar ook op het ontwikkelen van instrumenten die de samenwerking op het gebied van de bestuurlijke aanpak kunnen bevorderen. Het EUCPN maakt het uitwisselen van best practices rondom criminaliteitspreventie mogelijk tussen lidstaten van de EU. Ook ondersteunt en faciliteert het netwerk preventie activiteiten op lokaal niveau.
Een van de projecten die door ENAA en EUCPN is opgepakt in samenwerking met afgevaardigden uit Duitsland, België, Luxemburg en Nederland (waaronder ook enkele private postbedrijven), ziet op het opstellen van een barrièremodel met betrekking tot de distributie van drugs door en post- en koeriersdiensten. De focus daarbij is om inzicht en overzicht te hebben van waar in het proces barrières kunnen worden opgeworpen. Het European Multidisciplinary Platform Against Criminal Threats (EMPACT) en het Benelux Secretariaat zijn tevens betrokken bij de ontwikkeling van het barrièremodel. De verwachting is dat het barrièremodel in de tweede helft van dit jaar gereed zal zijn.
Is er samenwerking met landen als Australië en de Verenigde Staten om informatie uit te wisselen over dit soort drugspost? Hoe ziet die samenwerking eruit?
De Douane werkt nauw samen met diverse bestemmingslanden van uitgaande post met (synthetische) drugs uit Nederland. Die samenwerking ziet onder andere op informatie-uitwisseling, gezamenlijke operaties en het uitwisselen van best practices op het gebied van handhaving. Deze samenwerking is in convenanten vastgelegd. Ook is de Douane in gesprek met de Verenigde Staten om een liaison bij de Amerikaanse Douane te plaatsen.
Ook tussen de Nationale Politie en buitenlandse politiediensten bestaan goede samenwerkingsverbanden. Zo worden regelmatig congressen georganiseerd waar informatie wordt uitgewisseld, knelpunten en best practices worden gedeeld. Ook bestaan er officiële informatiekanalen tussen politiediensten waar informatie wordt uitgewisseld. Ten slotte werken de genoemde landen samen door middel van rechtshulpverzoeken zodat de landen elkaar wederzijds kunnen helpen in opsporingsonderzoeken.
De effectiviteit van coronavaccins |
|
Wybren van Haga (BVNL) |
|
Kuipers |
|
![]() |
Hebt u kennisgenomen van het bericht «Eerste prikken tegen corona beschermen nauwelijks meer»?1
Ja, ik heb kennisgenomen van dit bericht.
Kunt u uitleggen waarom de vaccineffectiviteit van de eerste twee prikken vrijwel geheel is afgenomen? Kunt u een uitgebreide uitleg geven?
De vaccineffectiviteit tegen ziekenhuisopname wordt door het RIVM berekend door het risico op ziekenhuisopname bij ongevaccineerde mensen te vergelijken met dat bij gevaccineerde mensen. De gegevens hierover komen uit de ziekenhuisregistratie van de Nationale Intensive Care Evaluatie (NICE), aangevuld met gegevens uit het COVID-vaccinatie Informatie- en Monitoringssysteem (CIMS). Deze systemen bevatten geen gegevens over het aantal mensen dat al eerder COVID-19 heeft gehad en daardoor immuniteit heeft opgebouwd. In de afgelopen twee jaar zijn de meeste mensen inmiddels wel één of meerdere keren besmet geraakt. Verschillen in risico’s op ziekenhuisopname tussen gevaccineerde mensen en ongevaccineerde mensen zijn daarom niet meer alleen te wijten aan effecten van de vaccinatie, maar ook aan effecten van infecties.
Ook speelt mee dat mensen die door onderliggende aandoeningen (zoals diabetes, COPD of overgewicht) of medicijngebruik meer risico lopen om ernstig ziek te worden door COVID-19, zich relatief vaker hebben laten vaccineren dan mensen zonder dit soort risicofactoren. De groep ongevaccineerde mensen kan dus gemiddeld gezonder zijn dan de groep gevaccineerde mensen. Omdat het RIVM niet beschikt over gegevens over onderliggende aandoeningen, kan de vaccineffectiviteit hier niet op worden gecorrigeerd.
Vaccinatie is wel degelijk effectief in het voorkomen van ziekenhuisopname door COVID-19. Internationaal onderzoek laat namelijk een lagere kans op ziekenhuisopname door COVID-19 zien voor mensen met een afgeronde basisserie, wanneer dit wordt vergeleken met ongevaccineerde mensen. Het gaat bijvoorbeeld om onderzoek uit landen als het Verenigd Koninkrijk. Wel is het zo dat de bescherming van de basisserie tegen ernstige ziekte en sterfte door COVID-19 na verloop van tijd enigszins afneemt, met name bij mensen met een immuunsysteem dat minder goed werkt. Om deze bescherming op peil te houden is het daarom van belang dat mensen de herhaalprikken halen waar ze voor in aanmerking komen.
Heeft de afgenomen vaccineffectiviteit te maken met het feit dat het coronavirus een muterend virus is en vaccineren tegen een respiratoir, muterend virus eigenlijk zinloos is omdat je het niet kunt elimineren?
Vaccineren is zinvol omdat hiermee kan worden voorkomen dat mensen (ernstig) ziek worden door COVID-19. De nu beschikbare COVID-19-vaccins zijn ook bij de nu dominante variant(en) effectief in het voorkomen dat mensen ernstig ziek worden of overlijden door COVID-19. Op die manier dragen COVID-19-vaccins in grote mate bij aan de volksgezondheid. Het is daarom nog steeds van belang dat alle mensen de prikken halen waar ze voor in aanmerking komen.
Dat virussen muteren is overigens een natuurlijk fenomeen. Hoe meer een virus circuleert, hoe groter de kans dat er mutaties optreden.
Bent u het, achteraf bezien, eens met de vele medici en wetenschappers die al vanaf het begin van de coronacrisis aangaven dat vaccineren dit virus niet zal doen verdwijnen? Zo nee, waarom niet? Kunt u een uitgebreide uitleg geven?
Zie antwoord vraag 3.
Betekent dit dat u de bevolking jaarlijks, of misschien zelf meerdere keren per jaar, gaat oproepen om een coronavaccin te nemen? Zo ja, waarom?
Het is op dit moment niet te voorspellen of het nodig is de bevolking jaarlijks of meerdere keren per jaar op te roepen voor een vaccinatie. Dit hangt af van verschillende factoren, waaronder de infectiedruk, de dominante variant en de effectiviteit van de vaccins. Het responsteam van het RIVM houdt deze factoren nauwlettend in de gaten en vraagt wanneer deze factoren hiertoe aanleiding geven het OMT-V te adviseren over de noodzaak voor revaccinatie.
Wat voor consequenties heeft dit voor het leven van mensen die ervoor kiezen geen vaccin te nemen? Worden zij meerdere keren per jaar geweerd uit het openbare leven?
Op dit moment gelden er geen beperkende maatregelen. In de praktijk betekent dit dat het coronatoegangsbewijs (CTB) op dit moment niet wordt ingezet. In de periode dat het CTB wel nog werd ingezet, hadden mensen die ervoor kiezen zich niet te laten vaccineren altijd de mogelijkheid om met een negatieve testuitslag toegang te krijgen tot locaties waar het hebben van een geldig CTB verplicht was.
Betekent dit daarnaast dat gevaccineerde mensen zich vrij door de openbare ruimte mogen bewegen, terwijl zij, zoals wij inmiddels weten, het virus wel kunnen verspreiden en daarmee dus zorgen voor een grotere en snellere verspreiding dan ongevaccineerden?
Zie het antwoord op vraag 3 en vraag 6. De beschikbare COVID-19-vaccins beschermen nog steeds erg goed tegen ernstige ziekte en ziekenhuisopname door COVID-19. Het is dus nog steeds erg belangrijk dat alle mensen de prikken halen waar ze voor in aanmerking komen. Zo houden we de zorg toegankelijk en de maatschappij open.
Weet u wat de potentiële gevolgen en bijwerkingen zijn van mensen jaarlijks vaccineren met een nieuw, experimenteel vaccin? Zo ja, wat zijn deze? Zo nee, vindt u het dan niet verstandig te wachten met op structurele schaal vaccineren tot de potentiële bijwerkingen en lange termijn effecten daarvan in kaart gebracht zijn?
De COVID-19-vaccins die in Nederland gebruikt worden zijn geen experimentele vaccins. De vaccins zijn op dit moment voorwaardelijk toegelaten tot de markt. Zoals ik op 1 april jl. ook heb benoemd in reactie op vragen van het lid Van Meijeren (FvD)2, wordt een voorwaardelijke handelsvergunning pas afgegeven wanneer het Europese Beoordelingscomité (CHMP) van het Europees Geneesmiddelenbureau (EMA) de balans van werkzaamheid, veiligheid en kwaliteit van een geneesmiddel positief heeft beoordeeld. Ook moet de fabrikant regelmatig aanvullende informatie aanleveren, waaronder bevindingen over langetermijneffectiviteit.
De kans dat er op langere termijn bijwerkingen optreden is zeer klein. Dit heb ik ook al aangegeven in reactie op de schriftelijke vragen van het lid Van Meijeren3. Meestal treden bijwerkingen binnen één of enkele dagen na vaccinatie op en gaan vanzelf weer over. Dit komt door de manier waarop vaccins werken: het vaccin zorgt ervoor dat het lichaam antistoffen tegen het virus aanmaakt, waarna het vaccin zelf door het lichaam wordt afgebroken. Bijwerkingen die na enkele weken nog optreden zijn zeer zeldzaam.
Wereldwijd zijn inmiddels ruim 12 miljard doses van de COVID-19-vaccins toegediend. De eerste vaccinaties zijn daarbij al ruim 1,5 jaar geleden gegeven. Er zijn geen aanwijzingen dat de vaccins op langere termijn bijwerkingen geven die zouden moeten leiden tot een andere afweging met betrekking tot de inzet van vaccins. Hier is brede wetenschappelijke consensus over.
Gaat u gelijklopend aan het herhaaldelijk vaccineren onderzoek doen naar de eventuele medische gevolgen die dat heeft? Zo nee, waarom niet?
Er wordt al onderzoek gedaan naar de effecten van de vaccins op korte en op langere termijn, door verschillende onafhankelijke organisaties in binnen- en buitenland. De bijwerkingen zijn te vinden in de bijsluiters van de vaccins en te vinden op de websites van het College ter Beoordeling van Geneesmiddelen (CBG) en het bijwerkingencentrum Lareb.
Meldingen van mogelijke bijwerkingen worden gemonitord door Lareb. Het doel van het monitoren van meldingen is het opsporen van mogelijk nog niet bekende bijwerkingen. De bevindingen van Lareb worden met het CBG gedeeld. Het CBG beoordeelt of het gaat om een nieuwe bijwerking en neemt maatregelen wanneer noodzakelijk. Ook zorgt het CBG ervoor dat de bevindingen internationaal worden gedeeld. De bevindingen worden gedeeld met de EudraVigilance-databank van het EMA en vanuit daar met VigiBase, de databank van de WHO. Deze databanken maken het mogelijk om informatie over mogelijke bijwerkingen internationaal uit te wisselen.
Betekent de zeer beperkte effectiviteit van de vaccins ook dat we nu jaarlijks beperkende maatregelen kunnen verwachten, zoals bijvoorbeeld schoolsluitingen en mondkapjesverplichtingen, aangezien het virus zich zal blijven verspreiden?
Het verdere verloop van het virus is onzeker. Voor de scenario’s over het verdere verloop van het virus verwijs ik naar de scenario’s van de WRR en het KNAW4. De effectiviteit van de vaccins is van verschillende factoren afhankelijk, onder andere de infectiedruk en de dominante variant.
De huidige virusvariant kan weer opleven als de immuniteit afneemt. De immuniteit neemt af naarmate de vaccinatie of besmetting langer geleden is. Een voorbeeld van een dergelijke opleving hebben we recent gezien met de zomergolf. Tijdens deze golf was het echter niet noodzakelijk om beperkende maatregelen in te voeren en het RIVM meldt dat deze zomergolf inmiddels lijkt te zijn gepasseerd.
Het is ook mogelijk dat een nieuwe virusvariant dominant wordt. Dit kan betekenen dat veel meer mensen besmet kunnen worden met het virus en/of veel meer mensen ernstig ziek kunnen worden door een infectie met het virus.
Het is niet uit te sluiten dat in een dergelijk scenario opnieuw maatregelen noodzakelijk zijn.
Het kabinet heeft in voorbereiding op de verschillende scenario’s, zoals uiteengezet door de WRR en KNAW, een lange termijnstrategie gepresenteerd. Onderdeel daarvan is dat het onderwijs onder op de stapel ligt bij het treffen van maatregelen. Er zal slechts sprake zijn van een (gedeeltelijke) sluiting van het onderwijs of de kinderopvang als we te maken krijgen met een virus(variant) waarbij scholieren, studenten en personeel in de scholen en onderwijsinstellingen direct gevaar lopen.
Betekent dit dat ook kinderen jaarlijks zullen worden opgeroepen voor een inenting tegen COVID-19? Zo ja, weet u wat hiervan de eventuele medische gevolgen en/of bijwerkingen zijn?
Net als bij volwassenen, is het op dit moment nog niet te voorspellen of het noodzakelijk is kinderen jaarlijks te vaccineren tegen COVID-19. Het antwoord op vraag 5 geldt ook voor het vaccineren van kinderen.
Bent u zich ervan bewust dat de steeds verder oplopende gevallen van vaccinatieschade, bijvoorbeeld veroorzaakt door myocarditis en pericarditis, zich veelal voordoen na het ontvangen van herhaalprikken/boosters? Zo ja, vindt u het dan verstandig om mensen herhaaldelijk te blijven vaccineren?
De kans dat myocarditis of pericarditis na vaccinatie optreedt is zeer klein. De belangrijkste oorzaken voor myocarditis en pericarditis zijn infecties, zoals een eerder doorgemaakte verkoudheid of griep en auto-immuunaandoeningen. Ook de ziekte COVID-19 kan myocarditis of pericarditis veroorzaken. Bijwerkingencentrum Lareb geeft aan dat uit onderzoek blijkt dat het risico op myocarditis na een COVID-19-infectie achttien keer groter is dan na een COVID-19-vaccinatie. Voor pericarditis is dit risico vijf keer groter.5 De door Lareb ontvangen meldingen geven geen aanwijzingen dat pericarditis of myocarditis vaker voorkomt na de boostervaccinaties dan na de eerdere vaccinaties. Overigens gaan de klachten die worden veroorzaakt door myocarditis en pericarditis meestal vanzelf over. Ook zijn ze met medicijnen goed te behandelen.
Betekent dit dat niemand ooit «volledig gevaccineerd» zal zijn tegen COVID-19, aangezien de vaccins maar zeer beperkte tijd effect hebben?
We weten inmiddels dat de bescherming van de COVID-19-vaccins na verloop van tijd afneemt en dat het voor bepaalde groepen nodig kan zijn om een extra dosis te krijgen, zodat de bescherming tegen ernstig ziek worden en ziekenhuisopname weer op peil gebracht wordt. Het is op dit moment niet uit te sluiten dat daar in de toekomst meer vaccinaties bij komen. De term «volledig gevaccineerd» geeft daarom nu aan of iemand alle vaccinaties heeft gehad waar diegene op dat moment voor in aanmerking komt.
Weet u ook hoeveel effectiviteit de vaccins hebben na elf maanden, tien maanden, negen maanden, etc., aangezien het belangrijk is te weten hoe snel en hoeveel de vaccin effectiviteit precies afneemt in welk tijdsbestek? Zo nee, waarom weet u dat niet en kunt u daar onderzoek naar doen?
Het RIVM houdt de incidentie van ziekenhuisopnames bij gevaccineerde en ongevaccineerde mensen en de effectiviteit van de vaccins op populatieniveau voortdurend in de gaten, op basis van eigen onderzoek en internationale literatuur, en informeert mij daar elke vier weken over. De effectiviteit van de vaccins is van verschillende factoren afhankelijk, waaronder de infectiedruk en de dominante variant. Dit is waarom de vaccineffectiviteit van tijd tot tijd kan verschillen. Ik hecht daarom grote waarde aan de monitoring van de incidentie van ziekenhuisopnames bij gevaccineerde en ongevaccineerde mensen door het RIVM.
Kunt u reflecteren op het feit dat vaccinatie volgens het kabinet «de enige uitweg» uit de coronacrisis was, terwijl dat nu geheel niet zo blijkt te zijn?
Nee, die mening deel ik niet. Het is belangrijk dat zoveel mogelijk mensen zich laten vaccineren, zodat minder mensen ernstig ziek worden door COVID-19 en het virus zich minder makkelijk kan verspreiden. Om burgers in staat te stellen een weloverwogen keuze te maken om zich wel of niet te laten vaccineren, is actief en op grote schaal over vaccinatie gecommuniceerd. Naarmate de beschikbare informatie steeds uitgebreider werd en er nieuwe (wetenschappelijke) inzichten bekend werden, is dit open en transparant in de publiekscommunicatie verwerkt.
Kunt u reflecteren op de manier waarop gecommuniceerd is naar de burgers aangaande de coronavaccins? Deelt u de mening dat het kabinet de burger misleidende informatie heeft gegeven over de werking van de vaccins en hen daarmee op oneigenlijke gronden heeft bewogen zich te laten vaccineren?
Zie antwoord vraag 15.
Wat vindt u van de manier waarop is omgegaan met mensen die ervoor kozen zich niet te laten vaccineren? Staat u nog steeds achter de framing van de «pandemie van de ongevaccineerden» en de stigmatisering en maatschappelijke polarisatie die dat heeft opgeleverd? Zo ja, waarom? Kunt u een gedetailleerde verklaring geven?
Het halen van een vaccinatie blijft een vrije keuze. Stigmatisering van bepaalde groepen en maatschappelijke polarisatie passen daar niet bij. Dat laat onverlet dat je niet laten vaccineren nadelige effecten kan hebben voor anderen. Vaccinatie doe je voor jezelf maar ook voor een ander. Ook dat is iets om bij stil te staan.
Deelt u de mening dat het effectiever is op de zorgcapaciteit in Nederland structureel op te schalen, in plaats van te blijven prikken met een vaccin waarvan de effectiviteit snel afneemt?
De vaccins zorgen er, zoals ik in eerdere antwoorden op schriftelijke vragen al heb toegelicht, nog steeds voor dat mensen minder ernstig ziek worden door COVID-19. De kans dat zij door een infectie in het ziekenhuis opgenomen moeten worden is daardoor een stuk kleiner. Het is daarom nog steeds van belang dat mensen die in aanmerking komen voor een vaccinatie deze ook halen. Zo blijft de zorg beschikbaar voor mensen die dit om een andere reden dan COVID-19 nodig hebben.
Ten behoeve van de zorgcapaciteit van ziekenhuizen bracht het expertteam «COVID-zorg in ziekenhuizen» (hierna: expertteam) in kaart wat nodig is om de ziekenhuiszorg goed voorbereid te laten zijn op een eventuele nieuwe COVID-19-golf in het najaar van 2022. Het expertteam heeft onder meer geadviseerd de bestaande personele capaciteit effectiever in te zetten door met meer flexibiliteit in te spelen op een eventuele oplopende zorgvraag. Het kabinet nam onder meer dit advies over en is hierover in gesprek met ziekenhuizen. Voor een gedetailleerde reactie op het advies van het expertteam verwijs ik u naar de Kamerbrief van 13 juni jl.6
Wat gaat de aanhoudende vaccinatiestrategie Nederland kosten en waar gaat het geld daarvoor vandaan gehaald worden?
Voor het jaar 2022 heb ik in mijn begroting rekening gehouden met de uitvoering van meerdere vaccinatierondes, namelijk de eerste boostercampagne in de winter, een herhaalprik voor ouderen en kwetsbaren in het voorjaar en een herhaalprik voor de gehele bevolking in het najaar. Ook voor het jaar 2023 heb ik een budget geraamd voor de COVID-19-vaccinatiestrategie. Hier heb ik de Kamer met de 6e incidentele suppletoire begroting over geïnformeerd7. De hiervoor benodigde middelen komen ten laste van het generale Rijksbrede beeld. Er wordt nog bezien of en in welke vorm structurele inbedding in mijn begroting nodig wordt geacht.
Afhankelijk van de opkomst, kan het voorkomen dat de uitvoeringskosten van de eerdere vaccinatierondes en de najaarsronde anders zijn dan ik aanvankelijk heb geraamd. Indien dit zo is zal ik dit de Kamer, conform de normale begrotingssystematiek, zo spoedig mogelijk melden met een suppletoire begroting. Dit geldt ook voor wijzigingen in mijn begroting ten behoeve van eventuele toekomstige vaccinatierondes.
Deelt u de mening dat het beter zou zijn om in te zetten op preventie en eventueel vroegtijdige medicatie, dan op vaccinatie? Zo nee, waarom niet?
Preventie is van groot belang. Het is nog steeds erg belangrijk dat iedereen zich aan de basisadviezen houdt. Zo proberen we te voorkomen dat mensen besmet raken met het coronavirus. Toch kan het gebeuren dat iemand wel besmet raakt. De vaccins zorgen er in dat geval voor dat mensen minder ziek worden. Vroegtijdige medicatie en verdere behandeling bij ziekte kunnen in aanvulling daarop het risico verlagen dat patiënten die besmet raken een ernstig verloop van de ziekte doormaken. Vaccinatie, preventie en behandeling zijn daarmee alle drie van groot belang in het voorkomen dat mensen ernstig ziek worden of overlijden door COVID-19.
Het Duitse evaluatierapport Corona en de datachaos bij het Robert Koch Instituut |
|
Wybren van Haga (BVNL) |
|
Kuipers |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van het evaluatierapport inzake het coronabeleid in Duitsland en de ontoereikende gegevensverzameling van het Robert Koch Instituut?1
Ja, ik heb kennisgenomen van dit evaluatierapport. De URL waarnaar wordt verwezen werkt inmiddels niet meer. Het rapport kan worden geraadpleegd via: https://www.bundesgesundheitsministerium.de/fileadmin/Dateien/3_Downloads/S/Sachverstaendigenausschuss/220630_Evaluationsbericht_IFSG_NEU.pdf
Kunt u reflecteren op het feit dat uit het Duitse evaluatierapport over het coronabeleid blijkt dat circa 2,5 miljoen Duitsers onder behandeling van een arts kwamen te staan als gevolg van bijwerkingen door een coronavaccinatie?
In het genoemde evaluatierapport staat nergens vermeld dat circa 2,5 miljoen Duitsers onder behandeling van een arts zouden zijn komen te staan als gevolg van bijwerkingen door COVID-19-vaccinatie. Wel wordt het cijfer 2.487.526 genoemd in een persbericht2 en een motie3 van de Bondsdagfractie van de partij Alternative für Deutschland (AfD). Op basis van dit cijfer, dat afkomstig is van de Kassenärztliche Bundesvereinigung (KBV), stelt AfD dat ernstige bijwerkingen na vaccinatie met een COVID-19-vaccin vele malen vaker zouden zijn voorgekomen dan door het Paul-Ehrlich-Institut is geregistreerd.
Ondanks het feit dat het genoemde cijfer niet in het evaluatierapport voorkomt, wil ik toch kort ingaan op de bewering die in de vraag wordt gedaan. Ik vind het namelijk van belang dat burgers kunnen beschikken over correcte informatie bij het maken van afwegingen over hun eigen gezondheid.
Naar aanleiding van uw vraag is door het Ministerie van VWS bij de KBV nagevraagd of de bewering dat circa 2,5 miljoen Duitsers onder behandeling van een arts zouden zijn komen te staan als gevolg van bijwerkingen door COVID-19-vaccinatie juist is. De KBV heeft in reactie op dit verzoek laten weten dat het hier gaat om een misvatting, waar zij in de scherpst mogelijke bewoordingen afstand van neemt. Volgens de KBV waren er in 2021 ongeveer 2,5 miljoen patiënten met vaccinatiebijwerkingen die door een fondsdokter (Vertragsarzt) zijn gezien. Hoewel dit aantal op het eerste gezicht hoog lijkt, is dit geenszins onverwacht of zorgwekkend te noemen. De bijwerkingen die door fondsdoktoren zijn geregistreerd bestaan namelijk voor het grootste deel uit veelvoorkomende en overwegend milde postvaccinale verschijnselen, zoals roodheid en pijn op de injectieplaats. Voor deze veelvoorkomende postvaccinale verschijnselen geldt in Duitsland geen meldplicht en derhalve zijn deze niet door het Paul-Ehrlich-Institut geregistreerd. Daarnaast is de bewering dat alle 2,5 miljoen patiënten vanwege bijwerkingen door een arts zijn gezien niet uit de cijfers af te leiden. Het is aannemelijk dat er ook patiënten tussen zitten die vanwege andere klachten, zoals een chronische onderliggende ziekte, door een arts zijn gezien en dat bijkomstige postvaccinale klachten daarbij ook in het medisch dossier zijn geregistreerd. Tot slot dient het cijfer 2,5 miljoen in perspectief te worden geplaatst: in Duitsland zijn in 2021 rond de 154 miljoen coronaprikken gezet.
Kort samengevat geeft de bewering van AfD dus een vertekend beeld. Ik zie op basis van deze informatie dan ook geen aanleiding om te twijfelen aan de veiligheid van de in Nederland ingezette COVID-19-vaccins. Volledigheidshalve heb ik de verklaring van de KBV (in het Duits) als bijlage aan deze beantwoording toegevoegd.
Is het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) op de hoogte van de wijdverspreide vaccinatieschade in Duitsland? Zo ja, is het kabinet daarover geïnformeerd? Zo nee, waarom niet?
Ik verwijs u naar het antwoord op vraag 2. In Duitsland is geen sprake van een zeer hoge incidentie van ernstige bijwerkingen na vaccinatie met een door het EMA goedgekeurd COVID-19-vaccin.
Is er in Nederland duidelijkheid over hoeveel mensen als gevolg van een coronavaccinatie medische hulp hebben gezocht?
Zoals ik in reactie op uw motie van 24 mei jl.4 in de Verzamelbrief van 4 juli jl.5 ook heb toegelicht, zijn zorgverleners volgens de Geneesmiddelenwet (artikel 78:3) verplicht om bij Lareb melding te maken van ernstige vermoedelijke bijwerkingen. Van de 220.000 meldingen van vermoedelijke bijwerkingen werden er ongeveer 7.500 meldingen door zorgverleners gemaakt. Daarbij wil ik nogmaals benadrukken dat niet alle gemelde vermoedens ook daadwerkelijk bijwerkingen van COVID-19-vaccinatie zijn.
Is het mogelijk dat de onverklaarbare oversterfte van de afgelopen maanden veroorzaakt wordt door gevolgen van de coronavaccinaties, die onder de radar zijn gebleven, en/of het gevolg zijn van bijwerkingen en/of het versnellen van (chronische) aandoeningen? Zo nee, waarom niet? Kunt u een uitgebreide verklaring geven?
Er zijn op dit moment nog geen gegevens beschikbaar over de doodsoorzaken van de afgelopen maanden. In het recent gepubliceerde rapport van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) en het RIVM6 is wel onderzoek gedaan naar de oorzaken en redenen van oversterfte in 2020 en 2021 in Nederland. De oversterfte van de afgelopen maanden viel, net als de eerdere drie periodes van oversterfte beschreven in het rapport, samen met een periode van hoge infectiedruk van COVID-19. Dit is bijvoorbeeld af te leiden uit rioolwatersurveillance en de aantallen ziekenhuisopnames door COVID-19. Het onderzoek liet zien dat het risico op overlijden aan COVID-19 veel kleiner was na vaccinatie. De geschatte vaccineffectiviteit tegen overlijden aan COVID-19 was hoger dan 90% in de eerste twee maanden na afronden van de basisserie. Dit betekent dat de kans om te overlijden aan COVID-19 meer dan 90% kleiner was voor gevaccineerde personen dan voor ongevaccineerde personen.
Daarnaast zijn er op basis van de analyses in het rapport van het CBS en RIVM ook geen aanwijzingen dat er in de Nederlandse bevolking een verhoogde kans op overlijden aan andere doodsoorzaken dan COVID-19 bestaat in de eerste twee maanden volgend op COVID-19-vaccinatie. Het onderzoek toont een verlaagd risico op overlijden aan andere doodsoorzaken dan COVID-19 in de acht weken na ontvangst van een vaccindosis, ten opzichte van het risico op overlijden zonder deze vaccindosis. Ook laat het rapport zien dat de sterftekans lager is in de gevaccineerde populatie dan in de ongevaccineerde populatie. De resultaten geven hiermee geen aanwijzing dat op populatieniveau het risico op overlijden na een eerste, tweede of boosterdosis COVID-19-vaccin verhoogd was.
Tot slot zijn er geen aanwijzingen dat de vaccins op langere termijn bijwerkingen geven die zouden moeten leiden tot een andere afweging met betrekking tot de inzet van vaccins. Meldingen van bijwerkingen worden zorgvuldig geanalyseerd en gemonitord door onder andere Lareb, het Nederlandse College ter Beoordeling van Geneesmiddelen en het Europees Geneesmiddelenbureau (EMA). Het overgrote deel van de meldingen van bijwerkingen betreft niet-ernstige en bekende bijwerkingen na vaccinatie die kortdurend van aard zijn. Wereldwijd zijn inmiddels ruim 12 miljard doses van de COVID-19-vaccins toegediend waarvan de eerste
vaccinaties al ruim 1,5 jaar geleden gegeven zijn. Er is brede wetenschappelijke consensus over het gegeven dat de voordelen van vaccinatie tegen COVID-19 opwegen tegen de geringe kans op (ernstige) bijwerkingen.
Is het mogelijk dat de coronavaccins de afweer van (kwetsbare en oude) mensen dusdanig verzwakt/aantast dat zij vatbaarder zijn voor allerhande aandoeningen en/of eerder bezwijken aan (chronische) aandoeningen? Zo nee, waarom is dat niet mogelijk? Kunt u een uitgebreide uitleg geven?
Het immuunsysteem werkt heel specifiek gericht op delen van bacteriën of virussen die in een vaccin zitten. Een prik tegen polio beschermt bijvoorbeeld niet tegen mazelen. Daarom is het niet te verwachten dat er effecten optreden buiten de ziekte waartegen het vaccin gericht is. Er is geen wetenschappelijk bewijs dat er bij COVID-19-vaccins effecten optreden die verder gaan dan bescherming tegen COVID-19. Het is wel bekend dat de COVID-19-vaccins korte termijn bijwerkingen kunnen hebben, zoals koorts en roodheid op de injectieplaats. Er is geen bewijs dat dit leidt tot serieuze gezondheidsproblemen bij kwetsbare of oudere mensen. Ook is in het eerdergenoemde onderzoek van het CBS en RIVM geen verhoogde sterfte gezien na vaccinatie. Er werd juist gezien dat de kans op overlijden aan COVID-19 in de eerste twee maanden na afronding van de basisserie bij alle gevaccineerde leeftijdsgroepen ruim 90% kleiner is in vergelijking tot ongevaccineerde personen7.
Kan worden geconcludeerd dat het aantal mensen dat in Nederland schade heeft ondervonden van de coronavaccinaties vele male groter is dan wij nu in beeld hebben, gezien het feit dat slechts een heel klein deel van bijwerkingen van vaccinaties wordt gemeld bij het Lareb? Zo nee, waarom niet? Kunt u een uitgebreide uitleg geven?
Nee, deze conclusie kan niet worden getrokken. Via verschillende kanalen, zoals de website van de rijksoverheid, het RIVM en bijvoorbeeld Thuisarts.nl, zijn mensen geattendeerd op de mogelijkheid eventuele bijwerkingen na vaccinatie te melden bij Lareb. Dit is ook onder de aandacht gebracht via posters en flyers bij de vaccinatielocaties. Zorgverleners bij wie patiënten met mogelijke bijwerkingen zich melden, zijn tevens goed op de hoogte van de mogelijkheid om een melding bij Lareb te doen. Zoals ik in het antwoord op vraag 4 heb toegelicht, zijn zorgverleners wettelijk verplicht melding te maken van ernstige bijwerking. Met een meldgraad van zo’n 6 meldingen per 1000 vaccins is Nederland volgens Lareb internationaal koploper als het gaat om het melden van mogelijke bijwerkingen van COVID-19-vaccins.
In het licht van de informatie over vaccinatieschade in Duitsland, vindt u het dan nog steeds verantwoord de deze week aangekondigde nieuwe vaccinatiecampagne voor kwetsbare mensen doorgang te laten vinden? Zo ja, waarom? Kunt u een uitgebreide analyse geven?
In mijn Kamerbrief van 29 juli jl.8 heb ik de Tweede Kamer geïnformeerd dat op basis van een advies van het expertteam COVID-19-vaccinaties (OMT-V) een nieuwe vaccinatieronde zal plaatsvinden in het najaar. Lareb heeft de meldingen die zijn gedaan uitvoerig onderzocht. Zo blijkt uit het vragenlijstonderzoek dat Lareb heeft uitgevoerd9 dat veel mensen milde, kortdurende bijwerkingen ervaren na een COVID-19-vaccinatie. Het gaat om bekende, niet-ernstige bijwerkingen, zoals hoofdpijn, spierpijn, rillingen en koorts. Er is brede wetenschappelijke consensus over het gegeven dat de voordelen van vaccinatie tegen COVID-19 opwegen tegen de geringe kans op (ernstige) bijwerkingen.
Heeft u kennisgenomen van de kritiek op het Duitse coronabeleid, welke onder andere melding maakt van wetenschappelijk niet gefundeerde maatregelen, censuur en het ontbreken van gedegen gegevensverzameling?
Ja, ik heb daar kennis van genomen.
Hoe verhoudt zich dit tot het Nederlandse coronabeleid, aangezien dit vergelijkbaar was? Kunt u reflecteren op de bevindingen uit het Duitse evaluatierapport?
Ik deel de opvatting niet dat het Nederlandse en het Duitse COVID-19-beleid vergelijkbaar waren. Het beleid dat in Nederland is gevoerd is toegesneden op de eigen lokale context, net zoals dat in Duitsland is gedaan. In Nederland evalueert de Onderzoeksraad voor Veiligheid (OvV) het COVID-19-beleid. Op 16 februari jl.10
heeft de OvV het rapport «Aanpak Coronacrisis, Deel 1: tot september 2020» aan het kabinet aangeboden. Op 1 april jl.11 is de kabinetsreactie op dit rapport naar de Kamer verstuurd.
Kunt u reflecteren op het feit dat volgens dit rapport vele maatregelen zoals het verplichten van mondkapjes, lockdowns, de inzet coronatoegangsbewijzen, etc. ongefundeerd en weinig tot niet effectief zijn gebleken?
Voor de Nederlandse situatie geldt dat maatregelen altijd in samenhang werden genomen. Daarom is de effectiviteit van een afzonderlijke maatregel niet te bepalen. Wat betreft de fundering van de maatregelen: het kabinet liet zich bij het nemen van maatregelen breed adviseren door het Outbreak Management Team (OMT), alsook door de Gedragsunit van het RIVM, de politie, communicatiewetenschappers en andere gezaghebbende instituties. Wat betreft de opmerkingen over de effectiviteit van de maatregelen, zoals in het rapport wordt opgemerkt: ook dat moet in de specifieke lokale context worden bezien. Gegevens van het ene land kunnen niet een-op-een geëxporteerd worden naar het andere land.
Hoe kijkt u terug op de Nederlandse communicatie vanuit de overheid naar de burger, nu het Duitse rapport blijkt dat de communicatie in Duitsland veelal top-down werd gevoerd en er weinig ruimte was voor dialoog met de burger? Kunt u een analyse over de Nederlandse communicatie geven?
Dialoog met (groepen) mensen is altijd een belangrijk onderdeel geweest van de corona-aanpak van het kabinet en de communicatie-inspanningen die daarbij hoorden en horen. Zo is voortdurend contact met organisaties die in de haarvaten van de maatschappij zitten, partijen die dicht bij de verschillende doelgroepen staan. Denk hierbij onder andere aan vertegenwoordigers van jongeren, ouderen, mensen met een migratieachtergrond, mensen met een kwetsbare gezondheid, anderstaligen en laaggeletterden. Met deze partijen bespreken we wat de signalen en behoeften zijn, daarop spelen we in. Deze partijen verspreiden ook de materialen die we vanuit het Ministerie van VWS maken om de doelgroepen zo goed mogelijk te informeren. Daarnaast werden en worden de effecten van alle publiekscommunicatie gemeten zodat we goed kunnen inspelen op de ontvanger van de informatie. Dit draagt bij aan een effectieve communicatie waarbij het belang van de burger centraal staat.
Wat vindt u van de conclusie dat de gegevensverzameling van het Robert Koch Instituut ernstig incompleet is, waardoor het beleid en de maatregelen niet zorgvuldig getoetst geëvalueerd kunnen worden? Geldt dit ook voor Nederland?
Als Minister van VWS ben ik verantwoordelijk voor de bestrijding van de COVID-19-pandemie en de verzameling van daaraan gerelateerde gegevens in Nederland. De conclusies uit het rapport hebben geen betrekking op de Nederlandse situatie.
Wat vindt u ervan dat ook de data die is gebruikt voor het onlangs verschenen rapport van het RIVM en het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) over de oversterfte niet compleet is en de brondata bovendien niet toegankelijk is gemaakt voor onafhankelijke wetenschappers?
Het CBS en RIVM hebben op mijn verzoek onderzoek gedaan op basis van de op dat moment voor hen beschikbare datasets, zoals de doodsoorzakengegevens, sterftecijfers, demografische gegevens, data over langdurig zorggebruik in het kader van de Wet langdurige zorg (Wlz) en de vaccinatiestatus (CIMS). Het CBS en RIVM hebben in hun onderzoeksrapport12 helder uiteengezet wat de restricties zijn geweest binnen de gebruikte datasets en de daaraan verbonden consequenties voor de conclusies.
Naast de bovengenoemde gebruikte data hadden de onderzoekers bij het CBS en RIVM graag meer data willen gebruiken, zoals een actuelere doodsoorzakenregistratie, en koppelbare testdata. Dit is binnen de gestelde onderzoeksperiode niet mogelijk gebleken gezien de noodzakelijke zorgvuldigheid in de omgang met persoonsgegevens.
Mijn doelstelling is om in het verdiepende vervolgonderzoek naar oversterfte, dat wordt uitgevoerd in het kader van de beantwoording van motie 1617 van het lid Omtzigt13, zo veel mogelijk brondata beschikbaar te stellen voor onderzoek door wetenschappers die niet zijn gelieerd aan het CBS of RIVM. Hierover ben ik in gesprek met het RIVM en de GGD’en. Zorgvuldigheid in de wijze waarop het beschikbaar stellen van brondata gebeurt, vind ik van groot belang. Ik houd daarom te allen tijde rekening met de geldende wettelijke kaders.
Hoe gaat u ervoor zorgen dat alle data alsnog verzameld en openbaar gemaakt wordt en op welke termijn, zodat deze data getoetst kan worden?
Zoals ik reeds in de beantwoording van eerder gestelde Kamervragen van het lid Omtzigt14 heb benoemd, werk ik op dit moment samen met onder meer het RIVM, de GGD’en en het CBS, om de data in de CBS-omgeving toegankelijk te maken voor onderzoek door onderzoekers die niet gelieerd zijn aan een van de zojuist genoemde instanties. Met het RIVM en de GGD’en verken ik wat er voor nodig is om data met betrekking tot vaccinatiestatus en doorgemaakte infecties via het CBS toegankelijk te maken voor onderzoekers die door de begeleidingscommissie van ZonMw worden geselecteerd in traject 3 van het oversterfteonderzoek. Op dit moment zijn diverse bronnen reeds beschikbaar bij het CBS15 waar onderzoekers onder strikte voorwaarden in de beveiligde CBS-onderzoeksomgeving onderzoek mee kunnen doen.
Welke conclusies verbindt u aan het Duitse evaluatierapport en welke gevolgen zal dit hebben voor het coronabeleid in Nederland? Kunt u een uitgebreide analyse geven?
Als Minister van VWS ben ik verantwoordelijk voor de bestrijding van de COVID-19-pandemie in Nederland. De conclusies van het evaluatierapport hebben betrekking op het Duitse COVID-19-beleid. Ik verbind hier geen gevolgen aan voor het Nederlandse COVID-19-beleid.
Het nieuwsbericht ‘Faillissement door verkoopverbod tabak? Lobby klopte cijfers op’ |
|
Pieter Omtzigt (Omtzigt), Laurens Dassen (Volt) |
|
Hanke Bruins Slot (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA), Maarten van Ooijen (staatssecretaris volksgezondheid, welzijn en sport) (CU) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van het artikel «Faillissement door verkoopverbod tabak? Lobby klopte cijfers op»?1
Ja.
Hoe worden de resultaten en de werkwijze gecontroleerd van onderzoeksbureaus die in opdracht van bewindspersonen en ministeries onderzoek doen, alvorens de informatie naar de Kamer wordt gestuurd en mede bepalend worden voor de totstandkoming van overheidsbeleid? Kunt u aangeven hoe dat in zijn algemeenheid gecontroleerd wordt en hoe dat in dit specifieke geval gedaan is?
Ik erken het belang van kwaliteit van onderzoek dat uitgezet is door de overheid en dat onderzoeksresultaten gebaseerd dienen te zijn op feitelijke onderzoeksuitkomsten. Bij het uitzetten van onderzoeken werken we met aanbestedingsregels, raamovereenkomsten en werkafspraken. Vanuit het opdrachtgevende ministerie zijn bewindspersonen en ministeries met name betrokken bij de fase van de vraagarticulatie vanuit de kennisbehoefte, de opdrachtnemende partij is verantwoordelijk voor de kwaliteit van de uitvoering. Voor de uitvoering zijn er documenten die waarborgen bieden voor onafhankelijk onderzoek en onafhankelijke oordeelsvorming, zoals overzichtelijk gebundeld in de brief (Kamerstuk 31 490, nr. 306) die de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties in oktober 2021 naar de Kamer stuurde. Zo bieden de Algemene Rijksvoorwaarden voor het verstrekken van opdrachten tot het verrichten van diensten 2018 (hierna: ARVODI) een eenvormige set van algemene voorwaarden voor dienstverleningsovereenkomsten tussen de Staat der Nederlanden (alle ministeries en daaronder ressorterende diensten) en derden. Artikel 28 van de ARVODI gaat specifiek in op integriteit en het voorkomen van belangenverstrengeling. Uitgangspunt is dat belangenverstrengeling of andere integriteitskwesties te allen tijde moeten worden voorkomen.
Ook wordt in de modelovereenkomsten voor beleidsgericht onderzoek verwezen naar de Europese gedragscode voor Wetenschappelijke Integriteit, All European Academies (hierna: ALLEA). In de ALLEA-gedragscode worden de professionele, wettelijke en ethische verantwoordelijkheden beschreven. De gedragscode is van toepassing op zowel publiek als particulier gefinancierd onderzoek. In de code zijn onder andere opgenomen de beginselen van wetenschappelijke integriteit en goede onderzoekspraktijken.
Voor ambtenaren geldt de Gedragscode Integriteit Rijk (GIR) als leidend minimum kader voor het handelen. De GIR geeft een overzicht van de belangrijkste rijksbrede afspraken op het gebied van integriteit en biedt houvast bij het maken van afwegingen en nemen van beslissingen bij integriteitskwesties. De GIR benoemt ook de regels en afspraken omtrent betrokkenheid bij onafhankelijk onderzoek en (wetenschappelijke) integriteit. Als opdrachtgever dient de ambtenaar ervoor te zorgen dat de onderzoeker in alle veiligheid en onafhankelijkheid zijn werk kan doen. Verder hebben sommige organisaties een Chief Science Officer en/of een Vertrouwenspersoon Wetenschappelijke Integriteit aangesteld. Hier kunnen medewerkers terecht die vragen hebben over wetenschappelijke integriteit.
In het specifieke geval van het onderzoek uit het nieuwsbericht is de werkwijze van het onderzoeksbureau (de onderzoeksopzet) in de offertefase met VWS gedeeld en vervolgens door VWS kritisch gelezen en goedgekeurd. Nadat grote supermarktketens geen medewerking aan het onderzoek wilden verlenen, zijn er wijzigingen aangebracht in de onderzoeksopzet: de branchevereniging voor onder meer franchisenemers in de supermarktsector is geïnterviewd en via de branchevereniging is met franchisenemers gesproken. De verkregen inzichten uit de interviews zijn vervolgens getoetst aan de beschikbare literatuur en bij onafhankelijke experts. Deze wijzigingen zijn gedurende het onderzoek aan VWS medegedeeld.
Hoe wordt gecontroleerd dat onderzoeken die worden uitgevoerd door onderzoeksbureaus in opdracht van bewindspersonen en ministeries representatief zijn voor de gehele branche en bovendien gebaseerd zijn op feitelijke onderzoeksresultaten? Kunt u aangeven hoe dat in zijn algemeenheid gecontroleerd wordt en hoe dat in dit specifieke geval gedaan is?
Representativiteit van onderzoek en feitelijkheid van onderzoeksresultaten zijn belangrijke voorwaarden voor de kwaliteit van onderzoek. Vanuit het ministerie zijn wij met name betrokken bij de fase van de vraagarticulatie vanuit onze kennisbehoefte, de opdrachtnemende partij is verantwoordelijk voor de kwaliteit van de uitvoering.
In het specifieke geval van het onderzoek uit het nieuwsbericht is de onderzoeksopzet besproken en goedgekeurd door VWS. Bij de selectie van onderzoeksbureaus speelt kwaliteit een belangrijke rol. Deze wordt beoordeeld aan de hand van de onderzoeksopzet en de ervaring en het profiel van het team dat het onderzoek gaat uitvoeren. Zoals genoemd in de beantwoording van vraag 2 zijn er door omstandigheden wijzigingen aangebracht in de initieel aangedragen onderzoeksopzet. Deze zijn aan VWS medegedeeld.
Hoe wordt gecontroleerd dat onderzoeken die worden uitgevoerd door onderzoeksbureaus in opdracht van bewindspersonen en ministeries niet gebaseerd zijn op oneigenlijke lobbypraktijken? Kunt u aangeven hoe dat in zijn algemeenheid gecontroleerd wordt en hoe dat in dit specifieke geval gedaan is?
Nederland kent een traditie waarin de inbreng van maatschappelijke partijen bij de vorming van beleid en wetgeving positief wordt gewaardeerd. Dit mag er echter niet toe leiden dat onderzoek in opdracht van de overheid niet meer objectief en neutraal wordt uitgevoerd. Daartoe dienen ook de codes en documenten, zoals genoemd in het antwoord op vraag 2. Dat is natuurlijk geen garantie dat het altijd leidt tot objectieve rapportages; want het blijft mensenwerk. Transparantie over de werkwijze is daarom essentieel. Hiermee leggen onderzoekers verantwoording af over de werkzaamheden en worden ministeries, het parlement en de maatschappij in staat gesteld deze te controleren.
In het specifieke geval van het onderzoek uit het nieuwsbericht is de onderzoeksopzet van tevoren gedeeld en besproken met VWS. In dit onderzoek zijn zienswijzen van diverse maatschappelijke partijen meegenomen. Deze zienswijzen zijn vervolgens getoetst bij onafhankelijke experts en eveneens getoetst aan de beschikbare wetenschappelijke literatuur.
Waarom is de Kamer niet geïnformeerd over de werkwijze van het onderzoeksbureau SEO Economisch Onderzoek en de totstandkoming van de cijfers?
De Tweede Kamer is op 17 december 2021 geïnformeerd over het onderzoeksrapport «Beperken tabaksverkoop tot tabaksspeciaalzaken» uitgevoerd door onderzoeksbureau SEO Economisch Onderzoek (32 011, nr. 92). In het rapport van SEO Economisch Onderzoek dat is meegezonden, is de Tweede Kamer in het hoofdstuk «Onderzoeksaanpak» geïnformeerd over de werkwijze van het onderzoeksbureau.
Deelt u de mening dat een standaard voor onafhankelijk onderzoek dat door de overheid gefinancierd nodig is en hoe gaat u dat bereiken?
Zoals aangegeven in de brief van de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties aan de Tweede Kamer van 1 oktober 2021 (Kamerstuk 31 490, nr. 306) bieden naar overtuiging van het kabinet de bestaande codes en documenten voldoende waarborgen voor onafhankelijk onderzoek en onafhankelijke oordeelsvorming.
Hoe gaat u motie-Omtzigt c.s. uitvoeren die de regering verzoekt de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR) opdracht te geven om standaarden en protocollen op te stellen voor onafhankelijkheid van advisering en onafhankelijkheid van onderzoek, en hen de vrijheid te geven daar de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen (KNAW) bij te betrekken?2
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties heeft Uw Kamer middels de brief van 5 april jl. (Kamerstuk 25 295, nr. 1825) in antwoord op de motie-Omtzigt c.s. over het opstellen van standaarden en protocollen door de WRR (Kamerstuk 25 295, nr. 1805, was nr. 1804) hierover reeds eerder geïnformeerd. In de brief is aangegeven dat de Minister van BZK vanuit haar coördinerende verantwoordelijkheid voor de organisatie en kwaliteit van de rijksdienst deze motie binnen het kabinet zal oppakken. In antwoord op de motie-Omtzigt c.s. is aangegeven dat bij de uitvoering van de motie de bijzondere positie van de WRR ten opzichte van de regering en het parlement relevant is. Zoals vastgelegd in de Instellingswet W.R.R. stelt de WRR zelf het eigen werkprogramma vast. In het licht hiervan heeft de Minister van BZK naar aanleiding van de motie contact opgenomen met de WRR. Daaruit is gebleken, dat de WRR binnen afzienbare tijd met de indieners van voornoemde motie in gesprek zal willen gaan om de achtergrond van de vraag beter te begrijpen en te bezien of deze binnen het werkprogramma past. Op 13 oktober vindt een gesprek plaats van de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken met de WRR.
Hoe rijmt u deze casus met artikel 5.3 van het Kaderverdrag inzake tabaksontmoediging (Framework Convention on Tobacco Control, FCTC) van de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) uit 2005, mede ondertekend en geratificeerd door Nederland? Bent u het ermee eens dat de overheid in deze casus artikel 5.3 heeft geschonden?
De overheid heeft in deze artikel 5.3 van het Kaderverdrag inzake tabaksontmoediging niet geschonden. Uit artikel 5.3 volgt dat verdragspartijen maatregelen moeten nemen om het tabaksontmoedigingsbeleid te beschermen tegen de commerciële belangen van de tabaksindustrie. Ik verwijs u naar de wijze waarop uitvoering wordt gegeven aan de verplichtingen van dit artikel naar de brief die voormalig Staatssecretaris van Rijn hierover naar de Tweede Kamer heeft gestuurd.3 Uitgangspunt van de Nederlandse overheid is dat de overheid geen contact heeft met de tabaksindustrie, tenzij dat in verband met uitvoeringstechnische kwesties die rijzen bij vastgesteld beleid of vastgestelde regelgeving noodzakelijk is. Daar is in de onderhavige casus aan voldaan. Het onderzoeksbureau heeft in het kader van het onderzoek gesproken met het Vakcentrum, een belangenbehartiger van zelfstandige supermarkten. Deze zienswijzen zijn vervolgens getoetst bij onafhankelijke experts en eveneens getoetst aan de beschikbare wetenschappelijke literatuur.
Hoe gaat u in de toekomst voorkomen dat de Kamer foutief geïnformeerd wordt, althans een verkeerd beeld wordt voorgehouden, mede door derden die trachten de regeringsprocessen- en besluiten te beïnvloeden?
Oneigenlijke beïnvloeding en andere vormen van belangenverstrengeling bij onderzoek dienen te allen tijde te worden voorkomen. De bestaande codes en documenten, zoals in mijn antwoord op vraag 2 benoemd, bieden waarborgen voor onafhankelijk onderzoek en onafhankelijke oordeelsvorming. Conform de ALLEA-gedragscode gaan onderzoekers voorzichtig en weloverwogen te werk bij het ontwerpen, uitvoeren, analyseren en documenteren van onderzoek. Het Rijk onderschrijft de beginselen uit de ALLEA gedragscode eveneens. Belangenbehartiging door derden vormt voorts onderwerp van het debat n.a.v. de initiatiefnota van de leden Dassen en Omtzigt over wettelijke maatregelen om de integriteit van bewindspersonen en de ambtelijke top te bevorderen (Kamerstuk 36 101).
Overeenkomstig de GRECO-aanbevelingen over de personen die de hoogste leidinggevende functies bekleden (Bijlage bij Kamerstukken II 2018/19, 35 000-VII, nr. 91), welke regels en richtlijnen bent u van plan in te voeren over de wijze waarop de personen die de hoogste leidinggevende functies bekleden (onder meer bewindspersonen en topambtenaren) in contact treden met lobbyisten en andere derden die ernaar streven regeringsprocessen- en besluiten te beïnvloeden?
Gedragsregels omtrent de omgang van bewindspersonen met derden/lobbyisten zullen worden opgenomen in de gedragscode voor bewindspersonen, die najaar 2022 aan de Tweede Kamer zal worden gezonden. Daarenboven zijn recent de regels omtrent het opnemen van afspraken in de openbare agenda’s van bewindspersonen aangepast. In reactie op Kamervragen van de leden Sneller en Bromet heeft het kabinet aangegeven dat het de motie van deze leden (Kamerstuk 35 925 VII, nr. 18) onverkort zal uitvoeren. De openbare agenda’s van bewindspersonen worden gebruiksvriendelijker, het streven is contactgegevens op te nemen bij de agenda-items met een korte beschrijving van het betreffende onderwerp. Ook worden de agenda-items gecategoriseerd, conform de motie van de leden Sneller en Bromet (Kamerstuk 35 925 VII, nr. 18 zodat kan worden gezocht op trefwoorden. Hiermee wordt voorzien in de vraag naar meer transparantie. De aanbevelingen van GRECO in de vijfde evaluatieronde zijn niet van toepassing op topambtenaren, die gebonden zijn door de Gedragscode Integriteit Rijk.
Overeenkomstig de GRECO-aanbevelingen over de personen die de hoogste leidinggevende functies bekleden (Bijlage bij Kamerstukken II 2018/19, 35 000-VII, nr. 91), hoe gaat u de transparantie vergroten ten aanzien van contacten en onderwerpen met betrekking tot het lobbyen bij personen die de hoogste leidinggevende functies bekleden?
Zie antwoord op vraag 10.
Kunt u aangeven hoe u de motie Dassen cs. gaat uitvoeren?3
Het kabinet zal een hoogleraar met expertise op het gebied van belangenbehartiging en politieke besluitvorming vragen om advies over een lobbyregister, en hierover najaar 2022 nader berichten. Uitgangspunt bij deze adviesaanvraag is dat een lobbyregister ten aanzien van bewindspersonen wordt ingevoerd, zoals ook is verzocht in de motie Dassen cs. In de adviesaanvraag zal onder meer worden verzocht aandacht te besteden aan de vraag wat precies onder lobbyisten moeten worden verstaan, hoe bij een registratie bureaucratische lasten binnen de perken kunnen blijven en hoe ervaringen vanuit andere landen kunnen worden betrokken. Ook is het van belang dat een lobbyregister niet onbedoeld beperkingen oplegt aan mensen met wie een bewindspersoon graag in contact komt en die geen lobbyist zijn.
Kunt u deze vragen ieder afzonderlijk en binnen drie weken beantwoorden?
Ja.
Het bericht ‘Prijsexplosie GHB vanwege oorlog in Oekraïne, verslaafden stoppen met de drug’ |
|
Songül Mutluer (PvdA), Mirjam Bikker (CU) |
|
Dilan Yeşilgöz-Zegerius (minister justitie en veiligheid) (VVD), Maarten van Ooijen (staatssecretaris volksgezondheid, welzijn en sport) (CU) |
|
![]() ![]() |
Bent u bekend met het bericht «Prijsexplosie GHB vanwege oorlog in Oekraïne, verslaafden stoppen met de drug»?1
Ja.
Herkent u de kansen en risico’s die verslavingsdeskundigen zien als gevolg van de plotselinge prijsstijging, waardoor gebruikers plotseling moeten stoppen? Hoe beoordeelt u deze kansen en risico’s?
Er is geen eenduidige informatie of er sprake is van een prijsstijging van GHB. Indien sprake is van een prijsstijging is het mogelijk dat sommige verslaafde gebruikers kunnen overstappen naar andere meer betaalbare middelen (zoals alcohol, XTC/MDMA en amfetamine) die een gelijke werking hebben om hun onthoudingsklachten te onderdrukken. Dit laatste is uiteraard onwenselijk. Het zou beter zijn als gebruikers overgaan tot behandeling van hun verslaving.
Deelt u de opvatting dat het van belang is om laagdrempelige en toegankelijke hulpverlening te bieden en bekendheid te geven aan het aanbod om mensen te helpen op een verantwoorde wijze van hun verslaving af te komen? En dat deze situatie nog meer aanleiding geeft om de inzet hierop te versnellen?
Ik deel deze opvatting. Laagdrempelige toegang tot goede verslavingszorg is van groot belang en hierin is samen met partijen in het veld in geïnvesteerd. Het Trimbos instituut heeft in samenwerking met partners, een gemeentelijke casus-gerichte GHB-aanpak ontwikkeld. In deze aanpak gaat het over het centraal stellen van de cliënt en het verstevigen van de samenwerking tussen verslavingszorg, gemeente, politie en andere netwerkpartners. Een aantal gemeenten in Nederland voert deze aanpak momenteel uit met behulp van een ontwikkelde handreiking voor gemeenten die ondersteunt bij het opzetten van deze aanpak. Deze handreiking wordt regelmatig bijgewerkt. Daarnaast organiseert het Trimbos-instituut intervisiebijeenkomsten voor de gemeentelijke projectleiders die met de aanpak werken en is er eind 2021 een webinar georganiseerd voor het algemene publiek. Gemeenten die kampen met GHB-problematiek kunnen door het Trimbos-instituut een onderzoek laten uitvoeren naar de aard en omvang van de problematiek in de gemeente (een Scanner), wat kan leiden tot gerichte aanbevelingen voor de gemeente in de aanpak van GHB-problematiek.
Tevens heeft het Nijmegen Insitute for Scientist-Practitioners in Addiction (Nispa) in 2020 in samenwerking met instellingen voor verslavingszorg, het Bongers Instituut en het Trimbos-instituut een handreiking uitgebracht over hoe behandeling van de groep (zeer) problematische GHB-gebruikers vormgegeven moet worden. Deze handreiking bevat praktische informatie voor zowel professionals als voor ervaringsdeskundigen, patiënten en naasten. Tot slot wordt momenteel door Novadic-kentron in samenwerking met het Nijmegen Institute for Scientist-Practitioners in Addiction (NISPA-Radboud) gewerkt aan nieuwe innovatieve behandelingen die het effect van de bestaande behandeling en de toegang tot zorg voor personen met een GHB verslaving moet verbeteren.
Bent u bereid de voorlichting voor GHB-gebruikers en in het bijzonder mensen met een GHB-verslaving per direct op te schalen, bijvoorbeeld op sociale media, waarbij zij worden gewezen op hulpverlening en verslavingszorg? Zo ja, hoe geeft u dit vorm? Zo nee, welke stappen overweegt u om wel te zetten?
Het is zinvol om in te zetten op toeleiding naar zorg bij de groep GHB gebruikers. Door het vergroten van de bekendheid over het beschikbare aanbod om van de verslaving af te komen, zowel bij de zorgverlener als de gebruiker, kan dit worden bewerkstelligd. Sociale media kan hiervoor ingezet worden, waarbij gebruikers worden gewezen op hulpverlening en verslavingszorg. Het Trimbos-instituut, maar ook verslavingszorginstellingen, bepalen zelf hoe zij het meest effectief gebruik kunnen maken van sociale media voor de voorlichting over de beschikbare hulpverlening en zorg.
Gebruikers van GHB kunnen terecht op de websites https://www.drugsinfo.nl/ghb en https://www.drugsenuitgaan.nl/ghb. Op de website drugsenuitgaan.nl kunnen zij ook een gebruikerstest doen om te kijken of het gebruik riskant is. Naast het risico op «out gaan» wordt ook het risico op verslaving benadrukt. Mensen die de drugsinfolijnen bellen en bij wie problematisch gebruik wordt vermoed, worden doorverwezen naar de huisarts. Afhankelijk van de behoeften van de beller, wordt doorverwezen naar een andere instantie.
Bent u voorts bereid met spoed het gesprek te voeren met de aangewezen zorgpartners over de vraag hoe er voldoende hulpverlening en verslavingszorg beschikbaar kunnen zijn voor mensen die al dan niet noodgedwongen afkicken, zodat zij op een veilige en duurzame manier van hun verslaving af komen?
Ik blijf in gesprek met de betrokken zorgpartners om zo samen tot de beste oplossingen voor voldoende hulpverlening en verslavingszorg te komen. Er zijn reeds goede initiatieven bewerkstelligd zoals de ontwikkeling van een handreiking door het Nispa, onder andere in samenwerking met instellingen voor verslavingszorg, over hoe behandeling van de groep (zeer) problematische GHB gebruikers vormgegeven moet worden.
Op welke wijze houdt u er zicht op of gebruikers overstappen op andere gevaarlijke middelen, conform de vrees van Novadic-Kentron? Op welk moment verbindt u daar beleidsvoornemens aan?
Er zijn in Nederland diverse monitors actief op het gebied van middelengebruik, zoals het Drugs Informatie en Monitoring Systeem (DIMS). Het Trimbos-instituut monitort het gebruik van middelen met verschillende monitors en periodieke onderzoeken. Ook verslaving aan middelen kan weer beter in beeld gebracht worden met behulp van het Landelijk Alcohol en Drugs Informatie Systeem (LADIS). Het LADIS systeem is sinds 1 juli jl. weer in werking en draagt bij aan het verkrijgen van informatie in de ontwikkelingen binnen de verslavingszorg, zoals de verslavende middelen die verslaafden gebruiken en het aantal mensen dat zich heeft aangemeld voor verslavingszorg. Gelet op de vrees van Novadic-Kentron blijven we alert op signalen die aanleiding geven tot ingrijpen.
Hoe wordt voorkomen dat hier substitutie optreedt en criminelen een nieuwe «markt» aanboren?
De beste manier om substitutie te voorkomen is door de vraag weg te nemen. Het is daarom belangrijk mensen die verslaafd zijn aan middelen toe te leiden naar een behandeling, zodat zij ook geen behoefte ervaren om een substituut voor GHB te vinden. De inzet op drugspreventie2 ondersteunt ook de aanpak van drugscriminaliteit. Immers: hoe minder gebruikt wordt, hoe kleiner de vraag. Een vraag die een gevaarlijke en gewelddadige keten mede in stand houdt. De aanpak van de criminaliteit die met de productie en handel van drugs gepaard gaat en de ondermijnende effecten die deze criminaliteit op de samenleving heeft, vallen onder de coördinerende verantwoordelijkheid van de Minister van Justitie en Veiligheid. Het hele kabinet zet zich hiervoor in. Mijn inzet op drugspreventie is daarin een belangrijke schakel.
Naast het wegnemen van de vraag is het belangrijk om het aanbod en de bijbehorende georganiseerde drugscriminaliteit terug te dringen. De aanpak van georganiseerde criminaliteit is van groot belang voor dit kabinet en zal de komende periode topprioriteit zijn. In de Kamerbrief van 26 april jl. over de aanpak van georganiseerde criminaliteit op hoofdlijnen heeft de Minister van Justitie en Veiligheid het belang van een consistente en samenhangende repressieve en preventieve aanpak benadrukt.3 In deze brede aanpak gelden vier inhoudelijke prioriteiten: voorkomen, doorbreken van criminele netwerken en verdienmodellen, bestraffen en beschermen. Er zijn structurele middelen beschikbaar gesteld voor de aanpak van drugscriminaliteit.
Herhaalprikken voor mensen onder de zestig jaar |
|
Joba van den Berg-Jansen (CDA) |
|
Kuipers |
|
![]() |
Klopt het dat op zaterdag 11 juni jongstleden diverse GGD’en tweede boosters voor mensen onder de zestig jaar zonder afspraak hebben aangeboden, maar dat dit binnen een dag weer teruggedraaid werd? Zo ja, hoe heeft dit misverstand kunnen ontstaan?1
Dit klopt niet. Er is geen sprake geweest van een wijziging van beleid. De herhaalprik wordt geadviseerd en aangeboden aan 60-plussers, volwassenen met het syndroom van Down en ernstig immuungecompromitteerde mensenvolwassenen. In individuele gevallen is er maatwerk mogelijk voor mensen jonger dan 60 jaar die een vergelijkbaar ernstige afweerstoornis hebben door ziekte of behandeling. Deze mensen kunnen zich met een verwijsbrief van een medisch specialist laten vaccineren bij de GGD. Voor 60-minners die niet in één van deze groepen vallen is de herhaalprik niet beschikbaar.
Deelt u de mening dat de overheid een schild dient te zijn voor de zwakken en kwetsbare mensen moet helpen beschermen?
Ja, deze mening deel ik.
Herinnert u zich de aangenomen motie Van den Berg c.s., waarin de regering verzocht is maatwerk mogelijk te maken voor het toedienen van – op vrijwillige basis – herhaalprikken voor kwetsbaren onder de 60 jaar als de medisch specialist dat adviseert?2
Ja.
Op welke wijze heeft u deze motie uitgevoerd?
Mensen met een ernstig gecompromitteerd immuunsysteem hebben in de meeste gevallen een uitnodigingsbrief voor de herhaalprik ontvangen van hun medisch specialist. Het gaat om patiënten die onder behandeling zijn van een medisch specialist voor een specifieke aandoening of die bepaalde medicijnen voorgeschreven krijgen. Deze mensen behoren in principe tot dezelfde groep patiënten die eerder een derde vaccinatie kreeg als onderdeel van de basisserie. Sinds 19 april jl. ontvangen zij een uitnodiging voor de herhaalprik. Met deze uitnodigingsbrief kunnen zij de herhaalprik bij de GGD krijgen. Daarnaast is er maatwerk mogelijk voor individuele patiënten. Het betreft patiënten met een vergelijkbare ernstige afweerstoornis door een ziekte of behandeling die buiten de eerdergenoemde patiëntengroepen vallen, maar volgens hun medisch specialist baat hebben bij een extra prik vanwege een vergelijkbare afname van de immunologische bescherming. Deze route geeft ruimte om het gewenste maatwerk te leveren.
Om nader invulling te geven aan de oproep uit de motie om duidelijk te communiceren over de maatwerkroute heeft het RIVM in een nieuwsbrief aan zorgprofessionals, verstuurd in de week van 13 juni jl., de werkwijze voor de maatwerkaanpak extra toegelicht. Ook GGD GHOR Nederland heeft de maatwerkaanpak extra toegelicht in een nieuwsflits voor regionale GGD’en. Daarnaast zijn de patiënten- en cliëntenorganisaties voorzien van informatie over de maatwerkaanpak om te verspreiden onder de achterban. Tot slot wordt er op www.coronavaccinatie.nl/herhaalprik en www.rivm.nl/coronavaccinatie/afweerstoornis meer informatie gegeven over de maatwerkroute via de medisch specialist.
Deelt u de mening dat deze motie alleen goed uitgevoerd wordt als aan álle kwetsbaren onder de zestig jaar met een verwijzing van een medisch specialist een herhaalprik wordt aangeboden, en dus niet alleen voor ernstig immuun geconpromitteerden? Op welke wijze communiceert u hierover richting de GGD’en?
Het toepassingskader en de medisch-wetenschappelijke adviezen van de Gezondheidsraad en het RIVM zijn leidend bij de besluitvorming over de inzet van COVID-19-vaccins. Het primaire doel van het vaccinatiebeleid is het voorkomen van ernstige ziekte en sterfte door COVID-19. Het afgelopen jaar hebben we geleerd dat de bescherming van de basisserie na verloop van tijd enigszins afneemt. Inmiddels weten we dat een hogere leeftijd, dus niet onderliggend lijden, de belangrijkste indicator voor een afname in bescherming is. Het immuunsysteem van ouderen werkt minder goed dan dat van jongere mensen. Deze verminderde werking zien we ook bij mensen met het syndroom van Down en mensen met een ernstige afwijking van het immuunsysteem. In individuele gevallen is er maatwerk mogelijk voor mensen die een vergelijkbare ernstige afweerstoornis hebben door ziekte of behandeling en bij wie de immunologische bescherming om die reden ook sneller terugloopt. Deze route en de communicatie hierover heb ik toegelicht in mijn antwoord op vraag 4.
Omdat het immuunsysteem van de eerdergenoemde groepen minder goed werkt, neemt hun opgebouwde bescherming sneller af. Dit is waarom deze groepen het eerst in aanmerking kwamen voor een booster en ook waarom zij nu een herhaalprik aangeboden krijgen. Dankzij de herhaalprik wordt de bescherming tegen ernstige ziekte bij deze groepen weer op peil gebracht. De meeste andere mensen zijn na de basisserie en de booster echter goed en voor langere tijd beschermd tegen ernstige ziekte en sterfte. Onderliggend lijden of mate van blootstelling spelen hierbij geen grote rol. Er zijn géén aanwijzingen dat de booster minder goed werkt bij mensen met een medisch risico, zoals astma of diabetes. Met andere woorden: mensen onder de 60 jaar uit dergelijke medische risicogroepen bereiken door middel van de booster een even goede bescherming tegen ziekenhuisopname en sterfte als gezonde mensen onder de 60 jaar. In de huidige epidemiologische situatie zijn er daarom geen medisch-wetenschappelijke redenen om een herhaalprik aan te bieden aan mensen van onder de 60 jaar, al dan niet uit een medische risicogroep of met een verhoogde blootstelling aan het virus. Een herhaalprik levert voor deze mensen slechts zeer beperkte verhoging van de beschermingsgraad op. Het RIVM geeft daarnaast aan dat een langer interval tussen de doses voor een betere immuunrespons zorgt. Het aanbieden van een herhaalprik zonder medische noodzaak vind ik onwenselijk: vaccineren is een medische handeling waar een zorgvuldige gezondheidsafweging aan ten grondslag dient te liggen. De herhaalprik is op dit moment niet geregistreerd en wordt alleen voor de oudste leeftijdsgroepen geadviseerd door het EMA, de ECDC of het RIVM. Er is onvoldoende bewijs om aan te tonen dat jongere leeftijdsgroepen baat hebben bij een extra prik. Formeel is het toedienen van een vaccinatie zonder medische noodzaak daarom niet toegestaan en kan juridische gevolgen hebben voor de betrokken partijen.
Kunt u aangegeven wat mensen die zich kwetsbaar voelen (bijvoorbeeld omdat ze overgewicht hebben, diabetes of COPD) en die daarom graag een tweede booster willen ontvangen maar jonger zijn dan 60 jaar, kunnen doen indien ze op dit moment geen regelmatig contact met een medisch specialist hebben?3
Zoals ik in het antwoord op vraag 5 heb aangegeven, levert een herhaalprik voor deze mensen nauwelijks extra gezondheidswinst op. De medisch specialist kan bepalen of er in individuele gevallen sprake is van voldoende gezondheidswinst door een herhaalprik.
Wat gaat u doen om te borgen dat alle kwetsbaren via de huisarts een herhaalprik kunnen krijgen?
In mijn antwoord op vraag 5 heb ik uitgelegd welke zorgvuldige medisch-wetenschappelijke afweging ten grondslag ligt aan de huidige afbakening van de doelgroep voor de herhaalprik. In individuele gevallen is er maatwerkmogelijk voor patiënten met een vergelijkbare ernstige afweerstoornis door een ziekte of behandeling die buiten de in het antwoord op vraag 1 genoemde patiëntengroepen vallen, maar volgens hun medisch specialist baat hebben bij een extra prik vanwege een vergelijkbare afname van de immunologische bescherming. Vaccineren is een medische handeling waar een zorgvuldige gezondheidsafweging aan ten grondslag dient te liggen. Medisch specialisten zijn het beste in staat om deze afweging te maken. Huisartsen geven aan te herkennen dat er bepaalde patiënten zijn met de wens voor een extra vaccinatie, maar weten ook dat hiervoor niet altijd een medische onderbouwing bestaat. In die gevallen is goede communicatie over nut en noodzaak van een eventuele extra herhaalprik erg belangrijk om zorgen weg te nemen bij patiënten. Communicatie via landelijke kanalen kan hieraan bijdragen, maar huisartsen kunnen in individuele gevallen ook een gesprek aangaan met patiënten. Vanuit het RIVM wordt een communicatiehulpmiddel opgesteld en gedeeld met de huisartsenkoepels om huisartsen hierbij extra te ondersteunen.